Dorpsstraat 24c Gapinge
Bestemmingsplan - Gemeente Veere
Vastgesteld op 14-12-2023 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
De regels van het bestemmingsplan 'Kom Gapinge' worden gewijzigd overeenkomstig de onderstaande leden en gelden alleen voor het bestemmingsplan 'Dorpsstraat 24c, Gapinge' met identificatienummer NL.IMRO.0717.0167BPDorpGap-VG01
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Dorpsstraat 24c Gapinge met identificatienummer NL.IMRO.0717.0167BPDorpGap-VG01 van de gemeente Veere
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De regels van het bestemmingsplan 'Kom Gapinge' worden gewijzigd overeenkomstig de onderstaande leden en gelden alleen voor het bestemmingsplan 'Dorpsstraat 24c, Gapinge' met identificatienummer NL.IMRO.0717.0167BPDorpGap-VG01.
Artikel 2 Wonen
Artikel 11.2.2 lid e wordt als volgt gewijzigd:
de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt op de gronden met de aanduiding 'vrijstaand' ten minste 3,5 m.
Artikel 11.2.2. lid g wordt als volgt gewijzigd:
de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte;
Artikel 11.2.3 lid c wordt als volgt gewijzigd:
ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ wordt de voorgevel van een aan- en uitbouw en van een bijgebouw ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd.
Artikel 11 'Wonen' wordt als volgt gewijzigd:
Ingevoegd wordt een nieuw artikel in dit bestemmingsplan en geldt alleen voor dit bestemmingsplan, luidende: Het bouwen en in gebruik nemen van de gebouwen binnen deze bestemming ten behoeve van het wonen is slechts toegestaan als de waterbergingsopgave van 17,40 m³ is gerealiseerd, tenzij met het bevoegd gezag en het Waterschap Scheldestromen anders is overeengekomen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Kom Gapinge', zoals vervat in de dataset met planidentificatie NL.IMRO. 0717.0007BPGAPAP-VG01 met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan 'Dorpsstraat 24c, Gapinge' van de gemeente Veere.
Artikel 3 Parkeerregeling
Artikel 16 'Algemene bouwregels' wordt als volgt gewijzigd:
Ingevoegd wordt een nieuw artikel in dit bestemmingsplan en geldt alleen voor dit bestemmingsplan, luidende: Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:
- a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden – al dan niet gecombineerd –, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijn (dan wel de vervanger daarvan) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
De regels van het bestemmingsplan 'Kom Gapinge' worden gewijzigd overeenkomstig de onderstaande leden en gelden alleen voor het bestemmingsplan 'Dorpsstraat 24c, Gapinge' met identificatienummer NL.IMRO.0717.0167BPDorpGap-VG01.
Artikel 4 Slotregel
De slotregel, bepaald in artikel 23, wordt als volgt gewijzigd en geldt alleen voor dit plangebied: Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Dorpsstraat 24c Gapinge'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
De locatie Dorpsstraat 24c betreft een ruime kavel waarop twee schuren/dierenkooien zijn gebouwd. Het plangebied is ingesloten tussen twee woningen. Het voornemen is om op deze locatie de realisatie van een woning mogelijk te maken. In het geldende bestemmingsplan 'Kom Gapinge' heeft het perceel al een woonbestemming maar geen bouwvlak en bijbehorende bebouwingsmogelijkheden. Het toevoegen van deze woning is om deze reden niet rechtstreeks mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Daarom is een partiële herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet in de motivering om op deze locatie een woning planologisch-juridisch mogelijk te maken.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt op de locatie Dorpssstraat 24c te Gapinge. De locatie ligt aan de oostzijde van het dorp Gapinge. Het plangebied bestaat uit het kadastrale perceel VRE00, sectie M, nummer 476 en heeft een totale oppervlakte van 1.130 m2. Het perceel behoorde in het verleden tot Dorpsstraat 26, maar is op dit moment een opzichzelfstaand perceel. De directe omgeving van de locatie bestaat voornamelijk uit woonpercelen en agrarische gronden.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking Juust B.V.)
1.3 Doel
Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vijf hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.1.1 Huidige situatie
De locatie Dorpsstraat 24c bevindt zich in de bebouwde kom van Gapinge, de kleinste kern van de gemeente Veere. De Dorpsstraat is de doorgaande weg tussen de kernen Veere en Serooskerke. Langs de Dorpsstraat staan woningen en boerenschuren uit diverse bouwperiodes. Het plangebied betreft een ruime kavel waarop twee schuren/dierenkooien zijn gebouwd. Het plangebied is ingesloten tussen twee woningen. Aan de noordzijde van de te bebouwen kavel ligt Dorpsstraat nummer 24b. Aan de zuidzijde van het plangebied ligt Dorpsstraat nummer 26. De L-vormige kavel strekt zich aan de achterzijde uit langs de achtertuin van Dorpsstraat nummer 24b. Aan de westzijde van het plangebied liggen agrarische gronden. Aan de noord-, west- en zuidzijde liggen woonpercelen.
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: Google Streetview)
2.1.2 Toekomstige situatie
Op het perceel tussen de bestaande woningen aan de Dorpsstraat 24b en Dorpsstraat 26 wordt een nieuwe vrijstaande woning toegevoegd. Voor de kavel Dorpsstraat 24c is door de gemeente een beeldkwaliteitsplan, het zogenaamde kavelpaspoort, opgesteld waarin bouwrichtlijnen zijn opgenomen met als doel de integrale kwaliteit van de te ontwikkelen kavel te waarborgen (zie bijlage 1). De richtlijnen hebben zowel betrekking op de architectuur van de gebouwen als de inrichting van het perceel c.q. de inpassing in de dorpsstructuur.
Afbeelding 3 | Uitsnede kavelpaspoort (bron: gemeente Veere)
Omdat de woning met huisnummer 26 relatief dicht tot aan de straat is gebouwd, is er voor gekozen om de rooilijn van de woning met huisnummer 24b aan te houden, voor de bouw van de nieuwe woning (zie afbeelding 3). Het bouwvlak ligt op het smalle deel van het perceel. Het erfgedeelte ligt aan de linkerkant van het bouwvlak. Hier mogen dus bijgebouwen worden gebouwd. Het overige deel van het perceel mag niet worden bebouwd. Op afbeelding 4 zijn de kadastrale percelen van zowel Dorpsstraat 24b als Dorpsstraat 24c weergeven.
Afbeelding 4: Situatietekening nieuwe situatie (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking Juust B.V.)
Afbeelding 5 | Voorbeeld bebouwing (bron: Kavelpaspoort nieuwbouw woning Gapinge, gemeente Veere)
De bebouwing, in bovenstaand voorbeeld, betreft een woning van 1 laag met een kap en sluit daarmee aan bij andere woningen aan de dorpsstraat die ook overwegend 1 laag met kap hebben. De goothoogte van de woning betreft maximaal 4 meter en de bouwhoogte betreft maximaal 9 meter. Een goothoogte van 4 meter sluit aan op de goothoogte van onder meer de naastgelegen woning van huisnummer 26. Omdat er sprake is van een relatief smalle woning, biedt een goothoogte van 4 meter tevens wat extra borstwering voor de kamers op de verdieping.
Vanwege de breedte van het perceel wordt de woning haaks op de weg gebouwd. De lengterichting van de nieuw te bouwen woning is Oost-West, met de kopgevel naar de Dorpsstraat gericht. De nokrichting is dwars op de Dorpsstraat. Deze situering komt op diverse andere percelen aan de Dorpsstraat voor en past derhalve binnen het straatbeeld. Vanwege deze haakse situering, wordt de woning dieper dan de naastgelegen woningen, die juist in de lengte van de straat zijn gebouwd.
De minimale afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens betreft 3,5 meter. Aan zowel de noord- als de zuidzijde van de woning is het mogelijk om een garage als bijgebouw te bouwen. Hierbij mag de garage aan één zijde tot aan de erfgrens geplaatst worden. Parkeren op eigen terrein kan via de oprit. De garage ligt minimaal 3 meter achter de voorgevel rooilijn. Stedenbouwkundig gezien past de woning in het bebouwingslint van de Dorpsstraat, omdat meerdere woningen op een zelfde wijze zijn gepositioneerd en het merendeel van de woningen in de straat ook bestaan uit één laag met kap. Daarnaast hebben de woningen in de straat, net als de woning op Dorpsstraat 24c, een voortuin en achtererf. Het is de wens van de gemeente Veere om op bovenstaande wijze invulling te geven aan de realisatie van de woning. Dit voorbeeld laat zien dat het mogelijk is.
2.2 Juridische Regeling
2.2.1 Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kom Gapinge' van de gemeente Veere. Dit bestemmingsplan is op 15 maart 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Wonen' en 'Agrarisch'. Daarnaast is er de aanduiding 'erf' opgenomen. Op de locatie van de toekomstige woning is geen bouwvlak opgenomen. Tevens geldt voor het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie- 3' en de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - straalpad' en 'vrijwaringszone - molenbiotoop'. De gronden zijn daarmee in eerste instantie bestemd voor het gebruik als erf/tuin behorende bij een woning en staan de bouw van een extra woning niet rechtstreeks toe. Het toevoegen van een woning is uitsluitend mogelijk met een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan.
Afbeelding 6 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
2.2.2 Planuitwerking
In het bestemmingsplan wordt de enkelbestemming 'Wonen' opgenomen. De dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-3' blijft behouden. Voor de woning wordt een bouwvlak opgenomen en geldt een maximale goothoogte van 4 meter en een maximale bouwhoogte van 9 meter. Daarnaast wordt de aanduiding 'erf' opgenomen en worden de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - straalpad' en 'vrijwaringszone - molenbiotoop' overgenomen.
2.2.3 Juridische planbeschrijving
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Kom Gapinge' zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan 'Dorpsstraat 24c, Gapinge' van de gemeente Veere. De wijzigingen en toevoegingen ten opzichte van het bestemmingsplan 'Kom Gapinge' zijn opgenomen in de regels.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit is vastgelegd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van één woning en daarmee is het dus niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder kan derhalve achterwege blijven. Het project is lokaal en kleinschalig. Het plangebied betreft een inbreidingslocatie in bestaand stedelijk gebied en de te bouwen woning past vanuit stedenbouwkundig oogpunt in het bebouwingslint omdat het aansluit op de maatvoering, positionering en beeldkwaliteit van naastgelegen woningen. Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn.
Nationale Omgevingsvisie
Gemeenten, provincies en het Rijk worden verplicht om een omgevingsvisie op te stellen vanuit de nieuwe Omgevingswet. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Het ontwerp van de NOVI is in juni 2019 verschenen. De NOVI kent ondermeer de volgende vier prioriteiten:
1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
3. Sterke en gezonde steden en regio's;
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Het beleid uit de NOVI bevat geen specifieke zaken die betrekking hebben op de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsplan Zeeland 2018
Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Binnen bestaand bebouwd gebied heeft de gemeente grote vrijheid bij de regie van ruimtelijke ontwikkelingen. In de woningmarkt is er steeds meer vraag naar stedelijk wonen. Door aanvullende woningbouw te concentreren in stedelijk gebied wordt gebouwd waar de markt om vraagt en wordt draagvlak voor voorzieningen in de directe omgeving behouden. Het plan past binnen het Omgevingsplan Zeeland.
Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Met betrekking tot wonen zijn er voorwaarden opgenomen voor nieuwe kleinschalige woningbouwlocaties in het landelijk gebied. Deze voorwaarden zijn niet van toepassing op de ontwikkel locatie omdat het plangebied gelegen is binnen stedelijk gebied, namelijk de bebouwde kom van Gapinge. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken. Het plan past binnen de Omgevingsverordening Zeeland.
Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Veere 2025
De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van het gemeentelijk grondgebied waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. De structuurvisie Veere geeft een doorkijk tot medio 2025.
Gapinge is aangemerkt als een kern in het open midden gebied en is rustig en landelijk gelegen. Het is verder gevormd langs de op een kreekrug gelegen weg Serooskerke-Veere. Gapinge heeft zijn kleinschaligheid, rust en landelijk karakter behouden. De landschappelijke kwaliteit is hoog en het woonklimaat is ideaal voor rustzoekers. De ambitie is om het landelijke en dorpse karakter te behouden en te versterken. Dit betekent dat er nauwelijks ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. Wel wordt aangegeven dat Gapinge vanwege de ligging nabij de stad Middelburg een aantrekkelijke vestigingsplaats kan zijn, vanwege de nabijheid van stedelijke voorzieningen.
De Structuurvisie Veere 2025 geeft geen ruimte voor grootschalige ontwikkelingen in de kern Gapinge. Kleine ontwikkelingen, zoals de bouw van een individuele woning, zijn wel passend binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie Veere 2025.
Gemeentelijk beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
In 2006 hebben de raden van de Walcherse gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen een Walchers archeologiebeleid in de Nota archeologische monumentenzorg Walcheren vastgesteld en besloten tot de oprichting van de Walcherse Archeologische Dienst (WAD). Op basis van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van Walcheren is het plangebied aan te merken als een gebied met een hoge archeologische waarde (Archeologische MonumentenKaart) en een zone met een hoge archeologische verwachting (zie afbeelding 7).
Afbeelding 7 | Uitsnede verwachtings- en beleidsadvieskaart Walcheren (bron: WAD; bewerking: Juust B.V.)
Voor het plangebied geldt de archeologische dubbelbestemming 'Waarde-archeologie - 3'. Hiervoor geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 500 m2 en niet dieper reiken dan 40 centimeter. Het totale plangebied is in totaal circa 1130 m2 en het bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 282 m2. Gelet op de oppervlakte van het bouwvlak en de bijbehorende bebouwingsmogelijkheden, is het uitgesloten dat de woning de vrijstellingsoppervlakte van 500 m2 zal overschrijden. Overige werkzaamheden, zoals het aanleggen van bestrating, blijft binnen de maximum vrijstellingsdiepte van 40 centimeter. De daadwerkelijk te roeren grondoppervlakte zal kleiner zijn dan het plangebied. Archeologisch onderzoek kan achterwege blijven.
In de bestemmingsplanregels worden de voorschriften uit het bestemmingsplan ten aanzien van archeologie over genomen. Daarmee is geborgd dat archeologische waarden voor eventuele toekomstige werkzaamheden binnen het plangebied worden beschermd. Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn aanwezig. Uit de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zeeland blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied enkele monumentale en cultuurhistorische panden zijn, waaronder de molen en de kerk van Gapinge. Ook zijn er enkele historische boerderijen en MIP-objecten aan de Dorpsstraat gelegen. Het plangebied zelf is niet gekarakteriseerd als cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.
Afbeelding 8 | Uitsnede Geoloket Cultuurhistorie (bron: Provincie Zeeland, bewerking: Juust)
Uit de beleidswaardenkaart van de gemeente Veere blijkt dat het perceel gelegen is binnen de historische kern van Gapinge. Gapinge is getypeerd als een ringdorp. Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met:
- De eigenheid van individuele kernen;
- Historische schaal, structuur en bebouwing;
- Relatie kern en toegangswegen/lintbebouwing;
- Herkenbaarheid silhouet met beeldbepalende bebouwing zoals kerktorens, molens en andere bebouwing.
Voor de bouw van de woning is een kavelpaspoort opgesteld (zie bijlage 1). Hierin zijn eisen gesteld over vorm en materiaalgebruik, zodat de nieuwe woning past binnen het historische bebouwingslint van de kern Gapinge.
Het plangebied ligt binnen de molenbeschermingszone van de 'Graanhalm'. Het betreft een zware ronde bakstenen bovenkruier uit 1896. De molen is geplaatst op een stelling van 4,6 meter om daarmee voldoende wind te vangen, de zogenaamde vrije windvang. De onderste punt van de verticale wiek is daardoor ongeveer 5 meter.
Om binnen de molenbeschermingszones vrije windvang te garanderen en het zicht op de betrokken molen veilig te stellen, geldt – tenzij vrije windvang of het zicht ter plaatse reeds is beperkt, het volgende:
- a. binnen een afstand van 100 meter rondom de molen mag geen bebouwing worden opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- b. binnen een afstand van 100 tot 400 meter van de molen mag geen bebouwing worden opgericht met een hoogte die, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek, meer bedraagt dan 1/50 van de afstand van het bouwwerk tot de molen.
Het plangebied ligt op ongeveer 200 meter afstand van de molen. Dit betekent dat het gebouw een maximale bouwhoogte van 9 meter mag hebben. Dit is gelijk aan de maximale bouwhoogte, zoals opgenomen in het kavelpaspoort (zie bijlage 1). Het plan past binnen de voorwaarden van de molenbeschermingszone en schaadt hiermee niet het belang van de molen.
Het aspect 'Cultuurhistorie' vormt geen belemmering om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Aan de overzijde van het plangebied is op het perceel Dorpsstraat 9b een bedrijf gelegen. Het betreft een kledinginzamelingspunt voor een goede doelen organisatie. Het perceel is eveneens gelegen binnen het bestemmingsplan 'Kom Gapinge' en is bestemd als 'bedrijven' met de aanduiding 'opslag'. Een statische opslag is een milieucategorie 1 bedrijf, met een richtafstand van 10 meter tot de dichtstbijzijnde woning van derden. Het profiel van de Dorpsstraat is ruim 10 meter. De afstand van de erfgrens van het perceel Dorpsstraat 9b tot de rooilijn van de nieuwe woning is circa 19 meter. Het toevoegen van de woning op het perceel Dorpsstraat 24c, belemmert de bedrijfsvoering van het kledinginzamelingspunt op het perceel Dorpsstraat 9b niet.
Op het adres Dorpsstraat 11a is een garagebedrijf gelegen. Een garagebedrijf valt onder onder een milieucategorie 2 bedrijf met een richtafstand van 30 meter tot de dichtstbijzijnde woning van derden. De afstand van de erfgrens van het perceel Dorpsstraat 9b tot de rooilijn van de nieuwe woning is circa 42 meter. Het toevoegen van de woning op het perceel Dorpsstraat 24c, belemmert de bedrijfsvoering van het garagebedrijf op het perceel Dorpsstraat 11a niet. Daarnaast kan er een goed woon- en leefklimaat worden gerealiseerd. Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.
4.4 Bodem
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
Door ABO-Milieuconsult B.V. is in januari 2021 een vooronderzoek en een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Dorpsstraat 24c te Gapinge (zie Bijlage 2). In totaal zijn er 11 boringen verricht. Boringen 3 t/m 8 zijn tot 0,5 m -mv, boringen 2, 101 t/m 103 tot 2,0 m -mv en boring P1 is tot 2,5 m -m verricht. Van deze boringen is één boring afgewerkt als peilbuis (boring P1, filterstelling 1,5 – 2,5 m -mv).
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn aan het opgeboorde materiaal geen bijzonderheden waargenomen die erop duiden dat de voormalige sloot is gedempt met bodemvreemd (en/of asbestverdacht) materiaal. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de sloot is gedempt met gebiedseigen grond. In de bovengrond, in grondmengmonster MM1bg (boringen 1 t/m 8, traject 0,0 – 0,5 m –mv) is een lichte verontreiniging (overschrijding achtergrondwaarde) aangetoond voor de parameters PCB en lood. De overige van de geanalyseerde parameters zijn niet verhoogd aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde. In de ondergrond, in grondmengmonster MM2og (boringen 1 en 2 traject 0,5 – 1,1 m –mv) zijn geen van de geanalyseerde parameters in een verhoogd gehalte aangetoond. In het grondwater uit peilbuis P1 (filterstelling 1,5 – 2,5 m -mv) is een lichte verontreiniging (overschrijding streefwaarde) aangetoond voor de parameter molybdeen. De overige geanalyseerde parameters worden niet verhoogd aangetoond ten opzichte van de streefwaarde.
De aangetoonde lichte verontreinigingen in de bovengrond en in het grondwater zijn dermate gering dat deze resultaten geen aanleiding geven tot het uitvoeren van een nader onderzoek. De aangetroffen bijmengingen met (resten en matig) baksteen worden niet als asbestverdacht beschouwd (conform bijlage A4, NEN5725). Er worden ook spikkels puin aangetroffen, gezien de geringe hoeveelheid bijmengingen (<1%) en het feit dat tijdens de monstername geen asbest verdachte materialen zijn aangetroffen, wordt asbestonderzoek niet noodzakelijk geacht. Daarnaast bestaat de dakbedekking van de schuren uit asbestvrije (kunstof) golfplaten.
Aanbevolen wordt om bij graafwerkzaamheden de vrijkomende grond zo veel mogelijk op de locatie te verwerken. Indien in het kader van de nieuwbouw grond moet worden afgevoerd moet rekening gehouden worden dat in onderhavig onderzoek geen onderzoek op PFAS is uitgevoerd. In het onderzoek is geen absolute uitspraak gedaan over de hergebruiksmogelijkheden van eventueel af te voeren grond. Om te bepalen of er sprake is van een bouwstof zijn, in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, andere beoordelingscriteria en onderzoeksstrategieën van toepassing.
4.5 Duurzaamheid En Klimaat
Duurzaamheid, klimaatadaptatie en de energietransitie krijgen een steeds prominentere rol in ruimtelijke planvorming. Op dit moment is dit, in tegenstelling tot andere aspecten binnen de ruimtelijke planvorming, niet juridisch afdwingbaar. De verwachting is dat duurzaamheid een geïntegreerd onderwerp wordt in de aankomende Omgevingswet. In het kader van de Omgevingswet en met betrekking tot het realiseren van toekomstbestendige ontwikkelingen in het raadzaam om in een vroegtijdig stadium na te denken over integrale duurzaamheidsoplossingen.
Vanaf 2050 moet elke woning in Nederland van het aardgas afgesloten zijn en duurzaam verwarmd worden. Dit betekent dat de woning geen gasaansluiting krijgt aangezien per 1 juli 2018 de plicht voor netbeheerders is vervallen om nieuwbouw aan te sluiten op het aardgasnet. Hierdoor mag nieuwbouw niet meer aangesloten worden op het aardgasnetwerk. Voor de te bouwen woning op de locatie Dorpsstraat 24c is nog geen concreet bouwplan beschikbaar. Bij de uitwerking van de bouwplannen kunnen meerdere duurzaamheidsoplossingen worden onderzocht. De gemeente Veere heeft hiervoor het 'Stappenplan duurzaam bouwen' opgesteld om woningbezitters te helpen om in vijf stappen te komen tot een energie neutrale – en/of Nul-op-de-meter (NOM) woning. De vijf stappen zijn als volgt:
- 1. Duurzaam ontwerpen (rekening houden met de zon, woning richten op het zuiden);
- 2. Duurzaam casco (isolatie, tweevoudig glas, zonwering);
- 3. Duurzame warmte, koude en ventilatie (vloerverwarming, warmtepomp);
- 4. Lokale duurzame energie opwekken (zonnepanelen, zonnecollectoren);
- 5. Verlichting en efficiënte apparatuur (Ledverlichting, Hotfill aansluiting, A+++ apparatuur).
Met betrekking tot klimaatadaptatie en hittestress is het mogelijk om een groen dak of opgaand groen/bomen toe te passen. In het plangebied wordt in ieder geval voldoende waterberging , middels een regentank en vijver, gerealiseerd. Hierdoor kan het overtollig regenwater bij piekbuien opgevangen worden.
4.6 Externe Veiligheid
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Nieuwe kwetsbare objecten, zoals een woning, mogen niet binnen de risicocontour van bestaande risicobronnen liggen. In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Aan de westzijde van het plangebied is op camping Olmenveld een bovengrondse propaantank gesitueerd met een risicocontour van 25 meter. De bovengrondse propaantank vormt, gezien de ruime afstand tussen de propaantank en het plangebied, geen risico. Aan de oostzijde van het plangebied vindt, op ruime afstand van het plangebied, aan de zuidzijde van de kern Veere de opslag van explosieve stoffen plaats (zie afbeelding 9).
Afbeelding 9 | Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)
Het plangebied ligt niet binnen de invloedgebied van een risicovolle inrichting. Bovendien ook niet binnen invloedsgebieden van wegen (weg,spoor en water) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
4.7 Geluid
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Met dit bestemmingsplan wordt een gevoelige functie mogelijk gemaakt. De locatie is niet gelegen in een zone industrielawaai, of in de nabijheid van spoorwegen. Nader onderzoek naar industrie- en spoorweglawaai is voor deze ontwikkeling daarom niet noodzakelijk. Het plangebied is wel gelegen binnen een 30 km/uur zone. Woningen binnen een 30 km/uur zone hebben geen beoordeling van de geluidsbelasting nodig op basis van de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient wel te worden aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het plangebied ligt aan een doorgaande weg met een relatief lage verkeersintensiteit. De Dorpsstraat is, op basis van het gemeentelijk verkeer- en vervoerplan (GVVP) van de gemeente Veere, gecategoriseerd als een erftoegangsweg met 2.000 motorvoertuigen per etmaal. In de zomer ligt het aantal op 2.500 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Beide situaties liggen ruim onder de grenswaarde van aanvaardbare verkeersintensiteiten. Deze geringe verkeersintensiteit zorgt ervoor dat de geluidsbelasting laag is. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Naast doorgaand verkeer tussen de kernen Veere en Serooskerke zal voornamelijk het bestemmingsverkeer van de aanwezige woningen gebruik maken van de Dorpsstraat. De nieuwe woning wordt gerealiseerd conform de actuele eisen van het Bouwbesluit voor nieuwbouw. Dit betekent dat voorzien wordt in goede isolatie met een minimale geluidswering van 20 dB.
Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect geluidhinder vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.8 Kabels En Leidingen
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Het aspect kabels en leidingen vormen geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van deze ontwikkeling.
4.9 Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderhavig plan maakt de bouw van één woning mogelijk en blijft daarmee ruim onder de NIBM-grens. Het project draagt daardoor niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig.
4.10 Natuur
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Beoordeeld moet worden of er negatieve effecten te verwachten zijn op natuur gebieden of beschermde flora en fauna.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op een afstand van circa 2,9 kilometer van het Natura-2000 gebied de 'Manteling van Walcheren', op een afstand van circa 2,1 kilometer afstand van het Natura-2000 gebied 'Veerse Meer' en op een afstand van circa 4,6 kilometer tot het Natura-2000 gebied de 'Voordelta'.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de nieuwe AERIUS Calculator (2020) moet en kan voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden worden berekend. Voor zowel de realisatiefase (sloop- en bouw) als de gebruiksfase is een AERIUS-berekening uitgevoerd (zie Bijlage 3). De uitkomst is dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.
Soortenbescherming
Toekomstige sloop- en bouwwerkzaamheden kunnen effecten hebben op mogelijke beschermde flora en fauna dat aanwezig is binnen het plangebied. Door ATKB is en quickscan Wet Natuurbescherming (onderdeel soortenbescherming) uitgevoerd (zie Bijlage 4). Op 12 januari 2021 vond het veldonderzoek plaats.
Uit het onderzoek is gebleken dat de beschermde soorten uit de soortgroepen flora, vleermuizen, grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen, viseen en ongewervelden, niet aanwezig zijn binnen het plangebied. Voor broedvogels categorie 1 t/m 4, broedvogels categorie 5 en algemene broedvogels is een effectenanalyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat op korte afstand van de grens van het plangebied een ooievaarspaal staat die met regelmaat wordt gebruikt door een koppel ooievaars. De sloop van de volières, het rooien van de coniferen en de bouw van de nieuwe woning kunnen mogelijk verstorend werken voor de ooievaar. Volgens initiatiefnemer is de ooievaarspaal vaak onbewoond en kan daarmee in de toekomst komen te vervallen.
Aanvullend ecologisch onderzoek naar één of meerdere soorten is niet noodzakelijk. In het onderzoeksrapport zijn de benodige voorzorgsmaatregelen opgenomen om negatieve effecten op beschermde soorten te voorkomen:
4.11 Verkeer En Parkeren
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Parkeren
Bij een nieuwe ontwikkeling dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid. Als leidraad wordt hiervoor de CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' gebruikt. Uitgangspunt voor het bepalen van de parkeernorm is het gebiedstype 'rest bebouwde kom' en stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk'. Voor een vrijstaande woning is de parkeernorm minimaal 1,9 en maximaal 2,7 parkeerplaatsen. De gemiddelde parkeernorm is daarmee 2,3 parkeerplaatsen. Op het eigen terrein moeten ten minste twee parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Parkeren op eigen terrein kan op de oprit aan de zuidoostzijde van het terrein. Aan de noordoostzijde van het terrein is het ook mogelijk om te parkeren op de oprit, mits er ten behoeve van de oprit per saldo geen openbare parkeerplaatsen komen te vervallen. De overige parkeerruimte (0,3 parkeerplaats) kan opgevangen worden in het openbaar gebied. Dit is mogelijk op de bestaande openbare parkeerplaatsen voor het perceel.
Verkeersgeneratie
Voor de verkeersgeneratie (weekdag gemiddelde) is de CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' toegepast. Uitgegaan wordt van het gebiedstype 'rest bebouwde kom' en stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk'. Voor een vrijstaande woning bedraagt de gemiddelde verkeersgeneratie 8,2 motorvoertuigen per etmaal. De (beperkte) toename van het aantal verkeersbewegingen kan via de huidige weg, met een relatief lage verkeersintensiteit, worden afgewikkeld. Er is in de bestaande situatie geen sprake van een overbelaste verkeerssituatie.
Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
4.12 Water
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. | Het plangebied ligt niet nabij een waterkering en heeft hiervoor geen gevolgen. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. | ![]() In de huidige situatie is het dakoppervlak van het schuurtje circa 100 m2. In de toekomstige situatie is, op basis van het bouwvlak, het maximale dakoppervlak circa 282 m2. Het oppervlakte dichte bodemverharding is op dit moment nihil. Het oppervlakte dichte bodemverharding, bestaande uit een oprit en terras, is in de toekomstige situatie circa 50 m2. In totaal is er, op basis van de huidige gegevens, een toename aan verharding van 232 m2. Door een toename aan verharding kan hemelwater niet langer infiltreren in de bodem, maar stroomt versneld af naar het oppervlaktewatersysteem. Als gevolg van deze versnelde afvoer wordt het oppervlaktewatersysteem meer belast. Om deze belasting te reduceren moeten compenserende voorzieningen worden aangebracht. Door middel van een vijver en regenwatertank wordt hierin voorzien. Omdat het water via de grond langzamer wegzijgt dan de afvoer naar het oppervlakte water, moet gerekend worden met een norm van 0,143 m in plaats van 0,075 m. Dit betekent een watercompensatie van 33,2 m3 (232 x 0,143). Het is ook mogelijk om de watercompensatie af te kopen door een bijdrage in het waterbergingsfonds wat in beheer is bij de gemeente. In de planregels is voor de watercompensatie een voorwaardelijke verplichting opgenomen. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. | Het hemelwater wordt apart afgevoerd en mogelijk ter plaatse opgeslagen en/of geïnfiltreerd. Het afvalwater wordt aangesloten op de drukriolering, die ter plaatse aanwezig is. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. | Ter plaatse is geen grondwateroverlast bekend. Mogelijk wordt het hemelwater op eigen terrein geïnfiltreerd. |
Grondwaterkwaliteit Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. | Door bij de bouw geen gebruik te maken van uitlogende materialen, zoals zink en lood, maar enkel door gebruik te maken van duurzame niet-uitloogbare bouwmaterialen, zal de ontwikkeling geen gevolgen hebben voor de grondwaterkwaliteit. |
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. | Bij de bouw wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende materialen. Het hemelwater wordt apart afgevoerd en mogelijk ter plaatse opgeslagen en/of geïnfiltreerd. Het afvalwater wordt aangesloten op de aanwezige drukriolering. |
Volksgezondheid Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. | De bestemmingswijziging heeft geen nadelige invloed op de volksgezondheid. |
Bodemdaling Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. | Het (grond)waterpeil wordt niet aangepast als gevolg of ten behoeve van dit plan. Eventuele bodemdaling in de omgeving zal niet door het plan worden beïnvloed. |
Natte natuur Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. | Niet van toepassing |
Onderhoud oppervlaktewater Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. | Er is geen oppervlaktewater aanwezig in het plangebied. |
Anderer belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. | Niet van toepassing |
Wegen in beheer bij het waterschap (alleen invullen voor zover van toepassing) * in de bouwfase: Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen? * na realisatie: verkeersaantrekkende werking Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer? *na realisatie: bereikbaarheid Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken. Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd? * na realisatie: parkeren Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd? * na realisatie: (ver)bouwen Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd). | Niet van toepassing |
4.13 Milieu Effect Rapportage
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de dremeplwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is afhankelijk van de aard en omvang van de ontwikkeling. In onderhavig plan wordt één nieuwe woning mogelijk gemaakt. Het project wordt, gezien de aard en omvang, niet aangemerkt als een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Tevens zijn er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten, omdat de milieu-effecten zeer beperkt zijn (zie paragraaf 4.2 t/m 4.12). Het opstellen van een (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsnotitie is niet nodig.
4.14 Conclusie
Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Dit plan voorziet in de bouw van 1 woning. Er is nog geen concreet bouwplan voorzien. De gemeente Veere heeft met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afgesloten waarin onder andere het kostenverhaal is geregeld. De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ook eventuele planschade wordt op de initiatiefnemer verhaald. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning zullen de gebruikelijke leges in rekening worden gebracht.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.
Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft na voorafgaande bekendmaking gedurende 6 weken, van 24 juni 2021 tot en met 4 augustus 2021, ter inzage gelegen. Hierbij is een ieder de mogelijkheid geboden om zienswijzen in te dienen. Binnen de genoemde termijn zijn geen zienswijzen ontvangen.