Volkstuinen Westkapelle - Herziening Buitengebied Veere
Bestemmingsplan - Gemeente Veere
Vastgesteld op 09-02-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Bestaande Regels Van Toepassing
- 1. De volgende regels zijn onverkort van toepassing op het plan:
- a. het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' met identificatienummer NL.IMRO.0717.0016BPBgbAp-VG01;
- b. de gerechtelijke uitspraak 'Buitengebied Veere' met identificatienummer NL.IMRO.0717.0016BPBgbAp-GU01;
- c. de 1e herziening Buitengebied Veere met identificatienummer NL.IMRO.0717.0085BPBgbGh-VG01;
- d. de 1e herziening Buitengebied Veere met identificatienummer NL.IMRO.0717.0085BPBgbGh-VG02;
- e. de 2e herziening Buitengebied Veere met identificatienummer NL.IMRO.0717.0104BPBgbGh-VG01;
- f. de 3e herziening Buitengebied Veere met identificatienummer NL.IMRO.0717.0124BPGh-VG01;
- g. het voorbereidingsbesluit 'Recreatie-appartementen buitengebied' met identificatienummer NL.IMRO.0717.0157VBNedBgb-VG01;
- h. de 4e herziening Buitengebied Veere met identificatienummer NL.IMRO.0717.0153BPBgbH4-VG01;
- i. de 5e herziening Buitengebied Veere met identificatienummer NL.IMRO.0717.0174BPBgbH5-VG01.
Artikel 2 Aanvulling Op De Bestaande Regels
In aanvulling op het bepaalde in Artikel 1 geldt het volgende:
2.1 Plan
Van artikel 1 wordt lid 1.1 ingetrokken en opnieuw ingesteld, luidende:
"1.1 het plan
het bestemmingsplan 'Volkstuinen Westkapelle - Herziening Buitengebied Veere' met identificatienummer NL.IMRO.0717.0169BPVolksWes-VG01"
2.2 bestemmingsplan
Van artikel 1 wordt lid 1.2 ingetrokken en opnieuw ingesteld, luidende:
"1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij
behorende bijlagen."
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie
De regels in artikel 15 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere', zijn van overeenkomstige toepassing. In afwijking van het bepaalde in artikel 15.2, geldt dat:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde en gebouwen zoals schuurtjes en hobbykassen (geen limitatieve opsomming);
- b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': de maximale bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 meter mag bedragen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': de maximale bouwhoogte gebouwen 2,5 meter mag bedragen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen zoals schuurtjes en kassen ten hoogste 10 m2 per volkstuin mag bedragen.
Artikel 4 Verkeer
De regels in artikel 18 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere', zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
In afwijking op het bepaalde in Artikel 1 geldt het volgende:
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Overige Regels
6.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Volkstuinen Westkapelle - Herziening Buitengebied Veere'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van Dit Bestemmingsplan
Het volkstuinencomplex aan de Molenwal in Westkapelle zal worden verplaatst ten behoeve van de realisatie van een nieuwe MFA aan de Molenwal. Het volkstuinencomplex zal worden verplaatst naar een terrein met een recreatieve bestemming ten noorden van de Jan Campertstraat.
Op de beoogde locatie van de volkstuinen geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' met bijbehorende herzieningen waarbij de enkelbestemming 'Recreatie' met de functieaanduiding 'speelvoorziening' van toepassing is. Ter plaatse van de beoogde ontsluiting geldt het bestemmingplan 'Kom Westkapelle' waarbij de enkelbestemming 'Groen' van toepassing is. Op basis van deze bestemmingen en functieaanduiding is de verhuizing van de volkstuinen niet mogelijk. Omdat toepassing van de kruimelgevallenregeling alleen mogelijk is voor een tijdelijke situatie, wordt het bestemmingsplan herzien om de verplaatsing van de volkstuinen mogelijk te maken. Hierdoor is gekozen voor het opstellen van een partiële herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere'.
1.2 Plangebied En Omgeving
In figuur 1.1 zijn de ligging en de begrenzing van het plangebied weergegeven. Het plangebied ligt ten noorden van het dorp Westkapelle. Aan de noord- en westzijde van het plangebied is een waterloop aanwezig. Aan de zuidzijde ligt de Jan Campertstraat, waar een woonwijk gevestigd is. Aan de oostzijde ligt het buitengebied wat valt onder de gemeente Veere.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (Bron: Google Maps)
De huidige (en toekomstige) ingang van het plangebied ligt aan de Jan Campertstraat. Via een trottoir wat overloopt in een onverhard terrein is het plangebied te bereiken. Het plangebied beslaat een grasveld, waarop wordt gevoetbald. Op dit trapveld zijn twee doelen aanwezig met een ballenvanger. Aan de oostzijde ligt een verhard trapveld, in de vorm van een pannakooi (zie hiervoor figuur 1.2).
Figuur 1.2 Huidige situatie plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor het plangebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' vastgesteld d.d. gemeenteraad op 30 mei 2013 van kracht met bijbehorende herzieningen (zie figuur 1.3). Op de beoogde locatie is de enkelbestemming 'Recreatie' opgenomen met de functieaanduiding 'speelvoorziening'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Daarin is bepaald dat ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend mag worden gebouwd, indien:
- het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- niet is voldaan aan het punt hierboven: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder hierboven genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wal het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
Bij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 40 cm dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden, waarin wordt aangetoond dat er geen archeologische waarden zullen worden geschaad door de ontwikkeling. Ten behoeve van de beoogde volkstuinen wordt drainage aangelegd, deze grondroerende werkzaamheden zullen niet groter dan 500 m2 zijn. De drainage zal op een diepte van circa 0,70 tot 0,80 cm worden aangebracht. Voor een nadere toetsing zie paragraaf 4.6.
De westelijke toegang tot het terrein wordt opgewaardeerd, waarbij een parkeerterrein wordt gerealiseerd. Het huidige toegangspad maakt onderdeel uit van het plangebied van het bestemmingsplan 'Kom Westkapelle', vastgesteld op 18 augustus 2010 (zie figuur 1.4). Op deze strook is de enkelbestemming 'Groen' opgenomen. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. De ontsluitingsfunctie van het volkstuinencomplex past niet in de bestemming 'Groen'. Zodoende is besloten om de plangrens ten behoeve van voorliggende herziening op te rekken en deze strook hierin mee te nemen. Het toegangspad wordt opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere', waardoor een uitbreiding van dit bestemmingsplan ontstaat.
Daarnaast gelden meerdere gebiedsaanduidingen voor het plangebied:
- 1. 'besloten, nagenoeg onbebouwd gebied';
- 2. 'grasland met bijzondere vegetatie';
- 3. 'kreekruggen, gebied met kenmerkend bebouwingspatroon'.
Een deel van het plangebied heeft de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop'.
Figuur 1.3 Het plangebied (rood omrand) in het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Figuur 1.4 Het plangebied (rood omrand) in het bestemmingsplan 'Kom Westkapelle' (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Leeswijzer
De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:
- Hoofdstuk 2 beschrijft het voorgenomen project.
- In hoofdstuk 3 wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de relevante ruimtelijke beleidskaders.
- Hoofdstuk 4 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de omgevingsaspecten (sectorale toetsen en onderzoeken).
- In hoofdstuk 5 wordt de juridisch-planologische regeling toegelicht.
- In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Beoogde Ontwikkeling
In figuur 2.1 is de beoogde situatie weergegeven. De verkaveling van de volkstuinen is daarin indicatief weergegeven.
Figuur 2.1 De beoogde situatie van het volkstuinencomplex (Bron: Gemeente Veere)
De gemeente Veere is voornemens om een multifunctionele accommodatie (MFA) te realiseren aan de Molenwal te Westkapelle. Ten behoeve van deze realisatie worden de huidige volkstuinen verplaatst. De verplaatsing van de volkstuinen biedt ruimte voor een binnenstedelijke ontwikkeling ter plaatse van de Molenwal.
Ongeveer de helft van het huidige speelveld zal worden ingericht als volkstuin. De omliggende beplantingsstroken worden daarbij gehandhaafd. De beoogde volkstuinen hebben een oppervlakte van ongeveer 2.300 m2 en biedt ruimte aan 23 tuinen. De volkstuinen worden aan de zuidzijde van het speelveld gerealiseerd. Het nieuwe volkstuinencomplex is aan drie zijden omsloten door water en groenstroken. Aan de noordzijde wijzigt de functieaanduiding 'speelvoorziening' niet. De bestaande situatie blijft hier gehandhaafd.
Het nieuwe volkstuinencomplex is alleen bereikbaar via een onverhard pad vanuit de Jan Campertstraat. Om dit geschikt te maken voor het grotere aantal gebruikers en het terrein toegankelijk te maken voor auto's, zal dit pad worden verbeterd. Het wordt verbreed en er wordt een rijbaan van betonstraatstenen gerealiseerd. Ook worden 2 parkeervakken van betonstraatstenen inclusief keerruimte en een fietsenstalling gerealiseerd.
Het huidige trapveld wordt iets meer naar de oostzijde verlegd. Door deze verlegging ontstaat er ruimte voor een speelweide. Deze speelweide wordt naar de westzijde van het plangebied verplaatst. Het verhard trapveld, met daarop de pannakooi, blijft gehandhaafd.
Ten slotte wordt op het volkstuinencomplex minimale bebouwing toegestaan. Dit zullen schuurtjes en kassen zijn ten behoeve van de volkstuinen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld. Een van de nationale belangen die relevant is voor het voorliggende bestemmingsplan is het bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving en het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Hier wordt aan voldaan. Voor het overige is in de NOVI geen concreet beleid op nationaal niveau geformuleerd dat van belang is voor het voorliggend bestemmingsplan. De in de NOVI genoemde nationale belangen worden door de voorgenomen ontwikkelingen niet geschaad.
Toetsing en conclusie
Het mogelijk maken van een volkstuinencomplex past binnen het rijksbeleid.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Voor de ruimtelijke onderwerpen die de rijksoverheid van 'nationaal belang' acht, heeft de Minister van Infrastructuur & Milieu een beschermende regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient een gemeentebestuurder bij het vaststellen van een ruimtelijk plan de algemene regels van het Barro in acht te nemen. Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn geen specifieke elementen uit het SVIR en het Barro die moeten worden geregeld.
Toetsing en conclusie
Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn geen specifieke elementen uit de NOVI en het Barro die moeten worden geregeld.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Zeeuwse Omgevingsvisie
De Zeeuwse Omgevingsvisie is een strategische langetermijnvisie voor Zeeland en beschrijft de uitdagingen voor de periode tot 2050, de Zeeuwse ambities voor 2050 en tussendoelen voor 2030.
De Zeeuwse Omgevingsvisie beschrijft vier Zeeuwse Ambities voor 2050:
- 1. uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland;
- 2. balans in de grote wateren en het landelijk gebied;
- 3. een duurzame en innovatieve economie;
- 4. een klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.
Leefbaarheid is volgens de provincie een belangrijke voorwaarde voor een goed woon-, werk- en vestigingsklimaat. De bevolkingssamenstelling van Zeeland verandert door vergrijzing, ontgroening en krimp. Met het aanhouden van deze demografische ontwikkelingen komt op enig moment een ondergrens in zicht voor cruciale voorzieningen zoals scholen, (zorg)voorzieningen en culturele voorzieningen. Een betaalbaar, bereikbaar en divers voorzieningenniveau en toekomstbestendig voorzieningenstelsel voor alle bewoners, toeristen en bedrijven is essentieel. De verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid wordt primair bij de samenwerkende gemeenten gelegd. De provincie beperkt zich tot het bevorderen van de regionale samenwerking en het bewaken van een aantal eigen belangen.
Stimuleringsgebieden voor landschapsontwikkeling
In het buitengebied zijn gebieden aanwezig waar ruimte is voor andere functies dan agrarisch, zoals natuur, landschap, water en recreatie. Dit soort stimuleringsgebieden biedt kansen voor het realiseren van groen uitloopgebieden rond steden en dorpen. Eventueel in combinatie met het benutten van (gemeentelijke) gronden in het buitengebied die (voorlopig) niet meer ontwikkeld worden tot reguliere woonwijken of bedrijventerreinen (tijdelijke natuur / “pauzelandschappen”). Ook hier zijn weer combinaties van diverse functies mogelijk: (stads)landbouw, recreatie, natuur, water, ruimtelijke adaptatie, educatie, voedselbossen etc. Dit soort groene zones rond steden en dorpen kunnen bijdragen aan de versterking van de biodiversiteit van steden en dorpen.
Toetsing
De ontwikkeling betreft een volkstuinencomplex aan de rand van Westkapelle. Het plangebied betreft de herinrichting van een bestaand recreatieterrein (trapveld) tot volkstuinencomplex aan de rand van Westkapelle. Aangezien het volkstuinencomplex verplaatst vanuit het centrum naar de rand van Westkapelle draagt de ontwikkeling bij aan het verbeteren van de kwaliteit ter plaatse en sluit aan bij het thema 'Stimuleringsgebieden voor landschapsontwikkeling' uit de Zeeuwse Omgevingsvisie.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met de Zeeuwse Omgevingsvisie.
3.2.2 Omgevingsplan Zeeland 2018
Inzet van beleid
Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan heeft betrekking op de onderwerpen economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Het Omgevingsplan 2018 bevat slechts beperkt nieuw beleid ten opzichte van het Omgevingsplan 2012-2018. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 beoogt naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven (duurzame en concurrerende economie, klimaatbestendige en neutrale samenleving, waardevolle leefomgeving en toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving) ook een eerste aanzet te geven voor de lange termijn strategische doelen. De verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid wordt primair bij de samenwerkende gemeenten gelegd. De provincie beperkt zich tot het bevorderen van de regionale samenwerking en het bewaken van een aantal eigen belangen.
Toetsing
Vanuit het Omgevingsplan Zeeland 2018 zijn er geen belangrijke onderwerpen of thema's van belang zijn voor de beoogde ontwikkeling.
3.2.3 Ontwerp Omgevingsverordening Zeeland
Provinciale Staten moeten op grond van de Omgevingswet één omgevingsverordening vaststellen, waarin alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. De invulling hiervan is de Omgevingsverordening Zeeland. Op 21 december 2021 hebben Gedeputeerde Staten een ontwerp Omgevingsverordening Zeeland vastgesteld voor inspraak. De ontwerp Omgevingsverordening Zeeland heeft tot en met 21 februari 2022 ter inzage gelegen. Tot het moment van vaststelling van deze Omgevingsverordening is de Omgevingsverordening uit 2018 van kracht, zie paragraaf 3.2.4.
3.2.4 Provinciale Omgevingsverordening Provincie Zeeland 2018
Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening 2018. Voor het realiseren zijn in de omgevingsverordening algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied.
Toetsing
Voor wat betreft de voorgenomen ontwikkelingen zijn alleen de regels over de Molenbiotoop van belang, aangezien op het zuidwestelijke deel van het plangebied de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' rust. Sectorale toetsen, die ook worden vermeld in het provinciale toetsingskader, zijn opgenomen in hoofdstuk 4.
Artikel 2.29 Molenbiotoop
- 1. In de toelichting bij een bestemmingsplan wordt inzicht gegeven in de cultuurhistorische waarde van in of nabij het projectgebied aanwezige traditionele windmolens.
- 2. Een bestemmingsplan bevat regels tot behoud van windvang van de in of nabij het plangebied aanwezige traditionele windmolens. In ieder geval worden in een bestemmingsplan op zodanige wijze bestemmingen aangewezen dan wel regels gegeven dat binnen een straal van 100 meter gerekend vanaf het middelpunt van de traditionele windmolen geen nieuwe bebouwing en beplanting wordt toegelaten hoger dan het laagste punt van de verticaal staande wieken.
- 3. Het bepaalde in het tweede lid, tweede volzin is niet van toepassing op:
- a. bestaand gebruik en bestaande bebouwing;
- b. het toelaten van een bouwwerk dat, gezien vanuit de molen, aan de achterzijde van bestaande bebouwing wordt opgericht en waarbij de hoogte en de breedte blijft binnen de hoogte en de breedte van de bestaande bebouwing waarachter het bedoelde bouwwerk wordt opgericht.
- c. het toelaten van een bouwwerk dat strekt ter vervanging van bestaande bebouwing en dat al dan niet wordt gebouwd ten behoeve van een andere functie dan de functie van de bestaande bebouwing voor zover de bebouwingsmogelijkheden, krachtens het vigerende bestemmingsplan waarin de bestaande bebouwing is toegelaten, niet worden vergroot. In afwijking van de vorige volzin mogen meer bebouwingsmogelijkheden worden geboden indien in de toelichting bij het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat geen nadelige effecten zullen optreden voor de windvang en de cultuurhistorische waarde van de molen.
- 4. In een bestemmingsplan worden voorts op zodanige wijze bestemmingen aangewezen dan wel regels gegeven dat binnen een straal van 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de traditionele windmolen een zekere mate van vrije windvang is gewaarborgd.
De afstand van van de molen 'De Noorman' tot het volkstuinencomplex is circa 370 meter.
De bouwhoogte van eventuele bebouwing mag voor een groot deel niet hoger zijn dan het geldende bestemmingsplan toestaat. De toegestane bebouwing binnen het plangebied is lager dan de tussenliggende bebouwing. Aangezien de eventuele nieuwbouw qua hoogte en oppervlakte minimaal wordt op het volkstuinencomplex en er al bestaande bebouwing tussen het volkstuinencomplex en molen 'De Noorman' aanwezig is, zal de realisatie geen negatieve invloed hebben op windvang van de molen. De windvang van de molen wordt dan ook niet geschaad.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met de regels uit de omgevingsverordening.
3.3 Gemeentelijk Ruimtelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie gemeente Veere 2025
De gemeenteraad heeft op 13 september 2012 de structuurvisie 'Gemeente Veere 2025' vastgesteld. Met deze visie wil de gemeente Veere beleidsmatig gezien zo goed mogelijk meebewegen met de veranderende bevolkingssamenstelling zodat een passende woningomgeving (inclusief leefbaarheid) kan worden geboden. De gemeente richt zich hierbij op een scenario van beperkte groei en heeft specifiek aandacht voor ouderen en jongeren. Dit geldt zowel voor woningbouw als voorzieningen.
Vanuit de structuurvisie komt naar voren dat voor Veerse begrippen Westkapelle een forse woonkern is waar nu en in de toekomst zowel voorzieningen voor ouderen als jongeren nodig zijn. Westkapelle heeft een sterke sociale cohesie en een veelomvattend sociaal-cultureel leven.
Toetsing en conclusie
De volkstuinen voorzien in een maatschappelijke behoefte en zijn een waardevolle voorziening voor het dorp. Hierdoor is de verhuizing van de volkstuinen van belang. De beoogde ontwikkeling past binnen de structuurvisie 'Gemeente Veere 2025'.
3.3.2 Structuurvisie Cultuurhistorie Veere
Toetsingskader
Ruimtelijke projecten worden in het algemeen kwalitatief beter en aantrekkelijker wanneer de cultuurhistorische kenmerken en waarden van de omgeving worden gebruikt in de planvorming. Het gaat dan vaak om het versterken van de identiteit van een gebouw of gebied.
Het cultureel erfgoed biedt mogelijkheden voor gemeente, bewoners en ondernemers. Om dat te bewerkstelligen heeft de gemeente Veere in juli 2015 de Structuurvisie Cultuurhistorie opgesteld met als rode draad 'Behoud door Ontwikkeling'. In figuur 3.1 is een uitsnede van de kaart van de structuurvisie opgenomen.
Figuur 3.1 Fragment kaart Structuurvisie Cultuurhistorie Veere
Toetsing en conclusie
Uit figuur 3.1 blijkt dat het plangebied is gelegen in een gebied met een hoge cultuurhistorisch waarde. Dat geldt echter voor de gehele omgeving, met uitzondering van de kern Westkapelle. Aangezien het plangebied in recreatief gebruik is en er geen bebouwing aanwezig is, wordt de realisatie van de volkstuinen op de locatie, aanvaardbaar geacht, ondanks de cultuurhistorisch waarde van het gebied. Hierdoor kan afgezien worden van een historisch ruimtelijke analyse van het gebied en/of een bouwhistorisch onderzoek.
Het plangebied kent de gebiedsaanduidingen 'besloten, nagenoeg onbebouwd gebied', 'grasland met bijzondere vegetatie' en 'kreekruggen, gebied met kenmerkend bebouwingspatroon'. Deze aspecten worden in paragraaf 4.8 behandeld.
3.3.3 Nota Ruimtelijke Kwaliteit 2016
Van recente datum is de Nota Ruimtelijke Kwaliteit 2016. Deze Nota heeft de gemeenteraad op 26 mei 2016 vastgesteld en heeft de Welstandsnota 2012 vervangen. De welstandsnota 2012 richtte zich vooral op het in stand houden van de bestaande gebouwde omgeving. In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit wordt meer aandacht besteed aan de omgang met nieuwe ontwikkelingen, het culturele erfgoed en de relatie van het gebouw met landschap en de openbare ruimte.
Toetsing en conclusie
Op basis van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit 2016 wordt aangegeven dat nieuwe ontwikkelingen moeten zorgen voor het handhaven en versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Bouwwerken zijn over het algemeen niet vergunningvrij op de planlocatie. Alle vergunningplichtige bouwwerken dienen te worden getoetst aan de welstandseisen.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het project getoetst aan relevante sectorale aspecten. Deze toetsing geldt als basis voor de planologische afweging.
4.2 Niet-gesprongen Explosieven
Toetsingskader
In een bestemmingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt, dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (CE) uit de Tweede Wereldoorlog (WO II).
Toetsing
Op basis van de revisietekening uit hoofdstuk 2 heeft Bodac B.V. op 2 en 3 maart 2021 een bureauonderzoek naar NGE uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1.
Bodac B.V. heeft op basis van de revisietekening uit hoofdstuk 2 het plangebied onderzocht op de aanwezigheid van oorlogsresten (OO). De aanwezigheid van deze oorlogsresten kan gevaar opleveren voor mens, dier en omgeving bij de ontwikkeling van infrastructurele werken, bouwprojecten en andere grondroerende werkzaamheden. De hierbij gemeten significante objecten zijn direct benaderd, geïdentificeerd en verwijderd en veiliggesteld. In bijlage 1 heeft Bodac B.V. de onderzochte gebieden vrijgegeven voor alle aankomende grondroerende werkzaamheden. De in de revisietekening vrijgegeven dimensies grondroerende werkzaamheden zonder aanvullende maatregelen, in relatie tot ontplofbare oorlogsresten, kunnen worden uitgevoerd. Tijdens de opsporingswerkzaamheden zijn geen OO of OO gerelateerde objecten aangetroffen. Omdat tijdens het onderzoek geen enkele aanwijzing van oorlogshandelingen in de bodem zijn aangetroffen adviseert Bodac B.V. om dezelfde conclusie voor de niet vrijgegeven gebieden te hanteren. Drie locaties konden niet worden vrijgegeven in verband met de aanwezigheid van niet wegneembare verstoringen welke een invloed hebben gehad op de detectieapparatuur waardoor geen (volledige) vrijgave van de zoekopdracht mogelijk is. Zie hiervoor paragraaf 5.2 uit bijlage 1.
Conclusie
Het plangebied is niet verdacht op het voorkomen van CE.
4.3 Watertoets
Beleidskader
Voor ruimtelijke plannen dient met een watertoets aangetoond te worden dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hieruit moet blijken of de beoogde functiewijziging strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. De waterbeheerder is het waterschap Scheldestromen. Deze instantie is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied en de omgeving daarvan.
Om na te gaan of een plan niet in strijd is met duurzaam waterbeheer, voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, wordt de beoogde ontwikkeling doorgaans getoetst aan de criteria uit de Zeeuwse Handreiking Watertoets. Die criteria zijn terug te vinden in een aanmeldformulier Watertoets dat door het Waterschap wordt gehanteerd. De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is echter zo eenvoudig en ligt zo dicht bij het huidige recreatieve gebruik, dat is afgezien van het invullen van het formulier. Duidelijk is dat het aspect water geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling. Er zal nauwelijks verharding worden gerealiseerd in het gebied op het te realiseren parkeerterrein en bijbehorende toerit en trottoir na. Het regenwater wat hier opvalt stroomt oppervlakkig af naar de aangrenzende sloot.
4.4 Milieutoets
In de volkstuinen kunnen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden. Dit gebruik kan invloed hebben op de gezondheid van personen die gedurende lange tijd in de omgeving verblijven. In dat kader zijn met name de woningen aan de Jan Campertstraat van belang. Het recreatieve gebruik van het speelterrein heeft een kortstondig karakter, waardoor geen negatieve gezondheidsschade zal optreden.
Er is vanuit gegaan dat de gevolgen voor de te telen producten niet getoetst hoeven te worden, omdat de gebruiksvoorschriften van de gewasbeschermingsmiddelen daarin voorzien.
Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich de Jan Campertstraat. In de volkstuinen zal op kleine schaal gebruik worden gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen. In de volkstuinen mogen alleen gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast, die door de overheid zijn goedgekeurd voor particulier gebruik. Tussen de beoogde volkstuinen en de Jan Campertstraat is een forse groenstrook met sloot aanwezig. Deze groenstrook zal behouden blijven. Beplanting en sloot zorgen voor een goede afschermende werking. Bewoners van de Jan Campertstraat zullen geen onevenredige negatieve effecten ondervinden van de volkstuinen.
4.5 Verkeer En Parkeren
Op het gebied van verkeer en vervoer is er geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat in de gebruiksfase de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
Het volkstuincomplex zorgt niet voor een knelpunt in de verkeersafwikkeling. De ingang naar het complex ligt aan de Jan Campertstraat. Het bestaande pad zal worden verbreed, Veel tuinders zullen met de fiets komen en verspreid in de tijd. Om te voorkomen dat de parkeerbehoefte op de omgeving wordt afgewenteld worden twee parkeervakken inclusief keerruimte gerealiseerd. Ook het stallen van fietsen zal op het terrein plaatsvinden.
Overleg gemeente en volkstuinvereniging
De volkstuinvereniging heeft aangegeven dat 2 parkeerplaatsen meer dan voldoende is omdat iedere volkstuinhouder per fiets of lopend naar de tuinen komt en in Westkapelle woonachtig is. Incidenteel zal gebruik gemaakt worden van de parkeerplaatsen bij aanvoer van gronden of beëindiging van het lidmaatschap. Daarnaast zijn de parkeerplaatsen afgesloten achter een hekwerk en is toegang tot de parkeerplaatsen alleen mogelijk bij gebruik van de sleutel, die alleen te gebruiken is door leden van de volkstuinvereniging.
4.6 Archeologie
Toetsingskader
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan door het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Toetsing
In de bestemmingsplannen 'Buitengebied Veere' en 'Kom Westkapelle' is voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen.
'Buitengebied Veere', Artikel 28 'Waarde - Archeologie - 3'
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
- b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in artikel 28.2 onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
- 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie-3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;
- b. het ophogen van gronden tot een hoogte van ten minste 2 meter;
- c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- d. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
- e. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
'Kom Westkapelle', Artikel 21 'Waarde - Archeologie - 3'
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;
- b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- c. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
- d. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
Ten behoeve van de volkstuinen wordt drainage aangelegd. De drainage bestaat uit circa 640 m1 en wordt op een diepte van circa 0,70 tot 0,80 meter aangebracht. De sleuven van de drainage zullen niet breder zijn dan 40 cm tot 50 cm. Hierdoor wordt er een gezamenlijk oppervlakte van circa 320 m2 geroerd. Voor het overige zullen geen werkzaamheden dieper dan de vrijgestelde 40 cm diepte worden verricht. Aangezien ter plaatse een vrijstelling geldt van onderzoek voor graafwerkzaamheden met een oppervlak kleiner dan 500 m2, is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.7 Bodemkwaliteit
Beleidskader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Toetsing
Op 11 februari 2021 heeft Econsultancy een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 4. Het volgende is geconcludeerd:
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De bovengrond (plaatselijk tot ,0 -mv) is bovendien zwak humeus. De ondergrond bestaat plaatselijk uit zwak zandige klei. De bovengrond is plaatselijk zwak baksteenhoudend. In het overige opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen puin(resten) of andere verdachte asbestverdachte materialen aangetroffen. De bovengrond is plaatselijk (MM2) licht verontreinigd met lood. In de overige mengmonsters van de bovengrond en in de ondergrond zijn analytisch geen verontreinigingen aangetoond. In het grondwater zijn geen verontreinigingen geconstateerd.
Conclusie
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als 'verdacht , niet lijnvormig' kan worden beschouwd, wordt op basis van de lichte verontreiniging bevestigd. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging van de onderzoekslocatie.
4.8 Ecologie
Ter voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat de vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Toetsingskader
Bij de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantsoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.
In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos , wezel en woelrat. Voor Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied is geen Beschermd Natuurmonument of Natura 2000-gebied. De afstand tot een Natura 2000-gebied bedraagt circa 500 meter. Dit betreft het Natura 2000-gebied Voordelta (zie figuur 3.2). De gemeente Veere hanteert een eigen stikstofbeleid, met een praktische werkwijze om omgevingsvergunningen te kunnen verlenen op basis van een stikstofkaart. Voor locaties buiten de kernen (inclusief het buitengebied dat kadastraal hoort bij) Domburg, Oostkapelle, Vrouwenpolder, Veere en geheel Neeltje Jans, hoeft in beginsel geen stikstofdepositieberekening te worden uitgevoerd, zolang het gaat om activiteiten die overeenkomen met vergunde activiteiten zoals die op de stikstofkaart zijn aangegeven. Voor de beoogde ontwikkeling is wel een stikstofdepositieberekening nodig.
Om te onderzoeken of er sprake is van stikstofdepositie op stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden is een Aerius-berekening uitgevoerd, de memo met uitgangspunten en uitkomst is opgenomen in bijlage 2. Uit berekeningen voor de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied (zie hiervoor bijlage 2). Dit betekent dat geen significante gevolgen optreden en dat de instandhoudingsdoelstelling van de omliggende Natura 2000-gebieden niet in gevaar komen. Voor projecten die niet leiden tot een toename van depositie is geen vergunning conform de Wet natuurbescherming nodig. De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de natuurwaarden Natura-2000 gebieden.
Figuur 3.2 Ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebied (Bron: Provincie Zeeland)
Natuurnetwerk Zeeland
Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het dichtstbijzijnde gebied ligt op ongeveer 350 meter. Dit is het gebied Vroon Westkapelle. De geplande activiteit ligt op geruime afstand van het gebied. Het heeft geen negatief effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.
Figuur 3.3 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland) (Bron: Provincie Zeeland)
Gebiedsaanduidingen plangebied
Op de planlocatie rusten ingevolge het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' drie gebiedsaanduidingen. Dit zijn de gebiedsaanduidingen 'besloten, nagenoeg onbebouwd gebied', 'grasland met bijzondere vegetatie' en 'kreekruggen, gebied met kenmerkend bebouwingspatroon'. De gebiedsaanduiding 'besloten, nagenoeg onbebouwd gebied' blijft intact, het plangebied blijft nagenoeg onbebouwd (op de schuurtjes en kassen na. De overige gebiedsaanduidingen zijn niet relevant, aangezien 'grasland met bijzondere vegetatie' en 'kreekruggen, gebied met kenmerkend bebouwingspatroon' zoals gebleken uit het uitgevoerde onderzoek quickscan flora en fauna (bijlage 5) geen bijzondere waarden (meer bevat) en er geen waarden verloren gaan. De volkstuinen passen hierdoor binnen het kenmerkende bebouwingspatroon. De beoogde ontwikkeling heeft dan ook geen negatief effect op de gebiedsaanduidingen.
Soortenbescherming
Voor de ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 5. De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van algemene ecologische kennis, verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.waarneming.nl) en een veldbezoek dat heeft plaatsgevonden op 18 februari en 1 maart 2021 door ecoloog R. van Marrewijk. (De temperaturen waren 8 en 10 graden Celsius, bewolkt weer met af en toe neerslag).
Resultaten bureau- en veldonderzoek
Flora
Het grasveld wordt gebruikt als trapveld en met grote regelmaat gemaaid. Het gebied is niet geschikt voor beschermde flora en er zijn ook geen beschermde soorten aangetroffen tijdens het veldonderzoek. De slootkanten langs het gebied hebben potentie voor beschermde soorten. Echter zal de aanleg en het gebruik van de volkstuinen geen invloed hebben op de vegetatie in de oevers.
Vleermuizen
Voor vleermuizen zijn er drie basisfuncties die mogelijk aanwezig kunnen zijn in een plangebied: verblijfplaatsen, foerageergebied en vliegroutes.
Binnen het plangebied is geen bebouwing aanwezig, dit sluit verblijfplaatsen van gebouwbewonende soorten uit. De vegetatie van het plangebied bestaat voornamelijk uit struweel. In de omliggende beplanting zijn geen gaten of holtes of andere vormen van mogelijke verblijfplaatsen aanwezig, dit sluit verblijfplaatsen van boombewonende soorten uit.
Het gebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De vraag die hier uit volgt is of het gebied ook essentieel foerageergebied is. Dit is in het geval van het plangebied niet het geval. Binnen de directe omgeving van het plangebied is een zeer divers gebied met open weides en struweel begroeiing aanwezig. Tijdens de aanleg van de volkstuinen is tijdelijke verstoring in het jachtgebied mogelijk. Door alleen werkzaamheden uit te voeren met daglicht en geen kunstmatige verlichting te plaatsen is significante verstoring uit te sluiten.
De waterwegen in het gebied kunnen door vleermuizen als vliegroute worden gebruikt. Zolang werkzaamheden bij daglicht worden uitgevoerd en er geen verlichting op het terrein wordt geplaatst is verstoring van vliegroutes uitgesloten.
Overige zoogdieren
Sporen van konijn en haas zijn niet aangetroffen in het plangebied en de omgeving. Binnen de directe omgeving zijn alleen waarnemingen van de haas bekend. Voor de haas is het gebied in potentie geschikt als foerageergebied. Echter verstoring door mensen die voetballen en de aanwezigheid van voldoende habitat in de omgeving maakt het gebied niet essentieel voor deze soort.
Het plangebied biedt mogelijk wel habitat voor kleine marterachtigen. Het struweel is in potentie geschikt habitat, het struweel vormt mogelijk een verbinding met ander leefgebied, en kan zelf dienen als foerageergebied, hiernaast is de omgeving waterrijk met voldoende dichtbegroeide oevers. De voor verstoring kwetsbare periode voor deze soortgroep is van 15 maart tot 1 september. Werkzaamheden kunnen effect hebben op het leefgebied. Bij de verwijdering of verplaatsing van struweel is het mogelijk dat actief foerageergebied wordt verstoord of zelfs verwijderd. Binnen het plan wordt dit echter ook weer teruggeplaatst waardoor er geen netto achteruitgang van het leefgebied aanwezig is mits niet in de kwetsbare periode wordt gewerkt.
Het plangebied kan onderdeel uitmaken van het leefgebied voor verschillende algemene muizensoorten. De algemene soorten zijn in Zeeland op provinciaal niveau vrijgesteld, hiervoor geldt alleen een zorgplicht.
Broedvogels
Binnen het gebied is potentie voor algemene broedvogels. Er zijn bij het veldbezoek geen jaarrond beschermde soorten aangetroffen. De totale oppervlakte aan habitat zal na de uitvoering van het plan gelijk blijven. Door buiten de globale broedperiode (van 15 maart tot 15 juli) te blijven is een significant effect op broedvogels uitgesloten.
Amfibieën
Binnen het plangebied is er alleen potentie voor algemene amfibieënsoorten. Internationaal beschermde soorten zijn op basis van habitat en verspreiding uitgesloten. De algemene soorten zijn in Zeeland op provinciaal niveau vrijgesteld, hiervoor geldt alleen een zorgplicht. In het struweel zijn soorten als de gewone pad, bruine kikker en gewone watersalamander mogelijk. Individuen die worden gevonden tijdens de werkzaamheden moeten worden verplaatst naar een veilig gebied in de directe omgeving (bij voorkeur een van de struwelen binnen het plangebied waar geen werkzaamheden plaats gaan vinden).
Vissen
Bij de uitvoering van het plan worden er geen ingrepen in de sloot of aan de oevers gedaan. Hiermee is een effect op het leefgebied van deze soortgroep uitgesloten.
Reptielen
Op basis van het habitat en de ligging is de aanwezigheid van beschermde reptielensoorten uitgesloten.
Overig
Op basis van het aanwezige habitat is het niet aannemelijk dat er beschermde ongewervelden in het plangebied voorkomen.
Conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de 'Voordelta' op circa 500 meter. Uit AERIUS berekeningen voor de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van relevante stikstofdeposities (hoger dan 0,00 mol/ha/j) in de omliggende Natura 2000-gebieden. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (figuur 3.3). Op circa 350 meter van de ontwikkeling ligt natuurgebied 'Vroon Westkapelle' dat behoort tot het Natuurnetwerk Zeeland. Verder ligt het gebied niet binnen een waterwin-, grondwaterbeschermings- of milieubeschermingsgebied. De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde gebieden. De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg.
Soortenbescherming
Mits er tijdens de uitvoering van het project een aantal basisregels wordt gevolgd zijn er geen gevolgen te verwachten voor beschermde soorten in de omgeving.
- Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt er een vogelinspectie gedaan, dit om zeker te zijn dat er geen broedvogels aanwezig zijn in het plangebied.
- Werken buiten de kwetsbare periodes voor zowel broedvogels als kleine marterachtigen, in tabel 4.1 van bijlage 5 is een overzicht gegeven van de kwetsbare perioden.
- Geen aantasting van de sloten en oevers die het plangebied omgrenzen.
- Geen kunstmatige verlichting (zowel in de aanlegfase als de gebruiksfase) en alleen werkzaamheden uitvoeren met daglicht.
- Er wordt voldaan aan de zorgplicht voor algemene soorten.
- a. Amfibieën die worden gevonden worden verplaatst naar een veilig gebied.
- b. Er dienen te allen tijde vluchtroutes aanwezig te zijn voor kleine zoogdieren naar veilig gebied.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling in de verbeelding en regels.
Toelichting op de verbeelding
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding die de verbeelding van de voor het plangebied geldende bestemmingsplannen (Buitengebied Veere en Kom Westkapelle) vervangt. Het ontsluitingspad aan de westzijde van de volkstuinen, maakt deel uit van het bestemmingsplan 'Kom Westkapelle'. Om niet twee bestemmingsplannen aan te hoeven passen, zijn de met de volkstuinen samenhangende aanpassingen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' opgenomen. Dat betekent dat het toegangspad wordt toegevoegd aan het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere'. Door het toegangspad in de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied op te nemen en van de bestemming Verkeer te voorzien, wordt het bestemmingsplan Kom Westkapelle als het ware 'overschreven'.
De toekomstige volkstuinen behouden de bestemming 'Recreatie'. De functieaanduiding 'speelvoorziening' wordt ter plaatse van de volkstuinen vervangen door de functieaanduiding 'volkstuin'. Daarnaast wordt de enkelbestemming 'Groen' en een deel van de enkelbestemming 'Recreatie' voor het parkeerterrein veranderd in de enkelbestemming 'Verkeer'.
Toelichting op de regels
De regels houden enerzijds verband met de beoogde ontwikkeling en anderzijds vloeien deze rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. Voor de algemene regels wordt teruggevallen op de regels van het basisplan. Het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' bevat al een regeling voor volkstuinen binnen de enkelbestemming 'Recreatie'. Daarvoor is de functieaanduiding 'volkstuin' toegekend. De geldende regels worden van toepassing verklaard voor de volkstuinen. Daarom zijn er geen 'eigen' bestemmingsartikelen opgenomen. De koppeling met het basisplan is gelegd met een artikel "Bestaande regels van toepassing". Voor meer uitleg over de bestemmingen wordt verwezen naar hoofdstuk 7 van de toelichting op het basisplan 'Buitengebied Veere'.
De regels voor gebruik en bouwen uit het basisplan 'Buitengebied Veere' zijn van toepassing. De nummering van de artikelen en leden zijn conform de '5e herziening Buitengebied Veere'.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Aspecten
6.1.1 Economische uitvoerbaarheid
De kosten voor de verplaatsing van de volkstuinen zijn voor de gemeente. De gemeente is bovendien eigenaar van de grond. Uitgangspunt voor de gemeente is bij te dragen in de basis zodat de vereniging en de tuinders snel aan de slag kunnen. De volkstuinvereniging is een huurder van de gemeente en de gemeente heeft er zelf belang bij dat de huurders via de vereniging hun hobby kunnen uitvoeren. De aanlegkosten worden door de gemeente betaald. Kostenverhaal en het afsluiten van een exploitatieovereenkomst is niet aan de orde, aangezien de gemeente grondeigenaar is.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Participatie
De initiatiefnemer heeft de beoogde realisatie van de beoogde volkstuinen afgestemd met omwonenden in de omgeving. De direct aanwonenden zijn door middel van een bewonersbrief geïnformeerd over het onderzoek in het kader van de bestemmingsplanwijziging. Ook is er is telefonisch contact geweest met een aantal bewoners.
6.2.2 Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het plan is aangekondigd en besproken met het Waterschap Scheldestromen en de provincie Zeeland. Het waterschap en de provincie hebben aangegeven dat zij akkoord gaan met het toezenden van het ontwerp bestemmingsplan zodra dit gereed is.
6.2.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan is met ingang van 18 augustus 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen. Ook van de bestuurlijke instanties hebben wij geen opmerkingen c.q. adviezen ontvangen
6.2.4 Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden en niet belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
Bijlage 1 Nge Rapport
Bijlage 2 Memo Stikstofberekening
Bijlage 2 Memo stikstofberekening
Bijlage 3 Aerius Berekening Gebruiksfase
Bijlage 3 AERIUS berekening gebruiksfase
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 5 Quickscan flora en fauna