Lepelstraat 16 en 16A Vrouwenpolder
Wijzigingsplan - Gemeente Veere
Vastgesteld op 11-10-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Bestaande Regels Van Toepassing
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere', zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.0717.0016BPBgbAp-VG01, de 1e herziening met planidentificatie NL.IMRO.0717.0085BPBgbGh-VG02, de 2e herziening met planidentificatie NL.IMRO.0717.0104BPBgbGh-VG01, de 3e herziening met planidentificatie NL.IMRO.0717.0124BPGh-VG01, de 4e herziening met planidentificatie NL.IMRO.0717.0153BPBgbH4-VG01 en de 5e herziening met planidentificatie NL.IMRO.0717.0174BPBgbH5-OW01 en bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Lepelstraat 16 Vrouwenpolder'.
Artikel 2 Aanvulling Artikel 1
2.1 Aanvulling artikel 1 lid Begrippen lid 1.2 bestemmingsplan
Aan artikel 1 lid 1.2 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' wordt het volgende toegevoegd:
"en de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels met identificatienummer NL.IMRO.0717.0184WPLepelstr16Vr-VG01".
2.2 Plan
Het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Lepelstraat 16 Vrouwenpolder' met identificatienummer "NL.IMRO.0717.0184WPLepelstr16Vr-VG01" van de gemeente Veere.
2.3 Aanvulling artikel 21 Wonen nieuw lid 21.5.9
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding van groen - windhaag' wordt een windhaag met een hoogte van minimaal 5 m gerealiseerd en in stand gehouden.
Hoofdstuk 2 Algemene, Overgangs- En Slotregels
Artikel 3 Anti-dubbeltelregeling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 4 Overgangsrecht
4.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij voor deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van het plan.
Artikel 5 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Wijzigingsplan Lepelstraat 16 Vrouwenpolder'.
Hoofdstuk 1 Het Verzoek En Het Doel Van Dit Wijzigingsplan
1.1 Aanleiding En Doel Wijzigingsplan
Voor de locaties aan de Lepelstraat 16 en 16A in het buitengebied van Vrouwenpolder is een verzoek ingediend om de voormalige bedrijfswoning conform de bestaande situatie om te zetten naar een burgerwoning, twee verblijfsrecreatieve eenheden in de schuur te realiseren, en het openstellen van de schuur als museum en daarbij de bunker op het perceel open te stellen en een gedeelte van de schuur te gebruiken voor kleinschalige horeca. De ontwikkeling past niet in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' met de bijbehorende herzieningen. De gemeente Veere heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan voorgenomen ontwikkeling.
De functies van de toekomstige ontwikkeling zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, echter om dit mogelijk te maken zijn twee ruimtelijke procedures nodig, namelijk:
- toepassing van een wijzigingsbevoegdheid: in het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen die het onder voorwaarden mogelijk maakt om bij bedrijfsbeëindiging van een voormalig agrarisch bedrijf het bouwvlak te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. In voorliggend wijzigingsplan wordt onder andere aandacht besteed aan de voorwaarden die opgenomen zijn in het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' om bij een bedrijfsbeëindiging de agrarische bestemming om te zetten in een woonbestemming;
- afwijken door middel van een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan ten behoeve van een Nieuwe Economische Drager: bij een woonbestemming is het onder voorwaarden mogelijk om af te wijken van het bestemmingsplan voor onder meer het realiseren van twee verblijfsrecreatieve,in de schuur , het openstellen van de gerenoveerde bunker als museum en in de schuur eveneens een gedeelte gebruiken als museum en voor kleinschalige horeca. Nadat het wijzigingsplan is vastgesteld wordt de omgevingsvergunning aangevraagd.
Voorliggend wijzigingsplan heeft alleen betrekking op het wijzigen van de functie van het bouwvlak van een agrarische bestemming naar een woonbestemming en voorziet in de toelichting bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid.Nadat het wijzigingsplan is vastgesteld kan toepassing worden gegeven aan de afwijking door middel van een omgevingsvergunning ten behoeve van een Nieuwe Economische Drager.
1.2 Ligging Plangebied En Beschrijving Huidige Situatie
Het plangebied ligt ten zuidwesten van de kern Vrouwenpolder.
Figuur 1.1 Globale ligging plangebied (Bron: Google Maps, bewerking Rho adviseurs)
Lepelstraat 16 en Lepelstraat 16A
Lepelstraat 16 en Lepelstraat 16A staan bekend als 't Hof Veldzicht. 't Hof Veldzicht is een oude boerderij met een meer dan 300 jaar oude schuur. Op basis van de cultuurhistorische kaart die opgesteld is door de Provincie Zeeland behoort 't Hof Veldzicht tot het cultuur historisch waardevol agrarisch erfgoed (zie hoofdstuk 4.3.1). De schuur is ook als cultuurhistorisch waardevol opgenomen in het bestemmingsplan (zie ook paragraaf 2.1.2). 't Hof Veldzicht is al vanaf 1868 in de familie van de initiatiefnemer. 't Hof Veldzicht is een boerderij gelegen op een erf gelegen met een landschapstuin, moestuin, woonhuis, schuur, kippenhok, bunker en een recreatiewoning. Het erf is gescheiden van de weg door middel van ligusterhaag. Het woonhuis is vermoedelijk uit de 18de eeuw, met een kelder en heeft een met pannen gedekt zadeldak. De raamindeling is oorspronkelijk, het schilderwerk is groen en wit. De losstaande schuur heeft een dak met wolfseind waarbij de ene helft met riet en de andere helft met pannen gedekt is. Beide gevels zijn versteend. De achtergevel van de schuur is gedeeltelijk van steen en gedeeltelijk gepotdekseld. De andere gevel bestaat uit geteerde houten gepotdekselde delen. De wagendeuren zijn mendeuren met klinket.
Op het perceel Lepelstraat 16 is een bedrijfswoning in gebruik als burgerwoning. De agrarische activiteiten zijn een aantal jaren geleden beëindigd. Lepelstraat 16A is in gebruik als recreatie appartement. Het perceel is kadastraal bekend als VRE00-G-2296 en (deels) VRE00-G-2329.
Het plangebied wordt begrensd door:
- in het noorden: agrarische gronden;
- in het oosten: een woning aan de Lepelstraat 14 waar verblijfsrecreatieve eenheden worden verhuurd;
- in het westen: een woning aan de Lepelstraat 18 waar ook verblijfsrecreatieve eenheden worden verhuurd;
- in het zuiden: de woningen Lepelstraat 7 en Lepelstraat 9.
Figuur 1.2 Locatie Lepelstraat 16 en 16A (Bron: Google Maps, bewerking Rho adviseurs)
Figuur 1.3 'Helikopterview' Lepelstraat 16 en 16A (Bron: Mevrouw F. de Visser – Wijkhuys)
Figuur 1.4 Woning Lepelstraat 16 (Bron:Provincie Zeeland)
Figuur 1.5 Recreatiewoning Lepelstraat 16A (Bron: Mevrouw F. de Visser – Wijkhuys)
Figuur 1.6 De meer dan 300 jaar oude schuur die behoort tot het cultuur historisch waardevol agrarisch erfgoed (Bron: Provincie Zeeland).
Figuur 1.7 Het aanwezige varkenshok (Bron: Provincie Zeeland)
Figuur 1.8 De aanwezige bunker op het perceel (Bron: Provincie Zeeland)
1.3 Beoogde Situatie
Op de percelen Lepelstraat 16 en Lepelstraat 16A wordt de huidige bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' met bijbehorend bouwvlak gedeeltelijk omgezet naar de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – voormalig agrarisch bedrijf'. De feitelijke bebouwde situatie zal niet veranderen. De gebiedsaanduiding 'wro -zone - afwijking vergroten bouwvlak' vervalt.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de geldende regeling omschreven en wordt de ontwikkeling getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden. In hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 wordt de wijziging nader getoetst aan van toepassing zijnde beleid en de sectorale omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling en hoofdstuk 6 geeft inzicht in de maatschappelijke haalbaarheid.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsplan En Wijzigingsvoorwaarden
2.1 Geldend Bestemmingsplan
Het plangebied is planologisch-juridisch geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere'. Het bestemmingsplan bestaat uit een basisplan (vastgesteld 30 mei 2013) en 5 partiële herzieningen daarvan.
- De 1ste herziening is een reparatieherziening die is opgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State op het basisplan. In die uitspraak is onder andere geoordeeld dat een aantal van de bestaande kleinschalige kampeerterreinen niet voldoet aan de voorwaarde dat de aan het bouwvlak aansluitende gronden, die deel uitmaken van het agrarisch bedrijf, een oppervlakte (moeten) hebben van minimaal 4 hectare. In de herziening is vastgelegd dat bestaande kleinschalige kampeerterreinen niet aan deze voorwaarde hoeven te voldoen.
- In de 2de herziening (vastgesteld 20 april 2017) zijn enkele wijzigingen aangebracht voor het perceel Grijpskerkseweg 2 te Oostkapelle en is een regeling opgenomen (artikel 35 lid 35.2) waarmee voldoende parkeergelegenheid moet zijn gegarandeerd. Hoewel er op dit punt niets verandert, wordt in paragraaf 4.5 ingegaan op het parkeren en geconcludeerd dat aan de parkeereis wordt voldaan.
- In de 3de herziening (vastgesteld 9 november 2017) is de NED-regeling van kleinschalig kamperen herzien. In het basisplan was de regeling geformuleerd als een afwijking van de bouwregels, in de 3de herziening als een afwijking van de gebruiksregels. In die herziening zijn de voorwaarden ook enigszins aangepast. Daarnaast is de regeling van van cultuurhistorisch waardevolle elementen en monumenten aangepast, zijn verschillende bestemmingen gewijzigd in verband met de beëindiging van een agrarisch bedrijf en zijn ontwikkelingen waar de gemeente medewerking aan wilde verlenen en verbeterpunten verwerkt. Ook zijn de regels over de maximum goot- en bouwhoogte van de gebouwen in de Wijzigingsbevoegdheid naar wonen na bedrijfsbeëindiging (artikel 4.7.9 onder b) geschrapt.
- In de 4de herziening (vastgesteld 11 november 2020) zijn de regels en verbeelding op onderdelen aangepast. De NED-regeling is aangevuld met de eis dat de NED uitsluitend is toegestaan indien een (bedrijfs)woning op het betreffende bouwvlak aanwezig en in gebruik is en van waaruit de permanente bewoner van die woning de dagelijkse exploitatie van en toezicht op de NED uitoefent.
- In de 5e herziening (vastgesteld 7 juli 2021) zijn bepaalde onderdelen van het basisplan en de daarop volgende 1e, 2e, 3e, en 4e herziening aangepast. Zo is onder andere de planologische mogelijkheid voor het realiseren van recreatie-appartementen in het kader van de regeling voor Nieuwe Economische Dragers binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Veere ingetrokken, tenzij er sprake is van een rijksmonument waarvoor op de verbeelding de specifieke bouwaanduiding - rijksmonument is opgenomen of een cultuurhistorisch waardevol pand waarvoor op de verbeelding de specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevol is opgenomen. Er worden maximaal 2 verblijfsrecreatieve eenheden per gebouw in maximaal 2 bestaande gebouwen mogelijk gemaakt, met een maximale oppervlakte van 100 m² per eenheid. Voor het overige zijn de uitgangspunten van het oorspronkelijke plan, het basisplan, in beginsel overeind gebleven.
Voor de nu beoogde omzetting van de agrarische bestemming in de bestemming Wonen zijn de regeling in het het basisplan en de daarop gebaseerde herzieningen relevant. Op de regelingen wordt hierna ingegaan. In het kader van de omgevingsvergunning voor afwijken van het basisplan wordt getoetst aan de overige van toepassing zijnde regels.
2.1.1 Buitengebied Veere (het 'basisplan')
In figuur 2.1 is een fragment van de verbeelding opgenomen van het basisplan. Het plangebied van dit wijzigingsplan is daarop blauwomrand gemarkeerd.
De gronden zijn bestemd voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'
De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen grond zijn bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven, kassen als neventak, intensieve tuinbouw in gebouwen als neventak, aquacultuur in gebouwen, de teelt van wormen of slakken, toeristisch-recreatief medegebruik zoals fietsen, wandelen, paardrijden en de hierbij behorende voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Conform artikel 4.7.9 'Wijzigingsbevoegdheid naar wonen na bedrijfsbeëindiging' zijn
Burgemeester en wethouders bevoegd na bedrijfsbeëindiging de bestemming van een bebouwingsvlak onder voorwaarden te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' (zie ook paragraaf 2.2).
Daarnaast zijn er 3 gebiedsaanduidingen opgenomen, namelijk:
- 'Besloten, nagenoeg onbebouwd gebied';
- 'Zone nieuwe landgoederen en landschapscampings';
- 'Wro-zone - afwijking vergroten bouwvlak'.
Het plangebied bestaat uit een gedeelte van het bouwvlak.
Figuur 2.1 Fragment bestemmingsplan 'Buitengebied Veere', Lepelstraat 16 en 16A zijn indicatief in blauw aangegeven (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, bewerkt door Rho adviseurs)
2.1.2 3e herziening Buitengebied Veere
In figuur 2.2 is een fragment van de verbeelding opgenomen van het geldende bestemmingsplan '3e herziening Buitengebied Veere'. De percelen Lepelstraat 16 en Lepelstraat 16A hebben hierin de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – cultuurhistorisch waardevol 33'.
Figuur 2.2 Fragment bestemmingsplan '3e herziening Buitengebied Veere', de bouwaanduiding is in een zwart onderbroken lijn aangeduid, het plangebied) is blauw omkaderd (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, bewerkt door Rho adviseurs)
De aanduiding is in de 3de herziening geregeld in artikel 36.5. Ingevolge lid 36.5.1 is het verboden de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en kapvorm), gevelindeling en karakteristieke elementen van bouwwerken met de 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevol x' te wijzigen en zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevol x' geheel of gedeeltelijk te slopen.
2.2 Toetsing Aan Wijzigingsvoorwaarden Geldend Bestemmingsplan
De wijzigingsvoorwaarden zijn vastgelegd in artikel 4.7.9 van de regels van het basisplan (in de herzieningen is de nummering niet gewijzigd. Daarin is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn na bedrijfsbeëindiging de bestemming van een bouwvlak te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – voormalig agrarisch bedrijf'.
Om de wijzigingsbevoegdheid te kunnen toepassen zal ten minste aan de wijzigingsvoorwaarden uit het betreffende artikel moeten worden voldaan. In tabel 2.1 zijn de wijzingsvoorwaarden vermeld en is het initiatief aan de betreffende bepalingen getoetst.
Tabel 2.1 Wijzigingsregels en toetsing wijzigingsbevoegdheid naar wonen na bedrijfsbeëindiging
Criterium | Toetsing | |
a | het aantal woningen binnen het bebouwingsvlak en het bouwvolume van de gebouwen mag niet worden vergroot | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Er wordt geen nieuwe woning gebouwd. De bestaande bedrijfswoning wordt in de toekomst als reguliere woning gebruikt. Er is geen sprake van een bouwplan waarbij het bouwvolume wordt gewijzigd. |
b | toepassing van de wijzigigingsbevoegdheid mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies | Uit de toetsing aan de omliggende functies blijkt dat er geen onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende gronden en gebouwen ontstaat. Zie hiervoor paragraaf 4.6. |
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het beoogde plan past binnen de gestelde wijzigingsvoorwaarden.
Hoofdstuk 3 Toetsing Aan Beleid
3.1 Inleiding
Behalve dat moet worden voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden, kunnen ook andere eisen of voorwaarden van belang zijn, bijvoorbeeld als er na vaststelling van het basisplan en de latere partiële herzieningen) nieuw planologisch beleid of nieuwe wet- of regelgeving is gepubliceerd. Dit zal per geval moeten worden beoordeeld. In dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.
Het Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid waarmee bij de vaststelling van rekening is gehouden, zijn voor het grootste deel nog actueel. In onderstaande paragrafen is de ontwikkeling getoetst aan de beleidskaders die na vaststelling van het basisplan van toepassing zijn.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Aan de hand van een toekomstperspectief 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Toetsing en conclusie
Het planvoornemen is op nationaal niveau dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. Het beleid inzake het mogelijk maken van een bestemmingswijziging van 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' naar 'Wonen' wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. In dit wijzigingsplan zijn geen strijdigheden met de NOVI.
3.2.2 Besluit algmene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de juridische vertaling op rijksniveau van het beleid dat geschetst is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die met de vaststelling van het NOVI grotendeels is vervallen. Dit voormalige beleidsdocument bevatte regels die moesten doorwerken naar lagere overheden.
Zoals hiervoor geschreven, geldt het Barro nog steeds totdat de Omgevingswet in werking in getreden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR (en inmiddels het NOVI) wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau.
Toetsing en conclusie
Voor het projectgebied geldt dat bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan geen nationale belangen uit het Barro in geding zijn.
3.3 Provinciaal Beleid
Na de vaststelling van het basisplan in 2013 is het provinciaal ruimtelijke beleid herijkt. Toetsingskader zijn nu het Omgevingsplan Zeeland 2018 en de Provinciale Omgevingsverordening 2018.
3.3.1 Zeeuwse Omgevingsvisie
De Zeeuwse Omgevingsvisie is een strategische langetermijnvisie voor Zeeland en beschrijft de uitdagingen voor de periode tot 2050, de Zeeuwse ambities voor 2050 en tussendoelen voor 2030.
De Zeeuwse Omgevingsvisie beschrijft vier Zeeuwse Ambities voor 2050:
- 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland;
- 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied;
- 3. Een duurzame en innovatieve economie;
- 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland;
In 2050 is er voor ieder een passende woning beschikbaar. In de omgeving van je huis kun je je veilig voelen. De verandering van de bevolkingssamenstelling en de noodzaak voor toegankelijke voorzieningen heeft tot vernieuwing van de Zeeuwse woningmarkt geleid. Hierbij is de noodzaak om barrières weg te nemen zodat alle Zeeuwen gemakkelijk deel kunnen nemen aan de samenleving. Hierbij draagt een schone, gezonde en veilige woonomgeving aan mee.
Toetsing
In de Zeeuwse Omgevingsvisie is geen specifiek beleid geformuleerd ten aanzien van het wijzigen van een agrarische bestemming naar een woonbestemming.
Conclusie
De Zeeuwse Omgevingsvisie staat deze ontwikkeling niet in de weg.
3.3.2 Ontwerp Omgevingsverordening Zeeland
In de Ontwerp Omgevingsverordening Zeeland (versie 21 december 2021) staan alle provinciale regels voor de fysieke leefomgeving als de Omgevingswet in werking treedt. Naar verwachting is dit 1 januari 2023. Op basis van de Ontwerp Omgevingsverordening Zeeland past de ontwikkeling op basis van een globale toetsing op hoofdlijnen ook op basis van de deze verordening. Tot het moment van vaststelling van deze Omgevingsverordening is de Omgevingsverordening uit 2018 van kracht, zie paragraaf 3.3.3.
3.3.3 Provinciale Omgevingsverordening 2018
Toetsingskader
De voor de Provincie relevante beleidskaders uit het Omgevingsplan zijn verwerkt in de Provinciale Omgevingsverordening 2018. Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.
Toetsing
Voor het omzetten van de voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning is alleen artikel 2.17 'Bufferzones' van belang. Daarin is bepaald dat in een bestemmingsplan waarin voor de eerste maal woonbestemmingen worden aangewezen, nieuwe woonfuncties niet worden toegelaten binnen een afstand van 100 meter tot buiten de bebouwde kom gesitueerde gronden waarop agrarische gebouwen anders dan kassen zijn toegelaten.
Een kleinere afstand kan worden gehanteerd indien in de toelichting bij het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat geen of nagenoeg geen hinder optreedt bij woonfuncties en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige beperkingen in de bedrijfsvoering van de betrokken agrarische bedrijven. In paragraaf 4.6 wordt ingegaan op het voorkomen van driftblootstelling. Daarin is onder andere aangegeven dat de bestemmingswijziging geen belemmering vormt voor de omliggende bedrijven aangezien de (burger)woning aan de Lepelstraat 16 al aanwezig is. In de nabije omgeving is geen fruitteelt aanwezig. Aan de feitelijke bebouwde situatie zal niets veranderen.
In artikel 2.17 is ook bepaald dat rekening gehouden dient te worden gehouden met een aan te houden afstand van minimaal 50 meter van glastuinbouwbedrijven en fruitteeltpercelen tot woon- en verblijfsrecreatiegebieden. In de directe omgeving zijn geen glastuinbouwbedrijven of gronden specifiek bestemd voor fruitteelt gelegen. Er wordt voldaan aan bovenstaand artikel uit de Provinciale Omgevingsverordening.
Conclusie
De ontwikkeling is niet in strijd met de regels van de Provinciale Omgevingsverordening 2018.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Ten behoeve van de woningbouwopgave hebben de gemeenten op Walcheren samen afspraken gemaakt over het aantal benodigde woningen. Aangezien in de feitelijke situatie al sprake is van een woning hoeft deze niet te worden opgenomen in de woningbouwopgave.
Hoofdstuk 4 Toetsing Aan Omgevingsaspecten
4.1 Watertoets
Toetsingskader
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van het wijzigingsplan is het aanmeldformulier van het waterschap voor de watertoets ingevuld voor beide percelen (zie bijlage 1). Dit aanmeldformulier moet voorgelegd worden aan het waterschap.
Toetsing en conclusie
Om na te gaan of het voorliggend bestemmingsplan niet in strijd is met duurzaam waterbeheer, voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, zijn de beoogde ontwikkelingen getoetst aan de criteria uit de Zeeuwse Handreiking Watertoets. Deze criteria zijn bijeengezet in de watertoetstabel die door het waterschap wordt gehanteerd. Uit toetsing aan deze criteria blijkt dat het aspect water geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.2 Ecologie
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
In de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht tot één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden.
Natura 2000-gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
- de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. In de provincie Zeeland heten deze gebieden dan ook NNZ (Natuurnetwerk Zeeland). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in het beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In het Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zeeland
In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos , wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Natura 2000/Natuurbeschermingswet
Het plangebied is geen Natura 2000-gebied. De afstand tot een Natura 2000-gebied bedraagt circa 1.100 meter. Dit betreft de 'Manteling van Walcheren' (zie figuur 4.1). Op verdere afstand bevinden zich de Natura 2000-gebieden 'Veerse Meer' en 'Voordelta'. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot deze natuurgebieden kunnen verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Een onderzoek ten aanzien van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden door middel van een AERIUS-berekening is niet noodzakelijk aangezien met dit wijzigingsplan de feitelijke en planologische situatie van de aanwezigheid van een woning niet verandert.
Figuur 4.1 Ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (Bron: Provincie Zeeland)
Natuurnetwerk Zeeland
Het plangebied ligt niet in een gebied dat is begrensd in het kader van het NNZ. Het dichtstbijzijnde gebied dat deel uitmaakt van het NNZ ligt op ongeveer 650 meter. Dit is het gebied 'dijken binnendijk nieuw'. De geplande activiteit ligt op geruime afstand van het gebied. Het gebruik van de woning heeft vanwege de afstand en de ligging geen negatief effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van het NNZ.
Figuur 4.2 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland)
Soortenbescherming
Echter bij voorliggende procedure zal er aan de feitelijke bebouwde situatie niets veranderen het betreft namelijk alleen het wijzigen van de bestemming van agrarisch naar wonen, er vinden geen bouwacitiviteiten plaats. Ook het groen wordt niet aangetast.
Conclusie
Gebiedsbescherming
De locatie ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. De bestemmingsplanwijziging leidt niet tot negatieve effecten op beschermde gebieden. De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de vaststelling van dit wijzigingsplan niet in de weg.
Soortenbescherming
Aan de feitelijke bebouwde situatie zal niets veranderen. Ook het groen wordt niet aangetast, waardoor verstoring niet aan de orde is. Het omzetten van de de bestemming van agrarisch naar wonen heeft geen nadelige gevolgen voor beschermde soorten.
4.3 Cultuurhistorie En Archeologie
4.3.1 Cultuurhistorie
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk is opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing
De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 4.3 is te zien dat de cultuurhistorisch waardevolle boerderij op het perceel Lepelstraat 16 en 16A van provinciaal belang is. 't Hof Veldzicht is een oude boerderij met een meer dan 300 jaar oude schuur en behoort tot het cultuurhistorisch waardevol agrarisch erfgoed. In de directe omgeving zijn ook meerdere cultuurhistorische waardevolle objecten aanwezig. Zo is Lepelstraat 14 aangewezen als een MIP monument.
Figuur 4.3 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart, blauw omkaderd Lepelstraat 16 en 16A (Bron: Provincie Zeeland)
Conclusie
Aan de feitelijke situatie zal niets veranderen. De cultuurhistorische waardevolle boerderij blijft behouden waardoor er geen invloed is op de cultuurhistorische waarde.
4.3.2 Archeologie
Toetsingskader
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan door het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Op basis hiervan zijn drie verschillende archeologische verwachtingszones onderscheiden. De archeologische verwachtingszones zijn in het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' vertaald naar drie archeologische dubbelbestemmingen. In de bouwregels van deze bestemmingen is bepaald dat er ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd mits de betrokken archeologische waarden door de voorgenomen bouwactiviteiten niet worden geschaad. Hiervoor zal de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch onderzoeksrapport moeten overleggen en is instemming van de archeologische deskundige vereist. Ook voor het uitvoeren van werkzaamheden die het bodemprofiel kunnen aantasten, is een vergunning met onderzoek en advies nodig. De dubbelbestemmingen verschillen van elkaar op het punt van de oppervlakte die is vrijgesteld van onderzoek.
Toetsing en conclusie
Het perceel is binnen het geldende bestemmingsplan op basis van de Walcherse beleidskaart aangewezen als 'Zone met een lage en zeer lage archeologische verwachting'. Het advies voor deze zone is: Wanneer vastgesteld is dat het niet gaat om een terrein binnen een straal van 50 meter rondom een bekende vindplaats, is de archeologische verwachtingszone gebaseerd op historische kaarten of een AMK-terrein en zijn er geen beperkingen ten aanzien van de planvorming. Er zijn echter geen grondroerende werkzaamheden voorzien, waardoor archeologisch onderzoek niet nodig is.
4.4 Bodem- En Grondkwaliteit
Toetsingskader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Toetsing
In opdracht van de initiatiefnemer is een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 2.
Op basis van de onderzoeksresultaten worden de volgende conclusies vastgesteld:
- De grond bevat plaatselijk bijmenging met baksteen.
- Visueel is geen asbestverdacht materiaal waargenomen.
- De voormalige sloten zijn niet teruggevonden.
- De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met lood, zink en PAK.
- De ondergrond is niet verontreinigd.
- Het grondwater is licht verontreinigd met molybdeen en plaatselijk licht verontreinigd met xylenen.
Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijding van de betreffende achtergrondwaarden (grond) en streefwaarden (grondwater) dient de hypothese 'onverdacht' voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. De gemeten waarden zijn echter dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel niet noodzakelijk is.
Indien op de onderzoekslocatie ten gevolge van graafwerkzaamheden grond vrijkomt en buiten de locatie wordt hergebruikt, vindt hergebruik veelal plaats binnen het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In dat geval dient de chemische kwaliteit van de grond te worden getoetst aan de kwaliteitsnormen die door het Besluit bodemkwaliteit aan de desbetreffende toepassing worden verbonden.
Het bodemonderzoek is steekproefsgewijs uitgevoerd. Hierdoor is het niet uit te sluiten dat plaatsen sprake kan zijn van een afwijkende bodemopbouw. Ook is het niet uit te sluiten dat plaatselijk nog restanten van voormalige watergangen in de bodem aanwezig zijn. Indien op de locatie graafwerkzaamheden worden uitgevoerd wordt derhalve aanbevolen om alert te blijven op plaatselijke afwijkingen in de bodem die kunnen wijzen op een eventuele bodemverontreiniging.
Conclusie
Indien wordt voldaan aan bovengenoemde aanbevelingen is de bodem geschikt voor de bestemmingswijziging naar wonen.
4.5 Verkeer En Parkeren
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer is er geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er in de gebruiksfase de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
Voor nieuwe ruimtelijke-functionele ontwikkelingen kunnen de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte worden berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen). Hiervan kan worden afgeweken mits dit goed kan worden gemotiveerd. De ligging van de locatie is 'rest buitengebied'.
Toetsing
Ontsluiting
De percelen Lepelstraat 16 en 16A worden aan de zuidzijde omsloten door de Lepelstraat, die in zuidelijke route aansluit op de Huismansweg, in westelijke route op de Secretarisweg en de Lijdijkweg. Aan de oostzijde sluit de Lepelstraat aan op de Vrouwenpolderseweg, die in noordelijke richting aansluit op de provinciale weg N57. De Lepelstraat is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom en maakt onderdeel uit van een 60 km/uur-gebied. Fietsers en voetgangers delen de rijbaan met het autoverkeer.
Parkeren
In de huidige situatie wordt volledig eigen terrein geparkeerd. Voor de beoogde ontwikkeling wordt ook op eigen terrein geparkeerd. Hiervoor is voldoende ruimte aanwezig.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
Ten behoeve van het wijzigingsplan en gezien het feit van de onveranderde situatie is er geen toenemende verkeersgeneratie. De doorstroming op wegvakken en de relevante kruispunten blijft ongewijzigd. Ten behoeve van het wijzigingsplan zullen geen verkeersaantrekkende functies worden gerealiseerd.
Conclusie
Gezien het wijzigingsplan aan de feitelijke bebouwde situatie niet zal veranderen, neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen niet toe, er zullen geen problemen op het gebied van de verkeersafwikkeling ontstaan. Het parkeren geschiedt net als in de huidige situatie op eigen terrein. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
4.6 Bedrijven En Milieuhinder
Toetsingskader
Voor de toetsing aan het aspect milieuhinder dient rekening te worden gehouden met de bepalingen uit de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25). Daarnaast geldt op basis van jurisprudentie dat te allen tijde sprake moet zijn van een 'goede ruimtelijke ordening'. Voldaan moet worden aan wettelijke milieueisen indien sprake is van een milieuhinderlijk en/of milieugevoelige functie. Daarbij moet ter plaatse van de woning een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd en rekening gehouden worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de omliggende bedrijven.
Toetsing en conclusie
In de omgeving van Lepelstraat 16 en 16A zijn verschillende bedrijven en woningen aanwezig. Ten noorden van het plangebied ligt agrarische landbouwgrond. Emissie van bestrijdingsmiddelen zoals toegepast in de akkerbouw, fruitteelt en de glastuinbouw kan milieuproblemen veroorzaken (diffuse verspreiding via lucht, bodem en water).
De gronden die bestemd worden als 'Wonen' en de gronden die bestemd blijven als 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' liggen direct naast elkaar. Om een acceptabel woon- en leefklimaat ter plaatse van de gronden die gebruikt worden ten behoeve van te wonen te kunnen borgen, moet rekening gehouden worden met de driftblootstelling als gevolg van mogelijke bespuiting van gewassen op de agrarische gronden.Op naastgelegen percelen worden periodiek gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Het perceel is aan de randen omringd door groen (hagen en bomen). Echter in het kader van een gezond woon- en leefklimaat is het noodzakelijk dat deze groene omranding instand wordt gehouden. In de regels wordt een regeling opgenomen die dit borgt.
De omzetting van de agrarische bestemming van het perceel Lepelstraat 16 en 16A in een woonbestemming zorgt niet voor een extra beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven. Ook is een goed woon- en leefmilieu op het perceel Lepelstraat 16 en 16A gewaarborgd.
4.7 Akoestisch Onderzoek
Het aspect geluid kan betrekking hebben op:
- wegverkeerslawaai;
- industrielawaai;
- inrichtingslawaai.
De locatie valt niet binnen de geluidzone van een gezoneerd bedrijventerrein. Het aspect industrielawaai is daarom niet relevant. Op het aspect wegverkeerslawaai wordt hierna ingegaan.
4.7.1 Wegverkeerslawaai
Toetsingskader
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau.
Toetsing en conclusie
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) is er geen sprake van een toename van geluidgevoelige bestemmingen in de geluidzone van Lepelstraat 16 en 16A. De aanwezige burgerwoning op het perceel geldt als een woning in het kader van de Wgh. De Wgh maakt geen onderscheid tussen bedrijfs- en burgerwoningen.
Het plangebied is gelegen binnen de invloedszone van de Lepelstraat, Huismansweg en Secretarisweg (60 km/uur).
De Lepelstraat, Huismansweg en Secretarisweg zijn erftoegangswegen die voornamelijk worden gebruikt voor bestemmingsverkeer. De wegen hebben een smal profiel en hebben geen markeringen. De wegen worden gebruikt voor gemotoriseerd verkeer en voor langzaam verkeer zoals fietsers en voetgangers. Voor dit gebruik is geen scheiding of markering aangebracht.
Gezien het smalle profiel en de beperkte toegankelijkheid is de verkeersintensiteit op de eerder genoemde wegen laag. Op basis van de inrichting van de wegen, de al aanwezige bedrijfswoning en het lage gebruik kan gesteld worden dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Een akoestisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
4.8 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM.
Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1. weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2)) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.
Toetsing en conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het aspect luchtkwaliteit te worden onderzocht. In de huidige situatie is al een woning aanwezig. De verkeersgeneratie blijft gelijk en draagt daarom 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan hoe het met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gesteld. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante weg is de N57 (zie figuur 4.4). Hieruit blijkt dat zowel in 2020 als in 2030 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.1
Tabel 4.2 Toetsing aan grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | grenswaarde | maximale waarden in jaar 2020 | maximale waarden in jaar 2030 |
stikstofdioxide (NO2) | 40 µg/m³ | 13,8 µg/m³ | 104 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | 40 µg/m³ | 16,5 µg/m³ | 14,7 µg/m³ |
max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | 6,0 µg/m³ | 6,0 µg/m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | 25 µg/m³ | 9,0 µg/m³ | 7,4 µg/m³ |
Figuur 4.4 Luchtkwaliteit (Bron: NSL-monitoringstool)
4.9 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Uit informatie van de professionele risicokaart blijkt dat in het plangebied of de directe omgeving hiervan geen overige risicovolle inrichtingen aanwezig zijn die met hun plaatsgebonden risicocontour, of het invloedsgebied ten gevolge van het groepsrisico over het plangebied liggen. Er zijn geen buisleidingen aanwezig die vallen onder het Bevb in of in de directe omgeving van het plangebied.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt op meer dan 1 kilometer van de route gevaarlijke stoffen over de N57.
Conform het Basisnet Weg blijkt dat ter hoogte van het traject N287 (Serooskerke) - Middelburg geen veiligheidsafstand en geen plasbrandaandachtsgebied geldt. Gezien de grote afstand en de geringe vervoersaantallen is de risicobron niet van belang voor de externe veiligheidssituatie ter plaatse.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.10 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Toetsing en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen of hoogspanningslijnen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij de percelen hoeft in het wijzigingsplan geen rekening te worden gehouden.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op Juridische Regeling
5.1 Wijzigingsplan Wijzigen In Verbeelding Wijzigingsplan
De plangrens van het wijzigingsplan omvat het perceel zoals weergegeven in figuur 1.1. In verband met bedrijfsbeëindiging wordt de huidige bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' gewijzigd in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf'. De overige gebiedsaanduidingen en dubbelbestemmingen uit het geldend bestemmingsplan op het plangebied zijn ongewijzigd overgenomen.
5.2 Regels
Omdat er sprake is van een wijzigingsbevoegdheid is het opstellen van een complete set regels niet noodzakelijk en volstaat een verwijzing naar de regels van het basisplan en de daarop gebaseerde herzieningen. De regels van de bestemming 'Wonen' uit het basisplan zijn daarmee in de basis van toepassing.
Anti-dubbeltelregeling en overgangsrecht
Verder dienen volgens paragraaf 3.2 van het Besluit ruimtelijke ordening standaardregels in bestemmingsplannen te worden opgenomen. In artikel 1.1.1 sub 3 van dat besluit is bepaald dat onder een bestemmingsplan ook een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6. eerste lid onder a of b van de Wet ruimtelijke ordening wordt verstaan. Om deze reden zijn ook een anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht opgenomen.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een wijzigingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het ontwerp van het wijzigingsplan is in vooroverleg gestuurd aan de vooroverlegpartners. De instanties hebben geen opmerkingen op de ontwikkeling.
6.2 Zienswijzen
Het ontwerp van het wijzigingsplan is met ingang van 21 juli 2022 voor een periode van zes weken, dus tot en met 31 augustus 2022, ter inzage gelegd. Een ieder had de mogelijkheid om gedurende de periode van terinzagelegging van het ontwerpplan zienswijzen kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.