Scheldekwartier-Zuid, Stenenbeer
Bestemmingsplan - Gemeente Vlissingen
Vastgesteld op 18-04-2024 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Scheldekwartier-Zuid, Stenenbeer met identificatienummer NL.IMRO.0718.PBSZ14-VG01 van de gemeente Vlissingen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan-huis-verbonden bedrijf
een bedrijf of het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten gericht op consumentenverzorging, lichaamsverzorging, waaronder niet is begrepen een seksinrichting, bed & breakfast c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of in hoofdzaak door middel van handwerk, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de bijbehorende bouwwerken kunnen worden uitgeoefend door de bewoner van de woning en waarbij de woning haar woonfunctie behoudt.
1.6 aan-huis-verbonden beroep
een vrij beroep op medisch/therapeutisch gebied of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, administratief, architectonisch, vastgesteld-technisch, kunstzinnig, maatschappelijk, juridisch of daarmee gelijk te stellen gebied, waaronder niet is begrepen een seksinrichting, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de bijbehorende bouwwerken kunnen worden uitgeoefend door de bewoner van de woning en waarbij de woning haar woonfunctie behoudt.
1.7 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek.
1.8 archeologisch onderzoek
onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden verricht door of namens een dienst of instelling die over een certificaat beschikt.
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden, gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.
1.10 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne
1.11 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
de afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bevoegd gezag
het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.19 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte, of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de eerste bouwlaag (begane grond) en met uitsluiting van kelder, onderbouw/souterrain, kap of dakopbouw.
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren
1.24 bijbehorend bouwwerk
de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.25 evenementen
grootschalige, periodieke en/of meerdaagse gebeurtenissen, gericht op een groot publiek met betrekking tot kunst, sport, muziek, maatschappij, ontspanning en/of cultuur.
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.27 geluidgevoelige objecten
woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.28 geluidluwe zijde
een gevel(deel) van een geluidsgevoelig object waar de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder niet overschrijdt, dan wel dat een verglaasd balkon, loggia of serre of vergelijkbare voorziening wordt gerealiseerd waardoor de voorkeurswaarde op de scheidingsconstructie van de achtergelegen verblijfsruimte wordt bereikt.
1.29 geluidzone - industrie
de met de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie De Schelde/Buitenhaven' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
1.30 gezoneerd industrieterrein
een terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.31 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.32 hoofdgebouw
een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.33 huishouden
één of meer personen die in vast verband samenleven en waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling van de personen en van onderlinge verbondenheid.
1.34 kap
de volledige, of nagenoeg volledige, afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel een constructie van één of meer dakvlakkenmet een dakhelling.
1.35 kunstobject
voortbrengselen van alle gangbare kunstvormen zoals de beeldende, schilder- en/of tekenkunsten.
1.36 NEN
de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.37 nutsvoorzieningen
de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.38 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.39 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.40 peil
- a. voor gebouwen zonder de aanduiding 'studentenhuisvesting': 2,55 meter + N.A.P;
- b. voor gebouwen met de aanduiding 'studentenhuisvesting': de hoogte van de Van Dishoeckstraat;
- c. in andere gevallen en voor bijbehorende bouwwerken en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.41 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
1.42 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
1.43 straatmeubilair
objecten en voorwerpen in de openbare ruimte, zoals bloembakken, speeltoestellen, zitbanken, verlichting, kunstobjecten, prullenbakken, reclameborden, fonteinen, terrasvoorzieningen en -afscheidingen, informatievoorzieningen, verkeersborden en bewegwijzering.
1.44 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.45 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.46 wonen
het gebruik van een woning.
1.47 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden als hoofdverblijf.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen de bovengrondse buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 hoogte van een bouwlaag
de afstand tussen de scheidende vloerdelen gemeten van de bovenkant afgewerkte vloer tot bovenkant afgewerkte vloer.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste twee rijstroken, voet- en rijwielpaden, pleinen en verblijfsgebieden;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein;
- c. voorzieningen ten behoeve van een warmtenet;
- d. andere bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, trappen en hellingbanen, kunstwerken, water en overige waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- b. bij deze bestemming behorende erven, tuinen, paden, groenvoorzieningen, (ondergrondse/inpandige) parkeervoorzieningen, water en andere bij het wonen behorende voorzieningen;
- c. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Nadere eisen
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie-1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:
- a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-,inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat"
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
7.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, erkers, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken alsmede andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 Geluidzone - industrie De Schelde/Buitenhaven
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', geldt dat nieuwe geluidgevoelige objecten slechts zijn toegestaan indien de geluidbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein op de gevels van de objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. .
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Geringe afwijkingen maten en bouwgrenzen
Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Scheldekwartier-Zuid, Stenenbeer'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Het Scheldekwartier Wordt Een Nieuw Woon- En Werkgebied
In Vlissingen was tot de eeuwwisseling de scheepswerf van de Koninklijke Schelde Groep (verder: KSG) gevestigd. Het terrein van de scheepswerf was vergroeid met de binnenstad en een bepalende (belemmerende) factor in de ruimtelijke structuur van de stad. Na de beëindiging van de scheepswerf in 2004 is het Scheldeterrein gemeentelijk eigendom geworden en zijn in het eerste decennium de meeste gebouwen gesloopt, waaronder in 2007 de voormalige Koperslagerij (naast de Machinefabriek), de Tandwielfabriek (ten noorden van het hoofdkantoor van KSG, tegenwoordig in gebruik door jachtbouwbedrijf Amels/scheepsbouwbedrijf Damen) achter de woningen aan de Van Dishoeckstraat) en verschillende magazijngebouwen.
De herontwikkeling van het terrein van de voormalige scheepswerf (hierna: Scheldekwartier) maakt het mogelijk de ruimtelijke structuur te herstellen en de historische binnenstad weer te verbinden met het water, zijnde het Dok en het Kanaal door Walcheren.
Voor de herontwikkeling van het Scheldekwartier is in 2006 het Masterplan Dokkershaven opgesteld. Daarin is voorzien in de ontwikkeling van een aantrekkelijk stedelijk nieuw woon- en werkgebied, met behoud van industrieel erfgoed, voor zover dat stedenbouwkundig inpasbaar is en de restauratie daarvan technisch en financieel haalbaar is. Inmiddels is duidelijk dat de monumentale en karakteristieke industriële gebouwen van de voormalige Scheldewerf, zoals de Timmerfabriek, Zware Plaatwerkerij en de Machinefabriek worden gehandhaafd. Deze geven het gebied een bijzondere identiteit. Samen met de industriële elementen (zoals de kraanbaan, de kraan en rails) blijft het industriële karakter behouden ook bij een nieuwe invulling van het gebied.
In vervolg op het Masterplan is in 2011 de Ontwikkelingsvisie Scheldekwartier Vlissingen opgesteld. In 2016 is de visie op onderdelen geactualiseerd. In paragraaf 2.1.2 wordt uitgebreid op de Ontwikkelingsvisie Scheldekwartier uit 2016 (hierna: ontwikkelingsvisie) ingegaan.
In de ontwikkelingsvisie is het Scheldekwartier is opgedeeld in drie deelgebieden: Scheldestad, Scheldewerf en Scheldewijk. Scheldestad is het gebied ten zuiden van het Dok, waarbij de ontwikkeling zich richt op het herstel van het oorspronkelijke stedelijk weefsel van de binnenstad, met de intieme schaal en maat van de historische binnenstad en nadrukkelijk verbonden met het water.
Voor een aantal ontwikkellocaties in het Scheldekwartier zijn de woningbouwplannen zo ver uitgewerkt dat procedures daarvoor zijn of worden opgestart en/of afgerond. Het betreft, naast de voorliggende ontwikkeling van deze locatie van het voormalig postkantoor aan de Stenenbeer en de de daarbij behorende verplaatsing van parkeergelegenheid, de locaties aan de:
- Noordoostzijde, tegen de De Willem Ruysstraat; deze locatie krijgt de naam 'De Koperslagerij', vernoemd naar de voormalige Koperslagerij, die zuidelijker heeft gestaan (afgerond);
- Westzijde, achter de woningen aan de Van Dishoeckstraat (de locatie van de voormalige Tandwielfabriek e.o.); deze locatie is vernoemd naar het passagiers- en troepentransportschip MS Dempo dat in 1930 op de werf van de KSG in Vlissingen te water is gelaten (afgerond);
- De Willem Ruysstraat, tussen het hoofdkantoor van KSG en De Koperslagerij.
Anders dan voor de genoemde locaties ten noorden van het Dok, waar onder andere het bestemmingsplan 'De Schelde' uit 1991, geldt, is op de locatie van het voormalig postkantoor de beheersverordening Scheldekwartier-Zuid uit 2015 van toepassing. Blijkens de beheersverordening kan het bestaand gebruik, dus het gebruik van gronden en bouwwerken zoals dat gold ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening, worden voortgezet. De ontwikkeling van, al dan niet gestapelde, woningen is op grond van de beheersverordening dan ook niet mogelijk. Een deel van de vervangende parkeerplaatsen wordt gerealiseerd ten zuiden van een bestaand parkeerterrein aan de Koningsweg. Hier geldt thans, binnen het bestemmingsplan `Binnenstad-Eiland`, de bestemming `Cultuur en ontspanning`. Om zowel de woningbouw als de parkeerplaatsen mogelijk te maken, zijn ruimtelijke besluiten nodig. Voor de herontwikkeling van de locatie van het voormalig postkantoor en de realisatie van parkeergelegenheid elders is gekozen voor een bestemmingsplanprocedure. In deze procedure worden tevens de Koudenhoek en de Onderstraat passend bestemd, nu gebleken is dat voor deze aan het plangebied grenzende openbare wegen geen bestemmingsplan geldt.
Crisis- en herstelwet van toepassing
De Crisis- en herstelwet treft bijzondere wettelijke voorzieningen voor een versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten. Op grond van het bepaalde onder 3.1 van bijlage I van de Crisis- en herstelwet valt de herstructurering van een woon- en werkgebied van lokaal belang onder de reikwijdte van deze wet. Artikel 1.1 van deze wet biedt deze mogelijkheid voor alle besluiten, die nodig zijn voor de ontwikkeling of verwezenlijking van ruimtelijke projecten. De Crisis- en herstelwet wordt expliciet van toepassing verklaard op alle in deze paragraaf genoemde ruimtelijke besluiten.
1.2 Doel Van Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de ontwikkeling op de locatie Stenenbeer te Vlissingen. Op de locatie Stenenbeer is een parkeerterrein gelegen. Het voornemen is om op deze locatie, de locatie van het voormalige Postkantoor, woningen voor permanente bewoning te realiseren. Dit kan zijn in de vorm van een appartementencomplex, grondgebonden woningen of een combinatie hiervan. In samenhang daarmee wordt het bestaande parkeerterrein deels verplaatst naar een locatie aan de westzijde van de Koningsweg, dat onderdeel uitmaakt van onderhavig bestemmingsplan.
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen in het Scheldekwartier en bestaat uit drie deelgebieden, namelijk de locatie Stenenbeer (ten zuiden van het Dokje van Perry), de Koudenhoek en de Onderstraat en de locatie Koningsweg ongenummerd (ten zuiden van het Dok). De globale ligging en begrenzing van het plangebied zijn aangegeven in onderstaande afbeelding.
Afbeelding 1 | Plangebied met de drie deelgebieden (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)
Het deelgebied Stenenbeer is gelegen op de volgende kadastrale percelen:
- VSG00, sectie E, perceelnummer 3937 (gedeeltelijk, circa 2.085 m2)
- VSG00, sectie E, perceelnummer 3474 (15 m2)
Het plangebied heeft hiermee een totale oppervlakte van circa 2100 m2.
Afbeelding 2 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)
Het deelgebied Koningsweg ongenummerd is gelegen op de volgende kadastrale percelen:
- VSG00, sectie C, perceelnummer 1994 (640 m2)
- VSG0o, sectie C, perceelnummer 1997 (gedeeltelijk, circa 1.127 m2)
Het plangebied heeft hiermee een totale oppervlakte van circa 1.767 m2.
Afbeelding 3 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)
1.4 Opzet Plantoelichting
De toelichting is als volgt opgebouwd.
- In hoofdstuk 2 worden het stedenbouwkundig kader en de visie voor de planontwikkeling binnen de Scheldewijk beschreven.
- Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de relevante beleidskaders en de ontwikkelingen worden vanuit dit beleid nader onderbouwd.
- Hoofdstuk 4 bevat de toetsing aan diverse omgevingsaspecten. Dit hoofdstuk heeft een relatie met het in 2006 uitgevoerde milieueffectrapport voor het Scheldekwartier en het Edisongebied. Veel toetsen en onderzoeken, die betrekking hebben op omgevingsaspecten, zijn geactualiseerd.
- In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de wettelijke eisen die aan een bestemmingsplan worden gesteld en worden de belangrijkste onderdelen van de regels en de verbeelding toegelicht.
- De financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is een wettelijke eis. In hoofdstuk 6 wordt hierop ingegaan.
Hoofdstuk 2 Toelichting Op Het Plan
2.1 Herontwikkeling Scheldekwartier
In paragraaf 1.1 is uiteengezet dat specifiek voor de herontwikkeling van het Scheldekwartier verschillende beleidsdocumenten zijn opgesteld. In voorliggend hoofdstuk wordt nader op deze documenten ingegaan omdat deze de basis (randvoorwaarden en uitgangspunten) vormen voor het project dat nu voorligt.
Naast deze beleidsdocumenten zijn nog meer beleidsdocumenten vastgesteld, maar met uitzondering van het geldende bestemmingsplan en de geldende beheersverordening hebben die plannen en visies betrekking op het grondgebied voor de gehele gemeente of op een bepaald sectoraal thema. De toetsing aan het algemeen geldend beleid is opgenomen in hoofdstuk 3 en aan sectorale aspecten in hoofdstuk 4.
2.1.1 Het kader voor de planontwikkeling binnen Scheldestad
Het plangebied maakt onderdeel uit van de in ontwikkeling zijnde nieuwe wijk 'Scheldekwartier', het voormalige terrein van de Kon. Mij. De Schelde dat wordt ontwikkeld tot een levendige, duurzame en maritieme woonwijk, waar de rijke industriële geschiedenis voelbaar en beleefbaar is. Hiertoe zijn op 22 december 2016 de 'Ontwikkelingsvisie Scheldekwartier Vlissingen' en het 'Beeldkwaliteitsplan Scheldekwartier Vlissingen' door de gemeenteraad vastgesteld.
2.1.2 Ontwikkelingsvisie Scheldekwartier Vlissingen 2016
De ontwikkelingsvisie legt met betrekking tot de ruimtelijke aspecten de hoofdstructuren (ruimtelijk en functioneel raamwerk), de belangrijkste ruimtelijke karakteristieken en de onderscheidende woonmilieus vast. Daarnaast is in de ontwikkelingsvisie ook de programmatische invulling op hoofdlijnen vastgelegd.
De ambities voor het Scheldekwartier
De ontwikkelingsvisie heeft als ambitie om de drie pijlers van de Vlissingse identiteit te tonen: de maritieme stad, de stad van welzijn en de creatieve stad. Hierbij wordt uitgegaan van een differentiatie in woonmilieus binnen een samenhangende ruimtelijke structuur, waarbij drie deelgebieden worden onderscheiden die elk een eigen karakter hebben, gebaseerd op het aanwezige erfgoed, de ligging ten opzichte van de bestaande stad en de hoofdstructuur. Dit komt tot uitdrukking in een eigen stedenbouwkundige typologie, karakter en dichtheid.
Het gebied gelegen aan de zuidkant van het Dok, waar de planontwikkeling is gelegen, wordt aanduid als Scheldestad. Naast Scheldestad krijgen ook de gebieden ten noorden van het Dok (Scheldewerf) en ten noorden van De Willem Ruysstraat (Scheldewijk) een eigen ruimtelijke identiteit.
Afbeelding 4 | De drie deelgebieden die in het Scheldekwartier worden onderscheiden (bron: Beeldkwaliteitsplan Scheldekwartier Vlissingen)
Stedenbouwkundige opzet Scheldekwartier
In de ontwikkelingsvisie is ingezet op het doorzetten van de structuur en de karakteristiek van de 19e en 20e -eeuwse stadsuitbreidingen, wat zowel op traditionele wijze kan of in een moderne vertaling. In ieder geval wordt de groenstedelijke kwaliteit van dit woonmilieu gekoesterd. De focus ligt op de diversiteit van de bebouwing, de profilering en sfeer van de openbare ruimte, verbindingen met het bestaande stedelijk gebied, het water en het industrieel erfgoed en de voorzieningen als onderdeel van het woonmilieu. Het deelgebied Stenenbeer is gelegen in het deelgebied Scheldestad, het deelgebied met de parkeergelegenheid ligt daar op korte afstand ten zuidenoosten van.
Afbeelding 5 | Stedenbouwkundige opzet Scheldekwartier met deelgebied Stenenbeer (bron: Ontwikkelingsvisie Scheldekwartier Vlissingen)
Het deelgebied Scheldestad is gebaseerd op de kenmerken van de historische binnenstad, een deel van het gebied is al gerealiseerd of in uitvoering. Het gebied wordt gekenmerkt door een compact centrumstedelijk woonmilieu met de intieme schaal en maat van de binnenstad. Er ligt een fijnmazig stratenpatroon van (grote) stadsblokken met een pandsgewijze opbouw dat is gebaseerd op het historische stratenpatroon uit de periode van voor de Scheldewerf. Programmatisch zet onderhavig plan in op appartementen, hoewel grondgebonden woningen wel tot de mogelijkheden behoren.
De straten in het gebied zijn verbonden met het Dok, waarmee de binnenstad weer aan de haven komt te liggen en een aantrekkelijk woonmilieu wordt gerealiseerd. In de ontwikkelingsvisie wordt onderhavige ontwikkeling specifiek benoemd als ontwikkeling van blok 3C - voormalig postkantoor (afbeelding 6). De ontwikkeling ligt dan ook binnen de kaders van de ontwikkelingsvisie. De bouwhoogte is vier tot vijf lagen (inclusief eventuele kap) en sluit daarmee aan op het omliggend stedelijk gebied, waarbij de woningen/complexen onderling wisselende goot- en/of nokhoogtes hebben. Ten behoeve van de ontwikkeling zelf wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein, waarbij een (half)verdiepte parkeergarage tot de mogelijkheden behoort. De parkeerplaatsen die nu op de locatie zijn gerealiseerd, worden elders gecompenseerd.
Afbeelding 6 | Uitsnede Ontwikkelingsvisie Scheldekwartier (bron: Gemeente Vlissingen)
2.1.3 Beeldkwaliteitsplan 'Scheldekwartier Vlissingen'
Het Beeldkwaliteitsplan biedt handvatten om – in het verlengde van de uitgangspunten van de ontwikkelingsvisie – te sturen op het toekomstig stadsbeeld en de ruimtelijke samenhang binnen het Scheldekwartier.
Ambities beeldkwaliteitplan
In woord en beeld legt het beeldkwaliteitsplan de ambities vast met betrekking tot de gewenste beeldkwaliteit voor zowel de bebouwing als de openbare ruimte. Het beschrijft de gewenste relatie tussen gebouwen en hun omgeving, de korrelgrootte, de bouwhoogte, de architectonische uitstraling, de schaal en maat en kleur- en materiaalkeuze. Besloten is het beeldkwaliteitsplan deel uit te laten maken van de welstandsnota.
Binnen de drie deelgebieden zijn locaties benoemd waar sterker wordt gestuurd op beeldkwaliteit. Dit zijn locaties die zich aan de hoofdstructuur presenteren, zoals de omgeving van het Dok, langs De Willem Ruysstraat, rondom het industrieel erfgoed en rondom het Dokter Stumphiuspark. In het beeldkwaliteitsplan zijn de beeldkwaliteitseisen zowel in tekst als in overzichtelijke tabellen, bijvoorbeeld voor de keuze van kleuren en materialen, vorm gegeven.
Algemeen
Het beeldkwaliteitsplan gaat, om complementaire woonmilieus in het Scheldekwartier aan te kunnen bieden, uit van voldoede differentiatie tussen de drie deelgebieden, die is gebaseerd op de ligging ten opzichte van de bestaande stad en de hoofdstructuur. De drie deelgebieden met hun onderscheidende woonmilieus krijgen een eigenheid en herkenbaarheid binnen het Scheldekwartier en zijn in beeld en beleving gebaseerd op de karakteristiek van de bestaande stadsdelen. Scheldestad kent daarbij een divers en gemengd compact centrumstedelijk (woon) milieu met de intieme schaal en maat van de binnenstad. Wonen (appartementen, grondgebonden stadswoningen en bijzondere woonvormen, bijvoorbeeld zorg) kan worden gecombineerd met bijvoorbeeld voorzieningen ter versterking van de functies in de binnenstad. De bebouwing bestaat uit (grote) gesloten stadsblokken opgebouwd uit rijzige sterk individueel geparcelleerde stadspanden en stadswoningen met een hoge plint en een klassieke gevelindeling. De bebouwing wordt daarnaast gekenmerkt door een sterke mate van individualiteit en diversiteit. De woningen staan in de rooilijn met de voorzijde georiënteerd op de kade en de stadsstraten.
2.2 Voorgenomen Ontwikkeling
2.2.1 Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit drie deelgebieden, namelijk de locatie Stenenbeer, de Koudenhoek en de Onderstraat en de locatie Koningsweg ongenummerd.
Stenenbeer
Het deelgebied Stenenbeer betreft de locatie van het voormalige Postkantoor (afbeelding 7). Momenteel is dit deelgebied in gebruik als parkeerterrein. Er zijn ter plaatse in totaal 70 parkeerplaatsen aanwezig. De locatie Stenenbeer wordt aan de westzijde begrensd door de Wilhelminastraat, aan de noordzijde door de Stenenbeer en aan de westzijde door de Hendrikstraat. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door woningen. Op het terrein zijn ook enkele bomen en bosschages aanwezig.
Afbeelding 7 | Voormalig Postkantoor aan de Stenenbeer (bron: Ontwikkelvisie Scheldekwartier)
Afbeelding 8 | Huidige situatie plangebied - bezien vanaf de kruising van de Stenenbeer en de Wilhelminastraat (bron: Google Street View)
Koudenhoek en Onderstraat
Gebleken is dat de aan het plandeel Stenenbeer grenzende openbare weg Koudenhoek en vervolgens de Onderstraat niet in een bestemmingsplan zijn opgenomen. Het is wenselijk om voor het gehele gemeentelijk grondgebied een (actueel) bestemmingsplan te hebben. Nu de betreffende wegen de verbinding vormen tussen de Stenenbeer en de Koningsweg ongenummerd ligt het in de rede in onderhavig bestemmingsplan een passende bestemming op te nemen, die past bij de feitelijk aanwezige situatie.
Afbeelding 9 | Huidige situatie plangebied - Koudenhoek (bron: Google Street View)
Koningsweg ongenummerd
Dit deelgebied wordt aan de noordzijde begrensd door zowel garageboxen als het bestaande parkeerterrein. Aan de oostzijde wordt het deelgebied begrensd door de Koningsweg, aan de zuidzijde door een speeltuin en aan de westzijde door woningen. Op het terrein zijn twee gebouwen aanwezig, waarvan er één op het talud is gesitueerd. Op het terrein zijn ook enkele bomen en bosschages aanwezig.
Afbeelding 10 | Huidige situatie plangebied - bezien vanaf het bestaande parkeerterrein (bron: Google Street View)
2.2.2 Toekomstige situatie
Stenenbeer
In de toekomstige situatie wordt op de locatie Stenenbeer een appartementencomplex gerealiseerd. Er is geen concreet bouwplan aanwezig. Voor deze locatie is een locatiepaspoort opgesteld (afbeelding 9) waarin de kaders zijn weergegeven waarbinnen het gebouw gerealiseerd moet worden (Bijlage 2). Het locatiepaspoort wordt in de volgende paragraaf nader toegelicht.
Koningweg ongenummerd
De parkeerplaatsen op de locatie Stenenbeer worden verplaatst. Voor zover de verplaatsing binnen de bestaande planologische kaders niet mogelijk is, zoals voor het deel van de te vervangen plaatsen die worden gerealiseerd op de locatie Koningsweg ongenummerd (afbeelding 11), wordt met onderhavig bestemmingsplan voorzien in een passende planologische regeling. Ter plaatse wordt voorzien in een nieuw parkeerterrein met in totaal 31 parkeerplaatsen, 5 bestaande en 26 nieuwe. Voor het overige wordt voorzien in extra parkeerplaatsen op nog te ontwikkelingen locaties en langs bestaande wegen. Dit wordt mogelijk gemaakt door herinrichting hiervan. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.3.
Afbeelding 11 | Parkeergelegenheid aan de Koningshoek en Koudenhoek (bron: buro MAAN)
2.3 Locatiepaspoort
Wanneer een locatie op het Scheldekwartier in ontwikkeling wordt genomen, wordt een locatiepaspoort opgesteld. In dit paspoort worden de uitgangspunten uit de ontwikkelingsvisie en het beeldkwaliteitsplan die voor de betreffende locatie van toepassing zijn, opgenomen. Het paspoort legt tevens de programmatische, financiële en (civiel)technische randvoorwaarden en de ambities met betrekking tot duurzaamheid vast. Het Locatiepaspoort is onderdeel van de overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer (afsprakenbrief).
In het locatiepaspoort (afbeelding 12) is onder andere opgenomen dat maximaal 3/5 van de totale gevelwand een eenduidige uitstraling moet hebben. Voor een te realiseren appartementengebouw geldt dat een maximaal aantal bouwlagen van 5 is toegestaan in de vorm van hoogteaccenten in het midden en/of op de hoeken van de nieuwbouw. De bebouwing is daarmee circa 15-16 meter hoog. Parkeren moet uit het zicht plaatsvinden in het binnengebied in een parkeerhof of er kan voorzien worden in parkeergelegenheid door middel van een (half) verdiepte parkeergarage. Aan de zuidzijde van het plangebied is indicatief de ontsluiting van een parkeerhof aangegeven. Het locatiepaspoort vormt de basis voor dit bestemmingsplan. De verbeelding is gebaseerd op de uitgangspunten zoals opgenomen in dit locatiepaspoort.
Afbeelding 12 | Locatiepaspoort Postkantoor (bron: Buro MA.AN)
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Samenvatting beleidskader
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
Toetsing en conclusie
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Door het nationale karakter van de NOVI en de kleine schaal van onderhavig planvoornemen, heeft de voorgenomen ontwikkeling nauwelijks raakvlak met dit nationale kader. Met onderhavig planvoornemen zijn geen nationale belangen in het geding.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Samenvatting beleidskader
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de juridische vertaling op rijksniveau van het overheidsbeleid. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau.
Toetsing en conclusie
In het Barro zijn de volgende nationale te beschermen belangen genoemd: Rijkswaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Hoofdwegen en landelijke spoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, Natuurnetwerk Nederland, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJsselmeergebied, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimtereservering parallelle Kaagbaan. Uit deze opsomming blijkt dat de ontwikkeling van het Scheldekwartier geen rijksbelangen uit het Barro raakt.
3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de ladder voor duurzame verstedelijking
Samenvatting beleidskader
Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) is geregeld dat een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd:
- een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
- een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
- de uitkomsten van het overleg met officiële instanties;
- de uitkomsten van het verrichte onderzoek;
- een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
- de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
Op al deze punten wordt in voorliggende toelichting ingegaan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Verder is het Bro vastgelegd dat voor stedelijke ontwikkelingen de zogenoemde "Ladder voor duurzame verstedelijking" (artikel 3.1.6 Bro) moet worden gehanteerd. Dit is een instructieregel en heeft tot doel zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik en tegengaan van leegstand. Een voorgenomen stedelijke ontwikkeling moet aan deze regel worden getoetst. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Voor een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet daarnaast worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.
De ladder heeft betrekking op alle nieuwe stedelijke ontwikkelingen: woningbouw, kantoren, bedrijven, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen.
Uit jurisprudentie blijkt dat de indicatieve ondergrens voor een stedelijke ontwikkeling het toevoegen van meer dan 11 woningen of een functiewijziging of toename van 500 m bebouwing betreft. De geldende planologische mogelijkheden zijn vertrekpunt bij de beoordeling of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Provinciale, regionale en of gemeentelijke (woon-)visies en (woningbouw-)programma's kunnen voor de onderbouwing van de behoefte aan woningen worden gebruikt.
Gezien het maximale aantal woningen dat in het plangebied kan worden gebouwd (35), is sprake van een stedelijke ontwikkeling waarvan de behoefte moet worden beschreven. De woningbouwlocatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied en voorziet in een behoefte waarmee in het kwantitatief woningbouwprogramma voor de gemeente Vlissingen rekening is gehouden. In paragraaf 3.3.3 wordt daarop nader ingegaan.
Voor een inschatting van de kwalitatieve woningbehoefte kan gebruik worden gemaakt van het Woningkwaliteit- en woningmarktonderzoek Zeeland 2019 (KWOZ, 10 januari 2020) dat in opdracht van de Provincie Zeeland is opgesteld. Daaruit blijkt onder andere het volgende:
- Huishoudensgroei is primair te verwachten in de 65- en 80-plushuishoudens. Op Walcheren zijn alleenstaanden en stellen boven de 65 jaar de grootste doelgroep die bovendien in absolute en relatieve aantallen sterk groeit.
- De opgave voor nultredenwoningen is dan ook relatief groot.
- Op Walcheren bestaat daarnaast ook nog behoefte aan reguliere grondgebonden (koop)woningen doordat het aantal gezinnen hier nog op peil blijft of blijft groeien. In 2040 zijn op Walcheren in 2040 circa 3.660 (+7%) meer huishoudens dan in 2019.
- Op Walcheren ontstaat een overschot aan sociale huurappartementen door krimp van het aantal jonge huishoudens en de wens van een deel van deze groep jonge huishoudens om door te stromen. Deze doorstroomwens leidt tegelijkertijd tot een additionele behoefte aan grondgebonden koopwoningen.
Het programma dat in het deelgebied Scheldestad nog wordt gebouwd (circa 230-240 woningen) bestaat uit circa 5o grondgebonden woningen en circa 190 appartementen. Binnen de beoogde ontwikkeling is ruimte voor ten hoogste 35 woningen, welke in dat geval gerealiseerd worden in de vorm van appartementen. De verwachting is dat circa 50 % wordt gerealiseerd in de middeldure en circa 50 % in de dure koopsector.
Het deelgebied binnen onderhavig bestemmingsplan dat wordt ingezet ten behoeve van vervangende parkeerruimte heeft op dit moment een bestemming 'Cultuur en ontspanning'. De bestemming omvat een speelterrein en bebouwing. Dit gebied wordt niet ingezet voor woningbouw, maar voor het verplaatsen van het parkeerterrein dat zich nu op de ontwikkellocatie bevindt. Om voor de binnenstadsbewoners/vergunninghouders blijvend te voorzien in voldoende parkeergelegenheid, moeten de parkeerplaatsen elders in het openbaar gebied worden teruggebracht. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 4.3.
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Zeeland
In de Omgevingswet worden alle bestaande wetten die te maken hebben op de fysieke leefomgeving samengevoegd. De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:
- 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
- 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
- 3. Een duurzame en innovatieve economie.
- 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.
Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:
- 1. Doe meer met minder grond.
- 2. Werk samen en deel kosten en baten.
- 3. Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
- 4. Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.
De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven.
Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd. In de omgevingsvisie wordt gesteld dat de vraag van de Zeeuwen naar woningtype verandert. Door de toename van met name alleenstaande 80+ huishoudens lijkt er een mismatch te ontstaan tussen de huidige woningvoorraad en de woningvoorraad die er op lange termijn zou moeten staan. De behoefte aan nultredenwoningen/appartementen en beschutte woonzorgwoningen neemt immers fors toe.
Woningbouwprojecten hebben een gemeentegrensoverschrijdende impact. Ten aanzien van het thema 'Wonen' is het provinciaal belang dat de regionale woningmarkten goed functioneren. Gestreefd moet worden naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. Om die reden is regionale afstemming nodig over woningbouwplannen. Dit is vormgegeven door vaststelling van de regionale woningmarktafspraken (zie paragraaf 3.2 Provinciaal en regionaal beleid). Om de provinciale ambitie van een toekomstbestendige woningvoorraad in 2040 te kunnen halen heeft de provincie, in samenwerking met alle Zeeuwse gemeenten, een uitgebreide woningmarktanalyse laten uitvoeren door Stec-groep. Dit betreft het Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019 (KWOZ). De belangrijkste conclusies uit het KWOZ die relevant zijn voor de voorliggende planontwikkeling luiden voor regio Walcheren als volgt:
- Tot 2040 wordt er een groei verwacht in de groep 65+ en 80+-huishoudens. Op Walcheren zijn de alleenstaanden en stellen boven de 65 jaar de grootste doelgroep die bovendien in absolute en relatieve aantallen sterk groeit. De opgave voor nultredenwoningen is hierdoor ook relatief groot.
- Op Walcheren bestaat daarnaast ook nog behoefte aan reguliere grondgebonden (koop)woningen doordat het aantal gezinnen hier nog op peil blijft of blijft groeien. In 2040 zijn op Walcheren in 2040 circa 3.660 (+7%) meer huishoudens dan in 2019.
- Op Walcheren ontstaat een overschot aan sociale huurappartementen door krimp van het aantal jonge huishoudens en de wens van een deel van deze groep jonge huishoudens om door te stromen. Deze doorstroomwens leidt tegelijkertijd tot een additionele behoefte aan grondgebonden koopwoningen.
Bij het toevoegen van woningen aan de woningmarkt moet rekening gehouden worden met deze conclusies. Binnen onderhavig bestemmingsplan is het mogelijk om (nultreden)appartementen te realiseren. Hoogstwaarschijnlijk wordt in het bouwplan ook voorzien in een lift. De locatie ligt in de nabijheid van voorzieningen. Het plan voorziet in de kwalitatieve behoefte zoals die blijkt uit het KWOZ. Op de kwantitatieve behoefte wordt ingegaan onder '3.2 Provinciaal en regionaal beleid'.
3.2.2 Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.
De hierboven genoemde provinciale beleidsdocumenten staan de vaststelling van het plan niet in de weg.
3.2.3 Walcherse woningmarktafspraken
Op 18 december 2018 is de 'Actualisatie Walcherse woningmarktafspraken 2016-2025' vastgesteld door de colleges van zowel de gemeente Vlissingen, Veere als Middelburg. Hierbij zijn een aantal gezamenlijke vraagstukken en/of uitdagingen geformuleerd:
- Een urgente behoefte aan nieuwbouwwoningen (deels inhaalvraag, deels als gevolg van huishoudgroei);
- Gebrek aan flexibiliteit in planning en realisatie;
- Groeiend huishoudensaantal en veranderende samenstelling;
- Nieuwe flexibele/alternatieve woonvormen;
- Nieuwe doelgroepen op de markt (zoals tijdelijk en definitief hier verblijvende arbeidsmigranten);
- Specifieke woonvoorkeuren voor locatie of woonmilieu;
- Sloop en energietransitie: meer dan 90% van de toekomstige woningvoorraad staat er al, maar is die klaar voor de toekomst?
In de komende 10 jaar is de verwachting dat de woningvoorraad met circa 7% moet groeien om aan de behoefte te kunnen voldoen. Dit is meer dan waar eerder rekening mee is gehouden. De huidige plancapaciteit van de drie Walcherse gemeenten is 5%. Zo kan de woningmarktvraag worden ingevuld, maar blijft er ook ruimte voor flexibiliteit om in te spelen om veranderingen in de woningmarkt. Om invulling te geven aan de geprognotiseerde behoefte voor reguliere woningen wordt onderscheid gemaakt tussen de netto nieuwbouwbehoefte, herstructurering en deeltijdwoningen. Ten behoeve van de woningbouwopgave zijn ruim 3.500 van de te bouwen woningen opgenomen in nader gedefinieerde nieuwbouwprojecten. In deze projectenlijst wordt onderscheid gemaakte tussen plannen die planologisch geregeld zijn door middel van bijvoorbeeld een onherroepelijk bestemmingsplan (de zogenaamde 'harde plancapaciteit') en plannen die dat niet zijn (de 'zachte plancapaciteit'). Om projecten gefaseerd op de markt te kunnen brengen, is in de woningmarktafspraken een voorlopige planning opgenomen voor het planologisch 'hard' maken van de plannen.
Voor Vlissingen is het gehele project Scheldekwartier opgenomen als 'zachte plancapaciteit' met in totaal 1.449 woningen. Binnen de periode 2016-2025 kunnen er 526 woningen worden gerealiseerd. In het kader van de woningmarktafspraken zijn voor het plangebied 28 woningen opgenomen in de provinciale dashboard Ladderruimte (zie onderstaande afbeelding). Wanneer de ontwikkellocatie maximaal wordt benut kunnen 35 appartementen worden gerealiseerd. Het verschil is dermate beperkt dat deze binnenstedelijke ontwikkeling als passend binnen de regionale woningbouwafspraken wordt gezien, nu de totale aantallen woningen niet worden overschreden.
Afbeelding 13 | Dashboard Ladderruimte Zeeuwse woningmarktregio's (bron: Provincie Zeeland)
3.2.4 Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland (KWOZ)
Dit woningmarktonderzoek is in opdracht van de provincie Zeeland opgesteld voor de gehele provincie. Daarin zijn ook voor elk van de woningbouwlocaties op Walcheren de marktpotentie in beeld gebracht aan de hand van de behoefteraming enerzijds en de concurrentiepositie en het onderscheidend vermogen van deze locaties anderzijds. Ook is een verdiepingslag uitgevoerd op specifieke woonmilieus voor Walcheren en hoe (potentiële) ontwikkellocaties hier op kunnen inspelen.
In het KWOZ-rapport is over het Scheldekwartier Vlissingen het volgende vermeld:
"Ontwikkel van binnen naar buiten, voorzie in stedelijke behoefte Vlissingen (en Walcheren). Het Scheldekwartier in Vlissingen is zowel in onze markttechnische beoordeling als ook tijdens de schouw en door lokale marktpartijen beoordeeld als een sterk, kansrijk plan dat kan voorzien in een brede behoefte. De uitdaging zit in het optimaal benutten van de beschikbare ruimte: het beoogde aantal woningen in het plan is ruim twee keer zo groot als de verwachte behoefte in Vlissingen. Dit vraagt om het maken van keuzes. We adviseren bij de ontwikkeling van het Scheldekwartier 'van binnen naar buiten' te werken en zo aan te sluiten bij het centrum van Vlissingen en de al ontwikkelde deelgebieden (Bestevaer, Zware Plaatmakerij). Zo voorkomt u versnippering binnen de totale gebiedsontwikkeling wanneer deelprojecten uiteindelijk toch niet van de grond komen, bijvoorbeeld doordat het grootste deel van de behoefte op termijn al is ingevuld.
Het Scheldekwartier is primair kansrijk om te voorzien in de behoefte aan stedelijk wonen in Vlissingen, maar kan mogelijk ook voorzien in een deel van de bredere behoefte aan stedelijk wonen op Walcheren. Houd er wel rekening mee dat een belangrijk deel van de vraag in de Walcherse gemeenten lokaal gebonden is. Monitor de afzet van deelprojecten en de verwachte huishoudensontwikkeling in toekomstige prognoses om de plancapaciteit verder af te stemmen op de te verwachten behoefte. Het noordelijke deel van het Scheldekwartier (Scheldewijk) vinden we daarnaast kansrijk voor invulling van de suburbane woonbehoefte in Vlissingen. De locatie is vanwege de ligging nabij het centrum en voorzieningen sterker dan suburbane ontwikkellocaties aan de randen van Vlissingen en het overschot aan (zachte) plannen in Vlissingen biedt u nog de ruimte om te kiezen. Om de suburbane behoefte optimaal te kunnen bedienen is het wel van belang om te voorzien in een voldoende ruim opgezette en kwalitatief hoogwaardige invulling van de Scheldewijk.”
3.2.5 Conclusie
De aantallen woningen die in het Scheldekwartier worden gebouwd, passen binnen de gemaakte regionale woningmarktafspraken. In het KWOZ is bevestigd dat de woningbouw in het Scheldekwartier zal voorzien in een bredere behoefte aan stedelijk wonen op Walcheren. In overeenstemming met de aanbevelingen uit het KWOZ wordt bij de ontwikkeling van het Scheldekwartier 'van binnen naar buiten' gewerkt. Dit is om logistieke redenen en uit oogpunt van een goed woonklimaat van bewoners die zich al hebben gevestigd in dit gebied, een voor de hand liggende zaak. Overigens is het voor de gemeente Vlissingen een uitgemaakte zaak dat het Scheldekwartier volledig wordt afgebouwd.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Het huidige planologisch regime
Beheersverordening 'Scheldekwartier-Zuid'
Ter plaatse van het deelgebied Stenenbeer geldt de beheersverordening 'Scheldekwartier-Zuid' van de gemeente Vlissingen. Deze beheersverordening is op 24 september 2015 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in deze beheersverordening bestemd voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' en 'Waarde-Archeologie'. Het realiseren van een appartementencomplex is binnen 'Verkeer-Verblijfsgebied' niet toegestaan.
Ter plaatse geldt eveneens de Paraplubeheersverordening parkeernormering. Met de paraplubeheersverordening parkeernormering is de 'Beleidsnota parkeernormering Vlissingen' en diens rechtsopvolger(s) in de geldende beheersverordeningen ingepast. Verder geldt het voorbereidingsbesluit Scheldekwartier waarin aangegeven wordt dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor het plangebied Scheldekwartier.
Afbeelding 14 | Uitsnede geldende beheersverordening (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Bestemmingsplan 'Binnenstad-Eiland'
Ter plaatse van het deelgebied Koningsweg ongenumerd geldt het bestemmingsplan 'Binnenstad-Eiland' van de gemeente Vlissingen. Dit bestemmingsplan is op 26 juni 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' en 'Cultuur en ontspanning' met bouwvlak. Het realiseren van een parkeerterrein ter plaatse van de bestemming 'Cultuur en ontspanning' is niet toegestaan. Ter plaatse van het bouwvlak geldt een maximum goot- en bouwhoogte van 4 meter. Verder geldt over het hele deelgebied de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1' en de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie'.
Afbeelding 15 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Zoals eerder opgemerkt geldt voor de Koudenhoek en de Onderstraat thans geen bestemmingsplan.
Paraplubestemmingsplan Parkeernormering
Ter plaatste geldt eveneens het paraplubestemmingsplan parkeernormering. Naar aanleiding van het Parkeerbeleidsplan Vlissingen 2017-2022 en het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeerverplichting bij ruimtelijke ontwikkelingen) heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen op 20 maart 2018 de 'Nota parkeernormering Vlissingen 2018-2022' vastgesteld om de parkeerverplichting bij ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen bepalen. Dit is vervolgens juridisch verankerd in het op 5 juli 2018 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Parkeernormering'.
3.3.2 Structuurvisie 'Vlissingen stad aan zee, een zee aan ruimte'
De gemeentelijke structuurvisie 'Vlissingen een stad aan zee - een zee aan ruimte' is door de gemeenteraad van Vlissingen in haar vergadering van 17 december 2009 vastgesteld. Op 30 mei 2013 heeft de raad een actualisatie van deze visie vastgesteld. In de structuurvisie wordt het ruimtelijke beleid op hoofdlijnen geschetst. Als toekomstperspectief wordt ingezet op 'Anticiperen en Transformeren'.
Dit perspectief vertaalt zich voor het Scheldekwartier in het toevoegen van een divers woon-, werk- en voorzieningenprogramma, waardoor het gebied weer onderdeel van de stad wordt. Voor woningbouw wordt in Vlissingen prioriteit gegeven aan herstructurering van de bestaande voorraad en aan de ontwikkeling van het Scheldekwartier. Voor werken en voorzieningen wordt ingezet op een verbetering van de vestigingscondities, zoals de ruimtelijke kwaliteit, routing en concentratie van detailhandel in de binnenstad, maar ook op de verbetering van de stadsentree. Voorts geeft de visie aan dat Vlissingen zich inzet voor het versterken van de diversiteit en kwaliteit van het toeristisch aanbod in combinatie met het verbeteren van de ruimtelijke beleving, ruimtelijke kwaliteit en attractiviteit van de stad. Zo voegt de transformatie van het gebied 'Stadshavens' een nieuwe dimensie toe aan het maritieme karakter van de stad en vergroot dit tegelijkertijd het toeristisch aanbod (uitbreiding jachthavenareaal, levendig waterfront, vermaak, detailhandel, cultuurhistorie, uitbreiding van toeristische routes etc.). Dit als aanvulling op de bestaande kwaliteiten, zoals de aanwezigheid van water, duinen, jachthaven, jachtenbouw en de sluizen.
Afbeelding 16 | Uitsnede structuurvisie (bron: gemeente Vlissingen)
3.3.3 Woonvisie 'Vlissingen stad aan zee - een zee aan woonkwaliteit'
Het doel van de woonvisie, eveneens vastgesteld op 17 december 2009 en geactualiseerd op 30 mei 2013, is het formuleren van het beleidskader voor de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van wonen. De visie is het toetsingskader voor initiatieven van derden en leidraad voor het handelen van de gemeente Vlissingen. In de woonvisie is een aantal doelstellingen geformuleerd:
- kwaliteit boven kwantiteit: herstructurering met verdunning en vergroening; nieuwbouw inzetten voor vergroten van de kwalitatieve differentiatie in de woningvoorraad en van de woonmilieus;
- integrale wijkaanpak: samen met maatschappelijke organisaties en burgers vanuit een fysiek en sociaal perspectief werken aan de leefbaarheid in buurten;
- doelgroepen aanbod: beschikbaar hebben van voldoende kwalitatief goede huisvesting voor alle doelgroepen (wonen-welzijn-zorg, starters, gezinnen, deeltijdwonen, studenten, CPO/PO/Kluswoningen, arbeidsmigranten);
- woningvoorraad van morgen: samenstelling van de woningvoorraad en woonmilieus zo goed mogelijk aansluiten op de huidige en veranderende woonbehoeften van de bevolking;
- wonen boven winkels stimuleren;
- complementariteit en samenwerking: actief inzetten voor samenwerking in de regio.
De focus van de woonvisie ligt voornamelijk het bereiken van een kwaliteitsslag in de bestaande voorraad. De gemeente heeft een herstructureringsopgave van 1.450 woningen en een verdunningsopgave van 320 woningen. Belangrijk uitgangspunt binnen het nieuwbouwbeleid is het Scheldekwartier, omdat dit gebied kansen biedt voor meer diversiteit aan woningtypen en woonvormen. Voorgenomen ontwikkeling voorziet in het toevoegen van een appartementecomplex.
3.3.4 Blik op de toekomst, Strategische visie 2040
De strategische visie Blik op de toekomst kijkt vooruit naar hoe in Vlissingen in 2040 gewoond, gewerkt, geleerd en ontspannen kan worden. Zichtbaar wordt hoe is ingezet op het halen van de klimaatdoelstellingen en hoe de stad omgaat met toenemende wateroverlast, hittestress en droogte.
Het uitgangspunt voor het wonen is dat nieuwe en bestaande woongebieden klimaatneutraal zijn door nul-op-demeterwoningen en daarnaast ook klimaatadaptief. Zo kunnen groene daken en geveltuinen zorgen voor isolatie en verkoeling, geeft vergroening schaduw en zijn er oplossingen om regenwater snel af te voeren of juist op te slaan. Ingezet wordt op het hergebruik van materialen. Daarnaast worden nieuwbouwprojecten en renovaties in 2040 naast circulair ook natuurinclusief. Moderne, groenere woonwijken zijn aantrekkelijker én worden hoger gewaardeerd op de markt. Groen binnen handbereik draagt immers ook bij aan de gezondheid van wie in de wijk leeft en beweegt.
Kortom, in 20240 is Vlissingen in balans. Meer werkende bollebozen, jonge gezinnen en hogere inkomens noemen Vlissingen hun thuis. Niet vreemd, want Vlissingen is een levendige gemeente met woningen en voorzieningen die up to date zijn. Door snelle, fysieke en digitale, verbindingen ontstaat een aantrekkelijke woonplaats, wat wordt versterkt door de interessante werkomgeving die de stad biedt, onder meer door Delta-gerelateerde bedrijven en het justitieel complex. Het woningaanbod past bij deze gezinnen met hun hogere besteedbaar inkomen en varieert daarom van energiezuinige appartementen tot eengezinswoningen in groene wijken. Door een grotere variatie in het beschikbare aanbod kunnen mensen hun hele wooncarrière in Vlissingen vormgeven.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om ter plaatse een appartementencomplex te realiseren waarin voorliggende doelstellingen op het gebied van klimaat en energiezuinigheid vormgegeven kunnen worden. Het is een passende stap voor mensen die de levendigheid van de stad willen combineren met modern woongenot.
3.3.5 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2012-2020 (GVVP)
Op 19 april 2012 heeft de gemeenteraad het GVVP vastgesteld. Het doel van dit plan is het vastleggen van het verkeers- en vervoersbeleid voor de gemeente Vlissingen voor de periode tot 2020 met inachtneming van de ruimtelijke, demografische en verkeerskundige ontwikkelingen alsmede met het rijks-, provinciale- en regionale beleid.
Uitgangspunt van het GVVP vormt een goede bereikbaarheid van de binnenstad zonder de leefbaarheid in de binnenstad aan te tasten. Aan de rand van de binnenstad zijn parkeervoorzieningen gerealiseerd van waaruit de binnenstad en boulevards lopend te bereiken zijn. De uitwisseling tussen de binnenstad en boulevards is geoptimaliseerd door de aanleg van De Willem Ruysstraat, die de verbinding naar het centrum en de ontsluiting voor het Scheldekwartier vormt. Met deze verbinding is de bereikbaarheid van de binnenstad voor zowel het gemotoriseerd verkeer, het langzaam verkeer als het openbaar vervoer sterk verbeterd. De aanleg had ook tot doel de overlast van het vrachtverkeer in de binnenstad te verminderen, de Scheldestraat en Paul Krugerstraat te ontlasten en de verkeersdruk in de Gravestraat en omgeving, als gevolg van doorgaand verkeer, te verminderen. De ontsluiting draagt ook bij aan de veiligheid in de binnenstad om deze bij calamiteiten sneller te kunnen verlaten. Voor het onderdeel 'parkeren' volgt het GVVP de parkeerkencijfers van het CROW.
3.3.6 Conclusies
De beoogde ontwikkeling past binnen de voor het Scheldekwartier vastgestelde beleidskaders en is in overeenstemming met de ingezette ontwikkelingsrichting.
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
Voor de ontwikkeling van de projectgebieden Scheldekwartier en Edisongebied is al in 2006 een gezamenlijke milieueffectrapportage (MER) opgesteld. De milieuonderzoeken, die daarvoor zijn verricht, hebben betrekking op het oorspronkelijke programma, zoals dat was voorzien in het Masterplan Dokkershaven (zie paragraaf 1.1). Nadien zijn het programma en wetgeving op onderdelen gewijzigd. Dat betekent dat moet worden beoordeeld of de uitgevoerde milieuonderzoeken en -toetsen nog bruikbaar zijn of dat deze moeten worden geactualiseerd of aangevuld.
In dit hoofdstuk is de beoordeling opgenomen en zijn de relevante aspecten uit de verrichte milieuonderzoeken belicht. Aldus is de samenhang in de milieutechnische beoordeling geborgd. Waar nodig is aanvullend onderzoek gedaan of zijn onderzoeken geactualiseerd.
4.2 Toetsing Aan Besluit Milieueffectrapportage
Wettelijk kader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Rapportage
Vanwege het voornemen om het voormalige terrein van KSG te transformeren tot een volwaardig nieuw stadsdeel en de plannen om ook het naastgelegen Edisongebied e.o. te herstructureren, is in 2006 besloten om voor beide projecten tezamen één milieueffectrapport (MER) op te stellen. In beide projecten werd namelijk de drempelwaarde uit de D-lijst (lid 11.2) van het Besluit m.e.r. ten aanzien van het begrip stadsproject (aantal m² bruto vloeroppervlak) overschreden. Dit betekent dat beide projecten m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Destijds was nog sprake van extra ligplaatsen voor de recreatievaart. De betreffende drempelwaarde uit de C-lijst (lid 10.3) werd overschreden. Gelet op de samenhang van beide plannen, zowel geografisch als in de tijd, waren de projecten om die reden project-m.e.r.-plichtig.
Aangezien de bestemmingsplannen voor beide gebieden het kader vormen voor nog op te stellen uitwerkingsplannen, was (en is) bovendien sprake van een plan-m.e.r.-plicht (milieueffectrapportage voor plannen).
Het MER diende daarom zowel als plan-MER op grond van artikel 7.2 lid 2 van het Besluit m.e.r. als project-MER op grond van artikel 7.2 lid 3. Als planhorizon voor dit MER is toen gekozen voor het jaar 2020.
In de rapportage zijn de milieueffecten onderzocht van de ontwikkeling van beide projectgebieden te weten bodem en water, natuur, verkeer en leefbaarheid. Het thema leefbaarheid is uitgesplitst in de onderwerpen geluidhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook aan de thema's en aspecten grondbalans, bouwhinder, cultuurhistorie, groen, landschap en energie is nadrukkelijk aandacht besteed in de beschrijving van de voorgenomen activiteiten.
De beoordeling heeft plaatsgevonden door per thema en per criterium in eerste instantie de effecten in kwantitatieve zin te bepalen. Deze effecten zijn vergeleken met de situatie, die zou zijn ontstaan zonder realisatie van de plannen, de zogenaamde autonome ontwikkeling. De tweede stap in de beoordeling betreft de waardering: de effecten worden vertaald in plussen en minnen. De uitkomsten van dit rapport moeten worden meegenomen in de planologische besluitvorming.
Beoordeling ontwikkeling woningbouwlocatie Stenenbeer
In de volgende paragrafen wordt op de voor het plangebied relevante milieuaspecten ingegaan.
Als uitgangspunt wordt de rapportage genomen. Daar waar regelgeving is gewijzigd of dit plan een nadere toelichting behoeft wordt ingegaan op deze aspecten. Voor zover dat nodig is, zijn onderzoeken geactualiseerd of is aanvullend onderzoek uitgevoerd. Een aantal milieuaspecten kan en moet uitsluitend in samenhang met het programma van de andere voorziene ontwikkelingen van het grotere projectgebied Scheldekwartier worden bezien.
Voor dit project zijn de volgende aspecten van belang:
- 4.3 Verkeersaspecten en parkeren;
- 4.4 Cultuurhistorie en archeologie;
- 4.5 Bodemkwaliteit;
- 4.6 Ontplofbare oorlogsresten;
- 4.7 Water(toets);
- 4.8 Luchtkwaliteit;
- 4.10 Geluid;
- 4.11 Externe veiligheid;
- 4.12 Windhinder;
- 4.13 Ecologie
- 4.14 Kabels en leidingen
Op deze aspecten wordt hierna ingegaan. Daaruit blijkt dat geen van deze aspecten de ontwikkeling en realisering van het plan in de weg staan.
4.3 Verkeersaspecten En Parkeren
4.3.1 Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer is er geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en dat er in de gebruiksfase voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
Voor de beoogde ontwikkeling kunnen de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie worden berekend op basis van kencijfers uit publicaties van het kennisplatform CROW. Tegenwoordig is dat publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen, maart 2020). Hiervan kan worden afgeweken, maar dan zal dit goed moeten worden gemotiveerd of onderbouwd.
Voor het parkeren heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen met de vaststelling van de 'parkeernormering Vlissingen 2018-2022' (hierna: Nota parkeernormering) op 20 maart 2018 afgeweken van de destijds beschikbare CROW publicatie '317 - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (oktober 2012; de voorganger van publicatie 381). Voor de functie 'wonen' is namelijk een andere indeling aangehouden dan de richtlijnen van het CROW aangeven. Voor de implementatie in de bestemmingsplannen is een indeling naar 'omvang van de woning' en 'typologie van de woning' beter toepasbaar en toetsbaar dan een indeling uitgaande van de prijsklasse van de woning.
In de Nota parkeernormering is een lijst met parkeernormen voor de gemeente Vlissingen opgesteld. Hierbij is rekening gehouden met de verschillen die tussen stedelijke zones bestaan. Een gelijke functie in het 'centrum' heeft een lagere norm dan dezelfde functie die in 'rest bebouwde kom' of 'buitengebied' is gelegen. De gemeente Vlissingen kiest binnen de kaders van het parkeerbeleidsplan er doorgaans voor om met 'gemiddelde parkeernormen' te werken (vanuit de bandbreedte die vanuit de kencijfers van het CROW gesteld worden). Het is deze gemiddelde parkeernorm die als 'vaste norm' toegepast wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen. De Nota parkeernormering is vervolgens juridisch verankerd in het op 5 juli 2018 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Parkeernormering'. Het uitgangspunt is dat een bouwplan op eigen terrein aan de parkeerplaatsverplichting kan voldoen, overeenkomstig de in bijlage 2 van het paraplubestemmingsplan opgenomen parkeernormen.
4.3.2 Toetsing verkeersaspecten
Verkeersstudie in het kader van het MER
Voor het MER is een verkeersstudie uitgevoerd waarin onder meer de verkeersintensiteiten op de belangrijkste wegen in en rond het plangebied in beeld zijn gebracht. In deze studie is gekeken naar de huidige situatie in 2005 en naar de situatie die in 2020 zou ontstaan zonder realisatie van de plannen voor het Scheldekwartier.
De belangrijkste wijziging ten opzichte van 2005 is de verplaatsing van de Koningsweg in westelijke richting en de aansluiting van deze nieuwe weg op de doorgetrokken Aagje Dekenstraat, inmiddels De Willem Ruysstraat. Hierdoor is een nieuwe ontsluiting van het centrum ontstaan die de bestaande routes (vooral de Paul Krugerstraat) ontlast.
Geconcludeerd is dat de Willem Ruysstraat een substantieel aandeel in de verkeersontsluiting krijgt. Door de ontwikkeling van het Scheldekwartier neemt de verkeersintensiteit op de Nieuwe Vlissingseweg en de Prins Hendrikweg toe met 15 á 20%. Er werden geen knelpunten verwacht voor het verkeer vanuit de stad. In de omgekeerde richting, vanaf de Prins Hendrikweg richting het centrum, kan echter stagnatie voor het autoverkeer ontstaan. Het kruispunt nabij de Keersluisbrug werd bij de uitwerking van de plannen genoemd als aandachtspunt.
Recent is op de route via de Prins Hendrikweg de aansluiting op de A58 aangepast.
Verkeersgeneratie Scheldekwartier en toekomstige verkeersintensiteiten
Wijzigingen in het verkeersnetwerk, ruimtelijke ontwikkelingen en sociaal economische veranderingen kunnen leiden tot verschuiving van verkeer en in een toe- of afname van verkeersintensiteiten. De gemeente Vlissingen beschikt over een verkeersmodel waarmee berekeningen kunnen worden gemaakt van de toekomstige verkeersintensiteiten op wegvakniveau.
In het verkeersmodel 'Vlissingen 2020' is gebruik gemaakt van de door de gemeente, de provincie en het waterschap aangeleverde verkeerstellingen en zijn ruimtelijke ontwikkelingen die worden verwacht tot 2030 ingecalculeerd. Voor het Scheldekwartier is rekening gehouden een volledige integrale ontwikkeling (woningbouw, voorzieningen, enz.). Ten behoeve van de ontsluiting van de Scheldewijk is de keuze gemaakt om vanaf de Willem Ruysstraat aan de noordzijde van het plangebied de woonwijk in te kunnen rijden. Deze mogelijkheid is met het verkeersmodel doorgerekend en dit zorgt voor een beperkte wijziging in de verkeerscijfers op de planinterne en de omliggende wegen.
Het nog te ontwikkelen programma voor het Scheldekwartier bedraagt per 1 januari 2022 circa 870 woningen. Rekening houdend met de kengetallen voor verkeersgeneratie uit de eerder genoemde CROW publicatie betekent dat een extra verkeersgeneratie van 4.873 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag, ofwel afgerond circa 5.000 mvt/etmaal. In tabel 4.1 is de verkeersgeneratie per woningtype weergegeven. Deze verkeersgeneratie is in het verkeersmodel verwerkt.
Tabel 4.1 Verkeersgeneratie nog te realiseren woningbouwprogramma Scheldekwartier
Het verkeer is afkomstig uit de volgende deelgebieden uit het Scheldekwartier:
Tabel 4.3 Verkeersgeneratie deelgebieden Scheldekwartier
Het gaat hier alleen om de verkeersgeneratie van licht verkeer. Daar komt nog bij de verkeergeneratie van middelzwaar verkeer (zoals busjes) en zwaar verkeer (zoals verhuis- en vuilniswagens). Doorgaans is dit een paar procent van de totale verkeersgeneratie.
Het verkeersmodel geeft een doorkijk tot 2030. Het voornemen is om het verkeersmodel binnen afzienbare termijn te actualiseren. Daar kan dit bestemmingsplan echter niet op wachten. Duidelijk is dat de ontwikkeling van het Scheldekwartier een belangrijke invloed heeft op de verkeersafwikkeling vanuit de binnenstad naar de A58 en op de verkeersintensiteiten van de wegen rondom het gebied. De conclusies uit het MER zijn op hoofdlijnen nog steeds actueel.
Verkeersontsluiting langzaam verkeer
Het langzaam verkeer maakt gebruik van de verkeersstructuur in de binnenstad en kan gebruik maken van de vrijliggende fietspaden langs de ontsluitingswegen. Via de Walstraat en bijvoorbeeld het Groenewoud is de binnenstad eenvoudig bereikbaar voor langzaam verkeer vanuit het plangebied.
Verkeersontsluiting openbaar/collectief vervoer
De gemeente Vlissingen hanteert een straal van 600 meter als invloedsgebied voor bushaltes (GVVP Vlissingen 2012-2020). De meest nabij gelegen bushaltes (Scheldestraat, Paul Krugerstraat) liggen, gemeten vanaf de grenzen van het plangebied, op afstanden van circa 800 tot 900 meter en daarmee buiten de gewenste invloedssfeer. Gelet op de beperkte overschrijding van de gewenste afstand en de ligging van het plangebied in de directe nabijheid van het centrum en de aldaar gesitueerde voorzieningen, is de afstand tot de meest nabij gelegen bushalte acceptabel en is het plangebied voldoende bereikbaar met openbaar vervoer.
Gelet op de functie van gebiedsontsluitingsweg van De Willem Ruysstraat, is het daarbij zeer wel denkbaar dat bij de feitelijke invulling van het Scheldekwartier met woningen het netwerk van openbaar verkeerroutes in dit gedeelte van de stad opnieuw bekeken zal worden door de Provincie Zeeland en De Willem Ruysstraat daarin een functie krijgt, in welk geval het waarschijnlijk is dat een dergelijke nieuwe halte ook in de invloedssfeer van dit plangebied zal liggen. Voor het collectief vervoer zal gebruik worden gemaakt van de straten en wegen, zoals hiervoor aangegeven onder gemotoriseerd verkeer.
Verkeersafwikkeling tijdens de aanlegfase
Behalve verkeer in de gebruiksfase zal er ook in de aanlegfase verkeer van en naar de bouwlocatie rijden. Om bestaande woongebieden zo veel als mogelijk te ontzien, wordt het bouwverkeer via de Gravestraat – Hendrikstraat afgewikkeld.
4.3.3 Toetsing aan parkeerbeleid
Algemeen
Voor het plangebied, als onderdeel van Vlissingen binnenstad en centrum, geldt in de Nota parkeernormering de stedelijkheidsklasse: 'sterk stedelijk' (figuur 4.2).
Figuur 4.2: Sterk stedelijk (1) (Bron: Paraplubestemmingsplan Parkeernormering)
Daarmee gelden volgens de Nota parkeernormering voor de functie 'wonen' de volgende parkeernormen als uitgangspunt.
Type woning | Eenheid | Centrum Vlissingen | Aandeel bezoekers | |
Grondgebonden (GO) | Gestapeld (appartement) (GO) | |||
< 60 m2 | Woning | 1,0 | 0,3 | |
< 100 m2 | 60 - 100 m2 | Woning | 1,4 | 0,3 |
100 m2 - 150 m2 | 100 - 150 m2 | Woning | 1,5 | 0,3 |
> 150 m2 | > 150 m2 | Woning | 1,6 | 0,3 |
Beroep aan huis (aanvullend) woning | Woning | 1,0 | 100 % | |
GO: gebruiksoppervlak (conform begripsomschrijving NEN 25880) |
Tabel 4.4 Parkeernormen volgens de Nota parkeernormering
Het parkeren door bezoekers zal, gelet op de beperkte beschikbaarheid van (extra) parkeergelegenheid in de openbare ruimte of in een openbaar toegankelijk gebied in de wijk, eveneens op eigen terrein plaats dienen te vinden. Het verdient aanbeveling er bij de planontwikkeling rekening mee te houden dat de parkeergelegenheid ook voldoende bereikbaar is voor bezoekers.
Ten slotte is voor een aan-huis-gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis ten minste 1 extra parkeerplaats nodig. Hierbij is uitgegaan van beroepsuitoefening van één persoon zonder personeel die beperkt bezoek ontvangt (niet gelijktijdig meerdere bezoekers). In de berekening is echter geen rekening gehouden met eventuele parkeerbehoefte vanwege aan-huis-gebonden beroepen omdat niet op voorhand kan worden bepaald of hiervan sprake zal zijn.
De benodigde parkeerbehoefte op basis van de Nota parkeernormering ligt daarmee tussen de 35 parkeerplaatsen voor 35 appartementen tot 60m² en 53 voor 35 appartementen van 100-150m². Bij de ontwikkeling van een concreet bouwplan dient tabel 4.4. in acht te worden genomen voor de bepaling van de exacte parkeernorm en het aantal op eigen terrein te realiseren parkeerplaatsen.
Ontwikkellocaties ten zuiden van het Dok
Ten zuiden van het Dok bevinden zich drie resterende ontwikkellocaties; de plot Postkantoor (3C), plot van Dishoeckhuis (3A) en plot 2A aan de oostzijde. Op de plot 3A bevinden zich parkeerplaatsen uitsluitend voor bewoners. Op plot 3C bevindt zich nu het openbare parkeerterrein Stenenbeer. De parkeerplaatsen voor bewoners van de binnenstad worden in de directe nabijheid gecompenseerd, de parkeerplaatsen voor bezoekers van de binnenstad worden verplaatst naar de Machinefabriek. Voor het compenseren van de bewonersplaatsen zijn drie locaties beschikbaar; langs de straat Koudenhoek, ten noorden van de speeltuin (ten zuiden van plot 2A) en langs de Koningsweg.
Vervangende parkeerplaatsen
Het parkeerterrein Stenenbeer telt in de huidige situatie 70 parkeerplaatsen. Deze plaatsen komen te vervallen bij herontwikkeling van het gebied zoals met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. De ontwikkeling Postkantoor is qua parkeerbehoefte zelfvoorzienend, één en ander zoals hiervoor omschreven. Deze bestaande worden volledig gecompenseerd, waarbij, in overeenstemming met de parkeervraag, vanuit het centrum parkeerplaatsen naar buiten toe worden verplaatst.
Compensatie wordt in de eerste plaats voorzien ten zuiden van de nabij gelegen plotontwikkeling 3A, langs de straat Koudenhoek. Met de beoogde herinrichting van de woonstraat Koudenhoek wordt langsparkeren gewijzigd in haaksparkeren. Hierdoor kan op deze locatie worden voorzien in 33 extra parkeerplaatsen ten opzichte van het huidige aantal aanwezige parkeerplaatsen in plot 3a. Deze parkeerplaatsen zijn beschikbaar als de locatie Postkantoor wordt opgeleverd. Voor de overige parkeerplaatsen zijn de locaties Koningsweg en speeltuin beschikbaar. Het gaat hier om bewonersparkeren (vergunninghouders) waarbij de laatst genoemde locaties tijdelijke een gemengd parkeerregime krijgen tot dat bezoekers in de Machinefabriek terecht kunnen.
Bij de herinrichting van de Koningsweg is vooruitlopend op de ontwikkeling van de plots ten zuiden van het Dok al voorzien in 28 extra parkeerplaatsen. Met onderhavig bestemmingsplan wordt tevens voorzien in de realisatie van extra parkeerplaatsen door het bestaande terrein ten noorden van de speeltuin her in te richten en uit te breiden. Hier kunnen, naast de bestaande 5, 26 nieuwe parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Hiermee is in de directe nabijheid van de ontwikkellocaties Postkantoor voorzien in compensatie van 87 parkeerplaatsen verdeeld over bewonersparkeren en een tijdelijk gemengd parkeerregime tot de parkeerplaatsen in de Machinefabriek voor bezoekers gerealiseerd zijn. Daarna zullen alle plaatsen toegewezen worden als bewonersparkeren
In het Paraplubestemmingsplan parkeernormering is omschreven dat het gebruik van bestaande, of zoals in onderhavig geval, het aanleggen van nieuwe parkeerplaatsen in de openbare ruimte op loopafstand van de ontwikkellocatie dient plaats te vinden. Voor de beoordeling van de situatie zoals hier beoogd, waarbij bestaande parkeerplaatsen als gevolg van de nieuwe ontwikkeling worden verplaatst, is gebruik gemaakt van dezelfde richtlijn voor acceptabele loopafstanden om te bepalen of de afstand tussen de nieuwe locatie en de bestaande locatie Stenenbeer.
De parkeerplaatsen bij Koudenhoek worden op een afstand van 100-200 meter van de Stenenbeer gerealiseerd en zijn derhalve geschikt voor alle hoofdfuncties. De afstand tot de nieuwe parkeergelegenheid ten noorden van de speeltuin bedraagt circa 250-300 m en tot de plaatsen langs de Koningweg circa 300-350 meter. Daarmee blijven de betreffende plaatsen voor de meeste hoofdfuncties die thans gebruik maken van de locatie Stenenbeer beschikbaar en komen deze plaatsen binnen het bereik van andere bewoners van de binnenstad.
Parkeren van tweewielers
Het stallen van fietsen en gemotoriseerde tweewielers van bewoners kan in het gebouwen en/of op eigen terrein plaatsvinden.
Conclusie
Het (plan)gebied wordt goed ontsloten en is goed bereikbaar voor autoverkeer, langzaam verkeer en overig bestemmingsverkeer.
De ontwikkeling van het Scheldekwartier, waar het plangebied deel vanuit maakt, heeft een belangrijke invloed op de verkeersafwikkeling vanuit de binnenstad naar de A58 en op de verkeersintensiteiten van de wegen rondom het gebied. Vooral op en de Prins Hendrikweg neemt de verkeersintensiteit toe. Er worden geen knelpunten verwacht voor het verkeer vanuit de stad. In de omgekeerde richting, vanaf de Prins Hendrikweg richting het centrum, kan stagnatie voor het autoverkeer ontstaan.
De parkeerbehoefte, die voortkomt uit de planontwikkeling, wordt voor zowel bewoners als bezoekers op eigen terrein opgelost. De parkeerbalans in de omgeving verslechtert, ondanks de planologische wijziging, niet ten opzichte van de huidige situatie, door de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen op eigen terrein (binnen het plangebied) en in het openbaar gebied.
4.4 Cultuurhistorie En Archeologie
4.4.1 Cultuurhistorie
Wettelijk kader
In het Bro (artikel 3.6.1. lid 2) is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging.
Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. In het gemeentelijk beleid wordt ingezet op het behouden en beschermen van bestaande kwaliteiten en waarden. Om te kunnen beoordelen of er in het plangebied en directe omgeving daarvan cultuurhistorische waarden zijn, kan gebruik worden gemaakt van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.
Toetsing
Stenenbeer
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn aanwezig. Aan de westzijde van het plangebied is het beschermd dorps- en stadsgezicht gelegen. In de directe omgeving van de Stenenbeer zijn verschillende MIP-objecten gelegen. Het dichtsbijgelegen MIP-object is de locatie Hendrikstraat 51. De ontwikkeling op de locatie Stenenbeer heeft echter geen negatieve effecten op de verschillende MIP-objecten aangezien het plangebied ruimtelijk gescheiden is van de locatie Hendrikstraat 51.
Koudenhoek en Onderstraat
In de directe omgeving zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten gelegen, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden.
Koningsweg ongenummerd
In de directe omgeving zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten gelegen, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden.
Afbeelding 17 |Uitsnede Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) (bron: provincie Zeeland)
Cultuurhistorie als inspiratiebron voor de stedenbouwkundig opzet van het Scheldekwartier
In januari 2005 is een cultuurhistorische verkenning uitgebracht voor het projectgebied van het project Scheldekwartier. In die verkenning is, voor wat dit plangebied betreft, het werfterrein in relatie tot de stad relevant: de stedelijke structuur van de oude binnenstad, de maatvoering van de gebouwen, de bouwstijl en de scherpe grens tussen stad en Scheldeterrein.
Gezien vanuit de huidige oude binnenstad is het bouwblok in dit project gebaseerd op en geïnspireerd door de oude en oorspronkelijke situatie toen hier het Postkantoor was gelegen. Door een bij de bestaande binnenstad passende stedenbouwkundige herontwikkeling worden oude straten en routes weer hersteld. De straten beschikken weer over een begin en eindpunt en over sterk aanpalende functies. Tevens wordt Het Dok weer verbonden met de historische binnenstad van Vlissingen. Het gebied wat tot de Koninklijke Schelde Groep behoorde, krijgt zijn aansluiting weer op de binnenstad en gaat als één gebied functioneren.
4.4.2 Archeologie
Wettelijk kader
Wet ruimtelijke ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Besluit omgevingsrecht
Op grond van de Wro en de Wabo zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
In het Bor is bepaald, dat voor vergunningsvrije bouwwerken tot 50 m² geen beperkingen ten aanzien archeologie gelden.
Beleid gemeente Vlissingen
Op 23 februari 2006 heeft de gemeenteraad de 'Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren 2006' vastgesteld. De Nota archeologische monumentenzorg Walcheren 2006 is in 2008 geëvalueerd. De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 24 april 2008 de nieuwe 'Nota archeologische monumentenzorg Walcheren evaluatie 2008' vastgesteld. Op 28 januari 2016 heeft de gemeenteraad een actualisatie van deze nota vastgesteld in de 'Nota archeologische monumentenzorg Walcheren 2016-2022'. Onderdeel van de nota vormt een vrijstellingsregeling, waarbij is bepaald, dat in gebieden met een middelhoge en hoge verwachtingswaarde grondwerkzaamheden zonder archeologisch onderzoek mogen plaatsvinden tot een diepte van 0,40 m en een oppervlakte van 500 m2. Voor gebieden ter hoogte van (AMK)terreinen met een vastgestelde archeologische waarde en voor gebieden ter hoogte van een zogenaamde verwachtingszone op basis van historische kaarten en voor gebieden binnen een straal van 50 meter rondom een vindplaats geldt, dat uitsluitend bodemingrepen, die niet dieper gaan dan 0,40 meter onder huidig maaiveld en geen grotere oppervlakte hebben dan 30 m2, vrijgesteld zijn van archeologisch onderzoek.
De archeologische waarden- en verwachtingskaart Walcheren en de archeologische beleidsadvieskaart Walcheren maken onderdeel uit van dit beleid. De verwachtingskaart is een nadere detaillering van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) die tot stand is gekomen door nader bureauonderzoek. De kaart is op maat gesneden op de Walcherse schaal en geeft de verwachting weer ten aanzien van archeologische vondsten. Op de beleidsadvieskaart is de vrijstellingsregeling gekoppeld aan de archeologisch waardevolle gebieden en verwachtingszones. Dit resulteert in een overzicht van de beleidsadviezen per gebied.
Onderzoek
Voor het project Scheldekwartier is een bureauonderzoek uitgevoerd om te beoordelen of realisatie van de Ontwikkelingsvisie zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. In februari 2006 is de rapportage van het archeologische vooronderzoek – een bureauonderzoek – uitgebracht (Bijlage 3).
Uit dit onderzoek kwam onder meer uit dat het gebied rond de Dokhaven een archeologisch waardevol gebied is. Als gevolg hiervan is, in het kader van de eerst geplande ontwikkelingen aldaar, een grootschalige opgraving uitgevoerd door ADC ArcheoProjecten aan de zuidzijde van de Dokhaven. Hier is in de toekomst geen verder archeologisch onderzoek noodzakelijk. Alle archeologische resten zijn hier opgegraven, gedocumenteerd en vervolgens verwijderd.
Afbeelding 18 | Het plangebied (bron: gemeente Vlissingen)
Voor onderhavig plangebied geldt dat dit juist ten zuiden van de opgravingen is gelegen. De Walcherse Archeologisce Dienst (Bijlage 4) heeft geadviseerd dat ter hoogte van de gedempte haven geen onderzoek nodig is, maar zeker langs de randen van het plangebied kunnen nog resten van voormalige kade beschoeiingen aanwezig zijn.
Ter plaatse wordt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1' opgenomen. Hiervoor geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 50 m2 en niet dieper reiken dan 40 centimeter. Ten behoeve van de toekomstige nieuwbouw is maatwerk noodzakelijk, afhankelijk van het bouwplan is mogelijk archeologisch onderzoek nodig. Indien voor de aanleg van de parkeerplaats grondroerende werkzaamheden nodig zijn op een grote diepte dan waarin de vrijstelling voorziet, blijft in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1' gehandhaafd, zodat aan de uiteindelijke vergunning het voorschrift verbonden kan worden, dat de WAD op tijd van de startdatum van de graafwerkzaamheden op de hoogte wordt gesteld en dat de WAD in staat wordt gesteld documentatiewerkzaamheden te verrichten.
4.4.3 Conclusie
In het plangebied en directe omgeving daarvan zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig die een belemmering kunnen zijn voor de beoogde ontwikkeling met woningbouw. In de stedenbouwkundige opzet van het Scheldekwartier is cultuurhistorie een inspiratiebron: de vorm van de oude lunet komt in het ontwerp terug.
Mogelijk zijn er (aan de randen van) archeologische resten aanwezig, reden waarom de archeologische dubbelbestemming behouden blijft en bij de planontwikkeling de Walcherse Archeologische Dienst nader zal adviseren over (mogelijk) archeologisch onderzoek of andere methoden om op passende wijze om te gaan met mogelijk aanwezige resten.
4.5 Bodemkwaliteit
4.5.1 Beleids-/toetsingskader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan, onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de beoogde nieuwe functie.
Op grond van het Besluit Bodemkwaliteit wordt de verplichting gesteld om een bodemfunctieklassenkaart op te stellen. Op 26 juni 2013 is de Nota bodembeheer, inclusief herziene bodemfunctieklassenkaart, voor het grondgebied van de Gemeente Vlissingen vastgesteld door de Raad. Op deze kaart heeft het gebied van dit bestemmingsplan de functie 'wonen'.
Bij het uitvoeren van een bodemsanering dient de bodemkwaliteit geschikt te zijn of geschikt te worden gemaakt voor de beoogde functie. Indien dat dat niet mogelijk is dienen maatregelen te worden genomen waarbij de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plan en dier heeft, voorkomt. Wanneer grond toegepast wordt binnen het gebied zal deze de kwaliteit 'wonen' of schoner moeten hebben.
Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst.
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
4.5.2 Onderzoek
Stenenbeer
De gronden binnen het deelgebied Stenenbeer zijn in de geldende beheersverordening 'Scheldekwartier - Zuid' gelegen binnen het besluitvlak 'Verkeer-Verblijfsgebied'. Het deelgebied Stenenbeer krijgt in de nieuwe situatie de bestemming 'Wonen'. De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de woonbestemming en mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Een verkennend bodemonderzoek (inclusief vooronderzoek conform NEN 5725) is benodigd.
Op 25 april 2022 is door MCG Zuidwest B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd met kenmerk 22MCG075.10 (Bijlage 5) tot een diepte van 1,0 a 1,5m -mv. Uit het onderzoek blijkt dat in de mengmonsters (MM1, MM2, MM5 en M6) voor geen van de onderzochte parameters een overschrijding van de achtergrondwaarde is aangetoond. In de mengmonsters (MM3 en MM4), van de bodemlagen waarin sprake is van enige bijmenging aan bodemvreemd materiaal (met name baksteen en kolengruis), zijn enkele licht verhoogde gehalten zware metalen en PAK aangetoond. In het grondwater uit peilbuis 07 zijn, afgezien van een zeer licht verhoogd gehalte xylenen, geen overschrijdingen van de streefwaarde aangetoond.
Als gevolg van de waarschijnlijkheid dat ter plaatse een (half)verdiepte parkeervoorziening wordt gerealiseerd, is op 28 oktober 2022, eveneens door MCG Zuidwest BV, een verkennend en aanvullend onderzoek uitgevoerd met kenmerk 22MCG075.10 (Bijlage 6 ).
Alle ten behoeve van voornoemd verkennend bodemondezoek uitgevoerde boringen zijn doorgezet tot 3,00 m-mv. Tevens is de nog niet onderzochte ondergrond geanalyseerd op het standaardpakket voor grond.
Er zijn drie mengmonsters (M7, M8 en M9) van de ondergrond geanalyseerd. In mengmonster M7 zijn enkele licht verhoogde gehalten aangetoond, in de andere mengmonsters zijn geen verhogingen aangetoond. Omdat ter plaatse van boring 13 afwijkende bodemlagen zijn aangetroffen, zijn deze monsters apart geanalyseerd. In de diepere ondergrond van deze boring worden matig tot sterk verhoogde gehalten zware metalen en PAK aangetoond. In het grondwater zijn sterk verhoogde gehalten PAK aangetoond.
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat binnen de onderzoekslocatie sprake is van meer dan 25m³ sterk verontreinigde grond en meer dan 100m³ sterk verontreinigd grondwater. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Mogelijk maakt de verontreiniging onderdeel uit van een grotere verontreiniging die zich uitstrekt tot buiten het plangebied. De verontreiniging is te relateren aan een afwijkende (slib-, baksteen- en kolengruishoudende) bodemlaag die in de ondergrond aanwezig is. Mogelijk is sprake van oud havenslib of een voormalige kade. Gezien de situatie is het aannemelijk dat de verontreiniging is ontstaan voor 1987, waardoor er geen sprake is van een 'nieuw geval van bodemverontreiniging'. Formeel geldt een saneringsplicht ingeval de verontreiniging spoedeisend is of wanneer grondroerende werkzaamheden gaan plaatsvinden. In dergelijke gevallen wordt, voorafgaand aan de sanering, een saneringsplan opgesteld, waarin de aanpak van de sanering en de randvoorwaarden worden beschreven, afgestemd op de toekomstige situatie.
Koningsweg ongenummerd
De gronden binnen het deelgebied Koningsweg ongenummerd hebben zowel de bestemming 'Verkeer-Verblijf' als de bestemming 'Cultuur en ontspanning'. Met het realiseren van een parkeerterrein wordt geen gevoelige functie mogelijk gemaakt. Van het uitvoeren van een (verkennend) bodemonderzoek is daarom afgezien.
4.5.3 Conclusie
Uit bodemonderzoek is gebleken dat de ondergrond sterk is verontreinigd met zware metalen en PAK. In verband hiermee dient de locatie gesaneerd te worden wanneer er grondroerende werkzaamheden uitgevoerd gaan worden. In de planregels is hiertoe een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
4.6 Ontplofbare Oorlogsresten
4.6.1 Beleids- en toetsingskader
Op 3 oktober 2013 heeft de gemeenteraad het beleid met betrekking tot ontplofbare oorlogsresten (OO) uit de Tweede Wereldoorlog met bijbehorende beleidskaart vastgesteld. In het beleid en op de beleidskaart is aangegeven in welk deelgebied onderzoek nodig is naar OO voordat grondroerende werkzaamheden mogen plaatsvinden.
Daarnaast is voor de borging van de kwaliteit/ veiligheid van het opsporen van conventionele explosieven (CE) het Werkveldspecifiek certificatieschema voor het Systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven (WSCS-OCE) van kracht. Dit certificatieschema maakt onderdeel uit van het stelsel van wettelijk verplichte certificatie conform het Arbobesluit en bevat de proceseisen voor vooronderzoek en opsporing van CE.
4.6.2 Onderzoek
Op de OO-beleidskaart is te zien dat het plangebied van onderhavig bestemmingsplan gelegen is een gebied dat aangeduid is als 'vrijgegeven of niet verdacht gebied'. Nader onderzoek naar OO is niet benodigd.
Afbeelding 19 | Uitsnede OO-beleidskaart (bron: gemeente Vlissingen)
4.6.3 Conclusie
Er is geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Wanneer er binnen deze gebieden grondroerende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, hoeft vooraf aan de werkzaamheden geen vooronderzoek te worden uitgevoerd conform de bestaande regelgeving. Het protocol "Toevalstreffer CE uit de WO II" is toepassing op deze gebieden.
4.7 Water(toets)
4.7.1 Beleids- en toetsingskader
Door de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het instrument van de watertoets geïntroduceerd. De watertoets is inmiddels verankerd op alle ruimtelijke planniveaus die Nederland kent. De watertoets is een beoordeling van de invloed, die ontwikkelingen of beheer van een projectgebied hebben op het watersysteem in dat gebied. Het is noodzakelijk de gevolgen van de beoogde ontwikkelingen voor de waterhuishoudkunde en het watersysteem na te gaan. Hoe met de watertoets om te gaan, is onder andere beschreven in de Zeeuwse Handreiking Watertoets.
De provincie Zeeland heeft het beleid voor de bescherming van het grond- en oppervlaktewater opgenomen in het Omgevingsplan Zeeland 2018 en zijn daarover regels opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening 2018. In die verordening zijn ook regels opgenomen ter bescherming van verdrogingsgevoelige natuurgebieden en over de bescherming van waterkeringen.
In het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2017 (GRP) heeft de gemeente Vlissingen de verbrede zorgplicht uit de Waterwet vastgelegd. Dit plan geeft aan hoe de gemeente invulling geeft aan de zorgplicht voor de door haar te behartigen aspecten: afvalwater, hemelwater en grondwater.
Vervolgens is voor het Scheldekwartier op 27 juli 2017 het 'Herziene rioleringsplan Scheldekwartier' vastgesteld, dat als Bijlage 9 is bijgesloten. Dit plan (definitief verklaard op 2 augustus 017) is afgestemd op het grondstromenplan, dat is ontwikkeld voor het Scheldekwartier. Het rioleringsplan geeft weer op welke wijze met de (afval)waterstromen binnen het Scheldekwartier wordt omgegaan, waarbij aandacht is besteed aan de hoogteligging, de waterscheiding en waterkering en de afwatering vuilwaterriool en regenwater. Ook is er aandacht besteed aan de afvoercapaciteit in het kader van de klimaatbestendigheid en de fasering van de aanleg van de riolering.
4.7.2 Watertoets
Voor het Scheldekwartier is in het MER aandacht besteed aan de waterhuishouding, de riolering en de waterkwaliteit in het plangebied. Geconcludeerd is, dat de waterhuishoudkundige maatregelen, die zijn voorzien, voldoen aan de normen, die worden gesteld door de provincie en het waterschap.
Om aan te tonen dat het voorliggend plan voldoet aan de waterdoelstellingen is de beoogde ontwikkeling van het Scheldekwartier voor de volledigheid ook getoetst aan de criteria uit de hiervoor genoemde Zeeuwse Handreiking Watertoets. Deze criteria zijn bijeengezet in de onderstaande watertoetstabel die door het Waterschap wordt gehanteerd. Uit toetsing aan deze criteria blijkt dat het aspect water geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling. Van meet af aan is het aspect waterhuishouding meegenomen in de planvoorbereiding en het Waterschap Scheldestromen is daarbij betrokken.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. | Alle kades binnen het Scheldekwartier doen dienst als regionale waterkering. Het deelgebied Stenenbeer is voor een groot gedeelte gelegen in beschermingszone B (groen) en voor een klein gedeelte in beschermingszone A (blauw). Het deelgebied grenst aan het waterstaatswerk. De maximale overschrijdingskans van de regionale waterkering is 1:100. De waterkering moet in stand worden gehouden conform de ligging, vorm, afmeting en constructie overeenkomstig de situatie op 1 januari 2018. In de legger waterkeringen van het waterschap zijn de waterkeringszones vastgelegd: waterstaatswerk, beschermingszones A en beschermingszones B. Binnen die zones moet een watervergunning worden aangevraagd bij het waterschap voor werken en werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de waterkeringen. Dat is geregeld in de Keur van het waterschap. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. | In de huidige situatie is het plangebied, zowel deelgebied Stenenbeer als Koningsweg ongenummerd, bijna volledig verhard. Watercompensatie is derhalve niet aan de orde. Dit aspect is in het kader van de gehele herontwikkeling van het Scheldekwartier met het Waterschap kortgesloten en goedgekeurd. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. | Het herziene rioleringsplan Scheldekwartier 2017 gaat uit van een gescheiden rioolstelsel. De afvoer van het afvalwater wordt aangesloten op het rioolstelsel. Het hemelwater zal via de bodem afstromen naar het oppervlaktewater van de Binnenhaven. Bij de nadere planuitwerking worden de mogelijkheden bezien om hemelwater van verhard (terrein)oppervlak vast te houden en vertraagd af te voeren. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. | De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin mogelijke grondwateroverlast. |
Grondwaterkwaliteit Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. | Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. |
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. | Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare materialen. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. |
Volksgezondheid Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. | In het plangebied wordt geen nieuw oppervlaktewater gerealiseerd. Het Dok van Perry vormt mogelijk een beperkt verdrinkingsgevaar. Echter het Dok van Perry is omgegeven door een hekwerk waardoor de steigers niet openbaar toegankelijk zijn. Het gevaar wordt hierdoor beperkt tot een minimum. |
Bodemdaling Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. | De polderpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling zal niet optreden. |
Natte natuur Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. | Er wordt gene natte natuur aangelegd. |
Onderhoud oppervlaktewater Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. | Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. |
Andere belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. | Niet van toepassing. |
Wegen in beheer bij het waterschap (alleen invullen voor zover van toepassing) * in de bouwfase: Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen? * na realisatie: verkeersaantrekkende werking Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer? *na realisatie: bereikbaarheid Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken. Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd? * na realisatie: parkeren Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd? * na realisatie: (ver)bouwen Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd). | Niet van toepassing. |
Afbeelding 20 | Uitsnede legger waterkering (bron: Waterschap Scheldestromen)
4.7.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van water. Het aspect water staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.
4.8 Luchtkwaliteit
4.8.1 Wettelijk kader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het doel is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor luchtverontreinigende stoffen, waarvan stikstofdioxide en fijn stof de belangrijkste zijn. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de volgende grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang:
- jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide NO² (40 µg/m³ );
- jaargemiddelde concentratie fijn stof PM10 (40 µg/m³ );
- aantal dagen overschrijding van de grenswaarde van de 24-uursgemiddelde concentratie fijn stof
- PM10 (maximaal 35 dagen per jaar >50 µg/m³ );
- jaargemiddelde concentratie fijn stof PM2,5 (25 µg/m³).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
De Wet luchtkwaliteit maakt tevens onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten:
- kleine projecten: projecten, die de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" (NIBM) verslechteren. Deze projecten hebben geen wezenlijke invloed op de luchtkwaliteit en hoeven niet meer te worden beoordeeld op luchtkwaliteit. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- 1. een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- 2. een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
- grote projecten: projecten, die de luchtkwaliteit "in betekenende mate" (NIBM) verslechteren; ze zijn waar mogelijk opgenomen in het gebiedsgerichte programma van het NSL; deze projecten worden niet meer beoordeeld op de afzonderlijke effecten op de luchtkwaliteit, maar getoetst aan de criteria van het NSL.
Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden wanneer:
- het project past binnen het NSL (art. 5.16, lid 1, aanhef en onder d Wet milieubeheer).
- de gestelde grenswaarden van bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden (art. 5.16, lid 1, aanhef en onder a Wet milieubeheer);
- door middel van projectsaldering (art. 5.16, lid 1, aanhef en onder b Wet milieubeheer);
- de ontwikkeling wordt aangemerkt als een NIBM-project (art. 5.16, lid 1, aanhef en onder c van de Wet milieubeheer).
4.8.2 Onderzoeksresultaten
Het aspect luchtkwaliteit kan uitsluitend in samenhang met het programma van de andere voorziene ontwikkelingen van het grotere projectgebied Scheldekwartier worden bezien. Het is dan ook onderzocht in het kader van de milieueffectrapport voor het Scheldekwartier en het naastgelegen Edisongebied dat is opgesteld (zie paragraaf 4.2). Geconcludeerd is dat de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit nergens worden overschreden. De Commissie voor de m.e.r. heeft echter geadviseerd het onderzoek naar de luchtkwaliteit ten behoeve van de besluitvorming over uitwerkingsplannen te actualiseren, waarbij rekening moet worden gehouden met de emissies van de scheepvaart en de dan geldende wetgeving.
Naar aanleiding van het advies van de Commissie voor de m.e.r. is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de emissies van de scheepvaart op het Kanaal door Walcheren. Uit het onderzoek (Bijlage 10) blijkt, dat de bijdrage van de scheepvaart aan de lokale concentraties NO2 en PM10 zeer laag is en zeker niet tot een overschrijding van de normen zal leiden. Ook is aanvullend onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit binnen het projectgebied als gevolg van het verkeer. De gegevens uit de onderzoeken ten behoeve van het MER zijn daarbij geactualiseerd. Uit het onderzoek blijkt, dat er weliswaar een kleine toename van de concentraties NO2 en PM10 voor 2020 plaatsvindt, maar dat er geen overschrijdingen van de normen plaatsvinden.
In de ontwikkelingsvisie is uitgegaan van de realisatie van circa 1.400 tot 1.800 woningen in het Scheldekwartier. Voor de overige beoogde functies in het Scheldekwartier, zoals zorg, recreatie, detailhandel, (watersportgerelateerde) bedrijvigheid, horeca en maatschappelijke functies, zijn geen exacte gegevens bekend, en is daarom een inschatting gemaakt van het aantal personen dat zich in het Scheldekwartier gaat bevinden. In de ontwikkelingsvisie zijn, ten opzichte van het Masterplan Dokkershaven, enkele functies, waarin zich een groot aantal personen zou kunnen bevinden, komen te vervallen. Het gaat hierbij om functies als grootschalige detailhandel en een casino. Dit betekent ook minder vervoersbewegingen en daardoor minder emissies NO2 en PM10. De onderzoeken ten behoeve van het MER worden daarmee nog adequaat geacht en geven eerder een over- dan een onderschatting.
Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd, dat er vanuit luchtkwaliteit geen belemmeringen bestaan voor de ontwikkeling van dit project in het gebied Scheldekwartier.
Om toch zekerheid te hebben over het woon- en leefklimaat ten aanzien van de nieuw te bouwen woningen is in oktober 2022 een locatiespecifiek onderzoek uitgevoerd door Goudappel Coffeng. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport met kenmerk 011180.20221011.R1.01 dat is opgenomen in Bijlage 11.
De berekeningen zijn uitgevoerd met de rekenmodule Aerius-lucht. Dit is het rekenhart van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Aerius-lucht rekent volgens standaard rekenmethode 1 en standaard rekenmethode 2 uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit (Rbl, 2007). De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van achtergrondconcentraties en emissiefactoren voor zichtjaar 2023 en zichtjaar 2030. 2030 is het uiterste rekenjaar in Aerius-lucht. In alle gevallen is gerekend met de verkeersgegevens representatief voor de toekomstige situatie (2033). De verkeersgegevens komen overeen met de gegevens zoals gehanteerd in het akoestisch onderzoek (zie paragaaf 3.1.2).
Uit de resultaten blijkt dat ook in 2030 ruim aan de normen voor luchtkwaliteit wordt voldaan. De concentraties nemen af naar de toekomst, ondermeer door lagere voertuigemissies. Omdat in alle gevallen ruim aan de normen uit de Wet milieubeheer wordt voldaan, wordt geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van de plannen.
Nu uit het onderzoek is gebleken dat in alle beschouwde situaties en langs alle beschouwde wegen wordt voldaan aan de normen uit de Wet milieubeheer. Hiermee vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoering van de plannen. Dit in navolging van Artikel 5.16, lid 1 onder a van de Wet milieubeheer, waarin is bepaald dat een ruimtelijke ontwikkeling doorgang kan vinden indien geen sprake is van normoverschrijdingen.
4.8.3 Conclusie
Op voorhand is er geen aanleiding te veronderstellen dat het aspect luchtkwaliteit een belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.9 Bedrijven En Milieuzonering
4.9.1 Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om dit aspect inzichtelijk te maken wordt gebruik gemaakt van de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG; versie 2009). Deze zonering gaat uit van richtafstanden tussen potentieel hinderlijke functies per milieuaspect (gevaar, geluid, geur en stof) en gevoelige functies (wonen) in relatie tot het heersende omgevingstype (rustige woonwijk of gemengd gebied).
Tabel 4.6 Richtafstanden per milieucategorie
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of plaatsvinden, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de werkelijk te verwachten milieubelasting in plaats van de veronderstelde milieubelasting bij de richtafstanden.
4.9.2 Toetsing
Het plangebied Scheldekwartier kan op grond van de in de VNG-publicatie worden getypeerd als een gemengd gebied. Dit betekent dat in beginsel de richtafstanden uit kolom 2 van tabel 4.6 moeten worden aangehouden. Onderstaande bedrijven zijn relevant voor het Scheldekwartier.
Tabel 4.7 Inschaling van relevante bedrijven en bedrijfsactiviteiten in de omgeving van het Scheldekwartier
Stenenbeer
Ten opzichte van de KPN wijkcentrale wordt in beginsel voldaan aan de richtafstand. Omdat de ter plaatse aanwezige installaties worden gekoeld door middel van airco units is, om een goed woon- en leefklimaat te garanderen, een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn neergelegd in een rapport (Bijlage12) en nader uitgewerkt in paragraaf 4.10.2. Samengevat blijkt uit het onderzoek dat het opgesteld bronvermogen met 4 dB(A) dient te worden verlaagd door het vervangen van de airco units. Het totaal opgesteld bronvermogen bedraagt nu 74 dB(A) en dient te worden verlaagd naar een totaal opgesteld bronvermogen van 70 dB(A). Dit kan door het vervangen van één of meerdere airco units. Deze voorziening dient te zijn getroffen voordat de woningen worden betrokken.
In tabel 4.7 zijn de in acht te nemen afstanden aangegeven. De voor deze activiteiten van toepassing zijnde richtafstanden vloeien voort uit het milieuaspect geluid. Aan de richtafstanden wordt voor het plangebied voldaan, behalve voor Amels Holland. De bedrijfsbestemming is op circa 260 meter van het plangebied gesitueerd. Aldaar zijn echter de parkeervoorzieningen van het bedrijf gelegen, de feitelijke bedrijfsactiviteiten vinden plaats in de bedrijfsbebouwing op het perceel. Deze bedrijfsbebouwing is wel op tenminste 300 meter afstand van het plangebied gelegen. De voor het bedrijf geldende geluidzone voor het industrielawaai op grond van de Wet geluidhinder is vastgesteld en vastgelegd in de parapluherziening geluidzone de Schelde/Buitenhaven. Deze geluidzone is gebaseerd op de in de actuele vergunning Wet milieubeheer voor de KSG beschreven concrete bedrijfsactiviteiten van de diverse onderdelen van KSG (waaronder Amels Holland en de helikopterlandplaats). De werkzaamheden moeten dus plaatsvinden binnen de vergunning en kunnen en mogen niet de voor de geluidzone vastgestelde geluidsbelasting van 50dB op de zonegrens overschrijden. De geluidzone raakt het plangebied niet. De geluidbelasting op de zonegrens mag 50dB bedragen. Een acceptabel woon- en leefklimaat is gewaarborgd voor de nieuwe woningen.
Aan de Koningsweg is eveneens een helikopterlandplaats gelegen. Een helikopterlandplaats valt, conform de VNG-brochure 'Bedrijven- en Milieuzonering', in milieucategorie 5.1. Hiervoor geldt een richtafstand van 300 meter. Geluid is hierbij het maatgevend aspect. De afstand tussen de landplaats en de grens van het deelgebied Stenenbeer bedraagt circa 320 meter. Aan de richtafstand wordt voldaan.
Koningsweg ongenummerd
Met het realiseren van een parkeerterrein wordt geen milieugevoelig object toegevoegd. Een nadere beoordeling in het kader van bedrijven- en milieuzonering is daarom niet benodigd.
4.9.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de omliggende bedrijven en bedrijfsactiviteiten ter plaatse van woningen niet zullen leiden tot milieuhinder voor de nieuwe woningen en omgekeerd zullen de woningen geen belemmering vormen voor de bedrijven en bedrijfsactiviteiten, mits het opgesteld bronvermogen van de KPN wijkcentrale wordt verlaagd tot 70dB(A) voordat de woningen zullen worden bewoond. Het aspect milieuhinder en omliggende functies staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.10 Geluid
4.10.1 Wettelijk kader
Op grond van de Wet geluidhinder moeten bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan, waarbinnen nieuwbouw van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen worden toegelaten, de van belang zijnde akoestische aspecten worden onderzocht. Dit betreft geluid vanwege wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai.
Conform artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) (2007) bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone waarbinnen akoestisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Alvorens geluidgevoelige objecten - zoals woningen of scholen - kunnen worden geprojecteerd, dient te worden onderzocht of aan de normen van de Wgh wordt voldaan. De zonebreedte is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk gebied).
Als er nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de onderzoekszone van een weg worden gerealiseerd, dan mag de geluidbelasting van het wegverkeer niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde van 48 dB. Wanneer de geluidbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde dient onderzoek naar de mogelijke toepassing van geluidreducerende maatregelen te worden uitgevoerd. Blijkt dat niet mogelijk of op overwegende bezwaren te stuiten dan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde. Deze hogere waarde mag de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet overschrijden.
Daarnaast worden in het Bouwbesluit 2012 eisen gesteld aan de karakteristieke geluidwering. Dit betreffen eisen aan de geluidwering van de gevel zodat deze zodanig wordt geconstrueerd dat in verblijfsruimten van woningen voldaan wordt aan de maximale binnenwaarde van 33 dB.
Voor woonerven en voor wegen waarop de maximum snelheid 30 km/h bedraagt, geldt geen onderzoekszone, waardoor ze - strikt formeel gezien - niet hoeven te worden getoetst aan de normen van de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het echter wel wenselijk dat deze wegen mee worden genomen in de afweging. De normen uit de Wet geluidhinder voor nieuwe woningen binnen de geluidzone van nieuwe wegen kunnen hierbij worden gehanteerd als richtwaarde. In dat geval geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en een maximale ontheffingswaarde van 63 dB.
4.10.2 Onderzoeksresultaten
Wegverkeerslawaai
Ten behoeve van de realisatie van de nieuwe woningen is door Goudappel Coffeng akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport met kenmerk 011180.20221011.R1.01 dat is opgenomen als Bijlage 11. Samengevat kan uit het onderzoek het volgende worden geconcludeerd.
Rondom het projectgebied liggen diverse 30 km/uur-wegen. Situaties langs dergelijke wegen behoeven geen toetsing aan de normen uit de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het echter wenselijk de geluidssituatie langs 30 km/h-wegen te beschouwen. De situatie is daarmee beschouwd als ware het een formeel te toetsen situatie.
De situatie is beschouwd per geluidsbron. In voorliggende situatie zijn de volgende wegen beschouwd:
- 1. Stenenbeer (inclusief Groenewoud en Koudenhoek)
- 2. Wilhelminastraat
- 3. Hendrikstraat
- 4. Nieuwstraat
De in gezoneerde situaties geldende voorkeursgrenswaarde van 48 dB is als richtwaarde gehanteerd. Wanneer de geluidsbelasting hoger is dan deze waarde, dient de toepassing van geluidsreducerende maatregelen te worden overwogen.
Geconstateerd is dat ten gevolge van de Stenenbeer, Wilhelminastraat en Hendrikstraat, de geluidsbelasting hoger ligt dan de in formeel te toetsen situaties geldende voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Omdat sprake is van 30 km/h wegen is geen sprake van toetsing aan de normen uit de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient de toepassing van geluidsreducerende maatregelen te worden afgewogen.
De prioriteit die de Wet geluidhinder geeft aan geluidsreducerende oplossingen is als volgt:
- 1. Bronmaatregelen, zoals verkeers- en wegdekmaatregelen.
- 2. Overdrachtsmaatregelen, zoals het vergroten van de afstand tussen de woning en de weg, schermen en wallen.
- 3. Ontvangermaatregelen, zoals toepassing van gevelwering of ‘dove gevels’; dit zijn gevels zonder te openen delen die grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.
Wanneer sprake zou zijn geweest van een formeel te toetsen situatie, zou ontheffing voor een hogere waarde benodigd zijn omdat de geluidsbelasting (ook na het eventueel toepassen van een stille elementenverharding) hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In geval van ontheffing stelt het Bouwbesluit eisen aan de maximale binnenwaarde. Deze mag ten hoogste 33 dB bedragen. Omdat sprake is van 30 km/h-wegen, is het verlenen van een ontheffing voor een hogere waarde niet mogelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt geadviseerd om wel aan te sluiten bij de eisen ten aanzien van de maximale binnenwaarde uit het Bouwbesluit.
Voor het bepalen van het benodigd geluidsisolerend vermogen van de gevel is in beginsel de hoogste geluidsbelasting – zonder correctie conform artikel 110g Wet geluidhinder – bepalend. In de praktijk wordt doorgaans de gecumuleerde geluidsbelasting gehanteerd, zoals deze is opgenomen in bijlage 1 van het rapport. Op de gecumuleerde geluidsbelasting is geen correctie volgens artikel 110g Wet geluidhinder van toepassing. De hoogst berekende gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt in voorliggende situatie 62 dB. Om te voldoen aan de maximale binnenwaarde van 33 dB dient het geluidsreducerend vermogen van de gevel dus 29 dB te bedragen (62 dB – 29 dB = 33 dB). Op basis van de resultaten uit voorliggend onderzoek kan per geveldeel het benodigde geluidsisolerend vermogen bepaald worden. Bij de verdere uitwerking van de plannen rekening gehouden met de geluidssituatie. Door het toepassen van een verhoogde borstwering of geluidsafscherming op balkons of het realiseren van loggia’s, kan een geluidsluwe buitenruimte of geluidsluw geveldeel worden gecreëerd. Ook kan bij de indeling van de appartementen mogelijk rekening gehouden worden met de geluidssituatie door woon- en slaapkamers zoveel mogelijk aan de zijde met de laagste geluidsbelasting te situering. In de planregels is hiertoe voorzien in een voorwaardelijke verplichting.
Daarnaast zijn de gevolgen van geluidsreflecties naar de woningen aan de overzijde van de straat onderzoek. De aanvullende geluidsberekening maakt per weg de geluidsbelasting op bestaande woningen inzichtelijk, waarbij de plansituatie is vergeleken met de referentiesituatie, zonder de beoogde woningbouw. Uit de analyse blijkt dat de geluidsbelasting op de bestaande woningen toeneemt door de reflectie van geluid. Dez toename is ten hoogste (afgerond) 1 dB. Daarmee is geen sprake van significante toenames van de geluidsbelasting. Dergelijke verschillen in de geluidsbelasting zijn niet waarneembaar voor het menselijk oor.
Industrielawaai
Door Kraaij Akoestisch Adviesbureau is de geluidbelasting op het plangebied berekend vanwege airco installaties van het KPN gebouw aan de Hendrikstraat 51 in Vlissingen, welk gebouw in gebruik is als telefooncentrale. Hoewel het gebruik is afgeschaald, en naar verwachting op termijn wordt beëindigd, dienen nog steeds diverse ruimtes gekoeld te worden. Hiervoor hangen aan de noordgevel van het pand 2 airco units en een condensorbank met twee ventilatoren. Het perceel heeft een bedrijfsbestemming. Het plangebied is pal ten noorden van het KPN gebouw gelegen. Het uitgangspunt is dat de planontwikkeling, waarbij wordt voorzien in woningbouw, er niet toe mag leiden dat de bedrijfsvoering belemmerd wordt. Door middel van een akoestisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport met kenmerk BP.2158.R01.rev1 (Bijlage 12) is onderzocht of en in welke mate er sprake kan zijn van een belemmering in de bedrijfsvoering. Hierbij zijn de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, die voor het KPN-gebouw van toepassing zijn, als uitgangspunt gehanteerd.
Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting vanwege de installaties van het KPN gebouw de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer op het plangebied overschrijden. Dit betekent dat het bedrijf in zijn bedrijfsvoering kan worden belemmerd. Om dit te voorkomen dient het opgesteld bronvermogen met 4 dB(A) te worden verlaagd door het vervangen van de airco units. Het totaal opgesteld bronvermogen bedraagt nu 74 dB(A) en dient dus te worden verlaagd naar een totaal opgesteld bronvermogen van 70 dB(A). Dit kan door het vervangen van één of meerdere airco units. Deze voorziening dient te zijn getroffen voordat de woningen worden betrokken.
Spoorweglawaai
Het plangebied ligt buiten de wettelijk van toepassing zijnde invloedssfeer (250 meter) van de spoorlijn Vlissingen-Roosendaal. Om die reden kan onderzoek naar het spoorweglawaai achterwege blijven en vormt dit aspect geen belemmering voor de realisering van dit project.
4.10.3 Conclusie
De resultaten van de uitgevoerde onderzoeken wijzen uit dat de geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai en industrielawaai geen belemmering behoeven te vormen voor de voorgenomen planontwikkeling, mits maatregelen worden getroffen. In het geval van industrielawaai is het noodzakelijk het opgesteld bronvermogen met 4 dB(A) te verlagen alvorens de woningen te betrekken. Voor wat betreft het wegverkeerslawaai wordte geadviseerd om te zorgen voor een voldoende groot geluidsisolerend vermogen van de gevel, om te voldoen aan de maximale binnenwaarde van 33 dB uit het Bouwbesluit, ook al is dit formeel niet van toepassing vanwege 30 km/h-regime. Bij de verdere planvorming kan hiermee rekening worden gehouden.
4.11 Externe Veiligheid
4.11.1 Wettelijk kader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Gemeentelijk en provinciaal beleid externe veiligheid
In maart 2006 is door de gemeente de Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Vlissingen vastgesteld. Een toelichting daarop is door de Gemeente Vlissingen op 28 september 2010 vastgesteld. In de beleidsvisie is aangegeven, dat de gemeente risicosituaties beoordeelt aan de hand van de volgende veiligheidscriteria: plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect. Vervolgens heeft de provincie op 10 april 2012 de Beleidsvisie Externe Veiligheid "Verantwoorde Risico's" vastgesteld.
Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) geven een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het Bevi is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening en heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. In het Revi zijn o.a. standaardafstanden opgenomen waarbij wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (zie hierna).
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet
Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet van belang. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet.
Normstelling
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico (PR)
Het PR is omschreven als de kans dat een persoon, die gedurende een heel jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, ten gevolge van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof komt te overlijden. De PR-contour met kans 10-6 geldt als grenswaarde voor kwetsbare objecten. Dat wil zeggen dat in het gebied binnen deze contour geen kwetsbare objecten voor mogen komen. Kwetsbare objecten zijn gebouwen waar personen zich gedurende een dag langere tijd bevinden (zoals woningen) of gebouwen, waarin grote groepen van kwetsbare personen verblijven (zoals verpleeghuizen). De contour met kans 10-6 geldt als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten, waar gemotiveerd van kan worden afgeweken. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour met kans 10-5 als grenswaarde. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen, die niet als kwetsbaar object worden aangemerkt (zoals bedrijfsgebouwen). Ook objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefooncentrale voor hulpdiensten, worden als beperkt kwetsbaar beschouwd.
Groepsrisico (GR)
Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen van 10, 100 en 1.000 personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het GR kan grafisch worden weergegeven in een curve, de zogenaamde fN-curve. Het GR is niet wettelijk genormeerd. Voor het GR geldt enkel de oriënterende waarde als richtlijn. Het invloedsgebied is het gebied, waarin personen nog worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Dit gebied wordt vaak bepaald door de berekening van het grootste mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1%-letaliteitsgrens). Bij een overschrijding van de oriënterende waarde en/of toename van het groepsrisico is een verantwoording van het groepsrisico verplicht. In de Beleidsvisie externe veiligheid is aangegeven, dat bij een toename van het groepsrisico van meer dan 10% van de oriënterende waarde, een uitgebreide verantwoording noodzakelijk is, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.
4.11.2 Toetsing
In de nabije omgeving van het deelgebied Stenenbeer is een bovengrondse propaantank met een inhoud van 9,1 m3 gelegen (afbeelding 13). Doordat de inhoud kleiner is dan 13 m3, valt de propaantank niet langer onder het Bevi maar is het Activiteitenbesluit wet milieubeheer van toepassing. Op grond van het Activiteitenbesluit geldt een veiligheidsafstand van 25 meter vanuit het vulpunt en de opslagtank. De voorgenomen woningbouw op de locatie Stenenbeer wordt gebouwd op meer dan 25 meter vanaf het vulpunt en de opslagtank. De propaantank vormt hiermee geen relevante risicobron voor onderhavige ontwikkeling.
Het deelgebied Stenenbeer ligt daarnaast binnen het invloedsgebied van de Westerschelde waar vervoer plaatsvindt van gevaarlijke stoffen (afbeelding 21). De maatgevende scenario's bestaan uit het vrijkomen van giftige stoffen (ammoniak) of ongevallen met brandbaar gas (een explosie of ontbranding van een vrijgekomen wolk brandbaar gas). Het plangebied is niet gelegen binnen de 10-6 contour. In 2013 is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen op de Westerschelde door DNV GL een groepsrisicoberekening uitgevoerd waaruit blijkt dat naar verwachting de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden (Bijlage 7). Begin 2021 is een aanvullende kwalitatieve analyse uitgevoerd waaruit blijkt dat deze conclusie nog steeds geldig is. Aangezien het plangebied gelegen is binnen het invloedsgebied is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Volgens artikel 7 van het Bevt dient in de verantwoording van het groepsrisico en hulpverlening ingegaan te worden op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Afbeelding 21 | Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)
4.11.3 Verantwoording groepsrisico
Nabij het plangebied zijn voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig. Daarnaast is de bereikbaarheid van het gebied goed. Voor de ontwikkeling van het gehele Scheldekwartier is voorzien in een goede verkeersontsluiting, zodat het plangebied goed bereikbaar is voor hulpverleningsdiensten. Daarnaast zijn er voldoende vluchtmogelijkheden om het gebied te kunnen ontvluchten. Er zijn derhalve geen knel- of aandachtpunten aanwezig op het gebied van bestrijdbaarheid.
Om de zelfredzaamheid te vergroten, worden de toekomstige bewoners geïnformeerd over hoe zij het beste kunnen handelen in het geval van een incident waarbij een toxische wolk vrijkomt. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van de infografic van de Veiligheidsregio Zeeland (Bijlage 8). Daarnaast worden de appartementen zodanig gebouwd dat deze luchtdicht afsluitbaar zijn. Zo kan bijvoorbeeld de mecha
nische ventilatie met een eenvoudige handeling uitgeschakeld worden.
4.12 Windhinder
4.12.1 Wettelijk kader
In Nederland bestaat geen wetgeving ter voorkoming van windhinder of windgevaar. De beoordeling van windhinder is nodig vanuit een goede ruimtelijke ordening.
De, inmiddels algemeen en ook in de jurisprudentie, aanvaarde norm NEN 8100 geeft normen voor het beoordelen en onderzoeken van windhinder en windgevaar in de bebouwde omgeving. In deze norm is een beslismodel weergegeven, wanneer windhinderonderzoek nodig is:
- 1. beschut gelegen gebouwen, hoogte 15 – 30 meter: een deskundige beoordeelt of windonderzoek nodig is;
- 2. onbeschut gelegen gebouwen, hoogte tot 30 meter: een deskundige beoordeelt of windonderzoek nodig is.
- 3. gebouwen, hoger dan 30 meter: windonderzoek.
4.12.2 Onderzoeksresultaten
De aanvaarde norm NEN 8100 geeft normen voor het beoordelen en onderzoeken van windhinder en windgevaar in de bebouwde omgeving. In deze norm is een beslismodel weergegeven, wanneer windhinderonderzoek nodig is:
- 1. beschut gelegen gebouwen, hoogte 15 – 30 meter: een deskundige beoordeelt of windonderzoek nodig is;
- 2. onbeschut gelegen gebouwen, hoogte tot 30 meter: een deskundige beoordeelt of windonderzoek nodig is.
- 3. gebouwen, hoger dan 30 meter: windonderzoek.
Voor het appartementengebouw geldt dat een maximaal aantal bouwlagen van 5 is toegestaan in de vorm van hoogteaccenten in het midden en/of op de hoeken van de nieuwbouw. De bebouwing is daarmee circa 15-16 meter hoog. Het is gewenst inzichtelijk te maken of sprake kan zijn van windhinder.
Door SIM Studio is op 11 augustus 2022 een quickscan windklimaat (deskundig oordeel) uitgevoerd (zie Bijlage13). Hierbij is gekeken naar het effect van het bouwplan op het lokale windklimaat op voetgangersniveau. In de NEN8100 wordt gesteld dat gebouwen tot 1,5 keer de hoogte van de omliggende bebouwing naar verwachting geen overmatige windhinder veroorzaken. Bij een grotere verhouding bestaat de kans op windhinder. De beoogde ontwikkeling op deze locatie is ongeveer 1,5 keer hoger dan de naast gelegen gebouwen en kan daarmee effect hebben op het windklimaat. Daarnaast ligt het bouwplan in het kustgebied waardoor de algemene windsnelheid hoger zal zijn. Omdat de wind bijna 50% van het jaar uit zuid- tot westelijke richting komt, zullen deze windrichtingen de meeste impact hebben op het windklimaat op straatniveau. Gezien de hoogte en de omgeving wordt er geen windhinder of windgevaar verwacht. Voor de meest voorkomende windrichting ligt de ontwikkeling vrij beschut in de omgeving. Langs de zuidzijde van de ontwikkeling is de grootste kans op een verhoogd windklimaat door dat het hoogte verschil het grootst is met de omgeving. Gezien de hoogte van de ontwikkeling zal dit maximaal een windklasse B of C zijn. Dit moet meegenomen worden wanneer er aan de zuidzijde een binnentuin wordt gesitueerd.
Naast de westzijde van de ontwikkeling, is er ook een mogelijkheid op een iets verhoogd windklimaat rond de noordoost en noordwest hoek van het gebouw. Doordat op beide locaties bomen staan bomen wordt niet verwacht dat dit windklasse B of C zal overschrijden.
4.12.3 Conclusie
Uit dit onderzoek blijkt dat, gelet op de hoogte en de omgeving, geen windhinder of windgevaar wordt verwacht. Daarmee hoeft er in een vervolg stadium geen CFD onderzoek uitgevoerd te worden.
4.13 Ecologie
4.13.1 Wettelijk kader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het NatuurNetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
- a. Natura-2000 gebieden;
- b. Bijzondere nationale natuurgebieden;
- c. NatuurNetwerk Nederland (NNN).
Daarvan zijn de Natura-2000-gebieden en het NatuurNetwerk Zeeland (als onderdeel van het NatuurNetwerk Nederland van belang). De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- a. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- b. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn; en
- c. de bescherming van overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. In de provincie Zeeland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Deze lijst is in de provincie Zeeland ongeveer vergelijkbaar met de “Tabel 1-soorten”, dus de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er overigens geen beleidsruimte en blijft de bescherming onveranderd.
4.13.2 Onderzoeksresultaten
Voor de beoordeling van de ecologische consequenties van de herontwikkeling van de locatie Stenenbeer is door Buijs Eco Consult een flora- en faunacheck (quickscan) uitgevoerd om natuurwaarden in beeld te krijgen en te bepalen of er al dan niet natuurwaarden in het geding zijn en hoe effecten op natuurwaarden kunnen worden voorkomen. Het plangebied is in het kader van de quickscan op 11 augustus 2022 bezocht door een ecoloog. De resultaten van de quickscan zijn neergelegd in een memo van 11 november 2022 (Bijlage 14). De conclusies en aanbevelingen luiden als volgt.
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Het plangebied is op ruime afstand (ca. 400 m) gelegen van het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe (zie afbeelding 22). Doordat de werkzaamheden fysiek zijn afgeschermd door de omringende bebouwing worden geen directe effecten verwacht op deze Natura 2000-gebieden. Effecten van stikstofdepositie zullen gelet op de afstand van het Natura 2000 gebied moeten worden berekend door middel van een Aerius berekening. Andere Natura 2000 gebieden zoals het Veerse Meer en de Manteling van Walcheren zijn op meer dan 11 km gesitueerd van het plangebied.
Afbeelding 22 Ligging t.o.v. Natura2000-gebied
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Her plangebied ligt op net iets meer dan 100 meter van het NNN. Het is aangemerkt als kruiden en faunarijk grasland. Gelet op de afstand en situering in een stedelijke omgeving kunnen effecten op het NNN op voorhand worden uitgesloten.
Afbeelding 23 Ligging t.o.v. NNN
Stikstofdepositie
Om inzicht te krijgen in de mogelijke gevolgen van de woningbouwontwikkeling voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 -gebieden, zijn de bouwfase en de gebruikssituatie berekend met het programma AERIUS-calculator (versie 2023). AERIUS is het ‘online rekeninstrument’ voor de leefomgeving, dat gebruikt kan worden zowel voor toestemmingverlening voor de Wet Natuurbescherming (Wnb) als voor beleidsmatige ondersteuning. In een memo met kenmerk 20221197 is Rho Adviseurs (Bijlage 15) achtereenvolgens ingegaan op de gehanteerde uitgangspunten, de resultaten en is conclusie gegeven. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en dat er daarom geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn daarom niet aan de orde. Het plan is uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming. Stikstofdepositie vormt geen probleem voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Soortenbescherming
Beschrijving projectgebied en ingreep
Binnen het plangebied staan enkele kleine bomen en is sprake van een smalle strook met struiken . Net buiten het plangebied staan wat grotere bomen . Binnen het plangebied ligt enkel (kruidenvrije) bestrating met openbare verlichting en is geen sprake van bebouwing welke geamoveerd dient te worden. Grenzend aan het plangebied staat bestaande bebouwing. Ter plaatse is het ontwikkelen van nieuwe bebouwing beoogd. Hierbij zal met name in de aanlegfase sprake zijn van storing door trilling, geluid en licht. In de gebruiksfase zullen effecten beperkt zijn aangezien de omgeving eveneens woonhuizen betreft in een binnenstedelijk gebied.
Beschermde soorten
Het plangebied zelf is niet of nauwelijks geschikt voor beschermde soorten door het ontbreken van geschikt habitat. Er is nauwelijks sprake van groen. Toch kan het aanwezige groen binnen het plangebied wel gebruikt worden door algemeen voorkomende soorten zoals houtduif, Turkse tortelduif, merel, roodborst, heggenmus, roodborst en/of egel en algemeen voorkomende muizen (huisspitsmuis, huismus etc.). I de omringende bebouwing kunnen potentieel soorten voorkomen als huismus, gierzwaluw en gebouwbewonende soorten vleermuis zoals gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger. Voor andere (zwaarder) beschermde soorten: (muur)planten, zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden ontbreekt geschikt habitat binnen het plangebied of kunnen deze op grond van lokale verspreiding worden uitgesloten.
Effect ingreep op beschermde soorten
Door de marginaal aanwezige beplanting binnen het plangebied na vrij gave ecoloog buiten het kwetsbaar voortplantingsseizoen( grofweg 1 maart t/m 1 september) te verwijderen kunnen effecten op algemeen voorkomende broedvogels worden uitgesloten.
Tijdens de bouwfase kunnen effecten op potentieel gebouw bewonende vleermuizen grenzend aan het plangebied worden voorkomen door geen licht te laten uitstralen vanaf de bouwlocatie op gevels en daken van de aangrenzende bebouwing of de grote bomen in de Wilhelminastraat en Hendrikstraat. Effecten op eventuele broedvogels in deze bomen of bebouwing worden niet aannemelijk geacht aangezien het soorten van urbaan gebied betreft die gewend zijn aan fysieke aanwezigheid van mens en materieel. Wel heeft het de voorkeur om werkzaamheden op te starten buiten het broedseizoen zodat de aanwezige dieren kunnen wennen aan de nieuwe bewegingen binnen het plangebied. Verstoring van potentiële broedvogels wordt echter niet verwacht of aannemelijk geacht
4.13.3 Conclusie
Er worden geen directe effecten verwacht van het projectvoornemen op beschermde gebieden. Het plangebied is nauwelijks geschikt voor beschermde soorten. Effecten op algemeen voorkomende broedvogels kunnen worden voorkomen door het marginaal aanwezige groen ruim voor het kritisch broedseizoen (1 maart t/m 1 september) te verwijderen. Tijdens de bouwfase moet uitstraling van bouwverlichting op de omringende bebouwing en bomen worden voorkomen in het vleermuisactieve seizoen (1 april t/m 1 november). Hiermee kunnen effecten op beschermde soorten op voorhand worden uitgesloten.
4.14 Kabels En Leidingen
In en rondom het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig of in voorbereiding. Wel ligt de reguliere ondergrondse infrastructuur direct rondom het plangebied. Het kabel- en leidingenprofiel zal worden ingepast in de profielen van de openbare ruimte.
Daarnaast is op het huidige parkeerterrein Stenenbeer een gasdrukregelstation aanwezig. Hiervoor is in overleg met DNWG een nieuwe locatie bepaald en de voorgenomen verplaatsing is voorzien in het voorjaar van 2024.
4.15 Conclusie
Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op Het Juridische Plan
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de juridisch -planologische regeling in dit bestemmingsplan toegelicht. Die regeling moet voldoen aan bepaalde eisen. Zo is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en andere bestemmingsplannen en verordeningen zijn van belang voor het opstellen van een bestemmingsplan.
De regels dienen op een dusdanige wijze te zijn opgesteld, dat deze uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. In dit bestemmingsplan zijn geen bestemmingen of gebruiksregels opgenomen, die doelbewust huidig feitelijk gebruik zouden uitsluiten.
5.2 Toelichting Op De Verbeelding
Algemeen
Een bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden. Verder geldt het volgende:
- De ondergrond waarop de verbeelding is gebaseerd, geeft informatie over de actuele (kadastrale) situatie.
- Op de verbeelding wordt met de bestemming en de aanduidingen aangegeven of, en zo ja welke bebouwing is toegestaan. De beoogde nieuwbouw is bestemd voor Wonen en de daarbij behorende (parkeer)voorzieningen. De als gevolg van de beoogde nieuwbouw te verplaatsen parkeerplaatsen zijn, waar sprake is van een definitieve nieuwe locatie, als zodanig bestemd. Voor een deel van het plangebied zijn met arceringen gebiedsaanduidingen opgenomen. Hierover volgt later meer uitleg.
- Hoofdgebouwen mogen (uitsluitend) binnen het op de verbeelding aangeduide 'bouwvlak' worden opgericht. Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en uitbreidingen van het hoofdgebouw) mogen ook daarbuiten, mits deze binnen de bestemming worden gebouwd. De maximale bouwhoogte van de hoofdgebouwen is op de verbeelding aangeduid met een aanduiding, evenals het maximaal te realiseren aantal woningen.
- Op de analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan:
- 1. worden maatvoeringsaanduidingen zoals de maximum goot- of boeibordhoogte aangegeven door middel van een matrix bij het bouwvlak;
- 2. wordt de betekenis van de bestemmingen en de aanduidingen aangegeven op het renvooi.
De gehanteerde bestemmingen
Het deelgebied Stenenbeer 5 krijgt de bestemming 'Wonen' met bouwvlak. Ter plaatse van het bouwvlak geldt de aanduiding 'gestapeld' en zijn de maatvoeringsaanduidingen 'maximum aantal bouwlagen' en 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen voor maximaal 5 bouwlagen en en maximaal 35 woninge. De dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' is gehandhaafd. Het deelgebied Koningsweg ongenummerd heeft de bestemming 'Verkeer' met de functieaanduiding 'parkeerterrein'. De dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1' en de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie' zijn gehandhaafd.
5.3 Toelichting Op De Regels
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3 Algemene regels;
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
Hieronder worden de hoofdstukken en onderliggende artikelen nader toegelicht.
5.3.1 Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
In de inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
5.3.2 Bestemmingsregels
Verkeer
Binnen de verkeersbestemming is het nieuwe parkeerterrein bepaald, waar vervangende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Er zijn geen gebouwen toegestaan, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Deze bestemming geldt ook voor de Koudenhoek en de Onderstraat die aan onderhavig bestemmingsplan zijn toegevoegd.
Wonen
In de bouwregels zijn ten hoogste 35 woningen toegestaan en is vastgelegd dat deze gestapeld mogen worden gerealiseerd, waarbij het aantal toegestane bouwlagen op de verbeelding is weergegeven. De aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' maakt het mogelijk om ter plaatse van het aanduidingsvlak een vijfde bouwlaag te realiseren die ten hoogste 70% van de omvang van het aanduidingsvlak bedraagt. Het maximum aantal woningen kan door het college worden gewijzigd (lid 4.5) als blijkt dat na de oplevering van het gebouw minder woningen zijn gebouwd, c.q. in het plangebied aanwezig zijn.
Elke woning mag worden bewoond door ten hoogste één huishouden. In artikel 1, lid 1.33 is beschreven wat onder een huishouden wordt verstaan. Met deze regeling wordt de huisvesting van meerdere personen in een los verband, bijvoorbeeld (internationale) werknemers, voorkomen.
In de woningen wordt onder voorwaarden de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder te voorkomen moet de oppervlakte beperkt blijven (maximum 50 m2) en mag er geen detailhandel en internetverkoop plaatsvinden.
Tot slot is in de woonbestemming de verplichting opgenomen om voldoende parkeerplaatsen aan te leggen en in stand te houden. Daarbij is gekozen voor een maatwerkregeling.
Waarde-Archeologie 1
De voor Waarde - Archeologie - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Hiervoor geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 50 m2 en niet dieper reiken dan 40 centimeter.
5.3.3 Algemene bepalingen
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
In lid 7.1 is geregeld dat bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die afwijken van de maten die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd en die met vergunning tot stand zijn gekomen, mogen worden aangehouden. Er is dus geen sprake van een uitsterfregeling met overgangsrecht. Vanzelfsprekend geldt een dergelijke bepaling alleen voor bestaande bouwwerken.
7.2 Overschrijding bouwgrenzen
In lid 7.2 is geregeld dat bouwgrenzen mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen van gebouwen. Er mogen geen bestemmingsgrenzen worden overschreden, want dan zou sprake zijn van strijdig gebruik.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
8.1 Geluidzone - industrie De Schelde/Buitenhaven
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie De Schelde/Buitenhaven geldt dat nieuwe geluidgevoelige objecten slechts zijn toegestaan indien de geluidbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein op de gevels van de objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Geringe afwijkingen maten en bouwgrenzen
Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
5.3.4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Scheldekwartier Zuid, Stenenbeer'.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Kostenverhaal
In de Wro en het Bro zijn bepalingen opgenomen, die gaan over verplicht kostenverhaal door de gemeente. In bepaalde gevallen kan dit uitmonden in een verplicht op te stellen grondexploitatieplan. Nu dit bestemmingsplan ziet op de ontwikkeling van een bouwplan als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening is verplicht kostenverhaal in beginsel aan de orde.
Op grond van artikel 6.12, lid 2, van de Wro kan worden afgezien van de vaststelling van een exploitatieplan, indien het verhaal van de kosten anderszins is verzekerd en het niet noodzakelijk is om een tijdvak of fasering te bepalen dan wel andere eisen te stellen aan de inrichting van het gebied. Deze bepaling brengt met zich mee, dat, indien alle gronden binnen een gebied, waarvoor een bestemmingsplan wordt vastgesteld op basis waarvan bouwplannen mogelijk zijn, in eigendom zijn van de gemeente, er geen exploitatieplan nodig is. De gemeente regelt het kostenverhaal via de uitgifte van de bouwgrond. Ook de fasering en inrichting bepaalt de gemeente zelf.
Het vaststellen van een grondexploitatieplan is daarom niet vereist.
6.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Voor het projectgebied Scheldekwartier is een grondexploitatie vastgesteld. De uitvoering van dit project past daar binnen. De financieel-economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak
Met ingang van 31 juli tot en met 25 september 2023 heeft het voorontwerp bestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn 6 inspraakreacties ontvangen. Deze zijn samengevat en voorzien van overwegingen en een conclusie opgenomen in het document 'Inspraakreacties Voorontwerp bestemmingsplan Scheldekwartier Zuid, Stenenbeer'. Dit document is als bijlage bijgesloten (Bijlage 16). Als gevolg van de ingediende inspraakreacties is de bouwhoogte van de beoogde nieuwbouw beperkt; daar waar vijf bouwlagen kunnen worden gerealiseerd is dit beperkt tot 70% van de maximale breedte.
Zienswijzen
Burgemeester en wethouders hebben op grond van artikel 3.8 van de Wro jo. Afd. 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht het ontwerpbestemmingsplan vanaf 14 december 2023 tot en met 25 januari 2024
ter inzage gelegd. In deze periode kon een ieder een zienswijze indienen.
Op grond van de Inspraakverordening is het plan in het huis-aan-huis blad de Vlissingse bode en in het GVOP bekendgemaakt. Tevens is het plan digitaal raadpleegbaar gesteld op de gemeentelijke website www.vlissingen.nl/bestemmingsplannen. Tijdens de inspraakperiode op het voorontwerp is er op 6 september 2023 een inloopbijeenkomst georganiseerd voor omwonenden.
Gedurende de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn drie zienswijzen ontvangen van omwonenden en andere belanghebbenden, niet zijnde niet-officiële instanties. Deze zienswijzen zijn samengevat weergegeven in het document 'Reactie ingekomen zienswijzen' (Bijlage 17), waarna in een reactie is aangegeven hoe de zienswijze is beoordeeld en of deze tot aanpassingen in het bestemmingsplan heeft geleid.
6.4 Overleg Instanties
Op grond van artikel 3.1.1 van het Bro moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg worden gepleegd met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen, die in het plan in het geding zijn. Dit zijn in ieder geval de volgende instanties.
- 1. Provincie Zeeland, Postbus 165, 4330 AD Middelburg (provincie@zeeland.nl).
- 2. Waterschap Scheldestromen, Postbus 1100, 4330 ZE Middelburg (info@scheldestromen.nl).
- 3. Veiligheidsregio Zeeland, Postbus 8016, 4330 EA Middelburg (info@vrzeeland.nl).
Het voorontwerp bestemmingsplan is voor overleg verstuurd met het verzoek binnen 2 weken te reageren. Genoemde partijen hebben aangegeven in te kunnen stemmen met het voorliggende plan.
6.5 Zienswijzenprocedure
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 14 december 2023 tot en met 25 januari 2024 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn drie zienswijzen ingediend. Een samenvatting van deze zienswijzen, alsmede de overwegingen en een conclusie, zijn opgenomen in het document 'Reactie op ingekomen zienswijzen' dat als Bijlage 17 bij dit bestemmingsplan is opgenomen.
Bijlage 1 Herziene Rioleringsplan Scheldekwartier
Bijlage 1 Herziene Rioleringsplan Scheldekwartier
Bijlage 2 Locatiepaspoort
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek
Bijlage 4 Beoordeling Wad Dubbelbestemming
Bijlage 4 Beoordeling WAD dubbelbestemming
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 6 Verkennend En Aanvullend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek
Bijlage 7 Groepsrisicoberekening Inclusief Aanvullende Notitie
Bijlage 7 Groepsrisicoberekening inclusief aanvullende notitie
Bijlage 8 Infographic Vrz
Bijlage 9 Herziene Rioleringsplan Scheldekwartier
Bijlage 9 Herziene rioleringsplan Scheldekwartier
Bijlage 10 Luchtkwaliteit Agv De Scheepvaart
Bijlage 10 Luchtkwaliteit agv de scheepvaart
Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek En Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 11 Akoestisch onderzoek en onderzoek luchtkwaliteit
Bijlage 12 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 12 Akoestisch onderzoek industrielawaai
Bijlage 13 Quickscan Windklimaat
Bijlage 13 Quickscan Windklimaat
Bijlage 14 Quick Scan Flora & Fauna
Bijlage 14 Quick scan flora & fauna
Bijlage 15 Memo Stikstofemissie En Depositie
Bijlage 15 Memo Stikstofemissie en depositie
Bijlage 16 Inspraakreacties Voorontwerp Bestemmingsplan Scheldekwartier Zuid
Bijlage 16 Inspraakreacties Voorontwerp bestemmingsplan Scheldekwartier Zuid