KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Huidig Bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
5.2 Verkeer
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Geluid
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Bodemkwaliteit
5.7 Water
5.8 Ecologie
5.9 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemeen
6.2 Indeling Regels
6.3 Handhaving
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 4 Verslagen Inloopavond
Bijlage 5 Zienswijzennota

Futenlaan Vinkeveen

Bestemmingsplan - Gemeente De Ronde Venen

Vastgesteld op 28-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Futenlaan Vinkeveen met identificatienummer NL.IMRO.0736.BPP026futenlaangw-va01 van de gemeente De Ronde Venen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten

beroeps- of bedrijfsactiviteiten, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteiten in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bestaand bouwwerk

een bouwwerk, dat:

  • op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
  • na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of melding, waarbij de bouwaanvraag/melding voor dat tijdstip is ingediend;

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, ondergeschikt gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.17 brutovloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van bedrijven, kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven;

1.18 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder makelaardij, internetcafé, zonnestudio, bankfiliaal, notariskantoor, tandarts, huisarts, apotheek, accountancy en instellingen voor zorg;

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.21 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalverzameling;

1.22 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij en een bloemenvenster, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het oppervlak);

1.23 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,5 meter beneden peil;

1.24 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.25 verblijfsgebied

gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor langzaam verkeer, doch in ondergeschikte mate tevens fungerend als erftoegangsweg;

1.26 voorgevelrooilijn

de lijn, welke aansluit aan de ligging van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de weg heeft;

1.27 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.28 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.29 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 bruto vloeroppervlakte

het bruto bedrijfsvloeroppervlak wordt gemeten binnenwerks met dien verstande dat de totale oppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren en/of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, wordt opgeteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. erftoegangswegen;
  2. b. verblijfsgebieden;

met daarbij behorende:

  1. c. parkeervoorzieningen;
  2. d. fiets- en voetpaden;
  3. e. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  4. f. nutsvoorzieningen;
  5. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. h. straatmeubilair.

3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;

met daarbij behorende:

  1. b. erven en tuinen;
  2. c. toegangswegen- en paden;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten.

4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Dakopbouw plat dak

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van een dakopbouw op een plat dak met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het verschil tussen de nieuwe bouwhoogte en de maximaal toegestane bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  2. b. de dakopbouw moet passen in het straat- en bebouwingsbeeld.

6.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en kelders buiten beschouwing gelaten, mits de bouw-, c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 2 meter wordt overschreden.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  1. a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en overigens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  4. d. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.

7.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:

  1. a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
  2. b. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor:

  1. a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven bouwvlak-, bouwhoogte-, goothoogte-, breedte-, diepte-, afstands- en bebouwde oppervlaktematen met ten hoogste 10%, indien dit in verband met de realisering van een bouwplan noodzakelijk is;
  2. b. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering niet meer dan 3 meter bedraagt;
  3. c. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 meter voor antennes voor privégebruik en maximaal 55 meter voor antennes ten behoeve van telecommunicatieverkeer;
  4. d. het oprichten van bouwwerken ten algemeen nutte, zoals transformatorhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 20 m² en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 meter.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 2 meter worden verschoven.

Artikel 10 Algemene Procedureregels

10.1 Procedure bij nadere eisen

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn, of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 12.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 12.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 12.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 12.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

13.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Futenlaan Vinkeveen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Woningcorporatie GroenWest is voornemens op de hoek van de Futenlaan - Pijlstaartlaan in Vinkeveen een nieuw appartementencomplex met 16 appartementen te ontwikkelen. Omdat de voorgenomen ontwikkeling niet past binnen het huidig bestemmingsplan, is wijziging hiervan noodzakelijk.

Het plangebied ligt in de dorpskern van Vinkeveen, in noordoostelijke hoek van de wijk Zuiderwaard. Het plangebied is gelegen tussen de Dodaarslaan, de Pijlstaartlaan en de Futenlaan. Ten noorden grenst het plangebied aan een seniorencomplex. De wijk Zuiderwaard wordt aan de noordzijde ingesloten door de N201, aan de oostzijde grenst de Zuiderwaard aan de ringdijk en de ringvaart. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven in de rest van de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP026futenlaangw-va01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (globaal begrensd)

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP026futenlaangw-va01_0002.png"

Figuur 1.2 Huidige situatie ontwikkellocatie

1.2 Huidig Bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Woonkernen Vinkeveen 2006' dat op 22 februari 2007 is vastgesteld door de gemeente De Ronde Venen.

In figuur 1.3 is een uitsnede van de verbeelding weergegeven met daarin het voorgenomen plan geprojecteerd. Hieruit is af te leiden dat het plangebied de volgende bestemmingen kent:

  • Woondoeleinden
  • Verblijfsdoeleinden
  • Groenvoorzieningen

Dubbelbestemmingen zijn niet aanwezig. Het plangebied kent twee bouwvlakken, deze zijn gesitueerd op die locaties waar in het verleden grondgebonden seniorenwoningen aanwezig waren. De voorgenomen planontwikkeling past niet binnen deze bouwvlakken. Daarnaast is in het huidig bestemmingsplan slechts een hoogte van 3 meter toegestaan. Ook hiermee is de voorgenomen ontwikkeling strijdig. Tenslotte valt het appartementengebouw ook binnen de huidige bestemmingen verblijfsdoeleinden en groenvoorzieningen.

Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling op de volgende punten strijdig is met het huidig bestemmingsplan:

  • Het bouwvlak
  • De toegestane bouwhoogte
  • De bestemmingen

Het wijzigen van het bestemmingsplan is noodzakelijk om de geplande ontwikkeling mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP026futenlaangw-va01_0003.png"

Figuur 1.3 Vigerend bestemmingsplan met daarin het voorliggende plan geprojecteerd

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader van het rijk, de provincie en de gemeente uiteen gezet. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de doelstelling en uitgangspunten. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de verbeelding en planregels worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten overleg en zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

De locatie ligt in een jaren '60-'70-wijk aan de noordkant van Vinkeveen (zie figuur 2.1). De locatie grenst aan de zuidzijde aan het winkelcentrum de Zwanenhof. Ten westen van dit winkelcentrum is een basisschool gelegen. Ten noorden van het plangebied bevindt zich het bejaardentehuis Zuiderhof, welke met 5 verdiepingen het hoogste gebouw is in de omgeving. Aan de westzijde van het plangebied ligt een watergang. Langs de watergang ligt een wandelpad wat gebruikt wordt voor bewoners om honden uit te laten en als looproute naar het winkelcentrum.

De wijk Zuiderwaard wordt gekenmerkt door geschakelde woningen van twee lagen en een kap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP026futenlaangw-va01_0004.png"

Figuur 2.1 Planlocatie in de directe omgeving

In het verleden waren seniorenwoningen op de locatie aanwezig van één bouwlaag met een schuine kap. Deze woningen zijn al in 2011 gesloopt. Sindsdien ligt de locatie braak en zijn bouwhekken rondom het terrein geplaatst. Een deel van het terrein is ingericht als tijdelijke parkeerplaats. In figuur 2.2 zijn twee luchtfoto's weergegeven van de situatie voor en na de sloop van de seniorenwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP026futenlaangw-va01_0005.png"

Figuur 2.2 Situatie in 2009, voor de sloop en de huidige situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid heeft onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op:

  • rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water-) veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
  • rijksbelangen met betrekking tot (inter-)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
  • rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.

Daarnaast wordt (boven-)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's met concentraties van topsectoren (waaronder Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking.

Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. In paragraaf 3.1.2. is deze ladder voor dit project verder uitgewerkt.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden was het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het rijk en niet meer voor andere overheden. Het rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. Dit kan via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt over ruimtelijke ordening.

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgelegd dat bij plannen die een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maken, de toelichting moet aantonen dat voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Deze 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd om de ruimte in stedelijke gebieden optimaal te benutten. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. In een bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van de volgende drie stappen de locatiekeuze te motiveren.

In de eerste stap moet aangetoond worden dat er een regionale behoefte bestaat voor de voorgenomen ontwikkeling. In de tweede stap wordt geïnventariseerd of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied plaats kan vinden. Pas als dit niet mogelijk is, omdat er geen financieel haalbare locaties in bestaand stedelijk gebied zijn met voldoende ruimte, kan in de derde trap de ruimtevraag buiten bestaand stedelijk gebied opgevangen worden, mits de locatie multimodaal ontsloten wordt.

Betekenis voor dit project

De voorgenomen woningontwikkeling betreft een stedelijke ontwikkelingsopgaaf. Aangezien het vigerend bestemmingsplan al woningbouw toestaat, kan worden afgevraagd of het voorgenomen plan een nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft. Op basis van het huidig bestemmingsplan is tenslotte ook woningbouw mogelijk. Bekend is echter dat behoefte bestaat aan levensloopbestendige woningen binnen de gemeente De Ronde Venen. Hiermee wordt voldaan aan de eerste stap van de ladder. De tweede stap betreft inbreiding in bestaand stedelijk gebied. Dat is hier het geval. Gezien de nabijheid van het winkelcentrum, is de huidige locatie een logische keuze voor een dergelijk woningtype. De dagelijkse voorzieningen zijn op loopafstand en daarmee prima bereikbaar voor de doelgroep. Het doorlopen van de derde stap, het invullen van ruimte buiten bestaand stedelijk gebied, is hier niet aan de orde. Geconcludeerd wordt dat de planontwikkeling voldoet aan de ladder van duurzame stedelijke ontwikkeling en daarmee aan het beleid zoals opgenomen in het Barro.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (Herijking 2016)

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) beschrijft de provincie Utrecht het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. De PRS wordt elke vier jaar opnieuw herzien. Deze herijking heeft plaatsgevonden in 2015-2016 en is vastgesteld op 12 december 2016. In de PRS geeft de provincie aan welke doelstellingen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zij van provinciaal belang achten, welk beleid daarbij hoort en hoe zij uitvoering geeft aan dit beleid.

De provincie Utrecht moet aantrekkelijk blijven om te wonen, werken recreëren. Het ruimtelijk beleid resulteert in vier pijlers:

  • een duurzame leefomgeving;
  • beschermen van kwaliteiten;
  • vitale dorpen en steden;
  • dynamisch landelijk gebied.

De pijlers 'duurzame leefomgeving' en 'beschermen kwaliteiten' leggen de basis waarbinnen de ontwikkelingen in de 'vitale dorpen en steden' en het 'dynamisch landelijk gebied' plaats kunnen vinden. De pijlers voor de ontwikkeling dragen bij aan de aantrekkelijkheid, leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van de provincie.

Deze pijlers leiden tot de volgende belangrijke beleidsopgaven:

  • accent op de binnenstedelijke opgave;
  • behoud en versterken kwaliteit landelijk gebied.

Pijler duurzame leefomgeving

Met de ontwikkeling van een duurzame leefomgeving wordt voorgesorteerd op de klimaatverandering. De ambitie is om in 2040 als provincie klimaatneutraal en klimaatbestendig te zijn. Voor klimaatbestendigheid is het belangrijk te beschikken over een duurzaam en robuust bodem- en watersysteem en waterveiligheid. In de steden moet een aantrekkelijk, gezond en veilig woon- en werkklimaat behouden blijven. Bij de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties kan rekening worden gehouden met de gevolgen van bodemdaling en waterrisico's.

Pijler beschermen van kwaliteiten

Ontwikkeling van de kwaliteiten binnen de provincie is gewenst, omdat dit bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de provincie. De kwaliteiten die de gehele provincie raken betreffen het landschap, de cultuurhistorie en de natuur. Deze kwaliteiten spelen altijd een rol bij ontwikkelingen waarbij wordt gestreefd naar behoud van de kwaliteiten. Bescherming van deze kwaliteiten is noodzakelijk, want ze zijn kwetsbaar en onvervangbaar.

Pijler vitale steden en dorpen

Door de ontwikkeling van wonen en werken vooral in het bestaande stedelijke gebied te laten plaatsvinden, worden vitale dorpen en steden behouden. Ten minste tweederde deel van de opgave dient binnenstedelijk (zowel steden als dorpen) gerealiseerd te worden. Deze ontwikkeling is alleen mogelijk als er tegelijk voldoende aandacht blijft voor de leefbaarheid en (ruimtelijke) kwaliteit van de stedelijke gebieden en voor een recreatief aantrekkelijke en bereikbare kernrandzone.

Pijler landelijk gebied met kwaliteit

Ontwikkeling van de kwaliteit van het landelijk gebied is gewenst omdat deze bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de provincie. De behoefte aan een aantrekkelijk landelijk gebied wordt versterkt door de vraag naar een tegenhanger voor de grote binnenstedelijke opgave. Uiteraard is daarbij belangrijk dat stad en land goed met elkaar zijn verbonden. De aantrekkelijkheid van het landschap wordt in belangrijke mate bepaald door de kernkwaliteiten. Deze kernkwaliteiten dienen behouden en versterkt te worden.

Betekenis voor dit project

De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de pijler 'vitale steden en dorpen'. Door de binnenstedelijke inbreiding krijgt het inmiddels braakliggende en met hekken afgesloten gebied, weer een passende bestemming en uitstraling. De ontwikkeling draagt zodoende bij aan verbetering van de wijk. De ontwikkeling Futenlaan is dan ook in overeenstemming met het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening (Herijking 2016)

Het ruimtelijk beleid uit de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 is uitgewerkt en juridisch verankerd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. De Verordening is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. Vervolgens hebben Provinciale Staten de Verordening tweemaal partieel herzien, namelijk op 10 maart 2014 en 3 november 2014. De laatste herijking van de verordening is vastgesteld op 12 december 2016.

Vanuit de Verordening is met name de daarin opgenomen Mobiliteitstoets van belang voor dit bestemmingsplan. Op grond van artikel 1.6 Verordening dient de toelichting op een ruimtelijk plan waarin ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, zoals voorliggend bestemmingsplan, een beschrijving te bevatten van het aantal verplaatsingen die deze ruimtelijke ontwikkelingen tot gevolg hebben en of er door het aantal verplaatsingen knelpunten kunnen ontstaan op het ontsluitende en omliggende verkeersnetwerk voor de diverse modaliteiten. In paragraaf 5.2 van deze toelichting is een dergelijke beschrijving opgenomen.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie De Ronde Venen 2030

De structuurvisie De Ronde Venen is door de raad vastgesteld op 17 oktober 2013. In het jaar 2030 heeft De Ronde Venen een herkenbare uitstraling met een eigen karakter. Inwoners en bezoekers weten wat de gemeente te bieden heeft met haar landschap, dorpen, recreatiegebieden en natuurschoon. Initiatieven vanuit burgers en ondernemers worden ondersteund.

Positie

De Ronde Venen heeft een unieke plek in het Groene Hart en in de Noordvleugel van de Randstad. Het beste uit deze twee werelden wordt ingezet in het belang van de inwoners. De Ronde Venen is een groene en duurzame gemeente; onderdeel van het bestuurlijke en fysieke netwerk van de Amsterdamse Metropool. Dit maakt De Ronde Venen tot een geliefde woon-, werk- en recreatiegemeente.

Binnen het Groene Hart en de Metropool zijn diverse (overheids)partijen actief. De Ronde Venen is een interessante partner, omdat gewerkt wordt vanuit gedeelde belangen. Door samenwerking kan optimaal worden voorzien in de behoeften van onze inwoners en de regio.

Groene Hart

De bron van het succes van de gemeente is het gevarieerde en levendige landschap waarin wordt gewerkt, gewoond en gerecreëerd. Het beschermen en versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied nemen een centrale plaats in, in het ruimtelijk beleid.

Het karakter van dit stukje Groene Hart wordt bepaald door uitzichten (1), extensief gebruik en kleinschaligheid (2), panorama en decor (3), dorpslinten en dorpsgezichten (4) en de nabijheid van de stad (5). In 2030 is het karakter van het landschap overeind gebleven, ondanks dat diverse veranderingen hebben plaatsgevonden.

Randstad

De Ronde Venen is onderdeel van de Noordvleugel van de Randstad (Amsterdam- Utrecht) en voelt zich betrokken bij de opgaven waar de Noordvleugel mee wordt geconfronteerd. De partners erkennen de rol die de gemeente speelt en respecteren de grenzen die vanuit de landschappelijke kwaliteit worden gesteld. Gezocht wordt naar win-win oplossingen voor vraagstukken rond wonen, werken, duurzame ontwikkelingen, recreatie en mobiliteit. De Ronde Venen werkt intensief samen met buurgemeenten in de Noordvleugel.

Levendigheid en bedrijvigheid zijn essentieel voor de kwaliteit van de dorpen en het landelijk gebied. Duurzame ontwikkeling en innovatie bieden de kans om deze kwaliteit te behouden en te versterken. De gemeente voert stevig regie op ruimtelijke ontwikkeling door het geven van richting, stimuleert initiatieven en loopt daarbij ondernemers niet voor de voeten met onnodige regelgeving.

De bescherming en versterking van het karakter van het landschap wordt door zowel ondernemers, gebruikers en de gemeente als gezamenlijke opgave gezien. De gemeente investeert in de communicatie en het leggen van verbindingen, zodat de verschillende partijen elkaar goed kunnen vinden.

Betekenis voor dit project

De ontwikkeling aan de Futenlaan sluit aan bij de gemeentelijke doelstelling om de kwaliteit van dorpen te behouden en te versterken. De momenteel braakliggende zichtlocatie in de wijk krijgt met dit plan weer een passende uitstraling.

3.3.2 Woonvisie

De Woonvisie uit 2012 vormt het uitgangspunt ten aanzien van volkshuisvesting. De gemeente De Ronde Venen wil een vitale gemeente blijven: een bevolking die op peil blijft, met een gezonde samenstelling van jong en oud. Een gemeente waar het goed wonen, werken en verblijven is. In het woonbeleid betekent dit echter, dat er met name aandacht uit moet gaan naar een beperkt aantal specifieke doelgroepen die gelet op hun financiële mogelijkheden of specifieke wensen maar moeilijk aan bod komen op de woningmarkt in De Ronde Venen:

  • lage inkomens;
  • starters;
  • (jonge) gezinnen;
  • ouderen (maar ook: mensen met fysieke/verstandelijke beperkingen).

Vanwege verschillende redenen wil de gemeente De Ronde Venen inzetten op een grotere woningbouwproductie in de komende jaren. Immers, met een hogere bouwproductie zijn meer mensen dan nu in staat een woning naar wens te vinden in de gemeente c.q. kern naar wens. Het biedt kansen voor doelgroepen die nu in de knel komen op de woningmarkt. Vanzelfsprekend is het dan wel zaak de juiste woning op de juiste plek te realiseren.

Een hogere bouwproductie zal ook de doorstroming op gang brengen. Een doorstroming die zo cruciaal is in de woningmarkt van De Ronde Venen, en die uiteindelijk aan de onderkant van de markt verlichting biedt voor bijvoorbeeld starters op de woningmarkt.

Voor Vinkeveen is in de Woonvisie specifiek benoemd dat daar de komende jaren een tekort aan huurwoningen ontstaat, waarbij de behoefte zich vooral op appartementen/gelijkvloerse woningen richt. Vinkeveen kent nu een relatief hoog aandeel koopwoningen, terwijl de behoefte aan huur en koop in Vinkveen min of meer gelijk is. De ontwikkeling aan de Futenlaan speelt hierop in. De appartementen zijn met name geschikt voor ouderen en mensen met een lichamelijke beperking. Er zal in een nader stadium met de gemeente De Ronde Venen afspraken worden gemaakt over de toewijzingscriteria.

3.3.3 Erfgoedverordening

In de Erfgoedverordening De Ronde Venen 2013 is de aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden geregeld. Daarnaast is in de Erfgoedverordening regelgeving opgenomen ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden. Om een zo goed mogelijk beeld van alle (verwachte) archeologische waarden binnen De Ronde Venen te krijgen is een archeologische beleidskaart opgesteld. In de Erfgoedverordening 2013 is archeologisch beleid opgenomen die de kaart geldend maakt voor alle ruimtelijke plannen die vóór 2012 zijn vastgesteld. Hiermee is het archeologische beleid voor het gehele grondgebied van De Ronde Venen actueel. De Archeologische Beleidskaart dient als basis voor de in bestemmingsplannen en beheersverordeningen te verwerken cultuurhistorische waarden. In paragraaf 5.9 wordt nader ingegaan op de archeologische situatie binnen het plangebied. Hiermee wordt invulling gegeven aan de erfgoedverordening.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

Ten behoeve van de planontwikkeling is voorafgaand aan het ontwerp een stedenbouwkundige analyse van de omgeving van het plangebied opgesteld. Vervolgens wordt ingegaan op het ontwerp.

Randvoorwaarden

De locatie maakt deel uit van een assenkruis waarin gebouwen met diverse functies zijn opgenomen, zoals het winkelcentrum, appartementengebouwen, een zorgcentrum en schoolgebouwen. Rondom het assenkruis zijn de meer reguliere woongebieden met eengezinswoningen te vinden.

Gezien de ligging in het assenkruis is, beredeneerd vanuit de stedenbouwkundige structuur, een afwijkend object het meest wenselijk als ontwikkeling. Daarbij moet tevens worden gelet op de hoogteopbouw: ten noorden van de locatie is het zorgcentrum gelegen van zes lagen hoog, ten zuiden ligt het éénlaagse winkelcentrum. Een hoogte van het te realiseren object op de locatie van 3 tot 4 lagen is daarmee goed voorstelbaar en in te passen binnen de stedenbouwkundige structuur.

Het is belangrijk om de verbindingen rondom de locatie, vooral tussen zorgcentrum en winkelcentrum in stand te houden en waar dat kan, te verbeteren. Daarnaast worden de groene elementen binnen het assenkruis gerespecteerd. Dat betekent dat de watergang aan de westzijde van het plangebied gehandhaafd blijft.

Ook is het van belang de bouwmassa aan de zuidzijde van het plangebied te realiseren. Dat heeft te maken met de zichtbaarheid en uitstraling in het gebied: het gebouw vormt het front van de Futenlaan en is georiënteerd richting watergang, winkelcentrum en Futenlaan. Daarom ligt het parkeerterrein voor de appartementen achter het gebouw aan de noordzijde van de locatie.

Ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling betreft het bouwen van een drie verdiepingen tellend appartementencomplex in het zuidelijk deel van het plangebied en het realiseren van parkeergelegenheid aan de noordelijk deel. In totaal bestaat het gebouw uit circa 16 (maximaal 19) appartementen. Aan de noordzijde komt de entree van het gebouw. Op de begane grond worden naast appartementen tevens bergingen gerealiseerd voor stalling van onder meer fietsen. Parkeren gebeurt op de parkeerplaats ten noorden van het gebouw.

De afbeeldingen 4.1 en 4.2 geven een beeld van het stedenbouwkundig ontwerp. Het gebouw is op korte afstand van het water gepositioneerd, zodat aan de oostzijde ruimte blijft bestaan tussen de weg en het gebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP026futenlaangw-va01_0006.png"

Figuur 4.1 Stedenbouwkundig ontwerp van bovenaf gezien

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP026futenlaangw-va01_0007.png"Figuur 4.2 Stedenbouwkundig ontwerp in vogelvlucht

Beeldkwaliteit

Het gebouw maakt deel uit van het stedenbouwkundig assenkruis en qua bouwvolume sluit het aan bij de bouwhoogte van de directe omgeving. Het gebouw heeft een centrale interne ontsluiting, en geen galerijontsluiting. Het heeft daardoor geen achterzijde. In het ontwerp van de gevel moet hier rekening mee worden gehouden. De bovenste woonlaag wordt, net als de andere gebouwen in het assenkruis, niet van een kap voorzien, maar mag wel afwijkend worden behandeld ten opzichte van de basis. Het gebouw wordt in de basis in baksteen uitgevoerd, kleur en secundaire materialen zijn vrij, juist omdat het gebouw een nieuw te onderscheiden object betreft. Raampartijen dragen bij aan de architectuur van het object. Eenvormigheid in de gevel moet worden voorkomen.

De bergingen van het complex worden binnen het bouwvolume opgelost.

De buitenruimte van het gebouw wordt als collectieve tuin ingericht en omzoomd door een haag, indien de ruimte het toelaat voorzien van een solitaire boom. Schuttingen rondom de collectieve tuin of bij de appartementen zijn niet toegestaan.

Het openbare parkeerterrein naast het complex is als openbaar herkenbaar. Er komt een groene scheiding tussen de parkeerplaatsen en het complex. Indien mogelijk worden er bomen tussen enkele parkeervakken toegevoegd, maar dit is niet verplicht en afhankelijk van het uiteindelijke aantal appartementen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bedrijven En Milieuzonering

5.1.1 Wettelijk kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • Het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente De Ronde Venen de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer.

Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies: direct naast woningen komen andere functies zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Binnen gemengd gebied is het mogelijk om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dit milieuaspect wordt niet verlaagd. Onderstaande tabel geeft de relatie weer tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype.

Tabel 4.1 Bedrijven en milieuzonering

Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype
rustige woonwijk
Richtafstand tot omgevingstype
gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.1 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkeling. Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond die op grond van de geldende bestemming kunnen worden gevestigd.

Het huidig plangebied is aan te merken als rustige woonwijk. Dit komt met name door het woonfunctie van het plangebied en het ontbreken van drukke verkeerswegen.

5.1.2 Betekenis voor het project

In de directe omgeving van het plangebied zijn twee onderdelen die relevant (kunnen) zijn, namelijk:

  • Winkelcentrum Zuiderwaard
  • Basisschool De Schakel

Onderstaand is een korte toelichting gegeven ten aanzien van deze onderdelen.

Winkelcentrum Zuiderwaard

Op circa 20 m ten zuiden van de planlocatie is winkelcentrum Zuiderwaard aanwezig. Het centrum kent een wijkfunctie. Navolgend is een opsomming gemaakt van enkele winkels die aanwezig zijn:

  • Een bakkerij
  • Een slagerij
  • Een drogisterij
  • Een kaasboer
  • Een bank
  • De Blokker
  • Een snackbar
  • Een kapper
  • Een bloemenwinkel
  • Een supermarkt
  • Een chinees restaurant

Dergelijke inrichtingen kennen vanuit de VNG publicatie 'Bedrijven- en milieuzonering' een richtafstand van 10 m. De nieuwe ontwikkeling bevindt zich op grotere afstand. Geconcludeerd wordt daarom dat er geen knelpunten te verwachten zijn voor het winkelcentrum en de woningbouwlocatie.

Basisschool De Schakel

Naast het winkelcentrum bevindt zich op circa 40 m basisschool De Schakel. Hinder vanuit een basisschool wordt met name veroorzaakt door het stemgeluid van spelende kinderen. Echter, een school is een instelling die juist in woonwijken aanwezig is en gewenst is. Omdat ook al woningen aanwezig zijn op kortere afstand van de school, wordt geconcludeerd dat de realisatie van het appartementencomplex inpasbaar is wat betreft de aanwezige school.

5.2 Verkeer

5.2.1 Beleidskader

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Utrecht stelt dat de toelichting op een bestemmingsplan een Mobiliteitstoets dient te bevatten, indien het ruimtelijk plan een (relatief) groot aantal verplaatsingen tot gevolg heeft. De Mobiliteitstoets is bedoeld om na te gaan of er tijdig en voldoende maatregelen worden genomen om een goede ontsluiting en bereikbaarheid te garanderen. Daarnaast kan het ook een hulpmiddel zijn om maatregelen te nemen om eventuele negatieve effecten op de veiligheid en leefbaarheid te voorkomen. De Mobiliteitstoets dient inzichtelijk te maken hoeveel autoverkeer de ontwikkeling tot gevolg heeft, zodat effecten op het lokale en regionale wegennet kunnen worden ingeschat voor wat betreft de verkeersintensiteiten en verkeersafwikkeling. Verder dienen aspecten als openbaar vervoer, langzaam verkeer, verkeersveiligheid en parkeren aan de orde te komen.

5.2.2 Parkeren

Ten tijde van de seniorenwoningen vond parkeren plaats in openbaar gebied. Binnen de woonbestemming waren geen parkeerplaatsen aanwezig. Ten opzichte van de oude situatie worden 10, maximaal 13 woningen toegevoegd.

De gemeenteraad van De Ronde Venen heeft op 24 november 2016 het Beleidsplan Verkeer 2017-2021 vastgesteld. Hierbij zijn tevens parkeernormen bij ruimtelijke ontwikkelingen vastgesteld. Als parkeernorm voor dit bestemmingsplan kan 1,2 per woning (huur, etage, goedkoop, schil centrum) worden aangehouden. Met de toevoeging van 13 woningen volstaat een parkeervoorziening van 1,2x13 is 16 extra parkeerplaatsen. De resterende parkeerplaatsen waren en blijven beschikbaar in het openbaar gebied rondom het complex.

Het parkeren vindt plaats op de te realiseren parkeerplaatsen aan de noordzijde van het appartementencomplex. In het ontwerp zijn hier 19 plaatsen voorzien. Hiermee wordt voldaan aan het benodigd aantal. De parkeervoorziening krijgt een openbaar karakter en kan zodoende naast de nieuwe bewoners ook worden gebruikt door huidige omwonenden.

Geconcludeerd wordt dat zowel binnen het nu voorliggende plan als de directe omgeving voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is. Het plan is hiermee dus uitvoerbaar.

5.2.3 Betekenis voor het project

Het verkeer van en naar het appartementencomplex kent een korte ontsluitingsroute, rechtstreeks vanaf de Roerdompstraat naar de Plevierenlaan en Futenlaan. Deze wegen kunnen de geringe toename in verkeer prima afwikkelen. In vergelijking met de situatie voor sloop van de seniorenwoningen, vindt niet tot nauwelijks een toename in verkeersstromen plaats.

Het parkeren gebeurt op de te realiseren parkeerplaatsen aan de noordzijde van het appartementencomplex. Dit is zodoende eveneens inpasbaar.

Geconcludeerd wordt dat het plan uitvoerbaar is wat betreft verkeer.

5.3 Luchtkwaliteit

Bij invoering van de Wet luchtkwaliteit eind 2007 is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) geïntroduceerd. Wanneer een project NIBM bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, is het uitvoeren van een luchtkwaliteitonderzoek niet meer noodzakelijk.

Voor woningbouwprojecten is in de Regeling NIBM reeds vastgelegd wanneer ze NIBM zijn. Het betreft 'woningbouwontwikkeling met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.500 nieuwe woningen, of twee ontsluitingswegen en niet meer dan 3.000 nieuwe woningen'. De woningbouwontwikkeling aan de Futenlaan voldoet aan deze criteria, zodat geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling als niet in betekende mate beschouwd mag worden.

Omdat de locatie in de nabijheid van de N201 ligt, is met behulp van de NSL Monitoringsviewer nog gekeken naar de huidige achtergrondconcentraties ter hoogte van het plangebied. Hiermee kan worden vastgesteld of de nieuwe bewoners worden blootgesteld aan een luchtkwaliteit die voldoet aan de normen. De NSL Monitoringsviewer geeft aan dat de NO2 concentratie 14,8 µg/m3 bedraagt, ruimschoots binnen de grenswaarde van 40 µg/m3. Voor fijn stof zijn de jaargemiddelde concentraties voor PM10 en PM 2,5 respectievelijk 19,7 µg/m3 en 12,2 µg/m3, eveneens ruimschoots binnen de grenswaarden van 40 µg/m3 en 25 µg/m3.

Geconcludeerd wordt dat het plan inpasbaar is wat betreft luchtkwaliteit. Het aantal woningen voldoet aan de criteria uit de Regeling NIBM en de achtergrondwaarden blijven ruimschoots onder de grenswaarden.

5.4 Geluid

Om te bepalen of de nieuw te bouwen geluidgevoelige bestemmingen ter plaatse van de te ontwikkelen locatie volgens de bepalingen van de Wgh kunnen worden gerealiseerd, is door Tauw een akoestisch onderzoek uitgevoerd (kenmerk R002-1225896HUI-srb-V03-NL). Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 1.

5.4.1 Wettelijk kader

De regelgeving ten aanzien van geluidhinder is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Sinds 2007 is deze wet aangepast aan de Europese richtlijnen voor geluidhinder. In de Wet geluidhinder zijn geluidhindernormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in buitennormen (geluidbelasting op de gevel) en binnennormen (binnenwaarde). De geluidhindernormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een weg en spoorwegen. Een geluidzone is een aandachtsgebied aan weerszijden van een weg waarbinnen de geluidhindernormen van de Wet geluidhinder van toepassing zijn.

De normstelling in de Wet geluidhinder bestaat uit een voorkeursgrenswaarde en een maximaal aan te vragen ontheffingswaarde. In de Wet geluidhinder worden grenswaarden gesteld. Deze zijn opgenomen in tabel 5.2.

Tabel 5.2 Grenswaarden Wet geluidhinder

Geluidgevoelig gebouw
Voorkeursgrenswaarde [dB] Maximaal toelaatbare geluidbelasting [dB]
Buitenstedelijk gebied Stedelijk gebied
Woningen, nieuwbouw 48 53 58
Woningen, vervangende nieuwbouw 48 58 68

Voor de woningen geldt dat de bestaande woningen worden herbouwd. Dit betreft vervangende nieuwbouw. Hierdoor geldt ten aanzien van de provinciale weg N201 een maximale ontheffingswaarde van 58 dB.

5.4.2 Resultaten

De geluidsbelasting is op een hoogte van 1,5, 4,5 en 7,5 meter berekend, deze hoogte is representatief voor de drie verdiepingen. Het appartementencomplex ligt binnen de geluidzone van de provinciale weg N201 en binnen de invloedsferen van de 30 km/uur wegen Futenlaan, Pijlstaartlaan, Plevierenlaan en de Dodaarslaan.

Van de relevante geluidbronnen in de omgeving is alleen de provinciale weg N201 getoetst aan de Wet geluidhinder. De overige akoestisch relevante wegen in de omgeving van het appartementencomplex zijn de Futenlaan, Pijlstaatlaan, Plevierenlaan en de Dodaarslaan. Op deze wegen geldt een maximale snelheid van 30 km/uur. De Wet geluidhinder kent geen normen voor een 30 km/uur weg. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting van deze wegen echter wel berekend en vergeleken met de voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden uit de Wet geluidhinder.

De geluidbelasting ten gevolge van de provinciale weg N201 is met 48 dB gelijk aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor de provinciale weg N201 hoeft geen hogere waarde te worden aangevraagd aangezien deze onder de norm van 48 dB blijft.

De geluidbelasting ten gevolge van de 30 km/uur weg de Futenlaan met 50 dB is hoger dan voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor gezoneerde wegen (waarvoor wel normen zijn opgenomen in de wet). In het kader van het gemeentelijk geluidbeleid is een nadere beschouwing van de geluidsbelasting van toepassing. De geluidbelasting van de Pijlstaartlaan, Plevierenlaan en de Dodaarslaan is lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor gezoneerde wegen.

Volgens het geluidbeleid van de gemeente dient de geluidbelasting van het Luchtvaartverkeer inzichtelijk te worden gemaakt. In de MER korte termijn Schiphol uit 2007 is de geluidbelasting ten gevolge van het vliegverkeer rondom Schiphol vastgesteld. De geluidbelasting op het plangebied in Vinkeveen is met 51 dB(A) hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor luchtvaartverkeer. Dit betekent dat met deze geluidbelasting rekening moet worden gehouden bij het cumuleren van alle geluideffecten. In deze situatie is de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer over de Futenlaan en het luchtvaartverkeer gecumuleerd. Omdat de geluideffecten van de luchtvaart bij cumulatieberekeningen zwaar meewegen, wordt een gecumuleerde geluidbelasting berekend van 58 dB(A). In het geluidbeleid van de gemeente De Ronde Venen wordt aangegeven dat de toetsing van de binnenwaarde van 33 dB wordt gebaseerd op basis van de gecumuleerde geluidbelasting. Een reguliere gevel dient te zijn voorzien van een het geluidwering van minimaal 20 dB volgens het bouwbesluit. Met een gecumuleerde gevelbelasting van 58 dB(A), moeten zodoende extra gevelweringsmaatregelen worden getroffen om de binnenwaarde van 33 dB te kunnen waarborgen. Bij de bouwaanvraag dient namelijk te worden aangetoond, met een gevelweringsonderzoek, of de binnenwaarde van 33 dB wordt gewaarborgd.

5.4.3 Betekenis voor het project

Voor het plangebied zijn de geluideffecten in kaart gebracht. De geluidbelasting ten gevolge van de 30 km/h weg de Futenlaan is 50 dB. Van de luchtvaart bedraagt de geluidbelasting ter hoogte van het plangebied 51 dB. Doordat de geluidbelasting van de Futenlaan en de luchtvaart hoger is dan de voorkeursgrenswaarde is de gecumuleerde geluidbelasting inzichtelijke gemaakt. Deze bedraagt 58 dB(A). De gevels worden op een dusdanige manier uitgevoerd dat aan de binnenwaarde van 33 dB voldaan wordt. Hiermee is het plan uitvoerbaar wat betreft geluid.

5.5 Externe Veiligheid

5.5.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid rondom opslag, gebruik, productie en transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's dienen aanvaardbaar te blijven. In deze paragraaf wordt, voor zover van toepassing op het plangebied, ingegaan op het beleid en regelgeving rond externe veiligheid. Daarnaast wordt aangegeven op welke manier hier in het bestemmingsplan rekening mee wordt gehouden.

Op grond van de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) van het ministerie van BZK zijn gemeenten verplicht risico's te inventariseren. Het resultaat van deze inventarisatie en de gegevens uit het risicoregister worden getoond op de provinciale risicokaart. De risicokaart biedt een overzicht van de veiligheidsrisico's en is openbaar via internet toegankelijk (www.risicokaart.nl). De risicokaart is daarmee een belangrijke informatiebron voor burgers die via de risicokaart kunnen zien welke risicovolle bedrijven (LPG-stations, chemische bedrijven of bijvoorbeeld vuurwerkopslag), transportroutes of buisleidingen in hun directe omgeving liggen. Deze risicokaart is ook gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

5.5.2 Beoordelingscriteria

De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). De effecten van de voorgenomen ontwikkeling op het gebied van externe veiligheid zijn getoetst.

Plaatsgebonden risico

Het PR is het risico op een plaats nabij een risicobron, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als gevolg van een ongewoon voorval bij de risicobron. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door middel van risicocontouren rond de risicobron en is onafhankelijk van de aanwezige bevolking.

Groepsrisico

Het GR is de cumulatieve kans dat per jaar ten minste 10 mensen slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde waaraan getoetst wordt. De oriëntatiewaarde is geen harde norm, maar geldt als richtwaarde.

Het groepsrisico dient te worden verantwoord indien het:

  1. 1. Is gelegen tussen 0,1 en 1 maal de oriëntatiewaarde en tussen de autonome en toekomstige situatie met meer dan 10 % toeneemt, of
  2. 2. Hoger is dan 1 maal de oriëntatiewaarde én tussen de autonome en toekomstige situatie toeneemt

5.5.3 Risicobronnen

Op de risicokaart is aangegeven welke mogelijke risicobronnen in de omgeving van de ontwikkeling aanwezig zijn. Hierbij is gekeken naar risicovolle activiteiten zoals inrichtingen met gevaarlijke stoffen, transportroutes (weg, spoor, water) en buisleidingen. In figuur 5.1 is een uitsnede van de risicokaart weergegeven. In de omgeving van de Futenlaan is enkel sprake van transport van gevaarlijke stoffen over de weg (N201).

5.5.4 Betekenis voor het project

In figuur 5.1 is een uitsnede van de risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP026futenlaangw-va01_0008.jpg"

Figuur 5.1 Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)

Het huidige beleid voor ruimtelijke ordening in relatie tot transportroutes is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet. In de Regeling Basisnet staan de risicoplafonds die langs de transportroutes liggen en welke regels gelden voor de ruimtelijke ontwikkeling. Het wegtraject betreft de N201 / N212 (Waverveen) tot aan A2 afrit 4 Vinkeveen (A2 / N201). Van dit traject zijn geen transportgegevens beschikbaar in het Basisnet. Wel is er een recente telling beschikbaar van de werkelijke jaarintensiteit van transport van gevaarlijke stoffen. Dit betreffen gegevens uit 2015 (digitale telling 19-10 t/m 30-10). Het transport van stofcategorie GF3 (brandbaar tot vloeistof verdicht gas) is bepalend voor het invloedsgebied. Van deze categorie was sprake van een jaarintensiteit van 328 voertuigen.

5.5.5 Risicobeoordeling

In de nota van toelichting bij het Bevt is aangegeven dat in sommige gevallen de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico achterwege kan blijven. Hiervoor zijn vuistregels in de vorm van drempelwaarden voor de vervoersaantallen opgesteld die de gebruiker een indicatie geven wanneer een risicoberekening zinvol is. Deze vuistregels zijn opgenomen in de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART).

Plaatsgebonden risico

Wanneer het aantal GF3 transporten per jaar lager is dan 500 heeft een weg buiten de bebouwde kom geen 10-6-contour. Er is sprake van 328 GF3 transporten per jaar, waardoor geconcludeerd wordt dat de N201 geen plaatsgebonden risicocontour heeft die overlapt met het beoogde ontwikkelingsgebied.

Groepsrisico

Voor toetsing van het groepsrisico wordt de jaarintensiteit van GF3 transporten vergeleken met de drempelwaarde die in tabel 5 van de HART vermeld staat. De N201 is een weg buiten de bebouwde kom en er is sprake van eenzijdige bebouwing. In de omgeving is sprake van een drukke woonwijk, waardoor de gemiddelde bevolkingsdichtheid voor een dergelijk gebied gesteld wordt op ongeveer 70 personen per hectare (uit tabel 16.3 van Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico). De afstand van de dichtstbijzijnde bebouwing tot de weg (N201) is 20 meter. Hieruit volgt dat de drempelwaarde voor overschrijding van 10% van de oriëntatiewaarde voor deze situatie 1.160 transporten per jaar is. De werkelijke jaarintensiteit blijft hier ruim onder. Op basis van de vuistregel wordt geconcludeerd dat het groepsrisico zeer klein is. In het plangebied worden 8 tot 11 extra woningen gerealiseerd door de vervangende nieuwbouw. De personendichtheid neemt hierdoor gering toe. De toename in het groepsrisico is hierdoor eveneens gering. Gezien de zeer lage toename in het groepsrisico worden maatregelen verder niet afgewogen.

5.5.6 Betekenis voor het project

Het onderdeel externe veiligheid is vanuit twee perspectieven beoordeeld:

  1. 1. Vanuit de geplande ontwikkeling op de directe, bestaande omgeving: De voorgenomen woningbouw brengt geen toename in externe veiligheidsrisico's met zich mee. De realisatie heeft geen betrekking op een Bevi-inrichting (inrichting waar gevaarlijke stoffen opgeslagen worden)
  2. 2. Vanuit de directe omgeving op de geplande ontwikkeling: Op basis van de risicokaart wordt geconcludeerd dat er in de directe omgeving van het plangebied een externe veiligheidsbron aanwezig is, namelijk het wegtraject N201 waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Uit toetsing volgt dat er geen sprake is van een PR 10-6 contour. Daarnaast blijft het aantal transporten ruim onder 10% van de oriëntatiewaarde die gesteld is voor deze situatie. Doordat de personendichtheid in het plangebied zeer gering toeneemt, worden maatregelen niet afgewogen voor dit project.

Geconcludeerd wordt dat het plan uitvoerbaar is wat betreft externe veiligheid.

5.6 Bodemkwaliteit

5.6.1 Wettelijk kader

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

Het vaststellen van de bodemkwaliteit wordt bij het opstellen/wijzigen van een bestemmingsplan alleen van belang geacht voor de locaties waar ontwikkelingen gepland zijn (zoals functiewijzigingen die een gevoeliger bodemgebruik tot gevolge hebben, bouwen, graven/ophogen). Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden of de bodemkwaliteit een belemmering op kan leveren voor de realisatie hiervan. Bijna altijd is het mogelijk om bodem geschikt te maken voor het gewenste gebruik. Het is echter mogelijk dat een plan financieel onuitvoerbaar wordt, bijvoorbeeld om dat de kosten van de sanering te hoog zijn. Om dit in beeld te krijgen zal de kwaliteit van de bodem op de ontwikkelingslocaties vastgesteld moeten worden en zal, ingeval de bodemkwaliteit niet aansluit bij de functie, een inschatting van kosten moeten worden gemaakt om de bodemkwaliteit in overeenstemming te brengen met de beoogde functie. Daarnaast geldt dat de ontwikkelingen een eventueel benodigde aanpak van ernstige gevallen van bodemverontreiniging niet mag frustreren.

Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat, dient deze direct te worden opgeruimd. Bij bestaande mobiele verontreinigingen die voor 1987 ontstaan zijn (zogenaamde erfenisgevallen), zal bij de sanering ook naar de kosteneffectiviteit worden gekeken. Uitgangspunt voor verontreinigingen die zich in het grondwater manifesteren is dat deze beheersbaar zijn en blijven.

5.6.2 Onderzoek

Om te bepalen of de nieuw te bouwen appartementen kunnen worden gerealiseerd, is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk R002-1221478CMW-aao-V01-NL). Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 2. De bodem bestaat uit een zandige bovengrond met daaronder een veenlaag. De zandige bovengrond is licht verontreinigd met PAK, de ondergrond is niet verontreinigd. Het veen is licht verontreinigd met koper, kwik en lood. Het grondwater is niet verontreinigd.

De verontreinigingen zijn dusdanig licht, dat geconcludeerd wordt dat er geen belemmeringen aanwezig zijn voor de toekomstige bestemming. Het uitvoeren van nader bodemonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

5.6.3 Betekenis voor het project

Het bestemmingsplan is bezien vanuit het thema bodem uitvoerbaar.

5.7 Water

5.7.1 Watertoets

Voor alle ruimtelijke plannen dient de watertoetsprocedure te worden doorlopen. In dit proces wordt de waterbeheerder in vroegtijdig stadium betrokken, waardoor water een volwaardige plaats krijgt in de planvorming.

Naast de geplande ontwikkeling ligt een primaire watergang in beheer bij Waternet. Het plan is in het kader van de watertoets voorgelegd aan Waternet. Om aan te sluiten bij geldende wet- en regelgeving moet een geplande ontwikkeling voldoen aan de Keur. Voor de ontwikkeling in dit plangebied geldt dat als de toename van de verharding meer dan 1000 m2 bedraagt, er 10% van dit oppervlak gecompenseerd dient te worden met waterdoorlatende of vasthoudende maatregelen. Ook dient de geplande ontwikkeling geen belemmering op te leveren voor beheer en onderhoud van de watergang. Een situatietekening is opgenomen in figuur 5.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP026futenlaangw-va01_0009.png"

Afbeelding 5.2 Primaire waterkeringen aan de Futenlaan

In overleg met Waternet is het volgende overeengekomen.

  • In de huidige situatie wordt het beheer en onderhoud vanaf de westzijde uitgevoerd. De geplande ontwikkeling zorgt hier niet voor een belemmering
  • Er zijn geen riool- of persleidingen in of rond het plangebied
  • Ten tijde van het vaststellen van het bestemminngsplan is het bouwvlak vastgesteld op 621 m2, de verharding op het parkeerterrein bedraagt 440 m2. In de oude situatie (van voor de sloop van de seniorenwoningen) bedroeg de totale verharding circa op 460 m2. De toename van het verhard oppervlak komt daarom niet boven de norm van 1.000 m2. Het uitvoeren van compenserende maatregelen is zodoende niet noodzakelijk.

5.7.2 Conclusies

De voorgenomen ontwikkeling is inpasbaar wat betreft het onderdeel water en goedgekeurd door de waterbeheerder (Waternet).

5.8 Ecologie

5.8.1 Wettelijk kader

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna te noemen “Wnb”) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

Het beschermingsregime gaat uit van het “nee, tenzij-principe“. Dit betekent dat de genoemde bepalingen in de Wnb voor gebieds-, soorten- en houtopstandenbescherming verboden zijn. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Utrecht is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

In de Wnb zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van Natura 2000-gebieden. Het is verboden zonder vergunning plannen te realiseren die verslechtering van de kwaliteit van habitats van instandhoudingsdoelen tot gevolg kunnen hebben (artikel 2.7). Dit geldt ook als plannen een significant verstorend effect kunnen hebben de instandhoudingsdoelen.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) is een netwerk van natuurgebieden waarmee de biodiversiteit behouden en versterkt wordt. De NNN is planologisch beschermd via de Wro. In het NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe.

Soortenbescherming

In de Wnb zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten. Het gaat onder meer om soorten die in Nederland, maar ook in Europa in hun voortbestaan worden bedreigd. De Wnb kent drie beschermingsregimes:

  • Vogels: het gaat hier om alle inheemse vogels in hun natuurlijk verspreidingsgebied. Ze zijn beschermd via de vogelrichtlijn;
  • Dieren en planten: het gaat hier om alle inheemse dieren en planten. Ze zijn beschermd via de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  • Nationale soorten: het gaat hier om de soorten, die niet onder de reikwijdte van de Vogel- of Habitatrichtlijn vallen. Deze soorten zijn wel nationaal beschermd.

Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing, vergunning of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. De bepalingen voorzien in een bescherming van verblijfplaatsen, evenals de bescherming tegen verstorende invloeden.

5.8.2 Onderzoek

Gebiedsbescherming

Ten behoeve van de ontwikkeling heeft Tauw een ecologisch onderzoek verricht (kenmerk R001-1225896JJA-evp-V01-NL). De inventarisatie heeft plaatsgevonden in juni 2016, het volledige rapport is opgenomen in bijlage 3. De afstand tot het meest nabije Natura 2000-gebied 'Botshol' bedraagt ongeveer 3,1 kilometer. De afstand tot het meest nabije Beschermde natuurmonument dat buiten Natura 2000-gebieden ligt is circa 2,8 kilometer. Het plangebied ligt op circa 150 meter afstand van de NNN. Gezien de ligging en het karakter van de ontwikkeling zijn effecten op Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten en EHS/NNN uitgesloten. In figuur 5.3 is de ligging van het plangebied ten opzichte van aanwezige natuurgebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP026futenlaangw-va01_0010.png"

Figuur 5.3 Ligging plangebied ten opzichte van beschermde natuurgebieden

Soortenbescherming

In tabel 2.1 zijn de relevante soorten uit de Flora- en faunawet (inmiddels opgegaan in de Wnb) en Wnb opgenomen. Deze soorten komen mogelijk voor in en nabij het plangebied. Voor deze soorten is aangegeven of maatregelen, een ontheffing of nader onderzoek nodig is.

Tabel 2.1 Conclusies Flora- en faunawet en Wnb

Soortgroep Effecten Nader onderzoek? Maatregel nodig? Ontheffing nodig? Consequenties Wnb?
Flora Geen Nee Nee Nee Nee
Grondgebonden zoogdieren Geen Nee Nee Nee Nee
Vleermuizen Geen Nee Nee Nee Nee
Broedvogels, tijdens broedseizoen Verschillende soorten Nee Ja werken buiten broedseizoen Nee, mits maatregel Gelijk aan Ffw
Broedvogels, jaarrondbeschermd Geen Nee Nee Nee Nee
Amfibieën en reptielen Geen Nee Nee Nee Nee
Vissen Geen Nee Nee Nee Nee
Ongewervelden Geen Nee Nee Nee Nee

5.8.3 Betekenis voor het project

Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van negatieve effecten in het kader van de Wet natuurbescherming, mits de bouwactiviteiten plaatsvinden buiten het broedseizoen van vogels (circa medio maart - medio juli). Bij ontwikkeling van het plangebied wordt hiermee rekening gehouden. Zodoende is het plan inpasbaar wat betreft ecologie.

5.9 Archeologie En Cultuurhistorie

5.9.1 Archeologie

De gemeente De Ronde Venen beschikt over een archeologische beleidskaart die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De archeologische beleidskaart geeft aan wat de verwachting is voor het aantreffen van archeologische resten en welke bekende archeologische waarden er binnen het plangebied reeds vastgesteld zijn. Tevens geeft de beleidskaart aan op welke delen archeologisch onderzoek noodzakelijk is en waar dit niet het geval is.

In figuur 5 is een uitsnede weergegeven van de beleidskaart. Het dorp Vinkeveen is hierop grijs gemarkeerd. Dit betekent dat aan deze gebieden geen archeologische waarde is toegekend. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. De planontwikkeling is zodoende inpasbaar vanuit het aspect archeologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP026futenlaangw-va01_0011.png"

Figuur 5: Uitsnede archeologische beleidskaart Gemeente De Ronde Venen

5.9.2 Cultuurhistorie

Door de herontwikkeling van de locatie worden geen monumentale objecten aangetast. Gezien de ligging van de locatie in de bebouwde kom heeft de ingreep ook geen consequenties voor eventuele landschappelijke waarden.

5.9.3 Betekenis voor het project

De ontwikkeling is inpasbaar vanuit het aspect archeologie en cultuurhistorie.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is een ruimtelijk besluit, waarin de regels voor het gebruik en het bebouwen van gronden worden vastgelegd. In een bestemmingsplan wordt door middel van bestemmingen en aanduidingen aangegeven op welke gronden welke functies toegestaan zijn en hoe deze gronden bebouwd mogen worden. Het bestemmingsplan is opgebouwd uit drie onderdelen: plantoelichting, verbeelding en planregels. De toelichting verwoordt welke beleidskeuzes hebben geleid tot het vastleggen van de bestemmingen met bijbehorende regels. In de regels staan per bestemming de specifieke regels met betrekking tot bouwen en gebruik van de gronden. De verbeelding geeft weer aan welke gronden welke bestemming is toegekend.

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 heeft de standaardisering en digitalisering van bestemmingsplannen zijn intrede gedaan. Hiermee wordt beoogd de raadpleegbaarheid en uitwisselbaarheid van ruimtelijke plannen te vergroten. Met de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 zijn de bepalingen voor de standaardisering en digitalisering vastgelegd. Een bestemmingsplan opgesteld volgens deze bepalingen is een digitaal bestand in GML-formaat, waarin geometrisch bepaalde planobjecten zijn vastgelegd. Technisch gezien is een bestemmingsplan zodoende een verzameling objecten (zoals bestemmingsvlakken), waaraan informatie (zoals ligging en naam) is gekoppeld.

Het bestemmingsplan kan geraadpleegd worden door middel van computersoftware, bijvoorbeeld via de internetpagina www.ruimtelijkeplannen.nl. Met de software kunnen verschillende kaarten van het bestemmingsplan opgeroepen worden. Er zijn zodoende meerdere verbeeldingen van één plan mogelijk. Door interactie met het kaartbeeld worden de regels van de betreffende bestemmingen weergegeven. Ook kan de toelichting worden opgeroepen. De toelichting is juridisch gezien echter niet bindend.

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de koppeling tussen de regels en de kaart. In de volgende paragraaf staat uitgelegd welke systematiek voor dit bestemmingsplan gehanteerd is en hoe de eigenschappen van het plangebied en de inhoud van de inrichtingsplannen zich hebben vertaald in de toegekende bestemmingen. De paragraaf daarna geeft een korte toelichting per artikel van de planregels. In de laatste paragraaf wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan.

6.2 Indeling Regels

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Ter verduidelijking zal hieronder per artikel de bestemmingsregeling worden toegelicht, voor zover hier onduidelijkheden over kunnen ontstaan. Deze toelichting is bedoeld om de verschillende regelingen in onderling verband te kunnen duiden en om de relatie tussen toelichting enerzijds en regels en verbeelding anderzijds aan te geven. De planregels kennen standaard vier hoofdstukken.

6.2.1 Inleidende regels

Artikel 1: Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover in de regels begrippen worden gebruikt die niet in dit artikel staan vermeld, wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.

Artikel 2: Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3: Verkeer - Verblijfsgebied

Het parkeerterrein bij het nieuwe woongebouw heeft de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gekregen. Op grond van de nadere eisen kunnen burgemeester en wethouders eisen stellen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen.

Artikel 4: Wonen

Daar waar het nieuwe woongebouw mogelijk is heeft een woonbestemming gekregen. Het gebouw mag alleen binnen het bouwvlak gerealiseerd worden. Op de verbeelding is de maximale bouwhoogte opgenomen.

6.2.3 Algemene regels

Artikel 5: Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is bedoeld om te voorkomen dat voor hetzelfde perceel meermaals een omgevingsvergunning wordt verleend. Hierdoor zou de situatie kunnen ontstaan dat er een cumulatie van bebouwing optreedt waardoor de maximale maatvoering in het bestemmingsplan (bijvoorbeeld maximaal vloeroppervlak) in totaliteit wordt overschreden.

Artikel 6: Algemene bouwregels

In dit artikel staan algemene bouwregels, die in het gehele plangebied van toepassing zijn.

Lid 6.1 Dakopbouw plat dak

Deze regel bepaalt dat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning kan verlenen voor het realiseren van een dakopbouw op een plat dak mits word voldaan aan de regels.

Lid 6.2 Ondergeschikte bouwdelen

Deze regel bepaalt dat ondergeschikte bouwdelen buiten toepassing worden gelaten, mits bouw- en bestemmingsgrenzen met niet meer dan twee meter worden overschreden.

Artikel 7: Algemene gebruiksregels

In dit artikel staan enkele gebruiksregels die van toepassing zijn in het gehele plangebied. Met name het gebruik als opslagterrein of afvalverzamelplek wordt als strijdig gebruik aangemerkt.

Artikel 8: Algemene afwijkingsregels

Dit artikel geldt als flexibiliteitsbepaling. Er worden enkele gevallen genoemd, waarin in afwijking van de regels van het bestemmingsplan toch een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het gaat om beperkte afwijkingen van de genoemde maten en het bouwen van nutsvoorzieningen en telecommunicatiemasten.

Artikel 9: Algemene wijzigingsregels

Deze bevoegdheid heeft betrekking op het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en/of aanduidingen.

Artikel 10: Algemene procedureregels

Dit artikel geeft regels voor de toepassing van de opgenomen nadere eisen regeling.

Artikel 11: Overige regels

In dit artikel is geregeld dat voor zover er in de regels wordt verwezen naar wet of andere regelgeving, dient te worden uitgegaan van het document dat van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12: Overgangsrecht

In dit artikel staan de regels, die betrekking hebben op het overgangsrecht: bouwwerken die op het moment van tervisielegging van het plan bestaan, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de in het nieuwe plan gegeven bebouwingsregels.

Artikel 13: Slotregel

De regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen.

Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving voornamelijk betrekking op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wabo en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder vergunning, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een ontheffing.

Handhaving wordt onderscheiden in preventieve en repressieve handhaving. Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen. Voorts bestaat preventieve handhaving uit het opstellen van duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels en uit communicatie en voorlichting. Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijke actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente.

Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro, de Wabo of de Woningwet. Iedere twee jaar wordt er door de gemeenteraad een handhavingsbeleid vastgesteld waarin de handhavingsaanpak en de daarbij behorende prioriteiten staan beschreven. Dit is nodig om handhavend optreden tegen overtredingen zorgvuldig en consequent te laten verlopen. Tevens kunnen niet alle overtredingen tegelijkertijd worden aangepakt, vandaar dat in de uitvoering wordt gewerkt met prioriteiten.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Een deel van de gronden was oorspronkelijk in eigendom van de gemeente. Momenteel voeren GroenWest en de gemeente De Ronde Venen gesprekken over de verdeling openbaar en privé. Insteek is om de parkeerplaatsen een openbaar karakter te geven. Daarnaast wordt tussen de gemeente en initiatiefnemer GroenWest een anterieure overeenkomst afgesloten waarin wordt vastgelegd dat de kosten voor de ontwikkeling worden gedragen door GroenWest. Het opstellen van een exploitatieplan is daarmee niet noodzakelijk. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid in voldoende mate aangetoond.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. In dit verband heeft GroenWest in 2015 en 2016 twee inloopavonden georganiseerd. Beide avonden zijn druk bezocht geweest. Bij de eerste inloopavond werd een eerder stedenbouwkundig ontwerp gepresenteerd. De reacties waren divers. De verslagen van de inloopavonden zijn opgenomen in bijlage 4. Naar aanleiding van de reacties op de eerste inloopavond heeft GroenWest een nadere stedenbouwkundige studie uitgevoerd, en zijn er bij de tweede inloopavond meerdere modellen gepresenteerd. Het voorliggend model kwam daarbij als meest gewenst naar voren, vanwege het compacte bouwvolume en de parkeeroplossing. Dit werd gedragen door de stedenbouwkundige afdeling van de gemeente.

Doordat reeds twee inloopavonden zijn georganiseerd waarin de buurt haar mening kon geven op het plan, heeft de gemeente besloten geen voorontwerp bestemmingsplan in procedure te brengen.

Wel is het conceptbestemmingsplan voorgelegd aan de vooroverlegpartners. Onderstaand zijn de reacties van Waternet en provincie Utrecht toegelicht.

Waternet

Op 21 febuari 2017 heeft Waternet haar reactie gegeven op het conceptbestemmingsplan. De wateraspecten zijn in dit plan voldoende beschreven. Waternet gaat akkoord met het conceptbestemmingsplan.

Provincie Utrecht

De provincie Utrecht heeft op 28 febuari haar reactie gegeven en stemt in met het conceptbestemmingsplan. Zij heeft geen opmerkingen ten aanzien van het plan.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 2 juni 2017 gedurende zes weken ter visie gelegen. Gedurende deze periode heeft eenieder de gelegenheid gehad om zienswijzen in te dienen. In totaal zijn twee zienswijzen ingediend. De zienswijzennota is als bijlage 5 toegevoegd aan deze toelichting. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 3 Ecologisch onderzoek

Bijlage 4 Verslagen Inloopavond

Bijlage 4 Verslagen inloopavond

Bijlage 5 Zienswijzennota

Bijlage 5 Zienswijzennota