KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 4 Groen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Milieueffectrapportage
4.2 Lucht
4.3 Bodem
4.4 Water
4.5 Cultuurhistorie; Archeologie; Bouwhistorie; (Cultuur)landschap
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Geluid
4.8 Bedrijven En Milieuzonering
4.9 Ecologie
4.10 Kabels En Leidingen
4.11 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Opzet Bestemmingsplan
5.2 Toelichting Op De Planregels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Planschade
6.2 Planschade En Exploitatieovereenkomst
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Raadpleging Burgers En Maatschappelijke Organisaties
7.2 Overleg Met Besturen En Instanties
7.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Nen 5740
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek Archeologie
Bijlage 4 Verkennend Natuuronderzoek
Bijlage 5 Visie En Schetsvoorstel Schakelstation Vinkeveen
Bijlage 6 Beeldkwaliteitsplan

Groenlandsekade 5

Bestemmingsplan - Gemeente De Ronde Venen

Vastgesteld op 26-09-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Groenlandse kade 5 met identificatienummer NL.IMRO.0736.BPP032Grkade5-va01 van de gemeente De Ronde Venen.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bedrijf

Een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.6 bestaand

  1. a. bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  2. b. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.7 bestaande afstands-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

afstands-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.8 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bevoegd gezag

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.11 bliksempiek

Constructie die voorkomt dat gevoelige onderdelen op het schakelstation geraakt
worden door de bliksem.

1.12 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.13 bouwgrens

Een grens van een bouwvlak.

1.14 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.15 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.16 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, met twee of meer wanden omsloten ruimte vormt.

1.17 geluidzoneringplichtige inrichting

Een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.18 overkapping

Een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet, óf met ten hoogste twee wanden is omsloten;

1.19 peil

  1. a. Voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. In andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand

De afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 Vloeroppervlakte

De gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 'schakelstation': een schakelstation, niet zijnde een geluidzoneringsplichtige inrichting.


met daarbijhorende:

  1. b. parkeervoorzieningen, paden en wegen;
  2. c. kabels, leidingen en transformatorboxen;
  3. d. kunstwerken en infrastructurele voorzieningen;
  4. e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  6. g. erfafscheidingen.

3.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de in lid 3.1 bedoelde bestemming met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. het maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak bedraagt 50%, met dien verstande dat dit maximum bebouwingspercentage tijdelijk mag worden overschreden ten behoeve van vervangende nieuwbouw, onder de voorwaarde dat binnen één jaar na oplevering van de nieuwe bebouwing waardoor de overschrijding wordt veroorzaakt, de bestaande bebouwing wordt gesloopt en wordt voldaan aan het maximum percentage van 50%.
  2. b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de maximum bouwhoogte van een gebouw bedraagt 6,5 m;
  3. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,5 m bedragen;
    2. 2. in afwijkig van sub 1 geldt dat ter plaatse van het aan de wegzijde als erfafscheiding opgenomen kunstwerk een maximum bouwhoogte van 3 meter geldt (de hoogte van het kunstwerk);
    3. 3. de maximum bouwhoogte van een bliksempiek en of antenne mag ten hoogste 20 m bedragen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. b. toegangswegen en -paden;
  2. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. d. kabels en leidingen.

4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  1. a. 2,5 meter voor terreinafscheidingen;
  2. b. in afwijking van lid a, geldt dat ter plaatse van van het aan de wegzijde als erfafscheiding opgenomen kunstwerk een maximum bouwhoogte van 3 meter geldt (de hoogte van het kunstwerk);
  3. c. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen, hellingbanen, balkons, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming(en) wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

9.2 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, is verzekerd dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan aan de parkeernormen, zoals neergelegd in het "Beleidsplan Verkeer 2017-2021" zoals vastgesteld op 24 november 2016;
  2. b. Indien het Beleidsplan 'Verkeer 2017-2021" zoals vastgesteld op 24 november 2016 wordt gewijzigd of herzien, moet rekening worden gehouden met deze wijziging dan wel herziening;
  3. c. De in lid a bedoelde parkeergelegenheid moet afmetingen hebben die afgestemd zijn op de richtlijnen opgenomen in de ASVV2012 van het CROW.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als de 'regels van het bestemmingsplan Groenlandse kade 5'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Regionaal netbeheerder Stedin is voornemens om het bestaande schakelstation (50/10 kV schakelstation) aan de Groenlandse kade 5 te Vinkeveen te vervangen door nieuwbouw. De aanleiding voor vernieuwing van het station is gelegen in het feit dat Stedin heeft vastgesteld dat de apparatuur binnen het station aan het eind van zijn technische levensduur komt. Hierom worden het station en bijhorende installaties volledig vervangen. Om de energielevering in stand te houden, wordt nieuwbouw gerealiseerd terwijl het huidige station in gebruik blijft. Het oude gebouw wordt pas gesloopt zodra de nieuwbouw operationeel is.

Het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Verblijfsrecreatie', het planvoornemen is hiermee in strijd. Daarom dient het bestemmingsplan te worden herzien. Voorliggend bestemmingsplan biedt de juiste ruimtelijke kaders om het schakelstation (zowel oud- als nieuwbouw) mogelijk te maken.

1.2 Ligging Plangebied

De gemeente Ronde Venen ligt in het Groene Hart en bestaat uit acht dorpskernen, waaronder Vinkeveen. Het plangebied is gelegen aan de Groenlandse kade nummer 5, ingeklemd tussen de Vinkeveense plassen in het westen, de A2 Amsterdam – Breukelen in het oosten en de provinciale weg N201 in het zuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP032Grkade5-va01_0001.png"Figuur 1.2a: rode stip betreft ligging plangebied (bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP032Grkade5-va01_0002.png"

Figuur 1.2b: plangebied ingezoomd en rood omlijnd (bron: Google Maps)

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Ter plaatse van het schakelstation zijn de volgende bestemmingsplannen vigerend;

  • Paraplubestemmingsplan 'Parkeren analoog', onherroepelijk 23 augustus 2018;
  • Bestemmingsplan '1e Herziening Lintbebouwing Vinkeveen 2003', vastgesteld d.d.15 juni 2009; onherroepelijk d.d. 9 maart 2011.

Vanaf 1 juli 2018 zijn de stedebouwkundige voorschriften uit de Bouwverordening komen te vervallen. Eén van de consequenties hiervan is dat er vanaf dat moment bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de Bouwverordening getoetst kan worden aan de gemeentelijke parkeernormen. Ìn het op paraplubestemmingsplan 'Parkeren Analoog' zijn uniforme bepalingen opgenomen die verwijzen naar de beleidsregels van de gemeente voor het stellen van parkeernormen. Hiermee kan de gemeente bij nieuwbouwplannen of wijzigingen van het gebruik eisen blijven stellen aan het aantal parkeerplaatsen en plannen toetsen aan de parkeernormen die zijn opgenomen in het actuele parkeerbeleid.

Op 15 juni 2009 heeft de raad van de gemeente De Ronde Venen het bestemmingsplan 'Lintbebouwing Vinkeveen 2003' gewijzigd vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in een juridisch- planologische regeling voor de bestaande (recreatie)woningen, woonschepen, bedrijven en jachthavens in de linten rond en langs de Vinkeveense plassen. Op 25 mei 2005 heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht het bestemmingsplan gedeeltelijk goedgekeurd. Aan een aantal individuele bestemmingsvlakken is goedkeuring onthouden. Deze delen van het bestemmingsplan zijn niet in werking getreden. Dit heeft geen betrekking op het perceel aan de Groenlandse kade 5. Voor dit perceel geldt de bestemming 'Verblijfsrecreatie'. Het huidige gebruik van de locatie betreft een schakelstation met bijhorende voorzieningen. Hiermee is zowel het huidige als het toekomstige gebruik van het perceel strijdig met het vigerende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP032Grkade5-va01_0003.png"

Figuur 1.3: uitsnede plankaart (blad 9 van 14) bestemmingsplan 1e Herziening Lintbebouwing Vinkeveen 2003, plangebied blauw omlijnd

1.4 Leeswijzer

Onderhavig bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, de regels en de toelichting. De verbeelding en de regels van het bestemmingsplan zijn juridisch bindend. De toelichting dient als onderbouwing van het plan en kent geen rechtstreeks bindende werking. In de toelichting komen de elementen terug zoals vereist op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Hierbij komen zowel de bestaande als toekomstige situatie aan bod. In hoofdstuk 3 volgt het (ruimtelijk) beleidskader. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 een beschrijving gegeven van de sectorale (milieu)aspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de (juridische)plan opzet, waarin de regels van het bestemmingsplan worden toegelicht. Hoofdstuk 6 en 7 bieden tot slot inzicht in de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het project.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande Situatie

Het 10kV-net in de omgeving van de Groenlandse kade in Vinkeveen is verbonden met het 50kV-net via een 50/10kV schakelstation met bijhorende transformatoren. De kabelverbindingen rondom het station zijn ondergronds aangelegd. Op het terrein van Groenlandse kade 5 is nu een schakelstation van Stedin aanwezig. De 50/10 kV infrastructuur die zich in dit gebouw bevindt, komt aan het einde van zijn technische levensduur en dient te worden vervangen. Hiervoor wordt een nieuw station naast het huidige gebouwd. Op onderstaande afbeelding is het huidige station rood omlijnd. De drie bijhorende transformatorboxen zijn groen omlijnd.

Het huidige station, met bijhorende voorzieningen, is binnen het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Verblijfsrecreatie'. Het bouwvlak ligt strak om de huidige bebouwing. Het huidige gebruik is niet in overeenstemming met de bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP032Grkade5-va01_0004.png"

Figuur 2.1: luchtfoto plangebied inclusief schakelstation (rood omlijnd) en transformatorboxen (groen omlijnd) in de huidige situatie (bron: Street Smart Cyclomedia)

2.2 Toekomstige Situatie

Stedin is voornemens om het huidige schakelstation inclusief de 10 kV schakelinstallatie en het besturingssysteem te vervangen met een nieuw te bouwen schakelstation. Het schakelstation wordt op een zo kort mogelijke termijn, na vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan en afgifte van de benodigde omgevingsvergunning, gerealiseerd. De huidige transformatoren (groen omlijnd in figuur 2.1) blijven gehandhaafd tot de levensduur hiervan verstreken is. Wanneer ook deze transformatoren moeten worden vervangen, worden deze verplaatst naar een ander deel van het perceel: nabij het bestaande schakelstation, rood omlijnd in figuur 2.1 en gestippeld weergegeven op figuur 2.2 (zie ook bijlage 5 Visie en schetsvoorstel schakelstation Vinkeveen, Sweco, d.d. 16 juli 2018). Zodra de nieuwbouw volledig operationeel is, wordt het oude schakelstation gesloopt. Sloop wordt binnen één jaar na oplevering van het nieuwe station voorzien. Hiermee maakt Stedin het mogelijk dat energie altijd beschikbaar is en blijft. Zo wordt maatschappelijke hinder voorkomen.

De positionering van het nieuwe station wordt ingegeven door de beschikbaarheid van bovengrondse en ondergrondse (kabels en leidingen) vrije ruimte. Tevens is rekening gehouden met de wens van de gemeente om een doorkijk richting de achterliggende plassen te realiseren. Dit heeft geleid tot de terreininrichting zoals in figuur 2.2 is weergegeven.

Het station wijkt af van de rooilijn van omliggende bebouwing. Dit is het gevolg van de vrije ruimte die beschikbaar is ten oosten van de bestaande transformatorboxen. Tevens dient ruimte vrij gehouden te worden voor het in- en uitrijden van technische installaties in het gebouw. Daarvoor is ruimte vrijgehouden tussen de transformatorboxen en het nieuwe station.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP032Grkade5-va01_0005.png"

Figuur 2.2: visie landschappelijke inpassing Schakelstation Groenlandse kade 5

Het schakelstation heeft twee verdiepingen met een hoogte van circa zes meter. Het bouwvlak, zoals opgenomen op de verbeelding, omvat een deel van het perceel. Op de verbeelding ligt het bouwvlak vijf meter uit de perceelgrenzen. Deze zone van vijf meter dient vrij te zijn van gebouwen. Niet het gehele bouwvlak wordt benut voor bebouwing. Het heeft tot doel om ruimte te scheppen voor verplaatsing van de transformatorboxen wanneer de levensduur hiervan verstreken is. Om te garanderen dat niet het gehele vlak in de toekomst bebouwd raakt, is in de regels bij dit bestemmingsplan een maximaal te bebouwen percentage van 50% opgenomen. Tevens begint het bouwvlak van het nieuwe schakelstation op circa vijf meter afstand vanaf de perceelsgrenzen. Zo blijft het mogelijk om de bestaande open en groene zones aan de randen van het perceel te behouden en het groen uit te breiden daar waar nu sprake is van verharding. Het terrein wordt begrensd door middel van een hekwerk met een hoogte van circa tweeëneenhalve meter. Aan de voorzijde wordt tussen de Groenlandse kade en het hekwerk van het station een groene heg opgenomen. In de huidige situatie is hier sprake van geasfalteerd wegdek en klinkers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP032Grkade5-va01_0006.png"

Figuur 2.3: Artist impression nieuwe schakelstation

Omdat de huidige transformatoren pas vervangen worden wanneer de levensduur hiervan verstreken is, kan het nieuwe gebouw niet verder naar achteren op het perceel worden geplaatst. Hierdoor is het niet mogelijk aan te sluiten bij de voorgevelrooilijn van de omliggende bebouwing aan de Groenlandse kade. Bij vervanging van de transformatoren worden de boxen waarin de transformatoren staan, verplaatst naar de zuidzijde van het perceel. De nieuwe transformatorboxen worden gerealiseerd in de zuidwestelijke hoek van het perceel op een afstand van minimaal vijf meter vanaf de perceelsgrenzen (zie figuur 2.2). De oude transformatoren worden gesloopt zodra de transformatoren operationeel zijn.

Met de nieuwe situatie worden zichtlijnen richting de Vinkeveense Plassen gerealiseerd. Ten zuidoosten van het schakelstation worden vier verharde parkeerplaatsen aangelegd en is sprake van een opstelplaats voor voertuigen ten behoeven van onderhoud. Voor het overige blijft het terrein onverhard en wordt grasland aangebracht.

Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan heeft Stedin gesproken met enkele omwonenden en ondernemers in de nabijheid van het 50/10kV schakelstation om hiermee het voornemen kenbaar te maken en eventuele bezwaren vanuit de omgeving in het ontwerpproces mee te wegen. Zo wordt hinder voor omwonenden zo veel als mogelijk beperkt. Omwonenden hebben aangegeven dat hinder bij uitvoering zoveel mogelijk beperkt dient te worden. Dit wordt bij uitvoering door de aannemer meegenomen in het werkplan.

De doelstelling van dit bestemmingsplan is het verkrijgen van een actueel juridisch-planologisch kader waaraan verzoeken voor omgevingsvergunningen kunnen worden getoetst. Het uitgangspunt hiervoor wordt gevormd door de actuele beleidskaders. Hiermee wordt de doorwerking van beleid gewaarborgd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR) van 2012 zet het Rijk de nationale belangen in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein uiteen en wordt vermeld welke instrumenten hiervoor worden ingezet. Er wordt gestreefd naar een Nederland dat concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Het Rijk stelt op het gebied van energie dat voor de opwekking en het transport van energie voldoende ruimte gereserveerd moet worden.

Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op dertien nationale belangen, waarvoor zij verantwoordelijk is. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

In de SVIR wordt ten aanzien van energieontwikkelingen en transitie aangegeven dat een toekomstbestendige energievoorziening van vitaal belang is voor de Nederlandse economie. Daarin speelt leveringszekerheid van energie (gas, elektriciteit) een cruciale rol. Deze is in Nederland van hoog niveau. De komende decennia groeit de vraag naar elektriciteit en gas in Nederland nog gestaag (uitgaande van Global Economy-scenario). Het opvangen van deze groei en het handhaven van het huidige hoge niveau van leveringszekerheid vraagt om uitbreiding van het productievermogen en de energienetwerken.

Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Eén van deze hoofddoelen is het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland. Subdoelen daarbij zijn onder andere het efficiënt gebruik van de ondergrond en ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.

De ruimtebehoefte en het beleid voor ruimtelijke inpassing voor de nationale elektriciteitsinfrastructuur (220 kV en meer) zijn uitgewerkt in het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (hierna: SEV III) en ruimtelijk geborgd in het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (hierna: Barro). Deze voorliggende ontwikkeling betreft een 50/10kV schakelstation en valt hiermee niet onder de nationale elektriciteitsinfrastructuur.

Geen van de dertien nationale belangen is van directe invloed op de vernieuwing van het schakelstation.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het beleid dat in de SVIR is geformuleerd is in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro) vastgelegd in regelgeving. In het Barro zijn nationale belangen vastgelegd waar provincies en gemeenten rekening mee moeten houden als zij inpassingsplannen en bestemmingsplannen opstellen. De elektriciteitsvoorziening is aangemerkt als een nationaal belang.

In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. De ontwikkeling heeft geen raakvlakken met het Barro en is daarmee derhalve niet strijdig.

3.1.3 Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Hiervoor dient de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, welke is vastgelegd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). De ladder moet worden toegepast als er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 Provincie Utrecht (Herijking 2016)

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 Provincie Utrecht (hierna: PRS) gaat over het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht. Met het ruimtelijk beleid zorgt de provincie voor een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De PRS is alleen bindend voor de provincie zelf. De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (herijking 2016) is door Provinciale Staten (hierna: PS) vastgesteld op 12 december 2016. Dit is een herijkte versie van de PRS zoals die door PS was vastgesteld op 4 februari 2013.

De met vele regiopartijen opgestelde Strategie Utrecht2040 is de stip aan de horizon geweest bij het opstellen van de PRS. De doelen uit Strategie Utrecht2040 vragen om een integrale aanpak die voor het ruimtelijk beleid van de provincie resulteert in vier pijlers:

  • Duurzame leefomgeving;
  • Beschermen kwaliteiten;
  • Vitale dorpen en steden;
  • Dynamisch landelijk gebied.


De pijlers 'duurzame leefomgeving' en 'beschermen kwaliteiten' leggen de basis waarbinnen de ontwikkelingen in de 'vitale dorpen en steden' en het 'dynamisch landelijk gebied' plaats kunnen vinden. Het samenspel tussen deze pijlers leidt tot de volgende twee belangrijkste beleidsopgaven:

  • Accent op de binnenstedelijke opgave;
  • Behoud en versterken kwaliteit landelijk gebied.


De PRS zet in op een duurzame leefomgeving en anticipeert daarnaast op klimaatverandering en de energietransitie. Onderdeel hiervan is de groei van het gebruik van duurzame energiebronnen. Binnen de provinciale grenzen wordt het gebruik van alle duurzame energiebronnen gestimuleerd. Te weten: windenergie, bio-energie, (diepe) geothermie, warmte-koudeopslag, zonne-energie, waterkracht en het benutten van restwarmte.

De PRS zet daarnaast in op dynamisch landelijk gebied, waarbij de kwaliteit en dynamiek van het landelijk gebied behouden blijft. De functies die bijdragen aan behoud van de openheid, kwaliteit en/of beleefbaarheid van het platteland, zoals landbouw en natuur, worden gekoesterd. De zones rondom de kernen vormen de verbinding tussen het stedelijk en het landelijk gebied. Ze zijn van provinciaal belang, omdat ze invloed hebben op kwaliteit en uitstraling van het landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP032Grkade5-va01_0007.png"

Figuur 3.1: Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028, kaart 11 - landelijk gebied. inclusief ligging Groenlandse kade (rode stip)

Het perceel aan de Groenladsekade 5 is gelegen in landelijk gebied (zie figuur 3.2.1). De ruimtelijke kwaliteit van het gebied zet in op zowel behoud van het bestaande (het goede behouden) als het creëren van nieuwe kwaliteit (kwaliteitsverbetering). Met de realisatie van het schakelstation wordt hiermee rekening gehouden. Met de realisatie van het schakelstation worden zichtlijnen naar achtergelegen plassengebied gerealiseerd. Hoewel deze zichtlijnen niet juridisch worden geborgd in het bestemmingsplan (via de regels), wordt wel een inspanning verricht om te komen tot een kwalitatieve verbetering van het perceel: er wordt gestreefd naar openheid en beleefbaarheid van het achterliggende plassengebied door ruimte te laten tussen de toekomstige positie van de transformatorboxen en het station. De bestaande groene perceelsgrenzen blijven onbebouwd; de natuur wordt gekoesterd. De ontwikkeling houdt rekening met de ruimtelijke kwaliteit en is daarmee niet strijdig met de PRS.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2013 (herijking 2016)

De juridische vertaling van het beleid uit de PRS is opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (hierna PRV). Hiervan heeft in 2016 een herijking en in 2017 een correctie plaatsgevonden. De PRV zorgt voor de doorwerking van de structuurvisie en provinciale belangen op het gebied van ruimtelijke ordening naar de gemeenten. Voor de inhoud van de PRV wordt verwezen naar de verordening zelf.

De correctie van de provinciale ruimtelijke verordening, Provincie Utrecht 2013 (herijking 2016) in 2017 heeft enkel betrekking gehad op het begrip 'ruimtelijk besluit' respectievelijk 'Kantoren' en 'kantoren op knooppunten'. Op 10 juli 2018 is het ontwerp van de 2e partiële herziening van de PRV vastgesteld. Deze herziening ziet op enkele kleine urgente uitbreidingen van bedrijventerreinen, een herbegrenzing van NNN in Binnenveld en Rhenen, beleid ten aanzien van geitenhouderijen en een herstel van kleine fouten en aanbregen van (technische) beleidsneutrale verbeteringen om de beoogde doorwerking van regels ook daadwerkelijk te realiseren. De herziening heeft geen invloed op onderhavig plan.

Onderstaand is beschreven welke provinciale belangen uit de PRV van belang zijn voor het bestemmingsplan. Voor nadere voorwaarden bij genoemde regelingen wordt verwezen naar de PRV zelf.

In de pijler 'ontwikkeling landelijk gebied', paragraaf Landelijk gebied, zijn regels opgenomen aangaande bebouwingsenclaves of bebouwingslinten. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat in bebouwingsenclaves of bebouwingslinten verstedelijking plaatsvindt, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. verstedelijking resulteert in verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;

b. bebouwing vindt niet plaats buiten de bestaande bebouwingsenclaves of bebouwingslinten;

c. belangen van bestaande omringende functies worden niet onevenredig aangetast.

Er is geen sprake van verstedelijking bij de ontwikkeling aan de Groenlandse kade 5. Het nieuw te realiseren schakelstation is kleiner in omvang dan het schakelstation in de huidige situatie. Het aantal vierkante meters bebouwing op het perceel neemt af. Dit ondersteunt het uitgangspunt dat geen sprake is van verstedelijking. Er is enkel sprake van verplaatsing van bebouwing.

Derhalve wordt bij de realisatie van het schakelstation voldaan aan de bovenstaande voorwaarden. De groene perceelsgrenzen (noord- en zuidzijde) blijven onbebouwd en dienen als buffer naar naastgelegen percelen. De nieuwbouw wordt zo ingepast in de omgeving. Daarnaast worden met het ontwerp van het terrein de zichtlijnen naar achtergelegen plassen gerealiseerd. De terreinen rondom de bouwwerken, parkeervakken en wegen blijven onverhard. De realisatie van het schakelstation resulteert in verhoging van de ruimtelijke kwaliteit (a). De bebouwing vindt niet plaats buiten het bestaande bebouwingslint (b). De belangen van bestaande omringende functies worden niet onevenredig aangetast (c). Hiermee is het voornemen niet strijdig met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Verder zijn in de PRV regels opgenomen ten aanzien van overstroombaar gebied (artikel 1.13). Een schakelstation is een kwetsbaar object voor overstromingen:

  1. 1. als 'overstroombaar gebied' wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Bodem en Water;
  2. 2. een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als 'overstroombaar gebied' bevat bestemmingen en regels die rekening houden met overstromingsrisico's. Binnendijks is dit van toepassing op kwetsbare en vitale objecten en woonwijken en bedrijventerreinen. Buitendijks is dit ook van toepassing op individuele woningen en bedrijven;
  3. 3. de toelichting op een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als 'overstroombaar gebied' bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met het overstromingsrisico is omgegaan.

Het overstromingsrisico binnen het plangebied wordt als beheersbaar beschouwd, omdat Stedin een gebouw ontworpen heeft waarbij de kabelkelder en de kwetsbare installaties boven het maaiveld aangelegd worden. Hiermee wordt rekening gehouden met het overstromingsrisico en zijn de energieleveranties gewaarborgd. Er bestaat geen (veiligheids)risico ten opzichte van de omgeving.

3.2.3 Provinciale Visie Recreatie en Toerisme

De Visie Recreatie en Toerisme 2020 schetst de belangrijkste strategische opgaven voor de periode tot 2020:

1. Realiseren van een recreatieve hoofdstructuur (met routes, poorten en TOP's);

2. Ruimte bieden voor de recreatiedruk rondom de steden Utrecht en Amersfoort (vervolg Recreatie om de Stad);

3. Vernieuwing in de natuur (planologische ruimte voor recreatiebedrijven en natuurbehoud en versterking);

4. Beter beleefbaar maken van het groenblauwe landschap;

5. Ondersteunen van ondernemerschap (innovatie, kennisbevordering, ruimte voor nieuw ondernemerschap).

De ontwikkeling van het schakelstation heeft geen raakvlakken met de provinciale visie recreatie en toerisme en is derhalve niet strijdig met deze visie.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie De Ronde Venen 2030

In de structuurvisie zijn de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling tot 2030 en de hoofdzaken van het gemeentelijkruimtelijk beleid beschreven (vastgesteld d.d 17 oktober 2013). In de structuurvisie wordt in gezet op de ligging van De Ronde Venen: in het Groene Hart en in de Noordvleugel van de Randstad. Daarnaast richt de sructuurvisie zich op het uitbouwen en versterken van deze relaties en op het optimaliseren van de Ronde Venen als een aantrekkelijke woon-, werk- en recreatiegemeente.

Voor voorliggend bestemmingsplan is het hoofdstuk Landschap relevant. Het landelijk karakter van de gemeente en het landschap vormen het uitgangspunt voor de ontwikkelingen tot 2030. Het beleid voor de landschappelijke kwaliteit is erop gericht de openheid te bewaren en het karakteristieke van dit landschap, de randen en linten, zichtbaar te houden. Ontwikkelingen in het landschap, van welke aard ook, moeten bijdragen aan de kwaliteit. De in De Ronde Venen aanwezige cultuurhistorische waarden worden behouden en waar mogelijk versterkt. De gemeente zet in op een grotere beleefbaarheid van de cultuurhistorische waarden als kader van de landschappelijke kwaliteit. Historisch erfgoed moet toegankelijker en meer beleefbaar worden. De ruimtelijke ligging in het Groene Hart brengt een extra verantwoordelijkheid met zich mee voor intensief en duurzaam ruimtegebruik en een goede landschappelijke inpassing.

Bij de bouw van het nieuwe schakelstation wordt door de positionering van het nieuwe station rekening gehouden met de openheid en de karakteristieken van het lint en de aanwezige cultuurhistorische waarden (zie 2.2 Toekomstige situatie). Hiermee is de ontwikkeling niet strijdig met de structuurvisie Ronde Venen 2030.

3.3.2 Landschapsnota De Ronde Venen 2030 (juni 2014)

Het hoofddoel van de landschapsnota is het creëren van een ruimtelijk toetsingskader voor een zorgvuldige afweging van ruimtelijke initiatieven met landschappelijke impact. In de structuurvisie van De Ronde Venen is uitvoerig aandacht besteed aan landschap, cultuurhistorie, landbouw, natuur en recreatie. Aangegeven is dat nadere uitwerking in de landschapsnota nodig is om dit beleid te implementeren. De landschapsnota biedt initiatiefnemers het ruimtelijke toetsingskader waarmee de gemeente de realisatie van deze ontwikkelingen kan faciliteren. Hiervoor biedt de landschapsnota onder meer informatie over de waarden en kenmerken van het landschap van De Ronde Venen.

De landschapsnota is een beleidsregel, waarin de gemeente vastlegt hoe zij met bepaalde bevoegdheden omgaat. Het ruimtelijk kader uit de Landschapsnota wordt derhalve vastgelegd in nieuwe bestemmingsplannen. Dit kader is zowel leidend voor initiatieven die een beperkte omgevingsvergunning vragen (binnenplanse afwijkingsbevoegdheid), als voor initiatieven die afwijken van het bestemmingsplan, maar passen binnen ander of hoger ruimtelijk beleid. Het te volgen stappenplan van de landschapstoets geeft een onderbouwing, die moet aantonen of er al dan niet een uitgebreide omgevingsvergunning kan worden verleend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP032Grkade5-va01_0008.jpg"

Figuur 3.2: stappenplan landschapstoets

Een verantwoording van de landschappelijke inpassing is terug te vinden in paragraaf 4.5 van dit plan.

3.4 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de relevante beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Milieueffectrapportage

De procedure van de milieueffectrapportage (hierna: m.e.r.) is voorgeschreven op grond van nationale en Europese wetgeving, indien sprake is van activiteiten met potentieel aanzienlijke milieueffecten. Deze activiteiten zijn opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage. De Wet milieubeheer regelt de m.e.r.-procedure en de eventuele inschakeling van de Commissie m.e.r.. Het doel van de m.e.r.-procedure is om milieu- en natuurbelangen naast andere belangen een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming. Initiatiefnemers beschrijven de verwachte gevolgen voor het milieu in een milieueffectrapport.

Met onderhavig bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn. De realisatie van een 10 kV schakelinstallatie en het besturingssysteem in het 50/10 kV schakelstation worden in het Besluit milieueffectrapportage niet genoemd. Er geldt derhalve geen m.e.r.-(beoordelings)plicht en geen plicht tot het opstellen van een zogenaamde vormvrije-m.e.r.

4.2 Lucht

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in de Wm gehanteerde normen zijn overal geldend, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en op welke wijze overschrijdingen van de luchtkwaliteit dienen te worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft overeenkomstig artikel 5.12 van de Wm het NSL vastgesteld. Op 1 augustus 2009 is het NSL vervolgens in werking getreden. Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de hiervoor geldende grenswaarden. De beoordelingscriteria of er voor een project sprake is van nibm zijn vastgelegd in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). In dit besluit is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Met het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen toegelaten die leiden tot een substantiële toename van verkeer. Enkel tijdens de realisatie van een 10 kV schakelinstallatie en het besturingssysteem in het 50/10 kV schakelstation treden tijdelijk extra verkeersbewegingen op. Gezien de beperkte omvang van het aantal verkeersbewegingen, die uitsluitend optreden tijdens de realisatiefase, zijn er geen nadelige effecten voor de luchtkwaliteit te verwachten.

Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor dit project.

4.3 Bodem

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in het bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit. In het geval dat bodemverontreinigingen worden aangetroffen tijdens de realisatie van het schakelstation is de Wet bodembescherming van kracht. Daarmee is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in relatie tot het project voldoende gewaarborgd.

Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit ter plaatse van de voorgenomen ontwikkeling (bijlage 1: Verkennend bodemonderzoek Traforuimte op het perceel Groenlandse kade 5 te Vinkeveen, Sweco, d.d. 3 mei 2017). Het verkennend bodemonderzoek is gebaseerd op de NEN 5740:2009/A1:2015 nl - Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) februari 2016. Doel van dit onderzoek is het nagaan of in de nabijheid van het te onderzoeken gebied bodembedreigende activiteiten plaatsvinden of hebben plaatsgevonden waardoor verontreinigende stoffen in de bodem terecht zijn gekomen.

Op de onderzoekslocatie zijn in bovengrond een matig verhoogd gehalte aan lood en lichte verhoogde gehalten aan zink, kwik en PAK aangetoond. Na uitsplitsing van de mengmonster MM1 bg (VV) en heranalyse op de parameter lood blijkt dat de in de bovengrond maximaal licht verhoogde gehalten aan lood zijn aangetoond. De bodemkwaliteitsklasse voor de bovengrond is na uitsplitsing van mengmonster MM1 bg (VV) vastgesteld op klasse ’Wonen’.

In de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan kwik en lood aangetoond. De bodemkwaliteitsklasse voor de ondergrond is vastgesteld op klasse 'Wonen'. De parameters lood, zink, kwik en PAK zijn niet te relateren aan het schakelstation en bijhorende transformatoren. In het grondwater is een licht verhoogde concentratie aan barium aangetoond.

Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese 'verdachte locatie', juist is. Gezien de relatief lage gehalten en de toekomstige bestemming van de locatie is er echter geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek.

Indien grond van de locatie vrijkomt en (elders) wordt toegepast gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Hierdoor is een generiek of gebiedsspecifiek beleidskader van kracht voor het toepassen van grond. De bodemkwaliteitsklassen van de boven- en ondergrond uit het bodemonderzoek komen globaal overeen met de bodemkwaliteitsklassen (ontgravingsklassen) uit de Nota bodembeheer regio Noordwest-Utrecht.

Bij uitvoering van grondwerkzaamheden dient rekening te worden gehouden met veiligheidsmaatregelen conform CROW-publicatie 132 'Werken in of met verontreinigde grond'.

Vanuit het oogpunt van bodemkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van het project.

4.4 Water

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening worden de waterhuishoudkundige aspecten betrokken in de ruimtelijke plannen die daarvoor worden vastgesteld. Het is verplicht in beeld te brengen wat de effecten van de voorgenomen activiteit op de waterhuishouding zijn. Het gaat hier om zowel de waterkwaliteit als de waterkwantiteit. Het streven is er zoveel mogelijk op gericht om water op een goede manier in te passen in het ontwerp. De watertoets is opgenomen als bijlage 2 (SWNL0216327, watertoets Groenlandse kade). Deze paragraaf gaat in op de onderdelen 'waterkwaliteit, waterkwantiteit en waterveiligheid.

Waterkwaliteit
De waterkwaliteit van de Vinkeveense Plassen moet voldoen aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar een gezond en helder watersysteem voor de Vinkeveense Plassen. Twee factoren spelen daarin een rol: de hoeveelheid nutriënten (zoals stikstof en fosfor) en de inrichting van het watersysteem (zoals natuurvriendelijke oevers).

Uitgangspunt is dat vervuiling van het watersysteem (en het milieu) moet worden voorkomen. In het ontwerp van het watersysteem wordt uitgegaan van het principe schoonhouden, scheiden en zuiveren (3-traps-strategie waterkwaliteit). Verontreinigingen worden in eerste instantie zoveel mogelijk voorkomen. Vervolgens wordt eventuele verontreiniging bij de bron aangepakt. Bij ontwikkelingen mogen geen nieuwe verontreinigingsbronnen worden geïntroduceerd. Uitlogende materialen, PAK's, bepaalde coatings en andere stoffen kunnen leiden tot belasting van het oppervlakte- en grondwater. Wanneer afstromend water (licht) verontreinigd is, moet het afstromend water worden gezuiverd door zuiveringsvoorzieningen.
Ten aanzien van de waterkwaliteit is er een relatie met toegepaste rioolsystemen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient beschreven te worden hoe in de nieuwe situatie het afvalwater en de afvoer van hemelwater geregeld is. De nadere uitwerking hiervan is in het ontwerp van onderhavig plan meegenomen.


Waterkwantiteit
Het plan voorziet in een tijdelijke toename in het verharde oppervlak. Immers, het bestaande pand wordt pas gesloopt wanneer het nieuwe station operationeel is. Een toename groter dan 1.000 m² dient gecompenseerd te worden. Het perceel heeft een oppervlakte van ca. 1.800 m2. In de huidige situatie bedraagt het dakoppervlak 271 m2. Daarnaast is op het perceel ca. 680 m2 aan paden, wegen en parkeervoorzieningen aanwezig. In de toekomstige situatie is het terrein ingericht met ca. 190 m2 dakverharding en ca. 180 m2 overige terrein verharding (30x30 betontegels). Dit betekent dat het verhardoppervlak naar verwachting tijdelijk met 370 m2 zal toenemen. Na sloop van de huidige bebouwing is echter sprake van een netto afname van verhard oppervlak van circa 81 m2 dakverharding en 500 m2 terrein verharding. Omdat er uiteindelijk geen sprake is van een toename van verhard oppervlak zijn geen compenserende maatregelen benodigd.


Waterveiligheid
In het Nationaal Waterplan is de meerlaagseveiligheid of veiligheidsketen geïntroduceerd. Dit houdt in dat de waterveiligheid op drie manieren moet worden gebord, te weten:

  • het voorkomen van een overstroming;
  • het beperken van de gevolgen van een overstroming;
  • het bestrijden van calamiteiten en rampen.

Het voorkomen van overstromingen richt zich op de waterkeringen. De waterkeringen op orde brengen en houden is het primaire doel. Dit is een taak van het waterschap.

De locatie is gesitueerd in een buitenbeschermingszone van een secundaire indirecte waterkering (P03-1003B). De kering heeft een kernzone die tot het midden van de teensloot loopt (circa 3,5 meter). De beschermingszone bedraagt 10 meter. Tevens is sprake van een buitenbeschermingszone van 25 meter. Het bouwen van bouwwerken binnen de kern- en beschermingszone is vergunningplichtig. Ook heiwerkzaamheden in de buitenbeschermingszone is vergunningplichtig. Verder mag niet gebouwd worden (niet gegraven, wel het toepassen van funderingspalen) binnen het profiel van de vrije ruimte (stippellijn in figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP032Grkade5-va01_0009.png"

Figuur 4.1: schematische weergave legger profiel waterkering

Het volgende is met de dijkbeheerder besproken: het dijklichaam heeft een hoogte van 1,7m – NAP + 0,5m zone vrije ruimte (stippellijn). Dit resulteert in een hoogte van 1,2m – NAP. Het talud heeft een helling van 1:6. Dit betekent dat op een afstand van 5 meter weswaarts de dijk 0,83m lager ligt op een diepte van 2,03m - NAP. Dit is inclusief het profiel van de vrije ruimte (stippellijn). De fundering (heipalen uitgezonderd) mogen op deze afstand van de dijk dus niet dieper aangebracht worden dan deze diepte van 2,03m – NAP. De fundering is in het ontwerp gedimensioneerd op 2m – NAP (uitgezonderd de heipalen). Hiermee past het ontwerp binnen de regels. Wel dient voor de ontwikkeling een watervergunning aangevraagd te worden.

Ten aanzien van het wateraspect kan het volgende worden geconcludeerd: voorzien is een tijdelijke toename in het verharde oppervlak, wat na sloop van de huidige bebouwing resulteert in een netto afname van verhard oppervlak. Een toename groter dan 1.000 m2 dient gecompenseerd te worden. De toename is aanzienlijk kleiner waardoor geen compensatie nodig is. De bodemopbouw in combinatie met de hoge waterstanden in de deklaag maken de locatie ongeschikt voor het inrichten van infiltratievoorzieningen. Desalniettemin dient rekening gehouden te worden met het aspect hemelwater:

  • uitlogende materialen dienen voorkomen te worden;
  • het water dient gescheiden aangeboden te worden;
  • hemelwater kan afgekoppeld worden via de naastgelegen sloten.

De locatie is gesitueerd in een buitenbeschermingszone van een secundaire indirecte waterkering. Met het ontwerp van de fundering is rekening gehouden, zodat deze vergunbaar is door het waterschap.

4.5 Cultuurhistorie; Archeologie; Bouwhistorie; (Cultuur)landschap

4.5.1 Historie

Het plangebied bevindt zich in het Hollands veen-klei gebied. Het landschap is gedurende het Holoceen gevormd en in (sub)recente tijden door de mens vormgegeven. In de diepe ondergrond (onder de Holocene sedimenten) liggen de Pleistocene afzettingen bestaande uit zand dat daar gedurende de laatste IJstijd, het Weichselien, is afgezet door wind en/of rivieren. Ter plekke van het plangebied liggen deze afzettingen op circa 8 m -NAP.

Aan het einde van de laatste IJstijd, circa 10.000 jaar geleden, trad er een klimaatsverandering op. Er was sprake van een zeespiegelstijging, die uiteindelijk leidde tot een algehele stijging van de grondwaterspiegel in grote delen van het land. Er ontstonden uitgestrekte moerassen en zoetwatermeren waarin tijdens het Boreaal veenvorming plaatsvond. Dit veen is veelal in de Middeleeuwen ontgonnen.

Het westelijk veengebied behoort tot de middeleeuwse agrarische veenontginningen. In de Middeleeuwen kwam er een grootschalige ontginning van deze woeste gronden op gang. Rond 900 n.Chr. bestond het gebied nog uit grote veenmoerassen, die doorsneden werden door een aantal stroompjes. Vanuit de hoger gelegen delen van het land werden tussen circa 900 en 1400 grote delen van het Hollands-Utrechtse veengebied in cultuur gebracht.

De gebieden werden in latere eeuwen, nadat bij de zeer grootschalige winning het veenpakket vrijwel geheel afgegraven was en het gebied onder water was komen te staan, vaak drooggemalen.

4.5.2 Landschap

Het omliggende landschap van het plangebied wordt gekenmerkt door eigenschappen die horen bij het veenlandschap. Het Vinkeveens landschap is ontstaan door de winning van veenmosveen voor turf. Veel van de kenmerken zijn in Vinkeveen nog goed bewaard gebleven. Zoals de langgerekte vorm van het lintdorp met haaks op de straat de voor- en achterbebouwing, de legakkers waarop het gebaggerde veen tot drogen werd gelegd en het slagenlandschap met de regelmatige strokenbebouwing.

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het Nationale Landschap het Groene Hart. Het Groene Hart wordt gekenmerkt door 'rust, ruimte en groen', openheid, het (veen)weidekarakter (incl. strokenverkaveling, lintbebouwing), landschappelijke diversiteit en rust en stilte. In het algemeen geldt binnen nationale landschappen dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt.

4.5.3 Cultuur

Het bestaande transformatorstation is in opdracht de Provinciale Utrechtse Elektriciteits Maatschappij (PUEM) door H.E. Schulte ontworpen in 1959. Adriaan van der Weijden heeft een wandkunstwerk met de naam 'Stieren' ontworpen voor een van de gevels. Op de gevel is een abstracte voorstelling van twee stieren zichtbaar. De afmetingen van het betonreliëf is 300 bij 800 centimeter. Het kunstwerk is in goede staat van onderhoud.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP032Grkade5-va01_0010.png"

Figuur 4.5.3: wandkunstwerk 'Stieren' (Bron: helpwandkunstopsporen)

Door zowel Stedin is onderzocht in hoeverre het wandkunstwerk behouden kan blijven. Bepalend hierin zijn de technische mogelijkheden voor hergebruik en de afweging in hoeverre de maatschappelijke kosten die hiermee gemoeid zijn te verantwoorden zijn. De optie voor het verwijderen van het kunstwerk van de bestaande gevel en hergebruik van het kunstwerk (als zelfstandig object) aan de wegzijde van het perceel wordt verder uitgewerkt. Zie onderstaande impressie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP032Grkade5-va01_0011.png"

Figuur 4.5.4: Schets toekomstige situatie met herplaatsing kunstwerk (bron: gemeente De Ronde Venen)

4.5.4 Archeologie

Nieuwe ontwikkelingen kunnen archeologische of cultuurhistorische waarden aantasten. In het kader van het bestemmingsplan dienen dan ook de aanwezige of verwachte waarden beschouwd te worden.

In de Monumentenwet 1988 is de bescherming van het archeologisch erfgoed geregeld (conform het Verdrag van Malta). Deze wet verplicht om bij de bestemming van de in het bestemmingsplan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden.

Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, aangezien ze grotendeels verborgen liggen in de bodem. Hierdoor zijn ze niet eenvoudig te karteren. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld. Bij bodemverstoringen dient te worden getoetst of de archeologische waarden niet verstoord of beschadigd worden.

Ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan heeft een archeologisch bureau- en veldonderzoek plaatsgevonden (bijlage 3, Bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen, archeologisch onderzoek Trafostation Vinkeveen, Sweco, d.d. 29 september 2017) .

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is de kans op het aantreffen van archeologische resten middelhoog. Er bestaat een kans op het aantreffen van resten die te maken hebben met de Laatmiddeleeuwse ontginning en bewoning in het gebied. Echter, gezien het feit dat er tijdens de Nieuwe Tijd ook grootschalige turfwinning heeft plaatsgevonden, is het eveneens mogelijk dat oudere archeologische resten, of resten van ontginningsnederzettingen al verdwenen zijn. Op basis van historisch kaartmateriaal is het onwaarschijnlijk dat er bewoning in het plangebied is geweest in de Nieuwe Tijd, wel kunnen resten worden aangetroffen die te relateren zijn aan bewoning en landgebruik in de directe omgeving van het plangebied (te denken valt aan verkavelingsresten zoals greppels en sloten of resten die te maken hebben met de turfwinning in het gebied). Indien archeologische resten aanwezig zijn, worden deze direct onder het maaiveld verwacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP032Grkade5-va01_0012.png"

Figuur 4.5.4: Ligging van het plangebied (pijl) op de gemeentelijke beleidsadvieskaart. In het rood weergegeven zijn de historische ontginningsassen van de Vinkeveense Plassen.

Uit het inventariserend veldonderzoek, dat als aanvulling op het bureauonderzoek is uitgevoerd, is gebleken dat, daar waar geen kabels en leidingen aanwezig zijn, de originele bodemopbouw redelijk intact is. De basis van de bodem bestaat uit een pakket onveraard bosveen, met daarop een zwak kleiig veenpakket dat is geïnterpreteerd als de oorspronkelijke bouwvoor. Deze laag wordt afgedekt door een opgebracht zandig veenpakket. De top van het bosveenpakket lag relatief laag en wat te nat om geschikt te zijn voor bewoning. Derhalve zijn in het plangebied bij de verrichte boringen geen archeologische waarden aangetroffen. Gezien het ontbreken van archeologische indicatoren kan de archeologische verwachting ter plekke van het plangebied bijgesteld worden naar 'laag'. De verwachting is dat er geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen planontwikkeling en dat nader onderzoek niet wordt geadviseerd.

De voorgenomen bodemingrepen kunnen zonder archeologisch voorbehoud worden uitgevoerd. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de minister verplicht (vondstmelding via de bevoegde overheid).

4.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op situaties waar een ongeval kan plaatsvinden met gevaarlijke stoffen. Het doel van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) is om mensen in de buurt van een bedrijf met gevaarlijke stoffen te beschermen. In het Bevi worden afstandsnormen gesteld met betrekking tot risicovolle inrichtingen. Hierbij is de relatie met risicogevoelige objecten in de omgeving van belang.

Een schakelstation is geen risicovolle inrichting zoals bedoeld in het Bevi. De vernieuwing van het schakelstation heeft geen nadelige gevolgen voor de veiligheid van eventuele risicogevoelige objecten in de omgeving.

4.7 Geluid

Het schakelstation beschikt zowel in de bestaande situatie als na vernieuwing over transformatoren met een opgesteld vermogen van minder dan 100 MVA. Hiermee valt het station in de categorie 'elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen 10 - 100 MVA', SBI-2008 code 35 C2. De brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-brochure) uit het jaar 2009 geeft een advies over richtafstanden. Deze richtafstanden gelden voor het gebiedstype 'rustige woonwijk'. Hiervoor wordt een richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid en 30 meter voor het aspect gevaar geadviseerd. Op 31 meter afstand van de huidige transformatore bevindt zich een geluidsgevoelig object, zijnde een woning. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar van een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar gelegen zijn. Of een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Beide gevallen zijn van toepassing op de Groenlandse kade 5: het schakelstation ligt nabij een hotel, detailhandel voor vaartuigen, een haven en een woning. Tevens ligt het aan de oprit van de A2 en nabij de provincialeweg N201. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandstap verkleind worden. De afstandstap voor externe veiligheid wordt niet verkleind. In dit geval is er sprake van een richtafstand van 30 meter voor het aspect geluid. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden voor zowel geluid als voor externe veiligheid.

De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken, kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer. Voorts betreft het een bestaande situatie waarbij aantoonbaar voldaan wordt aan de eisen van het activiteitenbesluit ten aanzien van geluidsbelasting. Ook daarom vormt dit afstandscriterium geen belemmering in onderhavig bestemmingsplan. Voorts worden de transformatoren bij het verstrijken van de technische levensduur, verplaatst naar een locatie in het zuidelijk deel van het perceel. Hierbij wordt rekening gehouden met de normen die gelden vanuit het Activiteitenbesluit.

Naast de richafstanden uit de VNG-brochure voor geluid is er voor geluid ook een wettelijk kader. Conform de Wet geluidhinder kan bij een schakelstation sprake zijn van een geluidzoneringsplichtige inrichting. Om te voorkomen dat er nieuwe geluidgevoelige functies worden gerealiseerd in de nabijheid van een geluidzoneringsplichtige inrichting wordt voor zo'n inrichting conform artikel 41 van de Wet geluidhinder voorzien in een geluidzone. Buiten deze geluidzone mag de geluidbelasting vanwege het hoogspanningsstation niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Een schakelstation is geluidzoneringsplichtig indien het maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van de niet in een gesloten gebouw ondergebrachte schakelstation bij elkaar meer 200 MVA bedraagt. Het station uit onderhavig plan heeft een elektrisch vermogen van minder dan 100 MVA.

Er wordt geen geluidzoneringsplichtige inrichting mogelijk gemaakt binnen de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.

4.8 Bedrijven En Milieuzonering

De brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-brochure) uit het jaar 2009 geeft een advies over richtafstanden. Voor elektriciteitsdistributiebedrijven zijn enkel richtlijnen opgesteld voor distributiebedrijven met een transformatorvermogen, waarbij verschillende richtafstanden gelden ten opzichte van gevoelige functies, afhankelijk van het opgestelde transformatorvermogen (De SBI-2008 codes 35 C1 t/m C5). Het is van belang dat voor elk van de overlastgevende aspecten een richtafstand voor de hinder opgenomen. Uitsluitend de aspecten geluid en gevaar zijn hier relevant (zie 4.6 Externeveiligheid en 4.7 Geluid).

4.9 Ecologie

Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. De Wet natuurbescherming vervangt de volgende drie natuurwetten; Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet, Boswet. De Wet natuurbescherming voorziet in de bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden. Daarnaast zijn bepaalde gebieden beschermd als zijnde onderdeel van Natuurnetwerk Nederland, voorheen bekend als de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Omdat de realisatie van ruimtelijke ingrepen kan leiden tot schadelijke effecten op beschermde planten, dieren en gebieden, is het wettelijk vereist om eventuele effecten van de ontwikkeling op voorhand in beeld te brengen. Om deze reden is een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd (bijlage 4, Verkennend natuuronderzoek d.d. 31-05-2017, SWNL0207294). In deze rapportage is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de wettelijke kaders en beleidsdocumenten. Namelijk de Wet natuurbescherming (gebiedsbescherming en individuele soorten), het provinciaal beleid (Natuurnetwerk Nederland) en eventuele weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden).

4.9.1 Wet natuurbescherming: soorten

Ten aanzien van soortbescherming maakt de Wet natuurbescherming onderscheid in drie categorieën:

  • Vogels: dit zijn alle van nature in Nederland in het wild levende vogels zoals bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn;
  • Habitatrichtlijnsoorten: dit zijn soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, Bijlage I en II van het Verdrag van Bern en Bijlage II van het Verdrag van Bonn;
  • Andere soorten: dit zijn soorten die genoemd zijn in Bijlage A van de Wet natuurbescherming. Het gaat hier om een aantal zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten.

Voortplantingsplaatsen en rustplaatsen (inclusief functionele leefomgeving zoals foerageergebieden of vliegroutes) van beschermde soorten uit de eerste en tweede categorie mogen niet (opzettelijk) verstoord of vernietigd worden. Daarnaast mag geen enkele beschermde soort (opzettelijk) worden gedood of verwond. Bij vogels zijn daarnaast de nesten van belang. Er zijn vijf categorieën broedvogels waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn (categorie 1-4) of waarvan de nesten beschermd zijn als er onvoldoende alternatieven zijn (categorie 5).

De categorie “andere soorten” gaat om soorten die niet onder de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn vallen. Het betreft een aantal zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten voorkomend in Nederland, vermeld in de bijlage van de Wet natuurbescherming . Voor de zoogdier-, amfibie- en reptielsoorten opgenomen in deze bijlage geldt geen Europese verplichting tot bescherming. Deze soorten worden beschermd vanwege de breed in de maatschappij levende overtuiging dat deze dieren beschermd moeten worden. De overige soorten uit deze bijlage worden om ecologische redenen beschermd. Hiermee wordt door Nederland uitvoering gegeven aan het Biodiversiteitsverdrag om de staat van instandhouding van dier- en plantsoorten te garanderen. Omdat onder de categorie “andere soorten” ook veel algemene soorten vallen, heeft de provincie Utrecht een verordening opgesteld waarin een aantal soorten wordt vrijgesteld. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing worden aangevraagd van de verbodsbepalingen in artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming. De provincie heeft alle algemene soorten zoogdieren, amfibieën en reptielen op de vrijstellingslijst laten plaatsen. Voor deze soorten is derhalve geen ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig wanneer als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen schade wordt toegebracht aan hun leefomgeving. Wel geldt de zorgplicht, wat inhoudt dat werkzaamheden, die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten, in redelijkheid zo veel mogelijk na moeten worden gelaten of dat er maatregelen moeten worden genomen om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen.

Voor planten, grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden is er voor de voorgenomen ontwikkeling geen nader onderzoek of ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk.

Het plangebied is geschikt voor algemeen voorkomende zoogdieren. Zwaarder beschermde zoogdieren zijn niet te verwachten in het plangebied. Door de voorgenomen ontwikkeling zal een beperkt deel van het leefgebied verdwijnen. De in het plangebied voorkomende zoogdieren vallen, in het kader van de Wet natuurbescherming, onder 'Andere soorten'. Voor deze soorten geldt een vrijstelling in het kader van de Wet natuurbescherming. De zorgplicht is hier wel van toepassing.

Algemeen geldt dat het verboden is om broedende vogels opzettelijk te verstoren of nestplaatsen te vernietigen tijdens het broedseizoen, er moet gezorgd worden dat de werkzaamheden niet in het broedseizoen worden uitgevoerd. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot half augustus. Als het niet mogelijk is om buiten het broedseizoen te werken, dan moet vooraf door een ter zake deskundige worden bepaald of er nesten en/of broedende vogels voorkomen in de delen waar men de werkzaamheden wil gaan uitvoeren. De werkzaamheden kunnen uitgevoerd worden indien met zekerheid verstoring van broedende vogels kan worden voorkomen. Dit is ter beoordeling door een deskundig ecoloog.

Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Door de voorgenomen ontwikkeling zal mogelijk een klein deel van het foerageergebied verdwijnen, echter in de omgeving is voldoende alternatief foerageergebied aanwezig waardoor mogelijk effecten op vaste rust- en verblijfplaatsen niet te verwachten zijn. Het gebouw is mogelijk geschikt als vaste rust- en verblijfplaats voor vleermuizen. Indien het gebouw wordt gesloopt zal mogelijk de vaste rust- en verblijfplaats van vleermuizen verloren gaan. Omdat door de voorgenomen ontwikkeling (bij sloop gebouw) mogelijk vaste rust- en verblijfplaatsen kunnen verdwijnen dient aanvullend vleermuisonderzoek uitgevoerd te worden. Dit onderzoek is gericht op het bepalen van aanwezigheid en de functie van het gebouw voor vleermuizen en eventuele mitigerende maatregelen die getroffen kunnen worden voorafgaand aan de sloop van het gebouw. Dit staat de uitvoerbaarheid van de bouw van het nieuwe station niet in de weg.

4.9.2 Wet natuurbescherming: gebieden

Ten aanzien van gebiedsbescherming geldt dat de wet de bescherming van Natura 2000-gebieden regelt. Het beschermingsregime voor Natura 2000-gebieden blijft nagenoeg gelijk aan de bepalingen uit de Natuurbeschermingswet 1998. Voor beschermde natuurmonumenten geldt echter dat de beschermingsstatus van deze gebieden in de nieuwe wet is komen te vervallen. Toetsing aan (oude doelen van) beschermde natuurmonumenten is derhalve niet meer noodzakelijk.

Het plangebied ligt buiten de grenzen van de omliggende Natura 2000-gebieden. Het plangebied maakt tevens geen deel uit van het leefgebied voor kwalificerende habitat-soorten van deze gebieden. Van een (indirect) oppervlakteverlies van leefgebied van kwalificerende soorten in of buiten Natura 2000-gebieden is derhalve geen sprake. Effecten op Natura 2000-gebieden als gevolg van verdroging, vernatting, optische verstoring, licht- en geluidsverstoring dan wel van overige directe effectindicatoren zijn gezien de ingreep en afstand uitgesloten.

De Natura 2000-gebieden in de omgeving bevatten stikstofgevoelige habitattypen. Bij de werkzaamheden worden enkele werkmachines gebruikt. Aan- en afvoer van materialen gebeurt via bestaande wegen en gaan op in het reeds aanwezige verkeer. De werkzaamheden zijn tijdelijk en relatief kleinschalig. Een toename van stikstofdepositie in de daarvoor gevoelige habitattypen als gevolg van de werkzaamheden is daarmee verwaarloosbaar.

Een nadere beschouwing in de vorm van stikstofberekeningen is niet noodzakelijk. De conclusie is dat er voor het onderdeel gebiedsbescherming geen belemmeringen zijn vanuit de Wet natuurbescherming. Er is geen noodzaak tot nadere procedures.

4.9.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN) zorgt voor een aaneengesloten netwerk van natuurgebieden en natuurontwikkelingsgebieden die met elkaar verbonden worden door ecologische verbindingszones.

Het plangebied is niet gelegen binnen een NNN-gebied. Het NNN–gebied bevindt zich naast het plangebied. Fysieke aantasting van NNN-gebieden is daarmee niet aan de orde. Externe werking is niet van toepassing in de provincie Utrecht, een nee-tenzij-toets is daarom niet aan de orde.

4.10 Kabels En Leidingen

In het plangebied bevinden zich diverse kabels en leidingen. Deze kabels en leidingen liggen over het gehele perceel. Echter, door het plangebied lopen geen kabels of leidingen waar specifiek rekening mee gehouden moet worden. Het schakelstation staat in dienst van de aanwezige kabels en leidingen, de kabels en leidingen zijn noodzakelijk voor het functioneren van het schakelstation.

4.11 Verkeer En Parkeren

Het parkeren van voertuigen is voorzien op eigen terrein. Hiertoe worden vier permanente parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze zullen slechts incidenteel bezet zijn wanneer onderhoud gepleegd wordt aanhet station. Het planvoornemen leidt voorts niet tot een toename van verkeersbewegingen. In het Beleidsplan Verkeer 2017-2021 is als parkeernorm voor Werken (per 100m2) - bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief (industrie, laboratorium, werkplaats) 1,05 voor de 'rest bebouwde kom' opgenomen. Het nieuwe gebouw heeft een oppervlakte van <400m2, waarmee met de aanleg van vier parkeerplaatsen op eigen terrein wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Opzet Bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan is opgezet conform de Wro en het Bro, zoals die gelden sinds 1 juli 2008. Naast deze toelichting bestaat het bestemmingsplan uit planregels en een verbeelding. De planregels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan.

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP)

De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn opgezet conform de Wro en Bro. Inherrent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (hierna: SVBP 2012). De SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel analoog als digitaal.

5.2 Toelichting Op De Planregels

5.2.1 Regels

Inleidende regels

ln het eerste hoofdstuk van de regels zijn de inleidende regels opgenomen. Deze bestaan uit definities van begrippen en de wijze van meten.

Bestemmingsregels

ln hoofdstuk twee van de regels zijn per bestemming de bestemmingsregels opgenomen.


Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' maakt het bestaande transformatorstation met bijbehorende voorzieningen en de vernieuwing van het transformatorstation mogelijk. Enkel een schakelstation niet zijnde een geluidzoneringsplichtige inrichting is toegestaan.

Artikel 4 Groen

De bestemming groen is toegekend aan groenvoorzieningen, waarbinnen tevens waterhuishoudkundige, infrastructurele en openbare nutsvoorzieningen zijn gesitueerd. Alleen de bouw van bouwwerken, geen gebouw en overkapping zijnde worden mogelijk gemaakt met een maximale hoogte van 3 meter. Binnen de bestemming is eveneens de aanleg van ontsluitingswegen mogelijk.

Algemene regels
Om te voldoen aan de regels die worden gesteld in de Wro en het Bro geldt voor bestemmingsplannen de anti-dubbeltelregel, zoals die is opgenomen in het Bro.

Overige regels en slotregels
Om te voldoen aan de regels die worden gesteld in de Wro en het Bro geldt voor bestemmingsplannen het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in het Bro. Tot slot is een slotregel opgenomen, oftewel de citeerregel, die aangeeft hoe de regels van dit bestemmingsplan aan te halen.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Planschade

Door wijzigingen van de planologische bestemming en de bijbehorende regels, kan er voor belanghebbenden in de nabijheid van het transformatorstation schade ontstaan. Deze schade wordt planschade genoemd.

De grondslag voor de tegemoetkoming in planschade wordt gevormd door afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Tegemoetkoming is aan de orde indien schade ontstaat in de vorm van inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak door een wijziging van het planologisch regime, die leidt tot een planologisch nadeel voor een belanghebbende. Overigens leidt niet ieder planologisch nadeel tot (voor vergoeding in aanmerking komende) schade. Een tegemoetkoming wordt toegekend voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvragen behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins verzekerd is. Dit laatste is bijvoorbeeld aan de orde bij de vestiging van zakelijke rechten en de verwerving van objecten. In deze gevallen is sprake van een volledige schadeloosstelling, dus inclusief een tegemoetkoming in planschade. De planschade is op die manier anderszins verzekerd.

6.2 Planschade En Exploitatieovereenkomst

Het college van burgemeester en wethouders van Ronde Venen heeft in november 2017 een overeenkomst met Stedin gesloten over de verrekening van ambtelijke kosten en eventuele kosten als gevolg van verzoeken om tegemoetkoming in planschade.

Er is geen aanleiding tot het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4° onderscheidenlijk 5° of het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk sub b, c of d Wro.

Hierdoor kan worden afgezien van een exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijk ordening.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Raadpleging Burgers En Maatschappelijke Organisaties

Tijdens de totstandkoming van dit bestemmingsplan en met het oog op de realisatie van het 10 kV schakelinstallatie en het besturingssysteem in het 50/10 kV transformatorstation Vinkeveen zijn verschillende gesprekken gevoerd met stakeholders. In september 2017 hebben de eerste gesprekken plaatsgevonden met omwonenden en ondernemers in de nabijheid van het transformatorstation.

7.2 Overleg Met Besturen En Instanties

Burgemeester en wethouders dienen, ingevolge artikel 3.1.1. Bro te overleggen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. In verband hiermee is het concept ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de provincie Utrecht, de veiligheidsregio Utrecht en Waternet/waterschap Amstel, Gooi en Vecht. De vooroverlegpartners zijn tussen 12 december en 23 januari 2018 in de gelegenheid gesteld een vooroverlegreactie in te dienen. Binnen deze termijn zijn reacties ontvangen van de provincie Utrecht en het waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

Reactie Provincie Utrecht

Het schakelstation is een kwetsbaar object voor overstromingen. De provincie verzoekt het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met PRV artikel 1.13 (overstroombaar gebied):

  1. 1. Als 'overstroombaar gebied' wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Bodem en Water.
  2. 2. Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als 'overstroombaar gebied' bevat bestemmingen en regels die rekening houden met overstromingsrisico's. Binnendijks is dit van toepassing op kwetsbare en vitale objecten en woonwijken en bedrijventerreinen. Buitendijks is dit ook van toepassing op individuele woningen en bedrijven.
  3. 3. De toelichting op een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als 'overstroombaar gebied' bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met het overstromingsrisico is omgegaan.

Reactie gemeente

De reactie van de provincie heeft geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Binnen de gemeente bestaat geen beleid over hoe om te gaan met het overstromingsrisico. Het overstromingsrisico binnen het plangebied wordt als beheersbaar beschouwd, omdat Stedin een gebouw ontworpen heeft waarbij de kabelkelder en de kwetsbare installaties boven het maaiveld aangelegd worden. Hiermee wordt rekening gehouden met het overstromingsrisico, waarmee de energieleveranties gewaarborgd zijn en geen (veiligheids)risico bestaat ten opzichte van de omgeving. Dit is aan paragraaf 3.2.2. toegevoegd.

Reactie Waternet/waterschap Amstel, Gooi en Vecht

Waternet verzoekt in de Watertoets een eigen hoofdstuk voor de waterkwaliteit op te nemen. De Vinkeveense plassen zijn een KRW-lichaam (KaderRichtlijnWater). De waterkwaliteit mag niet achteruitgaan als het gevolg van de bouwactiviteiten. Daarom is specifieke aandacht gevraagd voor het materiaalgebruik: het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en dient voorkomen te worden, tijdens zowel de bouw- als de gebruiksfase en de inrichting van de openbare ruimte. Emissies naar het oppervlaktewater van PAK, lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) moet worden tegengegaan.

Voorts vinden de werkzaamheden plaats in de buitenbeschermingszone van de indirect secundaire waterkering Groenlandse Kade van de polder Groot Wilnis-Vinkeveen (P03-1003B) en zijn daarom watervergunningplichtig. Het waterkerend vermogen van de waterkering mag niet worden aangetast door bijvoorbeeld graven, oprichten van bouwwerken, boringen en heiwerkzaamheden. De bebouwing, inclusief eventuele ondergrondse constructies, moeten met de onderzijde van de funderingsconstructie zettingsvrij en geheel buiten het profiel van de vrije ruimte van de waterkering worden gebouwd.

Het is van belang om problemen met het grondwater te voorkomen. De norm luidt dat de grondwaterstand gemiddeld niet vaker dan eens in de twee jaar en niet vaker dan vijf dagen achtereen hoger mag zijn dan:

  • 0,5 meter onder maaiveld bij gebouwen zonder kruipruimtes;
  • 0,9 meter onder maaiveld bij gebouwen met kruipruimtes.

Tot slot geeft het waterschap aan dat het uitgangspunt is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden. Relatief schoon regenwater van gevels en daken kan waar mogelijk benut worden en mag rechtstreeks (liefst zichtbaar) worden afgevoerd op het oppervlaktewater. In de Watertoets moet worden opgenomen hoe omgegaan wordt met de afvalwaterverwerking.

Reactie gemeente

De reactie van het waterschap heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De Watertoets is op bovenstaande punten aangepast. De conclusies hiervan zijn verwerkt in paragraaf 4.4.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 15 mei 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode was het voor een ieder mogelijk om een zienswijze in te dienen bij de gemeenteraad van De Ronde Venen.

Er zijn gedurende de ter inzagelegging geen zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan.

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Nen 5740

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek NEN 5740

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 3 Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek Archeologie

Bijlage 3 Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek archeologie

Bijlage 4 Verkennend Natuuronderzoek

Bijlage 4 Verkennend natuuronderzoek

Bijlage 5 Visie En Schetsvoorstel Schakelstation Vinkeveen

Bijlage 5 Visie en schetsvoorstel schakelstation Vinkeveen

Bijlage 6 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 6 Beeldkwaliteitsplan