Grensweg 32
Bestemmingsplan - Gemeente Baarle-Nassau
Vastgesteld op 22-03-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.2 plan
het bestemmingsplan Grensweg 32 met identificatienummer NL.IMRO.0744.BPGrensweg32-d002 van de gemeente Baarle-Nassau.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.6 ambulante detailhandel
verkoop, te koop aanbieden of uitstalling met het oog op de verkoop van producten of diensten aan de consument door een handelaar buiten de oorspronkelijke vestiging of door een persoon die niet over een vestiging beschikt, zoals markten, kermissen, commerciële standplaatsen buiten de markten en het venten.
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.9 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.11 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.12 bestaande bebouwing
alle bebouwing die bij vaststelling van het bestemmingsplan in het plangebied legaal aanwezig was.
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 bijbehorend bouwwerk
de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.21 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.22 cultuur en ontspanning
- voorzieningen ten behoeve van educatie en cultuur, waaronder worden verstaan atelieractiviteiten, cursussen voor ambachtswerk (zoals imkerij, bloemschikken), tentoonstellingen, workshops, excursies en bijeenkomsten en daarmee gelijk te stellen activiteiten;
- voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven dat gerelateerd is aan de cultuurhistorische en ecologische waarden in en rond het plangebied.
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen op het gebied van lifestyle, waaronder in hoofdzaak wordt verstaan woninginrichting, woonaccessoires en tuinbenodigdheden of daarmee gelijk te stellen activiteiten, aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, niet zijnde zelfstandig, grootschalige detailhandel in auto, boten, caravans of een tuincentrum en bouwmarkt of daarmee vergelijkbare artikelen of winkel.
1.24 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.25 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden.
1.27 grootschalige detailhandel
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.28 hoofdgebouw
een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.29 horecabedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.30 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.31 kantoor
een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.32 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.33 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.34 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.35 tijdsduur periode dag, avond, nacht
aaneengesloten tijdsperiode, onderdeel van één etmaal vormende; hierbij worden de volgende
tijdsperiodes onderscheiden:
- a. dagperiode: van 07.00 uur tot 19.00 uur;
- b. avondperiode: van 19.00 uur tot 23.00 uur;
- c. nachtperiode: van 23.00 uur tot 07.00 uur.
1.36 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. cultuur en ontspanning;
- b. groothandelsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens horeca t.m. cat 1b uit de Staat van Horeca-activiteiten behorende bij deze regels in de dag- en avondperiode;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning:
- f. behoud en herstel van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²;
- b. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van horeca bedraagt maximaal 175 m2en dient door een aparte ingang en door middel van een muur of wand als zodanig fysiek afgescheiden te zijn van andere functies;
- c. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van detailhandel bedraagt maximaal 200 m2 en dient door de inrichting als zodanig onderscheidend te zijn;
- d. groothandelsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan in de bestaande bebouwing en dienen door de inrichting als zodanig te onderscheiden zijn van andere functies;
- e. supermarkten zijn niet toegestaan;
- f. ambulante detailhandel is niet toegestaan;
- g. de verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- h. grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
- i. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- j. in het plangebied is ten hoogste één zelfstandig bedrijf toegestaan;
- k. in het plangebied is grootschalige verblijfsrecreatie (hotels, pensions) niet toegestaan;
- l. ten aanzien van parkeren is de volgende voorwaardelijke verplichting van toepassing:
- 1. een gebruik anders dan voor groothandelsactiviteiten is niet toegestaan alvorens binnen het bestemmingsvlak in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
- 2. aan de hand van de op het moment van vaststelling van het plan geldende beleidsregel zoals opgenomen in de "Nota Parkeernormen 2011", wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
- 3. indien de "Nota Parkeernormen 2011" als bedoeld onder 2 gedurende de werkingsperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging;
- m. het gebruik van gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ voor het hebben van gasten, anders dan ten behoeve van een Bed & Breakfast, is niet toegestaan tussen 23.00 uur en 07.00 uur.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- c. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen,
parkeervoorzieningenen, geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - overkapping’ is een overkapping toegestaan met een hoogte van maximaal 4 m en in ieder geval niet hoger dan de goothoogte van het aangrenzende gebouw;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting en de overkapping als bedoeld onder b, bedraagt ten hoogste 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. een terras is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'terras'
- b. het gebruik van gronden als terras ter plaatse van de aanduiding 'terras' is in de dag- en avondperiode toegestaan en uitgesloten tussen 23.00 uur en 07.00 uur;
- c. er is ten hoogste één terras toegestaan;
- d. de oppervlakte van een terras bedraagt maximaal 175 m2;
- e. het gebruik als parkeervoorziening is niet toegestaan.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
8.2 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:
- a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Maten en bouwgrenzen
Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
- b. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Waarde archeologie
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. de ruimte tussen bouwwerken;
- b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
11.2 Karakteristieke waardevolle bebouwing
11.3 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Grensweg 32' van de gemeente Baarle-Nassau.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het perceel Grensweg 32 in Baarle-Nassau heeft een bijzonder verleden. Hier lag ooit het treinstation Baarle-Nassau Grens, één van de stations op de voormalige spoorlijn Tilburg-Turnhout. Nadat het station in 1959 grotendeels gesloopt is, is het terrein lange tijd gebruikt als bedrijfsperceel. Inmiddels staat de bebouwing alweer enkele jaren leeg.
Het initiatief ligt nu voor om het terrein en de bebouwing een nieuwe functie te geven. Hierbij wordt gebruik gemaakt van potenties van de ligging aan het 'Bels Lijntje', het fietspad dat is gerealiseerd op het tracé van de voormalige spoorlijn, én van de relicten van het oude station.
Deze ontwikkeling past niet in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2008', dat hier vigeert. Met dit bestemmingsplan wordt daarom voorzien in een nieuw planologisch kader voor deze ontwikkeling. Daarmee vervalt de thans vigerende bedrijfsbestemming. Er komt een functie voor in de plaats die beter aansluit bij de bijzondere locatie: zowel vanuit cultuurhistorie, ecologie en de directe woonomgeving.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt in het buitengebied, ten zuiden van de kern Baarle-Nassau. Het ligt tegen de grens met België, net boven de kern Weelde-statie.
figuur 1.1. ligging plangebied (bron: Google maps)
Het plangebied wordt aan de oost- en zuidzijde begrensd door de achterzijde van woonpercelen aan de Grens en de Grensweg, aan de westzijde door het fietspad 'Bels Lijntje' en aan de noordzijde door de bebouwing van de Vrije Markt.
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2008. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Baarle-Nassau op 16 juli 2009.
Op basis van dit bestemmingsplan geldt voor het perceel de bestemming 'Bedrijf'. Deze gronden zijn bestemd voor niet-agrarische bedrijven (uit maximaal milieucategorie 2), groothandel, opslag en ondergeschikte detailhandel. Verder is het perron aangewezen als cultuurhistorisch waardevol pand. Dit is overigens een omissie, aangezien niet het goederenperron maar het personenperron dat buiten het plangebied ligt is aangewezen als gemeentelijk monument.
Een deel van het gebied ten westen van de huidige bedrijfsbestemming wordt ook meegenomen. Dit perceel heeft de bestemming Verkeer. Binnen deze bestemming ligt het nog aanwezige goederenperron.
figuur 1.2. uitsnede plankaart bestemmingsplan Buitengebied 2008
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan Grensweg 32 bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 beschrijft de ontstaansgeschiedenis en de bestaande situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de beoogde ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt het beleidskader beschreven. In hoofdstuk 5 wordt dit initiatief getoetst aan de sectorale aspecten zoals milieu, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie. In hoofdstuk 6 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in de hoofdstukken 7 en 8 ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
1.5 Tussenuitspraak
Het bestemmingsplan Grensweg 32 is door de gemeenteraad vastgesteld op 21 oktober 2015. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 28 december 2016 een tussenuitspraak gedaan. Deze uitspraak bevat de opdracht voor de gemeenteraad het besluit van 21 oktober 2016 aan te passen. De onderdelen zijn specifiek aangegeven (onderdeel 16 van de uitspraak).
- Geluid
Nader te motiveren welke (verkeers)maatregelen genomen zijn ter voorkoming van geluidsoverlast ten gevolge van toenemend verkeer op de Grensweg. - Parkeren
Alsnog de aanleg en instandhouding van voldoende parkeerplaatsen in het plan te verzekeren.
- Terras
De omvang van de bij het plan mogelijk gemaakte terras nader vast te leggen. - Horeca en terras
De plaats waar op grond van het plan horeca en een terras mogelijk zijn vast te leggen. - Detailhandel
Nader te besluiten over de omvang van de bij het plan toegelaten detailhandel. - Perron
Artikel 11, lid 11.2.1, van de planregels zodanig te wijzigen dat deze planregel ook betrekking heeft op het perron.
De opdracht is om de aanpassingen binnen 26 weken te verwerken door middel van een herstelbesluit. In de toelichting en de regels zijn de aanpassingen die verband houden met het herstelbesluit, met geel gemarkeerd.
De uitspraak is te vinden via de link: Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak 28 december 2016;
Tussenuitspraak website Raad van State; https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=89868&summary_only=&q=grensweg+32
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op de bestaande situatie van het plangebied en omgeving. Voordat wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied wordt eerst de geschiedenis van deze plek verteld.
2.2 Beschrijving Plangebied
Het plangebied betreft een bedrijfslocatie aan de Grensweg in Baarle-Nassau. Het terrein ligt achter het bebouwingslint van de wegen Grens en Grensweg. Direct ten noorden staan de hallen van de Vrije Markt. Ten westen loopt het fietspad Bels Lijntje met aangrenzend bos- en agrarisch gebied. Het plangebied en omgeving maken deel uit van een oorspronkelijk stationscomplex.
2.3 Ontstaansgeschiedenis
In 1865 werd begonnen met de realisatie van een spoorlijn tussen Turnhout en Tilburg, die op 1 oktober 1867 werd geopend voor het vervoer van personen en goederen. De lijn werd oorspronkelijk geëxploiteerd door de maatschappij Grand Central Belge, waardoor de lijn in de volksmond de naam 'Bels Lijntje' kreeg. Later is de lijn overgenomen door Nederland en België. De ambities voor deze lijn voor het internationale spoorvervoer waren hoog.
Oorspronkelijk lag aan de lijn een aantal relatief kleine stations, waaronder Baarle-dorp en Weelde-Merksplas. Vanwege de ambities verwachten Nederland en België dat deze stations te klein waren voor de benodigde douanehandelingen. Daarom werd besloten om een gemeenschappelijk grensstationcomplex te bouwen. In 1904 werd begonnen met de bouw van dit station dat in 1906 in gebruik is genomen.
Het stationscomplex bestond uit een hoofdgebouw met een lengte van 164 meter. De grens liep door dit gebouw heen. Daarbij was een uitgebreid spoorwegemplacement met een lengte van 3 kilometer met 23 kilometer aan spoorrails, wissels en een draaischijf met een locomotievenloods. Ook bebouwing zoals opslagloodsen, seinhuizen en dienstwoningen voor de werknemers maakten deel uit van het complex.
figuur 2.1. situatie 1916 (bron: topografische militaire kaart 1916 - watwaswaar.nl)
figuur 2.2. impressie complex Baarle-Nassau Grens (bron: Stationsweb.nl)
De ambitie van de lijn kon echter niet waargemaakt worden. Het internationale treinverkeer maakte vaker gebruik van de verbinding via Roosendaal. Ook lokaal ontstond concurrentie waardoor het reizigersvervoer in 1934 werd gestaakt. Langzaam raakte ook het station buiten gebruik. Vanaf 1940 en 1960 werd het complex grotendeels ontmanteld. De laatste commerciële trein reed in 1973. Het Bels Lijntje is nog een tijdje gebruikt voor toeristische stoomtreinen. In 1989 werd begonnen met de aanleg van een fietspad op het tracé. In 1993 is ook het deel tussen Baarle Nassau en de grens gereed gekomen. Inmiddels ligt hier een druk bereden fietspad.
2.4 Bestaande Situatie
Omgeving plangebied
Het plangebied en omgeving ligt op de gronden van het oorspronkelijke station Baarle-Nassau Grens. Nadat station en spoorlijn buiten gebruik zijn geraakt, is het gebied ontmanteld. Het voormalige gebruik is echter ruimtelijk nog aanwezig in diverse elementen rondom het plangebied. Zo zijn de dienstwoningen en de voormalige perrons nog aanwezig. Ook landschappelijk zijn de contouren van het complex nog duidelijke zichtbaar. Het voormalige rangeerterrein is inmiddels nagenoeg geheel bos geworden, de locatie van de oorspronkelijke draaischijf is nog duidelijk herkenbaar.
Het gebied heeft een geheel andere functie gekregen. De voormalige dienstwoningen, zuidoostelijk van het plangebied, zijn in gebruik als burgerwoning en vormen een bebouwingscluster met de woningen aan de zuidelijke zijde van de rijksgrens. Noordoostelijk van het perceel liggen bedrijfshallen en parkeerterreinen voor de vrije markt die op zondag plaatsvindt. Aan de westkant liggen agrarische gronden en bosgebieden. Ook loopt hier het fietspad 'Bels Lijntje'.
Situatie plangebied
Het perceel Grensweg 32, waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, was ooit onderdeel van het rangeerterrein. In begrenzingen van het perceel is het oorspronkelijke rangeerterrein nog zichtbaar. De rails zijn geheel verdwenen. Wel staat op dit perceel nog een voormalige goederenloods, die onderdeel is van het oorspronkelijke station Baarle-Nassau Grens.
Deze goederenloods heeft een grondoppervlakte van 7 bij 46 meter en heeft een bouwhoogte van ca. 6 meter. De loods is opgebouwd uit baksteen en is plat afgedekt. Door de verhoogde vloer (vanwege de ligging aan het perron) en door de dakconstructie is intern sprake van een vrije verdiepingshoogte van zo'n 4,5 meter. De goederenloods heeft van oorsprong diverse gevelopeningen die vanwege de hogere vloer relatief hoog zitten. Deze zijn echter dichtgemetseld. Aan de zijde van het voormalige spoor zit aan dit gebouw een kenmerkende overkapping. Aan de andere zijde is een lager volume aan de goederenloods toegevoegd.
figuur 2.3. impressie bestaande situatie goederenloods (gebouw 1)
Op het perceel is in de loop der tijd een aantal gebouwen bijgebouwd.
Tegen de zuidkant van de goederenloods is een bedrijfshal (gebouw 2) gebouwd van 11 bij 55 meter. Ook deze hal is opgebouwd uit baksteen en is plat afgedekt. De hoogte van de hal is ca. 4 meter. In tegenstelling tot de goederenloods zitten in deze hal nauwelijks gevelopeningen; het licht komt binnen via daklichten. Tegen deze loods was een kleine demontabele loods gebouwd die inmiddels afgebroken is.
figuur 2.4. impressie gebied, rechts gebouw 2
Aan de oostzijde van de goedenloods staat een gebouw dat oorspronkelijk gebouwd is als kantine bij een schoenenfabriek (gebouw 3). Dit gebouw heeft een grondvlak van ca. 13 bij 23 meter, bestaat uit één bouwlaag en is afgedekt met een schuine kap. De maximale bouwhoogte is 3,5 meter. Het gebouw heeft vanuit de oorspronkelijke functie veel ramen. Dit gebouw is met een gang verbonden met de goederenloods.
Aan de westzijde van de goederenloods, op het goederenperron, stond een demontabele bedrijfsloods. Deze is inmiddels geamoveerd waardoor het goederenperron en de naastgelegen loods beter tot hun recht komen. Dit heeft geleid tot een kwaliteitsverbetering in het gebied.
figuur 2.5. impressie gebied met gebouw 3
Op het zuidelijk deel van het perceel staat een gebouwtje, opgericht in één bouwlaag (gebouw 4). Het heeft een licht hellend dak. Dit gebouwtje heeft een bijzonder ontwerp met verspringende geveldelen en glas.
figuur 2.6. impressie gebied met gebouw 4
![]() | 1 - goederenloods 2 - bedrijfshal 3 - vml. kantine 4 - kantoor |
figuur 2.7. Overzicht bebouwing
Het zuidoostelijk deel van het plangebied is onbebouwd en nagenoeg geheel verhard met asfalt. Zoals eerder aangegeven is de bebouwing opgericht als bedrijfsbebouwing. De gebouwen zijn ook in gebruik geweest als handelshuis. Deze omliggende gronden zijn ingericht ten behoeve van het parkeren. Het gebruik is echter al een aantal jaar geleden beëindigd waardoor het plangebied niet gebruikt wordt.
Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie
3.1 Inleiding En Uitgangspunten
Het initiatief ligt voor om de bebouwing op het perceel Grensweg 32 een nieuwe functie te geven. Uitgangspunt daarbij is om de herinnering aan het station Baarle-Nassau Grens weer zichtbaar te maken. Concreet vindt dit plaats door de aanwezige relicten weer in beeld te brengen en te restaureren. Daarnaast wordt gekozen voor een programma dat de toegankelijkheid van de locatie verder vergroot. Verder uitgangspunt bij de programmering is om gebruik te maken van de potentie van de ligging langs een toeristische route, het 'Bels Lijntje'. Op het tracé tussen Baarle-Nassau en Turnhout liggen weinig pleisterplaatsen. De ontwikkeling van dit gebied biedt de kans om hier verandering in te brengen.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele opzet.
3.2 Ruimtelijke Opzet
Een van de meest bijzondere objecten die van station Baarle-Nassau Grens resteert, is de goederenloods. Tot voor kort was deze loods nauwelijks herkenbaar, met name door de loods die op het perron stond. Deze loods is inmiddels verwijderd. Hierdoor zijn zowel het perron als de goederenloods weer duidelijk zichtbaar en is de oorspronkelijke situatie weer hersteld. Vanaf het 'Bels Lijntje' is het stationsverleden van de plek weer zichtbaar. Dit stationsverleden vormt de basis voor de voorgestane ontwikkeling.
Ook vanaf het parkeerterrein is het zicht op de goederenloods geblokkeerd. Door het weghalen van de verbindingsgang tussen de loods en gebouw 2 en het lagere volume dat nu tegen de goederenloods staat zal ook vanaf hier de loods beter in beeld komen. De loods wordt daarmee weer het icoon van het gebied. Inmiddels is de kenmerkende perronkap hersteld. De dichtgemetselde gevelopeningen, waar ooit de goederen in- en uit werden geladen, worden weer geopend zodat dit pand weer tot de verbeelding zal gaan spreken.
3.3 Functionele Opzet
De vier aanwezige gebouwen krijgen een nieuwe invulling. Hieronder wordt ingegaan op het beoogde programma. Voor een overzicht van de gebouwen wordt verwezen naar figuur 2.7.
De goederenloods (gebouw 1) krijgt als icoon van het gebied de meest publieke functie. Ongeveer de helft van de loods (maximaal 175 m2) krijgt een horecafunctie. Enerzijds wordt daarbij uitgegaan van daghoreca, waarbij wordt ingespeeld op de passanten (met name fietsers). Er komt daarbij ook een terras op het voormalige perron. De omvang van de keuken maakt dat de mogelijkheden voor dit terras beperkt zijn. Vooralsnog wordt uitgegaan van een terras met een capaciteit van ca. 100 stoelen. Het terras wordt op het perron ingericht, tegen de voormalige goederenloods. Dat betekent dat de afstand tot de omliggende woningen groot is en dat de bestaande bebouwing bovendien afschermend werkt. Onderdeel van de horecafunctie is een brasserie die ook in de avonduren geopend is. Er vinden in de nachtperiode echter geen horeca-activiteiten plaats. Dat is in dit bestemmingsplan ook uitgesloten.
Het resterende deel krijgt een multifunctioneel gebruik zoals expositieruimte.
![]() |
![]() |
figuur 3.1. oost- en westgevel goederenloods
In gebouw 2, het bedrijfsgebouw, komt detailhandel. Naast consumentenverkoop, maximaal 600 m2, mag de ruimte ook gebruikt worden voor groothandelsactiviteiten waaronder een showroom. Overigens mogen ook gebouw 1 en 3 gebruikt worden voor groothandelsactiviteiten. Voor wat betreft de groothandelsactiviteiten vinden de opslag en uitlevering elders plaats.
Gebouw 3, de voormalige kantine, wordt een multifunctionele ruimte. Hier kunnen workshops en cursussen worden gegeven. De ruimte kan ook dienen als tentoonstellings- of als expositieruimte.
Gebouw 4 zal ingericht worden als bedrijfswoning. Gezien de ligging van het complex is bewoning op het terrein gewenst. Mogelijk kan het bestaande pand dat ooit is opgericht als kantoor, gerenoveerd worden.
3.4 Toekomstige Ontwikkelingen
Één van de ideeën die de initiatiefnemer nog heeft voor de locatie is een aanbod van bijzondere overnachtingsmogelijkheden. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan een Bed & breakfast in een oude treinwagon die in dat geval naast het perron geplaatst zal worden. Hiermee wordt het spoorkarakter verder teruggebracht. Op dit moment is dit idee echter nog niet concreet genoeg en wordt daarom niet meegenomen in dit bestemmingsplan.
3.5 Verkeer En Parkeren
Ontsluiting
De ontsluiting van het plangebied vindt plaats aan de zuidzijde via een toegangsweg evenwijdig aan het 'Bels Lijntje' en in het verlengde van de op Belgisch grondgebied gelegen Stationsstraat. Op de grens takt de Grensweg hier haaks op aan. Zowel de Stationsstraat als de Grensweg sluiten aan op de Turnhoutseweg / Bredaseweg, de doorgaande route tussen Baarle-Nassau en Turnhout. Het gemotoriseerde verkeer vanuit Nederland zal het plangebied bereiken via de Grensweg, gemotoriseerd verkeer uit België via de Stationsstraat.
Het gebied is ook bereikbaar met het openbaar vervoer; de halte Weelde Grens ligt aan de Bredaseweg, nabij het plangebied. Hier stopt een buslijn, die tussen Baarle-Nassau en Turnhout rijdt.
Een groot aandeel bezoekers zal met de fiets naar het plangebied komen vanwege de ligging aan het fietspad 'Bels Lijntje'. Dit toeristisch fietspad, dat loopt van Tilburg naar Turnhout, wordt met name in de zomermaanden intensief gebruikt.
Parkeerbehoefte
De parkeerbehoefte is bepaald aan de hand van parkeernormen van de gemeente Baarle-Nassau (Nota Parkeernormen 2011). Het plangebied ligt in het overig gebied van Baarle-Nassau.
Voor de horeca is een parkeernorm aangehouden van restaurant / eetcafé, voor de expositieruimte van sociaal cultureel centrum / verenigingsgebouw en voor winkel / groothandel van detailhandel. Aangezien een groot aantal bezoekers met de fiets naar het plangebied zal komen en er sprake is van dubbelgebruik (het verkeer dat naar de horeca gaat zal ook de winkel en/of expositieruimte bezoeken) is voor de parkeerbehoefte van de winkel gerekend met 50 % van het berekende aantal parkeerplaatsen.
Tabel 3.1 Berekening parkeerbehoefte
Gebouw | Functie | Oppervlakte | parkeernorm | Aantal parkeerplaatsen | |||
Goederenloods | Horeca | 175 m2 | 13 per 100 m2 bvo | 23 parkeerplaatsen | |||
Expositieruimte | 175 m2 | 3 per 100 m2 bvo | 6 parkeerplaatsen | ||||
2 | Winkel / groothandel | 600 m2 | 4 per 100 m2 bvo | 12 parkeerplaatsen* | |||
3 | Workshopruimte/ Expositieruimte | 300 m2 | 3 per 100 m2 bvo | 9 parkeerplaatsen | |||
4 | Woning (60-100 m2) | 1,80 per woning | 2 parkeerplaatsen | ||||
52 parkeerplaatsen |
*50% van het berekende aantal parkeerplaatsen
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de parkeerbehoefte 52 parkeerplaatsen bedraagt. Op eigen terrein is voldoende ruimte aanwezig om dit aantal parkeerplaatsen te realiseren.
Aanpassingen ingevolge het herstelbesluit
Met het herstelbesluit wordt de maximum oppervlakte voor detailhandel beperkt van 600 m2 naar 200 m2. Hierdoor verandert de parkeerbehoefte. In plaats van de 400 m2 detailhandel, wordt voor de parkeerbehoefte 400 m2 groothandel aangehouden. Op basis van de "Nota Parkeernormen 2011" resulteert dit in de volgende parkeerbehoefte.
Gebouw | Functie | Oppervlakte | Parkeernorm | Aantal parkeerplaatsen |
Goederenloods | Horeca | 175 m2 | 13 per 100 m2 bvo | 23 parkeerplaatsen |
Expositieruimte | 175 m2 | 3 per 100 m2 bvo | 6 parkeerplaatsen | |
2 | Winkel | 200 m2 | 4 per 100 m2 bvo | 8 parkeerplaatsen |
2 | Groothandel | 400 m2 | 0,8 per 100 m2 bvo | 4 parkeerplaatsen |
3 | Workshopruimte/ Expositieruimte | 376 m2 | 3 per 100 m2 bvo | 12 parkeerplaatsen |
4 | Woning (60-100 m2) | 1,80 per woning | 2 parkeerplaatsen | |
55 parkeerplaatsen |
Ter plaatse van het parkeerterrein is voldoende ruimte beschikbaar voor het faciliteren van de parkeerbehoefte van 55 parkeerplaatsen.
Uit een controle is gebleken dat de oppervlakte van gebouwen 76 m2 meer bedraagt. Die uitbreidingsruimte is toegekend aan de expositie/workshopruimte. Hierdoor neemt
de parkeerbehoefte met 3 parkeerplaatsen toe. Het totaal komt daarmee op 55 parkeerplaatsen. Hiervoor is voldoende ruimte beschikbaar. Dit blijkt uit het intekenen van de parkeerplaatsen binnen de beschikbare ruimte.
![]() | ![]() |
figuur 3.2 concept inrichting parkeerterrein (met 55 parkeerplaatsen)
In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is gesteld dat in de regeling een parkeerregeling moet worden opgenomen. Deze regeling moet zodanig zijn opgesteld dat de nieuwe functionele mogelijkheden alleen mogelijk zijn op voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Of sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt getoetst aan de "Nota Parkeernormen 2011". Ook dat wordt als zodanig in de regeling vastgelegd. Mocht de nota worden gewijzigd, dan wordt aan die gewijzigde nota getoetst. Dat is dezelfde werkwijze zoals dat gebruikelijk was bij de toetsing aan de parkeerregeling zoals die volgde uit het Bouwbesluit.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De herontwikkeling van de bestaande bebouwing zal tevens leiden tot extra verkeer van en naar het plangebied.
Voor horeca en workshopruimte / expositieruimte zijn geen kencijfers bekend om de verkeersgeneratie te berekenen. De verkeersgeneratie dient dan ook bepaald te worden aan de hand van het aantal benodigde parkeerplaatsen, zie tabel 3.1. Aangezien tussen de diverse functies sprake is van dubbelgebruik en de functies dan ook niet afzonderlijk beschouwd kunnen worden is de verkeersgeneratie berekend aan de hand van het totale aantal benodigde parkeerplaatsen.
Uitgaande van in totaal 50 parkeerplaatsen en een turn over van 2 (aantal maal dat een parkeerplaats per etmaal bezet is) bedraagt de verkeersgeneratie 50 parkeerplaatsen *2 (turn over) *2 (heen en terug) = 200 mvt/etmaal.
Aangezien veel bezoekers met de fiets naar de locatie zullen komen is de berekende verkeersgeneratie aan de hoge kant. In werkelijkheid zal het aantal verkeersbewegingen, vooral op zomerse dagen, lager liggen. Het extra verkeer in de worstcase situatie zal echter niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.
Conclusie
Het plangebied is goed bereikbaar voor de verschillende vervoerswijzen. Met de aanleg van 52 parkeerplaatsen wordt in de eigen parkeerbehoefte voorzien. Ook het extra verkeer ten gevolge van de herontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling. Het aspect verkeer staat de realisatie dan ook niet in de weg.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruime (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijk ordening (Barro)
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk voor de middellange termijn (2028) drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden:
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het beleid zoals opgenomen in de SVIR is van een hoog abstractieniveau dat het geen directe consequenties voor deze ontwikkeling heeft. Wel ligt deze ontwikkeling in lijn met het derde hoofddoel van deze ontwikkeling. Er is sprake van unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Op het waarborgen van de leefbaarheid en veiligheid wordt in hoofdstuk 5 nader ingegaan.
Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de overheid. Dit is in 2012 vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De toelichting bij een bestemmingsplan/projectafwijking dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan de systematiek van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' (artikel 3.1.6 Bro). Deze ladder heeft de volgende stappen:
- De voorgenomen stedelijke ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte.
- In die behoefte moet bij voorkeur binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
- Als dat niet mogelijk is, dan moet worden gekozen voor een locatie die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten is kan worden gemaakt.
Toetsing aan de ladder betekent het volgende:
- 1. Er is regionale behoefte aan een nieuwe functie voor dit cultuurhistorisch waardevolle voormalige grensstation. De ontwikkeling bestaat uit de transformatie van een bestaand bedrijfspand naar retail / detailhandel. De toevoeging van retail is regionaal afgestemd en opgenomen in de regionale detailhandelsvisie (zie 4.2). De toevoeging van horeca sluit aan bij de ontwikkelingen in de leisure. Het is de ambitie van de gemeente om het Bels lijntje toeristisch meer op de kaart te zetten. Deze ontwikkeling sluit daarbij aan.
- 2. De ontwikkeling maakt geen onderdeel uit van het stedelijk gebied. Er is echter wel sprake van benutting van beschikbare bebouwing door transformatie. Hoewel daarmee aangesloten wordt bij de uitgangspunten van de ladder, is ook getoetst aan trede drie.
- 3. De locatie wordt passend multimodaal ontsloten. De locatie ligt aan een toeristisch fietspad (Bels Lijntje) waarover een groot deel van de bezoekers zal komen. Verder is de locatie aangesloten op de bestaande wegenstructuur. Zie ook paragraaf 3.5.
4.2 Provinciaal Beleid
Provinciale Structuurvisie en verordening (2014).
De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). Het plangebied is op de Visiekaart aangewezen als Mozaïeklandschap. De provincie wil de contrasten tussen klei, zand en veenontginning versterken. Ondermeer door het versterken van het mozaïeklandschap van het Brabantse zand door menging van functies die de afwisseling en kleinschaligheid versterken. De stad staat niet tegenover het land, maar deze ontwikkelen zich in balans met elkaar, het zogenaamde 'stadteland'.
Het beleid is planologisch geborgd in de Verordening Ruimte. In deze verordening staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Op basis van de verordening is het plangebied aangewezen als 'gemengd landelijk gebied'.
![]() |
![]() |
figuur 4.1. uitsnede provinciale verordening
Dit bestemmingsplan maakt een aantal nieuwe functies mogelijk in het plangebied, namelijk horeca, detailhandel en ondersteunende functies zoals expositie- en workshopruimte en een bedrijfswoning. De groothandel is namelijk al mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan.
Op basis van de verordening gelden voor dit gebied de volgende regels:
Artikel 3 Bevordering ruimtelijke kwaliteit
De volgende punten zijn relevant voor deze ontwikkeling
3.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit
De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling bevat een verantwoording dat het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid en toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.
3.2 Kwaliteitsverbetering van het landschap
Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt, bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving;
Toetsing
De ontwikkeling geeft invulling aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik omdat de ontwikkeling plaatsvindt binnen een bestaand bouwperceel en binnen bestaande bebouwing. In het kader van de ontwikkeling vindt zelfs afname van bebouwing plaats. Hierdoor wordt een historische context hersteld. Dit is geborgd in dit bestemmingsplan. Bovendien is invulling gegeven aan de ladder voor duurzame verstedelijking (zie pagraaf 4.1).
Bovendien beoogt de ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en omgeving te verbeteren. De ontwikkeling richt zich specifiek op het herstel en verbetering van de aanwezige cultuurhistorische waarden, waarvan in deze toelichting een verantwoording is opgenomen. In de toelichting is verder een verantwoording opgenomen van de wijze waarop omgegaan is met de overige waarden, de inpassing in de bestaande omgeving en de afwikkeling van het verkeer. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
Artikel 7 Gemengd landelijk gebied
De volgende punten zijn relevant voor deze ontwikkeling
7.1 Beschrijving gemengd landelijk gebied
Een bestemmingsplan gelegen in gemengd landelijk gebied onderscheidt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening gebieden waar:
- een gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen;
- een in hoofdzaak agrarische economie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen.
De toelichting bij een bestemmingsplan zoals hierboven bedoeld bevat een verantwoording waaruit blijkt dat:
- het aanwijzen van bestemmingen, als bedoeld in het eerste lid, een uitwerking is van de voorgenomen ontwikkeling en het te voeren ruimtelijk beleid voor dat gebied en tevens bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit als bedoeld in artikel 3.1 van de verordening;
- het aanwijzen van bestemmingen in het gebied als bedoeld in het eerste lid, onder b geen afbreuk doet aan de ontwikkeling van de agrarische economie.
Toetsing
Het plangebied ligt in een gebied waar diverse functies voorkomen; aan de oostzijde ligt een bebouwingsconcentratie, aan de noordzijde ligt een zondagsmarkt en aan de westzijde een natuurgebied. Aan de zuidkant gaat de bebouwing over in het dorp Weelde-Statie dat net over de grens in België ligt.
Het plangebied zelf was voorheen in gebruik als handelshuis. Het gebied en de directe omgeving hebben geen agrarische functie.
Het vaststellen van dit bestemmingsplan sluit aan bij het (gemeentelijk) beleid zoals dat gevoerd is voor dit gebied, er wordt invulling gegeven aan het aantrekkelijker maken van de gemeente voor toeristen. Bovendien leidt de ontwikkeling tot herstel en behoud van aanwezige cultuurhistorische waarden. Gezien het feit dat er geen agrarische functies in de omgeving zijn, wordt hier ook geen afbreuk aan gedaan.
7.10 Niet-agrarische functies
Een bestemmingsplan gelegen in gemengd landelijk gebied kan voorzien in een vestiging van een niet-agrarische functie. Voor deze ontwikkeling zijn de volgende punten van belang:
- de totale omvang van het bouwperceel van de beoogde ontwikkeling ten hoogste 5.000 m2 bedraagt;
- dit bijdraagt en past binnen de beoogde ontwikkeling van gemengd landelijk gebied;
- is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
- de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
- de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
- de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
- de beoogde ontwikkeling niet leidt tot al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
- is aangetoond dat de ruimtelijke ontwikkeling ook op langere termijn past binnen de op grond van deze verordening toegestane omvang;
- de beoogde activiteit niet leidt tot een grootschalige ontwikkeling.
Toetsing
Naar aanleiding van het ontwerp bestemmingsplan heeft ambtelijk overleg plaatsgevonden met de Provincie Noord-Brabant. In dit overleg is de toetsing aan de verordening besproken. In artikel 7.10 van de Verordening is aangegeven dat een ontwikkeling in gemengd gebied niet mag leiden tot een (zelfstandige) detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2. Het initiatief is in strijd met deze bepaling omdat de oppervlakte aan verkoopvloeroppervlak groter is. De provincie heeft laten weten in principe wél achter de ontwikkeling te staan, mits goed onderbouwd. Om van artikel 7.10 van de Verordening ruimte af te kunnen wijken kan gebruikt gemaakt worden van de procedure artikel 36.7 van de Verordening Ruimte. De Provincie heeft echter aangegeven dat voor een dergelijke marginale afwijking deze procedure te zwaar is. Daarom wil de gemeente gebruik maken van de afwijkingsregeling die is opgenomen in de Verordening onder artikel 3, 'Bevordering ruimtelijke kwaliteit'.
Artikel 3.3 geeft de mogelijkheid om af te wijken in verband met maatwerk. Volgens deze regeling kan een bestemmingsplan in een specifiek geval, vanwege bijzondere omstandigheden, een ondergeschikte afwijking bevatten van de maten zoals in de verordening genoemd, mits hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de doelstelling van de algemene regel.
In dit geval is de doelstelling van de algemene regel dat er geen grootschalige (al dan niet zelfstandige) detailhandel in het buitengebied wordt gevestigd.
De gemeente is van mening het voorliggend initiatief voldoet aan deze doelstelling en dus kan voor wat betreft het onderdeel detailhandel worden afgeweken van de gestelde maat in de Verordening Ruimte, om de volgende redenen:
- 1. Op het moment van het opstellen van het regulier bestemmingsplan Buitengebied was deze ontwikkeling onvoorzien. Vandaar dat automatisch de tot dan toe vigerende bestemming, te weten Bedrijven, is opgenomen. Hierbij was de aanduiding “nog nader te bepalen” opgenomen, wat inhield dat wanneer zich een bedrijf meldde, deze nog moest worden getoetst aan de criteria van het bestemmingsplan (maximale milieu categorie en dergelijke). Binnen deze bestemming is zelfstandige horeca en detailhandel niet toegestaan.
Omdat de gemeente van mening is dat alleen een bedrijfsvestiging de historische locatie niet tot zijn recht zou doen komen, heeft het college in principe ingestemd met de totaalvisie van de initiatiefnemer op deze locatie. Het is een ideale locatie om ook een publieksfunctie aan toe te kennen, zodat meer mensen kunnen genieten van de historische plaats. De bedrijfsbestemming zou hiermee tevens “verkleuren” naar de bestemming “Gemengd”, een bestemming meer passend bij de (woon)omgeving en de bijzondere locatie. Omdat dit in het huidige bestemmingsplan niet was voorzien, is gekozen voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, waarmee tegelijkertijd een planologische toetsing plaats kon vinden aan het nu vigerende beleid van Rijk, Provincie en gemeente; - 2. De detailhandel betreft een onderdeel van één totaalconcept op de locatie, waarbij de detailhandel tezamen met de (dag)horeca, de expositie- en workshopruimte en de groothandel voor een totaalbeleving zorgen voor de bezoeker. De totale omvang van de ontwikkeling komt de in de Verordening Ruimte gestelde 5.000m2 niet te boven. Detailhandel als functie in het buitengebied staat niet ter discussie. 200m2 is conform de Verordening Ruimte regulier toegestaan. De detailhandel is beoogd in een voormalige bedrijfshal. Door deze invulling wordt deze hal weer beleefbaar. Deze hal heeft een oppervlakte van 600m2. Het deels in gebruik nemen (200m2, zoals regulier toegestaan conform de verordening) van de hal zal echter de beleving van de ruimte teniet doen. Daarnaast leidt het aanwijzen van een deel van dit pand voor detailhandel tot een moeilijk te handhaven situatie; Tot slot wordt opgemerkt dat 600m2 detailhandel op een ontwikkeling van ongeveer 5.000m2 (gebouwen en buitenruimte exclusief perron) een ondergeschikt onderdeel is van het geheel. Omdat de uitvoering van het plan in handen is van 1 ondernemer en dit ook is vastgelegd in het bestemmingsplan, zal deze ontwikkeling niet leiden tot een grootschalige (zelfstandige) vorm van detailhandel in het buitengebied.
- 3. Het betreft detailhandel in niet-dagelijkse goederen, waarbij het goederen op het gebied van lifestyle betreft, in het duurdere segment (dit is ook vastgelegd in dit bestemmingsplan). Dit soort detailhandel heeft ook een andere aantrekkingskracht dan bijvoorbeeld een supermarkt of ambulante detailhandel zoals in de naastgelegen markthal, wat uitdrukkelijk niet de bedoeling is. In het bestemmingsplan wordt dit ook vastgelegd en wordt er een specifieke begripsbepaling voor opgenomen.
- 4. In de regionale Detailhandelsvisie West-Brabant (2014-2020) is de visie van de regio West-Brabant op detailhandelsontwikkelingen in de regio uiteen gezet. Hierin is opgenomen dat het Nederlandse deel van het centrum van Baarle niet tot nauwelijks leegstand kent. Daarnaast wordt gestreefd naar een gezond winkelaanbod en wordt gestuurd op kwaliteitsverbetering van het aanbod en het streven naar diversiteit en complementariteit, ook buiten de kern. Met de invulling van een deel van het oude stationscomplex met detailhandel in de categorie niet-dagelijkse goederen wordt recht gedaan aan dit beleid. Dit soort detailhandel heeft ook behoefte aan een ruimere uitstalling. Daarnaast is het wel zo dat er sprake is van een lagere aantrekkingskracht, die niet te vergelijken is met de aantrekkingskracht van een supermarkt of bijvoorbeeld de naastgelegen markthal.
Op de stationslocatie is regionaal gezien de invulling voorzien van maximaal 750m2 detailhandel in niet dagelijkse producten. De beoogde 600m2 detailhandel in lifestyle producten sluit hier naadloos bij aan. De locatie is inmiddels in het uitvoeringsprogramma van de Detailhandelsvisie als “hard plan” opgenomen; - 5. Door deze ontwikkeling wordt een deel van een bijzondere cultuur-historische locatie, het oude grensstationsgebied, weer zichtbaar gemaakt en wordt de verloedering van deze locatie gestopt. Twee oude loodsen die geen onderdeel uitmaakten van de oorspronkelijke bebouwing en een oud kantoor en opslag van de vorige eigenaar zijn afgebroken, waardoor de oorspronkelijke gebouwen en dan met name de goederenloods weer zijn oude uitstraling krijgt. De oorspronkelijke ramenverdeling is weer zichtbaar en de resterende stationsoverkapping met de ijzeren spanten is weer in ere hersteld. Voor het overige is er op de locatie geen overtollige bebouwing aanwezig, die in aanmerking komt voor sloop.
- 6. De gemeente Baarle-Nassau is aan het bekijken of er (onderdelen) van het voormalige grensstationscomplex een status kunnen krijgen als bijvoorbeeld cultuurhistorisch waardevol complex of zelfs als gemeentelijk monument. Te denken valt aan bijvoorbeeld weer zichtbaar maken van de contouren van het voormalige complex in het landschap of het behouden van de gietijzeren spanten van de stationsoverkapping of de originele spanten in de douaneloods, waaraan nog de katrollen hangen die gebruikt werden voor op-en overslag van goederen. Op die manier wordt zorg gedragen dat (belangrijke aspecten van) deze locatie voor de toekomst bewaard blijven.
- 7. Het Bels Lijntje vormt een belangrijke toeristisch-recreatieve fietsroute door onze gemeente, maar kent op dit moment weinig attracties en/of pleisterplaatsen. Door op deze aan het Bels Lijntje gelinkte locatie, historisch gezien, te voorzien in een pleisterplaats langs de fietsroute, wordt de locatie ook van belang vanuit toeristisch-recreatief oogpunt. Detailhandel vormt zoals gezegd hierbij een onderdeel van het gehele concept; de totaalbeleving op deze locatie. Het “up-graden” van het Bels lijntje is tevens speerpunt van het gemeentelijk coalitieprogramma 2014-2018. Onderhavig initiatief sluit hierbij aan.
- 8. Op deze locatie is ook bijzondere aandacht voor natuur en milieu. De gronden zijn opgeruimd en alle (illegaal) aanwezige puin en afval zijn afgevoerd. Daarnaast zijn in overleg met de ABC-milieugroep het perron en de gronden gelegen tussen het perron en het Bels Lijntje opgeschoond en opnieuw ingezaaid met bijen- en vlindermengsels. De locatie gaat een stapsteen vormen van het project “bijenlint”, gelegen tussen Tilburg en Turnhout. Door het verwijderen van hoge bossages en braamstruiken is het complex ook weer zichtbaar vanaf het fietspad Bels Lijntje. Aangetoond is dat in de oude bebouwing zich geen vleermuizen bevonden en dat hun foerageergebied door de ontwikkeling niet wordt aangetast.
- 9. Op basis van de Verordening Ruimte is het plangebied aangewezen als 'gemengd landelijk gebied'. Het plangebied ligt in een gebied waar diverse functies voorkomen; aan de oostzijde ligt een bebouwingsconcentratie, aan de noordzijde ligt een zondagsmarkt en aan de westzijde een natuurgebied. Aan de zuidkant gaat de bebouwing over in het dorp Weelde-Statie dat net over de grens in België ligt. Het plangebied zelf was voorheen in gebruik als (groot)handelshuis. Het gebied en de directe omgeving hebben geen agrarische functie.
Het vaststellen van het bestemmingsplan Grensweg 32 sluit aan bij het (gemeentelijk) beleid zoals dat gevoerd is voor dit gebied; er wordt invulling gegeven aan het aantrekkelijker maken van de gemeente voor toerisme en recreatie. Bovendien leidt de ontwikkeling tot herstel en behoud van aanwezige cultuurhistorische waarden. Bebouwing die afbreuk deed aan de locatie is inmiddels gesloopt. Gezien het feit dat er geen agrarische functies in de directe omgeving zijn, wordt hier ook geen afbreuk aan gedaan. - 10. Zorgplicht Ruimtelijke Kwaliteit. De ontwikkeling geeft tevens invulling aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik omdat de ontwikkeling plaatsvindt binnen een bestaand bouwperceel en binnen bestaande bebouwing. Niet-historische bebouwing die afbreuk deed aan het complex is inmiddels gesloopt. Hierdoor wordt een historische context hersteld. Dit is geborgd in dit bestemmingsplan.
Bovendien beoogt de ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en omgeving te verbeteren. De ontwikkeling richt zich specifiek op het herstel en verbetering van de aanwezige cultuurhistorische waarden, waarvan in deze toelichting een verantwoording is opgenomen. In de toelichting is verder een verantwoording opgenomen van de wijze waarop omgegaan is met de overige waarden, de inpassing in de bestaande omgeving en de afwikkeling van het verkeer. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. De provincie heeft overigens bij het vooroverleg aangegeven dat het bestemmingsplan op dit punt voldoet. - 11. Tot slot wordt opgemerkt dat de gronden en gebouwen van het historische complex en het goederenperron weer in handen van één eigenaar zijn. Het gehele concept en alle daarvoor benodigde vergunningen worden ook op zijn naam aangevraagd en uitgegeven. Dit zorgt ervoor dat er zoals ook in de Verordening vereist, ten hoogste één bedrijf op de locatie aanwezig is. Dit wordt ook geborgd in het bestemmingsplan.
7.14 Afwijkende regels voor horeca en maatschappelijke voorzieningen
Op basis van dit artikel gelden afwijkende regels voor horeca en maatschappelijke voorzieningen. Daarbij gelden als voorwaarden dat de omvang van het bouwperceel van de beoogde ontwikkeling maximaal 1,5 ha bedraagt. De omvang van het plangebied is kleiner (7.000 m2). Daarom past de horeca van maximaal 175 m2 binnen dit beleid.
Toetsing
Gesteld kan worden dat de overige functies die nog niet mogelijk zijn ook binnen dit lid passen. In de begripsbepaling van de verordening worden maatschappelijke voorzieningen benoemd als 'educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen'. Het beoogde gebruik, zoals expositieruimte en workshopruimte, past hierbinnen. Bovendien kan worden gesteld dat deze functies samen met de horeca tot één concept horen. In dit bestemmingsplan wordt vanwege de externe effecten een onderscheid gemaakt tussen horeca en de overige voorzieningen. Gesteld kan worden dat de ontwikkeling past binnen het provinciale beleid.
Inpassing en kwaliteitsverbetering
De ontwikkeling leidt tot een kwaliteitsverbetering van de locatie. Het terugbrengen van het stationsverleden staat centraal in deze ontwikkeling. In plaats van een achterkantsituatie met een onderkomen uitstraling krijgt de plek een uitstraling waarin een bijzonder deel van de geschiedenis van de Brabantse grensregio terugkrijgt.
Het plangebied ligt ook landschappelijk op een bijzondere plek. Door de ontwikkeling vervalt de mogelijkheid voor het uitvoeren van bedrijfsactiviteiten. Dat betekent ook dat de oppervlakte aan bebouwing af zal nemen. Hierdoor komt er een geleidelijker overgang van de bestaande bebouwing naar het open buitengebied. Omdat er bovendien geen opslag meer plaats zal vinden zal sprake zijn van een landschappelijke verbetering.
De nieuwe functies passen beter bij de bijzondere locatie. De functies maken het mogelijk voor bezoekers om het spoorverleden van de plek te beleven. Ook sluiten de functies beter aan op het omliggend woongebied dan de bedrijfsmogelijkheden die het bestemmingsplan nu biedt.
Er zal kortom een landschappelijke kwaliteitsverbetering plaatsvinden. Met dit (gedetailleerde) bestemmingsplan wordt deze kwaliteit ook planologisch geborgd.
Herstelbesluit
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geconstateerd dat de ophoging van 200 m2 naar 600 m2detailhandel in strijd is met de Verordening ruimte. Als gevolg hiervan wordt de in de planregeling opgenomen maximum oppervlakte voor detailhandel teruggebracht naar 200 m2. Hiermee past de detailhandelsoppervlakte binnen de Verordening Ruimte.
Detailhandelsvisie West-Brabant 2014 - 2020
In de detailhandelsvisie West-Brabant 2014 - 2020 - Naar een meer intensieve regionale samenwerking-, wordt de visie van de Regio West-Brabant op detailhandelsontwikkelingen in de regio uiteengezet. Op basis van actuele cijfers, ontwikkelingen in vraag en aanbod en de trends en ontwikkelingen is een beeld geschetst van de huidige en na te streven detailhandelsstructuur in de regio West-Brabant. Doel van het regionaal beleid ten aanzien van detailhandel is het bijdragen aan het tot stand brengen van een evenwichtig en duurzaam detailhandelsapparaat in West-Brabant, waarbij rekening gehouden wordt met de aanwezige marktverhoudingen en ontwikkelingen, en gestreefd wordt naar een maatschappelijk verantwoorde, samenhangende en op elk niveau van de voorzieningenhiërarchie gezonde winkelstructuur.
Daartoe wordt onder andere ingezet op kwaliteitsverbetering van het aanbod en het streven naar diversiteit en complementariteit.
In het kader van deze visie is ook geïnventariseerd welke plannen binnen gemeenten spelen. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen 'harde' en 'zachte' plannen. Voor de gemeente Baarle-Nassau is de invulling van een gemeentelijk monument met 750 m2 bvo in niet dagelijks als zacht plan opgenomen. Het bestemmingsplan is een uitwerking van deze visie, met dien verstande dat er slechts 600 m2 detailhandel wordt mogelijk gemaakt.
Herstelbesluit
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geconstateerd dat de ophoging van 200 m2 naar 600 m2detailhandel in strijd is met de Provinciale Verordening ruimte. Als gevolg hiervan wordt de in de planregeling opgenomen maximum oppervlakte voor detailhandel teruggebracht naar 200 m2.
4.3 Gemeentelijk Beleid
Nota van Uitgangspunten Structuurvisie (2013)
De gemeente Baarle-Nassau heeft nog geen structuurvisie. Wel is in samenwerking met de gemeente Baarle-Hertog in 2002 het Ruimtelijk Economisch Kaderplan (REK) opgesteld. De gemeente Baarle Nassau is bezig met de voorbereidingen van haar structuurvisie. Ter voorbereiding hierop is een Nota van Uitgangspunten opgesteld. In deze nota is een inventarisatie van bestaand beleid opgenomen. Het Bels Lijntje is in diverse stukken specifiek benoemd en gewaardeerd.
In deze Nota wordt specifiek aandacht besteed aan recreatie. Het aantrekkelijke buitengebied wordt gezien als een kans voor toerisme en recreatie. Daarbij speelt wel de vraag wat de draagkracht van natuur en landschap is voor recreatie. In de nota is ook een aantal projecten benoemd. De ontwikkeling van het gebied rondom het voormalige station Baarle-Nassau Grens wordt daarin specifiek benoemd. Het e.e.a. zal verder uitgewerkt worden in de structuurvisie.
Collegeprogramma 2014-2018
Deze uitgangspunten worden ondersteund door het collegeprogramma 2014-2018 'Met nieuw elan'. In dit programma wordt ingezet op versterking van de positie van de vrijetijdseconomie in Baarle-Nassau. Specifiek wordt in dit programma gesproken over het Bels Lijntje. Dit is als recreatieve fietsroute en gelijktijdig als landschappelijke en ecologische corridor een groot succes. Het college wil dit succes koesteren en waar mogelijk nog aantrekkelijker en veiliger maken.
Het collegeprogramma nodigt uit om te komen met ideeën en voorstellen om het unieke karakter van de enclavesituatie te behouden en te versterken. Ook dit zal uitgewerkt worden in de Structuurvisie.
Het initiatief sluit aan bij de beleidslijnen die hun weerslag zullen krijgen in de structuurvisie. Het betreft een relatief kleine ontwikkeling die echter een grote positieve bijdrage zal leveren aan het toeristisch product van de gemeente Baarle-Nassau. Bovendien wordt het unieke grenskarakter van de gemeente hiermee versterkt. Het plan past daarmee binnen het (toekomstige) gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het initiatief getoetst aan de sectorale aspecten. Doel is om aan te tonen dat er in het milieuspoor geen belemmeringen bestaan tegen de ontwikkeling.
5.2 Water
Waterbeheer en watertoets
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW)
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
- Waterwet
Provinciaal
- Provinciaal Waterplan 2010-2015
Waterschapsbeleid
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits en - kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.
Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2010-2015, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie.
Het waterschap heeft in een toetsingskader RO “De ruimte blauw geordend” aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009'.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen aan de Grensweg 32 in Baarle Nassau en bestaat in de huidige situatie uit oude bedrijfspanden behorende bij een voormalig stationscomplex.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zwaklemig fijn zand Er is sprake van grondwater trap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert van 0,4 tot 0,8 meter onder maaiveld, en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 1,2 meter onder maaiveld is gelegen.
Waterkwantiteit
In de directe omgeving is geen sprake van oppervlaktewater.
Veiligheid en waterkeringen
In de directe omgeving is eveneens geen sprake van een waterkering. Het plangebied is dan ook niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op het gemeentelijk rioleringssysteem.
Toekomstige situatie
Algemeen
De ontwikkeling betreft een functiewijziging. Het gehele plangebied is in de huidige situatie reeds verhard en daardoor is er geen sprake van de toename in verharding ten opzichte van de huidige situatie. Watercompenserende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
5.3 Wegverkeerslawaai
Toetsingskader
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven- bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van een binnen- of buitenstedelijke ligging.
De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied wordt een herontwikkeling van bestaande bebouwing mogelijk gemaakt. (Bedrijfs)woningen zijn op basis van de Wet geluidhinder wel geluidgevoelig maar zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan ook al mogelijk. Op de omliggende wegen geldt een 60 km/h-regime. Het pand ligt echter op voldoende afstand van deze weg en is bovendien afgeschermd door de bebouwing langs deze wegen. Het aspect 'wegverkeerslawaai' vormt daarmee geen belemmering voor deze ontwikkeling.
Herstelbesluit
Tijdens de beroepsprocedure is akoestisch onderzoek verricht. Daaruit is gebleken dat sprake is van een toename van de geluidsbelasting voor de woningen aan de Grensweg van 4 dB als gevolg van toename van verkeer door de toevoeging van functies ter plaatse van Grensweg 32. Als wordt gekozen voor het invoeren van een maximum snelheid op de Grensweg van 50 km/uur, dan treedt een toename van de geluidsbelasting met 2 dB toe. Bij een snelheidsregime van 30 km/uur neemt de geluidsbelasting, ten opzichte van de bestaande situatie, met 2 dB af. Dan heeft de ontwikkeling in samenhang met de verkeersmaatregel een positief effect op het woon- en leefklimaat van de omwonenden.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft als opdracht gegeven dat een nieuw besluit moet worden genomen omtrent het treffen van (verkees)maatregelen. Het college van burgemeester en wethouders zal voor de Grensweg een verkeersbesluit nemen en als maximum snelheid 30 km/uur kiezen en treedt in overleg met omwonenden over de concrete inrichting en eventueel te nemen snelheidsremmende maatregelen.
5.4 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.
Onderzoek
Hetproject betreft de herontwikkeling van bestaande bebouwing. De verkeersgeneratie is in paragraaf 3.5 berekend. Op basis van de NIBM-tool is de bijdrage aan de kwaliteit van de lucht berekend (zie onder)). Hieruit blijkt dat de toename onder de normen blijft. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering.
5.5 Archeologie En Cultuurhistorie
5.5.1 Archeologie
Toetsingskader
Wet archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Onderzoek en conclusie
Op 5 september 2012 heeft de gemeenteraad van Baarle-Nassau een Archeologieverordening vast gesteld. Volgens de bijbehorende beleidskaart is het gebied aangewezen als Historische kern - randzone. Voor deze gebieden geldt dat voor ontwikkelingen groter dan 500 m2 en die dieper reiken dan 40 cm –mv archeologisch onderzoek verplicht is. Het voorliggende plan heeft betrekking op de herontwikkeling van bestaande bebouwing. Er vinden geen grondroerende activiteiten plaats. Het aspect archeologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Om eventuele archeologische vondsten voor de toekomst te beschermen wordt in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie' opgenomen.
![]() |
![]() |
figuur 5.1. uitsnede Archeologieverordening
5.5.2 Cultuurhistorie
Toetsingskader
Het Bro schrijft voor dat het aspect cultuurhistorie bij het vaststellen van bestemmingsplannen meegewogen moet worden.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied en omgeving behoren tot een cultuurhistorisch waardevol gebied. Hier lag ooit het station Baarle-Nassau Grens. Rond het plangebied zijn nog een groot aantal relicten van dit station aanwezig. Dit betreft gebouwen en landschappelijke elementen.
Omgeving plangebied
Bebouwing
De voormalige dienstwoningen aan de Grensweg en de Grens zijn aangewezen als rijksmonument. Daarbij is overwogen dat 'deze van architectuurhistorisch belang zijn wegens de stijl en detaillering en wegens de plaats die ze innemen in het oeuvre van de architect G.W. van Heukelom (die ook het station ontwierp). Ze hebben ensemblewaarde wegens de situering, verbonden met de ontwikkeling van de streek. Ze zijn gaaf bewaard gebleven en het laatste relict van een belangrijke historische ruimtelijke en infrastructurele ontwikkeling.'
Landschap
In het landschap zijn de contouren van het stationscomplex nog duidelijk zichtbaar in de perceelsbegrenzingen. Bijzondere objecten, zoals de perrons en de locatie van de voormalige draaicirkel, zijn ook nog aanwezig. Op dit moment zijn deze objecten door de aanwezige beplanting niet altijd even goed waarneembaar.
figuur 5.2. luchtfoto plangebied (bron: Google maps)
Plangebied
Binnen het plangebied zijn twee objecten aanwezig die het van belang zijn in het verhaal van het station: het voormalige goederenperron en de voormalige goederenloods. Deze objecten hebben geen status als rijks- of gemeentelijk monument.
De goederenloods is het enige resterende gebouw dat concreet onderdeel heeft uitgemaakt van de stationsactiviteiten. Het herinnert daarmee, net als de woningen en de perrons, aan deze belangrijke historische ruimtelijke en infrastructurele ontwikkeling. De ontwikkelingen in dit gebied doen echter geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarden. Sterker nog, deze hebben juist tot doel de cultuurhistorische context waar mogelijk te herstellen en de waarden duurzaam te beschermen. Daarvoor worden een aantal bouwdelen gesloopt. Deze delen, die later toegevoegd zijn, hebben geen historische status en verstoren de context.
Dit bestemmingsplan maakt de transformatie die hiervoor nodig is mogelijk. De te amoveren delen worden daarbij niet meer bestemd. Hiermee wordt de cultuurhistorisch waardevolle situatie planologisch geborgd.
Omdat de goederenloods geen bescherming op basis van de monumentenwet heeft, krijgt deze in dit bestemmingsplan de aanduiding karakteristiek. Hieraan is een beschermende regeling verbonden. Verder worden bestaande bouwvolumes planologisch vastgelegd.
Conclusie
Dit bestemmingsplan leidt niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden. Integendeel, de ontwikkeling ziet juist op de bescherming van de aanwezige waarden. Daarmee vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor deze ontwikkeling.
Herstelbesluit
In de beroepsprocedure is gebleken dat de regeling voor het behoud van karakteristieke bebouwing een toevoeging nodig is. In de regeling wordt door middel van het herstelbesluit een aanvulling opgenomen, zodat naast de gebouwen ook de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als te behouden bouwwerken zijn beschermd. Hierop wordt artikel 11.2 aangevuld.
5.6 Bedrijven En Milieuhinder
Toetsingskader
Bij de ontwikkeling van woningen dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder als gevolg van (bedrijfs)activiteiten. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de herontwikkeling van bestaande bebouwing. Naast detailhandel worden functies als horeca, expositieruimten en workshopruimten toegevoegd. De horeca wordt gemaximaliseerd tot categorie 1b (op basis van de Staat van horeca-activiteiten), zie bijlage Bijlage 1. Daarnaast wordt de oppervlakte gemaximaliseerd tot 175 m2. Met deze beperkingen is zware overlastveroorzakende horeca (zoals een discotheek) planologisch uitgesloten. Een lichte vorm van horeca is passend in het gebied en verhoudt zich goed met gevoelige functies zoals wonen.
De omgeving van het plangebied kan worden getypeerd als een rustige woonwijk. Voor de beoogde detailhandel geldt een richtafstand van 30 m tot een rustige woonwijk. Voor workshop en expositieruimten geldt een richtafstand van 10 m. De afstand van deze functies tot de bestaande woningen bedraagt meer dan 50 meter. Daartussen liggen de tuinen van de woningen. Bovendien wordt een strook groen aangelegd. Deze is planologisch geborgd. Hiermee wordt voldaan aan de genoemde richtafstand en is sprake van een zorgvuldige inpassing.
Het akoestisch onderzoek dat in het kader van de beroepsprocedure is verricht is opgenomen in Bijlage5.
Conclusie
Met dit bestemmingsplan worden de mogelijkheden om in het gebied bedrijfsactiviteiten uit te oefenen, beëindigd. Daarvoor in de plaats komen functies die beter aansluit bij het omliggend woongebied. Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
5.7 Bodem
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
Het bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging, inzicht in de bodemkwaliteit ter plaatse is daarmee noodzakelijk. In 1996 heeft een bodemonderzoek plaatsgevonden ( Bijlage 1). In het gebied waren destijds ondergrondse HBO-tanks aanwezig. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het terrein als onverdacht kan worden aangemerkt. Een uitzondering vormt de puinhoudende bovengrond die plaatselijk sintels, slakken en kolengruis bevat. Tevens heeft een sanering van de aanwezige tanks plaatsgevonden (Bijlage 2).
In principe zijn de bodemonderzoeken verouderd. Gezien het feit dat er in het plangebied weinig ontwikkelingen plaatsgevonden hebben, ligt het niet in de lijn der verwachting dat de bodemkwaliteit verslechterd is. Wel zal in het kader van omgevingsvergunningen een actueel bodemonderzoek overlegd moeten worden.
5.8 Ecologie
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit enkele leegstaande gebouwen op een voormalig stationsemplacement. Ten westen loopt het fietspad Bels Lijntje met aangrenzend bos- en agrarisch gebied.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet in renovatie van een deel van de gebouwen en gebruik van deze gebouwen door middel van een horecafunctie inclusief terras, detailhandel, expositieruimte en een bedrijfswoning.
Beleid en Normstelling
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Noord-Brabant in de provinciale verordening Ruimte en het Natuurbeheerplan nader uitgewerkt.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
- 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
- Natura 2000
Het plangebied vormt geen onderdeel van Natura 2000 en is gelegen op minimaal 10 km van het dichtstbijzijnde Nederlandse Natura 2000-gebied Regte Heide & Riels Laag. Vanwege deze grote afstand en de relatief kleinschalige ingreep zal er geen sprake zijn van enig negatief effect op dit Natura 2000-gebied.
Aan de oostzijde liggen op circa 150 meter afstand op Vlaams grondgebied de Natura 2000-gebieden Vennen, heiden en moerassen rond Turnhout en Arendonk, Merksplas, Oud-Turnhout, Ravels en Turnhout (zie figuur 5.3). De kwalificerende habitats en soorten zijn weergegeven in tabel 5.1.
Gezien de relatief korte afstand tot dit Natura 2000-gebied zijn negatieve effecten op de kwalificerende soorten en habitats niet op voorhand uitgesloten. Deze mogelijke effecten worden daarom hieronder getoetst. Deze effectbeschrijving geldt als voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet.
Toetsing
Gezien de afstand van 150 meter tot het Natura 2000-gebied zijn effecten als areaalverlies of versnippering binnen Natura 2000 niet aan de orde. Het plan leidt ook niet tot veranderingen in de waterhuishouding, ter plaatse of binnen Natura 2000.
Figuur 5.3: Ligging plangebied (paarse cirkel) t.o.v. Natura 2000
- Vermesting en verzuring
De verkeersproductie wordt geraamd op maximaal 200 mvt/etm. in het recreatieseizoen. Waarschijnlijk is deze productie lager omdat veel bezoekers op de fiets zullen komen. De verkeersproductie verspreid zich over verschillende wegen. Alleen het verkeer in zuidelijke richting passeert daarbij vermestings-/verzuringsgevoelige habitats op een afstand van minimaal 500 meter. De daaruit resulterende stikstofdepositie bedraagt hoogstens enkele honderdsten van een mol/ha/jr.
Het beïnvloedde habitat betreft H6230 Heischrale graslanden (bron: AERIUS) met een kritische depositie van 857 mol/ha/jr (bron: Dobben, H.F. van (2012): 'Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en Natura 2000-gebieden' Alterra-rapport 2397). Een depositietoename van 0,05 mol/ha/jr bedraagt dan 0,005% van de kritische depositie van dit habitat.
Voor stikstofdepositie vanuit wegverkeer zijn in België nog geen normen beschikbaar. Voor landbouwdieren wel, namelijk in het Richtlijnenboek Landbouwdieren (Willems et al., 2011). Aangenomen wordt dat deze normen ook op stikstof vanuit verkeer kunnen worden gehanteerd, aangezien immers niet de bron relevant is, maar de gevolgen. Wanneer volgens het Richtlijnenboek sprake is van een toename in de depositie van minder dan 3 % van de kritische last of de streefwaarde is er geen of een verwaarloosbaar effect. De extra depositie als gevolg van de functieveranderingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, is dus eveneens verwaarloosbaar klein.
- Verstoring
Verstoring van natuurwaarden door (horeca)lawaai is een veelbesproken maar vrijwel altijd zwaar overschat effect. Zo heeft recent veldonderzoek aangetoond dat zelfs lawaaisporten en openlucht-popconcerten geen enkel effect hebben op rustende of broedende vogels. Men leze o.a.:
- Effecten van dancefestival Amsterdam Open Air op broedvogels Bureau Waardenburg-rapport 12-115 (Krijgsveld, K. e.a., 2012);
- Verstoring door muziekfestivals Wijthmenerplas bij Zwolle (TAUW, 2012).
Ter plaatse van de locatie van de beide festivals en directe omgeving zijn vooraf gedetailleerde gegevens verzameld van broedvogels. Het Amsterdamse Open Air Dance festival duurde twee dagen met versterkte muziek tot 23.00 uur en trok op beide dagen gemiddeld 14.000 bezoekers. De bij het Amsterdam festival gemeten hoge geluidsniveaus (tot 98 dB(A)) ter plaatse van vogelnesten tijdens het broedseizoen hebben niet geleid tot verstoring van broedgevallen, zelfs niet bij de vermeend geluidsgevoelige ransuilen die naast het podium bleven zitten.
Bij het festival in Zwolle is voor een aantal nesten bepaald welke geluidsbelasting te verwachten is ter plaatse van de nesten. De karakteristieken van het tijdens de festivals geproduceerde geluid is vervolgens vergeleken met het geluid waarmee de vogels zelf communiceren. Daarbij is zowel het volume als de frequentiesamenstelling van het geluid onderzocht. Voor de prognose van de effecten is het achtergrondniveau in de omgeving per frequentie berekend aan de hand van empirische gegevens en geluidsmetingen in een gebied met vergelijkbare gebruiksfuncties (blauwe lijn in figuur 3). Met informatie over het type muziek, aantal luidsprekers, bronvermogen van de luidsprekers, het gewenste muziekniveau op de dansgedeelten en het aantal bezoekers is met een rekenmodel het geluidsniveau per frequentie berekend dat tijdens het festival zal optreden ter plaatse van een buizerdnest. Dit geluidsniveau is in figuur 5.4 weergegeven met de gele lijn. Duidelijk is te zien dat dit geluid het hardst is in de lage frequenties, met een maximum van 104 dB SPA bij een frequentie van 31 Hz.
Het paarse gebied geeft het frequentiegebied waarbinnen de buizerd (waarvan drie nesten rondom het terrein werden aangetroffen) communiceert. Het betreft het frequentiegebied tussen 1.500 en 7.000 Hz. Uit deze grafiek blijkt dat het verschil in geluidsniveau (zonder en met concert) in het frequentiegebied dat voor de buizerd hoorbaar is, zeer gering is. Er is in het veld dan ook geen verstoring van de drie buizerdnesten geconstateerd.
Figuur 5.4 Het geluidsniveau bij een buizerdnest met en zonder muziekgeluid, met in paars het frequentiegebied waarin de buizerd geluid kan horen.
Voor andere vogelsoorten verschuift de ligging van de paarse kolom binnen de grafiek enigszins en afhankelijk van de ligging van bewoonde nesten ten opzichte van de geluidsbron verschuiven ook de blauwe en gele lijn in geringe mate, maar het beeld is hetzelfde als bij de buizerd. In het frequentiegebied waar vogels kunnen horen is het verschil met het achtergrondgeluid gering. Voor vleermuizen geldt dit nog sterker; het frequentiebereik ligt voor deze soortgroep tussen de 25.000 en 120.000 Hertz en daarmee zelfs ruim aan de rechterzijde van de grafiek. Zo verblijven verschillende vleermuissoorten bij voorkeur in spouwmuren van woningen. In vrijwel elke woning wordt wel eens versterkt geluid afgespeeld maar in de spouwmuur dringen slechts de lage tonen door die voor vleermuizen onhoorbaar zijn.
Een situatie als in figuur 5.4 zal door mensen echter worden ervaren als zeer luidruchtig en hinderlijk vanwege de harde lage tonen; het menselijk gehoor is immers in staat om frequenties van 20 Hertz tot 20 kHz waar te nemen, dus over de hele bandbreedte van de grafiek en nog iets daarbuiten. Vogels en vleermuizen hebben echter een (sterk) afwijkende geluidservaring. Het projecteren van menselijke ergernis inzake geluidsoverlast op natuur mist dus elke inhoudelijke basis.
Voor het voorliggende bestemmingsplan betekent dit concreet dat eventuele ecologische verstoringseffecten door de beoogde horeca verwaarloosbaar klein zullen zijn. De geluidsniveaus, bezoekersaantallen maar ook lichteffecten die bij voornoemde openluchtconcerten zijn opgetreden zullen in en rond het plangebied bij lange na niet gehaald worden. De verstoringseffecten op het nabijgelegen Natura 2000-gebied zijn daarom nihil. De Natuurbeschermingswet staat derhalve de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Tabel 5.1: kwalificerende habitats en soorten Vennen, heiden en moerassen rond Turnhout en Arendonk, Merksplas, Oud-Turnhout, Ravels en Turnhout
- EHS
Het plangebied grenst aan de EHS; zie onderstaande figuur. De effecten zijn identiek aan die zoals beschreven ten aanzien van Natura 2000; areaalverlies, versnippering, verdroging etc. zijn niet aan de orde. Ook verstoring van de directe omgeving zal verwaarloosbaar klein zijn op grond van de hiervoor beschreven argumenten. Indien zelfs grootschalige openluchtconcerten niet leiden tot verstoringseffecten dan zal dit zeker ook gelden voor een kleine horecagelegenheid.
Figuur 5.5: Ligging plangebied (paarse cirkel) t.o.v. de Ecologische Hoofdstructuur
Soortenbescherming
Het plangebied bestaat grotendeels uit verhard en bebouwd terrein. Beschermde plantensoorten zijn hier afwezig. In en rond het gebouw zijn naar verwachting algemene vogelsoorten als spreeuw, witte kwikstaart en huismus aanwezig. Nesten van de huismus zijn jaarrond beschermd. Om strijdigheid met de Flora- en faunawet op voorhand te voorkomen zal de bouwwerkzaamheden daarom buiten het broedseizoen moeten worden opgestart.
In en aan het gebouw zullen eenvoudige nieuwe nestvoorzieningen voor huismussen moeten worden aangebracht. De vogels kunnen dan na de renovatie het gebouw opnieuw als nestplaats benutten.
In juli/augustus 2014 is het plangebied onderzocht op de aanwezigheid van vleermuizen. Het onderzoeksrapport is als bijlage 3 opgenomen bij dit bestemmingsplan. In en rond het gebouw zijn bij dit onderzoek geen aanwijzingen gevonden voor gebruik van het gebouw als vleermuisverblijfplaats. Langs het fietspad werden wel meermalen foeragerende laatvliegers en gewone dwergvleermuizen waargenomen.
De toekomstige recreatieve functie van het gebouw zal niet leiden tot verstoring van de aanwezige vleermuizen rondom het plangebied. Vleermuizen zijn vaak algemeen in vergelijkbare bebouwde omgevingen met veel groen. Zoals hiervoor reeds onderbouwd zijn vleermuizen ook niet gevoelig voor de geluidsproductie van dergelijke recreatieve functies.
Vleermuizen zijn relatief gevoelig voor licht. In de huidige situatie ontbreken lichtbronnen grotendeels in en rond het plangebied In de nieuwe situatie zal sprake zijn van enige straat- en gebouwverlichting uit het oogpunt van veiligheid. De ecologische verstoringseffecten hiervan worden als zeer gering ingeschat. Rond het gebouw zijn in 2014 drie soorten vleermuizen aangetroffen waarvan twee soorten (gewone dwergvleermuis en laatvlieger) veel voorkomen in stedelijk gebied en daar vaak jagen rond lichtbronnen waar veel insecten op afkomen. De watervleermuis, die met een exemplaar is aangetroffen, is gevoeliger voor licht maar de foerageerlocatie (de vijver aan de oostzijde) zal slechts weinig worden beïnvloed door de nieuwe lichtbronnen aan de westzijde van het gebouw.
Hoe dan ook is terughoudendheid met nieuwe lichtbronnen gewenst; donkerte is immers een bijzondere omgevingskwaliteit. Daarom zal gebruik gemaakt moeten worden van speciale armaturen die alleen naar beneden schijnen en alleen op locaties waar dat vanuit veiligheidsoogpunt gewenst en/of noodzakelijk is.
In overleg met de milieugroep en de gemeente is de groenstrook van ca. 2.500 m2 tussen het goederenperron en het fietspad door de initiatiefnemer de afgelopen tijd omgevormd tot een bloemrijke strook, specifiek voor bijen en vlinders. Dit past in het project 'Bijenlint Bels lijntje'. Deze insectenrijke strook is ook waardevol als foerageergebied voor vleermuizen.
Indien de hiervoor genoemde maatregelen worden genomen zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.
5.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek en conclusie
Op basis van de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven of inrichtingen zijn. Ook is er geen infrastructuur waarover of waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Nader onderzoek alsmede een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk. Het aspect Externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling.
5.10 Vormvrije Mer-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r..
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader waarbinnen gebied de beoogde ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische regeling die hieraan ten grondslag ligt.
6.2 Opzet Regels En Verbeelding
Wettelijke vereisten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Verbeelding (plankaart)
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
De in het plan voorkomende bestemmingen bestaan ofwel uit één vlak: een bestemmingsvlak, ofwel uit twee vlakken: een bestemmingsvlak én een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeduid waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de verbeelding is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Opbouw planregels
De regels van het plan bestaan uit de volgende onderdelen:
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregel.
6.3 Inleidende Regels
Begrippen
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
6.4 Bestemmingsregels
Voor het plangebied gelden de volgende bestemmingen:
Gemengd
De bebouwing en het omliggende gebied hebben de bestemming Gemengd. Daarbinnen zijn een groot aantal algemene functies mogelijk.
In alle gebouwen zijn (conform het vigerende bestemmingsplan) groothandelsactiviteiten mogelijk. De functies 'horeca' en 'detailhandel', die de meeste uitstralingseffecten hebben, zijn specifiek per gebouw vastgelegd en gemaximaliseerd in oppervlakte en in het geval van horeca ook in soort. Bovendien is ambulante detailhandel uitdrukkelijk uitgesloten. Hiermee wordt voorkomen dat de activiteiten te grootschalig kunnen worden. Verder is om de bestaande bebouwing een bouwvlak getrokken; hiermee wordt de nieuwe opzet van het bestaande complex planologisch vastgelegd.
Omdat de goederenloods niet is aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument is op dit pand de aanduiding 'karakteristiek' gelegd. Met de hieraan gekoppelde regeling (zie 11.2) wordt met dit bestemmingsplan voorzien in een beschermende regeling.
Herstelbesluit
In het herstelbesluit is op de verbeelding de situering van detailhandel en horeca nader afgebakend. De oppervlaktemaat voor detailhandel is teruggebracht naar 200 m2. Bepaald is dat horeca door een aparte ingang en door middel van een muur of wand als zodanig fysiek moeten worden afgescheiden. voor detailhandel is bepaald dat deze door de inrichting als zodanig onderscheidend dient te zijn. Aan de regeling is een parkeerregeling toegevoegd voor bouwen en gebruik in de vorm van een voorwaardelijke verplichting. Hiermee wordt invulling gegeven aan de opdracht van de Afdeling bestuursrechtspraak zoals opgenomen in de tussenuitspraak. In deze regeling is opgenomen, dat parkeren binnen het bestemmingsvlak gerealiseerd dient te worden.
In de Staat van Horeca-activiteiten zijn de activiteiten hotel, hotel-restaurant en pension komen te vervallen.
Groen
De bestemming groen is opgenomen voor de strook tussen het plangebied en de bestaande woningen. Hiermee wordt planologisch geborgd dat sprake is van een groene afscheiding.
Verkeer - Verblijfsgebied
Het perron dat grenst aan het complex krijgt de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Hiermee wordt aangesloten op de vigerende bestemming. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen mogelijk.
Herstelbesluit
In deze bestemming is ook gebruik toegestaan behorende bij de gemengde bestemming van de gebouwen. Hiertoe behoort een terras. In het herstelbesluit is opgenomen dat één terras is toegestaan met een maximum oppervlakte van 175 m2. Hiervoor is een gebied aangewezen nabij de horecafunctie in het aangrenzende gebouw. Voorts is toegevoegd dat gasten alleen tijdens de dag- en avondperiode, tussen 07.00 uur en 23.00 uur, zijn toegestaan. Het tijdstip van 23:00 uur is tevens opgenomen in het recent vastgestelde bestemmingsplan Boschoven 6. Aangezien het wenselijk is om een consistent beleid te voeren ten aanzien van horecagelegenheden in het buitengebied wordt bij dit tijdstip aangesloten. In de nieuwe APV, die in mei ter besluitvorming aan de raad wordt aangeboden, wordt de relatie met het bestemmingsplan gelegd om de handhaafbaarheid van de openingstijden bij horeca te verbeteren. Ook wordt aangesloten bij de tijdsvakindeling in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Daarin staan voor de gekozen tijdsperiodes afzonderlijke normen. Deze normen zijn mede gericht op het voorkomen van overmatige overlast voor de omgeving. Vandaar dat het gepast is bij die tijdsindeling aan te sluiten.
De aanwezige overkapping is op de verbeelding als zodanig aangeduid. Hiervoor is een specifieke
bepaling met een hoogteregeling opgenomen.
Verder is het gebruik van deze gronden als parkeervoorziening uitgesloten in de specifieke gebruiksregels.
Waarde - Archeologie
Op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid geldt voor het plangebied een archeologische waarde. Deze waarde is verwerkt in de dubbelbestemming. Daarmee wordt voorkomen dat bij toekomstige bodemingrepen archeologische waarden verloren kunnen gaan.
6.5 Algemene Regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels is de maatvoering van onderkeldering van gebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, opgenomen.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt genoemd welk gebruik van de gronden in ieder geval valt onder strijdig gebruik. Het gaat hierbij om onder andere het gebruik van de gronden ten behoeve van stort- of opslagplaats van goederen.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan afgeweken kan worden. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Algemene wijzigingsregels
Dit artikel geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de verwijdering van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'.
Overige regels
Werking wettelijke regelingen
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van de bestemmingsplanregels. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
Herstelbesluit
Voor het behoud van gebouwen is de aanduiding 'karakteristiek' opgenomen. Die aanduiding is op de verbeelding ook opgenomen voor het perron. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is geconstateerd dat het perron niet als zodanig wordt beschermd, omdat in de regeling alleen gebouwen zijn genoemd. Het herstelbesluit voorziet in toevoeging van 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde', zodat ook het perron onder de beschermende regeling valt.
6.6 Overgangs- En Slotregel
In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.
6.7 Handhaafbaarheid
Het bestemmingsplan is het juridisch instrument om te bepalen welke ruimte voor welke bouw- en gebruiksactiviteiten mag worden aangewend. In dit bestemmingsplan zijn regels gesteld, waarbij het bestaande gebruik niet kan worden voortgezet omdat sprake is van nieuwe ontwikkelingen. Ten aanzien van de beoogde ontwikkelingen is een nieuwe set regels opgesteld waarbinnen de ontwikkeling dient plaats te vinden. Het handhavingsbeleid is erop gericht dat deze regels ook worden nageleefd. Het bestemmingsplan bindt zowel burgers als de gemeente en is dan ook de basis voor handhaving en handhavingsbeleid.
Handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen 'vasthouden'. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle grondeigenaren, gebruikers en andere rechthebbenden dienen door de gemeente op eenzelfde manier aan het plan te worden gehouden.
Met deze oogmerken is in het bestemmingsplan allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van de regels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en de leesbaarheid), hoe groter de mogelijkheden om in de praktijk toe te zien op de naleving van het bestemmingsplan. Ook geldt, hoe minder 'knellend' de regels zijn, hoe kleiner de kans is dat het met de regels wat minder nauw genomen wordt. In de praktijk worden op de lange duur vaak alleen de regels gerespecteerd waar betrokkenen de noodzaak en redelijkheid van inzien.
Onder handhaving wordt niet alleen het repressief optreden verstaan, maar ook preventie en voorlichting. Repressief optreden bestaat uit toezicht en opsporing en in het verlengde daarvan – na afweging van belangen waaronder de effectiviteit van optreden – correctie, bestaande uit sancties en maatregelen. De sancties en maatregelen kunnen bestaan uit het stilleggen van activiteiten, aanschrijvingen, bestuursdwang, strafrechtelijk optreden en de dwangsom. Preventief handelen bestaat uit voorlichting en vooroverleg voor het indienen van een aanvraag om een vergunning en voorts het weigeren van de vergunning en eventuele afwijkingen.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 6.12 Wro is de gemeente verplicht bij vaststelling van een bestemmingsplan of projectbesluit waarin bouwplannen zijn opgenomen als aangewezen in artikel 6.12 Wro juncto artikel 6.2.1. Bro, een exploitatieplan vast te stellen. Geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld doordat de gemeente hierover overeenkomsten heeft gesloten met de eigenaren van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden, of doordat de gemeente zelf eigenaar is van bedoelde gronden.
Tussen de gemeente en de initiatiefnemer/eigenaar van de gronden zal voor vaststelling van het bestemmingsplan een anterieure overeenkomst worden gesloten.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2.1 Inspraak en wettelijk vooroverleg
Inspraak
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is gepresenteerd aan omwonenden en maatschappelijke organisaties. In dat kader heeft de initiatiefnemer op dinsdag 24 februari 2014 een informatieavond georganiseerd. De omwonenden waren daarvoor per brief uitgenodigd. Tijdens deze avond heeft de initiatiefnemer het plan toegelicht. Op deze avond kwamen onder andere vragen ten aanzien van het gebruik van het terras naar voren. Dit punt is in dit bestemmingsplan nader toegelicht.
Bovendien is het bestemmingsplan tijdens de inspraakperiode gepubliceerd op de gemeentelijke website. Hierop is één inspraakreactie ingekomen. Deze reactie is bij de planvorming betrokken. Zo is meer aandacht besteed aan het onderscheid tussen detailhandel en groothandel, is de verkoop van consumentenvuurwerk uitgesloten en is duidelijker verwoord dat een derde zondagsmarkt niet toegestaan is. De overige punten vallen buiten de invloedssfeer van het bestemmingsplan. Daar waar nodig zijn toelichting en regels aangepast.
Wettelijk vooroverleg
Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan de overlegpartners. Van de Provincie Noord Brabant en het Waterschap Brabantse Delta is een reactie ontvangen. Deze reacties zijn hieronder samengevat en van een reactie voorzien.
Provincie Noord-Brabant
Samenvatting
De provincie verordening bevat voorschriften voor de borging en bescherming van de provinciale belangen. De Provincie is van mening dat het plan in strijd is met de verordening. Deze strijdigheid zit in het feit, dat de ruimtelijke onderbouwing alleen is gebaseerd op artikel 7.14 Vr. Een toetsing aan artikel 7.10 Vr ontbreekt echter. Verder ontbreekt de voorwaarde dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven. Het plan is daarmee strijdig met de verordening.
Verder wordt onderbouwd dat de ontwikkeling voldoet aan een actuele regionale behoefte. Deze conclusie wordt verder niet onderbouwd. Daarmee voldoet het bestemmingsplan niet aan de vereisten van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Reactie
In de toelichting van dit bestemmingsplan is het Provinciaal beleid aangevuld met een toetsing aan artikel 7.14 Vr en is de Ladder voor duurzame verstedelijking aangevuld.
Waterschap Brabantse Delta
Samenvatting
Het Waterschap geeft in haar advies aan dat de belangrijkste uitgangspunten naar wens zijn opgenomen in het voorontwerp bestemmingsplan. Zij geeft daarom een positief wateradvies.
Reactie
Deze reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.
7.2.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter inzage wordt gelegd. Hierbij wordt eenieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Sanering Tank
Bijlage 3 Onderzoek Vleermuizen
Bijlage 3 onderzoek vleermuizen
Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek