KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 2 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Doel
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.2 Juridische Regeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Kabels En Leidingen
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Natuur
4.10 Niet Gesprongen Explosieven
4.11 Verkeer En Parkeren
4.12 Water
4.13 Milieu Effect Rapportage
4.14 Conclusie
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Ecologische Quickscan
Bijlage 2 Vleermuizenonderzoek
Bijlage 3 Historisch Vooronderzoek Ce-bodembelastingkaart
Bijlage 4 Toelichting Waterhuishouding
Bijlage 5 Vooroverlegreactie Waterschap
Bijlage 6 Vooroverlegreactie Provincie

Snelfietsroute Bergen op Zoom-Roosendaal

Bestemmingsplan - Gemeente Bergen op Zoom

Vastgesteld op 21-07-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost 2020' met identificatienummer worden gewijzigd overeenkomstig de onderstaande leden en gelden alleen voor het bestemmingsplan 'Snelfietsroute Bergen op Zoom-Roosendaal' met identificatienummer NL.IMRO.0748.BP0259-0301.

Artikel 1 Begrippen

Het begrip, bepaald in artikel 1.1, wordt als volgt gewijzigd en geldt alleen voor dit plangebied:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Snelfietsroute Bergen op Zoom-Roosendaal met identificatienummer NL.IMRO.0748.BP0259-0301 van de gemeente Bergen op Zoom.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost 2020', zoals vervat in de dataset met planidentificatie NL.IMRO.0748.BP0256-0301" met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan 'Snelfietsroute Bergen op Zoom-Roosendaal' van de gemeente Bergen op Zoom.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost 2020', zoals vervat in de dataset met planidentificatie NL.IMRO.0748.BP0256-0301 met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan 'Snelfietsroute Bergen op Zoom-Roosendaal' van de gemeente Bergen op Zoom.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost 2020' met identificatienummer NL.IMRO.0748.BP0256-0301 worden gewijzigd overeenkomstig de onderstaande leden en gelden alleen voor het bestemmingsplan 'Snelfietsroute Bergen op Zoom-Roosendaal' met identificatienummer NL.IMRO.0748.BP0259-0301.

Artikel 2 Slotregel

De slotregel, bepaald in artikel 36, wordt als volgt gewijzigd en geldt alleen voor dit plangebied: Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Snelfietsroute Bergen op Zoom-Roosendaal'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De provincie Noord-Brabant heeft de ambitie om in 2030 18 snelfietsroutes te hebben aangelegd. Met het realiseren van snelfietsroutes willen provincie en gemeenten huidige fietsers en inwoners verleiden om vaker te fietsen. Meer mensen op de (elektrische) fiets zorgt voor een betere bereikbaarheid van de provincie en een gezondere omgeving en mensen.

De gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom worden in de komende jaren aan elkaar verbonden met een snelfietsroute genaamd F58. Op 25 september 2019 hebben deze gemeenten samen met de provincie een bestuursovereenkomst ondertekend. Deze nieuwe snelfietsroute moet de fietsverbinding tussen Bergen op Zoom en Roosendaal comfortabeler, veiliger, sneller en aantrekkelijker maken. Beide gemeenten zijn hierin verantwoordelijk voor de aanleg binnen hun eigen gemeentegrens.

Het realiseren van de snelfietsroute past niet binnen het nog vast te stellen bestemmingsplan 'Buitengebied Oost 2020'. De gemeente Bergen op Zoom heeft de voorkeur om de snelfietsroute door middel van een partiële herziening van het bestemmingsplan planologisch mogelijk te maken. De regels uit het geldende bestemmingsplan blijven daardoor van kracht.

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft het tracé van de beoogde snelfietsroute. Het tracé loopt van de Marconilaan/Drebbelstraat en de Ruytershoveweg tot een deel van de Bergsebaan (zie afbeelding 1). Vanaf daar loopt het tracé door op gronden van de gemeente Roosendaal tot aan de Wouwseweg in Roosendaal. Het tracé loopt parallel ten noorden van de A58 en is ongeveer 3,2 kilometer lang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP0259-0301_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: PDOK, bewerking Juust B.V.)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het Project

2.1 Beschrijving Project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit verschillende kadastrale percelen in bezit bij meerdere grondeigenaren. Over het gehele tracé is al een fietspad aanwezig aan één of aan beide zijden van de Ruytershoveweg. Op delen van het tracé zijn de doorgaande weg en het fietspad van elkaar gescheiden door een middenberm met bomen (zie afbeelding 2). Binnen de bebouwde kom ligt het tracé direct langs de sigarettenfabriek Philip Morris (zie afbeelding 3). Aan de noordkant van het tracé is met name het Natuur Netwerk Brabant (NNB) gelegen. Aan de zuidkant van het tracé ligt de Ruytershoveweg en de snelweg A58. Aan de overkant van de A58 ligt het Natura 2000-gebied 'Brabantse Wal'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP0259-0301_0002.png"

Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied vanaf Ruytershoveweg (bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP0259-0301_0003.png"

Afbeelding 3 | Huidige situatie plangebied vanaf Marconilaan/Drebbelstraat (bron: Google Maps)

2.1.2 Toekomstige situatie

Het bestaande fietspad wordt in noordelijke richting verbreed tot vier meter. Aan de westzijde van het tracé zullen het bestaande groen en de aanwezige bomen gehandhaafd blijven (zie afbeelding 4). Halverwege het tracé, net voorbij de militaire velden, worden op het tracé bomen verwijderd (zie afbeelding 5). Ditzelfde geldt voor de bomen helemaal aan de oostkant tegen de gemeentegrens aan. In totaal worden 82 bomen gekapt. Ter hoogte van het benzinestation Wouwse Tol wordt het bestaande fietspad aan de zuidkant van de Ruytershoveweg weggehaald (zie afbeelding 6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP0259-0301_0004.png"

Afbeelding 4 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Geo Infra B.V.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP0259-0301_0005.png"

Afbeelding 5 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Geo Infra B.V.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP0259-0301_0006.png"

Afbeelding 6 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Geo Infra B.V.)

2.2 Juridische Regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost 2020' van de gemeente Bergen op Zoom. Dit bestemmingsplan is op 30 september 2021 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan hoofdzakelijk bestemd voor 'Verkeer' en 'Natuur'. Daarnaast ligt het tracé ook enigszins in de bestemming 'Maatschappelijk', nabij de militaire velden, een woonbestemming (Ruytershoveweg 31) en de bestemming 'Recreatie' nabij de schietvereniging en kynologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP0259-0301_0007.png"

Afbeelding 7 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen:

  • Waarde - Archeologie 1
  • Waarde - Archeologie 2

Voor gebieden met een dubbelbestemming 'archeologie' geldt dat voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden dieper dan een halve meter en over een oppervlakte van respectievelijk meer dan 50 of 100 vierkante meter een omgevingsvergunning vereist is. Het gaat dan bijvoorbeeld over het ophogen, egaliseren of ontginnen van gronden of het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden. Voor activiteiten met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Een omgevingsvergunning voor de uitvoering van de werken wordt enkel verleend als blijkt dat de archeologische waarde van de betreffende gronden niet onevenredig worden aangetast. Het is vereist dat de stadsarcheoloog van Bergen op Zoom schriftelijk advies uitbrengt over het al dan niet verlenen van de omgevingsvergunning (zie 4.2 Archeologie en cultuurhistorie).

Verder gelden de volgende gebiedsaanduidingen:

  • Geluidszone - industrie 50db (zie 4.6 Geluid)
  • Overige zone - IHCS - 19, 20, 21 en 22 (zie 4.5 Externe veiligheid)
  • Veiligheidszone - bevi (4.5 Externe veiligheid)
  • Veiligheidszone - lpg (4.5 Externe veiligheid)
  • Vrijwaringszone - radar 6 (zie 4.5 Externe veiligheid)
  • Vrijwaringszone - weg overlegzone en vrijwaringszone - weg verbod zone

Om het bestaande fietspad te verbreden en te kunnen gebruiken als fietspad is een nieuw bestemmingsplan benodigd.

2.2.2 Planuitwerking

Voor dit bestemmingsplan is er sprake van een partiële herziening. Hierdoor blijft het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oost 2020' van kracht. De verbeelding wordt aangepast en een aantal regels worden gewijzigd.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Op de verbeelding behorende bij dit plan is aangegeven welke bestemming geldt voor de betreffende gronden. De bestemmingen zijn herkenbaar aan een eigen kleur: grijs voor de bestemming 'Verkeer'. Tevens geldt voor het gehele plangebied de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen conform de geldende situatie, zie 2.2.1Geldend bestemmingsplan.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost 2020' zijn onverkort van toepassing op voorliggend bestemmingsplan. Het begrip 'plan' en de slotregel zijn de enige wijzigingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Als gevolg van de realisatie van de snelfietsroute F58 ontstaat er een snelle en directe fietsverbinding tussen de gemeenten Bergen op Zoom en Roosendaal. Daarmee draagt het plan bij aan het tweede hoofddoel van de SVIR: het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Het wordt namelijk mogelijk om zonder al te veel obstakels (verkeerslichten, kruispunten e.d.) sneller en efficiënter per fiets tussen de gemeenten te reizen.

Een ander belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd.

Uit jurisprudentie blijkt dat de realisatie van een fietsverbindingsweg niet wordt aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bovendien is in dit geval sprake van het verbreden van het huidige fietspad. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing op dit bestemmingsplan. De SVIR heeft verder een dusdanig schaalniveau dat hieruit geen concrete beleidskaders voortkomen voor dit bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan past binnen het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid tot 2025. Met de structuurvisie vindt de provincie de balans tussen toelatingsplanologie en ontwikkelingsplanologie. Het stellen van heldere kaders biedt daarbij duidelijkheid voor nieuwe ontwikkelingen of voor een efficiënte uitvoering.

Het plangebied is gelegen in het gebied 'Robuust water- en natuursysteem', 'Internationale economische as', 'Economisch kenniscluster', 'Geledingszone' en 'Mozaieklandschap' (zie afbeelding 8).

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP0259-0301_0008.png"

Afbeelding 8 | Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (bron: provincie Noord-Brabant, bewerking: Juust)

Robuust water- en natuursysteem

De rivieren, de beken en kreken vormen binnen Noord-Brabant de samenbindende waterstructuur. Bij toekomstige ontwikkelingen in stad en land wil de provincie dat het patroon van beken en kreken beter beleefbaar wordt. De water-, natuur- en recreatieve ontwikkelingen worden sterker aan dit patroon gekoppeld en het systeem wordt meer ingericht en afgestemd op de gevolgen van de klimaatverandering. Dorpen en steden verbeteren de relatie met de rivier, de beek en krekenstructuur. Dit betekent dat de beken en kreken als doorgaande structuur meer kwaliteit krijgen. Daarbij wordt gekeken naar de grensoverschrijdende relaties van natuurgebieden en het watersysteem. Te denken valt aan grote natuurgebieden als de Brabantse Wal en de Biesbosch en de beken aan de zuidgrens van Brabant.

De ecologische hoofdstructuur wordt versterkt door het natuursysteem nog beter aan het watersysteem te koppelen. Naast vergroten en verbinden van natuur kiest de provincie voor het verbeteren van de ruimtelijke- en milieucondities van natuur. Vooral de kwaliteit van natuurgebieden zelf maar ook de biodiversiteit daarbuiten wordt hiermee versterkt. Met een meer samenhangende aanpak in water en natuur wordt de landschappelijke en recreatieve kwaliteit van Noord-Brabant versterkt. Dit draagt bij aan een gezonde, schone leefomgeving en een aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat van Noord-Brabant.

Door ruimte te bieden aan economische en sociaal-culturele ontwikkelingen dragen deze bij aan investeringen in behoud en ontwikkeling van natuur en daarmee aan de realisatie van de ecologische hoofdstructuur.

Internationale economische as

De provincie Noord-Brabant wil haar positie in het hoogontwikkelde afzet- en productiegebied van de Eurodelta versterken door de (inter)nationale bereikbaarheid via weg, water, spoor, lucht en buis uit te bouwen. De ontwikkeling van een goed functionerend infrastructuurnetwerk is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van Noord-Brabant en in het bijzonder het stedelijk netwerk BrabantStad.

Het is van strategisch belang voor Noord-Brabant dat de vier economische clusters goed met de omgeving én onderling worden verbonden. Daarvoor zijn de (inter)nationale assen die de RandStad, het Ruhrgebied en de Vlaamse steden met elkaar verbinden van groot belang. Denk aan de A2, A16, A4, HSL en de oost-west verbindingen A58/A67. Met name deze oostwest-as zorgt voor de verbinding tussen de kenniseconomie van Oost-Brabant en op distributie gerichte economie van West-Brabant.

Voor het internationale vestigingsmilieu van Brainport is de luchthaven Eindhoven Airport en de HST-ontsluiting via Breda en een internationale treinverbinding naar Aachen en Luik van groot belang. De bereikbaarheid van de luchthaven over het land wordt verbeterd. De ambitie is om Noord-Brabant naast Breda ook via Eindhoven aan te sluiten op het internationale netwerk van hogesnelheidstreinen. Zo wordt BrabantStad als geheel beter op omliggende stedelijke netwerken aangesloten. Daar kan ook de mogelijk toekomstige realisatie van een directe spoorverbinding tussen Breda en Utrecht aan bijdragen.

De provincie wil het goederenvervoer per spoor buiten de steden om leiden via de 'goederenruit' Zuid-Nederland. Hierdoor nemen de veiligheidsrisico's af, neemt de capaciteit (en dus de bereikbaarheid) voor personenvervoer en regionaal goederenvervoer toe en ontstaat extra ruimte voor binnenstedelijke herontwikkeling.

Economisch kenniscluster

Brabant kent een sterk industrieel DNA. De (maak- en proces) industrie en het agro-industrieel complex vormen nog steeds het kloppend hart van de economie en zijn de kern van de economische clusters. Ook de strategische ligging in Europa, te midden van mainports en grote bevolkingsconcentraties, blijft een sterke troefkaart voor de innovatieve economie. Een innovatieve economie die nieuwe verbindingen legt met maatschappelijke kansen op het gebied van slimme mobiliteit, duurzame energie, gezond ouder worden en een duurzame agro-food keten.

Brabant onderscheidt op basis van sterke tradities binnen de Brabantse economie en de kansen op het wereldtoneel de volgende economische clusters:

  • high-tech systems en materialen (inclusief automotive en solar),
  • life sciences/health,
  • agrofood,
  • logistiek,
  • maintenance en
  • biobased economy

Om deze clusters te versterken is het economisch programma 2020 vastgesteld. Samen met ondernemers, onderwijsinstellingen en betrokken overheden wordt invulling gegeven aan de ondersteuning van deze clusters. Het ruimtelijke faciliteren van deze clusters is een belangrijke bouwsteen in deze aanpak. Deze aanpak is vertaald in de provinciale strategie werklocaties.

Geledingszone

In het stedelijke kralensnoer op de overgang van zand naar klei (van Bergen op Zoom tot Oss) en in het verstedelijkte gebied van Tilburg, Eindhoven-Helmond en Uden-Veghel zet de provincie in op behoud en ontwikkeling van groene geledingszones tussen de grote stedelijke kernen. De geledingszones hebben als doel de openheid tussen de stedelijke gebieden te garanderen. Dit wil de provincie bereiken door in te zetten op de verbetering van de groene en recreatieve kwaliteiten van deze gebieden. Dit draagt bij aan een gezond, schoon en aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat van Noord-Brabant.

Tussen de grote steden van Noord-Brabant zet de provincie in op de ontwikkeling van Het Groene Woud, dat goed bereikbaar is vanuit de omliggende grote steden. De ontwikkeling van Het Groene Woud is gericht op een sterke natuurkern met daar omheen een aantrekkelijk landschap dooraderd met natuur, cultuurhistorische waarden en een verscheidenheid aan recreatieve mogelijkheden en agrarische functies.

Mozaieklandschap

De provincie wil de contrasten tussen klei, zand en veenontginning versterken. Dit betekent enerzijds inzet op de ontwikkeling van functies die de grootschaligheid en de openheid van de kleigebieden ondersteunen. Anderzijds het versterken van het mozaïeklandschap van het Brabantse zand door menging van functies die de afwisseling en kleinschaligheid versterken. De stad (rood) staat niet tegenover het land (groen), maar ontwikkelen zich in balans met elkaar, het zogenaamde 'stadteland'.

Nieuwe stedelijke ontwikkelingen spelen in op de karakteristieken van de verschillende Brabantse landschappen. De provincie vindt het belangrijk dat bij ruimtelijke ontwikkelingen ook de cultuurhistorische waarden worden betrokken. Landschappen met hoge cultuurhistorische waarden worden op gebiedsniveau behouden en versterkt zodat ze het verhaal van het Brabantse landschap in optima forma vertellen.

Binnen de kleigebieden maakt de provincie onderscheid tussen de zeekleigebieden, de rivierkleipolders en de maasterrassen. Bij de veenontginningen onderscheidt de provincie de Westbrabantse veenontginning, de ontginning van de Langstraat en de veenontginning van de Peel. Binnen het mozaïeklandschap van het zand zijn er verschillen tussen de Brabantse wal, de Baronie, de Kempen en De Meierij.

Door met ruimtelijke ontwikkelingen in te spelen op breuklijnen en hoogteverschillen geven deze beeldbepalende structuren richting aan de verdere ontwikkeling van het landschap. Het gaat daarbij om behoud van het reliëf zelf, maar ook om het behoud van het zicht op en vanaf de reliëfvormen.

Ambitie infrastructuur

Het infrastructuurnetwerk van de provincie Noord-Brabant bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen, spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in Noordwest Europa. Vanwege de ligging tussen de grote stedelijke netwerken in Noordwest Europa, heeft het Brabantse infrastructuurnetwerk een belangrijke functie in het (inter)nationale personen- en goederenvervoer, bijvoorbeeld van Rotterdam richting het Ruhrgebied en van Rotterdam naar Antwerpen.

De internationale bereikbaarheid is in toenemende mate een concurrentiefactor tussen economische regio's. Het gewicht hiervan neemt toe omdat Brabant als economische regio concurreert met economische regio's in de hele wereld.

Een sterk OV-netwerk BrabantStad is hierbij belangrijk. De komende periode zal de druk op het infrastructuurnetwerk nog sterk toenemen: tot 2030 verwacht de provincie dat de mobiliteit groeit met 10-20 %. Het goederenvervoer neemt in deze periode toe met circa 40 %. Dit betekent dat de provincie de komende periode nog sterk zal moeten inzetten op verbetering van de bereikbaarheid. De ligging van de stedelijke concentratiegebieden aan internationale assen en de verbinding tussen de verschillende stedelijke concentratiegebieden (door de regionale assen) zijn cruciaal voor het economisch functioneren van Brabant.

De provincie streeft naar een betere verknoping van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen en de provincie streeft naar een verbetering van de bereikbaarheid van Noord-Brabant.

Met het realiseren van een snelfietsroute wordt niet expliciet ingespeeld op het beleefbaar maken het patroon van beken en kreken. Het doet er echter ook geen afbreuk aan. De gewenste ontwikkeling draagt bij aan een goed functionerend infrastructuurnetwerk en daarbij blijft de groene geledingzone behouden.

Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant'

Op 14 december 2018 heeft de provincie de Omgevingsvisie 'De Kwaliteit van Brabant' vastgesteld. De Brabantse Omgevingsvisie is een samenhangende visie op de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Dat gaat om ambities op gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De Omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

De visie kent één basisopgave: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit. Elke ontwikkeling in Brabant, klein of groot en waar dan ook, draagt bij aan de omgevingskwaliteit. De uitwerking van een veilige, gezonde leefomgeving met een goede omgevingskwaliteit is daarom ook leidend bij de uitwerking van de vier maatschappelijke hoofdopgaven:

  1. 1. Werken aan de Brabantse energietransitie;
  2. 2. Werken aan een klimaatproof Brabant;
  3. 3. Werken aan de slimme netwerkstad;
  4. 4. Werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Het zijn allen maatschappelijk opgaven die niet los van elkaar te zien zijn, maar juist met elkaar verbonden zijn. Echter past de gewenste ontwikeling meer binnen opgave nummer 3 'slimme netwerkstad':

Het stedelijk netwerk van Brabant functioneert als één samenhangend duurzaam en concurrerend netwerk van steden en dorpen als onderdeel van de Noordwest-Europese metropool. Brabant kenmerkt zich door een sterke sociale cohesie, een excellent en duurzaam woon-, leef- en vestigingsklimaat met een comfortabel, betrouwbaar en multimodaal verkeers- en vervoersysteem en een uitstekende (digitale) infrastructuur.

Door de groei van de mobiliteit staat de bereikbaarheid van Brabant onder druk. De filedruk neemt toe en het openbaar vervoersysteem (trein, bus) heeft onvoldoende capaciteit en onvoldoende snelheid. De grote hoeveelheid goederenvervoer door Brabant leidt tot knelpunten in het vaarwegennet. Naast drukte op de hoofd(spoor)wegen tussen stedelijke gebieden vraagt ook de multimodale bereikbaarheid binnen stedelijke regio's om aandacht. Vanwege de toenemende mobiliteit staat niet alleen de bereikbaarheid onder druk, maar wordt ook het leefklimaat in de binnensteden bedreigd. Ze willen een robuust mobiliteitssysteem creëren met voldoende capaciteit om pieken en calamiteiten op te vangen en de doorstroming van het verkeer te garanderen. Ontwikkelingen in de wereld van mobiliteit kunnen daarbij helpen. Het aantal elektrische auto's neemt de komende tien jaar sterk toe, de zelfrijdende auto komt eraan, deeldiensten zijn in opkomst, steeds meer mensen gebruiken de e-bike en we hebben straks mogelijk één abonnement op mobiliteit. Door deze ontwikkelingen vervallen veel van de negatieve effecten (geluid, luchtverontreiniging, verkeersonveiligheid) van het huidige autogebruik.

Verder richten ze daarbij op duurzame verstedelijking en slimme en duurzame mobiliteit. Met name voor het laatste geldt dat ze de infrastructuur blijven verbeteren en pakken knelpunten en ontbrekende schakels aan, bijvoorbeeld randwegen bij zwaarbelaste kernen. Met de gewenst ontwikkeling vervallen veel negatieve effecten zoals hierboven beschreven. Daarnaast bevorderd het de bereikbaarheid van in ieder geval Bergen op Zoom en Roosendaal en zorgt ten slotte voor een meer veilige en gezonde leefomgeving.

Interim Omgevingsverordening Noord Brabant (geconsolideerd 01-03-2020)

De provincie heeft een Interim omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels uit de verschillende verordeningen zijn samengevoegd. De Interim omgevingsverordening geldt totdat de Omgevingswet in werking treedt. Gedeputeerde Staten hebben op 23 maart 2021 het ontwerp van de Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. Dit ontwerp heeft vanaf 9 april 2021 tot en met 20 mei ter inzage gelegen voor het indienen van reacties. De ingekomen reacties worden nu beoordeeld en kunnen leiden tot wijzigingen van het vastgestelde ontwerp. Voor het gewenste plan zijn de onderstaande onderwerpen van belang:

Attentiezone waterhuishouding

Doel van de attentiezone is om ontwikkelingen die een negatieve invloed hebben op de binnen de attentiezone gelegen natte natuurparels tegen te gaan. Binnen het plangebied is dit het Halsters Laag. Concreet betekent dit dat voor activiteiten die een negatief effect kunnen hebben op een natte natuurparel niet zonder voorafgaande vergunning mogen worden verricht. Ook is bij deze activiteiten overleg met het waterschap noodzakelijk.

Natuur Netwerk Brabant

Het Natuur Netwerk Brabant is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter-)nationaal belang, zoals bossen, de heide en venne, de stuifduinen, de schraalgraslanden, de rivieren en beken. Het doel van NNB-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit.

Een bestemmingsplan van toepassing op Natuur Netwerk Brabant kan een ontwikkeling toelaten als is voldaan aan de voorwaarden gesteld voor:

  1. a. nieuwe ontwikkelingen in het Natuur Netwerk Brabant, overeenkomstig artikel 3.18;
  2. b. het nee, tenzij-principe, overeenkomstig artikel 3.19;
  3. c. de saldo-benadering, overeenkomstig artikel 3.20;
  4. d. een kleinschalige uitbreiding, overeenkomstig artikel 3.21.

In dit geval is het nee, tenzij-principe van toepassing. Een bestemmingsplan dat toepassing geeft aan het nee, tenzij-principe, bevat een onderbouwing dat:

  1. a. er sprake is van een groot openbaar belang;
  2. b. er voor de ontwikkeling geen alternatieve locaties voorhanden zijn buiten het Natuur Netwerk Brabant;
  3. c. er geen andere oplossingen voorhanden zijn die de aantasting van het Natuur Netwerk Brabant voorkomen;
  4. d. de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt;
  5. e. er bij het verlies van ecologische waarden en kenmerken wordt voldaan aan artikel 3.22 Compensatie;
  6. f. op welke wijze de uitvoering en monitoring zijn verzekerd.

Met het realiseren van een snelfietsroute tussen Bergen op Zoom en Roosendaal is er sprake van een groot grens overschrijdend belang. Het bestaande fietspad ligt in de huidige situatie tegen het natuurnetwerk aan. Grotendeels is alleen verbreding van het huidige fietspad in noordelijk richting, binnen het natuurnetwerk, mogelijk. Daarnaast is de aantasting van het areaal NNB kleinschalig. De ontwikkeling leidt slechts tot een beperkte aantasting van de ecologische waarden en kenmerken doordat het aan de rand van het natuurgebied is gelegen. Door de aantasting van het natuurnetwerk is compensatie noodzakelijk. Zie hiervoor 4.9 Natuur.

Kwaliteitsverbetering landschap

Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. In dit geval gaat het om het verbreden van het huidige fietspad. Het levert indirect een bijdrage aan de versterking van de relatie stad-land.

Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021

Het Provinciaal Milieu- en Waterplan (PMWP) staat voor samenwerken aan een schone, gezonde en veilige leefomgeving in Brabant. In het PMWP zijn een aantal doelen opgenomen:

  1. 1. voldoende water voor mens, plant en dier;
  2. 2. schone en gezonde leefomgeving (bodem, water en lucht);
  3. 3. bescherming van Brabant tegen overstromingen en externe risico's;
  4. 4. verduurzaming van onze grondstoffen-, energie- en voedselvoorziening.

Gezonde fysieke leefomgeving

Ten aanzien van bodem, water, lucht, geluid en enkele overige aspecten heeft de provincie aangegeven wat er tot en met 2021 gebeurt om de 'basis op orde' te krijgen. De provincie wil invloed uitoefenen op de duurzame fysieke leefomgeving. Door kaders te stellen op grond van de wettelijke taken die de provincie heeft gekregen, wordt de kwaliteit van de bodem, water en lucht beschermd. De taken komen voort uit onder andere de Wet Milieubeheer en Waterwet. Verder moet uiterlijk in 2027 binnen het natuurnetwerk Brabant sprake zijn van goed functionerend ecosystemen, met goede bodem- en watercondities en met een grote gebiedseigen variatie aan planten en dieren.

Veilige fysieke leefomgeving

Het gaat hierbij om waterveiligheid en externe veiligheid. De provincie wil uiterlijk in 2050 alle maatregelen hebben uitgevoerd die nodig zijn om te voldoen aan de wettelijke beschermingsnormen. Na uitvoering van de maatregelen is Brabant duurzaam beschermd tegen overstromingen vanuit het hoofdwatersysteem. De burger ondervindt geen onaanvaardbaar risico, we hebben een beeld van de risicodruk en de burger voelt zich niet onveilig door gevaarlijke stoffen en luchtvaart.

Groene groei

Het gebruik van de ondergrond en bovengrond sluit aan op de potenties van het natuurlijke systeem. Daardoor zijn minder vergaande ingrepen nodig. De principes zijn: ‘functie volgt bodem’ en ‘efficiënte bescherming en duurzame benutting’. De kwaliteit van de ondergrond, de grondstoffen (zoals grondwater) en de relatie met de verschillende gebruiksfuncties bepalen wat bovengronds of ondergronds kan plaatsvinden. Zee streven daarbij naar een goede ordening van functies in de ondergrond. Alle mogelijkheden om de ondergrond te benutten, staan in feite open.

Er is voldoende schoon, zoet grondwater beschikbaar voor economische en ecologische ontwikkeling. Ze beschermen wat moet, en laten ruimte waar het kan. De totale hoeveelheid onttrokken grondwater is in evenwicht met de natuurlijke aanvulling van het grondwater en de draagkracht van het watersysteem. In natuurgebieden (en in het bijzonder Natura 2000 gebieden) voldoen de grondwaterstanden aan de waterbehoefte. Verder ontwikkelen De Brabantse luchthavens zich op zo’n manier dat er een goede balans is tussen economische groei en een goed leefklimaat in de omgeving.

De gewenste ontwikkeling heeft geen directe aanknopingspunten met het bovenstaande beleid. Echter woorden door de gewenste ontwikkeling bepaalde (delen van) watergangen gedempt. Desondanks komt er evenveel hoeveelheid aan waterberging terug door verbreden/verplaatsing van bestaande watergangen. Zie paragraaf 4.12 Water voor een verdere motivering.

Het provinciaal beleid belemmerd de vastelling van dit plan niet.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Bergen op Zoom 2030

Op 26 september 2011 is de Structuurvisie Bergen op Zoom 2030 vastgesteld. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen een toekomstbeeld van de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente tot 2030. Voor het gemeentebestuur is de structuurvisie een belangrijke leidraad voor het nemen van concrete ruimtelijke beslissingen.

Het streefbeeld voor het buitengebied, waar het plangebied is gelegen (zie afbeelding 9), is dat de gemeente de Brabantse Wal ziet als de toekomstige identiteitsdrager. Het ‘merk’ Brabantse Wal dient meer bekendheid te krijgen. Het toegankelijker maken van water en groen vanuit de stad en het versterken van de relatie van de stad met het water en groen kan hieraan een bijdrage leveren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP0259-0301_0009.png"

Afbeelding 9 | Uitsnede Structuurvisie Bergen op Zoom 2030 (bron: gemeente Bergen op Zoom, bewerking: Juust)

Bereikbaarheid - fietsverkeer

Een goede bereikbaarheid van Bergen op Zoom is belangrijk voor de economische ontwikkeling van de gemeente en om als aantrekkelijke woongemeente aangemerkt te kunnen worden. Het gaat hierbij om zowel bereikbaarheid voor autoverkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer. De mobiliteit zal blijven groeien. Vooral omdat het aantal verplaatsingen per persoon toeneemt. Ook zullen steeds meer oudere mensen (zelfstandig) reizen.

Het verdelen van het wegennet in twee aders staat centraal: wegen voor doorstroming (hoofdwegennet) en wegen voor verblijfsgebieden. Door het beter benutten van wegen wordt de doorstroming van het verkeer verbeterd. Daarbij hoort het versterken van duurzame vervoerswijzen en het ontwikkelen van een duurzaam veilig verkeerssysteem. Waar het wegennet onvoldoende capaciteit heeft worden oplossingen gezocht door een betere inrichting van de weg, door het inzetten van openbaar vervoer en/of het stimuleren van fietsverkeer.

Het fietsnetwerk is niet opgenomen in het kaartbeeld maar is wel van groot belang. De fiets is een belangrijk vervoermiddel binnen de gemeente. Een groot deel van het woon-werkverkeer van korte ritten (tot 7,5 kilometer) kan per fiets worden afgelegd. Het fietsnetwerk moet daarom een geheel zijn van logische en korte verbindingen van en naar alle belangrijke attractiepunten in Bergen op Zoom. Een comfortabel, veilig en direct netwerk moet het gebruik van de fiets bevorderen en daarmee de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid en de leefbaarheid verbeteren. Hoogwaardige fietsverbindingen tussen Halsteren/Lepelstraat en Bergen op Zoom en tussen Bergen op Zoom en Roosendaal kunnen bijdragen aan het bevorderen van het fietsgebruik.

Bos

Grote gedeelten van het bosareaal in de gemeente maken onderdeel uit van beschermde Natura 2000-gebieden of de Ecologische Hoofdstructuur. Het beleid is gericht op behoud en versterking van de natuurfunctie maar ook op het beleefbaar maken ervan in de vorm van toeristische en recreatieve voorzieningen.

Verkeersplan

Het Verkeersplan is op 30 januari 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Verkeersplan beschrijft de kaders voor het verkeers- en vervoersbeleid van de afgelopen jaren en nog voor de komende jaren. Daarbij wordt mede voortgeborduurd op de kaders die in 2005 al zijn vastgesteld.

De gemeente Bergen op Zoom heeft als belangrijk doel dat zij de bereikbaarheid in de woongebieden, centra en bedrijventerreinen in en naar de gemeente in stand wil houden en waar nodig verbeteren. Tegelijkertijd wil de gemeente de verkeersdruk in de woongebieden en op de centrumwegen verminderen. In de visie zijn de volgende thema’s benoemd: bereikbaarheid, duurzaamheid, leefbaarheid, duidelijkheid en verkeersveiligheid.

Om de negatieve verkeersgerelateerde milieueffecten te beperken en de verkeersveiligheid te vergroten moet zoveel mogelijk het (doorgaande) verkeer via de weg van de hoogste categorie (gebiedsontsluitingsen stroomwegen) worden afgewikkeld. De voorkeur gaat hierbij uit naar het (beter) benutten van de reeds bestaande infrastructuur in tegenstelling tot de aanleg van geheel nieuwe infrastructuur. De hinder van verkeer moet tot een minimum worden beperkt. Verder verplaatsen mensen zich op een zo schone, veilige en efficiënte manier, wat net zo goed geldt voor het transport van goederen. Fiets en openbaar vervoer spelen hierin een belangrijke rol. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan een duurzaam Bergen op Zoom.

De algemene visie en insteek van het Verkeersplan is samengevat in drie pijlers:

  1. 1. Het Verkeersplan sluit aan bij regionale ontwikkelingen en initiatieven die de kansen voor Bergen op Zoom versterken. De inwoners van, de werknemers in en bezoekers aan Bergen op Zoom, Lepelstraat, Halsteren, Heimolen en Kladde staan centraal, met als doel om de leefbaarheid van de woon- en leefgebieden te versterken.
  2. 2. Het Verkeersplan is afgestemd met andere beleidsvelden, in het bijzonder economie, ruimtelijke ontwikkeling, educatie, het kernen- en wijkenbeleid en toerisme en recreatie.
  3. 3. Het Verkeersplan en daaruit voortkomende acties en maatregelen sluiten aan bij wensen en voorkeuren van bewoners en betrokkenen: de gemeente ziet dit als voorwaarde voor succes.

De fiets moet concurrerend zijn op de korte afstanden. Hiervoor moeten veilige en kwalitatief goede voorzieningen voor het fietsverkeer gerealiseerd worden. Een hoogwaardig netwerk komt tot stand door de regionale en lokale fietsroutes met elkaar te verbinden. Infrastructurele maatregelen, beleid en promotie moeten op elkaar worden afgestemd om het fietsgebruik voor de toekomst te stimuleren. De gemeente Bergen op Zoom zet zich onder andere in op het blijvend verbeteren van het fietsnetwerk. Daarbij ligt de focus op de regionale structuur, de gemeentelijke hoofdfietsroutes en het recreatieve fietsknooppuntennetwerk. Vanuit zowel bewoners als politiek is er de wens om het fietsnetwerk te verbeteren, zodat het aantrekkelijker en veiliger wordt om van de fiets gebruik te maken. Het goed en veilig kunnen parkeren van de fiets bij de bestemming is een belangrijk motief om de fiets te pakken, waardoor de fiets ook concurrerend met de auto kan zijn. Bij optimalisatie van het fietsnetwerk ligt er ook een kans voor het verbeteren van de snelfietsroute naar Roosendaal.

Met het realiseren van een snelfietsroute wordt een bijdrage geleverd aan een goede bereikbaarheid van het langzaam verkeer van Bergen op Zoom. De snelfietsroute zorgt voor een veilig en direct netwerk waardoor het gebruik van de fiets wordt gestimuleerd. Het sluit aan op regionale ontwikkeling voor het realiseren van snelfietsroutes en past binnen het doel om het fietsnetwerk blijven te verbeteren.

Waterplan

De gemeente Bergen op Zoom heeft in 2001 een waterplan opgesteld waarin alle verschijningsvormen van water in samenhang zijn bekeken. Dit plan is opgesteld in samenwerking met alle betrokken waterpartners en zowel door de gemeenteraad als het waterschapsbestuur in 2002 vastgesteld. De meeste uitgangspunten van het waterplan zijn nog steeds van kracht en bovendien nader uitgewerkt in het geactualiseerde verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP 2013-2017) dat in februari 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Bovendien heeft de gemeente sinds de inwerkingtreding van de wet gemeentelijke watertaken (2008) verschillende zorgplichten ten aanzien van water in het stedelijk gebied. Het gaat om de zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Voor het stedelijk afvalwater is deze zorgplicht uitgewerkt in het vigerende GRP. De zorgplichten voor hemel- en grondwater komen voor de gemeente pas om de hoek kijken als grondeigenaren zelf niet voor een adequate verwerking van het water kunnen zorgen. In deze gevallen dient de gemeente voor voorzieningen te zorgen waarop particulieren kunnen aansluiten. Belangrijke voorwaarde is wel dat de maatregelen doelmatig zijn. Welke maatregelen worden getroffen, is zeer sterk locatie-afhankelijk. Zo zijn andere maatregelen nodig als de grondwaterstand laag is en er sprake is van een zandige bodem dan wanneer de bodem uit klei bestaat en het grondwater in een groot deel van het jaar reikt tot aan het maaiveld. Gezamenlijk met het waterschap dient hieromtrent een juiste (lees passende) keuze te worden gemaakt. Een passende aanpak is vastgelegd in de nota Watertaken: Gemeentelijke Wateropgave Bergen op Zoom, daterend uit 2009.

Ten slotte zorgt de gemeente voor de ruimtelijke inpassing van de diverse voorzieningen voor het waterbeheer. Ook in dat opzicht wordt bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening gehouden met noodzakelijke voorzieningen vanuit zowel het integraal waterbeleid als het rioleringsplan. Voor de toetsing wordt verwezen naar paragraaf 4.12 Water.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Deels ligt over het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde-archeologie - 1' en 'Waarde-archeologie - 2'. Met name aan de west- en oostkant van het tracé. Voor deze gebieden geldt dat voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden dieper dan een halve meter en over een oppervlakte van respectievelijk meer dan 50 of 100 meter een omgevingsvergunning vereist is. Het gaat dan bijvoorbeeld over het ophogen, egaliseren of ontginnen van gronden of het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden. Voor activiteiten met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Het bestaande fietspad ligt en de verbreding voor de snelfietsroute komt te liggen in een gebied met een lage archeologische verwachting. Een uitzondering hierop zijn de gronden in de bocht bij landgoed Ruytershove. In de toelichting van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oost 2020' wordt uitvoerig ingegaan op geologie en bodem, historie en archeologische waarden. In voorliggend bestemmingsplan zijn op advies van de stadsarcheoloog d.d. 31 maart 2021 de dubbelbestemmingen overgenomen. Bij de aanleg van het fietspad dient archeologische begeleiding plaats te vinden en een Programma van Eisen te worden opgesteld. Dit dient overlegd te worden met de gemeentelijke archeoloog. Hierdoor is het aspect archeologie voldoende geborgd in dit bestemmingsplan.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn aanwezig. Het plangebied ligt in het provinciaal cultuurhistorische landschap 'Brabantse Wal' (zie afbeelding 10).

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP0259-0301_0010.png"

Afbeelding 10 | Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart (bron: Provicie Noord-Brabant)

Verschillende aspecten dragen bij aan de cultuurhistorische betekenis. In de eerste plaats het oude agrarische landschap, met akkercomplexen, graslanden en heidevelden. In de tweede plaats verlenen de landgoederen en buitenplaatsen het gebied een grote cultuurhistorische en landschappelijke waarde. Ten derde wordt het gebied gekenmerkt door de verdedigingswerken tussen Steenbergen en Bergen op Zoom, onderdeel van de Zuiderwaterlinie. Tenslotte is De Brabantse Wal één van de Belvederegebieden, die door het rijk zijn aangewezen als de cultuurhistorisch meest waardevolle van Nederland. De strategieën voor dit gebied zijn:

  1. 1. Behoud door ontwikkeling of versterking van de samenhang van de dragende structuren van de regio.
  2. 2. De cultuurhistorische waarden van de Brabantse Wal in hun samenhang verder ontwikkelen, beschermen en toeristisch-recreatief ontsluiten. Dit geldt in het bijzonder voor de cultuurhistorische landschappen: “Brabantse Wal” en “Zuiderwaterlinie bij Steenbergen”
  3. 3. Het vrije uitzicht vanaf de steilrand over de polders en het uitzicht vanuit de polders op de steilrand.

Binnen de cultuurhistorische landschappen wordt onderscheid gemaakt in historische landschappelijke lijnen en historische vlakken. Onderstaande is voor dit bestemmingsplan van toepassing:

Historische-landschappelijke vlakken: landgoed Ruijtershove

Op de locatie van landgoed Ruytershove zijn cultuurhistorische waarden aanwezig. Het gaat om een landgoed uit 1534 wat geen gebouwen of zichtbare stramien meer kent. De bossen zijn nog wel aanwezig maar voor een deel gekapt en of uitgedund. Het gebied strekt zich uit tot en met de bekend staande heide- en zanderij gebieden. De zanderijen zijn ontstaan door een afgraving waarbij de toenmalig eigenaar de Nederlandse Spoorwegen het zand gebruikte voor spoordijken in Zeeland. Begin jaren 50 maakte de gemeente als nieuwe eigenaar hier een natuurgebied van. Het gebied kenmerkt zich door bossen, water en stuifzandgebieden en hoogte verschillen. In de jaren '90 is het huidige nabijgelegen fietspad gerealiseerd. Het verbreden van het fietspad ter plaatse met 1 meter doet geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarden van het landgoed.

Daarnaast is het cultuurhistorisch object Brits-Canadees oorlogskerkhof aan de Ruijtershoveweg gelegen. De ingrepen zijn beperkt van aard (verbreden huidig fietspad) waardoor de cultuurhistorisch waardevolle elementen van het landschap en van objecten niet verloren gaan. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Dit bestemmingsplan maakt geen gevoelige objecten mogelijk en ziet ook niet op de vestiging van bedrijvigheid die hinder kan veroorzaken. Het toepassen van milieuzonering of het beoordelen van bedrijfshinder is daarom niet aan de orde.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Er wordt geen gevoelige functie toegevoegd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een bodemonderzoek niet noodzakelijk.

4.5 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Het bestemmingsplan ziet uitsluitend op de openbare ruimte en maakt met het realiseren van (de verbreding van) een fietspad geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk. Verkeersdeelnemers (met name fietsers) worden niet beoordeeld in het kader van externe veiligheid, zodat nader onderzoek naar het plaatsgebonden risico of het groepsrisico niet noodzakelijk is.

Er liggen een aantal gebiedsaanduidingen in het plangebied en risicobronnen in de nabijheid van het plangebied (zie afbeelding 11).

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP0259-0301_0011.png"

Afbeelding 11 | Uitsnede Risicokaart (bron: risicokaart.nl)

Van west naar oost:

Philip Morris Holland BV

Op korte afstand, aan de westkant van het plangebied, is de inrichting Philip Morris gevestigd. Hier vindt gebruik van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10-6 contour is 50 meter en het invloedsgebied is 300 meter.

Deponie de Kragge B.V.

Tegen een deel van het plangebied, ter hoogte van de Wouwse Tol, ligt de inrichting Deponie de Kragge. Dit bedrijf is gespecialiseerd afvalbehandeling. Hiervoor geldt geen invloedsgebied.

Wouwse Tol

Aan de oostkant van het plangebied is de Wouse Tol Noord gelegen. Vanwege een vulpunt en reservoir LPG is dit een risicobron. Het plangebied ligt binnen de risicoafstand van 35, respectievelijk 26 meter en daarmee ook binnen het invloedsgebied van 150 meter.

Huybregts en Van Gansewinkel Nederland BV Regio Zuidwest-Nederland

Verder naar het oosten ligt op ongeveer 150 meter afstand van het tracé de inrichting Huybregts en Van Gansewinkel Nederland BV Regio Zuidwest-Nederland. Hier zijn propaantanks gelegen. Er geldt een effectafstand van 10 en 19 meter. Hierdoor ligt het tracé niet binnen het invloedsgebied.

Overige zone - IHCS - 19, 20, 21 en 22

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS' (met nummer) geldt ten behoeve van het obstakelvrije start- en landingsvlak met zijkanten een bouwverbod voor bouwwerken met een bepaalde bouwhoogte. Dit in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen van en naar de vliegbasis Woensdrecht. In dit geval wordt een snelfietsroute gerealiseerd zonder bebouwing. De dubbelbestemming blijft wel gehandhaafd.

Vrijwaringszone - radar 6

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar 6' geldt teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen een bouwverbod voor bouwwerken met een bepaalde hoogte. In dit geval wordt een snelfietsroute gerealiseerd zonder bebouwing. De dubbelbestemming blijft wel gehandhaafd.

Veiligheidszone - bevi en Veiligheidszone - lpg

Op deze gronden zijn geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten zoals bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' toegestaan. Deze aanduidingen liggen bij de risicobron 'Wouwse Tol Noord'.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

Het (verbreden van een) fietspad is geen veroorzaker van geluid. Daarnaast is een fietspad ook geen gevoelige functie. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek is niet benodigd.

4.7 Kabels En Leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In het plangebied ligt ter hoogte van de Wouwse Tol een aardgasleiding van Enexis BV (zie afbeelding 11). De bijbehorende dubbelbestemming is overgenomen waardoor bescherming van deze aardgasleiding is geborgd. Verder zijn geen planologisch relevante kabels en/of leidingen binnen het plangebied en in de nabijheid gelegen.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Ten gevolge van de verbreding van het huidige fietspad is geen sprake van een toename van gemotoriseerd verkeer in het tracé. Het project heeft daarom geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. Met het realiseren van de snelfietsroute wordt juist het gebruik van de fiets gestimuleerd. Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op voor dit bestemmingsplan.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Op 2 februari 2021 is door Arbor Consultancy BV een ecologische quickscan uitgevoerd (zie Bijlage 1). Het doel van een ecologische quickscan is om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van beschermde gebieden, beschermde soorten flora en fauna en beschermde houtopstanden. Tevens dient dit onderzoek om te toetsen of er bij een ruimtelijke ontwikkeling kans is op overtreding van de Wet Natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Het tracé ligt binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en loopt over een grote lengte parallel aan een Natura 2000 gebied. Dit betreft Natura 2000 gebied Brabantse Wal, gelegen aan de overzijde van snelweg A58 op een afstand van 50 tot 100 meter. Het tracé loopt door gronden die tot het NNB behoren. Dit betreft de gronden die op de natuurbeheertypenkaart tot beheertype N16.03 Droog bos met productie worden gerekend.

Door de ligging van het tracé ten opzichte van beschermde natuurgebieden, valt op voorhand niet uit te sluiten dat er negatieve effecten ontstaan door de geplande werkzaamheden op stikstofgevoelige habitattypen. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de AERIUS Calculator moet en kan voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden worden berekend. Echter is per 1 juili 2021 de Wet en het Besluit (Stikstofwet) van kracht. Belangrijk onderdeel van het Besluit is de bouwvrijstelling. Kort gezegd houdt deze vrijstelling in dat de aanlegfase van ontwikkelingen vrijgesteld is van de vergunningplicht Wet natuurbescherming en dat voor deze fase geen stikstofberekening meer nodig is. De bouwvrijstelling betreft een partiële vrijstelling, omdat deze alleen geldt voor tijdelijke stikstofemissies tijdens sloop, aanleg en bouwactiviteiten. De vrijstelling geldt niet voor structurele stikstofemissies in de gebruiksfase.

In dit geval gaat het om een snelfietsroute (verbreding huidig fietspad) waarop geen gemotoriseerd verkeer is toegestaan. Voor de gebruiksfase is dan ook geen extra stikstofdepositie te verwachten. Er is op dit onderdeel geen vergunning nodig in het kader van de Wet natuurbescherming.

Aanpassing begrenzing Natuurnetwerk Brabant (NNB)

Vanwege het verbreden van het huidige fietspad wijzigt ook de begrenzing van het Natuurnetwerk Brabant. Het Natuurnetwerk Brabant (NNB) is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland. Het is een netwerk van deels bestaande en deels nieuwe natuurgebieden in de provincie Noord-Brabant die door ecologische verbindingszones met elkaar verbonden zijn. Het doel van het NNB is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Deze leefgebieden zijn belangrijk voor dier- en plantensoorten.

Conform de Interim omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant zijn er een aantal situaties waarin de begrenzing van de NNB gewijzigd kan worden:

  1. 1. wijziging van de begrenzing op verzoek met toepassing van nee-tenzij principe (artikel 3.19);
  2. 2. wijziging van de begrenzing op verzoek met toepassing van de saldobenadering (artikel 3.20);
  3. 3. wijziging van de begrenzing op verzoek bij kleinschalige ingrepen (artikel 3.21).

In dit geval is het nee, tenzij-principe van toepassing. Een bestemmingsplan dat toepassing geeft aan het nee, tenzij-principe, bevat een onderbouwing dat:

  1. 1. er sprake is van een groot openbaar belang;
  2. 2. er voor de ontwikkeling geen alternatieve locaties voorhanden zijn buiten het Natuur Netwerk Brabant;
  3. 3. er geen andere oplossingen voorhanden zijn die de aantasting van het Natuur Netwerk Brabant voorkomen;
  4. 4. de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt;
  5. 5. er bij het verlies van ecologische waarden en kenmerken wordt voldaan aan artikel 3.22 Compensatie;
  6. 6. op welke wijze de uitvoering en monitoring zijn verzekerd.

Met het realiseren van een snelfietsroute tussen Bergen op Zoom en Roosendaal is er sprake van een groot grens overschrijdend belang. Het bestaande fietspad ligt in de huidige situatie tegen het natuurnetwerk aan. Grotendeels is alleen verbreding van het huidige fietspad in noordelijk richting, binnen het natuurnetwerk, mogelijk. Daarnaast is de aantasting van het areaal NNB kleinschalig. De ontwikkeling leidt slechts tot een beperkte aantasting van de ecologische waarden en kenmerken doordat het aan de rand van het natuurgebied is gelegen. Bij herbegrenzing geldt op grond van artikel 3.22 van de Interim omgevingsverordening een compensatieplicht voor het verlies van ecologische waarden en kenmerken. De verplichte compensatie vindt naar keuze plaats door fysieke compensatie (overeenkomstig artikel 3.23) of door financiële compensatie (overeenkomstig artikel 3.24). In overleg met de Provincie Noord-Brabant is gekozen voor financiële compensatie.

De omvang van de financiële compensatie omvat de volgende kostenelementen:

  • kosten voor de planontwikkeling en planuitvoering;
  • kosten van de aanschaf van vervangende grond;
  • kosten van de basisinrichting;
  • kosten van ontwikkelingsbeheer gedurende de ontwikkelingstijd.

Het te compenseren oppervlakte bedraagt 807 m². Het basisbedrag voor financiële compensatie bedraagt €10,- per m². Dit betekent dat het financieel te compenseren bedrag uitkomt op €8.070,-. De financiële compensatie wordt uiterlijk zes weken na de vaststelling van het bestemmingsplan gestort in de provinciale compensatievoorziening ter uitvoering van de geformuleerde compensatietaakstelling.

Soortenbescherming

In de afgelopen 10 jaar zijn binnen een straal van anderhalve kilometer van het tracé geen beschermde vaatplanten waargenomen. Wel zijn er diverse soorten van de Unielijst exoten vastgesteld in de omgeving van het tracé: Hemelboom, parelvederkruid, reuzenbalsemien, reuzenberenklauw, smalle waterpest, verspreidbladige waterpest. Tijdens het veldbezoek is extra gelet op de aanwezigheid van deze exoten langs het tracé, maar deze zijn niet aangetroffen. Het is niet nodig om op voorhand extra maatregelen te treffen ten aanzien van exotenbestrijding.

Tijdens het veldbezoek is geen geschikt habitat voor beschermde zoogdieren aangetroffen binnen de invloedssfeer van de voorgenomen werkzaamheden. De nabijheid van snelweg A58 heeft een te verstorende werking op beschermde fauna, die zich dieper in de productiebossen zullen bevinden of ten zuiden van de snelweg op de Brabantse Wal.

Negatieve effecten op beschermde vogels of jaarrond beschermde nesten kunnen op voorhand worden uitgesloten. De bomen kunnen gedurende het broedseizoen wel veel nestgelegenheid bieden aan algemeen voorkomende soorten, zonder jaarrond beschermde nesten. Gedurende het broedseizoen zijn ook nesten van deze soorten wettelijk beschermd. Het is daardoor noodzakelijk om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren.

Tijdens het veldbezoek is geen geschikt habitat aangetroffen voor beschermde soorten reptielen en amfibieën. De aanwezige sloten langs het huidige fietspad waren tijdens het veldbezoek grotendeels niet watervoerend en er was sprake van veel bladinval. Dit heeft een negatieve invloed op de aanwezigheid van beschermde soorten. Negatieve effecten op beschermde soorten reptielen en amfibieën kunnen hiermee op voorhand worden uitgesloten. Daarnaast is geen geschikt habitat voor beschermde soorten insecten aangetroffen.

Negatieve effecten van de voorgenomen ontwikkeling op verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. Nader onderzoek zal het functiegebruik door vleermuizen aan moeten tonen van de beuken ter hoogte van de militaire erevelden en van de te vervallen Zomereiken nabij de gemeentegrens.

Vleermuizenonderzoek

In de periode mei t/m oktober 2021 zijn in totaal 8 veldbezoeken uitgevoerd door Flor y Fauna Consult. Zij hebben de resultaten verwerkt in een rapportage (zie Bijlage 2). Met de veldbezoeken gezocht naar eventuele verblijfsplaatsen in de beuken en aanwezige vliegroutes. Gedurende de veldbezoeken zijn er in en uitvliegers geconstateerd in de aangegeven bomen. De verblijfplaatsen in de bomen worden bewoond door enkele, solitaire vleermuizen, maar bevatten geen kraamkolonies. De vleermuissoorten die zijn geconstateerd in het onderzoeksgebied zijn ruige dwergvleermuis, gewone dwergvleermuis en laatvlieger.

Er zijn enkele waarnemingen geconstateerd op verschillende plekken en bovendien mogelijk vliegroutes. Het meest actieve gebied in het tracé van de F58 is het gebied vanaf viaduct Gareelweg tot aan het einde van het bosgebied nabij de verzorgingsplaats A58.

Na de verzorgingsplaats A58 en afslag 26 is gedurende alle bezoeken geen activiteit aangetroffen. Nabij de verzorgingsplaats is er tussen 40 – 50 khz een storing via de batdetector waarneembaar. Deze storing zit in de frequentie range die door verschillende soorten vleermuizen wordt gebruikt om zich te oriënteren.

Het merendeel van de waargenomen vleermuizen houden zich lokaal op tussen het bos en het fietspad. Op locaties waar bomen ontbreken tussen het fietspad en de weg is de meeste activiteit waargenomen. Op deze locaties is meer activiteit van insecten waargenomen, met als gevolg meer vleermuizen.

De waargenomen vleermuizen bevinden zich zelden boven de rijbaan. Op beide locaties van de erevelden is de activiteit verspreid over de gehele locatie. Het viaduct over de Gareelweg is in gebruik als migratieroute voor vleermuizen. Op basis van het uit gevoerde onderzoek is te concluderen dat de Ruytershoeveweg niet wordt gebruikt als migratieroute.

Het verwijderen van de bomen heeft geen nadelige effecten op het leefgebied van de vleermuizen. Er worden geen bomen verwijderd waar vleermuizen verblijven. Daarnaast heeft de geplande groencompensatie voor de aanwezige vleermuizen geen meerwaarde.

Bij de uitvoering van de werkzaamheden zijn enkele aandachtspunten te benoemen naar aanleiding van het bovenstaande:

  • De bomen die staan in het leefgebied van de vleermuizen dienen gerooid te worden in de periode vanaf november tot en met februari, de overige bomen dienen gerooid te worden buiten het broedseizoen (15 maart tot 15 juli);
  • Om verstoring van vleermuizen te voorkomen is het gebruik van wegverlichting af te raden, of uit te voeren met niet verstorend licht voor vleermuizen;
  • Nabij de verblijfplaatsen van vleermuizen (zie pagina 8) geen werkzaamheden uit te voeren gedurende de periode maart tot en met oktober.

Houtopstanden

Er worden 84 bomen gekapt Deze bomen bevinden zich buiten de begrenzing van de bebouwde kom van Bergen op Zoom. Het betreft meer dan 20 bomen in een laanconstructie. Hierdoor is er sprake van een beschermde houtopstand en dient er een kapmelding gedaan te worden bij de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN) . Er is tevens sprake van een herplantplicht. De ODBN kan als het nodig is een kapverbod opleggen voor bijzondere beplantingen. In uitzonderlijke gevallen kan uitstel of ontheffing van de herplantplicht worden aangevraagd. Ook is het in bepaalde gevallen mogelijk om ontheffing te vragen de herbeplanting op een andere locatie te doen. Indien nodig wordt hiervoor een kapmelding ingediend. Voor de herplanplicht zie 'Aanpassing begrenzing Natuurnetwerk Brabant (NNB)'. Hierdoor wordt voldaan aan de herplantplicht.

4.10 Niet Gesprongen Explosieven

De gemeente Bergen op Zoom heeft een Conventionele Explosieven-Bodembelastingkaart (CE-BBK). Op deze kaart staan mogelijk aanwezige ‘verdachte’ CE-gebieden, die achtergebleven kunnen zijn vanuit de Tweede Wereldoorlog. Als er niet gegraven wordt in de bodem, zijn eventuele explosieven geen gevaar voor de omgeving. Zodra de schop de grond in gaat, kunnen mogelijk aanwezige explosieven gevaar gaan opleveren.

Het tracé ligt binnen twee verdachte gebieden (zie afbeelding 12). Door Bombs Away is op 8 mei 2020 een historisch vooronderzoek CE-Bodembelastingkaart uitgevoerd (Bijlage 3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP0259-0301_0012.png"

Afbeelding 12 | Conventionele Explosieven-Bodembelastingkaart (bron: gemeente Bergen op Zoom)

Bij de begraafplaats tussen de Ruytershoveweg, Holleweg, Mastendreef en Gareelweg zijn door de EODD in het verleden veel geschutgranaten geruimd. Het is onbekend of hier een specifiek doelwit was. De begraafplaats is afgebakend als de op de geraadpleegde luchtfoto's waargenomen artillerie-inslagen waar ook geen doelwit bij bekend was. De contouren van de begraafplaats, op basis van de wegen rondom de begraafplaats, zijn gebufferd met 25 meter. De minimale diepte is net onder het maaiveld Tweede Wereldoorlog. De maximale diepte is op basis van ervaringen vastgesteld op 2,5 meter minus maaiveld Tweede Wereldoorlog.

Op de kaart uit de beeldbank van het West-Brabants Archief uit 1939 zijn mijnenvelden ingetekend. Tussen het spoor Bergen op Zoom - Roosendaal, de A58 en de A4 is een mijnenveld gelegen. Uit de geraadpleegde bronnen bleek dat op sommige percelen binnen dit veld munitieruimingen zijn uitgevoerd. Ook heeft de EODD in de jaren '70 en '80 in deze omgeving landmijnen geruimd (MORA's). Het is niet bekend hoeveel en hoe er in het verleden geruimd is. Het op de kaart uit 1939 aangegeven mijnenveld komt nagenoeg overeen met de percelen waarop munitieruimingen zijn ingetekend op de inventarisatiekaart. De minimale diepte is net onder het maaiveld Tweede Wereldoorlog. De maximale diepte is op basis van ervaringenvastgesteld op 0,5 meter minus maaiveld Tweede Wereldoorlog.

De naoorlogse ontwikkelingen waarbij bodemroering heeft plaatsgevonden kunnen van invloed zijn op de aanwezigheid van CE in/op de (water)bodem van een verdacht gebied. Eén van de mogelijke vervolgstappen in de CE-opsporing (zie paragraaf 6.3) is het laten uitvoeren van een Projectgebonden Risicoanalyse (PRA), waarbij dit vooronderzoek als basis dient. In de PRA zal worden vastgesteld waar en welke (grond)werkzaamheden hebben plaatsgevonden binnen de grenzen van het verdachte gebied alsmede tot welke diepte de (water)bodem geroerd is geweest. Het uiteindelijke doel van de PRA is om te bepalen of het verdacht gebied door naoorlogse werkzaamheden of voor de uitvoer van de geplande werkzaamheden (nog) verdacht is.

Het voornemen is om de aannemer bij de uitvoering te laten adviseren en begeleiden door een deskundig bureau waardoor dit aspect verder geen belemmering vormt voor vaststelling van dit plan.

4.11 Verkeer En Parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Met het realiseren van een snelfietsroute tussen Bergen op Zoom en Roosendaal zal de ontsluiting voor fietsers aanzienlijk verbeteren. De snelfietsroute moet een dermate aantrekkelijke voorziening zijn, dat automobilisten zich laten verleiden tot de overstap naar de fiets. Voor het grootste deel wordt dit bereikt door het snelle karakter van de verbinding: zo kort mogelijk, zo min mogelijk obstakels, zo vlak mogelijk en zo mogelijk overal voorrang. Echter zijn er wel een aantal aandachtspunten:

  • In het kader van de verkeersveiligheid worden er tussen de gemeentegrens en de kruising Boerenweg/Bergsebaan geen nieuwe bomen aangeplant.
  • Na realisatie is de Ruytershoveweg vanaf de komgrens tot bebouwde komgrens een erftoegangsweg 60 km/h. Hiermee ontstaat een verkeersveiligere en consistentere locatie. Tevens ontstaat een middenberm die voldoet aan de norm voor een ETW 60 km/h. Op bepaalde delen wordt een houten geleiderail toegepast, dit betreft de gedeeltes waar geen minimale 1 meter brede berm gegarandeerd kan worden.
  • Ter hoogte van de bushalte Wouwse Tol is de berm tussen fietspad en bushalte te smal. Busverkeer en fietsverkeer kan bij het in- én uitrijden van de haltekom frontaal in conflict komen met elkaar. In overleg met vervoerder Arriva is besloten de twee bushaltes aan de weg te situeren (op de locatie waar nu de fietsoversteek ligt, na de inrit van de schietsportvereniging).
  • Ter hoogte van verzorgingsplaats Wouwse Tol-noord wordt aan de noordzijde van de Ruytershoveweg geparkeerd. Deze parkeerplaatsen vervallen in het ontwerp. Als de parkeerbehoefte niet wijzigt zal men in de bermen gaan parkeren. Geparkeerde voertuigen kunnen onder andere zicht ontnemen. Ook de bermen kan men daarbij kapot rijden waardoor gevaarlijke wegkanten ontstaan. Na realisatie wordt gemonitord of de behoefte van de parkeerplaatsen gecompenseerd dient te worden. Aan de zuidzijde heeft niet direct onze voorkeur ivm parkeren buiten de bebouwde kom langs een 60 km/h weg in een bocht. De huidige parkeerplaatsen liggen voor de twee bochten in de rondlopende beweging, aan de overzijde liggen ze tegendraads. Middels houten geleiderail zal het deel van de parkeerplaats afgezet worden om ongewenst parkeergedrag tegen te gaan.
  • Bij het kruispunt met de Bergsebaan is het fietspad niet uitgebogen. Hierdoor bestaat de kans dat een auto vanuit de Bergsebaan op het fietspad moet staan om uitzicht te verkrijgen op het naderende autoverkeer. Door de verlaging van de maximumsnelheid ontstaat er minder potentieel conflict. Ofwel het achteroprijdend verkeer rijdt rustiger. Door een uitbuiging ontstaat er een een onnatuurlijke kronkel waardoor het kenmerk van een snelfietsroute (directheid en comfortabel fietsen) verminderd wordt. Indien er sprake is van overhangend groen, wordt bezien of dit gesnoeid moet worden. Daarnaast wordt een situatie gecreëerd waarbij de automobilist moet stoppen en voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg. Dit geldt ook voor de Grote Leeuwerik, Gareelweg en Boerenweg.
  • De openbare verlichting is op een groot deel van het tracé niet aanwezig. Het wegverloop is hierdoor moeilijker waarneembaar en eventuele obstakels op het fietspad zijn niet voortijdig waarneembaar. Wel is het fietspad van as- en kantstrepen voorzien. Het verloop van het pad is daarmee beter zichtbaar bij duister. Er wordt bezien of er op kritische situaties dynamische verlichting geplaatst kan worden. Ofwel verlichting die pas aangaat wanneer er een fietser wordt gedetecteerd.

Door inachtneming van de bovenstaande aandachtspunten vormt het aspect verkeer en parkeren geen belemmering voor voorliggend plan.

4.12 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Water vormt een belangrijke voorwaarde voor talloze processen in (en buiten) het landelijk gebied, waarvan landbouw en natuur twee belangrijke voorbeelden zijn. Ook is water van grote invloed op de belevingswaarde van de omgeving. Ruimtelijke plannen moeten daarom zowel ten aanzien van locatiekeuze en inrichting, als beheer zoveel mogelijk aansluiten op dit natuurlijke systeem. Hiermee wordt tegelijkertijd voorkomen dat problemen afgewenteld worden naar gronden buiten het betreffende plangebied.

In het buitengebied zijn vier instanties werkzaam die zaken met betrekking tot water regelen die voor de gebruiker van belang zijn: de gemeente, het waterschap, de waterleidingmaatschappij en de provincie (als grondwaterbeheerder).

Voor het bestemmingsplan is de verhouding tot het beleid en de regelgeving van de waterschappen van belang. Het is immers noodzakelijk dat het gemeentelijke beleid en dat van waterschappen elkaar ondersteunen. Daarnaast moet voorkomen worden dat het bestemmingsplan zaken juridisch regelt die al in de Keur van het waterschap zijn geregeld. Met betrekking tot grondwaterbeschermingsgebieden is afstemming met de Provinciale Milieuverordening noodzakelijk.

Belangrijkste waterbeheerder in het gebied is het Waterschap Brabantse Delta. Het waterschap is beheerder van al het oppervlaktewater binnen haar beheersgebied. Het waterschap heeft onder andere als taken het onderhouden van waterlopen, het regelen van het waterpeil, het stellen van regels ten aanzien van beregening uit het (ondiepe grond- en) oppervlaktewater, het ecologisch inrichten van waterlopen en oevers, het zuiveren van afvalwater, het werken aan veilige dijken, en het zuiveren van rioolwater. De zorg voor de kwaliteit van het drinkwater ligt echter niet bij het waterschap, maar bij de waterleidingsmaatschappij.

Keur waterschap Brabantse Delta

In december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt het beheer van het oppervlaktewater, het grondwater en de waterbodem (het watersysteem) en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De keur 'Keur waterschap Brabantse Delta 2015' is 21 januari 2015 vastgsteld en op 28 november 2018 partieel herzien. De keur van het waterschap is een verordening met wettelijke voorschriften die gelden voor alle oppervlaktewaterlichamen en keringen, op het gebied van waterkwantiteit en –kwaliteit, die in beheer zijn bij het waterschap. De keur is een aanvulling op de Waterwet met verschillende gebods- en verbodsbepalingen. Bij het verlenen van watervergunningen hanteert het waterschap verschillende beleidsregels. Waaronder “toepassing Waterwet en Keur”. Hierin staat aangegeven in welke situaties een watervergunning kan worden verleend, waarop een aanvraag wordt getoetst en welke voorwaarden aan de watervergunning worden verbonden.

Op planniveau is het van belang om rekening te houden met eventuele compensatie voor de uitbreiding van verhard oppervlak > 500 m². De compensatie dient plaats te vinden volgens de voorkeursvolgorde:

  • infiltreren;
  • retentie binnen het plangebied;
  • retentie buiten het plangebied;
  • berging in bestaand watersysteem.

Waterbeheerplan 2016-2021

Het waterbeheerplan ‘Grenzeloos verbindend’ beschrijft de hooflijnen van het beheer van water- en zuiveringssysteem voor de periode 2016-2021. Het waterschap richt zich op een goede uitvoering van de wettelijke taken rondom waterveiligheid, waterkwaliteit en watersysteembeheer. Daarbij houden ze rekening met de toekomstbestendigheid van het watersysteem (met ook voor klimaatadaptatie innovaties, ruimtelijk ontwikkelingen, toekomstig medegebruik en het toegegaan van verdroging).

De bodem en het watersysteem zijn voor een belangrijk deel bepalend voor wat er wel en niet mogelijk is qua grondgebruik. Het tracé ligt in het risicogebied 'meest gevoelig voor droogte (waterschaarste)', zie afbeelding 13. Het waterschap zorgt voor voldoende water van voldoende kwaliteit en gaat daarbij uit van de geldende gebruiksfuncties. In het peilbeheer hangen de risico’s op droogte en wateroverlast met elkaar samen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP0259-0301_0013.png"

Afbeelding 13 | Uitsnede Waterbeheerplan - risicogebieden (bron: Waterschap Brabanste Delta)

Watertoets

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren.

Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.

In de huidige situatie is over het gehele tracé al een fietspad gelegen. Het tracé is ongeveer 3,2 kilometer lang en het fietspad is gemiddeld 3 meter breed. Het oppervlak van de verhardingen in de bestaande situatie bedraagt 10.215 m2. Het oppervlak van de verhardingen in de nieuwe situatie bedraagt 13.359 m² (zie Bijlage 4). Daarnaast komt er ook verharding te vervallen. Deze hoeveelheid bedraagt 1563 m². De nieuwe verharding bestaat hoofdzakelijk uit gesloten verharding met uitzondering van een aantal wandelpaden in halfverharding. De totale toename van het verhard oppervlak bedraagt 1.581 m². Het overgrote deel van deze toename is toe te schrijven aan het nieuwe tracé.

Wanneer er sprake is van een toename van verhard oppervlak boven de 500 m², waar hemelwater van afstroomt, moet de betreffende oppervlakte worden gecompenseerd. Omdat het fietspad zodanig wordt aangebracht dat het hemelwater afwatert naar de naastgelegen groenbermen en daar kan infiltreren dient er voor dit specifieke geval geen aparte compensatie te worden gegraven.

Aanpassingen aan de cat. B-waterlopen aan de oost- en westzijde van het tracé worden vergraven en gecompenseerd. De toekomstige verharding watert op één oor af naar het groen en zal hier geleidelijk in de bodem infiltreren. Over een grote lengte naast het toekomstige fietspad wordt een infiltratiekoffer voorzien waardoor het water wordt opgevangen en kan infiltreren in de bodem.

De Keur en de Legger

De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling van de vergunningsplicht.

In het tracé en in de nabijheid liggen geen waterkeringen en waterstaatswerken met beschermingszones. Het aspect water vormt geen belemmering voor vaststelling van dit plan.

4.13 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de dremeplwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De aanleg van een fietspad komt niet voor op de C- of D-lijst van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Het opstellen van een m.e.r. of een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk.

4.14 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

De aanleg van een fietspad en de herinrichting van een weg zijn geen bouwplan als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden opgesteld.

Op 25 september 2019 is voor de snelfietsroute tussen Bergen op Zoom en Roosendaal een bestuursovereenkomst getekend door de gedeputeerde van de provincie Noord-Brabant en de verantwoordelijke wethouders van de gemeente Roosendaal en Bergen op Zoom. Hiermee is sprake van een inspanningsverplichting vanuit zowel provincie als beide gemeenten.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Participatie

Omgevingsdialoog F58

In de periode augustus t/m december 2020 zijn met de eigenaren van de aangrenzende percelen langs de Ruytershoveweg verkennende en oriënterende gesprekken gevoerd. In totaal is er met tien perceeleigenaren ter plaatse op locatie contact geweest. Doel was om de perceeleigenaren kennis te laten nemen van de realisatie van de snelfietsroute tussen Roosendaal en Bergen op Zoom. Met name wat een snelfietsroute is, waar de snelfietsroute komt, hoe breed de snelfietsroute wordt en wanneer de snelfietsroute naar verwachting wordt aangelegd.

Er is met de tien eigenaren gesproken over wat de effecten van de uitvoering zijn. Tevens is er gesproken over de mogelijke aankoop van gronden. Alle perceeleigenaren hebben ingestemd met de verkoop van grond ten behoeve van de realisatie van de F58. Er zijn ook wensen besproken zoals het plaatsen van verkeersspiegels en het verder terugsnoeien van zicht belemmerend groen. Deze wensen zijn ingepast, sommige zelfs al per direct.

Op basis van de gehanteerde omgevingsdialoog is geconcludeerd, dat er geen signalen op rood staan, die de uitvoering zouden kunnen belemmeren. Enige openstaande punt is de locatie van de loopstrook ter hoogte van de erevelden. Dit heeft geen invloed op de uitvoering maar dient in goed onderling overleg aan de noordzijde van de route te worden ingepast.

Tot slot zijn er nog de gronden van de perceeleigenaar ter hoogte van de hoek Boerenweg – Ruytershoveweg gelegen op grondgebied van de gemeente Roosendaal. Het is onduidelijk of deze volledig instemt met grondverkoop. Deze bevoegdheid ligt bij de gemeente Roosendaal en is aangemerkt als risico voor de tweehonderd meter, door gemeente Bergen op Zoom aan te leggen fietspad, tussen de gemeentegrens met Roosendaal en Boerenweg.

Naast de aangrenzende perceeleigenaren zijn er ook overleggen geweest met belangenorganisaties, vervoerders en overige overheidspartners (Waterschap, Rijkswaterstaat). Zij hebben advies gegeven vanuit hun expertise die bij kan dragen aan het verbeteren van de uitvoering van de snelfietsroute.

Door bepaalde belangenorganisaties is de zorg uitgesproken over nut en noodzaak van de verbreding van de route. Er is daarop door de gemeente uitgelegd waarom een verbreding van drie meter tegelfietspad naar vier meter breed asfalt noodzakelijk is. Het is namelijk een vereiste om van een snelfietsroute te mogen spreken waarop de subsidie voor de route is verstrekt. Tevens heeft het fietspad in het huidige bestemmingsplan al een verkeersfunctie en raakt het enkele schillen van het Natuur Netwerk Brabant (NNB)-netwerk, het merendeel ligt al in de gewenste verkeersfunctie. Daarbij is nog de zorg uitgesproken voor het behoud van bomen inclusief ondergrondse infra ten behoeve van deze bomen. Dit advies is meegenomen richting het ingenieursbureau dat de gemeente begeleidt richting de uitvoering van de snelfietsroute F58.

De bestuursovereenkomst, getekend op 25 september 2019, door de provincie Noord-Brabant en de gemeentes Roosendaal en Bergen op Zoom zorgt dan ook voor een inspanningsverplichting op basis van subsidievoorwaarden. Dit is in de omgevingsdialoog ook uitgelegd waarbij begrip is ontstaan voor de keuze.

Nadere informatie over de gevoerde omgevingsdialoog is opvraagbaar omdat vanwege de AVG-voorschriften niet alle informatie beschikbaar kan worden gesteld in deze 'stand van zaken omgevingsdialoog F58'.

Vooroverleg

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie en het waterschap. Hieronder een samenvatting van de reacties:

Waterschap Brabantse Delta (zie Bijlage 5)

Op 3 september 2021 heeft het Waterschap Brabantse Delta een wateradvies gegeven. In de paragraaf 4.12 Water is aangegeven dat de compensatieplicht voor de aanleg van nieuw verhard oppervlak van toepassing is vanaf 2.000 m². Dit is niet correct. Deze beleidsregel is in april 2021 aangepast en nu moet er al bij 500 m² nieuw verhard oppervlak waar hemelwater van afstroomt worden gecompenseerd. In het onderhavige plan is sprake van een toename van ongeveer 1500 m² extra verhard oppervlak maar omdat het fietspad zodanig wordt aangebracht dat het hwa afwatert naar de naastgelegen groenbermen en daar kan infiltreren dient er voor dit specifieke geval geen aparte compensatie te worden gegraven. Op basis van het voorontwerp geven wij een positief wateradvies. Paragraaf 4.12 Water is hierop aangepast.

Verder geeft het waterschap aan dat voor het uitvoeren van werkzaamheden in of rondom oppervlaktewaterlichamen of waterkeringen en voor het onttrekken/infiltreren van grondwater, gebods- of verbodsbepalingen kunnen gelden op basis van de Keur. Veelal is voor werkzaamheden die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer een vergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen kan een werkzaamheid onder een Algemene regel vallen, waardoor er onder voorwaarden sprake kan zijn van een vrijstelling van de vergunningplicht.

Provincie Noord-Brabant (zie Bijlage 6)

Op 9 september 2021 is door de provincie Noord-Brabant gereageerd op het voorontwerp-bestemmingsplan. Het plan is in overeenstemming met de provinciale belangen. De provincie geeft in overweging om herbegrenzing te ververzoeken vanwege een 'kleinschalige herbegrenzing' ingevolgde artikel 3.21 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.

Bijlage 1 Ecologische Quickscan

Bijlage 1 Ecologische quickscan

Bijlage 2 Vleermuizenonderzoek

Bijlage 2 Vleermuizenonderzoek

Bijlage 3 Historisch Vooronderzoek Ce-bodembelastingkaart

Bijlage 3 Historisch vooronderzoek CE-Bodembelastingkaart

Bijlage 4 Toelichting Waterhuishouding

Bijlage 4 Toelichting waterhuishouding

Bijlage 5 Vooroverlegreactie Waterschap

Bijlage 5 Vooroverlegreactie Waterschap

Bijlage 6 Vooroverlegreactie Provincie

Bijlage 6 Vooroverlegreactie Provincie