KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel

Sonseweg 2022 ongenummerd

Bestemmingsplan - Gemeente Best

Vastgesteld op 10-06-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan
het bestemmingsplan 'Sonseweg 2022 ongenummerd' van de gemeente Best.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0753.bpSonseweg2022ong-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan- en uitbouw
Een aan een hoofdgebouw gebouwd bijgebouw dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan huis verbonden beroep
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteld-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.
1.7 Aardkundige waarden en kenmerken
Waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van belang zijn.
1.8 Achtererfgebied
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en gelegen is achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorgevel en van daaruit evenwijdig loopt met de weg waaraan de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen.
1.9 afhankelijke woonruimte (met betrekking tot mantelzorg)
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.10 Agrarisch bedrijf
Inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van landbouwhuisdieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf, niet zijnde een agrarisch technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf.
1.11 Akoestisch gunstige indeling
Bij een akoestisch gunstige indeling van een woning kan worden gedacht aan de situering van niet-geluidgevoelige functies aan de wegzijde en de situering van geluidgevoelige ruimtes, met name (hoofd)slaapkamers, voor zover mogelijk, aan de minst belaste gevels.
1.12 Andere geluidgevoelige gebouwen
Gebouwen zoals bedoeld in het Besluit geluidhinder.
1.13 Andere geluidgevoelige objecten
Voor andere geluidgevoelige objecten dan woningen geldt de definitie als opgenomen in artikel 1 van de Wet geluidhinder juncto artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.
1.14 archeologische/cultuurhistorische waarde
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden.
1.15 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
1.16 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.17 Bebouwingscluster
vlakvormige verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied;
1.18 Bebouwingsconcentratie
kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;
1.19 Bebouwingslint
min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied;
1.20 Bebouwingspercentage
Een op de verbeelding dan wel in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.21 Bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.22 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
1.23 bestaand
  1. bebouwing:
bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter-inzagelegging van het vastgesteld bestemmingsplan Buitengebied Best 2021, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip onherroepelijk verleende omgevingsvergunning;
  1. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.24 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.25 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.26 Bijbehorende voorzieningen
Voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan het hoofdgebruik van de bestemming.
1.27 bijgebouw:
Gebouw dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.28 Boringsvrije zone
Gebied rondom een waterwingebied waar zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken een aaneengesloten slecht doorlaatbare laag bevindt.
1.29 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.30 Bouwmassa
Een complex van aaneengebouwde bouwwerken.
1.31 Bouwperceel
Aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en bijbehorende voorzieningen worden geconcentreerd, en dat bestaat uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;
1.32 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.33 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.34 Bouwwijze
De wijze van bouwen van een woning, waarbij sprake is van vrijstaande, twee aaneengebouwde of meerdere aaneengebouwde dan wel gesplitste woningen; de bouwwijze wordt bepaald door de mate waarop het hoofdgebouw direct verbonden is met een ander hoofgebouw, dan wel indien het hoofdgebouw gesplitst is in twee of meerdere zelfstandige wooneenheden.
1.35 Carport
Een overkapping voor de overdekte stalling van motorvoertuigen.
1.36 Cultuurhistorische waarden en kenmerken
Waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.37 Dagrecreatie
Recreatieve activiteiten in de vorm van ontspanning, sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.
1.38 Dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.39 Detailhandel
Bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Activiteiten die vallen onder het begrip horeca worden niet aangemerkt als detailhandel .
1.40 Deskundige
Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals een archeologisch deskundige, erfgoeddeskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.
1.41 Dierenverblijf
Gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.
1.42 Dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, waaronder begrepen het dak, die bestaat uit:
  1. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.43 Ecologische waarden en kenmerken
Aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.
1.44 Erfbeplanting
Visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen, op de rand of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.
1.45 Escortbedrijf
De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices of bemiddelingsbureaus.
1.46 Evenement
het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking, met uitzondering van
  • bioscoopvoorstellingen,
  • markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en
  • snuffelmarkten als bedoeld in de APV,
  • kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen,
  • het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties,
  • activiteiten genoemd in het artikel straatartiest en speelgelegenheid als bedoeld in de APV.
1.47 Extensief recreatief medegebruik:
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke
1.48 Functie
Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.49 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.50 Geluidgevoelige ruimte
Een geluidgevoelige ruimte is een verblijfsruimte of verblijfsgebied van een gebouw met een woonfunctie. Ook een bijeenkomstfunctie die een nevengebruiksfunctie is van een woonfunctie van een verzorgingshuis (bijvoorbeeld een recreatiezaal) is een geluidgevoelige ruimte.
1.51 Geluidluwe buitenruimte
een verblijfsruimte aan de geluidluwe zijde, zijnde de zijde waar de geluidbelasting lager is dan 48 dB inclusief aftrek als bedoeld in artikel 110g van de wet geluidhinder.
1.52 Geluidluwe gevel
Een geluidluwe gevel is een (deel van) een gevel waar de geluidbelasting lager is dan de voorkeursgrenswaarde.
1.53 Geurgevoelig object
Object als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij.
1.54 Hoofdfunctie
Een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
1.55 Hoofdgebouw
Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.56 Huishouden
Een alleenstaande, of twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.
1.57 Hostel
Tijdelijk recreatief dag- en nachtverblijf aan wisselende personen. Het verstrekken van maaltijden/drankjes aan overnachtende gasten is toegestaan.
1.58 Hydrologische betekenis
Gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied.
1.59 Hydrologisch waardevol
Gronden met waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie in relatie tot een of meer van de volgende waarden en/of omstandigheden:
  • aanwezige aardkundige waarden;
  • aanwezige waterafhankelijke natuurwaarden;
  • aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van waterafhankelijke natuurwaarden;
  • Daarbij behoren tevens kwantitatieve aspecten (hoge waterstand, stabiel waterpeil, kwelsituatie) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild).
1.60 Kamerverhuur
Het opdelen van een woning in twee of meer onzelfstandige wooneenheden óf het opdelen van een woning in één zelfstandige en één of meer onzelfstandige wooneenheden.
1.61 Kampeermiddel
Tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
1.62 Kampeerterrein
Terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, dat is bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.
1.63 Kas
Agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter.
1.64 Kelder
Een nagenoeg geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.
1.65 Kernrandzone
Overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie.
1.66 Kleinschalige bedrijvigheid
Het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden. Hieronder wordt mede begrepen consumentenverzorging.
1.67 Kleinschalige bouwwerken
Bouwwerken met een geringe oppervlakte en een geringe bouwhoogte.
1.68 Kleinschalige overnachting
Een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf en eventueel het serveren van ontbijt, waarvoor een vergoeding wordt betaald.
1.69 Kunstwerken
Waterstaatkundige bouwwerken die van belang zijn voor de functie die de wateren hebben, dan wel uit andere hoofde behoren tot of gelegen zijn in een watergang.
1.70 Landbouwhuisdier
Zoogdier of vogel voor de productie van vlees, eieren, melk, wol, pels of veren of een paard of pony voor het fokken
1.71 Landschappelijke tuin
een stuk grond, behorende bij het perceel van de aangrenzende (bedrijfs)woning, in gericht als tuin welke qua karakter en uiterlijk zoveel mogelijk aansluit bij het landschappelijk karakter van de omgeving;
1.72 Landschappelijke waarden en kenmerken
Gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
1.73 LIR
Landschapsinvesteringsregeling (LIR) 2019 gemeente Best, en opvolgende beleidsregels, waarin, met betrekking tot de beoordeling van initatiatieven, de verschillende vormen van bijdragen aan de kwaliteit van het landschap zijn voorgeschreven.
1.74 Mantelzorg
Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende (fysiek, psychisch en/of sociaal) door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten van elkaar overstijgt.
1.75 Milieucategorie
Milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009.
1.76 Multifunctionele ruimte
een multifunctionele ruimte waar onder meer zijn toegestaan;
  1. Exposities
  2. Tentoonstellingen
  3. Ruilbeurzen
  4. Voorstellingen (theater, harmonieconcerten, mannenkoor etc.)
  5. Symposiums
  6. Lezingen
  7. Bruiloften
  8. Bedrijfsfeesten/-bijeenkomsten
  9. Bijeenkomsten verenigingen
1.77 NatuurNetwerk Brabant (NNB)
Samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.78 Natuurwaarden
Waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid.
1.79 Nevenactiviteiten
Activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van een gebouw dan wel een deel van de gronden als bepaald in de regels als zodanig mag worden gebruikt.
1.80 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, apparatuur voor telecommunicatie, voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.81 Omschakeling
Geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm.
1.82 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en niet meer dan 1 wand.
1.83 Peil
  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • In andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.84 Perceelsgrens
De grens van een bouwperceel.
1.85 Permanente bewoning
Het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze, die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister van de gemeente waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf kan worden beschikt.
1.86 Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.87 Raamprostitutie
Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.88 Recreatief medegebruik
Een recreatief gebruik van gronden dan ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan. Voorbeelden hiervan zijn wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen.
1.89 Recreatieve voorziening
Voorzieningen bedoeld voor recreatieve activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning tot doel hebben, zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken en openluchttheaters.
1.90 Regionale waterberging
Gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.
1.91 Reservering waterberging
Gebied dat mogelijk in de toekomst noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.
1.92 Ruimtelijke eenheid
Complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
1.93 Seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.94 Statische opslag
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, die niet brandgevaarlijk zijn, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke.
1.95 Straatprostitutie
Het door handelingen, houding, woord, gebaar of andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
1.96 Streekgebonden producten
producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd.
1.97 Toename van stikstofemissie
  1. Er is sprake van een toename van stikstofemissie door het gebruik van gronden en bouwwerken wanneer de emissie van stikstof (N/kg/jaar*) meer bedraagt dan de emissie van stikstof (N/kg/jaar*) afkomstig van het feitelijk bestaande, planologisch legale gebruik van gronden en bouwwerken, voorafgaand aan de vaststelling van het plan.
  2. Indien een gelijkblijvende of een afname van de stikstofemissie (N/kg/jaar*) afkomstig van het feitelijk bestaande, planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken voorafgaand aan de vaststelling van het plan, een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige en voor stikstof overbelaste habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie;
  3. Als uitzondering op lid a en lid b van deze bepaling geldt het volgende:
  4. er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van één van de volgende situaties:
    1. de emissie N/kg/jaar afkomstig van betreffende gronden en bouwwerken bedraagt maximaal de emissie( N/kg/jaar*) afkomstig van de betreffende gronden en bouwwerken conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 of met toepassing van de overeenkomstige regeling uit de Wet natuurbescherming dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt. De bedoelde vergunningen zijn als zodanig opgenomen in Bijlage 28 Natuurvergunningen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Best 2021’.
    2. de toename van de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige en voor stikstof overbelaste habitats in een Natura 2000-gebied ten gevolge van een toename van stikstofemissie zoals bedoeld in lid a en lid b van deze bepaling, kleiner is dan 0,005 mol/ha/jaar.
* wanneer in deze regels 'emissie N/kg/jaar' wordt gebruikt, wordt de hiervan onderdeel uitmakende hoofdletter 'N' bedoeld als verzamelnaam voor NH3 en NOx.
1.98 Veehouderij
Agrarisch bedrijf of tak, gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
1.99 Verblijfsrecreatie
Het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.
1.100 Verkoopvloeroppervlak (vvo)
De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.101 Vloeroppervlakte
de oppervlakte van de vloer van de begane grond.
1.102 Voorgevel
De gevel van de voorzijde van een gebouw.
1.103 Voorgevellijn
De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.104 Voorzieningen van algemeen nut
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.105 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voor voorzieningen, die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.
1.106 Werk
Een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.107 Wet/wettelijke regeling
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteld van het bestemmingsplan Buitengebied Best 2021, tenzij anders bepaald.
1.108 Woning
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, dan wel voor de huisvesting van één huishouden met daarbij niet bedrijfsmatige kamerverhuur van maximaal 2 personen, danwel voor de huisvesting van maximaal 4 personen, die geen gezamenlijk huishouden vormen maar wel gezamenlijk gebruikmaken van de voorzieningen als ware het één huishouden. In het laatste geval dient sprake te zijn van een gebruiksoppervlakte van minimaal 12 m2 per persoon. Binnen een woning is sprake van één zelfstandige wooneenheid, dat wil zeggen één eenheid waarin een zelfstandig huishouden kan worden gevoerd doordat die eenheid beschikt over de daartoe strekkende voorzieningen (sanitair, kookgelegenheid en dergelijke) en een eigen huisnummer.
1.109 Zolder
Zolder onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De (bouw)hoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 De oppervlakte van zonnepanelen
De oppervlakte van geplaatste of geinstalleerde zonnepanelen is de netto oppervlakte loodrecht gemeten vanuit de lucht.
2.7 De afstand tot de bestemmingsgrens
De kortste afstand van het buitenwerkse gevelvlak van een gebouw tot de bestemmingsgrens.
2.8 De afstand tot de bouwperceelsgrens
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.9 De afstand tot de weg
De afstand tussen de bebouwing en de as van de weg.
2.10 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.
2.11 De breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren.
2.12 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.13 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en/of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor inrichting en onderhoud van een (voor)tuin met bijbehorende voorzieningen zoals erfontsluitingen, verhardingen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, behoudens open erfafscheidingen. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in een woning met de daarbij behorende bijgebouwen;
  2. aan huis verbonden beroepen;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen voor verkeer en verblijf, wegen en paden; tuinen en erven; parkeervoorzieningen; erfontsluitingen; groenvoorzieningen (en landschapselementen); water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.
4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
Aantal woningen
Voor woningen gelden de volgende bepalingen:
  1. per bestemmingsvlak is maximaal één hoofdgebouw toegestaan;
  2. als hoofdgebouw mogen worden gebouwd: één vrijstaande woning;
  3. het totaal aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Voor gebouwen gelden de volgende algemene bouwregels:
  1. Nieuwbouw van gebouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
4.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. vervangende nieuwbouw van de woning mag uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de bestaande fundering en, ingeval van uitbreiding, daar direct op aansluitend. De bestaande bouwwijze dient te worden gehandhaafd;
  2. de inhoud mag niet meer bedragen dan 1.000 m3, met dien verstande dat:
    1. indien de bestaande inhoud reeds meer dan 1.000 m3 bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als de maximum toegestane inhoud;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' de met deze aanduiding aangeduide goothoogte als maximum geldt;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de met deze aanduiding aangeduide bouwhoogte als maximum geldt;
  5. de dakhelling mag niet minder dan 35 graden en niet meer dan 55 graden bedragen;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - dove gevel 2’ dient de gevel ter hoogte van de tweede bouwlaag als dove gevel te worden gebouwd en in stand te worden gehouden;
  7. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - geluidsluwe gevel’ dient de gevel ter hoogte van de eerste en tweede bouwlaag als geluidsluwe gevel te worden gebouwd en in stand te worden gehouden.
4.2.3 Bijgebouwen bij woningen
Voor het bouwen van aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen gelden per woning de volgende bepalingen:
  1. bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 50% van het gebied waar bijgebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van sub a.;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor en 2 m achter de voorgevellijn;
  2. voor carports en overkappingen, behorende bij de woning, geldt het volgende:
    1. ze dienen minimaal 2 m achter de voorgevelrooilijn te worden gesitueerd
    2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    3. de totale oppervlakte per woning, mag niet meer bedragen dan 50 m2, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen inclusief overkappingen/carporten in totaal maximaal 150 m2 mag bedragen.
  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
  4. Voor onoverdekte zwembaden geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken grotere oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 teneinde een oppervlaktemaat van maximaal 300 m2, en zo nodig een grotere bouwhoogte, aan bijgebouwen mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. hierbij vindt geen onevenredige aantasting plaats van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  2. bij een grotere oppervlakte aan bijgebouwen wordt de overtollige bebouwing gesloopt, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet voor sloop in aanmerking komt;
  3. voor wat betreft de oppervlakte bijgebouwen kan worden toegestaan 100 m2, vermeerderd met 50% van het te slopen meerdere van 100 m2 aan bij de woning behorende bijgebouwen en voormalige bedrijfsgebouwen dat voor de sloop aanwezig was, met een maximum van in totaal 300 m2 aan bijgebouwen,
  4. er wordt voldaan aan de meest recente Landschapsinvesteringsregeling (LIR) van de gemeente Best.
  5. in afwijking van het bepaalde onder b en c kan een oppervlakte van maximaal 300 m2 voor bijgebouwen worden toegestaan zonder sloopverplichting, waarbij voldaan dient te worden aan de meest recente Landschapsinvesteringsregeling (LIR) van de gemeente Best.
4.3.2 Verplaatsing van de woning
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van het verplaatsen van de woning en wijziging van bouwwijze, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de stedenbouwkundige structuur (handhaven van open karakter op het perceel en uitgaan van de thematiek van bebouwing in de directe omgeving) en verkeersveiligheid;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  3. aangetoond dient te worden dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving en gemeentelijk beleid op het gebied van geluid, geurhinder, hinder van bedrijfsactiviteiten en externe veiligheid.
  4. Overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder sloop van de oude bedrijfswoning.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor:
  1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt;
  2. kleinschalige overnachting;
  3. detailhandel;
  4. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor bewoning.
4.4.2 Aan huis verbonden beroep
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan huis verbonden beroepen gelden de volgende bepalingen:
  1. de vloeroppervlakte voor aan huis verbonden beroepen in de woning en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m²;
  2. Uitsluitend beroepsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de lijst aan huis verbonden beroepen, zoals opgenomen in Bijlage 3.
  3. Detailhandel is niet toegestaan;
  4. de activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner (ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie) van het pand.
4.4.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de bebouwing en gronden is alleen toegestaan indien de landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering binnen 24 maanden na het in werking treden van het bestemmingsplan is aangebracht en in stand wordt gehouden op de wijze zoals is aangegeven in Bijlage 1 van deze regels, of een kwalitatief daarmee vergelijkbaar plan dat door het college van burgemeester en wethouders is geaccordeerd.
4.4.4 Voorwaardelijke verplichting infiltratie
Een omgevingsvergunning voor het oprichten van een woning inclusief verharding wordt alleen verleend als:
  1. er op de bouwpercelen voorzien is in regenwaterberging, welke regenwater vertraagd infiltreert en werkend aanwezig is.
  2. de waterberging als bedoeld in sub a een bergingsopgave heeft van ten minste 0,06 m³ per vierkante meter verhard oppervlak.
4.4.5 Voorwaardelijke verplichting parkeren
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de bebouwing en gronden is alleen toegestaan indien er op eigen perceel drie parkeerplaatsen worden gerealiseerd en in stand worden gehouden.
4.4.6 Voorwaardelijke verplichting Wet geluidhinder
De woning zoals bedoeld in artikel 4 mag pas in gebruik worden genomen als deze is gebouwd conform de voorwaarden van het hogere waardebesluit zoals opgenomen in bijlage 5 bij de planregels.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Kleinschalige bedrijvigheid
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in 4.1 voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige bedrijvigheid, mits:
  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  2. er geen detailhandel plaatsvindt;
  3. er geen milieuvergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten plaatsvinden;
  4. er geen onevenredige aantasting van het woonklimaat plaatsvindt;
  5. het uitsluitend een bedrijfsactiviteit betreft welke voorkomt in, of gelijk te stellen is aan de lijst kleinschalige bedrijvigheid zoals opgenomen in Bijlage 4 (niet limitatieve lijst), alsmede inpandige statische opslag;
  6. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  7. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 100 m²;
  8. er geen reclame-uitingen worden geplaatst, behalve hetgeen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening is toegestaan;
  9. de activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner (ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie) van het pand.
4.5.2 Woningsplitsing
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder a ten behoeve van de splitsing van de woning in meerdere woningen, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. splitsing is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  2. het bepaalde onder a is niet van toepassing indien het te splitsen pand een voormalige agrarische bedrijfswoning betreft waarvan aanvrager ondanks het ontbreken van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' met een bouwhistorisch onderzoek aantoont dat het een pand met cultuurhistorische waarde betreft;
  3. er dient met behulp van een bouwhistorisch onderzoek aangetoond te worden dat de splitsing bijdraagt aan de instandhouding of het versterken van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  4. de woningen dienen (na de splitsing) een inhoud te hebben van minimaal 350 m3 per woning;
  5. het bestaande architectonische karakter en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet aangetast worden;
  6. de woningsplitsing dient bij te dragen aan het in stand houden en versterken van de aanwezige cultuurhistorische waarden; dienaangaande vraagt bevoegd gezag advies aan terzake deskundigen, zoals de Commissie ruimtelijke kwaliteit;
  7. voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bedrijfsgebouwen/bijgebouwen dan de 100 m² die als bijgebouw per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt, uitgezonderd gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  8. aangetoond dient te worden dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving en gemeentelijk beleid op het gebied van gezondheid, geluid, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geurhinder, hinder van bedrijfsactiviteiten, flora en fauna, externe veiligheid, water en archeologie;
  9. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  10. er wordt voldaan aan de meest recente Landschapsinvesteringsregeling (LIR) van de gemeente Best.
4.5.3 Kleinschalige overnachting
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 teneinde een voorziening voor kleinschalige overnachting toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de voorziening mag worden gevestigd in de woning en/of een bijbehorend bijgebouw, voorzover dit past binnen de vigerende bouwregels die voor de woning en bijgebouwen gelden;
  2. de voorziening is kleinschalig en ondergeschikt aan de woonfunctie:
  3. het aantal kamers bedraagt maximaal 5;
  4. het aantal gasten per nacht bedraagt maximaal 10;
  5. de oppervlakte die voor kleinschalige overnachting mag worden gebruikt, bedraagt maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw van de woning, tot een maximum van 150 m2. Indien de woning en/of een bijbehorend bijgebouw ook worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijvigheid, gelden genoemd percentage en oppervlakte als maximum voor het aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijvigheid en kleinschalige overnachting samen;
  6. de voorziening mag geen belemmering vormen voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden van omliggende (bedrijfs)percelen;
  7. ter plaatse is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd;
  8. permanente bewoning van de voorziening is niet toegestaan;
  9. de voorziening wordt geëxploiteerd door de hoofdbewoner of eigenaar van de betreffende woning, die op het adres van het pand is ingeschreven in het GBP. De hoofdbewoner of eigenaar dient tijdens het nachtverblijf op het adres aanwezig te zijn.
4.5.4 Meergeneratiewoning
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.4 voor het kunnen gebruiken van een deel van de woning of bijbehorende bouwwerken bij een woning of een tijdelijke woonunit voor een tweede huishouden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er is sprake van het wonen van meerdere generaties bij elkaar, uitsluitend in een familierelatie n de 1e lijn;
  2. het is alleen toegestaan indien een van de bewoners 60 jaar of ouder is;
  3. het dient te passen binnen de bouwregels van dit bestemmingsplan dan wel de vergunningvrije bouwregels;
  4. er mag maximaal 100 m2 door het tweede huishouden in gebruik worden genomen;
  5. in afwijking van het bepaalde onder c kan binnen het bouwvlak een tijdelijke woonunit van maximaal 100 m² worden toegestaan op een maximale afstand van 25 meter tot de bedrijfswoning;
  6. er blijft planologisch-juridisch sprake van één woning;
  7. zodra één van de generaties niet meer verblijft in het pand/op het perceel, dient de (bouwkundige) voorziening c.q. tijdelijke woonunit voor het 2e huishouden te worden verwijderd;
  8. er mag geen kadastrale splitsing plaatsvinden;
  9. aan het gebruik in relatie tot het wonen kan nimmer het recht worden ontleend voor een planologisch-juridisch gebruik als twee (zelfstandige) (bedrijfs)woningen;
  10. aan het gebruik kan nimmer het recht worden ontleend op woningsplitsing;
  11. wanneer in de toekomst mantelzorg noodzakelijk is, dan wordt het gedeelte dat c.q. de (bouwkundige) voorziening c.q. tijdelijke woonunit die bestemd is voor het tweede huishouden gebruikt ten behoeve van deze mantelzorgbehoefte;
  12. indien het tweede huishouden in een ander gebouw verblijft dan de bedrijfswoning, dan gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
    1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen; waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
    2. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  13. er wordt voldaan aan de meest recente Landschapsinvesteringsregeling (LIR);
  14. indien gebruik wordt gemaakt van een tijdelijke woonunit (onder e) is juridisch en financieel geborgd dat de voorzieningen na afloop van het gebruik worden verwijderd.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
5.1.2 Meerdere archeologische dubbelbestemmingen
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
5.2 Bouwregels
Binnen het gebied met 'Waarde - Archeologie 3' mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft:
  1. met een oppervlakte van maximaal 250 m2, of;
  2. met een oppervlakte groter dan 250 m2 en een verstoringsdiepte van minder dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, of;
  3. dat betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, dan wel niet meer dan 2,5 m uit de bestaande fundering wordt gebouwd.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden voorkomende bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.4.2 Bouwverbod
Indien uit het (archeologisch) onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 5.4.1 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
5.4.3 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking van de bouwregels als bedoeld in lid 5.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door afwijking van de bouwregels geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verbod
Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren:
  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  3. het ophogen en egaliseren van gronden;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  7. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  8. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
  9. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen.
indien de oppervlakte van het werk of de werkzaamheden groter is dan 250 m2.
5.5.2 Uitzonderingen
Het onder 5.5.1 gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of beheer betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  4. binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bouwwerk worden uitgevoerd.
5.5.3 Toelaatbaarheid
  1. de in 5.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, en
  2. vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, waarbij:
    1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld, of;
    2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
    3. de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
  3. voor zover de in 5.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.5.4 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld lid 5.5.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Verbod
Het is verboden binnen de ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 250 m2 en de diepte meer dan 0,3 m bedraagt.
5.6.2 Nadere eisen
Aan de omgevingsvergunning voor slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden verbonden dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologische partij.
5.6.3 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.6.1 met dien verstande dat de omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien sloop onevenredige aantasting van de archeologische waarden tot gevolg heeft.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de verbeelding van het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3':
  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  3. van bestemming wijzigt in een andere 'Waarde - Archeologie 1, 3, 4 of 5';
  4. wordt verwijderd.
5.7.2 Advies
Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder 5.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de archeologisch deskundige.

3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1. Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid.
7.2 Bestaande afwijkende maatvoering
In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet dan wel Wet algemene bepalingen omgevingswet tot stand is gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van het vastgesteld van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan, met dien verstande dat het gebouw is opgericht ten behoeve van een uit de huidige (of vergelijkbare) bestemming voortvloeiende functie.
7.3 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen (bouwen beneden peil) gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen is toegestaan ter plaatse van een (bedrijfs) woning;
  2. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1. Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemmingen.
8.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het (laten) gebruiken voor:
  1. seksinrichtingen;
  2. de verkoop van softdrugs;
  3. het gebruik van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen als zelfstandige woning;
  4. het gebruik van gebouwen voor kleinschalige overnachting, behalve kleinschalige overnachtingen die binnen een bestemming expliciet zijn toegestaan, dan wel de bestaande kleinschalige overnachtingen;
  5. evenementen, anders dan evenementen die binnen een bestemming expliciet zijn toegestaan;
  6. kleinschalig kamperen; anders dan kleinschalig kamperen dat binnen een bestemmming expliciet is toegestaan dan wel anders dan de bestaande kleinschalige kampeerplaatsen;
  7. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1. Geluidzone - hogere grenswaarden
Voor de volgende locatie, die is voorzien van de aanduiding 'geluidzone - hogere grenswaarde' geldt voor de woonfunctie dat aan de voorwaarden van het besluit hogere grenswaarden moet worden voldaan en uitsluitend mag worden gebouwd of verbouwd, indien de voorwaarden die gesteld zijn in het Besluit hogere waarde in acht worden genomen, inclusief het bouwen van dove gevels en/of geveldelen en/of tuinmuur:
  1. Sonseweg ongenummerd te Best
9.2. Overige zone - beperkingen veehouderij
Op de gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is:
  1. uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij niet zijn toegestaan, met uitzondering van een grondgebonden veehouderij
  2. toename van de bestaande bebouwing ten behoeve van een veehouderij, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en), niet is toegestaan.
9.3. Vrijwaringszone - radar
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 90 m boven NAP, in verband met het obstakelvrij kunnen functioneren van een radarinstallatie voor vliegbewegingen.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1. Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken:
  1. van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  2. van de regels en toestaan dat de bestemmingsgrenzen of het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij geldt dat de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
  3. van de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de inhoud per gebouwtje niet meer mag bedragen dan 50 m3;
    2. de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
    3. de bebouwing landschappelijk inpasbaar is en de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  4. van de regels voor de bouw van dierenverblijven binnen de bestemmingen 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Wonen', 'Bedrijf - 1' en 'Bedrijf - 2 waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    1. Per bouwperceel mag slechts één dierenverblijf worden gebouwd c.q. aanwezig zijn.
    2. Er mogen uitsluitend vrijstaande dierenverblijven worden gebouwd als schuilgelegenheid of nachtverblijf voor het houden van vee met een hobbymatig c.q. geen bedrijfsmatig karakter.
    3. De oppervlakte van het dierenverblijf mag maximaal 20 m² bedragen en de bouwhoogte maximaal 3 m.
    4. Het moet een constructie betreffen die minimaal aan één zijde (half)open is.
    5. De afstand tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.
    6. De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
  5. van de regels ten behoeve van een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,50 maal de maximaal toegestane (nok)hoogte van het betreffende gebouw, met dien verstande dat de maximale hoogte van schoorstenen 15 meter bedraagt.
  6. van de regels ten behoeve van het plaatsen dan wel installeren van zonnepanelen:
    1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2 ;
    2. de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
    3. aangetoond is dat het ondoelmatig is om de zonnepanelen op het deel van het erf te realiseren waar zonnepanelen (hetzij op het dakvlak, hetzij via een grondopstelling) rechtstreeks zijn toegestaan;
    4. de omvang van de grondopstelling c.q. installatie niet groter is dan noodzakelijk om te voorzien in de eigen energiebehoefte;
    5. de grondopstelling en de situering van de bebouwing compact en geconcentreerd is vormgegeven op het achtererfgebied. Indien is aangetoond dat plaatsing op dit achtererfgebied ook ondoelmatig is, kan de gondopstelling aansluitend aan de achterste grens van het achtererfgebied geplaatst worden;
    6. er is voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een uitvoerbaar beplantingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken;
    7. er geen bomen moeten worden gekapt ten behoeve van het (beter) functioneren van de zonnepanelen;
    8. de archeologische, aardkundige, landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
    9. aangetoond moet worden dat er geen onaanvaardbare hinder door schittering ontstaat, zodat afgewogen kan worden of de grondopstelling aanvaardbaar is voor de omgeving;
    10. de grondopstelling niet gebruikt wordt voor opslagdoeleinden.
  7. van de regels in 42.2 teneinde kleinschalig kamperen bij agarische bedrijven voor meer dan 15 kampeermiddelen toe te staan dan wel kleinschalig kamperen bij woningen toe te staan. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
    1. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of als nevenactiviteit bij een woning;
    2. het plaatsen van kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan op de gronden binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf alsmede op de gronden grenzend aan deze bestemming tot een afstand van maximaal 125 m, dan wel op de gronden binnen de bestemming Wonen alsmede op de gronden grenzend aan deze bestemming tot een afstand van maximaal 125 m;
    3. er dient een afstand van minimaal 50 m tot woningen of bedrijfswoningen van derden in acht te worden genomen;
    4. er dient een afstand van minimaal 50 m van een aanwezige bomenteelt en/of fruitteelt in acht genomen te worden.
    5. uitsluitend zijn toegestaan kampeermiddelen met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans);
    6. kleinschalig kamperen mag bestaan uit maximaal 25 kampeermiddelen per agrarisch bedrijf of per woning;
    7. de kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    8. gebouwde voorzieningen ten behoeve van de nevenactiviteit kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak Agrarisch - Agrarisch bedrijf dan wel binnen het bestemmingsvlak Wonen
    9. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
    10. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.
    11. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    12. er wordt op eigen terrein, binnen Agrarisch - Agrarisch bedrijf, dan wel binnen de bestemming Wonen voorzien in de parkeerbehoefte, als bedoeld in 46.1
    13. er wordt voldaan aan de meest recente Landschapsinvesteringsregelinging (LIR) van de gemeente Best.
  8. de afwijking als bedoeld onder a t/m f is niet toegestaan indien en voorzover de afwijking strijdig is met de provinciale Interim Omgevingsverordening of opvolger daarvan.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteldplan worden gewijzigd.
  5. de wijziging als bedoeld onder a t/m d is niet toegestaan indien en voorzover de wijziging strijdig is met de provinciale Interim Omgevingsverordening of opvolger daarvan.
11.2. Wijziging voor vormverandering van de bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden , Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden , Tuin en/of Tuin – Landschap te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van vormverandering van een bestaand bestemmingsvlak voor 'Wonen', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De wijziging mag niet leiden tot een vergroting van het woonbestemmingsvlak;
  2. Gelijktijdig met de uitbreiding van de bestemming 'Wonen' dient een gedeelte van de bestemming 'Wonen met dezelfde omvang te worden gewijzigd in de bestemming(en) Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden , Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden , Tuin en/of Tuin - Landschap ';
  3. De wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan, gelet op de aanwezige functies in de omgeving, tegen de vormverandering van het bestemmingsvlak voor 'Wonen '.
  4. De wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies of van het woon- en/of leefmilieu.
  5. Er moet sprake zijn van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  6. De wijziging mag niet leiden tot negatieve effecten op de waterhuishouding.
  7. De wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de infrastructuur.
  8. De in het gebied aanwezige landschaps- en natuurwaarden blijven behouden of worden versterkt.
  9. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

Artikel 12 Overige Regels

12.1. Parkeren
12.1.1 Parkeernormen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw, of bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijking of bij vaststelling van een wijzingsplan staat vast dat voldaan wordt aan de normen en eisen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen 2022'. of de op dat moment vastgestelde actualisatie van de gemeentelijke parkeernota.
12.1.2 Afwijken parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bepalingen van de nota als bedoeld in 12.1.1 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing – gelet op het belang waarvoor deze nota tot stand is gebracht – leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Een en ander dient in een collegebesluit vastgelegd te zijn.
12.2 Regels met betrekking tot geluidsgevoelige objecten
12.2.1 Nieuwbouw of herbouw woningen en andere geluidgevoelige objecten
Ten aanzien van nieuwbouw of herbouw van woningen en andere geluidgevoelige objecten geldt dat dit uitsluitend is toegestaan als:
  1. De karakteristieke geluidwering van de gevels voldoende is om in geluidgevoelige ruimten van woningen een geluidbelasting van ten hoogste 33 dB te realiseren. Dit geldt voor de geluidbelasting afkomstig van weg-, spoorweg en vlieglawaai;
  2. De karakteristieke geluidwering van de gevels voldoende is om in geluidgevoelige ruimten van woningen een geluidbelasting van ten hoogste 35 dB(A) te realiseren. Dit geldt voor de geluidbelasting afkomstig van industrielawaai;
  3. De verblijfsruimten zoveel mogelijk aan de geluidsluwe of aan de minst geluidbelaste zijde gerealiseerd worden;
  4. De woning minimaal één geluidluwe zijde heeft;
  5. De woning een geluidluwe buitenruimte heeft;
  6. Omliggende bedrijven en voorzieningen niet in onevenredige mate worden beperkt in hun bedrijfsvoering.
12.2.2 Toevoegen van geluidgevoelige ruimten bij bestaande woningen en andere geluidgevoelige objecten
Ten aanzien van het toevoegen van geluidgevoelige ruimten bij bestaande woningen en andere geluidgevoelige objecten geldt dat dit uitsluitend is toegestaan als:
  1. De karakteristieke geluidwering van de gevels voldoende is om in geluidgevoelige ruimten van woningen een geluidbelasting van ten hoogste 33 dB te realiseren. Dit geldt voor de geluidbelasting afkomstig van weg-, spoorweg- en vlieglawaai;
  2. De karakteristieke geluidwering van de gevels voldoende is om in geluidgevoelige ruimten van woningen een geluidbelasting van ten hoogste 35 dB(A) te realiseren. Dit geldt voor de geluidbelasting afkomstig van industrielawaai;
  3. Nieuwe verblijfsruimten zoveel mogelijk aan de geluidsluwe of aan de minst geluidbelaste zijde gerealiseerd worden;
  4. Omliggende bedrijven en voorzieningen niet in onevenredige mate worden beperkt in hun bedrijfsvoering.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1. Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 13.1.1 met maximaal 10%.
13.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan
Het bepaalde in 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Sonseweg 2022 ongenummerd’.