KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 6 Leiding - Water
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 10 Leiding - Water
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3
Artikel 12 Waarde - Archeologie 4
Artikel 13 Waarde - Archeologie 5
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Bouwregels
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 19 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
Artikel 21 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plangebied En Planontwikkeling
2.1 Omgeving Van Het Plangebied
2.2 Huidige Situatie Van Het Plangebied
2.3 Planvoornemen
2.4 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieutechnische Aspecten
4.1 Bodem
4.2 Geluid
4.3 Geur
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Bedrijven- En Milieuzonering
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Natuur
4.8 Water
4.9 Archeologie En Cultuurhistorie
4.10 Verkeer En Parkeren
4.11 Infrastructuur
4.12 Mer - Beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting, Regels En Verbeelding
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Van Aan Huis Verbonden Beroepen
Bijlage 2 Lijst Kleinschalige Bedrijvigheid
Bijlage 3 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4 Landschappelijke Inrichtingsschets - Ten Zuiden Van De Mosselaarweg
Bijlage 5 Landschappelijk Erfinrichtingsschets - Mosselaarweg 16
Bijlage 6 Landschappelijke Inpassingsschets - Agrarische Gronden Ten Noorden Van Mosselaarweg
Bijlage 7 Te Slopen Bebouwing Mosselaarweg 7
Bijlage 8 Ontwerpbesluit Hogere Grenswaarden Wegverkeerslawaai
Bijlage 9 Situering En Dwarsprofiel Zaksloten
Bijlage 1 Advies Adviescommmisie Agrarische Bouwaanvragen
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Ten Noorden Van Mosselaarweg
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Ten Zuiden Van De Mosselaarweg 5 En 7
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Ten Zuiden Van Mosselaarweg Gemeente Gronden
Bijlage 5 Aanvulllend Bodem- En Verkennend Asbestonderzoek
Bijlage 6 Onderzoek Infiltratiesnelheid Noordelijk Plangebied
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai & Spoorweglawaai
Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 9 Onderzoek Geur En Gezondheid
Bijlage 10 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 11 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 12 Landschapsplan Mosselaarweg 5 - 7
Bijlage 13 Landschapsplan Mosselaarweg 16
Bijlage 14 Landschapsplan Met Mitigatie Maatregelen Steenuil
Bijlage 15 Aanvulling Landschapsplan Versterking Coulissenlandschap
Bijlage 16 Notitie Beoordeling Stikstof Incl. Bijlagen
Bijlage 17 Verkennend Archeologisch Onderzoek
Bijlage 18 Redengevende Omschrijving Langgevelboerderij Mosselaarweg 7
Bijlage 19 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 20 Bewijsstukken Ruimte Voor Ruimte Titel

Mosselaarweg 5-7-16

Bestemmingsplan - Gemeente Best

Vastgesteld op 10-06-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Mosselaarweg 5-7-16' met identificatienummer NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01 van de gemeente Best.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 AAB

Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen.

1.4 Aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwd bijgebouw dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Aan huis verbonden beroep

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.8 Aardkundige waarden en kenmerken

Waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van belang zijn.

1.9 Achtererfgebied

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en gelegen is achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorgevel en van daaruit evenwijdig loopt met de weg waaraan de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen.

1.10 Afhankelijke woonruimte (mantelzorg)

Een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met en behoort bij de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

1.11 Agrarisch bedrijf

Inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van landbouwhuisdieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf, niet zijnde een agrarisch technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf.

1.12 Agrarische bodemexploitatie

Het telen van gewassen en/of het beweiden door landbouwhuisdieren.

1.13 Agrarisch technisch hulpbedrijf

Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel met uitzondering van mestbewerking.

1.14 Agrarisch verwant bedrijf

Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van landbouwhuisdieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

1.15 Andere geluidgevoelige gebouwen:

Gebouwen zoals bedoeld in het Besluit geluidhinder.

1.16 Andere geluidgevoelige objecten

Voor andere geluidgevoelige objecten dan woningen geldt de definitie als opgenomen in artikel 1 van de Wet geluidhinder juncto artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.

1.17 Archeologische/cultuurhistorische waarde

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden.

1.18 Archeologische verwachting

De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

1.19 Attentiegebied ecologische hoofdstructuur

Gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.

1.20 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.21 Bebouwingscluster

vlakvormige verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied;

1.22 Bebouwingsconcentratie

kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;

1.23 Bebouwingslint

min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied;

1.24 Bebouwingspercentage

Een op de verbeelding dan wel in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.25 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.26 Bedrijfsmatige exploitatie recreatiebedrijf

Het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren van recreatieverblijven, waarbij voor recreatiewoningen geldt dat daar permanente wisselende recreatieve (nachts)verblijfsmogelijkheden worden geboden

1.27 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.28 Beperkingen veehouderij

Gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.

1.29 Bestaand

  1. a. t.a.v. bebouwing:
    bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied Best 2021, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip onherroepelijk verleende omgevingsvergunning;
  2. b. t.a.v. gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.30 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.31 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.32 Bijbehorende voorzieningen

Voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan het hoofdgebruik van de bestemming.

1.33 Bijgebouw

Gebouw dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.34 Boerderij of boerderijgebouw

Eén gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden. Voorbeelden zijn een langgevelboerderij en een kortgevelboerderij.

1.35 Boerderijsplitsing

Het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de regels aangegeven ander maximum aantal woningen.

1.36 Boringsvrije zone

Gebied rondom een waterwingebied waar zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken een aaneengesloten slecht doorlaatbare laag bevindt.

1.37 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.38 Bouwmassa

Een complex van aaneengebouwde bouwwerken.

1.39 Bouwperceel

Aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en bijbehorende voorzieningen worden geconcentreerd, en dat bestaat uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;

1.40 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.41 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.42 Bouwwijze

De wijze van bouwen van een woning, waarbij sprake is van vrijstaande, twee aaneengebouwde of meerdere aaneengebouwde dan wel gesplitste woningen; de bouwwijze wordt bepaald door de mate waarop het hoofdgebouw direct verbonden is met een ander hoofgebouw, dan wel indien het hoofdgebouw gesplitst is in twee of meerdere zelfstandige wooneenheden.

1.43 Carport

Een overkapping voor de overdekte stalling van motorvoertuigen.

1.44 Cultuurhistorische waarden en kenmerken

Waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

1.45 Dagrecreatie

Recreatieve activiteiten in de vorm van ontspanning, sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.

1.46 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.47 Detailhandel

Bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Activiteiten die vallen onder het begrip horeca worden niet aangemerkt als detailhandel.

1.48 Deskundige

Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals een archeologisch deskundige, erfgoeddeskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.

1.49 Dierenverblijf

Gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.

1.50 Dikke fractie

Het rulle of vaste deel van dierlijke mest dat ontstaat bij scheiding van mest of digestaat in een dik en een dun deel, bijvoorbeeld door mechanische scheiding, gescheiden opvang van mest en urine, bezinking of een strofilter.

1.51 Dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, waaronder begrepen het dak, die bestaat uit:

  1. a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
  2. b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.52 Ecologische verbindingszone

Vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden.

1.53 Ecologische waarden en kenmerken

Aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.

1.54 Erfbeplanting

Visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen, op de rand of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

1.55 Escortbedrijf

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices of bemiddelingsbureaus.

1.56 Evenement

het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking, met uitzondering van

  • bioscoopvoorstellingen,
  • markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en
  • snuffelmarkten als bedoeld in de APV,
  • kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen,
  • het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties,
  • activiteiten genoemd in het artikel straatartiest en speelgelegenheid als bedoeld in de APV.

1.57 Extensief recreatief medegebruik:

een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke

1.58 Functie

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.59 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.60 Geluidgevoelige ruimte

Een geluidgevoelige ruimte is een verblijfsruimte of verblijfsgebied van een gebouw met een woonfunctie. Ook een bijeenkomstfunctie die een nevengebruiksfunctie is van een woonfunctie van een verzorgingshuis (bijvoorbeeld een recreatiezaal) is een geluidgevoelige ruimte.

1.61 Geluidzone industrie

Geluidcontour rond een industrieterrein waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A).

1.62 Geurgevoelig object

Object als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij.

1.63 Glastuinbouwbedrijf

Agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

1.64 Groencentrum

een bedrijf dat is gericht op het telen en voornamelijk verkopen van planten en siergewassen, alsmede het verkopen en leveren van andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden en verfraaien van tuinen.

1.65 Grondgebonden veehouderij

Veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie, zoalsbeschreven in de provinciale Interim Omgevingsverordening of opvolger daarvan.

1.66 Handelsbedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen, in de vorm van een groothandel met eventueel ondergeschikte detailhandel.

1.67 Hobbymatig agrarisch gebruik

activiteiten gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren ondergeschikt aan de hoofdbestemming en in een omvang die niet als een bedrijfsmatige agrarische activiteit kan worden beschouwd.

1.68 Hokdierhouderij

Veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.

1.69 Hondenfokkerij

Het bedrijfsmatig fokken van honden.

1.70 Hondenpension/hondenkennel

Een tijdelijke opvangplaats voor honden, waar het dier na verloop van tijd weer wordt opgehaald door de eigenaren, bijvoorbeeld na vakantie.

1.71 Hoofdfunctie

Een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.

1.72 Hoofdgebouw

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.73 Horecabedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Tot de hieronder genoemde categorieën Horeca 1 tot en met Horeca 5 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

horeca 1 (winkelgebonden daghoreca):

vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm en openingstijden aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;

horeca 2a (maaltijdverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, bistro's, grand cafés etc.

horeca 2b (logiesverstrekkers)

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van logies met bijbehorend bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals hotels en pensions;

horeca 3 (spijsverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging en/of het al dan niet ter plaatse nuttigen alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans in enige mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;

horeca 4 (drankverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische en niet alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans een lichte aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafés en bars;

horeca 5 (zware horeca):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van dansen op elektrisch versterkte muziek alsmede op het ter plaatse nuttigen van alcoholische en niet-alcoholische dranken en etenswaren, en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken en nachtclubs.

1.74 Huishouden

Een alleenstaande, of twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.

1.75 Hostel

Tijdelijk recreatief dag- en nachtverblijf aan wisselende personen. Het verstrekken van maaltijden/drankjes aan overnachtende gasten is toegestaan.

1.76 Hydrologische betekenis

Gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied.

1.77 Hydrologisch waardevol

Gronden met waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie in relatie tot een of meer van de volgende waarden en/of omstandigheden:

  • aanwezige aardkundige waarden;
  • aanwezige waterafhankelijke natuurwaarden;
  • aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van waterafhankelijke natuurwaarden;

Daarbij behoren tevens kwantitatieve aspecten (hoge waterstand, stabiel waterpeil, kwelsituatie) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild).

1.78 Kamerverhuur

Het opdelen van een woning in twee of meer onzelfstandige wooneenheden óf het opdelen van een woning in één zelfstandige en één of meer onzelfstandige wooneenheden.

1.79 Kampeermiddel

Tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.80 Kampeerterrein

Terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, dat is bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.81 Kas

Agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter.

1.82 Kelder

Een nagenoeg geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.

1.83 Kernrandzone

Overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie.

1.84 Kleindierhouderij

Een therapeutische boerderij, waarbij dieren worden gehouden gericht op het organiseren van contact van clienten met deze dieren.

1.85 Kleinschalige bedrijvigheid

Het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden. Hieronder wordt mede begrepen consumentenverzorging.

1.86 Kleinschalige bouwwerken

Bouwwerken met een geringe oppervlakte en een geringe bouwhoogte.

1.87 Kleinschalige overnachting

Een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf en eventueel het serveren van ontbijt, waarvoor een vergoeding wordt betaald.

1.88 Kunstwerken

Waterstaatkundige bouwwerken die van belang zijn voor de functie die de wateren hebben, dan wel uit andere hoofde behoren tot of gelegen zijn in een watergang.

1.89 Landbouwhuisdier

Zoogdier of vogel voor de productie van vlees, eieren, melk, wol, pels of veren of een paard of pony voor het fokken

1.90 Landschappelijke tuin

een stuk grond, behorende bij het perceel van de aangrenzende (bedrijfs)woning, in gericht als tuin welke qua karakter en uiterlijk zoveel mogelijk aansluit bij het landschappelijk karakter van de omgeving;

1.91 Landschappelijke waarden en kenmerken

Gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.92 Lawaaisporten

Een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hieronder niet verstaan.

1.93 LIR

Landschapsinvesteringsregeling (LIR) 2019 gemeente Best, en opvolgende beleidsregels, waarin, met betrekking tot de beoordeling van initiatieven, de verschillende vormen van bijdragen aan de kwaliteit van het landschap zijn voorgeschreven.

1.94 Loonwerkbedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten aan overwegend agrarische bedrijven en het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden, met behulp van werktuigen.

1.95 Maatschappelijke en culturele voorzieningen

Educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.96 Manege

Een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.

1.97 Mantelzorg

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende (fysiek, psychisch en/of sociaal) door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten van elkaar overstijgt.

1.98 Melkrundveehouderij

Onder melkveehouderij worden de volgende diercategorieën uit de Regeling ammoniak en veehouderij verstaan, met tussen haakjes de bijbehorende RAV-code:

  • melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar (A1);
  • vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (A3);
  • dieren die worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak voor natuurbeheer.

1.99 Mestbewerking

De toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygienisatie of indamping van mest.

1.100 Mestverwerking

Het bewerken van mest ten behoeve van het exportwaardig maken daarvan.

1.101 Milieucategorie

Milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009.

1.102 Multifunctionele ruimte

een multifunctionele ruimte waar onder meer zijn toegestaan;

  1. 1. Exposities
  2. 2. Tentoonstellingen
  3. 3. Ruilbeurzen
  4. 4. Voorstellingen (theater, harmonieconcerten, mannenkoor etc.)
  5. 5. Symposiums
  6. 6. Lezingen
  7. 7. Bruiloften
  8. 8. Bedrijfsfeesten/-bijeenkomsten
  9. 9. Bijeenkomsten verenigingen

1.103 NatuurNetwerk Brabant (NNB)

Samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

1.104 Natuurwaarden

Waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid.

1.105 Nevenactiviteiten

Activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van een gebouw dan wel een deel van de gronden als bepaald in de regels als zodanig mag worden gebruikt.

1.106 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, apparatuur voor telecommunicatie, voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.107 Omschakeling

Geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm.

1.108 Opslagverhuurbedrijf

één bedrijf dat bedrijfsruimten verhuurt aan andere bedrijven / particulieren ten behoeve van opslag, waarbij het geen opslag betreft van goederen die bestemd zijn voor handel of ter plaatse worden overgeladen (overslagpunt). Productie, be- of verwerking van producten, repareren, sorteren en inpakken van producten of soortgelijke activiteiten is niet toegestaan uitgezonderd kortdurende en incidentele werkzaamheden. Stalling van voertuigen voor transportbedrijven en opslag van brandgevaarlijke goederen op het buitenterrein is niet toegestaan.

1.109 Overig agrarisch bedrijf

Agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt.

1.110 Overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en niet meer dan 1 wand.

1.111 Paardenhouderij

Een bedrijf dat gericht is op semi-agrarische activiteiten zoals het fokken en africhten van paarden dan wel op bedrijfsmatige activiteiten, zoals het aanbieden van rijles, het bieden van verblijf aan paarden, bijvoorbeeld paardenpension en paardenstallen en/of de handel in paarden.

1.112 Peil

  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • In andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.113 Pensionstalling

een agrarisch verwant bedrijf, waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden of het berijden ervan. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden. Onder pensionstalling wordt geen manege verstaan.

1.114 Perceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.115 Permanente bewoning

Het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze, die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister van de gemeente waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf kan worden beschikt.

1.116 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.117 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.118 Raamprostitutie

Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.119 Recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dan ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan. Voorbeelden hiervan zijn wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen.

1.120 Recreatieve voorziening

Voorzieningen bedoeld voor recreatieve activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning tot doel hebben, zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken en openluchttheaters.

1.121 Regionale waterberging

Gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.

1.122 Reservering waterberging

Gebied dat mogelijk in de toekomst noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.

1.123 Ruimtelijke eenheid

Complex van bij elkaar behorende bouwwerken.

1.124 Scouting

Groepsgewijze spel- en verenigingsactiviteiten voor kinderen en jongeren tot 21 jaar, inclusief overnachtingsmogelijkheid (groepsaccomodatie en/of kamperen) in weekenden en tijdens vakantieperioden.

1.125 Schuilhut

Een solitair gelegen klein bouwwerk dat dient voor de hobbymatige stallen van dieren en het bijbehorende dierenvoer.

1.126 Seizoenarbeiders

Werknemers die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een (agrarisch) bedrijf werkzaam zijn.

1.127 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.128 Stalderingsgebied

gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen;

Het stalderingsgebied voor Best is als volgt begrensd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0030.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0031.jpg"

1.129 Statische opslag

(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, die niet brandgevaarlijk zijn, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke.

1.130 Straatprostitutie

Het door handelingen, houding, woord, gebaar of andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

1.131 Streekgebonden producten

producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd.

1.132 Teeltondersteunende voorziening

Ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een (vollegronds)teeltbedrijf, waarbij het volgende onderscheid wordt gemaakt:

  1. a. teeltondersteunende kas:
    een teeltondersteunde voorziening in de vorm van een (permanente) kas.
  2. b. hoge teeltondersteunende voorzieningen met een permanent karakter:
    teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 meter, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die vrij makkelijk verwijderbaar zijn, maar waarbij dat niet na elk teeltseizoen plaats vindt. Hieronder worden in ieder geval verstaan:
      • teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen;
      • ondersteunende (glas)kassen;
      • plastic-/foliekassen, -tunnels en -regenkappen.
  1. c. hoge teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter:
    teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 meter, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die aanwezig zijn gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) van het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd. Hieronder worden in ieder geval verstaan:
      • menstoegankelijke wandelkappen;
      • schaduwhallen voor het afharden van producten en ter bescherming van plantmateriaal tegen scherpe zon;
      • hagelnetten en vraatnetten.
  2. d. lage ondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter/containervelden
    ondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die op of nabij de grond worden aangebracht, voor zogenaamde containerteelt. Hierbij kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
      • containervelden als onomkeerbare voorziening, waarbij gebruik gemaakt wordt van een geheel verharde ondergrond veelal van niet-openbare/gesloten verhardingen, zoals beton;
      • containervelden als omkeerbare voorzieningen, waarbij gebruik gemaakt wordt van anti-worteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen.
  3. e. lage teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter
    teeltondersteunende voorzieningen, met een hoogte van maximaal 1,5 meter, aanwezig gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd. Hieronder worden in ieder geval verstaan:
      • lage tunnels van halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen, insectengaas, afdekfolies, vlakveldfolies.

1.133 Tijdelijke huisvesting seizoenarbeiders

het huisvesten van werknemers op een agrarisch bedrijf, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op het desbetreffende agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

1.134 Tuincentrum

bedrijf, geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel van boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, kamerplanten, artikelen voor de aanleg en het onderhoud van de tuinen, tuininrichtingsartikelen en aanverwante artikelen.

1.135 Toename van stikstofemissie

  1. a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie door het gebruik van gronden en bouwwerken wanneer de emissie van stikstof (N/kg/jaar*) meer bedraagt dan de emissie van stikstof (N/kg/jaar*) afkomstig van het feitelijk bestaande, planologisch legale gebruik van gronden en bouwwerken, voorafgaand aan de vaststelling van het plan.
  2. b. Indien een gelijkblijvende of een afname van de stikstofemissie (N/kg/jaar*) afkomstig van het feitelijk bestaande, planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken voorafgaand aan de vaststelling van het plan, een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige en voor stikstof overbelaste habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.

1.136 Veehouderij

Agrarisch bedrijf of tak, gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

1.137 Veldschuur

Een ten tijde van het in ontwerp ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Best 2021 reeds aanwezig (of bestaand) gebouw buiten een agrarisch bouwvlak of een bestemmingsvlak met bouwmogelijkheden, dat buiten de reguliere bouwregels valt en wel als zodanig bestemd dient te worden.

1.138 Verblijfsrecreatie

Het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.

1.139 Verkoopvloeroppervlak (vvo)

De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.140 Vloeroppervlakte

de oppervlakte van de vloer van de begane grond.

1.141 (vollegronds)teeltbedrijf

Agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.142 Voorgevel

De gevel van de voorzijde van een gebouw.

1.143 Voorgevellijn

De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.144 Volwaardig agrarisch bedrijf

Bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.

1.145 Voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.146 Vormverandering van een bouwvlak

Wijziging van de begrenzing van een bouw- en bestemmingsvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte van dat bouwvlak of bestemmingsvlak.

1.147 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voor voorzieningen, die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.

1.148 Waterwingebied

Gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening door onttrekking van grondwater.

1.149 Werk

Een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.150 Wet/wettelijke regeling

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied Best 2021, tenzij anders bepaald.

1.151 Woning

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, dan wel voor de huisvesting van één huishouden met daarbij niet bedrijfsmatige kamerverhuur van maximaal 2 personen, danwel voor de huisvesting van maximaal 4 personen, die geen gezamenlijk huishouden vormen maar wel gezamenlijk gebruikmaken van de voorzieningen als ware het één huishouden. In het laatste geval dient sprake te zijn van een gebruiksoppervlakte van minimaal 12 m2 per persoon. Binnen een woning is sprake van één zelfstandige wooneenheid, dat wil zeggen één eenheid waarin een zelfstandig huishouden kan worden gevoerd doordat die eenheid beschikt over de daartoe strekkende voorzieningen (sanitair, kookgelegenheid en dergelijke) en een eigen huisnummer.

1.152 Woonboerderij

Een boerderij of boerderijgebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn. Voorbeelden hiervan zijn een langgevelboerderij of kortgevelboerderij.

1.153 Zolder

Zolder onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.

1.154 Zorgvuldige veehouderij

Een veehouderij, die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij als is voldaan aan de Nadere regels Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij zoals in de provinciale Interim Omgevingsverordening of opvolger daarvan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De (bouw)hoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 De oppervlakte van zonnepanelen

De oppervlakte van geplaatste of geïnstalleerde zonnepanelen is de netto oppervlakte loodrecht gemeten vanuit de lucht.

2.7 De afstand tot de bestemmingsgrens

De kortste afstand van het buitenwerkse gevelvlak van een gebouw tot de bestemmingsgrens.

2.8 De afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.9 De afstand tot de weg

De afstand tussen de bebouwing en de as van de weg.

2.10 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

2.11 De breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren.

2.12 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.13 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en/of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen; hobbymatig agrarisch gebruik van de gronden rondom en aansluitend aan de bestemming Wonen is toegestaan;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. extensief recreatief medegebruik;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, tuinen tussen Agrarisch -Agrarisch bedrijf en de weg;

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Leiding - Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden wordt gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding dient te zijn gewaarborgd;
  2. b. het bevoegd gezag dient vooraf schriftelijk advies in te winnen bij de betreffende leidingbeheerder.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van groenvoorzieningen;
  2. b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van landschapselementen;
  3. c. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden en kenmerken;
  4. d. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische betekenis van het gebied;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. extensief recreatief medegebruik.

7.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  1. a. kleinschalige bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 10 m², waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  2. b. eenvoudige voorzieningen, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor recreatief medegebruik, zoals prullenbakken, bankjes, bewegwijzering met een maximale bouwhoogte van 2 m. Verlichting is niet toegestaan;

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. het bouwen dient ten dienste van de bestemming te staan;
  2. b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  3. c. er vindt geen onevenredige aantasting van de natuurwaarden en/of ecologische waarden van de gronden plaats;
  4. d. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20m2.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter. Voor de bouw van hoogspanningsmasten geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 60 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden wordt gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de hoogspanningsverbinding dient te zijn gewaarborgd;
  2. b. het bevoegd gezag dient vooraf positief schriftelijk advies in te winnen bij de betreffende leidingbeheerder, waarbij wordt aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsverbinding .

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Leiding - Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden wordt gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding dient te zijn gewaarborgd;
  2. b. het bevoegd gezag dient vooraf schriftelijk advies in te winnen bij de betreffende leidingbeheerder.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

Binnen het gebied met 'Waarde - Archeologie 3' mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft:

  1. a. met een oppervlakte van maximaal 250 m2, of;
  2. b. met een oppervlakte groter dan 250 m2 en een verstoringsdiepte van minder dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, of;
  3. c. dat betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, dan wel niet meer dan 2,5 m uit de bestaande fundering wordt gebouwd.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 12 Waarde - Archeologie 4

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

Binnen het gebied met 'Waarde - Archeologie 4' mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft:

  1. a. met een oppervlakte van maximaal 500 m2, of;
  2. b. met een oppervlakte groter dan 500 m2 en een verstoringsdiepte van minder dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, of;
  3. c. met een oppervlakte groter dan 500 m2 en een verstoringsdiepte van minder dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - esdekken agrarisch', of;
  4. d. dat betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, dan wel niet meer dan 2,5 m uit de bestaande fundering wordt gebouwd.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 13 Waarde - Archeologie 5

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

Binnen het gebied met 'Waarde - Archeologie 5' mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft:

  1. a. met een oppervlakte van maximaal 2.500 m2, of;
  2. b. met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en een verstoringsdiepte van minder dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, of;
  3. c. met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en een verstoringsdiepte van minder dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - esdekken agrarisch', of;
  4. d. dat betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, dan wel niet meer dan 2,5 m uit de bestaande fundering wordt gebouwd.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Bouwregels

15.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid.

15.2 bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet dan wel Wet algemene bepalingen omgevingswet tot stand is gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan, met dien verstande dat het gebouw is opgericht ten behoeve van een uit de huidige (of vergelijkbare) bestemming voortvloeiende functie.

15.3 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen (bouwen beneden peil) gelden de volgende bepalingen:

  1. a. ondergronds bouwen is toegestaan ter plaatse van een (bedrijfs) woning;
  2. b. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m.

Artikel 16 Algemene Gebruiksregels

16.1 Algemeen

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemmingen.

16.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het (laten) gebruiken voor:

  1. a. seksinrichtingen;
  2. b. de verkoop van softdrugs;
  3. c. het gebruik van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen als zelfstandige woning;
  4. d. het gebruik van gebouwen voor kleinschalige overnachting, behalve kleinschalige overnachtingen die binnen een bestemming expliciet zijn toegestaan, dan wel de bestaande kleinschalige overnachtingen;
  5. e. evenementen, anders dan evenementen die binnen een bestemming expliciet zijn toegestaan;
  6. f. kleinschalig kamperen; anders dan kleinschalig kamperen dat binnen een bestemming expliciet is toegestaan dan wel anders dan de bestaande kleinschalige kampeerplaatsen;
  7. g. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

16.3 Evenementen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaald in 16.2 teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen toe te staan. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  1. a. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek toegankelijke uitvoering / verrichting van vermaak en/of aan een dergelijk evenement gerelateerde kampeervoorzieningen;
  2. b. het evenement duurt maximaal 3 (aaneengesloten) dagen en mag maximaal 2 keer per jaar op de desbetreffende gronden plaatsvinden;
  3. c. detailhandel is niet toegestaan, behoudens detailhandel ten dienste van en ondergeschikt aan het evenement;
  4. d. er dienen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  5. e. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn. Dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot blijvende / onomkeerbare voorzieningen / ingrepen;
  6. f. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij de planontwikkeling;
  7. g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.

Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels

17.1 Gebiedsaanduidingen

Ter plaatse van de als:

  1. a. overige zone - esdekken agrarisch;

aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemmingen waarbinnen dit geldt.

17.2 Cultuurhistorische waarden

17.3 Geluidzone - hogere grenswaarden

Voor de locaties, die zijn voorzien van de aanduiding 'geluidzone - hogere grenswaarde' geldt dat deze pas in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de woonfunctie als wordt voldaan aan de voorwaarden van het hogere grenswaardenbesluit zoals opgenomen in bijlage pm

17.4 Overige zone - attentiezone waterhuishouding

17.5 Vrijwaringszone - radar

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 90 m boven NAP, in verband met het obstakelvrij kunnen functioneren van een radarinstallatie voor vliegbewegingen.

Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels

18.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  2. b. van de regels en toestaan dat de bestemmingsgrenzen of het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij geldt dat de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
  3. c. van de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud per gebouwtje niet meer mag bedragen dan 50 m3;
    2. 2. de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
    3. 3. de bebouwing landschappelijk inpasbaar is en de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  4. d. van de regels voor de bouw van dierenverblijven binnen de bestemmingen 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en 'Wonen' waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    1. 1. Per bouwperceel mag slechts één dierenverblijf worden gebouwd c.q. aanwezig zijn.
    2. 2. Er mogen uitsluitend vrijstaande dierenverblijven worden gebouwd als schuilgelegenheid of nachtverblijf voor het houden van vee met een hobbymatig c.q. geen bedrijfsmatig karakter.
    3. 3. De oppervlakte van het dierenverblijf mag maximaal 20 m² bedragen en de bouwhoogte maximaal 3 m.
    4. 4. Het moet een constructie betreffen die minimaal aan één zijde (half)open is.
    5. 5. De afstand tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.
    6. 6. De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
  5. e. van de regels ten behoeve van een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,50 maal de maximaal toegestane (nok)hoogte van het betreffende gebouw, met dien verstande dat de maximale hoogte van schoorstenen 15 meter bedraagt.
  6. f. van de regels ten behoeve van het plaatsen dan wel installeren van zonnepanelen:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
    2. 2. de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
    3. 3. aangetoond is dat het ondoelmatig is om de zonnepanelen op het deel van het erf te realiseren waar zonnepanelen (hetzij op het dakvlak, hetzij via een grondopstelling) rechtstreeks zijn toegestaan;
    4. 4. de omvang van de grondopstelling c.q. installatie niet groter is dan noodzakelijk om te voorzien in de eigen energiebehoefte;
    5. 5. de grondopstelling en de situering van de bebouwing compact en geconcentreerd is vormgegeven op het achtererfgebied. Indien is aangetoond dat plaatsing op dit achtererfgebied ook ondoelmatig is, kan de gondopstelling aansluitend aan de achterste grens van het achtererfgebied geplaatst worden;
    6. 6. er is voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een uitvoerbaar beplantingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken;
    7. 7. er geen bomen moeten worden gekapt ten behoeve van het (beter) functioneren van de zonnepanelen;
    8. 8. de archeologische, aardkundige, landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
    9. 9. aangetoond moet worden dat er geen onaanvaardbare hinder door schittering ontstaat, zodat afgewogen kan worden of de grondopstelling aanvaardbaar is voor de omgeving;
    10. 10. de grondopstelling niet gebruikt wordt voor opslagdoeleinden.
  7. g. van de regels in 16.2 teneinde kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven voor meer dan 15 kampeermiddelen toe te staan dan wel kleinschalig kamperen bij woningen toe te staan. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
    1. 1. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of als nevenactiviteit bij een woning;
    2. 2. het plaatsen van kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan op de gronden binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' alsmede op de gronden aangrenzend aan de bestemming tot een afstand van maximaal 125 meter, dan wel op de gronden binnen de bestemming 'Wonen' alsmede op de gronden grenzend aan deze bestemming tot een afstand van maximaal 125 meter;
    3. 3. er dient een afstand van minimaal 50 m tot woningen of bedrijfswoningen van derden in acht te worden genomen;
    4. 4. er dient een afstand van minimaal 50 m van een aanwezige bomenteelt en/of fruitteelt in acht genomen te worden.
    5. 5. uitsluitend zijn toegestaan kampeermiddelen met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans);
    6. 6. kleinschalig kamperen mag bestaan uit maximaal 25 kampeermiddelen per agrarisch bedrijf of per woning;
    7. 7. de kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    8. 8. gebouwde voorzieningen ten behoeve van de nevenactiviteit kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarischbedrijf' dan wel binnen het bestemmingsvlak 'Wonen';
    9. 9. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
    10. 10. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.
    11. 11. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    12. 12. er wordt op eigen terrein, binnen 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', dan wel binnen de bestemming 'Wonen' voorzien in de parkeerbehoefte, als bedoeld in artikel 19.1;
    13. 13. er wordt voldaan aan de meest recente Landschapsinvesteringsregeling (LIR) van de gemeente Best.
  8. h. de afwijking als bedoeld onder a t/m f is niet toegestaan indien en voor zover de afwijking strijdig is met de provinciale Interim Omgevingsverordening of de opvolger daarvan.

18.2 Afwijking landschappelijk inpassingsplan

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de in Bijlage 5 bij de regels opgenomen landschapppelijke inpassing. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  1. a. er dient sprake te zijn van een zorgvuldig landschappelijk inpassingsplan met een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden als in het - in de bijlage opgenomen - oorspronkelijk landschappelijk inpassingsplan;
  2. b. het aangepaste landschappelijk inpassingsplan dient te zijn beoordeeld en goedgekeurd door de deskundige van de gemeente;
  3. c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

Artikel 19 Overige Regels

19.1 Parkeren

19.2 Regels met betrekking tot geluidsgevoelige objecten

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

20.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Mosselaarweg 5-7-16'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Ten behoeve van de gewenste afronding van een stedelijke ontwikkeling (uitbreiding Aarlesche Erven) zijn door de gemeente gronden aangekocht, die in eigendom waren van een bestaande aardbeienkwekerij. Ten behoeve van een duurzame bedrijfsvoering worden de agrarische bedrijfsactiviteiten van dit tuinbouwbedrijf aan de Mosselaarweg 5 en 7 verplaatst naar door initiatiefnemer inmiddels verworven gronden ten noorden van de Mosselaarweg, waar tevens een bedrijfswoning en bedrijfsgebouw gerealiseerd zullen worden. Op aangrenzende gronden zullen permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van hoofdzakelijk aardbeienstellingen worden opgericht ten behoeve van de bedrijfsvoering.

Daarnaast worden met het planvoornemen de bestaande agrarische bedrijfslocaties aan de Mosselaarweg 5 en 7 gesaneerd. De huidige bedrijfswoningen worden op beide locaties omgezet naar reguliere burgerwoningen, waarbij het cultuurhistorische boerderijpand aan de Mosselaarweg 7 tevens zal worden gesplitst. Daarnaast wordt op het tussenliggende perceel een twee-onder-een-kap woning gerealiseerd door de inzet van een Ruimte-voor-Ruimtetitel.

De ontwikkeling is niet direct mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is een bestemmingsplanwijziging ex. artikel 3.1 Wro noodzakelijk. Met deze herziening van het bestemmingsplan dient aan de hand van deze toelichting aangetoond te worden dat de ontwikkeling voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Mosselaarweg in het buitengebied ten noordwesten van de kern Best en bestaat uit 2 deelgebieden. Het deelgebied ten noorden van de Mosselaarweg is kadastraal bekend als gemeente Best, sectie K, perceelnummers 37, 38, 40 en 3648. Het deelgebied ten zuiden van de Mosselaarweg is kadastraal bekend als gemeente Best, sectie K, perceelnummer 1821, 3926 (deels), 4256 (deels), 4293 en 4294.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0001.png"

Luchtfoto met globale ligging plangebied rood omlijnd

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

De planologische situatie binnen het plangebied is vastgelegd in het inwerking getreden bestemmingsplan 'Buitengebied Best 2021' (vastgesteld 26-09-2022).

De gronden ten noorden van de Mosselaarweg zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. De percelen aan de Mosselaarweg 5 en 7 zijn bestemd als 'Agrarisch- Agrarisch bedrijf' en omliggende percelen zijn bestemd als 'Agrarisch'. Tevens gelden binnen het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' (deels), 'Waarde - Archeologie 4' (deels) en 'Waarde - Archeologie 5' (deels) én zijn de functieaanduidingen 'specifieke vorm van verkeer - onverharde wegen', 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen' en 'cultuurhistorische waarden' opgenomen. Daarnaast is het plangebied gelegen binnen de gebiedsaanduidingen 'overige zone - attentiezone waterhuishouding' (ter bescherming van de waterhuishouding van het NNB), 'overige zone - esdekken agrarisch' (heeft betrekking op de toegestane verstoringsdiepte in het kader van de archeologische beschermingswaarden van de ondergrond), 'overige zone - groenblauwe mantel' (ten behoeve van behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en ecologische/landschappelijke waarden) en 'vrijwaringszone - radar (ten behoeve van een bouwverbod van bebouwing hoger dan 90 meter boven NAP).

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0002.png"

Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Best 2021' met globale ligging plangebied rood omlijnd

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 het project nader omschreven door de planomgeving, de huidige situatie en het planvoornemen te beschrijven. In Hoofdstuk 3 wordt het planvoornemen vervolgens getoetst aan de vigerende beleidskaders op verschillende niveaus (Rijk, provincie en gemeente). In Hoofdstuk4 wordt het planvoornemen getoetst aan de hand van relevante milieu- en omgevingsaspecten, waarna in Hoofdstuk 5 de juridische aspecten van het plan worden toegelicht. Tenslotte komen in Hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische haalbaarheid van het plan aan bod.

Hoofdstuk 2 Plangebied En Planontwikkeling

2.1 Omgeving Van Het Plangebied

Het plangebied is gelegen ten noordwesten van de kern Best en de in ontwikkeling zijnde recente uitbreidingswijk Aarlesche Erven, ten westen van de spoorlijn Boxtel-Best én de Rijksweg A2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0003.png"

Uitsnede topografische kaart, met globale situering planlocatie toekomstig agrarisch bedrijf (blauw gemarkeerd), huidige agrarische bedrijven (rood gemarkeerd)

Het gebied maakt onderdeel uit van het Groene Woud en het Van Gogh Nationaal Park. Dit nationaal landschap gelegen, tussen de stedendriehoek 's-Hertogenbosch, Eindhoven en Tilburg, betreft een beekdallandschap waar van noord naar zuid de beekdalen van de Dommel, de Beerze, de Reusel en een deel van de Aa doorheen lopen. Het gebied omvat meerdere natuurgebieden, bestaande uit bossen, moerassen, heide, boerenland (waaronder agrarisch populierenlandschap) en karakteristieke stads- en dorpsgezichten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0004.png"

De Mosselaarweg vormt een verbindingsweg door het landelijk gebied met verschillende functies (burgerwoningen, agrarische en niet-agrarische functies en voorzieningen). De Mosselaarweg is van oudsher omgeven door de inheemse bomensoort de populier, een soort die in de directe omgeving van het plangebied op verschillende plekken terug te vinden is. De weg bevindt zich in de overgangszone tussen het stedelijk en agrarisch gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0005.png"

Luchtfoto wijdere omgeving met globale ligging plangebied

2.2 Huidige Situatie Van Het Plangebied

Ten zuiden van de Mosselaarweg zijn een tweetal agrarische bedrijven gelegen op Mosselaarweg 5 en 7. Aan de Mosselaarweg 5/7 is van oudsher circa 5 ha cultuurgrond beschikbaar voor het tuinbouwbedrijf. Daarnaast worden op diverse locaties kavels grond gehuurd (ca 40 ha), ten behoeve van de teelt van pioenrozen (ca. 19 ha), miscanthus (ca. 7 ha) en zogeheten wachttbedteelt van aardbeienplanten (ca 13 ha).

Ter plaatse van Mosselaarweg 7 bevindt zich een cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij (1). Op het achtererf zijn naast erfverharding een tweetal bedrijfsgebouwen gelegen ten behoeve van het aanwezige agrarische bedrijf in de vorm van een aardbeienkwekerij (3 en 4). Daarachter zijn een watersilo (5) en bijgebouw (6) voor de huisvesting van seizoenarbeiders gelegen. Op Mosselaarweg 5 (2) bevindt zich uitsluitend een bedrijfswoning met inpandige garage en erfverharding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0006.png"

Situatieschets huidige situatie binnen plangebied

De gronden binnen het plangebied op het achterterrein van Mosselaarweg 5 en 7 worden grotendeels benut voor permanente teeltondersteunende voorzieningen (omvang in totaal ca 4,5 ha) deels in de vorm van gedeeltelijk overkapte stellingen ten behoeve van de aardbeienkwekerij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0007.png"

Obliek aardbeienkwekerij Mosselaarweg 5 en 7

De gronden ten noorden van de Mosselaarweg zijn in de huidige situatie nog onbebouwd en feitelijk in gebruik als grasland/landbouwgrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0008.png"

Obliek onderdeel plangebied ten noorden van Mosselaarweg en in huidige situatie in gebruik als grasland/landbouwgrond

Ook de percelen achter de beoogde toekomstige bedrijfslocatie zijn in regulier agrarisch gebruik als weide en akker. Er zijn op de percelen weinig tot geen landschapselementen aanwezig, alleen enkele sloten met grasbermen. Daarnaast is er een herkenbaar historisch pad met aan beide zijden een sloot.

2.3 Planvoornemen

Het voornemen behelst het verplaatsen van de bestaande aardbeienkwekerij naar de overkant van de Mosselaarweg, waar een nieuw bedrijfsgebouw wordt opgericht voor de verwerking van de aardbeien, kersen, bloemen en miscanthus. Aansluitend aan het nieuw te realiseren bouwvlak worden ten behoeve van de aardbeien- en kersenteelt teeltondersteunende voorzieningen gerealiseerd in de vorm van gootstellingen, regenkappen en/of hagelnetten. Daarnaast wordt een nieuwe bedrijfswoning gerealiseerd en wordt een openbaar toegankelijke pluktuin met paviljoen gerealiseerd.

Het bedrijf wil haar bedrijfsvoering op de nieuwe locatie verder verduurzamen en nog meer focussen op lokale afzet van haar fruitproducten. Daarnaast wordt bijgedragen aan de overgang naar meer duurzame gewassen door middel van teelt en verwerking van Miscanthus, dat geschikt is voor vele hoogwaardige toepassingen en een bijdrage levert aan de reductie/vastlegging van CO2.

In het hiertoe opgesteld advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen wordt gesteld dat, op basis van de voortzetting van het huidige tuinbouwbedrijf, ruimtelijk-economische belangen voor de langere termijn aanwezig zijn om te komen tot een verplaatsing van de bedrijfsvoering. Dit advies is als Bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. De voorgestelde verplaatsingslocatie aan de overzijde van de Mosselaarweg biedt, met name gelet op de omvang van de vestigingskavel en direct aangrenzende gronden (in totaal ca 14,5 ha), goede mogelijkheden voor de efficiënte en doelmatige exploitatie van een tuinbouwbedrijf. Bovendien is de AAB van mening dat de huisvesting van 20 seizoenarbeiders op het bedrijf noodzakelijk is vanuit het perspectief van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

Op de 2 bestaande bedrijfslocaties wordt de agrarische bedrijfsvoering beëindigd, de bedrijfsbebouwing en -voorzieningen op beide locaties worden gesaneerd, de voormalige bedrijfswoningen worden omgezet in een burgerwoning, waarbij de cultuurhistorisch waardevolle boerderijpand op nr. 7 wordt gesplitst en daarnaast wordt een twee-onder-een-kap woning toegevoegd via een aan te kopen Ruimte voor ruimte titel. Samengevat bevat het voornemen onderstaande planonderdelen:

1. Saneringslocatie

  1. a. Het saneren van de agrarische bedrijven aan de Mosselaarweg 5 (± 5.600 m2) en 7 (± 5.500 m2). De bestaande bedrijfsactiviteiten op deze locatie worden zowel planologisch als feitelijk beëindigd. Dit komt neer op:
    1. 1. Het wegbestemmen van de huidige planologische agrarische bouw- en gebruiksmogelijkheden op en rondom de twee bestemmingsvlakken 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' (gezamenlijk 1,1 ha) zoals opgenomen in het bestemmingsplan buitengebied 2002; Voor de onbebouwde agrarische gronden blijft vooralsnog de bestaande agrarische gebiedsbestemming 'Agrarisch' gehandhaafd. De gemeente heeft hier ten behoeve van de afronding van de Aarlesche Erven realisering van een uitloopgebied voor ogen. Voor de nadere invulling hiervan heeft de gemeente momenteel de visievorming in voorbereiding;
    2. 2. Het saneren van de bedrijfsbebouwing (in totaal circa 1.550 m2 bebouwing en 2.250 m2 verharding);
  2. b. Het herbestemmen van de huidige bedrijfswoning aan de Mosselaarweg 5 naar een reguliere burgerwoning;
  3. c. Het herbestemmen van de huidige bedrijfswoning aan de Mosselaarweg 7 naar een burgerwoonbestemming, waarbij de als cultuurhistorisch waardevol aangemerkte langgevelboerderij wordt gesplitst in 2 wooneenheden, met een maximale gezamenlijke inhoud van 1.000 m3 en maximale inhoud van 500 m3 per wooneenheid ;
  4. d. Het realiseren van één twee-onder-een-kapwoning op het perceel tussen de bestaande woningen aan de Mosselaarweg 5 en 7 middels het aankopen van één Ruimte-voor-Ruimtetitel (bouwtitel), met een maximale gezamenlijke inhoud van 1.000 m3 en maximale inhoud van 500 m3 per wooneenheid.

2. Hervestigingslocatie ten noorden van de Mosselaarweg

  1. a. Het verplaatsen van de bestaande agrarische bedrijfsactiviteiten naar verworven gronden aan de noordzijde van de Mosselaarweg, kadastraal bekend sectie K nummers 37, 38, 40 en 3658 op de overgang van stedelijk naar agrarisch gebied. De nieuwe bedrijfslocatie wordt benut voor:
    1. 1. productie, vermeerdering en verkoop van aardbeien;
    2. 2. kersenteelt;
    3. 3. vermeerdering van pioenen;
    4. 4. miscanthus teelt;
    5. 5. aanleg, beheer en extensief recreatief medegebruik omliggend historisch kampen- en populieren landschap (ommetjes);
  2. b. Het nieuwe agrarisch bestemmings- bouwvlak van 1,5 ha wordt benut voor het oprichten van:
    1. 1. 1 bedrijfswoning;
    2. 2. 1 bedrijfsgebouw (2.100 m2), ten behoeve van:
  1. 1. dokboord (5 x 24 m);
  2. 2. epeditie ruimte, ontvangst en klaarmaken voor transport van aardbeien, kersen, aardbeienplanten, pioenen en miscanthus (rhizomen). (13 x 15 m );
  3. 3. koelcel tbv opslag van aardbeien, kersen, aardbeienplanten, pioenen en miscanthus (rhizomen). ( 6,5 x 10 m) ;
  4. 4. het snijden en sorteren van aardbeienplanten en miscanthus(rhizomen). (600 m2) ;
  5. 5. machine berging ten behoeve van tractoren, rooier, grondbewerking, enz. (13 x 15 m) ;
  6. 6. fust opslag van voorraadbakken, fust aardbeienplanten, fust pioenen en miscanthus rekken( big bag in stalen frame stapelbaar). (15 x 40 m) ;
  7. 7. verkooppunt van fruit (6,5 x 8 m );
  8. 8. kantine en recreatieruimte personeel ( 10 x 13 m) ;
  9. 9. toilet en douches (10 x 13 m) ;
  10. 10. overdekt buitenterras (10 x15 m) ;
  11. 11. kantoren, ontvangstruimte-archief e.d. (10 x 15 m).;
  12. 12. slaapvertrekken-sanitair t.b.v. huisvesting (max. 20) seizoenarbeiders ( 15x 20 m) ;
  13. 13. technische ruimte (pompen en substraatcomputer), opslag gewasbeschermingsmiddelen, opslag meststoffen ( vloeibaar en vast). ( 10 x 15 m.);
  14. 14. opslag zolder lichte machines en doosjes. ( 10 x 15 m)

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0009.png"

    1. 1. Bedrijfsverharding en overige voorzieningen;
    2. 2. Realisering van een watersilo ten behoeve van hergebruik hemelwater met een opvangcapaciteit van 3.000 m3 ten oosten van het bedrijfsgebouw; dit betreft verplaatsing van de huidige watersilo achter Mosselaarweg 7;;
    3. 3. Aanleg van een openbaar toegankelijke belevings-/pluktuin met paviljoen tussen de bedrijfswoning en het bedrijfsgebouw te behoeve van de promotie van lokaal fruit en groente, waar gasten kunnen proeven en beleven wat er op de boerderij wordt geteeld.
  1. c. Het oprichten van 3 ha. permanente teeltondersteunende voorzieningen, aansluitend aan het bouwvlak ten behoeve van de aardbeienteelt op stellage en de kersenteelt. Met de aardbeienteelt op stellage staan de aardbeienplanten in goten op ruim een meter boven de grond. Het groeiseizoen is van maart tot en met september. De planten worden met een druppelsysteem voorzien van water. Gronden onder de stellingen zijn onverhard en worden ingezaaid met gras en een kruidenmengsel. Deze stellingenteelt draagt bij aan duurzaam telen, doordat hiermee sprake is van minder watergebruik, minder bestrijdingsmiddelen en eenvoudiger plukken. Tbv de kersenteelt kunnen voorzieningen worden opgericht om de kersen gedurende het seizoen te beschermen tegen de weersinvloeden (zoals regen en hagel) en vogels, met behulp van folie en net.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0010.png"

Situatieschets planvoornemen

2.4 Landschappelijke Inpassing

Het erf van de toekomstige bedrijfslocatie wordt in zijn geheel landschappelijk ingepast aan de hand van streekeigen landschapselementen. Op aangrenzende, achterliggende landbouwgronden zijn tevens plannen voor het aanleggen van diverse natuur-, landschaps- en recreatieve elementen, mede ten behoeve van de noodzakelijke versterking van foerageer- en leefgebied voor een tweetal steenuilkoppels, waarvan delen van het bestaand territorium als gevolg van de realisatie van 880 woningen in de zuidelijk gelegen uitbreidingswijk 'Aarlesche erven' wordt aangetast. Hiertoe is in samenwerking met diverse lokale natuurorganisaties alsmede de aangrenzende grondeigenaar aan de Mosselaarweg 10 (voormalige melkveehouderij, waar een herontwikkeling als kleinschalige bedrijfslocatie ten behoeve van een kleinschalige, ambachtelijke houtzagerij alsmede mini-camping voor campers) een gezamenlijk landschapsontwikkelingsplan voor het gebied opgesteld, dat als Bijlage 14 bij de toelichting van dit bestemmingsplan is gevoegd.

Om dit gebied te ontwikkelen voor het leefgebied van de steenuil wordt een afwisselend landschap gecreëerd, met diverse kruidensoorten en grassen (zowel droog als nat), boomstructuren, singels en knotwilgen in combinatie met struweel. De kavelranden worden ingericht met kenmerkende landschapselementen zoals knot- en fruitbomen en diverse hagen in combinatie met (intensieve) tuinelementen. Deze elementen vormen een meerwaarde het leefgebied van de steenuil. Daarnaast vormen ze een meerwaarde voor de lokale biodiversiteit en cultuurhistorisch landschap en dient het als stedelijk uitloopgebied.

Door aanleg van aanvullende landschapselementen in de vorm van houtwallen en solitaire bomen wordt getracht de kleinschaligheid van het historische kampenlandschap terug te brengen in het gebied en bij te dragen aan een robuustere groenblauwe dooradering van het gebied. Hiermee kunnen tevens de ecologische en landschappelijke waarden van het gebied verder worden versterkt, zodat de gebiedskenmerken onderdeel uitmaken van het gehele bedrijf.

De belangrijkste aspecten voor de voorgenomen landschapsversterkende maatregelen zijn :

  • aanleg van botanische bijenranden naast de bestaande weilanden/akkers om de afwisseling van het kleinschalig landschap te vergroten (intensief/extensief - kort/ruig);.
  • aanleg van een wintervoedselrand om te waarborgen dat in de winter het voedselaanbod groot genoeg blijft;
  • behoud van sloten en laagtes met ruige bermen voor het aantrekken van insecten, reptielen en vogels;
  • het open en transparant houden van het landschap om te kunnen foerageren.

Naast het bieden van voldoende voedselaanbod is ook gekeken naar het creëren van schuil-, uitkijk- en rustplekken. Dit is bereikt door de aanleg van:

  • Een bomenrij in het midden van het onderzoeksgebied.
  • Aanleg van nieuwe verspreidstaande knotwilgen en - essen. Bij voorkeur niet in de rij, aangezien dit te verdichtend zou werken.
  • Aanleg van enkele landschapsbomen op strategische plekken.
  • Gebruik maken van bestaande landschapsbomen in de naaste omgeving (Broekstraat en nabij hoogspanningsmast).
  • Afrastering met houten palen.

Naar aanleiding van nadere ambtelijke afstemming met de provincie is het oorspronkelijk landschappelijk inrichtingsplan aangevuld en aangepast in die zin dat met een robuustere groenblauwe dooradering van dit deel van het plangebied de kleinschaligheid van het historisch kampenlandschap in het gebied nog meer wordt teruggebracht. Door aanvullende aanleg en herprofilering van diverse zaksloten (blauwe dooradering) alsmede de aanleg van aanvullende nieuwe landschapselementen (groene dooradering) in de vorm van nieuwe bosjes op enkele overhoeken en struweelsingels wordt het kleinschalige cultuurhistorisch landschap verder versterkt. Deze aanvulling op het landschappelijk inpassingsplan is als Bijlage 15 aan de toelichting toegevoegd.

Globale visie

In en direct rondom het plangebied vormen twee belangrijk hoofdstructuren de dragers van het plan, namelijk de laanstructuur en een natte structuur, zie ook onderstaande figuur. Beide zijn deels gevormd rondom bestaande elementen. De boomstructuur vormt een verbinding tussen de Mosselaarweg en Broekstraat. De natte structuur ligt naast de bestaande A-watergang. De ruimte rondom de watergang wordt verbeterd en de ecologische kwaliteit versterkt. In de randen van de landbouwgronden worden kleine lijnvormige groenstructuren aangebracht door middel van beplanting en kruiden. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de grondbewerking van het naastgelegen perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0011.png"

Voorstel gebiedsvisie kaart Bron: Landschapsplan, Van Dooren Landschap, versie 25 juli 2022

Landschappelijk inrichtingsvoorstel Mosselaarweg 16

Op basis van de visie is een gezamenlijk landschapsplan opgesteld, (inclusief gronden van de naburige grondeigenaar van Mosselaarweg 10, zie Bijlage 14). Op basis van de bedrijfsopzet en het gezamenlijk landschapsplan is voor onderhavig bestemmingsplan de landschappelijke inpassing nader uitgewerkt. De twee erven en het achterliggende landschap zijn apart uitgewerkt in afzonderlijke inrichtingsvoorstellen. De drie elementen hebben onderlinge samenhang en zijn integraal ontworpen. Zie onderstaand een uitsnede van het landschappelijk inrichtingsvoorstel voor de nieuwe bedrijfslocatie op Mosselaarweg 16, zie ook Bijlage 5 bij de regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0012.png"

Landschappelijke inpassingsschets nieuwe bedrijfslocatie (Bron: Landschapsplan, Van Dooren Landschap, versie 4 april 2024)

Rondom de bedrijfswoning ligt een tuin, omsloten door een haag van een inheemse soort. Langs de inrit wordt een hoogstamfruitboomgaard aangeplant. Achter en voor in de tuin staan 4 bomen als markering van de grens tussen de belevings- en pluktuin en particuliere tuin.

De nieuwe belevings- en pluktuin wordt ingezet als groen tussenlid tussen de bedrijfshal, watersilo en bedrijfswoning. Vanaf de Mosselaarweg blijft hierdoor zicht op het achterliggende landschap.

De belevingstuin bestaat uit diverse soorten beplanting met fruit, bloemen en kruiden. De belevingstuin wordt aan de achterzijde omzoomd door een houtsingel en knotwilgenrij. Binnen de belevingstuin is ruimte voor enkele landschapsbomen.

Het voorterrein van de loods wordt ingericht als boomgaard met een gemengde haag van inheems materiaal. Ook de parkeerplaats van het personeel en gasten wordt hierin meegenomen.

Parallel aan de nieuwe loods wordt een brede houtsingel met aan weerszijden een infiltratiegreppel gerealiseerd.

Beplantingsplan

In het beplantingsplan worden de nieuwe aan te leggen en bestaande landschapselementen benoemd, beschreven en gemaatvoerd. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van het beheer van het element. Er is voor de erven rekening gehouden dat de tuinen en woningen nog ontworpen moeten worden. Hier is keuzevrijheid voor de aan te leggen beplanting ingebouwd, zie onderstaande afbeelding alsmede Bijlage 5 bij de regels. Via een voorwaardelijke verplichting is de realisatie en duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing nader juridisch geborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0013.png"

Uitsnede beplantingsplan (Bron: Landschapsplan, Van Dooren Landschap, versie 6 april 2024)

Landschappelijk inrichtingsvoorstel achterliggende gronden

Ten westen van het nieuwe toekomstige erf Mosselaarweg wordt een nieuw wandelpad aangelegd, in het verlengde van het bestaande zandpad vanaf de Broeksteeg. Het wandelpad krijgt een ‘karrenspoor’ uitstraling. Dat wil zeggen een smal pad, begaanbaar voor een trekker/paard en kar. Het karrenspoor wordt begeleid door inheemse laanbomen, zie onderstaande figuur.

Naast de bestaande A-watergang aan de oostzijde van het plangebied ligt een bestaande wandelpad. Ter hoogte van de nieuw te realiseren aardbeistellingen zal een flauw oevertalud worden gemaakt. Dit biedt bufferruimte voor water in de loop, maar ook een meerwaarde voor de natte biodiversiteit. Ten noorden van de aardbeistellingen is veel ruimte in overhoeken om interessante natuur te maken icm een nieuw wandelpad.

Naast de watergang en het wandelpad komt een strook botanische bijenrand in combinatie met verspreidstaande knotwilgen en stukjes struweel. De rand wordt extensief beheerd. De weiderand vertakt zich in oost- en westelijke richting, waarbij ook de bestaande stukken rondom de bosschages onderdeel kunnen vormen van het foerageergebied van de steenuil.

Binnen de structuren en velden wordt ook gekeken naar de toepassing van populierenhout wat verwerkt wordt op de naburige houtzagerij.

De aanvullende bosjes krijgen een opbouw van kruidenrand-zoom-mantel-bos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0014.png"

Impressie landschappelijke inpassing achterliggende agrarische gronden ten noorden van de Mosselaarweg (Bron: Gebiedsvisie Mosselaarweg, Van Dooren Landschap, versie 4 april 2024)

Landschappelijk inrichtingsvoorstel Mosselaarweg 5-7 - ong

Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de bestaande te handhaven voormalige bedrijfswoningen op Mosselaarweg 5 en 7 alsmede de tussenliggende nieuw op te richten twee-onder-een-kap woning is eveneens een landschappelijke inpassing uitgewerkt.

De nieuwe bijgebouwen worden achter de voorgevellijn gebouwd en zijn ondergeschikt aan de hoofdvorm. Voor of naast de bijgebouwen is voldoende ruimte voor auto’s om te parkeren. De erfinrichting voor de bestaande woningen is zoveel mogelijk aangekleed met lage inheemse hagen. De leilindes voor woningnummer 5 worden verwijderd, waardoor er zicht is op de woning vanaf de Mosselaarweg., zie onderstaand een uitsnede van het landschappelijk inrichtingsvoorstel voor de nieuwe woonlocaties ten zuiden van de Mosselaarweg, zie ook Bijlage 12 van de toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0015.png"

Landschappelijke inpassingsschets burgerwoningen ten zuiden van de Mosselaarweg (Bron: Landschapsplan, Van Dooren Landschap, versie 12 april 2024)

In het bijbehorende beplantingsplan worden de nieuwe aan te leggen en bestaande landschapselementen benoemd, beschreven en gemaatvoerd. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van het beheer van het element. Er is voor de erven rekening gehouden dat de tuinen en woningen nog ontworpen moeten worden. Hier is keuzevrijheid voor de aan te leggen beplanting ingebouwd, zie Bijlage 4 bij de regels. Via een voorwaardelijke verplichting is de realisatie en duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing nader juridisch geborgd. Daarnaast is middels een afzonderlijke voorwaardelijke verplichting tevens de sloop van de agrarische bedrijfsgebouwen ter plaatse van Mosselaarweg 7 nader geborgd.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Deze visie is door het Rijk opgesteld in het kader van de nieuwe Omgevingswet, die naar verwachting in 2024 in werking treedt. Aan de hand van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Hiervoor worden de volgende vier prioriteiten onderscheiden:

  1. 15. Ruimte voor klimaat adaptatie.
  2. 16. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  3. 17. Sterke en gezonde steden en regio's.
  4. 18. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

In de NOVI wordt prioriteit gegeven aan toekomstbestendige ontwikkelingen van het landelijk gebied. Dit houdt in dat landgebruik in balans moet worden gebracht met natuurlijke systemen en dat ontwikkelingen in het landelijk gebied niet ten koste moeten gaan van landschappelijke kwaliteiten. Dit draagt bij aan een landelijk gebied waar het prettig wonen en recreëren is én waarin ruimte is en blijft voor vitale landbouw.

Gevolg planvoornemen

De geformuleerde nationale belangen hebben, vanwege de omvang en aard van de beoogde ontwikkeling, geen betrekking op de beoogde ontwikkeling. Het planvoornemen betreft een lokale ontwikkeling. Er zijn daarmee niet direct rijksbelangen in het geding. De aard en omvang van het planvoornemen is dusdanig gering, dat de kaders geschetst in het NOVI hiermee niet botsen.

Met het planvoornemen wordt invulling gegeven aan een duurzaam economisch groeipotentieel van een bestaand agrarisch bedrijf en wordt een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied mogelijk gemaakt, waarbij de landschapswaarden van het gebied worden versterkt.

Totdat de NOVI van kracht wordt, is het rijksbeleid vastgelegd in respectievelijk de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Gevolg planvoornemen

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0016.png"

Uitsnede kaart radarstations onder Rarro

Het plangebied is gelegen binnen een radarverstoringsgebied conform de Rarro. Op locatie geldt hierom een maximale bouwhoogte van 90 meter t.o.v. NAP. Het plangebied is op circa 13-14 meter boven NAP gelegen (bron: AHN). Theoretisch zou een bouwwerk van maximaal 76 meter op locatie gerealiseerd worden. Met het planvoornemen is geen sprake van de aanleg van een bouwwerk van een dergelijke hoogte.

Onderhavige ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen, derhalve heeft het Barro verder geen consequenties voor voorliggend plan.

Zodra de Omgevingswet in 2024 in werking treedt, vervalt het Barro. De regels van het Barro zullen dan worden vervangen door het Besluit kwaliteit leefomgeving.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is vastgelegd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit artikel schreef in eerste instantie voor dat alle plannen die nieuwe verstedelijking mogelijk maken eerst drie stappen moeten doorlopen. De eerste stap (of 'trede' op de ladder) verplichtte overheden te beschrijven 'dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte'. De tweede stap verplichtte overheden te beschrijven 'in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins'. Wanneer dat niet het geval was, moest worden beschreven 'in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld'. Deze beschrijvingen dienden in de plantoelichting te staan.

Artikel 3.1.6 is in 2017 aangepast. Belangrijkste veranderingen zijn het schrappen van de derde trede en het samenvoegen van de eerste twee treden. Hierdoor is de drietraps-structuur losgelaten. Tevens zijn de bijvoeglijke naamwoorden 'actueel' en 'regionaal' verdwenen bij 'behoefte'. Per 1 juli 2017 luidt het tweede lid van art. 3.1.6. als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De Ladder voor duurzame verstedelijking is als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Het doel van de Ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

De Ladder is alleen van toepassing op plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Op basis van de overzichtsuitspraak die is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724) geldt dat bij woningbouwlocaties vanaf 12 woningen in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Is dit het geval, dan is een Laddertoets vereist en is daarmee een beschrijving van de behoefte nodig. Naast kwantitatieve aspecten, kunnen ook kwalitatieve aspecten een rol spelen bij de beschrijving van de behoefte. Denk hierbij aan specifieke woningtypen, wooncategorieën en woonmilieus.

Gevolg planvoornemen

Met het planvoornemen worden de agrarische bedrijven aan de Mosselaarweg 5 en 7 gesaneerd. De huidige bedrijfswoningen worden op beide locaties omgezet naar reguliere burgerwoningen, waar bij de Mosselaarweg 7 tevens een woningsplitsing plaatsvindt. Daarnaast wordt op het tussenliggend perceel een twee-onder-een-kap Ruimte-voor-Ruimtewoning gerealiseerd. De bedrijfsactiviteiten worden verplaatst naar verworven gronden ten noorden van de Mosselaarweg, waar tevens een bedrijfswoning en -gebouw gerealiseerd zal worden. Met het voornemen worden een twee-onder-een-kap Ruimte-voor-Ruimtewoning, een extra woning door de splitsing van de bestaande langgevelboerderij én een bedrijfswoning toegevoegd. Dit zijn in totaal ruim minder dan 11 woningen. Onderhavige ontwikkeling kan niet worden aangemerkt als een (aanzet tot) stedelijke ontwikkeling en een toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is hierom overbodig.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant' vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt na het inwerking treden van de Omgevingswet de provinciale structuurvisie. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe zij de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit wil laten zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wil daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's.

Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij ligt de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn:

  • werken aan energietransitie;
  • een klimaatproof Brabant;
  • de slimme netwerkstad, en
  • een concurrerende duurzame economie.

Deze vier hoofdopgaven staan ten dienste van de basis opgave: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit.

Gevolg planvoornemen

Met het planvoornemen worden de bestaande agrarische bedrijven aan de Mosselaarweg 5 en 7 gesaneerd. De huidige bedrijfswoningen worden op beide locaties omgezet naar reguliere burgerwoningen, waar bij de Mosselaarweg 7 tevens woningsplitsing plaatsvindt. Daarnaast wordt op het tussenliggende perceel een twee-onder-een-kapwoning gerealiseerd. De agrarische bedrijfsactiviteiten worden verplaatst naar verworven gronden ten noorden van de Mosselaarweg, waar tevens een bedrijfswoning en -gebouw gerealiseerd zal worden. De gronden zullen daarnaast ingericht worden ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Met het planvoornemen wordt invulling gegeven aan een concurrerende duurzame economie, door bij te dragen aan de doorontwikkeling van de verplaatste aardbeienkwekerij. Door de verplaatsing van het bedrijf, de splitsing van de langgevelboerderij én de toevoeging van een twee-onder-een-kapwoning wordt een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied mogelijk gemaakt. Tevens zal het agrarische bedrijf voorzien in het beheer en extensief recreatief medegebruik van het omliggend historisch kampen- en populieren landschap. In combinatie met de landschappelijke inpassing van het plan en realisering van flauwe oevers wordt bijgedragen aan het klimaatadaptatief inrichten van het plangebied (klimaatproof Brabant) en de directe omgeving hiervan.

3.2.2 Interim omgevingsverordening

Provinciale Staten hebben op 29 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening vastgesteld (geconsolideerde versie d.d. 21 maart 2023). De Interim omgevingsverordening betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Interim omgevingsverordening is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de Omgevingswet wordt vastgesteld en die verplicht is voor provincies.

De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid zoals de Omgevingsvisie. De beleidsneutrale omzetting betekent overigens niet dat er in het geheel geen wijzigingen ten opzichte van de huidige verordeningen zijn verwerkt.

De Interim omgevingsverordening wil goede initiatieven ondersteunen. Daarvoor sluit de Interim omgevingsverordening aan bij de nieuwe manier van werken uit de Brabantse omgevingsvisie en worden meer mogelijkheden geboden voor maatwerk. Hiertoe zijn in de omgevingsverordening in plaats van middelvoorschriften doelvoorschriften opgenomen en wordt uitgegaan van een 'ja, mits - benadering'.

Belangrijke uitgangspunten vanuit de Omgevingsvisie zijn verwerkt. De provincie wil de omgevingskwaliteit van Brabant bevorderen, in combinatie met een veilige en gezonde leefomgeving.

Op basis van de geconsolideerde Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is het noordelijk deel van het plangebied (ten noorden van de Mosselaarweg) gelegen binnen de zonering 'Groenblauwe mantel'. Dit betreft gebieden, die dienen als verbinding tussen het Natuur Netwerk Brabant en het Landelijk gebied om de robuustheid van het systeem te bevorderen. Het beleid in de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap.

Binnen de groenblauwe mantel is volop ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties zoals landbouw en recreatie, met een meer extensief karakter en als die bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap. De ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve functies, zoals stedelijke ontwikkeling of intensieve vormen van recreatie of en landbouw (zoals de bouw van kassen, (bezoekers-)intensieve recreatie, of concentratiegebieden voor intensieve landbouwfuncties) passen minder bij het karakter van deze gebieden.

De groenblauwe mantel richt zich niet alleen op het beschermen van die waarden maar juist ook op de ontwikkeling daarvan. Daarom geldt binnen de groenblauwe mantel dat ontwikkelingen bijdragen aan de natuur- en landschapswaarden en het bodem- en watersysteem. Het beleid richt zich ook op een toename van de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap. Nieuwe ontwikkelingen dienen daarom qua aard en schaal bij het ontwikkelingsperspectief voor de groenblauwe mantel te passen en rekening te houden met omliggende waarden.

De gronden ten zuiden van de Mosselaarweg maken onderdeel uit van het gemengde landelijk gebied, die tevens zijn aangeduid als gebied waar 'Verstedelijking afweegbaar' is. Het gemengd landelijk gebied betreft een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. In het gebied is een toenemende menging van wonen, voorzieningen en kleinschalige bedrijvigheid mogelijk. Nieuwe ontwikkelingen dienen wel rekening te houden met hun omgeving en bij te dragen aan een versterking van de gebiedskwaliteiten.

Binnen het aangeduid gebied 'Verstedelijk afweegbaar' bestaat de mogelijkheid tot realisering van een stedelijke ontwikkeling, indien er hiervoor vanuit kwaliteit of kwantiteit in Stedelijk gebied onvoldoende ruimte aanwezig is. Deze gebieden zijn in het verleden (2004) na toepassing van de lagenbenadering en afweging aangeduid als gebieden waar –onder voorwaarden- verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden (kunnen) liggen. Als er nieuw ruimtebeslag nodig is, kan hier gekeken worden naar een concrete invulling.

Voor het plangebied zijn daarnaast ook met name navolgende bepalingen relevant:

  1. a. Paragraaf 3.1.2 Basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies:
    1. 1. Artikel 3.6. Zorgvuldig ruimtegebruik
    2. 2. Artikel 3.7 Toepassing van de lagenbenadering
    3. 3. Artikel 3.8 Meerwaarde creatie
    4. 4. Artikel 3.9. Bevordering ruimtelijke kwaliteit;
  2. b. Artikel 3.26 Attentiezone waterhuishouding
  3. c. Artikel 3.81 Maatwerk voor verplaatsing
  4. d. Artikel 3.54 Grondgebonden teelten in het buitengebied
  5. e. Artikel 3.69 afwijkende regels (burger)woningen
  6. f. Artikel 3.79 Ruimte-voor-ruimte kavel
  7. g. Artikel 3.78 Maatwerk met als doel omgevingskwaliteit

Conform het provinciaal beleid geldt voor iedere ruimtelijke ontwikkeling, dat moet worden voldaan aan de zogeheten basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies (paragraaf 3.1.2). Onder een evenwichtige toedeling van functies wordt verstaan dat invulling wordt gegeven aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving. Hiervoor moet rekening worden gehouden met:

  • zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 3.6);
  • de waarden in een gebied door toepassing van de lagenbenadering (artikel 3.7);
  • meerwaardecreatie (artikel 3.8.

Daarnaast geldt voor ontwikkelingen in het Landelijk gebied ook dat er sprake moet zijn van kwaliteitsverbetering (zie artikel 3.9). Deze artikelen worden hieronder nader toegelicht.

Zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat in beginsel gebruik wordt gemaakt van bestaand ruimtebeslag. Dit betreft gronden gelegen binnen ‘Stedelijk gebied’ of een bestaand bouwperceel.

Met het voornemen worden 2 bestaande agrarische bedrijfsbestemmingsvlakken definitief beëindigd en omgezet in een burgerwoonbestemming, waarbij alle voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en het ruimtebeslag aanzienlijk wordt beperkt. Op de toekomstige bedrijfslocatie worden de bedrijfsactiviteiten gecentreerd in 1 bedrijfsgebouw. De noodzakelijke teeltondersteunende voorzieningen worden aansluitend aan het agrarisch bedrijfsbestemmingsvlak gesitueerd.

De toepassing van de lagenbenadering omvat het effect van de ontwikkeling op verschillende lagen. Hierbij dient onderzocht te worden wat de effecten zijn op:

  • de ondergrond;
  • de netwerklaag;
  • de bovenste laag.

Met het effect op de ondergrond worden o.a. de aspecten bodem, grondwater en archeologische waarden bedoeld. De netwerklaag omvat aspecten zoals infrastructuur, natuurnetwerk, energienetwerk, waterwegen waaronder een goede, multimodale afwikkeling van het personen- en goederenvervoer. In de beschouwing van de bovenste laag dienen aspecten zoals cultuurhistorische en landschappelijke waarden, de omvang van de functie en de bebouwing, de effecten op bestaande en toekomstige functies, de effecten op volksgezondheid, veiligheid en milieu aan bod te komen. Hierbij dient te worden gekeken naar het verleden, het heden en de toekomst. De beoogde ontwikkeling mag geen negatieve effecten hebben op de waarden in de omgeving en dient ook in de toekomst geen beperkingen op te leveren voor de omgeving.

De toetsing van de gevolgen van het initiatief op bovengenoemde aspecten is uitgebreid uiteengezet in Hoofdstuk 4 van deze toelichting.

Het aspect meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken. Het biedt de mogelijkheid om opgaven en ontwikkelingen te combineren, waardoor er meerwaarde ontstaat. Daarnaast ontstaat een bijdrage aan andere opgaven en belangen dan die rechtstreeks met de ontwikkeling gemoeid zijn. De fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit zoals bedoeld in artikel 3.9 van de Iov kan deel uit maken van de meerwaardecreatie.

Met het planvoornemen worden een tweetal agrarische bedrijfslocaties, nabij een in voorbereiding zijnde woonwijk definitief juridisch-planologisch beëindigd. Hiermee kan door de gemeente een optimale afronding van het stedelijk uitbreidingsgebied Aarlesche Erven worden gerealiseerd. Met het planvoornemen neemt het totale verhard oppervlak binnen het plangebied af. Met het voornemen wordt tevens meerwaarde gecreëerd door de landschappelijke inpassing van het initiatief te combineren met aanvullende landschapsversterkende maatregelen in de directe omgeving van het plangebied om de natuur- en belevingswaarde ter plaatse te vergroten. Hiermee wordt in het stedelijk uitloopgebied tevens ruimte geboden voor extensief recreatief medegebruik. Met verplaatsing van het bestaande teeltbedrijf wordt ruimte geboden voor de gewenste doorontwikkeling van het agrarisch bedrijf en een duurzaam ontwikkelingsperspectief.

Een bestemmingsplan in het Landelijk gebied dient gepaard te gaan met een fysieke verbetering van het landschap. Daarnaast moet worden aangetoond hoe deze fysieke verbetering financieel, juridisch en feitelijk wordt verzekerd. Een verbetering kan o.a. bestaan uit een landschappelijke inpassing, behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen, wegnemen van verharding of het slopen van bebouwing. Deze vormen van kwaliteitsverbetering moeten worden geborgd in het bestemmingsplan.

Voor kwaliteitsverbetering worden ontwikkelingen in drie verschillende categorieën omschreven. Categorie 1 wordt omschreven als een ontwikkeling met nauwelijks tot geen landschappelijke invloed op haar omgeving. Categorie 2 is een ontwikkeling die beperkte invloed heeft op het landschap of van nature aan het buitengebied is gebonden. Hierbij wordt de kwaliteitsverbetering vormgegeven door te voorzien in enkel een goede landschappelijke inpassing. Categorie 3 zijn ontwikkelingen welke met name mogelijk worden gemaakt middels een wijzigingsplan of een bestemmingsplanherziening tenzij vermeld in een andere categorie.

De omschakeling van een (agrarische) bedrijfswoning naar burgerwoning kan als een categorie 1 ontwikkeling worden beschouwd, mits er sprake is van afname bebouwing of verkleining bouwvlak. Dit betekent dat voor de omzetting van de (agrarische) bedrijfswoning naar burgerwoning van Mosselaarweg 5 geen (extra) kwaliteitsverbetering is vereist, maar een goede landschappelijke inpassing volstaat. Daarnaast geldt voor de voorgenomen oprichting van de twee onder een kap Ruimte voor ruimte woning, dat de hiervoor benodigde kwaliteitsverbetering elders plaats vindt op basis van een aan te kopen Ruimte voor Ruimte titel en derhalve niet behoeft te worden berekend op basis van de categorieën conform de Landschapsinvesteringsregeling van gemeente Best. Het bewijsstukken dossier van de aangekochte ruimte-voor-ruimte bouwtitel voor de oprichting van de nieuwe twee onder een kap woning is als Bijlage 20 aan de toelichting van het bestemmingsplan toegevoegd.

Behoud alsmede splitsing van de cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij aan de Mosselaarweg 7 vindt plaats op basis van de provinciale regeling 'Maatwerk met als doel omgevingskwaliteit'. Dit betekent concreet dat ten behoeve van het behoud van de woning een investering van €125.000,- wordt vereist ter verbetering van de omgevingskwaliteit. Deze investering kan worden gerealiseerd door aankoop van een extra Ruimte voor Ruimte titel, storting in een gemeentelijk landschapsfonds en/of door het uitvoeren van aanvullende fysieke maatregelen in het plan.

De hervestiging van het agrarisch bedrijf ten noorden van de Mosselaarweg dient als een categorie 3 ontwikkeling te worden beschouwd. Het planvoornemen gaat gepaard met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied én omgeving. Het geheel wordt landschappelijk ingepast. Daarnaast worden de achterliggende gronden benut voor aanvullende landschapsversterkende maatregelen. Zoals beschreven in paragraaf 2.3 wordt overtollige bebouwing op de percelen ten zuiden van de Mosselaarweg gesloopt én waar mogelijk verharding weggenomen, waarmee eveneens wordt bijgedragen aan een verbetering van de landschappelijke kwaliteit op locatie.

Op basis van de gezamenlijke kwaliteitsberekeningen, zoals opgenomen in de bijlage van het landschappelijk inpassingsplan Mosselaarweg 16 in Bijlage 13 van de toelichting samen met de kwaliteitsberekening, zoals opgenomen in de bijlage van het landschappelijk inpassingsplan Mosselaarweg 5-7 in Bijlage 12 van de toelichting is de omvang van vereiste fysieke tegenprestatie in de vorm van de aanvullende landschapsverbeteringsmaatregelen (aanvullend op de landschappelijke inpassing) op basis van de Stila berekend, ter hoogte van €144.738,20- respectievelijk € 10.522,15. Dit leidt voor de gehele ontwikkeling tot een fysieke tegenprestatie van in totaal €155.260,35. Hieruit blijkt dat met de voorgenomen landschapsverbeteringsmaatregelen wordt voldaan aan de vereiste fysieke tegenprestatie voor realisering van een woning, te weten €125.000,- alsmede de (planologische) uitbreiding van het agrarisch bouwvlak ter waarde van €20.000,- , (totaal €145.000,-). Via een voorwaardelijke gebruiksbepaling is in de juridische regeling de realisering en instandhouding van de opgenomen landschapsverbeteringsmaatregelen op de betreffende gronden nader geborgd.

Voor een nadere uitwerking van de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt verwezen naar paragraaf 3.3.4 van deze toelichting.

De meest noordelijk gelegen gronden van het plangebied zijn gelegen binnen de aangeduide attentiezone waterhuishouding (artikel 3.26). Dit betreft agrarische gebieden rondom kwetsbare natuurgebieden, ter bescherming van de waterhuishouding van deze natuurgebieden gelegen binnen het NNB. Voor bodemingrepen die een negatief effect kunnen hebben op de (grond)waterstand van het nabijgelegen natuurgebied is een hier omgevingsvergunning vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0017.png"

Uitsnede Interim omgevingsverordening attentiezone waterhuishouding

Ter plaatse zijn met het voornemen geen ingrijpende bodemingrepen voorzien. Op dit terreingedeelte zijn vooralsnog geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien en wordt het agrarisch gebruik van de gronden gecontinueerd. Via een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid kan ter plaatse worden voorzien in uitbreiding van de permanente teeltondersteunende voorzieningen. Hiertoe zal dan echter nader gemotiveerd dienen te worden dat de effecten van de ontwikkeling op het water- en bodemsysteem en omliggende waarden goed zijn afgewogen en er maatregelen worden getroffen en geborgd waardoor de ontwikkeling bijdraagt aan een waterrobuuste inrichting van het gebied en een verstoring van de hydrologische situatie ter plaatse wordt gemitigeerd.

In voorliggend bestemmingsplan zijn de betreffende gronden op de verbeelding voorzien van een gebiedsaanduiding 'overige zone - attentiezone waterhuishouding', inclusief bijbehorende beschermingsregeling met een omgevingsvergunningsplicht voor ingrijpende bodemmaatregelen.

Op basis van artikel 3.81 Maatwerk voor verplaatsing is maatwerk mogelijk voor nieuwvestiging als gevolg van een verplaatsing van een woning of bedrijf in het landelijk gebied, in dit geval de bestaande aardbeienkwekerij. Randvoorwaarden betreffen onder meer dat de ontwikkeling past binnen de uitgangspunten, belangen en doelen die de interim omgevingsverordening beoogt te beschermen. Daarnaast dient op een andere locatie aanzienlijke omgevingskwaliteitswinst te worden bereikt doordat het bouwperceel van een vergelijkbare gebruiksactiviteit met een gelijke omvang aan bebouwing als die mogelijk wordt gemaakt, feitelijk en juridisch volledig wordt opgeheven en zowel de ontwikkeling van de bouw- en gebruiksactiviteit als het feitelijk opheffen van de gebruiksactiviteit elders, passen binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied. Tenslotte dienen deskundigen op het gebied van omgevingskwaliteit te worden betrokken onder wie een deskundige die bij de provincie Noord-Brabant werkzaam is.

Ten behoeve van de gewenste afronding van het stedelijk uitbreidingsgebied Aarlesche Erven zijn door de gemeente gronden van de bestaande aardbeienkwekerij aangekocht, mede ten behoeve van het hiermee vervallen van de bestaande hindercontour van het bedrijf ter plaatse. Hierdoor kan door de gemeente de gewenste afronding van het stedelijk gebied verder vorm worden gegeven en kan een recreatief aantrekkelijk stedelijk uitloopgebied en overgangszone naar het buitengebied worden gerealiseerd ter verhoging van de gebruiks- en belevingswaarde. Voor de nadere uitwerking hiervan heeft de gemeente momenteel beleid in voorbereiding.

Met de verplaatsing wordt daarnaast aan het agrarisch bedrijf nieuw ontwikkelingsperspecief geboden om op een duurzame wijze zijn agrarische bedrijfsvoering te kunnen continueren. Voor een teeltbedrijf is een huiskavel van voldoende omvang vereist voor een efficiënte en doelmatige bedrijfsvoering. Mede gelet op de grondposities van het teeltbedrijf wordt de beoogde bedrijfslocatie als het meest reëel beschouwd. Er is geen zicht op een andere passende VAB locatie in de omgeving. In het hiertoe opgesteld advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen wordt gesteld dat, op basis van de voortzetting van het huidige tuinbouwbedrijf, ruimtelijk-economische belangen voor de langere termijn aanwezig zijn om te komen tot een verplaatsing van de bedrijfsvoering. De voorgestelde verplaatsingslocatie aan de overzijde van de Mosselaarweg biedt, met name gelet op de omvang van de vestigingskavel (14,5 ha) , inclusief bouwvlak van 1,5 ha , goede mogelijkheden voor de efficiënte en doelmatige exploitatie van een tuinbouwbedrijf. Indien in de verdere toekomst een uitbreiding van het agrarisch bedrijf en her bestemmingsvlak noodzakelijk is zal hiervoor een afzonderlijke procedure gevolgd dienen te worden, waarin nut en noodzaak nader worden onderbouwd alsmede de eventuele effecten op de omgeving.

Met de noodzakelijke aardbeienstellingen kan duurzaam met de waterhuishouding van het agrarisch bedrijf worden omgegaan. De onderliggende gronden worden ingezaaid met gras en kruidenmengsel en behoeven niet te worden verhard. De gehele bedrijfslocatie wordt landschappelijk ingepast.

Met de voorgestelde aanvullende landschapsversterkende inrichtingsmaatregelen op de achterliggende agrarische gronden (waaronder aanleg van houtwallen, solitaire bomen en een wandelpad) kan het gebruik van dit gebied als recreatief uitloopgebied worden versterkt en kan worden bijgedragen aan de ontwikkeling van ecologische en landschappelijke waarden in het gebied, onder meer door aanleg en het onderhoud van de historisch aanwezige populieren, zoals wordt vereist op basis van artikel 3.32 van de Iov vanwege de ligging van de locatie in de groenblauwe mantel. Daarnaast wordt met de aanvullende landschapsmaatregelen een bijdrage geleverd aan het terugbrengen van het historisch meer kleinschalig kampenlandschap en aanleg van een robuustere groenblauwe dooradering, conform in voorbereiding zijnde Masterplan Van Gogh Nationaal Park, waarin binnen de ontwikkellijn natuur, landschap en erfgoed de ambitie is uitgesproken dat 10% van de oppervlakte van het agrarisch gebied dooraderd is met groene en blauwe (water) elementen. Met uitvoering van het opgestelde landschappelijk inpassingsplan, inclusief aanvulling wordt ruimschoots voldaan aan de ambitie in het kader van het Masterplan Van Gogh om 10% van de oppervlakte van het agrarisch gebied te dooraderen met groenblauwe elementen. Door variatie in landschapselementen en soorten begroeiing wordt tevens bijgedragen aan vergroting van de biodiversiteit. Bovenstaande leidt de voorgenomen ontwikkeling samen met de te realiseren openbaar toegankelijke pluktuin op het agrarisch bedrijf, de in voorbereiding zijnde aanvullende waterbergingsmaatregelen op achterliggende agrarische gronden alsmede de beoogde landschapsmaatregelen op aangrenzende agrarische gronden van omwonenden tot een aanzienlijke bijdrage aan de ontwikkeling van de ecologische en landschappeljike waarden van het gebied en versterking van het gebied als recreatief uitloopgebied.

Met de beëindiging van de aardbeienkwekerij op de bestaande locaties Mosselaarweg 5 en 7 wordt aanzienlijke omgevingskwaliteitswinst bereikt, doordat twee bestaande agrarische bedrijfslocaties (gezamenlijke omvang ca 1,1 ha) worden opgeheven, waarbij alle bestaande agrarische bebouwing, voorzieningen en verharding worden gesloopt en verwijderd. Met het voornemen wordt de voormalige bedrijfswoning Mosselaarweg 5 omgezet naar een reguliere burgerwoonbestemming. Dit wordt passend geacht in het gebied, ter afronding van het stedelijk uitbreidingsgebied 'Aarlesche erven' op de overgang naar het buitengebied, gelegen in een historisch bebouwingslint. Voor het behoud van de langgevelboerderij en omzetting naar een burgerwoning aan de Mosselaarweg 7 wordt de provinciale beleidsregel 'Maatwerk omgevingskwaliteit' toegepast. Dit wordt verderop in deze paragraaf nog nader toegelicht.

De geplande bouw- en gebruiksactiviteit ten noorden van de Mosselaarweg én het feitelijk en juridisch opheffen van de gebruiksactiviteit ten zuiden van de Mosselaarweg zijn daarnaast passend binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied, zoals opgenomen in de gemeentelijke Omgevingsvisie. De gronden ten zuiden van de Mosselaarweg zijn tevens in de IOV aangeduid als 'Verstedelijking afweegbaar' en in de gemeentelijke omgevingsvisie als 'Toevoegen groenstedelijke woonmilieus door dorpsuitbreiding'. De gronden ten noorden van de Mosselaarweg zijn gelegen binnen de zone waar ruimte is aangeduid voor kleinschalige herontwikkelingen in het buitengebied.

Op basis van artikel 3.54 grondgebonden teeltbedrijf in Landelijk gebied kan bij een grondgebonden teeltbedrijf 3 ha aan permanente teeltondersteunende voorzieningen worden toegestaan. Aanvullend kan een bestemmingsplan onder navolgende voorwaarden ook meer dan 3 hectare permanente teeltondersteunende voorzieningen toelaten :

  1. a. dit past bij het ontwikkelingsperspectief van het gebied, waarbij ook een mogelijke functie van het gebied voor klimaatadaptieve maatregelen is betrokken;
  2. b. de percelen niet in Aardkundig waardevol gebied liggen;
  3. c. de effecten van de ontwikkeling op het water- en bodemsysteem en omliggende waarden worden afgewogen;
  4. d. maatregelen worden getroffen en geborgd waardoor de ontwikkeling bijdraagt aan een waterrobuuste inrichting van het gebied en een verstoring van de hydrologische situatie ter plaatse wordt gemitigeerd; en
  5. e. juridisch en financieel is geborgd dat de voorzieningen na afloop van het gebruik worden verwijderd.

Met het voornemen wordt aansluitend aan het bouwvlak voorzien in realisering van 3,0 hectare aan permanente teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van aardbeienteelt op stellage en kersenteelt in de vorm van gootstellingen, regenkappen en/of hagelnetten. Verdere uitbreiding van de teeltondersteunende voorzieningen is uitsluitend mogelijk via een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Hiertoe zal dan echter, mede gezien de ligging in de groenblauwe mantel, onder meer nader gemotiveerd dienen te worden dat de effecten van de ontwikkeling op het water- en bodemsysteem en omliggende waarden goed zijn afgewogen en er maatregelen worden getroffen en geborgd waardoor de ontwikkeling bijdraagt aan een waterrobuuste inrichting van het gebied en een verstoring van de hydrologische situatie ter plaatse wordt gemitigeerd.

De percelen waar de realisering van de permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzien, zijn conform de 'Aardkundig waardevolle gebiedenkaart' van provincie Noord-Brabant niet in Aardkundig waardevol gebied gelegen.

De gronden onder de stellingen zijn onverhard en worden ingezaaid met gras en een kruidenmengsel. De aardbeienplanten worden met een druppelsysteem voorzien van water. Deze stellingenteelt draagt bij aan duurzaam telen, doordat hiermee sprake is van minder watergebruik, minder bestrijdingsmiddelen en eenvoudiger plukken.

De percelen worden landschappelijk ingepast en voorzien van een natuurlijke groenstrook. Dit is met een voorwaardelijke verplichting nader geborgd.

Op basis van artikel 3.54 lid 3 zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwperceel toegelaten , als:

  1. a. de voorzieningen geconcentreerd worden en aansluiten op een bouwperceel ;
  2. b. dit past binnen het ontwikkelingsperspectief van het gebied, waarbij ook een mogelijke functie van het gebied voor klimaatadaptieve maatregelen is betrokken;
  3. c. is voldaan aan Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap ; en
  4. d. is voldaan aan de voorwaarden uit het eerste of tweede lid.

Met het planvoornemen worden de permanente teeltondersteunende voorzieningen aansluitend op het bouwvlak opgericht. Dit betreft circa 3 hectare teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van aardbeienteelt op stellage en de kersenteelt. De toetsing aan Artikel 3.9 heeft eerder in deze paragraaf plaatsgevonden, en is passend bevonden.

Op basis van artikel 3.69 afwijkende regels (burger)woningen kan het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning worden toegestaan, mits is verzekerd dat er geen splitsing in woonfuncties plaats vindt en overtollige bebouwing wordt gesloopt.

De voormalig bedrijfswoning aan de Mosselaarweg 5 wordt met het planvoornemen omgezet naar een reguliere burgerwoning. Voor de voormalig bedrijfswoning aan de Mosselaarweg 5 geldt dat er geen splitsing in meerdere woonfuncties plaatsvindt. De woning zal worden voorzien van een landschappelijke inpassing, waarvan de realisering en instandhouding via een voorwaardelijke verplichting is geborgd.

Voor omzetting van de voormalige bedrijfswoning aan de Mosselaarweg 7 naar een burgerwoning is de beleidsregel maatwerk voor omgevingskwaliteit van toepassing, zie hieronder.

Op basis van artikel 3.79 ruimte-voor-ruimte kavel kunnen een of meerdere ruimte-voor-ruimte kavels worden toegestaan. Randvoorwaarden betreffen dat de ontwikkeling door of vanwege de Ontwikkelingsmaatschappij ruimte voor ruimte plaatsvindt, op een aanvaardbare locatie en past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied

Met het planvoornemen wordt tussen de 2 voormalige bedrijfswoningen één twee-onder-een-kapwoning gerealiseerd. Dit wordt gewaarborgd met de inzet van een aan te kopen Ruimte-voor-Ruimtetitel, zie Bijlage 20 van de toelichting. Met het aankopen van een Ruimte-voor-Ruimtetitel wordt aanzienlijke winst van omgevingskwaliteit behaald. Een Ruimte-voor-Ruimtetitel staat garant voor het uit de markt nemen van 3.500 kg fosfaatproductierechten en de sloop van een oppervlakte van 1.000 m2 stallen van veehouderijen. De locatie van de twee-onder-een-kapwoning is voorzien tussen de percelen Mosselaarweg 5 en 7 binnen een bestaand, historisch bebouwingslint in een kernrandzone, waarmee de ontwikkeling op een aanvaardbare locatie plaatsvindt conform Artikel 3.78. Toevoeging van een RvR woning ter plaatse wordt passend geacht in het gebied, die als een overgangszone tussen het stedelijk en agrarisch gebied kan worden beschouwd en in de gemeentelijke omgevingsvisie is gelegen binnen de zonering 'Toevoegen groenstedelijke woonmilieus door dorpsuitbreiding'. De gemeente heeft hier ten behoeve van de afronding van de Aarlesche Erven realisering van een recreatief stedelijk uitloopgebied voor ogen. Voor de nadere invulling hiervan heeft de gemeente momenteel de visievorming in voorbereiding;

Gelet op actuele ontwikkelingen op de woningmarkt wil de provincie meer inspelen op de actuele vraag naar woningen. Die vraag richt zich namelijk steeds meer op kleinere woningtypes voor een- en tweepersoonshuishoudens, onder meer voor starters en ouderen. Hiertoe heeft de provincie een aanvullende beleidsregel opgesteld, 'Maatwerk omgevingskwaliteit Noord-Brabant', per 1 januari 2024 is deze beleidsregel opgenomen in de Beleidsregel omgevingsrecht Noord-Brabant.

Op basis van deze beleidsregel kan op een aanvaardbare locatie binnen een bebouwingsconcentratie een woning worden toegevoegd en kunnen tevens meerdere wooneenheden binnen één bouwmassa opgericht worden.

Voor de bouwmassa geldt in beginsel een maximaal inhoud van 1.000 m3, waarbinnen meerdere wooneenheden worden opgericht. Een inhoudsmaat van minimaal 1000 m3 sluit aan bij de gangbare inhoudsmaat van een RvR-titel en past in beginsel aan bij het type bebouwing dat in het landelijk gebied voorkomt. Binnen de bouwmassa van 1000 m3 kan het dan gaan om twee wooneenheden (met een max inhoudsmaat van 500 m3), rijtjeswoningen (ca. 350 m3), appartementen, studio's en/of een maisonnette. Het is voor deze woningtypen niet reëel om voor elke wooneenheid uit te gaan van een tegenprestatie van € 125.000,-. Voor de tegenprestatie wordt daarom uit gegaan van de inhoud van het gebouw (bouwvolume). Hierbij wordt een bijdrage gehanteerd van € 125.000,- per 1000 m3 (bruto) van de omvang van het gebouw. De Ontwikkelingsmaatschappij ruimte voor ruimte heeft ter uitvoering van deze beleidsregel 'maatwerk' titels uitgewerkt en biedt die te koop aan door middel van certificaten.

Op basis van de aanvullende beleidsregel maatwerk omgevingskwaliteit Noord-Brabant gelden bij realisering van meerdere woningen in één bouwmassa, navolgende aanvullende voorwaarden:

  • als minimale bijdrage in het versterken van de omgevingskwaliteit geldt een inspanning ter hoogte van € 125.000 per 1000 m3 bouwvolume;
  • bij het realiseren van twee wooneenheden binnen één bouwmassa geldt een bouwvolume van 1000 m3 als absoluut maximum;
  • een gebouw bestaat uit maximaal twee bouwlagen, exclusief kap;
  • kwaliteit en karakter van het gebouw moet juridisch en planologisch worden geborgd en vergroting door middel van vergunningsvrije aanbouwen is uitgesloten;
  • er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling;
  • als tegenprestatie in beginsel fysieke maatregelen worden ingezet; in het geval dat voor het bouwen van woningen geen of onvoldoende fysieke tegenprestatie voor de omgevingskwaliteit kan worden geleverd, kan de tegenprestatie worden geleverd door de aankoop van een maatwerktitel uitgegeven door de Ontwikkelingsmaatschappij ruimte voor ruimte. danwel kan een (aanvullende) tegenprestatie worden behaald met een certificaat, uitgegeven door de Ontwikkelingsmaatschappij ruimte voor ruimte, waarbij een minimumbedrag geldt van € 20.000.

Met het planvoornemen wordt conform bovenstaande voorzien in realisering van één nieuwe twee-onder-een-kap woning tussen de bestaande bedrijfswoning nr. 5 en nr. 7 in . De maximale inhoud van de toegestane woning bedraagt 1.000 m3, waarbij de maximale inhoud per wooneenheid 500 m3 bedraagt, het gebouw uit maximaal 2 bouwlagen zal bestaan en verdere vergroting door middel van vergunningsvrij bouwen is uitgesloten. Dit is nader geborgd in de regels. De vereiste tegenprestatie wordt gewaarborgd met de inzet van één aan te kopen Ruimte-voor-Ruimtetitel. Het bewijsstukken dossier van deze aangekochte RvR titel is als Bijlage 20 aan de toelichting van het bestemmingsplan toegevoegd.

Aangezien niet kan worden voldaan aan artikel 3.81 betreffende opheffing van de voormalige bedrijfswoning ten behoeve van de gewenste verplaatsing van het agrarische bedrijf wordt het gewenste behoud van de cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij aan de Mosselaarweg 7 eveneens gemotiveerd op basis van onderhavig maatwerk artikel, waarbij het behoud van deze cultuurhistorisch waardevolle woning wordt beschouwd als een 'nieuwe' woning. Hiertoe is een fysieke tegenprestatie ter verbetering van de omgevingskwaliteit vereist van €125.000, -. Deze tegenprestatie kan gerealiseerd worden door aankoop van een extra Ruimte voor Ruimte titel, storting in een gemeentelijk landschapsfonds en/of het uitvoering van aanvullende fysieke maatregelen ter verbetering van de omgevingskwaliteit.

Met het voornemen worden op de achterliggende agrarische gronden diverse fysieke landschapsverbeteringsmaatregelen genomen, waaronder aanleg van landschapselementen en versterking van het cultuurhistorisch karakter van het gebied.

Op basis van de gezamenlijke kwaliteitsberekeningen, zoals opgenomen in de bijlage van het landschappelijk inpassingsplan Mosselaarweg 16 in Bijlage 13 van de toelichting samen met de kwaliteitsberekening, zoals opgenomen in de bijlage van het landschappelijk inpassingsplan Mosselaarweg 5-7 in Bijlage 12 van de toelichting is de omvang van vereiste fysieke tegenprestatie in de vorm van de aanvullende landschapsverbeteringsmaatregelen (aanvullend op de landschappelijke inpassing) op basis van de Stila berekend, ter hoogte van €144.738,20 respectievelijk € 10.522,15. Dit leidt voor de gehele ontwikkeling tot een fysieke tegenprestatie van in totaal €155.260,35. Hieruit blijkt dat met landschapsverbeteringsmaatregelen ruimschoots wordt voldaan aan de vereiste fysieke tegenprestatie voor realisering van een woning, te weten €125.000,- Via een voorwaardelijke gebruiksbepaling is in de juridische regeling de realisering en instandhouding van de opgenomen landschapsverbeteringsmaatregelen voor de achterliggende agrarische gronden nader geborgd.

Gevolg planvoornemen

Gelet op bovenstaande is het planvoornemen in lijn met de Iov.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Best

De 'Omgevingsvisie Best: dorp van formaat' is op 31 januari 2022 vastgesteld. De Omgevingsvisie is een strategische beleidsvisie waarin opgaven en ambities voor de leefomgeving zijn opgenomen voor de lange termijn (2040). Ook geeft het op hoofdlijnen inzicht in richtinggevende keuzes waarmee de gemeente invulling wil geven aan het behalen van de ambities. Verdere uitwerking van die keuzes vindt na vaststelling van de Omgevingsvisie plaats in instrumenten zoals bijvoorbeeld het omgevingsplan en programma's.

Voor de gemeente zijn een drietal kernopgaven geformuleerd:

  1. 1. ruimte voor comfortabel wonen

De gemeente heeft hiertoe als een van de ambities om Best verder te ontwikkelen als comfortabele woongemeente, met een diversiteit aan woningen en woonmilieus, waaronder ook het ruimte bieden voor landelijke wonen in het buitengebied. De gemeente wil:

  • bestaande groenstedelijke woonmilieus versterken;
  • Hoogwaardige dorpsuitbreiding aan de noordrand;
  • Aantrekkelijke stedelijke woonmilieus creëren in de stationsomgeving en het centrumgebied;
  • Ruimte bieden voor landelijk wonen in het buitengebied.
  1. 2. versterken van de groene omgeving

Het versterken van de aantrekkelijkheid van groen, cultuur en het landschap is zowel een opgave, als een kans voor de toekomstige ontwikkeling van vrijetijdsgemeente Best. De gemeente heeft hiertoe onder meer als ambities:

  • Best is een groene en aantrekkelijke gemeente voor zowel inwoners als bezoekers. Zowel de gebruikswaarde, belevingswaarde en ecologische waarde van het groen in de wijken en het buitengebied is verder versterkt. Dit draagt bij aan de mentale en fysieke gezondheid van inwoners en bezoekers.
  • De gebruiks- en belevingswaarde van het groen is hoog; onder andere door een uitgebreid en slim recreatief netwerk.
  • Er wordt zorggedragen voor de monumentale en waardevolle bebouwing (zoals de oude linten en Batadorp) en landschappen (zoals De Scheeken en De Vleut).
  • De natuur in het dorp en in het buitengebied is van hoge kwaliteit en met veel biodiversiteit.
  • In het buitengebied is een goede balans tussen landbouw en het natuurlijke systeem en is ingezet op een “natuurinclusief” landbouw- en voedselsysteem.
  • ruimte voor duurzame energie. De gemeente kiest hierbij zo veel als mogelijk voor multifunctioneel ruimtegebruik en voor het behoud van de natuurlijke waarden van het buitengebied. In het buitengebied wordt opwekking van zonne-energie als een (tijdelijke) bestemming toegestaan wanneer deze op een kwalitatief goede manier ingepast wordt en waarbij rekening wordt gehouden met gebiedskwaliteiten.
  1. 3. accommoderen van een vitale en schone economie

Een schone economie is bij uitstek een ruimtelijke opgave, die vraagt om slimme ruimtelijke oplossingen. Dat geldt ook voor de meer traditionele thema’s als milieu en afval.

Op basis van het toekomstbeeld en de kernopgaven is een integraal ontwikkelperspectief voor de fysieke leefomgeving opgesteld waarin 10 ruimtelijke keuzes voor de fysieke leefomgeving zijn onderscheiden, waaronder : Buitengebied in balans. De gemeente wil het gebruik van het buitengebied in balans brengen met het natuurlijke systeem. Zowel de bodemgesteldheid, het langer vasthouden van regenwater als de biodiversiteit zijn hier belangrijke factoren. De gemeente wil samen met eigenaren en initiatiefnemers gericht kijken welke invulling mogelijk is en past bij het karakter van het buitengebied in geval van vrijkomende agrarische bebouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0018.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0019.png"

Uitsnede visiekaart

Het plangebied is voor de kernopgave Ruimte voor comfortabel wonen gedeeltelijk gelegen binnen de zonering 'Toevoegen groenstedelijke woonmilieus door dorpsuitbreiding'. De met het planvoornemen voorziene twee-onder-een kap Ruimte-voor-Ruimtewoningen zijn gelegen binnen deze zonering. De gronden ten noorden van de Mosselaarweg zijn gelegen binnen de zone waar ruimte is aangeduid voor kleinschalige herontwikkelingen in het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0020.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0021.png"

Uitsnede kernopgave : Ruimte voor comfortabel wonen

Het plangebied is voor de kernopgave versterken van de groene leefomgeving gelegen binnen de zonering 'Ruimte voor verbreding en verduurzaming landbouw en transformatie boerenerven'. De uitdaging voor Best ligt in het versterken van de natuur en de aantrekkelijkheid van het groene karakter. De opgave ligt onder meer in het verbeteren van de gebruiks- en belevingswaarde van het groen in wijken. Aanvullend is de opgave om de leefomgeving klimaatadaptief in te richten om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen. Dit geldt ook voor het buitengebied waar naast de gevolgen van klimaatverandering ook recreatie leidt tot toenemende druk op de verschillende gebieden en de biodiversiteit in Best. Tenslotte ligt er een opgave in het geven van een gebalanceerde en hoogwaardige invulling aan erfgoed en evenementen binnen de gemeente Best.

Er wordt daarom ingezet op de transitie naar een “natuurinclusief” landbouw- en voedselsysteem, gebaseerd op gesloten kringlopen. Gemeente Best stimuleert een landbouw gericht op regionale markten. Een ander belangrijk element is de verbreding. De gemeente wil hiertoe ontwikkelingen faciliteren zoals zorgboerderijen, recreatieve activiteiten en accommodaties, het leveren van natuurdiensten en de opwek van duurzame energie (wanneer dit past binnen de Visie Duurzame Energie Opwek Buitengebied). Ook wordt de ‘kleine kringloop’ gestimuleerd door onder andere het populieren landschap weer als productie landschap op de kaart te zetten. Gemeente Best wil binnen de kaders van de ruimtelijke en natuurlijke kwaliteiten kijken wat mogelijk is. Het landschap moet aantrekkelijk blijven, zodat mensen hier kunnen wonen, werken en recreëren in een gezonde en prettige omgeving.

Gevolg planvoornemen

Met het planvoornemen wordt invulling gegeven aan de duurzame doorontwikkeling van een bestaande aardbeienkwekerij. De huidige agrarische bedrijfslocaties aan de Mosselaarweg 5 en 7 worden gesaneerd. De huidige bedrijfswoningen worden op beide locaties omgezet naar reguliere burgerwoningen, waar ter plaatse van de Mosselaarweg 7 tevens een woningsplitsing plaatsvindt. De met het planvoornemen voorziene twee-onder-een-kapwoning, mogelijk gemaakt door de inzet van een Ruimte-voor-Ruimtetitel, is gelegen binnen de zonering 'Toevoegen groenstedelijke woonmilieus door dorpsuitbreiding'. Met het planvoornemen wordt aangesloten bij de reeds geplande woningbouw Aarlesche Erven en de ambitie om woningen binnen dit gebied te realiseren ter afronding van het stedelijk gebied en daarnaast een fraai uitloopgebied en overgangszone naar het buitengebied in te richten ter verhoging van de gebruiks- en belevingswaarde.

Hierbij wordt tevens aangesloten bij het in voorbereiding zijnde Masterplan Van Gogh Nationaal Park, waarin binnen de ontwikkellijn natuur, landschap en erfgoed de ambitie is uitgesproken dat 10% van de oppervlakte van het agrarisch gebied dooraderd is met groene en blauwe (water) elementen. Dit staat bekend als 'groenblauwe dooradering'. Denk hierbij aan houtige elementen zoals singels, bomenrijen, houtwallen, heggen, hagen, knotbomen, maar ook aan kruidenrijke randen langs akkers en weilanden en natte elementen zoals slootkanten, natuurvriendelijke oevers en kikkerpoelen. Met het project Groene Dooradering werken de partners in van Gogh NP samen om deze ambitie te realiseren die ook naadloos aansluit bij op de ambities van de Provincie en het Rijk richting 2050.

Met het voornemen wordt een milieuhinder veroorzakend agrarisch bedrijf verplaatst, waarmee de gewenste afronding van het stedelijk gebied kan worden gerealiseerd en daarnaast een recreatief aantrekkelijk stedelijk uitloopgebied en overgangszone naar het buitengebied kan worden gerealiseerd. Voor de nadere uitwerking hiervan heeft de gemeente momenteel beleid in voorbereiding. Met het voornemen vindt tevens sloop van overtollige bebouwing plaats en wordt waar mogelijk erfverharding weggenomen

Met de verplaatsing wordt daarnaast aan het agrarisch bedrijf nieuw ontwikkelingsperspecief geboden om op een duurzame wijze zijn agrarische bedrijfsvoering te kunnen continueren. Met de noodzakelijke aardbeienstellingen kan duurzaam met de waterhuishouding van het agrarisch bedrijf worden omgegaan. De onderliggende gronden worden ingezaaid met gras en kruidenmengsel en behoeven niet te worden verhard. Met de aanvullende landschappelijke inrichtingsmaatregelen op de achterliggende gronden kan het gebruik van dit gebied als recreatief uitloopgebied worden versterkt. Met het planvoornemen wordt de aanleg en het onderhoud van de historisch aanwezige populieren gewaarborgd. Daarnaast wordt met de maatregelen een bijdrage geleverd aan de versterking van het coulisselandschap door het terugbrengen van het historisch meer kleinschalig kampenlandschap. Tenslotte wordt invulling gegeven aan het klimaatadaptatief inrichten van de leefomgeving. Gelet op voorstaande is het planvoornemen in lijn met de visie 'Omgevingsvisie Best'.

3.3.2 Structuurvisie Buitengebied

Op 4 april 2016 is de “Structuurvisie Buitengebied” vastgesteld door de gemeenteraad van Best. Deze structuurvisie is een partiële herziening van de ‘Structuurvisie Best 2030’. In 2011 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Best 2030 vastgesteld. Dit document is van toepassing op het gehele grondgebied van de gemeente Best (de bebouwde kom en het buitengebied) en schetst het ruimtelijke toekomstbeeld tot 2030. De gemeente wil voor haar buitengebied een verdiepingsslag van de Structuurvisie Best 2030 maken door een nieuwe structuurvisie op te stellen, specifiek voor het buitengebied. De Structuurvisie Best 2030 geeft aan wat de overkoepelende doelen zijn voor de gemeente Best. De structuurvisie voor het buitengebied maakt keuzes op basis van actuele ontwikkelingen in het landelijke gebied (zoals wonen en werken, veehouderij, milieu) en gaat specifiek in op onderwerpen als landschap, landbouw en recreatie.

De gemeente Best biedt in haar buitengebied ruimte voor economische ontwikkeling in samenhang met behoud en ontwikkeling van de omgevingskwaliteiten landschap, natuur en woon- en leefmilieu. De functie van het buitengebied is drieledig:

  • Productiegebied
  • Verblijfsgebied
  • Natuurlijk kapitaal

De gemeente staat dus open voor nieuwe initiatieven (‘nodigt uit’), maar stelt tegelijk eisen aan (het behoud en de versterking van) de omgevingskwaliteit. Het uitbreiden van bestaande of toekennen van nieuwe functies dient gepaard te gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Hiervoor geldt het adagium ‘voor wat, hoort wat’. Dat betekent dat het initiatief een bijdrage levert aan de economische, ecologische, ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke vitaliteit van het buitengebied. Als leidraad hiervoor dient de ‘Landschapsinvesteringsregeling Best’.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0022.png"

Uitsnede visiekaart Structuurvisie Buitengebied met globale ligging plangebied lichtblauw omlijnd

Het plangebied is op basis van de 'Structuurvisie Buitengebied' gelegen binnen de zoneringen 'Agrarisch-recreatief landschap' en 'Gebied voor dorpsuitbreiding'. Het onderdeel van het plangebied ten zuiden van de Mosselaarweg is aangeduid als 'Gebied voor dorpsuitbreiding', waaraan met de recente woningbouwplannen en het bestemmingsplan 'Aarlesche Erven' reeds invulling wordt gegeven.

Het kampenlandschap, dit is het agrarisch gebied tussen de bebouwde kom van Best en de heide en natuurgebieden in het noorden, is een open agrarisch gebied. De landelijke sfeer, cultuurhistorische waarden en de rustiek zijn belangrijke kenmerken van dit landschap. Het gebied wordt gekenmerkt door een landschap dat in de loop der tijd is veranderd als gevolg van schaalvergroting in de landbouw.

Binnen de landbouw maken agrarische bedrijven steeds meer hun eigen, specifieke ontwikkeling door. Bedrijven groeien door, verbreden hun activiteiten en/of staken hun agrarische bedrijfsvoering en starten met iets geheel nieuws. Dit betekent dat het (toekomstige) overheidsbeleid zich in steeds grotere mate zal moeten ontwikkelen naar een minder reguliere en meer specifieke benadering van agrarische bedrijven (‘eigen schaal’). De gemeente Best is zich bewust van de veranderingen die zich binnen de landbouw voltrekken, staat open voor deze nieuwe benadering en wil onderzoeken op welke wijze het toekomstige gemeentelijke beleid hierop kan inspelen.

De functie landbouw blijft in grote delen van het gebied richtinggevend naast het versterken van dagrecreatief medegebruik. Te denken valt aan verbrede landbouwfuncties als educatie op de boerderij, verkoop van streekproducten, een boerenterras en de organisatie van workshops. Verder is ruimte voor niet-agrarische bedrijvigheid in de vorm van ambachtelijke bedrijfjes en dienstverlening (kantoor aan huis). Bij vestiging van nieuwe bedrijven worden bestaande (agrarische) bedrijven niet belemmerd in hun bedrijfsvoering.

Verdichting van het gebied bij eventuele ontwikkeling van agrarische bedrijven en dagrecreatieve voorzieningen is door de huidige schaal van het landschap geen groot probleem, mits dit wordt aangegrepen om de ontwikkelingen groener in te passen. Dit betekent niet dat ze compleet aan het zicht onttrokken moeten worden, want ze vormen een herkenbaar onderdeel van het landschap. Door (erf)beplanting en houtsingels wordt de impact van meer bebouwing verzacht, terwijl de ruimtelijke en ecologische kwaliteit kunnen toenemen. Het versterken van het landschappelijk raamwerk door middel van laanbeplantingen (bijvoorbeeld eenzijdig) kan routes markeren en het gebied aantrekkelijker maken en minder kwetsbaar voor verdichting.De intentie is om verdwenen landschapselementen als bosjes, hagen, houtwallen, solitaire bomen en bermen akkerranden terug te brengen en op enkele passende plekken nieuwe landschapselementen te realiseren. Hiermee wordt het landschappelijke raamwerk versterkt en de ecologische én recreatieve belevingswaarde verhoogd. Het kampenlandschap kan op deze manier met bewoners en gebruikers worden versterkt en hersteld.

Gevolg planvoornemen

Met het planvoornemen worden de agrarische bedrijven aan de Mosselaarweg 5 en 7 gesaneerd. De huidige bedrijfswoningen worden op beide locaties omgezet naar reguliere burgerwoningen, waar bij de Mosselaarweg 7 tevens een woningsplitsing plaatsvindt. Tevens wordt op het tussenliggend perceel een twee-onder-een-kapwoning gerealiseerd door de inzet van een Ruimte-voor-Ruimtetitel. De bedrijfsactiviteiten worden verplaatst naar verworven gronden ten noorden van de Mosselaarweg, waar tevens een bedrijfswoning en -gebouw gerealiseerd zal worden. De bedrijfsactiviteiten betreffen 3 hectare teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van aardbeienteelt op stellage en ten behoeve van kersenteelt. Op basis van de Structuurvisie Buitengebied wordt maatwerk ten behoeve van dergelijke initiatieven geboden. Met onderhavig planvoornemen wordt invulling gegeven aan de doorontwikkeling en een duurzaam perspectief voor de aardbeienkwekerij. Voorliggend plan is hiermee in lijn met de Structuurvisie Buitengebied.

3.3.3 Beleid vrijkomende agrarische bebouwing

Op 9 december 2019 is een nieuw beleidskader voor Vrijkomende Agrarische Bebouwing door de gemeenteraad vastgesteld. De nieuwe koers richt zich op:

  1. a. het geven van meer ontwikkelingsruimte aan niet-agrarische functies;
  2. b. het stimuleren van sloop;
  3. c. het veranderen van onze werkwijze, houding en het aannemen van andere rollen;
  4. d. het introduceren van nieuwe instrumenten;
  5. e. het introduceren van een dynamisch afwegingskader als hulpmiddel;
  6. f. het managen van verwachtingen, het maken van heldere afspraken, handhaafbare voorwaarden en een effectieve controle en handhaving

Om vorm te geven aan bovenstaande nieuwe koers zijn een aantal beleidswijzigingen voorgesteld met betrekking tot hergebruik:

  • het toestaan van kleinschalige gebiedsvreemde functies;
  • nieuwbouw, uitbreiding van bebouwing en het vergroten bouwperceel niet meer altijd uitsluiten;
  • het loslaten van het onderscheid tussen bebouwingsconcentraties en het overige buitengebied;
  • ook mogelijkheden voor hergebruik bieden aan percelen die geen agrarische bestemming meer hebben;
  • het loslaten van de koppeling tussen zorg- en recreatieve functies en een actief agrarisch bedrijf;
  • meer mogelijkheden geven aan hergebruik van cultuurhistorische bebouwing, zowel boerderijen als gebouwen en/of ensemble van gebouwen;
  • mogelijkheden bieden voor bedrijven uit milieucategorie 3 met een impact te vergelijken met milieucategorie 1 en 2;
  • het mogelijk maken van een bedrijfsverzamelgebouw, waarin meerdere kleinschalige bedrijven zich vestigen op 1 perceel.

In de notitie is tevens een kwalitatief afwegingskader opgenomen, waarin maatwerk centraal staat. Het is geen nieuwe 'wet' met harde randvoorwaarden maar dient als hulpmiddel op een afweging op maat te maken. Het afwegingskader voorziet in de behoefte aan de voorkant meer inzicht te verschaffen in hoe de gemeente omgaat met ruimtelijke initiatieven op vrijkomende agrarische locaties. Ontwikkelingen moeten in ieder geval voldoen aan een aantal basisprincipes, te weten:

  1. 1. passend binnen de doelstellingen van ons buitengebied en een toegevoegde waarde hebben;
  2. 2. passend bij de gebiedskenmerken en – kwaliteiten;
  3. 3. naar aard, impact en omvang passend op de locatie en niet concurreren met functies op het bedrijventerrein of in ons centrum.;
  4. 4. bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit.

Gebiedseigen functie krijgen meer ontwikkelruimte dan gebiedsvreemde functies. Het landelijke gebied van Best is als onderdeel van nationaal landschap Het Groene Woud een aantrekkelijk gebied om te wandelen, te fietsen, paard te rijden, natuur te beleven of een terras te bezoeken. Het is een belangrijke ‘achtertuin’ van de stadsregio Eindhoven: het leent zich prima voor recreatie ‘om de hoek’. De karakteristiek van het buitengebied van Best is kleinschalig, overwegend agrarisch en rustiek.

Gevolg planvoornemen

Met het planvoornemen worden de agrarische bedrijven aan de Mosselaarweg 5 en 7 gesaneerd. De huidige bedrijfswoningen worden op beide locaties omgezet naar reguliere burgerwoningen, waar bij de Mosselaarweg 7 tevens een woningsplitsing plaatsvindt. Tevens wordt op het tussenliggend perceel een twee-onder-een-kapwoning gerealiseerd door de inzet van een Ruimte-voor-Ruimtetitel. De bedrijfsactiviteiten worden verplaatst naar verworven gronden ten noorden van de Mosselaarweg, waar tevens een bedrijfswoning en -gebouw gerealiseerd zal worden. Met onderhavig planvoornemen wordt invulling gegeven aan de doorontwikkeling en een duurzaam perspectief voor de aardbeienkwekerij en wordt daarnaast met behulp van landschapsmaatregelen de beleef- en gebruikswaarde van achterliggende agrarische gronden versterkt. Voorliggend plan is hiermee in lijn met de beleidsnota vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing.

3.3.4 Landschapsinvesteringsregeling Best 2019

In artikel 3.9 van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant zijn regels opgenomen ten aanzien van de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Naast bescherming van de ruimtelijke kwaliteit wil de provincie Noord-Brabant ontwikkelingsruimte bieden in het buitengebied mits een ontwikkeling bijdraagt aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dit houdt in dat wanneer uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag ten koste van het buitengebied onontkoombaar is, die uitbreiding gepaard gaat met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied. In de Verordening ruimte is deze rood-met-groen-koppeling vertaald in het principe van ‘kwaliteitsverbetering van het landschap’.

In 2013 zijn eerder afspraken tussen de provincie en de gemeente Best vastgelegd in de ‘Landschaps-investeringsregeling gemeente Best’ (hierna de LIR). In die regeling is aansluiting gezocht op de regeling zoals die voor de Kempengemeenten is opgesteld. De afgelopen jaren is praktijkervaring opgedaan met de regeling, waarbij naar voren is gekomen dat het beleid niet altijd eenduidig en makkelijk toepasbaar is. In de actualisatie van 2019 is dit hersteld. Deze LIR is van toepassing op alle ontwikkelingen in het buitengebied die op basis van het geldende bestemmingsplan niet rechtstreeks zijn toegestaan, maar waaraan vanuit ruimtelijke overwegingen toch medewerking kan worden verleend.

Niet alle ontwikkelingen hebben een even grote negatieve impact op de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Bovendien is een onderscheid te maken tussen ontwikkelingen die thuishoren in het buitengebied en ontwikkelingen die dat minder doen, zoals wonen of niet-agrarische bedrijfsfuncties. De impact wordt onder meer bepaald door:

  • De omvang van de ontwikkeling (is daarvoor vergroting bestemmingsvlak of bouwvlak nodig)
  • De vraag of sprake is van nieuw ruimtebeslag of dat gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing
  • De aard van de locatie en de omgeving
  • De aard van de ontwikkeling en de mogelijke hinder voor de omgeving (verkeersaantrekkende werking, geluid, milieucategorie)
  • De vraag of sprake is van een (traditioneel) gebiedseigen of gebiedsvreemde ontwikkeling
  • De ’gewenstheid‘ van een ontwikkeling vanuit een (sectorale) beleidswens

Rekening houdend met deze impact op de omgeving worden 3 categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen onderscheiden. De categorieën luiden:

Categorie 1:

Ruimtelijke ontwikkelingen die geen (extra) kwaliteitsverbetering van het landschap vereisen.

Categorie 2:

Ruimtelijke ontwikkelingen waarbij de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt vormgegeven door te voorzien in een goede landschappelijke inpassing.

Categorie 3:

Ruimtelijke ontwikkelingen waarbij de basisinspanning voor kwaliteitsverbetering wordt vormgegeven door een goede landschappelijke inpassing en een extra bijdrage.

Ontwikkelingen in categorie 3 zijn alle ontwikkelingen (op ontwikkelingen in de buitencategorie na) die niet passen in de categorieën 1 of 2. Daar waar ontwikkelingen omvangrijker zijn en/of meer ruimtelijke gevolgen hebben, wordt een basisinspanning-plus vereist. De investeringsverplichting betreft in alle gevallen in ieder geval een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd inrichtingsplan, zoals beschreven voor ontwikkelingen in categorie 2. Naast de landschappelijke inpassing wordt op basis van oppervlakten van een ontwikkeling een extra bijdrage vastgesteld.

In categorie 3 vallen veelal ontwikkelingen die wel ruimtelijk inpasbaar zijn, maar die een beduidende invloed hebben op de omgeving. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om ontwikkelingen waarbij vergroting van de vigerende bouwmassa/-oppervlakte, vergroting van het vigerende bestemmingsvlak en/of bestemmingswijziging aan de orde is.

Buitencategorie:

Niet elke ontwikkeling is bij voorbaat te vangen in één van bovenstaande categorieën. Initiatieven kunnen daarvoor te complex zijn, hebben door bijzondere omstandigheden minder financieel draagvlak of dragen op geheel andere wijze bij aan de kwaliteit van het landschap. Ook kan een project een zeer grote of juist vrijwel geen impact op de omgeving hebben. Dat maakt het noodzakelijk om de vrijheid te houden maatwerk te leveren. In elk geval zal dit zijn bij initiatieven die vallen onder de planmatige stedelijke ontwikkelingen en infrastructuur.

Daarnaast is het realiseren van een woning op basis van artikel 8.2 en artikel 9.2 Verordening ruimte (kwaliteitsverbeteringen in bebouwingsconcentraties binnen zoekgebied verstedelijking) slechts toegestaan bij een kwaliteitsverbetering die gelijkwaardig is met de aanschaf van een Ruimte-voor-Ruimtetitel. De benodigde kwaliteitsverbetering wordt daarbij dus niet berekend op basis van bovenstaande categorieën. Ook bij de realisatie van woningen door middel van de aankoop van een Ruimte-voor-Ruimtetitel (artikel 6.8 en 7.8 Verordening ruimte) vindt de kwaliteitsverbetering elders plaats en wordt er niet berekend op basis van bovenstaande categorieën.

Gevolg planvoornemen

Met het planvoornemen worden de agrarische bedrijven aan de Mosselaarweg 5 en 7 gesaneerd. De huidige bedrijfswoningen worden op beide locaties omgezet naar reguliere burgerwoningen, waar bij de Mosselaarweg 7 ook nog een woningsplitsing plaatsvindt. Tevens wordt op tussenliggend perceel (tussen Mosselaarweg nr. 5 en nr. 7) een twee-onder-een-kapwoning met de inzet van een Ruimte-voor-Ruimtetitel gerealiseerd. De bedrijfsactiviteiten worden verplaatst naar verworven gronden ten noorden van de Mosselaarweg, waar tevens een bedrijfswoning en -gebouw gerealiseerd zal worden. Aangrenzende gronden zullen worden aangewend voor de realisering van permanente teeltondersteunende voorzieningen.

De omschakeling van een (agrarische) bedrijfswoning naar burgerwoning kan als een categorie 1 ontwikkeling worden beschouwd, mits er sprake is van afname bebouwing of verkleining bouwvlak. Dit betekent dat voor de omzetting van de (agrarische) bedrijfswoning naar burgerwoning van Mosselaarweg 5 geen (extra) kwaliteitsverbetering is vereist, maar een goede landschappelijke inpassing volstaat.

Daarnaast geldt voor de voorgenomen oprichting van de twee onder een kap Ruimte voor ruimte woning, dat bij aankoop van een Ruimte voor Ruimte titel de hiervoor benodigde kwaliteitsverbetering elders plaats vindt en derhalve niet behoeft te worden berekend op basis van de categorieën conform de Landschapsinvesteringsregeling van gemeente Best.

Behoud van de cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij aan de Mosselaarweg 7 vindt plaats op basis van de provinciale regeling 'Maatwerk met als doel omgevingskwaliteit'. Dit betekent concreet dat ten behoeve van het behoud van de woning een investering van €125.000,- wordt vereist ter verbetering van de omgevingskwaliteit. Deze investering kan worden gerealiseerd door aankoop van een extra Ruimte voor Ruimte titel, storting in een gemeentelijk landschapsfonds en/of door het uitvoeren van aanvullende fysieke maatregelen in het plan. Hiervoor is geen nadere berekening op basis van de categorieën conform de Landschapsinvesteringsregeling van gemeente Best noodzakelijk.

Op basis van de vastgestelde gemeentelijke landschapsinvesteringsregeling wordt de oprichting van teeltondersteunende voorzieningen als een categorie 2 ontwikkeling beschouwd. Voor dergelijke ontwikkelingen wordt een landschappelijke inpassing vereist, maar is geen aanvullende extra kwaliteitsverbetering noodzakelijk.

De hervestiging van het agrarisch bedrijf ten noorden van de Mosselaarweg dient als een categorie 3 ontwikkeling te worden beschouwd.

Er is een methodiek opgesteld om voor de ruimtelijke ontwikkelingen behorend tot categorie 3 kwantitatief de minimale omvang te bepalen van de investering die gedaan moet worden ten behoeve van kwaliteitsverbetering van het landschap, de zogenaamde basisinspanning. Allereerst moet er een kwalitatief goede landschappelijke inpassing worden gerealiseerd conform de uitgangspunten zoals opgenomen in de bijlage. Daarnaast wordt er een standaardbedrag per m² gerekend. De volgende bedragen worden gehanteerd:

  • Uitbreiding bestemmingsvlak/ bouwvlak/ bebouwing: € 2,-/m2
  • Uitbreiding bestemmingsvlak/ bouwvlak/ bebouwing niet-agrarisch bedrijf (niet zijnde recreatie,
  • agrarisch-technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, maatschappelijke voorziening, statische
  • opslag): € 5,-/m²
  • Uitbreiding bestemmingsvlak (onbebouwd): € 1,-/m²
  • Functiewijziging zonder uitbreiding bestemmingsvlak/ bouwvlak/ bebouwing: € 1,- /m² bestemmingsvlak
  • Aanleg zonnevelden: € 1,-/m²

Met de verplaatsing van het agrarisch bedrijf vindt een netto toename van het agrarisch bouwvlak plaats van 1,0 ha. Het nieuwe bouwvlak heeft weliswaar een omvang van 1,5 ha, maar de omvang van de bestaande bouw-/bestemmingsvlakken neemt tevens met ca 0,5 ha af. Voor uitbreiding van het bestemmingsvlak voor het agrarisch bedrijf geldt een kwaliteitsbijdrage van €2,- / m2 verplicht. Derhalve is ten behoeve van de voorgenomen verplaatsing een aanvullende bijdrage van van ca. €20.000,- noodzakelijk.

Er kan op meerdere manieren een geïnvesteerd worden in kwaliteitsverbetering van het landschap. Dit kan betreffen een:

  • Aanleg of herstel van natuur- en landschapselementen ter versterking van de landschapsstructuur;
  • Aanleg recreatieve voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik (bankjes,
  • wandelpaden, bebording, etc);
  • Fysieke inrichtingsmaatregelen gericht op behoud en herstel van cultuurhistorie en archeologie;
  • Sloop van (niet cultuurhistorisch waardevolle) gebouwen/stallen/kassen en verwijderen verharding;
  • Fysieke bijdrage aan realisering Natuurnetwerk Brabant (NNB) en ecologische verbindingszones (EVZ’s);
  • Maatregelen ten behoeve van klimaatadaptatie.

Ten behoeve van het voornemen zal worden voorzien in een gedegen landschappelijke inpassing, maar zullen daarnaast ook aanvullende landschappelijke maatregelen worden genomen, zie ook paragraaf 2.4. Op basis van de aanvullende kwaliteitsberekeningen, zoals opgenomen in de bijlage van het landschappelijk inpassingsplan Mosselaarweg 16 zoals opgenomen in Bijlage 13 van de toelichting samen met de kwaliteitsberekening, zoals opgenomen in de bijlage van het landschappelijk inpassingsplan Mosselaarweg 5-7 in Bijlage 12 van de toelichting is de omvang van vereiste fysieke tegenprestatie in de vorm van de aanvullende landschapsverbeteringsmaatregelen (aanvullend op de landschappelijke inpassing) op basis van de Stila berekend, ter hoogte van €144.738,20 respectievelijk € 10.522,15, wat leidt tot een fysieke tegenprestatie van in totaal €155.260,35. Hieruit blijkt dat met de voorgenomen landschapsverbeteringsmaatregelen wordt voldaan aan de vereiste fysieke tegenprestatie voor realisering van een woning, te weten €125.000,- alsmede de (planologische) uitbreiding van het agrarisch bouwvlak ter waarde van €20.000,-.. De totaal vereiste tegenprestatie bedraagt daarmee in totaal €145.000,- Via een voorwaardelijke gebruiksbepaling is in de juridische regeling de realisering en instandhouding van de opgenomen landschapsverbeteringsmaatregelen op de betreffende gronden nader geborgd.

3.3.5 Nota visie duurzame energieopwekking

De gemeente Best heeft een taak in het zoeken naar een goede invulling voor het verduurzamen van de energiebehoefte. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 2 november 2020 de 'Visie duurzame energieopwekking buitengebied Best' vastgesteld.

Deze visie heeft als doel om kansen, mogelijkheden en voorwaarden voor duurzame energie in het buitengebied inzichtelijk te maken. Het biedt daarbij handvatten en spelregels om invulling te geven aan deze mogelijkheid. De visie geeft aan waar het opwekken van wind- en met name zonne-energie in het buitengebied mogelijk en toelaatbaar is.

Als kansrijk voor het opwekken van duurzame energie in het buitengebied ziet de gemeente Best het benutten van de daken van woningen en (agrarische) bedrijven, inclusief schuren/loodsen. Hiervoor kan zowel bestaande als nieuwe bebouwing worden benut. Daarnaast is het mogelijk om de (bouw)kavels van (agrarische) bedrijven te benutten voor het opwekken van duurzame energie.

Door dit inzicht wil de gemeente Best initiatieven op gang brengen waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de energietransitie binnen de gemeente Best.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0023.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0024.png"

Uitsnede kaart totaal overzicht mogelijkheden duurzame energie

Het grootst gedeelte van het buitengebied is sprake van een coulisselandschap dat gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van linten, verspreide bebouwing en beplanting, een gevarieerd grondgebruik en een veelheid aan functies. Het noordelijk deel van het plangebied is gelegen binnen de aanduiding 'Groenblauwe mantel'.

De gemeente ziet ter plaatse van het plangebied mogelijkheden voor het plaatsen van zonnepanelen, mits er wordt aangetoond dat er sprake is van het toevoegen van een landschappelijke meerwaarde en in de historische linten rekening wordt gehouden met de kenmerkende zichtlijnen en vergezichten vanaf het lint op het afwisselend ‘open en besloten’ coulisselandschap.

Hoofdstuk 4 Milieutechnische Aspecten

4.1 Bodem

Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om bij een ruimtelijk plan een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Zo mag een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem en mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet. Bij overige ruimtelijke besluiten is ook een inzicht in de bodemkwaliteit nodig op basis van artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht.

Toetsing

Met het planvoornemen worden de agrarische bedrijven aan de Mosselaarweg 5 en 7 gesaneerd. De huidige bedrijfswoningen worden op beide locaties omgezet naar reguliere burgerwoningen. Ter plaatse van de cultuurhistorische waardevolle langgevelboederij op de Mosselaarweg 7 vindt tevens woningsplitsing plaats. Daarnaast wordt op het tussenliggend perceel een twee-onder-een-kapwoning gerealiseerd door de inzet van één Ruimte-voor-Ruimtetitel. De bedrijfsactiviteiten worden verplaatst naar verworven gronden ten noorden van de Mosselaarweg, waar tevens een bedrijfswoning en -gebouw gerealiseerd zal worden. De gronden zullen daarnaast ingericht worden ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.

Met het voornemen vindt toevoeging van burgerwoningen plaats, waarbij de huidige bestemmingen 'Agrarisch' respectievelij 'Agrarisch - agrarisch bedrijf' worden gewijzigd naar 'Wonen'. Indien sprake is van een planologische functiewijziging naar een 'gevoeligere' functie, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Hierom zijn in dat kader diverse verkennend bodemonderzoeken uitgevoerd, die als Bijlage 2 (gronden ten noorden van de Mosselaarweg), Bijlage 3 (gronden direct ten zuiden van de Mosselaarweg) en Bijlage 4 (gronden zuidelijkst deel plangebied) bij de toelichting van dit bestemmingsplan zijn opgenomen. Uit de diverse onderzoeken kan navolgende worden geconcludeerd:

Vooralsnog kan niet worden uitgesloten dat ter plaatse van het erf van Mosselaarweg 7 (zink en PAK's) en het achterliggende westelijke teeltveld (zware metalen) sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging (>25 m3 grond verontreinigd tot boven de interventiewaarde). Hiertoe is nader aanvullend onderzoek noodzakelijk.

Daarnaast geven de aangetroffen bijmengingen met puin ter plaatse van het erf van Mosselaarweg 7 aanleiding tot het uitvoeren van een verkennend onderzoek naar asbest, conform NEN 5707.

De overig aangetroffen lichte verontreinigingen in de bovengrond vormen geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek. De aanwezigheid hiervan vormt, gezien de concentraties, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen bezwaar.

Op basis van de onderzoeksresultaten behoeft voor de gronden ten noorden van de Mosselaarweg geen nader onderzoek plaats te vinden.

Voor de agrarische gronden ten zuiden van Mosselaarweg geldt op basis van de onderzoeksrapportage dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen nader bodemonderzoek noodzakelijk is.

In 2 grondmengmonsters is weliswaar een licht verhoogd gehalte asbest aangetoond. De gehalten overschrijden de detectiegrens, doch liggen ruim onder de helft van de grenswaarde. Op basis hiervan hoeft geen nader bodemonderzoek naar asbest in de bodem te worden uitgevoerd.

Wel is sprake van een lokale zink verontreiniging. De verontreiniging heeft een diepte van 100 centimeter en bevindt zich over een oppervlakte van circa 10 m². Het volume wordt geschat op 10 m³. Dit houdt in dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Indien ter plaatse (graaf)werkzaamheden gaan plaatsvinden dient een plan van aanpak te worden ingediend bij het bevoegd gezag ten behoeve van de verwijdering van de verontreiniging.

Wanneer men grond van de locatie wil afvoeren dient men rekening te houden met afzetkosten. Een acceptant van de grond kan een aanvullend onderzoek eisen (lees partijkeuring). Op basis van dit onderzoek is de bovengrond indicatief als zijnde klasse AW2000 bestempeld. De ondergrond is indicatief bestempeld als klasse AW2000. Ter plaatse van de zinkverontreiniging wordt grond indicatief als klasse Niet toepasbaar beschouwd;

Voor het gehele plangebied geldt, dat gelet op de aangetroffen concentraties in het grondwater het uitvoeren van een nader onderzoek naar de herkomst hiernaar niet noodzakelijk is.

Voor de gronden nabij het erf van Mosselaarweg 7 is een nader onderzoek uitgevoerd naar zink en PAK's alsmede asbest. Dit onderzoek is als Bijlage 5 bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.

Uit het verkennend onderzoek asbest volgt dat op het overwegend bebouwde en verharde terrein geen asbesthoudend materiaal is aangetroffen. In geen van de inspectiegaten is sprake van een overschrijding van de norm voor nader onderzoek naar asbest van 50 mg/kgds. Er is dan ook geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging met asbest.

Uit het aanvullend onderzoek zware metalen ter plaatse van het erf van Mosselaarweg 7 volgt dat ter plaatse van gat G02 (boring 211 van het VBO) de bodemlaag onder het asfalt sterk verontreinigd is met zink. De omvang wordt geschat op maximaal 25 m3 (ca. 50 m2 x 0,5 m). Voor het overige is maximaal sprake van licht verhoogde gehaltes aan zware metalen. Bij huidig onderzoek is ter plaatse van boring 204 van voorgaand onderzoek een gehalte PAK’s aangetoond juist boven de achtergrondwaarden. Geconcludeerd wordt dat geen sprake is van sterk verhoogde gehaltes, dat het verhoogde gehalte destijds mogelijk veroorzaakt is door versmering met teerhoudend asfalt en een sanering ter plaatse niet noodzakelijk wordt geacht.

Uit het aanvullend onderzoek zware metalen erf volgt dat boring 217 van voorgaand onderzoek is herplaatst als boring 301. In de meest verdachte bodemlaag (1,0-1,5 m-mv) is het sterk verhoogde gehalte koper, lood en zink niet bevestigd. Aangenomen wordt dat bij een eventuele ontgraving de sterke verhoogde gehaltes niet kunnen worden teruggevonden. Op basis hiervan wordt een sanering weinig zinvol geacht.

Daarnaast wordt opgemerkt dat:

  • Wanneer ter plaatse van gat G02 (boring 211) graafwerkzaamheden zijn voorzien dat deze werkzaamheden dan als sanering dienen te worden beschouwd. Op basis van de huidige onderzoeksgegevens kan de sanering op basis van een plan van aanpak worden uitgevoerd. Om meer inzicht te verkrijgen kan een aanvullend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
  • Hoewel ter plaatse van boring 301 geen sprake is van sterk verhoogde gehaltes wordt geadviseerd, indien er ter plaatse graafwerkzaamheden zijn voorzien, de verdachte bodemlaag (1,0-1,5 m-mv) afzonderlijk af te voeren.
  • Voor het overige behoeven, op basis van de onderzoeksresultaten, geen restricties gesteld te worden aan toekomstige ontwikkeling van de onderzochte locatie.

Op basis van de onderzoeksresultaten adviseert het bevoegd gezag de bovenlaag van de verharde gronden ter plaatse van Mosselaarweg 7 af te graven. Hiertoe is een voorwaardelijke verplichting aan de juridisch regeling toegevoegd. Na het verwijderen van deze verhardingslaag dient een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 uitgevoerd te worden om te bepalen of de opgeschoonde bodem voldoet aan het toekomstige gebruik.

Gevolg planvoornemen

Gelet op bovenstaande vormt het aspect bodem geen belemmering voor het planvoornemen.

4.2 Geluid

Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones en bevat tevens geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus van de voorgenoemde geluidsbronnen. Indien een bestemmingsplan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

Toetsing

Met het planvoornemen worden de agrarische bedrijven aan de Mosselaarweg 5 en 7 gesaneerd. De huidige bedrijfswoningen worden op beide locaties omgezet naar reguliere burgerwoningen, waar bij de Mosselaarweg 7 ook nog een woningsplitsing plaatsvindt. Tevens wordt op het tussenliggend perceel een twee-onder-een-kapwoning gerealiseerd met de inzet van één Ruimte-voor-Ruimtetitel. De bedrijfsactiviteiten worden verplaatst naar verworven gronden ten noorden van de Mosselaarweg, waar tevens een bedrijfswoning en -gebouw gerealiseerd zal worden. Met het planvoornemen worden geluidgevoelige objecten in de vorm van woningen gerealiseerd. De met het planvoornemen te realiseren woningen zijn gelegen in de nabije omgeving van de gezoneerde Mosselaarweg én de spoorlijn Boxtel-Eindhoven.

Akoestisch onderzoek wegverkeers- en spoorweglawaai

Om in kaart te brengen of er ter plekke van de met het planvoornemen toegevoegde woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat, is een akoestisch onderzoek wegverkeers- en spoorweglawaai (Nipa, rapportnummer N222891.002/LHO, d.d. 6 november 2023, Bijlage 7) uitgevoerd. De resultaten hiervan worden hieronder weergegeven.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van het wegverkeer op zowel de Mosselaarweg als Aarleseweg met ten hoogste 5 dB wordt overschreden. Een aanvraag om een ‘hogere waarde’ is noodzakelijk. Het bevoegd gezag dient een hogere waarde wegverkeerslawaai voor de nieuwe woningen vast te stellen. Bij dit bestemmingsplan is hiertoe het bijbehorend ontwerp besluit hogere grenswaarden toegevoegd, zie Bijlage 8 van de regels. In de juridische regeling is middels een voorwaardelijke verplichting nader geborgd, dat de woningen ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - hogere grenswaarden' pas in gebruik mogen worden genomen als ze voldoen aan de voorwaarden uit het hogere grenswaardenbesluit.

Op grond van het Bouwbesluit is de geluidwering van een nieuwe woning in standaarduitvoering tenminste 20 dB. Hieruit volgt dat de (gecumuleerde) geluidbelasting niet hoger mag zijn dan 53 dB om aan de richtwaarde van het binnengeluidniveau van 33 dB te voldoen. Bij de berekende (ongecorrigeerde) geluidbelasting van ten hoogste 58 dB is een geluidwering van minimaal (58-33=)25 dB vereist. In beginsel moet met nader onderzoek aangetoond worden dat voor de desbetreffende woningen wordt voldaan aan de richtwaarde van het binnengeluidniveau. Voor nieuwe woningen met een geluidbelasting hoger dan 53 dB dient te worden aangetoond dat aan de eisen aan de (karakteristieke) geluidwering wordt voldaan.

De geluidbelasting op alle bij het onderzoek betrokken woonfuncties als gevolg van het railverkeerslawaai voldoet aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde.

Gevolg planvoornemen

Gelet op bovenstaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor het planvoornemen.

4.3 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij betreft een wet waarmee de nationale regels inzake geurhinder te opzichte van de tot de veehouderijen behorende dierenverblijven vastgesteld zijn. De Wet geurhinder en veehouderij heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van de geurbelasting, onder andere als gevolg van emissies door bedrijven. Met de in de Wet geurhinder en veehouderij opgenomen grenswaarden moet rekening gehouden worden bij beslissingen in het kader van de Wet milieubeheer. Nieuwe knelpunten moeten worden voorkomen.

In de Wet geurhinder een veehouderij zijn grenswaarden opgenomen voor de geurbelasting die een veehouderijbedrijf op en geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning) mag veroorzaken. Tevens gelden volgens de wet minimale afstanden tot woningen van derden. De grenswaarden worden weergegeven in odour units per vierkante meter lucht (ouE/m3). Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de ligging van een veehouderijbedrijf binnen of buiten de concentratiegebieden en de ligging van de veehouderijbedrijven binnen of buiten de bebouwde kom.

Toetsing

In de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende (intensieve) veehouderijen gelegen. Binnen een straal van 1 km zijn meerdere varkens-, pluimvee- en vleeskalverenhouderijen gelegen. Om te toetsen of dit een negatief effect heeft op het woon- en leefklimaat binnen het plangebied en de nieuwe woonfuncties, is een onderzoek geur en gezondheid (Pouderoyen Tonnaer, rapportnummer P217945.015.R2/EVO, d.d. 12 juli 2023, Bijlage 9) uitgevoerd. De resultaten hiervan worden hieronder weergegeven.

Uit dit onderzoek volgt dat ter plaatse van de nieuwe woningen ten zuiden van de Mosselaarweg sprake is van een goed woon- en leefklimaat en ten noorden van de Mosselaarweg van een redelijk goed woon- en leefklimaat. Er wordt ter plaatse van alle woonfuncties voldaan aan de gezondheidskundige advieswaarden van maximaal 10 OUE/m3 achtergrondbelasting voor woonfuncties in het buitengebied.

Ter plaatse van de nieuwe woningen is ten aanzien van de voorgrondbelasting van geur sprake van een ‘goed’ leefklimaat ter plaatse van Mosselaarweg 5, 7 en de nieuwe Ruimte voor Ruimte woningen sprake van een ‘redelijk goed’ leefklimaat en een ‘matig’ leefklimaat ter plaatse van de nieuwe bedrijfswoning en huisvesting voor seizoenarbeiders ter hoogte van Mosselaarweg 16. De voorgrondbelasting ter plaatse van de nieuwe woonfuncties ligt ook onder de gezondheidskundige advieswaarde van maximaal 5 OUE/m3, behalve ter plaatse van de nieuwe bedrijfswoning en de huisvesting voor seizoenarbeiders ter hoogte van Mosselaarweg 16. De voorgrondbelasting voldoet hier echter wel aan de maximale 20% gehinderden die de provincie Noord-Brabant hanteert in de IOV (op basis van de Handreiking Wet geurhinder en veehouderij komt 20% overeen met maximaal 10 OUE/m3 en daar ligt de voorgrondbelasting ter hoogte van de bedrijfswoning en de huisvesting voor seizoenarbeiders ter hoogte van Mosselaarweg 16 ruim onder).

Veehouderijen en andere bedrijven in de omgeving worden door de beoogde gebiedsontwikkeling niet in hun belangen geschaad. Er is geen sprake van extra beperkingen voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling ten gevolge van de omgekeerde werking van het bestemmingsplan.

Gevolg planvoornemen

Gelet op bovenstaande vormt het aspect geur geen belemmering voor het planvoornemen.

4.4 Luchtkwaliteit

De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM. Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0025.png"

Grenswaarden stikstofdioxide en fijn stof

NIBM

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.

Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)

Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gericht op mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). In het besluit is geregeld dat wanneer een gevoelige bestemming binnen een onderzoekszone van een rijks- of provinciale weg wordt gevestigd of uitgebreid, een luchtkwaliteitsonderzoek nodig is. Gevoelige bestemmingen zijn functies waarbinnen kinderen, ouderen en zieken verblijven, zoals scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Een woning of ziekenhuis is geen gevoelige bestemming conform het besluit. De onderzoekszone van een rijksweg betreft 300 meter aan beide zijden van de weg, gemeten vanaf de rand van de weg. Voor een provinciale weg geldt hetzelfde, maar dan een zone van 50 meter.

Goede ruimtelijke ordening

Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg.

Toetsing

Met het planvoornemen worden de agrarische bedrijven aan de Mosselaarweg 5 en 7 gesaneerd. De huidige bedrijfswoningen worden op beide locaties omgezet naar reguliere burgerwoningen, waar bij de Mosselaarweg 7 tevens een woningsplitsing plaatsvindt. Tevens wordt op tussenliggend perceel een twee-onder-een-kapwoning gerealiseerd met de inzet van een Ruimte-voor-Ruimtetitel. De bedrijfsactiviteiten worden verplaatst naar verworven gronden ten noorden van de Mosselaarweg, waar tevens een bedrijfswoning en -gebouw gerealiseerd zal worden.

Er wordt met dit bestemmingsplan geen nieuwe gevoelige bestemming conform het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteit) mogelijk gemaakt. Daarnaast valt het project, onder de ondergrens van de categorie “niet in betekenende mate” bijdragend.

De (negatieve) effecten van onderhavig plan op de luchtkwaliteit zijn onderzocht met behulp van de NIBM-rekentool (www.infomil.nl). Aan de hand van de toename van het aantal verkeersbewegingen is beoordeeld of het plan in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van genoemde stoffen in de lucht.

De toename van het aantal verkeersbewegingen is hierbij bepaald aan de hand van de maximaal representatieve bedrijfssituatie. Het totaal aantal voertuigbewegingen per dag (weekdag) bedraagt maximaal 120 bewegingen. Deze gegevens zijn ingevoerd in de NIBM-tool.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0026.png"

Op basis van de invoer van bovenstaande gegevens blijkt dat het extra verkeer in niet betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Daarnaast blijkt uit het uitgevoerde geur en gezondheidsonderzoek (zie ook Bijlage 9) dat met betrekking tot omliggende veehouderijen ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed (en daarmee aanvaardbaar) woon- en leefklimaat. Veehouderijen en andere bedrijven in de omgeving worden door de beoogde gebiedsontwikkeling niet in hun belangen geschaad. Er is geen sprake van extra beperkingen voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling ten gevolge van de omgekeerde werking van het bestemmingsplan.

Als een bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, kan toch een luchtkwaliteitsbeoordeling nodig zijn voor een goede ruimtelijke ordening. Daarbij staat dan de vraag centraal, of de nieuwe bestemmingen aanvaardbaar zijn bij de bestaande luchtkwaliteit (het woon- en leefklimaat). Hiertoe is bezien of in de actuele situatie sprake is van een woon- en leefklimaat waarbij op locatie wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Voor wat betreft het woon- en leefklimaat zijn de concentraties PM10, PM2,5 en NO2 van belang. Voor de actuele achtergrondconcentraties is de Grootschalige Concentratiekaart Nederland (GCN) geraadpleegd. Binnen het plangebied liggen de concentraties ver onder de wettelijke grenswaarden en benaderen de gezondheidskundige advieswaarden.

Er is geen dreigende overschrijding van de grenswaarden, aangezien de heersende achtergrondconcentraties ver onder de grenswaarden liggen en bovendien de verwachte toekomstige achtergrondconcentraties lager liggen (dalende trend). Ten aanzien van luchtkwaliteit is in de bestaande situatie ter plaatse van het plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat, aangezien de achtergrondconcentraties ver onder de wettelijke toetswaarden liggen en zelfs de gezondheidskundige WHO-advieswaarden benaderen. Ten aanzien van de beoogde planontwikkeling is gezien voorgaande geen sprake van significant nadelige milieueffecten ten aanzien van luchtkwaliteit.

Fijnstof-endotoxinen

De nieuwe woonfuncties liggen niet binnen een individuele of cumulatieve endotoxinen risicocontour van een pluimveehouderij of varkenshouderij. Er is ten aanzien van fijnstof-endotoxinen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect endotoxinen vormt geen belemmering voor de beoogde planontwikkeling en omgekeerd ook niet voor de veehouderijen in de omgeving. Dit is onderzocht en toegelicht in het onderzoek geur en gezondheid (Pouderoyen Tonnaer, rapportnummer P217945.015.R1/EVO, d.d. 12 juli 2023, Bijlage 9).

In het betreffende onderzoek is tevens gemotiveerd dat een eventueel GGD advies geen nieuwe inzichten zal geven. Conform het stappenplan in de Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 adviseert de GGD om een GGD-advies op te vragen vanwege de aanwezigheid van de pluimveehouderij Aarleseweg 31 en Driehoekweg 20 binnen 1 km afstand van de nieuwe woonfuncties. Voor dit bestemmingsplan geldt dat er maar twee pluimveehouderijen aanwezig zijn binnen een straal van 1 km van de nieuwe woningen, waarvan de grootste pluimveehouderij (Driehoekweg 20) op ongeveer 650 meter afstand van de dichtstbij zijnde woonfunctie (= de huisvesting voor seizoenarbeiders) ligt, en dat in het gebied geen sterke concentratie van veehouderijen aan de orde is. In voorliggend plan is het aantal extra woningen en het aantal extra blootgestelden dat mogelijk wordt gemaakt beperkt en daarbij liggen de nieuwe woonfuncties in een gemengd gebied met in de omgeving al meerdere voormalige bedrijfswoningen van gestopte veehouderijen. Er zijn geen andere aspecten op basis waarvan een GGD advies wordt geadviseerd. Op basis van voorgaande bevindingen wordt ingeschat dat een GGD-advies geen nieuwe inzichten voor de besluitvorming zal geven. Het bevoegd gezag heeft hierin beleidsvrijheid en kan een GGD-advies opvragen en meenemen in de afweging of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Geitenhouderijen

Het is uit voorzorg niet gewenst om nieuwe woningen te realiseren binnen 2 km rond geitenhouderijen met meer dan 50 geiten, om gezondheidsrisico’s voor toekomstige bewoners te voorkomen. In de provincie Noord-Brabant geldt een verbod op uitbreiden van geitenstallen en omschakelen naar een geitenhouderij als een voorzorgmaatregel en is verwerkt in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV). De provincie is voornemens dit moratorium te verlengen tot de deelonderzoeken van VGOIII afgerond zijn (eind 2024). Het doel van het geitenmoratorium is te voorkomen dat rond geitenhouderijen de gezondheidslast toeneemt en (nieuwe) knelpunten ontstaan.

Binnen 2 km van het plangebied liggen geen geitenhouderijen. Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van gezondheidsrisico’s ten gevolge van geitenhouderijen.

Gevolg planvoornemen

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.5 Bedrijven- En Milieuzonering

Zowel in het kader van een goede ruimtelijke ordening als vanuit milieuwet- en regelgeving wordt gestreefd naar het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten, met als doel het handhaven en waar mogelijk bevorderen van een goede kwaliteit van het leefmilieu. Dit gebeurt onder andere door het fysiek scheiden van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) door het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding daartussen. Deze ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand, hetgeen ook wel wordt aangeduid als milieuzonering. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  1. 1. Het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  2. 2. het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt in de praktijk gebruik gemaakt van VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering, editie 2009" (verder: VNG-uitgave). De VNG-uitgave geeft op systematische wijze informatie over de ruimtelijk relevante milieuaspecten van een scala aan bedrijfsactiviteiten. Deze uitgave bevat een lijst waarin voor veelvoorkomende milieubelastende activiteiten indicatieve richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies, uitgaande van een gemiddeld modern bedrijf. De handreiking is oorspronkelijk bedoeld als hulpmiddel bij de ruimtelijke planvorming. Uit de rechtspraak van de Afdeling vloeit voort dat de handreiking als hulpmiddel is erkend. Afwijken van de richtafstanden is mogelijk, mits wordt onderbouwd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

De indicatieve richtafstanden uit de VNG-brochure gaan uit van de afstand die dient te worden gehouden van het gebiedstype 'rustige woonwijk'. Indien sprake is van een 'gemengd gebied' mogen de richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind (uitzondering is de richtafstand voor gevaar). Een gemengd gebied is een gebied met matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.

Toetsing

Het plangebied is gelegen langs de gebiedsontsluitende weg Mosselaarweg. Tevens zijn in de directe omgeving van het plangebied woon-, verkeers-, bedrijfs- en agrarische bestemmingen gelegen. Hiermee is sprake van een ligging van het plangebied in gemengd gebied. Op basis van de ligging in gemengd gebied, mag conform de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' de richtafstand met één afstandsstap verkleind worden.

Veroorzakende hinder

Het bedrijfsgebouw ten noorden van de Mosselaarweg veroorzaakt mogelijk hinder op gevoelige objecten in de omgeving. De met het planvoornemen te realiseren woningen betreffen geen hinderveroorzakende functies.

Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' worden bedrijfsgebouwen van akkerbouw en fruitteelt aangemerkt als categorie 2 bedrijf. Hiervoor geldt een richtafstand van maximaal 30 meter ten gevolge van het aspect geluid. Ten gevolge van de ligging in gemengd gebied mag de richtafstand met één afstandsstap verkleind worden tot 10 meter.

De bedrijfswoning van het naastgelegen caravanopslag bedrijf op Mosselaarweg 18 is gelegen op 24 meter van het plangebied. Op de perceelsgrens voorziet het voornemen in realisering van een brede groenstrook van ca 10 meter, zie ook paragraaf 2.4 van de toelichting. Daarmee bedraagt de afstand van het agrarisch bouwvlak tot de bedrijfswoning op Mosselaarweg 18 ca 35 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand.

Ten zuiden en oosten van het agrarisch bouwvlak zijn woonbestemmingen op een afstand van meer dan 60 meter gelegen. Hiermee wordt eveneens voldaan aan de richtafstand.

Spuitzvrije zones gewasbeschermingsmiddelen

Hoewel in geen enkele wettelijke regeling in acht te nemen afstanden zijn opgenomen voor spuitzones tussen gevoelige bestemmingen enerzijds en percelen met open teelt waarop gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt anderzijds, dient op basis van het criterium goede ruimtelijke ordening (artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening) wel te worden beoordeeld of het gebruik van die middelen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt als vuistregel dat een afstand van 50 meter tussen het perceel waarop de teelt plaatsvindt en gevoelige functies zoals woningen kan worden gehanteerd. Kortere afstanden zijn mogelijk, indien dat blijkt uit een locatiespecifiek onderzoek.

Met de beoogde ontwikkeling wordt verplaatsing van de bestaande aardbeienteelt voorgestaan.

Rondom de beoogde aardbeienteelt dient het agrarisch bedrijf op basis van het Activiteitenbesluit driftreducerende maatregelen te treffen. Ook is rondom de beoogde percelen de aanplant van hagen/groenstrook voorzien, wat driftreducerend fungeert. Bovendien wenst de initiatiefnemer in het kader van duurzaamheid zo min mogelijk gebruik te maken van gewasbeschermingsmiddelen.

Voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt conform de geldende gebruiksbepaling van het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Best 2021' voor nieuwe fruitteelt een afstand van 50 m van bestemmingsvlakken van voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies in acht genomen, betreffende de woningen op Mosselaarweg 14, 14a en 18.

Ontvangende hinder

De ontvangende hinder geldt voor alle gevoelige objecten die met het planvoornemen gerealiseerd worden. Het -gebouw en bedrijfswoning ten noorden van de Mosselaarweg worden onder lid a getoetst aan ontvangende hinder. Onder lid b worden de woningen ten zuiden van de Mosselaarweg getoetst aan ontvangende hinder.

Lid a

  1. 1. Ten westen van het plangebied is op een afstand van circa 30 meter van het bedrijfsgebouw (en ca 60 meter van de bedrijfswoning van het verplaatste agarrisch bedrijf), dat door de huisvesting van seizoenarbeiders tevens een gevoelig object is, een bedrijfsbestemming met functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanstalling/statische opslag' gelegen. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor opslaggebouwen een richtafstand van 30 meter ten gevolge van het aspect geluid. Ten gevolge van de ligging in gemengd gebied mag de richtafstand met één afstandsstap verkleind worden tot 10 meter. Aan deze richtafstand wordt voldaan.
  2. 2. Ten zuidwesten van het plangebied is op een afstand van circa 95 meter van het bedrijfsgebouw (en meer dan 160 meter van de bedrijfswoning) een opslagverhuurbedrijf gelegen. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor opslaggebouwen en opslagverhuurbedrijven een richtafstand van 30 meter ten gevolge van het aspect geluid. Ten gevolge van de ligging in gemengd gebied mag de richtafstand met één afstandsstap verkleind worden tot 10 meter. Aan deze richtafstand wordt voldaan.
  3. 3. Ten zuiden van het plangebied is op een afstand van circa 150 meter van het bedrijfsgebouw (en circa 130 meter van de bedrijfswoning) een pluimveehouderij gelegen. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor een pluimveehouderij een richtafstand van 200 meter ten gevolge van het aspect geur. Ten gevolge van de ligging in gemengd gebied mag de richtafstand met één afstandsstap verkleind worden tot 100 meter. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan. Tevens wordt in paragraaf 4.3 op basis van de resultaten uit het onderzoek geur en gezondheid (zie ook Bijlage 9) kan worden geconcludeerd dat ondanks de nabij gelegen pluimveehouderij ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat en geur geen belemmering vormt voor de beoogde planontwikkeling en omgekeerd ook niet voor de veehouderijen in de omgeving. Daarnaast is er ook ten aanzien van de concentratie fijnstof (PM10) door veehouderijen sprake van een aanvaardbaar leefklimaat. Fijn stof vormt geen belemmering voor de beoogde planontwikkeling en omgekeerd ook niet voor de veehouderijen in de omgeving. Tenslotte ligt het plangebied ver buiten de endotoxine-risicocontouren van veehouderijen en kan geconcludeerd worden dat ter plaatse van het plangebied geen sprake is van gezondheidsrisico's ten gevolge van endotoxinen en het aspect endotoxinen geen belemmering vormt voor de beoogde planontwikkeling en omgekeerd ook niet voor de veehouderijen in de omgeving.
  4. 4. Er zijn geen andere relevante objecten in de directe omgeving van het plangebied gelegen.

Lid b

  1. 1. Ten noordoosten van het plangebied is op de Mosselaarweg 10 een voormalige melkveehouderij gesitueerd, waar nu met een tijdelijke vergunning een kleinschalige houtzagerij is gevestigd. Juridisch-planologisch is de vestiging van een agrarische melk-/rundveehouderij nog mogelijk. Voor een melkveehouderij geldt conform de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 100 meter ten gevolge van het aspect geur. Door de ligging in gemengd gebied kan de richtafstand met één afstandsstap verkleind worden naar 50 meter. Op basis van Wet geurhinder en veehouderij geldt eveneens een minimaal te hanteren afstand van 50 meter buiten de bebouwde kom. De meest dichtbijgelegen woning conform het planvoornemen (bestaande bedrijfswoning Mosselaarweg 5) is op een afstand van circa 66 meter van het agrarisch bouwvlak gelegen. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand. Ten aanzien van de momenteel tijdelijk vergunde houtzagerij kan worden opgemerkt dat op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' een houtzagerij een maximale richtafstand heeft van 100 meter ten gevolge van het aspect geluid. Deze richtafstand heeft betrekking op grootschalige houtzagerijen. De houtzagerij op locatie Mosselaarweg 10 is kleinschaliger van aard en betreft een kleinschalig houtzagerijbedrijf. Door de ligging in gemengd gebied kan de richtafstand met één afstandsstap verkleind worden naar 50 meter. De meest dichtbijgelegen woning conform het planvoornemen (bestaande bedrijfswoning Mosselaarweg 5) is op een afstand van circa 66 meter van het bouwvlak van de kleinschalige houtzagerij gelegen. Tevens is de bedrijfswoning binnen het bestemmingsvlak aan de zijde van de bestaande bedrijfswoning van Mosselaarweg 5 gelegen. Hiermee is de werkelijke afstand tot de kleinschalige houtzagerij in werkelijkheid nog groter dan 66 meter. Met het planvoornemen wordt aan de richtafstand voldaan.
  2. 2. Ten zuidwesten van het plangebied is op een afstand van circa 150 meter van de meest dichtbij gelegen woning een pluimveehouderij gelegen. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor een pluimveehouderij een richtafstand van 200 meter ten gevolge van het aspect geur. Ten gevolge van de ligging in gemengd gebied mag de richtafstand met één afstandsstap verkleind worden tot 100 meter. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan. Tevens wordt in paragraaf 4.3 op basis van de resultaten uit het onderzoek geur en gezondheid (zie ook Bijlage 9) kan worden geconcludeerd dat ondanks de nabij gelegen pluimveehouderij ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat en geur geen belemmering vormt voor de beoogde planontwikkeling en omgekeerd ook niet voor de veehouderijen in de omgeving. Fijn stof vormt geen belemmering voor de beoogde planontwikkeling en omgekeerd ook niet voor de veehouderijen in de omgeving. Tenslotte ligt het plangebied ver buiten de endotoxine-risicocontouren van veehouderijen en kan geconcludeerd worden dat ter plaatse van het plangebied geen sprake is van gezondheidsrisico's ten gevolge van endotoxinen en het aspect endotoxinen geen belemmering vormt voor de beoogde planontwikkeling en omgekeerd ook niet voor de veehouderijen in de omgeving.
  3. 3. Er zijn geen andere relevante objecten in de buurt van het plangebied gelegen.

Gevolg planvoornemen

Gelet op bovenstaande vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor het planvoornemen.

4.6 Externe Veiligheid

Het beleid in het kader van de externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving voor wat betreft handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen, als op het vervoer van deze stoffen.

Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, vloeit de verplichting voort om in het kader van ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's ter plaatse van het plangebied als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen.

Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gebaseerd op twee elementen: een harde norm in de vorm van het plaatsgebonden risico en een oriënterende waarde in de vorm van het groepsrisico. De norm voor het plaatsgebonden risico bedraagt één op de miljoen (10-6) per jaar, ofwel 1 op de miljoen blootgestelde personen. Het hanteren van een norm voor het plaatsgebonden risico biedt een basisveiligheidsniveau voor de individuele burger in de omgeving van een risicovolle activiteit. Voor nieuwe situaties geldt deze norm als grenswaarde. Dat wil zeggen dat nieuwe kwetsbare bestemmingen buiten de 10-6 contour moeten zijn gelegen.

Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de oriënterende waarde. Dit is een richtwaarde waarvan het bevoegd gezag, voldoende gemotiveerd, kan afwijken.

Toetsing

Externe veiligheidsrisico's kunnen ontstaan door het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen en over transportroutes (weg, spoor en water) en het gebruik of de opslag van gevaarlijke stoffen bij inrichtingen.

Om het plaatsgebonden risico en het groepsrisico voor de toekomstige gebruikers van het plangebied in kaart te brengen is allereerst de kaart 'Veilige omgeving' geraadpleegd, welke ter hoogte van het plangebied hieronder is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0027.png"

Uitsnede kaart 'Veilige leefomgeving' met ligging plangebied lichtblauw omlijnd

Vervolgens is ter nadere inventarisatie van mogelijke externe veiligheidsaspecten een Quickscan externe veiligheid (Kragten, rapportnummer POU037, d.d. 21 december 2022 , Bijlage 10) uitgevoerd. In de quickscan zijn de relevante risicobronnen geïnventariseerd en is beoordeeld of de genoemde risicobronnen mogelijk een belemmering vormen voor de invulling van het plangebied. De resultaten hiervan worden hieronder weergegeven.

Transport over het water

Het plangebied ligt niet binnen een invloedsgebied van een waterweg waarover structureel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De risico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over het water vormen geen belemmering voor de planvorming. Een verantwoordingsplicht is niet aan de orde.

Transport over de weg

De rijksweg A58 (wegvak B141) ligt op een afstand van circa 3,2 kilometer ten zuiden van het plangebied. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van toxische vloeistoffen (GT4). De risico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg (toxisch scenario) moeten worden meegenomen. Gezien de grote afstand en het feit dat de hoogte van het groepsrisico niet zal wijzigen kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

De afstand van de planlocatie tot Rijksweg A2 bedraagt ca. 1600 meter. Het invloedsgebied van deze Rijksweg bedraagt 880 meter. Deze risicobron is derhalve niet relevant.

Transport over het spoor

Op circa 300 meter van het plangebied ligt het spoortraject “Boxtel Eindhoven” (route 12). Het plangebied ligt hiermee binnen het invloedsgebied (995 meter) van brandbare gassen (A), toxische vloeistoffen (B2) en toxische gassen (D3). Gezien de grote afstand en het feit dat de hoogte van het groepsrisico niet zal wijzigen behoeven de risico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor (BLEVE en toxisch scenario) uitsluitend te worden meegenomen in een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Buisleidingen

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een buisleiding, waardoor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleiding geen belemmering vormt voor de planvorming. Een verantwoordingsplicht is niet aan de orde.

Inrichtingen

Het plangebied bevindt zich niet binnen een invloedsgebied van een risicovolle inrichting in de omgeving. De risico’s als gevolg van inrichtingen vormen geen aandachtspunt voor de planvorming waardoor een verantwoordingsplicht niet aan de orde is.

Beperkte verantwoording groepsrisico

Het groepsrisico neemt nagenoeg niet toe ten gevolge van de wijziging. Gelet op bovenstaande is, conform artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgesteld, die als Bijlage 11 bij de toelichting van dit bestemmingsplan is toegevoegd. Hieruit volgen geen belemmeringen voor het planvoornemen.

Volgens artikel 9 van het Bevt moet in onderhavige situatie bij een beperkte verantwoording van het groepsrisico de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om advies uit te brengen. Dit houdt in dat moet worden ingegaan op:

  1. a. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en
  2. b. voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg een ramp voordoet.

Advies Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost

De Veiligheidsregio heeft een standaard advisering opgesteld voor algemene situaties. De ontwikkeling voldoet aan de randvoorwaarden voor het standaard advies. Het standaard advies kan daarom worden toegepast.

Het standaard advies van de Veiligheidsregio luidt als volgt:

  • Communiceer actief met de omwonenden in het plangebied over de risico's van de gevaarlijke stoffen. Geef daarbij aan wat omwonenden moeten doen bij een incident, namelijk vluchten van de risicobron af. Dit bevordert de zelfredzaamheid van omwonenden. Dit advies geldt ook voor bedrijfshulpverleningsorganisaties.
  • Nieuw op te richten gebouwen moeten aan het Bouwbesluit 2012 voldoen. In dit besluit is geregeld dat gebouwen uitgevoerd moeten worden met een mechanische ventilatie die uitgezet kan worden. Aanvullend op deze regelgeving adviseren wij om de aanzuigopeningen van deze ventilatie bij voorkeur hoog en afgekeerd van de risicobron te realiseren.
  • Pas de beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening van de VRBZO toe. Wanneer een beoogde oplossing aan de beleidsregels voldoet, kunt u ervan uitgaan dat een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en een adequate bluswatervoorziening gerealiseerd wordt.

Reactie op het standaard advies van de Veiligheidsregio

  • Op de gemeentelijke website is informatie te vinden betreffende het aspect veiligheid. Voor risicobronnen in de omgeving wordt verwezen naar de nationale risicokaart (www.risicokaart.nl), waarin is aangegeven hoe te handelen bij de verschillende scenario's. Ook wordt verwezen naar NL-alert.
  • De mogelijkheid tot het uitschakelen van mechanische ventilatie is geregeld in artikel 3.31 van het Bouwbesluit 2012.
  • Het plan zal voor wat betreft de beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening aan de Veiligheidsregio worden voorgelegd.

Zelfredzaamheid

Aangenomen kan worden dat de personen in het plangebied kunnen worden beschouwd als zelfredzame personen. Deze personen kunnen vluchten van de bron af.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

Gevolg planvoornemen

Gelet op bovenstaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het planvoornemen.

4.7 Natuur

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving. Met ingang van 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) ingegaan. Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 de Boswet en de Flora- en faunawet. De Wnb staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezige natuurwaarden in en om het besluitgebied. Voordat ontwikkelingen mogen plaatsvinden, moet worden aangetoond dat in het kader van de huidige natuurwet- en regelgeving van een negatief effect geen sprake is, dan wel dat daarvoor respectievelijk een vergunning of ontheffing kan worden verkregen.

4.7.1 Soortenbescherming

Wat betreft soortenbescherming is de Wet Natuurbescherming (Wnb) van toepassing. De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde dierensoorten en een aantal vaatplanten. Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die niet onder de aangewezen bescherming vallen, of die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt de zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 1.10 Wnb). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan aanwezige soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.

Tevens geldt onder de Wet Natuurbescherming dat bij ruimtelijke ontwikkelingen naast de zorgplicht ook rekening gehouden moet worden met juridisch zwaarder beschermde soorten vanuit nationaal en Europees oogpunt. Beschermde soorten vanuit nationaal oogpunt betreffen soorten uit 'bijlage A en B' van de Wet Natuurbescherming. Beschermde soorten vanuit Europees oogpunt betreffen soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, de soorten uit Bijlage 1 en 2 Verdrag van Bern, en Bijlage 1 verdrag van Bonn, en alle in Europa inheemse vogels (Vogelrichtlijn).

Met het planvoornemen vindt de sloop van overtollige bebouwing binnen het plangebied plaats, ter plaatse van Mosselaarweg 7. Daarnaast vindt herbouw van een nieuwe bedrijfsloods plaats alsmede een nieuwe bedrijfswoning en een nieuwe Ruimte voor ruimte 2-onder-1-kapwoning. Om aan te tonen dat hiermee geen beschermde soorten conform de Wnb mee in het geding komen, dient een ecologische inventarisatie te worden uitgevoerd.

Hiertoe is door Aelmans B.V. een quickscan flora en fauna uitgevoerd, die als Bijlage 8 aan deze toelichting is toegevoegd. Uit de quickscan blijkt dat de voorgenomen sloop, inclusief herbouw niet leidt tot strijdigheid met de Wet natuurbescherming.

Werkzaamheden met betrekking tot het rooien van hagen dienen dan wel buiten het broedseizoen (15 maart - 1 augustus) uitgevoerd te worden, indien dit niet mogelijk is dient een broedvogelcheck uitgevoerd te worden. Daarnaast dient men zich aan de zorgplicht te houden, aangezien er op de onderzoekslocatie algemene soorten voor kunnen komen. De dakconstructies van de te behouden woningen (Mosselaarweg 5 en Mosselaarweg 7) zijn potentieel geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen en huismussen. Mochten in een later stadium werkzaamheden aan de dakconstructies zijn voorzien dient vooraf een nader soortspecifiek uitgevoerd te worden met betrekking tot vleermuizen en huismussen. Door tijdens de ontwerpfase te denken aan “natuurinclusief” bouwen kan de nieuwe bebouwing meer natuurwaarde bieden. Dit kan bijvoorbeeld door het aanbrengen van ingebouwde nestkasten voor vleermuizen of huismussen en gierzwaluwen, maar ook door het aanleggen van een groene erfafscheiding bestaande uit inheemse struiken of bomen.

Het voornemen heeft tevens tot doel om op het erf en de achterliggende gronden mitigerende maatregelen te treffen ten behoeve van versterking van het leefgebied voor twee steenuilkoppels in de omgeving. Vanwege de nieuwbouwplannen voor de Aarlesesche erven dienen de huidige territoria van deze steenuilkoppels te worden verplaatst. Op basis van een hiertoe opgesteld mitigatieplan wordt de omgeving van het plangebied in samenspraak met het IVN zo aangepast, zodat er meer geschikte ruimte komt voor de prooidieren van de steenuil, wat voornamelijk bestaat uit veldmuizen, kleine vogels, reptielen en amfibieën, nachtvlinder, kevers en regenwormen, zie ook Bijlage 14 van de toelichting. Hiertoe zullen onder meer de achterliggende agrarische gronden natuurlijke worden ingericht en worden nieuwe nestkasten opgehangen in en nabij het plangebied.

4.7.2 Gebiedsbescherming

Er dient aannemelijk te worden gemaakt dat het plan geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Europees beschermde Natura2000-gebieden en Natuur Netwerk Nederland (NNN).

Natura 2000

Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied, zodat er uitsluitend sprake is van externe werking. Gezien de aard van het planvoornemen (mogelijk maken van 2 woningen en verplaatsing van een bestaande aardbeienkwekerij) en de afstand tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (6,1 km tot Kampina & Oisterwijkse Vennen), 8,8 km (Kempenland-West) en 13,4 km (Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux), is geen sprake van verstoring door licht, trilling, optische verstoring of verstoring door mechanische effecten.

Externe effecten van mogelijke stikstofdepositie zijn vanwege de afstand tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden op voorhand echter niet uit te sluiten. Derhalve is een nadere beoordeling stikstofeffecten uitgevoerd, waarbij zowel naar de realisatie- (en sloop)fase als de toekomstige gebruiksfase is gekeken. Deze notitie is als Bijlage 16 bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.

Uit de notitie blijkt dat er met het voornemen geen stikstofeffect optreedt voor de omliggende Natura 2000 gebieden. Significant negatieve effecten voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied zijn daarmee op voorhand uit te sluiten. Er is geen ontheffing noodzakelijk in het kader van de Wet natuurbescherming.

NNB

Het plangebied is niet gelegen binnen het Natuur Netwerk Brabant (NNB), zodat er uitsluitend sprake is van een externe werking.

Het dichtstbijzijnde NNB is gelegen op een afstand van circa 240 meter ten noorden van de agrarische gronden van het plangebied. Gezien de relatief kleinschalige aard van de voorgenomen plannen is het uit te sluiten dat de voorgenomen plannen een (significant) negatief effect hebben op de kernkwaliteiten van het NNB.

4.7.3 Conclusie

Gelet op bovenstaande vormt het aspect natuurbescherming geen belemmering voor het planvoornemen.

4.8 Water

4.8.1 Inleiding

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding.

De waterparagraaf geeft een beschrijving van de beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie en wateropgaven in het plangebied, (motivatie van) meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan. Indien aan de orde, is tevens het advies van het waterschap in de waterparagraaf verwerkt.

4.8.2 Waterbeleid

4.8.3 Huidige situatie plangebied

Bodemopbouw en grondwater

De gronden binnen het plangebied hebben een Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) van grofweg tussen de 70 en 100 cm. De achterliggende agrarische gronden, met name aan de noordelijke en oostelijke plangrenzen hebben echter een GHG van slechts 30 - 40 cm onder maaiveld. De gronden binnen het plangebied hebben een Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) van grofweg tussen de 120 en 250 cm. Hierbij moet vermeldt worden dat het overgrote deel van de gronden een GLG heeft van 200 en 250 cm. De gemiddelde maaiveldhoogte van het plangebied bedraagt circa 12-14 meter. De gronden aan de noordzijde van de Mosselaarweg hebben gedeeltelijk de geomorfologische aanduiding 'Vlakte (dek)zand' en gedeeltelijk de aanduiding 'Dekzandrug'. De gronden ten zuiden van de Mosselaarweg hebben de geomorfologische aanduiding 'Dekzandrug'.

Oppervlaktewater

De oostkant van het plangebied grenst op verschillende plekken aan een A-watergang. A-wateren zijn de belangrijkste wateren met een afvoer van minimaal 30 liter per seconde of met een bijzondere functie. Bij de A-watergang is een beschermingszone A-water opgenomen. Dit is een aan het waterstaatswerk grenzende zone waar beperkingen gelden voor activiteiten ter bescherming van het onderhoud. Voor onderhavige watergang geldt een beschermingszone van 2 meter voor regulier onderhoud, en een beschermingszone van 5 meter voor buitengewoon onderhoud. Met het planvoornemen wordt de beschermingszone in acht genomen. Mogelijk wordt een gedeelte van de westelijke watergangoever afgevlakt. Daarnaast wordt voorzien in de realisering van een brug. Voor beiden ingrepen is een afzonderlijke watervergunning vereist. Verdere afstemming hierover vindt plaats met het waterschap. Met het planvoornemen zijn geen overige ingrepen in een A-watergang voorzien.

Tevens zijn er verschillende B-wateren grenzend aan het plangebied gelegen, waarvan één B-watergang daadwerkelijk binnen het plangebied gelegen is. B-wateren zijn de minder belangrijke wateren met een afvoer van tussen de 10 - 30 liter per seconde. Met het planvoornemen zijn vooralsnog geen ingrepen in een B-watergang voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0028.png"

Uitsnede Legger Waterschap de Dommel met ligging plangebied rood omlijnd

Hemelwater

Op dit moment is het plangebied grotendeels onverhard. De gronden ten noorden van de Mosselaarweg zijn geheel onverhard. De gronden ten zuiden van de Mosselaarweg zijn deels verhard ten gevolge van de reeds aanwezige bebouwing in de vorm van woningen en bedrijfsbebouwing (ca. 2.000 m2 alsmede erfverharding (ca. 2.500 m2).

Afvalwater

De bestaande bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen zijn aangesloten op het riool, waarmee het vuilwater wordt afgevoerd naar het hoofdgemaal.

Natuurwaarden

Het noordwestelijk gedeelte van het plangebied is op basis van de Iov gelegen binnen de attentiezone waterhuishouding alsmede de groenblauwe mantel. Een bestemmingsplan van toepassing op Attentiezone waterhuishouding strekt tot bescherming van de waterhuishouding en sluit functies en activiteiten uit die een negatief effect hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant. Een bestemmingsplan van toepassing op de Groenblauwe mantel strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden.

4.8.4 Toekomstige situatie plangebied

Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar watergangen. Om te voorkomen dat hierdoor wateroverlast ontstaat, is de aanleg van extra waterberging van belang. Zo wordt het verlies van berging in de bodem gecompenseerd. Voor plannen met een toename van verharding is compenserende waterberging nodig.

Op basis van de Keur geldt dat voor een toename van verhard oppervlak groter dan 500 m2 tot en met 10.000 m2 de minimale compensatie conform de rekenregel:

benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m).

De gevoeligheidsfactor van het plangebied is te vinden in de kaart gevoeligheid piekafvoeren Bijlage 1 van de algemene regels van het waterschap. Deze betreft grotendeels 1/2. Voor de gronden direct ten oosten van Mosselaarweg 18 alsmede achterliggende gronden geldt een factor 1.

Met het planvoornemen worden de agrarische bedrijven aan de Mosselaarweg 5 en 7 gesaneerd. De huidige bedrijfswoningen worden op beide locaties omgezet naar reguliere burgerwoningen, waar bij de Mosselaarweg 7 ook nog een woningsplitsing plaatsvindt. Tevens wordt op aanliggende percelen met de inzet van een Ruimte-voor-Ruimtetitel een twee-onder-een-kapwoning gerealiseerd. De agrarische bedrijfsactiviteiten worden verplaatst naar verworven gronden ten noorden van de Mosselaarweg, waar tevens een bedrijfswoning en -gebouw gerealiseerd zal worden.

Met het voornemen blijft de verhardingssituatie ter plaatse van Mosselaarweg 5 ongewijzigd. Het hemelwater wordt reeds afgekoppeld Een aanvullende waterbergingsvoorziening is niet noodzakelijk.

Ter plaatse van Mosselaarweg 7 wordt in totaal circa 1.550 m2 aan voormalige bedrijfsgebouwen gesloopt alsmede circa 2.250 m2 erfverharding verwijderd, waarbij één bijgebouw (ca 100 m2) toegevoegd zal worden. Hier is sprake van een verhardingsafname. Een aanvullende waterbergingsvoorziening is niet noodzakelijk.

Ter plaatse van Mosselaarweg ong. tussen 5 en 7 wordt een RvR woning opgericht alsmede 2 bijgebouwen Dit leidt tot een verhardingstoename van ca 450 m2. Ter plaatse dient derhalve te worden voorzien in een waterbergingsvoorziening van 450 X 1/2 x 0,06 = 14 m3. Het perceel biedt voldoende ruimte voor realisering van een waterbergingsvoorziening.

Ter plaatse van Mosselaarweg 16 wordt voorzien in realisering van circa 2.100 m2 bedrijfsbebouwing + (bedrijfs)woning + bijgebouw van ca 250 m2 alsmede ca 1.500 m2 nieuwe erfverharding. Ter plaatse dient derhalve te worden voorzien in een waterbergingsvoorziening van 3.850 X 0,06 = 231 m3.

Ter vervanging van de huidige teeltondersteunende voorzieningen (aardbeienstellingen) ten zuiden van de Mosselaarweg worden op de nieuwe locatie ten noorden van de Mosselaarweg nieuwe voorzieningen opgericht met een totale omvang van ca 3 ha. Met de aardbeienteelt op stellage staan de aardbeienplanten in goten op ruim een meter boven de grond. De planten worden met een druppelsysteem voorzien van water. Gronden onder de stellingen zijn onverhard en worden ingezaaid met gras en een kruidenmengsel. Hier blijft de mogelijkheid voor infiltratie van het hemelwater in de agrarische gronden onveranderd aanwezig. In de regels is hiertoe nader gespecificeerd dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – permanente tov' uitsluitend hoge teeltondersteunende voorzieningen met een permanent karakter in de vorm van gootstellingen, regenkappen en/of hagelnetten zijn toegestaan en daarmee dus niet lage ondersteunende voorzieningen met een permanent karakter zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van permanent worteldoek

Elk afzonderlijke bouwlocatie moet hydrologisch neutraal worden ingericht zijn. Het schoon hemelwater in het plangebied zal bij alle woningen worden afgekoppeld van het riool en conform de bestaande situatie gedurende het grootste deel van het jaar vertraagd infiltreren in de bodem van de particuliere tuinen. Ieder afzonderlijk woonperceel biedt hiervoor ruimschoots de ruimte en de lokale bodemkundig /hydrologische gesteldheid wordt geschikt genoeg geacht voor de benodigde infiltratie. Niet aannemelijk is dat er, ook in extreme situaties, overlast ontstaat op eigen terrein of bij derden. Bij realisering van de nieuwe RvR woning zal hiertoe worden gezorgd dat het bouwpeil aansluit bij de omgeving om wateroverlast te voorkomen.

Ter plaatse van het bedrijfsgebouw aan de Mosselaarweg 16 zijn aanvullende voorzieningen noodzakelijk. Ter bepaling van de doorlatendheid van de bodem boven de grondwaterstand is voor de gronden ten noorden van de Mosselaarweg een infiltratieonderzoek uitgevoerd, die als Bijlage 6 bij de toelichting van dit bestemmingsplan is opgenomen. Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd, dat de gemiddelde k-waarde 0,87 m/dag bedraagt . Dit is vergelijkbaar met het gemiddelde voor zwak siltig fijn zand.

Al het hemelwater van het verhard oppervlakte ter plaatse van Mosselaarweg 16 zal op het eigen bedrijfsterrein geborgen, geïnfiltreerd en vertraagd afgevoerd worden. Veel van het hemelwater wordt opgevangen in een silo (met een opvangcapaciteit van 3.000 m3) op het erf (ten noordoosten van het nieuw op te richten bedrijfsgebouw). Dit betreft een bestaande watersilo, die momenteel op de bedrijfslocatie op Mosselaarweg 7 reeds in gebruik is. Het hierin opgevangen hemelwater zal vervolgens weer hergebruikt worden voor het bewateren van de gewassen. Naast de silo is er een aanvullend infiltratiesysteem noodzakelijk voor het overtollige regenwater. Door middel van een systeem van zaksloten, die met elkaar in verbinding staan (met een gezamenlijke lengte van 1.300 meter) wordt aanvullend aan de opvang van regenwater in de water silo ruimte geboden aan waterinfiltratie van 312 m3.

Hiertoe worden op de nieuwe bedrijfslocatie enkele nieuwe infiltratiegreppels / zaksloten aangelegd ( oa twee ten westen van de nieuw op te richten bedrijfsloods en één direct ten noorden van de nieuwe bedrijfslocatie) alsmede worden enkele bestaande infiltratiegreppels/ zaksloten op achterliggende agrarische gronden geherprofileerd, zodat aangelegd. Dit leidt in totaal in een systeem van zaksloten/infiltratiegreppels met lengte van ca 300 meter.

De zaksloten worden aangelegd boven de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) van ca. 0,5m onder maaiveld in deze zone, waardoor regenwater ter plaatse van de sloten kan infiltreren. Hierdoor wordt nauwelijks tot geen regenwater vanaf Mosselaarweg 16 op het regionaal systeem geloosd. Tussen de watergangen van het waterschap (A- en B-watergangen) en de zaksloten van de initiatiefnemer wordt een overstort gemaakt.

Ter borging van de realisering en instandhouding van de noodzakelijke waterbergingsvoorzieningen is in de juridische regeling een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarbij een verwijzing naar de situering en het dwarsprofiel van de zaksloten is toegevoegd.

Zie onderstaande figuur, die ook als Bijlage 9 bij de regels is opgenomen, voor een overzicht van de situering van de zaksloten en overstorten alsmede het dwarsprofiel voor de dimensionering van de zaksloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpmosselaarweg7eo-VG01_0029.png"

Watersysteem, inclusief principe profiel zaksloot en flauwe natuurvriendelijke oever(Bron: Landschappelijke inpassing Mosselaarweg 16, Van Dooren Landschap)

Aanvullend wordt op achterliggende agrarische gronden aan de oostzijde, aansluitend aan de bestaande A-watergang, zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan een flauwe, natuurvriendelijke oever aangelegd, waarbij een nat-/draszone gerealiseerd, waarbij de bodem ter hoogte van de GHG komt te liggen (-0,3m beneden maaiveld). Het talud is 1:3. De bomen en het struweel naast de watergang zullen 5m uit de rand van de watergang worden geplaatst, zodat onderhoud met de kraan en kiepkar aan de watergang mogelijk blijft, zie bovenstaande figuur en bijlage van de regels voor het dwarsprofiel.

Door/namens initiatiefnemer is tevens onderzoek gedaan naar de haalbaarheid voor aanvullende waterberging zowel op de eigen grond als op de aangrenzende gronden, met name in de noordoosthoek van het plangebied, waar sprake is van lager gelegen percelen en hogere grondwaterstanden. Inmiddels is gebleken dat zowel bij initiatiefnemer als bij de eigenaren van de aangrenzende gronden de intentie bestaat om te komen tot realisering van aanvullende waterberging op deze gronden. In deze fase zijn de plannen onvoldoende uitgewerkt om deze onderdeel te laten zijn van het inrichtingsplan voor het voorliggende bestemmingsplan. Verwachting is dat op korte termijn in afstemming met het waterschap alsnog tot uitvoering hiervan kan worden gekomen in een afzonderlijk traject.

Voor het afvalwater van de nieuwe bedrijfslocatie en woning zal een nieuwe aansluiting op het bestaande riool worden aangelegd.

Het noordwestelijk deel van het plangebied is op basis van de Iov gelegen binnen de attentiezone waterhuishouding. Ter plaatse is geen bebouwing en verharding voorzien, uitsluitend voortzetting van het bestaande grondgebonden agrarisch gebruik. Een gedeelte van de gronden zal mogelijk in de toekomst worden benut voor realisering van ca. 2 ha permanente teeltondersteunende stellingen. Hiervoor is een binnenplanse omgevingsvergunning vereist, waarbij onder meer aangetoond dient te worden dat dit niet zal leiden tot negatieve effecten op de waterhuishouding en het nabij gelegen NNB.

4.8.5 Conclusie

Gelet op bovenstaande vormt het aspect water geen belemmering voor het planvoornemen.

4.9 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

De omgang met het archeologisch erfgoed is geregeld in de Erfgoedwet (2016). Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met eventueel aanwezige archeologische resten, indien een bestemmingsplan dat voorschrijft. De gemeente heeft vanuit haar archeologiebeleid voorwaarden opgesteld ten aanzien van de omgang met het archeologisch erfgoed. Deze zijn in het bestemmingsplan weergegeven als een dubbelbestemming Waarde-Archeologie met daaraan gekoppelde ondergrenzen onderzoeksplicht.

In 2011 is de gemeentelijke archeologiekaart met bijbehorend rapport en bijlagen vastgesteld door de gemeenteraad. Deze kaart vormt samen met het archeologisch beleidsplan de grondslag voor het gemeentelijk archeologiebeleid. De archeologiekaart uit 2011 is in 2014 geactualiseerd, waarbij nieuwe archeologische vindplaatsen, uitgevoerde archeologische onderzoeken en bodemverstorende werkzaamheden (nieuwbouw, ontgrondingen e.d.) zijn geraadpleegd, geanalyseerd en verwerkt. Deze geactualiseerde archeologiekaart is vervolgens opgenomen in het paraplubestemmingsplan Parkeernormen en Archeologie, dat op 9 maart 2017 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het hierin opgenomen beleid voor de gebieden met archeologische verwachtingswaarden is overeenkomstig in dit nieuwe plan opgenomen.

Toetsing

Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Best 2021' zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 3' op het plangebied van toepassing. Hiermee is het plangebied aangemerkt als een gebied met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde.

Voor de gronden van het plangebied geldt conform de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' dat voor ingrepen met een oppervlakte groter dan 500 m2 én dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld een archeologisch onderzoek vereist is. Hierbij wordt ook de te slopen bebouwing als verstoring gezien. Met het planvoornemen wordt alle overtollige bedrijfsbebouwing gesloopt. Daarnaast worden een bedrijfsgebouw en enkele (bedrijfs)woningen gerealiseerd. Het oppervlak van de bodemingrepen is hiermee ruimschoots groter dan 500 m2, en zal dieper zijn dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld. Hierom is voor voorliggend plan een archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek (Bureau voor Archeologie, rapportnummer 2022111403, d.d. 20 januari 2023), dat als Bijlage 17 bij de regels van dit bestemmingsplan is gevoegd.

Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd, dat in het plangebied archeologische resten aanwezig kunnen zijn uit de prehistorie tot en met de Nieuwe tijd die worden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden. Daarom wordt geadviseerd op locaties waar graafwerkzaamheden plaats zullen vinden een archeologisch proefsleuvenonderzoek uit te voeren. De werkwijze van het onderzoek dient vastgelegd te worden in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). Voor het slaan van palen voor de stellingen voor aardbeienteelt kan een archeologievriendelijk palenplan worden gebruikt. Naar aanleiding van afstemming met het bevoegd gezag wordt geadviseerd het archeologisch vervolgonderzoek door middel van proefsleuven niet alleen betrekking te hebben op de nieuw te realiseren bouwkavels, maar ook maar ook op de locaties waar bodemingrepen gaan plaats vinden als gevolg van sloopwerkzaamheden (activiteit aanleggen).

Het vereiste nader archeologisch proefsleuvenonderzoek is momenteel in voorbereiding voor de bouwlocaties en zal fasegewijs worden uitgevoerd, zodat de voorgenomen en noodzakelijke verplaatsing van de teeltondersteunende voorzieningen buiten het teeltseizoen plaats kan vinden.

In afwachting van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek zijn in dit bestemmingsplan de geldende archeologische dubbelbestemmingen overgenomen. Aanvullend zijn 2 voorwaardelijke verplichtingen aan de juridische regeling toegevoegd, zodat nader is geborgd dat oprichting van de nieuwe 2-onder-1kap woning tussen nr. 5 en 7 uitsluitend pas plaats kan vinden, nadat het proefsleuvenonderzoek ter plaatse is uitgevoerd en dat oprichting van het nieuwe bedrijfsgebouw en bedrijfswoning ten noorden van de Mosselaarweg pas plaats kan vinden, nadat op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Cultuurhistorie

Per 1 september 2017 is de Erfgoedwet in werking getreden. In een bestemmingsplan dient op grond van het Bro artikel 3.1.6 een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. Bij de opstelling en uitvoering van ruimtelijke plannen moet met de cultuurhistorische (landschaps)waarden van bovenlokaal belang rekening worden gehouden. De provincie heeft hiertoe in haar Interimverordening cultuurhistorisch waardevolle gebieden aangeduid. Deze gebieden verdienen specifieke aandacht vanwege de onvervangbaarheid van de aanwezige waarden. Gemeenten dienen de cultuurhistorische waarden en kenmerken van deze gebieden te behouden, herstellen en/of duurzaam te ontwikkelen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hier enkel worden toegestaan, indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied niet aantasten.


Op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant blijkt dat de planlocatie niet is gelegen in een door de provincie aangeduid cultuurhistorisch waardevol gebied. De locatie maakt ook geen onderdeel uit van een overig waardevol historisch geografisch vlak. De Mosselaarweg is (evenals vele overige wegen in het buitengebied) wel aangeduid als historische weg van redelijk belang. Met de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen vindt er evenwel geen aantasting van de bestaande wegenstructuur plaats.

Binnen het plangebied is ook geen bebouwing van (rijks-) monumentale waarde gelegen. Op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied Best 2021' is de huidige bedrijfswoning op Mosselaarweg 7 echter wel aangeduid met de functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

De gemeente heeft ten behoeve van het bestemmingsplan 'Buitengebied Best 2021' een quickscan cultuurhistorische waarden laten uitvoeren op basis waarvan ca. 75 cultuurhistorisch waardevolle panden in het buitengebied zijn geselecteerd, waaronder ook de woning aan de Mosselaarweg 7. Deze cultuurhistorisch waardevolle panden worden planologisch beschermd. Sloop van deze panden is niet rechtstreeks toegestaan, in voorkomend geval dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Over het boerderijpand Mosselaarweg 17 staat in de quickscan cultuurhistorische waarden navolgende beschreven: Langgevelboerderij onder met riet gedekt wolfdak met een pannenvoet van rode en gesmoorde oude holle plannen. De gevels zijn opgebouwd in Vlaams verband met vlechtingen langs de topgevel. Het metselwerk is te dateren in de jaren '30 van de 20e eeuw. De vensters zijn vernieuwd, ook de oorspronkelijke stalvensters. In het dakvlak is later een dakvenster aangebracht. Volgens gegevens van de heemkundige kring zou in het bedrijfsgedeelte het oorspronkelijke gebint nog aanwezig zijn.


Op basis van een nader onderzoek (zie Bijlage 18 van de toelichting) blijkt dat het pand vanwege de oorspronkelijke ouderdom van beperkt cultuurhistorisch belang wordt geacht als uitdrukking van de agrarische en sociaaleconomische ontwikkeling in Best en met name in agrarische gebied van het vroegere gehucht Mosselaar. Doordat de buitenzijde vrijwel volledig opnieuw is opgetrokken, is er slechts sprake van beperkte architectuurhistorische waarde vanwege de hoofdvorm van een langgevelboerderij. De hoofdvorm is, op onderdelen na, grotendeels bewaard gebleven echter is de gaafheid van de langgevelboerderij aangetast door de vernieuwing van de gevels, wijziging in dakbedekking en nieuwe vensters en deuren, ondanks dat vrijwel alle gevelopeningen op de oorspronkelijke plaats zijn gelegen. Er zijn slechts enkele fragmenten van het oorspronkelijke bouwwerk bewaard gebleven. De historische restanten van de gebint- en kapconstructie en het oorspronkelijke metselwerkfragment van de brandmuur zijn van hoge kunsthistorische waarden. Vanwege cultuurhistorische en situationele waarde in relatie tot de beperkte gaafheid en beperkte architectuurhistorische waarden is er slechts sprake van beperkte zeldzaamheid op lokaal niveau.

Met het planvoornemen blijft het bestaande boerderij-pand gehandhaafd. Het pand zal wel worden gesplitst, met inachtneming van de benoemde aanwezige cultuurhistorische waarden.

Er bevinden zich geen overige (rijks)monumenten of andere cultuurhistorische elementen die mogelijk 'aangetast' zouden kunnen worden met het voorgenomen initiatief.

Gevolg planvoornemen

Gelet op bovenstaande vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor het planvoornemen.

4.10 Verkeer En Parkeren

Verkeersgeneratie

Voor een vrijstaande koopwoning in het buitengebied geldt (op basis van de CROW) een maximale verkeersgeneratie van 8,6 verkeersbewegingen per etmaal.

Voor een twee-onder-een-kapwoning (perceel > 275 m2) in het buitengebied geldt (op basis van de CROW) een maximale verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen per etmaal.

Voor een arbeidsextensief/bezoekersextensief agrarisch bedrijf in het buitengebied geldt (op basis van de CROW) een maximale verkeersgeneratie van 5,7 verkeersbewegingen per 100 m2 bvo.

Huidige situatie

Ten zuiden van de Mosselaarweg zijn de bedrijfswoningen Mosselaarweg 5 en 7 gelegen. Op het achterterrein van Mosselaarweg 7 zijn twee bedrijfshallen gelegen ten behoeve van het aanwezige agrarische bedrijf in de vorm van een aardbeienkwekerij. Hiernaast is een bijgebouw voor de huisvesting van seizoenarbeiders gelegen. De percelen binnen het plangebied op het achterterrein van Mosselaarweg 5 en 7 zijn grotendeels in gebruik ten behoeve van de aardbeienkwekerij in de vorm van permanente teeltondersteunende voorzieningen. De overige percelen binnen het plangebied ten noorden van de Mosselaarweg zijn in de huidige situatie onbebouwd en feitelijk in gebruik als grasland/landbouwgrond.

Voor de twee bedrijfswoningen geldt momenteel een maximale verkeersgeneratie van (8,6 * 2 =) 17,2 verkeersbewegingen per etmaal. Voor de aardbeienkwekerij met een bvo van 1.210 m2 bvo geldt een maximale verkeersgeneratie van ((1210/100) * 5,7 =) 69,0 verkeersbewegingen per etmaal.

In de huidige situatie is de maximale verkeersgeneratie van 87 verkeersbewegingen per etmaal.

Toekomstige situatie

Met het planvoornemen worden een vrijstaande woning en twee twee-onder-een-kappers mogelijk gemaakt.. Daarnaast wordt een bedrijfsgebouw met 1.650 m2 bvo gerealiseerd.

Voor de vrijstaande koopwoning geldt een maximale verkeersgeneratie van 8,6 verkeersbewegingen per etmaal. Voor de twee twee-onder-een-kappers geldt een maximale verkeersgeneratie van (8,2 * 2 =) 16,4 verkeersbewegingen per etmaal. Voor de aardbeienkwekerij geldt een maximale verkeersgeneratie van ((1650/100) * 5,7 =) 94,1 verkeersbewegingen.

In de toekomstige situatie geldt dan een maximale verkeersgeneratie voor het gehele plangebied van (119,1) 120 verkeersbewegingen. Dit is een toename van (120 - 87) = 33 verkeersbewegingen per etmaal extra.

Deze verkeersbewegingen worden conform de bestaande situatie ook over de Mosselaarweg afgewikkeld. Dit zal gezien de geringe toename van het aantal verkeersbewegingen geen problemen opleveren voor de verkeersafwikkeling.

Parkeren

Gemeente Best heeft het gemeentelijk parkeerbeleid vastgelegd in de Nota parkeernormen 2022 (vastgesteld door de gemeenteraad op 13 december 2021). Voor een aardbeienkwekerij zijn in de Nota geen specifieke parkeernormen opgenomen. Hierom wordt voor het agrarische bedrijf aangesloten bij de kengetallen zoals door de CROW aangeboden.

Voor een vrijstaande koopwoning in het buitengebied (idem voor rest bebouwde kom) geldt conform de gemeentelijke Nota parkeernormen een maximale parkeernorm van 2,0 per woning.

Voor een twee-onder-een-kapwoning (perceel > 275 m2) in het buitengebied geldt conform de gemeentelijke Nota parkeernomen een maximale parkeernorm van 1,9 per woning.

Voor een arbeidsextensief/bezoekersextensief agrarisch bedrijf in het buitengebied geldt een maximale parkeernorm van 0,8 per 100 m2 bvo .

Voor de huisvesting van seizoenarbeiders geldt een maximale parkeernorm van 0, 4 parkeernorm per arbeider.

Huidige siutatie

Voor de twee bedrijfswoningen geldt een maximale parkeernorm van (2,0 * 2=) 4,0 parkeerplaatsen. Voor de aardbeienkwekerij met een bvo van 1.210 m2 bvo geldt een maximale parkeernorm van ((1210/100) * 0,8 =) afgerond 10 parkeerplaatsen.

In de huidige situatie bedraagt de parkeernorm 14 parkeerplaatsen. De bestaande locaties Mosselaarweg 5 en 7 beschikken over meer dan voldoende ruimte om hierin te voorzien.

Toekomstige situatie

Met het planvoornemen worden een vrijstaande woning en twee twee-onder-een-kappers mogelijk gemaakt.. Daarnaast wordt een bedrijfsgebouw met 1.650 m2 bvo gerealiseerd.

Voor de twee vrijstaande koopwoningen (burgerwoning op Mosselaarweg 5 en bedrijfswoning op Mosselaarweg 16) geldt een maximale parkeernorm van (2,0 * 2 =) 4,0 parkeerplaatsen. Voor de twee twee-onder-een-kappers (Mosselaarweg 7 en Mosselaarweg ong. (tussen 5 en 7) geldt een maximale parkeernorm van (1,9 * 4 =) 7,6 parkeerplaatsen. Voor het bedrijfsgebouw van de aardbeienkwekerij geldt een maximale parkeernorm van ((1650/100) * 0,8 =) 13,2 parkeerplaatsen. Voor de huisvesting van 20 seizoenarbeiders dienen 8 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.

In de toekomstige situatie geldt een maximale parkeernorm van (4,0 + 7,6 + 13,2+ 8 ) 33 parkeerplaatsen voor het plangebied. Met het planvoornemen wordt hierin voorzien. Het parkeren zal op eigen terrein gesitueerd worden. Bij de woningen zal realisering van minimaal 2 parkeervoorzieningen op de eigen oprit plaatsvinden. Dit betreft dus in totaal 8 plaatsen.

Op het erf van het agrarisch bedrijf dienen 25 plaatsen te worden gerealiseerd. Gezien de ruime opzet van het terrein van het agrarische bedrijf, zijn er voldoende mogelijkheden om in parkeren op eigen terrein te voorzien. Aan de voorzijde van het nieuwe bedrjifsgebouw zullen deze parkeervoorzieningen worden gerealiseerd.

4.11 Infrastructuur

4.11.1 Leidingen

Aan de noordrand van het plangebied is een 380 kv hoogspanningsverbinding tussen Geertruidenberg en Eindhoven gesitueerd. Daarnaast bevindt zich hier ook een waterleiding.

Ter beveiliging van deze leidingen gelden rondom deze leidingen beschermingszones. Binnen deze beschermingszones zijn activiteiten zoals het plaatsen van bebouwing, verstoring van de grond en het aanbrengen van (diepwortelende) beplanting omgevingsvergunningplichtig.

Betreffende leidingen zijn conform hun huidige tracé met aanvullende beschermingszones opgenomen op de verbeelding (met de dubbelbestemmingen 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' respectievelijk 'Leiding - Water') en voorzien van een bijbehorende beschermingsregeling, conform de geldende regeling.

In verband met eventuele magnetische straling adviseert het Rijk de magneetveldzone uit te (laten) rekenen als er plannen zijn om binnen de rekenafstand in de RIVM-netkaart een gevoelige bestemming te realiseren. Voor de hoogspanningsverbinding binnen het plangebied geldt conform de RIVM-netkaart een rekenafstand van 100 meter. Hierbinnen worden met het bestemmingsplan geen gevoelige bestemmingen gerealiseerd.

In het plangebied zijn geen overige leidingen met een planologisch relevante beschermingszone gelegen, noch overlapt een beschermingszone van een andere planologisch relevante leiding met het plangebied.

4.11.2 Radarverstoringsgebied

Als gevolg van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de gemeente Best gelegen onder het radarverstoringsgebied van een radar op de vliegbasis van Woensdrecht en Volkel. Deze zone is vastgelegd om te voorkomen dat hoge gebouwen en/of bouwwerken het functioneren van de radar van het vliegveld verstoren. De zone betreft een cirkel met een straal van 75 kilometer, gemeten vanaf de positie van de radar. Deze cirkel bestaat uit een kern met een straal van 15 kilometer met een maximale bouwhoogte voor bouwwerken (in het algemeen) en daaromheen een ring die doorloopt tot 75 kilometer van de radar met een maximale bouwhoogte voor (alleen) windturbines.

De planlocatie is gelegen op een afstand van circa 70 kilometer van het radarstation van vliegbasis Woensdrecht, circa 20 kilometer van het radarstation van vliegbasis Volkel en circa 35 kilometer van het nieuwe radarstation Herwijnen.

Er gelden derhalve geen hoogtebeperkingen voor gebouwen binnen de planlocatie. Voor oprichting van windturbines geldt een hoogtebeperking van maximaal 90 meter boven NAP.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in oprichting van grootschalige windturbines. Voor het radarverstoringsgebied is in dit bestemmingsplan volledigheidshalve conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Best 2021' ter signalering een beschermingsregeling opgenomen gekoppeld aan de aanduiding 'vrijwaringzone - radar', die op de verbeelding is opgenomen.

4.12 Mer - Beoordeling

Zoals uit artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voortvloeit, dient in de toelichting bij het bestemmingsplan gemotiveerd te worden in welke mate rekening is gehouden met diverse ruimtelijke belangen. In artikel 3.1.6, lid 5 van het Bro wordt verwezen naar enkele milieuaspecten die in de toelichting terug dienen te komen. Daarbij wordt eveneens verwezen naar de milieueffectrapportage (m.e.r.). Dit is een wettelijk instrument dat als doel heeft milieuaspecten volwaardig te betrekking in de ruimtelijke afweging die gemaakt wordt ten behoeve ruimtelijke plannen en besluiten. Er zijn in beginsel drie afzonderlijke situaties die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht bij een bestemmingsplan:

  1. a. Er is een passende beoordeling nodig in het kader van de Wet natuurbescherming;
  2. b. Het bestemmingplan is genoemd in kolom 3 van een activiteit of geval genoemd in onderdeel C of D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportrage;
  3. c. Het bestemmingplan is genoemd in kolom 4 van een activiteit of geval genoemd in onderdeel C of D van de bijlage van he Besluit milieueffectrapportage.

Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D valt, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die beneden de drempelwaarden vallen, moet dan ook een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Beoordeling plan

In dit geval is geen passende beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming nodig. Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied ligt en (3) of er belangrijke milieugevolgen zijn.

1. Drempelwaarden Besluit m.e.r.

Het planvoornemen voorziet in de verplaatsing van een bestaand agrarisch bedrijf alsmede herontwikkeling van de voormalige agrarische bedrijfslocaties naar een tweetal woonbestemmingen alsmede toevoeging van één Ruimte-voor-Ruimte woning en realisatie van aanvullende landschapsversterkende maatregelen op omliggende aangrenzende agrarische gronden.

Voor een dergelijke activiteit is activiteit D 11.2 uit de bijlage van het Besluit m.e.r. het meest relevant. Het gaat daarbij om de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.

Gelet op het feit dat het hier gaat om toevoeging van slechts 1 woning is deze activiteit niet aan te merken als een 'stedelijk ontwikkelingsproject', overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (201901439/1/R1). Bovendien zou een milieueffectrapportage verplicht zijn in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer. Het planvoornemen valt ver onder de drempelwaarde van 2.000 woningen en de oppervlakte van het plangebied blijft ver beneden de 100 ha.

Daarmee is geen sprake van een m.e.r.beoordelingsplichtige activiteit, zoals omschreven in de C- of D-lijst van het Besluit m.e.r., waarvoor op grond van het Beluit m.e.r. een m.e.r. beoordeling noodzakelijk is.

2. Ligging binnen een gevoelig gebied

In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een 'gevoelig gebied'. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Onderhavig plangebied is niet gelegen binnen een 'gevoelig gebied' zoals gedefinieerd in het Besluit m.e.r. In de hoofdstukken 3 en 4 van de toelichting is reeds aangegeven dat het plan gelet op de aard, omvang en ligging geen negatieve effecten heeft ten opzichte van dergelijke gevoelige gebieden.

3. Belangrijke milieugevolgen

In Hoofdstuk 4 van deze toelichting zijn verschillende milieuaspecten afgewogen. Daaruit is gebleken dat onderhavig plan geen negatieve effecten heeft ten aanzien van deze aspecten.

Conclusie met betrekking tot het plangebied

Gelet op de hierboven beschreven beoordeling is het niet nodig een nadere m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan (ook: wijzigingsplan) in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen.

Het juridisch bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen betreffende de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels evenals de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.

Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meerdere locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Hierbij kan gedacht worden aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling en het monitoren van beleid.

De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. Voor bestemmingsplannen, zoals dit plan, is het verplicht de regels van de SVBP te volgen.

5.2 Toelichting, Regels En Verbeelding

5.2.1 Toelichting

Voorliggend document is de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting is bestaande uit een inleiding, een hoofdstuk waarin het plangebied en het geldende bestemmingsplan beschreven worden. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 het project nader omschreven door de planomgeving, de huidige situatie en het planvoornemen te beschrijven. In Hoofdstuk 3 wordt het planvoornemen vervolgens getoetst aan de vigerende beleidskaders op verschillende niveaus (Rijk, provincie en gemeente). In Hoofdstuk 4 wordt het planvoornemen getoetst aan de hand van relevante milieu- en omgevingsaspecten, waarna in Hoofdstuk 5 de juridische aspecten van het plan worden toegelicht. Tenslotte komen in Hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische haalbaarheid van het plan aan bod.

5.2.2 Regels

De regels behorende bij dit bestemmingsplan bestaan uit inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Ontwikkelingen die niet in de regels mogelijk zijn gemaakt, zijn uitsluitend mogelijk via een buitenplanse procedure.

De regels bij dit bestemmingsplan worden gewijzigd ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Echter waar mogelijk is wordt aangesloten bij regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Best 2021'. De regels hebben betrekking op de in de verbeelding opgenomen bestemmingen en aanduidingen.

5.2.3 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. Op de verbeelding zijn de volgende bestemmingen en aanduidingen opgenomen:

  • Enkelbestemming: Agrarisch
  • Enkelbestemming: Agrarisch - Agrarisch bedrijf
  • Enkelbestemming: Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
  • Enkelbestemming Groen
  • Enkelbestemming: Wonen
  • Dubbelbestemming - Leiding - Hoogspanningsverbinding
  • Dubbelbestemming - Leiding - Water
  • Dubbelbestemming: Waarde - Archeologie 3
  • Dubbelbestemming: Waarde - Archeologie 4
  • Dubbelbestemming: Waarde - Archeologe 5
  • Gebiedsaanduiding: geluidzone - hogere grenswaarde
  • Gebiedsaanduiding: overige zone - attentiezone waterhuishouding
  • Gebiedsaanduiding: overige zone - esdekken agrarisch
  • Gebiedsaanduiding: overige zone - groenblauwe mantel
  • Gebiedsaanduiding: vrijwaringszone - radar
  • Gebiedsaanduiding; wetgevingszone - voorwaardelijke verplichting archeologisch onderzoek
  • Gebiedsaanduiding: wetgevingszone - voorwaardelijke verplichting archeologisch onderzoek 2
  • Functieaanduiding: cultuurhistorische waarden
  • Functieaanduiding: specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen
  • Functieaanduiding: specifieke vorm van verkeer - onverharde weg
  • Bouwvlak
  • Bouwaanduiding: twee-aaneen
  • Maatvoeringsaanduiding: maximum aantal wooneenheden
  • Figuur: hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding
  • Figuur: hartlijn leiding - water

Voor de benaming van de bestemmingen en aanduidingen is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Best 2021'. Voor het overige wordt aangesloten bij het SVBP.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van het voornemen is een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn geen kosten verbonden aan het bestemmingsplan anders dan bestemmingsplan- en procedurekosten en planschaderisico.

Overige zaken in relatie tot de financiële haalbaarheid zijn voor de initiatiefnemer.

Omdat er een anterieure overeenkomst is afgesloten met de initiatiefnemer, is het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' en hoeft er geen exploitatieplan opgesteld te worden. De gemeente acht de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende verzekerd.

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel aan te tonen dat het plan maatschappelijk draagvlak heeft. In het kader van de omgevingsdialoog zijn direct omwonenden in een eerder stadium reeds geïnformeerd over het voornemen, waarbij ieder de mogelijkheid had om een reactie te geven.

Voor de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan zijn de omwonenden op een informatie-avond ter plaatse op woensdag 15 november 2023 opnieuw geïnformeerd over de stand van zaken van het voornemen met een nadere toelichting op de plannen, waarbij tevens de plannen voor de herontwikkeling van de nabij gelegen locatie aan de Mosselaarweg 10 opnieuw zijn toegelicht, aangezien initiatiefnemers gezamenlijk de voorgenomen landschappelijke kwaliteitsverbetering van de achterliggende agrarische gronden willen oppakken.

Op de avond wordt door omwonenden onder meer gevraagd om een toelichting op de reden van de verplaatsing en nadere uitleg van de plannen. Daarnaast wordt aangegeven dat men bezorgd is over extra overlast als er nieuwe wandelpaden worden gecreëerd en wordt extra aandacht gevraagd voor goede inrichting (in verband met de waterstand ter plaatse) en beheer van de wandelpaden. Het geanonimiseerde verslag van deze informatieavond ten behoeve van de omgevingsdialoog is als Bijlage 19 bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.

Vooroverleg

In het kader van artikel 3.1.1 Bro is overleg gevoerd over het voorontwerp bestemmingsplan met de gebruikelijke overlegpartners, waaronder Waterschap De Dommel en provincie Noord-Brabant.

De provincie verzoekt onder meer om een nadere motivering van de voorgenomen plannen met betrekking tot de noodzaak van de verplaatsing alsmede de voorziene realisering van permanente teeltondersteunende voorzieningen mede in relatie tot de gewenste ontwikkelingsrichting van het gebied. Ten behoeve van het behoud van de voormalige bedrijfswoning aan de Mosselaarweg 7 is een aanvullende kwaliteitsverbetering noodzakelijk op basis van de provinciale regeling 'maatwerk met als doel omgevingskwaliteit'. Voor de functiewijziging van de voormalige bedrijfswoningen in burgerwoningen is een goede landschappelijke inpassing vereist. Voor de voorgenomen woningsplitsing van de bestaande woning zal nader aangetoond dienen te worden dat hiermee wordt bijgedragen aan behoud en versterking van de cultuurhistorische waarden.

In het bestemmingsplan is het voornemen nader toegelicht en zijn de plannen mbt de noodzakelijke permanente teeltondersteunende voorzieningen geconcretiseerd. Voor de burgerwoonbestemmingen aan de zuidzijde van de Mosselaarweg is een landschapsplan opgesteld, waarvan de realisering als voorwaardelijke verplichting in de regels is geborgd. Voor het behoud en splitsing van de cultluurhistorische langgevelboerderij aan de Mosselaarweg 7 is de vereiste fysieke tegenprestatie in de vorm van kwaliteitsverbetering van het landschap met een voorwaardelijke verplichting geborgd.

Het waterschap verzoekt om een nadere uitwerking van de waterparagraaf alsmede borging van de waterbergingsopgave in de juridische regeling.

In het ontwerp bestemmingsplan is ten behoeve van de waterbergingsopgave een voorwaardelijke verplichting toegevoegd in de juridische regeling. Daarnaast zijn de plannen met betrekking tot de teeltondersteunende voorzieningen nader geconcretiseerd en ingeperkt. Er is hierbij geen sprake van toename van verharding. Hemelwater wordt zoveel mogelijk opgevangen. De waterparagraaf is met inachtneming van de opmerkingen nader aangevuld. Ten behoeve van de aanvullende kwaliteitsverbeteringsmaatregelen op de achterliggende agrarische gronden (onder meer realisering van een flauwe oever van de oostelijk gelegen A-watergang) heeft nadere afstemming met het waterschap plaats gevonden.

Zienswijzen en beroep

Het ontwerpbestemmingsplan 'Mosselaarweg 5-7-16' heeft met ingang van 13 december 2023 tot en met 23 januari 2024, gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentehuis te Best. De bekendmaking is gepubliceerd op de gemeentelijke website en in het Gemeenteblad. Het bestemmingsplan was tevens digitaal raadpleegbaar op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Tijdens deze periode kon een ieder een zienswijze over het bestemmingsplan indienen. Gedurende de terinzagelegging zijn er drie zienswijzen binnengekomen.

De drie ingebrachte zienswijzen zijn opgenomen in de 'Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen'. In de nota zijn de ingekomen zienswijzen in samenvatting weergegeven, voorzien van een reactie van de gemeente en een conclusie ten aanzien van de noodzaak om het bestemmingsplan aan te passen op basis van de overwegingen ingebracht in de zienswijzen. Daarnaast is in de nota een overzicht opgenomen van de (ondergeschikte) aanpassingen die ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan worden doorgevoerd op basis van ambtshalve verbeteringen. De aanpassingen hadden ondermeer betrekking op een uitwerking/aanvulling van het landschappelijk inrichtingsplan en de kwaliteitsberekening, nadere uitwerking van de waterbergingsvoorzieningen, aanvulling van de beschermingsregeling rondom de hoogspanningsverbinding en schrappen van de eerder opgenomen wijzigingsbevoegdheden, vanwege de inwerking getrede Omgevingswet. De Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen is als bijlage bij het vaststellingsbesluit aan het bestemmingsplan toegevoegd.

Het bestemmingsplan is op 10 juni 2024 met inachtneming van de ingediende zienswijzen gewijzigd vastgesteld.

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tevens kan er beroep worden ingesteld tegen de eventueel gewijzigde onderdelen. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Bijlage 1 Lijst Van Aan Huis Verbonden Beroepen

Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden beroepen

Bijlage 2 Lijst Kleinschalige Bedrijvigheid

Bijlage 2 Lijst kleinschalige bedrijvigheid

Bijlage 3 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 4 Landschappelijke Inrichtingsschets - Ten Zuiden Van De Mosselaarweg

Bijlage 4 Landschappelijke inrichtingsschets - ten zuiden van de Mosselaarweg

Bijlage 5 Landschappelijk Erfinrichtingsschets - Mosselaarweg 16

Bijlage 5 Landschappelijk erfinrichtingsschets - Mosselaarweg 16

Bijlage 6 Landschappelijke Inpassingsschets - Agrarische Gronden Ten Noorden Van Mosselaarweg

Bijlage 6 Landschappelijke inpassingsschets - agrarische gronden ten noorden van Mosselaarweg

Bijlage 7 Te Slopen Bebouwing Mosselaarweg 7

Bijlage 7 Te slopen bebouwing Mosselaarweg 7

Bijlage 8 Ontwerpbesluit Hogere Grenswaarden Wegverkeerslawaai

Bijlage 8 Ontwerpbesluit hogere grenswaarden wegverkeerslawaai

Bijlage 9 Situering En Dwarsprofiel Zaksloten

Bijlage 9 Situering en dwarsprofiel zaksloten

Bijlage 1 Advies Adviescommmisie Agrarische Bouwaanvragen

Bijlage 1 Advies Adviescommmisie Agrarische Bouwaanvragen

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Ten Noorden Van Mosselaarweg

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek ten noorden van Mosselaarweg

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Ten Zuiden Van De Mosselaarweg 5 En 7

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek ten zuiden van de Mosselaarweg 5 en 7

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Ten Zuiden Van Mosselaarweg Gemeente Gronden

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek ten zuiden van Mosselaarweg gemeente gronden

Bijlage 5 Aanvulllend Bodem- En Verkennend Asbestonderzoek

Bijlage 5 Aanvulllend bodem- en verkennend asbestonderzoek

Bijlage 6 Onderzoek Infiltratiesnelheid Noordelijk Plangebied

Bijlage 6 Onderzoek infiltratiesnelheid noordelijk plangebied

Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai & Spoorweglawaai

Bijlage 7 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai & spoorweglawaai

Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 8 Quickscan flora en fauna

Bijlage 9 Onderzoek Geur En Gezondheid

Bijlage 9 Onderzoek geur en gezondheid

Bijlage 10 Quickscan Externe Veiligheid

Bijlage 10 Quickscan externe veiligheid

Bijlage 11 Verantwoording Groepsrisico

Bijlage 11 Verantwoording groepsrisico

Bijlage 12 Landschapsplan Mosselaarweg 5 - 7

Bijlage 12 Landschapsplan Mosselaarweg 5 - 7

Bijlage 13 Landschapsplan Mosselaarweg 16

Bijlage 13 Landschapsplan Mosselaarweg 16

Bijlage 14 Landschapsplan Met Mitigatie Maatregelen Steenuil

Bijlage 14 Landschapsplan met mitigatie maatregelen steenuil

Bijlage 15 Aanvulling Landschapsplan Versterking Coulissenlandschap

Bijlage 15 Aanvulling landschapsplan versterking coulissenlandschap

Bijlage 16 Notitie Beoordeling Stikstof Incl. Bijlagen

Bijlage 16 Notitie beoordeling stikstof incl. bijlagen

Bijlage 17 Verkennend Archeologisch Onderzoek

Bijlage 17 Verkennend archeologisch onderzoek

Bijlage 18 Redengevende Omschrijving Langgevelboerderij Mosselaarweg 7

Bijlage 18 Redengevende omschrijving langgevelboerderij Mosselaarweg 7

Bijlage 19 Verslag Omgevingsdialoog

Bijlage 19 Verslag omgevingsdialoog

Bijlage 20 Bewijsstukken Ruimte Voor Ruimte Titel

Bijlage 20 Bewijsstukken Ruimte voor Ruimte titel