KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 5 Agrarisch - Glastuinbouw
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Landschap
Artikel 7 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap
Artikel 8 Bedrijf
Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 10 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
Artikel 11 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie
Artikel 12 Bos
Artikel 13 Horeca
Artikel 14 Maatschappelijk
Artikel 15 Natuur
Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 18 Recreatie - Volkstuin
Artikel 19 Sport
Artikel 20 Sport - Manege
Artikel 21 Verkeer - Onverhard
Artikel 22 Verkeer - Railverkeer
Artikel 23 Verkeer - Snelverkeer
Artikel 24 Verkeer - Verkeer
Artikel 25 Verkeer - Voet-/fietspad
Artikel 26 Water
Artikel 27 Wonen
Artikel 28 Leiding - Brandstof
Artikel 29 Leiding - Gas
Artikel 30 Leiding - Olie
Artikel 31 Leiding - Riool
Artikel 32 Waarde - Archeologie - Categorie 2
Artikel 33 Waarde - Archeologie - Categorie 3
Artikel 34 Waarde - Archeologie - Categorie 4
Artikel 35 Waarde - Attentiegebied Ehs
Artikel 36 Waarde - Bolle Akker
Artikel 37 Waarde - Dommeldal
Artikel 38 Waarde - Historisch Akkercomplex
Artikel 39 Waarde - Kampina
Artikel 40 Waarde - Kleinschalig Cultuurlandschap
Artikel 41 Waarde - Landgoed
Artikel 42 Waarde - Leefgebied Soorten Van Half-open Cultuurlandschap
Artikel 43 Waarde - Leefgebied Soorten Van Half-open Cultuurlandschap - 2
Artikel 44 Waarde - Leefgebied Soorten Van Kleinschalig Cultuurlandschap
Artikel 45 Waarde - Leefgebied Soorten Van Stromend Water
Artikel 46 Waarde - Open Akkercomplex
Artikel 47 Waarde - Waardevolle Vegetaties
Artikel 48 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 49 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 50 Algemene Bouwregels
Artikel 51 Algemene Gebruiksregels
Artikel 52 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 53 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 54 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 55 Algemene Procedureregels
Artikel 56 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 57 Overgangsrecht
Artikel 58 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan
1.3 De Opzet Van Het Bestemmingsplan
1.4 Opbouw Van Deze Toelichting (Leeswijzer)
1.5 Planbegrenzing
1.6 Totstandkoming Van Het Plan
1.7 Nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening En Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
Hoofdstuk 2 Waarom Deze Integrale Herziening?
2.1 Inleiding
2.2 Totstandkoming Van Het Plan 2006
2.3 Gs-besluit En Voorontwerp Partiële Herziening 2008
2.4 Consequenties Uitspraak Raad Van State
2.5 Aanpassingen T.o.v. Bestemmingsplan 2006
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plangebied
3.1 Algemeen
3.2 Landschappelijke En Natuurlijke Waarden/ Elementen
3.3 Cultuurhistorie En Archeologie
3.4 Bodem
3.5 Landbouw
3.6 Recreatie
3.7 Overige Functies
Hoofdstuk 4 Water
4.1 Waterbeleid
4.2 Watersysteem
4.3 Bestemmingsregeling
Hoofdstuk 5 Milieu
5.1 Algemeen
5.2 Wet Geurhinder En Veehouderij
5.3 Planmer
5.4 Milieuzones
5.5 Bodemonderzoek
5.6 Akoestisch Onderzoek
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Luchtkwaliteit
Hoofdstuk 6 Visie Op Het Buitengebied
6.1 Inleiding
6.2 Leeswijzer
6.3 Visie Op Hoofdlijnen
6.4 Gebiedsbestemmingen En Verbeelding
6.5 Gebiedswaarden
Hoofdstuk 7 Detailbestemmingen
7.1 Landbouw
7.2 Recreatie
7.3 Niet-agrarische Bedrijven
7.4 Wonen
7.5 (Mantel)zorgvoorzieningen
Hoofdstuk 8 Juridische Aspecten
8.1 Indeling Van De Regels
8.2 De Regels
Hoofdstuk 9 Uitvoering En Handhaving
9.1 Retrospectieve Toets
9.2 Economische Uitvoerbaarheid
9.3 Handhaving
Hoofdstuk 10 Maatschappelijk Overleg
Hoofdstuk 11 Uitspraak Raad Van State
Bijlage 1 Monumentenlijst Gemeente Boxtel 2010
Bijlage 2 Bedrijvenlijst
Bijlage 1 Beleidskader
Bijlage 2 Retrospectieve Toets Verbeelding Algemeen
Bijlage 3 Retrospectieve Toets Verbeelding Individueel
Bijlage 4 Planmer
Bijlage 5 Planmer Aanvulling
Bijlage 6 Rapport Archeologie En Cultuurhistorie Met Onderbouwende Kaarten
Bijlage 7 Natuurwaardenkaart Met Achtergrondrapport
Bijlage 8 Uitspraak Abrvs 30 Juni 2014, Nr 201206258-1-r3 (Boxtel Buitengebied 2011)

Buitengebied 2011

Bestemmingsplan - Gemeente Boxtel

Onherroepelijk op 10-07-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied 2011 van de gemeente Boxtel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1 met de bijbehorende regels inclusief bijlagen;

1.3 AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

1.4 aan-huis-verbonden-bedrijf

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, en waarbij deze activiteit door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend.

1.5 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, en waarbij deze activiteit door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend;

1.6 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht en qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.7 aardkundige waarden

waarden van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt;

1.8 agrarisch bedrijf

bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren;

1.9 agrarisch grondgebruik

het weiden van vee en/ of het verbouwen van gewassen, boomgaardfruitteelt en teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie daaronder begrepen, met uitzondering van het verbouwen van gewassen in een volkstuincomplex;

1.10 agrarisch natuurbeheer

Natuurbeheer op landbouwgronden uitgevoerd door boeren gecombineerd met de agrarische bedrijfsvoering;

1.11 agrarisch-technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verlenen van diensten waarbij gemachiniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin, bos- of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.12 agrarisch verwant bedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.13 akkercomplex

door gelijksoortig gebruik in het verleden samengevoegde bolakkers;

1.14 archeologische (verwachtings)waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingscluster

een vlakvormige verzameling van gebouwen buiten bestaand stedelijk gebied;

1.17 bebouwingsconcentratie

een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;

1.18 bed&breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan een beperkt aantal personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.19 bedrijf

een bedrijfseconomische eenheid, gericht op het behalen van winst;

1.20 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.21 bedrijfsmatige exploitatie

het met een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid deelnemen aan het maatschappelijk productieproces (voortbrengen van goederen en diensten) met het oogmerk om daarmee winst te behalen, waarbij voor bedrijfsmatige exploitatie van recreatiebedrijven in het bijzonder geldt dat voor de recreatiewoningen permanent wisselende recreatieve (nachts)verblijfsmogelijkheden worden aangeboden;

1.22 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.23 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.24 bestaand stedelijk gebied

gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies;

1.25 bestaande (bedrijfs)gebouwen

bouwwerken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.26 bestaand

  • voor zover dit betrekking heeft op bebouwing, gaat het om de oppervlakte van de bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • voor zover dit betrekking heeft op het gebruik van grond en opstallen, gaat het om het gebruik zoals dat aanwezig was op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.27 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.28 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; indien en voorzover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;

1.29 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.30 bodemarchief

de sporen van (vooral) menselijke bewoning en bewerking die in de bodem zijn achtergebleven;

1.31 boerenterras

een ondergeschikte nevenactiviteit bij een bestaand agrarisch bedrijf waarbij kleinschalige binnen- of buitenruimte wordt aangewend om aan dagrecreanten zit- en/of stagelegenheid te bieden gericht op beleving van het buitengebied en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid en/of verstrekt;

1.32 bolle akker

akker waarvan het oppervlak bol ligt; het midden van de akker is dan een halve tot een hele meter hoger gelegen dan de rand van de akker;

1.33 teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;

1.34 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.35 bouwlaag

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.36 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voorzover twee bouwpercelen middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;

1.37 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.38 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.39 co-substraten

organische materialen/producten zoals aangewezen in de Wijziging Meststoffenbeschikking 1977, Staatscourant 112 van 16 juni 2004;

1.40 cultuurhistorische waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.41 dagrecreatie

bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van recreatie, sport, educatie of cultuur welke geheel of in overwegende mate in de openlucht worden aangeboden, met de daarbij behorende voorzieningen;

1.42 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.43 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.44 detailhandel in weggebonden artikelen

detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;

1.45 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.46 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.47 diepploegen

grondbewerking dieper dan 40 cm, waartoe wordt gerekend het vermengen, woelen en keren van (alle) lagen in het bodemprofiel;

1.48 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.49 duurzame locatie intensieve veehouderij

gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu oogpunt, in het bijzonder voor wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid van mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en cultuurhistorie) verantwoord is om het ter plaatse uit te breiden;

1.50 duurzame ontwikkeling

een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen;

1.51 ecologische verbindingszone

een langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd;

1.52 extensief recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.53 gebiedswaarden

de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden van het gebied, zoals deze tot uiting komen in de omschrijvingen van de bestemmingen en dubbelbestemmingen;

1.54 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.55 gebruiksgerichte paardenhouderij

een grondgebonden bedrijf waar de nadruk ligt op het africhten van paarden dan wel het bieden van verblijf aan paarden (bijvoorbeeld paardenpensions). Een beperkte publieks- en verkeersaantrekkende werking kan hierbij behoren. Het houden, fokken en africhten is hier mede onder begrepen;

1.56 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.57 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.58 gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen en gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.59 gildenactiviteiten

een activiteit die direct voorkomt uit de traditie en de regelgeving van schuttersgilden;

1.60 glastuinbouwbedrijf

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;

1.61 grondgebonden agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende niet in gebouwen plaatsvindt;

1.62 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die geheel dan wel grotendeels afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend;

1.63 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan bedrijven, instellingen of personen ter aanwending in een of andere beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.64 halfvrijstaande woning

een twee-onder-één-kap-woning;

1.65 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.66 horeca(bedrijf)

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

1.67 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.68 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;

1.69 kampeerboerderij

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke slaapzalen en/of kamers;

1.70 kampeermiddel

een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan;

1.71 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.72 kas

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;

1.73 kleinschalige activiteiten

activiteiten die geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben, die geen elektronisch opgewekt geluid produceren en waaraan maximaal 40 personen deelnemen, zoals workshops, lezingen, wandelingen en dergelijke;

1.74 kleinschalig kampeerterrein

een kampeerterrein voor het plaatsen van een beperkt aantal kampeermiddelen met name gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.75 landschappelijke waarde

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap en de natuurwaarden, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.76 landschapsversterkingsplan

een rapportage waarin is aangegeven op welke wijze een bepaalde ontwikkeling leidt tot een substantiele versterking van de gebiedswaarden. De rapportage bevat versterkingsmaatregelen als het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;

1.77 maatschappelijke voorziening

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorziening;

1.78 manege

een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden en/of pony's en het berijden en verzorgen van paarden en pony's, waaronder mede begrepen het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;

1.79 milieucategorie

milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering, Den Haag 2009;

1.80 milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, natuur, etcetera, aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden;

1.81 natuurontwikkelingsgebied

gebied dat zijn waarde ontleent aan de bijzondere geschiktheid voor het ontwikkelen van nieuwe natuur, verhogen van de kwaliteit van bestaande natuur en het verbinden van natuurkerngebieden;

1.82 natuurwetenschappelijke waarde

aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.83 nevenactiviteiten

activiteiten die ondergeschikt zijn aan de primair aan de gronden toegekende functie;

1.84 n.g.e.

nederlandse grootte-eenheden, zoals gehanteerd door het Landbouw-Economisch Instituut;

1.85 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt;

1.86 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.87 onderbouw

een ruimte die beneden peil is gelegen;

1.88 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.89 open akker

groot open akkergebied, ontstaan door plaggenbemesting, met een typische maat van 50 tot 200 hectare. Open akkers beslaan vaak een flink stuk van een in of kort na de laatste ijstijd gevormde dekzandrug;

1.90 overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven

een niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf;

1.91 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.92 permanente teeltondersteunende voorziening

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas;

1.93 peil

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    de gemiddelde hoogte van de aan het water grenzende gronden;

1.94 plantenkas

een gebouw waarvan de wanen en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienen voor het hobbymatig telen van gewassen;

1.95 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.96 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.97 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.98 reëel agrarisch bedrijf

reëel een agrarisch (glastuinbouw)bedrijf met een bedrijfsomvang van tenminste 10 n.g.e en waarvan de continuïteit aannemelijk is;

1.99 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.100 relatie

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemmingsvlakken of bouwpercelen met elkaar verbonden zijn en die een eenheid vormen;

1.101 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.102 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.103 sportkantine

een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;

1.104 stacaravan

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.105 teeltondersteunende kassen

ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomkwekerij. Ze worden gebruikt om de bedrijfsvoering te optimaliseren. In teeltondersteunende kassen vindt de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productkwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of -verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik;

1.106 teeltondersteunende voorziening

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij;

1.107 verblijfsrecreatieve doeleinden

het (nacht)verblijf van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.108 vlaamse schuur

een bestaande demontabele, traditionele schuur met een relatief groot dakoppervlak, riet- of strogedekt, met een zijlangsdeel waarvan de inrit zich aan één zijkant bevindt en loopt van een korte gevel naar een uitrit in de tegenoverliggende korte gevel;

1.109 voeropslagvoorziening

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedoeld voor de opslag van diervoeders;

1.110 volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.111 volkstuincomplex

Een terrein met een oppervlakte van tenminste 10 are waarop zich twee of meer volkstuinen bevinden;

1.112 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.113 voormalige agrarische bedrijfslocatie

een agrarisch bouwblok waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan;

1.114 vormverandering van een bouwblok

wijziging van de begrenzing van een bouwvlok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

1.115 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.116 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.117 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

water en voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.118 WUBBB

de Werkgroep Uitvoering Bestemmingsplannen Buitengebied Boxtel;

1.119 zorgboerderij

een (functionerend) agrarisch bedrijf waar zorgactiviteiten gecombineerd worden met agrarische activiteiten. Op de locatie wordt op kleine schaal opvang geboden aan zorgvragers die op therapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van) met name agrarische werkzaamheden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  4. d. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel';
  5. e. extensief recreatief medegebruik;
  6. f. doeleinden van openbaar nut;
  7. g. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, onverharde wegen, kavelpaden, groenvoorzieningen en sloten.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienst van de bestemming, met dien verstande dat:

  1. a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a schuilstallen zijn toegestaan, uitsluitend voor zover deze reeds legaal bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, op de plaats en tot de afmetingen zoals die bestonden op genoemd tijdstip.

3.3 Nadere eisen

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarische bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. per bestemmingsvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf is toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - twee bedrijven toegestaan', waar maximaal twee agrarische bedrijven zijn toegestaan;
    2. 2. intensieve veehouderijbedrijven uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
    3. 3. overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding'intensieve kwekerij';
    4. 4. op de volgende adressen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' tevens de volgende nevenactiviteiten zijn toegestaan, waarbij de oppervlakte die daarvoor wordt aangewend niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte:
      • Beukendreef 1a: kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen;
      • Bosrand 2: educatieve doeleinden en kleinschalige verblijfsrecreatieve doeleinden voor ruiters/paarden;
      • Middendreef 2: een boerenterras;
      • Mijlstraat 34: zorgboerderij en detailhandel ten behoeve van overwegend ter plaatse geproduceerde landbouwproducten;
      • Mijlstraat 116: bed & breakfast;
      • Kapelweg 80: een boerderijwinkel;
      • Kapelweg 90: bed & breakfast;
      • Hoog Munsel 9: dagrecreatieve activiteiten in de vorm van boerengolf met hiermee gelijkgestelde activiteiten waarbij de omvang van de horecaruimte maximaal 300 m2 en de omvang van het boerenterras/ dierenweide maximaal 650 m2 mogen bedragen. De ondersteunende horeca, het boerenterras/ dierenweide en de parkeerruimte moeten binnen het bestemmingsvlak worden gerealiseerd;
    5. 5. aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven zijn toegestaan in de hoofd- en bijgebouwen tot een vloeroppervlakte van 50 m2;
  2. b. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument', dan wel indien het gronden betreft met panden en/of elementen die worden genoemd in de Bijlage 1 Monumentenlijst gemeente Boxtel 2010;
  3. c. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing, alsmede voor kleinschalige activiteiten in en rond de Vlaamse schuur op het gebied van natuur en cultuurhistorie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Vlaamse schuur';
  4. d. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  5. e. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel'; het behoud, de versterking en/of het herstel van de landschappelijke inpassing van het bedrijf;
  6. f. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  1. a. uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van een doelmatig, reëel agrarisch bedrijf waarbij geldt dat overtollige of leegstaande bebouwing en reeds verstrekte vergunningen worden betrokken bij de beoordeling van de doelmatigheid en de noodzaak van de bebouwing;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' vergroting van de bestaande oppervlakte bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- teeltondersteunende voorzieningen' uitsluitend permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan.

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Agrarisch - Glastuinbouw

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. per bestemmingsvlak ten hoogste één glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
    2. 2. aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven zijn toegestaan in de hoofd- en bijgebouwen tot een vloeroppervlakte van 50 m2;
  2. b. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing indien het gronden betreft met panden en/of elementen die worden genoemd in de bijlage Bijlage 1 Monumentenlijst gemeente Boxtel 2010;
  3. c. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel'; het behoud, de versterking en/of het herstel van de landschappelijke inpassing van het bedrijf;
  4. d. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van een doelmatig, reëel agrarisch glastuinbouwbedrijf waarbij geldt dat overtollige of leegstaande bebouwing en reeds verstrekte vergunningen worden betrokken bij de beoordeling van de doelmatigheid en de noodzaak van de bebouwing;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- teeltondersteunende voorzieningen' uitsluitend permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan.

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Landschap

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  4. d. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel';
  5. e. extensief recreatief medegebruik;
  6. f. doeleinden van openbaar nut;
  7. g. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, onverharde wegen, kavelpaden, groenvoorzieningen en sloten.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienst van de bestemming, met dien verstande dat:

  1. a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a schuilstallen zijn toegestaan, uitsluitend zover deze reeds legaal bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, op de plaats en tot de afmetingen zoals die bestonden op genoemd tijdstip.

6.3 Nadere eisen

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing indien het gronden betreft met panden en/of elementen die worden genoemd in de Bijlage 1 Monumentenlijst gemeente Boxtel 2010;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' voor het tijdelijk parkeren ten behoeve van evenementen op landgoed Velder;
  5. e. agrarische nevenactiviteiten in de zin van extensieve dagrecreatie, zijnde boerengolf, mais doolhof en boerenspelen, op de gronden grenzend aan het bestemmingsvlak Agrarisch - Agrarisch bedrijf Hoog Munsel 9, waarbij ten hoogste 7.500 m² mag worden ingericht als speelweide met hindernisbaan;
  6. f. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  7. g. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel';
  8. h. het ontwikkelen van nieuwe natuur ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone -natuurontwikkelingsgebied';
  9. i. extensief recreatief medegebruik;
  10. j. doeleinden van openbaar nut;
  11. k. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, onverharde wegen, kavelpaden, groenvoorzieningen en sloten.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienst van de bestemming, met dien verstande dat:

  1. a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a schuilstallen zijn toegestaan, uitsluitend zover deze reeds legaal bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, op de plaats en tot de afmetingen zoals die bestonden op genoemd tijdstip.

7.3 Nadere eisen

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Bedrijf

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn op de volgende adressen bestemd voor de volgende activiteiten:

  1. a. De Beeken 13: een caravanstalling;
  2. b. Boxtelseweg 76a: een impregneerbedrijf;
  3. c. Brede Heide 9: een caravanstalling;
  4. d. Eindhovenseweg 12: een meubelfabriek;
  5. e. Eindhovenseweg 22a: ambachtelijke bedrijven;
  6. f. Eindhovenseweg 47: een timmerbedrijf;
  7. g. Essche Heike 6: de gasunie;
  8. h. Esscheweg 9: een transportbedrijf;
  9. i. Geelderseweg 15: opslag/stalling van auto's;
  10. j. Hezelaarsestraat 34: een hoveniersbedrijf;
  11. k. Hogenbergseweg 41: een loonwerkbedrijf;
  12. l. Kleinderliempde 8: een loonwerkbedrijf;
  13. m. Koevoortseweg 3: een autoreparatiebedrijf;
  14. n. Koevoortseweg 7: een isolatiebedrijf;
  15. o. Koppenhoefstraat 6: een groothandel in bouwmaterialen/hout met detailhandel in bouwmaterialen;
  16. p. Koppenhoefstraat 14: een eiersorteercentrum;
  17. q. Koppenhoefstraat 16: handel in tractoren;
  18. r. Langenberg 12: een autocleanservice;
  19. s. Het Loo 4-6: een dierenpension en een dierencrematorium;
  20. t. Luissel 6: een dierenpension;
  21. u. Mijlstraat 102: een hoveniersbedrijf;
  22. v. Nergena 3 en 5: bereden politie;
  23. w. Parallelweg Zuid 33: een bedrijfsverzamelgebouw;
  24. x. De Renbaan 1: handelsonderneming in geregelde en ongeregelde goederen, opslag en overslag, verkoop aan particulieren en bedrijven en technisch onderhoud;
  25. y. Roond 24: opslag van goederen, niet zijnde gevaarlijke stoffen;
  26. z. Schijndelsedijk bij nr. 10a: een timmerbedrijf;
  27. aa. Tongeren 15a: een cultuurtechnisch bedrijf;
  28. ab. Tongeren 48: een loonwerkbedrijf;
  29. ac. Vleutstraat 18: een hondenkennel;
  30. ad. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing indien het gronden betreft met panden en/of elementen die worden genoemd in de Bijlage 1 Monumentenlijst gemeente Boxtel 2010;
  31. ae. het behoud, de versterking en/of het herstel van de landschappelijke inpassing van het bedrijf;
  32. af. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  33. ag. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

8.3 Nadere eisen

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. op het openbare net aangesloten nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gas- en electravoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen; met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en terreinen;

met dien verstande dat de gronden mede zijn bestemd voor:

  1. b. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel';
  2. c. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

9.3 Nadere eisen

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de verkoop van motorbrandstoffen, waaronder lpg, met dien verstande dat het lpg-vulpunt uitsluitend mag zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  2. b. detailhandel in weggebonden artikelen;

met dien verstande dat de gronden mede zijn bestemd voor:

  1. c. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, onverharde wegen, kavelpaden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en sloten.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

10.3 Nadere eisen

Artikel 11 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een rioolwaterzuiveringsinstallatie;
  2. b. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

11.3 Nadere eisen

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Specifieke gebruiksregels

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Bos

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos, bosbouw, bebossing, landschapselementen en groenvoorzieningen;
  2. b. infrastructurele voorzieningen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  5. e. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel';
  6. f. extensief recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
  7. g. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met daarbij behorende voorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven,
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' voor het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  3. c. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terrassen, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

13.3 Nadere eisen

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

11.5.1 Mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.5.1 onder b uitsluitend voor zover een bedrijfswoning aanwezig is, voor het gebruik van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen of een deel van het bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte onder de voorwaarden dat:

  1. a. aangetoond wordt dat een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg; deze noodzaak behoeft niet te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
  2. b. de afhankelijke woonruimte in beginsel plaatsvindt in de woning; wanneer wordt aangetoond dat inwoning in het hoofdgebouw onredelijke bezwarend is of niet haalbaar is, kan, met inachtneming van alle overige bepalingen, een afhankelijke woonruimte in een bijgebouw of een deel van een bedrijfsgebouw gerealiseerd worden;
  3. c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2 en een maximale inhoud van 240 m3.
    Deze maatvoering geldt ook wanneer de afhankelijke woonruimte in een deel van een bedrijfsgebouw wordt gerealiseerd;
  4. d. het bijgebouw of het deel van het bedrijfsgebouw waarbinnen de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd op maximaal 30 m van het hoofdgebouw staat en qua ligging een ruimtelijke eenheid met het hoofdgebouw vormt;
  5. e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  6. f. per woning kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning voor het gebruik als afhankelijke woonruimte van kracht zijn.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, zodra de bij het verlenen van de voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terrassen, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

14.3 Nadere eisen

14.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 15 Natuur

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke, natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;
  2. b. infrastructurele voorzieningen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder het winterbed van de waterlopen;
  4. d. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  5. e. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel';
  6. f. extensief recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden alsmede kanoën;
  7. g. agrarisch natuurbeheer;

een en ander met daarbij behorende voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitsluitend voor zover het bestemmingsvlak is gelegen:
    1. 1. aan de Bosscheweg 80 voor:
      • een toeristisch informatiecentrum;
      • culturele en educatieve doeleinden, zoals een museum, een educatiecentrum en expositieruimten;
      • horeca ten dienste van genoemde functies, met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;
      • detailhandel als niet zelfstandig en als ondergeschikt deel van genoemde functies, welke detailhandel direct verband houdt met de aanwezige voorzieningen, met een oppervlakte van niet meer dan 75 m2;
      • parkeer- en groenvoorzieningen;
      • agrarisch medegebruik;
    2. 2. nabij de Gestelseweg en de Heult voor een golfbaan en voor landschappelijke inpassing;
    3. 3. aan de Mezenlaan 2 bestemd voor een educatief- en onderzoekscentrum op het gebied van milieu, ecologie en duurzaamheid en voor landschappelijke inpassing;
    4. 4. aan de Mijlstraat naast 127 bestemd voor een vliegclub en voor landschappelijke inpassing;
    5. 5. aan de Molenwijkseweg 5c bestemd voor een recreatieplas met horeca ten dienste van het gebruik van de gronden als recreatieplas en voor landschappelijke inpassing;
  2. b. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  3. c. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

met daarbij behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terrassen, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

16.3 Nadere eisen

16.4 Specifieke gebruiksregels

16.5 Afwijken van de gebruiksregels

11.5.1 Mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.5.1 onder b uitsluitend voor zover een bedrijfswoning aanwezig is, voor het gebruik van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen of een deel van het bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte onder de voorwaarden dat:

  1. a. aangetoond wordt dat een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg; deze noodzaak behoeft niet te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
  2. b. de afhankelijke woonruimte in beginsel plaatsvindt in de woning; wanneer wordt aangetoond dat inwoning in het hoofdgebouw onredelijke bezwarend is of niet haalbaar is, kan, met inachtneming van alle overige bepalingen, een afhankelijke woonruimte in een bijgebouw of een deel van een bedrijfsgebouw gerealiseerd worden;
  3. c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2 en een maximale inhoud van 240 m3.
    Deze maatvoering geldt ook wanneer de afhankelijke woonruimte in een deel van een bedrijfsgebouw wordt gerealiseerd;
  4. d. het bijgebouw of het deel van het bedrijfsgebouw waarbinnen de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd op maximaal 30 m van het hoofdgebouw staat en qua ligging een ruimtelijke eenheid met het hoofdgebouw vormt;
  5. e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  6. f. per woning kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning voor het gebruik als afhankelijke woonruimte van kracht zijn.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, zodra de bij het verlenen van de voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatieve voorzieningen, daarbij behorende dagrecreatieve voorzieningen en landschappelijke inpassing, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' de gronden zijn bestemd voor recreatiewoningen en stacaravans/chalets;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' de gronden zijn bestemd voor kampeermiddelen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij' de gronden zijn bestemd voor een kampeerboerderij;
    4. 4. indien en voor zover het bestemmingsvlak is gelegen aan de Dennendreef 3 de gronden mede zijn bestemd voor:
      • horeca ten dienste van de verblijfsrecreatie met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;
      • detailhandel ten dienste van de verblijfsrecreatie met een oppervlakte van niet meer dan 200 m2;
  2. b. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen,erven, terrassen, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Op de voor'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

17.3 Nadere eisen

17.4 Afwijken van de bouwregels

17.5 Specifieke gebruiksregels

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 18 Recreatie - Volkstuin

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een volkstuincomplex;
  2. b. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel';
  3. c. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen,erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

18.2 Bouwregels

Op de tot 'Recreatie - Volkstuin' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

18.3 Nadere eisen

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Sport

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten;
  2. b. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en sloten.

19.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

19.3 Nadere eisen

Artikel 20 Sport - Manege

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een manege, inclusief:
    1. 1. horeca ten dienste van de manege en daarbij behorende dagrecreatieve voorzieningen;
    2. 2. verblijfsrecreatieve voorzieningen in het kader van de manege met een vloeroppervlakte van niet meer dan 200 m2 per bestemmingsvlak en ten hoogste 5 kampeermiddelen in het kader van te houden ruiterkampen;
    3. 3. dagrecreatieve nevenactiviteiten in de vorm van een midgetgolfbaan en een speeltuin met een oppervlakte van ten hoogste 700 m2 respectievelijk 200 m2, voor zover het bestemmingsvlak is gelegen aan de Vleutstraat 10;
  2. b. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met daarbij behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en sloten.

20.2 Bouwregels

Op de voor'Sport - Manege' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

20.3 Nadere eisen

20.4 Afwijken van de bouwregels

20.5 Specifieke gebruiksregels

20.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 21 Verkeer - Onverhard

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onverharde wegen en paden, met dien verstande dat zij halfverhard mogen zijn indien en voor zover zij reeds halfverhard waren op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
  2. b. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  3. c. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel';
  4. d. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen en bermsloten, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

21.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.

21.3 Specifieke gebruiksregels

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 22 Verkeer - Railverkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegvoorzieningen;
  2. b. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  3. c. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel';
  4. d. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende wegen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water.

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Verkeer - Snelverkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Snelverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het vervoer over de snelweg;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mast' voor een verzend-/ontvangmast;
  3. c. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  4. d. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel';
  5. e. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals (on)gelijkvloerse kruisingen met (spoor)wegen, voet/fietspaden, bermen en bermsloten, taluds, faunapassages en parkeer- en groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer - Snelverkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Verkeer - Verkeer

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het vervoer over de weg;
  2. b. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  3. c. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel';
  4. d. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals (on)gelijkvloerse kruisingen met (spoor)wegen, voet/fietspaden, bermen en bermsloten, taluds, faunapassages en parkeer- en groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

24.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer - Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Verkeer - Voet-/fietspad

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Voet-/fietspad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voet- en/of fietspaden;
  2. b. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  3. c. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel';
  4. d. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen en bermsloten, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

25.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer - Voet-/fietspad' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Water

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
  2. b. extensief recreatief medegebruik;
  3. c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen, zoals bruggen, steigers en duikers;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  6. f. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel';
  7. g. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering

26.2 Bouwregels

Op de tot 'Water' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming,

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Wonen

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woondoeleinden;
  2. b. aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven in de hoofd- en bijgebouwen tot een vloeroppervlakte van 50 m2;
  3. c. op de volgende adressen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Vlaamse schuur' tevens de volgende activiteiten zijn toegestaan:
    1. 1. Hoevedreef 4, kleinschalige activiteiten in en rond de Vlaamse schuur op het gebied van natuur en cultuurhistorie. Hierbij dient op eigen gronden geparkeerd te worden en mag geen sprake zijn van een verkeersaantrekkende werking;
    2. 2. Sortestraat 4a, kleinschalige dagrecreatieve activiteiten in en rond de Vlaamse schuur, die betrekking hebben op cultuur, educatie en/of natuur. Voor zover de activiteiten een verkeersaantrekkende werking hebben dient op eigen gronden geparkeerd te worden;
    3. 3. Kasterensestraat 4, kleinschalige activiteiten in en rond de Vlaamse Schuur die betrekking hebben op cultuur, educatie, recreatie, cultuurhistorie of natuur. Voorzover de activiteiten een verkeersaantrekkende werking te hebben, dient op eigen gronden geparkeerd te worden. Horeca in de Vlaamse schuur is slechts op beperkte schaal mogelijk voorzover deze de activiteiten ondersteunen;
  4. d. op de volgende adressen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' tevens de volgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:
    1. 1. Eindhovenseweg 13: een museum tot een oppervlakte van 150 m²;
    2. 2. Eindhovenseweg 18: een smederij tot een oppervlakte van 300 m²;
    3. 3. Kapelweg 67: een gebruiksgerichte paardenhouderij tot een oppervlakte van 375 m²;
    4. 4. Kempseweg 1: een galerie tot een oppervlakte van 200 m²;
    5. 5. Mijlstraat 119: een caravanstalling tot een oppervlakte van 1.000 m²;
    6. 6. Lagevoortseweg 1: een paardenhouderij tot een oppervlakte van 142 m²;
    7. 7. St.Lambertusweg 2: een kleinschalig kampeerterrein;
    8. 8. Langenberg 2: opslag t.b.v groente- en fruithandel tot een oppervlakte van 100 m²;
    9. 9. Roond 22: een kleinschalig kampeerterrein;
    10. 10. Tongeren 50: een zadelmakerij tot een oppervlakte van 225 m²;
    11. 11. Lagevoortseweg 7: kantoor tot een oppervlakte van 100 m2;
    12. 12. Gemondesestraat 20: Handel in bouwstoffen zoals deze bestond op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan tot een inpandige oppervlakte van 144 m2 met daarbij behorende buitenopslag tot een omvang van 350 m2 waarbij deze buitenopslag uitsluitend is toegestaan op het als zodanig in gebruik zijnde gedeelte van het perceel tussen de woning en de bedrijfsruimte;
  5. e. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument', dan wel indien het gronden betreft met panden en/of elementen die worden genoemd in de Bijlage 1 Monumentenlijst gemeente Boxtel 2010;
  6. f. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologischeverbindingen';
  7. g. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel'. het behoud, de versterking en/of het herstel van de landschappelijke inpassing van de bebouwing;
  8. h. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

27.2 Bouwregels

Op de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

27.3 Nadere eisen

27.4 Afwijken van de bouwregels

27.5 Specifieke gebruiksregels

27.6 Afwijken van de gebruiksregels

27.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 28 Leiding - Brandstof

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ondergrondse brandstofleidingen met de bijbehorende belemmerde strook.

28.2 Bouwregels

Op de voor'Leiding - Brandstof'aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de brandstofleiding worden gebouwd waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

28.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 28.2 en worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de overige op deze gronden voorkomende bestemming(en), voor zover uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de brandstofleiding geen bezwaar bestaat.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 29 Leiding - Gas

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor aardgastransportleidingen met de bijbehorende belemmerde strook .

29.2 Bouwregels

Op de tot 'Leiding - Gas' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de gasleiding worden gebouwd waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 29.2 en worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de overige op deze gronden voorkomende bestemming(en), voor zover uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de aardgastransportleiding geen bezwaar bestaat.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 30 Leiding - Olie

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ondergrondse hoge druk olietransportleidingen met de bijbehorende belemmerde strook.

30.2 Bouwregels

Op de voor'Leiding - Olie'aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de brandstofleiding worden gebouwd waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

30.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 30.2 en worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de overige op deze gronden voorkomende bestemming(en), voor zover uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de brandstofleiding geen bezwaar bestaat.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 31 Leiding - Riool

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede voor een rioolwatertransportleiding, ten behoeve van het transport van rioolwater met daarbij behorende leidingzone en overige voorzieningen.

31.2 Bouwregels

Op de voor'Leiding - Riool'aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de brandstofleiding worden gebouwd waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

31.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 31.1 en worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de overige op deze gronden voorkomende bestemming(en), voor zover uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de brandstofleiding geen bezwaar bestaat.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 32 Waarde - Archeologie - Categorie 2

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - Categorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

32.2 Bouwregels

32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

32.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 33 Waarde - Archeologie - Categorie 3

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - Categorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

33.2 Bouwregels

33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

33.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 34 Waarde - Archeologie - Categorie 4

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - Categorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

34.2 Bouwregels

34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

34.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 35 Waarde - Attentiegebied Ehs

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voorWaarde - Attentiegebied EHS' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).

35.2 Specifieke gebruiksregels

Bij toename van het verhard oppervlak is "hydrologisch neutraal bouwen" het uitgangspunt. Voor een toename van het verharde (bebouwings)oppervlak van 250 m2 is een advies van het waterschap vereist.

35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 36 Waarde - Bolle Akker

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Bolle akker' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige samenhangende cultuurhistorische waarden waaronder begrepen de bolvormige ligging, zandwegenstructuur en de kavelstructuur met bijbehorende kavelgrensbeplanting.

36.2 Specifieke gebruiksregels

36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 37 Waarde - Dommeldal

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Dommeldal' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige aardkundige en cultuurhistorisch waarden waaronder begrepen glooiingen en steilranden, meanders, restanten van meanders, broekbossen, hakhoutbosjes, beemdenstructuur en bijbehorende kavelgrensbeplanting.

37.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 38 Waarde - Historisch Akkercomplex

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Historisch akkercomplex' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige samenhangende cultuurhistorische waarden waaronder begrepen de kavelstructuur, zandwegenpatroon, kavelgrensbeplanting en slotenpatroon.

38.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 39 Waarde - Kampina

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Kampina' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige aardkundige en cultuurhistorische waarden waaronder begrepen het beekdal van de Beerze, de landduinen, afwateringskanalen, veenwinputten, loopgraven, historische begroeiing en zandwegenstructuur.

39.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 40 Waarde - Kleinschalig Cultuurlandschap

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Kleinschalig cultuurlandschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige samenhangende cultuurhistorische waarden waaronder de kavelstructuur met bijbehorende begroeiing, zandwegenstructuur en rabatten/slotenpatroon.

40.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 41 Waarde - Landgoed

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige samenhangende cultuurhistorische waarden waaronder begrepen de wegen/lanenstructuur, zandwegen, historisch groen en bijbehorende bebouwing.

41.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 42 Waarde - Leefgebied Soorten Van Half-open Cultuurlandschap

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Leefgebied soorten van half-open cultuurlandschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het leefgebied van soorten van half-open cultuurlandschap, waaronder begrepen agrarische gronden met een half-open karakter en de daarbij behorende natuurkwaliteiten, extensief gebruikte perceelsranden en overhoekjes.

42.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 43 Waarde - Leefgebied Soorten Van Half-open Cultuurlandschap - 2

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Leefgebied soorten van half-open cultuurlandschap - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het leefgebied van soorten van half-open cultuurlandschap, waaronder begrepen agrarische gronden met een half-open karakter en de daarbij behorende natuurkwaliteiten, extensief gebruikte perceelsranden en overhoekjes;
  2. b. het behoud van de openheid en de bescherming van het landschappelijke karakter van het waardevolle beekdal.

43.2 Specifieke gebruiksregels

43.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 44 Waarde - Leefgebied Soorten Van Kleinschalig Cultuurlandschap

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het leefgebied van soorten van kleinschalig cultuurlandschap, waaronder begrepen:

  1. a. houtwallen, kleine bosjes, hagen, boszomen en overgangen van bos naar agrarisch gebied, specifiek ten behoeve van het leefgebied van struweelvogels;
  2. b. een afwisselend landschap met voldoende fourageermogelijkheden specifiek ten behoeve van het leefgebied van de das;
  3. c. structuurrijke vegetaties met waardplanten specifiek ten behoeve van het leefgebied voor vlinders;
  4. d. overwinteringsbiotopen (houtige elementen) en voortplantingsbiotopen (poelen) specifiek ten behoeve van het leefgebied voor amfibieën;

44.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 45 Waarde - Leefgebied Soorten Van Stromend Water

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Leefgebied soorten van stromend water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het leefgebied van soorten van stromend water, waaronder begrepen het stromend karakter en de ecologische kwaliteit van het water.

45.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 46 Waarde - Open Akkercomplex

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Open akkercomplex' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige samenhangende cultuurhistorische waarden waaronder begrepen de zandwegenstructuur, markante hoogteverschillen en openheid van het akkercomplex.

46.2 Specifieke gebruiksregels

46.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 47 Waarde - Waardevolle Vegetaties

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Waardevolle vegetaties' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van gebied met vegetaties met natuurwaarden, waaronder begrepen de abiotische omstandigheden die het voorkomen van die vegetaties mogelijk maken, zoals bodem, reliëf en waterhuishouding.

47.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 48 Waterstaat - Waterbergingsgebied

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor (tijdelijke) opvang van water.

48.2 Bouwregels

Op de voor Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden mogen in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, op of in deze bestemming begrepen grond tevens bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 2 m worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

48.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 49 Anti-dubbeltelbepaling

49.1 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

49.2 Besmettingsbepaling

Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning voor een (agrarische) bedrijfswoning of dienstwoning worden mede in aanmerking genomen bestaande woningen welke als (agrarische) bedrijfswoning of dienstwoning zijn gebouwd of als zodanig in gebruik zijn geweest, alsmede woningen die kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet. Ook bedrijfswoningen die ten gevolge van verkoop, verhuur, bedrijfssplitsing of andere transacties niet langer als (agrarische) bedrijfswoning c.q. dienstwoning fungeren, worden daartoe gerekend.

Artikel 50 Algemene Bouwregels

50.1 Bebouwingsgrenzen

50.2 Geluidszones langs wegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:

  1. a. 250 meter ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
  2. b. 400 meter ter weerszijde van een weg met drie of vier rijstroken;

mogen toegelaten geluidsgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als genoemd in artikel 82 lid 1 van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.

50.3 Geluidszones langs spoorwegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:

  1. a. 100 meter ter weerszijden van het Duits lijntje;
  2. b. 400 meter ter weerszijden van het traject Boxtel- 's Hertogenbosch;
  3. c. 700 meter ter weerszijden van het traject Boxtel-Tilburg;
  4. d. 800 meter ter weerszijden van het traject Boxtel-Eindhoven;

mogen toegelaten geluidsgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in artikel 4 lid 1 van het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Artikel 51 Algemene Gebruiksregels

51.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 52 Algemene Aanduidingsregels

52.1 geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen toegelaten geluidsgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als genoemd in Hoofdstuk V, afdeling 2 van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.

52.2 milieuzone - beekherstel

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beekherstel' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij: artikel3, 4, 5, 6, 7, 9, 12, 15, 18, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27

52.3 milieuzone - ecologische verbindingen

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische verbindingen' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij:artikel 3, 4, 6, 7, 12, 15, 21, 22, 23, 24, 25, 26.

52.4 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn gronden mede bedoeld voor bescherming van de daarin aanwezige beschermde kleilaag. De regels ter bescherming van de boringsvrije zone, zoals vermeld in de Provinciale Milieuverordening zijn van toepassing.

52.5 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij:artikel 3, 4, 6, 7.

52.6 reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn geen specifieke regels van toepassing.

52.7 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij: artikel3, 4, 5, 6, 7, 8.

52.8 veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen, in afwijking van de bestemmingsregels, geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gerealiseerd.

52.9 Wettelijk beschermd archeologisch monument

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van bouwwerken, voor zover die worden gebouwd op of, binnen een afstand van 30 meter tot gebieden, die op de verbeelding zijn aangeduid als 'Wettelijk beschermd archeologisch monument', zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.

52.10 wro-zone - natuurontwikkelingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - natuurontwikkelingsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij artikel 4en7.

Artikel 53 Algemene Afwijkingsregels

53.1 Afwijkingsbevoegdheid

Artikel 54 Algemene Wijzigingsregels

54.1 Bebouwing opnemen of verwijderen uit de Monumentenlijst

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigingen door gebouwen of elementen op te nemen in of te verwijderen uit de Bijlage 1 Monumentenlijst gemeenteBoxtel 2010, indien de beeldbepalende waarde daartoe aanleiding geeft.

54.2 Monument opnemen op of verwijderen uit de verbeelding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigingen door de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' op de verbeelding op te nemen of daarvan te verwijderen indien een aanvulling op of verwijdering uit de Bijlage 1 Monumentenlijstgemeente Boxtel 2010 heeft plaatsgehad.

54.3 Toevoegen dubbelbestemming Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan gronden de dubbelstemming 'Waarde -Archeologie - Categorie 2', 'Waarde - Archeologie - Categorie 3' of 'Waarde -Archeologie - Categorie 4 ' toe te kennen, onder de voorwaarde dat uit archeologisch onderzoek blijkt dat op de betreffende gronden archeologische waarden of archeologische verwachtingswaarden aanwezig zijn die deze bescherming behoeven.

Artikel 55 Algemene Procedureregels

55.1 Nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen wordt de volgende procedure gevolgd:

  1. a. het voornemen tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op electronische wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in dat belanghebbenden schriftelijk of electronisch hun zienswijzen kunnen indienen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. degenen die tijdig hun zienswijzen schriftelijk of electronisch hebben ingediend worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen mondeling nader toe te lichten;
  5. e. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 56 Overige Regels

56.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

56.2 Prioriteit van (dubbel)bestemmingen

  1. a. waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  2. b. waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Gas';
    2. 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Brandstof';
    3. 3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Olie';
    4. 4. in de vierde plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie -Categorie 2, 'Waarde - Archeologie - Categorie 3' en 'Waarde -Archeologie - Categorie 4';
    5. 5. in de vijfde plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat -Waterbergingsgebied';
    6. 6. in de zesde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - AttentiegebiedEHS';
    7. 7. in de zevende plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Bolle akker', 'Waarde - Kampina', 'Waarde - Dommeldal', 'Waarde - Historischakkercomplex', 'Waarde - Kleinschalig cultuurlandschap', 'Waarde -Landgoed', 'Waarde - Leefgebied soorten van half-opencultuurlandschap', 'Waarde - Leefgebied soorten van half-opencultuurlandschap - 2', 'Waarde - Leefgebied soorten van stromendwater', 'Waarde - Open akkercomplex', 'Waarde - Leefgebied soortenvan kleinschalig cultuurlandschap' en 'Waarde - Waardevollevegetaties'.

56.3 Uitsluiten aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 57 Overgangsrecht

57.1 Bouwwerken

57.2 Gebruik

Artikel 58 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2011".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" voor de gemeente Boxtel bevat integraal ruimtelijk beleid voor het buitengebied. Met dit nieuwe bestemmingsplan bezit de gemeente een actueel beleid voor het grootste deel van haar buitengebied.

Het bestemmingsplan "Buitengebied 2006" vormt in hoofdlijnen het uitgangspunt voor het voorliggende nieuwe bestemmingsplan, uitgezonderd de punten waar aanleiding is geweest om dit plan op onderdelen aan te passen, als gevolg van:

  1. 1. (nieuw) beleid;
  2. 2. wetgeving (Wro en Wabo);
  3. 3. besluit Gedeputeerde Staten over bestemmingsplan Buitengebied 2006;
  4. 4. uitspraak Raad van State over bestemmingsplan Buitengebied 2006;
  5. 5. actuele ontwikkelingen en ervaringen met het plan 2006.

In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op, onder andere, de inhoud van de uitspraak van Raad van State en het GS-besluit.

1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan

Het nieuwe bestemmingplan Buitengebied wil - binnen de randvoorwaarden die gelden vanuit onder meer het landschap, de cultuurhistorie en het milieu - aan de bestaande (gewenste) functies ontwikkelingsruimte bieden en daarnaast inspelen op toekomstige ontwikkelingen. De belangrijkste doelen van het bestemmingsplan zijn dan ook:

  • Het vastleggen van bestaande waarden en belangen en het daarmee waarborgen voor de toekomst;
  • Het mogelijk maken van gewenste ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan heeft evenwel slechts een beperkte reikwijdte: het kan ontwikkelingen mogelijk maken, het kan aangeven hoe die ontwikkelingen gerealiseerd kunnen worden, het kan zaken beschermen en het kan fungeren als communicatiemiddel. Het kan evenwel geen ontwikkelingen afdwingen.

Het bestemmingsplan heeft enerzijds als doel het mogelijk maken van ontwikkelingen die passen binnen de gemeentelijke visie, voor zover het ontwikkelingen betreft die binnen de planperiode van 10 jaar kunnen worden gerealiseerd (bijv. hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven, natuurontwikkeling, aanleg ecologische verbindingszones, enz.).

Desalniettemin heeft het bestemmingsplan een overwegend conserverend karakter. Het biedt (beperkt) ruimte voor ontwikkelingen die in de gemeentelijke visie passen. Andere (onvoorziene) ontwikkelingen zijn wellicht ook aanvaardbaar, maar kunnen enkel met een herziening van het bestemmingsplan worden gerealiseerd. In hoofdstuk 4 zal worden ingegaan op de visie op het buitengebied, waarin wordt aangegeven welke ontwikkelingen de gemeente wenselijk en aanvaardbaar acht.

Het accent van de integrale herziening ligt op de versterking van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. Daarbij wordt enerzijds gestreefd naar verbetering en verbreding van de agrarische gebruiksmogelijkheden en anderzijds naar versterking van natuurwaarden en cultuurhistorische waarden.

Het beschermen van bestaande waarden en belangen in het buitengebied is noodzakelijk gezien de uiteenlopende belangen (bijvoorbeeld agrarisch gebruik, natuur, landschap, wegen, waterlopen, enz.).
Het buitengebied van Boxtel bevat een aantal kwaliteiten waarin landbouw, natuur, landschap, cultuurhistorie en recreatie tezamen met wonen en leefbaarheid een belangrijke rol spelen. Om te zorgen dat verschillende vormen van ruimtegebruik elkaar zoveel mogelijk versterken en ondersteunen, is het gemeentelijk beleid enerzijds gericht op het behoud van de duurzame componenten en daarmee samenhangende potenties en enerzijds op een vitaal en leefbaar platteland.

1.3 De Opzet Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. 1. Analoge verbeelding, schaal 1:5000.
  2. 2. Regels, met bijlage Staat van Inrichtingen (bedrijvenlijst).
  3. 3. Het plan gaat vergezeld van voorliggende (plan)toelichting.

Voor zover er afwijkingen bestaan tussen de analoge en digitale verbeelding is de digitale verbeelding leidend.

1.4 Opbouw Van Deze Toelichting (Leeswijzer)

Voorliggende toelichting bestaat ondermeer uit de volgende onderdelen:

  • een beschrijving van het plangebied;
  • een toelichting op de gebiedsbestemmingen;
  • de visie op het buitengebied;
  • uitgangspunten voor de detailbestemmingen (op adresniveau);
  • een toelichting op de regels;
  • een hoofdstuk over uitvoering en handhaving;


In de beschrijving van het plangebied wordt een karakteristiek van het gebied gegeven, waarin de aanwezige waarden en belangen worden beschreven, alsmede de aanwezige functies in het gebied. Deze beschrijving is opgenomen in hoofdstuk 3.

De aspecten water en milieu worden respectievelijk in hoofdstuk 4 en 5 behandeld.

In hoofdstuk 6 wordt de relatie van de gebiedsbestemmingen met de zonering in het voormalige streekplan toegelicht. Tevens zijn de doelstellingen voor het buitengebied toegelicht aan de hand van de bestemmingen en aanduidingen conform SVBP 2008.

Op basis van de kenmerken van het gebied, de wensen van gemeente en het vigerende beleid voor het buitengebied zijn de beleidsuitgangspunten voor het buitengebied geformuleerd op detailniveau. Deze staan in hoofdstuk 7 Detailbestemmingen.

Hoofdstuk 8 Juridische aspecten bestaat uit de toelichting op het juridische gedeelte van het plan, waarin is aangegeven hoe de visie en de uitgangspunten vertaald zijn naar bestemmingen en bijborende planregels. Hier komt de plansystematiek aan de orde en worden de artikelen kort toegelicht.

Hoofdstuk 9 gaat in op de uitvoering en de handhaving; in hoofdstuk 10 wordt verslag gedaan van het proces en van de behandeling van de ingekomen zienswijzen.


Bij de toelichting en planregels zijn diverse bijlagen opgenomen, die als een document bij deze toelichting zijn gevoegd:

  • beleidskader;
  • retrospectieve toets.

1.5 Planbegrenzing

Het nieuwe bestemmingsplan bevat een herziening van het bestemmingsplan buitengebied 2006.

Het plan beslaat het buitengebied van de Gemeente Boxtel. Hiertoe behoren niet de bebouwde kommen van de kernen Boxtel, Liempde en Lennisheuvel. Voor het gebied Velder (Landgoed Velder, Velders bosch) is een apart bestemmingsplan opgesteld; vandaar dat dit gebied niet is meegenomen in onderhavig bestemmingsplan.

Ook het plangebied van het landbouwlandgoed De Roond is buiten het bestemmingsplan Buitengebied gelaten omdat voor dit plangebied in 2011 een afzonderlijk bestemmingsplan in procedure is gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1_0001.jpg"

1.6 Totstandkoming Van Het Plan

Het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied is grofweg via twee parallelle trajecten ontstaan; enerzijds is dit de (horizontale en verticale) integratie van meerdere beleidskaders, anderzijds is het plan het resultaat van een communicatietraject tussen gemeente, betrokkenen, belanghebbenden en de opstellers van het plan.

Dit participatieproces is bij "Buitengebied 2011" beperkter geweest dan voor het bestemmingsplan "Buitengebied 2006", omdat het 'voortborduurt' op het bestemmingsplan buitengebied 2006.

Over de wijzigingen van het bestemmingsplan 2009 ten opzichte van het bestemmingsplan 2006 heeft afstemming plaatsgevonden met de klankbordgroep.

Voorafgaand aan het officiële bestemmingsplantraject voor "Buitengebied 2011" hebben de "partiële herziening 2008", "eerste partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 2006" en "gebiedsvisie Hezelaar" ter inzage gelegen. De in dit kader ontvangen inspraakreacties zijn benut voor voorliggende bestemmingsplan.

1.6.1 Integratie beleidskaders

De gemeentelijke visie op het buitengebied is weergegeven in de Nota plattelandsvernieuwing - ruimte voor Boeren, Burgers en Buitenlui. Ook in de StructuurvisiePlus is ruime aandacht besteed aan het beleid voor het buitengebied.

Voor het buitengebied is daarnaast het Reconstructieplan De Meierij van groot belang. Het is niet de bedoeling discussies die in dat kader gevoerd zijn over te doen.

Als laatste is de aanwijzing van Het Groene Woud in de Nota Ruimte tot Nationaal Landschap van belang voor de toekomst van het buitengebied in Boxtel. De aanwijzing tot Nationaal Landschap geeft het kader voor de richting van de ontwikkelingen in het buitengebied. Uitgangspunt is dat ontwikkelingen altijd gekoppeld zijn aan de versterking van de kernkwaliteiten van "Het Groene Woud".

De genoemde nota's zijn doorvertaald naar het bestemmingsplan "Buitengebied 2006". Een integratie van de beleidskaders is vastgelegd in de "nota van uitgangspunten". Deze nota is uitvoerig besproken in de klankbordgroep. Deze nota vormde dan ook het uitgangspunt voor de beleidsuitgangspunten van het bestemmingsplan "Buitengebied 2006".

Voor voorliggende bestemmingsplan "Buitengebied 2011" is het beleidskader geactualiseerd (zie bijlage 1 voor een samenvatting en toelichting op alle beleidsnota's).

1.6.2 Communicatie met betrokkenen

Bij de totstandkoming van bestemmingsplan buitengebied 2006 zijn een aantal maatschappelijke belangengroeperingen in de klankbordgroep vertegenwoordigd geweest.

Ook voor bestemmingsplan "Buitengebied 2011" is gewerkt met een klankbordgroep, zij het wat beperkter in omvang (zie ook inleiding van paragraaf 1.6).

In deze klankbordgroep zijn ZLTO, natuurwerkgroepen, heemkundekring, en Waterschap de Dommel vertegenwoordigd. Daarnaast is bilateraal overleg gevoerd met het Waterschap, provincie Noord-Brabant en Vrom-inspectie.

De resultaten uit het zogenoemde 'wateroverleg' met het Waterschap zijn verwerkt in hoofdstuk 4.

1.7 Nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening En Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. De wet heeft een aantal gevolgen voor de inhoud en procedure van (nieuwe) bestemmingsplannen:

  • De procedure is korter dan voorheen omdat de goedkeuringsprocedure bij Gedeputeerde Staten (GS) is vervallen. GS krijgen wel de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen op een bestemmingsplan, tot het geven van een reactieve aanwijzing én de bevoegdheid om zelf een bestemmingsplan (c.q. inpassingsplan) op te stellen;
  • De (binnenplanse) vrijstellingsmogelijkheid is met de Wro gewijzigd in een ontheffingsmogelijkheid. Met de inwerkingtreding van de Wabo is de ontheffing onderdeel geworden van de omgevingsvergunning. Er wordt niet meer gesproken van ontheffingsregels, maar van ‘afwijkingsregels’;
  • De mogelijkheid voor het opnemen van wijzigingsbevoegdheden, uitwerkingen en aanlegvergunningenstelsels zijn gebleven, een nieuw instrument is de sloopvergunning. Met de inwerkingtreding van de Wabo zijn de aanlegvergunning en sloopvergunning onderdeel geworden van de omgevingsvergunning.
    Er wordt niet meer gesproken van een aanlegvergunning, maar van een ‘omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden’;
  • De mogelijkheid van een Beschrijving in Hoofdlijnen is vervallen;
  • Een aantal procedures en bepalingen die tot nu toe in het bestemmingsplan zelf waren opgenomen zijn in de Wet ruimtelijke ordening of het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) komen te staan (procedures wijzigingen en uitwerkingen, strafbepalingen, algemene gebruiksbepaling);
  • Voorschriften heten voortaan ‘regels’ en plankaart heet voortaan 'verbeelding';
  • Vanaf 1 januari 2010 moeten nieuwe bestemmingsplannen digitaal gemaakt en raadpleegbaar zijn en moeten bestemmingsplannen voldoen aan de vormvereisten c.q. de DURP-standaarden waaronder het SVBP 2008.

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de eisen van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). Hierdoor kan het bestemmingsplan op een eenvoudige manier worden uitgewisseld met andere overheden, zoals de provincie.


De nieuwe digitale systematiek heeft weliswaar gevolgen voor het vertrouwde kaartbeeld en de opbouw van de planregels, maar sluiten naadloos aan bij de in de toekomst aan een bestemmingsplan te stellen eisen.

Hoofdstuk 2 Waarom Deze Integrale Herziening?

2.1 Inleiding

Op grond van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening moeten bestemmingsplannen eens in de tien jaar worden herzien. De Gemeente Boxtel heeft besloten het vigerende bestemmingsplan voor het buitengebied uit 2006 integraal te herzien, ondanks dat dit plan pas enkele jaren oud is.


In 2008 is reeds een start gemaakt met een voorontwerp van een partiële herziening van het plan uit 2006. In deze herziening is onder meer ingegaan op het besluit van Gedeputeerde Staten. Inmiddels heeft de Raad van State uitspraak gedaan en zijn er diverse ontwikkelingen waarop de gemeente het bestemmingsplan wil aanpassen. Daarom is er voor gekozen om opnieuw te starten met een herziening, maar nu een integrale.

Uitgangspunt voor de integrale herziening zijn:

  • Een integrale omzetting van het bestemmingsplan 2006 naar een bestemmingsplan dat voldoet aan de digitale standaardnormen
  • Een actualisering van de toelichting van het bestemmingsplan 2006 naar nieuw beleid/ regelgeving op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau
  • Aanpassing naar aanleiding van het besluit van GS (relatie met herziening 2008)
  • Aanpassing naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 4 maart 2009.
  • Aanpassing naar aanleiding van actuele ontwikkelingen en ervaringen met het plan uit 2006.

2.2 Totstandkoming Van Het Plan 2006

De bestemmingsplannen voor het buitengebied van de voormalige gemeenten Boxtel en Liempde uit 1994 resp. 1995 alsmede de plannen voor spoorwegverbreding Boxtel en Liempde zijn herzien met het bestemmingsplan "Buitengebied 2006".

In 2004 heeft de gemeenteraad de artikel 30 herziening van de bestemmingsplannen buitengebied Boxtel 1994 en Liempde 1995 vastgesteld.

Door o.a. de gemeentelijke samenvoeging, de reconstructie landelijk gebied en de vorming van het Nationaal Landschap Het Groene Woud achtte de gemeente een algehele herziening van de vigerende bestemmingsplannen noodzakelijk. Dat werd het bestemmingsplan "Buitengebied 2006".

2.3 Gs-besluit En Voorontwerp Partiële Herziening 2008

Gedeputeerde Staten hebben over het bestemmingsplan "Buitengebied 2006" hun beslissing kenbaar gemaakt bij besluit van 19 juni 2007. Ingevolge artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dient een nieuw plan te worden vastgesteld voor die plandelen waaraan goedkeuring is onthouden. Dit moet gebeuren met inachtneming van het besluit van Gedeputeerde Staten. In 2008 is aan deze verplichting tegemoet gekomen door het opstellen van een voorontwerp partiële herziening.

Deze partiële herziening is verwerkt in deze integrale herziening waarbij de volgende kanttekeningen worden geplaatst:

  1. a. Duurzame locaties worden in bestemmingsplan Buitengebied 2011 niet nader begrensd. Er vindt een afweging plaats op basis van een concrete aanvraag met inachtneming van aandachtspunten uit het planMER;
  2. b. Bebouwingsconcentraties zijn vooralsnog niet in het bestemmingsplan opgenomen. Zodra de gebiedsvisies voor de betreffende bebouwingsconcentraties zijn uitgewerkt worden deze met een passende regeling in een herziening van het bestemmingsplan Buitengebied opgenomen;
  3. c. Gedeputeerde Staten hebben naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State alsnog het bestemmingsplan 2006 goedgekeurd met betrekking tot het perceel Koppenhoefsestraat 16. Dit betreft een locatie waar sprake is van hervestiging van een bedrijf dat op de voormalige locatie veel overlast met zich meebracht;
  4. d. Landschapselementen zijn in het plan 2008 opgenomen. Dit betrof geinventariseerde landschapselementen, maar nog niet gewaardeerde elementen. In het voorliggende plan zijn landschapselementen niet als zodanig aangeduid, maar vormen wel een afwegingskader bij vergunningen voor werken en werkzaamheden. In het bestemmingsplan zijn namelijk dubbelbestemmingen voor de verschillende ecologische, archeologische waarden etc. opgenomen. Met een aanlegvergunningstelsel (tegenwoordig omgevingsvergunning) binnen de dubbelbestemming gericht op de specifieke (ecologische, archeologische etc) waarden, is in een omgevingsvergunningenstelsel ter bescherming van de landschapswaarden voorzien.

2.4 Consequenties Uitspraak Raad Van State

Op 4 maart 2009 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het bestemmingsplan Buitengebied 2006.

In totaal waren er 28 beroepschriften. Een groot deel van de beroepschriften (met name voor zover betrekking op individuele percelen) is ongegrond verklaard.

Consequenties van de uitspraak van de Raad van State ten aanzien van de onderdelen welke gegrond zijn verklaard, zijn ondermeer:

  1. 1. bestemming 'Sportdoeleinden' aan Renbaan

Raad van State heeft in haar uitspraak goedkeuring onthouden aan het plandeel met de bestemming 'Sportdoeleinden' aan de Renbaan. Inmiddels is de situatie gewijzigd en is verplaatsing van het sportpark naar de Renbaan niet meer aan de orde. De bestemming van de gronden is in bestemmingsplan Buitengebied 2011 gewijzigd in agrarische bestemming en aanduiding 'reservering toekomstige uitbreiding sportvelden' uit bestemmingsplan Buitengebied 2006 is komen te vervallen.

  1. 2. aanlegvergunningenstelsel

De beroepen tegen het aanlegvergunningstelsel zijn door de raad van State gegrond verklaard. Derhalve is goedkeuring onthouden aan de gehele drie gebiedsbestemmingen:

  • 'Agrarisch gebied' (AB), art. 3
  • 'Agrarische gebied met landschappelijke waarden' (AL), art. 6
  • 'Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' (ALN), art. 7

Het omgevingsvergunningenstelsel in bestemmingsplan Buitengebied 2011 is niet langer gekoppeld aan de drie agrarische gebiedsbestemmingen maar aan de dubbelbestemmingen voor de verschillende waarden. Dit betekent dat de omgevingsvergunningplicht wordt opgenomen binnen de artikelen van de desbetreffende dubbelbestemmingen en dat de oorspronkelijke tabel in de bijlage bij de voorschriften komt te vervallen.

  1. 3. Een aantal individuele beroepen is gegrond verklaard, maar worden niet apart behandeld omdat de Raad van State al goedkeuring had onthouden aan de drie gebiedsbestemmingen. De overwegingen van de Raad van State zijn echter wel in voorliggend bestemmingsplan betrokken. De uitspraak van de Raad van State naar aanleiding van de andere individuele beroepen is eveneens verwerkt.

2.5 Aanpassingen T.o.v. Bestemmingsplan 2006

In het bestemmingsplan Buitengebied 2011 zijn die aanpassingen meegenomen die voortvloeien uit het besluit van GS, de uitspraak van de Raad van State, gewijzigde regelgeving en beleid en omissies in het plan 2006. Dit betreft dus in het bijzonder de onderdelen met betrekking tot het omgevingsvergunningenstelsel (inclusief de ecologische waardenkaart), het archeologiebeleid, de plan-MER en de provinciale Verordening Ruimte.

Voor al deze wijzigingen is een retrospectieve toets (ten aanzien van de verbeelding) opgesteld die is opgenomen als Bijlage 2 en Bijlage 3 bij de toelichting.

Daarnaast spelen er ook nog vele ontwikkelingen in het buitengebied. Het betreft hier initiatieven, zoals de aanpassing van agrarische bouwblokken, de realisatie van RvR-woningen, nevenactiviteiten bij een woning of agrarisch bedrijf, nieuwvestiging en uitbreiding van recreatieve activiteiten en de omzetting van bestemmingen, die niet passen binnen het bestemmingsplan Buitengebied 2006.

Deze concrete ontwikkelingen zijn niet meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2011 maar gebundeld in de eerste partiële herziening van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plangebied

3.1 Algemeen

De Gemeente Boxtel vormt het centrum van het Groene Woud en is bovendien centraal gelegen tussen drie belangrijke Noord-Brabantse stedelijke centra: 's-Hertogenbosch, Eindhoven en Tilburg (Nationaal Landschap Het Groene Woud). De gemeente vervult, mede door haar ligging, een belangrijke functie als uitloopgebied van deze steden. Via het Nationaal Landschap Het Groene Woud is Boxtel direct gekoppeld aan de ontwikkelingen in Brabantstad. Naast de centrale ligging draagt ook de landschappelijke signatuur van Boxtel in belangrijke mate bij aan deze uitloopfunctie: de in de gemeente aanwezige bos- en heidegebieden, evenals de door de gemeente stromende Dommel, bieden veel mogelijkheden tot recreatie.afbeelding "i_NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1_0002.png"
Het landschappelijk vormingsproces, gevoed door enerzijds de 'natuurlijke loop der dingen' en anderzijds de menselijke invloed, heeft geleid tot een enorme landschappelijke variatie en dynamiek. Gelet op de omvang van het Boxtelse buitengebied (ca. 5.520 ha), kan deze dynamiek als sterk en kenmerkend voor het gebied worden beschouwd. Door de aanwezigheid van zowel hoger gelegen droge zandgronden en lage, vochtige broekbossen is een grote diversiteit aan abiotische situaties ontstaan.

Mede hierdoor zijn de natuurwaarden van hoge kwaliteit. De variatie zorgt er tevens voor dat een groot aantal soorten een geschikte biotoop vindt in het gebied.


Om een goede beschrijving van het plangebied te geven, is het niet voldoende om vanuit één thema te redeneren. Het gebied zoals het nu is, is immers gevormd onder invloed van diverse processen, waarbij er tussen deze processen vaak sterke onderlinge verbanden bestaan.


Om dit zo volledig mogelijk weer te geven, wordt een beschrijving van het plangebied gegeven vanuit de volgende invalshoeken:

  • landschappelijke en natuurlijke waarden / elementen;
  • cultuurhistorie en archeologie;
  • bodem en water;
  • landbouw;
  • recreatie;
  • overige functies in het buitengebied.

3.2 Landschappelijke En Natuurlijke Waarden/ Elementen

De huidige verschijningsvorm van het buitengebied van Boxtel is zoals reeds in de vorige paragraaf is beschreven op hoofdlijnen ontstaan vanuit een tweetal processen; als eerste een aantal natuurlijke (fysisch-geografische) ontwikkelingen, gevolgd door uiteenlopende menselijke activiteiten. Samen hebben deze processen geleid tot de vorming van het huidige hoogwaardige Boxtelse landschap.

3.2.1 Ontstaansgeschiedenis landschap

3.2.2 Natuur

In het voorgaande is al een uitgebreide beschrijving gegeven van de landschappelijke kenmerken van de Gemeente Boxtel. In het onderdeel Bodem en Water (paragraaf 3.4) wordt specifiek aandacht besteed aan de abiotische kenmerken en elementen binnen het gebied.

In deze paragraaf wordt daarom volstaan met een korte systeembeschrijving, gericht op zaken die relevant zijn voor het deelaspect natuur. Vervolgens wordt een kort overzicht gegeven van de bestaande kwaliteiten in het gebied, waarbij specifieke deelgebieden binnen de gemeente afzonderlijk worden aangestipt.

Het landschap in de gemeente wordt gekenmerkt door dekzandruggen en -vlakten, waarin beekdalen zijn uitgesleten. Deze beekdalen zijn in noord-zuid-richting geprojecteerd. In het dal van de Beerze en de Essche Stroom ontstaan natte omstandigheden doordat hier kwelwater aan de oppervlakte treedt. Ook in het Dommeldal en in de natte bosgebieden (Geelders, Landgoed Velder, Scheeken) treden kwelsituaties op. Dit kwelwater is op de hoge gronden langs de Nederlands-Belgische grens geïnfiltreerd.


Door de kanalisatie van enkele beken zijn de bijzondere waarden ervan deels verloren gegaan, sommige zijn inmiddels weer hersteld (Smalwater) of worden binnenkort hersteld (Grote Waterloop). Een uitzondering hierop is het beekdal van de Dommel, bijvoorbeeld ten zuiden van Boxtel of het gehele beekdal tussen Boxtel en Sint-Oedenrode. Hier zijn de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden nog volledig intact en zijn kleine vochtige tot natte loofbosjes aanwezig, naast poelen en oude meanderbochten. Ook ligt op enkele plaatsen het zand nog aan de oppervlakte: landduinen langs de Dommel en zandvlakten in de Kampina.


Door de ligging van leem- of kleilagen onder het zand zijn in enkele dekzandlaagten natte omstandigheden ontstaan (het optreden van een schijngrondwaterstand). Voorbeelden hiervan zijn De Geelders, Kuppenbunders en de Scheeken. Vanaf dit broekgebied vindt afwatering plaats richting de Dommel.


Met de aanwezigheid van hoger gelegen droge zandgronden en lage, vochtige broekbossen is een grote diversiteit aan abiotische situaties ontstaan in de Gemeente Boxtel. Hierdoor, en door het deels relatief ongerepte karakter, zijn de natuurwaarden van hoge kwaliteit, waardoor deze waarden ook behoren tot de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. De variatie maakt tevens dat een groot aantal soorten een geschikt biotoop vindt in de gemeente. De ouderdom van een aantal bos- en natuurgebieden is hierbij een belangrijke factor. Grote delen van het Landgoed Velder en De Geelders waren al bos in de vijftiende eeuw. Vanuit nationaal oogpunt bezien zijn voornamelijk de vochtige heidegebieden en beekdalbossen in de Kampina zeer waardevol; hetzelfde geldt voor de bossen in de Scheeken, De Geelders en bij het Landgoed Velder. Nog onlangs zijn in deze bossen zeer bijzondere struik- en boomsoorten aangetroffen (Viltroos, Steeliep, Wilde Mispel). In het agrarisch gebied zijn eveneens natuurwaarden aanwezig, de Kerkuil komt bijvoorbeeld in relatief hoge dichtheden voor rondom het Dommeldal.


De algemene milieuverslechtering heeft negatieve gevolgen gehad voor de Boxtelse natuur. De laatste decennia hebben vooral díe natuurgebieden in Boxtel te lijden gehad, die afhankelijk zijn van schoon water en voedselarme omstandigheden. Door hun oppervlakte zijn het Dommeldal, Kampina en de boscomplexen van De Geelders en Landgoed Velder minder kwetsbaar voor bedreigingen van buitenaf.

3.3 Cultuurhistorie En Archeologie

Landschap en cultuurhistorie zijn sterk onderling gerelateerd en hebben veel raakvlakken. In paragraaf 3.2.1 is al één en ander vermeld over het landschappelijke vormingsproces, waarbij tevens is ingegaan op de rol die de mens hierin heeft gehad. Op dit laatste facet zal hier nader worden ingegaan: welke cultuurhistorisch waardevolle elementen zijn in het buitengebied aanwezig? Daarbij zal niet alleen worden ingegaan op wat er zichtbaar boven maaiveldniveau aanwezig is; archeologische vindplaatsen, of archeologisch waardevolle gebieden verdienen evengoed aandacht en bescherming.

3.3.1 Cultuurhistorie

Zoals eerder beschreven, reikt de invloed van menselijke bewoning op het gebied terug tot de Late prehistorie, eigenlijk vanaf het moment dat de eerste landbouwers zich hier zo'n 5000 jaar geleden vestigden. In de loop der eeuwen heeft het landschap een groot aantal veranderingen ondergaan, waarbij elke periode haar sporen heeft nagelaten. De 20e eeuw is echter in veel opzichten van bijzonder grote invloed geweest, in die zin dat door verstedelijking en agrarische herverkaveling veel cultuurhistorisch waardevolle elementen verloren zijn gegaan. Toch zijn er binnen de gemeente nog steeds kenmerkende cultuurhistorisch waardevolle landschappen en patronen te vinden die nadrukkelijk bijdragen aan de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud.


Tot de meest kenmerkende cultuurhistorische verschijnselen behoren de uitgestrekte open akkers (50 - 200 ha groot), vaak wat hoger en wat bol gelegen ten opzichte van het omliggende landschap. Meestal zijn deze akkers aangelegd op een natuurlijke dekzandrug die nog extra geaccentueerd wordt door de eeuwenlange plaggenbemesting. Vanwege de grote behoefte aan mineralen gebruikten de bewoners hiervoor mest vermengd met plaggen afkomstig van de heide- en broekgebieden.

Via onder meer de potstal werden deze plaggen, vermengd met mest, op de akkers gebracht. De geleidelijke ophoging van de akkers werd bevorderd door het anorganische materiaal dat in de plaggen aanwezig was.

Vaak wordt voor deze akkergebieden de term 'Bolle akker' gebruikt. Voorkeur verdient het echter een onderscheid te maken tussen de wat bol gelegen uitgestrekte open akkers en de kleine bolvormige akkers die qua ontginning vaak een wat jongere oorsprong hebben (kampontginningen). Hieronder wordt een korte definitie van beide cultuurhistorisch waardevolle landschappen gegeven:


Een open akkercomplex is groot akkergebied met een typische maat van 50 tot 200 hectare. Open akkers beslaan vaak een flink stuk van een in of kort na de laatste ijstijd gevormde dekzandrug. Deze dekzandruggen zijn van oudsher de aantrekkelijke woongebieden geweest en zijn daardoor rijk aan archeologische resten. In de loop van de geschiedenis ontstond door plaggenbemesting op de meeste akkers een dik plaggendek . Dankzij dit plaggendek kon de archeologische informatie eronder veilig bewaard blijven. Open akkers zijn bodemkundig haast altijd geclassificeerd als enkeerdgronden.

Oneffenheden in de dekzandrug zijn in de loop van vele eeuwen akkerbeheer weggewerkt, waardoor de open akker een vrij vlak uiterlijk kan hebben. De open akker heeft als geheel vaak wel een soort bolle ligging, waarbij het hoogteverschil tussen centrum en randen enkele meters kan bedragen. Dat heeft echter niets te maken met het plaggendek en ook niet met een speciale manier van ploegen. Die bolle ligging weerspiegelt de dekzandrug waarop deze oude akkers gevormd zijn. De open akker bestaat uit een groot aantal akkerpercelen van verschillende eigenaren en kenmerkt zich als een gemeenschapsakker. Vaak worden ze vernoemd naar het gehucht waartoe ze behoorden, of naar een belangrijk landschappelijk element (Vrilkhovense akker, Bergakker, Kerkakker).


Een bolle akker is een akker (typische maat 0,5 tot 2 hectare) waarvan het oppervlak bol ligt. Het midden van de akker is dan een halve tot een hele meter hoger gelegen dan de rand van de akker. Dit heeft niets te maken met het al dan niet aanwezig zijn van een plaggenbodem, maar het heeft alles te maken met een bepaalde manier van akkerbeheer. Daarbij lijkt men jarenlang zó geploegd te hebben dat deze vorm ontstond. Waarschijnlijk deed men dat wegens de vroeger veel nattere omstandigheden dan nu. De bolling van een bolle akker beperkt zich tot de individuele akkerpercelen, dus tot grondstukken in de orde van een halve tot twee hectare. Vaak werden die omgeven door een houtsingel, haag of houtwal.

Bolle akkers komen vaak in groepjes met een historische en landschappelijke samenhang voor. Er kan dan gesproken worden van een bolle akkercomplex. Meestal betreft het, in vergelijking met de open akkers, wat jongere kampontginningen (vanaf ca 1300).


Via de open akkers en bolle akkers is een stuk Middeleeuwen in Boxtel elke dag beleefbaar. In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied 2006 is een gedetailleerde cultuurhistorische inventarisatie uitgevoerdals aanvulling op de provinciale Cultuurhistorische Waardekaart (CHW). Hierin zijn zones onderscheiden die in samenhang zijn gewaardeerd voor wat betreft cultuurhistorie. Onderstaand zal worden ingegaan op de ensembles en deelgebieden.

3.3.2 Archeologie

Boxtel ligt in het Dommeldal. Het natuurlijke landschap in deze regio bestaat uit dekzand, dat tegen het einde van de laatste ijstijd is afgezet (zie paragraaf 2.2). Het dekzand wordt doorsneden door beekdalen. De dekzandruggen vormden geschikte plaatsen voor bewoning, beginnend met tijdelijke kampementen in de Oude en Midden Steentijd en later, vanaf de Nieuwe Steentijd, meer permanente bewoning. Overblijfselen uit het verleden zijn vaak goed bewaard gebleven onder een dikke laag door de boeren opgebrachte vruchtbare grond. Deze plaggendekken of enkeerdbodems komen veelvuldig voor op de voornoemde gebieden met open akkers en bolle akkers.

Het in de loop van de Middeleeuwen opgebrachte plaggendek beschermde onbedoeld de onderliggende archeologische resten tegen verstoring door ploegen en andere relatief ondiepe graafwerkzaamheden. In de nattere beekdalen is organisch materiaal goed geconserveerd. Het aspect archeologie is uitvoerig belicht in de uitgevoerde inventarisatie en waardering, zoals vastgelegd in het RAAP rapport "Boextel binnen en buiten den Brugghen" dat is bijgeboegd in de Bijlage 6.

De Raad van State heeft in maart 2009 de beroepen tegen het aanlegvergunningstelsel, met name op het onderdeel archeologie, gegrond verklaard. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State is een archeologische verwachtingskaart opgesteld met daaraan gekoppeld de beleidsuitgangspunten.

Op dit moment worden een gemeentelijk archeologiebeleid en implementatieplan worden opgesteld. Daarin worden allle archeologische beleidsafwegingen, instrumenten, voorwaarden ten aanzien van onderzoek, besluitvormingsprocessen alsook de organisatorische en financiële consequenties betrokken. Meer hierover in 6.5.2.

3.4 Bodem

3.4.1 Bodemtypen

De belangrijkste bodemtypen die in Boxtel voorkomen, zijn de volgende:

  • dikke eerdgronden;
  • kalkloze zandgronden;
  • podzolgronden;
  • kleilagen.

3.4.2 Geomorfologie

In de Gemeente Boxtel liggen twee aardkundig waardevolle gebieden, Kampina en het Dommeldal. Deze twee gebieden staan ook als zodanig op de provinciale aardkundige waardenkaart. In de Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant is vastgelegd dat een bestemmingsplan dat is gelegen in een aardkundig waardevol gebied mede strekt tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Het bestemmingsplan dient daarnaast regels te stellen ter bescherming van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

Het aardkundig waardevolle gebied Kampina omvat tevens het beekdal van de Beerze. Het gebied bestaat uit landduinen die gevormd zijn in de laatste ijstijd.

Een deel van deze duinen is in de historische tijd weer gaan stuiven, zoals in het noordoosten van de Kampina. Het reliëf is hierdoor plaatselijk versterkt. De Beerze is voor een deel vrij meanderend.

Het Dommeldal heeft het karakter van een kleine rivier. Langs het Dommeldal liggen glooiingen en steilranden die de overgang naar de hogere gronden markeren. In het Dommeldal liggen diverse afgesneden meanders en op andere plaatsen zijn actieve erosie en sedimentatie processen waar te nemen.

3.5 Landbouw

De landbouw is de grootste grondgebruiker van het buitengebied. De totale oppervlakte van de gemeente bedraagt 6.477 hectare. Ruim 3.500 hectare hiervan is in gebruik bij de agrarische sector. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de agrarische sector in de gemeente. Door Helicon Opleidingen zijn in 2004 de agrarische bedrijven die een milieuvergunning hebben geïnventariseerd. Deze inventarisatie vormde de basis voor onder andere de bouwbloktoekenning in het vigerend plan uit 2006.

3.5.1 Landbouwstructuur

3.5.2 Deelgebieden

Voor de ontwikkeling van de landbouw in Boxtel is de ligging ten opzichte van de verschillende natuurgebieden van groot belang. De ligging van landbouwbedrijven nabij de verschillende natuurgebieden beïnvloedt de ontwikkelingsmogelijkheden van deze bedrijven. De ontwikkelingsmogelijkheden van landbouwbedrijven die nabij natuurgebieden liggen zijn minimaal. Verder komen er door het gehele plangebied verspreid agrarische bedrijven voor. Het gebied ten noorden van de spoorlijn Boxtel- Tilburg (bij Tongeren en Nergena) en ten zuiden van de kern Boxtel zijn van belang voor het voortbestaan van de landbouw. In deze gebieden liggen ook de meeste grondgebonden melkveehouderijen, intensieve veehouderijen en gecombineerde bedrijven.

3.5.3 Externe productieomstandigheden

In deze paragraaf wordt ingegaan op de externe productieomstandigheden. Daarbij zullen de bodemgeschiktheid, de waterhuishouding, de verkaveling en de ontsluiting aan de orde komen.

3.5.4 Milieu en landbouw

3.6 Recreatie

De toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht van de gemeente voor dag- en verblijfsrecreatie ligt in de cultuurhistorisch waardevolle kernen Kasteren, Liempde en

Boxtel en in het buitengebied.

Het buitengebied wordt gekenmerkt door:

  • bijzondere natuurgebieden;
  • waardevolle landschappen;
  • cultuurhistorisch gave nederzettingen;
  • fraaie landgoederen;
  • de ontwikkeling van Het Groene Woud.


Het Nationaal Landschap Het Groene Woud biedt voor het recreatieve bedrijfsleven extra kansen. Naast het recreatieve medegebruik (wandelen fietsen, skaten en dergelijke) in het buitengebied is binnen de recreatieve sector een onderscheid te maken in verblijfs- en dagrecreatie.

3.6.1 Verblijfsrecreatie

Vanwege het afwisselende karakter van het gebied en de aantrekkelijke omgeving komen er veel toeristen en recreanten naar de Gemeente Boxtel. In het buitengebied zijn diverse overnachtingsmogelijkheden aanwezig. Camping en Chaletpark 'Dennenoord' is het grootste verblijfsrecreatieve bedrijf. Daarnaast zijn er op diverse locaties, onder meer als nevenfunctie bij agrarische bedrijven, kleinschalige kampeerterreinen, kampeerboerderijen en groepsaccommodaties aanwezig. Eveneens wordt er door diverse particulieren bed & breakfast aangeboden.

3.6.2 Dagrecreatie

Het plangebied kent geen grote intensief gebruikte recreatieve attracties. De Gemeente Boxtel kent enkel een aantal kleinere dagrecreatieve voorzieningen zoals het bezoekerscentrum Groene Poort en recreatieplas "De Langspier". Bij De Langspier zijn een zwemgedeelte, een zandstrand en ligweiden aanwezig, alsmede een paviljoen met een terras. Verder ligt een klein gedeelte van de golfbaan van golfclub "De Dommel" binnen de gemeentegrenzen van de Gemeente Boxtel.

Verder:

  • Vleutstraat, Liempde: De Rekkendonken (manege, midgetgolf, huifkarverhuur en speeltuin)
  • Brede heide, Boxtel: Manege de Eshoeve
  • Hoog Munsel, Boxtel: Boerderij 't Dommeltje (Boerengolf)

Het buitengebied, als kern van het Nationaal Landschap Het Groene Woud, biedt ruimte voor fietsen, wandelen, skaten en paardrijden.

Door de Gemeente Boxtel lopen diverse langeafstandstochten.

Er lopen diverse fietsroutes door de gemeente en buurgemeenten, opgenomen in het Fietsroutenetwerk van de Meierij.

Een wandelknooppuntennetwerk is recentelijk aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1_0007.png"

Daarnaast zijn er viswateren in de gemeente en kan er worden gekanood over de rivier De Dommel. Door het verdwijnen van vele zandpaden is de toegankelijkheid van het agrarisch cultuurlandschap de vorige eeuw verminderd. Momenteel worden er door de BMF plannen uitgevoerd om deze toegankelijkheid weer te verbeteren ('Brabantse ommetjes').


Tot slot zijn er nog een aantal (agrarische) bedrijven die kunnen worden bezocht.

3.7 Overige Functies

Deze paragraaf gaat in op de overige voorkomende functies in het buitengebied van de gemeente. Het betreft wonen, niet-agrarische bedrijvigheid, bijzondere maatschappelijke functies, infrastructuur en nutsvoorzieningen.

3.7.1 Wonen

In het buitengebied zijn verschillende clusters met woningen te onderscheiden. Het betreft hier gedeeltelijk oude nederzettingen die in de Middeleeuwen op de overgangszone tussen de hoge en lager gelegen gronden zijn ontstaan, zoals Luissel, Tongeren, Roond ten westen van de kern Boxtel en Kasteren, Vrilkhoven en Kleinder Liempde nabij Liempde. Eveneens staat er veel bebouwing langs de Hezelaarsestraat en bij Hoog Munsel. In deze bebouwingsconcentraties is het aantal agrarische bedrijven de laatste decennia afgenomen, ten gunste van het aantal burgerwoningen. Op open stukken zijn ook burgerwoningen bijgebouwd. Bij enkele grotere woningen is sprake van een inwoningssituatie, waarbij ouders bij de kinderen wonen.


Buiten deze bebouwingsconcentraties komen vele tientallen burgerwoningen in het buitengebied voor. In een groot aantal gevallen betreft het voormalige agrarische bedrijfswoningen al dan niet met daarbij behorende voormalige bedrijfsgebouwen.

Verwacht mag worden dat het aantal burgerwoningen in de toekomst verder toeneemt, gezien het aantal bedrijfsbeëindigingen en Ruimte-voor-ruimte initiatieven. Daarmee wordt de functie wonen steeds meer van belang in het buitengebied.

3.7.2 Niet-agrarische bedrijven

In het buitengebied komt ook niet-agrarische bedrijvigheid voor. Een aantal bedrijven heeft een duidelijke relatie met de landbouw, zoals de loonwerkbedrijven. Onder de niet-agrarische bedrijven vallen ook de horecabedrijven. De aard van de andere bedrijvigheid is zeer uiteenlopend. In een aantal gevallen gaat het om kleinschalige activiteiten, ondergeschikt aan de woon- of agrarische functie.

3.7.3 Bijzondere en maatschappelijke functies

Maatschappelijke functies komen in het buitengebied van Boxtel beperkt voor. Het betreft hier onder meer de sportvelden, clubgebouw sportduiven/muziekgezelschap, volkstuinen en de kapelletjes die verspreid in het buitengebied voorkomen. Tevens ligt in het plangebied een rioolwaterzuiveringsinstallatie.

3.7.4 Infrastructuur

De externe ontsluiting van het gebied voor het autoverkeer vindt in noordzuidrichting plaats via de rijksweg A2. Daarnaast komt een aantal wegen voor met een regionale functie. Het gaat daarbij om de Schijndelsedijk (richting Schijndel) en de Kapelweg (richting Oisterwijk/Haaren). In het buitengebied ontstaan onveilige situaties door het toenemende autoverkeer.


Door de Gemeente Boxtel lopen verschillende spoorlijnen. Het betreft de verbindingen tussen Eindhoven en ´s-Hertogenbosch en Eindhoven en Tilburg. Deze lijnen splitsen zich in Boxtel. Daarnaast is er het zogenaamde Duits lijntje. Deze voormalige spoorlijn is in 1873 door de Noord-Brabantsch-Duits Spoorweg-Maatschappij (NBDS) geopend en had tot doel een rechtstreekse korte verbinding tot stand te brengen tussen de zeehavens Vlissingen, Antwerpen, Dordrecht en Rotterdam en het Duitse achterland.

3.7.5 Nutsvoorzieningen

In het buitengebied van Boxtel komen diverse nutsvoorzieningen voor. Een straalpad doorkruist het plangebied. Vanaf het gebouw van de Gasunie lopen enkele aardgastransportleidingen.

Er lopen leidingen van de Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij.

Door het buitengebied lopen geen hoogspanningsleidingen.

Hoofdstuk 4 Water

De watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit op de Ruimtelijke Ordening. Het besluit verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van alle ruimtelijke plannen. Het doel van de watertoets is dat water een volwaardige rol speelt in ruimtelijke plannen. Het middel dat de watertoets daarvoor gebruikt, is het zo vroeg mogelijk betrekken van de waterbeheerder bij een nieuw ruimtelijk plan. De watertoets betekent vooral meedenken vooraf. Eerste aanspreekpunt voor de gemeente is in principe het waterschap.


Het waterschap is agendalid geweest van de klankbordgroep. Voorts heeft er diverse malen bilateraal overleg plaats gevonden.


Het bestemmingsplan buitengebied kent ten aanzien van water nauwelijks grote wijzigingen. De waterhuishouding in het gebied zal dan ook nauwelijks veranderen.


Bij nieuwe ontwikkelingen is een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit noodzakelijk. Het aspect waterhuishouding dient hierbij nadrukkelijk betrokken te worden. Voorts hanteert de gemeente Boxtel in haar handelen de voorkeursvolgorde schoon houden, scheiden en zuiveren als uitgangspunt.

4.1 Waterbeleid

Het beleid aangaande de waterhuishouding is beschreven in bijlage 1.


Het waterschap werkt aan een beter watersysteem, voor mensen, planten en dieren en streeft naar een robuuster watersysteem. Dit houdt het volgende in: veiliger, minder kwetsbaar voor regenval en droogte, schoner, natuurlijker en beter toegankelijk voor recreanten. Het waterschap pakt deze thema's in samenhang aan omdat dit leidt tot een beter resultaat. In het waterbeheerplan 'Krachtig Water' staan de doelen en noodzakelijke ingrepen. Bij de keuze daarvan heeft het waterschap een afweging gemaakt tussen belangen van boeren, burgers, natuurbeheerders en andere partijen. Het waterbeheerplan 'Krachtig Water' geeft de basis voor het continue proces van plannen en aanpassen. In het waterbeheerplan 'Krachtig Water' zijn de volgende thema's onderscheiden:

  • Veilige dijken;
  • Droge voeten;
  • Voldoende water;
  • Gezonde natuur;
  • Schoon water;
  • Genieten van water.

In het waterbeheerplan 'Krachtig Water' is per thema aangegeven wat het waterschap wil doen, hoe dit bereikt kan worden en hoe de resultaten worden gemeten.


Voorts geldt voor diverse ontwikkelingen in het buitengebied de Keur van het waterschap. De Keur is van toepassing op watergangen die in de Keur zijn opgenomen. De regelgeving van de Keur blijft van toepassing ongeacht of in bestemmingsplanregels deze regelgeving is overgenomen of ernaar wordt verwezen. In de regels wordt op verschillende plaatsen verwezen naar de voorwaarde dat werken / ontwikkelingen hydrologisch neutraal of in overleg met het waterschap dienen te worden uitgevoerd.

4.2 Watersysteem

4.2.1 Oppervlaktewater

De bekenstructuur in Boxtel is geomorfologisch bepaald. Als gevolg van pleistocene verspoelingen zijn van zuid naar noord een aantal scherpe erosiegeulen ontstaan waarin beeksystemen zijn ontwikkeld. De bekenstructuur in Boxtel maakt onderdeel uit van het Dommelsysteem. De rivier de Dommel is van het type laaglandbeek. Boxtel ligt in het stroomgebieden Beneden Dommel en Beerze. Dit deelstroomgebied ligt in de benedenloop van de Dommel en is vrij vlak. De Dommel gaat in 's-Hertogenbosch samen met de Aa over in de Dieze, die uitmondt in de Maas.


Ten oosten van Boxtel is tussen 1933 en 1936 het Omleidingskanaal gegraven. Tegelijkertijd zijn toen enige meanders afgesneden, die nog steeds in het landschap te herkennen zijn.

Dit Omleidingskanaal ligt parallel aan de Rijksweg A2.


Naast de Dommel zijn er binnen de Gemeente Boxtel nog een aantal waterlopen aanwezig, die uiteindelijk allemaal in de Dommel uitmonden. De Essche Stroom vloeit ten noorden van de gemeente in de Dommel. Deze stroom is geheel genormaliseerd.

Een deel van de gemeente valt binnen het stroomgebied van de Beerze, overgaand in het Smalwater en de Kleine Aa. De Molengraaf is in de Middeleeuwen gegraven als verbinding tussen de Beerze en de Dommel om een watermolen aan te drijven. Tijdens een ruilverkaveling is de Beerze/het Smalwater genormaliseerd en heeft het veel van zijn waarde verloren. Slechts in het natuurgebied Kampina ligt nog een authentiek stukje Beerze.


Op de grens van de Kampina en het Banisveld is de Heiloop gegraven. Dit kanaal dient als omleidingskanaal van de meanderende Beerze in de Kampina. Ter ontwatering van het Banisveld en het gebied ten zuiden van Lennisheuvel dient de Koevoortseloop, met een uit het zuidoosten komende zijtak. Vanuit het omringende gebied wateren diverse waterlopen af op de Koevoortseloop. Ook de Zwartvoortse Waterloop is een belangrijke afvoerwaterloop voor het omringende landbouwgebied.

Ten zuid oosten van Lennisheuvel ligt de Heerenbeekloop. Deze mondt ten zuiden van de Lennisheuvel in het Smalwater uit. Ook deze watergang is van belang voor de afvoer van water. Er vindt aan en langs deze beek natuurontwikkeling plaats.


Ten zuiden van de kern van Boxtel stroomt de Blauwhoefse loop. De Blauwhoefse loop begint in het natuurgebied de Prangen (onder Vrilkhovense akker) en stroomt van hieruit in noordwestelijke richting en mondt daar uit in de Dommel.


In het oosten van de Gemeente Boxtel stromen de Beerendonkloop en de Berkenloop.

Deze beken zijn gegraven voor de afwatering. De waterlopen monden uit in de Groote waterloop, die vervolgens ten oosten van Liempde in de Dommel uitmondt.


Naast de waterlopen in de Gemeente Boxtel is er ook een groot aantal vennen aanwezig, met name in het natuurgebied Kampina. Deze vennen zijn grotendeels hydrologisch geïsoleerd en worden gevoed met regenwater.

4.2.2 Grondwater

Onderscheid wordt gemaakt tussen de grondwaterstroming in regionale watersystemen en de grondwaterstroming in lokale watersystemen. Binnen een grondwatersysteem wordt onderscheid gemaakt in infiltratie- en kwelgebieden. De infiltratiegebieden liggen op de hogere delen waar de neerslag onder invloed van de zwaartekracht infiltreert in de bodem en door neerwaartse stroming de diepere grondwatervoorraden aanvult. De kwelgebieden liggen op de lagere delen waar het grondwater, als gevolg van stijghoogteverschillen met grondwater in de hoger gelegen infiltratiegebieden, permanent onder opwaartse druk staat en de stroming naar het oppervlak gericht is.


Het regionale watersysteem, waar de Gemeente Boxtel deel van uitmaakt, is het Lommel-Neerpelt systeem. Het infiltratiegebied daarvan ligt op de hogere gronden langs de Nederlands - Belgische grens. De grondwaterstroming is globaal gezien naar het noorden gericht. In de Gemeente Boxtel komt in het dal van de Beerze en de Essche Stroom kwelwater aan de oppervlakte, dat gevoed wordt door grondwaterstromen van het Lommel-Neerpelt systeem.

4.2.3 Lokale grondwatersystemen

Door reliëf en drainerende werking van de beken treden lokaal andere stroomrichtingen op. Zo is in het zuidelijk deel van de gemeente het zogenaamde Bestsysteem van belang, waarbij onder andere de Oirschotse heide een belangrijk inzijgingsgebied is en kwel optreedt in het Dommeldal.

Op een vergelijkbaar niveau is het Schijndel - Mierlo systeem van belang. Het wordt begrensd door de beekdalen van de Dommel en de Aa. Inzijging vindt plaats op de hogere gronden van Mierlo tot Schijndel. Door kanalisatie van beken, verbeterde ontwatering en grondwateronttrekking is het oorspronkelijke patroon van inzijging en kwel echter op veel plaatsen veranderd.

4.2.4 Grondwatertrappen

Op de Bodemkaart van Nederland zijn grondwatertrappen aangegeven.

Deze grondwatertrappen geven aan waar hoge en lage grondwaterstanden aanwezig zijn. Binnen de Gemeente Boxtel zijn de grondwatertrappen II en III (met hoge optredende grondwaterstanden) voornamelijk aanwezig in (oude) beekdalen van de Dommel, de Beerze, de Heerenbeekloop en de Berendonkloop. In het gebied rondom Liempde is grondwatertrap VII aanwezig. In het overig deel van de gemeente is voornamelijk grondwatertrap V en VI aanwezig. De verklaring van de grondwatertrappen is weergegeven in tabel 2.1. De aanwezigheid van grondwatertrap II en III duidt op een kwelsituatie. Grondwatertrap VI en VII komen voor bij infiltratiegebieden.

Grondwatertrap I II III IV V VI VII
Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (m-mv) (<0,2) (<0,4) <0,4 >0,4 <0,4 0,4-0,8 >0,8
Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (m-mv) <0,5 0,5-0,8 0,8-1,2 0,8-1,2 >1,2 >1,2 >1,6

4.2.5 Wateroverlast en inundatie

Het stroomgebied Beneden Dommel en Zandleij is het meest noordelijk gelegen stroomgebied van het waterschap. Het bestaat uit de deelstroomgebieden Beneden Dommel en Zandleij en Broekleij.

Specifiek kenmerkend voor deelstroomgebied Beneden Dommel en Zandleij is de hoogwaterproblematiek. Bij hoogwater op de Maas kan de afvoer van de Dommel stremmen, waardoor de peilen oplopen. Via het Wilhelminakanaal en het Drongelens Kanaal kan bij veel regen een deel van het water van de Dommel ook afgevoerd worden naar de Maas. Bij extreem veel water kunnen gebieden onder water gezet worden, zoals 't Bossche Broek bij 's-Hertogenbosch.

4.2.6 Verdroging

In de Gemeente Boxtel is sprake van verdroging. Hierdoor komt vooral de oppervlakte- en kwelwater afhankelijke natuur onder druk komt te staan. Daarmee dreigt verarming van natuur en landschap omdat de gevarieerdheid verdwijnt. De verdrogingsproblematiek heeft verschillende oorzaken. De belangrijkste oorzaak is de afwatering ten behoeve van landbouw en verstedelijking. Het regen- en kwelwater wordt middels een systeem van sloten, beken en kanalen zo snel mogelijk afgevoerd, waardoor de grondwaterstand laag kan worden gehouden. Daarnaast zijn locale grondwateronttrekkingen ten behoeve van onder andere beregening debet aan de verdroging. Onder meer via de aanpak van "natte natuurparels" (nieuwe benaming: attentiegebieden EHS) wordt verdroging in gebieden (onder andere Geelders, Scheeken) bestreden.

4.3 Bestemmingsregeling

De watergangen zijn in de verbeelding opgenomen. Bij ontwikkelingen die middels afwijking of wijziging mogelijk zijn, vormt waterhuishouding een specifiek onderdeel van de beoordeling. In lijn met de Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant is het mogelijk gemaakt de beken te ontwikkelen tot ecologische verbindingszone. Hiervoor is een aanduiding opgenomen. De waterlopen waarvan de aangrenzende gronden als zodanig zijn aangeduid, waren in de Structuurvisie van de gemeente ook al opgenomen als ecologische verbindingszone. Daarnaast is rond een aantal beekdalen, in lijn met de Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant de aanduiding milieuzone - zoekgebied beekherstel opgenomen. Binnen deze gebieden zijn werken en werkzaamheden middels een omgevingsvergunning toegestaan. Natuurlijk zijn hier voorwaarden aan gekoppeld, gerelateerd aan de ter plaatse aanwezige waarden.

4.3.1 Water

Voorkomende gebieden met specifieke waterbelangen zijn:

Gebiedswaarde
Bron Dubbelbestemming of gebiedsaanduiding
leefgebied van stromend water natuurwaardenkaart Waarde - Leefgebied soortenvan stromend water (zie 6.5.1.2)
attentiegebied EHS Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant Waarde - Attentiegebied EHS (zie 6.5.1.5)
zoekgebied voor ecologische verbindingszones Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant Milieuzone - ecologischeverbindingen (zie 6.5.1.6)
zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant Milieuzone - beekherstel (zie 6.5.1.7)
regionaal waterbergings-
gebied
Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant Waterstaat -Waterbergingsgebied
reserveringsgebied waterberging Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant N.v.t.
Bestemmingsplan
maakt geen grootschalige kapitaalintensieve functies mogelijk
boringsvrije zone Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant milieuzone -grondwaterbeschermingsgebied
rioolwatertransportleidingen Waterschap Leiding - Riool

Hoofdstuk 5 Milieu

5.1 Algemeen

Hoewel de ruimtelijke ordening en het milieubeleid zich met dezelfde omgeving bezig houden, is de wettelijke basis verschillend. Het belangrijkste kader voor het milieubeleid is de Wet milieubeheer. Voor de ruimtelijke ordening is dat de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Echter, omdat beide beleidsvelden zich met dezelfde omgeving bezighouden mag van wederzijds negeren geen sprake zijn. Zowel op rijksniveau als op provinciaal en gemeentelijk niveau laat het omgevingsbeleid een integratie van de twee beleidsvelden zien (onder meer via de nieuwe omgevingsvergunning). Het bestemmingsplan mag ook geen belemmering zijn voor de uitvoering van het milieubeleid. Waar mogelijk versterkt het bestemmingsplan het instrumentarium uit het milieuspoor. Zo zijn in het bestemmingsplan de in het plangebied aanwezige hinderzones opgenomen, om te voorkomen dat vanuit het oogpunt van milieubeheer onaanvaardbare situaties ontstaan.


Het bestemmingsplan kan niet in de plaats treden van milieubeleid. Het wettelijke kader is daar niet op toegesneden en het kan leiden tot een stelsel van dubbele of elkaar overlappende regelgeving.


Hierdoor kan het milieubeleid op een hinderlijke wijze worden doorkruist, waardoor de rechtszekerheid wordt geschaad.

5.1.1 Milieuhygiënische uitvoerbaarheid

Op verschillende plaatsen in de regels wordt gesteld dat geen medewerking wordt verleend aan een bepaald initiatief wanneer de "milieuhygiënische uitvoerbaarheid" niet is aangetoond. Dat wil zeggen dat de gemeente pas medewerking verleent aan de ruimtelijk relevante ontwikkeling als daardoor geen onaanvaardbare milieusituatie ontstaat.


De milieuhygiënische situatie wordt in een dergelijke situatie beoordeeld aan de hand van op dat moment van kracht zijnde regelgeving en de bestaande milieukwaliteit:

  • De Wet milieubeheer (Wm) is de belangrijkste milieuwet. In deze wet is bepaald welk (wettelijk) gereedschap kan worden ingezet om het milieu te beschermen. De belangrijkste instrumenten zijn milieuplannen en -programma's, milieukwaliteitseisen, vergunningen, algemene regels en handhaving.
  • De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) regelt de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu.
  • Het Activiteitenbesluit en de agrarische amvb's zijn algemene regels waarin de milieueisen voor alle relevante milieucompartimenten zijn vastgelegd. Veel bedrijven hebben als gevolg van deze besluiten geen omgevingsvergunning voor het aspect milieu meer nodig.
  • De Europese IPPC-richtlijn verplicht de lidstaten van de Europese Unie om grote milieuvervuilende bedrijven te reguleren via een integrale vergunning gebaseerd op de beste beschikbare technieken (BBT).


Om nu zoveel mogelijk inzicht te geven in milieuaspecten die bij de beoordeling van aanvragen en initiatieven een rol spelen, worden in deze paragraaf de belangrijkste milieuregelingen die met de ruimtelijke ordening samenhangen op een rij gezet.


Dit biedt een goed overzicht van de doorwerking van het milieubeleid in het ruimtelijk beleid. Opgemerkt wordt dat ook reeds bij de behandeling van de beleidsuitgangspunten per sector het nodige is gezegd over de afstemming ruimtelijke ordening en milieubeleid.

5.2 Wet Geurhinder En Veehouderij

Bij het verlenen van vergunningen voor veehouderijen en in de ruimtelijke ordening moet rekening worden gehouden met geuroverlast van veehouderijen. De op 1 januari 2007 in werking getreden Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt hiervoor het beoordelingskader. Deze wet geeft aan hoe bij een aanvraag voor een milieuvergunning de geuremissies uit veehouderijstallen en de geurbelasting op geurgevoelige objecten moet worden meegenomen. Daarnaast heeft deze wet consequenties voor de wijze waarop in ruimtelijke plannen het aspect geurbelasting door veehouderijen een rol speelt.


Gemeenten kunnen op grond van de Wet geurhinder en veehouderij binnen een bepaalde bandbreedte variëren met de bescherming van geurgevoelige objecten. Als een gemeente geen gebruik maakt van deze bevoegdheid of besluit geen eigen, afwijkende waarde vast te stellen gelden de vaste wettelijke waarden.


De Wgv stelt eisen aan de maximale geurbelasting die de veehouderij mag veroorzaken op een gevoelig object zoals een woning. De geuremissie - en belasting wordt uitgedrukt in zogenaamde Odour Units (OU's). De in de wet opgenomen maximale geurbelastingsnormen voor de concentratiegebieden (de reconstructiegebieden) zijn maximaal 14 OU/m³ voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom en maximaal 3 OU/m³ voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom (dit bij 98% percentiel). Voor bepaalde veehouderijbedrijven (geen intensieve veehouderij, zoals rundveebedrijven) geldt een vaste afstand die in acht genomen dient te worden. Deze afstand bedraagt ten aanzien van geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom 100 meter en voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom 50 meter.


De mogelijkheden voor uitbreiding van - en omschakeling naar intensieve veehouderijen worden sterk bepaald door de regelgeving ten aanzien van de emissie van geur uit stallen en de geurbelasting op voor geurhinder gevoelige objecten, zoals woningen.
Omschakeling van een bouwblok van niet-intensief naar intensief gaat gepaard met een uitbreiding van de geuremissie. Uitbreiding van bestaande intensieve veehouderij (meer dierplaatsen) kan gepaard gaan met de uitbreiding van de vergunde geuremissie, maar dat is niet altijd het geval. Door toepassing van moderne stalsystemen of luchtwassers is het ook mogelijk om binnen een vergund emissieniveau uit te breiden.


Een eventuele afwijkende gemeentelijke normering dient vastgelegd te worden in een verordening, een gebiedsvisie moet deze verordening onderbouwen. De gebiedsvisie moet aantonen dat een - van de wet afwijkende - gemeentelijke normstelling nodig is om de gewenste ruimtelijke visie te realiseren Bij het vaststellen van de norm, die dus de maximale belasting van een individuele bron bepaalt (de zogenaamde voorgrondbelasting), dient er rekening te worden gehouden met de geurhinder die meerdere bronnen samen (de cumulatieve belasting of de achtergrondbelasting) veroorzaken.

5.2.1 Normstelling gemeente Boxtel

De gemeenteraad van Boxtel heeft op 9 september 2008 op grond van de Wet geurhinder en veehouderij, kortweg de Wgv, de Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld.

Ook is als onderbouwing van deze verordening een Gebiedsvisie (Gebiedsvisie ten behoeve van verordening geurhinder en veehouderij voor de gemeente Boxtel (SRE d.d. 6 maart 2008)) vastgesteld. In de verordening heeft de gemeenteraad besloten, afhankelijk van de omvang en de ligging van een veehouderij, de vaste afstanden te halveren.

Voor bedrijven in de bebouwde kom met maximaal 56 dieren en voor bedrijven met maximaal 200 dieren buiten de bebouwde kom geldt een halvering van de vaste afstand.

Dit betekent concreet een afstand van 50 meter in de bebouwde kom en 25 meter buiten de bebouwde kom.


Uit de gebiedsvisie blijkt dat door het verkleinen van de afstanden voor "vaste afstandsdieren" dit een positief gevolg heeft voor:

  • het stimuleren van grondgebonden bedrijven in hun ontwikkeling;
  • het oplossen van enkele knelpunten van rundveehouderijen in de directe omgeving van bebouwde kommen en kernen;
  • het mogelijk maken van gewenste planologische ontwikkelingen (Hezelaar).


Op basis van de gebiedsvisie heeft de gemeenteraad een verordening vastgesteld, waarin de volgende normstelling is opgenomen:

Gebied Norm in OU/m3 98 percentiel
Bebouwde kom 3
Buitengebied 14
Gebied Vaste afstand
Bebouwde kom <= 56 dieren 50 meter
Buitengebied <= 200 dieren 25 meter
Bebouwde kom > 56 dieren 100 meter
Buitengebied > 200 dieren 50 meter

5.3 Planmer

Omdat de gemeente bij dit bestemmingsplan buitengebied keuzes maakt over de omvang van bouwvlakken van veehouderijen en over de omschakeling naar en uitbreiding en nieuwvestiging van intensieve veehouderij, kan het bestemmingsplan worden aangemerkt als een kader voor latere m.e.r.-(beoordelings)plichtige besluiten, te weten besluiten over milieuvergunningen van veehouderijen met een omvang boven de m.e.r.-drempel (artikel 7.2 Wet milieubeheer: het gaat om de categorieen C14 en D14 van het Besluit m.e.r.).

In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied 2011 is een planMER met aanvulling opgesteld, dat als separaat rapport bij dit bestemmingsplan is opgenomen. Hierin zijn de milieugevolgen in beeld gebracht wanneer de bestaande rechten en alle ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan maximaal zouden worden benut.

De planMER is gelijktijdig met het ontwerp-bestemmingsplan in procedure gebracht.

Een andere reden dat er een planMER is opgesteld is dat er een passende beoordeling nodig is, omdat het bestemmingsplan mogelijk significante gevolgen heeft op gebieden die vallen onder de Natuurbeschermingswet 1998. Voor het opstellen van de regels in het nieuwe bestemmingsplan zijn in dit planMER de mogelijke gevolgen van de intensieve veehouderij voor een aantal thema's beoordeeld.

In voorliggend bestemmingsplan is met betrekking tot de uitbreidingsruimte van agrarische bedrijven de provinciale Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant van kracht. Uitgaande van een groei tot 1,5 ha IV in verwevingsgebied en behoud van bouwblokken in extensiveringsgebied, is in totaal een oppervlakte van 159 ha IV in Boxtel mogelijk. Conclusie is dat met het nieuwe bestemmingsplan buitengebied het potentieel aan ammoniakemissie uit stallen met ongeveer 30% afneemt op basis van fysieke ruimte, waarbij nadrukkelijk overige aspecten als de reconstructiezonering, natuurbeschermingsbeleid, etc. niet is meegewogen.

In het kader van het planMER is een tweetal alternatieven ontwikkeld (groeialternatief 10% groei rundvee en sturingsalternatief) en is een concrete verplaatsing beoordeeld.

De volgende conclusies zijn te trekken uit het planMER:

  • Op grond van aannamen over de ontwikkeling van de intensieve veehouderij en een inschatting van de twee alternatieven, is voor het grondgebied van de gemeente Boxtel bepaald wat de effecten zijn voor een aantal thema's. Vanwege eventuele verplaatsing van een IV-bedrijf is hier in dit planMER extra detailaandacht aan besteed. Verwacht wordt dat de gekozen aanpak in dit planMER de bandbreedte dekt voor te verwachten ontwikkelingen door de planologische besluiten. Het planMER geeft bovendien antwoord op enkele ontwikkelvragen waar de gemeente bij het opstellen van het nieuwe planologisch beleid tegenaan loopt.
  • Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan biedt het nieuwe bestemmingsplan op grond van fysieke (ontwikkel)ruimte een afname van de milieubelasting in de vorm van ammoniakemissie.
  • Er is sprake van een afname van milieubelasting (geur en ammoniak) door de autonome ontwikkeling, met name door de eisen die de AMvB-Huisvesting stelt. Indien echter in de gemeente Boxtel het aandeel rundvee met 10% zou toenemen (groeialternatief 10% rundvee), dan wordt deze milieuwinst in de gemeente zelf voor een deel tenietgedaan.
  • Ten aanzien van het sturingsalternatief en het groeialternatief 10% rundvee valt te concluderen dat er voor een aantal thema's verschillen zijn. De verschillen tussen de alternatieven zijn te vinden in het aspect natuur, landschap, cultuurhistorie, geluid, licht, verkeer, gezondheid en duurzaamheid. Deze verschillen ontstaan doordat naarmate de ruimtelijke ontwikkeling groter is, het effect op een aantal aspecten negatiever is. Voor deze aspecten scoort het sturingsalternatief dan ook positiever dan het groeialternatief 10% rundvee. Dit komt mede doordat in het sturingsalternatief inrichtingsmaatregelen zijn voorzien op bedrijfsniveau. Deze inrichtingsmaatregelen hebben op een aantal aspecten een positieve invloed. Voor de overige aspecten zijn er geen verschillen tussen het sturingsalternatief en het groeialternatief 10% rundvee.
  • De verplaatsing is vanuit het kader van de Wet geurhinder en veehouderij vergunbaar op basis van geurcontouren. Er is een sterke vermindering van ammoniakdepositie op het Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen.
  • Er is een aantal leemten in kennis aangetroffen waaronder voor fijn stof en gezondheid. Deze leemten in kennis hoeven echter geen belemmering te zijn voor de verdere besluitvorming. Er is voldoende informatie voorhanden om het bestemmingsplan op te baseren.

Op 13 oktober 2011 heeft de commissie m.e.r. over de planMER een concept-advies uitgebracht waarin wordt geconstateerd dat in de planMER de volgende essentiële informatie ontbreekt:

  • in de MER en de Passende beoordeling is niet uitgegaan van de ontwikkelingen met aanzienlijke milieugevolgen die het bestemmingsplan Buitengebied mogelijk maakt (de zogenaamde worst case situatie)
  • de referentiesituatie in de MER is onvoldoende onderbouwd
  • in de Passende beoordeling zijn de effecten op de Natura 2000 gebieden niet vergeleken met de huidige situatie.


Naar aanleiding van dit advies is een aanvulling op de planMER opgesteld waarin wordt ingegaan op de adviezen van de commissie. Deze aanvulling vormt een onderdeel van het bestemmingsplan.


In deze aanvulling zijn voor wat betreft de worst case situatie de volgende varianten onderzocht:

  • variant A : bestaande uit opvullen van de bestaande bouwblokken (de rechtstreekse bouwmogelijkheden);
  • variant B : het uitbreiden van de bestaande bouwblokken (voor intensieve veehouderij tot maximaal 1,5 hectare in verwevingsgebied en voor melkveehouderijen tot maximaal 2 hectare in gehele buitengebied);
  • variant C : zijnde variant B aangevuld met :
    1. 1. omschakelingsmogelijkheden naar intensieve veehouderij en naar melkveehouderij.
    2. 2. realisatie (co-) vergistingsinstallatie bij intensieve veehouderijen en melkveehouderijen met een omvang van 140 nge of meer.
    3. 3. stikstofdepositie vanuit glastuinbouwsector.


Uit de effectenvergelijking komt naar voren dat de worst case variant C leidt tot zeer negatieve effecten op het Natura 2000 gebied voor wat betreft de ammoniakdepositie. Ook leidt met name deze variant tot een belangrijke verslechtering van het woon- en leefklimaat.


Op 23 januari 2012 heeft de commissie m.e.r. geadviseerd over de planMER inclusief aanvulling. De commissie is van oordeel dat het MER en de aanvulling daarop voldoende informatie bevatten voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming over het bestemmingsplan.


De planMER heeft geen aanleiding gevormd om de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan op voorhand in te perken. Bij elke ontwikkeling dient de milieuhygiënische uitvoerbaarheid aan de hand van de sectorale wetgeving te worden onderzocht waarbij de uitkomsten van de planMER zullen worden betrokken.

5.4 Milieuzones

5.4.1 Rioolwaterzuiveringsinstallatie

Op basis van de Wet geluidhinder moet rond rioolwaterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van meer dan 100.000 inwonersequivalenten (i.e.) een zone in acht worden genomen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A). Aangezien de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Boxtel genoemde capaciteit niet heeft, is het niet nodig een geluidzone in het bestemmingsplan op te nemen. Met betrekking tot stankhinder dient een terughoudend beleid te worden gevoerd. Dit betekent dat gevoelige bestemmingen niet mogen worden geaccepteerd in de nabijheid van een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het bestemmingsplan maakt nieuwe gevoelige functies, zoals burgerwoningen, niet mogelijk. Hierdoor wordt stankhinder in nieuwe situaties voorkomen en is het opnemen van een zone niet nodig.

5.4.2 Geluidszones

Voor industrieterreinen waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd, die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken geldt op basis van de Wet geluidhinder een verplichte zonering. Naar aanleiding hiervan is in het bestemmingsplan de 50 dB(A)-contour rondom industrieterrein Ladonk opgenomen. Buiten de geluidzones mag de geluidbelasting afkomstig van inrichtingen niet hoger zijn dan de hierboven aangegeven waarden. In de zones gelden beperkingen voor het oprichten van woningen en andere geluidgevoelige objecten.

5.4.3 Stiltegebieden

In de provinciale milieuverordening is binnen de gemeente Boxtel de 'Kampinasche heide' aangewezen als stiltegebied. Activiteiten die geweerd moeten worden, zijn met name niet-agrarische bedrijvigheid, intensieve toeristisch-recreatieve voorzieningen, lawaaisportterreinen en militaire activiteiten. Het bestemmingsplan maakt deze functies niet mogelijk; daardoor is het niet nodig deze zone op te nemen.

In dit gebied wordt (ook) niet-agrarische bebouwing en infrastructuur geweerd en gestreefd naar het weren of reduceren van de geluidsbelasting van intensieve recreatie en het beperken van het gebruik van wegen door gemotoriseerd verkeer. Ontwikkeling van veehouderij in of in de directe omgeving van dit gebied zal vanwege geluid, maar ook op basis van de regels met betrekking tot de emissie van ammoniak, niet of beperkt mogelijk zijn. De milieuruimte voor wat betreft geluid in verband met de aanwezigheid van een stiltegebied is voor deze bedrijven niet onderscheidend/meer beperkend dan de milieuruimte met betrekking tot ammoniak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1_0008.png"

5.4.4 Radarverstoringsgebied

Het oostelijk deel van het grondgebied van de Gemeente Boxtel ligt in het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel. Het radarverstoringsgebied is aangegeven om ervoor zorg te dragen dat de radar- en communicatieapparatuur op de vliegbasis ongestoord kan functioneren. Het radarverstoringsgebied ligt als een cirkel met een straal van 15 nautische mijl (=27,8 km, gemeten vanaf de positie van de radar) rond de vliegbasis, op afbeelding 3B is de ligging van het radarverstoringsgebied in de Gemeente Boxtel weergegeven.


Binnen het radarverstoringsgebied dient voor ieder (nieuw) obstakel, hoger dan 65 m boven NAP te worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. De mate van verstoring van de radar is afhankelijk van enerzijds het type radar en anderzijds de hoogte, breedte en opstelling van de hoge objecten. In dit bestemmingsplan zijn geen mogelijkheden opgenomen voor de realisatie van objecten met deze hoogte, om deze reden is het radarverstoringsgebied enkel in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1_0009.png"

5.5 Bodemonderzoek

In gevallen van bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming bestaat de mogelijkheid dat de grond gesaneerd moet worden bij het ontwikkelen van activiteiten die in een bestemmingsplan zijn geregeld. Boxtel beschikt over een bodemkwaliteitskaart. Eind december 2011 heeft de gemeenteraad een nieuw bodemkwaliteitskaart (en Nota Bodembeheer en Bodemfunctiekaart) vastgesteld.


Aangezien het bestemmingsplan Buitengebied een plan is dat strekt ter actualisatie van een bestaande regeling, geldt voor een dergelijk plan een uitzondering op de algemene regel dat voor elk plan een bodemonderzoek verricht moet worden.


De nieuwe bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zijn immers gering. Bovendien is nog niet bekend of van de mogelijkheden gebruik gemaakt gaat worden. Als dit laatste al gebeurt, dan is nog onbekend welke locaties het betreft en kan op basis van de wet alsnog een bodemonderzoek vereist zijn (via een aanvraag omgevingsvergunning).

5.6 Akoestisch Onderzoek

De geluidsbelasting in het buitengebied wordt voornamelijk bepaald door de agrarische bedrijven en verkeer.

Door ontwikkeling van intensieve veehouderijen kunnen de geluidemissies toenemen. Toename van geluidsemissies van stationaire bronnen zal vooral ontstaan door het toepassen van ventilatie, omdat ventilatoren zich aan de buitenzijde van de stallen bevinden. De meeste geluidproducerende activiteiten bij intensieve veehouderij vinden verder inpandig plaats.

Op grond van artikel 77 van de Wet geluidhinder dient bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek ingesteld te worden naar geluidbelastingen op de gevels van woningen afkomstig van wegverkeerslawaai. Op grond van artikel 4.3 van het Besluit geluidhinder dient een akoestisch onderzoek te worden ingesteld naar de geluidsbelasting vanwege spoorweglawaai. Uit dit onderzoek moet naar voren komen wat de te verwachten geluidsbelasting voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen is en welke maatregelen worden getroffen om de maximaal toelaatbare grenswaarden niet te overschrijden. Op basis van het bepaalde in artikel 76, lid 3, kan dit onderzoek achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woning of andere geluidsgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Voor spoorweglawaai is dit vastgelegd in artikel 4.1.3. van het Besluit geluidhinder.


Aangezien het bestemmingsplan rechtens geen nieuwbouw van woningen of een wijziging of aanleg van een nieuwe (spoor)weg toelaat, kan een akoestisch onderzoek daarom achterwege blijven. Ten behoeve van de zeer sporadisch mogelijk gelaten mogelijkheden voor herbouw van woningen is, omdat de plaats en de situering niet bekend is, een oplossing gezocht in een verplichte procedurele koppeling tussen het bestemmingsplan en de Wet geluidhinder.


Voor industrieterreinen waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd, die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken geldt op basis van de Wet geluidhinder een verplichte zonering. Naar aanleiding hiervan is in het bestemmingsplan de 50 dB(A)-contour en wettelijke zone rondom industrieterrein Ladonk opgenomen. Omdat er geen nieuwe woningen of geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke zone worden toegelaten en er geen wijziging op het gezoneerde industrieterrein wordt voorbereid is nader onderzoek naar industrielawaai in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde.

5.7 Externe Veiligheid

5.7.1 Externe veiligheid inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen regels gesteld.


Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.


Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.


Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

Voor het plangebied zijn vanuit risicovolle inrichtingen alleen twee langs de A2 gelegen LPG-tankstations relevant. Voor beide tankstations blijkt (uit de risicokaart) dat de vergunde doorzet LPG beperkt is tot 1.000 m3 per jaar. In verband met het plaatsgebonden risico gelden de volgende afstanden tot (beperkt) kwetsbare objecten (zoals opgenomen in bijlage 1 van de Regeling externe veiligheid afstanden):

  • 15 meter vanaf de afleverzuil;
  • 25 meter vanaf het ondergrondse reservoir;
  • 45 meter vanaf het vulpunt.1


Voor beide tankstations geldt dat aan binnen deze afstanden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten liggen en tevens ook niet mogelijk zijn binnen het bestemmingsplan. Het plaatsgebonden risico van deze twee risicobronnen levert geen belemmering op voor het plangebied.


afbeelding "i_NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1_0010.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1_0011.png"


Voor het groepsrisico bedraagt het invloedsgebied 150 meter. Het groepsrisico is pas relevant wanneer minimaal 10 slachtoffers kunnen vallen, anders spreekt men niet over een groepsrisico. Voor een LPG-tankstation aan de Rijksweg richting zuiden zijn er nu 2 woningen binnen het invloedsgebied gelegen. Dit is een zodanig laag aantal woningen dat er geen groepsrisico zal zijn. Voor het andere tankstation aan de Rijksweg (richting noorden) zijn geen bestemmingen binnen het invloedsgebied aanwezig. Dus ook hier is er geen sprake van een groepsrisico.

  1. 1. De PR 10-6 contouren voor LPG-tankstations worden door het convenant LPG kleiner. Momenteel wordt geadviseerd met nieuwe ruimtelijke besluiten uit te gaan van de 'grotere afstanden'. Tevens zal het niet relevant zijn voor dit bestemmingsplan omdat het plaatsgebonden risico geen belemmering oplevert.

5.7.2 Transportleidingen

Voor buisleidingen met gevaarlijke stoffen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. Binnen het plangebied liggen diverse hogedruk aardgastransportleidingen van de Gasunie en twee Rotterdam Rijnpijpleidingen met een brandbare vloeistof, als ook een DPO-leiding.


Binnen het Bevb geldt een gelijke systematiek als het Bevi met een onderscheid van plaatsgebonden risico en groepsrisico. Tevens gelden enkele aanvullende eisen ten aanzien van een belemmeringen strook met omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden en de wijze waarop de leiding wordt weergegeven op de plankaart. Deze eisen worden in het bestemmingsplan verwerkt. De belemmeringen stroken bedragen 5 meter aan weerszijde van de leidingen. Bij de parallelle ligging van de Rotterdam Rijn Pijpleidingen bedraagt dit 20 meter (Volgens opgave van de beheerder van de Rotterdam-Rijnpijpleiding maatschappij, mail d.d.1 maart 2011).


Voor de leidingen is volgens de risicokaart geen PR 10-6 contour van toepassing. Een uitzondering hierop zijn de Rotterdam Rijnpijpleidingen met volgnummer 202500 en 2029800 welke een PR 10-6 contour hebben van 25 en 33 meter. Binnen deze PR contouren mogen geen nieuwe kwetsbare (en beperkt kwetsbare) objecten mogelijk zijn. In de bestaande situatie liggen binnen deze afstanden enkele beperkt kwetsbare objecten (incidentele (bedrijfs-) woningen, waardoor niet wordt voldaan aan de richtwaarde. Omdat dit bestaande functies betreft worden hier geen maatregelen voor getroffen in het kader van dit conserverende bestemmingsplan .


De invloedsgebieden van de leidingen zijn verschillend van afstand. Doordat de leidingen ver uit elkaar liggen zal een groot deel van het plangebied binnen een invloedsgebied liggen. Omdat het een buitengebied betreft worden en daarmee de aantallen aanwezigen in de invloedsgebieden laag is worden er geen knelpunten verwacht met betrekking tot de hoogte van het groepsrisico.

5.7.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over weg en spoor

Over de Rijksweg A2 van Vught naar Eindhoven worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de wijziging van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (december 2009) blijkt dat voor deze weg geen veiligheidszone geldt. Ook vooruitlopend op de nieuwe regelgeving (Basisnet en het besluit transport externe veiligheid inrichtingen) blijk uit de meest recente gegevens dat een plasbrandaandachtsgebied niet van toepassing is. Binnen deze afstand moeten met ontwikkelingen rekening worden gehouden met een eventuele plasbrand. Het groepsrisico wordt laag verwacht vanwege de minimale bebouwingsdichtheden.


Over de spoorlijnen binnen de gemeente Boxtel richting Tilburg en Eindhoven worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Over het trajectdeel rechtstreeks naar Vught worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Voor het toekomstige beleid (Basisnet) is nog geen duidelijkheid over de aan te houden PR 10-6 contouren en veiligheidszones. Vanaf 2012 moeten gemeenten rekening houden met het basisnet. Dit betekent dat sommige trajecten een veiligheidszone krijgen en sommige trajecten ook een plasbrandaandachtsgebied. Dit laatste is van toepassing als er significant vervoer van brandbare vloeistoffen verwacht mag worden. Voor ontwikkelingen in dit plasbrandaandachtsgebied gaan echter wel extra bouwvoorschriften gelden.. Met het conserveerde karakter van het bestemmingsplan worden geen nieuwe knelpunten gecreëerd.

5.7.4 Verantwoording van het groepsrisico

Vanuit diverse risicobronnen (gasleidingen en transport van gevaarlijke stoffen over de weg en het spoor) ligt het plangebied binnen invloedsgebieden. Vanuit de externe veiligheidswetgeving dient bij een ruimtelijk besluit het groepsrisico te worden verantwoord. Voor de gasleidingen en het transport van gevaarlijke stoffen is een volledige verantwoording niet nodig wanneer het groepsrisico in de huidige situatie laag is of wanneer het groepsrisico niet toe neemt. Door de marginale bebouwing van het buitengebied wordt geen knelpunt verwacht voor de hoogte van het groepsrisico. Daarnaast neemt door het ruimtelijk besluit het groepsrisico niet toe. Tevens worden geen maatregelen getroffen om het groepsrisico te verlagen omdat dit niet past binnen het conserverende karakter van het bestemmingsplan. Een verdere uitwerking van de verantwoording vindt niet plaats.


In de flexibiliteitsbepalingen is opgenomen dat de afwijking/ wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar moet zijn. Hieronder moet externe veiligheid in de ruimste zin van het woord worden begrepen. Laat het externe veiligheidsaspect een functie niet toe, dan kan geen omgevingsvergunning worden verleend en kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

5.8 Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit is een belangrijke pijler voor een goede leefomgeving. Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Titel 5.2 handelt over luchtkwaliteit daarom staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Op grond van het Besluit Luchtkwaliteit dienen bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit grenswaarden in acht te nemen.


De vaststelling van een bestemmingsplan wordt in de jurisprudentie aangemerkt als de uitoefening van een bevoegdheid die gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit.


De titel geeft grenswaarden voor stikstofoxide (NO), stikstofdioxide (NO2), koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2) en lood (Pb). Er zijn grenswaarden voor jaargemiddelde en uurgemiddelde concentraties. Gelet op de situering van het plangebied (het betreft geen sterk verkeersbelaste locaties in stedelijk gebied) en op de aard van het gebied (landelijk gebied met incidentele bebouwing) worden voor het gebied geen gezondheidsrisico's of ecologische risico's verwacht.


In titel 5.2 van de Wet milieubeheer is bepaald dat een onderzoek naar de luchtkwaliteit niet nodig is voor projecten welke niet in betekende mate zijn. Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan c.q. het nemen van een projectbesluit in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.


Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard is en maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Door het ruimtelijk besluit verslechterd de luchtkwaliteit door het ruimtelijk besluit niet Op grond van de Wet milieubeheer (artikel 5.16) is geen onderzoek nodig naar de luchtkwaliteit.

Hoofdstuk 6 Visie Op Het Buitengebied

6.1 Inleiding

Op basis van het beleidskader (zie bijlage 1), de waarden en kwaliteiten van het buitengebied (hoofdstuk 3) en het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2006 wordt in hoofdstuk 6.3 een visie op hoofdlijnen gepresenteerd. Deze is niet nieuw, maar komt grotendeels overeen met hoofdstuk 3 van bestemmingsplan Buitengebied 2006.

Ook de opzet van de gebiedsbestemmingen is een vertaalslag van het bestemmingsplan Buitengebied 2006, waarbij de naamgeving is aangepast conform SVBP 2008. De toekenning van de gebiedsbestemmingen is in overeenstemming met de provinciale hoofdstructuur zoals destijds vastgelegd in het Streekplan. Er heeft een controle plaatsgevonden van de toegekende bestemmingen aan de hand van de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant. De doelstellingen voor de Groenblauwe mantel komen tot uitdrukking in de agrarische bestemmingen met waarden. Enkele kleinere locaties zijn voorzien van een agrarische bestemming (zonder waarden), maar liggen binnen de Groenblauwe mantel zoals die tot uitdrukking komt in de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant en de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011.

De gemeente wil voor deze locaties, door het toekennen van agrarische bestemmingen zonder waarden, 'afwijken' van de begrenzing in de Verordening. Dit betreft slechts enkele kleine gebieden. Inhoudelijk voldoet het plan desondanks aan de Verordening:

  • De mogelijkheden voor grondgebonden bedrijven zijn gelijk in beide bestemmingen;
  • Voor het al dan niet toestaan van teeltondersteunende voorzieningen worden de gebiedswaarden in de afweging betrokken. Toetsting hiervan gebeurt aan de hand van de (gemeente dekkende) dubbelbestemmingen.

De Raad van State heeft de beroepen tegen het omgevingsvergunningenstelsel in bestemmingsplan Buitengebied 2006 gegrond verklaard. Daarom is goedkeuring onthouden aan de agrarische gebiedsbestemmingen in dat plan.

Dit is de reden dat in voorliggend bestemmingsplan de motivering voor de gebiedsbestemmingen en gebiedswaarden (zoals deze tot uitdrukking kwamen in de ecologische waardenkaart in bestemmingsplan buitengebied 2006 en in de dubbelbestemmingen van voorliggend bestemmingsplan) ruim aan bod komt.

Naar aanleiding van de beroepen tegen het omgevingsvergunningenstelsel in bestemmingsplan Buitengebied 2006 is in nauw overleg met de klankbordgroep tevens een aangepast omgevingsvergunningenstelsel opgenomen, gekoppeld aan bestemmingen. De omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden zijn opgenomen in het artikel van de desbetreffende gebiedsbestemming of dubbelbestemming en de oorspronkelijke tabel is komen te vervallen.

6.2 Leeswijzer

De visie in 6.3 geeft de kaders van de (on)mogelijkheden welke het bestemmingsplan biedt. Het vormt het afwegingskader voor ontwikkelingen in de toekomst. Op basis van relevante beleidskaders (waaronder de aanwijzing van Het Groene Woud als Nationaal Landschap), vigerend bestemmingsplan, bestaande situatie en ontwikkelingen is het beleid voor het buitengebied nogmaals geformuleerd en geconcretiseerd.

In hoofdstuk 6.4 wordt uiteengezet hoe de gemaakte keuzes doorwerken in de gebiedsbestemmingen (zoals Agrarisch, Agrarisch met Waarden, Natuur etc.) en wordt toegelicht hoe deze gebiedsbestemmingen zich verhouden tot de zonering in het Streekplan en de gebiedsbestemmingen in bestemmingsplan Buitengebied 2006.

In 6.4 worden tevens de bij de gebiedsbestemmingen en aanduidingen horende omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden toegelicht. Regelingen ten aanzien van detailbestemmingen (zoals landbouw en wonen) worden in hoofdstuk 7 toegelicht.

Specifiek aanwezige gebiedswaarden, zoals beschreven in hoofdstuk 3, zijn voorzien van een dubbelbestemming in het bestemmingsplan. De doelstellingen voor deze gebieden, met de daaraan verbonden consequenties ten aanzien van werken en werkzaamheden (verbodsbepalingen en omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden) worden nader toegelicht in hoofdstuk 6.5.

6.3 Visie Op Hoofdlijnen

Het buitengebied van Boxtel kent een sterke verwevenheid van landbouw, natuur, wonen, watersystemen en recreatie. In het gemeentelijke beleid ten aanzien van het buitengebied wordt ingespeeld op deze verwevenheid en wordt getracht deze te behouden en uit te bouwen. Het buitengebied van Boxtel moet in samenhang bezien worden. Daarbij wordt enerzijds gestreefd naar verbetering en verbreding van de agrarische gebruiksmogelijkheden en anderzijds naar versterking van natuurwaarden en cultuurhistorische waarden. Hierbij is de realisatie van het Nationaal Landschap Het Groene Woud een belangrijke doelstelling van de gemeente (zie paragraaf 3.2.2.1.1). De belangrijkste beleidspunten hiervoor zijn in het Boxtelse plattelandsvernieuwingsbeleid terug te vinden, namelijk het versterken van de identiteit, de cultuurhistorische waarden en de natuurwaarden.

Voor het bestemmingsplan Buitengebied 2011 zijn de gemeentelijke Structuurvisie, de Nota Ruimte (m.b.t. het nationaal landschap) en het Reconstructieplan, die goed overeenkomen, van groot belang. De beleidsuitgangspunten van deze plannen worden in dit bestemmingsplan nader uitgewerkt.

Dit betekent dat de gemeente streeft naar:

  1. a. het behouden én versterken van de essentiële cultuurhistorische waarde van het natuurrijke cultuurlandschap. Bebouwing en erfinrichting moeten in maat en vorm zoveel mogelijk aansluiten bij de kleinschaligheid en de cultuurhistorie van het landschap. De historische (land)wegen, structuur en waardevolle morfologie moeten zoveel mogelijk worden behouden evenals de bestaande groenstructuren en perceelsscheidingen;
  2. b. het beschermen en versterken van de natuurwaarden. Beheer van bos moet zoveel mogelijk op ecologische basis plaatsvinden. Biodiversiteit moet zoveel mogelijk worden vergroot;
  3. c. het verbeteren van de recreatieve gebruiksmogelijkheden (waarbij vooral wordt gedacht aan 'groene' vormen van recreatie). De gemeente wil actief meewerken aan bevordering van extensief recreatief gebruik via de ontsluiting van het gebied voor voetgangers en fietsers;
  4. d. het verbeteren van de ecologische relaties tussen de natuurgebieden. Bestaande en geplande ecologische verbindingszones langs beken moeten worden versterkt/ontwikkeld. Ontsnippering draagt eveneens bij aan het verbeteren van de ecologische relaties. Aan de ene kant beschermt het bestemmingsplan de bestaande natuurlijke kwaliteiten. Aan de andere kant is herstel en ontwikkeling mogelijk door afstemming op de meer uitvoeringsgerichte plannen zoals het Reconstructieplan. De Gemeente Boxtel heeft de Europese oproep "Countdown 2010" (2005) ondertekend waarmee ze zich verplicht om zich extra in te zetten voor het bevorderen/ versterken van de biodiversiteit. De gemeente streeft dan ook naar een toename van de gebiedskwaliteiten c.q. toename van de biodiversiteit. Met het bestemmingsplan wordt in dit kader echter geen actief beleid gevoerd, wel worden bestaande en nieuwe projecten ruimtelijk gefaciliteerd. De algemene lijn van de Gemeente Boxtel in dit bestemmingsplan is dat de waarden van groot belang zijn voor de omgevingskwaliteit. Waarden komen terug in de hoofdbestemmingen en daaraan gekoppelde bouw-, ontwikkelings- en gebruiksmogelijkheden; specifieke waarden worden apart beschermd door een aan de waarde gekoppeld omgevingsvergunningenstelsel.
  5. e. De gemeente erkent de belangrijke rol van de landbouw in het buitengebied. Gestreefd wordt naar een duurzaam perspectief voor de landbouwsector waarbij "multifunctionaliteit" en "kwaliteitsproductie" voorop staan. Deze beleidsuitgangspunten passen goed binnen de ontwikkeling van Het Groene Woud als Nationaal Landschap: bij behoud en/of versterking van de kernkwaliteiten van het gebied, zijn ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied mogelijk.

Ten aanzien van de ontwikkelingskansen in de agrarische sector wordt gestreefd naar extensivering van grondgebonden bedrijven en het creëren van mogelijkheden voor zowel verbrede als (reguliere) duurzame landbouw. Intensievere vormen van landbouw passen minder in het buitengebied van Boxtel, maar worden gerespecteerd binnen de randvoorwaarden van duurzaamheid.

Het bestemmingsplan moet duidelijk en eenduidig zijn richting gebruikers en bewoners van het buitengebied, maar moet eveneens flexibel genoeg zijn om in te kunnen spelen op gewenste en verwachte ontwikkelingen. In het bestemmingsplan Buitengebied 2011 zijn dan ook op lokale schaal ontwikkelingen mogelijk, mits daarbij de waarden van het buitengebied er per saldo op vooruit gaan en een toename van ruimtelijke kwaliteit uitgangspunt is.

6.3.1 Kwaliteitsverbetering

In de Verordening ruimte (artikel 2.2) is vastgelegd dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de initiatiefnemer zorg draagt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap om daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken. De gemeente dient in de toelichting bij het bestemmingsplan dat voorziet in een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied te verantwoorden op welke wijze de beoogde landschapsversterkingsverbetering is verzekerd.

Dit instrument is voor de gemeente Boxtel absoluut niet nieuw. In het bestemmingsplan Buitengebied 2006 worden ontwikkelingen toegestaan onder de voorwaarde dat de gebiedswaarden substantieel worden versterkt. Deze versterking kan plaatsvinden door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving. Aan initiatiefnemer wordt gevraagd om middels een landschapsversterkingsplan aan te tonen op welke wijze deze versterking plaatsvindt. Inmiddels zijn al meerdere landschapsversterkingsplannen opgesteld en uitgevoerd.

Deze aanpak is in het bestemmingsplan 2011 overgenomen en is geheel in lijn met hetgeen in de Verordening wordt voorgestaan.

Bij het toestaan van ontwikkelingen, door het verruimen van de beleidsruimte, zal een ontwikkeling op gang moeten komen die is gericht op een versterking van de gebiedswaarden.

Derhalve zijn aan functiewijzigingen, bouwblokvergroting (via wijziging) en afwijken van bouwen en gebruik (zoals nevenactiviteiten) voorwaarden verbonden.

6.4 Gebiedsbestemmingen En Verbeelding

De functies landbouw, natuur en landschap vormen de grondslag voor de gebiedsbestemmingen in het bestemmingsplan. Het karakter van deze functies is niet gelijk: landbouw en natuur zijn gekoppeld aan bepaalde gebieden, het landschap is overal.

6.4.1 Systematiek gebiedsbestemmingen

De gebiedsbestemmingen in dit bestemmingsplan betreffen de bestemmingen Agrarisch (A), Agrarisch met Waarden - Natuur en Landschap (AW-NL), Agrarisch met Waarden - Landschap (AW-L), Natuur (N) en Bos (BO). De gebiedsbestemmingen en aanduidingen zijn conform de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP 2008) naamgegeven.

Bij het toekennen van gebiedsbestemmingen is zoveel mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan buitengebied 2006, dat op haar beurt is gebaseerd op het destijds geldende streekplan. Met behulp van de waardenkaarten, het huidige gebruik (ecologische hoofdstructuur, bestaande percelen natuur en bos) en recente ontwikkelingen (onder meer natuurontwikkeling en landinrichting) en het gemeentelijk beleid zoals verwoord in de StructuurvisiePlus is de provinciale zonering op perceelsniveau begrensd.

Voor zover percelen nog niet omgevormd zijn naar natuur en nog agrarisch in gebruik zijn, is de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur en Landschap’ toegekend. Dit is overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.2 van de Verordening ruimte. Voor deze percelen is in aanvulling hierop de aanduiding ‘wro-zone natuurontwikkelingsgebied’ opgenomen. Op grond hiervan kan aan deze percelen een natuurbestemming worden toegekend zodra de natuurontwikkeling aan de orde is.

De provinciale Structuurvisie, waarin de Groenblauwe mantel is begrensd, heeft geen rechtstreekse gevolgen voor de toe te kennen bestemmingen. Slechts enkele als Agrarisch bestemde locaties liggen binnen de Groenblauwe mantel. Wat ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande grondgebonden bedrijven betreft maakt dat niet uit, want die zijn binnen en buiten de Groenblauwe mantel gelijk. Mogelijkheden voor teeltondersteunende voorzieningen verschillen echter wel. Er is echter voor gekozen om de bestemming Agrarisch op de betreffende locaties te handhaven om tegemoet te komen aan vigerende rechten. Overigens geldt voor het toelaten van teeltondersteunden voorzieningen dat getoetst moet worden aan gebiedswaarden. Het toetsingskader is niet vastgelegd met de agrarische gebiedsbestemming, maar met de dubbelbestemmingen (zie ook paragraaf 6.1).

De doorvertaling van de provinciale zonering in gebiedsbestemmingen is in onderstaande tabel weergegeven.

Zonering Streekplan Bestemmingsplan 2006 Bestemming in nieuw bestemmingsplan 2011
GHS-natuur
Natuurparel Huidige waarde is leidend voor toegekende bestemming Natuur (N) of Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap (AW - NL). Beschermingszone heeft dubbelbestemming Waarde - Attentiegebied EHS
Overig bos- en natuurgebied Natuur of Bos/ beplantingsstrook Natuur of Bos
Ecologische verbindingszone Huidige waarde is leidend voor toegekende bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap (AW - NL), met aanduiding Milieuzone- ecologische verbindingen
GHS-landbouw
Leefgebied kwetsbare soorten Agrarische doeleinden met landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarde + aanduiding Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap (AW - NL). Met dubbelbestemmingen voor aanwezige waarden (zie paragraaf 6.5).
Leefgebied struweelvogels Agrarische doeleinden met landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarde + aanduiding Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap (AW - NL). Met dubbelbestemmingen voor aanwezige waarden (zie paragraaf 6.5).
Natuurontwikkelings-
gebied
Agrarische doeleinden met landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarde + aanduiding Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap (AW - NL), met aanduiding Wro-zone -natuurontwikkelingsgebied
AHS-landschap
Leefgebied dassen Agrarische doeleinden met landschappelijke waarde + aanduiding Agrarisch met waarden - Landschap (AW - L) Met dubbelbestemmingen voor aanwezige waarden (zie paragraaf 6.5).
Waterpotentiegebied Niet in Boxtel van toepassing -
RNLE-landschapsdeel Agrarische doeleinden met landschappelijke waarde + aanduiding Agrarisch met waarden - Landschap (AW - L)
AHS-landbouw Agrarische doeleinden Agrarisch (A)

6.4.2 Doelstelling per gebiedsbestemming

6.5 Gebiedswaarden

Binnen de verschillende gebiedsbestemmingen komen waarden voor die niet noodzakelijkerwijs via de gebiedsbestemming worden beschermd. Aangezien het beleid gericht is op behoud en ontwikkeling van deze specifieke waarden, zijn regels nodig om dit beleid te realiseren. Een voor de realisering van het ruimtelijk beleid belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan buitengebied is het omgevingsvergunningstelsel, gekoppeld aan dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. De dubbelbestemmingen zien dus niet alleen toe op bescherming van waarden, maar ook op herstel en versterking.

Het doel van dit stelsel is het voorkomen dat bepaalde specifieke waarden binnen gebieden als gevolg van bepaalde werken of werkzaamheden op onevenredige wijze worden geschaad. Dit speelt met name in die gebieden waar sprake is van verweving van functies, zoals in ‘Agrarisch met waarden – Natuur en Landschap’ en ‘Agrarisch met waarden - landschap’.

Het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden is verboden zonder een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden, welke wordt afgegeven door het college van Burgemeester en Wethouders nadat een afweging heeft plaatsgevonden met betrekking tot de specifieke waarden.

Een aantal gebiedswaarden volgen rechtstreeks uit de provinciale hoofdstructuur en zijn al aan de orde gekomen in 6.4.1. Zoals in 6.4.1 tevens is aangegeven, heeft de precieze begrenzing op perceelsniveau plaats gevonden op basis van het gemeentelijk beleid, de geconstateerde waarden, het huidige gebruik en recente ontwikkelingen. In 6.5 volgen de doelstellingen per (sub)zonering.

Waar het gaat om de bescherming van de aanwezige waarden betekent dit dat een omgevingsvergunning gevraagd wordt voor bepaalde werkzaamheden in bepaalde gebieden.

Activiteiten binnen de detailbestemmingen (de bouwpercelen) zijn vrijgesteld van vergunningplicht. Deze uitsluiting heeft uitsluitend betrekking op de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden in het bestemmingsplan.

Zodra er sprake is van een activiteit die het bestemmingsplan niet toelaat en waarvoor het bestemmingsplan moet worden aangepast dan wel waarvoor een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan moet worden verleend, geldt deze uitsluiting niet.

6.5.1 Ecologie

In opdracht van de gemeente Boxtel is door ecologisch adviesbureua Goderie de ecologische waardenkaart uit 2006 geactualiseerd en aangepast (Goderie Ecologisch Advies, 3 januari 2011). Dit rapport is als Bijlage 7 toegevoegd.

Op de nieuwe natuurwaardenkaart worden nog maar 6 deelgebieden onderscheiden, namelijk:

  • natuurgebied en bos met natuurwaarde;
  • overig bos;
  • leefgebied van stromend water;
  • leefgebied soorten van half-open cultuurlandschap;
  • leefgebied van kleinschalig cultuurlandschap;
  • leefgebied van open cultuurlandschap (alleen hogere planten).


Voor de laatste vier onderscheiden leefgebieden is in voorliggend bestemmingsplan een dubbelbestemming met een specifiek omgevingsvergunningstelsel opgenomen.


Voor de natuur- en bosgebieden wordt geen dubbelbestemming opgenomen omdat deze gebieden overeen komen met de gebiedsbestemmingen. De bescherming van de natuurwaarden van deze gebieden vindt plaats via een omgevingsvergunningstelsel binnen de gebiedsbestemmingen zelf.

Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is benodigd ter bescherming van de volgende gebieden met specifieke (potentiële) natuurwaarden conform natuurwaardenkaart of Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant,met in de derde kolom de betreffende dubbelbestemming of gebiedsaanduiding:

Gebiedswaarde
Bron Dubbelbestemming of gebiedsaanduiding
leefgebied van open cultuurlandschap (alleen hogere planten) natuurwaardenkaart Waarde - Waardevollevegetaties
leefgebied van stromend water natuurwaardenkaart Waarde - Leefgebied soortenvan stromend water
leefgebied soorten van half-open cultuurlandschap natuurwaardenkaart Waarde - Leefgebied soortenvan half-open cultuurlandschap
leefgebied van kleinschalig cultuurlandschap natuurwaardenkaart Waarde - Leefgebied soortenvan kleinschaligcultuurlandschap
attentiegebied EHS Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant Waarde - Attentiegebied EHS
zoekgebied voor ecologische verbindingszones Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant Milieuzone - ecologischeverbindingen
natuurontwikkelingsgebied Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant Wro-zone -natuurontwikkelingsgebied
zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant Milieuzone - beekherstel

6.5.2 Archeologie

In het bestemmingsplan 2006 waren alle werkzaamheden voor zover deze plaatsvonden in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde omgevingsvergunningplichtig. Om omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden te kunnen verlenen, was een archeologisch onderzoek vereist. De regeling maakte hierbij geen onderscheid naar gebied of naar omvang van de ingreep.


Naar aanleiding van de ingediende beroepen en de contra-expertise, heeft de Raad van State in maart 2009 de beroepen tegen het omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden op dit onderdeel gegrond verklaard.


Aan deze uitspraak liggen kort samengevat de volgende overwegingen ten grondslag :

  1. a. het aanlegvergunningstelsel is niet helder;
  2. b. er heeft onvoldoende afweging plaatsgevonden tussen de belangen bij de bescherming van de archeologische waarden en de bedrijfsbelangen van de boomkwekers (c.q. agrarische sector);
  3. c. er is onvoldoende onderzoek is verricht naar de feitelijke archeologische waarden in het gebied.


Naar aanleiding van deze uitspraak is in 2009 is aan archeologisch bureau RAAP opdracht verleend een onderzoek te doen naar de archeologische waarden binnen de gemeente Boxtel. Dit heeft geresulteerd in het rapport 'Boextel binnen en buiten den Brugghen (RAAP-rapport 2142) uit 2011, welk rapport als Bijlage 6 is opgenomen.

Voor het opstellen van de archeologische waarden- en verwachtingenkaart heeft in eerste instantie een inventarisatie plaatsgevonden van archeologische vindplaatsen en van de geologische, geomorfologische, bodemkundige en hydrologische gegevens van het grondgebied van de gemeente. Tevens zijn de uitgevoerde archeologische onderzoeken geïnventariseerd en heeft literatuuronderzoek plaatsgevonden.


Op basis hiervan is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Op de verwachtingskaart aangegeven 'hoge', 'middelhoge' of ' lage' archeologische verwachting (de kans op het aantreffen van archeologische resten) betekent dat verwacht wordt dat de relatieve dichtheid aan archeologische verschijnselen respectievelijk groot, gemiddeld of klein is. Deze kaart geeft een meer gedetailleerd beeld dan de IKAW, is meer geënt op lokale omstandigheden en biedt een fijnmaziger onderscheid in gebieden.


De uitgangspunten voor de regeling in dit plan zijn onderstaand kort samengevat:

  1. a. archeologische dubbelbestemmingen zijn toegekend, gebaseerd op bovengenoemd rapport met kaart. Dit houdt in dat aan de gebieden waar archeologische waarden voorkomen of worden verwacht de dubbelbestemming archeologische waarde wordt toegekend. Gebieden met een lage archeologische verwachting krijgen geen dubbelbestemming omdat voor deze gebieden geen restricties op dit punt gelden.
  2. b. de regeling beperkt zich niet alleen tot de werkzaamheden en werken, niet zijnde bouwwerken. Ook voor bouwwerken (het bouwen) is een vergelijkbare regeling opgenomen. De verplichting hiertoe is vastgelegd in de herziene Monumentenwet.
  3. c. een belangrijk nieuw onderdeel is de invoering van ondergrenzen ten aanzien van de verstoring.
    Deze ondergrenzen zijn gekoppeld aan de onderscheiden gebieden op de archeologische verwachtings- en beleidskaart. Deze ondergrenzen hebben zowel betrekking op de verstoringsoppervlakte als op de verstoringsdiepte. De verstoringsdiepte is gesteld op 50 cm onder maaiveld. De verstoringsoppervlakte is afhankelijk van het archeologische (verwachtings)waarde van het gebied.
    Wanneer deze beide ondergrenzen niet worden overschreden, hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. In dat geval is voor de betreffende werkzaamheden ook geen omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden vereist.
  4. d. regeling ten aanzien van het bouwen:
    1. 1. archeologische onderzoeksplicht wanneer er sprake is van bouwen binnen de archeologische dubbelbestemming;
    2. 2. geen archeologisch onderzoek vereist in het geval van vervanging van bestaande bebouwing, binnen bestaande bouwvlakken en wanneer de ondergrenzen niet worden overschreden;
  5. e. regeling ten aanzien van werkzaamheden en werken, niet zijnde bouwwerken:
    1. 1. geen vergunning is vereist wanneer de ondergrenzen niet worden overschreden. Ook is geen vergunning vereist voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud (met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande trace's van kabels en leidingen), het normale agrarische gebruik, voor werkzaamheden waarvoor reeds vergunning is verleend en die plaatsvinden in het kader van archeologisch onderzoek.
    2. 2. in het geval wel een vergunning is vereist, geldt een archeologische onderzoeksplicht.
  6. f. een archeologisch onderzoek is niet vereist indien de archeologisch waarde in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, bijvoorbeeld door het aantonen van eerdere verstoringen van de bodem of door het aantonen van de dikte van het esdek. Wanneer blijkt dat de dikte van het afdekkend pakket groter is dan de ondergrens van de verstoringsdiepte en wordt aangetoond dat de ingreep beperkt blijkt tot de dikte van het afdekkend pakket, is nader archeologisch onderzoek niet nodig. Bij een esdekmeting moet als uitgangspunt worden uitgegaan van 5 boringen per ha met een boorgrid van 100 bij 50, boringen op de coördinaten (0,0), (0.100), (50.50), (100.0) en (100.100) en 3-dimensionale inmeting.
  7. g. de vergunning kan worden verleend wanneer gebleken is dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad of schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  8. h. aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals:
    1. 1. technische maatregelen tot bescherming van de archeologische waarden.
    2. 2. Deze maatregelen kunnen bestaan uit het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het aanvullen van bodemvolume bij teelten waarbij grond wordt uitgevoerd, het niet uitvoeren van heiwerkzaamheden of het niet bouwen van kelders;
    3. 3. verplichting tot opgravingen;
    4. 4. verplichting tot archeologische begeleiding bij uitvoering.


Voorkomende gebieden met specifieke archeologische waarden zijn:

categorie Bestemmingsplan- categorie Ondergrenzen verplicht archeologisch onderzoek
Cat. 1 Wettelijk beschermd monument Wettelijk geregeld.
Cat. 2 Gebied van archeologische waarde Indien dieper dan 50 cm en groter dan 50 m2
Cat. 3 Gebied van archeologische verwachtingswaarde hoog Indien dieper dan 50 cm en groter dan 125 m2
Cat. 4 Gebied van archeologische verwachtingswaarde middelhoog Indien dieper dan 50 cm en groter dan 500 m2

Voor ieder gebied is een aparte dubbelbestemming van toepassing:

Bestemmingsplan categorie Aanduiding/ dubbelbestemming
Wettelijk beschermd monument wettelijk beschermd archeologisch monument
Gebied van archeologische waarde Waarde - Archeologie - Categorie 2
Gebied van archeologische verwachtingswaarde hoog Waarde - Archeologie - Categorie 3
Gebied van archeologische verwachtingswaarde middelhoog Waarde - Archeologie - Categorie 4

Wettelijk beschermde archeologische monumenten zijn op basis van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd archeologisch monument, of staan op de voorlopige lijst.

Het betreft gebieden waar archeologische resten van nationaal belang zijn vastgesteld met ondermeer een zeer hoge kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde. Voor wettelijk beschermde terreinen is behoud van de bestaande situatie vereist en dient aantasting van de archeologische resten vermeden te worden.

Het beschermingsregime voor deze monumenten staat los van het bestemmingsplan, zij het dat deze zijn opgenomen op de verbeelding met een aanduiding 'wettelijk beschermd archeologisch monument'. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van bouwwerken, voor zover die worden gebouwd op of, binnen een afstand van 30 m tot die gebieden, ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.

6.5.3 Cultuurhistorie

Aardkundige en cultuurhistorische waarden zijn in het bestemmingsplan 2006 op plankaart 8 als zodanig aangeduid en worden via het aanlegvergunningstelsel beschermd. Vergelijkbaar met de archeologische waarden en natuurwaarden, wordt ook voor de aardkundige en cultuurhistorische waarden in het nieuwe bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen.

Aan archeologisch bureau RAAP is door de gemeente opdracht verleend een onderzoek te doen naar de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente Boxtel. Dit heeft geresulteerd in het rapport 'Boextel binnen en buiten den Brugghen' (RAAP-rapport 2142) uit 2011, welk rapport als Bijlage 6 is opgenomen.

De dubbelbestemming richt zich niet alleen op het behoud (bescherming) maar ook op de versterking van de waarden (aandachtspunt bij planontwikkelingen, stimuleringsmaatregelen en landschapsversterkings-plannen).


Twee gebieden met aardkundige waarden worden bestemd, namelijk de Kampina en het Dommeldal. Deze twee gebieden staan ook als zodanig op de provinciale aardkundige waardenkaart. In het bestemmingsplan worden voor deze twee gebieden specifieke dubbelbestemmingen opgenomen. Deze dubbelbestemmingen richten zich zowel op de aardkundige als op de cultuurhistorische waarden van deze gebieden.


Op de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart (rapport 'Boextel binnen en buiten den Brugghen') worden gebieden met een hoge cultuurhistorische ensemblewaardering onderscheiden. Deze gebieden komen overeen met de cultuurhistorische vlakken van provinciaal belang die op grond van de provinciale verordening opgenomen dienen te worden in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Met betrekking tot de onderbouwing van deze gebieden kan naar het betreffende rapport in Bijlage 6 worden verwezen.

Gebiedswaarde
Dubbelbestemming of gebiedsaanduiding
heidegebied de Kampina Waarde - Kampina
beekdal van de Dommel Waarde - Dommeldal
landgoed Waarde - Landgoed
historische akkercomplex Waarde - Historisch akkercomplex
kleinschalig cultuurlandschap Waarde - Kleinschalig cultuurlandschap
bolle akker Waarde - Bolle akker
open akkercomplex Waarde - Open akkercomplex

Hoofdstuk 7 Detailbestemmingen

De Gemeente Boxtel is een actieve gemeente als het gaat om beleid voor het buitengebied en de uitvoering daarvan in concrete projecten. De visie op het buitengebied is weergegeven in de Nota plattelandsvernieuwing - ruimte voor Boeren, Burgers en Buitenlui. Ook in de Structuurvisie is ruime aandacht besteed aan het beleid voor buitengebied. Daarnaast zijn de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011 en het Reconstructieplan in dit bestemmingsplan verwerkt. De aanwijzing van Het Groene Woud als Nationaal Landschap biedt hét kader voor toekomstige ontwikkelingen in het plangebied, aansluitend aan de gebiedskwaliteiten.

Ook sectorale wetgeving vormt het kader voor ontwikkelingen.


Het is niet de bedoeling discussies die in dat kader gevoerd zijn over te doen. In dit hoofdstuk is op basis van de nota plattelandsvernieuwing, de Structuurvisie en de aanwijzing van Het Groene Woud als Nationaal Landschap het beleid voor het buitengebied nogmaals geformuleerd en geconcretiseerd voor de relevante onderdelen voor het bestemmingsplan Buitengebied 2011.

Daarmee wordt aangesloten bij bestemmingsplan Buitengebied 2006. Daar waar de Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant stringenter is, is de Verordening gevolgd. Dit is per onderwerp gemotiveerd.

7.1 Landbouw

De agrarische sector is de belangrijkste economische sector in het buitengebied en voortdurend aan verandering onderhevig, niet in de laatste plaats door recente ingrijpende beleidswijzigingen als de reconstructie en de geurwet.
Het reconstructieplan legt een stevig pakket beleidsuitgangspunten op het buitengebied (en dan met name op de intensieve veehouderijsector), die in dit bestemmingsplan worden doorvertaald. Een en ander overeenkomstig de beleidslijnen in de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011.

Om in te kunnen spelen op de beleidslijnen en dynamiek van de sector zal onderscheid worden gemaakt in de volgende sectoren binnen de land- en tuinbouw:

  • intensieve veehouderijbedrijven;
  • overige agrarische bedrijven (zowel grondgebonden als overig niet-grondgebonden
    agrarische bedrijven).

Intensieve veehouderij = agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in
overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.

Niet-grondgebonden agrarisch bedrijf = een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet
in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde
grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval intensieve veehouderijen en glastuinbouwbedrijven. Een voorbeeld van overig nietgrondgebonden bedrijven zijn intensieve kwekerijen zoals champignonkwekerijen.


Grondgebonden agrarische bedrijf = een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel
of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven en paardenhouderijen zijn doorgaans ook grondgebonden.

7.1.1 Toekenning agrarische bouwkavels algemeen

Bestaande bedrijven zijn op basis van vergunde rechten in kaart gebracht.

Om in aanmerking te komen voor een agrarische bedrijfsbestemming moet er sprake zijn van agrarische bedrijfsactiviteiten. Dat wil zeggen dat er sprake is van agrarische (primaire plantaardige en/of dierlijke) productie. Bovendien moet deze activiteit bedrijfsmatig worden uitgeoefend. Bij de vraag omtrent toekenning van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' (hierna ook wel kortweg bouwblokken genoemd) hanteert de Gemeente Boxtel in bestemmingsplan Buitengebied 2006 de volgende indeling:

  • 0-9 nge: burgerwoning;
  • 9-30 nge: eng begrensd agrarisch bouwblok; aan de hand van de grenzen van de huidige bebouwing.
  • >30 nge : volwaardig agrarisch bouwblok.

Alle stallen moeten voldoen aan het Besluit huisvesting, waarin algemene technische eisen staan voor stallen om de uitstoot van ammoniak te beperken.

Het vertrekpunt bij het toekennen van de bouwblokken is het respecteren van in (actuele) bestemmingsplannen toegekende bouwrechten. Voor Boxtel geldt dat de bouwrechten uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2006 (dat gebaseerd is op het Streekplan en het reconstructieplan worden gerespecteerd inclusief de in de planperiode verkregen rechten (zoals bouwblokwijzigingen en bouwvergunningen). Concreet betekent dit dat de bestaande rechten uit het vigerende plan zullen worden gehandhaafd, met inachtneming van het concentratiebeginsel. Hiertoe zijn bepalingen opgenomen in de bouwregels. Wijzigingsbevoegdheden en afwijkingsbepalingen worden uitdrukkelijk niet als onderdeel van de bestaande rechten beschouwd.

Naar aanleiding van een toenemend aantal gevallen van besmetting met Q-koorts hebben Provinciale Staten besloten tot een bouwstop voor geiten- en schapenhouderijen in geheel Noord-Brabant. In de Verordening Noord-Brabant is dit vastgelegd in artikel 9.8.

In de Nota van wijzigingen Wijziging Verordening ruimte, actualisatie I, van 13 maart 2012 zijn voorstellen gedaan om te komen tot wijziging van de Verordening ruimte 2011 en de vaststelling van de Verordening ruimte 2012. Het betreft onder andere een verlenging van het bouwverbod voor intensieve geiten en schapenhouderijen, naar 1 juni 2013.

7.1.2 Toekenning en uitbreiding intensieve veehouderijen in extensiveringsgebied

De Verordening Ruimte heeft voor extensiveringsgebieden de volgende regels opgenomen, welke in bestemmingsplan Buitengebied 2011 zijn overgenomen:

  1. 1. Binnen gebouwen mag hooguit één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  2. 2. Uitbreiding van bebouwing binnen het bestaande bouwblok van intensieve veehouderijen is maar mogelijk tot 1 oktober 2010. Vanaf die datum geldt als maximum omvang de bestaande bebouwing op die datum of in de in aanbouw of vergunde bebouwing ("slot op de muur");
  3. 3. Het bestaand stedelijk gebied maakt geen deel uit van het reconstructieplan. In de verordening zijn de regels voor intensieve veehouderijen, gelegen in dat gebied, gelijk gesteld met die voor de extensiveringsgebieden. Deze regels zijn overgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

7.1.3 Toekenning en uitbreiding intensieve veehouderij in verwevingsgebieden

Voor de toekenning van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf in verwevingsgebieden geldt dat voor de vaststelling van een bouwblok van een intensieve veehouderij de bouwrechten uit het geldende bestemmingsplannen worden gerespecteerd, inclusief de in de planperiode verkregen rechten (zoals bouwblokwijzigingen en bouwvergunningen).


Duurzame locaties

In de verwevingsgebieden is sprake van een menging van functies van onder meer
landbouw, wonen en natuur. In deze gebieden is vanuit reconstructiedoelstellingen
nieuwvestiging van intensieve veehouderijen niet wenselijk maar moet hervestiging en
uitbreiding wel mogelijk zijn op die plaatsen waar de ruimtelijke kwaliteit of aanwezige
functies zich daartegen niet verzetten. Om de hiervoor noodzakelijke afweging te maken wordt het begrip duurzame locatie gehanteerd. Een duurzame locatie is een bestaand bouwblok met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt als vanuit ruimtelijk oogpunt verantwoord is om ter plaatse door te laten groeien.


Het bestemmingsplan sluit aan bij de beleidsregels voor duurzame locaties, maar doet op voorhand geen uitspraken over duurzame locaties. Het begrip duurzame locaties is opgenomen in de begripsbepalingen, maar de beoordeling of in een concreet geval sprake is van een duurzame locatie vindt pas plaats op het moment dat een concrete ontwikkeling zich voordoet.


Het toetsingskader voor ontwikkelingen, de provinciale Handleiding Duurzame locaties, is inmiddels vervallen. In plaats hiervan is in de provinciale verordening een ruimer afwegingskader opgenomen (Verordening ruimte Noord-Brabant 2011, artikel 9.3 onder 2).

In de verordening Ruimte is een definitie opgenomen voor het begrip duurzame locatie: Een locatie voor een intensieve veehouderij is duurzaam als:

    1. a. aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn die noodzaken tot hervestiging, omschakeling of uitbreiding ter plaatse;
    2. b. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;
    3. c. de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.


Uit onderzoek moet blijken dat er een ruimtelijk-economische noodzaak is voor
hervestiging, omschakeling of uitbreiding. Zuinig ruimtegebruik dient hierbij het
uitgangspunt te zijn. Dit betekent dat verantwoord moet worden dat de uitbreiding van het bouwblok in verhouding staat tot het voorgenomen initiatief en dat geen onnodige ruimte aan het bouwblok wordt toegevoegd. Daarnaast is de integrale omgevingstoets cruciaal. Uit deze toets zal moeten blijken dat de ontwikkeling zowel uit milieuoogpunt als uit ruimtelijk oogpunt verantwoord is. Voor iedere uitbreiding van het bouwblok zal een omgevingstoets gedaan moeten worden en overwogen moeten worden of er sprake is van een duurzame locatie.

Dit ruimer afwegingskader is als zodanig in de regels van het bestemmingsplan opgenomen en biedt voldoende waarborg voor een integrale en zorgvuldige afweging van alle waarden in een gebied. De resultaten in de planMER zullen bij deze afwegingen worden betrokken.

7.1.4 Toekenning en uitbreiding intensieve veehouderij in landbouwontwikkelingsgebied

De vestigingsmogelijkheden binnen het LOG de Oorsprong zijn op grond van de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011 komen te vervallen. Het LOG is desondanks op de verbeelding van het bestemmingsplan aangeduid. In dit geval betreft het louter een aanduiding zonder ontwikkelingsmogelijkheden.


Op dit moment loopt er nog een procedure voor een lopend initiatief tot verplaatsing naar dit LOG. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben in 2011 afwijzend beslist op het verzoek om omgevingsvergunning voor dit initiatief. Tegen dit besluit loopt op dit moment nog een beroepsprocedure. Mocht de verplaatsing van de intensieve veehouderij toch doorgang vinden, dan dient het bestemmingsplan hiervoor te worden aangepast. Dit bestemmingsplan biedt hiervoor geen wijzigingsbevoegdheid.

7.1.5 Toekenning en uitbreiding overige agrarische bedrijven

Voor de toekenning van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf in verwevingsgebieden geldt dat voor de vaststelling van een bouwblok van een overig agrarisch bedrijf de bouwrechten uit het geldende bestemmingsplannen worden gerespecteerd, inclusief de in de planperiode verkregen rechten (zoals bouwblokwijzigingen en bouwvergunningen).


Ten aanzien van de uitbreiding van de bouwblokken wordt in grote lijnen het provinciaal beleid gevolgd. Het provinciaal beleid heeft voor grondgebonden agrarische bedrijven geen maxima opgenomen. De gemeente staat onder voorwaarden uitbreiding toe tot 2 ha. Overige nietgrondgebonden bedrijven (niet zijnde intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijven) kunnen uitbreiden tot maximaal 1,5 hectare. Deze maximale oppervlakten zijn exclusief de differentiatievlakken 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen toegestaan'(zie ook paragraaf 7.1.8). In agrarische gebieden met meerwaarde stelt de gemeente bij uitbreiding voorwaarden waarmee de aanwezige waarden worden beschermd.

Wel is in primair agrarische gebieden buiten de groenblauwe mantel omschakeling naar overige niet grondgebonden bedrijf onder voorwaarden mogelijk. Hiertoe is als voorwaarde voor de wijziging bepaald het bestemmingvlak ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ geheel is gelegen binnen de bestemming ‘Agrarisch’ dan wel met ten hoogste één zijde grenst aan de agrarische gebiedsbestemmingen met waarden.

7.1.6 Nieuwvestiging

Onder nieuwvestiging wordt verstaan: het toekennen van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf op een locatie waar die bestemming nu niet ligt. Ook aangaande nieuwvestiging van bouwblokken is het van belang onderscheid te maken in intensieve veehouderijen en overige agrarische bedrijven; dit in verband met de specifieke beleidsuitgangspunten voor de intensieve veehouderij die uit het Reconstructieplan voortvloeien.

De verwachting is dat in de komende jaren op een aantal agrarische bedrijfslocaties de agrarische bedrijfsactiviteiten door de huidige ondernemer gestaakt worden. In de behoefte aan locaties voor nieuwe of te verplaatsen bedrijven kan worden voorzien door gebruik te maken van deze agrarische bouwblokken (zie paragraaf 7.1.7). Dit bestemmingsplan maakt nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf niet mogelijk.

7.1.7 Hervestiging en omschakeling

In verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden is hervestiging van en
omschakeling naar intensieve veehouderij in principe toegestaan op een duurzame locatie.
Deze dient bij te dragen aan de afwaartse beweging van de intensieve veehouderij, zoals omschreven in het Reconstructieplan. Ook dient er voldaan te worden aan de volgende eisen:

In verwevingsgebieden is hervestiging of omschakeling alleen mogelijk mits er sprake is van een duurzame locatie. Dit betekent dat aangetoond wordt dat er sprake is van:

  1. 1. aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn die noodzaken tot hervestiging of omschakeling ter plaatse;
  2. 2. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;
  3. 3. de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

In ieder geval geldt voor de verwevingsgebieden dat binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;

De omvang van het bouwblok wordt vervolgens aangepast conform de nieuwe bestemming.
Omschakeling naar intensieve veehouderij is onderdeel van de flexibiliteitsbepalingen van dit bestemmingsplan buitengebied.

Omschakeling op een agrarisch bouwblok naar een grondgebonden bedrijf is altijd rechtstreeks mogelijk.

Omschakeling naar een niet-grondgebonden bedrijf (niet zijnde intensieve veehouderij of glastuinbouw ) is alleen onder voorwaarden mogelijk in de primair agrarische gebieden buiten de groenblauwe mantel. Hiertoe is als voorwaarde voor de wijziging bepaald dat het bouwblok geheel is gelegen binnen de bestemming ‘Agrarisch’ dan wel met ten hoogste één zijde grenst aan de agrarische gebiedsbestemmingen met waarden.

7.1.8 Teeltondersteunende voorzieningen en kassen

De tuinbouwsector maakt in toenemende mate gebruik van teeltondersteunende
voorzieningen. Teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de
productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden.


Voorbeelden zijn: aardbeiteelttafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken,
hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten. Het bestemmingsplan is in overeenstemming gebracht met de provinciale Verordening die aansluit bij de beleidsnota Teeltondersteunende Voorzieningen uit 2007. Er is onderscheid tussen permanente teeltondersteunende voorzieningen (teeltondersteunende kassen en overige permanente teeltondersteunende voorzieningen) en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

7.1.9 Teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie (boomteelt)

Onder boomteeltbedrijven worden verstaan bedrijven gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen, waaronder bomen, maar ook sierheesters in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt.


In voorliggend bestemmingsplan wordt niet gesproken over boomteelt maar over 'teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie'. Met deze omschrijving is duidelijk dat ook de siergewassenteelt hieronder wordt verstaan.

De regeling in voorliggend bestemmingsplan houdt, kort samengevat, in dat:

  • teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie in primair agrarische gebieden zonder waarden rechtstreeks is toegestaan;
  • teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie niet is toegestaan in het half-open cultuurlandschap voor zover er sprake is van waardevolle beekdalen;
  • teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie rechtstreeks is toegestaan in het overig deel van het half-open cultuurlandschap;
  • teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie niet is toegestaan op bolle akkers en open akkercomplexen;
  • teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie afweegbaar is in kleinschalig cultuurlandschap;
  • binnen de regeling geen differentiatie is naar gelang de hoogte van de teelt.

7.1.10 Agrarische bedrijfswoning

Bestaande bedrijfwoningen zijn in het plan positief bestemd binnen de bestemming "Agrarisch – Agrarisch bedrijf ". Een bedrijfswoning is noodzakelijk voor een goede agrarische bedrijfsvoering. Woningen die in het verleden als tweede bedrijfswoning zijn gebouwd, worden in principe ook als zodanig in het plan aangemerkt. Hiermee wordt voorkomen dat bij een bedrijf de bouw van extra woningen mogelijk wordt gemaakt die in de loop der jaren aan het agrarisch gebruik worden onttrokken.


Momenteel zijn er uitgebreide mogelijkheden voor communicatie op afstand en snel transport. Daarom is het, ook op de grotere bedrijven, niet langer noodzakelijk dat twee hoofdberoepskrachten op het bedrijf wonen. Vandaar dat er in dit plan geen mogelijkheden zijn opgenomen voor een tweede bedrijfswoning. Mocht een tweede bedrijfswoning toch noodzakelijk zijn, dan zal hiervoor een aparte procedure moeten worden opgestart.

7.1.11 Nevenactiviteiten

In de huidige agrarische sector is een tendens waar te nemen dat de agrariër naast de uitoefening van het agrarische bedrijf (agrarische) nevenactiviteiten wil ontplooien.

Een specifieke vorm van verbrede landbouw is het kleinschalig kamperen (het voormalige kamperen bij de boer).
De gemeente wil deze vormen, mits passend in het buitengebied, ondersteunen. Deze nevenactiviteiten kunnen een directe relatie hebben met de agrarische functie (agro-toerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, de verkoop van streekeigen producten, zorgboerderijen of energieteelt), ook bestaat de mogelijkheid dat activiteiten min of meer los staan van de agrarische functie, maar wel goed passen in het buitengebied van Boxtel (zoals bijvoorbeeld extensieve recreatieve functies, agrarisch verwante functies, agrarisch technische hulpfuncties en binnenopslag). In dit bestemmingsplan wordt ruimte geboden aan nevenactiviteiten die een relatie hebben met de agrarische sector. Dit echter zodanig (via een afwijking) dat geen wildgroei kan ontstaan. Bovendien zullen nevenactiviteiten moeten passen bij de karakteristiek van de gemeente en de betreffende gebiedswaarden.

Kleinschalig kamperen wordt als agrarische nevenactiviteit toegestaan binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" voor zover deze bestemming voor het grootste deel grenst aan de gebiedsbestemmingen "Agrarisch met Waarden - Landschap" en/of "Agrarisch met Waarden - Natuur en Landschap".


De ontwikkeling van allerlei nevenactiviteiten is mogelijk op gronden met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf", mits de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven niet worden beperkt. Aandachtspunt is eveneens dat eenmaal opgestarte nevenactiviteiten geleidelijk verder worden uitgebouwd tot hoofdfunctie, waarna de agrarische activiteiten worden gestaakt. Daarom zal bij de beoordeling van een voorgenomen nevenactiviteit getoetst moeten worden of deze ook als "vervolgfunctie" in het buitengebied gewenst is.


Daarnaast zijn de bestaande nevenactiviteiten aangeduid op de verbeelding en vastgelegd in de regels. Na afwijken kunnen nieuwe nevenactiviteiten worden opgestart tot een maximale oppervlakte van 1.000m².


Van belang is eveneens dat nevenactiviteiten goed worden ingepast in de omgeving. In een landschapsversterkingsplan dat ingaat op de relatie met de omgeving en gebiedswaarden (zie de ecologische en cultuurhistorische waardenkaarten) dient te zijn aangegeven op welke wijze de aanwezige gebiedswaarden worden versterkt. Deze versterking kan bewerkstelligd worden door de aanleg van landschaps- of natuurlijke elementen, beeldkwaliteit en herstel van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en omgeving. Op deze wijze wordt een positieve bijdrage gegeven aan de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. Een adviescommissie (de WUBBB) zal, soms op grond van een onafhankelijk deskundig advies, het college adviseren over de kwaliteitsverbetering.

7.1.12 Hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijven

Het aantal agrarische bedrijven neemt af. Deze tendens doet zich al decennia lang voor en zal zich in de toekomst voortzetten. Veel oorspronkelijke agrarische bebouwing heeft zijn agrarische functie verloren of zal deze in de toekomst verliezen. Bij beëindiging van agrarische bedrijven gaat in veel gevallen de voorkeur uit naar hergebruik van de bebouwing door andere agrarische bedrijven (zie paragraaf 7.1.6). Het bestemmingsplan biedt verder de mogelijkheid de agrarische bedrijfswoning als burgerwoning te gebruiken. Het bestemmingsplan voorziet in deze mogelijkheid door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een aanmerkelijke reductie van de oppervlakte van de (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen plaats te vinden, eveneens dient er sprake te zijn van een versterking van de gebiedswaarden ter plaatse.


Omdat hergebruik door andere agrarische bedrijven of sanering van de bedrijfsbebouwing niet altijd mogelijk is, biedt het bestemmingsplan enkele alternatieve gebruiksmogelijkheden. De hoofdlijn van het beleid is dat terughoudendheid zal worden betracht bij het bieden van hergebruiksmogelijkheden in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (VAB). Vanuit de markt zijn er bovendien nog geen signalen ontvangen dat er een sterke behoefte is aan verdergaande hergebruiksmogelijkheden. Bij hergebruik en ontwikkeling van VAB moet versterking van de gebiedswaarden voorop staan.


De gemeente is terughoudend met het concreet aanduiden van bepaalde bedrijfstypen die in de zones toelaatbaar zijn ter vervanging van de agrarische functie. Het gevaar bestaat namelijk dat vooral wordt gekeken naar het bedrijfstype, maar niet naar de gevolgen van het bedrijf voor de ruimtelijke ordening en milieu.


Het zijn juist deze gevolgen die centraal moeten staan in de afweging of een bepaald bedrijf zich kan vestigen op een bestaande locatie. Daar komt bij dat één en hetzelfde bedrijfstype vaak een grote diversiteit aan verschijningsvormen kent door capaciteitsverschillen, verouderingsgraad en wijze van beheer en inrichting. Voorbeelden van hergebruiksmogelijkheden zijn wonen, kleinschalige vormen van recreatie (logies met ontbijt/boerderijkamers), natuur- en landschapsbeheer en -educatie (werkplaats) en binnenopslag.

In alle gevallen zal een belangenafweging plaats moeten vinden. Afhankelijk van de feitelijke situatie kan de afweging leiden tot ruimere dan wel minder ruime mogelijkheden.

7.2 Recreatie

Het buitengebied vervult een belangrijke recreatieve functie. Recreatie wordt beschouwd als een nevengeschikte activiteit in het buitengebied, die een belangrijke bijdrage kan leveren aan de leefbaarheid van het buitengebied. Een evenwichtig recreatief gebruik van het gebied is daarbij van belang, willen de gebiedswaarden behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt. Dit evenwichtig gebruik heeft zowel betrekking op de recreatiebedrijven die in het buitengebied van Boxtel aanwezig zijn, als op het gebied als geheel, bezien als recreatief verblijfsgebied. Een evenwichtig gebruik van en voor recreatie sluit zeer goed aan op het beleid voor het Nationale Landschap Het Groene Woud, waarbij de nadruk ligt op "behoud door ontwikkeling". Binnen het Nationaal Landschap kunnen nieuwe vormen van toerisme en recreatie ontwikkeld worden en zijn uitbreidingen van bestaande voorzieningen mogelijk voor zover die aansluiten en passen in de kernkwaliteiten van het gebied (zie hoofdstuk 3).


Gelet op de karakteristiek van het buitengebied van Boxtel, is er geen behoefte aan massale of grootschalige voorzieningen. Kwaliteit staat voorop, waarbij het beleid gericht is op de fietsende en wandelende (actieve groene) recreant. Sleutelwoorden in de ontwikkeling van het buitengebied zijn kleinschaligheid, identiteit en authenticiteit. De bijzondere kwaliteiten van het buitengebied moeten worden gekoesterd. Dat betekent dat toeristisch-recreatieve ontwikkelingen op een verantwoorde manier tot stand moeten komen.

7.2.1 Bestaande dag- en verblijfsrecreatieve functies

De bestaande verblijfsrecreatiebedrijven zijn positief bestemd en hebben de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" gekregen. Op de verbeelding is aangegeven waar kampeermiddelen en een kamphuis zijn toegestaan. Bij de camping en chaletpark aan de Dennendreef zijn daarnaast een horecagelegenheid en een winkel, ten dienste van de verblijfsrecreatie, toegestaan.

Binnen het plangebied zijn tevens enkele dagrecreatieve voorzieningen aanwezig. Deze voorzieningen zijn ieder conform de huidige situatie bestemd.

In het bestemmingsplan heeft het bezoekerscentrum de Groene Poort een de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" gekregen. Bij de Groene Poort is kleinschalige horeca toegestaan. De begrenzing van dit bestemmingsvlak is conform de uitspraak van de Raad van State over deze locatie.
De bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" is daarnaast opgenomen voor recreatieplas De Langspier, Centrum voor ecologische technieken "De Twaalf Ambachten" aan de Mezenlaan, de golfbaan van golfclub "De Dommel" en de (model)vliegclub aan de Mijlstraat.
Daarnaast komen in het plangebied onder meer twee maneges, sportvelden en diverse horecavoorzieningen voor. Deze zijn allen als zodanig bestemd.

Er is een spanningsveld geconstateerd tussen bestaande, gezonde recreatiebedrijven en landschappelijke belangen. Er dient een goede afweging te worden gemaakt tussen de ontwikkelingsmogelijkheden die aan dergelijke bedrijven moet worden geboden enerzijds, en anderzijds de mate waarin landschappelijke belangen dienen te worden beschermd.

In de Gemeente Boxtel is bij twee 'burgerwoningen' een kleinschalig kampeerterrein aanwezig. Deze kampeerterreinen hebben op de verbeelding de aanduiding "bedrijf" gekregen en het gebruik is in de regels vastgelegd.


Alle bestaande recreatiebedrijven krijgen beperkte ontwikkelingsmogelijkheden.

In de bouwregels is een lijst opgenomen met de maximale bebouwingsoppervlakte. De maximale bebouwingsoppervlakte is enige (beperkte) uitbreiding. De maximale bebouwingsoppervlakte in voorliggend bestemmingsplan zijn overgenomen uit bestemmingsplan buitengebied 2006.

Verdere uitbreiding (van het bestemmingsvlak) is niet mogelijk met voorliggend bestemmingsplan.

7.2.2 Nieuwe dag- en verblijfsrecreatieve functies

Aansluitend bij de lijn die in het Streekplan en het Reconstructieplan is ingezet (en conform Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant), wordt in het bestemmingsplan geen ruimte geboden aan nieuwvestiging van extra verblijfsrecreatieve bedrijven en grootschalige dagrecreatieve bedrijven. Hierbij geldt een uitzondering voor locaties voor kleinschalig kamperen, recreatieve activiteiten die als nevenfunctie bij agrarische bedrijven mogelijk zijn of kleinschalige recreatieve activiteiten als vervolgfunctie in vrijkomende agrarische bebouwing (zie paragraaf 7.1.11 en 7.1.12) en tot slot bed & breakfast.


Bij deze nieuwe initiatieven gelden de volgende aandachtspunten:

  • Ruimtelijke kwaliteiten moeten bij nieuwe initiatieven voorop staan, mogelijk leidend tot innovatieve, gekoppelde regelingen (Bed & Breakfast, gekoppeld aan ontstening). Via een landschapsversterkingsplan moet de ondernemer aantonen hoe het initiatief past binnen de gebiedswaarden en leidt tot een versterking hiervan. Op deze wijze wordt een positieve bijdrage gegeven aan de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud.
  • Nieuwe initiatieven mogen niet leiden tot belemmering voor bestaande agrarische bedrijven.

Bed and breakfast

De Bed and Breakfast-sector in Nederland is de laatste jaren sterk gegroeid en de gemeente Boxtel krijgt steeds vaker verzoeken voor het starten van een Bed & Breakfast-activiteit binnen een woonfunctie of een agrarische bestemming.


Bed and Breakfast kan worden omschreven als een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt. Een Bed and Breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende hoofdverblijf. Het gaat in dit verband om een kortdurend 'toeristisch' verblijf. Het begrip 'kortdurend' geeft aan dat het niet gaat om bijvoorbeeld wonen of seizoensgebonden recreatie.


Bij elk verzoek voor het inrichten van een Bed and Breakfastvoorziening dient te worden voldaan aan de voorwaarden genoemd in het bestemmingsplan. Deze voorwaarden borgen het kleinschalig karakter en een zorgvuldige inpassing van de functie in de omgeving. Via een landschapsversterkingsplan moet worden aangetoond dat de gebiedswaarden substantieel worden versterkt.

Een voorziening als Bed and Breakfast voor panden met een monumentenstatus zorgt voor een extra bron van inkomsten waarmee het desbetreffende pand in stand kan worden gehouden en de monumentale status wordt gewaarborgd. Deze 'rode' versterking kan tot uitdrukking komen in een landschapsversterkingsplan.


In bestaande ruimtes bij burgerwoningen en agrarische bedrijven kan Bed and Breakfast gerealiseerd worden met een oppervlakte van maximaal 100 m2 met een omvang van maximaal 8 overnachtingsplaatsen.

7.3 Niet-agrarische Bedrijven

In deze paragraaf wordt ingegaan op de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande, niet-agrarische bedrijven. De bestaande bedrijven, voor zover legaal gevestigd, hebben de bestemming "Bedrijf" gekregen. De bestemmingsregeling bestemt nadrukkelijk alleen de bestaande activiteiten. In de regels is per perceel de huidige oppervlakte weergegeven. Deze oppervlakte is exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen.

7.3.1 Bestaande bedrijven

Met betrekking tot de uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande bedrijven richt het bestemmingsplan zich op het voorkomen van structurele groei.

De uitbreidingsmogelijkheden zijn dan ook vooral bedoeld voor de activiteiten die aanwezig zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het bestemmingsplan.

Wanneer bedrijven zich voornemen structureel te groeien, dan streeft de gemeente verplaatsing naar een bedrijfsterrein na.

Bij het bepalen van de uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande, niet-agrarische bedrijven wordt een onderscheid gemaakt in "aan het buitengebied gebonden functies" (agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven) en "niet aan het buitengebied gebonden functies". De aan het buitengebied gebonden bedrijven hebben in bestemmingsplan buitengebied 2006, conform het voormalige Streekplan, een maximale uitbreidingsruimte van 25% van het bestaande bebouwingsoppervlak gekregen. Bestaande, niet aan het buitengebied gebonden bedrijven een maximale uitbreidingsruimte van 10% van het bestaande bebouwingsoppervlak. Voor bedrijven die recent waren uitgebreid, was geen uitbreidingsruimte opgenomen. De uitbreidingsmogelijkheden in bestemmingsplan buitengebied 2011 zijn overgenomen uit bestemmingsplan buitengebied 2006.


Bij de bedrijfsbestemming is een lijst met bedrijfsfuncties opgenomen. In deze lijst is opgenomen welke bedrijfsfunctie uitgevoerd wordt. Tevens is een lijst in de bouwregels opgenomen waarin de huidige oppervlakte, de maximale bebouwingsoppervlakte en (bouw)hoogte staan. De maximale bebouwingsoppervlakte is inclusief de hiervoor genoemde 10% of 25% uitbreiding.

Verdere uitbreiding (van het bestemmingsvlak) is niet mogelijk met voorliggend bestemmingsplan.

7.3.2 Nieuwe bedrijven

Met het oog op de instandhouding van de gebiedswaarden in de Gemeente Boxtel, biedt het bestemmingsplan geen mogelijkheden voor nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijvigheid. Nieuwvestiging zou leiden tot een ongewenste verstedelijkingsdruk en verdichting van het buitengebied. De gebiedswaarden en functies in het buitengebied kunnen daardoor worden aangetast. Wel zijn er mogelijkheden voor vestiging op een vrijkomende agrarische bedrijfslocatie. Het beleid hiervoor staat beschreven in paragraaf 7.1.12.

7.3.3 Omschakeling naar andere bedrijfsactiviteit

Inde regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen waarmee de toegestane type bedrijfsactiviteit kan worden gewijzigd in een andere activiteit. Deze nieuwe activiteiten moeten vallen in de categorieën 1 of 2 van de bedrijvenlijst uit de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" die verkort als bijlage bij de regels is opgenomen. Eveneens moet bij wijziging een landschapsversterkingsplan worden ingediend, waarin is aangegeven op welke wijze de gebiedswaarden worden versterkt. Deze versterking kan plaatsvinden via bijvoorbeeld sloop van overtollige gebouwen, de aanleg van landschap- of natuurlijke elementen en/of cultuurhistorische elementen. Op deze wijze wordt een positieve bijdrage gegeven aan de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud.

7.4 Wonen

7.4.1 Bestaande burgerwoningen

De bestaande woningen en de bijbehorende bijgebouwen in het buitengebied worden, wanneer niet illegaal opgericht, positief bestemd.

Woningen van ondermaatse omvang en kwaliteit (noodwoningen en dergelijke) moeten gesaneerd of positief bestemd worden. Positief bestemmen is alleen toegestaan als zicht bestaat op een verhoging van de beeldkwaliteit van woning en woonomgeving.

7.4.2 Uitbreiding van woningen

Voor de bestaande burgerwoningen wordt in het bestemmingsplan de volgende ontwikkelingsruimte geboden:

  • Burgerwoningen mogen worden vergroot naar een maximum van 600 m³, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt naar ligging. Daarbij worden ondergrondse ruimten zoals kelders niet meegeteld.
  • Bedrijfswoningen mogen worden vergroot naar een maximum van 750 m³.
  • Bij vergroting van karakteristieke woningen en bijgebouwen zoals voormalige landarbeiderswoningen, bakhuizen en Vlaamse schuren moet worden aangesloten bij de karakteristieke kenmerken. Op deze wijze wordt een positieve bijdrage gegeven aan de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud.

7.4.3 Bijgebouwen

Bijgebouwen mogen maximaal 100 m² in oppervlak bedragen. Met het oog op het saneringsbeleid van de gemeente Boxtel mag hiervan worden afgeweken wanneer de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen reeds meer bedraagt dan 100 m².

Op grond van het bestemmingsplan Buitengebied 2011 is een verruiming van de maximale oppervlakte van bijgebouwen (tot maximum 250 m2) toegestaan als op het perceel of elders in het plangebied gebouwen worden gesloopt, waarbij het te slopen oppervlak het vijfvoudige dient te bedragen van het terug te bouwen oppervlak. Zie 7.4.4 voor een toelichting op de bonussloopregeling.

7.4.4 Bonussloopregeling

Het bestemmingsplan "Buitengebied 2006" kende een bonusregeling voor het bouwen van extra bijgebouwen bij burgerwoningen, agrarische bedrijfswoningen en bedrijfswoningen bij niet-agrarische bedrijven. Op grond van deze regeling was een verruiming van de maximale oppervlakte van bijgebouwen (tot maximum 250 m2) toegestaan als op het perceel of elders in het plangebied gebouwen werden gesloopt, waarbij het te slopen oppervlak het vijfvoudige diende te bedragen van het terug te bouwen oppervlak tot maximaal 250 m2.


In de nieuwe regeling is opgenomen dat het mogelijk is om bebouwing op andere locaties in het buitengebied te betrekken bij de verzilvering van de bonussloopregeling. Om te borgen dat op de slooplocatie geen nieuwe bebouwing wordt opgericht dient op de slooplocatie de bestemming te worden gewijzigd. Daarmee is veiliggesteld dat daadwerkelijk sprake is van ontstening in het plangebied.


Verder wil de nieuwe regeling de mogelijkheid bieden om de sloop niet alleen te verzilveren in de vorm van extra bijgebouwen. Deze herziening biedt de mogelijkheid om de sloop naar keuze in te zetten voor extra bijgebouwen óf voor een vergroting van de inhoudsmaat van de woning. Het zal duidelijk zijn dat de sloop slechts eenmalig kan worden ingezet.

7.4.5 Toevoegen woningen door middel van nieuwbouw en woningsplitsing

Nieuwe burgerwoningen worden in principe niet toegestaan, tenzij in het geval van Ruimte voor Ruimte-locaties. Het bestemmingsplan Buitengebied 2011 biedt hiervoor geen wijzigingsbevoegdheid. Dergelijke ontwikkelingen worden via een aparte planoloogische procedure mogelijk gemaakt.

Naast het bestemmingsplan Buitengebied 2011 wordt een apart bestemmingsplan voor concrete ontwikkelingen (genaamd het ontwikkelplan) in procedure gebracht. In dit ontwikkelplan (de eerste partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2011) wordt een aantal nieuwe ontwikkelingen gebundeld. Dit ontwikkelplan bevat ondermeer enkele initiatieven voor Ruimte voor Ruimte woningen.


Toevoeging van burgerwoningen door splitsing van gebouwen is niet toegestaan. Toevoeging van burgerwoningen door splitsing van traditioneel aanwezige langgevelboerderijen is echter wel toegestaan, omdat dit kan bijdragen aan het behoud van de voor het buitengebied kenmerkende boerderijgebouwen. Hierbij geldt als voorwaarde dat de bijbehorende bedrijfsgebouwen worden gesloopt, tenzij ze monumentale kwaliteiten bezitten, dat er geen nieuwe (vrijstaande) woning wordt opgericht (door het vervangen van de gesplitste woning door een vrijstaande woning) en dat rekening wordt gehouden met stankcirkels. Ze mogen functionerende agrarische bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beknotten. In het buitengebied is ook toevoeging van burgerwoningen door splitsing van karakteristieke gebouwen die in gebruik waren voor zorg of religieuze doeleinden toegestaan, omdat dit kan bijdragen aan het behoud van deze panden.


De panden die in aanmerking komen voor splitsing zijn rijks- en gemeentemonumenten (op de verbeelding aangeduid als specifieke bouwaanduiding - monument) en beeldbepalende elementen (in een lijst als bijlage bij de regels).

7.4.6 Niet-woonfuncties aan huis

Aan huis gebonden beroepen en bedrijven zijn beperkt toegestaan tot 50 m2 mits dit niet tot overlast van de omgeving leidt (hierbij wordt met name gelet op de verkeersaantrekkende werking).

Wanneer de activiteit een grotere omvang heeft, is deze op de plankaart aangeduid met "bedrijf aan huis" en in het geval van een agrarisch bedrijf als hoofdactiviteit: "bedrijf". In de regels is vervolgens de aard van de nevenactiviteit, en de oppervlakte die hiervoor mag worden gebruikt, vastgelegd.

Bij het beoordelen van de inpassingsmogelijkheden dient de ruimtelijke impact het leidend principe te zijn, en dan in het bijzonder de verkeersaantrekkende werking.

Bed and breakfast is onder voorwaarden toegestaan. Zie hiervoor paragraaf 7.2.2.

7.5 (Mantel)zorgvoorzieningen

Het afgelopen decennia is steeds meer aandacht gekomen voor de maatschappelijke vraag naar woonvormen, waarbij medische of sociale zorg wordt verschaft aan afhankelijke familieleden of kennissen. Met name de zorg die volwassen kinderen aan hun ouders willen geven staat hierbij in de belangstelling. Naarmate de vergrijzing toeneemt, zal ook de behoefte aan thuis- en mantelzorg toenemen. Een oplossing die de overheid wil scheppen is het toestaan van een huisvestingsvorm voor mantelzorg. Hiertoe heeft de provincie Noord Brabant in 2003 beleid geformuleerd. Op basis daarvan ontstond voor gemeenten de mogelijkheid eigen beleid te formuleren.


Uitgangspunt van het provinciaal beleid is dat in eerste instantie gekeken wordt naar de mogelijkheden voor huisvesting in de woning zelf, ofwel inwoning. Hierbij maakt de (mantel)zorgbehoevende gebruik van dezelfde voorzieningen in een woning als de overige bewoners. Daarnaast is een andere huisvestingsvorm geïntroduceerd, genaamd "afhankelijke woonruimte", met dien verstande dat de provincie met betrekking tot deze laatste huisvestingsvorm een terughoudend beleid voor staat, in die zin dat een afhankelijke woonruimte in een bijgebouw tijdelijk kan worden bewoond door een persoon met een (aantoonbare) noodzaak tot mantelzorg. De tijdelijke woonruimte wordt nadrukkelijk niet een extra of een zelfstandige woning, maar blijft onderdeel uitmaken van de bestaande woning en een onderdeel van het huishouden, zij het dat in het (bij)gebouw voorzieningen worden getroffen (sanitair, kookfaciliteiten etc) voor het "afhankelijk wonen". Bij deze constructie worden de gebruiksmogelijkheden van niet voor bewoning bestemde gebouwen, die aanwezig zijn bij een bestaande woning derhalve tijdelijk verruimd. Nadat de noodzaak tot mantelzorg is komen te vervallen, dient de omgevingsvergunning dan ook te worden ingetrokken, waarna de woonvoorzieningen verwijderd dienen te worden. De bebouwing mag vanaf dat moment uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de bestemming.

Op basis van bovenstaand provinciaal beleid heeft de gemeenteraad op 2 juni 2008 de beleidsnota "afhankelijk wonen" (mantelzorg) gemeente Boxtel" vastgesteld. De uitgangspunten van dit beleid zijn opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied.

In het bestemmingsplan Buitengebied 2006 was al een mantelzorgregeling opgenomen. Deze mantelzorgregeling laat de afhankelijke woonruimte echter uitsluitend toe in het hoofdgebouw. Deze regeling is in de praktijk niet goed werkbaar gebleken, daar veel verzoeken betrekking hadden op een afhankelijke woonruimte in een bijgebouw bij een woning.


Hiervoor kon op basis van de regeling in het bestemmingsplan Buitengebied 2006 geen medewerking worden verleend, terwijl de gemeente medewerking wel wenselijk acht. In voorliggend bestemmingsplan is vastgelegd dat de afhankelijke woonruimte ook in een bijgebouw of in een deel van het bedrijfsgebouw kan worden gerealiseerd mits inwoning in het hoofdgebouw onredelijk bezwarend is.

Hoofdstuk 8 Juridische Aspecten

8.1 Indeling Van De Regels

De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

8.2 De Regels

De hoofdstukindeling zoals hiervoor genoemd, is opgebouwd conform de richtlijnen uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008).

8.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

8.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingen

In hoofdstuk 2 worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Voor een inhoudelijke motivering van de toegekende bestemmingen en aanduidingen kan worden verwezen naar Hoofdstuk 6 van de toelichting. Voor een inhoudelijke motivering van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de verschillende detailbestemmingen kan worden verwezen naar Hoofdstuk 7 van de toelichting.

8.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijk hoofdstuk onder te brengen.

8.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 is omschreven welke gebouwen en gebruik onder het overgangsrecht vallen.

Hoofdstuk 9 Uitvoering En Handhaving

9.1 Retrospectieve Toets

Uit overleg met de provincie is gebleken dat voor al deze ontwikkelingen en wijzigingen ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, een retrospectieve toets als onderdeel van de toelichting moet worden opgesteld. Deze vormt dan ook een bijlage bij dit bestemmingsplan.

9.2 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om grondexploitatiekosten te verhalen. Daartoe dient de raad in beginsel een exploitatieplan vast te stellen. Op grond van artikel 6.12 kan de raad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.

Het bestemmingsplan biedt bouwmogelijkheden, die voor een deel bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening betreffen. Ook de nog niet benutte bouwmogelijkheden volgens het geldende bestemmingsplan vallen in principe onder de grondexploitatiewet.


Een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 6.2.1a Bro) per 1 november 2010 biedt de gemeente de mogelijkheid om in bepaalde gevallen af te zien van het vaststellen van een exploitatieplan. Aangezien in het bestemmingsplan Buitengebied enkel bouwmogelijkheden worden geboden op percelen van particuliere eigenaren waar reeds een bouwbestemming op berust en bebouwing aanwezig is, is er geen sprake is van grondexploitatiekosten voor het bouwrijp maken van het perceel, de aanleg van nutsvoorzieningen of de inrichting van de openbare ruimte. De kosten voor het ambtelijk apparaat worden via de legesheffing in rekening gebracht. Voor het overige zijn er nauwelijks verhaalbare kosten aan de bouwmogelijkheden verbonden.


Ten aanzien van het bestemmingsplan Buitengebied 2011 wordt dan ook afgezien van kostenverhaal en derhalve geen exploitatieplan vastgesteld.

Wanneer in de toekomst gebruikt wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan Buitengebied 201, zal specifiek ten behoeve van deze wijzigingsplannen een exploitatieplan worden opgesteld dan wel met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst worden gesloten.

9.3 Handhaving

Het bestemmingsplan Buitengebied is voor de gemeentelijke overheid een belangrijk instrument om vorm te geven aan het ruimtelijk beleid voor haar buitengebied. Door
middel van enerzijds positieve bestemmingen en anderzijds uitsluiting van bepaalde
activiteiten en functies kunnen ongewenste ontwikkelingen worden tegengegaan.


Duidelijke regels

Om dergelijke ontwikkelingen te kunnen tegengaan is het noodzakelijk dat de regelingen in het bestemmingsplan duidelijk zijn. Ook moet duidelijk zijn welke doelen met deze regels worden gediend.


Bekendheid van de regels

Vervolgens moeten de regelingen in het bestemmingsplan bekend zijn bij de bewoners en gebruikers van het buitengebied. Dit betekent niet alleen dat er ruime publicitaire aandacht besteed moet worden aan het bestemmingsplan Buitengebied in het kader van de vaststelling van het plan, maar ook dat er actief ingespeeld wordt op vragen en opmerkingen van de bewoners en gebruikers, bijvoorbeeld naar aanleiding van
publicaties in de gemeentelijke informatierubriek in de plaatselijke pers.


Instrumenten voor handhaving

De gemeente is momenteel bezig met het opstellen van handhavingsbeleid.

Het is noodzakelijk dat er duidelijkheid bestaat in welke gevallen, op welk moment en met welk instrument gehandhaafd zal worden. Bij handhaving moet gecontroleerd worden op alle aspecten van het buitengebied, dus niet alleen op bebouwing, gebruik en naleving van milieuvoorschriften, maar ook op landschaps- en natuurwaarden. Vanuit een ambtelijk coördinatiepunt kunnen dan zonodig nadere controles in gang worden gezet vanuit specifieke deskundigen (AID, politie, landschapsdeskundige).

Hoofdstuk 10 Maatschappelijk Overleg

Het gemeentebestuur moet de ingezetenen van de gemeente of de in de gemeente belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen betrekken bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen of de herziening daarvan.

Op grond van artikel 3.1.1 Bro moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen en - waar nodig - met de besturen van de gemeenten wier belangen rechtstreeks in het geding zijn, met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening en met die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Op basis van artikel 150 van de Gemeentewet leggen gemeenten in een inspraakverordening vast wanneer en op welke wijze inspraak wordt verleend. De Wro verplicht inspraak niet. Het bestemmingsplan heeft niet als voorontwerp ter inzage gelegen.

De reden hiervoor is dat de herziening zich in hoofdzaak beperkt tot die onderdelen die als gevolg van de uitspraak van de Raad van State, het besluit van GS en gewijzigde regelgeving aanpassing behoeven. Voor het overige is het recente plan uit 2006 inhoudelijk nauwelijks gewijzigd.

Daarbij was het dringend noodzakelijk om de agrarische gebiedsbestemmingen, waaraan de Raad van State in 2009 goedkeuring had onthouden, zo spoedig van een actuele bestemming te voorzien. De complexe problematiek en het opstellen van de nodige beleidskaders (archeologische verwachtingskaart, natuurwaardenkaart) hebben er toe geleid dat de proces om te komen tot een ontwerpbestemmingsplan al zeer veel langer heeft geduurd dan gehoopt.

Met Waterschap De Dommel en de provincie heeft enkele malen bilateraal overleg plaatsgevonden. Met de inspectie VROM is afgesproken om op basis van de retrospectieve toets overleg te voeren over het ontwerpplan. Verder heeft de gemeente Natuurmonumenten en Brabants Landschap geïnformeerd en heeft overleg plaatsgevonden met enkele particulieren over de aanpassingen van het plan naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State.

In 2009 tot en met 2011 hebben 11 vergaderingen met de klankbordgroep plaatsgevonden. Met de klankbordgroep is uitvoerig gesproken over de wijzigingen ten opzichte van het bestemmingsplan 2006, in het bijzonder over de regeling van de gebiedswaarden in het plan, de regeling voor de teeltondersteunende voorziening en de planMER. Per onderwerp is de klankbordgroep meegenomen in de probleemstelling alsmede de wijze van aanpak en regeling. De voorstellen hierover zijn op tafel gelegd waarbij de gemeente de klankbordgroepleden expliciet om reacties heeft gevraagd, tijdens de vergadering of door middel van een schriftelijke reactie nadien. Op basis van reacties vanuit de klankbordgroep zijn de voorstellen aangepast en heeft hiervan terugkoppeling plaatsgevonden in de klankbordgroepvergadering.

Daarnaast is met de ZLTO en Heemkundekring enkele malen gesproken over de archeologieregeling en zijn de natuurwerkgroepen betrokken bij de actualisatie van de natuurwaardenkaart.


Voordat het ontwerpbestemmingsplan in procedure werd gebracht, is de nodige informatie aan belanghebbenden versterkt.


Zo is de klankbordgroep in de vergaderingen in de zomer van 2011 geïnformeerd over de strekking van de regelingen zoals opgenomen in definitieve ontwerpbestemmingsplan.


Verder is de mogelijkheid geboden voor een nadere toelichting aan de achterban van de geledingen uit de klankbordgroep. Op verzoek van de ZLTO is de gemeente aanwezig geweest bij een bestuursvergadering van de ZLTO ter beantwoording van vragen en heeft de gemeente tijdens een informatiemiddag de leden van de ZLTO geïnformeerd over het plan en de digitale raadpleging. Ook met enkele leden van de Heemkundekring heeft een overleg plaatsgevonden ter nadere toelichting en beantwoording van vragen.


Verder is voorafgaand aan de ter inzage legging in het gehele buitengebied een nieuwsbrief verspreid. Deze nieuwsbrief bevatte informatie over het bestemmingsplan en de procedure.


Voorts hebben tijdens de ter inzage legging van het plan gedurende 7 dagen in het gemeentehuis spreekuren plaatsgevonden voor hulp bij de digitale raadpleging van het plan en ter beantwoording van vragen. Hiervoor zijn 42 afspraken gemaakt.

Hoofdstuk 11 Uitspraak Raad Van State

Het bestemmingsplan Buitengebied 2011 is door de gemeenteraad vastgesteld op 10 april 2012. Het plan heeft vervolgens van vrijdag 25 mei tot en met donderdag 5 juli 2012 ter inzage gelegen.

Op 30 juni 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan; zie bijlage 8. Een deel van de beroepen is gegrond verklaard en een aantal onderdelen van het bestemmingsplan is vernietigd. Het gaat om de volgende onderdelen:

1. Buitenopslag

Afgewogen had moeten worden of buitenopslag bij bestaande en legale gevallen, zoals de Renbaan en Koppenhoefstraat, direct als zodanig kan worden toegestaan.

Vernietiging: plandeel met bestemming 'Bedrijf' voor perceel De Renbaan 1

Vernietiging: plandeel met bestemming 'Bedrijf' voor perceel Koppenhoefstraat 6


2. Aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Onvoldoende inzichtelijk gemaakt of sprake is van aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van derden (ontbreken onderzoek naar aard en omvang geluidsbelasting).

Vernietiging: functieaanduiding 'bedrijf aan huis' voor Gemondsestraat 20


3. Bestaand legaal gebruik

Bestaand legaal gebruik dient in het algemeen dienovereenkomstig te worden bestemd en mag niet onder het overgangsrecht worden gebracht zonder dat aannemelijk is dat het gebruik binnen planperiode wordt gestaakt.

Vernietiging:

  • Dubbelbestemming 'Waarde - open akkercomplex' op perceel H378 in bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' voor zover niet opgenomen in bp 'Buitengebied Ontwikkelplan 2013'

4. Toekenning bestaand gebruik

Onderzoek had moeten plaatsvinden naar gebruik perceel als grasland en afgewogen had moeten worden of toekenning van de bestemming volgens bestaand gebruik aanvaardbaar is.

Vernietiging: delen perceel sectie N, nr. 944 met bestemming 'Verkeer -Onverhard'


5. Uitkomsten archeologisch onderzoek

Raad heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe uitkomsten van het archeologisch onderzoek voor de percelen G576 en G575 zijn betrokken bij de vaststelling van het plan.

Vernietiging: plandelen G576 en G575

6. Milieuhygiënische beperkingen

Raad heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat milieuhygiënische belemmeringen in de weg staan aan realiseren woningen op percelen G576 en G575.

Vernietiging: plandelen G576 en G575


7. Milieuhygiënische belemmeringen

Ontbreken van milieuhygiënische belemmeringen onvoldoende in besluitvorming betrokken en onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat geen zelfstandige afweging ten aanzien van ruimtelijke aanvaardbaarheid kon worden gemaakt.

Vernietiging: plandelen B3176 en B3066


8. Stand van zaken principebesluit beëindiging intensieve veehouderij

Raad onvoldoende aannemelijk gemaakt hoe de stand van zaken (beëindiging IV, principebesluit college) en belangen zijn betrokken bij besluit.

Vernietiging: plandeel H614


9. Dubbelbestemming versus agrarisch bouwblok

Raad heeft beoogd deze dubbelbestemming uit te sluiten binnen het agrarisch bouwblok, maar regeling is daarop onvoldoende afgestemd.

Vernietiging:

  • dubbelbestemming 'Waarde - leefgebied soorten van half-open cultuurlandschap - 2' voor zover gelegen op bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' op gronden aan de Donders
  • dubbelbestemming 'Waarde - Open akkercomplex' voor gronden aan de Donders ongenummerd. Omdat vanwege de vele aanduidingen niet goed zichtbaar is op de verbeelding welk gebied het specifiek betreft, is op het kaartje hieronder met een rode lijn aangegeven op welke gronden de vernietiging exact betrekking heeft
  • artikel 42 lid 42.2 onder 42.2.1 voor zover de zinsnede 'zonder een omgevingsvergunning' hierin ontbreekt

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1_0015.png"

10. Wro-zone natuurontwikkelingsgebied en wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur en/of water

Wijzigingsbevoegdheid mag niet afhankelijk worden gesteld van voorafgaande instemming van de gerechtigden van de gronden.

Vernietiging: aanduiding 'Wro-zone -natuurontwikkelingsgebied' op perceel N61 en de plandelen G576 en G575


11. Klein stukje fietspad Oirschotseweg met onjuiste bestemming

Vernietiging: plandeel bestemming 'Verkeer - onverhard' voor zover gelegen over deel perceel N225


12. Aanvaardbaarheid maximale gebruiks- en bouwmogelijkheden

Raad had bij vaststelling bp moeten bezien of geboden maximale gebruiks- en bouwmogelijkheden ruimtelijk (oa mbt afstand tot woningen, verkeersveiligheid) aanvaardbaar zijn.

Vernietiging: plandelen Schijndelsedijk 6


Dictum

Artikel 42, lid 42.2 onder 42.2.1 aanhef komt als volgt te luiden

'Het is verboden om op on in het voor "Waarde - Leefgebied van half-open ' cultuurlandschap" aangewezen gronden de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken, zonder een omgevingsvergunning uit te voeren

Naar aanleiding van deze uitspraak is het bestemmingsplan aangepast.

Bijlage 1 Monumentenlijst Gemeente Boxtel 2010

Bijlage 1 Monumentenlijst gemeente Boxtel 2010

Bijlage 2 Bedrijvenlijst

Bijlage 2 Bedrijvenlijst

Bijlage 1 Beleidskader

Bijlage 1 Beleidskader

Bijlage 2 Retrospectieve Toets Verbeelding Algemeen

Bijlage 2 Retrospectieve toets verbeelding algemeen

Bijlage 3 Retrospectieve Toets Verbeelding Individueel

Bijlage 3 Retrospectieve toets verbeelding individueel

Bijlage 4 Planmer

Bijlage 4 PlanMER

Bijlage 5 Planmer Aanvulling

Bijlage 5 PlanMER aanvulling

Bijlage 6 Rapport Archeologie En Cultuurhistorie Met Onderbouwende Kaarten

Bijlage 6 Rapport archeologie en cultuurhistorie met onderbouwende kaarten

Bijlage 7 Natuurwaardenkaart Met Achtergrondrapport

Bijlage 7 Natuurwaardenkaart met achtergrondrapport

Bijlage 8 Uitspraak Abrvs 30 Juni 2014, Nr 201206258-1-r3 (Boxtel Buitengebied 2011)

Bijlage 8 Uitspraak ABRvS 30 juni 2014, nr 201206258-1-R3 (Boxtel Buitengebied 2011)