Zandberg, Poolseweg 130-130a
Bestemmingsplan - gemeente Breda
Vastgesteld op 28-11-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
het bestemmingsplan ‘Zandberg, Poolseweg 130-130a' van de gemeente Breda;
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2018204003-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 Aan- en uitbouwen
een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar wel functioneel onderdeel van uitmaakt;
1.4 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.5 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 Aaneengebouwde woning
een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
1.8 Achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.9 Afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.10 Archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
1.11 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 Bed and breakfast
een voorziening gevestigd in een (bedrijfs)woning of een bijgebouw bij die woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bedrijfsvoering wordt gerund door de bewoners van de desbetreffende woning en/of bijgebouw. De voorwaarden waaronder dit is toegestaan (maximum aantal bedden en/of kamers) wordt in de afzonderlijke bestemmingsplannen geregeld;
1.13 Bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 Begane grond
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
1.15 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
-
legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning;
-
het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.16 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 Bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.18 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.19 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 Bijgebouw
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.21 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.23 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en zolder;
1.24 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.26 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.27 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.29 Dakopbouw
een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw;
1.30 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 Geluidgevoelig object
een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.32 Geluidsluwe gevel
een gevel die in beperkte mate door geluid wordt belast en waaraan ten minste één verblijfsruimte - met te openen delen - grenst. De gevelbelasting dient voor alle geluidsoorten aan de voorkeursgrenswaarden te voldoen;
1.33 Groen
bermen, bomen, beplanting, parken en plantsoenen en andere daarmee vergelijkbaar groen;
1.34 Hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.35 Huishouden
een samenlevingsvorm van een of meer personen, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;
1.36 Huisvesting in verband met mantelzorg
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;
1.37 Kamerverhuur
het verschaffen van woonverblijf aan meer dan één huishouden;
1.38 Kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°;
1.39 Lessenaarsdak
een dakvorm waarbij de afdekking van het gehele huis bestaat uit één schuin dakvlak en de afwatering van dit dak plaatsvindt aan één zijde;
1.40 Mantelzorg
het bieden van zorg aan familieleden die hulpbehoevend zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.41 Nok
het snijpunt van twee hellende vlakken;
1.42 Onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen;
1.43 Ondergeschikte functie
een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
1.44 Permanente bewoning
bewoning door een of meerdere persoon van een daarvoor bestemd gebouw als hoofdverblijf;
1.45 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.46 Recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.47 Ruimtelijke kwaliteit
kwaliteit van een gebied dat bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde;
1.48 Seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.49 Voorgevel
de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.50 (Voor)gevelrooilijn
-
langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
-
langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
1.51 Waterbergingsvoorziening
bovengrondse en/of ondergrondse voorzieningen ten behoeve van de berging en infiltratie van hemelwater in de bodem, zoals groene daken, wadi’s (verlaging in het groen), waterbergende bestrating, berging op het dak, grindkoffers, infiltratiekratten en/of het aanbrengen of vergroten van (bestaande) greppels, (zak)sloten, watergangen en vijver;
1.52 Wonen
het voeren van een huishouden in een woning;
1.53 Woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.54 Zolder
een gedeelte van een gebouw waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en het laagste punt van de onderkant van het dak minder dan 1,20 meter bedraagt;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel;
2.2 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
2.3 Bebouwingspercentage
het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 Dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 Diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.7 Goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.8 Hoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;
2.9 Hoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;
2.10 Inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.11 Lessenaarsdak
in afwijking van het bepaalde in de leden 2.4 en 2.7 bij een woning met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte;
2.12 Ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van de bouw- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt;
2.13 Oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.14 Peil
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
indien het perceel niet direct grenst aan de hoofdtoegang: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
-
indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (NAP);
-
indien op of langs een spoorlijn wordt gebouwd de bovenkant van de spoorstaaf.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is maximaal het aantal wooneenheden toegestaan die op de verbeelding is aangegeven;
met daarbij behorend(e):
-
erven en tuinen;
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeren
-
speelvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 bouwregels
3.3 specifieke gebruiksregels
3.4 afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 voor:
-
voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;
-
het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat;
-
de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
-
de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag zijn;
-
voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;
-
de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
-
er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.
Artikel 4 Waarde - Archeologie
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
4.2 bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’.
-
In afwijking van lid a mogen, met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen:
-
gebouwen worden gebouwd ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;
-
bouwwerken worden gebouwd of uitgebreid tot een oppervlakte van maximaal 100 m².
-
Het bepaalde in lid a en b is niet van toepassing voor gebieden die zijn vrijgegeven middels een door het bevoegd gezag afgegeven selectiebesluit.
4.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 indien:
-
op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, of
-
passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of andere met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.
4.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;
-
het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
overige waterpartijen; -
andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
-
alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
-
Aan een vergunning als bedoeld in lid a, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.
-
In afwijking van het bepaalde in lid a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehandhaafd en/of vernieuwd, met dien verstande dat de afwijking niet mag worden vergroot.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
-
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming.
-
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
-
het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede een groothandel in smart-, grow- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting;
-
het gebruik van bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
-
het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit;
-
het gebruik van bijgebouwen als bed and breakfast;
-
het gebruik van een woning voor kamerverhuur.
-
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is;
-
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
-
de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt;
-
de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.6, van de Wet ruimtelijke ordening, is de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Parkeren
-
Een omgevingsvergunning voor het bouwen, veranderen of uitbreiden van gebouwen wordt verleend, indien wordt aangetoond dat in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's. Hierbij wordt rekening gehouden met de omvang van het gebouw en de activiteiten die plaatsvinden in het gebouw.
-
Het parkeren of stallen van auto’s dient plaats te vinden in, op of onder het gebouw, danwel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
-
Het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt vastgesteld aan de hand van de Nota parkeer- en stallingsbeleid Breda, de Herijking nota Parkeer- en Stallingsbeleid in 2013 en wijzingen daarvan.
-
De onder a. genoemde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
-
Het college kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
-
indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
-
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingsruimte is voorzien.
-
Het college kan aan de omgevingsvergunning, als bedoeld onder f, (financiële) voorwaarden verbinden.
-
Indien het onder c. genoemde Nota parkeer- en stallingsbeleid, na vaststelling van dit plan wordt gewijzigd, moet bij het bouwen en het uitbreiden of veranderen van activiteiten of functies op grond van deze planregels worden voldaan aan deze gewijzigde nota.
10.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.3 Vellen van houtopstanden
-
Het is verboden om Waardevolle houtopstanden die zijn opgenomen op de Bomenkaart; vergunningplichtige houtopstanden te (doen) vellen.
-
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
-
Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen met een omgevingsvergunning van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan “Zandberg, Poolseweg 130-130a”.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Op de locatie Poolseweg 130 – 130a te Breda is in de huidige situatie een bedrijf gevestigd. De initiatiefnemer wil op deze locatie zes nieuwe grondgebonden woningen realiseren. Het vigerende bestemmingsplan “Zandberg” met de bijbehorende bestemming ‘Bedrijf’ staat de gewenste ruimtelijke ontwikkeling niet toe. Om de nieuwe woningen mogelijk te maken dient het bestemmingsplan gewijzigd te worden.
Het college van burgemeester en wethouders heeft in 2016 een positief principebesluit genomen dat zij bereid is medewerking te verlenen aan een herontwikkeling van de locatie naar woningbouw onder een aantal randvoorwaarden. Het plan is uitgewerkt op basis van de gestelde randvoorwaarden. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken.
1.2 Ligging En Begrenzing Van De Planlocatie
De planlocatie is gelegen aan de Poolseweg, binnen de gemeente Breda en in de provincie Noord-Brabant. De locatie is bekend onder de kadastrale gemeente BDA, sectie D met nummers 8179, 9791, 9792, 9506, 9505 en 9406. In figuur 1 en 2 is de planlocatie aangegeven. Op dit moment staan er een bedrijfspand en garageboxen op de planlocatie. Rondom de planlocatie zijn de gronden al langere tijd bebouwd.
Figuur 1: Planlocatie aangegeven op een luchtfoto
Figuur 2: Planlocatie aangegeven op de topografische kaart
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
De planlocatie ligt binnen het vigerende bestemmingsplan “Zandberg”. Het bestemmingsplan is op 20 juni 2013 door de gemeenteraad van de gemeente Breda vastgesteld en is als gevolg van een uitspraak van de Raad van State op 9 juli 2014 onherroepelijk geworden.
De planlocatie heeft gedeeltelijk de bestemming ’Bedrijf’ en gedeeltelijk de bestemming ‘Verkeer’ met de functieaanduiding ‘garage’. Daarnaast is de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ opgenomen. De gronden zijn daarmee mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden. Het realiseren van zes woningen is niet mogelijk op basis van de geldende bestemmingen.
Figuur 3: uitsnede verbeelding bestemmingsplan “Zandberg”
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige situatie van de planlocatie, waarbij onder andere de ruimtelijke en functionele structuur aan bod komen. In hoofdstuk 3 wordt het relevante vigerende beleid op Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau beschreven. Hoofdstuk 4 beschrijft vervolgens de uitgangspunten en randvoorwaarden, die van belang zijn voor de ontwikkeling van de planlocatie. Hierbij worden onder andere de gevolgen van de ontwikkeling op het gebied van water, natuur, luchtkwaliteit, archeologie en bodem beschreven. De planbeschrijving vindt plaats in hoofdstuk 5. De juridische aspecten komen in hoofdstuk 6 aan bod. Ten slotte wordt in hoofdstuk 7 de uitvoerbaarheid beschreven, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de communicatie rondom de planontwikkeling.
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Beschrijving Van De Planlocatie
Op de planlocatie Poolseweg 130 – 130a te Breda is een bedrijfsgebouw en een bedrijfswoning aanwezig. Achter op het perceel staan in de huidige situatie enkele garageboxen die verhuurd worden.
Figuur 4: overzicht bestaande situatie
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.2.1 Bebouwingsstructuur
De planlocatie ligt aan de Poolseweg in de wijk Zandberg. Aan de achterzijde van de planlocatie ligt de Molenleystraat. De woningen aan de Poolseweg bestaan voornamelijk uit aaneengesloten woningen van twee bouwlagen met kap. Zowel de kapvorm als het kleurgebruik varieert. De woningen zijn in verschillende tijdsperioden gebouwd waardoor het bebouwingsbeeld zeer divers is.
Figuur 5: Foto's planlocatie
2.2.2 Groenstructuur
Het openbaar groen in het woongebied rondom de planlocatie is geconcentreerd in het straatprofiel en bestaat voornamelijk uit gras met bomen of groene pleintjes. De voortuinen die grenzen aan de Poolseweg zijn voorzien van een solitaire boom en onderbegroeiing. De boom aan de zuidzijde van de planlocatie speelt een nadrukkelijke rol in de groenstructuur. Deze boom blijft behouden binnen de planontwikkeling.
2.2.3 Verkeerstructuur
De planlocatie ligt aan Poolseweg en de Molenleystraat. De Poolseweg en de Molenleystraat zijn lokale verbindingswegen in Breda. De snelheidslimiet bedraagt 30 km/h.
2.3 Functionele Structuur
.
2.3.1 Wonen
De wijk ‘Zandberg’ is oorspronkelijk een woonwijk. In de omgeving van de planlocatie komt de functie wonen veel voor. De woningen zijn over het algemeen grondgebonden woningen van twee bouwlagen met kap. Her en der komen enkele solitaire niet-woonfuncties voor. Omdat de opzet van de wijk een woonwijk betreft sluit de planontwikkeling hierop aan.
2.3.2 Detailhandel en horeca
In de nabije omgeving van de planlocatie zijn geen horecavoorzieningen aanwezig. Op een afstand van circa 200 meter ten westen van de planlocatie is een horecagelegenheid gevestigd. In het centrum van Breda, op een afstand van circa 1 km zijn de meeste detailhandel en horecavoorzieningen aanwezig.
2.3.3 Bedrijven
Tegenover de planlocatie is een bedrijfslocatie aanwezig, waarin een fietsenwinkel gevestigd is. De overige bedrijfslocaties concentreren zich voornamelijk op de verschillende bedrijventerreinen aan de rand van de stad.
2.3.4 Maatschappelijke voorzieningen en kantoren
Tegenover de planlocatie ligt één perceel die bestemd is als ‘Dienstverlening’. Deze locatie wordt gebruikt als beautysalon. De meeste maatschappelijke voorzieningen liggen in het centrum van Breda. Op circa 100 meter van de planlocatie zijn de scholen ‘Tessenderlandt’ en ‘Drie Span’ gelegen.
2.3.5 Sport en recreatie
In de directe omgeving zijn geen sport- en recreatieve voorzieningen aanwezig. De dichtstbijzijnde sport- en recreatievoorziening is het sportveld gevestigd aan de Blauwe Kei te Breda.
Figuur 6: Functiekaart
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Situering
Op de locatie Poolseweg 130 – 130a te Breda worden zes nieuwe woningen gebouwd. Het perceel ligt in de wijk ‘Zandberg’. Alle bestaande bebouwing op de planlocatie wordt gesloopt, zowel de bedrijfsbebouwing (190 m²) als de garageboxen (171 m²).
De grondgebonden woningen zijn met de voorgevels georiënteerd op de Poolseweg en de Molenleystraat. De wijk ‘Zandberg’ is van oorsprong een woonwijk. Woningbouw op de planlocatie sluit goed aan op de huidige structuur en de hoofdfunctie ‘Wonen’ in de wijk. De bebouwing op de planlocatie sluit aan op het karakter van de omliggende straten. Doordat de woningen aansluiten op de huidige bebouwing wordt het een samenhangend geheel. De woningen worden in het bestaande bebouwingscluster gesitueerd en ontsloten aan de Poolseweg en Molenleystraat.
Figuur 7: Situering woning op perceel (indicatief)
3.2 Uitgangspunten Bouwregels
Voor het realiseren van de zes woningen gelden de planregels uit het moederbestemmingsplan ‘Zandberg’ als basis. Dit betekent dat:
-
er maximaal zes woningen zijn toegestaan;
-
het bouwvlak voor maximaal 60% mag worden bebouwd (het betreffen aaneengebouwde woningen conform de definitie daarvan);
-
nokhoogte van maximaal 11 meter;
-
goothoogte mag maximaal 7 meter;
-
de afstand van de te behouden boom tot de dichtsbijzijnde nieuwe woning aan de Molenleystraat minimaal 8,5 meter bedraagt;
-
nokhoogte van een bijgebouw mag maximaal 5 meter bedragen;
-
goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen.
3.3 Opzet Verkaveling
3.3.1 Ruimtelijke opzet
Door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda zijn randvoorwaarden gesteld. Voor de zes woningen gelden de volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden:
-
2 bouwlagen met kap;
-
bij voorkeur een langskap toepassen;
-
het bijgebouw dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
-
het bijgebouw dient te worden voorzien van een zadeldak.
3.3.2 Woonprogramma
Het woonprogramma bestaat uit zes grondgebonden woningen.
3.3.3 Ontsluiting en parkeren
Ontsluiting
De woningen worden ontsloten via de Poolseweg en de Molenleystraat.
Parkeren
Voor het parkeren worden de parkeernomen uit de nota parkeernorm herijking 2013 gehanteerd. Het parkeren vindt plaats aan de Poolseweg en Molenleystraat.
Tabel 1: Nota parkeernorm herijking 2013
Er zijn minimaal 1,7 parkeerplekken per woning vereist. Voor het aantal van 6 woningen betekend dit dat er 1,7 x 6 = 10,2 parkeerplekken benodigd zijn. Er worden in totaal 13 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 6 parkeerplaatsen in de openbare ruimte en 7 parkeerplaatsen op eigen terrein. Hiermee wordt voldaan aan de minimale parkeernorm.
3.3.4 Groenstructuur
Zoals in paragraaf 2.2.2 is beschreven bestaat de groenstructuur aan de Poolseweg voornamelijk uit voortuinen voorzien van een solitaire boom aan de zuidzijde van de planlocatie en onderbegroeiing. De boom aan de zuidzijde van de planlocatie is opgenomen in het plan en blijft behouden. Het is een meerwaarde voor het plan dat de boom behouden blijft. De woningen zijn zodanig gesitueerd dat de boom behouden blijft.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Het Rijk laat de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders.
De veranderde behoefte aan wonen en werken legt daarbij een extra druk op een markt waar de totale vraag afneemt: kwaliteit voor kwantiteit. De ambitie is dat in 2040 de woon- en werklocaties in steden en dorpen aansluiten op de (kwalitatieve) vraag en dat locaties voor transformaties en herstructurering zoveel mogelijk worden benut.
In het SVIR zijn 13 nationale belangen opgenomen, hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
Het Rijk zal bestemmingsplannen niet (tijdens de vaststellingsprocedure) toetsen op een correcte doorwerking van nationale ruimtelijke belangen. Wel zal het Rijk door middel van systeem- of themagerichte onderzoeken achteraf nagaan of bestemmingsplannen aan nationale wet- en regelgeving voldoen.
Door de ontwikkeling binnen de planlocatie komen geen nationale belangen in het geding. Het nationale ruimtelijke beleid heeft geen consequentie voor de planlocatie.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten, die van Rijksbelang zijn, met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
In het Barro zijn zes projecten beschreven:
-
Mainport ontwikkeling Rotterdam.
-
Kustfundament.
-
Grote rivieren.
-
Waddenzee en Waddengebied.
-
Defensie.
-
Erfgoederen van uitzonderlijk universele waarde.
Inmiddels is het aantal projecten uitgebreid met:
-
Rijksvaarwegen.
-
Hoofdwegen en landelijke spoorwegen.
-
Elektriciteitsvoorziening.
-
Ecologische hoofdstructuur.
-
Primaire waterkeringen buiten het kustfundament.
-
IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
-
Veiligheid rond Rijksvaarwegen.
-
verstedelijking in het IJsselmeer.
-
Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
Binnen de planlocatie zijn geen nationale belangen in het geding. Het nationale ruimtelijke beleid heeft geen consequentie voor de planlocatie.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant 2014
De Provinciale Staten hebben op 19 maart 2014 de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) – partiële herziening 2014 voor de provincie Noord-Brabant vastgesteld. De SVRO geeft aan welke ambities de provincie heeft en hoe zij deze wil realiseren. In de SVRO geeft de provincie aan hoe zij omgaat met de ruimtelijke opgave voor de periode tot 2025, met een doorkijk naar 2040.
De provincie heeft als sturingsfilosofie ‘samenwerken aan kwaliteit’: samen met andere overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties vormgeven aan een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant. Daarbij respecteert de provincie ieders rol. De provincie onderscheidt de volgende vijf rollen:
-
Ontwikkelen
De provincie focust in haar ontwikkelingsgerichte rol op een aantal thematische opgaven en op een aantal gebieden. In gebieden waar sprake is van grote ruimtelijke dynamiek, botsende belangen en waar de ontwikkelingen een (inter)provinciale impact hebben, kiest de provincie voor een actieve rol.
-
Ordenen
De provincie wil de duurzame ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant ordenen in robuuste ruimtelijke structuren. Dit zijn de groenblauwe-, de agrarische-, de stedelijke- en de infrastructuur.
-
Beschermen
De provincie wil belangrijke en onvervangbare waarden beschermen. Voor de Ecologische Hoofdstructuur, de cultuur- en aardkundige waarden en de bescherming van de kernkwaliteiten in de nationale landschappen in Noord-Brabant stelt de provincie een beschermingsregiem op.
-
Regionaal samenwerken
De provincie kiest voor regionale samenwerking en afstemming in vier regio’s. De provincie stimuleert de samenwerking tussen de gemeenten, Rijk en waterschappen in deze regio’s en legt afspraken vast in een strategische regionale agenda.
-
Stimuleren
Bij ruimtelijke ontwikkelingen gaat het niet alleen om de vraag waar welke ontwikkelingen gewenst zijn. Het gaat daarbij ook om de balans tussen de verschillende belangen, functies en kwaliteiten in een gebied. De provincie wil dat ontwikkelingen bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Noord-Brabant.
Figuur 8: Uitsnede structurenkaart, Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant 2014
Uit figuur 8 blijkt dat de planlocatie is gelegen in de stedelijk concentratiegebied.
De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De verschillen tussen de (middel)grote steden, suburbane kernen, dorpen en plattelandskernen, zowel in ruimtelijk, sociaal als economisch opzicht, zijn een belangrijke kwaliteit van Brabant.
De provincie wil het volgende bereiken:
-
concentratie van verstedelijking;
-
inspelen op demografische ontwikkelingen;
-
zorgvuldig ruimtegebruik;
-
meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit;
-
betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur
-
versterking van de economische kennisclusters.
Ad 1. De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied. In het landelijk gebied bieden vitale kernen landelijke en meer kleinschalige woon- en werkmilieus. Ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen zijn gericht op de eigen behoefte. Voor de opvang van de woningbouwbehoefte geldt het principe van bouwen voor migratiesaldo-nul. De leefbaarheid is een belangrijk aandachtspunt. Samen met de bewoners wordt gezocht naar mogelijkheden om gemeenschappelijke voorzieningen voor de kernen te behouden.
Ad 2. Naar verwachting zal overal in Brabant de komende decennia de bevolkingsgroei afnemen en zullen steeds meer gemeenten te maken krijgen met een afname van de bevolking. De provincie vindt het belangrijk dat tijdig wordt ingespeeld op de (toekomstige) bevolkingsontwikkelingen en dat de bewustwording rond deze thematiek wordt vergroot.
Ad 3. De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen.
Ad 4. Karakteristieke verschillen tussen dorpen en steden vervagen. Uitbreidingswijken en werklocaties in steden en dorpen gaan steeds meer op elkaar lijken. De provincie wil dat nieuwe ontwikkelingen meer inspelen op het karakter en de kwaliteit van de plek.
Ad 5. Een betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan infrastructuur draagt bij aan een goede bereikbaarheid en daarmee aan het (inter)nationale vestigingsklimaat van Noord-Brabant. Nieuwe doorsnijdingen van het buitengebied wil de provincie zoveel mogelijk voorkomen.
Ad 6. West-Brabant: logistiek, maintenance, bio-energie en toerisme. Door een vestigingsklimaat te bieden dat de uitwisseling van kennis tussen bedrijven, overheden en onderwijsinstellingen stimuleert, wordt de positie van de kennisclusters versterkt.
Noord-Brabant is naast een provincie met grote steden, een provincie met veel (verschillende) kernen waar het aantrekkelijk is om te wonen en te werken. De kernen hebben elk hun eigen karakter en relatie met het Brabantse landschap.
In het stedelijk concentratiegebied met de bijhorende zoekgebieden voor verstedelijking wordt het merendeel van de verstedelijkingsopgave opgevangen.
Het stedelijk concentratiegebied heeft een bovenlokale opvangtaak voor verstedelijking. De gemeenten maken in regionaal verband en met de provincie afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma in de regionale ruimtelijke overleggen (RRO's).
Het stedelijk concentratiegebied vangt per saldo het migratieoverschot van de hele provincie op. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda's voor wonen.
De beoogde ontwikkeling, het realiseren van zes grondgebonden woningen op een bestaand perceel, voorziet in een inbreiding in het bestaand stedelijk gebied. Het betreft hier zorgvuldig ruimtegebruik. Met de beoogde inbreiding wordt rekening gehouden met de ruimtelijke kwaliteit. Het beoogde plan past binnen de beleidslijnen van de SVRO.
4.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant
In de provinciale Verordening ruimte (geconsolideerde versie 31-07-2018) staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
-
ruimtelijke kwaliteit;
-
stedelijke ontwikkelingen;
-
natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
-
agrarische ontwikkelingen, waaronder de zorgvuldige veehouderij;
-
overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.
Figuur 9: Uitsnede kaart behorende bij de Verordening ruimte
In figuur 9 is de uitsnede weergegeven van de themakaart Stedelijke ontwikkeling. Uit deze kaart blijkt dat de planlocatie ligt binnen het bestaand stedelijk gebied; stedelijk concentratiegebied.
Structuur: bestaand stedelijk gebied – stedelijk concentratiegebied
4.3 Nieuwbouw van woningen
-
De toelichting bij een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied dat voorziet in nieuwbouw van woningen bevat een verantwoording over de wijze waarop:
-
de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg bedoeld in artikel 39.4, onder b, worden nagekomen;
-
de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken bedoeld onder a, en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw.
-
Onder harde plancapaciteit voor woningbouw als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan de capaciteit voor nieuw te bouwen woningen waarover een gemeente beschikt, die:
-
wordt uitgedrukt in aantallen woningen;
-
is opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan waarvan de bestemming nog niet is verwezenlijkt.
Het initiatief is om op een bestaand perceel zes grondgebonden woningen te realiseren. De woningen worden georiënteerd op de Poolseweg en de Molenleystraat. In artikel 4.3 van de verordening zijn regels opgenomen voor nieuw te bouwen woningen binnen bestaand stedelijk gebied.
Plannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moeten uitsluitend zijn gelegen in bestaand stedelijk gebied. Een plan dat voorziet in nieuwbouw van woningen dient een verantwoording te bevatten over de wijze waarop de afspraken die daaromtrent in het regionaal ruimtelijk overleg zijn gemaakt, worden nagekomen. De beoogde nieuwbouw dient zich te verhouden tot de afspraken en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw.
Algemene regels: Bevordering ruimtelijke kwaliteit
Een plan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling bevat een verantwoording dat het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid en dat toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik houdt in ieder geval in dat in geval van stedelijke ontwikkeling toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6 tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame ontwikkeling). Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder vastgesteld. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder kent meerdere vragen die achter elkaar worden doorlopen.
Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
De Ladder is van toepassing op woningbouwplannen, die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.
De beoogde ruimtelijke ontwikkeling op de locatie Poolseweg 130 – 130a betreft de ontwikkeling van zes woningen. Er is hier geen sprake van stedelijke ontwikkeling waardoor de ontwikkeling niet Ladderplichtig is.
De beoogde ruimtelijke planontwikkeling voldoet aan de regels zoals opgesteld in de Verordening ruimte.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Structuurvisie 'Breda 2030, keuzes maken in een dynamische tijd'
De structuurvisie “Breda 2030, keuzes maken in een dynamische tijd” geeft op hoofdlijnen een toekomstbeeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2030. De structuurvisie bestaat uit een beleidsvisie en een ruimtelijke visie. De structuurvisie is in september 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.
Voor Breda is een structuurvisiekaart opgesteld, in figuur 10 is deze weergegeven. De planlocatie is gelegen in ‘woongebied’. Uit de structuurvisie blijkt dat de gemeente Breda de wens heeft dat ontwikkelingen plaats vinden binnen de huidige stedelijke bebouwing, aangegeven als ‘woongebied’ op de structuurvisiekaart. Ze willen stedelijke uitbreiding buiten de huidige grenzen voorkomen. De gemeente Breda heeft voor ogen om de kwaliteit van de stad te behouden en te vergroten, zodat in het buitengebied gericht kan worden op landbouw en natuur.
Als er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van een locatie kan het ontwikkelen van woningen worden toegestaan. Herontwikkeling naar woningbouw op de planlocatie wordt gezien als een passende ontwikkeling, aangezien het hier een echte woonbuurt buurt betreft waar de bedrijfslocatie qua functie een uitzondering vormt en gezien het feit dat de afgelopen tijd weinig nieuwbouwwoningen zijn toegevoegd afgelopen tijd.
Woningbouw op de planlocatie sluit goed aan op de huidige structuur en de hoofdfunctie ‘Wonen’. De woningen hebben een voor- en achtertuin die zorgen voor een goede overgang tussen openbaar en privégebied. Nieuwe woningen in de Molenleystraat borduren voort op de transformatie die reeds in gang gezet is in deze straat. Direct grenzend aan de westzijde van de planlocatie wordt namelijk een tweekappergerealiseerd. In dit deel van de Molenleystraat ontstaat zodoende ruimtelijk gezien een kwaliteitsverbetering door transformatie van de locatie naar woningbouw.
De planlocatie wordt ingepast met twee keer drie aaneengesloten woningen. Het parkeren wordt gesitueerd voor de woningen.
Figuur 10: Structuurvisiekaart ‘Breda 2030, keuzes maken in een dynamische tijd’
4.3.2 Structuurvisie 'Bedrijventerrein 2020'
De bedrijfslocatie is niet opgenomen in de Structuurvisie Bedrijventerreinen 2020 en betreft dus een solitaire locatie. Gezien de locatie in de buurt en de hedendaagse ontwikkelingen is behoud van een bedrijfsfunctie op de ze locatie niet reëel. Bij dergelijke locaties is er geen noodzaak om een bedrijf op deze locatie te behouden, mede gezien de leegstandsproblematiek. Een invulling met andere functies is daarom passend.
4.3.3 'Woonvisie Breda, wonen in een dynamische tijd'
In december 2013 heeft de gemeenteraad de “Woonvisie Breda, wonen in een dynamische tijd” vastgesteld. In de woonvisie is de Structuurvisie Breda 2030 verder uitgewerkt. In de woonvisie staan de nieuwe ontwikkelingen op woongebied.
In Breda is voor iedereen een passend en duurzaam (t)huis dat voldoet aan de wensen en behoeften.
Om dit te behouden en te versterken wordt uitvoering gegeven aan drie ambities:
-
Zorg voor een gedifferentieerd en doordacht woningbouwprogramma, met voldoende flexibiliteit en ruimte voor maatwerk.
-
Een comfortabele woningvoorraad die aansluit bij behoeften en wensen van inwoners, nu en in de toekomst. De gemeente Breda zet in op een duurzame en toekomstbestendige woningvoorraad en nieuwbouw.
-
Een (t)huis voor alle groepen inwoners. Speciale aandacht is er voor de groep kwetsbare inwoners die niet op eigen kracht in huisvesting kan voorzien.
De beoogde ontwikkeling op de planlocatie past binnen de woonvisie zoals deze is opgesteld.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Geluid
Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), op grond van een goed woon- en leefklimaat.
In de zin van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn de objecten; woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige gebouwen beschermt tegen wegverkeerslawaai, industrielawaai, spoorweglawaai en omgevingslawaai. Onder geluidsgevoelige terreinen wordt verstaan: terreinen behorend bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen en woonwagenstandplaatsen. Geluidsgevoelige gebouwen zijn onder andere onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen.
Het berekenen van de geluidbelasting heeft tot doel te bepalen of de voorkeursgrenswaarde van Lden – 48 dB uit de Wet geluidhinder wordt overschreden. Is dit het geval dan dient een hogere waarde verleend te worden om realisatie van het bouwplan mogelijk te maken en dienen bouwkundige voorzieningen te worden bepaald om aan de binnen niveaus van de Wet geluidhinder en de geluidweringseisen van het Bouwbesluit te voldoen.
Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder heeft elke weg een geluidzone, met uitzondering van de volgende wegen:
-
wegen gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
-
wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
De breedte van een zone is, op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder, afhankelijk van de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken:
Aantal rijstroken | Zone in stedelijk gebied | Zone in buitenstedelijk gebied |
1 of 2 rijstroken | 200 meter | 250 meter |
3 of 4 rijstroken | 350 meter | 400 meter |
5 of meer rijstroken | 350 meter | 600 meter |
Akoestisch onderzoek
Door Kraaij Akoestisch Adviesbureau is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (d.d. 12 september 2019, VL.1826.R01), zie bijlage 1. De conclusie en het advies luiden als volgt:
Algemeen
Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd ter bepaling van de geluidbelasting op de gevels van een nieuwbouwplan voor zes woningen op een perceel aan de Poolseweg 130-130a en de percelen aan de zuidzijde van dit perceel. Momenteel heeft het perceel aan de Poolseweg een bedrijfsbestemming en is bebouwd en staan op de andere percelen garageboxen in rij (verkeersfunctie). De bestaande bebouwing zal worden gesloopt en beide functies worden omgezet naar wonen.
Op basis van de Wet geluidhinder moet de geluidbelasting op nieuwe woningen, welke binnen de geluidzone van een weg of spoorweg zijn gelegen, worden bepaald. De berekende geluidbelasting wordt daarbij getoetst aan de geluidnormen uit de Wet geluidhinder (Wgh). Het nieuwbouwplan ligt binnen de geluidzone van de Franklin Rooseveltlaan en de Eggestraat - Korte Ploegstraat – Generaal Maczekstraat (in voorliggend rapport als één weg beschouwd). De planlocatie ligt niet binnen de zone van een spoorlijn of industrieterrein.
Voor de wegen in de directe omgeving van de planlocatie geldt een 30 km/u regime. Dergelijke wegen hebben volgens de Wgh geen geluidzone en formeel dus ook geen toetsingsplicht aan de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het echter wel wenselijk de geluidbelasting van dergelijke wegen te beschouwen als de geluidbelasting vanwege deze wegen relevant geacht wordt voor de beoogde ontwikkeling. In voorliggende situatie wordt de geluidbelasting vanwege de Poolseweg en de Molenleystraat relevant geacht. Deze wegen zijn daarom in het onderzoek opgenomen.
Samengevat heeft het akoestisch onderzoek dus tot doel de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai te bepalen en vanwege de gezoneerde wegen te toetsen aan de normen uit de Wet geluidhinder. Daarnaast zal, door middel van een aanvullende (cumulatie)berekening, ook het geluid vanwege de 30 km/u wegen worden bepaald en kwalitatief worden beschouwd op de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat oftewel op de aanwezigheid van een goede ruimtelijke ordening.
Toetsing aan Wet geluidhinder
Franklin Rooseveltlaan
De berekende geluidbelasting vanwege de Fr. Rooseveltlaan bedraagt op de gevels van de nieuwbouwwoningen ten hoogste 49 dB. Geconcludeerd kan worden dat daarmee niet op alle gevels van de nieuwbouwwoningen voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh. De overschrijding bedraagt 1 dB en vindt alleen plaats aan de voorgevelzijde van de zuidelijke woningen.
Voortvloeiend hieruit is aanvullend onderzoek naar geluidreducerende maatregelen noodzakelijk. Indien deze nietdoeltreffend zijn of op ernstige bezwaren stuiten zal een hogere waarde vanwege de Fr. Rooseveltlaan moeten worden aangevraagd, mits hiervoor aan de voorwaarden uit de Wgh en het gemeentelijk geluidbeleid wordt voldaan.
Eggestraat
Vanwege de Eggestraat (en de in het verlengde daarvan gelegen Korte Ploegstraat en Generaal Maczekstraat) bedraagt de geluidbelasting op de gevels van het nieuwbouwplan ten hoogste 32 dB.
Geconcludeerd kan worden dat daarmee dus op alle gevels van de nieuwbouwwoningen voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.
Voortvloeiend hieruit is nader onderzoek naar aanvullende maatregelen om de geluidbelasting vanwege deze wegen te reduceren dus niet noodzakelijk, evenals de aanvraag voor een hogere waarde.
Akoestisch woon- en leefklimaat
De afzonderlijke geluidbelasting vanwege de niet-gezoneerde wegen in de omgeving van de planlocatie bedraagt ten hoogste 53 dB vanwege de Poolseweg en vanwege de Molenleystraat ten hoogste 51 dB (beiden inclusief 5 dB aftrek). De hoogste geluidbelasting wordt in beide gevallen alleen berekend op de voorgevels van de noordelijke c.q. zuidelijke woningen van het plan, gericht naar één van beide wegen.
Daarmee kan worden geconcludeerd dat vanwege beide wegen, behalve op de voorgevels, overal voldaan wordt aan de richtwaarde van 48 dB in navolging van de Wgh.
De streefwaarde van 63 dB wordt nergens overschreden, waarmee er bij alle woningen van het nieuwbouwplan sprake is van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.
De gecumuleerde geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai in de omgeving van de planlocatie bedraagt 48 - 58 dB (zonder aftrek) op de gevels van de noordelijke nieuwbouwwoningen en 46 – 57 dB op de gevels van de zuidelijke nieuwbouwwoningen. Daaruit kan worden geconcludeerd dat het akoestisch woon- en leefklimaat rond de nieuwbouwwoningen volgens de Milieukwaliteitsmaat als ‘matig’ aan de voorzijde van alle woningen en ‘redelijk’ tot ‘goed’ aan de achterzijden van de woningen kan worden beoordeeld. Bij de zijgevels wordt het woonmilieu overwegend als ‘redelijk’ beoordeeld.
Aangezien de geluidbelasting aan de achterzijden van alle en aan de zijgevels van een aantal woningen niet meer dan 53 dB bedraagt (zonder aftrek) is bij deze zijden van de woningen sprake van een geluidluwe gevel en buitenruimte. Dit bevordert de aanvaardbaarheid van het akoestisch woon- en leefklimaat bij de woningen.
Maatregelenonderzoek
Om de geluidbelasting vanwege de Franklin Rooseveltlaan, de Poolseweg en de Molenleystraat te reduceren zijn de volgende maatregelen denkbaar:
-
bronmaatregelen;
-
maatregelen in de overdrachtssfeer;
-
maatregelen bij de ontvanger.
Bronmaatregelen:
Een bronmaatregel bij wegverkeerslawaai is het toepassen van een geluidarm wegdektype of het beperken van de rijsnelheid of verkeersintensiteit.
Bovengenoemde maatregelen, toe te passen op meerdere wegen (en bij de Fr. Rooseveltlaan over een grote afstand), is in relatie tot een beperkt aantal nieuwe woningen erg duur. Deze maatregelen zullen daarom stuiten op bezwaren van financiële aard.
Daarnaast zou het toepassen van een geluidreducerende deklaag over het asfalt of een ‘stille’ klinkerverharding een reductie van de geluidbelasting opleveren van maximaal 4 dB ten opzichte van het bestaande wegdek, waarmee op de Poolseweg nog steeds de voorkeursgrenswaarde niet wordt behaald. Toepassing van deze maatregel is daarmee ook niet doelmatig. Aangezien de verkeersintensiteit op de Molenleystraat een ruime schatting is, zal de geluidbelasting op de gevels mogelijk in werkelijkheid lager zijn. Bij een gehalveerde intensiteit (500 mvt/etmaal) zal de geluidbelasting met 3 dB afnemen. Dit is gezien de inrichting van de weg nabij het plangebied niet ondenkbaar. In dat geval zal de richtwaarde van 48 dB vanwege de Molenleystraat niet meer worden overschreden.
Ook het veranderen van de verkeersafwikkeling of het verlagen van de rijsnelheid is bij de 30 km/u wegen niet mogelijk en bij de Fr. Rooseveltlaan niet wenselijk, omdat deze weg deel uitmaakt van het hoofdwegennet door Breda. Deze maatregel stuit daarmee op overwegende bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard.
Overdrachtsmaatregelen:
Overdrachtsmaatregelen zijn het plaatsen van een scherm of het zodanig positioneren van de nieuwbouw dat aan de voorkeursgrenswaarden wordt voldaan.
Aangezien de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde ook op de verdieping plaats vindt, is een hoog scherm nabij de bron of de woningen noodzakelijk om de geluidbelasting op de gevels te reduceren. Het plaatsen van een dergelijk hoog scherm nabij een weg of woningen stuit in een binnenstedelijke situatie op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard.
Onderzoek naar het wijzigen van de positie van de nieuwbouwwoningen heeft uitgewezen dat er niet voldoende ruimte op het perceel over is om de geluidbelasting vanwege alle wegen te laten voldoen aan de voorkeursgrenswaarde of richtwaarde. Deze maatregel is daarmee dus niet doeltreffend. Door het positioneren van de zes woningen in twee blokken van drie woningen onder elkaar, ontstaat het voordeel dat het zuidelijk blok een afschermende werking vormt voor het noordelijk blok en andersom.
Maatregelen bij de ontvanger:
Omdat bron- en overdrachtsmaatregelen niet mogelijk zijn, zijn maatregelen bij de woningen zelf (de ontvangers) vereist. Hierbij dient in ieder geval aan de wettelijke binnenwaarde te worden voldaan.
Aangezien de voorkeursgrenswaarde uitsluitend aan de voorzijde van de woningen wordt overschreden, zullen de te treffen maatregelen ook voornamelijk aan deze gevels getroffen moeten worden.
Om te kunnen bepalen welke maatregelen genomen moeten worden, is het noodzakelijk de geluidwering van de gevels te berekenen en deze te toetsen aan het Bouwbesluit.
De minimumeis voor de karakteristieke geluidwering van woningen is op grond van het Bouwbesluit 20 dB. Daarnaast is in het Bouwbesluit bepaald dat de karakteristieke geluidwering van de gevel niet kleiner mag zijn dan het verschil tussen de vastgestelde hogere waarde en 33 dB in een verblijfsgebied en 35 dB in een verblijfsruimte. De geluidbelasting op de gevels waar mee gerekend moet worden is exclusief aftrek ingevolge art. 110g van de Wet geluidhinder.
Dit betekent dat in onderhavige situatie, waarbij vooralsnog een hogere waarde dient te worden vastgesteld van 49 dB vanwege de Franklin Rooseveltlaan voor de drie zuidelijke woningen van het plan, de karakteristieke geluidwering aan de voorzijde van deze woningen tenminste dient te voldoen aan GA,k = 21 dB (49 dB + (max) 5 dB aftrek – 33 dB) voor een verblijfsgebied. Voor een verblijfsruimte geldt een eis van GA,k = 19 dB.
Een dergelijke geluidwering wordt bij nieuwbouwwoningen tegenwoordig vrij eenvoudig behaald.
Omdat de hoogste gecumuleerde geluidbelasting vanwege alle geluidsbronnen 58 dB bedraagt, wordt met de noodzakelijke geluidwering van tenminste 22 dB niet zondermeer een goed woon- en leefklimaat in de woningen gewaarborgd. Om die reden wordt geadviseerd de geluidwering op de voorgevels van alle zes woningen van het plan te verhogen tot een geluidwering van 25 dB (58 dB – 33 dB) voor de verblijfsgebieden en 23 dB in verblijfsruimten.
Een geluidwering van 25 dB of meer wordt bij nieuwbouw niet zondermeer behaald. Dit is met name afhankelijk van de wijze van ventileren. Bij natuurlijke toevoer kan een geluidwering van 25 dB worden gehaald door het toepassen van suskasten. Bij het toepassen van een gebalanceerd ventilatiesysteem zal een geluidwering van 25 dB eenvoudig worden gehaald.
Advies
Met de berekende geluidbelastingen wordt vanwege de Franklin Rooseveltlaan niet overal voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Daarnaast wordt vanwege de Poolseweg bij de noordelijke woningen en vanwege de Molenleystraat op de zuidelijke woningen niet overal voldaan aan de richtwaarde.
Onderzoek heeft uitgewezen dat het toepassen van maatregelen niet doeltreffend zijn of op overwegende bezwaren stuiten. Daarmee wordt aan de wettelijke hoofdcriteria voldaan om een beroep te doen op de ontheffing van maatregelen. Daarbij dienen de nieuwbouwwoningen in het plan ter vervanging van de bestaande bebouwing op de percelen. Dit is één van de subcriteria uit het gemeentelijk geluidbeleid, waarmee aangetoond wordt dat de nieuwbouw op deze locatie mogelijk is.
Vanwege de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde en daarbij de wettelijke criteria in ogenschouw genomen, kan worden geconcludeerd dat voor de woningen van voorliggend nieuwbouwplan aan de Poolseweg een hogere grenswaarde aangevraagd kan worden voor de geluidbelasting vanwege de Franklin Rooseveltlaan bij de gemeente Breda.
Om een hogere waarde te kunnen vaststellen mag volgens de Wet geluidhinder de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai niet hoger zijn dan 63 dB voor woningen in stedelijk gebied.
Aangezien de hoogst berekende geluidbelasting vanwege de Franklin Rooseveltlaan 49 dB bedraagt, wordt aan deze voorwaarde voldaan.
Uit de rekenresultaten kan tevens worden geconcludeerd dat er bij alle woningen een geluidluwe gevel en geluidluwe buitenruimte aanwezig is ter plaatse van de achtergevels. Daarmee wordt zowel aan de eisen uit de Wet geluidhinder als aan het gemeentelijk beleid voldaan en kan dus een hogere waarde worden aangevraagd.
Samengevat:
-
dient een hogere waarde van 49 dB te worden aangevraagd voor de geluidbelasting vanwege de Franklin Rooseveltlaan op de (voor)gevels van de zuidelijke woningen van het plan;
-
zijn maatregelen aan de uitwendige gevelconstructies bij de voorgevels van de zuidelijke woningen vereist, zodanig dat daarmee voldaan wordt aan de wettelijke binnenwaarde uit het Bouwbesluit;
-
wordt geadviseerd de geluidwering aan de voorgevels van alle woningen te dimensioneren op de berekende gecumuleerde geluidbelasting van ten hoogste 58 dB, om een goed woon- en leefklimaat in alle woningen te waarborgen.
Omdat een geluidwering vanaf 25 dB ook bij nieuwbouwwoningen niet zondermeer wordt behaald, is het aan de vergunningverlenende instantie of te zijner tijd een berekening naar de karakteristieke geluidwering van de uitwendige gevelconstructie noodzakelijk is.
Conclusie
Uit het akoestisch onderzoek is geconcludeerd dat een besluit hogere waarde moet worden aangevraagd, deze is als bijlage 2 van de toelichting van voorliggend bestemmingsplan toegevoegd. Daarnaast zijn maatregelen aan de voorgevels van de zuidelijke woningen vereist.
5.2 Bodem
UEsDBBQAAAAIAAAAAACoeMnbkQEAAI4GAAATAAAAW0NvbnRlbnRfVHlwZXNdLnhtbK2Vy07DMBBF1yDxD5G3KHFhgRBKYMFjSbsoH+A4k9Tgl2yXtn/POC0RQkn6gF2SO2fu9WOU/GGtZPIJzgujC3KVTUgCmptK6KYgb/OX9JYkPjBdMWk0FGQDnjzcX5zn840FnyCtfUEWIdg7Sj1fgGI+MxY0KrVxigV8dQ21jH+wBuj1ZHJDudEBdEhD7EGw21n+BDVbypA8r1HZhnEgPUket7XRriDMWik4C6jTT139Mkp3JhmSbY1fCOsvsYDQIZMoDnuMou8Wml+sUHGNrTCCnUKVyvZS6zQqg1gj6l4sfh+ErO5PGL8PQkHU/VatMIadQK1UP7VOozKIwSAGY1gp9HH30NS14FAZvlSIZEbCtHwHHnYWU5w3JypIZsyFV6awIV0ZV9GOGL+V+x1jN+sMB+9xkJXMOkUxoX9MRF8UrJ05Yz2OqYPjo3wPYaRTDGHBBQH+UFPs/uflQzy7CqrD7dvt92Ejwf//5m/7HpJAL1UJDqn/D9G1PiRHjcZzVsoTjn9fjq51lyOn7b8En74AUEsDBBQAAAAIAAAAAABL9N+R7QAAAGcCAAALAAAAX3JlbHMvLnJlbHOtks1KAzEQgM8KvkOYezfbCiKysRcRehOpDzAks7uhmx+SUdu3dxApVrTswdwyP998GdKt92FSb1SqT9HAsmlBUbTJ+TgYeNk+Lm5BVcbocEqRDByowvr+6rJ7pglZmuroc1VCidXAyJzvtK52pIC1SZmiZPpUArJcy6Az2h0OpFdte6PLdwYI9eIEqzbOQNm4Vs4S1PaQac6I1Pfe0kOyr4Ei/zLpR4WQsQzEBt5Tcdp9hRvBgj4rtZov9fe7dSBGh4zapkKLXKS7sJc9H71E6UnC9bNihtf1fy6L9kzRkTtvhjkfxTp98jkk8gFQSwMEFAAAAAgAAAAAAIwsa/i+AAAAKQEAABAAAABkb2NQcm9wcy9hcHAueG1snY/BigIxEETPCv5DyN1kIigiM8qC7FUPo3iTkPRoYKYTklb0720Rdve8x6KKR7168xh6cYdcQsRGGlVJAeiiD3hp5KH9ni6lKGTR2z4iNPIJRW7Wk3G9zzFBpgBFMAJLI69EaaV1cVcYbFFcIzddzIMljvmiY9cFB9vobgMg6VlVLTQ8CNCDn6YfoPwQV3f6L9RH9/5Xju0zMY//juqvlPrgLLHouj2dt7uTMHNllDFGzatZrf8OWFD/GnJ8AVBLAwQUAAAACAAAAAAAcsd1o+MAAACJAQAAEQAAAGRvY1Byb3BzL2NvcmUueG1sbZBNS8QwEIbPCv6Hkns7rYJIaXdvnhQEFbyGyWw32HyQGe3uvzdbNAruLZP3mYfkHbYHN1eflNgGP6quaVVFHoOxfhrV68t9facqFu2NnoOnUR2J1XZzdTlg7DEkekohUhJLXGWT5x7jqPYisQdg3JPT3GTC53AXktOSxzRB1PiuJ4Lrtr0FR6KNFg0nYR2LUX0rDRZl/EjzKjAINJMjLwxd08EvK5Qcn11Ykz+ks3KMdBb9CQt9YFvAZVma5WZF8/s7eHt8eF6/Wlt/6gpJ5YYuBoO9WJlpM0A55ubgX3X59gtQSwMEFAAAAAgAAAAAAIgKIEbbAAAAPwIAABwAAAB3b3JkL19yZWxzL2RvY3VtZW50LnhtbC5yZWxzrZHPSgMxEIfPCr5DmLubrWiRsrGXIvQq6wOk2dk/mExCJhX37R0QthZEemhu8wv55stMs/0KXn1i5imSgVVVg0JysZtoMPDevt4/g+JiqbM+EhqYkWH7cnfbvKG3RR7xOCVWQiE2MJaSNlqzGzFYrmJCkps+5mCLlHnQyboPO6B+qOu1zr8ZINSbM6zadwbyvqvlPIJq54SXtIh9PzncRXcMSOWPTprL7OUfqrV5wGLgp66EA/pfi6drWtAxHDDLoE8iS3SBy/qaLn2k0tqDx5PLEi0ujT5buiTfUEsDBBQAAAAIAAAAAAB47ZFj3AgAAP4wAAARAAAAd29yZC9kb2N1bWVudC54bWztW++O27gR/9wCfQfC9yUH7Nryf3txe4ckTnD9kF6A5PZDD0VBS2OJK4oUSMrO+lPfoY/Rx+ib9Ek6Q0mW7N3NKZccim68WKxFixzOkD/OzI/kfvfDh0yyLRgrtLruDftBj4EKdSRUfN37+f3ry0WPWcdVxKVWcN27A9v74fs//fG73VWkwyID5RiKUPZqd91LnMuvBgMbJpBx29c5KHy30SbjDosmHuy0iXKjQ7AWe8jkYBQEs0HGhepVYkwXMXqzESGsKgVKIQYkd2iFTURua2m7vIu4yPBdS51jJVfly1ri9rpXGHVVSbvMRGi01Rt3GersapvJup7+WL1S/+rjoOsw6NCGlOvhBPwBZ2Ctozt6pOfcP/int6Z89oV37k4C211tubzulTPJUcKgqbITkd691MoZLeuKWrVrOL62Vakq1vUkbFwPC7m2iJ7pcBQc2p3UDCVw06q6mM+aLgZVH/RwUB/btwzxMLuyOQ8RhbkBC2YLve9vwCQatqDYGyEFFA7CRAlI2Yv+TZ8lgPoxoRjPjZBsFAwXDAcNMq0iMHuN9Z4ZnufaOFVkGRj2Yrjoz4Pp8ltWCBfDVoOJmM5ZBEzqEAEG7K3W0sIOYjYcB+w///gnfXLmgL0wEPE+e2WYsCwRYNbiFj+t00bgpLJDrxe05FJQClR0qhCa0hQUThbjdg3WsRiFc3XB9qiD1ilD4ZLHwMZ9tgIWahXKwuI77JtLy7Zaxu7KD201noN6QP0wfxJw/kKrRf4GTMyDxWOIOMbOZDjrVHE0HE26VVyMR50qjqeTR1F7VHEymnQzZrKcdjNmOpt1M2Y2nnczBse7mzHz+aKbMYvJspsxy1HQzZjlcjj6+Nr/dIC6v7vCWlAprlW/fKwzALl7Mo7uxwfcCPmKyiutgb74Qqv96YWJn4XDYODQKWrTDN9aitvUsYi7tn9H1xzxMHHkSDNsswaEUppiDsCcbsSkGnMPtuWqdODYisYGhBIxVUUcrrlFEVQDpVegRA9eFyKQoPrnKXtkylbNTAB7RiOOEUjE8C1OSGTE7cby0ImtcIC/GBYjnLoYfBYIFLT34hbjPg4+TVhSiAjb0oJpJGH1tSlEWk9RBYAL7GArcIYUysDlthYUpw9zSMixNVZ8HewnA4hBeUSIssdHA/zXOONP27pueP4pfxhCHj8xIHIoyyv9ww4xbGKuEFME4R3sRewBXoEr5Silhq0zXPm1QHBEauTlQJahF7K5xNbidl/5pLJz8m0ojECNS4sIxdfph562dd1Q+VyidWtAVxWRP4yJStkSkxE6Snbz5r3HUxF5p4qQIV6D7o6iI2ZYEf3F1gSvGBJdRKULfDDiedzrfA/uAiGOw0g9lEKw1rZAXTz60XXuOc8SiGr/qvPKvX4pnJ4JzZnQ/FrFzyQ0B2SZAwypZJPo3preCInFb17jTxAcSTq0PdOjj/qxm8fSra8wrnUcMXK+D2YkO/L0+Ca5y7VLsD56dswoZOQzDspUmsS8bvMAUUIJde6SgCgbn7AkUL5hJGgHGljODccyPvfZTw/xJ68mWlBIhxmS8rmL76hSsK0zisTXOVEDTpnUXhxHJp8HYUvig5cU2PyTz7wQPZa0YBn/IDLOJZOCkqYtbTbq2PeXcOlq9Y8lNlYcOEgMTmOVc5L11Kz7XCrbprDVNvP99ZjAeg0VR6DVwClni0HSoqKFRt+DQcgSp31oM6LP2Bl5T8y6zshr3A+cut/SY282hD3ywGFixG1U+uXK7XrMmoOTHDDklz532PgEHhNy9rz2rhfeGxbC7T2GqYNttf/yiP/0mzHoJVVaM9vGCZMgloOQ6wKjwNsXo+H4gjR6Rr6+midhiZXgOkJC4iqFqA7t3nzwnQcXU6YECm4ZCP4QpWbd+D0dlaDMHIMFU1pHe54CbQ322Y9dda/024FM4b4Grc6J+vioFQMS88jvUFVqVPJbQ16a1GfvS1qG4+BtoZFBBawsvN+g/ctMx15lZnOD2rMqcJLkXHLu6CTT0lSHrjVjVTx8IPJRF+SMUC3yKtU87GmXotwOI8kIBAqO1NEoYD7mHcb0NFA2o7XW24dm6SRW1sPUEMP2sRiNAgrDicMeaMD+57xwGXQkNL+NVXzUsQSzxx3Lcc3heNSRvo6CcTeWNBzNJ90MGo4n044WIXnuaNFkMeto0XQ672jRbLToaNFsuexo0Xx+wuzOh16fweraB+NfYWrzCQwP3XoV5l19kQBjw+ezu/vHYNS07OFe+vnlyFyf/VVjkGVbYQvAT7rpwBWXd84fjWIXcaPH70C9zvHhHB/+L+NDWBgrYPNknNvLw32ns/9/ZIjeiCgC6Z09eWop4hiOzmKIAPjXmb87l9zF4t//UuRIgaU7Lv3GRO2zfQBmlOKXhAJOjs09k4l+9XocUQ5M2yPtVck4ESluHW1nxFGf3XBF1OOeQgzpRF4oVx+S1iem+x03/hwzLjkFGVqfxCc+DO1ESmwOw1Z5OqqV0WAopYg1RK3T0/Pu3FOzrtsy+bOiw/CSBJ9iuuKgm/omKBFfSYk2c7SR4Bl3WYdOKC3dx1QVzsqvnUZk5gjwC5Zyz7eJUiPWfU6V+LwKRceIRtjzuDqNxy9zZNYR7ba0lm6LAfNNtYIoqap28nkYYvJf3mHiDbEfrDm2NjaHEEHOKnOp6+rqa0mnWxL9ZRpca5hcKR37xC6Fwm/ohFrRzWnf/AX4HYjSMzT+ojKhuT97gYK22tAORpVe0gkvbUjUw0xDUzXDUURXEPo7PF9qRf5SZm1/+zTIHh/bhVpSNl1W/CbwP0dAtfv67eh3OcL75S03PDacb8iOU5ivtU4zbtJ3juOE7q5EdN0LaK0oniHaVy+DyfPpaHU5fbUaX06CxeJyuVxOL19PX65Wq1eT+bLJklrSXqnoIGtwX2+L89TSIY/f0RjsKI9cBkvqPaEcaDGetGTn8RtOA+l0TunZxGtpRJy4prjWzumsKZOPaEoJ0PWX69585IsbrV1dbJRsdKNSdVOeHut/W8DifwFQSwMEFAAAAAgAAAAAAGmVCJHvAAAAmAIAABIAAAB3b3JkL2ZvbnRUYWJsZS54bWy1kcFOwzAMhs8g8Q5R7izdDghVzSaEtOMOMB7Abd01UuJUcdTQtyfbqLjQAyButj75/3/b1e7dWTFiYONJy/WqkAKp8a2hk5Zvx/39oxQcgVqwnlDLCVnutne3VSo7T5FFnicuk5Z9jEOpFDc9OuCVH5Ay63xwEHMbTir50A7BN8ic5Z1Vm6J4UA4Myax48ykpUkngstVTMGAv5IyaHgLjmY5gtSzWUs2oA2fsNBNOhvkLDiY2/cxGyJq1xSuu1NXxO/OjccjigEm8eAe0GKNYihEuY3+N8Tq52i8fYfO/7s9gTR3Mz5f/1Q/mknP9AVBLAwQUAAAACAAAAAAALUcYOS0DAACpIgAAEgAAAHdvcmQvbnVtYmVyaW5nLnhtbO1a3W7aMBS+7qS9Q5Rpl21+gQw1q3qDNKmaprW7nkziFGv+iWwDZZd7qT3WXmF2IJBkFNKQZqsWbsj5+2x/9jEnR1xePRBsLCAXiNHQdC5s04A0YjGi96H55W5yHpiGkIDGADMKQ3MFhXn1/vWry+WYzskUcuVoKAwqxsvQnEmZji1LRDNIgLhgKaTKljBOgFQiv7eWjMcpZxEUQkUSbLm2PbQIQNRUqGcKFkyF5CCSH+fEKEkf4tC0My/tRuZYohu4gPhulULluQA4NDMt1lrTyj3xAiszUl/beK1Wq+Iyj3M27mfrdU3I1hLDCBGAC3YxT5LcKsG0YFFD3MGHbehb56JgTD/x9bMWEI2VF4aJDE1vqEhfjmeA3mesa9nauaohxEbaiDm+mqgOTJmoBFnFKC3lY+tnNcl9zDgtMJPeyhXe7gX/ylLBCNEnhKKF24hCtxaFw6BCod+AQg1ynEINwIvz4BNGpdCjIyo1KwlQh1CjAhEhFJrXHCmWtMM1FUUZAiGvBQK5qjDj7QRZkhT16BG9ShL0DT5ijBhmPLe9sbNP0a5Wj6TK/9ylZBTfc7Vb0s+3FKp7oRQwi3NThCHgeqUJwnroSfbZbqi1Y/LAwXQ7TVmv1nlz7OqBa5KzGcpJSet1yo1fjxvfb4Mb3z+RG79Tbgb1uAnsNrgJ7BO5GXTKzbAWN67Txu9ghnISN8NOuRnV42bgtsHNwD2Rm1Gn3AT1uAnauIszlJO4CTrl5l290tJt4y7OUJ7EjX4sVO51KnvnSGWvXxcwvHne0r5cwMpyAesY54YCIJA/58tAdcOaVLJerf3qK9mz561kG2SB230WTOcYQ/mUJPgjonYS/Prx88Unwe2KTFkxC3aKXRpsdH0eNMwDr+/z/MN9nrbbN6M2qtvRqcXt0xsNmC0h/8wIoHWbYF6zpkS9nkSVxSa3ZobS1w5//c6sHs6+09N3evpOT9/p6Ts9fadnb3H5cjo9fvfvuFmhdgOlLPVuDlZqTqPN6ps8/1uhtj8BaHbwabW1WcqEyvw1EN0P4B4GcI4CeIcB3KMA/mEA7yjA4DCAXwXYPK3/YKLk31BLAwQUAAAACAAAAAAA04P1gaYFAACJPAAADwAAAHdvcmQvc3R5bGVzLnhtbO1bX0/jOBB/vpPuO1TZ590kbWkLoreCReiQVsvq4B5OaIXcxG1zuHHOdtrlPv05af7HTo1TCoIgHpKZ8TT+jWc840lOP/9cod4aEuphf2rYnyyjB30Hu56/mBp/3V5+nBg9yoDvAoR9ODUeITU+//7br6ebE8oeEaQ9rsCnJ5upsWQsODFN6izhCtBPOIA+580xWQHGb8nC3GDiBgQ7kFKuf4XMvmWNzBXwfIOr/IXrdLFzAecgRIxGlIhEvpOEFFMS0vY6vrnEPqO9zQmgjudNjTPiAWSYuQD9jzPXAE2N/jCln5q5luS68CMRpfIkXA8CDPrsJp61mdBiDLh69hhwcAJAwIKAYGn0EtaVOzXuvkUQoB8R0d2q5Egb6fx8sILpA2aiZsaFP5mc++9ljG52H6TA8GsGZjQHgd+lahCcs+hZAkz5c9iDYREsmVy/P5qoyA2GVl9Fbng0GKnIHY3GlorcaGIpzWN8PFCax7E1VpqHbfUtpYlEQCvNxO4Px0pTsQcjS2kuNleoNpmjyXhUdJF8DUVrPQAOd1suPIPcq/l6t6KRYM4gSa6RF8WI/jC7+TNEnABChjO1mxPPdyM2/+VkGPEWy/R67hHKvsZ6rMKYf5zSE5uZ56ZLvhgWpFGB3y/PfFq8h4CyM+qBSuDgKjKM8HxefHoxmTLiPUAxz8EIk5RVAUMYnTh56aZ0B0FAttCg8vhCFIsu44jzlMCUBLgf4liUcbPwMgMUute+YrSqj9cKV9n0dyzRhsWQW9KXWeWDFf+JDTNRMsyHy/hvT7a58pc4dOl1sABrKLFQRUbTTjItAmuZInTVcbQOj+M2dwHEFSKYc/WwE4x/E6jd/YHx3KUsfJCsvAJfc9WJNDTFhwAs4DmB4OE83nwKkGTbUrIT2VnG8MZCwvctGcwlRinwNY0i0tBklBr2R+Pngv4wGJN7HFC8WkWT8r11Xwh0TUgPbbmaJsj9cFWsfjy0RqlCu5jjcbkrt8aJMCloqCRjPImOUyTgL+L6L89YG8z5qgMZK2Ns9z72+PRXkAgNK5fWs7CCPk1TW1JT99VMPRi+NVPf3YQzGv8HO+KkSFAzYDaqehOpALtnIaXQf8BBD/su5NUZgTBgEgeSCOv6zy51zwtxmOV53EcQfJHwFU/bWRJvLoO8JKIdqIRKVOHNa2KtbMp+gWyquLackFAPzncu6VSu/WquaToQ0q9kD56FCEHpepZI720Prurb+x48eLd78PUaEm8h2XdTpuZeWxveHSc99TjpflcJWRdrdagkVKRltviIODPb5FjaZajYV97eKAs29DfKgg0NjrJgQ4ejLNjQ4igLNvQ4yoINTY6yYEOXo4JjQ5ujjrjadJoaHRXJhk5HRbKh1bEHz3/dwffmCdXPvkqfNnVP2zj68udDA5XzoYEmwnI1mglLyTFKCUupLy5PWKIo8NYylgsIkbQBBlGL7hfc0al/Dp8Y9F8AwlsMkecsGV8SEiRLEpqAinV0OaBmS/HWY9KFLxJslQdKVHXG0zquWEtL57JM+2OK9Y4y+a1s61Eyo5A37SVpUsyYcggO12PLbfAS20hSMu5qPdfF2pWoT21EdyVqV6J2Japuto2dcAV96StnGVs3664rOFTmPTo8nJUKUfxOcU1oL9WorRYstY7Pj97r8fnWAEIrJiw921UHN1ls47l48wX7jGAk9AjVxLzb1rptbX/bWvV97i8AeTPixQFg+0Z3gZK/050SGz28pdc6IGAe9oVum/Jkflv1zCd6rfZGNryc2OcXQliyZnxLWJYQRF8R9cRnpDn3maDJZvYAYfCNjzVLlOgLA7pzt6h321uCkrwTL4Qk5enF+NroLsh3Qf69BvmGLK+lA59fX/wt9N6Yoee65aGd33Z++xr9NvaQ2ieA0ULq5Z9eZMuq7uVm1eWy60j//1BLAQIUABQAAAAIAAAAAACoeMnbkQEAAI4GAAATAAAAAAAAAAAAIAAAAAAAAABbQ29udGVudF9UeXBlc10ueG1sUEsBAhQAFAAAAAgAAAAAAEv035HtAAAAZwIAAAsAAAAAAAAAAAAgAAAAwgEAAF9yZWxzLy5yZWxzUEsBAhQAFAAAAAgAAAAAAIwsa/i+AAAAKQEAABAAAAAAAAAAAAAgAAAA2AIAAGRvY1Byb3BzL2FwcC54bWxQSwECFAAUAAAACAAAAAAAcsd1o+MAAACJAQAAEQAAAAAAAAAAACAAAADEAwAAZG9jUHJvcHMvY29yZS54bWxQSwECFAAUAAAACAAAAAAAiAogRtsAAAA/AgAAHAAAAAAAAAAAACAAAADWBAAAd29yZC9fcmVscy9kb2N1bWVudC54bWwucmVsc1BLAQIUABQAAAAIAAAAAAB47ZFj3AgAAP4wAAARAAAAAAAAAAAAIAAAAOsFAAB3b3JkL2RvY3VtZW50LnhtbFBLAQIUABQAAAAIAAAAAABplQiR7wAAAJgCAAASAAAAAAAAAAAAIAAAAPYOAAB3b3JkL2ZvbnRUYWJsZS54bWxQSwECFAAUAAAACAAAAAAALUcYOS0DAACpIgAAEgAAAAAAAAAAACAAAAAVEAAAd29yZC9udW1iZXJpbmcueG1sUEsBAhQAFAAAAAgAAAAAANOD9YGmBQAAiTwAAA8AAAAAAAAAAAAgAAAAchMAAHdvcmQvc3R5bGVzLnhtbFBLBQYAAAAACQAJAD0CAABFGQAAAAA=
5.3 Cultureel Erfgoed
In de nota Erfgoed in context ErfgoedVisie Breda 2008-2015 is vastgesteld dat het Bredase erfgoed de basis vormt van de Bredase identiteit en tevens de basis vormt van ruimtelijke ontwikkelingen in Breda. Om het erfgoed in brede zin op herkenbare wijze te kunnen inpassen in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsprocessen is een goede inventarisatie noodzakelijk. In deze toelichting op het bestemmingsplan wordt het aanwezige cultureel erfgoed (te verdelen in archeologie, historische geografie en gebouwd erfgoed) globaal in beeld gebracht en wordt aangegeven hoe deze waarden beschermd worden.
Archeologie
Om de archeologische waarden in het gebied te beschermen conform het vastgestelde gemeentelijk beleid, de Monumentenwet 1988, waarin besloten ligt de Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007, is de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ opgenomen voor de gebieden die conform de Beleidsadvieskaart Breda’s Erfgoed, deel 1. Archeologie zijn gekenmerkt als gebieden met een archeologische verwachting anders dan laag. Hetzelfde geldt voor de gebieden van archeologische waarden en gemeentelijke archeologische monumenten. Ter plaatse van gronden met een dubbelbestemming dient voorafgaand aan ontwikkelingen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
In het vigerende bestemmingsplan is de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie” opgenomen. In figuur 11 is ter plaatse van de planlocatie een uitsnede van de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Breda weergegeven. Hieruit blijkt dat de planlocatie in een gebied met een hoge archeologische verwachting ligt. Dit betekent dat bodemingrepen in principe niet zijn toegestaan. Indien een ingreep dieper gaat dan 30 cm onder het maaiveld en een planoppervlak bevat van 100 m² of meer, er een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Er geldt een aanlegvergunningplicht. Het college van B&W stelt de bepalingen in de aanlegvergunning vast.
Ter bescherming van de archeologische waarden wordt geadviseerd om bij opname in het bestemmingsplan ‘Zandberg, Poolseweg 130-130a‘ te voorzien in een de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’.
Na de sloop van de bedrijfsbebouwing tot maaiveld dient direct archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Dit alvorens er gestart mag worden met de bouw van de woningen. De resultaten van het archeologisch onderzoek wordt door bevoegd gezag, in deze de gemeente Breda, middels een selectiebesluit vervolgens vastgesteld.
Figuur 11: Uitsnede Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Breda
Historische geografie
De Poolseweg 130 – 130a te Breda is gelegen op een hoge rug. Dit is te zien in de uitsnede van de Cultuurhistorische Landschapsinventarisatie Gemeente Breda (figuur 12).
Figuur 12: uitsnede cultuurhistorische landschapsinventarisatie Gemeente Breda
Door de beoogde ruimtelijke ontwikkeling wordt de historische geografische lijn van de Poolseweg niet aangetast.
Gebouwd erfgoed
Binnen en nabij de planlocatie is geen gebouwd erfgoed aanwezig.
5.4 Hinder
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder als gevolg van (bedrijfs-)activiteiten. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstand geldt tussen enerzijds de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. De gegeven afstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen.
Milieuzones
De VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ maakt onderscheid tussen twee omgevingstypen ‘rustige woonwijk en rustig buitengebied’ en ‘gemengd gebied’. De planlocatie ligt in het omgevingstype ‘rustige woonwijk’. In onderstaande tabel is de afstand weergegeven ten opzichte van de planlocatie.
Tabel 3: Richtafstanden bedrijven
Naam inrichting | Straat | Nr | Omschrijving inrichting | Milieu cat. | Milieuzone (richtafstand rustige woonwijk) | Afstand tot de planlocatie |
Beautysalon | Zeisstraat | 2 | Dienstverlening | 1 | 10 m | 16 m |
Fietsenwinkel | Poolseweg | 117 | Bedrijf | 2 | 30 m | 16 m |
Elektriciteitshuisje | Poolseweg | ong. | Bedrijf | 2 | 30 m | 100 m |
Tessenderlandt | Van Riebeecklaan | 2 | School | 2 | 30 m | 100 m |
Drie span | Poolseweg | 190 | School | 2 | 30 m | 100 m |
Uit tabel 2 blijkt dat voor het bedrijf tegenover de planlocatie (fietsenwinkel)de richtafstanden niet kunnen worden behaald. Er zijn geen “extreme” geluidbronnen gelegen naar de openbare weg toe.
De bedrijven voldoen aan het Activiteitenbesluit milieubeheer. In de huidige situatie is er al een bedrijfswoning op de planlocatie aanwezig. In het Activiteitenbesluit wordt geen rekening gehouden of het een bedrijfswoning betreft.
Door de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven in de omgeving in hun bestaande rechten beperkt, gelet op het feit dat er al woningen op kortere afstand van het bedrijf (Poolseweg 117) aanwezig zijn. Er kan gesteld worden dat ter plaatse van de planlocatie aan de Poolseweg sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
5.5 Externe Veiligheid
Algemeen
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s voor personen ten gevolge van het gebruik van de infrastructuur of het uitvoeren van activiteiten, waarbij het met name gaat om de gevaren die de directe omgeving loopt, als er iets mis gaat bij de productie, de behandeling en/of het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Risico inventarisatie externe veiligheid
Een risico inventarisatie externe veiligheid betreft alle risicobronnen die invloed hebben of kunnen hebben op het groepsrisico, zoals Bevi-inrichtingen, transportleidingen en autowegen die gebruikt worden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In een verantwoording groepsrisico wordt door het bevoegd gezag de aanwezige risicobronnen beschouwd en verantwoord.
Veiligheidsregio
Een verantwoording groepsrisico geldt voor alle ruimtelijke plannen en afwijkingsbesluiten in het kader van de Wro. De feitelijke verklaring wordt vastgesteld door het bevoegd gezag, tegelijk met de vaststelling van het bestemmingsplan en/of afwijkingsbesluit.
Ten behoeve van de verantwoording groepsrisico wordt bij de Veiligheidsregio (verplicht adviseur) om advies gevraagd. De Veiligheidsregio heeft ervoor gekozen om in bepaalde situaties een standaardadvies af te geven.
In dit standaardadvies wordt in het kader van de verantwoording groepsrisico aandacht besteed aan de volgende aspecten:
-
mogelijk te treffen maatregelen ter verbetering van de veiligheid;
-
mogelijkheden voor de rampenbestrijding;
-
mate van zelfredzaamheid van de aanwezigen
De standaard verantwoording groepsrisico is van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen die:
-
buiten de 750 meter van een niet categoriale Bevi-inrichting of indien er een kleiner invloedsgebied is vastgesteld en vastgelegd, dan geldt deze kleinere afstand;
-
buiten de 200 meter van een categoriale Bevi-inrichting, autoweg of buisleiding of indien de wettelijk vastgelegde afstand kleiner is dan 200 meter, dan geldt deze kleinere afstand.
Figuur 13: uitsnede risicokaart, provincie Noord-Brabant
Samenvatting
Om te bepalen of er in de directe omgeving bedrijven zijn gelegen waarop het Bevi van toepassing is, risicorelevante transportassen of risicorelevante buisleidingen in de buurt zijn gelegen is de risicokaart van de provincie Noord-Brabant geraadpleegd.
De risicokaart toont in de directe omgeving (binnen een straal van 200 meter) van de planlocatie geen inrichtingen die met betrekking tot externe veiligheid van invloed kunnen zijn op de voorgenomen ontwikkeling. Er zijn in de directe omgeving geen buisleidingen gelegen. Over de planlocatie liggen geen PR 10-6 contouren. De planlocatie ligt wel in het (toxisch) invloedsgebied van een transportroute van gevaarlijke stoffen.
Er is sprake van een beperkte groepsrisico externe veiligheid. De verantwoording groepsrisico en het standaard advies van de Veiligheidsregio is in bijlage 4 van de toelichting toegevoegd.
5.6 Water
Beleid waterschap Brabantse Delta
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer In de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen.
Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit.
Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen In het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.
Figuur 14:Uitsnede keur- en leggerkaart, Waterschap Brabantse Delta
Grondwaterbeschermingsgebied
De planlocatie ligt in het grondwaterdeelgebied aangeduid als ‘westelijke zandgronden’. De locatie is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied en er zijn geen relevante waterlopen en/of waterpartijen in de directe nabijheid aanwezig, zie figuur 14.
Riolering en infiltratie
Uitgangspunt voor de waterhuishouding in met name nieuwbouwprojecten, is een duurzaam gescheiden systeem. Dit betekent dat schoon hemelwater, wat valt op daken en terreinverharding, zoveel mogelijk in het gebied opgevangen en geïnfiltreerd dient te worden en alleen het vervuilde afvalwater via het riool wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. De hoeveelheid afvalwater, die getransporteerd wordt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie zal hiermee afnemen, wat uit het oogpunt van milieu een positieve ontwikkeling betekent.
Het waterschap is geen voorstander van het toepassen van uitlogende bouwmaterialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC.
Het Waterschap Brabantse Delta heeft in het beleid aangegeven dat voor locaties kleiner dan 2.000 m², geen infiltratie dan wel retentie toegepast hoeft te worden. De planlocatie is circa 1660 m² groot, waarvan in de huidige situatie circa 900 m² is verhard. De locatie is kleiner dan 2.000 m² waardoor het verhard oppervlak nooit meer dan 2.000 m² kan zijn.
Riolering
De woningen in de omgeving van het plangebied zijn aangesloten op het gescheiden rioolstelsel. Het is een relatief nieuw rioolstelsel met genoeg capaciteit om de groeiende hoeveelheid afvalwater te kunnen verwerken. De nieuwe woningen worden aangesloten op dit bestaande rioolstelsel.
Gemeentelijk Rioleringsplan
De gemeente Breda stelt in het gemeenlijk rioleringsplan dat stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater op een deugdelijke manier moeten worden ingezameld, geborgen, getransporteerd en/of lokaal gezuiverd. De kans op overlast dient hierbij te worden beperkt tot maatschappelijk aanvaardbare normen. Deze taakverantwoordelijkheid geldt alleen indien de burger niet zelf op eigen terrein het hemel- en grondwater doelmatig kan verwerken.
In het stedelijk waterplan 2019-2023 ‘Breda Water Robuust’ is vastgelegd dat de ontwikkelende partij op eigen terrein kleine buien op een zo natuurlijk mogelijke wijze verwerken en schone en vuile waterstromen gescheiden aanleveren tot aan de perceelgrens. Dit houdt in dat er 7 mm neerslag per vierkant meter verwerkt dient te worden op eigen terrein. Om de bergingscapaciteit voor een volgende bui weer beschikbaar te hebben moet het hemelwater binnen 3 dagen (op natuurlijke wijze) zijn weggezakt in de bodem.
Samenvatting
De woningen worden aangesloten op het bestaande, gescheiden rioolstelsel. Welke hemelwaterverwerkende voorzieningen er worden toegepast, wordt in later stadium besloten.
5.7 Ecologie
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen kunnen wettelijk beschermde dieren en plantensoorten in hun algemeenheid of wettelijk beschermde gebieden in het geding zijn. Om de natuurwaarden van de projectlocatie te kunnen beoordelen moet er getoetst worden aan wat beschreven staat in de Wet natuurbescherming. Daarnaast is het beleid aangaande het Natuurnetwerk van belang.
De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) heeft per 1 januari 2017 de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden. Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn. Het betreft het 'Natuurnetwerk Nederland' (hierna NNN). De bescherming van het NNN verloopt via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen) en niet via de natuurwetgeving.
Gebiedsbescherming
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland is een stelsel van ecologisch hoogwaardige natuurgebieden; de Natura 2000-gebieden maken daar deel van uit. Naast de Natura 2000-gebieden bevat het NNN ook overige leefgebieden van soorten en – om isolatie te voorkomen - gebieden die een verbinding vormen tussen natuurgebieden. Het NNN is onderdeel van het actieve beleid om bedreigde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding te brengen. De natuurgebieden die behoren tot het NNN en hun functies worden planologisch beschermd, hier geldt het 'nee, tenzij'- principe. De planologische bescherming betekent in het kort dat
geen nieuwe bestemmingen worden toegestaan die per saldo leiden tot een significante aantasting van de oppervlakte, de kwaliteit en de samenhang van het NNN. Hieraan wordt getoetst bij de verlening van een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Soortbescherming
In de Wnb is soortbescherming opgedeeld in drie categorieën. Voor elke categorie gelden verschillende verbodsbepalingen die zijn vermeld in artikel 3.1, 3.5 en 3.10 van de Wnb. Het gaat om de volgende drie categorieën:
-
soorten van de Vogelrichtlijn;
-
soorten van de Habitatrichtlijn, inclusief bijlage I en II uit Verdrag van Bern en bijlage I uit Verdrag van Bonn;
-
'andere soorten' (onderdeel A 'fauna' en onderdeel B 'flora').
De verbodsbepalingen en ontheffingsgronden voor de eerste twee categorieën komen rechtstreeks uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. De derde categorie vindt zijn oorsprong in de nationale wetgeving. Tijdens een bijeenkomst van het Netwerk Groene Bureau d.d. 16 december 2016 is aangegeven dat drie provincies (Utrecht, Overijssel en Gelderland) de geldende “Aangepaste lijst met jaarrond beschermde nesten” (LNV, 2009) aanhouden en blijven hanteren in de Wet natuurbescherming. De verwachting is dat ook overige provincies deze beschermingsstatus aanhouden. De lijst wordt begin 2017 door de provincies geëvalueerd en waar nodig aangepast. Bij voorliggende toetsing is uitgegaan dat de lijst gehanteerd blijft en dat de nesten een jaarrond beschermde status houden. Hierbij
wordt een onderscheid gemaakt tussen jaarrond beschermde nesten (categorie 1t/m4) en
mogelijk jaarrond beschermde nesten (categorie 5).
Ten behoeve van de beoogde planontwikkeling is door Buro Maerlant een ecologische quickscan uitgevoerd, zoals opgenomen in bijlage 5 van de toelichting (Breda Poolseweg 130-130a, ecologische quickscan, 14 december 2018). Hierin is het volgende geconcludeerd en geadviseerd:
Soorten
In het plangebied of binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden zijn de volgende potentiele natuurwaarden aangetroffen waar rekening mee gehouden dient te worden:
-
kans op aanwezigheid van verblijfsplaatsen van vleermuizen in de te slopen bebouwing;
-
algemene broedvogels (niet jaarrond beschermd).
Vleermuizen
Voorafgaand aan de sloop van de bebouwing dient nader onderzoek uitgevoerd te worden naar vleermuizen conform het vleermuizenprotocol. Het onderzoek dient volgens het huidige protocol (versie 2017) te bestaan uit twee bezoeken in midden mei tot midden juli en twee bezoeken in de periode midden augustus tot 1 oktober, allen met een onderlinge tussenpoos van circa 20 -30 dagen.
Er is een nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd (d.d. 15 oktober 2019, Buro Maerlant). De volledige onderzoeksresultaten zijn toegevoegd in bijlage 6 van voorliggende toelichting. Geconcludeerd is het volgende.
Middels het seizoensbrede onderzoek is een goed beeld ontstaan over het gebruik van het plangebied door vleermuizen. Het plangebied zelf en de omgeving heeft functie als foerageergebied voor een relatief klein aantal gewone dwergvleermuizen. Verblijfplaatsen en/of overige belangrijke functies zijn niet vastgesteld. In het woonblok aan de Sikkelstraat ten westen van het plangebied is waarschijnlijk in één van de woningen een zomerverblijf en een paarverblijf aanwezig van de gewone dwergvleermuis. De plannen hebben hierop géén invloed. De sloop van de bebouwing levert inzake vleermuizen geen belemmering op.
Vogels algemeen
Doordat de kans bestaat dat broedende vogels in de nabijheid van werkzaamheden aanwezig zijn, wordt aanbevolen de sloop uit te voeren buiten het broedseizoen (na half juli en vóór half maart). Indien een ter zake deskundige heeft vastgesteld dat geen nesten aanwezig zijn, is het mogelijk binnen deze periode te werken. Het verstoren van broedende vogels is conform de Wet natuurbescherming niet toegestaan.
Beschermde gebieden
Het plangebied ligt niet in beschermde gebieden krachtens Natura 2000, NNN / provinciale Verordening. Er is voldoende aannemelijk gemaakt dat effecten van de plannen op beschermde gebieden in de ruimere omgeving uitgesloten zijn.
Stikstofdepositie
Uit de stikstofdepositieberekening (Notitie stikstofberekening 'Project Poolseweg Breda', Accent adviseurs, 25 oktober 2019), welke is bijgevoegd in bijlage 7 van voorliggende toelichting, volgt dat er geen Natura 2000-gebieden zijn waarvoor de drempelwaarde van 0,0 mol/ha/jaar wordt overschreden, voor zowel in de aanlegfase als de gebruiksfase. Uit de berekening volgt dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Dit betekent dat er op de Natura 2000-gebieden geen sprake is van toename va nstikstofdepositie ten gevolge van deze ontwikkeling. Dit aspect vormt geen belemmering voor de uitvoering van het project.
5.8 Luchtkwaliteit
Conform de Wet Luchtkwaliteit kan elk project dat NIBM (niet in betekenende mate) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Als het plan NIBM aan de luchtkwaliteit bijdraagt, hoeft geen uitgebreid luchtkwaliteitsonderzoek meer uitgevoerd te worden.
Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Het NSL zorgt ervoor dat Nederland binnen de door Europa gestelde termijn zal voldoen aan de Europese grenswaarden op het gebied van fijn stof en stikstofdioxide. In het NSL is een lijst met ruimtelijke infrastructurele projecten opgenomen met een maatregelenpakket, dat ervoor gaat zorgen dat de huidige overschrijdingen van de luchtkwaliteit worden opgelost en de negatieve effecten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd.
De inwerkingtreding van het NSL heeft gevolgen voor het NIBM. Een plan is vanaf 1 augustus 2009 NIBM als het een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3 % van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 en NO2. De categorieën die altijd NIBM zijn, zijn de volgende:
Woningbouw:
-
1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg;
-
3000 woningen (netto) bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Op de planlocatie vindt een toevoeging plaats van zes grondgebonden woningen. Een project wat NIBM bijdraagt omvat maximaal een toevoeging van 1500 woningen bij minimaal één ontsluitingsweg. Gesteld kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling binnen de planlocatie een ‘niet in betekenende mate’ bijdrage levert.
Om het woon- en leefklimaat met betrekking tot de luchtkwaliteit te bepalen wordt gebruik gemaakt van de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Uit de monitoringstool blijkt dat er geen belemmeringen zijn op de locatie.
Omdat bij de beoogde ontwikkeling sprake is van zes nieuwe woningen, dient ook een beoordeling plaats te vinden of voldaan wordt aan de wettelijke luchtkwaliteitseisen c.q. inzicht te worden gegeven in de heersende concentraties.
De coördinaten van de nieuwe woningen aan de Poolseweg zijn bij benadering:
-
x = 113460
-
y = 399820
De Grootschalige Concentratie- en Depositiekaart Nederland (GCN) van het RIVM tonen ter hoogte van deze coördinaten, de volgende achtergrondconcentraties:
2016: PM10: 17,79 µg/m3 en NO2: 22,72 µg/m3
2020: PM10: 18,75 µg/m3 en NO2: 19,07 µg/m3
2030: PM10: 15,97 µg/m3 en NO2: 13,33 µg/m3
Deze waarden liggen ruim beneden de grenswaarde van PM10 en NO2 van 40 µg/m3. Hiermee vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de ontwikkeling van de planlocatie.
5.9 Toetsing Besluit Milieueffect Rapportage
Bij besluit van 21 februari 2011 heeft de wetgever het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht gewijzigd. De belangrijkste wijziging betreft het meer 'in lijn brengen' van het Besluit m.e.r. met de Europese richtlijn m.e.r. Dit houdt in dat onder andere de zogenaamde drempelwaarde voor activiteiten een indicatief karakter heeft gekregen. Met dit wijzigingsbesluit is bepaald dat voor activiteiten die op de bij het besluit behorende C- en D-lijst zijn opgenomen, altijd aandacht aan m.e.r. geschonken dient te worden. Op hoofdlijnen komt het erop neer dat voor activiteiten die behoren tot de C-lijst een m.e.r.-plicht volgt en voor activiteiten op de D-lijst volgt dan wel een m.e.r.- beoordelingsplicht dan wel een motivering dat geen m.e.r.(beoordeling) nodig is.
Onder lijst D van het Besluit m.e.r. valt een stedelijk ontwikkelingsproject als het een project meer dan 2.000 woningen omvat. Binnen de planlocatie omvat de ontwikkeling zes woningen. Gesteld kan worden dat de milieueffecten gevolgen van de realisatie van zes woningen van dien aard zijn dat er geen m.e.r.-plicht of m.e.r –beoordeling aan de orde is.
De informele m.e.r. beoordeling is opgenomen in bijlage 8 van voorliggende toelichting.
5.10 Kabels En Leidingen
Op of in de directe nabijheid van de locatie, zijn geen transportleidingen dan wel andere belangrijke kabels en leidingen gelegen, welke de realisatie van het bouwplan kunnen belemmeren. De KLIC-melding wordt uitgevoerd om eventuele kabels en leidingen in beeld te brengen.
5.11 Duurzaamheid
Gasloos
Sinds 1 juli 2018 is een aansluiting op het gas niet meer toegestaan. De woningen zullen op een alternatieve wijze moeten worden verwarmd, bijvoorbeeld door een warmtepomp of een palletkachel. In dit geval worden de woningen uitgevoerd met een aardwarmtepomp.
Door de woningen energiezuiniger te maken dan het Bouwbesluit als minimum voorschrijft zullen de alternatieve vormen van verwarming beter en efficiënter functioneren. Een manier om dat te bereiken is de woning zo ontwerpen dat aan de EPC-eis wordt voldaan zonder de toepassing van zonnepanelen.
Een andere manier is het anticiperen op de voorschriften zoals deze per 1 januari 2020 gaan gelden, namelijk de BENG-voorschriften. Ook die voorschriften leveren in de basis een energiezuinige woning op die goed op de toekomst is voorbereid.
CO2-neutraal
Door het (eventueel later) toevoegen van zonnepanelen kan de woning CO2-neutraal gemaakt worden. CO2-neutraal is de doelstelling van de gemeente Breda in het jaar 2044. Nederland ambieert ook een CO2-neutrale energievoorziening, maar dan in 2050. Als het dak al is bedekt met zonnepanelen om aan de EPC-eis te voldoen, dan is een doorgroei naar CO2-neutraal niet meer mogelijk.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de ontwikkeling is vertaald in juridisch bindende regels, met hieraan gekoppeld een verbeelding. De regels bevatten het juridische instrumentarium ten aanzien van de toelaatbaarheid van het gebruik en van bebouwing. De verbeelding staat gelijk aan de regels en heeft een ondersteunende rol voor de visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
6.2 Opbouw Van De Regels
De regels zijn ingedeeld in 4 hoofdstukken op basis van de vereisten uit de SVBP2012.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit 2 artikelen. Het eerste artikel geeft een omschrijving van enkele in de regels gehanteerde begrippen. Het tweede artikel geeft aan hoe ten aanzien van maten, oppervlakte en inhoud gemeten moet worden.
In hoofdstuk 2 worden de verschillende bestemmingen behandeld. Per bestemming wordt aangegeven welke doeleinden/functies zijn toegelaten op de gronden en wat en hoe er mag worden gebouwd.
In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld. Dit zijn de anti-dubbeltelregel en algemene afwijkingsregels.
In hoofdstuk 4 worden de overgangs- en slotregels aangegeven.
6.3 Regels
Onderstaand is een korte toelichting opgenomen van de in de regels opgenomen bestemmingen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.
Artikel 2 Wijze van meten
In het artikel 'wijze van meten' is een regeling opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Waarde - Archeologie
Deze bestemming is erop gericht de archeologische belangen op adequate wijze te beschermen. Bodemingrepen zijn op deze gronden in principe niet toegestaan; bij een ingreep dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld en een planoppervlak behelst van 100 m² of meer, is een omgevingsvergunning verplicht.
Artikel 4 Wonen
De hoofdbestemming in dit plan is de enkelbestemming Wonen. Deze bestemming bevat de regels voor de zes toegestane woningen. De regels zijn opgesteld op basis van het moederplan ‘Zandberg’. Tevens zijn binnen deze bestemming erven en tuinen, groen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
In de bouwregels is opgenomen dat het aantal woningen maximaal 6 mag bedragen. Om te borgen dat wordt voorzien in de benodigde waterberging, de bodem geschikt wordt gemaakt voor de beoogde woonfunctie en een goed akoestisch klimaat wordt gerealiseerd, zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen in de specifieke gebruiksregels bij de woonbestemming.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In de algemene regels zijn naast de op grond van het Bro verplichte anti-dubbeltelbepaling, diverse algemeen geldende regels opgenomen ten aanzien van gebruik, aanduidingen, (beperkte) afwijkingen en wijzigingen van het plan en tevens algemene procedurebepalingen. In de overige regels is daarnaast een verwijzing naar het parkeer- en stallingsbeleid van de gemeente Breda opgenomen, alsmede een nadere eisen regeling.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen én is de titel van het plan vastgelegd.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen die zijn doorlopen voor het zekerstellen van de economische uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. In paragraaf 7.2 is beschreven of de grondexploitatiewet van toepassing is op (delen van) het bestemmingsplan en op welke wijze hier uitvoering aan is gegeven. In paragraaf 7.3 is aangegeven op welke wijze het bestemmingsplan wordt uitgevoerd.
7.2 Toepassing Afdeling 6.4 Wro (Grondexploitatie)
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijk regie bij locatieontwikkeling.
In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of afwijkingsbesluit. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In artikel 6.2.1 is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:
-
de bouw van een of meer woningen;
-
de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
-
de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² bvo of met een of meer woningen;
-
de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
-
de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bvo bedraagt;
-
de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² bvo.
Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.
Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is én er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld. Indien de kosten minder dan € 10.000,- bedragen, kan ervoor gekozen worden deze middels andere wijze dan een exploitatieplan te verhalen. Voor gronden waarop al gebouwd mocht worden (onbenutte bouwruimte) hoeft ook geen exploitatieplan te worden
vastgesteld.
7.3 Financiële Haalbaarheid
Er is een anterieure overeenkomst tussen gemeente Breda en initiatiefnemer gesloten. Een
exploitatieplan is niet nodig. Voor de planontwikkeling en -uitvoering heeft de
initiatiefnemer voldoende middelen gereserveerd. Voor de gemeente is het plan derhalve
financieel haalbaar.
Hoofdstuk 8 Communicatie
8.1 Inleiding
In het bestemmingsplanproces bestaan diverse mogelijkheden tot communicatie. De voor het voorliggende bestemmingsplan relevante communicatie wordt in dit hoofdstuk belicht. Als eerste is een concept-ontwerpbestemmingsplan opgesteld. In dat stadium vindt ook het wettelijke vooroverleg plaats met instanties als waterschap, diensten van het Rijk en provincie (paragraaf 8.2.1). Indien dit traject is afgerond, start de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan (paragraaf 8.2.2).
8.2 Procedure
8.2.1 Vooroverleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (5 december 2018 t/m 15 januari 2019) is onderhavig concept-ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:
-
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant (provincie);
-
Waterschap Brabantse Delta;
-
Brandweer Midden en West-Brabant, Pro-actie en Preventie;
Ad. 1
De provincie heeft op 11 december 2018 schriftelijk aangegeven dat er geen provinciale belangen in het geding zijn. Het plan geeft hun geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Ad. 2
Het is een plan dan minder dan 2000m² toename verhard oppervlak en er zijn geen watergangen in de buurt. Wij hebben dan ook geen belang bij dit plan en adviseren positief.
Wel valt op dat er geen retentie-opgave vanuit de gemeente is opgelegd. Bij een herontwikkeling schrijft de gemeente een compensatienorm voor van 7 mm op basis van bestaand verhard oppervlak en 78 mm voor nieuw verhard oppervlak. Daarbij geldt geen onderdrempel.
Reactie
De opmerking van het waterschap is verwerkt.
Ad. 3
De brandweer heeft aangegeven dat het plan voldoet aan de criteria van het standaardadvies.
De woningen zijn gelegen binnen een afstand van 200 meter van brandkranen.
De bereikbaarheid is goed.
Verder merken zij op dat in de stukken een bijlage met een standaardadvies en verantwoording groepsrisico zou zijn gevoegd. Deze zit niet in deze bijlage.
Reactie
De opmerking van de brandweer is verwerkt in de verantwoording van het (beperkte) groepsrisico. Deze is in paragraaf 5.5 van voorliggende toelichting opgenomen.
8.2.2 Zienswijzen
Het bestemmingsplan wordt als ontwerp voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is de formele vaststellingsprocedure gestart. Gedurende de periode van de terinzagelegging kan iedereen schriftelijk of mondeling zienswijzen tegen het plan inbrengen. De vier ingediende zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien. Deze zienswijzen zijn beoordeeld op het feit of, en zo ja, in hoeverre het ontwerp aanpassing behoeft. Geconcludeerd is dat de zienswijzen ongegrond zijn en het bestemmingsplan hierop niet is aangepast. Wel zijn ambtshalve wijzigingen aangebracht. De beantwoording van de zienswijzen en de wijzigingen aan het bestemmingsplan zijn opgenomen in het raadsvoorstel en -besluit.
8.2.3 Beroep
Na vaststelling wordt het plan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
Bijlage 1
Bijlage 1
Akoestisch onderzoek. Kraaij Akoestisch Adviesbureau, rapportnummer VL.1826.R01, 12 september 2019
Bijlage 2
Hogere waarden besluit, 10 oktober 2019
Bijlage 3
Bodemonderzoek, Verhoeven Milieutechniek, rapportnummer B18.7059, 24 mei 2018
Bijlage 4
Bijlage 5
Ecologische quickscan, Bureau Maerlant, Breda Poolseweg 130-130a, 14 december 2018
Bijlage 6
Nader onderzoek vleermuizen, Bureau Maerlant, Breda Poolseweg 130-130a, 15 oktonber 2019
Bijlage 7
Notitie stikstofdberekening 'Project Poolseweg Breda', Accent Adviseurs, 25 oktober 2019