Hoge Vucht, Waterloostraat - Namenstraat
Bestemmingsplan - gemeente Breda
Vastgesteld op 03-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
het bestemmingsplan Hoge Vught, Waterloostraat - Namenstraat met identificatienummer NL.IMRO.0758.BP2019219004-VG01 van de gemeente Breda;
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2019219004-VG01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 Archeologische waarden
Waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.7 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 Bed & breakfast
Een voorziening gevestigd in een (bedrijfs)woning of een bijgebouw bij die woning en die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend nachtverblijf al dan niet met het serveren van ontbijt, waarbij de bedrijfsvoering wordt gerund door de bewoners van de desbetreffende woning.
1.9 Begane grond
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
1.10 Belwinkel
elke ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet in daarvoor bestemde belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet al dan niet in combinatie met de verkoop van telefoons of accessoires voor telefoons;
1.11 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
-
legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning;
-
het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.12 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 Bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.15 Bijgebouw
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.16 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.18 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en zolder;
1.19 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.21 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 Dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.24 Dakopbouw
Een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw.
1.25 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26 Gestapelde woning
Een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.
1.27 Groen
bermen, bomen, beplanting, parken en plantsoenen en ander daarmee vergelijkbaar groen;
1.28 Groothandel in smart- en/of headproducten
elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten of benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van eigen beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en levering van deze stoffen;
1.29 Headshop
elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze benodigdheden;
1.30 Hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.31 Huishouden
een samenlevingsvorm van een of meer personen, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.32 Huisvesting in verband met mantelzorg
Huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
1.33 Kamerverhuur
het verschaffen van woonverblijf aan meer dan één huishouden, met dien verstande dat het verhuren van kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, aan maximaal twee personen, door een eigenaar (hospita) die in dezelfde woning woont niet als kamerverhuur wordt aangemerkt;
1.34 Kap
De volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15 graden en maximaal 75 graden.
1.35 Mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.36 Middel dure huurwoning
Een huurwoning voor middel dure huur zoals bedoeld in de Verordening doelgroepen Sociale woningbouw en middenhuur zoals vastgesteld d.d. 31 januari 2019.
1.37 Nok
Het snijpunt van twee hellende vlakken.
1.38 Nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie.
1.39 Onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen.
1.40 Permanente bewoning
Bewoning door een of meerdere personen van een daarvoor bestemd gebouw als hoofdverblijf.
1.41 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.42 Ruimtelijke kwaliteit
Kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.
1.43 Seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.44 Selectiebesluit
een door het bevoegd gezag genomen besluit op basis van het in het archeologische onderzoeksrapport opgestelde selectieadvies;
1.45 Smartshop
elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze stoffen;
1.46 Sociale huurwoning
Een huurwoning voor sociale huur zoals bedoeld in de Verordening doelgroepen Sociale woningbouw en middenhuur zoals vastgesteld d.d. 31 januari 2019.
1.47 Vellen van houtopstanden
Vellen: rooien; kappen; kandelaberen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van knotten of kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die tot de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand kunnen leiden.
1.48 Voorgevel
de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.49 Voorgevelrooilijn
-
langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
-
langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.
1.50 Waterbergingsvoorziening
Bovengrondse en/of ondergrondse voorzieningen ten behoeve van de berging en infiltratie van hemelwater in de bodem, zoals groene daken, wadi's (verlaging in het groen), waterbergende bestrating, berging op het dak, grindkoffers, infiltratiekratten en/of het aanvragen of vergroten van (bestaande) greppels, (zak)sloten. watergangen en vijver.
1.51 Winkel
Een gebouw, dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel.
1.52 Wonen
het houden van verblijf, het huren of het gehuisvest zijn in een huis/woning.
1.53 Woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.54 Woonunit
Een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit een bouwlaag, alsmede een stacaravan die gelet op de feitelijke omstandigheden als bouwwerk wordt aangemerkt, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf en ingericht ten behoeve van tijdelijke bewoning.
1.55 Zolder
een gedeelte van een gebouw waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en het laagste punt van de onderkant van het dak minder dan 1,20 meter bedraagt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel;
2.2 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
2.3 Bebouwingspercentage
het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, en met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 Dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 Diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.7 Goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat voor de meest voorkomende dakvormen in onderstaande afbeelding is aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald.
2.8 Hoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;
2.9 Hoogte van een kap
Vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.10 Inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.11 Lessenaarsdak
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4 en 2.7 bij een gebouw met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte.
2.12 Ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
2.13 Oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.14 Peil
-
Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
-
Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
geluidbeperkende voorzieningen;
-
speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;
-
nutsvoorzieningen;
-
verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden;
-
kunstobjecten;
3.2 bouwregels
Artikel 4 Verkeer
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, straten en paden;
-
groen;
-
geluidbeperkende voorzieningen;
-
kunstobjecten;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeren;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
4.2 bouwregels
Artikel 5 Wonen
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeren;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 bouwregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
6.2 bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming 'Waarde - Archeologie';
-
In afwijking van lid a mogen, met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen:
-
gebouwen worden gebouwd ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;
-
bouwwerken worden gebouwd of uitgebreid tot een oppervlakte van maximaal 100 m².
-
Het bepaalde in lid a en b is niet van toepassing voor gebieden die zijn vrijgegeven middels een door het bevoegd gezag afgegeven selectiebesluit.
6.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 indien:
-
op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, of;
-
passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;
-
het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
-
alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
-
Aan een vergunning als bedoeld in lid a, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden;
-
In afwijking van het bepaalde in lid a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehandhaafd en/of vernieuwd, met dien verstande dat de afwijking niet mag worden vergroot.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
-
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming;
-
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
-
het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede een groothandel in smart-, grow- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting;
-
het gebruik van aanbouwen en/of bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte, bijvoorbeeld ten behoeve van mantelzorg;
-
het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
het gebruik van bijgebouwen als bed and breakfast;
-
het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit;
-
het gebruik van een woning voor kamerverhuur.
-
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a en b, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is;
-
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
-
de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2,
-
de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de bestemmingen wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'nutsvoorziening' voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zend-, ontvang- en/of sirenemasten, mits de hoogte maximaal 50 meter bedraagt.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.6, van de Wet ruimtelijke ordening, is de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Parkeren
-
Een omgevingsvergunning voor het bouwen, veranderen of uitbreiden van gebouwen wordt verleend, indien wordt aangetoond dat in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's. Hierbij wordt rekening gehouden met de omvang van het gebouw en de activiteiten die plaatsvinden in het gebouw.
-
Het parkeren of stallen van auto's dient plaats te vinden in, op of onder het gebouw, danwel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
-
Het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt vastgesteld aan de hand van de Notaparkeer- en stallingsbeleid Breda, de Herijking nota Parkeer- en Stallingsbeleid in 2013 en wijzingen daarvan.
-
De onder a. genoemde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
-
Het college kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
-
indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
-
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingsruimte is voorzien.
-
Het college kan aan de omgevingsvergunning, als bedoeld onder e, (financiële) voorwaarden verbinden.
-
Indien het onder c. genoemde Nota parkeer- en stallingsbeleid, na vaststelling van dit plan wordt gewijzigd, moet bij het bouwen en het uitbreiden of veranderen van activiteiten of functies op grond van deze planregels worden voldaan aan deze gewijzigde nota.
13.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.3 Vellen van houtopstanden
-
Het is verboden om Waardevolle houtopstanden die zijn opgenomen op de Bomenkaart; vergunningplichtige houtopstanden te (doen) vellen.
-
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder lid a met maximaal 10%;
-
Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder lid a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Hoge Vught, Waterloostraat - Namenstraat'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Aan de Waterloostraat en Namenstraat in Breda staan twee panden welke voorheen een voormalig schoolgebouw vormden. Men is voornemens deze locatie te herontwikkelen ten behoeve van woningbouw.
Door de gemeente is op 11 oktober 2017 aangegeven positief te zijn over de herontwikkeling op het perceel aan de Waterloostraat 27. Gezamenlijk is gezocht naar een passende invulling waarbij ook Namenstraat 62 (toen nog gemeentelijk eigendom) is betrokken. Gezamenlijk is tot een oplossing gekomen welke middels voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.
De herontwikkeling zal de sloop van huidige schoolgebouwen omvatten en daarvoor in de plaats worden twee paviljoenachtige gebouwen gesitueerd met in totaal maximaal 28 appartementen.
1.2 Ligging Van Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Waterloostraat en Namenstraat te Breda. Het betreft een tweetal percelen welke kadastraal bekend staan als gemeente Breda, sectie G, nummer 4449, 2173 en een klein deel van 7854 en kennen respectievelijk de adressen Waterloostraat 27 en Namenstraat 62.
Het plangebied is gelegen in de wijk Hoge Vught. Deze wijk ligt ten noorden van de binnenstad, buiten de singel. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Waterloostraat, aan de oostzijde door een groenvoorziening met diverse speelvoorzieningen. De zuid- en westzijde wordt begrensd door de Namenstraat.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: kadastralekaart.com)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
De planlocatie is gelegen binnen het bestemmingsplan “Hoge Vught”. Dit bestemmingsplan is vanaf 14 juni 2012 onherroepelijk.
De gronden ter plaatse zijn bestemd als “Maatschappelijk” en volledig voorzien van de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie”. Op de locatie is een bouwvlak opgenomen welk deels voor 40% (Waterloostraat 27) en deels 45% (Namenstraat 62) mag worden bebouwd ten behoeve van een maatschappelijke functie. De maximale bouwhoogte bedraagt 8 meter. De voorzijde van het perceel aan de Namenstraat 62 kent tevens een extra functieaanduiding'bedrijf'.
Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Hoge Vught'
De gronden zijn uitsluitend bestemd voor maatschappelijk gebruik. Het planinitiatief voldoet hier niet aan, omdat een wooncomplex hier niet in past qua functie. De nieuwe gebouwen hebben beide 3 bouwlagen en overschrijdt daarmee tevens de maximale toegestane bouwhoogte. Derhalve is besloten om hiervoor een bestemmingsplan in procedure te brengen.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt een gebiedsanalyse en een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 worden de beleidskaders van rijk, provincie en gemeente beschreven. Hoofdstuk 4 licht de doelstelling van het bestemmingslan toe. De aspecten met betrekking tot het milieu komen in hoofdstuk 5 aan bod. De juridische planbeschrijving volgt in hoofdstuk 6 en in hoofdstuk 7 en 8 komen respectievelijk de uitvoerbaarheid van het plan en de communicatie aan bod.
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
2.1 Hoge Vught
De wijk Hoge Vucht is gesitueerd in het noordoosten van Breda. Hoge Vucht strekt zich uit tussen de Zwarte Dijk in het noorden, de Terheijdenseweg in het westen, de Nieuwe Kadijk in het zuiden en de Kapittelweg in het oosten. Hoge Vucht is onder te verdelen in vier buurten. Onderhavige locatie is gelegen in de zuidwestelijk gelegen buurt, Biesdonk.
Ten westen van de Hoge Vucht ligt bedrijven- en industrieterrein De Krogten, bedoeld voor bedrijven in zware milieucategorieën. In het noorden is de Lage Vuchtpolder - een onbebouwd, visueel open, laaggelegen, nat, zandig en venig weidegebied - de tegenhanger van het stedelijke gebied van Breda. In het oosten, aan de kant van Teteringen, is de VINEX-locatie Waterdonken gebouwd. Ten zuiden van de Hoge Vucht liggen de naoorlogse woonwijken Linie en Doornbos.
Figuur 2.1 Verdeling buurten
De hoofdopzet van Hoge Vucht is hiërarchisch en bestaat uit vier buurten die op dezelfde wijze opgebouwd zijn. De vier buurten (Biesdonk, Wisselaar, Geeren Zuid en Geeren Noord) zijn gegroepeerd rondom een centraal winkelcentrum op de plek waar de wijkontsluitingswegen samenkomen. De buurten zijn op hun beurt samengesteld uit vier bebouwingsvelden rond een assenkruis van groene wiggen met voorzieningen in het hart (kerk, scholen en/of buurtwinkels). De voorzieningen in de buurten zijn ondertussen grotendeels verdwenen. Tot slot bestaan vrijwel alle bebouwingsvelden uit grondgebonden woningen met kap rond een groene kern (speelveldje, plantsoen). Langs de hoofdwegen vindt voornamelijk hoogbouw plaats.
De wijk onderscheidt zich van haar omgeving door haar ligging en eigen typerende karakter van een woonwijk uit de jaren zestig van de twintigste eeuw. Belangrijke auto-infrastructuur (Terheijdenseweg en Nieuwe Kadijk) en de polder dragen hieraan bij.
2.2 Bestaande Situatie Plangebied
Op de locatie (waterloostraat 27) is thans een voormalig schoolgebouw aanwezig, inclusief speelterrein. Het pand wordt momenteel verhuurd aan Ad Hoc Beheer en is in gebruik als atelierruimte en biedt onder andere een podium voor kunstenaars.
Figuur 2.2 Foto's huidige situatie, Waterloostraat 27
Op het naastgelegen perceel, Namenstraat 62 is eveneens een voormalige schoolgebouw aanwezig. Deze locatie wordt momenteel verhuurd aan de ATEAgroep voor het project 'Werk aan de Wijk". Deze projectorganisatie zet zich in voor de wijkontwikkeling in de wijken Hoge Vught, Doornbos en Linie, Tuinzigt/Haagpoort en Kesteren Muijzenberg. Deze locatie dient als uitvalsbasis voor diverse activiteiten in en voor de wijk, uitgevoerd door bewoners die actief zijn bij 'Werk aan de Wijk'.
Figuur 2.3 Foto's huidige situatie, Namenstraat 62
Hoofdstuk 3 Beleid
Bij het maken van een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met het beleid van hogere overheden (het rijk en de provincie) en de vastgestelde gemeentelijke beleidskaders. Hieronder wordt het relevante ruimtelijke beleid voor het plangebied weergegeven.
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snel-wegomgeving.
De structuurvisie schetst ontwikkelingen en legt de ambities tot 2040 vast. De ambities zijn:
-
Concurrentiekracht
-
Bereikbaar
-
Leefbaar en veilig
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
-
Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
-
Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
-
Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De structuurvisie regelt geen specifieke zaken op provinciaal of lokaal niveau. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies. Daartoe schaft het Rijk het landschapsbeleid af en beperkt het zich tot het natuurdomein.
Beoordeling en conclusie
Ten aanzien van bovenvermelde is het Rijksbeleid niet direct van toepassing op onderhavige ontwikkeling.
De (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, neemt het Rijk een “Ladder voor duurzame verstedelijking” op in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Besluit ruimtelijke ordening “Ladder duurzame verstedelijking”
In het Besluit ruimtelijke ordening is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen die van toepassing is op ontwikkelingen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als een nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Allereerst dient bepaald te worden of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In beginsel (op basis van jurisprudentie) wordt gesproken van een stedelijke ontwikkeling wanneer er meer dan 12 woningen gealiseerd worden. Daarnaast dient bepaald te worden of er sprake is van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling. Wanneer het ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan op grond van het voorheen geldende planologisch regime toegestaan was, dan is er sprake van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling.
Beoordeling en conclusie
Onderhavige ontwikkeling voorziet in een planologische functiewijziging van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen'. Het plan omvat 28 woningen en kan worden aangeduid als stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied.
De bestaande bebouwing wordt gesloopt. Dit betrof een ruimtebeslag van in totaal circa 1.750 m2. De twee nieuwe gebouwen hebben een gezamenlijke footprint van circa 1.000 m2. Het bebouwd oppervlak neemt dan ook af. Er is derhalve geen sprake van een 'nieuwe' ruimtelijke ontwikkeling.
Een procesmatige verantwoording aan de ladder is derhalve niet benodigd en belemmert de planvorming niet. Desalnietemin dient aangetoond te worden dat sprake is van goede ruimtelijke ordening. Voorliggend bestemmingsplan laat zien dat de ontwikkeling past binnen de beleidskaders (Hoofdstuk 3) en dat geen sprake is nadelige effecten ten aanzien van milieu en landschap (Hoofdstuk 5).
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Noord-Brabant
De nieuwe Omgevingswet bundelt de wetten en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur, cultureel erfgoed en water. En regelt zo het beheer en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Vooruitlopend hierop heeft de Provincie Noord-Brabant alvast een provinciale Omgevingsvisie gemaakt welke op 14 december 2018 is vastgesteld.
De omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. De basisopgave voor de provincie is: 'werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit'. Hierbij heeft de provincie als doel gesteld voor de middellange termijn, 2030: Brabant heeft een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit doordat wij voor alle aspecten voldoen aan de wettelijke normen. Voor de lange termijn, 2050, wil men een goede leefomgevingskwaliteit hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.
Om de basisopgave te behalen heeft men ambities verwoord op gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie.
De Omgevingsvisie bevat geen sectorale beleidsdoelen. De concrete doelen, voor bijvoorbeeld natuur, water, veiligheid, milieu, mobiliteit en ruimtelijke kwaliteit, staan nu nog in de bestaande plannen van de provincie. Grote delen van die beleidsplannen horen vanuit het systeem van de Omgevingswet straks (soms verplicht) thuis in een programma zoals het natuurbeheerplan en het waterprogramma. De komende tijd wordt dit sectorale beleid afgestemd op de Omgevingsvisie en al dan niet uitgewerkt in de programma's en/of omgevingsverordening.
Beoordeling en conclusie
Transformatie van het stedelijk gebied wordt een belangrijke opgave. Het 'up to date' houden van het bestaand stedelijk gebied is essentieel voor een duurzame, sociale en economische ontwikkeling van de steden en dorpen van Brabant. Met onderhavige ontwikkeling worden nieuwe woningen toegevoegd binnen bestaand stedelijk gebied.
De nieuw te bouwen woningen voldoen aan de minimale eisen ten aanzien van duurzaamheid, zoals gasloos bouwen.
Er zijn mogelijke andere duurzaamheidsaspecten waar over nagedacht wordt en waarover nog afstemming moet plaatsvinden: warmtepomp, zonnepanelen, wadi's in omliggend terrein, deels halfopen bestrating parkeerplaats, bloemetjesweide ten gunste van biodiversiteit, groene gevel sporthal. Eén ander zal bij de verdere uitwerking en de omgevingsvergunning bouwen nader aan bod komen.
Structuurvisie 2010 - Partiële herziening 2014
Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant vastgesteld. De provincie Noord-Brabant heeft in de Structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025, met een doorkijk tot 2040, vastgelegd. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant.
Sinds de vaststelling in 2010 hebben Provinciale Staten diverse besluiten genomen die een verandering brengen in de provinciale rol en sturing, of van provinciaal beleid. Deze besluiten zijn vertaald in de partiële herziening van de structuurvisie in 2014, vastgesteld op 7 februari 2014 en in werking getreden op 19 maart 2014.
De woonwensen en de leefbaarheid in de dorpen en steden, de behoefte aan gebiedseigen-heid en identiteit van stad, dorp en landschap en klimaatverandering staan in de volle aandacht. Noord-Brabant wil blijven ontwikkelen, maar Noord-Brabant stelt ook eisen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Daarom gaat de provincie, meer dan voorheen, duurzaam en zorgvuldig om met de leefomgeving en de ruimte. Ze wil een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijk omgeving daarbuiten.
Beoordeling een conclusie
Het plangebied is op basis van de structurenkaart geheel gelegen in de gebiedsaanduidingen 'Hoogstedelijke zone' en 'Stedelijk concentratiegebied'. Naar huidige inzichten van de provincie is in het stedelijk concentratiegebied voldoende ruimte om in de verstedelijkingsbehoefte (wonen, werken en voorzieningen) te voorzien. Hier is ruimte voor een grote verscheidenheid aan woon- en werkmilieus, of een menging daarvan, in uiteenlopende dichtheden.
Met name de beleidslijnen van zorgvuldig ruimtegebruik en concentratie van verstedelijking zijn van belang. Voor het stedelijke concentratiegebied betekent zorgvuldig ruimtegebruik dat bij het zoeken naar ruimte om te voorzien in de behoeften op het vlak van wonen, werken en voorzieningen de mogelijkheden van de bestaande ruimte zo goed mogelijk worden benut. Het accent moet hierbij liggen op inbreiding en herstructurering. Tevens zet de provincie in op het intensiveren van ruimtegebruik rondom hoogstedelijke zones om zo de verknoping van stedelijke ontwikkelingen en infrastructuur te bereiken.
Door het al enige tijd leegstaande pand te slopen en een nieuw pand te realiseren wordt ingezet op herstructurering van bestaand stedelijk gebied en is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. In de Structuurvisie heeft de provincie haar visie neergelegd voor het stedelijk gebied. De regels ter uitvoering en regulering van de Structuurvisie zijn doorgelegd in Interim omgevingsverordening Noord-Brabant 2019.
Interim omgevingsverordening Noord-Brabant 2019
Alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving, staan voortaan bij elkaar in de Interim omgevingsverordening. Deze omgevingsverordening is vastgesteld op 25 oktober 2019. De Interim omgevingsverordening vervangt diverse provinciale verordening, waaronder de verordening Ruimte. De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter en vooral is bedoeld om bestaande regelingen samen te voegen, heeft er ook (nog) geen expliciete afweging plaatsgevonden of de inzet van de verordening voor een bepaald thema gecontinueerd moet worden. Uitgangspunt van deze Interim omgevingsverordening is dat de huidige regels met het huidige beschermingsniveau zijn gehandhaafd.
Het plangebied is gelegen binnen het 'stedelijk gebied - concentratiegebied'. Er is een basisregeling geformuleerd voor een duurzame stedelijke ontwikkeling. Uitgangspunt daarbij is dat eerst de mogelijkheden in Stedelijk gebied worden benut.
Daarnaast geldt 'zorgvuldig ruimtegebruik' als basisprincipe en is opgenomen vanuit de zorg voor een goede omgevingskwaliteit. Dat betekent dat een stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen in beginsel plaatsvindt binnen Stedelijk gebied en dat de ruimte binnen Stedelijk gebied zo goed als mogelijk wordt benut. Vanuit de ladder voor verstedelijking die in het besluit ruimtelijke ordening is opgenomen gelden dienaangaande ook voorwaarden. De Laddertoets is reeds in voorgaande paragraaf aan bod gekomen.
Beoordeling en conclusie
Onderhavig plan maakt gebruikt van bestaande perceel gelegen in bestaand stedelijk gebied. De huidige schoolgebouwen worden niet meer gebruikt als onderwijsfunctie, maar worden wel verhuurd om leegstand te voorkomen. De panden zijn echter wel verouderd.
De voormalige schoolgebouwen hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 1.750 m2. Dit wordt volledig gesloopt en hier komen twee paviljoenachtige gebouwen voor in de plaats. Deze hebben een gezamenlijk bebouwd oppervlakte van circa 1.000 m2. Er is dan ook sprake van een afname van bebouwd oppervlak. Aangezien de locatie is gelegen in een parkachtige omgeving met een glooiiend maaiveld zal ook de ruimte rondom de nieuwe gebouwen glooiiend worden aangelegd. Tussen de gebouwen is een licht verhoogd pad aanwezig en is er ruimte voor wadi's.
Daarnaast is in het bestemmingsplan rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, waaronder de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de ecologische waarden en andere relevante milieuaspecten. De verantwoording hiervan bevindt zich in Hoofdstuk 5 van voorliggend bestemmingsplan.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie “Breda 2030: keuzes maken in een dynamische tijd”
De gemeenteraad heeft in september 2013 de Structuurvisie Breda 2030, “Keuzes maken in een dynamische tijd”, vastgesteld.
De visie
Breda 2030 schetst een evenwichtige, toekomstbestendige en initiatiefrijke ontwikkeling van Breda. De visie biedt duidelijkheid over hoe omgegaan wordt met uitdagingen die op korte en lange termijn afkomen op de stad, haar dorpen en het buitengebied. De visie is een integrale visie: van wonen tot werken, van economie tot duurzaamheid en van mobiliteit tot sociale ver-binding, een breed spectrum aan onderwerpen is afgewogen. Er zijn realistische ambities ge-steld, passend bij de huidige economische tijden. Breda stelt zich bovendien open voor een nieuwe benadering van ontwikkeling. De visie biedt een ontwikkelperspectief richting 2030 en is eerder een perspectief en een kompas dan een blauwdruk.
Het fundament voor de ruimtelijke visie is dat Breda een compacte en duurzame stad nastreeft, waarbij ook ruimte is voor initiatieven vanuit onderop. Doel is om de huidige kwaliteit van de stad te behouden en te versterken en in het buitengebied de focus te leggen op natuur en landbouw. Duurzaam betekent niet alleen aandacht voor het milieu, maar het principe volgen van de drie P’s: People (mensen, sociale aspecten), Planet (milieu en natuurwaarde) en Profit (winst en waarde). Bij een ontwikkeling moeten deze drie factoren in balans zijn. Ruimte voor initiatief is het derde fundamentele uitgangspunt. In de huidige tijden zal ontwikkeling op een andere manier tot stand komen; niet alleen grote projecten van bovenaf, maar ook kleinschaligere initiatieven uit de stad, van onderaf.
Op basis van de kernwaarden en het fundament zijn drie hoofdlijnen uitgezet: Breda Markstad (planet), Bredaas Mozaïek (people) en Knooppunt Breda (profit). Voor onderhavig planvoornemen is vooral het Bredaas Mozaïek van belang. Binnen het mozaïek wordt uitgegaan van de kwaliteit van de diversiteit aan gebiedskarakteristieken binnen de stad en het buitengebied. Binnen de afzonderlijke gebieden is ruimte voor initiatieven die inspelen op de actuele woon- en zorgbehoefte. De levensloopbestendigheid en duurzaamheid van de woningvoorraad en de woonomgeving en de bereikbaarheid van voorzieningen vormen een uitdaging. Daarom wordt ruimte geboden aan dergelijke initiatieven.
Beleidsvisie
Binnen de beleidsvisie geldt voor de pijler wonen dat er de komende tijd sprake is van een bevolkingstoename, vooral alleenstaanden en eenoudergezinnen nemen toe. Op de woningmarkt vindt een verschuiving plaats van koop naar huur. De bestaande woningvoorraad is van belang en verduurzaming is hier het sleutelwoord. Aandacht voor jonge huishoudens, studenten en geschikt wonen voor iedereen blijft een uitgangspunt. Dit betekent ook aandacht voor het huisvesten van kwetsbare groepen en de benodigde kernvoorraad aan sociale huurwoningen. Breda ondersteunt initiatieven en kiest voor een differentiatie in woonmilieus. Er wordt vraaggericht ontwikkeld. De gemeente voert hierbij de regie op het woningbouwprogramma en geeft samen met andere partijen en bewoners richting aan de projecten waarop wordt ingezet. Zij heeft hierbij vooral een regisserende, stimulerende en faciliterende rol. Woningvermeerdering kan worden toegelaten wanneer sprake is van verbetering van de (ruimtelijke) kwaliteit van de locatie door de woningbouwontwikkeling.
Conclusie
Onderhavig planvoornemen is voorzien in bestaand stedelijk gebied van Breda. Het plan voorziet in de realisatie van appartementen welke geschikt zijn voor alleenstaanden en/of eenoudergezinnen, wat aansluit bij de behoefte zoals verwoord in de visie.
Woonvisie Breda: “wonen in een dynamische tijd”
Breda is een complete woongemeente, nu en in de toekomst, met een grote verscheidenheid aan woningen en woonmilieus voor de diverse bewoners. In Breda is voor iedereen een passend en duurzaam (t)huis dat voldoet aan de wensen en behoeften. De gemeente wil dit graag zo houden en versterken door in de woonvisie uitvoering te geven aan drie ambities:
-
Zorgen voor een gedifferentieerd en doordacht woningbouwprogramma, met voldoende flexibiliteit en ruimte voor maatwerk;
-
Een comfortabele woningvoorraad die aansluit bij behoeften en wensen van inwoners, nu en in de toekomst. We zetten in op een duurzame en toekomstbestendige woningvoorraad en nieuwbouw;
-
Een (t)huis voor alle groepen inwoners. Speciale aandacht is er voor de groep kwetsbare inwoners die niet op eigen kracht in huisvesting kan voorzien.
De gemeente Breda streeft naar kwalitatief goede en gedifferentieerde samenstelling van de woningvoorraad, die aansluit bij de diversiteit in de vraag vanuit de verschillende doelgroepen. De keuzevrijheid van de consument op de huur- en koopmarkt dient vergroot te worden. Om dit mogelijk te maken is flexibiliteit in plannen, programmering en procedures vereist.
Conclusie
Voorliggend plan is voorzien binnen de huidige stedelijke grenzen van Breda, binnen de wijk Hoge Vught. Het plan bestaat uit realisatie van 28 appartementen bestaande uit 3-kamer en 2-kamer appartementen. De appartementen zijn derhalve geschikt voor alleenstaanden en bijvoorbeeld eenoudergezinnen.
Het plan zorgt voor een differentiatie in woningtypologie middels de realisatie van appartementen in een buurt waar voornamelijk grondgebonden woningen zijn gesitueerd. Het aantrekken van starters in de wijk biedt kansen voor een verdere versterking van de wijk. Geconcludeerd kan worden dat de onderhavige ontwikkeling passend is binnen de woonvisie van de gemeente Breda.
Duurzaamheidsvisie Breda 2030 en Impuls Ruimtelijke Adaptatie Breda
De Impuls Ruimtelijke Adaptatie Breda vindt zijn oorsprong in de Duurzaamheidsvisie Breda 2030. In de Impuls staat hoe Breda handen en voeten geeft aan (het beperken van) de gevolgen van de klimaatverandering. De impuls bevat het programma voor het jaar 2016 op het gebied van ruimtelijke adaptatie. De gemeente heeft de ambitie om in 2044 klimaatneutraal te zijn. In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen wordt gestimuleerd aandacht te besteden aan groene daken en gevels. Het anders omgaan met hemelwater wordt tevens bevorderd.
Het Rijk streeft ernaar geen aardgas meer te willen gebruiken als energievoorziening in 2050. Bij beoogde nieuwbouw is het advies om te kijken naar de energie-infrastructuur en de toekomstige hittebestendigheid van woningen.
Beoordeling en conclusie
Toetsing van de beoogde ontwikkeling aan het aspect duurzaamheid is opgenomen in paragraaf 4.3 Duurzaamheidsaspecten.
Masterplan openbare ruimte 2020, Hoge Vucht, Doornbos en Linie
In 2009 is een Masterplan openbare ruimte 2020 voor Hoge Vucht, Doornbos en Linie vastgesteld. De wijk Hoge Vucht is herkenbaar opgebouwd en heeft een sterke groene hoofdstructuur, bestaande uit parkways, wijkgroen en buurtplantsoenen. Het vele ‘kijkgroen’ valt nauwelijks op door het eenvormige karakter. Dit alles heeft geresulteerd in een streefbeeld voor de wijk (figuur 3.1).
De openbare ruimte vormt samen met de bebouwde delen de opbouw en structuur van de stad en vervult een belangrijke functie voor de ontsluiting, de leefbaarheid, het verblijf en het woon- en werkmilieu. De Hoge Vucht is een groene, ruime wijk met fraaie doorzichten. Elke straat heeft een groencomponent in het wegprofiel: een haag, een plantsoen of pleintje en er is veel groen op buurt- en wijkniveau. Het groen heeft op enkele plekken ook een ecologische waarde. Anderzijds is het groen ook anoniem, eenvormig en niet in gebruik. De functie beperkt zich vaak tot kijkgroen. Er is een duidelijke ruimtelijke opbouw in vier buurten (kwadranten) en een sterke hoofdstructuur, gevormd door de parkways Groenedijk, Doornboslaan, Cornelis Joosstraat en Kapittelweg. De vier buurten Biesdonk, Wisselaar, Geeren-Noord en Geeren-Zuid zijn opgedeeld in subbuurten, waardoorheen het groen van de secundaire groenstructuur loopt. De noordelijke buurten Wisselaar en Geeren-Noord zijn waterrijk en grenzen aan de Lage Vuchtpolder. De zuidelijke buurten hebben een sterk parkachtig karakter, met groene dooraderingen. De buurten kennen buurtpleintjes en -groen. Sommige daarvan zijn ingericht als speeltuin of hondenuitlaatplaats. Het groen kent een sterke samenhang, maar is niet altijd functioneel ingericht. Er is veel 'kijkgroen' aanwezig.
Figuur 3.1 Masterplan openbare ruimte 2020, Hoge Vucht, Doornbos en Linie (plangebied rood omlijnd).
Conclusie
Ten oosten van het plangebied bevindt zich buurtgroen met een parkachtig karakter wat een structurerend element is binnen de buurt Biesdonk. De nieuwe woongebouwen worden gepositioneerd in een parkachtige omgeving tussen de Waterloostraat, Namenstraat en speeltuin Klein Ardennen. De groene setting is onderdeel van een grotere kruisvormige groenstructuur door de wijk Biesdonk in Breda Noord. Het doel is om de twee woongebouwen zorgvuldig in de deze groene setting te positioneren.
Bomenbeleid
De gemeente Breda heeft een nieuwe digitale kaart met waardevolle bomen, bossen en andere groene gebieden, vastgesteld d.d. 14 juli 2016. Aan de hand van criteria - zoals cultuurhistorie, ecologie en het klimaat - zijn samen met lokale natuur- en milieuverenigingen de Bredase bomen zorgvuldig in kaart gebracht. Het nieuwe bomenbeleid zorgt voor adequate bescherming van waardevolle bomen, maar ook bossen en houtsingels. Het brengt vereenvoudiging van de huidige Bomenverordening 2010. Het groen op de kaart is in de toekomst beschermd en valt onder de regels van een omgevingsvergunning.
Figuur 3.2 Uitsnede digitale bomenkaart (plangebied rood omcirkeld)
Naast voornoemde bomenkaart heeft de gemeente ook het Gemeentelijk Plan Bomen met een bijhorende bomenstructuurkaart. Deze is hieronder weergegeven. Het gemeentelijk plan bomen heeft betrekking op de straat-, laan- en parkbomen. Het vastgestelde kwaliteitsniveau Bmin vanuit het beleidskader kapitaalgoederen vormt de leidraad voor de invulling van het beheer. Om onder andere deze doelstelling te bereiken is het noodzakelijk om de straat-, laan- en parkbomen te categoriseren. Op basis van de kenmerken van de locatie en de soort kunnen de bomen binnen dit gemeentelijk plan ingedeeld worden in 3 categorieën, waaraan kwaliteitsniveaus aan worden verbonden.
Figuur 3.3 Uitsnede bomenstructuurkaart (plangebied rood omcirkeld)
Conclusie
Binnen het plangebied bevinden zich geen waardevolle bomen. De dichtstbijzijnde waardevolle bomen bevinden zich op het terrein van het Radius College. De locatie is op de bomenstructuurkaart aangeduid als 'park'. In de bestaande situatie is echter reeds sprake van een stedelijke invulling in plaats van groene invulling. De nieuwe ontwikkeling sluit aan bij de speelse opzet van het aangrenzende park.
Bij werkzaamheden, inclusief benodigd werkterrein zal rekening worden gehouden met de aanwezige bomen, zoals de populieren. Deze populieren zijn bij de aanleg van het park met zorg geselecteerd en gespaard gebleven.
Gemeente Breda hanteert hierbij de eisen vanuit Norminstituut bomen. Middels een Boomeffectanalyse (BEA) is enerzijds de kwaliteit van de bomen bekeken, en anderzijds is de (toen nog beoogde, okt19) situatie beoordeeld in relatie tot de bomen. De BEA is als Bijlage 1 opgenomen bij de toelichting. In overleg met de gemeente heeft vervolgens een afweging plaatsgevonden ten aanzien van kwaliteit en behoud van enkele bomen in relatie tot de realisatie van de parkeerkoffer op het midden van het terrein.
In gezamenlijk overleg (gemeente en initatiefnemer) is een aangepaste situatie gemaakt waarbij het parkeren aan de straat zal plaatsvinden in de vorm van haaksparkeren. De parkeerkoffer is daarmee komen te vervallen. Aan de Waterloostraatzijde worden enkele bomen gekapt. Deze bomen zijn thans van matige dan wel slechte kwaliteit. Tussen de daar aan te leggen parkeerplaatsen worden nieuwe bomen aangeplant. De bomen aan westzijde van de sportschool kunnen door het vervallen van de parkeerkoffer behouden blijven. Hierdoor ontstaat tevens een meer groene invulling van het middenterrein.
Het bomenbeleid belemmert de planvorming niet.
Nota Parkeer en Stallingsbeleid Breda, herijking 2013
In 2004 is de Nota Parkeer- en Stallingsbeleid Breda vastgesteld. Er zijn enkele aspecten uit deze Nota Parkeer- en Stallingsbeleid die aangescherpt dienden te worden, namelijk de systematiek met betrekking tot het instellen van een vergunningenzone en de parkeernormen. Daarom is de nota in 2013 herijkt.
In deze nota is het beleid rondom bijvoorbeeld de thema's parkeerregulering, parkeernormering en transferpunten benoemd, met als ambitie het parkeergebruik voor de toekomst te optimaliseren. Dit betekent het beter benutten van huidige en te realiseren (gebouwde) parkeervoorzieningen. Als uitgangspunt hierbij geldt dat het optimaliseren van het parkeergebruik niet ten koste mag gaan van zaken als bereikbaarheid en leefbaarheid in de stad. In de nota wordt aangegeven dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden conform de geldende parkeernormen. Deze normen zijn gebaseerd op onder meer de mate van verstedelijking, bereikbaarheidskenmerken van de locatie en specifieke eigenschappen van de functie.
Parkeerbalans
Volgens de gemeentelijke parkeernormen uit de Parkeer- en Stallingsbeleid Breda is een parkeerbalans opgesteld. Het plangebied is gelegen binnen het gebied dat in de herijking van de parkeernota is aangeduid als ‘overig gebied’. Voor meergezinswoningen/appartementen in een dergelijke gebied geldt de parkeernorm van 1,3 parkeerplaats per wooneenheid. Dit resulteert, met 28 wooneenheden, in een parkeerbehoefte van 36,4 parkeerplaatsen. Er worden aan de Waterloostraat-zijde 12 parkeervakken aangebracht.
De voormalige schoolgebouwen werden gebruikt als basisschool. Hiervoor is een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per lokaal van toepassing. Er was destijds sprake van in totaal 16 leslokalen wat resulteert in een parkeerbehoefte van 32 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zijn in het openbare gebied aanwezig en mogen derhalve aan de projectlocatie toegekend worden. Met 12 parkeerplaatsen op eigen terrein komt het totaal op 44 en kan ruimschoots worden voldaan aan de parkeernorm.
Hoofdstuk 4 Doelstelling Van Het Bestemmingsplan
4.1 Inleiding
De doelstelling van dit bestemmingsplan is het mogelijk maken van de realisatie van een tweetal gebouwen ten behoeve van maximaal 28 appartementen. Als gevolg van de nieuwbouw zullen de voormalige onderwijsgebouwen gesloopt worden.
4.2 Beschrijving Plan
In plaats van de voormalige schoolgebouwen worden twee paviljoenachtige gebouwen gerealiseerd met elk 14 appartementen waarvan 10 3-kamerappartementen en 4 2-kamerappartementen. Elk gebouw heeft een footprint van circa 480 m2.
Alle appartementen hebben een oppervlakte van circa 70 m2 groot (gebruiksoppervlak) behalve type C op de begane grond. Deze heeft een oppervlakte van circa 50 m2. De totale hoogte van de gebouwen bedraagt circa 10 meter.
Figuur 4.1 Beoogde situatie (bron: Buiten5, ontwerpbureau voor de leefomgeving, VO terreininrichting, 13 november 2019).
Verkeer en parkeren
Het parkeren is langs de Waterloostraat ondergebracht middels grasbetonstenen om het groene karakter te behouden. Er worden 12 parkeervakken aangebracht.
Per gebouw is inpandig een gemeenschappelijke fietsenstalling voor circa 3 fietsen per appartement.
Aan de voorzijde van elk gebouw is ruimte voor enkele fietsparkeerplaatsen voor bezoekers. Per gebouw is daarnaast een containerruimte voorzien van circa 12 m2. De opstelplaats voor inzamelingsvoertuigen is aan de Waterloostraat.
Inrichting en architectuur
Het omliggende landschap is licht glooiend en ligt in een parkachtige omgeving. Tussen de gebouwen is een licht verhoogd pad en ruimte voor wadi's.
Witte horizontale afgeronden banden en overstekken geven het gebouw een frisse uistraling en benadrukken de relatie met de omgeving. Tussen de banden is een invulling van smalle houten verticale latten met een natuurlijke uitstraling van metselwerk, passend in de omgeving. De op de zon gerichte zuidgevels zijn meer open en de noordgevels met de entree's hebben een meer gesloten uitstraling.
Figuur 4.2 Visuele weergave (november 2019).
Openbare ruimte
De nieuwe woongebouwen worden gepositioneerd in een parkachtige omgeving tussen de Waterloostraat, Namenstraat en speeltuin Klein Ardennen. De groene setting is onderdeel van een grotere kruisvormige groenstructuur door de wijk Biesdonk in Breda Noord. Het doel is om de twee woongebouwen zorgvuldig in de deze groene setting te positioneren.
De gebouwen met hun paviljoenachtige verschijningsvorm zorgen voor een subtiele inpassing in de omgeving. Het karakter van de aanwezige groenstructuur wordt zo veel mogelijk vastgehouden of versterkt; de waardevolle bomenstructuur blijft gehandhaafd en de continuïteit van het park met zijn vloeiende paden wordt doorgezet.
Ook de lichte glooiing van het grasgazon continueert in het plangebied. Deze glooiing wordt ingezet om wadi's te creëren. Het parkkarakter 'gras met bomen' wordt doorgezet in het plangebied. Boomstructuren worden behouden en zelfs hersteld door zieke bomen te vervangen. Om de biodiversiteit te verhogen worden onder andere vaste plantenborders toegevoegd nabij paden en kruispunten in het park. Daarnaast wordt regenwater van de daken in wadi's met kruidachtige beplanting opgevangen en geinfiltreerd waar mogelijk. Het parkeren is langs de randen van het park ondergebracht en ook hier word veel ingezet op het vergroenen van de stedelijke omgeving doordat op grasbetonstenen wordt geparkeerd.
4.3 Duurzaamheidsaspecten
Gemeente Breda heeft de ambitie in 2044 CO2-neturaal te zijn. de landelijke ambitie is in 2050 gasloos en nieuwbouw bijna energie neutraal in 2020. Bij nieuwbouw zal gestreefd worden naar:
-
bouw zo energiezuining en duurzaam mogelijk;
-
kijk naar de gunstige energie infrastructuur.
Een duurzame ontwikkeling stelt eisen aan het energiegebruik en de energiebronnen van de locatie. De voorkeurvolgorde voor maatregelen is:
-
beperken energieverbruik;
-
toepassen duurzame energiebronnen;
-
efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen.
De ontwikkelaar wordt gevraagd naar de aanvullende ambities op het gebied van duurzaamheid, zodat in een vroeg stadium meegedacht kan worden over zaken als materialisering, duurzame grondstoffen en gesloten grondbalans.
Er worden in ieder geval wadi's aangebracht in omliggend terrein. Omliggend terrein wordt in zijn totaliteit groen en parkachtig ingericht. Verder zullen aan de Waterloostraat-zijde ruimte voor afvalcontainers worden gereserveerd.
Er zijn mogelijke andere duurzaamheidsaspecten waar over nagedacht wordt en waarover nog afstemming moet plaatsvinden: warmtepomp, zonnepanelen, deels halfopen bestrating parkeerplaatsen, bloemetjesweide ten gunste van biodiversiteit, groene gevel sporthal. Eén ander zal bij de verdere uitwerking en de omgevingsvergunning bouwen nader aan bod komen.
Hoofdstuk 5 Milieu En Landschap
Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met milieuhygiënische aspecten. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuhygiënische aspecten die van belang zijn voor het plangebied nader toegelicht.
5.1 Beoordeling Milieueffectrapportage
Per 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Wanneer een activiteit genoemd is bij onderdeel D van de bijlage, maar onder de drempelwaarde blijft is een vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing. Hieronder is het e.e.a. visueel weergegeven.
De activiteit die met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is de realisatie van twee wooncomplexen met in totaal 28 appartementen. Deze activiteit valt niet onder onderdeel C van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage, dus er is geen milieueffectrapportage verplicht. De activiteit valt wel binnen onderdeel D. (D11.2 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen). De activiteit blijft wel onder de drempelwaarde, er dient derhalve wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden verricht.
Hiervoor is een aanmeldnotitie opgesteld. De aanmeldnotitie gaat in op de volgende onderdelen en is als bijlage 2 toegevoegd aan het bestemmingsplan:
-
de kenmerken van het project;
-
de plaats van het project;
-
de kenmerken van de potentiële effecten.
Op basis van de aanmeldnotitie kan het bevoegd gezag nagaan of er sprake is van omstandigheden die - ondanks dat de drempelwaarden niet worden overschreden - aanleiding geven voor het verrichten van een m.e.r.(beoordeling). Het besluit m.e.r.-beoordeling is een separate procedure en dient genomen te worden alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld.
5.2 Bodem
De bodemkwaliteit is in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van belang indien er sprake is van functieveranderingen en/of een ander gebruik van de gronden. De bodem moet geschikt zijn voor de functie. Mocht er een verontreiniging te verwachten zijn dan wel mocht deze feitelijk aanwezig zijn, dan dient voor vaststelling van een plan en/of het nemen van het besluit inzichtelijk gemaakt te worden of de bodemverontreiniging de voorgenomen functie- en/of bestemmingswijziging in het kader van gezondheid en/of financieel gezien in de weg staat. Hierbij dient inzichtelijk gemaakt te worden of sprake is van een te verwachten of feitelijke verontreiniging.
In juni 2018 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Tritium Advies, 26 juni 2018) ter plaatse van het perceel Waterloostraat 27 en in september 2015 heeft een bodemonderzoek ter plaatse van Namenstraat 62 plaatsgevonden (Lankelma Ingenieuwsbureau, 11 september 2015). Doel van beide onderzoeken is het verkrijgen van inzicht in de actuele bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Hieronder worden de conclusies weergegeven. De volledige rapportages zijn als bijlage 3 en 4 toegevoegd aan het bestemmingsplan.
Waterloostraat 27
Op basis van het vooronderzoek is de bovengrond op de locatie, vanwege de vroegere aanwezigheid van een boomgaard, als verdacht beschouwd op de aanwezigheid van organochloorbestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn op de locatie twee gedempte sloten aanwezig. Onderzoek naar de aanwezigheid van dempingsmateriaal is gecombineerd met het onderzoek van het gehele terrein.
Zintuiglijk zijn ter plaatse van twee boringen sporen tot matige bijmengingen met puin- en kooldeeltjes in de grond aangetroffen. De boringen waarin deze bijmengingen zijn aangetroffen bevinden zich ter hoogte van de gedempte sloot. Onduidelijk is echter of de waargenomen bijmengingen afkomstig zijn van het dempingsmateriaal van de sloot.
In verband met het aantreffen van bijmengingen met puin, is aanvullend een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd.
Uit de analyseresultaten blijkt dat in de grond lichte verontreinigen zijn aangetoond met zware metalen, PAK, PCB en minerale olie. In het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetoond. Daarnaast is in de puinhoudende grond zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetoond.
De bovengrond is niet verontreinigd met organochloorbestrijdingsmiddelen. Aangenomen wordt dat een eventuele boomgaard niet heeft geleid tot een bodemverontreiniging op de locatie. De aangetoonde verontreinigingen in de grond zijn in tegenspraak met de hypothese dat de onderzoekslocatie niet-verdacht is voor deze parameters. De aangetroffen gehaltes zijn echter dermate laag, dat nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk wordt geacht.
Namenstaat 62
In het grondwater is een lichte verhoging aan barium aangetroffen. Daar er geen mogelijke bron voorhanden is, behoeft deze parameter formeel niet te worden getoetst. Daar lood in de bovengrond de desbetreffende achtergrondwaarde overschrijdt, dient de onderzoekshypothese “onverdacht” te worden verworpen.
Formeel gezien is de bodem op de locatie niet geheel vrij van bodemverontreiniging. Gezien de aard en mate van de aangetroffen verontreiniging is nader onderzoek niet noodzakelijk. Er bestaan uit bodemkwaliteitsoogpunt geen beperkingen ten aanzien van het handhaven van de huidige bestemming, dan wel een wijziging hiervan.
In het kader van dit onderzoek is geen specifiek onderzoek (conform NEN 5707) verricht naar het voorkomen van asbest in de grond en op het maaiveld. Wel heeft een inspectie van het terrein plaatsgevonden. In de vrijkomende grond en op het maaiveld zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
Conclusies
De onderzoeksresultaten leveren geen beperkingen op ten aanzien van het voorgenomen gebruik van de locatie en vormen geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingswijziging.
Grondverzet
Indien grond wordt afgegraven (bijvoorbeeld bij bouwwerkzaamheden) en van de locatie wordt afgevoerd, dient er rekening mee te worden gehouden dat deze grond elders niet zonder meer toepasbaar is. Met betrekking tot het elders hergebruiken van grond zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing, die doorgaans een grotere onderzoeksinspanning vereisen. In dit stadium is de exacte wijze van uitvoering nog niet bekend. In het kader van de omgevingsvergunning Bouwen zal dan ook, indien van toepassing, hier t.z.t. nader onderzoek naar uitgevoerd worden.
5.3 Geluid
In de Wet geluidhinder is bepaald, dat bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan waarbij mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bebouwing binnen geluidzones van (spoor)wegen, middels een akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond of ter plaatse de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.
Beoordeling
De wegen rondom het plangebied kennen allen een maximum snelheidsregime van 30 km/uur. Voor deze wegen is geen geluidzone van toepassing. De Wet geluidhinder is hier dan ook feitelijk niet van toepassing. In dergelijke gevallen bestaat er, behalve de bescherming van het binnenklimaat door het bouwbesluit, geen wettelijk kader met een normeringstelsel. Daarmee is er meer vrijheid om het onderzoek meer kwalitatief in te steken en toe te spitsen op de concrete situatie in het bestemmingsplan. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder wordt dan als streefwaarde gezien.
Figuur 5.1 Uitsnede kaart geluidbelasting wegverkeer gemeente Breda (Lden, 2020)(plangebied rood omcirkeld)
De gemeente Breda heeft de geluidsbelasting in kaart gebracht. Uit bovenstaande figuur blijkt dat de geluidsbelasting ter hoogte van het plangebied voor het jaar 2020 onder de 40 dB is gelegen.
Daarnaast wordt in de aankomende omgevingswet (verwachting 1 januari 2021) aangegeven dat wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur meegenomen moeten worden wanneer er sprake is van een intensiteit hoger dan 1.500 mvt/etmaal.
In januari 2020 is door de gemeente een verkeerstelling gehouden. Hieruit blijkt dat zowel op de Waterloostraat als de Namenstraat de intensiteiten lager zijn dan 1.500 mvt/etmaal. de verkeerstelling is als Bijlage 5 toegevoegd aan het bestemmingsplan.
Conclusie
Aan de streefwaarde van 48 dB wordt voldaan. Tevens zijn de intensiteiten van beide wegen lager dan 1.500 mvt/etmaal waardoor geconcludeerd kan worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor de planvorming.
5.4 Bedrijfshinder
In de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van de V.N.G. wordt informatie gegeven over de gemiddelde milieubelasting van de verschillende typen bedrijven en instellingen. De milieucategorie geeft daarbij een indicatie over de afstand, die tussen de diverse bedrijfstypen en een rustige woonwijk of een milieugevoelig object dient te worden aangehouden, om hinder uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
Beoordeling
In de directe omgeving is ten westen van het plangebied het Radius College (MBO Techniek) aanwezig en ten oosten van het plangebied is sportcentrum Grease aanwezig.
Radius College (Terheijdenseweg 350)
Voor beroepsonderwijs geldt een richtafstand van 30 meter als gevolg van geluid. De afstand van de bestemming Maatschappelijk (waarbinnen de school is gelegen) tot aan de bestemming Wonen (t.b.v. de appartementen) bedraagt circa 32 meter. Er wordt dan ook voldaan aan de aan te houden afstand. Daarnaast is de afstand van de bestaande woningen aan de Luikstraat tot aan het Radius College circa 20 meter. Er bevinden zich dan ook op een kortere afstand tot het Radius College reeds woningen.
Sportcentrum Grease (Waterloostraat 23)
Het sportcentrum Grease heeft ook een maatschappelijke bestemming. Het sportcentrum bestaat uit enerzijds een fitnessruimte en anderzijds is het gericht op diverse soorten dansles. Zowel sportscholen als dansscholen vallen binnen milieucategorie 2 waarvoor een aan te houden afstand van 30 meter geldt. als gevolg van het aspect geluid.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient midels een akoestisch onderzoek aangetoond te worden dat een goed woon- en leeftklimaat is gewaarborgd ter plaatse van de nieuwe geluidgevoelige objecten zonder dat de sportschool in zijn activiteten wordt beperkt.
Door Tritium Advies is op 5 maart 2020 een akoestisch onderzoek uitgevoerd, deze is opgeomen als bijlage 21. In het onderzoek zijn de geluidniveaus tijdens de representatieve bedrijfssituatie berekend
en getoetst aan de gestelde geluideisen (zowel in het kader van een goede ruimtelijke ordening als het
Activiteitenbesluit). Uit het onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de gestelde geluidgrenswaarden en er voor wat betreft het aspect geluid geen bezwaren zijn de beoogde juridisch-planologische procedure door te voeren.
Conclusie
Aangenomen kan worden dat ter plaatse van de nieuwe woningen dan ook sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven staat de uitvoering van het bestemmingsplan derhalve niet in de weg.
5.5 Watertoets
Uitgangspunt van het overheidsbeleid is dat in het kader van een ruimtelijke ordeningsprocedure bijzondere aandacht wordt besteed aan het aspect waterhuishouding en riolering.
Beleid waterschap
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit.
Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen In het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de Legger.
De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De Legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling van de vergunningsplicht.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren.
De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.
Het Waterschap Brabantse Delta heeft in de Keur en de bijhorende algemene regels aangegeven dat voor locaties kleiner dan 2.000m², of voor locaties waar het verhard oppervlak met niet meer dan 2.000m² toeneemt geen infiltratie dan wel retentie toegepast hoeft te worden.
Gemeentelijk beleid
De Structuurvisie Breda, het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan en het Hemelwater- en grondwaterbeleid vormen het beleidskader water op gemeentelijk niveau. Het beleid met betrekking tot de zorgplicht stedelijk afvalwater is vastgelegd in het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan van de gemeente Breda. De zorgplichten hemel- en grondwater zijn in het door de gemeenteraad vastgestelde Hemel- en grondwaterbeleidsplan uitgewerkt.
Het Hemel- en grondwaterbeleid is gericht op het nastreven van de oorspronkelijk natuurlijke situatie. Hiervoor gelden eisen ter voorkoming van (hemel- of grond)wateroverlast (veiligheidseisen) en eisen ter voorkoming van achteruitgang van het natuurlijk (hemel- of grond)watersysteem (duurzaamheidseisen). In alle gevallen geldt zuiveren waar het moet vanuit de gewenste waterkwaliteit.
De gemeentelijke ambitie bij herstructurering is het verwerken van kleine buien op een zo natuurlijk mogelijke wijze. Uitgangspunt van dit beleid is dat het systeem duurzaam, maar ook doelmatig wordt ingericht. Bij een toename aan verharding dient op grond van gemeentelijk beleid 78 mm per m2 te worden geborgen. Bij vervanging van bestaand verhard oppervlak dient 7 mm per m2 geborgen te worden.
Situatie plangebied
In onderstaande tabel is de oppervlakte verdeling van beide percelen weergegeven.
Waterloostraat 27 | Namenstraat 62 | Nieuwe situatie | |
Oppervlakte perceel | 1.550 m2 | 1.840 m2 | 3.390 m2 |
Bebouwd oppervlak | 890 m2 | 1.165 m2 | 968 m2 |
Oppervlakte verhard terrein | 345 m2 | 575 m2 | 600 m2 |
Oppervlakte onverhard terrein | 315 m2 | 100 m2 | 1.822 m2 |
In de bestaande situatie is sprake van 2.975 m2 verharding (bebouwing en verhard terrein). In de nieuwe situatie neemt de verharding af tot circa 1.570 m2.
Op grond van de Keur is vanuit het waterschap geen compensatieverplichting en is de gemeente het bevoegd gezag.
Vanwege de vervanging van verhard oppervlakt dient 1.570 * 0,007 = 11 m3 geborgen te worden.
In de openbare ruimte rondom de nieuwe panden is reeds ruimte gereserveerd voor de aanleg van wadi's. Er is dan ook voldoende ruimte om 11 m3 water te bergen op eigen terrein.
Op basis van een bodemonderzoek is een grondwaterstand gemeten van 1,0 m-mv (Waterloostraat 27) en 1,26 mv-mv (Namenstraat 62). De wadi's zullen een diepte hebben van circa 50 cm-mv en zijn derhalve boven de plaatselijke grondwaterstand gelegen.
Het streven is om het verhard oppervlak zo veel mogelijk af te laten wateren op omliggend groen.
Afvalwater wordt via het gemeentelijk riool afgevoerd.
Conclusie
Het aspect waterhuishouding vormt derhalve geen belemmering voor het realiseren van de voorgestane ontwikkeling.
5.6 Flora- En Faunatoets
Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de stad vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en de parken in en rond de stad. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in de stad wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang.
Om inzicht te krijgen in de aanwezige ecologische waarden is voor beide locaties een quickscan flora en fauna opgesteld. Voor beide locaties is tevens een aanvullend vleermuizenonderzoek uitgevoerd. Hieronder worden de conclusies van de onderzoeken weergegeven. De volledige rapportages zijn als bijlage toegevoegd aan het bestemmingsplan.
Quickscan flora en fauna Waterloostraat 27 (Tritium Advies, 6 juli 2018)
Beschermde gebieden
Het plangebied ligt buiten de begrenzing van het NNB. De provincie Noord-Brabant hanteert een externe werking als het gaat om NNB, indien een plan leidt tot aantasting van de ecologische waarden en kenmerken anders dan door de verspreiding van stoffen in lucht of water. In dit geval betreft het planvoornemen een beperkte ingreep (herbestemming binnen de bebouwde kom) en is het NNB-gebied op een dermate grote afstand gelegen dat er geen sprake is van aantasting door onder andere licht of geluid. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Ulvenhoutse Bos) is met circa 5,5 kilometer op relatief grote afstand gelegen. Ten aanzien van mogelijke stikstofdepositie is een Aerius-berekening uitgevoerd. In paragraaf 5.7 wordt hier nader op ingegaan.
Flora
Er zijn binnen het plangebied geen beschermde wilde soorten aangetroffen. Deze soorten zijn ook niet te verwachten. Om deze redenen zullen er door de voorgenomen plannen geen nadelige effecten optreden ten aanzien van deze soortgroep en zijn er, naast de zorgplicht, vanuit de Wnb geen verdere verplichtingen.
Vogels
Er zijn geen jaarrond beschermde vogelnesten c.q. verblijfplaatsen aangetroffen. Algemeen voorkomende soorten zonder jaarrond beschermd nest kunnen blijven broeden in de directe omgeving van het plangebied. Indien broedende vogels in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn, kunnen verstorende werkzaamheden zoals sloop- en bouwwerkzaamheden of een verwijdering van beplanting mogelijk echter niet plaatsvinden zonder hinder te veroorzaken. Wanneer er geen broedende vogels aanwezig zijn kunnen de werkzaamheden wel plaatsvinden. Indien er op deze manier wordt gehandeld, treden er geen nadelige effecten op ten aanzien van vogels. Wanneer de werkzaamheden in het geheel plaatsvinden in de minst kwetsbare periode (tussen begin oktober en half februari) worden eveneens geen nadelige effecten verwacht. Dit laatste verdient derhalve aanbeveling. Indien de werkzaamheden worden uitgevoerd op bovenstaande wijze, zullen er geen nadelige effecten optreden ten aanzien van vogels.
Grondgebonden zoogdieren
Binnen het plangebied zijn geen vaste verblijf- of voortplantingsplaatsen vastgesteld van soorten die zijn beschermd bij de Habitatrichtlijn of van soorten die niet zijn vrijgesteld door de provincie. Algemeen voorkomende soorten zijn door de provincie vrijgesteld van de verbodsbepalingen als het een ruimtelijke ingreep of inrichting betreft. Wel geldt de zorgplicht voor dergelijke soorten. Zolang de zorgplicht wordt nageleefd zijn er derhalve geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot grondgebonden zoogdieren.
Vleermuizen
Enkele open stootvoegen zijn geschikt voor vleermuizen om de spouw te betreden en daarin te verblijven. Er is aanvullend onderzoek naar gebouw bewonende vleermuizen uitgevoerd ten aanzien van Waterloostraat 27. De resultaten zijn verderop weergegeven.
Mogelijk wordt er gefoerageerd binnen en nabij het plangebied. Foerageergebied is alleen beschermd wanneer dit gebied noodzakelijk is om de functionaliteit van een vaste verblijfplaats te behouden. In de directe omgeving van het plangebied is echter voldoende alternatief foerageergebied aanwezig in de vorm van tuinen van omliggende woningen. Ook is het verstorend effect op foeragerende vleermuizen uit te sluiten omdat de sloop- en bouwwerkzaamheden overdag uitgevoerd worden. Een negatief effect op vaste vliegroutes is eveneens niet te verwachten.
Amfibieën, reptielen en vissen
Binnen het plangebied zijn geen vaste verblijf- of voortplantingsplaatsen vastgesteld van soorten die zijn beschermd bij de Habitatrichtlijn of van soorten die niet zijn vrijgesteld door de provincie. Algemeen voorkomende soorten zijn door de provincie vrijgesteld van de verbodsbepalingen als het een ruimtelijke ingreep of inrichting betreft. Wel geldt de zorgplicht voor dergelijke soorten. Zolang de zorgplicht wordt nageleefd zijn er derhalve geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot amfibieën, reptielen en vissen.
Ongewervelden/ overige soorten
Vaste verblijfplaatsen of exemplaren van Habitatrichtlijnsoorten of van nationaal beschermde soorten zijn niet aangetroffen. Er zijn derhalve geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot deze soortgroepen.
Zorgplicht
Voor alle soorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan deze soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. Als “veilige” periode voor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half oktober tot eind november. Indien vooraf bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de betreffende soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kunnen bijvoorbeeld struiken gedurende het groeiseizoen kort gesnoeid worden, zodat er geen vogels gaan broeden. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te beperken (bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen).
Aanvullend vleermuizenonderzoek Waterloostraat 27 (Veldbiologische Werken, 28 juni 2019)
Naar aanleiding van de quicskcan flora en fauna is aanvullend een vleermuizenonderzoek uitgevoerd conform het vleermuisprotocol 2017. Hiervoor hebben in totaal een zestal veldbezoeken plaatsgevonden in verschillende tijdsperioden.
Het plangebouw aan de Waterloostraat 27 te Breda is incidenteel in gebruik door Vleermuizen. Waarbij incidenteel kan worden omschreven als niet stelselmatig. Voor het omliggende terrein ligt dit anders, daar maakt vleermuis frequent gebruik van de binnenplaats, bomen en routes langs het plangebouw.
Gebouw
Het gebouw is aan de noordgevel in gebruik als zomerverblijf en als balts- en paarverblijf. Naar schatting maken 1-5 vleermuizen (Gewone dwergvleermuizen) gebruik van de noordzijde van het pand. Er is geen kraam indicerend gedrag waargenomen.
Terrein
Het omliggende terrein van locatie Waterloostraat 27 inclusief binnenplaats en bomenrij is in gebruik bij vleermuizen als foerageerplaats, kort zomerverblijf, balts- en paarverblijf en (oriëntatie) vliegroute. Naar schatting maken meer dan 15 vleermuizen per nacht gebruik van de binnenplaats en bomenrij. Waarbij Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis en Gewone grootoorvleermuis op de binnenplaats foerageren, kort verblijven en er balts- en paarverblijf hebben en daarbij gebruik maken van de bomenrij. Waarbij Tweekleurige vleermuis en Rosse vleermuis het pand en de omliggende wegen lijken te gebruiken als oriëntatiepunt.
Conclusie en maatregelen
Dit betekent dat met ingrepen aan het pand of in de directe omgeving de leefomgeving van vleermuizen wordt beïnvloed.
Het pand aan de Waterloostraat is incidenteel in gebruik door Vleermuizen gedurende de zomermaanden en als balts- en paarverblijf (noordgevel) in het najaar. Het plaatsen van vleermuiskasten in de directe omgeving onder vergelijkbare omstandigheden kan uitkomst bieden. De kasten dienen 6 maanden voor het definitieve sloopwerk te worden geplaatst, zodat de vleermuizen kunnen wennen aan het geboden alternatief (zie daarvoor ook memo 2018-104 m en 2018-110 m welke als bijlage 8 en 9 zijn opgenomen in het bestemmingsplan).
Aangezien de geplande werkzaamheden mogelijk een negatieve invloed hebben op het leefgebied van vleermuizen is een ontheffing Wet natuurbescherming noodzakelijk. Deze dient aangevraagd te worden bij het bevoegd gezag (Provincie Noord-Brabant).
Quickscan flora en fauna Namenstraat 62 (Veldbiologische Werken, 19 april 2019)
Uit de bevindingen van het veldonderzoek, het literatuur- en bronnenonderzoek en toetsing van de resultaten van dit onderzoek aan de Wet natuurbescherming en de Verordening natuurbescherming Brabant, blijkt dat bij uitvoering van de ingreep mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op beschermde soorten vleermuizen.
Aanwezigheid van andere beschermde soorten in of nabij het plangebied zijn redelijkerwijs uit te sluiten. Geadviseerd wordt aanvullend onderzoek uit te voeren naar mogelijke aanwezigheid van vleermuizen in het plangebied en bij vastgestelde aanwezigheid de functionaliteit van het plangebied en de directe omgeving te inventariseren.
In algemene zin moet de Zorgplicht in acht worden genomen. Deze zorgplicht geldt met name ten aanzien van broedgevallen van alle vogelsoorten. Aangezien alle vogels tijdens het broeden zijn beschermd, kunnen werkzaamheden tijdens het broedseizoen leiden tot een overtreding van de Wet natuurbescherming. Waarbij wordt opgemerkt dat er geen vaste periode in het jaar voor het broedseizoen kan worden aangegeven.
Voor aanvang van de werkzaamheden dient het plangebied gecontroleerd te worden op aanwezigheid van broedende vogels. Ook tijdens de werkzaamheden dient regelmatige controle op aanwezigheid van broedende vogels plaats te vinden.
Ten aanzien van de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden (Natura 2000-gebieden, Nationaal Natuurnetwerk (voorheen Ecologische Hoofdstructuur), Provinciaal Natuurbeheerplan/Provinciale Natuurvisie) en Brabants Landschap, worden geen negatieve effecten verwacht op de kwantiteit en kwaliteit van deze gebieden.
Aanvullend vleermuizenonderzoek Namenstraat 62 (Veldbiologische Werken, 11 september 2019)
Rondom de planlocatie zijn waargenomen Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Watervleermuis. Er is geen Tweekleurige vleermuis waargenomen op deze planlocatie.
Met name in de naastgelegen gymzaal, Waterloostraat 23 Breda bevindt zich een kraamkolonie Gewone dwergvleermuis. Deze vleermuizen maken gebruik van de binnenplaats en de ruimten rond de planlocatie aan de Namenstraat 62 waar ook wordt gefoerageerd en gebaltst in het najaar. Bij de paar- en balts wordt de planlocatie wel betrokken. Bij alle overige functies is het pand niet meer dan een oriëntatiepunt. Foerageren vindt ook veel plaats in het achterliggende park en nabije bomen, deze zijn van belang voor de in de gymzaal verblijvende Gewone dwergvleermuizen.
Een ontheffing Wet natuurbescherming is niet van toepassing indien er aan de gevel van de sportzaal enkele vleermuiskasten worden gehangen die geschikt zijn als baltsplek voor Gewone dwergvleermuis. Zoals uit de onderzoeken blijkt is de sportzaal uitgangspunt/hoofdbaltslocatie van Gewone dwergvleermuis, waarbij regelmatig wordt uitgeweken naar de oostgevel van het pand Namenstraat. Het is bij de onderzoeken gebleken dat het pand Namenstraat geen essentiële baltslocatie biedt.
Conclusie
Als gevolg van bovenstaande onderzoeken zijn eind oktober diverse nestkastjes opgehangen en is een ontheffing aangevraagd (d.d. 19 november 2019) in het kader van de Wet Natuurbescherming. De ontheffing is aangevraagd voor het verstoren van de Gewone Dwergvleermuis die thans de binnenplaats gebruikt om te verblijven (zomer-, paar en baltsverblijf).
Er zijn 4 nestkastjes opgehangen aan de bomen langs de Namenstraat aan de westzijde van het plangebied en 4 nestkastjes aan de zuidgevel van de gymzaal.
5.7 Stikstofdepositie
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State besloot op 29 mei 2019 dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet gebruikt mag worden als basis om toestemming te verlenen voor activiteiten die leiden tot een stikstoftoename in Natura 2000-gebieden.
Voor bestemmingsplannen geldt weliswaar geen vergunningsplicht, maar ook bestemmingsplannen moeten aan de eisen van de Wet natuurbescherming voldoen.
Stikstof is één van de aspecten waarop een project of plan (zoals een bestemmingsplan) moet worden getoetst. In een voortoets moet de vraag beantwoord worden of op grond van objectieve gegevens op voorhand kan worden uitgesloten dat een plan of project op zichzelf of in combinatie met andere plannen of projecten significant negatieve effecten kan hebben op gevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden. Of er sprake is van significant negatieve effecten hangt onder andere af van de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden en de vraag welke gevolgen de toename van de stikstofdepositie heeft voor het bereiken van de instandhoudingsdoelen.
Deze toename van de stikstofdepositie kan het gevolg zijn van bouwwerkzaamheden in de aanlegfase (bijvoorbeeld als gevolg van de aanvoer van bouwmaterialen naar en grondverzet op de bouwplaats). Het gebruik van de woningen (de gebruiksfase) kan ook leiden tot een toename van de stikstofdepositie. Deze toename kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van het gebruik van gas en het autoverkeer van bewoners en bezoekers van de woningen.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Ulvenhoutse Bos, welke is gelegen op circa 5,5 km afstand aan de zuidkant van Breda. Middels een berekening met de Aerius-Calculator is onderzocht of er sprake is van een negatief effect ten aanzien van stikstof. Hierbij is enerzijds gekeken naar de toekomstige gebruiskfase waarbij 28 appartementen in gebruik zijn genomen met bijhorende verkeersbewegingen en anderzijds naar de bouwfase waarbij mobiele werktuigen ingezet worden.
Gebruiksfase
Er zijn 28 appartementen ingevoerd met bijhorende verkeersbewegingen (à 6 mvt/etmaal). Uit de berekening is gebleken dat er geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. De Aerius berekening is opgenomen als Bijlage 12 van de toelichting.
Bouwfase
De inzet van het bouwmaterieel is in dit stadium nog niet bekend. Op basis van ervaring en referentieprojecten (appartementencomplex 14 appartementen, 145 kg/jaar Nox-uitstoot a.g.v. bouwmaterieel) is in eerste instantie een inschatting gemaakt waarbij uitgegaan is van 290 kg/jaar Nox-uitstoot, 2 verkeersbewegingen/etmaal zwaar verkeer en 4 per etmaal licht verkeer. Dit heeft geleid tot een rekenresultaat hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. De overschrijding is slechts minimaal, namelijk 0,01 mol/ha/jaar.
Wanneer de berekening aangepast wordt naar 245 kg/jaar, 2 mvt/etmaal zwaar verkeer en 4 mvt/etmaal licht verkeer is geen sprake meer van een rekenresultaat hoger dan 0,00 mol/ha/jaar.
Dit staat gelijk aan circa 1125 draaiuren van mobiele werktuigen met een gemiddeld verbruik van 20 liter per uur, in de Stage-categorie IIIB, 130-560 kW, bouwjaar 2011. Ruim 1000 draaiuren is zeer reëel voor een dergelijk project. Indien meer draaiuren gewenst zijn is het noodzakelijk materieel in te zetten in een hogere Stage-categorie. Deze zijn ten aanzien van stikstof uitstoot vele malen gunstiger.
Hiermee is dan ook aangetoond dat het project gebouwd kan worden zonder negatief effect ten aanzien van de stikstofdepositie. Bij de omgevingsvergunning bouwen zal de daadwerkelijk beoogde inzet van bouwmaterieel berekend worden.
In Bijlage 13 zijn de berekeningen opgenomen.
Conclusie
Gezien de afstand, de beperkte aard van de ingreep (herontwikkeling in bebouwde kom) en de Aerius-berekening valt een significant negatief effect niet te verwachten.
5.8 Cultureel Erfgoed
Archeologie
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Daarin is bepaald dat bij de vaststelling van bestemmingsplan archeologische waarden in acht moeten worden genomen.
Om de archeologische waarden te beschermen is in het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' opgenomen. Dit houdt in dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is wanneer de gond geroerd wordt over een oppervlakte van 100 m2 of meer en waarbij de grondwerkzaamheden dieper gaan dan 0,30 cm-mv.
De gemeente Breda verlangt een inventariserend archeologisch onderzoek door middel van proefsleuven. Hiervoor is voor beide locaties een Programma van Eisen opgesteld met aanvullend een proefsleuvenonderzoek. Hieronder worden de conclusies van de onderzoeken weergegeven. De volledige rapportages zijn als bijlage toegevoegd aan het bestemmingsplan.
Proefsleuvenonderzoek Waterloostraat 27 (Selectiebesluit gemeente Breda, augustus 2018)
Door de gemeente Breda is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd conform het Programma van Eisen. Hierbij zijn twee proefsleuven van 20 bij 4 meter aangelegd (160 m2 totaal, is circa 10% van het plangebied). Het puttenplan is zodanig ontworpen, dat de putten geheel verspreid over het perceel Waterloostraat liggen, waarbij de noordelijke put een deel van de weg Haagdijkje zou moeten beslaan.
Werkput 1 is helemaal leeg op enkele verstoringen na. De verstoringen zijn veroorzaakt door drainagebuizen, en kabels en door een andere uitgraving alwaar de kabels naar toe gaan.
In werkput 2 zijn twee sloten aan beiden zijden van een weggetje gevonden. Onderin het weggetje waren nog restanten van karrensporen te zien die waren afgedekt door een sintellaag. In de greppel was een waterleiding gegraven, en ook waren er betonnen poeren te zien aan de westzijde van de sloot. Mogelijk hebben de poeren gefungeerd als afrastering.
De aangetroffen zaken worden echter laag gewaardeerd waardoor het plangebied vrijgegeven kan worden. Hiervoor is door de gemeente een selectiebesluit genomen, welke als bijlage 14 is toegevoegd.
Proefsleuvenonderzoek Namenstraat 62 (Selectiebesluit gemeente Breda, september 2019)
Door de gemeente Breda is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd conform het Programma van Eisen. Hierbij zijn drie proefsleuven aangelegd (155 m2 totaal). Het puttenplan is zodanig ontworpen, dat de putten geheel verspreid over het perceel zijn gelegen.
Tijdens het archeologisch onderzoek zijn geen archeologische sporen aangetroffen. De enige vondsten (kleipijpfragmenten) zijn afkomstig uit een akkerlaag of bouwvoor. Hiervoor is door de gemeente een selectiebesluit genomen, welke als bijlage 15 is toegevoegd.
Cultuurhistorie
Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant wordt geconculdeerd dat er geen relevante historisch geografische waarden of gebouwd erfgoed in of in de directe omgeving van het plangebied aanwezig is.
Op basis van de cultuurhistorisch inventarisatiekaart_infrastructuur van de gemeente Breda wordt geconcludeerd dat in het plangebied geen relevante historische infrastructuur aanwezig is. Nabij het plangebied zijn echter wel twee historische lijnen aangeduid, namelijk ten noordwesten van het plangebied het 'Haardijkje' (gehurchstraat, kerkweg) en ten zuidwesten van het plangebeid 'Berbierse Straatje' (heibaan). Beide lijnen liggen buiten het plangebied en worden niet aangetast door de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect cultureel erfgoed staat de uitvoering van het bestemmingsplan derhalve niet in de weg.
5.9 Luchtkwaliteit
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Daarnaast is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit “niet in betekenende mate” aangetast wordt.
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden luchtkwaliteitseisen (Stb. 2007,141). Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin wordt gereguleerd hoe moet worden omgegaan met overschrijdingen op het gebied van de luchtkwaliteit.
Het NSL houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen binnen de voorwaarden van het NSL behoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden die gelden voor luchtkwaliteit. Ook projecten die ´Niet in betekende mate´ (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit behoeven niet te worden getoetst aan deze grenswaarden. Hieronder vallen onder andere woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen.
Een plan is NIBM als het een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 en NO2.
Beoordeling
Het planvoornemen behoort vanwege de relatief beperkte omvang tot de categorie van gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Een toets aan de 3% grens (bijdrage aan de jaargemiddelde norm voor fijnstof en stikstofdioxide) kan derhalve achterwege blijven. De blootstelling aan luchtverontreiniging (lokale luchtkwaliteit) dient echter wel in kaart te worden gebracht en te worden getoetst aan de hierbij gestelde eisen.
Via de NSL-Monitoringstool zijn de concentraties van de nabijgelegen rekenpunten (Terheidenseweg) voor de jaren 2020 en 2030 afgelezen. Deze zijn in onderstaande tabel weergegeven. hieruit blijkt dat de grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 voor de jaren 2020 en 2030 niet worden overschreden.
Conclusie
Uit bovenstaande beoordeling en toelichting blijkt dat de bijdrage van de bestemmingswijziging “niet in betekende mate” is en derhalve geen nader onderzoek benodigd is. Tevens kan geconcludeerd worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit.
5.10 Externe Veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie, of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
-
het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
-
het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden over spoor, weg, water en door buisleidingen. Daarnaast kunnen inrichtingen gevaarlijke stoffen opslaan. Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s voor personen ten gevolge van het gebruik van infrastructuur of het uitvoeren van activiteiten waarbij het voornamelijk gaat om de gevaren die de directe omgeving loopt, als er iets mis gaat bij de productie, de behandeling en/of het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Beoordeling
Op de risicokaart is te zien dat de dichtstbijgelegen transportroute waar transport van gevaarlijke stoffen plaastsvind zich bevindt op circa 650 meter afstand van het plangebied. Dit betreft de buisleiding gelegen ter hoogte van Moerlaken/Groenedijk. Deze transportroute bevindt zich op een afstand van meer dan 200 meter van het plangebied. Op meer dan 200 meter afstand heeft de ontwikkeling geen significant effect meer op de hoogte van het groepsrisico. Een berekening ten aanzien van de hoogte van het groepsrisico is derhalve niet aan de orde.
Tevens is aan de Nieuwe Kadijk een inrichting aanwezig waar opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Dit betreft het LPG Tankstation (Texaco). De afstand van het plangebied tot het tankstation bedraagt ruim 500 meter. De beoogde ontwikkeling is derhalve buiten de effectafstanden gelegen.
Figuur 5.2 Uitsnede risicokaart Nederland (plangebied met groene cirkel aangeduid)
Conclusie
Het plangebied is gelegen buiten de effectafstanden van de transportroute dan wel inrichting waarbij sprake is van gevaarlijke stoffen. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de planvorming.
De Veiligheidsregio Midden en West-Brabant wordt in het kader van het vooroverleg om advies gevraagd.
5.11 Geur
De gemeente Breda heeft in haar Milieuvisie Breda 2015 als doelstelling opgenomen dat in 2015 ernstige geurhinder veroorzaakt door geur in Breda in 2015 niet meer voorkomt. Eén van de doelstellingen van de Reconstructiewet is afname van het percentage geurgehinderden als gevolg van veehouderijen.
De Wet geurhinder en veehouderij (verder te noemen: geurwet) vormt het toetsingskader voor veranderingen bij veehouderijen. De geurwet geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De Gemeenteraad van Breda heeft op 30 oktober 2008 een geurverordening vastgesteld die is onderbouwd door een gebiedsvisie. In de geurverordening zijn normen vastgesteld voor de ligging van geurgevoelige objecten binnen verschillende gebieden.
Beoordeling
Om te beoordelen of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat zijn de omliggende veehouderijen beschouwd. Voor het plangebied geldt dat een goed verblijfklimaat gegarandeerd kan worden, omdat de veehouderijen - in relatie tot hun geuremissie - op voldoende afstand gelegen zijn (namelijk meer dan 1,5 km). Daarnaast geldt dat de veehouderijen niet beperkt worden door de komst van de woningen. Reeds andere geurgevoelige objecten in de omgeving van de veehouderijen zijn bepalend voor de milieuruimte.
Conclusie
Er zijn vanuit het aspect geurhinder geen belemmeringen voor de haalbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de aanwezige en toekomstige waarden en karakteristieken van het plangebied. De voorgenomen ontwikkelingen, dienen - voor zover ruimtelijk relevant en mogelijk - juridisch vertaald te worden. Het aangewezen planologische instrument hiervoor is het bestemmingsplan. In navolgende paragrafen komt de juridische planbeschrijving aan bod, waarbij allereerst de hoofdopzet van het bestemmingsplan wordt beschreven en daarna de inleidende regels en de bestemmingsregels aan bod komen.
6.2 Hoofdopzet
Een bestemmingsplan bestaat uit planregels en de verbeelding, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het plangebied en de omliggende gebieden.
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken, te weten:
-
Inleidende regels;
-
Bestemmingsregels;
-
Algemene regels;
-
Overgangs- en slotregels.
Deze volgorde is gebaseerd op de indeling zoals deze is voorgeschreven in de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012).
In het eerste hoofdstuk ('Inleidende regels') worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven, die voor de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Daarnaast staat in dit hoofdstuk de wijze van meten, die aangeeft hoe oppervlakte, hoogte en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
In het daaropvolgende hoofdstuk ('Bestemmingsregels') wordt ingegaan op de bestemming en het gebruik (zie paragraaf 6.3). Daarna volgt het hoofdstuk ('Algemene regels') waar wordt ingegaan op de algemene regels, zoals algemene ontheffingsregels, algemene wijzigingsregels en procedureregels die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn. Hoofdstuk 4 ('Overgangs- en slotregels') gaat in op het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bouwwerken en de citeertitel van het plan, zoals die overgenomen moeten worden uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
6.3 Bestemmingen
In de planregels zijn de bestemmingen opgenomen. In deze paragraaf volgt een toelichting op de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen.
Groen
Binnen deze bestemming is openbaar groen opgenomen dat een structurele betekenis heeft voor de beleving van de buurt. Verharding in de vorm van fiets- en voetpaden is toegestaan evenals voorzieningen zoals speeltoestellen en kunstobjecten. Binnen deze bestemming is eveneens de mogelijkheid opgenomen voor de aanleg van waterpartijen of andere waterbergende voorzieningen.
Verkeer
Binnen deze bestemming zijn verhardingen, onder andere ten behoeve van een parkeervoorziening mogelijk. Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
Wonen
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is gestapelde woningbouw mogelijk voor de bouw van de appartementen. In de regels is opgenomen dat van de te realiseren woningen maximaal 8% in de sociale huursector mag vallen.
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn verschillende aanduidingen en maatvoeringen opgenomen.
Waarde - Archeologie
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Voor bepaalde grondwerkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist waarbij aangetoond dient te worden (eventuele) archeologische waarden niet aangetast worden.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen die zijn doorlopen voor het zekerstellen van de economische uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Er wordt nader ingegaan op de grondexploitatie en de koppeling met het exploitatieplan.
7.2 Toepassing Grondexploitatie
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijke kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen.
In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of afwijkingsbesluit. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:
-
de bouw van een of meer woningen;
-
de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
-
de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen;
-
de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
-
de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bedraagt;
-
de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².
Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is. Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is.
Ten behoeve van dit plan is een anterieure overeenkomst gesloten met initiatiefnemer. In deze overeenkomst is het kostenverhaal opgenomen. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve in dit geval niet noodzakelijk. Het voorliggend bestemmingsplan is dan ook financieel haalbaar.
Hoofdstuk 8 Communicatie
8.1 Inleiding
In artikel 3.1.1 van het Bro is vastgelegd dat tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg moet worden gepleegd met instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Daarbij zijn met name genoemd het waterschappen en diensten van provincie en Rijk. Ten aanzien van bekendmaking van het plan is artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Voorts is in artikel 3.1.6 van het Bro bepaald dat de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 bedoelde overleg in de toelichting van het plan moeten worden beschreven.
8.2 Participatie Omgeving
Participatie wordt een belangrijke pijler onder de toekomstige Omgevingswet. Derden moeten in een vroegtijdig stadium worden betrokken bij de voorbereiding van beleids- en besluitvorming.
De “participatieleidraad bij ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving” (in werking sinds 1 augustus 2019) is de basis waarmee de gemeente Breda deze participatie gaat vormgeven.
Bij de voorbereiding van voorliggend planvoornemen heeft op 18 december 2019 een informatieavond plaatsgevonden. In de bijlage is (geanonimeerd) verslag opgenomen.
Over het algemeen waren er geen opmerkingen over de realisatie van de nieuwbouwappartementen op zich. Vrijwel alle bewoners waren enthousiast over het plan, de architectuur en de invulling in het openbare gedeelte. De huidige leegstand (ook al is er sprake van tijdelijk beheer) en het verwaarloosde groen vind men een smet in de wijk. Dat het park wordt doorgetrokken in het plan vind men een groot pluspunt. Er zijn enkele vragen gesteld. Deze zijn opgenomen in het verslag en voorzien van een reactie.
8.3 Vooroverleg
In het kader van het vooroverleg is het concept-ontwerpbestemmingsplan naar de volgende instanties gestuurd:
-
Provincie Noord-Brabant;
-
Waterschap Brabantse Delta;
-
Brandweer Midden en West Brabant;
-
Wijkraad Breda Noord
De ingekomen reacties zijn opgenomen als Bijlage 17, 18 en 19 bij de toelichting. Er zijn reacties ontvangen van:
-
Provincie Noord-Brabant
Het plan is in overeenstemming met de provinciale belangen.
-
Waterschap Brabantse Delta
Het plan leidt tot een verbetering van de waterhuishoudkundige situatie en derhalve wordt positief geadviseerd.
-
Brandweer Midden-West-Brabant
Het plangebied voldoet aan de criteria van het standaard advies zoals is opgenomen in Bijlage 20 van het bestemmingsplan. Het plan dient verder wel te voldoen aan de beleiedsregels bereikbaarheid en bluswater.
Dit zal bij de omgevingsvergunning bouwen inzichtelijk gemaakt worden.
8.4 Zienswijzen
Na het wettelijk vooroverleg wordt dit bestemmingsplan gedurende zes weken ter visie gelegd als ontwerpbestemmingsplan. Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid om zienswijzen op het plan in te dienen. De zienswijzen worden samengevat en van commentaar voorzien. Deze zienswijzen zullen worden beoordeeld op het feit of, en zo ja, in hoeverre het ontwerp aanpassing behoeft. Vervolgens zal het college de raad voorstellen het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vast te stellen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 27 maart 2020 gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn er drie zienswijzen ingediend. De ingekomen zienswijzen zijn samengevat en voorzien van beantwoording. Deze zienswijzen zijn beoordeeld op het feit of, en zo ja, in hoeverre het ontwerp aanpassing behoeft richting vaststelling van het bestemmingsplan. Voorgesteld wordt het bestemmingsplan ongewijzigd vast te stellen
8.5 Beroep
Na vaststelling wordt het plan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.