KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
1 Besluit Hogere Waarde
1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Van Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
2 Gebiedsanalyse
2.1 Teteringen
2.2 Bestaande Situatie Plangebied
3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
4 Doelstelling Van Het Bestemmingsplan
4.1 Inleiding
4.2 Beschrijving Plan
4.3 Duurzaamheidsaspecten
5 Milieu En Landschap
5.1 Bodem
5.2 Geluid (Verkeer)
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
5.4 Watertoets
5.5 Wet Natuurbescherming
5.6 Cultureel Erfgoed
5.7 Verkeer En Parkeren
5.8 Luchtkwaliteit
5.9 Externe Veiligheid
5.10 Beoordeling Milieueffectrapportage
6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
6.2 Hoofdopzet
6.3 Bestemmingen
7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Toepassing Grondexploitatie
8 Communicatie
8.1 Inleiding
8.2 Participatie Omgeving
8.3 Vooroverleg
8.4 Zienswijzen
8.5 Beroep
1 Verkennend Bodemonderzoek
2 Verkennend Onderzoek Asbest En Pfas
3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer- En Spoorweglawaai
4 Onderzoek Bedrijven En Milieuzonering
5 Waterparagraaf Meulenspie
6 Quickscan Soortenbescherming
7 Beoordeling Effecten Nieuwbouw Meulenspiepad Op Essentieel Leefgebied Van De Steenuil
8 Notitie Effectenbeoordeling Nieuwbouw Meulenspiepad Op Steenuil En Mitgerende Maatregelen
9 Stikstofdepositieonderzoek
10 Parkeerdrukonderzoek
11 Beoordeling Verkeersafwikkeling Oosterhoutseweg
12 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
13 Participatieparagraaf Meulenspie
14 Vooroverleg Reactie Provincie Noord-brabant
15 Vooroverleg Reactie Brandweer Midden- En West-brabant
16 Vooroverleg Reactie Dorpsraad Teteringen
17 Beeldkwaliteitsplan Meulenspie
18 Advies Externe Veiligheid

Meulenspie

Bestemmingsplan - Breda

Vastgesteld op 07-09-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Teteringen, Meulenspie' met identificatienummer NL.IMRO.0758.BP2021220008-VG01 van de gemeente Breda.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

1.7 Begane grond

De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.8 Belwinkel

Elke ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet in daarvoor bestemde belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet al dan niet in combinatie met de verkoop van telefoons of accessoires voor telefoons.

1.9 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik)

  • Legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning;
  • Het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.10 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bevoegd gezag

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.15 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en zolder.

1.16 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.18 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.19 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.21 Dakopbouw

Een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw.

1.22 Duurzame invulling van de waterberging

Het in beginsel in stand houden en verbeteren van het watersysteem door infiltratie of verdamping en zuivering in een bovengronds systeem.

1.23 Dove gevel

Een gevel zonder te openen delen, met uitzondering van openingen die toegang bieden naar niet-geluidgevoelige ruimten.

1.24 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 Geluidsgevoelige ruimte

Een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van minimaal 11 m2.

1.26 Gestapelde woning

Een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.

1.27 Groen

Bermen, bomen, beplanting, parken en plantsoenen en ander daarmee vergelijkbaar groen.

1.28 Groen dak

Een waterbergingsvoorziening in de vorm van een dak met dakbedekking waarop een laag is aangebracht die hoofdzakelijk bestaat uit substraat met levende planten waardoor de dakbedekking hemelwater bergt en vertraagd afvoert.

1.29 Groothandel in smart- en/of headproducten

Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, of benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van eigen beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en levering van deze stoffen.

1.30 Headshop

Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze benodigdheden.

1.31 Hospitaregeling

Het verhuren van kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, aan maximaal twee personen, door de volledige eigenaar/eigenaren van de woning of de hoofdhuurder van de woning van een woningcorporatie, die in dezelfde woning woont/wonen.

1.32 Huishouden

Eén of meer personen die in vast verband, continu en in onderlinge verbondenheid samenleven.

1.33 Kamerverhuur

Het verschaffen van woonverblijf aan meer dan één huishouden, met dien verstande dat toepassing van de hospitaregeling niet als kamerverhuur wordt aangemerkt.

1.34 Kap

De volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°.

1.35 Kunstobject

Object ter verfraaiing van de openbare ruimte.

1.36 Lessenaarsdak

Een dakvorm waarbij de afdekking van het gehele huis bestaat uit één schuin dakvlak en de afwatering van dit dak plaatsvindt aan één zijde.

1.37 Middeldure huurwoning

Een huurwoning voor middeldure huur zoals bedoeld in de 'Verordening doelgroepen sociale woningbouw & middenhuur gemeente Breda' en wijzigingen daarvan.

1.38 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, telefooncellen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie.

1.39 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.40 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.41 Smartshop

Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze stoffen.

1.42 Voorgevel

  • De naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
  • Dat gedeelte van de onderhavige gevel met de grootste verticale hoogte.

1.43 Waterbergingsvoorziening

Bovengrondse en/of ondergrondse voorzieningen ten behoeve van de berging en infiltratie van hemelwater in de bodem, zoals wadi's, verlaging in het groen, waterbergende verharding, waterberging op het dak, grindkoffers, infiltratiekratten en/of het aanbrengen of vergroten van (bestaande) greppels, (zak)sloten, watergangen en vijvers.

1.44 Wonen

Het voeren van een huishouden in een woning.

1.45 Woning

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens

De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel.

2.2 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel

De oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.3 Bebouwingspercentage

Het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.

2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, en met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 Diepte van een gebouw

De lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.7 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat voor de meest voorkomende dakvormen in onderstaande afbeelding is aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald.

verplicht

2.8 Hoogte van een dakopbouw

Vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.9 Hoogte van een kap

Vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.10 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 Lessenaarsdak

In afwijking van het bepaalde in de leden 2.4 en 2.7 bij een woning met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte.

2.12 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van de bouw- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

2.13 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.14 Peil

  • Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  • Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. geluidbeperkende voorzieningen;
  4. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden;
  7. kunstobjecten;

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;
  2. groen;
  3. kunstobjecten;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. parkeren;
  6. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan waarbij toepassing van de hospitaregeling niet als kamerverhuur wordt aangemerkt;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. geluidbeperkende voorzieningen;
  4. verhardingen in de vorm van voet- en fietspaden;
  5. parkeren;
  6. speelvoorzieningen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. dakterrassen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.5, als het voorzien in een waterbergingsvoorziening met voldoende capaciteit redelijkerwijs niet mogelijk is of reeds anderszins in een waterbergingsvoorziening is voorzien.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Algemeen

  1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming;
  2. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
    1. het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart- en headshop, alsmede een groothandel in smart- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting;
    2. het gebruik van een woning voor kamerverhuur waarbij toepassing van de hospitaregeling niet als kamerverhuur wordt aangemerkt.
  3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a en b, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is;
  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. het bepaalde ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 20 m2 bedraagt;
    2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Parkeren

  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, veranderen of uitbreiden van gebouwen, of het afwijken van de planregels over het toegestane gebruik, wordt getoetst of in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen en fietsen. Hierbij wordt rekening gehouden met de omvang van het gebouw en de activiteiten die plaatsvinden in het gebouw;
  2. Het benodigde aantal parkeerplaatsen voor motorvoertuigen en fietsen wordt vastgesteld aan de hand van de Nota Parkeernormen Breda 2021. Als de Nota Parkeernormen Breda 2021 wordt gewijzigd of vervangen, dan moet worden voldaan aan die gewijzigde beleidsregels of de rechtsopvolgers daarvan;
  3. De onder a. genoemde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden;
  4. Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
    1. als voldaan wordt aan de voorwaarden die daarvoor gelden in de Nota Parkeernormen Breda 2021 en wijzigingen of de rechtsopvolgers daarvan; of
    2. als het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

9.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder lid a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder lid a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Teteringen, Meulenspie"

1 Besluit Hogere Waarde

1 Besluit hogere waarde

Besluit hogere waarde

1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Het college van B en W wil in de periode tot en met 2022 circa 1.800 woningen voor mensen met een jaarinkomen tussen de €36.000 en €45.000 laten bouwen, dan wel in de harde planning hebben. De gemeente heeft voor deze woningen een aantal locaties op het oog. Eén van deze locaties is een nog onbebouwd kavel aan de Meulenspie te Teteringen. Deze locatie is gelegen ten oosten van een schoollocatie van Curio. De gemeente Breda is voornemens om deze locatie te herontwikkelen ten behoeve van woningbouw.

Met de herontwikkeling wil de gemeente het mogelijk maken om binnen het plangebied een woongebouw te realiseren van 3 tot maximaal 4 bouwlagen, met daarin 72 appartementen van de categorie 'middenhuur'. Het gebouw wordt in een groene omgeving gesitueerd en zal stedenbouwkundig zorgvuldig aansluiten bij de bestaande bebouwing in de nabije omgeving.

Middels voorliggend bestemmingsplan wordt de realisatie van het woongebouw mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging Van Plangebied

Het plangebied is gelegen op de oostelijke hoek van de Meulenspie in de kern Teteringen. Het plangebied betreft het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente Teteringen, sectie B, nummer 4407. Het oppervlak van het plangebied bedraagt 7.695 m2.

Ten westen van het perceel zijn de schoolgebouwen van Curio Scala gelegen. De vier schoolgebouwen bestaan uit deels 3 en deels 4 bouwlagen en zijn haaks op de Meulenspie in rijen gesitueerd. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door een fietspad welke vanuit de Meulenspie richting het oosten doorloopt in het Meulenspiepad tot aan de straat Moleneind. Aan de overzijde van de Meulenspie zijn twee-onder-één-kapwoningen gelegen van twee bouwlagen met kap. In het oosten grenst het plangebied aan een onbebouwd perceel. Ten zuiden van het plangebied loopt de Nieuwe Kadijk, onderdeel van de noordelijke rondweg van Breda. Tussen het plangebied en de Nieuwe Kadijk is een waterplas gelegen, welke een buffer vormt tussen het plangebied en de autoweg.

verplicht

Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: kadastralekaart.com)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Meulenspie - Valkenstraat'. Dit bestemmingsplan is vanaf 11 november 2009 onherroepelijk.

Ter plaatse van het plangebied zijn de gronden bestemd als 'Kantoren'. Op de locatie is een bouwvlak opgenomen met deels een maximale bouwhoogte van 17 (oostelijk deel) en deels 21 meter (westelijk deel).

verplicht

Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Meulenspie - Valkenstraat' (plangebied rood omlijnd)

Toets bestemmingsplan

De herontwikkeling bestaat uit de realisatie van een woongebouw van 3 tot maximaal 4 bouwlagen. Dit is overeenkomstig met een maximale bouwhoogte van circa 14 meter. Op grond van het vigerende bestemmingsplan is een hoogte van respectievelijk 17 en 21 meter toegestaan. De nieuwbouw zal lager worden dan momenteel planologisch mogelijk is.

De gronden ter plaatse van het plangebied zijn echter bestemd voor de functie 'Kantoren'. Omdat een woongebouw qua functie hier niet in past, voldoet voorliggend planvoornemen niet aan het vigerend bestemmingsplan. Derhalve is besloten om voor de beoogde ontwikkeling een bestemmingsplan in procedure te brengen.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een gebiedsanalyse en een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 worden de beleidskaders van rijk, provincie en gemeente beschreven. Hoofdstuk 4 licht de doelstelling van het bestemmingsplan toe. De aspecten met betrekking tot het milieu komen in hoofdstuk 5 aan bod. De juridische planbeschrijving volgt in hoofdstuk 6 en in hoofdstuk 7 en 8 komen respectievelijk de uitvoerbaarheid van het plan en de communicatie aan bod.

2 Gebiedsanalyse

2.1 Teteringen

Teteringen kan getypeerd worden als een zogenaamd randdorp, gelegen op het overgangsgebied van de zandgronden naar het veen- en rivierkleigebied. De verschillende omringende landschapstypen zijn nog goed zichtbaar aan de randen van het dorp: aan de noord- en westzijde de Lage Vuchtpolder en het open landbouwgebied de open geledingszone tussen Teteringen en Breda; aan de oostzijde de bos- en stuifzandcomplexen van de Vrachelse- en Teteringse heide.

Teteringen is een noord-zuid georiënteerd wegdorp ontstaan uit oorspronkelijk gemengde bedrijven die in oorsprong tot de middeleeuwen terug gaan. De hoofdas werd gevormd door het Hoeveneind en de Hoolstraat. De kern van het dorp werd gevormd door een concentratie van bebouwing op de samenkomst van de historische lijnen Moleneind-Hoolstraat-Hoeveneind met Zwarte Dijk - Groenstraat. Geheel los van de dorpsstructuur is in 1813 de Oosterhoutseweg aangelegd, als onderdeel van de verbinding Parijs - Breda - Amsterdam.

verplicht

Figuur 2.1 Luchtfoto Teteringen (plangebied rood omlijnd)

De Meulenspie

De Meulenspie sluit aan op de 'schilsgewijze' uitbreiding van Teteringen in het verleden. De ruimtelijke hoofdstructuur van Teteringen bestaat uit twee historische dragers (Hoolstraat-Moleneind en de Oosterhoutseweg) waaromheen in de loop der tijd uitbreidingswijken zijn ontwikkeld, die een schil rondom de linten vormen. De buitenste schil aan de oostzijde van Teteringen wordt doorgezet in de Meulenspie.

Meulenspie ligt vanuit het historische lint bezien achter het lint Moleneind, zodat de verschijningsvorm van het lint zelf zoveel mogelijk gehandhaafd blijft. Aan de zuidzijde van de Meulenspie is een ecologische verbindingszone gerealiseerd, die bestaat uit een waterpartij die overgaat in een broekbos. De Oosterhoutseweg wordt aan de oostzijde geflankeerd door een parkstrook, waardoor er een groene buffer ontstaat tussen de weg en de Meulenspie, die het geluid van de Oosterhoutseweg op afstand houdt. Op die manier kent de Meulenspie aan alle drie de zijden een groene ruimtelijke kwaliteit.

verplicht

Figuur 2.2 Luchtfoto van de Meulenspie (plangebied rood omlijnd)

Bebouwing

De woonbuurt in de Meulenspie heeft een dorpse uitstraling, die past bij het bestaande Teteringen. Door aan de randen twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen te situeren past de woonbuurt in het beeld langs de Oosterhoutseweg en het Moleneind, De rijwoningen zijn binnenin, in de dwarsstraten gesitueerd.

De zone aan de zuidkant van de Meulenspie vormt een transparante zone tussen de woonbebouwing en de ecologische verbindingszone. Het gaat om een groene strook met daarin losse bouwblokken die op gepaste afstand van elkaar staan. De bouwblokken bestaan uit de schoolgebouwen van Curio Scala.

2.2 Bestaande Situatie Plangebied

Het plangebied betreft een onbebouwd perceel bestaande uit voornamelijk grasbeplanting. In het oosten en het zuiden wordt het perceel begrensd door een houtwal, deze blijft in voorliggend planvoornemen behouden. Ten westen van het perceel zijn de schoolgebouwen van Curio Scala gelegen. Aan de noordzijde van het perceel zijn deels de woningen aan de Meulenspie gelegen en een onbebouwd perceel.

verplicht

Figuur 2.3 Vogelvlucht aanzicht plangebied (bron: Google Maps)

3 Beleid

Bij het maken van een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met het beleid van hogere overheden (het rijk en de provincie) en de vastgestelde gemeentelijke beleidskaders. Hieronder wordt het relevante ruimtelijke beleid voor het plangebied weergegeven.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting op 1 januari 2023 in werking zal treden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020 en biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Hiermee kan ingespeeld worden op de grote uitdagingen die er zijn. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op onze leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen slechts een deel van de opgave.

Dit biedt kansen, maar vraagt wel om zorgvuldige keuzes. Want de ruimte, zowel boven-, als ondergronds, is een schaars goed. Het combineren van al die opgaven vraagt een nieuwe manier van werken. Niet van bovenaf opgelegd, maar in goede samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers.

De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI wordt een proces in gang gezet waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden om te bouwen aan een mooier en sterker Nederland.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  2. Duurzaam economisch groeipotentieel
  3. Sterke en gezonde steden en regio's
  4. Toekomstigbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI zoeken we naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Beoordeling en conclusie

Gezien de aard en omvang van voorliggend initiatief heeft bovengenoemd rijksbeleid niet direct invloed op de ontwikkeling. De inhoudelijke keuzes en afweging ligt bij de gemeente. Zij zullen daarbij uiteraard de richtlijnen en vier prioriteiten van het Rijk als leidraad gebruiken.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van nationale belangen, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen etc.. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).

verplicht

Figuur 3.1 Weergave radarverstoringsgebieden

Beoordeling en conclusie

Zoals te zien is in figuur 3.1 is het plangebied gelegen binnen een radarverstoringsgebied. In dit gebied dient rekening te worden gehouden met de functionele bruikbaarheid daarvan. Rondom radarstations mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Binnen het radarverstoringsgebied geldt een maximale bouwhoogte van 90 meter ten opzichte van het NAP.

In het onderhavige plan wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt die deze maat overschrijdt.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is artikel 3.1.6 toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro); dit artikel bevat de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Met de toevoeging van dit artikel in het Bro is beoogd vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd. Het Bro regelt thans dat 'de verantwoording van een juridisch verbindend ruimtelijk besluit van een decentrale overheid dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Tevens is geregeld dat indien het ruimtelijk besluit die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, de verantwoording een motivering dient te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien'.

Bij toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' dient antwoord gegeven te worden op een aantal vragen. Indien een vraag positief kan worden beantwoord, dient de 'ladder' verder te worden doorlopen. Indien een vraag niet positief kan worden beantwoord, dan is de 'ladder' niet (verder) van toepassing dan wel kan niet aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' worden voldaan.

  1. Voorziet het onderhavige besluit in een stedelijke ontwikkeling?
  2. Voorziet het onderhavige besluit in een nieuwe stedelijke ontwikkeling?
  3. Is er sprake van een behoefte aan de voorziene ontwikkeling?
  4. Is de voorziene ontwikkeling gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied?
  5. Is het mogelijk om de voorziene ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren?

Beoordeling

1. Voorziet het onderhavige besluit in een stedelijke ontwikkeling?

Op basis van jurisprudentie kan geconcludeerd worden dat een woningbouwontwikkeling van meer dan 12 woningen gezien wordt als stedelijke ontwikkeling. Onderhavig planvoornemen voorziet in realisatie van een woongebouw bestaande uit maximaal 72 woningen. Een dergelijke ontwikkeling kan dan ook gezien worden als een stedelijke ontwikkeling.

2. Voorziet het onderhavige besluit in een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling?

De Laddertoets geldt alleen voor 'nieuwe' stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Als enkel sprake is van een planologische functiewijziging dan is in beginsel geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, tenzij het een functiewijziging van zodanige aard en omvang betreft.

Op basis van vigerend bestemmingsplan 'Meulenspie-Valkenstraat' heeft de grond ter plaatse van het plangebied de bestemming 'Kantoren'. Het realiseren van een woongebouw is binnen deze bestemming niet toegestaan. Middels voorliggend bestemmingsplan wordt de bestemming ter plaatse van het beoogde woongebouw gewijzigd naar 'Wonen', waardoor de realisatie van het woongebouw mogelijk wordt gemaakt.

De planologische functiewijziging is van zodanige aard en omvang dat er sprake is van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling.

3. Is er sprake van een behoefte aan de voorziene ontwikkeling?

In de NOVI is een landelijke woningbouwopgave opgenomen van 1,1 miljoen woningen tot 2035. In Breda is er sprake van een grote druk op de woningmarkt, wat ingrijpende gevolgen heeft voor de beschikbaarheid en betaalbaarheid van woningen. Naar verwachting zal de bevolking en het aantal huishoudens in Breda door blijven groeien in de periode 2020-2040.

De gemeente Breda wil een forse bijdrage leveren aan de landelijke woningbouwopgave en heeft daarom een woningbouwopgave van 25.000 woningen tot 2040. Minimaal de helft van deze woningen zullen gerealiseerd worden in betaalbare prijsklassen, zodat ook mensen met een laag- en middeninkomen in Breda kunnen wonen. Met de bouw van betaalbare woningen wordt de uitstroom beperkt en creëert de gemeente ruimte voor vestiging van nieuwe inwoners.

Van de 1.800 geplande middeldure woningen zijn er tot op heden 1.061 woningen in harde plannen vastgelegd. Hiervan zijn 244 woningen reeds opgeleverd. De gemeente Breda zit daarmee nog niet aan het gewenste aantal.

Voorliggend planvoornemen voorziet in de realisatie van 72 betaalbare middenhuurwoningen, waarmee er een bijdrage wordt geleverd aan de gemeentelijke woningbouwopgave.

4. Is de voorziene ontwikkeling gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied?

Het plangebied is in de provinciale Omgevingsverordening aangeduid als 'landelijk gebied'. Echter wanneer het voorgaande plan een zodanig samenstel van bebouwing mogelijk maakt, mag de locatie aangemerkt worden als bestaand stedelijk gebied (uitspraak van 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4654). Daaraan doet niet af dat de bebouwing waarin het voorgaande plan voorzag nog niet was gerealiseerd.

Op basis van het vigerend bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Kantoren' en is het mogelijk om binnen het bouwvlak 4 afzonderlijke bouwmassa's op te richten van ieder maximaal 500 m2. Samen met de wel gerealiseerde schoolgebouwen van Curio wordt dusdanige bebouwing mogelijk gemaakt dat in voorliggende situatie sprake is van bestaand stedelijk gebied.

Daarnaast is de provincie Noord-Brabant voornemens de aanpassing van deze locatie naar bestaand stedelijk gebied mee te nemen in de jaarlijkse aanpassingsronde van de omgevingsverordening.

Conclusie

De ontwikkeling betreft gezien de aard en omvang een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling. De locatie is echter gelegen in bestaand stedelijk gebied en daarnaast is ook de behoefte aan middenhuurwoningen aangetoond. Er is derhalve voldaan aan de Ladder.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

De nieuwe Omgevingswet (welke naar verwachting op 1 juli 2023 in werking zal treden) bundelt de wetten en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur, cultureel erfgoed en water. En regelt zo het beheer en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de Provincie Noord-Brabant alvast een provinciale Omgevingsvisie gemaakt welke op 14 december 2018 is vastgesteld.

De omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. De basisopgave voor de provincie is: 'werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit'. Hierbij heeft de provincie als doel gesteld voor de middellange termijn, 2030: Brabant heeft een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit doordat wij voor alle aspecten voldoen aan de wettelijke normen. Voor de lange termijn, 2050, wil men een goede leefomgevingskwaliteit hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.

Om de basisopgave te behalen heeft men vier hoofdopgaven verwoord:

  1. Werken aan de Brabantse energietransitie;
    1. Doel 2050: 100% duurzame energie, grotendeels afkomstig uit Noord-Brabant.
    2. Doel 2030: ten minste 50% reductie van broeikasgassen ten opzichte van de uitstoot in 1990 en ten minste 50% duurzame energie.
  2. Werken aan een klimaatproof Brabant;
    1. Doel 2050: Brabant is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.
    2. Doel 2030: Brabant handelt al sinds 2020 klimaatbestendig en waterrobuust; in 2030 zijn de eerste grote gebiedsopgaven daartoe al gerealiseerd.
  3. Werken aan de slimme netwerkstad;
    1. Doel 2050: Het stedelijk netwerk van Brabant functioneert als één samenhangend duurzaam en concurrerend netwerk van steden en dorpen als onderdeel van de Noordwest-Europese metropool. Brabant kenmerkt zich door een sterke sociale cohesie, een excellent en duurzaam woon-, leef- en vestigingsklimaat met een comfortabel, betrouwbaar en multimodaal verkeers- en vervoersysteem en een uitstekende (digitale) infrastructuur.
    2. Doel 2030: Brabantse partijen werken aan de transformatie van het bestaand bebouwd gebied van Brabant. Ondersteund door de digitale ontwikkelingen zijn er belangrijke stappen gezet in de richting van een excellent en duurzaam woon-, leef- en vestigingsklimaat met een comfortabel, betrouwbaar en multimodaal verkeers- en vervoersysteem. Bewoners uit alle geledingen van de bevolking voelen zich verbonden met hun omgeving en met elkaar doordat zij meedenken en meedoen aan de veranderingen in hun omgeving.
  4. Werken aan een concurrerende, duurzame economie;
    1. Doel 2050: Brabant is top kennis- en innovatieregio in Europa. Producten, materialen en grondstoffen worden op alle onderdelen van de Brabantse economie in verregaande mate hergebruikt. Niet hernieuwbare hulpbronnen worden behouden. Het streven naar waardecreatie voor mens, natuur en economie gaan hand in hand. De Brabantse economie is verregaand circulair.
    2. Doel 2030: Brabant is top kennis- en innovatieregio in Europa. We werken aan een circulaire economie door duurzamer om te gaan met de beschikbare grondstoffen en natuurlijke bronnen. We verminderen daartoe samen met maatschappelijke partners het gebruik van niet vernieuwbare grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) volgens de landelijke afspraken met 50%.
    3. De Omgevingsvisie bevat geen sectorale beleidsdoelen. De concrete doelen, voor bijvoorbeeld natuur, water, veiligheid, milieu, mobiliteit en ruimtelijke kwaliteit, staan nu nog in de bestaande plannen van de provincie (PMWP, Structuurvisie RO, BRUG, PVVP). Grote delen van die beleidsplannen horen vanuit het systeem van de Omgevingswet straks (soms verplicht) thuis in een programma zoals het natuurbeheerplan en het waterprogramma. De komende tijd wordt dit sectorale beleid afgestemd op de Omgevingsvisie en al dan niet uitgewerkt in de programma's en/of Omgevingsverordening.

Beoordeling en conclusie

Het 'up to date' houden van het bestaand stedelijk gebied is essentieel voor een duurzame, sociale en economische ontwikkeling van de steden en dorpen van Brabant. Er ligt een forse woningbouwopgave voor de komende 10 jaar. Door onderhavige ontwikkeling wordt een nog onbebouwd perceel met de bestemming 'Kantoren', herbestemd naar een woonlocatie met middenhuur appartementen. Daarmee worden er 72 duurzame en betaalbare woningen aan de woningvoorraad toegevoegd.

3.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV)

Alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving, staan voortaan bij elkaar in de Interim Omgevingsverordening (IOV). Deze Omgevingsverordening is vastgesteld op 25 oktober 2019. De Interim Omgevingsverordening vervangt diverse provinciale verordening, waaronder de verordening Ruimte. De Interim Omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter en is vooral bedoeld om bestaande regelingen samen te voegen. Daarnaast heeft er ook (nog) geen expliciete afweging plaatsgevonden of de inzet van de verordening voor een bepaald thema gecontinueerd moet worden. Uitgangspunt van deze Interim Omgevingsverordening is dat de huidige regels met het huidige beschermingsniveau zijn gehandhaafd.

Het plangebied is gedeeltelijk gelegen binnen het 'stedelijk gebied - concentratiegebied' en gedeeltelijk binnen het 'landelijk gebied'. Voor het stedelijk gebied is een basisregeling geformuleerd voor een duurzame stedelijk ontwikkeling. Uitgangspunt daarbij is dat eerst de mogelijkheden in stedelijk gebied worden benut. Daarnaast geldt 'zorgvuldig ruimtegebruik' als basisprincipe en is opgenomen vanuit zorg voor een goede omgevingskwaliteit. Dat houdt in dat stedelijke ontwikkelingen in beginsel plaatsvinden binnen stedelijk gebied en dat de ruimte binnen stedelijk gebied zo goed als mogelijk worden benut. Vanuit de Ladder voor duurzame verstedelijking, die in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen gelden dienaangaande ook voorwaarden. De Laddertoets is in voorgaande paragraaf aan bod gekomen.

Voor het landelijk gebied geldt dat een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt binnen dit gebied gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. In het bestemmingsplan moet worden gemotiveerd hoe de verbetering past binnen het gebied én op welke wijze de uitvoering is geborgd.

verplicht

Figuur 3.3 Uitsnede Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (geconsolideerde versie kaart 1 oktober 2021)

Beoordeling en conclusie

Onderhavig plan is gelegen binnen een gebied aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied' en 'landelijk gebied'. Het vigerend bestemmingsplan 'Meulenspie - Valkenstraat' geeft echter de mogelijkheid om binnen het plangebied kantoorgebouwen te bouwen. Derhalve kan het gehele plangebied worden aangemerkt als 'bestaand stedelijk gebied'. In voorliggend plan is er sprake van zorgvuldig ruimtegebruik en wordt de ruimte binnen het stedelijk gebied zo goed als mogelijk benut. In paragraaf 3.1.3 is er derhalve een verantwoording afgelegd aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Daarnaast is in het bestemmingsplan rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, waaronder de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de ecologische waarden en andere relevante milieuaspecten. De verantwoording hiervan bevindt zich in hoofdstuk 5 van voorliggend bestemmingsplan.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Breda 2040: 'Breda, sterk en veerkrachtig'

Breda staat de komende jaren voor een aantal urgente maatschappelijke opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie en het voorzien van werkgelegenheid en huisvesting. Deze opgaven worden door de gemeente integraal opgepakt en benut om een schaalsprong te maken, met behoud van Breda, voor de komende generaties. Om op de nieuwe opgaven te anticiperen is er behoefte aan een nieuwe integrale strategische visie voor de fysieke leefomgeving. Met de komst van de nieuwe Omgevingswet heeft de gemeenteraad van Breda op 21 oktober 2021 de Omgevingsvisie Breda 2040, 'Breda, sterk en veerkrachtig' vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Breda 2030 uit 2013 als strategische visie voor de fysieke leefomgeving van Breda.

Wonen

De bevolking en het aantal huishoudens in Breda groeit naar verwachting verder door in de periode 2020 - 2040. De gemeente Breda wil een forse bijdrage leveren aan de landelijke woningbouwopgave van 1,1 miljoen woningen tot 2035. Als gevolg van demografische, sociaal-culturele en sociaal-economische ontwikkelingen verandert de woonbehoefte van bewoners, onder andere in een toenemende behoefte aan woningen voor kleine huishoudens en geschikte woningen voor ouderen. De gemeente Breda bouwt daarom 25.000 woningen, waarvan circa 15.000 in de periode tot en met 2030 en ruim 10.000 tot en met 2040. Daarnaast wordt er gestreefd naar een structurele verhoging van de woningbouwproductie naar 1.500 woningen per jaar.

Er is sprake van een grote druk op de woningmarkt van Breda met ingrijpende gevolgen voor de betaalbaarheid van het wonen. De gemeente realiseert minimaal de helft van de woningbouw in betaalbare prijsklassen, zodat ook mensen met een laag- en middeninkomen in Breda kunnen wonen. Met de bouw van betaalbare woningen wordt de uitstroom beperkt en creëert de gemeente ruimte voor vestiging van nieuwe inwoners. Ook worden er woningen gebouwd ter vervanging van de relatief oude bestaande woningvoorraad. Hiermee wordt er een bijdrage geleverd aan de duurzaamheidsopgave. Met de woningbouwontwikkeling wordt er een bijdrage geleverd aan de opgaven van de wijkgerichte aanpak.

In het voorkeursscenario is woningbouw met name gefocust op inbreiding, in verschillende type woonmilieus. Bij de groei van de dorpen Teteringen, Prinsenbeek en Bavel is woningbouw voorzien in het buitengebied, direct grenzend aan de grenzen van de dorpen. Echter zal de grootste woningbouwopgave binnenstedelijk plaatsvinden. Het zwaartepunt van de woningbouwontwikkelingen ligt in en ronde de binnenstad en ronde de noordelijke rondweg en bestaat uit inbreidingsopgaven.

Duurzaamheid

In 2044 is Breda een CO2-neutrale gemeente en volledig aardgasvrij. Het energiegebruik is ten opzichte van 2008 gehalveerd en de benodigde energie wordt zoveel mogelijk opgewekt binnen Breda. Deze opgave betreft alle activiteiten waarbij fossiele energie wordt gebruikt, zoals wonen, werken en mobiliteit. Naast het CO2-vrij maken van energiegerelateerde activiteiten gaat het ook om activiteiten en processen waarbij overige broeikasgassen zoals methaan en lachgas vrijkomen. Het voorkomen van verdere klimaatverandering is een breed en complex vraagstuk waarbij niet alleen ruimtelijke aspecten van belang zijn, maar ook sociale aspecten zoals betaalbaarheid van de energietransitie. Om CO2 neutraliteit in 2044 te bereiken zijn er enkele tussenopgaven gesteld, in 2030 bedraagt de CO2-reductie 49% ten opzichte van 1990 en wordt er 113 GWh stroom opgewekt met zonnepanelen op daken.

Breda stimuleert hergebruik van vrijkomende materialen en het gebruik van duurzame en biobased materialen, zoals hout, bij woningbouw ten behoeve van circulariteit. Ook wordt ernaar gestreefd dat het ontwerp wordt uitgedacht tot het eind van de levensduur voor optimaal hergebruik van de materialen bij renovatie of sloop. Een prettig en gezond binnenklimaat van woningen is ook een belangrijk aspect. Zo draagt woningbouw bij aan een circulaire, duurzame en gezonde woonomgeving.

Beoordeling en conclusie

Onderhavig planvoornemen voorziet in de bouw van 72 appartementen, die behoren tot het segment 'middeldure huur'. De realisatie van deze duurzame en betaalbare woningen draagt daarmee bij aan de woningbouwopgave van de gemeente Breda. De locatie van het plangebied grenzend tussen de zuidelijke rand van Teteringen en de Nieuwe Kadijk kan zowel gezien worden als een uitbreidingslocaties van het dorp Teteringen als een inbreidingslocaties rond de noordelijke rondweg.

3.3.2 Woonvisie Breda: 'Wonen in een dynamische tijd'

Breda is een complete woongemeente, nu en in de toekomst, met een grote verscheidenheid aan woningen en woonmilieus voor de diverse bewoners. In Breda is voor iedereen een passend en duurzaam (t)huis dat voldoet aan de wensen en behoeften. De gemeente wil dit graag zo houden en versterken door in de woonvisie uitvoering te geven aan drie ambities:

  • Zorgen voor een gedifferentieerd en doordacht woningbouwprogramma, met voldoende flexibiliteit en ruimte voor maatwerk;
  • Een comfortabele woningvoorraad die aansluit bij behoeften en wensen van inwoners, nu en in de toekomst. Breda zet in op een duurzame en toekomstbestendige woningvoorraad en nieuwbouw;
  • Een (t)huis voor alle groepen inwoners. Speciale aandacht is er voor de groep kwetsbare inwoners die niet op eigen kracht in huisvesting kan voorzien.

De gemeente Breda streeft naar kwalitatief goede en gedifferentieerde samenstelling van de woningvoorraad, die aansluit bij de diversiteit in de vraag vanuit de verschillende doelgroepen. De keuzevrijheid van de consument op de huur- en koopmarkt dient vergroot te worden. Om dit mogelijk te maken is flexibiliteit in plannen, programmering en procedures vereist.

Beoordeling en conclusie

Voorliggend planvoornemen is voorzien binnen de huidige stedelijke grenzen van Breda. Er wordt een woongebouw met in totaal 72 middeldure huurappartementen mogelijk gemaakt binnen de bestaande bouwgrenzen.

3.3.3 Uitvoeringsagenda van de Woonvisie

In de Uitvoeringsagenda van de Woonvisie wordt richting gegeven aan de uitvoering van de vier kernopgaven uit de Woonvisie:

  1. Een aantrekkelijke en betaalbare woning voor iedereen;
  2. Aantrekkelijk wonen voor iedereen: specifieke opgaven;
  3. Een prettige woonomgeving;
  4. Duurzaam wonen en leven.

Breda streeft naar een kwalitatief goede, duurzame en gedifferentieerde woningvoorraad. Essentieel is dat de woningvoorraad aansluit bij de diversiteit in de vraag vanuit de verschillende groepen van bewoners en dat er aantrekkelijke wijken zijn. Specifieke aandacht is er voor een aantal doelgroepen. We verkennen verschillende mogelijkheden om aan deze opgaven te voldoen.

Voor de uitvoering is de gemeente tevens afhankelijk van de investeringsbereidheid van private partijen. De gemeente wil de samenwerking met private partijen versterken, om de nodige investeringen in de stad Breda te waarborgen. Met partijen zal de mogelijkheid verkend worden om het Woonplatform Breda of een vergelijkbare samenwerking te benutten voor innovatie en vernieuwing in het wonen. De samenwerking met de woningcorporaties in de Alliantie is van groot belang. Afspraken hierover worden vastgelegd in de prestatieafspraken. De uitvoering van de Woonvisie en de opgaven uit deze Uitvoeringsagenda worden geborgd middels monitoring. Daarnaast wordt de Uitvoeringsagenda jaarlijks geactualiseerd.

Om voldoende keuze voor alle groepen inkomens op de huurmarkt te bevorderen worden particuliere investeringen gestimuleerd, met name in het middeldure huursegment. Daarnaast wordt het omzetten van koop naar huur in het middeldure segment bevorderd. Wordt de opgave voor realisatie van middeldure huurwoningen niet opgepakt door de markt dan zullen woningcorporaties, conform het Rijksbeleid, in de gelegenheid worden gesteld deze woningen te realiseren.

Beoordeling en conclusie

Middels de Uitvoeringsagenda stuurt de gemeente Breda onder andere de markt aan om de woningbouwopgave van middeldure huurwoningen op te pakken. Middels voorliggend bestemmingsplan maakt de gemeente Breda het mogelijk om ter plaatse van het plangebied 72 middeldure huurwoningen te realiseren.

3.3.4 Aanvulling op de Woonvisie 2013

Het college van burgemeester en wet houders van Breda heeft op 17 november 2016 de Aanvulling op de Woonvisie 2013 vastgesteld. De Aanvulling op de Woonvisie 2013 speelt in op actuele ontwikkelingen die van invloed zijn op de betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen voor huishoudens met een laag of middeninkomen in Breda.

De Aanvulling op de Woonvisie stelt aanvullende opgaven en werkt zeven doelen uit:

  1. Binnen de bestaande (huur)voorraad het aantal en de beschikbaarheid van goedkope/betaalbare huurwoningen verruimen om zo de slaagkansen voor woningzoekenden met een laag inkomen (primaire en secundaire doelgroep) te handhaven.
  2. Maatregelen voor extra betaalbare huurwoningen op korte termijn met aandacht voor huisvesting van vergunninghouders en mensen met een beperking, waarbij vóór 1 juli 2019 gestart wordt met bouw van 1.000 betaalbare huurwoningen.
  3. Maatregelen voor de realisatie van betaalbare huurwoningen op de lange termijn (2016-2025): 20% van stedelijke uitbreidingsopgave betreft sociale huurwoningen, waarbij de uitbreidingsopgave voor sociale huur het betaalbare huursegment betreft en voornamelijk appartementen voor jongeren en senioren. Onttrekkingen in bestaande voorraad (bijvoorbeeld sloop of verkoop) dienen gecompenseerd te worden middels nieuwbouw.
  4. Maatregelen voor netto uitbreidingsopgave voor middeldure huurwoningen.
  5. Strategische woningbouw (nieuwbouw en transformatie), zodat huurders die willen, kunnen verhuizen.
  6. Extra maatregelen voor de betaalbaarheid van woonlasten van huurders met een laag inkomen.
  7. Extra maatregelen voor impulswijken en aandacht voor potentieel kwetsbare woonmilieus.

Voor het inspelen op deze extra opgaven is aanvulling op het huidige woonbeleid noodzakelijk. De afgelopen jaren is de betaalbare huurvoorraad namelijk geleidelijk steeds verder afgenomen terwijl de doelgroep is toegenomen. Bij nieuwbouw werden wel sociale huurwoningen gerealiseerd, maar deze waren voornamelijk in het bereikbare huursegment of voor studenten. Vrijesector huurwoningen werden daarnaast te beperkt afgezet in het prijssegment middelduur. Er is een extra opgave om huishoudens met een laag en midden inkomen te huisvesten met name in huurwoningen in het prijssegment tot en met betaalbaar en middelduur. De raad heeft middels verschillende moties het belang van voldoende betaalbare sociale huurwoningen reeds benadrukt. Om meer sturing te geven aan het thema huurwoningen is de Aanvulling op de Woonvisie 2013 ontwikkeld.

Beoordeling en conclusie

Huishoudens met een middeninkomen vallen tussen wal en schip. Dit zijn de huishoudens die een te hoog inkomen hebben om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning en vaak een te laag inkomen hebben om een koopwoning te kunnen financieren. Om voor deze huishoudens toch voldoende huisvesting te hebben heeft de gemeente Breda de ambitie om voldoende middeldure huurwoningen te realiseren.

Voorliggend planvoornemen voorziet in de realisatie van 72 appartementen in het segment middeldure huur. Daarmee wordt er aangesloten op de woningbouwambities van de gemeente Breda.

3.3.5 Bestuursakkoord 2022-2026: 'Dichtbij doen, samen sterk vooruit'

Het bestuursakkoord 'Dichtbij doen, samen sterk vooruit' vormt de basis van het beleid voor de bestuursperiode 2022-2026. In het akkoord staat hoe het college van burgemeester en wethouders wil besturen en wat de belangrijkste doelstellingen zij tijdens de bestuursperiode.

Breda, de negende stad van Nederland, is met zijn historische binnenstad, zijn karakteristieke dorpen en zijn groene omgeving omgeving een aantrekkelijke plek om te wonen, werken en recreëren. Maar net als in de rest van het land staat de woningmarkt in Breda de laatste jaren steeds mee onder druk. En met de hoogste vierkantemeterprijs na de Randstad is wonen in Breda voor een grote groep inwoners niet meer vanzelfsprekend. De gemeente ziet in dat de gehele woningmarkt op slot zit. het is nodig dat wonen in Breda voor starters, alleenstaanden en tweeverdieners mogelijk en betaalbaar blijft. De gemeente Breda zet zich daarom in om de ontwikkelingen op de woningmarkt zo veel mogelijk bij te sturen.

De gemeente gaat strakker sturen op woningen voor de eerdergeneoemde doelgroepen. Hiervoor maakt de gemeente onderscheidt tussen een aantal categoriën woningen. De doelstellingen sluiten zoveel als mogelijk aan bij de Nationale Woon- en Bouwagenda. Dit is 30% sociaal, 40% midden en 30% vrijesector. De afgelopen jaren bleek dat de ambitie van middendure woningen moeilijk is te realiseren. Tegelijk is er de grootste behoefte aan woningen in dit segment. De komende tijd wordt er derhalve extra aandacht besteed aan deze categorie. Voor de 40% midden gaat de gemeente in gesprek met de markt, waarbij realisatie het uitgangspunt is. Dit houdt in dat de gemeente hun processen verder moet versoepelen en versnellen en dat kansen gegrepen moeten worden waarbij er per casus word bekeken welke percentages de meeste kansen opleveren.

Beoordeling en conclusie

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de ontwikkeling van 72 middeldure huurwoningen. Hiermee wordt er direct ingespeeld op de gemeentelijke ambitie en wordt er zowel een kwantitatieve als kwalitatieve bijdrage geleverd aan de woningbehoefte van Breda. Om hierin te voorzien zal er gebruik worden gemaakt van de beschikbare ruimte. Daarnaast wordt er voorzien in een groene inrichting van de buitenruimte van het plangebied, waarmee de verbinding met het omliggende groen wordt gezocht. Hiermee wordt bijgedragen aan de onderscheidende groene identiteit van Breda.

3.3.6 Perspectief wonen en gebiedsprofielen wonen

De ambities vanuit het Bestuursakkoord laten zich vertalen naar concrete woondoelen. Deze doelen zijn onderdeel van reeds vastgesteld beleid vanuit strategische nota's zoals Structuurvisie, (Aanvulling op) woonvisie en aanvullende visies zoals de duurzaamheidsvisie. Breda stelt de diversiteit en het eigen karakter van gebieden centraal. Voor een uitwerking naar concreet woonbeleid is het noodzakelijk een goed beeld te hebben van de situatie van het wonen per gebied, de mening van bewoners en de ontwikkelingsmogelijkheden. Daarom is het Perspectief wonen en zijn Gebiedsprofielen Wonen opgesteld.

In acht gebiedsprofielen is concreet richting en koers gegeven voor de gebieden. Dit vormt geen blauwdruk voor de gewenste ontwikkelrichting, maar zijn een kompas voor de manier waarop gebieden kunnen bijdragen aan het bereiken van stedelijke woondoelen. De informatie biedt een basis om per gebied voor het wonen maatwerk te leveren en sneller integrale keuzes te maken. Voor nieuwbouwplannen (inclusief transformatie) kunnen in een vroeg stadium richtlijnen worden meegegeven. Centraal uitgangspunt is de juiste woning op de juiste plek overeenkomstig gemeentelijk beleid.

De beleidsdoelen voor wonen zijn:

  • de woningmarkt sluit aan op de toekomstige vraag;
  • de woningen zijn betaalbaar;
  • de woningvoorraad is divers;
  • de woningen worden gewaardeerd;
  • de leefbaarheid is op orde;
  • de woningen zijn levensloopbestendig / Wonen en Zorg;
  • de woningen zijn duurzaam in een gezonde woonomgeving.

Beoordeling en conclusie

Het plangebied is gelegen binnen het gebiedsprofiel ''Dorpen'. De ruime woningen in een dorps woonmilieu zijn aantrekkelijk voor gezinnen met kinderen. Jongeren trekken vaak weg, maar een deel wil graag in het dorp blijven wonen. Er is dan ook weinig aanbod van betaalbaar wonen voor starters. Empty nesters en ouderen blijven het liefst in het eigen dorp wonen. Verhuizen naar een appartement nabij voorzieningen in de kom is voor deze groep aantrekkelijk en draagt bij aan doorstroming. Er moet gezocht worden naar innovatieve woonconcepten met een bijdrage aan dorps wonen. De toekomstwaarde van het wonen in de dorpen is hoog. Het levensloopbestendig maken en verduurzamen van de bestaande voorraad vraagt aandacht.

Met de realisatie van 72 middeldure huurappartementen wordt er aangesloten op de vraag naar betaalbare woningen voor kleinere huishoudens en het gebiedsprofiel dorpen.

3.3.7 Verordening doelgroepen sociale woningbouw & middenhuur gemeente Breda

Op 14 februari 2019 heeft de gemeenteraad van Breda de 'Verordening doelgroepen sociale woningbouw & middenhuur gemeente Breda' vastgesteld. De gemeenteraad geeft in deze verordening uitvoering aan het gestelde in artikel 1.1.1, eerste lid, onder d en j van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Als doelgroep voor middeldure huurwoningen worden aangemerkt huishoudens met een inkomen tot aan €45.717,-. De aanvanghuurprijs van een middeldure huurwoning in de vorm van een appartement bedraagt maximaal €850,-. De gemeentelijke indexering van deze maximale huurprijsgrens vindt jaarlijks plaats aan de hand van de Consumenten Prijs Index (CPI) van het CBS.

De hoogte van de huurprijs van middeldure huurwoningen wordt berekend vanaf de datum van eerste ingebruikname (verhuur) gedurende de instandhoudingstermijn. Voor middeldure huurwoningen geldt een instandhoudingstermijn van 15 jaar na eerste ingebruikname. Gedurende dit termijn dienen de woningen beschikbaar te blijven voor de betreffende doelgroep.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om zowel de inkomensgrenzen als huurprijsgrenzen in deze verordening te wijzigen.

3.3.8 Bredaas Groenkompas 2021-2030

Breda heeft de ambitie om in 2030 de eerste Europese stad in een park te zijn. De herontwikkeling van terreinen en de bestaande stad wordt gezien als een kans om te vergroenen. Met de nieuwe Bredase Groen- & Parknorm worden ontwikkelaars en woningbouwcorporaties verplicht om minimaal 20% tot 35% van een nieuwe woonbuurt of nieuw werkterrein in te richten als openbaar groen. Op die manier kan de hoeveelheid groen meegroeien met de toename van het aantal inwoners. Daarnaast worden ontwikkelaars en woningbouwcorporaties verplicht om natuurinclusief te ontwikkelen en in te richten. Dit betekent dat de gebouwde omgeving zodanig wordt ingericht dat het bouwwerk en de omgeving bijdragen aan de lokale biodiversiteit en natuurwaarden. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar het treffen van maatregelen in de openbare ruimte, maar ook het creëren van voorzieningen in de gebouwen, zoals inbouwnestkasten. De Bredase Groen- & Parknorm en het natuurinclusief ontwikkelen worden geborgd in het nog op te stellen paraplubestemmingsplan voor groen en water.

Bredase Groen- en Parknorm

Nieuwe ontwikkelingen dienen, met de nieuwe Bredase Groen- & Parknorm, minimaal 20% tot 35% van het oppervlak te worden ingericht als openbaar groen. De hoeveelheid openbaar groen is afhankelijk van het type ontwikkeling en de locatie. Zo dient een hoger percentage groene openbare ruimte te worden ontwikkeld bij niet-grondgebonden woningen dan bij grondgebonden woningen. Voor dichtbebouwde delen van de stad geldt een uitzondering en kan met een lagere oppervlakte groen volstaan worden, mits voldoende vergroening door inzet van groene gevels en groene daken plaatsvindt.

Natuurinclusief ontwikkelen

Om een natuurinclusieve, gebouwde omgeving te creëren dienen er groene maatregelen te worden getroffen. De te treffen maatregelen en het aantal maatregelen zijn afhankelijk van de omvang van de ontwikkeling, de locatie van de ontwikkeling, het type ontwikkeling en de doelsoorten, waaronder de mens. Zo kan de ontwikkelaar worden verplicht om 1 nestkast per 5 meter gebouwlengte te plaatsen om de gierzwaluw te huisvesten.

De toevoeging van groen moet zoveel mogelijk worden geclusterd om een zo robuust mogelijke groenstructuur te creëren. Het groen moet aansluiten op de reeds aanwezige groenstructuren in de omgeving. Minimaal de helft van de groene openbare ruimte bestaat uit natuurlijke en inheemse vegetaties. De aanleg moet gericht zijn op beplanting in de volle grond, eventueel ondersteund met maatregelen om de groeiplaats te vergroten of te verbeteren. Technische maatregelen worden allen toegepast indien niet anders kan.

Beoordeling en conclusie

Het verplichte percentage groen dat vanuit de Groen- & Parknorm van toepassing is op het plangebied bedraagt 35%. De bestemming 'Groen' op de verbeelding van onderhavig bestemmingsplan beslaat circa 32% van het totale plangebied en komt derhalve 3% te kort.

De gestelde Groen- & Parknorm kan alsnog behaald worden door bij de nadere uitwerking van het plan een deel van de als 'Verkeer' bestemde gronden een groene invulling te geven. Het toepassen van groene daken kan daarnaast ook bijdragen aan het behalen van de Groen- & Parknorm.

3.3.9 Bomenbeleid

De gemeente Breda heeft een digitale kaart met waardevolle bomen, bossen en andere groene gebieden, vastgesteld d.d. 14 juli 2016. Aan de hand van criteria - zoals cultuurhistorie, ecologie en het klimaat - zijn samen met lokale natuur- en milieuverenigingen de Bredase bomen zorgvuldig in kaart gebracht. Het nieuwe bomenbeleid zorgt voor adequate bescherming van waardevolle bomen, maar ook bossen en houtsingels. Het brengt vereenvoudiging van de huidige Bomenverordening 2010. Het groen op de kaart is in de toekomst beschermd en valt onder de regels van een omgevingsvergunning.

verplicht

Figuur 3.4 Uitsnede digitale bomenkaart (plangebied rood omlijnd)

Beoordeling en conclusie

Binnen het plangebied bevinden zich geen waardevolle bomen. De dichtstbijzijnde waardevolle bomen bevinden zich ten oosten van het plangebied aan de Moleneind. De houtwal die het ten oosten aan het plangebied grenst is aangemerkt als 'landschapselement'. Voorliggend planvoornemen tast dit gebied niet aan. De houtwal wordt zelfs versterkt door deze met 8 meter uit te breiden. Het bomenbeleid vormt derhalve geen belemmering voor onderhavig plan.

4 Doelstelling Van Het Bestemmingsplan

4.1 Inleiding

De doelstelling van dit bestemmingsplan is het mogelijk maken van een woongebouw met 72 appartementen, ter plaatse van het nog onbebouwde perceel aan de Meulenspie ten oosten van de schoolgebouwen van Curio Scala.

4.2 Beschrijving Plan

Ter plaatse van het onbebouwde perceel op de hoek van de Meulenspie in Teteringen wordt een woongebouw gerealiseerd met in totaal 72 middeldure huurappartementen. Het woongebouw heeft 3 tot 4 bouwlagen, een maximale bouwhoogte van 14 meter. De woningen voldoen aan de voorwaarden die Breda in zijn verordening stelt aan middeldure huurappartementen.

verplicht

Figuur 4.1 3D-Weergave bouwvolume nieuwe situatie plangebied

Verkeer en parkeren

Aan weerszijden van het woongebouw worden parkeerterreinen gerealiseerd op het maaiveldniveau. Door de parkeerterreinen af te schermen met groen en bomen wordt het parkeren landschappelijk ingepast.

De parkeerplaatsen worden direct ontsloten op de Meulenspie. In verband met het fietspad aan de Meulenspie zullen er, indien nodig, veiligheidsmaatregelen worden getroffen om de verkeersveiligheid van deze oversteekplaats te handhaven.

Inrichting, architectuur en openbare ruimte

De verdere uitwerking van het plangebied wordt overgelaten aan de markt. Om richting te geven aan de inrichting, architectuur en ontwerp is er door de gemeente Breda een beeldkwaliteitsplan opgesteld waaraan de verdere uitwerking moet vooldoen. Het beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 17 toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan.

Onderhavige ontwikkeling betreft de realisatie van een woongebouw in het groen. Het woonblok volgt de hoofdverkavelingsrichting van de bestaande bebouwing aan de zuidzijde van de Meulenspie. Aan de zuidzijde staat de bebouwing binnen de aangegeven bouwgrens en minimaal op circa 4 m afstand van de bestaande bomen. Aan de oostzijde van het plangebied wordt ruimte gereserveerd voor een groenzone van minimaal 8 meter breed, waardoor de bestaande houtwal uitgebreid kan worden. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd met een haag en worden parkeervakken landschappelijk aangekleed. Aan de noord-oostzijde komt een haag en worden bomen geplant.

Door het appartementenblok als U-vorm te situeren met de opening richting het noorden, ontstaat er een geluidsluwe buitenruimte aan de binnenzijde van het blok. Hierdoor kunnen er comfortabele buitenruimtes gecreëerd worden en levert het ook een beter geluidsniveau op voor de bestaande woningen aan de Meulenspie. Het gebied binnen de U-vorm van het gebouw wordt semi-openbaar en ingericht als groenzone, vrij van gemotoriseerd verkeer en parkeren. De architectuur en materiaalgebruik van het nieuwe woongebouw zal aansluiten bij de jaren '30 stijl van de reeds bestaande woningen aan de Meulenspie.

verplicht

Figuur 4.2 Beoogde indeling plangebied in de nieuwe situatie

Steenuil

Het plangebied is gelegen in de nabijheid van de steenuil. De steenuil is een beschermde inheemse diersoort. Om het foerageergebied van de steenuil niet aan te tasten zijn er een aantal uitgangspunten opgesteld, waar het ontwerp van het plangebied zich aan dient te houden. Zo dienen de uilenkamers behouden te blijven en moet het plangebied door middel van hagen en bomen goed worden afgeschermd om zo het foerageergebied van de steenuil niet te verstoren. Voorliggend planvoornemen tast het foerageergebied van de steenuil niet aan, dit wordt verder toegelicht in paragraaf 5.5, waar de rapporten van Bureau Waardenburg over de steenuil nader worden besproken.

4.3 Duurzaamheidsaspecten

Gemeente Breda heeft de ambitie in 2044 CO2-neutraal te zijn. De landelijke ambitie is in 2050 gasloos en nieuwbouw bijna energie neutraal in 2020. Bij nieuwbouw zal gestreefd worden naar:

  1. bouw zo energiezuinig en duurzaam mogelijk;
  2. kijk naar de gunstige energie infrastructuur.

Een duurzame ontwikkeling stelt eisen aan het energiegebruik en de energiebronnen van de locatie. De voorkeurvolgorde voor maatregelen is:

  • beperken energieverbruik;
  • toepassen duurzame energiebronnen;
  • efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen.

De ontwikkelaar wordt gevraagd naar de aanvullende ambities op het gebied van duurzaamheid, zodat in een vroeg stadium meegedacht kan worden over zaken als materialisering, duurzame grondstoffen en gesloten grondbalans.

Omliggend terrein wordt in zijn totaliteit groen en parkachtig ingericht.

Er zijn mogelijke andere duurzaamheidsaspecten die toegepast kunnen worden: warmtepomp, zonnepanelen en deels halfopen bestrating parkeerplaatsen. Eén ander zal bij de verdere uitwerking en de omgevingsvergunning bouwen nader aan bod komen.

5 Milieu En Landschap

Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met milieuhygiënische aspecten. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieu hygiënische aspecten die van belang zijn voor het plangebied nader toegelicht.

5.1 Bodem

De bodemkwaliteit is in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van belang indien er sprake is van functieveranderingen en/of een ander gebruik van de gronden. De bodem moet geschikt zijn voor de functie. Mocht er een verontreiniging te verwachten zijn dan wel mocht deze feitelijk aanwezig zijn, dan dient voor vaststelling van een plan en/of het nemen van het besluit inzichtelijk gemaakt te worden of de bodemverontreiniging de voorgenomen functie- en/of bestemmingswijziging in het kader van gezondheid en/of financieel gezien in de weg staat.

In opdracht van Gemeente Breda Directie Ruimtelijk en Economisch Domein is door Wematech Bodem Adviseurs B.V. een verkennen bodemonderzoek en een verkennend onderzoek asbest en PFAS uitgevoerd. De volledige rapportages zijn aan voorliggend bestemmingsplan toegevoegd als Bijlage 1 en Bijlage 2. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.

Verkennend bodemonderzoek

Het doel van het verkennend bodemonderzoek is het verkrijgen van inzicht in de actuele bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie en op basis hiervan na te gaan of de bodemkwaliteit een belemmering kan opleveren voor de voorgenomen eigendomsoverdracht.

Bij de uitgevoerde grondboringen zijn op basis van zintuiglijke beoordeling sporen van baksteen aangetroffen in de bovengrond ter plaatse van de gehele onderzoekslocatie. Ter plaatse van boring 01 zijn van 0 tot 20 cm-mv zwakke bijmengingen met puin aangetroffen. Deze aangetroffen bijmengingen worden, gezien het gebruik en de historie van de locatie, niet aangemerkt als zijnde asbestverdacht. Er zijn geen afwijkingen aangetroffen ter plaatse van de gedempte sloot.

Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond met antropogene bijmengingen ter plaatse van de oostzijde van de locatie (MM02) licht verontreinigd is met lood. De bovengrond met bijmengingen ter plaatse van de westzijde van de locatie (MM01) en zintuiglijk schone bovengrond (MM03) is niet verontreinigd. De ondergrond is niet verontreinigd.

Het grondwater is licht verontreinigd met barium en zink en plaatselijk ook licht verontreinigd met kobalt en nikkel. Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond en ondergrond voldoen aan de klasse achtergrondwaarde.

De eventueel tijdens de bouwactiviteiten vrijkomende bovengrond is geschikt voor hergebruik ter plaatse. Voor een formeel oordeel van de toepassingsmogelijkheden van de vrijkomende grond (hergebruik) dient voldaan te worden aan hetgeen wat beschreven staat in de Regeling en het Besluit bodemkwaliteit (aanwezigheid bodemfunctiekaart en/of AP04 onderzoek inclusief PFAS). Vooralsnog dienen voor de overtollige grond, afkomstig van de onderzoekslocatie, de eisen van het binnen de gemeente van toepassing zijnde beleid in acht genomen te worden.

Gezien de verkregen resultaten van het onderzoek dient de gestelde hypothese "niet verdachte locatie" formeel gezien verworpen te worden. Gezien de geringe overschrijdingen en het van nature voorkomen van verhoogde achtergrondgehaltes in het grondwater is het echter gerechtvaardigd de gestelde hypothese te accepteren.

Op basis van het historisch onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan gesteld worden dat binnen de huidige functieklasse geen gebruiksbeperkingen hoeven te worden gesteld aan de onderzoekslocatie. De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.

Verkennend onderzoek asbest en PFAS

Het doel van het verkennend onderzoek asbest en PFAS is het aanvullend bepalen van de aanwezigheid van asbest en PFAS in de bodem en op basis hiervan na te gaan of de bodemkwaliteit een belemmering kan opleveren voor de voorgenomen werkzaamheden.

Op basis van zintuiglijke beoordeling zijn bij het uitvoeren van de boringen en het graven van de gaten sporen baksteen en plaatselijk ook sporen van beton aangetroffen in de bovengrond. Ter plaatse van boring/gat 01 zijn sporen van baksteen aangetroffen tot een diepte van 100 cm-mv. Ter plaatse van gat G20 (aan de noordwestzijde van de locatie) zijn matige bijmengingen met beton en zwakke bijmengingen met baksteen aangetroffen in de bovengrond. Deze waarneming komt overeen met die van het verkennend bodemonderzoek. Op een diepte van 50-100 cm-mv zijn nog sporen van baksteen en beton aangetroffen. Voor het overige zijn op basis van zintuiglijke beoordeling geen bijzonderheden aangetroffen.

Bij de veldinspectie kan rekening gehouden worden met een inspectie-efficientie van 70 %. Bij de beoordeling van het opgegraven materiaal wordt gesteld dat een inspectie-efficientie van 70-90 % is bereikt. Bij de uitgevoerde maaiveldveldinspectie zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Er is analytisch geen asbest aangetoond in de grond.

Op basis van de aangetroffen gehalten PFAS kan worden geconcludeerd dat voor de humeuze bovengrond wel een beperking geldt ten aanzien van het toepassen van de grond in grondwaterbeschermingsgebieden (gebiedstoets). Voor de niet humeuze bovengrond geldt geen toepassingsbeperking.

Op basis van de aangetroffen gehaltes PFAS geldt voor de humeuze ondergrond een beperking voor toepassing in een oppervlaktewater en grondwaterbeschermingsgebied (gebiedstoets). Voor de niet humeuze ondergrond geldt geen toepassingsbeperking.

Voor een formeel oordeel van de toepassingsmogelijkheden van de vrijkomende grond (hergebruik) dient voldaan te worden aan hetgeen wat beschreven staat in de Regeling en het Besluit bodemkwaliteit. Vooralsnog dienen voor de overtollige grond, afkomstig van de onderzoekslocatie, de eisen van het binnen de gemeente van toepassing zijnde beleid in acht genomen te worden.

Conclusie

De resultaten uit het verkennend bodemonderzoek en het verkennend onderzoek asbest en PFAS vormen geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.

5.2 Geluid (Verkeer)

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald, dat bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan waarbij mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing binnen geluidzones van (spoor)wegen, middels een akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond of ter plaatse de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is door Tritium Advies een akoestisch onderzoek wegverkeer- en spoorweglawaai uitgevoerd. De volledige rapportage van het onderzoek is als Bijlage 3 toegevoegd aan het bestemmingsplan. Hieronder worden meest relevante resultaten en conclusies weergegeven.

Beoordeling

Voor wegverkeerslawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de wegen Oosterhoutseweg, Posthoorn, Moleneind, Nieuwe Kadijk en Galgestraat. Het plan is tevens gelegen in de nabijheid van de 30 km/uur weg Meulenspie.

Voor spoorweglawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de spoorlijn Breda - Tilburg.

Spoorweglawaai

Voor de spoorlijn Breda - Tilburg geldt dat de voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai van 55 dB op de zuidgevels ter plaatse van de tweede en derde verdieping met 1 dB wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde wordt echter niet overschreden. Derhalve is het mogelijk om een beschikking hogere waarde aan te vragen bij de gemeente indien de toepassing van overdrachts- of bronmaatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend is dan wel overwegende bezwaren ontmoet en wordt voldaan aan de voorwaarden uit het gemeentelijk geluidbeleid.

Het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm (overdrachtsmaatregelen) gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting ten gevolge van het spoorwegverkeer tot de voorkeursgrenswaarde ontmoet in de onderhavige situatie overwegende bezwaren van financiële aard. Het is namelijk niet realistisch om een extra geluidscherm/geluidwal aan te brengen om de geluidbelasting ter plaatse van enkele appartementen te reduceren. Derhalve wordt onderbouwd verzocht hogere waarde te verlenen voor spoorweglawaai conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder.

Wegverkeerslawaai

Voor de 30 km/uur weg Meulenspie geldt dat de geluidbelasting op de noordgevel van het westelijke gedeelte van het appartementengebouw richtwaarde met maximaal 4 dB overschrijdt. Voor 30 km/uur wegen kan echter geen hogere waarde worden verleend, aangezien deze wegen niet zoneplichtig zijn.

Voor de gezoneerde wegen Moleneind, Oosterhoutseweg en Galgestraat geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze wegen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe appartementen overschrijdt. Voor de Posthoorn en Nieuwe Kadijk geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe appartementen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB met respectievelijk maximaal 1 en 15 dB overschrijdt. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor nieuwbouw in stedelijk gebied wordt nergens overschreden. Derhalve is het mogelijk om een beschikking hogere waarde aan te vragen bij de gemeente indien de toepassing van overdrachts- of bronmaatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend is dan wel overwegende bezwaren ontmoet en wordt voldaan aan de voorwaarden uit het gemeentelijk geluidbeleid.

Het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm (overdrachtsmaatregelen) gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer tot de voorkeursgrenswaarde ontmoet in de onderhavige situatie overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke en financiële aard. Het vergroten van de afstand tussen geluidbron en ontvanger is in onderhavige situatie niet doeltreffend. Voor het toepassen van stiller wegdek (bronmaatregel) geldt dat de voorkeurgrenswaarde nog altijd wordt overschreden. Deze geluidreducerende maatregel is derhalve eveneens niet doeltreffend. Het toepassen van een stiller wegdek ontmoet bovendien overwegende bezwaren van financiële aard. Vanwege de zeer geringe overschrijding van de voorkeursgrenswaarde (maximaal 0,3 dB) wordt de toepassing van bronmaatregelen op de Posthoorn niet realistisch geacht.

'Ontheffing beleid Wet geluidhinder: wegverkeeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai'

Ten behoeve van het akoestisch onderzoek is tevens rekening gehouden met het document "Ontheffingenbeleid Wet geluidhinder: wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai" d.d. augustus 2007 van de gemeente Breda.

Onderhavig plan vult een open plan op naast bestaande bebouwing. Derhalve wordt voldaan aan één van de in dit beleidsstuk genoemde subcriteria.

Ieder appartement met een geluidbelasting hoger dan 53 dB incl. aftrek conform art. 110g Wgh dient te beschikken over een geluidluwe gevel. Voor onderhavig plan zijn dit de west-, zuid- en een gedeelte van de oostgevel. In bijlage 5 zijn de gevels aangegeven waar de voornoemde geluidbelasting van 53 dB incl. aftrek overschreden wordt.

De indeling van het bouwvolume is nog niet bekend. Om de appartementen gelegen aan de geluidbelaste gevels te kunnen voorzien van een geluidluwe gevel dienen de appartementen te worden gesitueerd middels een tweezijdige oriëntatie. Ieder geluidbelast appartement dient te worden voorzien van een verblijfsruimte met een te openen raam aan de geluidluwe binnengevel van het plangebied.

Eventuele appartementen in de hoeken van het appartementengebouw dienen tevens te beschikken over geluidluwe gevels. Voor de hoeken van het appartementengebouw is dit echter niet vanzelfsprekend. Hiervoor zijn diverse stedenbouwkundige oplossingsrichtingen mogelijk. Indien deze oplossingsrichtingen niet mogelijk blijken, kan het geluidluw spuien van een verblijfsruimte alsnog mogelijk worden gemaakt.

De voornoemde voorwaarden dienen te worden geborgd in de regels van het bestemmingsplan. Indien deze voorwaarde worden nageleefd, wordt voldaan aan de (sub)criteria uit het geluidbeleid van de gemeente Breda en wordt onderbouwd verzocht hogere waarde te verlenen conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder.

Conclusie

Aangezien in onderhavige situatie sprake is van een procedure hogere waarde, is voor de appartementen een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels nodig. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform een nader onderzoek) is vervolgens een goed akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd.

5.3 Bedrijven En Milieuzonering

In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) wordt informatie gegeven over de gemiddelde milieubelasting van de verschillende typen bedrijven en instellingen. De milieucategorie geeft daarbij een indicatie over de afstand, die tussen de diverse bedrijfstypen en een rustige woonwijk of een milieugevoelig object dient te worden aangehouden, om hinder uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

In opdracht van de gemeente Breda is door Wematech Milieu Adviseurs B.V. een onderzoek bedrijven en milieuzonering verricht naar mogelijke hinder die zou kunnen optreden als gevolg van het realiseren van het plangebied. De volledige rapportage is aan voorliggend bestemmingsplan toegevoegd als Bijlage 4. Hieronder volgen enkel de conclusies uit het onderzoek.

Beoordeling

In onderhavig onderzoek is nagegaan welke mogelijke hinder kan optreden als gevolg van het realiseren van het appartementengebouw aan de Meulenspie te Teteringen.

Voor onderhavige situatie zijn volgende aspecten beoordeeld:

  1. in hoeverre kan ter plaatse van de gevoelige objecten binnen het plangebied een acceptabel woon en leefklimaat worden gewaarborgd gezien de aanwezigheid van mogelijk belemmerende bestemmingen in de omgeving van het plangebied;
  2. of de omliggende bestemmingen als gevolg van de realisatie van het plangebied belemmerd worden in de activiteiten die zij op grond van het bestemmingsplan mogen ontplooien;

Hiertoe is een inventarisatie gemaakt van mogelijk belemmerende bestemmingen in de omgeving van het plan op basis van de vigerende bestemmingsplannen. In voorliggend onderzoek is voor het bestemmingsplan "Meulenspie - Valkenstraat" beoordeeld welke bestemmingen relevant zijn en mogelijk hinder (geur, stof, geluid en gevaar) ter plaatse van het plangebied kunnen veroorzaken. Voor de bestemmingen die een overlap hebben met het initiatief is nader beschouwd welke bedrijven aanwezig zijn.

Uit het hinderonderzoek is gebleken dat het Curio Scala aan de Meulenspie 2 een richtafstand heeft die een overlap heeft met onderhavig plangebied.

Om het Curio Scala niet in zijn bedrijfsvoering te belemmeren en ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen en buitenruimten binnen het plangebied een acceptabel woon- en leefklimaat te garanderen, worden binnen een afstand van 10 meter vanaf de inrichtingsgrens van de school geen geluidgevoelige objecten of buitenruimten gerealiseerd. Geluidhinder als gevolg van de middelbare school valt ter plaatse van geluidgevoelige objecten en buitenruimten binnen het plangebied dan ook niet te verwachten. Door binnen 10 meter van de inrichtingsgrens van de school geen geluidgevoelige bestemmingen en buitenruimten te situeren, wordt tevens voldaan aan de richtafstand voor gevaar van 10 meter. Afwijken van de richtafstand is in onderhavige situatie niet mogelijk gezien voor het aspect gevaar immer een richtafstand van 10 meter zal gelden.

Als gevolg van het Curio Scala mag ter plaatse van het plangebied geen licht- en trillinghinder, maar wel een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking voor personenvervoer worden verwacht. Het plangebied maakt gebruik van dezelfde ontsluiting als het Curio Scala. Door de verkeersaantrekkende werking van de middelbare school kan er ter plaatse van het plangebied verkeershinder worden verwacht. De verkeersaantrekkende werking van de school vindt met name plaats ten tijden van de openings- en sluitingstijden. De minimale verkeershinder als gevolg van de school is daarmee niet onafgebroken aanwezig en van een acceptabel niveau.

Van het appartementengebouw, mag hinder als gevolg van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar niet worden verwacht.

Om de middelbare school niet in zijn bedrijfsvoering te belemmeren en te kunnen voldoen aan de richtafstand voor geluid, worden binnen 10 meter van de inrichtingsgrens geen geluidgevoelige objecten en buitenruimten gerealiseerd. Hiermee wordt tevens voldaan aan de richtafstand voor gevaar.

Voor overige omliggende bedrijfsvoeringen kan worden geconcludeerd dat deze niet worden belemmerd in de vigerende rechten die op grond van het bestemmingsplan toegekend zijn. Deze bedrijfsvoeringen hebben geen invloed op het plangebied.

Conclusie

Op basis van de resultaten uit het onderzoek vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

5.4 Watertoets

Water en ruimtelijke ordening hebben met elkaar te maken. Enerzijds is water een sturende factor in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals wateroverlast, slechte waterkwaliteit en verdroging te voorkomen. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen dan ook verplicht.

Ten behoeve van de watertoets is een waterparagraaf opgesteld waarin de effecten van voorliggend planvoornemen aan bod komen. De volledige waterparagraaf is als Bijlage 5 aan het bestemmingsplan toegevoegd. Hieronder zijn enkel de conclusie uit het onderzoek opgenomen.

Beleid Waterschap Brabantse Delta

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente Breda. Het beleid van het waterschap is opgenomen in het 'Waterbeheerprogramma 2022-2027', welke is vastgesteld op 1 december 2021. De 'Keur Waterschap Brabantse Delta 2015' bevat vervolgens regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van het oppervlaktewater en grondwater.

De drie Brabantse waterschappen (Aa en maas, De Dommel en Brabantse Delta) hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'beleidsregel Hydrologische uitgangspunten voor afvoeren van hemelwater'. Bij toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat de plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 500 m2 is er vanuit het waterschap een compensatieverplichting. Tot 500 m2 is de gemeente het bevoegd gezag.

Gemeentelijk beleid: Stedelijk Waterplan 2019-2023 'Breda water bewust'

Het Stedelijk Waterplan (SWP) is een goed planinstrument om mee te kunnen bewegen met de trends en ontwikkelingen binnen dit vakgebied. Zo is er bijvoorbeeld sprake van meer extreme neerslag door klimaatverandering, een veranderende verhouding tussen overheid en burgers en verandering in wetgeving. Naast het inspelen op nieuwe ontwikkelingen heeft de gemeente de taak om haar watertaken te vervullen. Met betrekking tot stedelijk water brengt de gemeente Breda in de SWP de opgave voor de komende planperiode in beeld en laat zien op welke wijze hier strategisch invulling aan gegeven wordt. Daarnaast brengt de gemeente in beeld hoe ze vanuit de zorgplicht riolering kan bijdragen aan gemeenschappelijke doelen. Vandaar dat de gemeente Breda het SWP noemt in plaats van het GRP (Gemeentelijk Rioleringsplan). Onder 'stedelijk water' worden verstaan: de riolering, het grondwater, waterbergende voorzieningen en Bredase stadswateren.

De gemeente Breda hanteert de volgende hemelwaterbeleidsregels voor wat betreft het verhard oppervlak bij ruimtelijke ontwikkelingen:

Oppakken verhard oppervlak:

Onder oppakken van verhard oppervlak wordt verstaan het opbreken van verharding, het terugplaatsen van dezelfde of nieuwe verharding en sloop en nieuwbouw van gebouwen. Bij het oppakken van verhard oppervlak moet de ontwikkelende partij op eigen terrein kleine buien op een zo natuurlijk mogelijke wijze verwerken en schone en vuile waterstromen gescheiden aanleveren tot aan de perceelgrens. Als werknorm wordt 70 m3 per ha op te pakken verhard oppervlak gehanteerd. Dit staat gelijk aan het lokaal verwerken van 7 mm neerslag. Om de bergingscapaciteit voor een volgende bui weer beschikbaar te hebben moet het hemelwater binnen 3 dagen (op natuurlijke wijze) zijn weggezakt in de bodem.

Toename verhard oppervlak:

Bij een toename van het verhard oppervlak moet de ontwikkelende partij op eigen terrein extreem zware buien kunnen verwerken en schone en vuile waterstromen gescheiden aanleveren tot aan de perceelgrens. Een bui die gemiddeld eenmaal per 100 jaar voorkomt wordt beschouwd als een extreem zware bui. De hemelwatervoorzieningen voor de verwerking van de klein(re) buien zijn in de meeste gevallen dan ontoereikend. Ter bepaling van het ruimtebeslag en retentiecapaciteit van de hemelwaterverwerkende voorziening wordt een werknorm van 780 m3 waterberging per ha toename van het op de riolering afvoerend verhard oppervlak gehanteerd. Dit staat gelijk aan het bergen van 78 mm neerslag. Bij de uitvoering van het hemelwaterbeleid wordt als uitgangspunt gehanteerd dat bij een duurzame invulling de bergingsopgave minimaal 60 mm bedraagt in plaats van 78 mm. Onder duurzame invulling wordt verstaan de instandhouding en verbetering van het watersysteem door infiltratie en zuivering in een bovengronds systeem. Groene daken mogen, mits het dak minimaal 20 mm water kan bergen, als "onverhard" worden beschouwd.

Vooruitlopend op het nieuwe waterbeleid welke geïntegreerd zal worden bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet, is op verzoek van de gemeente Breda in de waterparagraaf rekening gehouden met een waterbergingsopgave van 20 mm bij vervanging van verhard oppervlak tussen de 500 m2 en 10.000 m2.

Waterbergingsopgave

Middels de waterparagraaf (Bijlage 5) is onderzocht wat de waterhuishoudkundige consequenties zijn van de beoogde nieuwbouw van een appartementencomplex aan de Meulenspie te Teteringen.

Het relevante waterbeleid is tegen het licht gehouden om te beoordelen wat de belangrijke uitgangspunten zijn met betrekking tot het aspect water. Daarnaast om te beoordelen in hoeverre er mogelijk sprake is van belemmeringen ten aanzien van eventuele beschermingszones. Hieruit is gebleken dat er er geen directe belemmeringen zijn voor het planvoornemen.

Daarnaast is er een watertoets uitgevoerd om te bepalen wat de noodzakelijke bergingscapaciteit voor het op te vangen hemelwater dient te zijn als gevolg van (de toename van) het verhard oppervlak. Gezien er reeds een compensatieopgave heeft plaatsgevonden is er geen waterbergingseis met bijbehorende compensatieopgave. Wel is er gezien de recente klimaatontwikkelingen de wens om een waterberging te creëren in het plan zelf, dit om kleinere buien ter plaatse op te kunnen vangen. Uit de indicatieve berekening blijkt dat er op basis van de compensatiewens een bergingsopgave in het plangebied ligt voor de opvang van circa 40 m3 hemelwater.

Binnen het plangebied zijn mogelijkheden om de waterberging op het eigen terrein te realiseren, waarbij een wadi in de parkzone/groene zondes rondom het appartementencomplex het meest voor de hand ligt en vanuit de gemeente gewenst is. Indien noodzakelijk, dan wel gewenst, kan de gewenste bergingscapaciteit verkleind worden door het toepassen van groene daken of waterpasserende verharding.

Conclusie

Het aspect waterhuishouding vormt derhalve geen belemmering voor het realiseren van voorgestane ontwikkeling.

5.5 Wet Natuurbescherming

Vanuit Europese- en nationale regelgeving dient onderzocht te worden welke effecten de voorgenomen ingreep heeft op beschermde gebieden (Natura 2000 en Natuurnetwerk Nederland) en op beschermde flora en fauna.

5.5.1 Flora en fauna

Quickscan flora en fauna

Om inzicht te krijgen in de aanwezige ecologische waarden is door Florauna Natuuradvies een quickscan flora en fauna opgesteld. Het onderzoek is toegevoegd als Bijlage 6 bij het bestemmingsplan. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.

Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied 'Ulvenhoutse Bos' is gelegen op circa 5 kilometer ten zuiden van het plangebied. Deze beschermde gebieden zijn op dusdanige afstand gelegen dat negatieve effecten van het plan kunnen worden uitgesloten voor wat betreft verstoring door licht, geluid en trillingen. Daarnaast zijn geen effecten te verwachten voor wat betreft vernatting en verdroging. Wel dient onderzoek naar stikstofdepositie te worden uitgevoerd om te bepalen of er een toename is in stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden en aangewezen gevoelige Habitats.

De planlocatie is gelegen binnen de bebouwde komgrenzen Boswet van de gemeente Breda. Daaruit volgt dat het onderdeel houtopstanden van de Wet natuurbescherming niet aan de orde is bij eventuele kap van bomen, maar dat een kapvergunning bij de gemeente aangevraagd dient te worden indien van toepassing.

Binnen de Soortenbescherming zijn alle bewoonde vogelnesten beschermd. In het plangebied bevinden zich mogelijke nestplaatsen. Het is aan te raden om te werken buiten het broedseizoen van de meeste vogels (grofweg 15 maart -15 juli), of te werken op een manier waarbij vogels in de directe omgeving niet aan broeden beginnen. Op deze manier kan zonder nader onderzoek, mitigatie of compensatie worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Soortenbescherming worden overtreden voor wat betreft algemene vogelsoorten. Werkzaamheden binnen het broedseizoen zijn mogelijk indien is vastgesteld dat er, met het werken volgens een werkprotocol, geen nesten van broedvogels worden verstoord. Zo'n werkprotocol dient te worden opgesteld door een ter zake deskundige, en te worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. Ook zijn werkzaamheden binnen het broedseizoen mogelijk zonder werkprotocol, indien ter plaatse door een deskundige wordt vastgesteld dat er geen bewoonde vogelnesten aanwezig zijn. Een ontheffing is dan niet noodzakelijk.

Nader onderzoek is niet noodzakelijk gebleken, geschikt leefgebied voor beschermde soorten is niet aanwezig, wordt voorafgaand aan de werkzaamheden afgezet of is inmiddels onderzocht(Bijlage 7 en Bijlage 8). De algemene zorgplicht is en blijft onverminderd van toepassing voor alle andere (beschermde) soorten.

Conclusie

Gelet op de in het plangebied aanwezig biotopen zijn negatieve effecten op beschermde soorten op voorhand uit te sluiten, afgezien van de steenuil (zie hieronder). Het aspect flora en fauna vormt verder geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

Effectbeoordeling nieuwbouw Meulenspie op steenuil

Nabij het plangebied is aan het Moleneind 7 in Teteringen een vaste rust- en verblijfplaats van een steenuilpaar aanwezig. De nestplaats van de steenuil valt onder de soortenbescherming van de Wet natuurbescherming en de vaste rust- en verblijfplaats is jaarrond beschermd. Dit geldt ook voor het bijbehorende essentiële leefgebied. Indien dit wordt aangetast vervalt hiermee ook de functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaats en is er sprake van een overtreding van de Wet natuurbescherming. De vaste rust- en verblijfplaats bevindt zich op ongeveer 70 m van de voorgenomen nieuwbouw.

Om erachter te komen of er mitigerende maatregelen mogelijk zijn om het broedpaar te behouden is door Bureau Waardenburg een effectenbeoordeling van de nieuwbouw aan de Meulenspie op de steenuil opgesteld. De rapportages zijn toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan als Bijlage 7 en Bijlage 8. Hieronder worden enkel de conclusies uit het onderzoek weergegeven.

De eventuele nieuwbouw binnen 100 m van een bestaande vaste rust- en verblijfplaats van de steenuil zal hoe dan ook verlies van foerageergebied opleveren. De bouwlocatie is niet optimaal als foerageergebied voor de steenuil, omdat alleen aan de zuidkant en de oostkant begroeiing aanwezig is van waaruit gejaagd kan worden.

Indien nieuwbouw plaatsvindt dient aan de noordzijde het gebouw door een houtwal van 4-5 m breed afgeschermd te worden om lichtvervuiling vanuit het gebouw en verstoring door menselijke beweging te voorkomen. De activiteit van de steenuil kan hierdoor beperkt worden. De activiteit van de bosmuis neemt af bij verlichting en daarmee de beschikbaarheid van de bosmuis als prooisoort voor de steenuil. De paars gemarkeerde strook in figuur 5.1 aan de oostkant van het gebouw is essentieel voor de steenuil om het oostelijk hiervan gelegen perceel goed te kunnen benutten. Ook de paarse gemarkeerde strook aan de zuidkant van het gebouw is belangrijk voor de steenuil. Wel zal het belang van het westelijke deel van de strook iets afnemen, omdat de vliegtijd om dit deel te bereiken zal toenemen, waardoor dit minder aantrekkelijk wordt. Wel ligt dit nog dichtbij genoeg om een foerageerfunctie voor de steenuil te hebben.

Om het verlies aan foerageergebied te mitigeren, is het noodzakelijk om het resterende foerageergebied te optimaliseren. Dit moet in het gebied direct ten noorden van de rusten verblijfplaats door hier een houtwal en fruit- of notenbomen te planten. Ook het nu nog aangrenzende open gebied ten westen van de Meulenspie dient steenuilvriendelijk te worden ingericht. Het grote graslandperceel ten zuidwesten van de vaste rust- en verblijfplaats kan steenuil vriendelijker gemaakt worden door hier in het midden een houtwal aan te leggen of door hier een dubbel raster te plaatsen met een tussenliggende afstand van 4 m, waarbinnen zich een ruige grasmat kan ontwikkelen. Dit is een aantrekkelijke plek voor muizen.

De graslandgebieden binnen 300 m van de vaste rust- en verblijfplaats en in beheer bij de Gemeente Breda moeten met sinusbeheer beheerd worden, waardoor er altijd kort en lang gras grenzend aan elkaar aanwezig is. Dit is zowel gunstig voor de steenuil als voor de biodiversiteit.

verplicht

Figuur 5.1 Locatie van de vaste rust- en verblijfplaats van de steenuil (rode ster), essentieel leefgebied (rood omkaderd), nieuwbouwlocatie (blauw), voorstel aanleg houtwal (oranje) en behouden als natuur (paars)

Conclusie

De eventuele nieuwbouw binnen 100 meter van een bestaande vaste rust- en verblijfplaats van de steenuil zal hoe dan ook verlies van foerageergebied opleveren. Het plangebied is deels gelegen binnen 100 meter van de vaste rust- en verblijfplaats van de steenuil en is dus van belang als foerageergebied. Het plangebied is echter niet optimaal als foerageergebied, aangezien er enkel aan de oostkant en langs de zuidkant begroeiing aanwezig is in de vorm van bomen of knotwilgen, die de steenuil kan gebruiken om vanuit te jagen. Om het foerageergebied te behouden dienen de bestaande bomenrijen aan de oost- en zuidkant van het plangebied behouden te blijven. Daarnaast is voor de steenuil lichtafscherming belangrijk, aangezien de activiteit van bosmuizen, een belangrijke prooisoort, sterk afneemt bij sterke verlichting. Daarom wordt er ook voorgesteld om de noordkant van het plangebied in te richten als houtwal tegen lichthinder.

5.5.2 Stikstofdepositie

Op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is het verboden om zonder vergunning projecten of andere handelingen uit te voeren die, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. De juridische basis voor de Wet natuurbescherming zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. Per gebied zijn voor de soorten en habitattypen instandhoudingsdoelen bepaald.

Het grootste gedeelte van de Nederlandse natuurgebieden heeft te lijden onder verzuring, vermesting en verdroging. Hierdoor gaan kwetsbare en vaak bijzondere planten- en diersoorten achteruit en maken plaats voor meer algemene soorten. Een teveel aan stikstof, in de vorm van stikstofoxiden en ammoniak, is hier voor een groot deel debet aan.

Voor wat betreft stikstofdepositie dient voor nieuwe of gewijzigde plannen onderzocht te worden of er sprake kan zijn van een stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Met behulp van een rekenprogramma (Aerius Calculator) moet worden bepaald of een plan een bijdrage (>0,00 mol/ha/jaar) aan stikstofdepositie veroorzaakt ter plaatse van Natura 2000-gebieden.

Indien een bijdrage van 0,00 mol/ha/jaar wordt berekend, kan worden gesteld dat er geen sprake is van een bijdrage en daarmee het initiatief niet tot significante negatieve effecten kan leiden.

Beoordeling

Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied waar stikstofgevoelige habitattypen aanwezig zijn betreft het 'Ulvenhoutse Bos', gelegen op circa 4,5 km afstand.

Ten behoeve van onderhavig planvoornemen heeft Wematech Milieu Adviseurs B.V. een stikstofdepositieonderzoek uitgevoerd van zowel de aanlegfase als de toekomstige gebruiksfase. De volledige rapportage met bijbehorende berekeningen is aan voorliggend bestemmingsplan toegevoegd als Bijlage 9. Hieronder volgt een korte samenvatting met de belangrijkste resultaten en conclusies.

Aanlegfase

Voor de aanlegfase is aangenomen dat de bouwwerkzaamheden binnen twee jaren, gezien de omvang van het project. Per bouwjaar worden 260 werkdagen gehanteerd. Hierbij is het uitgangspunt dat de emissie bij beide bouwjaren gelijk is. Derhalve is één berekening opgesteld welke te hanteren is voor beide bouwjaren, hierbij is worstcase rekenjaar 2023 aangehouden. De inzet van mobiele werktuigen en de verkeersbewegingen van het bouwverkeer zijn aangehaald als relevante emissiebronnen tijdens de aanlegfase.

De gemeente Breda heeft in dit stadium van het planproces nog geen inzicht van de exacte inzet van mobiele werktuigen. Derhalve is aangesloten bij kengetallen die door de Rijksoverheid worden gehanteerd zoals beschreven in de 'handreiking woningbouw en Aerius'. In deze handreiking wordt uitgegaan van 3 kg NOX per woning. Voor 72 appartementen komt dit komt neer op een uitstoot van 216 kg NOX, exclusief verkeersbewegingen. Aangezien de aanlegfase in twee jaar plaats vindt, is voor de aanleg van de appartementen 108 kg NOX per bouwjaar aangehouden in de berekening.

Voor de bouwfase is aangenomen dat iedere werkdag 5 personenwagens/bestelbussen de planlocatie aandoen. Dit betekent dat 1.300 voertuigen licht verkeer per jaar de planlocatie aandoet. Voor de aan- en afvoer van materialen is gerekend met een aanname van 15 vrachtwagens per appartement. Dit komt neer op 1.080 vrachtwagens (zwaar verkeer) voor de 72 te realiseren appartementen. Worstcase zijn deze vrachtwagens in beide bouwjaren gemodelleerd.

Uit de uitgevoerde berekening kan geconcludeerd worden dat gedurende de aanlegfase van de planontwikkeling aan de Meulenspie te Teteringen de bijdrage 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Hierdoor kan de aanlegfase van het initiatief niet tot significante negatieve effecten leiden ter plaatse van de Natura 2000-gebieden.

Gebruiksfase

De relevante emissie tijdens de gebruiksfase is berekend op basis van de te verwachten toename van verkeersbewegingen met personenwagens door de toekomstige bewoners van de woningen. De woningen zelf worden gasloos uitgevoerd en zijn derhalve niet relevant voor de emissie van stikstof.

Uit de uitgevoerde berekening wordt geconcludeerd dat het projecteffect op de Natura 2000-gebieden ten gevolge van de gebruiksfase gelijk is aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten.

Conclusie

Op basis van de bovenstaande beoordeling wordt geconcludeerd dat negatieve effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van onderhavig planvoornemen zijn uitgesloten. Het aspect stikstofdepositie vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.

5.5.3 Conclusie Wet natuurbescherming

Gezien de ruime afstand tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied 'Ulvenhoutse bos', zijn andere negatieve effecten als lichthinder en verdroging als gevolg van onderhavige ontwikkeling uitgesloten. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.6 Cultureel Erfgoed

In 'Grondstof voor de toekomst, programma erfgoed 2019-2025' is vastgesteld dat erfgoed wordt benut als onderlegger voor de (her)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. De erfgoedkaarten vormen nu letterlijk de onderlegger voor het handelen van de gemeente. Archeologie, historische geografie en gebouwd erfgoed vormen hierbij een belangrijk uitgangspunt voor ontwikkelingen. Archeologie is vastgelegd in de Archeologie Beleidskaart gemeente Breda, historische geografie en gebouwd erfgoed zijn vastgelegd in de Beleidsadvieskaart Breda's Erfgoed, deel 2 Historische geografie en gebouwd erfgoed. De kaarten dienen, zoals vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening, als leidraad voor de erfgoedadvisering bij het opstellen of afwijken van bestemmingsplannen.

5.6.1 Archeologie

Op basis van de Archeologische Beleidskaart gemeente Breda is het plangebied vrijgegeven van archeologisch onderzoek. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek derhalve niet verplicht.

verplicht

Figuur 5.2 Uitsnede Archeologische Beleidskaart gemeente Breda

5.6.2 Historische geografie

Op basis van de Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Breda heeft het plangebied een lage cultuurhistorische waarde. Het plangebied is in de bestaande situatie onbebouwd, waardoor er geen bebouwing aanwezig is van cultuurhistorische waarde. De woningen aan de Meulenspie zijn aangeduid als 'gebouwd of aangelegd na 2008'. Het groene gebied rondom het plangebied heeft een middelhoge cultuurhistorische waarde en de lint bebouwing aan het Moleneind een hoge cultuurhistorische waarde. De woning aan Moleneind 1 is aangeduid als rijksmonument. De cultuurhistorischee waarden rondom het plangebied worden met onderhavig plan niet aangetast.

verplicht

Figuur 5.3 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Breda

5.6.3 Gebouwd erfgoed

Binnen het plangebied zijn geen monumenten of andere gebouwen met cultuurhistorische waarden aanwezig. Ten oosten van het plangebied is de woning aan de Moleneind 1 aangewezen als rijksmonument. Voorliggend planvoornemen heeft geen effect op dit gebouw.

5.6.4 Conclusie cultureel erfgoed

Met de ontwikkeling van onderhavig plangebied worden geen archeologische en/of cultuurhistorische waarden aagetast. Het aspect cultuureel erfgoed vormt derhalve geen belemmering voor de planvorming.

5.7 Verkeer En Parkeren

5.7.1 Verkeer

Op basis van de kencijfers van het CROW komt de verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling van het plangebied neer op 432 mvt/etmaal (6 motorvoertuigbewegingen per woning x 72 woningen). De verkeersafwikkeling wordt beoordeeld op een maatgevende dag, een werkdag. De weekdag wordt conform het CROW met de factor 1,11 opgehoogd om de verkeersgeneratie van een werkdag te bepalen. Op een gemiddelde werkdag is zodoende sprake van een verkeerstoename van 480 mvt/etmaal.

Het plangebied sluit direct aan op de Meulenspie. De Meulenspie is een erftoegangsweg, gelegen binnen de bebouwde kom, die in het westen aansluit op de Oosterhoutseweg. De Oosterhoutseweg dient als gebiedsontsluitingsweg voor Teteringen en vormt daarmee de belangrijkste verkeersader van Teteringen. Deze weg doorkruist het dorp en verbindt Teteringen in het zuiden met de Nieuwe Kadijk (Breda) en in het noorden met Oosterhout.

Meulenspie

Op de Meulenspie bedraagt de huidige verkeersintensiteit op een gemiddelde weekdag niet meer dan 1.100 mvt /etmaal (bron: gemeente Breda, 2022). Een autonome groei in ogenschouw nemend, zal deze intensiteit tot 2032 kunnen toenemen tot 1.600 mvt/etmaal. Met de ontwikkeling worden daar circa 480 motorvoertuigbewegingen aan toegevoegd. Dergelijke erftoegangswegen als de Meulenspie (erftoegangswegen type I binnen de bebouwde kom) kunnen doorgaans tussen de 4.000 en 6.000 mvt/etmaal afwikkelen. Gezien de lage verkeersintensiteit zal de toevoeging van verkeer van en naar het plangebied er niet toe leiden dat er knelpunten ontstaan met betrekking tot de afwikkeling van het verkeer. De maximale verwerkingscapaciteit van de Meulenspie wordt bij lange na niet bereikt.

Oosterhoutseweg

Vanuit de Meulenspie sluit het verkeer aan op de Oosterhoutseweg. Naast onderhavige woningbouwontwikkeling zijn er in Teteringen meerdere woningbouwprojecten gepland die aansluiten op de Oosterhoutseweg zoals Woonakker aan de noordkant van Teteringen. De gemeente Breda heeft daarom aan verkeersbureau Sweco gevraagd om een verkeerskundig onderzoek uit te voeren van de Oosterhoutseweg als gevolg van de verschillende geplande woningbouwprojecten. Het volledige rapport is toegevoegd als Bijlage 10, hieronder volgen enkel de conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek.

In de huidige situatie is op de Oosterhoutseweg over het algemeen sprake van een goede verkeersafwikkeling, maar met name in de spits (tijdens een piekmoment van 30 minuten) kunnen op een aantal kruispunten doorstromingsproblemen ontstaan met langere wachtrijen en wachttijden tot gevolg. Uit het onderzoek blijkt dat de verkeersdoorstroming op de Oosterhoutseweg na de realisatie van alle woningbouwprojecten in en rondom Teteringen verder onder druk komt te staan. Een belangrijke oorzaak hiervan is dat er sprake is van erg veel doorgaand verkeer op de Oosterhoutseweg. Uit een uitgevoerd kentekenonderzoek blijkt dat een groot deel van het doorgaande verkeer uit delen van Oosterhout en Breda komt dat gezien de reistijd beter via de A27 zou kunnen rijden. In principe is de aanwezigheid van doorgaand verkeer acceptabel, zolang dit beperkt blijft. Op dit moment belemmert het doorgaande verkeer echter de lokale verkeersafwikkeling van het verkeer uit Teteringen en dat heeft prioriteit.

Inwoners van Teteringen hebben aandacht gevraagd voor de bestaande verkeersproblemen op de Oosterhoutseweg en daarbij verzocht deze aan te pakken voordat nieuwe woningen in Teteringen worden gebouwd. Door het college van burgemeester en wethouders is toegezegd dat een aantal verkeersmaatregelen op de Oosterhoutseweg zullen zijn uitgevoerd, voordat nieuwe woningen worden opgeleverd in Teteringen. Dit past binnen het huidige bestuursakkoord 'Lef en Liefde', waarin is vermeld dat de ontsluiting van onder andere Teteringen in kaart wordt gebracht, omdat de leefbaarheid en opstoppingen tijdens de spits daar aandacht vragen. Concreet betreft dit de volgende maatregelen in de komende jaren:

2022:

  • Kleine aanpassingen aan het huidige doseersysteem.
  • Overleg met de gemeente Oosterhout over het verminderen van doorgaand verkeer.

2023:

  • Vervangen van de verkeerslichten, waardoor het verkeer beter kan worden afgewikkeld.
  • Vervangen van het verkeersdoseersysteem, rekening houdend met de manier van meten (wachtrijlengte). Het doseersysteem wordt verder uitgebreid met meer meetvakken en ook worden de wachtrijen gemeten zodat er beter en nauwkeuriger kan worden gedoseerd.
  • Het plaatsen van extra informatiepanelen op strategische locaties in Oosterhout om gebiedsgericht doorgaand verkeer naar een andere route te sturen.
  • Aanpassing kruispunt met de Burgemeester Verdaasdonklaan: gewijzigde rijstrokenindeling op de westelijke tak (Burgemeester Verdaasdonklaan), zodat rechts afslaand verkeer meer afrijcapaciteit krijgt.
  • Onderzoek naar noodzaak aanpassing kruispunt Oosterhoutseweg/Aanstede.

2024 en 2025:

  • Voor Woonakker: aanpassing kruispunt Oosterhoutseweg/Heijackerdreef. Op de westelijke tak (Heistraat) komt een aparte strook voor rechts afslaand verkeer.
  • Eventuele aanpassing kruispunt Oosterhoutseweg/Aanstede.

Met de uitvoering van de bovenstaande maatregelen kan de Oosterhoutseweg een toevoeging van extra verkeer als gevolg van de voorziene woningbouwontwikkelingen Meulenspie en Woonakker goed afwikkelen.

Er is geen reden om de planologische besluitvorming uit te stellen totdat de verkeersmaatregelen daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Voor de woningbouwlocatie aan de Meulenspie geldt dat de gemeente eigenaar is van de grond en daardoor zelf in de hand heeft wanneer de woningen kunnen worden gerealiseerd. Ervan uitgaande dat voor de locatie Meulenspie de laatste verkeersmaatregelen in 2023 zijn uitgevoerd, zal de keuze van het moment van verkoop van de gronden aan een projectwikkelaar op die datum worden afgestemd en daarmee ook het moment waarop een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden aangevraagd. Bij de keuze van dat moment zal ook rekening worden gehouden met de verwachte tijd die gemoeid zal zijn met het bouwen van de woningen.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling zorgt voor een toename van het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied. Met de toegezegde uitvoering van een aantal aanpassingen aan de Oosterhoutseweg zal dit echter niet leiden tot knelpunten met betrekking tot de afwikkeling van het verkeer op de ontsluitende wegen en kruispunten, aangezien die verkeersmaatregelen zullen zijn uitgevoerd nog voordat de 72 appartementen aan de Meulenspie zijn gerealiseerd. Het aspect verkeer staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.

5.7.2 Parkeren

In 2021 is de 'Nota Parkeernormen Breda 2021' vastgesteld. In deze nota zijn kwalitatieve en kwalitatieve eisen opgenomen die de gemeente Breda stelt aan auto- en fietsparkeren in nieuwbouw-, uitbreidings- en transformatieontwikkelingen.

Met parkeernormen wordt in nieuwbouw- en transformatieontwikkelingen gewaarborgd dat in voldoende mate parkeerruimte voor auto en fiets beschikbaar is. Hierbij geldt dat een tekort evenals een overschot aan parkeerruimte tot ongewenste effecten leidt. Parkeernormen hebben een cruciale rol bij het ontwikkelen van een bereikbare, leefbare en duurzame stad. Met haar parkeernormen blijft Breda aansluiten bij de meest recente parkeerkencijfers van het CROW (publicatie 381).

De gemeente hanteert het uitgangspunt dat de parkeerbehoefte in beginsel op eigen terrein wordt opgelost.

Beoordeling

In de Nota Parkeernormen Breda 2021 is de locatie van het plangebied aangeduid als 'overig grondgebied Breda'. Voor appartementen tussen de 70 m2 en 90 m2 bvo geldt binnen dit gebied een parkeernorm van 1,2 parkeerplaatsen per woning. Deze parkeernorm is een optelling van een aandeel bewoners van 0,9 per woning en een aandeel bezoekers van 0,3 per woning. Naar boven afgerond komt dit neer op 87 (1,2 x 72) benodigde parkeerplaatsen voor het plangebied.

Om de mogelijkheden op het vlak van dubbelgebruik te onderzoeken, zijn er in de nota voor verschillende type functies aanwezigheidspercentages opgenomen. Deze percentages laten zien dat op een gemiddelde werkochtend, 50% van de bewoners thuis is. Aan de hand van de aanwezigheidspercentages wordt gezocht naar het moment van de week waarop de parkeerbehoefte maximaal is. Dit moment wordt de maatgevende parkeerbehoefte genoemd.

verplicht

Tabel 5.1 Aanwezigheidspercentages Nota Parkeernormen Breda 2021

verplicht

Tabel 5.2 Aanwezigheidspercentages doorvertaald naar maatgevende parkeerbehoefte Meulenspie

Op basis van de bezettingsgraad zijn er binnen het plangebied 76 parkeerplaatsen nodig. Parkeren ten behoeve van deze ontwikkeling wordt op de locatie opgelost en semi-openbaar ingericht. Aan zowel de west- als de oostzijde worden parkeerterreinen gerealiseerd op het maaiveldniveau. Tezamen hebben de parkeerterreinen voldoende capaciteit om aan de parkeernorm te voldoen.

Naar aanleiding van het participatieproces is in opdracht van de gemeente Breda een parkeerdrukonderzoek uitgevoerd door het advies- en onderzoeksbureau Buiten-Ruimte. De volledige rapportage is aan onderhavig bestemmingsplan toegevoegd als Bijlage 10. Ter plaatse van het onderzoeksgebied betrof de hoogst gemeten bezettingsgraad 55%. Tijdens de hoogst gemeten bezettingsgraad zijn 51 vrije parkeerplaatsen waargenomen. Uit de onderzoeksresultaten kan derhalve worden geconcludeerd dat er binnen de woonwijk geen sprake is van een hoge parkeerdruk.

Het plangebied wordt direct ontsloten op de Meulenspie. In verband met het fietspad aan de Meulenspie zullen er, indien nodig, veiligheidsmaatregelen worden getroffen om de verkeersveiligheid van deze oversteekplaats te handhaven.

In de Nota Parkeernormen 2021 zijn ook normen opgenomen voor het fietsparkeren. Hiervoor geldt een norm van 3,2 per woning. Er dienen derhalve afgerond 231 fietsparkeerplaatsen gerealiseerd te worden. In lid 9.1 van de bij voorliggend bestemmingsplan behorende planregels zijn de regels met betrekking tot parkeren geborgd.

Conclusie

Op basis van de bovenstaande beoordeling is aangetoond dat er in onderhavig planvoornemen wordt voldaan aan de parkeereisen en -normen van de Nota Parkeernormen Breda 2021.

5.8 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Daarnaast is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' aangetast wordt.

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden luchtkwaliteitseisen (Stb. 2007,141). Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin wordt gereguleerd hoe moet worden omgegaan met overschrijdingen op het gebied van de luchtkwaliteit.

Het NSL houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen binnen de voorwaarden van het NSL behoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden die gelden voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'Niet in betekende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit behoeven niet te worden getoetst aan deze grenswaarden. Hieronder vallen onder andere woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen.

Een plan is NIBM als het een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 en NO2.

Schone Lucht Akkoord (SLA)

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt het NSL te vervallen, derhalve is in 2020 het Schone Lucht Akkoord gesloten tussen het Rijk, provincies en tientallen gemeenten, waaronder ook de gemeente Breda. Deze partijen willen de negatieve gezondheidseffecten van binnenlandse bronnen halveren in 2030 ten opzichte van 2016. In het SLA is opgenomen niet enkel aan de normen te voldoen, maar te streven naar de strengere WHO-normen op het gebied van luchtkwaliteit vanwege de gezondheidswinst.

Beoordeling

Het planvoornemen behoort vanwege de relatief beperkte omvang tot de categorie van gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Een toets aan de 3% grens (bijdrage aan de jaargemiddelde norm voor fijnstof en stikstofdioxide) kan derhalve achterwege blijven. De blootstelling aan luchtverontreiniging (lokale luchtkwaliteit) dient echter wel in kaart te worden gebracht en te worden getoetst aan de hierbij gestelde eisen.

Via de NSL-Monitoringstool zijn de concentraties van de nabijgelegen rekenpunten voor de jaren 2020 en 2030 afgelezen. Deze zijn in onderstaande tabel weergegeven. hieruit blijkt dat de grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 voor de jaren 2020 en 2030 niet worden overschreden.

verplicht

Tabel 5.3 Concentraties luchtkwaliteit

Conclusie

Uit bovenstaande beoordeling en toelichting blijkt dat de bijdrage van de bestemmingswijziging 'niet in betekende mate' is en derhalve geen nader onderzoek benodigd is. Tevens kan geconcludeerd worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

5.9 Externe Veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie, of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
  • het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden over spoor, weg, water en door buisleidingen. Daarnaast kunnen inrichtingen gevaarlijke stoffen opslaan. Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s voor personen ten gevolge van het gebruik van infrastructuur of het uitvoeren van activiteiten waarbij het voornamelijk gaat om de gevaren die de directe omgeving loopt, als er iets mis gaat bij de productie, de behandeling en/of het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Voor de inventarisatie van de risico's als gevolg van gevaarlijke stoffen kan de Nederlandse risicokaart gebruikt worden. Hiervan is hieronder een uitsnede weergegeven.

verplicht

Figuur 5.4 Uitsnede risicokaart Nederland (plangebied is blauw omlijnd)

Inventarisatie risicobronnen

Op de risicokaart is te zien dat nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn waar opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De dichtstbijzijnde inrichting is op meer dan 690 meter van het plangebied gelegen (Ellmar Gassen B.V.).

Nabij het plangebied bevinden zich twee transportroutes waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ten oosten van het plangebied loopt de Rijksweg A27 en ten zuiden van het plangebied ligt de spoorweg tussen Breda en Tilburg. Beiden transportroutes bevinden zich op een afstand van meer dan 200 meter van het plangebied en hebben derhalve geen significant effect op de hoogte van het groepsrisico. Een berekening ten aanzien van de hoogte van het groepsrisico is derhalve niet aan de orde.

Als gevolg van de stofcategorie LT2 geldt voor de Rijksweg A27 geldt een invloedsgebied van maximaal 880 meter. De afstand tussen het plangebied en de A27 bedraagt meer dan 1 kilometer, waarmee het plangebied buiten het invloedsgebied is gelegen.

De afstand van het plangebied tot aan de spoorweg tussen Breda en Tilburg bedraagt circa 350 meter. Het plangebied is daarmee wel gelegen binnen het invloedsgebied van de spoorweg. Vanwege de ligging in het invloedsgebied is een beperkte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Randweg Noord (Nieuwe Kadijk)

De transportroutes van gevaarlijke stoffen over provinciale en gemeentelijke wegen zijn niet opgenomen in de risicokaart. Op circa 80 meter ten zuiden van het plangebied is de Nieuwe Kadijk (onderdeel van de Rondweg Noord) gelegen, waarover het transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Dit betreft hoofdzakelijk het vervoer van LPG voor de bevoorrading van een aantal LPG-tankstations. In het kader van de beoogde ontwikkeling heeft de gemeente Breda aan de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant verzocht om inzicht te geven in de externe veiligheidsaspecten veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rondweg Noord. Het volledige advies van de omgevingsdienst is als Bijlage 18 toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan.

Uit de vuistregels van het HART kan worden opgemaakt dat er ter plaatse van het plangebied geen plaatsgebonden risicontour van 10-6/jaar optreedt en dat, op basis van een worst-case bepaling, het groepsrisico 10% van de oriëntatiewaarde niet zal overschrijden waardoor volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Beperkte verantwoording groepsrisico

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen.

Het plangebied wordt ontsloten via de Meulenspie. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Breda. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

In de toekomstige situatie zullen maximaal 72 woningen gerealiseerd worden. De mogelijk aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Bij deze groepen wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers/ouders de kinderen en ouderen zullen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over het spoor geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.

Conclusie

Ter plaatse van het plangebied gelden geen belemmeringen wat betreft externe veiligheid. Een nader onderzoek is niet benodigd. Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

5.10 Beoordeling Milieueffectrapportage

Per 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Wanneer een activiteit genoemd is bij onderdeel D van de bijlage, maar onder de drempelwaarde blijft is een vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing.

De activiteit die met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is de realisatie van een appartementencomplex met in totaal 72 appartementen. Deze activiteit valt niet onder onderdeel C van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage, dus er is geen milieueffectrapportage verplicht. De activiteit valt wel binnen onderdeel D. (D11.2 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen). De activiteit blijft wel onder de drempelwaarde, er dient derhalve wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden verricht.

Hiervoor is een aanmeldnotitie opgesteld. De aanmeldnotitie is als Bijlage 12toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan en gaat in op de volgende onderdelen:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Op basis van de aanmeldnotitie kan het bevoegd gezag nagaan of er sprake is van omstandigheden die - ondanks dat de drempelwaarden niet worden overschreden - aanleiding geven voor het verrichten van een m.e.r.(beoordeling). Het besluit m.e.r.-beoordeling is een separate procedure en dient genomen te worden alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de aanwezige en toekomstige waarden en karakteristieken van het plangebied. De voorgenomen ontwikkelingen, dienen - voor zover ruimtelijk relevant en mogelijk - juridisch vertaald te worden. Het aangewezen planologische instrument hiervoor is het bestemmingsplan. In navolgende paragrafen komt de juridische planbeschrijving aan bod, waarbij allereerst de hoofdopzet van het bestemmingsplan wordt beschreven en daarna de inleidende regels en de bestemmingsregels aan bod komen.

6.2 Hoofdopzet

Een bestemmingsplan bestaat uit planregels en de verbeelding, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het plangebied en de omliggende gebieden.

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken, te weten:

  1. Inleidende regels;
  2. Bestemmingsregels;
  3. Algemene regels;
  4. Overgangs- en slotregels.

Deze volgorde is gebaseerd op de indeling zoals deze is voorgeschreven in de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012).

In het eerste hoofdstuk ('Inleidende regels') worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven, die voor de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Daarnaast staat in dit hoofdstuk de wijze van meten, die aangeeft hoe oppervlakte, hoogte en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

In het daaropvolgende hoofdstuk ('Bestemmingsregels') wordt ingegaan op de bestemming en het gebruik (zie paragraaf 6.3). Daarna volgt het hoofdstuk ('Algemene regels') waar wordt ingegaan op de algemene regels, zoals algemene ontheffingsregels, algemene wijzigingsregels en procedureregels die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn. Hoofdstuk 4 ('Overgangs- en slotregels') gaat in op het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bouwwerken en de citeertitel van het plan, zoals die overgenomen moeten worden uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

6.3 Bestemmingen

In de planregels zijn de bestemmingen opgenomen. In deze paragraaf volgt een toelichting op de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen.

Groen

Binnen deze bestemming is openbaar groen opgenomen dat een structurele betekenis heeft voor de beleving van de buurt. Verharding in de vorm van fiets- en voetpaden is toegestaan evenals voorzieningen zoals speeltoestellen en kunstobjecten. Binnen deze bestemming is eveneens de mogelijkheid opgenomen voor de aanleg van waterpartijen of andere waterbergende voorzieningen.

Verkeer

Binnen deze bestemming zijn verhardingen, onder andere ten behoeve van een parkeervoorziening mogelijk. Enkel bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan.

Wonen

De hoofdbestemming in dit plan is de enkelbestemming 'Wonen'. Deze bestemming bevat de regels voor de bouw van de appartementen. De regels zijn opgesteld op basis van het bronbestand van de gemeente Breda. Binnen de bestemming 'Wonen' worden uitsluitend gestapelde woningen mogelijk gemaakt in de categorie middeldure huur conform de 'Verordening doelgroepen sociale woningbouw & middenhuur gemeente Breda' en eventuele wijzigingen daarvan.

Tevens zijn binnen deze bestemming groen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidbeperkende voorzieningen, verhardingen in de vorm van voet- en fietspaden en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen die zijn doorlopen voor het zekerstellen van de economische uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Er wordt nader ingegaan op de grondexploitatie en de koppeling met het exploitatieplan.

7.2 Toepassing Grondexploitatie

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijke kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen.

In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of afwijkingsbesluit. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.

Voor onderhavig planvoornemen geldt dat het kostenverhaal 'anderzins is verzekerd', derhalve is een exploitatieplan niet nodig. De gemeente Breda is zelf eigenaar van de grond. Het kostenverhaal vindt plaats via de grondverkoop aan de ontwikkelende partij.

8 Communicatie

8.1 Inleiding

In artikel 3.1.1 van het Bro is vastgelegd dat tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg moet worden gepleegd met instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Daarbij zijn met name genoemd het waterschappen en diensten van provincie en Rijk. Ten aanzien van bekendmaking van het plan is artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Voorts is in artikel 3.1.6 van het Bro bepaald dat de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 bedoelde overleg in de toelichting van het plan moeten worden beschreven.

8.2 Participatie Omgeving

Participatie wordt een belangrijke pijler onder de toekomstige Omgevingswet. Derden moeten in een vroegtijdig stadium worden betrokken bij de voorbereiding van beleids- en besluitvorming.

De gemeenteraad van Breda heeft op 1 augustus 2019 de 'participatieleidraad bij ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving' vastgesteld. De participatieleidraad, met de verschillende stappen, vormt de basis voor een zorgvuldig participatieproces, met alle ruimte om informatie te delen en het goede gesprek te voeren.

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling aan de Meulenspie heeft de gemeente Breda, als initiatiefnemer, het participatieproces volledig doorlopen aan de hand van de participatieleidraad. Een verslag van de verschillende participatiemomenten die hebben plaatsgevonden is als Bijlage 13 toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan.

8.3 Vooroverleg

In artikel 3.1.1 van het Bro is vastgelegd dat tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg moet worden gepleegd met instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Daarbij zijn met name genoemd het waterschappen en diensten van provincie en Rijk. Ten aanzien van bekendmaking van het plan is artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Voorts is in artikel 3.1.6 van het Bro bepaald dat de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 bedoelde overleg in de toelichting van het plan moeten worden beschreven.

In het kader van het vooroverleg is het concept-ontwerpbestemmingsplan gestuurd naar diverse vooroverlegpartners.

De Provincie Noord-Brabant heeft het voorontwerp-bestemmingsplan bekeken aan de hand van de provinciale belangen zoals die zijn verwoord in de Brabantse Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV). Het plan is in overeenstemming met de provinciale belangen.

De Brandweer Midden- en West-Brabant geeft in hun reactie aan dat het aspect 'externe veiligheid' zoals onderbouwd in paragraaf 5.9 voldoende is onderbouwd. Daarnaast voldoet het plan aan de eisen van opkomsttijden van brandweerzorg, bereikbaarheid en beschikbaarheid van bluswater in het geval van calamiteiten.

De Dorpsraad Teteringen geeft in hun reactie aan met grote belangstelling te kijken naar de ontwikkeling. Wel wordt er gevraagd naar de consequenties met betrekking tot de verkeersveiligheid. In paragraaf 5.7.1 van voorliggend bestemmingsplan zijn de gevolgend voor verkeer beschreven, hieruit blijkt dat de ontwikkeling niet zal leiden tot knelpunten.

De ingekomen vooroverleg reacties hebben niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan. De volledige reacties van de Provincie Noord-Brabant, Brandweer Midden- en West-Brabant en de Dorpsraad Teteringen zijn aan voorliggend bestemmingsplan toegevoegd als Bijlage 14, 15 en 16.

8.4 Zienswijzen

Na het wettelijk vooroverleg wordt dit bestemmingsplan gedurende zes weken ter visie gelegd als ontwerpbestemmingsplan. Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid om zienswijzen op het plan in te dienen. De zienswijzen worden samengevat en van commentaar voorzien. Deze zienswijzen zullen worden beoordeeld op het feit of, en zo ja, in hoeverre het ontwerp aanpassing behoeft. Vervolgens zal het college de raad voorstellen het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vast te stellen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 2 februari 2023 gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Op het plan zijn door meerdere partijen zienswijzen ingediend. Naar aanleiding van de zienswijzen is het plan op onderdelen aangepast. Een samenvatting van de zienswijzen, de gemeentelijke reactie op de zienswijzen en een toelichting op de naar aanleiding van de zienswijzen doorgevoerde aanpassingen aan het plan is opgenomen in de Nota van Zienswijzen bij het raadsbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.

8.5 Beroep

Na vaststelling wordt het plan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

1 Verkennend Bodemonderzoek

1 Verkennend bodemonderzoek

Verkennend bodemonderzoek

2 Verkennend Onderzoek Asbest En Pfas

2 Verkennend onderzoek asbest en PFAS

Verkennend onderzoek asbest en PFAS

3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer- En Spoorweglawaai

3 Akoestisch onderzoek wegverkeer- en spoorweglawaai

Akoestisch onderzoek wegverkeer- en spoorweglawaai

4 Onderzoek Bedrijven En Milieuzonering

4 Onderzoek bedrijven en milieuzonering

Onderzoek bedrijven en milieuzonering

5 Waterparagraaf Meulenspie

5 Waterparagraaf Meulenspie

Waterparagraaf Meulenspie

6 Quickscan Soortenbescherming

6 Quickscan soortenbescherming

Quickscan soortenbescherming

7 Beoordeling Effecten Nieuwbouw Meulenspiepad Op Essentieel Leefgebied Van De Steenuil

7 Beoordeling effecten nieuwbouw Meulenspiepad op essentieel leefgebied van de steenuil

Beoordeling effecten nieuwbouw Meulenspiepad op essentieel leefgebied van de steenuil

8 Notitie Effectenbeoordeling Nieuwbouw Meulenspiepad Op Steenuil En Mitgerende Maatregelen

8 Notitie Effectenbeoordeling nieuwbouw Meulenspiepad op steenuil en mitgerende maatregelen

Notitie Effectenbeoordeling nieuwbouw Meulenspiepad op steenuil en mitgerende maatregelen

9 Stikstofdepositieonderzoek

9 Stikstofdepositieonderzoek

Stikstofdepositieonderzoek

10 Parkeerdrukonderzoek

10 Parkeerdrukonderzoek

Parkeerdrukonderzoek

11 Beoordeling Verkeersafwikkeling Oosterhoutseweg

11 Beoordeling verkeersafwikkeling Oosterhoutseweg

Beoordeling verkeersafwikkeling Oosterhoutseweg

12 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

12 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

13 Participatieparagraaf Meulenspie

13 Participatieparagraaf Meulenspie

Participatieparagraaf Meulenspie

14 Vooroverleg Reactie Provincie Noord-brabant

14 Vooroverleg reactie Provincie Noord-Brabant

Vooroverleg reactie Provincie Noord-Brabant

15 Vooroverleg Reactie Brandweer Midden- En West-brabant

15 Vooroverleg reactie Brandweer Midden- en West-Brabant

Vooroverleg reactie Brandweer Midden- en West-Brabant

16 Vooroverleg Reactie Dorpsraad Teteringen

16 Vooroverleg reactie Dorpsraad Teteringen

Vooroverleg reactie Dorpsraad Teteringen

17 Beeldkwaliteitsplan Meulenspie

17 Beeldkwaliteitsplan Meulenspie

Beeldkwaliteitsplan Meulenspie

18 Advies Externe Veiligheid

18 Advies externe veiligheid

Advies externe veiligheid