Parapluplan Water en Groen
Bestemmingsplan - Breda
Ontwerp op 08-12-2023 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Afwaterend verhard oppervlak
Nieuwe aanleg of oppervlak wat opnieuw wordt verhard. Het gaat hierbij om oppervlakte, waarvan de neerslag tot gecontroleerde afstroming komt met afvoer op riolering of oppervlaktewater. Naast hoofdgebouwen worden ook bijgebouwen, inritten en overige terreinverhardingen beschouwd als afwaterend verhard oppervlak als ze zijn voorzien van een afvoer. Dakoppervlakken worden horizontaal gemeten.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.4 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.5 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.6 Gestapelde woning
Woning die geheel of gedeeltelijk boven en/of onder een andere woning is gelegen.
1.7 Groene tuinen
Tuinen die in een bepaalde mate zijn voorzien van levend groen.
1.8 Huishouden
Een samenlevingsvorm van een of meer personen, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.9 Levend groen
Levend groen’ is met levende beplanting bedekte oppervlakten, niet zijnde verharding (kunststof met inbegrip van worteldoek, hout, kiezels, tegels, stenen, beton, asfalt). Open grond (zand, klei etc.) kan onderdeel zijn van levend groen. Levend groen wordt op grondniveau bepaald en in het groeiseizoen.
1.10 Nieuwe grondgebonden woning
Woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld en waarvoor ten tijde van de vaststelling van dit plan nog geen omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
1.11 Waterhuishoudkundig systeem
Systeem bestaande uit voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).
1.12 Watervoorziening
Bovengrondse en/of ondergrondse voorzieningen ten behoeve van de berging, infiltratie in de bodem en transport van water, zoals wadi’s, verlaging in het groen, waterbergende verharding, waterberging op het dak, grindkoffers, infiltratiekratten, greppels, (zak)sloten, watergangen en vijvers.
1.13 Woning
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Schakelbepaling
- Binnen het plangebied blijven alle ruimtelijke plannen, die gelden op het moment van inwerkingtreding van dit plan, van kracht, met dien verstande dat aan de regels van die bestemmingsplannen de regels van dit plan worden toegevoegd en laten de regels uit die geldende ruimtelijke plannen ongewijzigd;
- Voor zover de regels uit dit plan tot een andere uitleg aanleiding geven dan de regels uit de geldende ruimtelijke plannen, dan prevaleren de regels uit dit plan.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 4 Voorwaardelijke Verplichting Wateropgave
- Ter plaatse van de aanduidingen ‘overige zone - stedelijk gebied’ en ‘overige zone - centrum’ is het oprichten van bouwwerken uitsluitend toegestaan als voldaan wordt aan de opgave zoals is gesteld in de beleidsregel “Groen en Water 2023” en binnen het eigen plangebied onder meer een watervoorziening met voldoende capaciteit wordt aangelegd voor het afwaterend verhard oppervlak;
- De opgave wordt vastgesteld aan de hand van de “Beleidsregel Groen en Water 2023” van de Gemeente Breda;
- Na aanleg dient de watervoorziening in stand te worden gehouden;
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
1. als wordt voldaan aan de voorwaarden die daarvoor gelden in de “Beleidsregel Groen en Water 2023”; of
2. als de aanleg van een watervoorziening door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Artikel 5 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
- Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - stedelijk gebied’ en ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - centrum’ geldt, voor zover niet reeds verboden ingevolge de regels van een geldende bestemming of dubbelbestemming, dat het verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
1. het veranderen van elke bestaande watervoorziening, waaronder die zijn aangegeven op de ‘Overzichtskaart Watervoorzieningen’;
2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, tuinen en andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 50 m2 tenzij het hemelwater niet afstroomt op watervoorzieningen; - Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; - De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen aantasting van het waterhuishoudkundig systeem ontstaat of kan ontstaan.
Artikel 6 Voorwaardelijke Verplichting Vergroening
- Ter plaatse van de aanduidingen ‘overige zone - stedelijk gebied’ en de aanduiding ‘overige zone - centrum’ dient na verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van vijf of meer grondgebonden en/of gestapelde woningen of voor nieuwbouw op bedrijventerreinen op percelen van 1 hectare of meer binnen 2 jaar na de gereedmelding van de bouwwerkzaamheden als bedoeld in artikel 1.25, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 de minimum oppervlakte aan levend groen te worden aangelegd;
- De minimum oppervlakte aan levend groen voor woningen en bedrijven wordt vastgesteld aan de hand van de “Beleidsregel Groen en Water 2023”;
- Na aanleg dient de minimum oppervlakte aan levend groen in stand te worden gehouden.
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
1. als wordt voldaan aan de voorwaarden die daarvoor gelden in de “Beleidsregel Groen en Water 2023”; of
2. als de aanleg van de minimum oppervlakte aan levend groen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Artikel 7 Voorwaardelijke Verplichting Groene Tuinen
- Ter plaatse van de aanduidingen ‘overige zone - stedelijk gebied’ en ‘overige zone - centrum’ mogen nieuwe grondgebonden woningen uitsluitend voor bewoning worden gebruikt als de minimum oppervlakte aan ‘levend groen’ in de bijbehorende tuin wordt aangelegd;
- De minimum oppervlakte aan ‘levend groen’ in de bijbehorende tuin wordt vastgesteld aan de hand van de “Beleidsregel Groen en Water 2023”;
- Na aanleg dient de minimum oppervlakte aan ‘levend groen’ in de bijbehorende tuin in stand te worden gehouden;
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. als de aanleg van de minimumoppervlakte aan levend groen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Artikel 8 Landschapsinvesteringsregeling
Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - landelijk gebied’ geldt, voor zover een bestemmingsplan een specifieke gebruiksregel bevat over het voldoen aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda of daarin is bepaald dat bij het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of bij het wijzigen van het bestemmingsplan moet worden voldaan aan de ‘Landschapsinvesteringsregeling Breda 2023’, die onderdeel is van de 'Beleidsregel Groen en Water 2023'.
Artikel 9 Wijziging Van Beleid
Als de in dit hoofdstuk bedoelde “Beleidsregel Groen en Water 2023” wordt gewijzigd, dan moet aan die gewijzigde beleidsregel worden voldaan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan. - Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Groen en Water 2023’.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Paragraaf 1.1 Aanleiding En Doel
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk hebben in Nederland in 2020 afspraken gemaakt om in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust ingericht te zijn (Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie 2018). Gemeente Breda heeft de ambitie uitgesproken om “Breda ondanks of dankzij de klimaatverandering aantrekkelijk, uitdagend en klimaatbestendiger te maken voor bewoners en bezoekers”. Vooralsnog is gekozen voor een kansgerichte aanpak, samenwerking op basis van draagvlak (niet op normen) en bijsturen waar nodig (Ruimtelijk Adaptatieplan 2020). Ook heeft Breda de ambitie om een Stad in een Park te worden en een Groenkompas met normen en richtlijnen. Voor dit paraplubestemmingsplan is voor het buitengebied de Landschapsinvesteringsregeling Buitengebied (LIR) van belang. Met het hanteren van bijbehorende regels kan elke ontwikkeling bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van zowel het stedelijk gebied als het buitengebied.
Ondanks alle goede initiatieven en plannen bestaat het risico dat door stedelijke verdichting minder ruimte beschikbaar komt om klimaatbestendige oplossingen te kunnen realiseren. Met een stevige verankering van het water- groen- en klimaatadaptatiebeleid in de Omgevingsvisie en dit paraplubestemmingsplan (dat onderdeel zal worden van het omgevingsplan) kunnen heldere kaders worden meegegeven voor nieuwe ontwikkelingen. De beleids- en planregels zijn dan zodanig op elkaar afgestemd dat door de initiatiefnemer zowel aan de eisen van water, groen als klimaatadaptatie kan worden voldaan.
Dit parapluplan wijzigt inhoudelijk niets aan het bestaande vastgestelde water- en groenbeleid. In het kader van de Omgevingsvisie en dit paraplubestemmingsplan zal het beleid en de normstelling op een ander tijdstip worden geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
Paragraaf 1.2 Ligging En Plangrenzen
Binnen het plangebied van het paraplubestemmingsplan gelden op dit moment verschillende bestemmingsplannen. Het paraplubestemmingsplan omvat het stedelijk gebied van de gemeente Breda, dus de stad Breda en de omliggende kernen. Voor het buitengebied van Breda geldt de landschapsinvesteringsregeling (LIR). In de verbeelding zijn de plangrenzen weergegeven.
Dit parapluplan geldt in aanvulling op alle geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied ten tijde van de vaststelling van dit paraplubestemmingsplan. Voor bestemmingsplannen die na deze datum worden vastgesteld geldt het paraplubestemmingsplan niet. Voor laatstgenoemde bestemmingsplannen geldt dat de betreffende planregels over klimaatadaptie uit dit parapluplan worden overgenomen.
Paragraaf 1.3 Planvorm
Omdat in de bestemmingsplannen uitsluitend iets moet worden toegevoegd c.q. moet worden vervangen met betrekking tot de aspecten Groen en Water is ervoor gekozen om dit te doen door middel van een paraplubestemmingsplan. Dit parapluplan is één van de bouwstenen voor het (tijdelijk) Omgevingsplan dat samen met alle andere bouwstenen uiterlijk op 31 december 2029 gereed moet zijn. In de loop van de tijd worden, in het proces van de Omgevingswet, bestaande regelingen bij de komende actualisaties van de onderliggende bestemmingsplannen meegenomen, waardoor de werking van dit paraplubestemmingsplan uiteindelijk vervalt.
Dit plan is een zogenoemd parapluplan, dat de geldende bestemmingsplannen niet vervangt, maar aanvult. De regels en de verbeeldingen van de bestemmingsplannen binnen het plangebied van dit parapluplan worden aangevuld met de planregels over klimaatadaptie (Groen en Water) in dit parapluplan. De verbeeldingen en regels van de bestaande plannen blijven gelden, voor zover dit parapluplan niet van die regels afwijkt. In het geval de regels behorende bij de gebiedsaanduidingen uit dit plan tot een andere uitleg aanleiding geven dan de bestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen, dan prevaleren de regels uit dit plan.
Het opnemen van klimaatadaptieve planregels in een bestemmingsplan is niet vanzelfsprekend; een dergelijk onderwerp valt namelijk buiten het domein van de klassieke opvatting van een ‘goede ruimtelijke ordening’ (artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening). Dit zou betekenen dat hierover geen planregels in een bestemmingsplan zoals dit parapluplan zouden kunnen worden opgenomen. In dit geval biedt echter artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet (Chw) in combinatie met artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet uitkomst. Hierin is bepaald dat, in aanvulling op artikel 3.1 van de Wro, ook regels kunnen worden gesteld die strekken tot het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Dergelijke bestemmingsplannen met een ruimere strekking dan een ‘goede ruimtelijke ordening’ worden bestemmingsplannen met een verbrede reikwijdte genoemd. Dit parapluplan is een dergelijk plan en de gemeenteraad van Breda is op grond van artikel 7g van het Uitvoeringsbesluit Chw bevoegd om dergelijke plannen voor het gehele grondgebied van de gemeente vast te stellen.
Paragraaf 1.4 Leeswijzer
Deze toelichting is onderdeel van het parapluplan Groen en Water 2021. De toelichting is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken:
- In hoofdstuk 2 is het relevante ruimtelijke beleid beschreven.
- In hoofdstuk 3 komen de doelstellingen van het plan aan bod.
- In hoofdstuk 4 is de juridische planbeschrijving verantwoord.
- In hoofdstuk 5 is de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.
- In hoofdstuk 6 zijn de bestemmingsprocedure en het bijbehorende communicatieproces opgenomen.
Weergave van het plangebied met daarin aangegeven het buitengebied (groen gearceerd) waar de landschapsinvesteringsregeling geldt, het stedelijk gebied (rood gearceerd) waar de groen- en parknorm geldt en het centrumgebied (stippellijn) waar een afwijkende groen- en parknorm geldt.
Hoofdstuk 2 Beleid
Paragraaf 2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de meest relevante ruimtelijke beleidskaders op (boven)regionaal en gemeentelijk niveau. Deze kaders zijn van belang om te kunnen verantwoorden dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid.
Paragraaf 2.2 (Boven)regionaal Beleid
Dit parapluplan is getoetst aan het relevante rijksbeleid, provinciaal beleid en regionaal beleid. Het rijks-, provinciaal- en regionaal beleid staat dit bestemmingsplan niet in de weg. In het geval verschillende overheden regels stellen over hetzelfde onderwerp worden de regels vanuit een ander belang gesteld. Zo toetst het waterschap bijvoorbeeld bij nieuwbouw op de effecten voor het watersysteem, terwijl de gemeente toetst op het effect op het functioneren van de riolering. Het parapluplan geldt voor het bestaand stedelijk gebied. Voor het buitengebied geldt de Landschapsinvesteringsregeling (LIR).
Landschapsinvesteringsregeling (LIR)
De provincie Noord-Brabant heeft verschillende belangen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Elke ontwikkeling dient namelijk bij te dragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Deze verplichting komt bovenop de ‘basis-verplichting’ voor handhaving van de ruimtelijke kwaliteit. Dit initiatief wordt de landschapsinvesteringsregeling (LIR) genoemd. In de Verordening ruimte staan de minimale eisen die de provincie aan de landschapsinvesteringsregeling stelt. Er staat niet beschreven hoe gemeenten deze regels moeten implementeren en in welke mate de ontwikkelingen aan de kwaliteit van het landschap moeten bijdragen. Gemeenten kunnen dus zelf bepalen hoe ze met deze regeling om gaan. De landschapsinvesteringsregeling (LIR) is van toepassing op alle ontwikkelingen in het buitengebied die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan. Wanneer de ontwikkeling planologisch aanvaardbaar is, kan het huidige bestemmingsplan worden herzien. Hiervoor dient een bestemmingsplanprocedure te worden doorlopen.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2040
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is vastgesteld op 13 maart 2012 en geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Het kabinet schetst hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Nationaal Waterplan 2016 - 2021
Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en milieu. Voor wat de ruimtelijke aspecten betreft moet dit plan worden gezien als een structuurvisie en is het bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. Het waterplan beschrijft de strategische doelen voor het waterbeheer. De condities en maatregelen voor het bereiken van deze doelen staan beschreven in het 'Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren' van Rijkswaterstaat. Lagere overheden dienen het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 in hun beleid te verwerken.
Bestuursakkoord Water
Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven, hebben in 2011 via het Bestuursakkoord vastgelegd hoe het waterbeheer in Nederland doelmatiger kan worden ingericht. Partijen willen zich inzetten voor een mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van het watersysteem en waterketen. Daarmee willen partijen de kwaliteit van het beheer vergroten tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Partijen doen dit vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, waarbij expertise en deskundigheid waar mogelijk wordt gedeeld.
In het Bestuursakkoord is de verplichting opgenomen om bij herinrichtingen en ruimtelijke ontwikkelingen een watertoets uit te voeren zodat waterbelangen goed in de planvorming worden verankerd. Het Bestuursakkoord is in 2013 en 2016 geëvalueerd. Gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven geven via samenwerkingsverbanden gevolg aan het beleid van het Bestuursakkoord. Waterkring de Baronie is één van de vier werkeenheden binnen het Samenwerkingsverband Water in Midden- en West-Brabant. Daaraan doen de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Breda, Etten-Leur, Rucphen en Zundert, waterschap Brabantse Delta en waterleidingbedrijf Brabant Water mee.
Klimaatadaptatie
Het Deltaprogramma 2018 bevat een Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie: een gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk dat de aanpak van wateroverlast, hittestress en droogte versnelt en intensiveert. Daarnaast zijn er diverse ontwikkelingen zoals het stimuleren van klimaatbewust handelen en de Omgevingswet, waarin de leefomgeving centraal staat. De invoering van de Omgevingswet biedt, naast het al door de gemeente ingezette klimaatbeleid, mogelijkheden om klimaatadaptatie als thema mee te nemen bij (her)inrichtingen en ruimtelijke ontwikkelingen en zo te werken aan een leefbare en gezonde stad.
Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA)
In 2014 is de intentieverklaring Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie verschenen. In deze beslissing staat het gezamenlijk doel centraal: in 2050 is het bebouwde gebied in Nederland, inclusief vitale en kwetsbare objecten, zo goed mogelijk “waterrobuust” en “klimaatbestendig” ingericht. Hierbij wordt gewerkt aan maatregelen om de kwetsbaarheid van de stad te verlagen voor drie opgaven: te nat (overstroming en wateroverlast), te droog (wateronderlast) en te warm (hittestress). In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) staan zeven ambities om de totstandkoming van een waterrobuuste en klimaatbestendige inrichting te versnellen en te intensiveren.
Deltaplan Hoge Zandgronden (DHZ)
Langdurige droogte kan direct effect hebben op de inkomsten van de agrarische sector, kan de huidige natuur aanzienlijke schade aanbrengen en heeft ook effecten op de drinkwateronttrekkingen uit het grondwater. Waterbeheerders, provincies, landbouworganisaties, terreinbeheerders en de drinkwaterbedrijven hebben gezamenlijk besloten om een Deltaplan Hoge Zandgronden (DHZ) op te zetten; een gezamenlijk plan om te komen tot een klimaatbestendig regionaal watersysteem en een klimaatbestendige ruimtelijke inrichting voor de hoge zandgronden in Zuid-Nederland. Doel van het Deltaplan is een gezamenlijke ontwikkeling van kennis en inzichten die resulteren in oplossingen die een breed bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak hebben.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Noord Brabant
De Omgevingsvisie van de provincie Noord-Brabant (vastgesteld in december 2018) bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Het betreft ambities op het gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan. De ambities voor een Klimaatproof Brabant sluiten aan bij de ambities van de gemeente Breda (Doel 2050: Brabant is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht Doel 2030: Brabant handelt al sinds 2020 klimaatbestendig en waterrobuust; in 2030 zijn de eerste grote gebiedsopgaven daartoe al gerealiseerd). De uitdaging voor de opgave klimaatproof ligt bij het inrichten van de stedelijke omgeving (meer groen en water). Groene en waterrijke omgevingen kunnen meer doelen dienen dan alleen klimaatadaptatie.
Naast een omgevingsvisie moet de provincie vanuit de Omgevingswet ook een omgevingsverordening vaststellen voor haar grondgebied. De omgevingsverordening is op 11 maart 2022 vastgesteld door Provinciale staten, maar treedt pas in werking als de Omgevingswet in werking treedt. Naar verwachting is dat op 1 januari 2024. Tot dat moment geldt de Interim Omgevingsverordening (Iov).
Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (Iov)
De Iov bevat instructieregels voor onder meer de gemeenten en waterschappen. In het kader van dit (paraplu)bestemmingsplan is onder andere relevant dat de Iov regels bevat over klimaat zoals de artikelen over waterberging (artikel 3.33 t/m 3.36) en de regels over ontwikkelingen in het buitengebied. Onderdeel van dit bestemmingsplan is ook de Landschapsinvesteringsregeling, die geldt voor het buitengebied. Die is gebaseerd op artikel 3.9 van de Iov (kwaliteitsverbetering van het landschap). De landschapsinvesteringsregeling (LIR) is momenteel al opgenomen als bijlage bij alle geldende bestemmingsplannen voor het Bredase buitengebied. In dit paraplubestemmingsplan wordt de reeds bestaande LIR op onderdelen gewijzigd en wordt de gewijzigde LIR daarmee in één keer voor het gehele buitengebied van kracht. Het voorliggende plan voldoet, voor zover van toepassing, aan de relevante bepalingen van de Iov.
Regionaal Water en Bodem Programma 2022-2027 (RWP)
Het RWP is de opvolger van het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 uit 2015 en is op 22 december 2021 in werking getreden. Doel van dit nieuwe RWP is: een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Deze opgaven zijn ook van belang voor vrijwel alle andere provinciale opgaven: wonen en werken, infrastructuur en mobiliteit, landbouw en voedsel, natuur en biodiversiteit, erfgoed, een concurrerende en duurzame economie, en de energietransitie.
Het RWP kent 7 handelingsprincipes: (1) watervoorraad in balans (2) elke druppel telt (3) niet alles kan overal (4) Brabant is in staat extreme weersituaties op te vangen (5) bescherming van water- en bodemkwaliteit (6) gebruikers zijn maximaal verantwoordelijk (7) circulair denken en doen. Deze 7 handelingsprincipes worden in het RWP nader uitgewerkt. In het kader van dit plan is met name principe 2 en 4 van belang. Principe 2 houdt in dat het (regen)water zo min mogelijk wordt afgevoerd en zoveel mogelijk wordt vastgehouden in de bodem zodat het kan infiltreren in het grondwater. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in vergroeningsmaatregelen die mede dat doel dienen. Principe 4 houdt in dat bij het optreden van extreme situaties zoals piekbuien, hoogwater of langdurige droogte, is er minder snel of minder ernstige overlast of schade. In de toekomst biedt het water- en bodemsysteem ‘ruimte’ om extreme situaties zoals piekbuien, hoogwater of langdurige droogte op te vangen in ruimte en tijd. Dit bestemmingsplan voorziet onder meer in een aanlegvergunningstelsel, waarmee het ongewenst dempen van sloten wordt tegengegaan en waarmee (extreme) wateroverlast kan worden tegengegaan.
Waterbeheerprogramma waterschap Brabantse Delta
In het ‘Waterbeheerprogramma 2022 - 2027' hoe het waterschap haar taken in de komende periode van vijf jaar uitvoert. Er staan doelstellingen en ambities in. Het waterbeheerprogramma is de opvolger van het waterbeheerplan onder de Omgevingswet, die per 1 januari 2024 wordt ingevoerd. Volgens de Omgevingswet is het waterbeheerprogramma hét instrument waarin het waterschap vastlegt hoe het uitvoering geeft aan zijn taken. In het Waterbeheerprogramma neemt het waterschap de kerntaken als uitgangspunt. Die taken zijn: bescherming tegen overstromingen en zorgen voor schoon en gezond water dat voldoende voorhanden is. Het waterschap kijkt bij het plannen en uitvoeren van die kerntaken zo integraal mogelijk naar alle wateropgaven. Met het waterbeheer richt het waterschap zich voor een belangrijk deel op het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering (klimaatadaptatie). Maar ook op het beperken van die gevolgen. De voortgang van de maatregelen in het waterbeheerprogramma worden ook gemonitord.
Brabant Keur
De Brabant Keur bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het werkgebied. Verder zijn er beleidsregels voor de bescherming van gebieden en hydrologisch neutraal bouwen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Hydrologisch neutraal bouwen betekent dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft.
De Brabant Keur staat dit bestemmingsplan niet in de weg. Weliswaar bevat dit bestemmingsplan regels die, net als de bovengenoemde regels van de keur, gaan over nieuwe bebouwing, maar de gemeente en het waterschap stellen deze regels vanuit een ander belang. Het waterschap toetst op de effecten voor het watersysteem, terwijl de gemeente toetst op het functioneren van rioolstelsels en op de onderdelen van klimaatadaptatie die niet met water te maken hebben, zoals hittestress.
Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) stelt daarnaast eisen aan de waterkwaliteit in al het oppervlaktewater, waaronder het water in een Natura 2000-gebied. Nieuwe activiteiten moeten ook voldoen aan deze richtlijnen en de impact op de waterkwaliteit.
Paragraaf 2.3 Gemeentelijk Beleid
Omgevingsvisie 2040
Breda staat voor urgente maatschappelijke opgaven. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Breda flink veranderen. Deze opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. De Omgevingsvisie Breda 2040 biedt een perspectief om de grote opgaven aan te pakken en de stad, dorpen en regio mooier en sterker te maken. Volgens deze visie blijft Breda groeien, zo komen er tot aan 2040 25.000 woningen en 100 ha bedrijventerrein bij. Om de stad en de dorpen leefbaar en toekomstbestendig te houden wordt o.a. geïnvesteerd in de natuur en het watersysteem. Breda wordt een groene stad in een park, met een openbare ruimte waarin ontmoeten en bewegen vanzelfsprekend zijn.
Duurzaamheidsvisie 2030
Volgens de Duurzaamheidsvisie Breda 2030 wordt de stad o.a. voorbereid op de gevolgen van klimaatverandering waarbij gebruik wordt gemaakt van de kracht van groen en water in stad en buitengebied. Ook biodiversiteit is een voornaam doel, het streven is dat in 2030 iedere inwoner van Breda op ‘pantoffelafstand’ (200 meter) een groene rustplek heeft. In 2027 is het NatuurNetwerk Nederland (NNN) gerealiseerd. Buiten het NatuurNetwerk vallende groenblauwe structuren worden robuust ingericht zodat ze kunnen dienen als waterretentie en ecologische verbindingszones. Overeenkomstig de ontwikkellijn ‘Breda Markstad’ uit de structuurvisie worden kansen en kwaliteiten van het water gebruikt bij ontwikkeling. In stedelijk gebied zal water vaker worden ingezet als identiteit en kwaliteitsdrager van de openbare ruimte (zoals de singels).
Groenkompas 2021
Breda heeft de ambitie om in 2030 de eerste Europese Stad in een park te zijn. Deze ambitie is gesteld in het Verhaal van Breda. Het Verhaal van Breda is vastgesteld in 2016 en vormt de basis voor een strategie waarmee Breda zichzelf op de kaart zet. Het Groenkompas zet de koers uit om deze ambitie te halen.
In het Groenkompas worden de volgende doelen gesteld:
Behouden van bestaand groen en beschermen van waardevol groen, zodat de basis voor Stad in een park duurzaam in stand blijft;Ontwikkeling van een robuust ecologisch netwerk door de stad, dat de Natura 2000-gebieden ten zuiden en ten noorden van Breda met elkaar verbindt; Ontwikkeling van een fijnmazig groen netwerk door de wijken en dorpen, waardoor iedere inwoner groen in de directe nabijheid heeft;Samenwerken met bewoners, bedrijven, agrariërs, projectontwikkelaars, natuurbeherende instanties en andere overheden;De inrichting van groen dient zo gevarieerd mogelijk te zijn ten behoeve van de biodiversiteit, het versterken van de identiteit en belevingswaarde en om uit te nodigen tot bewegen en recreëren.
Om deze doelen te behalen worden in het Groenkompas onder andere de Groen- & Parknorm en de richtlijn Groene tuin geïntroduceerd. Met de Groen- & Parknorm verplichten we ontwikkelaars om een minimaal percentage van een nieuwe woonbuurt of nieuw bedrijventerrein in te richten als openbaar groen, om natuurinclusief te bouwen en om het openbare groen biodivers in te richten. De Richtlijn Groene tuin houdt in dat bij de ontwikkeling van nieuwe woonlocaties een oppervlaktepercentage ‘levend’ groen wordt verankerd in het bestemmingsplan/omgevingsplan. De hoogte van het percentage is hierbij afhankelijk van de perceelgrootte. De Groen- & Parknorm en de richtlijn Groene tuin worden nader uitgewerkt in onderhavig parapluplan.
SWP 2019-2023 + RAP
Het beleid met betrekking tot de zorgplichten stedelijk afvalwater, hemel- en grondwater is in het door de gemeenteraad vastgestelde Stedelijk Waterplan 2019-2023 uitgewerkt. Het hemel- en grondwaterbeleid is gericht op het nastreven van de oorspronkelijk natuurlijke situatie. Bij elke (her)ontwikkeling dient het water van kleine buien daar waar het valt te worden verwerkt (duurzaamheid). Voor een toename van verhard oppervlak gelden zwaardere eisen, ook extreem zware buien moeten ter plaatse kunnen worden opgevangen (leefbaarheid). Grondwater mag niet leiden tot structurele grondwateroverlast en vormt geen belemmering voor het grondgebruik.
Met de ondertekening van de Impuls ruimtelijke adaptatie in 2014 heeft gemeente Breda de ambitie gesteld om in 2020 Ruimtelijke Adaptatie een vanzelfsprekend onderdeel van alle projecten en ontwikkelingen te laten zijn en als stad in 2050 klimaatbestendig te zijn. Met het in januari 2019 door de gemeenteraad vaststellen van het Stedelijk Waterplan 2019-2023 en de daarbij behorende moties is deze ambitie nogmaals onderstreept en is afgesproken om actief en kansgericht op klimaatverandering in te spelen en via een integrale aanpak tevens de leefomgeving te verbeteren. Met een kansgerichte aanpak is bedoeld het maximaal benutten van ideeën, initiatieven en plannen in plaats van een meer dwingende aanpak. Als uitwerking hiervan is het uitvoeringsprogramma Breda Klimaatbestendig opgesteld.
Stedelijk waterverordening 2019
In de stedelijk waterverordening van gemeente Breda zijn regels opgenomen mbt het lozen van afvalwater en aansluiten op de openbare riolering. In de verordening is ook opgenomen dat Burgemeesters en Wethouders een gebied kunnen aanwijzen waarbinnen het verboden is afvloeiend hemelwater en grondwater te lozen in het openbaar riool.
Waterkompas 2017
In de Structuurvisie Breda 2030 is een aanzet gedaan om waterkansen binnen Breda te benutten onder de noemer ‘Breda Markstad’. Breda Markstad vormt daarbij één van de drie hoofdlijnen voor ontwikkeling, waarbij de kansen en de kwaliteit van het water moet worden gebruikt bij ontwikkeling. Deze ontwikkellijn is ook overgenomen in de Omgevingsvisie Breda 2040. Het Bredaas Waterkompas vormt hiervan een uitwerking in de vorm van een omgevingsprogramma en maakt inzichtelijk welke mogelijkheden de Bredase wateren bieden om de vitaliteit en de aantrekkelijkheid van de stad te behouden en te versterken. Het Waterkompas beschrijft een heldere toekomstrichting voor Breda, waarbij naast de inventarisatie van de kansen en kwaliteiten ook aandacht is voor de bedreigingen gerelateerd aan water. Denk hierbij aan klimaatverandering en de wateropgaven, zoals hitte, droogte en waterveiligheid, die deze verandering met zich meebrengt. Het Bredaas Waterkompas vormt daardoor een integraal afwegingskader, waarbij kansen, kwaliteiten, opgaven en bedreigingen in samenhang worden bekeken.
Hoofdstuk 3 Doelstellingen
In de Omgevingsvisie van Breda is Breda als groene stad in een park als lonkend perspectief geschetst. Om dit te bereiken zijn o.a. investeringen nodig in het natuur- en watersysteem. In de Duurzaamheidsvisie is o.a. opgenomen dat Breda zich wil voorbereiden op de gevolgen van klimaatverandering en de biodiversiteit wil bevorderen. Deze visies vinden op hoofdlijnen hun doorvertaling in het Stedelijk Waterplan met bijbehorend Ruimtelijk AdaptatiePlan en het Water- en Groenkompas. De beleidskaders in deze plannen sturen op een duurzame verwerking van hemelwater, het kunnen opvangen van extreme buien en verbetering van de leefomgeving. Het Water- en Groenkompas vormen de blauwe en groene dragers voor nieuwe ontwikkelingen. Om deze doelstellingen te kunnen bereiken zijn er uitvoeringsprogramma’s en regels.
Dit paraplubestemmingsplan bevat ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening aanvullende planregels voor Groen en Water, in overeenstemming met de beleidskaders. De planregels duiden de restricties binnen een plangebied. De bijbehorende voorwaarden zijn geregeld in de “Beleidsregel Groen en Water 2023”. Dit parapluplan zorgt ervoor dat de aspecten "Groen en Water" niet in alle afzonderlijke bestemmingsplannen gewijzigd hoeven te worden. Het zorgt ervoor dat in de nabije toekomst getoetst kan worden aan het gemeentelijk water- en -groen en klimaatbeleid.
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
Paragraaf 4.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de karakteristiek van het paraplubestemmingsplan. In navolgende paragrafen komt de juridische planbeschrijving aan bod, met allereerst een beschrijving van de hoofdopzet van het paraplubestemmingsplan en daarna de planregels.
Paragraaf 4.2 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
Hoofdopzet
Dit paraplubestemmingsplan bestaat uit een toelichting en planregels die digitaal gekoppeld worden aan het plangebied dat is weergeven op de verbeelding. De planregels vormen samen met de verbeelding het juridisch bindende deel van het paraplubestemmingsplan. De planregels regelen uitsluitend de aspecten 'Groen en Water'. Het digitale bestemmingsplan is opgesteld volgens de landelijke richtlijnen en standaarden.
Indeling
De juridische regeling bestaat uit drie hoofdstukken:
- Inleidende regels;
- Algemene regels;
- Overgangs- en slotregels.
Deze volgorde is gebaseerd op een indeling zoals deze is voorgeschreven in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.
In hoofdstuk 1 ('Inleidende regels') worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven, die voor de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Hoofdstuk 2 ('Algemene regels') wordt in dit geval niet gebruikt, omdat in dit parapluplan géén bestemmingen zijn opgenomen, maar slechts 3 gebiedsaanduidingen. Er is voor gebiedsaanduidingen gekozen, omdat dubbelbestemmingen uitsluitend mogelijk zijn als reguliere bestemmingen in het plan zijn opgenomen en die ontbreken in dit geval. Die gebiedsaanduidingen worden conform de SVBP opgenomen in hoofdstuk 3 van de planregels (algemene regels) en met de gebiedsaanduidingen worden de aspecten Groen en Water geregeld. Hoofdstuk 3 ('Overgangs- en slotregels') bevat in dit plan het (in dit geval overbodige maar verplichte) overgangsrecht en de citeertitel van het plan.
Paragraaf 4.3 Voorliggend Bestemmingsplan
De basis van dit paraplubestemmingsplan is het water-, groen- en klimaatbeleid van de gemeente Breda. Het betreffende beleid is opgenomen in diverse planvormen. Met dit parapluplan en de bijbehorende “Beleidsregel Groen en Water 2023” en de Landschapsinvesteringsregeling (LIR) zijn alle relevante zaken bij elkaar gebracht.
Dit parapluplan brengt geen wijziging aan in bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden, wat betekent dat bouw- en gebruiksovergangsrecht in dit geval in feite niet nodig is. Het Bro is op dit punt echter dwingend; elk bestemmingsplan moet voorzien in het wettelijk voorgeschreven overgangsrecht. In de uitspraak van 11 januari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV0555 bevestigt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State die lezing: "Uit de Nota van Toelichting behorende bij het Bro (Stb. 2008, 145) volgt dat bij de opzet van paragraaf 3.2 van het Bro is gekozen voor standaardbepalingen die, behoudens expliciet toegelaten afwijkingen, in elk bestemmingsplan of de herziening daarvan moeten worden opgenomen en dat het niet of het niet juist overnemen van deze standaardbepalingen in een bestemmingsplan tot gevolg heeft dat er aan het plan een gebrek kleeft dat in rechte kan worden aangevochten wegens strijd met het recht. (...) Er is in het Bro niet voorzien in een expliciete afwijkingsmogelijkheid voor bestemmingsplannen die geen veranderingen in het bestaande gebruik met zich brengen (...)".
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
Paragraaf 5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
De in dit bestemmingsplan opgenomen planregels dragen bij aan een toekomstbestendig Breda. Op de lange(re) termijn betaalt dit zich uit een in een goed vestigingsklimaat en een gezonde stad. Op de korte termijn leiden de planregels tot extra investeringskosten als gevolg van o.a. een extra ruimteclaim, eventuele beperkingen in zoeklocaties voor woningbouw en compenserende maatregelen binnen het stedelijk gebied. Vanuit de LIR dient bij ontwikkelingen de ruimtelijke kwaliteit te worden verhoogd. Ter bepaling van de economische uitvoerbaarheid is een analyse gemaakt van projecten die de afgelopen vijf jaar zijn uitgevoerd binnen Breda en waarin overeenkomstig dit bestemmingsplan eisen zijn gesteld aan Groen en Water. Uit deze analyse is gebleken dat het overgrote deel van deze projecten economisch uitvoerbaar is gebleken, maar dat met name ontwikkelingen in het centrum en kleine plots een onevenredig grote investering vergen door gebrek aan ruimte. Hiervoor is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen in dit bestemmingsplan. De benodigde financiële middelen komen voort uit de diverse ontwikkelingen van nieuwe woonbuurten en bedrijventerreinen.
Paragraaf 5.2 Praktische Uitvoerbaarheid
In de Omgevingsvisie is opgenomen dat bij de aanleg van verhard oppervlak rekening wordt gehouden met de zorgplichten voor water en is de ambitie uitgesproken om een Stad in een Park te worden en groen te compenseren in het buitengebied volgens de LIR. De normen om in (of in de directe nabijheid van) nieuwe ontwikkelingen bij voorkeur bovengrondse waterberging aan te brengen zijn opgenomen in het Stedelijk Waterplan. Omdat de kernen Prinsenbeek en Bavel relatief kwetsbaar zijn ten aanzien van wateroverlast wordt daar bij (her)ontwikkelingen een maximum aan compenserende waterberging verlangd. Nieuwbouwgebieden in wateroverlastgevoelige gebieden krijgen eveneens een zware wateropgave opgelegd. Ter verhoging van de haalbaarheid van zowel de Groen- en Parknorm als de waterbergingsnorm zijn de onderliggende beleidsregels zodanig op elkaar afgestemd dat de bovengrondse waterberging ook als groen mag worden meegeteld in het percentage te behalen groen. Groen kan uitstekend worden ingericht als tijdelijke wateropvang.
Hoofdstuk 6 Communicatie
Paragraaf 6.1 Participatie
Het in dit parapluplan opgenomen planologisch vastgelegde beleid is bestaand beleid. De eventueel benodigde participatieprocessen zijn doorlopen in het proces van de onderliggende beleidskaders conform de Participatieleidraad van Breda 2019. Omdat dit parapluplan enkel de planologische vertaling bevat van die beleidskaders en geen nieuw beleid, is voorafgaand aan het ontwerpplan geen nieuw extern participatieproces doorlopen. Wel is voor de benodigde afstemming een intern communicatieproces doorlopen.
Paragraaf 6.2 Bestuurlijk Vooroverleg
In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg moet worden gepleegd met instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Daarbij zijn onder andere het waterschap en diensten van provincie en Rijk genoemd. In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 bedoelde overleg in de toelichting van het plan moeten worden beschreven. Dit ontwerpbestemmingsplan is in concept opgestuurd naar:
- Provincie Noord-Brabant
- Waterschap Brabantse Delta
- Natuurplein De Baronie
Het waterschap heeft een positief wateradvies afgegeven. Verder zijn geen inhoudelijke vooroverlegreacties ingediend.
Paragraaf 6.3 Zienswijzen
Na het wettelijk vooroverleg wordt dit bestemmingsplan gedurende zes weken ter visie gelegd als ontwerpbestemmingsplan. Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid om zienswijzen op het plan in te dienen. De zienswijzen worden samengevat en van commentaar voorzien. Deze zienswijzen zullen worden beoordeeld op het feit of, en zo ja, in hoeverre het ontwerp aanpassing behoeft. Vervolgens zal het college van B&W aan de raad voorstellen het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vast te stellen.
Paragraaf 6.4 Beroep
Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het plan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kan tegen het vaststellingsbesluit beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, treedt het plan na deze beroepstermijn in werking en is dan ook onherroepelijk.