Buitengebied Noord, Rietdijk 4
Bestemmingsplan - Gemeente Breda
Ontwerp op 01-12-2023 - in voorbereiding
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan:
het bestemmingsplan “Buitengebied Noord, Rietdijk 4” van de gemeente Breda;
1.2 verbeelding:
de verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan “Buitengebied Noord, Rietdijk 4” zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2023231024-ON01 met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aardkundige waarden:
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen, dan wel anderszins vanwege en natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een zodanige ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en waarbij degene die de activiteiten uitoefent tevens de (hoofd)bewoner is;
1.7 abiotische waarden:
waarden in verband met het abiotische milieu (niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige en/of hydrologische kenmerken en eventueel op basis daarvan aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van specifieke natuurwaarden;
1.8 afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.9 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.10 agrarisch technisch hulpbedrijf:
een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk voor land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden met uitzondering van mestbewerking;
Voorbeelden van dit soort bedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.
1.11 agrarisch verwant bedrijf:
een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen , het houden van dieren of de toepassing van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden met uitzondering van mestbewerking;
Voorbeelden zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, paardenhouderijen niet zijnde fokkerijen, instelling voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen.
1.12 archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingsconcentratie:
een verzameling van gebouwen langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van agrarische en niet-agrarische functies;
1.15 bebouwingspercentage:
een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.16 Bed & Breakfast:
Een voorziening gevestigd in een (bedrijfs)woning of een bijgebouw bij die woning en die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend nachtverblijf al dan niet met het serveren van ontbijt, waarbij de bedrijfsvoering wordt gerund door de bewoners van de desbetreffende woning.
1.17 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.18 bedrijfsmatige activiteit:
bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang en /of beperkte milieuhinder in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.19 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.20 bestaande bebouwing:
legaal tot stand gekomen bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning;
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met bijbehorende regels en bijlagen;
1.23 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.24 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht en qua gebruik ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.29 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.30 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.31 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:
alle gebouwen welke zijn aangewezen als gemeentelijke- en/of rijksmonument asmede die bebouwing waarbij na bouwhistorisch onderzoek is gebleken dat deze als cultuurhistorisch waardevol kan worden aangemerkt;
1.32 dagrecreatie:
een recreatieve activiteit op een aaneengesloten terrein ten behoeve van de bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van recreatie, sport, educatie of cultuur welke geheel of in overwegende mate in de open lucht wordt aangeboden met de daarbij behorende voorzieningen;
1.33 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.34 extensief recreatief medegebruik:
ongeorganiseerd recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving;
1.35 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarische bedrijf waarvan de bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
1.37 grondgebonden veehouderij:
- een veehouderij waarbij de veebezetting niet meer dan 2,75 GVE/ha bedraagt berekend over de grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie of
- een veehouderij waarvan tenminste 75% van de op het bedrijf geproduceerde mest, uitgedrukt in fosfaat, wordt aangewend op grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie en dit jaarlijks wordt aangetoond of
- een veehouderij die tenminste 95% van het ruwvoer, uitgedrukt in fosfaat, wordt gewonnen op grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie, waarvan tenminste 50% van het fosfaat in het rantsoen afkomstig is uit ruwvoer (gras en maïs) hetgeen jaarlijks via een rapportage uit BEX wordt aangetoond of
- een veehouderij waarin dieren worden gehouden die uitsluitend of in hoofdzaak worden gehouden ten behoeve van natuurbeheer;
1.38 hervestiging:
het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarische bouwvlak naar een ander agrarisch bouwvlak waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt;
1.39 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.40 intensieve veehouderij:
een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, schapen-, geiten- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
1.41 kampeermiddel:
- een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.42 kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.43 kamperen bij de boer:
het naast het exploiteren van een agrarisch bedrijf tevens hebben van een beperkt kampeerterrein als ondergeschikte nevenactiviteit op of in de onmiddellijke nabijheid van het ten behoeve van het agrarisch bedrijf toegekende bouwvlak;
1.44 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel of boogkas hoger dan 1,50 meter;
1.45 landschapselementen:
landschappelijk, cultuurhistorische en natuurlijk waardevolle elementen in het landschap zoals houtopstanden, houtwallen en singels of andere natuurlijke elementen zoals moerasjes, poelen en steilranden welke geen agrarische productiefunctie hebben;
1.46 legale bebouwing:
bebouwing dat op grond van een onherroepelijke bouwvergunning is gebouwd of gebouwd kan worden dan wel bebouwing die niet langer kan worden gewraakt;
1.47 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.48 nachtverblijf:
een (deel) van een gebouw waarin slaapgelegenheid wordt geboden en waarbij sprake is van gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van sanitair, kookgelegenheid en dergelijke;
1.49 nevenactiviteiten:
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen zoals kleinschalige recreatieve functies, agrarisch verwante functies, agrarisch technische hulpfuncties en statische opslag;
1.50 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt;
1.51 ondergeschikte horeca:
een niet zelfstandige horecafunctie welke onderdeel uitmaakt van een recreatieve of andersoortige voorziening en uitsluitend is bedoeld voor gebruikers of bezoekers van de betreffende voorziening;
1.52 paardenhouderij:
allerlei vormen van bedrijvigheid, niet zijnde maneges, waar hoofdzakelijk met paarden wordt gewerkt zoals paardenfokkerijen, africhtingsstallen, handelsstallen en paardenpensions;
1.53 permanente teeltondersteunende voorziening:
voorzieningen ter ondersteuning van de diverse teelten op de bedrijven die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;
1.54 plaatsgebonden risico:
het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen;
1.55 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.56 recreatiewoning:
een gebouw dat dient als recreatieverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.57 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.58 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.59 stacaravan:
een caravan, die, als een gebouw valt aan te merken en als zodanig bedoeld is om permanent te worden geplaatst;
1.60 statische opslag:
opslag van goederen in een gebouw die geen regelmatige verplaatsing behoeven en niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet agrarisch bedrijf;
1.61 stikstofneutraal:
een uitbreiding van een bedrijfsgebouw zonder extra depositie van stikstof op een nabijgelegen Natura 2000-gebied middels maatregelen op de locatie zelf of via externe saldering en er daardoor geen significante negatieve effecten op het betreffende gebied ontstaan;
1.62 teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen, zoals kassen, tunnels, afdekfolies, containervelden en dergelijke die dienen ter ondersteuning van een agrarisch bedrijf;
1.63 tijdelijk teeltondersteunende voorziening:
voorzieningen die dienen ter ondersteuning van de diverse teelten in de grond en gedurende maximaal 6 maanden van het jaar noodzakelijk zijn en worden opgericht, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
1.64 verblijfsrecreatie:
vormen van recreatie waarbij ook nachtverblijf wordt geboden zoals campings, hotels en pensions;
1.65 verbrede landbouw:
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering zoals bijvoorbeeld minicampings en maisdoolhoven, agrarisch natuurbeheer, educatieve activiteiten, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten. de verkoop van streekeigen producten en zorgboerderijen;
1.66 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.67 woonunit:
een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit een bouwlaag, alsmede een stacaravan die gelet op de feitelijke omstandigheden als bouwwerk wordt aangemerkt, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf en ingericht ten behoeve van tijdelijke bewoning;
1.68 zorgboerderij:
een agrarisch bedrijf waar naast agrarische activiteiten ook zorg wordt verleend aan mindervaliden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 De (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 Ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,50 meter bedraagt.
2.6 Peil:
- Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
- Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.
- Indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse geldende peil ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (NAP).
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch met waarden- landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- duurzaam agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en abiotische waarden;
- verspreid liggende legale bebouwing zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan;
- water;
- extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
Op of in de tot Agrarisch met waarden- landschapswaarden bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de genoemde bestemming, met dien verstande dat:
- alle bebouwing uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is toegestaan, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, terreinafscheidingen en voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik met dien verstande dat niet gebouwd mag worden ten behoeve van de uitbreiding van de aantallen dieren of de uitbreiding van glasopstanden;
- per aanduiding 'bouwvlak' maximaal één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn;
- het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten";
- de goothoogte van gebouwen maximaal 7 meter mag bedragen;
- de bouwhoogte van gebouwen maximaal 10 meter mag bedragen met uitzondering van kassen, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen, en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
- de bebouwing als bedoeld in 3.1 onder c mag worden gehandhaafd in zijn huidige omvang en als zodanig ook geheel mag worden vervangen;
- intensieve veehouderijen, in één bouwlaag zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' toegestaan;
- per bouwvlak slechts één bedrijfswoning aanwezig mag zijn c.q. gebouwd worden met een maximale inhoud van 750 m3;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor wat betreft terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 2 meter en buiten deze aanduiding maximaal 1.50 meter, voor wat betreft bouwwerken voor voerkuilen maximaal 2,5 meter, voor diverse soorten silo's, biovergistingsinstallatie en windmolens maximaal 16 meter en voor het overige 4 meter mag bedragen;
- voor het bouwen van een bedrijfswoning of bedrijfsgebouwen, die groter worden dan 500 m2 wordt voorafgaand aan de beslissing over de omgevingsvergunning advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over de noodzakelijkheid van het betreffende bouwwerk.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.2 mits wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda zoals die als bijlage 1 aan deze regels is toegevoegd:
- voor het plaatsen en gebruiken van stacaravans en/of woonunits of de verbouwing van een bedrijfsgebouw voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders met dien verstande dat:
- het gebruik als tijdelijke huisvesting slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar hetgeen dient te worden aangetoond aan de hand van een bewonersregistratie;
- deze dienen te worden geplaatst ter plaatse van de aanduiding bouwvlak van het betreffende bedrijf;
- per bedrijf maximaal 40 seizoensarbeiders mogen worden gehuisvest;
- deze huisvesting mag worden opgericht of ingericht voor werknemers die uitsluitend werkzaam zijn op het bedrijf waar zij worden gehuisvest;
- de noodzaak tot het hebben en huisvesten van seizoensarbeiders op het bedrijf afdoende is aangetoond waartoe een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen vereist is;
- er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen voor de omliggende bedrijven.
- voor het toestaan en inrichten van een verblijfsrecreatieve voorziening in de bedrijfswoning of een bestaand bijgebouw in de vorm van een bed en breakfast voor maximaal 10 personen met dien verstande dat:
- de bedrijfswoning geschikt blijft voor zelfstandige bewoning;
- maximaal 200 m² bedrijfsbebouwing voor deze functie mag worden gebruikt;
- de bedrijfswoning of het bijgebouw ten behoeve van deze functie niet mag worden uitgebreid;
- de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet worden beperkt;
- de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat er in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
- voor het verbouwen en gebruiken van een bijgebouw tot afhankelijke woonruimte in het kader van de mantelzorg met dien verstande dat:
- maximaal 75 m2 van het bijgebouw hiervoor mag worden aangewend;
- het te verbouwen bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
- de zorgvraag dient afgeleid te kunnen worden uit een indicatie in het kader van Wet maatschappelijke ondersteuning en dient beperkt te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
- er geen strijd mag ontstaan met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte geen belemmering mag opleveren in het kader van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven;
- zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd;
- vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda.
- van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van gebouwen tot een maximale hoogte van respectievelijk 9 en 15 meter indien dit is ingegeven vanuit dierwelzijnseisen of andere milieuaspecten met dien verstande dat deze afwijking niet van toepassing is op kassen en in dit kader niet voldaan hoeft te worden aan de in de aanhef van dit lid genoemde Landschapsinvesteringsregeling Breda;
- voor de bouw en gebruiken van tijdelijke bouwwerken ten behoeve van het bouwen van een carnavalswagen met dien verstande dat:
- deze ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of binnen een straal van 30 meter aansluitend aan een aanduiding bouwvlak of een bestemmingsvlak 'Bedrijf' of 'Wonen' moet worden geplaatst;
- deze geen grotere bouwhoogte heeft dan 10 meter;
- deze geen grotere oppervlakte heeft dan 400 m2;
- deze maximaal gedurende 6 maanden per jaar mag worden geplaatst en na afloop van die termijn dient te worden verwijderd;
- vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda.
- voor het bouwen ten behoeve van de omschakeling naar veehouderij, niet zijnde een intensieve veehouderij, uitbreiding van het aantal dieren of de uitbreiding van kassen met dien verstande dat:
- aangetoond wordt dat stikstofneutraal wordt gebouwd;
- indien het permanent teeltondersteunende kassen betreft deze niet groter mogen zijn dan 5000 m2;
- voldaan wordt aan het bepaalde in lid 3.2
- voor het bouwen van voerplaten, sleufsilo's en andere voorzieningen, niet zijnde gebouwen met dien verstande dat:
- deze aansluitend aan het bouwvlak dienen te worden gebouwd;
- de oppervlakte maximaal 0,5 ha mag bedragen;
- dit noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 mits wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda zoals die als bijlage 1 aan deze regels is toegevoegd:
- voor het kamperen bij de boer met dien verstande dat:
- de kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, binnen de aanduiding bouwvlak of binnen een straal van 50 meter aansluitend aan de aanduiding bouwvlak, moeten worden geplaatst;
- het aantal kampeermiddelen per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan 15 ;
- deze kampeermiddelen geplaatst mogen zijn in de periode gelegen tussen 15 maart en 31 oktober;
- de nabijgelegen agrarische bedrijven hierdoor niet in het hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt;
- de kampeeractiviteit(en) na beëindiging van de agrarische functie ter plaatse niet meer is(zijn) toegestaan en moet(en) worden beëindigd;
- voor het toestaan van nevenactiviteiten en/of activiteiten in het kader van de verbrede landbouw met dien verstande dat:
- uitsluitend bedrijven zijn toegestaan met een milieucategorie 1 en 2 zoals deze zijn opgenomen in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijven welke niet zijn opgenomen maar die qua aard en milieubelasting zijn gelijk te stellen met de in de lijst opgenomen bedrijven binnen de categorieën 1 en 2 , niet zijnde detailhandelsbedrijven, horecabedrijven of zelfstandige kantoren, en voor bedrijven die niet zijn opgenomen en/of uit een hogere categorie mits het betrokken bedrijf naar omvang, aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met bedrijven in de categorieën 1 en 2;ter plaatse een agrarisch bedrijf als hoofdfunctie aanwezig is en wordt gehandhaafd;
- de activiteit(en) na beëindiging van de agrarische functie niet meer is(zijn) toegestaan en moet(en) worden beëindigd;
- voor de activiteit(en) maximaal 400 m² bebouwing mag worden aangewend waarvan voor huisverkoop van streekeigen producten maximaal 200 m² mag worden gebruikt en voor ondergeschikte horeca-activiteiten maximaal 100 m² en/of maximaal 30 zitplaatsen op het onbebouwde buitenterrein;buitenopslag ten behoeve van de gewenste functie niet is toegestaan;
- de uitoefening van de activiteit(en) geen uitbreiding van de bebouwing of uitbreiding van het bouwvlak tot gevolg mag hebben;
- de te ontwikkelen activiteit(en) geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
-
- voor het toestaan van een dagrecreatieve voorziening in het kader van de verbrede landbouw in de vorm van een doolhof van tijdelijke gewassen zoals maïs of gras, met dien verstande dat:
- de activiteit aansluitend aan het agrarisch bouwvlak wordt gesitueerd;
- de totale oppervlakte voor de activiteit niet meer bedraagt dan 3,5 ha;
- de te ontwikkelen activiteit geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft in die zin dat geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
- voor het toestaan van statische opslag in gebouwen tot een oppervlakte van maximaal 1000 m² met dien verstande dat indien geen sprake meer is van agrarische activiteiten de resterende bedrijfsgebouwen, waaronder ook kassen, worden gesloopt en/of overtollige verharding wordt verwijderd;
- voor het gebruik van een gebouw voor het bouwen van een carnavalswagen met dien verstande dat het gebruik slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar met dien verstande dat vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregelinging Breda.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 9 lid 9.1 van toepassing.
Artikel 4 Waarde – Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
- Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
- In afwijking van lid a mogen, met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen:
- gebouwen worden gebouwd ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft;
- bouwwerken worden gebouwd of uitgebreid tot een oppervlakte van maximaal 100 m² en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld.
- Het bepaalde in lid a en b is niet van toepassing voor gebieden die zijn vrijgegeven middels een door het bevoegd gezag afgegeven selectiebesluit.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 indien:
- op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, of
- passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of andere met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 9 lid 9.1 van toepassing met dien verstande dat aan een vergunning voorwaarden kunnen worden verbonden indien uit voorafgaand adequaat archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden. Voorts is geen omgevingsvergunning vereist indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en door het aanleggen of het uitvoeren van de vergunningplichtige werken of werkzaamheden, dan wel de daaraan direct of indirect te verwachten gevolgen, geen archeologische waarden worden aangetast.
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
- Indien de maatvoering van de bebouwing of het aantal woningen dat bestaat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering c.q aantal woningen te allen tijde worden gehandhaafd en vernieuwd.
- Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak onder het gehele gebouw of een gedeelte van het gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen;
- het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag met een bouwdiepte van maximaal 4 meter onder peil.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
- Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen gebruik van gebouwen en gronden voor een seksinrichting of gebruik van gebouwen voor smart-, head- en growshops of een combinatie daarvan.
- Burgemeester en wethouders wijken af van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en gelet op het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is;
- de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen op de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders binnen de bestemde of nader aangeduide gebieden, onder verwijzing naar de tabel van omgevingsvergunningen en gebruiksverboden, de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
Overzicht van werken en werkzaamheden
Bodem
1. Het verlagen, vergraven of egaliseren van de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen.
2. Het ophogen van de bodem.
3. Het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,30 meter.
4. Het aanleggen en/of verharden van bedrijfswegen, onderhoudspaden, paden voor dagrecreatief
medegebruik, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover gelegen buiten de
aanduiding 'bouwvlak'.
5. Het aanbrengen van tijdelijk teeltondersteunend voorzieningen.
Beplanting/grondgebruik
6. Het vellen of rooien van houtgewas als bos, houtsingels, boomgroepen struwelen alsmede het verwijderen van
landschapselementen als poelen, moerasjes en ruigten.
7. Het beplanten van gronden met houtgewas (bos heesters) alsmede het aanleggen en/of aanplanten van
landschapselementen.
8. Het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van sierteelt of boomteelt.
9. Het permanent omzetten van grasland in bouwland.
Water2
10. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van vaarten, waterlopen,
sloten en greppels.
11. Het beïnvloeden van de grondwaterstand door de aanleg van een werk voor bemaling, onderbemaling of
drainage.
12. Het aanbrengen van kades of het wijzigen daarvan1
1 Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 horen burgemeester en wethouders het ter plaatse bevoegde gezag.
2 Deze werkzaamheden zijn uitsluitend vergunningplichtig voorzover daarbij landschappelijke waarden (aardkundig, cultuurhistorisch, visueel-ruimtelijk) en of natuurlijke waarden in het geding zijn. De waterhuishoudkundige aspecten zijn veiliggesteld via de Keur van het Waterbeheerplan.
Tabel van omgevingsvergunningen en gebruiksverboden
Bestemmingen/aanduidingen | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 |
Agrarisch met waarden-landschapswaarde | A | A | A | A | + | A | A | S | A | A | A | A |
Waarde-Archeologie | A | A | A | A | + | A | A | A | A | A | A | A |
Waarde - Cultuurhistorie | A | A | + | A | A | A | A | A | A | S | + | A |
+: toegestaan
A: omgevingsvergunning vereistS: strijdig gebruik
b. Voorwaarden voor de omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 9.1 onder a is slechts toelaatbaar, indien door die werken en/of werkzaamheden de natuur- en landschappelijke waarden en de cultuurhistorische en archeologische waarden op deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet in onevenredige mate worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het verkeersbelang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd dan wel de in geval van de aanwezigheid van boven- of ondergrondse leidingen de betreffende leidingbeheerder een positief advies heeft afgegeven.
c. Toegestane werkzaamheden
Het bepaalde onder 9.1 onder a is niet van toepassing op:
- werken en/of werkzaamheden van geringe omvang en uit planologisch oogpunt van ondergeschikt belang gericht op en noodzakelijk voor het normale onderhoud of beheer van de gronden of de instandhouding van het gebied, waaronder begrepen de normale agrarische bedrijfsvoering en de normale beheerswerkzaamheden door natuurbeherende instanties;
- werken en/of werkzaamheden die onderdeel zijn van een door Gedeputeerde Staten in het kader van de landinrichting goedgekeurd plan van wegen en waterlopen of goedgekeurd landschapsplan;
- werken en/of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren waarvoor ingevolge artikel 13 van die Wet een vergunning van de Minister bedoeld in genoemde wet is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheersplan als bedoeld in artikel 14 van die Wet;
- indien voor bedoelde werken en/of werkzaamheden een vergunning/ontheffing op grond van de Keur van het Waterschap Brabantse Delta en/of de Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant 1997 -of latere gewijzigde regelgeving ter zake - noodzakelijk is;
- het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden binnen de aanduiding 'bouwvlak' tenzij hieraan een dubbelbestemming is toegekend en op basis hiervan een vergunning is vereist.
d. Gebruiksregels
Voor zover in de "Tabel omgevingsvergunningen" werken en/of werkzaamheden zijn aangeduid met de letter S is het verboden de betreffende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren binnen de aangegeven bestemmingen. Het aldaar uitvoeren of laten uitvoeren van de betreffende werken en/of werkzaamheden wordt in elk geval aangemerkt als strijdig gebruik.
9.2 Parkeren
- Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, veranderen of uitbreiden van gebouwen, of het afwijken van de planregels over het toegestane gebruik, wordt getoetst of in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen en fietsen. Hierbij wordt rekening gehouden met de omvang van het gebouw en de activiteiten die plaatsvinden in het gebouw.
- Het benodigde aantal parkeerplaatsen voor motorvoertuigen en fietsen wordt vastgesteld aan de hand van de Nota Parkeernormen Breda 2021. Als de Nota Parkeernormen Breda 2021 wordt gewijzigd, dan moet worden voldaan aan die gewijzigde beleidsregels of de rechtsopvolgers daarvan;
- De onder a. genoemde parkeergelegenheid moet in stand worden gehouden;
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
- als voldaan wordt aan de voorwaarden die daarvoor gelden in de Nota Parkeernormen Breda 2021 en wijzigingen of de rechtsopvolgers daarvan;
of
- als het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- een goede woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid en
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 10%.
- Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij deze verandering de afwijking naar aard en omvang verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze planregels kunnen worden aangehaald onder de titel:
“Regels het bestemmingsplan ‘Buitengebied Noord, Rietdijk 4’.
1 Landschapsinvesteringsregeling
Landschapsinvesteringsregeling
2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Staat van Bedrijfsactiviteiten