KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Woongebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Huidig Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Inrichtingsschets/stedenbouwkundig Plan
2.3 Beeldkwaliteitbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Niveau
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Milieu
4.2 Ecologie
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.4 Water
4.5 Verkeerskundige Aspecten
4.6 M.e.r.-plicht
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemeen
6.2 Planregels
Hoofdstuk 7 Inspraak, Overleg En Procedure
7.1 Informatieavond
7.2 Vooroverleg
7.3 Zienswijzen En Vaststelling
Bijlage 1 Regeling Parkeernormen Deurne 2019
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Milieuzonering
Bijlage 4 Externe Veiligheid
Bijlage 5 Maatregelen Externe Veiligheid
Bijlage 6 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 7 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 9 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 10 Pve Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 11 Memo Evaluatie Proefsleuven
Bijlage 12 Oplegvel Pve Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 13 Plan Van Aanpak Archeologische Opgraving
Bijlage 14 Pve Archeologische Opgraving
Bijlage 15 Rapportage Opgraving
Bijlage 16 Infiltratieadvies

Irenestraat, Deurne

Bestemmingsplan - Gemeente Deurne

Vastgesteld op 15-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Irenestraat, Deurne.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0762.BP201906-C001 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten door de bewoner van de woning op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dat in een woning en daarbij behorende gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitsluiting van detailhandel.

1.4 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen door de bewoner van de woning van ambachtelijke of kunstzinnige bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 afhankelijke woonruimte

een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw met woonfunctie, of in een bijgebouw bij een hoofdgebouw met woonfunctie, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw met woonfunctie en gelegen is binnen een bestemming dat wonen mogelijk maakt.

1.6 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van ter plaatse vervaardigde goederen verband houdend met het ambacht.

1.7 arbeidsmigranten

personen die hun vaste woon- en verblijfplaats niet in Nederland hebben maar die tijdelijk, in Nederland verblijven, om hier betaalde werkzaamheden te verrichten.

1.8 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

een in de verordening aangegeven percentage dat de grootte van het in de regels aangegeven terrein aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen.

1.12 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen en niet zijnde een seksinrichting.

1.13 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslagruimten, sanitaire ruimten en dergelijke.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.15 bestaand

  • bij bouwwerken: op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig of in uitvoering, dan wel gebouwd kan worden krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning;
  • bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel gebruik dat is toegestaan krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning.

1.16 bestaande woning

een woning die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestond of in uitvoering was krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of een woning die nog gebouwd kan worden krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of waarvoor de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen nog onherroepelijk wordt.

1.17 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.18 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt tevens begrepen een internetwinkel met fysieke bezoekmogelijkheid (al dan niet zijnde en afhaalpunt).

1.26 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.27 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of de woning wordt uitgeoefend.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.30 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamergewijze verhuur wordt daaronder niet begrepen).

1.31 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.32 internetwinkel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen via internethandel, met dien verstande dat producten per post aan de koper worden verzonden en ter plaatse geen sprake is van fysiek klantcontact.

1.33 logies

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.

1.34 kamergewijze verhuur

het opdelen van een woning in twee of meer onzelfstandige wooneenheden óf het opdelen van een woning in één zelfstandige en één of meer onzelfstandige wooneenheden.

1.35 mantelzorg

het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.

1.36 nieuwe woning

een woning / wooneenheid die wordt toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad.

1.37 nok

het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkaar snijden.

1.38 normenset Keurmerk SNF

de door Stichting Normering Flexwonen vastgestelde norm voor de huisvesting van arbeidsmigranten (versie 8.0, d.d. 1 september 2019) met dien verstande dat indien voor-noemde normenset wordt gewijzigd, een aanvraag moet voldoen aan de nieuwe normen.

1.39 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.40 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.41 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen.

1.42 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam-) prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet gecombineerd met elkaar.

1.43 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de lijst van bedrijven, bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals deze is opgenomen als bijlage 2 behorende bij deze regels.

1.44 structurele huisvesting

als er 6 maanden of langer per kalenderjaar sprake is van huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten. Dit kan de huisvesting van wisselende arbeidsmigranten betreffen. Het gaat erom, dat de woonvoorzieningen gedurende minimaal 6 maanden per kalenderjaar in gebruik zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten.

1.45 tijdelijke arbeidsmigrant

arbeidsmigrant die maximaal één jaar in Nederland verblijft.

1.46 voorgevel

de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel is er slechts sprake van één voorgevel).

1.47 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.48 voorgevelrooilijn

de naar de weg toegekeerde grens van het bouwvlak, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd.

1.49 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.50 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.51 wonen

huisvesting in een woning.

1.52 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

1.53 zijdelingse-/ achterperceelsgrens

een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.8 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, voor aanvang van de bouwwerkzaamheden, het oorspronkelijke maaiveld.

2.11 verticale diepte

de diepte, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer waaronder wordt gebouwd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorziening;
  2. b. ondergeschikte paden en verhardingen;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

bij de bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen;
  2. b. beroepen aan huis


met de daarbij behorende:

  1. c. wegen, paden en parkeren
  2. d. tuinen, erven en verhardingen;
  3. e. voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- of bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

6.2 Bestaande maten

  1. a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  3. c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor afhankelijke woonruimte;
  2. b. het bieden van (tijdelijke) huisvesting van arbeidsmigranten en het direct daarmee verbandhoudend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid;
  3. c. het gebruik van agrarische bedrijfsruimte en (bedrijfs)woningen voor bed & breakfast voorzieningen;
  4. d. het gebruik van (bedrijfs)woningen voor kamerverhuur en/of logies;
  5. e. het gebruik van bouwwerken voor prostitutie, een seksinrichting of escortbedrijf;
  6. f. enige vorm van handel, behoudens voor zover dit op grond van de bestemming is toegestaan;
  7. g. het gebruik van gronden voor de opslag van onbruikbare of aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken goederen, machines of voertuigen en van materialen, emballage en afval, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  8. h. het gebruik voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op bestemming gerichte gebruik van de grond.

7.2 Afwijken van de gebruiksregels

7.3 Parkeren

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende regels van het plan voor:

  1. a. het bouwen van nutsvoorzieningen en voor religieuze doeleinden zoals kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
    2. 2. de goothoogte niet meer dan 3,2 meter bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5,5 meter bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
  2. b. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, van de vorm van een bouwperceel, voor zover zulks noodzakelijk of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

9.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 10 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Irenestraat, Deurne'

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Irenestraat, Deurne".

1.1 Aanleiding

Het initiatief omvat de realisatie van maximaal 18 grondgebonden nieuwbouwwoningen op de locatie tussen de basisschool aan de Magrietstraat, de Irenestraat en de begraafplaats aan de Mariastraat in de dorpskern van Zeilberg in de gemeente Deurne. De woningen zijn divers van aard en bestaan uit:

  • 4 twee-onder-een-kapwoningen;
  • 6 aaneengebouwde woningen, en;
  • 8 levensloopbestendige twee-onder-een-kapwoningen.

Het initiatief kan niet rechtstreeks worden gerealiseerd op basis van de vigerende beheersverordening 'Zeilberg', omdat binnen de beheersverordening geen ontwikkelingen zijn toegestaan. Daarnaast ligt het plangebied binnen het besluitvlak waarbinnen geen woningen zijn opgenomen. De gemeente Deurne heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het realiseren van het initiatief door middel van het opstellen van een bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing en regels voor het realiseren van 18 grondgebonden woningen.

1.2 Plangebied

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201906-C001_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201906-C001_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De grond is kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie L, nummers 8073 (gedeeltelijk) en 8074. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 5.150 m².

1.3 Huidig Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt de beheersverordening "Zeilberg", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 7 juli 2015.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de verbeelding, waarop de ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201906-C001_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING GELDEND BESTEMMINGSPLAN

Op basis van de beheersverordening vigeert de besluitvlakken 'Maatschappelijk' en 'Verkeer'. Het initiatief, de realisatie van maximaal 18 grondgebonden woningen, kan niet worden gerealiseerd, omdat binnen de besluitvlakken 'Maatschappelijk' en 'Verkeer' het realiseren van gebouwen anders dan ten behoeve van een maatschappelijke en verkeersfunctie niet is toegestaan.

Conclusie

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd binnen de vigerende beheersverordening 'Zeilberg'.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt eerst de bestaande situatie en daarna het stedenbouwkundig plan beschreven. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de directe omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201906-C001_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Bestaande Situatie

Het plangebied is gelegen ter hoogte van een bestaande paardenweide en enkele moestuinen aan de Irenestraat. Het plangebied is ingeklemd tussen de begraafplaats aan de Mariastraat, de Rooms-Katholieke Basisschool 'Zeilberg' aan de Margrietstraat en de eerder genoemde Irenestraat en kent daarmee een centrale ligging binnen het voormalige kerkdorp. Ten noordwesten van het plangebied staat de voormalige H. Willibrorduskerk, die in 2011 is gesloten als gebedshuis en tegenwoordig plaats biedt aan een fitnessclub en dansschool.

De woningen aan de Irenestraat tegenover het plangebied hebben zicht op de bestaande moestuinen. Achter deze moestuinen is een haag aanwezig die de begraafplaats omsluit. Tussen het schoolplein en het plangebied staat tot halverwege het perceel een rij met bomen, daarna is er een haag als afscheiding aanwezig. Dit is zichtbaar op onderstaande afbeeldingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201906-C001_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201906-C001_0006.jpg"

2.2 Inrichtingsschets/stedenbouwkundig Plan

2.2.1 Bebouwing en functies

Ruimtelijk/architectonisch

De realisatie van nieuwe woningen is passend op deze locatie binnen de dorpskern van Zeilberg in de gemeente Deurne, door de bijzondere / centrale ligging van de locatie binnen het voormalige kerkdorp. De locatie is gelegen binnen een kwadrant met van oudsher bijzondere dorpsvoorzieningen. De woningen zorgen voor een inbreiding in het hart van de kern waarmee nieuwe woningen in de nabijheid van deze voorzieningen worden gerealiseerd. Verder sluiten de nieuwe woningen aan bij de reeds aanwezige woningen in de directe omgeving van het plangebied. De ruimtelijke structuur is nader uitgewerkt in de voorlopige inrichtingsschets, zoals weergegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201906-C001_0007.jpg"

VOORLOPIGE INRICHTINGSSCHETS

Het bouwplan is opgedeeld in twee delen. Het eerste deel bestaat uit 4 twee-onder-een-kapwoningen en 6 aaneengebouwde woningen - maximaal 3 aaneen - die gesitueerd zijn aan de Irenestraat. De twee-onder-een-kapwoningen hebben de mogelijkheid om een bijgebouw naast de woning te realiseren. De garages staan verder naar achteren waardoor er ruimte tussen de woningen blijft en er geen gesloten straatbeeld ontstaat. De kaprichting is gelijk aan die van de bestaande bebouwing aan de Irenestraat waardoor een rustig straatbeeld ontstaat. Aan de Irenestraat zullen ter hoogte van de nieuwe woningen vier langsparkeerplaatsen worden gesitueerd. Dit zorgt er voor dat de straat voldoende visuele breedte behoud, zoals is weergegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201906-C001_0008.png"

TWEE-ONDER-EEN-KAPWONINGEN EN AANEENGEBOUWDE WONINGEN VANAF DE IRENESTRAAT

Het tweede deel van het bouwplan is gesitueerd aan een nieuw te realiseren dwarsstraat die aansluit op de Irenestraat. Aan deze straat worden 8 relatief kleinere levensloopbestendige twee-onder-een-kapwoningen gerealiseerd. Deze woningen sluiten met hun achtertuinen aan op de oostkant van de bestaande begraafplaats en gaan bestaan uit één laag met een kap waarmee het zicht op de kerk wordt behouden. Desalniettemin krijgt één van elke twee-onder-een-kapcombinatie een verhoogde goothoogte, weergegeven op nevenstaande afbeelding. Hierdoor ontstaat in deze woningen op de eerste verdieping meer ruimte. De woningen hebben de mogelijkheid om een aangebouwd bijgebouw te realiseren. Hierdoor is het ook mogelijk om de hoofdfuncties (slaap- en badkamer) in het bijgebouw te realiseren, waardoor het levensloopgeschikte woningen zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201906-C001_0009.png"

DE KLEINERE TWEE-ONDER-EEN-KAPWONINGEN AAN DE NIEUW GESITUEERDE WOONSTRAAT

In totaal worden binnen het plan maximaal 18 grondgebonden woningen gerealiseerd.

2.2.2 Verkeer en parkeren

Ontsluiting

De woningen binnen het plangebied liggen direct aan de Irenestraat en aan het nieuw aan te leggen hofje (die uiteindelijk aansluit op de Irenestraat). Het plan leidt niet tot een relevante extra verkeersaantrekkende werking.

Parkeren
Het gemeentelijk parkeerbeleid van de gemeente Deurne is vastgelegd in de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019'. Dit document wordt gebruikt bij het opstellen van de (additionele) parkeerbehoefte van dit plan. In het kader van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is gekeken of voldaan kan worden aan de parkeerbehoefte.

Voor de ontwikkeling wordt rekening gehouden met de parkeernorm voor 'zone 2' van de gemeente Deurne. Onderstaande tabellen laten de berekening van het aantal minimaal te realiseren parkeerplaatsen en de berekening van het te realiseren aantal parkeerplaatsen zien.

Type woningen Parkeernorm Aantal Totaal
twee-onder-een-kap, koopwoning 2,0 p.p. per woning 12 woningen 24,0
tussen/hoek, koopwoning 1,8 p.p. per woning 6 woningen 10,8
totaal 34,8
Parkeervoorziening Theoretisch aantal Berekeningsaantal Aantal Totaal
woning met garage en oprit 2,0 p.p per woning 1,0 p.p per woning 14 woningen 14,0
p.p.openbare ruimte 1,0 p.p. 1,0 p.p. 21 p.p. 21,0
Totaal 35,0

Na aanleiding van bovenstaande berekeningen en de getekende inrichtingsschets, komt naar voren dat het initiatief ten minste moet voorzien in 35 parkeerplaatsen. Hieraan wordt voldaan, doordat het initiatief voorziet in deze 35 parkeerplaatsen (zie afbeelding in paragraaf 2.2.1).

2.2.3 Groen en water

Langs de nieuw te situeren woonstraat is een groenstrook gepland waarin enkele bomen worden aangeplant. Deze groenstrook dient tevens als ruimte voor de waterberging van het plangebied. Deze krijgt vorm door een verlaging aan te brengen waarin het water geborgen kan worden om langzaam te infiltreren in de bodem.

2.3 Beeldkwaliteitbeschrijving

De beeldkwaliteitbeschrijving dient als leidraad voor het bereiken van de gewenste stedenbouwkundige samenhang, ruimtelijke samenhang en kwaliteit. De beeldkwaliteitbeschrijving is een stedenbouwkundig instrument en blijft beperkt tot díe elementen en aspecten die het beeld van de openbare ruimte inclusief de verschijningsvorm van aangrenzende percelen en bebouwing bepalen.

De kwaliteit van een stedenbouwkundige ruimte wordt bepaald door de samenhang van de inrichting van de openbare ruimte en de inrichting van de aangrenzende particuliere percelen. Een kwalitatief goede gemeenschappelijke ruimte is ook winst voor het individu. Een mooi huis in een fraaie straat heeft meerwaarde. Hierna zijn beschrijvingen en beelden opgenomen van de gewenste beeldkwaliteit binnen het plangebied.

2.3.1 Sfeer gebied

Het initiatief kent twee typen woningen. Desalniettemin zullen de woningen - om een eenheid te bewerkstelligen - in dezelfde kleurstelling, architectuur en materiaal worden gebouwd. Echter worden in de twee woningtypes verschillende accenten aangebracht met ander metselwerk, kleur- en materiaalaccenten. Tevens bestaan alle woningen uit één of twee lagen met een kap. Daarnaast sluiten de woningen binnen het initiatief aan bij de reeds bestaande woningen in de Irenestraat. Hierdoor vindt er een afronding van de bestaande woonstraat plaats. Ten slotte blijft het zicht op de H. Willibrorduskerk bestaan, wat zorgt dat de bestaande sfeer in het gebied behouden blijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201906-C001_0010.jpg"

VOGELVLUCHT VANAF DE WESTZIJDE VAN HET INITIATIEF

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201906-C001_0011.jpg"

VOGELVLUCHT VANAF DE NOORDZIJDE VAN HET INITIATIEF

2.3.2 Groen en openbare ruimte

Aan één zijde van de straat is ruimte gereserveerd voor een groenzone met bomen waardoor de nieuwe straat een groen aanzicht krijgt. Het parkeren in de openbare ruimte is met haaks parkeren geconcentreerd in 2 parkeerkoffers aan de nieuw te realiseren dwarsstraat en met vier langsparkeerplaatsen aan de Irenestraat ter hoogte van de aaneengebouwde woningen. Aan het einde van de nieuwe woonstraat is een groenzone gesitueerd waarin de waterberging van het gebied wordt vormgegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201906-C001_0012.jpg"

ACHTERZIJDE VAN DE NIEUWE WOONSTRAAT VANUIT DE GROENZONE

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft daarom ook geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.

3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Er dient allereerst sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling'. Daarnaast moet aangetoond worden dat de ontwikkeling voorziet in de behoefte. De bouw van maximaal 18 grondgebonden woningen betreft een ‘stedelijke ontwikkeling’ omdat het een woningbouwontwikkeling is van meer dan 11 woningen. De behoefte aan woningen is enkele jaren geleden onderzocht en wordt sindsdien voortdurend geactualiseerd. Uit de 'Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040' en nieuwe 'Structuurvisie Deurne 2030' blijkt dat er nog steeds behoefte is aan woningen in de gemeente Deurne (zie paragraaf 3.3.1 en 3.3.2).

Het initiatief omvat een woningbouwontwikkeling op een inbreidingslocatie van maximaal 18 grondgebonden woningen binnen de dorpskern van Zeilberg in de gemeente Deurne, waaraan vanuit de (regionale) afspraken behoefte is. Het planvoornemen is gelegen binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Hiermee past deze ontwikkeling binnen het gestelde beleid.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

3.2 Provinciaal Niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  1. 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  2. 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  3. 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  4. 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig plan betreft de bouw van maximaal 18 grondgebonden nieuwbouwwoningen op de locatie tussen de basisschool aan de Magrietstraat, de Irenestraat en de begraafplaats aan de Mariastraat in de dorpskern van Zeilberg in de gemeente Deurne. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1. De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de woningen. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.
ad 2. Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de woningen en de inrichting van de woonpercelen kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt.
ad 3. Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De 18 extra woningen worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijke gebied van de gemeente Deurne. Hierdoor is een uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied niet aan de orde.
ad 4. Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

3.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Deurne 2030

Op 13 maart 2018 heeft de gemeenteraad van Deurne de 'Structuurvisie Deurne 2030' vastgesteld. Met deze structuurvisie wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van Deurne van belang zijn. In deze structuurvisie ligt de nadruk op de visie van de gemeente op de functionele ontwikkelingen van de diverse, ruimtelijk relevante onderwerpen.

De structuurvisie richt zich op de volgende thema's: 'Gezond wonen en leven', 'Een gezonde lokale economie', 'Een sociale en zorgzame gemeente', Betaalbaar en divers wonen', Goede bereikbaarheid en 'Passende voorzieningen'. De gemeente streeft een prettige woon en leefomgeving en wil in 2050 energieneutraal zijn. De gemeente wil daarnaast de woningbouwopgave binnen het bestaande stedelijk gebied oplossen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201906-C001_0013.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE

Structuurvisiekaart

De Blasiusstraat, ten noorden van het plangebied is aangeduid als onderdeel van de hoofdinfrastructuur. Het plangebied ligt binnen bestaand woonkernen. Binnen deze gebieden wil de gemeente de woningbouwopgave oplossen door woningen te realiseren in leegstaand vastgoed, op lege binnenterreinen of door herontwikkeling van oude bedrijfspanden of bedrijventerreinen.

Hierbij word aangegeven dat het belangrijk is om aan te sluiten op behoeften van kernen en wijken. Voorliggende inbreiding in Zeilberg met twee-onder-een-kapwoningen, aaneengesloten woningen en relatief kleinere (levensloopbestendige) twee-onder-een-kapwoningen sluit daarmee goed aan; doordat bewoners met de levensloopbestendige woningen langer wonen in de wijk kunnen blijven wonen. Voorliggende ontwikkeling past hiermee binnen de 'Structuurvisie Deurne 2030'.

3.3.2 Woonvisie 2019-2040

In 2019 heeft de gemeenteraad de 'Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040' vastgesteld. De gemeente Deurne geeft aan dat haar gemeente bij uitstek een woon- en leefgemeente is. Tot 2030 blijft het aantal huishoudens in de gemeente Deurne stijgen. De stijging wordt nagenoeg geheel veroorzaakt door eenpersoonshuishoudens. Daarnaast blijft het aantal senioren stijgen als gevolg van de vergrijzing. Daarmee verandert de woonbehoefte en het is van belang dat het woningaanbod meebeweegt. De kaders in de Woonvisie 2019-2040 geven daarvoor richting, maar zijn ook voldoende flexibel om ruimte te bieden aan innovatie en nieuwe ontwikkelingen.

Gelet op de veranderende behoeften en de tekorten in de bestaande woningvoorraad zijn senioren, (her)starters en jonge gezinnen, jongeren en kwetsbare doelgroepen de prioritaire doelgroepen voor Deurne. De kaders zijn gericht op het stimuleren van woningbouwinitiatieven voor deze doelgroepen.

Kwantiteit

De woningbehoefteprognose van de provincie Noord-Brabant is op basis van de Verordening Ruimte richtinggevend voor het gemeentelijk woningbouwprogramma (prognose 2017). In de provinciale prognose 2017 is de 'marge' van de voor Deurne berekende woningbehoefte voor de periode 2019-2040 tussen de 640 en 935 woningen. Door de provincie is vastgelegd dat de harde woningbouwcapaciteit in bestemmingsplannen maximaal 100% van de woningbehoefteprognose voor 10 jaar mag zijn. Zo kan de provincie de woningbouw 'sturen' via bestemmingsplanprocedures.

De gemeente Deurne gebruikt het volgende afwegingskader voor woningbouwaantallen:

  • Inbreidings-, herstructurerings- en transformatielocaties en leegstaand vastgoed binnen bestaand stedelijk gebied: ja, mits.
  • Voor onbebouwde locaties aan de randen van de kernen en locaties in het buitengebied: nee, tenzij.

Kwaliteit

Om passende, betaalbare woonoplossingen te blijven bieden voor alle inwoners is een woningaanbod dat meebeweegt met de bevolkingssamenstelling en de woonbehoeften (vergrijzing, kleinere huishoudens, veranderende zorgvraag) noodzakelijk. De nieuwbouw en aanpassing van de bestaande voorraad moet daarbij aansluiten. De gemeente Deurne zet hierin in op:

  • Levensloopgeschikte woningen (huur en koop)
  • Koopwoningen tot € 200.000
  • Koopwoningen tussen € 200.000 en € 250.000
  • (Midden)huurwoningen
  • (Kleine) sociale huurwoningen
  • Onzelfstandige woonvormen (kamergewijze verhuur)
  • Woonvormen met een koppeling met zorg

De gemeente Deurne gebruikt voor woningbouwlocaties binnen bestaand stedelijk gebied het volgende afwegingskader:

  • Inbreidings-, herstructurerings- en transformatielocaties en leegstaand vastgoed (inclusief monumenten en beeldbepalende panden) binnen bestaand stedelijk gebied: ja, mits:
    1. 1. Stedenbouwkundig en planologisch passend en milieutechnisch mogelijk (inclusief omgekeerde werking), en
    2. 2. Passend binnen afwegingskader woningbouwkwaliteiten.

Analyse

Onderhavig planvoornemen omvat de realisatie van maximaal 18 grondgebonden nieuwbouwwoningen op de locatie tussen de basisschool aan de Magrietstraat, de Irenestraat en de begraafplaats aan de Mariastraat in de dorpskern van Zeilberg in de gemeente Deurne. Dit betreft een inbreidingslocatie binnen het bestaand stedelijk gebied, passen binnen het afwegingskader van de woningbouwaantallen.

Het bouwplan is opgedeeld in twee delen. Het eerste deel bestaat uit 4 twee-onder-een-kapwoningen en 6 aaneengebouwde woningen - maximaal 3 aaneen - die gesitueerd zijn aan de Irenestraat. Het tweede deel van het bouwplan is gesitueerd aan een nieuw te realiseren dwarsstraat die aansluit op de Irenestraat. Aan deze straat worden 8 relatief kleinere levensloopbestendige twee-onder-een-kapwoningen gerealiseerd. Deze woningen sluiten kwalitatief aan bij het soort woningen dat de in de woonvisie genoemd wordt als woningen die gerealiseerd moeten worden.

Conclusie

Met voorliggend initiatief is dus rekening gehouden in het gemeentelijke woningbouwprogramma en past het in de gemeentelijke 'Woonvisie'.

3.3.3 Regionale woningbouwafspraken en de Ladder voor Duurzame Verstedelijking

In de Metropoolregio Eindhoven worden jaarlijks, samen met de provincie Noord-Brabant, de regionale woningbouwafspraken geactualiseerd via de vaststelling van de Regionale Agenda Wonen. De regionale woningbouwafspraken zijn conform de Verordening ruimte van de provincie gebaseerd op de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose. De provincie Noord-Brabant actualiseert deze prognose iedere drie jaar. Voor de gemeenten in de landelijke regio's (dus ook de gemeente Deurne), wordt uitgegaan van de 'migratiesaldo = 0 benadering' voor de binnenlandse migratie.

De regionale woningbouwafspraken zijn voor Deurne (en de overige landelijke gemeenten) gebaseerd op het bouwen voor de eigen behoefte. Uit de provinciale bevolkings- en huishoudensprognose 2017 blijkt dat de groei van het aantal huishoudens in Deurne afneemt, rond 2030 stabiliseert en daarna (op termijn) overgaat in krimp.

Verwacht wordt dat in de gemeente Deurne in de periode 2017–2030 nog een toevoeging van 900 tot 1200 woningen noodzakelijk is.

De Deurnese woningvoorraad moet aansluiten bij de huidige en toekomstige behoeften van de Deurnese bevolking. Woningen en woningbouw kunnen daarnaast een belangrijke rol spelen in het behoud en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

De afstemming tussen de regionale woningbouwafspraken, de benutte plancapaciteit in bestemmingsplannen en de voorgenomen woningbouwontwikkelingen (het gemeentelijk woningbouwprogramma) worden jaarlijks gemonitoord door de provincie Noord-Brabant. Het gemeentelijk woningbouwprogramma past binnen de regionale woningbouwafspraken.

De locatie Irenestraat is opgenomen in het gemeentelijk woningbouwprogramma.

Daarmee wordt voldaan aan trede 1 van de Ladder voor duurzame verstedelijking: de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een regionale behoefte (trede 1).

Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied, in het centrum van de kern Deurne, nabij de centrumvoorzieningen. Daarmee wordt ook voldaan aan trede 2: de behoefte wordt binnen bestaand stedelijk gebied opgevangen. Het initiatief voldoet daarmee aan de Ladder en past binnen zowel de regionale als de gemeentelijke woningbouwkaders.

3.3.4 Welstandsnota gemeente Deurne 2016

Het doel van de welstandzorg is de kwaliteit van de individuele architectuur en van het totale straatbeeld op peil te houden en waar nodig en mogelijk te verbeteren. Uitgangspunt daarbij is de karakteristiek van het gebied waarin een bouwwerk staat of wordt opgericht. Een goede balans tussen individueel en algemeen belang staat hierbij centraal. Daartoe heeft de gemeente Deurne welstandsbeleid opgesteld.

Zowel het bestemmingsplan als de welstandsnota heeft betrekking op de kwaliteit van de gebouwde omgeving. In beide documenten zijn regels opgenomen voor het oprichten van bouwwerken. Het bestemmingsplan bevat regels voor de bouw van gebouwen en overige bouwwerken, die bindend zijn. De uitwerking van de uiterlijke verschijning van gebouwen is vastgelegd in de welstandsnota.

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan sluit aan op de Welstandsnota. De uiteindelijke toetsing aan de Welstandsnota vindt plaats in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen.

3.3.5 Regeling parkeernormen Deurne 2019

De 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' is op 12 november 2019 vastgesteld door de gemeenteraad van Deurne en bevat het beleid met betrekking tot parkeren. Voor de kernen buiten de hoofdkern Deurne zijn specifieke parkeernormen opgenomen, deze zijn van toepassing op het plangebied. De parkeernormen zijn in de regels van het bestemmingsplan verankerd.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  1. 1. milieu;
  2. 2. waarden;
  3. 3. waterhuishouding.

4.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

4.1.1 Bodem- en grondkwaliteit

4.1.2 Geluid

4.1.3 Luchtkwaliteit

4.1.4 Milieuzonering

4.1.5 Externe veiligheid

4.1.6 Kabels en Leidingen

Binnen het plangebied en in de directe omgeving geen kabels of leidingen met een planologische beschermingszone die van invloed is op het plangebied.

4.1.7 Geurhinder veehouderijen

4.1.8 Volksgezondheid i.r.t. veehouderijen

4.2 Ecologie

De bescherming van de natuur is per 1 januari 2017 in Nederland vastgelegd in de 'Wet natuurbescherming' (Wnb). Deze wet vormt voor wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Gebiedsbescherming vanuit de Wet natuurbescherming

Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant.

Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd door Econsultancy uit Boxmeer, rapport: Onderzoek stikstofdepositie Irenestraat te Deurne (21 april 2020, 10859.001 D2). Het onderzoeksrapport is als bijlage 7 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat zowel in de bouwfase als in de gebruiksfase wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.

Gebiedsbescherming vanuit provinciaal beleid

De provinciale groenstructuur, bestaande uit het Brabants Natuurnetwerk (voormalige EHS) en Groenblauwe Mantel, is ruimtelijk vastgelegd in de hernieuwde Verordening ruimte Noord-Brabant 2014. Het Brabants Natuurnetwerk is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheergebieden voor agrarische natuurbeheer behoren tot het Brabants Natuurnetwerk. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Het plangebied ligt op meer dan 2 km afstand van het dichtsbijzijnde gebied van Natuur Netwerk Brabant, De Groenblauwe mantel of attentie gebied Natuur Netwerk Brabant.

Er zijn geen effecten op deze gebieden te verwachten.

Soortenbescherming vanuit de Wet natuurbescherming

Soortenbescherming vanuit de Wet natuurbescherming, heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde dierensoorten en een aantal vaatplanten. Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die niet onder de aangewezen bescherming vallen, of die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt de zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 1.10 Wnb). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan aanwezige soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.

De beoordeling van het plan ten aanzien van de soortenbescherming is uitgevoerd door Econsultancy uit Swalmen: rapport “Rapportage quickscan flora en fauna Irenestraat te Deurne” (10 maart 2020, nr. 10859.002). Het onderzoeksrapport is als bijlage 8 bijgevoegd. In het onderzoeksrapport doet Econsultancy de volgende aanbevelingen om te voldoen aan de Wet natuurbescherming:

  1. 1. Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen of door voorafgaand aan de werkzaamheden een controle op broedgevallen in de directe omgeving van de onderzoekslocatie uit te voeren.
  2. 2. Voor overige beschermde soorten zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming gezien de aard van de voorgenomen ingreep of wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde.
  3. 3. Met betrekking tot Natura 2000-gebieden, het Natuurnetwerk Nederland en houtopstanden worden bij de voorgenomen werkzaamheden geen bezwaren voorzien in de uitvoering van de voorgenomen herontwikkeling op de onderzoekslocatie.

4.2.1 Conclusie

Het aspect Flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.3 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (1992). De wet is een raamwet die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden.

De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.

De uitgangspunten van de wet zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Initiatiefnemers tot ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdig stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodemverstorende ingrepen zal worden om gegaan. Dit houdt in een verplichting tot vooronderzoek bij werkzaamheden die de grond gaan verstoren. De invoering hiervan wordt geregeld via bestemmingsplannen en vrijstellingen, de mer-plichtige activiteiten en ontgrondingen;
  • bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen. De kosten voor noodzakelijke archeologische werkzaamheden komen ten laste van de initiatiefnemer tot de bodemverstorende activiteit.

In de Wet op de archeologische monumentenzorg is aangegeven dat gemeentes verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. Dit betekent dat de gemeente bevoegd gezag is. Om te kunnen voldoen aan het gestelde in de Wet op de archeologische monumentenzorg dient de gemeente Deurne te beschikken over archeologiebeleid en een archeologische beleidskaart.

De gemeente Deurne heeft een eigen archeologisch beleid, zoals omschreven in de “Nota archeologische monumentenzorg gemeente Deurne, 2008” en vervat in de beleidsstukken “archeologische beleidskaart Deurne” en de “Archeologieverordening Deurne”.

Om de archeologische situatie inzichtelijk te maken heeft Econsultancy een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd: rapport "Archeologisch onderzoek Irenestraat te Deurne" (27 september 2017, 4712.002). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 9.

Gespecificeerde archeologische verwachting

Het plangebied ligt op de hoger gelegen Peelhorst, op 150 meter ten oosten van de Peelrandbreuk. Deze hoge ligging maakt het een met name voor landbouwers interessante vestigingslocatie. De gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied is laag voor resten uit het Paleolithicum en Mesolithicum, middelhoog voor resten uit het Neolithicum tot en met de IJzertijd en hoog voor resten uit de Romeinse tijd tot en met de Nieuwe tijd.

Resultaten inventariserend veldonderzoek

In het plangebied zijn dekzandafzettingen aangetroffen, afgedekt door een eerddek. Uit de bij vier boringen aangetroffen onverstoorde podzol-B-horizont in de top van de dekzandafzettingen blijkt dat het bodemprofiel in het plangebied grotendeels onverstoord is. Alleen ter plaatse van boring 2 is het bodemprofiel plaatselijk verstoord, vermoedelijk door de teelt van asperges. Op basis van de aangetroffen bodemprofielen blijft de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied, zoals opgesteld in het bureauonderzoek, gehandhaafd. Op basis van het behoud van een middelhoge tot hoge trefkans blijft de kans reëel dat archeologische resten binnen het plangebied aanwezig zijn.

Advies

Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek adviseert Econsultancy om het plangebied nader te onderzoeken door middel van een IVO karterende en waarderende fase, proefsleuven (IVO-P).

Bovenstaand advies is van Econsultancy. De resultaten van onderhavig onderzoek dienen te worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Deurne). Het bevoegd gezag neemt vervolgens een besluit.

Voor het uitvoeren van het proefsleuven onderzoek (IVO-P) heeft Econsultancy een programma van eisen opgesteld. Hierin staat de werkwijze beschreven evenals de doelstelling en de vraagstelling van het onderzoek. Het programma van eisen: "Rapportage PvE Proefsleuvenonderzoek Irenestraat te Deurne" (22 maart 2018, 4712.008) is bijgevoegd als bijlage 10.

Proefsleuvenonderzoek

Het proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd door Antea Group. De bevinden daarvan zijn beschreven in een memo: "MEMO 433460 evaluatie proefsleuvenonderzoek" (2 juli 2018, 0433460.00) en is bijgevoegd als bijlage 11.

Tijdens het uitvoeren van het proefsleuvenonderzoek zijn twee vindplaatsen aangetroffen. De eerste vindplaats betreft enkele nieuwetijdse sporen zonder een duidelijk gebouw of indeling van een groter erf. Deze vindplaats is dan ook als niet behoudenswaardig aangemerkt.

De tweede vindplaats bestaat uit een (deel van een) crematiegrafveld uit voorlopig late ijzertijd of vroege Romeinse tijd.

Tijdens de proefsleuffase is een eerste begraving aangetroffen. In overleg met de opdrachtgever en de adviseur van de bevoegde overheid (ODZOB) is besloten om gebruik te maken van de aanvullende m² proefsleuven die in het PvE waren voorzien. Met de inzet van deze m² is getracht de vindplaats (vindplaats 2) nader te duiden en te begrenzen. Bij deze uitbreiding kwam de tweede begraving aan het licht. Op basis van de resultaten van het veldwerk adviseerde Antea Group een doorstart naar een opgraving te maken voor een beredeneerd deel van het plangebied.

Voor de opgraving is er geen nieuw PvE proefsleuven opgesteld maar is er volstaan met een oplegvel. Onderdeel van het oplegvel is de bijgevoegde opgravingscontour. Dit PvE is bijgevoegd als bijlage 12.

Plan van aanpak

Voor de doorstart naar de opgraving is er plan van aanpak (PVA) opgesteld door Antea Group. Dit plan van aanpak: "Plan van Aanpak Opgraving Irenestraat te Deurne" (31 juli 2018, 433460.00) is bijgevoegd in bijlage 13. Voor de opgraving is er daarna een Programma van Eisen opgesteld. Dit is bijgevoegd als bijlage 14.

Opgraving

Antea Group heeft de opgraving van 1 tot en met 4 oktober 2018 uitgevoerd. Tijdens de opgraving, van het plangebied is nog één crematie aangetroffen en zijn geen aanwijzingen gevonden voor grafmonumenten (kringgreppels). De resultaten van de opgraving zijn in het veld besproken met de adviseur van bevoegde overheid. Op basis van de (beperkte) extra informatie die tijdens de opgraving is gevonden, heeft de adviseur van bevoegde overheid aangegeven dat hiermee het archeologisch proces in het veld is afgerond (e-mail 5 oktober 2018). De rapportage is bijgevoegd als bijlage 15.

Cultuurhistorie

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht gemeenten om het aspect cultuurhistorie uitdrukkelijk mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Cultuurhistorische waarden worden vaak in één adem genoemd met archeologische waarden. Deze waarden verschillen echter van archeologische waarden. Cultuurhistorische waarden zijn waarden die zichtbaar zijn in het landschap en aanwezige (bebouwings-) structuur en 'iets vertellen' over het (cultuurhistorische) verleden van het gebied.

De stedenbouwkundige structuur van het religieuze ensemble wordt vormgegeven door de kerk, kerkhof, pastorie, klooster, en scholen verbonden door groene zones; veelal (fruitboom- & moes-) tuinen. Het parochiële bouwen voor een geloofsgemeenschap is een typerend voorbeeld van de vorming van de katholieke kerkdorpen in Noord-Brabant.

De Willibrorduskerk, klooster en pastorie zijn beschermde rijksmonumenten. De basisschool aan de Blasiusstraat 8 en het kerkhof zijn beschermingswaardig als monument.

Het nieuwe woningbouwplan betreft de bouw van meerdere woningen op het perceel achter de kerk, kerkhof, klooster en pastorie. De nokhoogte van de woningen blijven ondergeschikt aan de kerk. De zichtbaarheid, belevingswaarden en zichtlijnen op de kerk en -toren worden hiermee in stand gehouden.

De begrenzing van de woonpercelen sluiten bij de huidige verkaveling direct aan op het kerkhof. In fysieke zin tast deze erfgrens de cultuurhistorische waarden niet aan.

De bouw van woningen in het hofje, onderbreken vanuit de historisch oogpunt de stedenbouwkundige en functionele structuur van het religieuze ensemble, maar de beperkte hoogte en open aansluiting naar het noordelijke gelegen perceel zorgt niet voor een onacceptabele situatie.

4.3.1 Conclusie

Met betrekking tot het aspect archeologie is een uitgebreid onderzoek uitgevoerd wat heeft geresulteerd in een opgraving. Na de opgraving is het plangebied vrij gegeven voor de ontwikkeling van woningen.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.4 Water

4.4.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

4.4.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

4.4.3 Watersysteem

4.4.4 Hemelwater

4.4.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering van de Irenestraat geloosd worden.

4.4.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.

4.4.7 Advies waterschap

Het Waterschap 'Aa en Maas' heeft het ontwerpbestemmingsplan getoetst en is hieruit voorkomend met het volgende advies gekomen.

  • "het plan verder uit te werken en te onderbouwen dat de voorziene groenzone met infiltratie voldoende is voor de gevraagde compensatie."
  • ''Om te borgen dat er voldoende ruimte wordt gereserveerd en behouden blijft voor waterberging/infiltratie een aparte bestemming 'Groen' opnemen.''

Dit advies is opgevolgd en verwerkt in voorgaande subparagrafen en op de verbeelding.

4.4.8 Conclusie

Het aspect water vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.5 Verkeerskundige Aspecten

In paragraaf 2.2.2 is een beschrijving van de verkeersaspecten opgenomen.

4.6 M.e.r.-plicht

4.6.1 Beoordeling directe m.e.r.-plicht

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van woningbouw aan de Irenestraat te Deurne mogelijk. Dit kan leiden tot een m.e.r.-plicht.

Ontwikkeling van woningen

De beoogde ontwikkeling en de hiervan deel uitmakende onderdelen komen in lijst C van de bijlage van het Besluit m.er. niet als activiteit voor. Met betrekking tot de ontwikkeling is in onderdeel D (11.2) van de bijlage van het Besluit m.e.r. het volgende opgenomen: “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.” De voorgenomen ontwikkeling ligt ver onder de drempelwaarde die is opgenomen in kolom 2, namelijk een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 woningen of meer of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer. Er is voor de activiteit derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-beoordelingsplicht. Er dient wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd.

Wet natuurbescherming (passende beoordeling en plan-m.e.r.-plicht)

Naast het Besluit m.e.r. is de Wet natuurbescherming van belang om te bepalen of een plan-MER noodzakelijk is. In de Wet natuurbescherming is opgenomen dat wanneer significante effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten een plan-MER in procedure dient te worden gebracht. Wanneer aangetoond kan worden dat er geen significante effecten zijn te verwachten is een plan-MER niet noodzakelijk. Uit paragraaf 4.2 'Ecologie' blijkt dat van significante effecten die kunnen leiden tot een noodzaak tot het uitvoeren van een passende beoordeling of plan-m.e.r.-plicht geen sprake is.

Conclusie

De omvang van de ontwikkeling ligt ver onder de drempelwaarden die zijn opgenomen in kolom 2, namelijk een aaneengesloten gebied en 2.000 woningen of meer. Er is voor de activiteit derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-(beoordelings)plicht. Er dient wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd. Het bestemmingplan heeft geen significante gevolgen op een Natura 2000-gebied. Er hoeft derhalve geen passende beoordeling te worden uitgevoerd en vanuit de Wet natuurbescherming geldt geen m.e.r.-plicht.

4.6.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op basis van paragraaf 7.6 van de Wet milieubeheer (Wm), dient degene die een activiteit wil ondernemen, aangewezen krachtens artikel 7.2, eerste lid, onder b, en voornemens is een verzoek in te dienen tot het nemen van een besluit als bedoeld in het vierde lid van dat artikel, dit voornemen schriftelijk mee te delen aan het bevoegd gezag. Inzake deze activiteit is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd.

In deze paragraaf wordt getoetst of op basis van de criteria die genoemd zijn in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd moet worden. Het gaat hierbij om de volgende criteria (zie ook onderstaande tabel):

  1. 1. De kenmerken van het project;
  2. 2. De plaats van het project;
  3. 3. De kenmerken van het potentiële effect.
Kenmerken van het project
- Omvang van het project
- Cumulatie met andere projecten
- Gebruik van natuurlijke grondstoffen
- Productie van afvalstoffen
- Verontreiniging en hinder
- Risico van ongevallen, mede gelet op de gebruikte stoffen en technologieën
Plaats van het project
- Bestaand grondgebruik
- Relatieve rijkdom aan kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied
- Het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor gevoelige gebieden (wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, Habitat- en Vogelrichtlijn-gebieden), gebieden waarin bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden, gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid, landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang
Kenmerken van het potentiële effect
- Bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking)
- Grensoverschrijdende karakter van het effect
- Waarschijnlijkheid van het effect
- Duur, frequentie en de omkeerbaarheid van het effect

Criteria EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgesteld op basis van de onderzoeken die uitgevoerd zijn in het kader van het bestemmingsplan

Kenmerken van het project
Criteria Toets
Omvang van het project Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 5.144 m². Het project richt zich op de realisatie van maximaal 18 woningen, bestaande uit 4 tweekappers, 6 aaneengesloten (maximaal 3 aaneen) en 8
kleinere levensloopbestendige tweekappers
Cumulatie met andere projecten Nee
Gebruik van natuurlijke grondstoffen N.v.t. Bij de ontwikkeling wordt niet permanent gebruik gemaakt van natuurlijke hulpbronnen.
Productie van afvalstoffen Naast het reguliere afval van de toekomstige bebouwing en functies zal geen sprake zijn van de productie van andere afvalstoffen.
Verontreiniging en hinder De ontwikkeling vindt plaats in stedelijk gebied. Tijdens de aanlegfase is er mogelijk sprake van tijdelijke hinder als gevolg van bouw-verkeer en bouwwerkzaamheden, maar dit betreft geen hinder groter dan bij reguliere bouwwerkzaamheden.

Luchtkwaliteit (zie ook paragraaf 4.1.3: Met onderhavig plan wordt geen significante invloed op de luchtkwaliteit uitgeoefend. De ontwikkeling draagt niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Geluid wegverkeer (zie ook paragraaf 4.1.2): Er is sprake van een aanvaardbaar akoestisch woon-en leefklimaat ten gevolge van het wegverkeer.

Verkeersaantrekkende werking (zie ook paragraaf 4.5): Er is sprake van een relatief beperkte verkeersaantrekkende werking, die naar verwachting zonder problemen op het bestaande wegennet kan worden verwerkt.

Geur: Het betreft een stedelijke locatie, veehouderijen of andere geurhinder veroorzakende inrichtingen zijn in de directe omgeving niet aanwezig.
Risico van ongevallen, mede gelet op de gebruikte stoffen en technologieën Er is sprake van de ontwikkeling van woningen. Er is geen sprake van de realisatie van een nieuwe risicobron.
Plaats van het project
Criteria Toets
Bestaand grondgebruik In de huidige situatie zijn de gronden bestemd ten behoeve van maatschappelijke doeleinden en de bescherming van de archeologische waarden. Het plangebied is onbebouwd. Het gehele plangebied krijgt middels dit bestemmingsplan een woonbestemming, waarin bebouwing en het gebruik ten behoeve van woondoeleinden wordt toegestaan en waarbinnen tevens parkeerplaatsen en bijbehorende voorzieningen als groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige worden toegestaan.
Relatieve rijkdom aan kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied N.v.t.
Het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor:

- gevoelige gebieden (wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, Habitat- en Vogelrichtlijngebieden)

- gebieden waarin bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden

- gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid

- landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang




Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van door Wet natuurbescherming beschermde gebieden. Zie ook paragraaf 4.2 'Ecologie'



Nee





N.v.t.


Cultuurhistorie (zie ook paragraaf 4.3): binnen het plangebied en de directe omgeving is geen sprake van landschappen van (cultuur)historisch belang.

Archeologie (zie ook paragraaf 4.3): het archeologisch belang is door middel van een archeologisch onderzoek betrokken in het plan. Met betrekking tot het aspect archeologie is een uitgebreid onderzoek uitgevoerd wat heeft geresulteerd in een opgraving. Na de opgraving is het plangebied vrij gegeven voor de ontwikkeling van woningen.

In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.

Gevoelig gebied (conform Besluit m.e.r.) onderdeel A van de bijlage bij het
Gevoelig gebied Toets
Beschermd natuurmonument Nee.
Habitat en vogelrichtlijngebieden Nee, zie paragraaf 4.2 'Ecologie'.
Watergebied van internationale betekenis Nee.
Natuurnetwerk Nederland
(voormalige EHS)
Het plangebied ligt niet binnen of in de nabijheid van het Natuur-netwerk Nederland (NNN). Zie paragraaf 4.2 'Ecologie'.
Landschappelijk waardevol gebied Het plangebied maakt geen onderdeel uit van landschappelijk waardevol gebied.
Waterwinlocaties. waterwingebieden, en grondwaterbeschermings
gebieden
Nee, zie paragraaf 4.4 'Water'.
Beschermd monument Er zijn binnen het plangebied geen beschermde monumenten aanwezig. Ook zijn in de directe nabijheid van het plangebied geen beschermde monumenten aanwezig waarop een negatieve invloed zou kunnen worden uitgeoefend.
Belvedere-gebied Nee.
Kenmerken van het potentiële effect
Criteria Toets
Bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking) N.v.t.
Grensoverschrijdende karakter van het effect Nee.
Waarschijnlijkheid van het effect Van onevenredige effecten voor de omgeving is echter geen sprake.
Duur, frequentie en de omkeerbaarheid van het effect
Er is sprake van nieuwbouw van woningen. De effecten zijn blijvend. Zoals echter al verwoord in het voorgaande, zijn deze effecten niet van dien aard dat sprake is van een onevenredige aantasting.

Gezien het vorenstaande en indien het plan wordt vergeleken met de drempelwaarden uit onderdeel D van het Besluit m.e.r. kan worden geconcludeerd dat er, rekening houdend met:

  1. 1. de kenmerken van het project;
  2. 2. de plaats van het project; en
  3. 3. de kenmerken van het potentiële effect;

sprake is van een wezenlijk ander schaalniveau en een activiteit die vele malen kleinschaliger is. Bij elk plan is sprake van invloed op het milieu, maar deze is niet zodanig dat normen worden overschreden. De potentiële effecten van het plan, in relatie tot de kenmerken en de plaats van het plan, zijn dusdanig beperkt van aard en omvang dat dit geen significant nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.

Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.

Het plan betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

6.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Bestemming Groen (artikel 3)

Binnen deze bestemming zijn de gronden met openbare groenvoorzieningen opgenomen. Bouwen is toegestaan ten behoeve van openbare voorzieningen, zoals nuts-, speel- en verkeersvoorzieningen. Tevens zijn hierbinnen water en waterhuishoudkundige voorzieningen voorzien.

Bestemming Woongebied (artikel 4)

Binnen deze bestemming is wonen (in de bestaande woningen) toegestaan.

Binnen het besluitvlak zijn ook wegen, paden en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen toegestaan.

In de bouwregels is bepaald dat het bouwen van nieuwe woningen uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarbij het aantal nieuwe woningen niet meer mag bedragen dan aangeduid.

Twee-onder-een-kapwoningen en aaneengebouwde woningen

Voor de bouw van nieuwe woningen of de herbouw van bestaande woningen zijn regels opgenomen met betrekking tot het type woningen, de situering, diepte en hoogte van de woningen. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Voor dit plan is afgeweken van de standaardhoogten en is maatwerk geleverd ten aanzien van de goot- en bouwhoogten. Omdat de, van de standaard afwijkende, gewenste hoogten van het bouwplan rechtstreeks zijn opgenomen op de verbeelding is in de 'Algemene afwijkingsregels' van dit bestemmingsplan de '10% afwijkingsregeling' van de maten niet meer opgenomen.

Voor de woningen geldt dat de dakhelling niet minder dan 25 en niet meer dan 60 graden mag bedragen. In het bestemmingsplan wordt uitgegaan van het zogenaamde envelop-principe. Dit houdt in dat binnen een bepaalde voorgeschreven dakhelling (in dit geval niet minder dan 25 en niet meer dan 60 graden) ook andere dakconstructies zijn toegelaten, mits de voorgestelde dakoplossing van het bouwplan blijft binnen de denkbeeldige lijnen van deze dakhelling. Het maximum bebouwingspercentage van het totale perceel is opgenomen op de verbeelding.

In de regels is een bijgebouwen regeling opgenomen. De maximale oppervlakte aan bijgebouwen is afhankelijk van de grootte van het bouwperceel, waarbij altijd het maximum bebouwingspercentage van het totale perceel in acht moet worden genomen.

Gebruiksregels

In de gebruiksregels zijn regels opgenomen voor aan-huis-verbonden beroepen en is aangegeven onder welke voorwaarden het bevoegd gezag een aan-huis-verbonden bedrijf of een internetwinkel kan toestaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 5) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 6) In de algemene bouwregels is een regeling opgenomen voor de overschrijding van bouwgrenzen en besluit(sub)vlakgrenzen. Daarnaast is bepaald dat, als bestaande

legaal gerealiseerde) maten meer of minder bedragen dan in de gebiedsregels is aangegeven, deze maten als maximale of minimale maat mogen worden aangehouden.

Algemene gebruiksregels (artikel 7) In de algemene gebruiksregels is aangegeven welk gebruik in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt en zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor het realiseren van een afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, voor bed & breakfastvoorzieningen en voor kamerverhuur en logies. Daarnaast is een regeling opgenomen voor het parkeren.

Algemene afwijkingsregels (artikel 8) In de algemene afwijkingsregels is aangegeven in welke gevallen het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het afwijken kan verlenen. Het betreft beperkte afwijkingen van de regels van de beheersverordening.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 9) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 10)

Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Inspraak, Overleg En Procedure

Het wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure op grond van artikel 3.9a Wro. De voorziene procedurestappen zijn:

  1. 1. Informatieavond
  2. 2. Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro
  3. 3. Zienswijzen - terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  4. 4. Vaststelling door gemeenteraad
  5. 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

7.1 Informatieavond

Het voorontwerpbestemmingsplan is tijdens een informatieavond aan de omgeving getoond.

7.2 Vooroverleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden worden aan de betrokken instanties. Naar aanleiding van een reactie vanuit het Waterschap is het ontwerpbestemmingsplan aangepast. De bestemming 'Groen' is opgenomen in het bestemmingsplan. Daarnaast is het plan op voorgeschreven wijze aangemeld bij de provincie.

7.3 Zienswijzen En Vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan "Irenestraat, Deurne" heeft, met de daarbij behorende stukken, met ingang van 19 juni 2020 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingekomen.

Het bestemmingsplan is op 15 september 2020 ongewijzigd vastgesteld.

Bijlage 1 Regeling Parkeernormen Deurne 2019

Bijlage 1 Regeling parkeernormen Deurne 2019

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Milieuzonering

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek milieuzonering

Bijlage 4 Externe Veiligheid

Bijlage 4 Externe veiligheid

Bijlage 5 Maatregelen Externe Veiligheid

Bijlage 5 Maatregelen externe veiligheid

Bijlage 6 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 6 Advies veiligheidsregio

Bijlage 7 Stikstofdepositie-onderzoek

Bijlage 7 Stikstofdepositie-onderzoek

Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 8 Quickscan flora en fauna

Bijlage 9 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 9 Archeologisch onderzoek

Bijlage 10 Pve Proefsleuvenonderzoek

Bijlage 10 PvE Proefsleuvenonderzoek

Bijlage 11 Memo Evaluatie Proefsleuven

Bijlage 11 Memo evaluatie proefsleuven

Bijlage 12 Oplegvel Pve Proefsleuvenonderzoek

Bijlage 12 Oplegvel PVE Proefsleuvenonderzoek

Bijlage 13 Plan Van Aanpak Archeologische Opgraving

Bijlage 13 Plan van aanpak archeologische opgraving

Bijlage 14 Pve Archeologische Opgraving

Bijlage 14 PVE archeologische opgraving

Bijlage 15 Rapportage Opgraving

Bijlage 15 Rapportage opgraving

Bijlage 16 Infiltratieadvies

Bijlage 16 Infiltratieadvies