Natuurpoort De Peel, Leegveld 8, Deurne
Bestemmingsplan - Gemeente Deurne
Vastgesteld op 12-12-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Natuurpoort De Peel, Leegveld 8, Deurne met identificatienummer NL.IMRO.0762.BP202121-C001 van de gemeente Deurne.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan-huis-verbonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning/woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen, niet zijnde de aanwezige (agrarische) bedrijfsbebouwing, met behoud van de woonfunctie in overwegende zin kan worden uitgeoefend.
1.4 aan-huis-verbonden beroep
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, ICT, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning/woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen, niet zijnde de aanwezige (agrarische) bedrijfsbebouwing, met behoud van de woonfunctie in overwegende zin kan worden uitgeoefend.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 afhankelijke woonruimte
een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw, een aanbouw dan wel een vrijstaand bijgebouw bij dat hoofdgebouw, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt. Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een woonfunctie vallen hier nadrukkelijk niet onder.
1.8 agrarisch grondgebruik
het bedrijfsmatig gebruik van gronden voor het telen van gewassen en/of het weiden van dieren alsmede het gebruik van gronden voor het weiden van hobbymatig gehouden dieren.
1.9 arbeidsmigranten
personen die hun vaste woon- en verblijfplaats niet in Nederland hebben maar die tijdelijk (maximaal één jaar), in Nederland verblijven, om hier betaalde werkzaamheden te verrichten.
1.10 archeologische waarden
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bed & breakfast
recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt.
1.13 bedrijfsactiviteiten
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
1.14 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.15 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.16 bestaand
- a. bij bebouwing: bouwwerken zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning;
- b. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel gebruik dat is toegestaan krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning.
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.20 bijgebouw
een op zichzelf staand vrijstaand of aangebouwd gebouw dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.21 bos
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.
1.22 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwperceel
aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan alsmede verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van het bouwvlak;
1.26 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elke constructie, niet zijnde een gebouw, van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.30 dagrecreatie
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.
1.31 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; webwinkels vallen niet onder het begrip detailhandel, tenzij er sprake is van uitstalling en levering van producten ter plaatse.
1.32 diepploegen
een kerende grondbewerking door middel van een ploeg, die dieper gaat dan de teeltlaag.
1.33 diepwoelen
een grondbewerking, gericht op het losbreken van storende lagen in de ondergrond, tot maximaal 90 cm.
1.34 dierenverblijf
gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.
1.35 extensief recreatief medegebruik
die vormen van natuurvriendelijke recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.37 groenblauwe mantel
gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszone of die deze verbinden;
1.38 groepsaccommodatie/logeergebouw
een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.
1.39 hoofdgebouw
een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.40 horeca
een bedrijf of instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:
- a. het verstrekken van nachtverblijf;
- b. het verstrekken en/of bereiden van drank en/of etenswaren voor consumptie (al dan niet ter plaatse);
- c. het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.41 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen); indien sprake is van één persoon, spreekt men eveneens van een (zij het één-persoons)huishouden.
1.42 huisvesting van arbeidsmigranten
- a. structurele huisvesting: het huisvesten van arbeidsmigranten over een aaneengesloten periode van zes maanden of meer per kalenderjaar;
- b. tijdelijke huisvesting: het huisvesten van arbeidsmigranten voor een periode van maximaal zes maanden per kalenderjaar ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering.
1.43 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto/ camper, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
1.44 kampeerterrein
terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.
1.45 landschappelijke waarden
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;
1.46 logies
verblijf van personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.47 mantelzorg
het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.
1.48 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.49 nevenactiviteit
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel of bouwvlak.
1.50 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.51 permanente bewoning
het verblijven in een kampeermiddel, een recreatieverblijf, een verblijfsrecreatief appartement of in een gebouw, geen woning zijnde, met het kennelijke doel om dat kampeermiddel, recreatieverblijf, verblijfsrecreatief appartement dan wel het gebouw als hoofdverblijf te gebruiken.
1.52 recreatief medegebruik
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik in principe ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.
1.53 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, escortbureau en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.54 sloop
het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bouwwerken inclusief vloeren en alles wat onder de vloeren aanwezig is, voerkuilen, silo's, overkappingen, verhardingen en andere bijgebouwen en bouwwerken die geen gebouwen zijn.
1.55 statische opslag
opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, en die tevens niet ter plaatse worden bewerkt, verwerkt , gerepareerd of verhandeld.
1.56 teeltondersteunende voorzieningen
ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij, te onderscheiden in de volgende categorieën:
- laag / tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,50 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, lage tunnels.
- laag / permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,50 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
- hoog / tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1,50 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten.
- hoog / permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1,50 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen
- overig: vraatnetten, boomteelthekken;
boomteelthekken worden gereguleerd als ware het hoog/tijdelijke teeltondersteunde voorzieningen.
1.57 toename van stikstofemissie
- a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie van gronden en bouwwerken wanneer de emissie N/kg/jaar * meer bedraagt dan de emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken.
- b. Indien een gelijkblijvende of een afname van de stikstofemissie (N/kg/jaar*) afkomstig van het feitelijk bestaande, planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken ten tijde van de vaststelling van het plan, een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige en voor stikstof overbelaste habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie;
- c. Als uitzondering op lid a, lid b en lid c van deze begripsbepaling geldt dat geen sprake is van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van de volgende situaties:
- 1. de emissie N/kg/jaar afkomstig van betreffende gronden en bouwwerken bedraagt maximaal de emissie N/kg/jaar afkomstig van de betreffende gronden en bouwwerken conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt. De bedoelde vergunning is als zodanig opgenomen in Bijlage 4 bij de regels;
- 2. voorzover er sprake is van een toename van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied vanwege bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen activiteiten van de bouwsector, zoals bedoeld in artikel 2.9a Wet Natuurbescherming.
* wanneer in deze regels 'emissie N/kg/jaar' wordt gebruikt, wordt de hiervan onderdeel uitmakende hoofdletter 'N' bedoeld als verzamelnaam voor NH3 en NOx.
1.58 tunnel/tunnelkas
een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.
1.59 verblijfsrecreatie
recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.60 voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.61 waterloop/watergang
een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang.
1.62 wonen
huisvesting in een woning.
1.63 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een breedte van meer dan 50% van het dakvlak wordt de bovenzijde daarvan als goothoogte aangemerkt.
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.7 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, voor aanvang van de bouwwerkzaamheden, het oorspronkelijke maaiveld.
2.8 toepassing van maten
de in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, liftkokers, ventilatiekanalen, afvoerpijpen van hemelwater, zonnepanelen, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwonderdelen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch grondgebruik;
- b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor de waarden zoals genoemd in 11.1.1;
- c. waterhuishoudkundige doeleinden;
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- f. perceelsontsluitingen.
3.2 Bouwregels
Uitsluitend mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Hiervoor geldt het volgende:
- a. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat het oprichten van:
- 1. perceelsafscheidingen niet is toegestaan, behoudens voor zover het betreft open afrasteringen;
- 2. sleufsilo's niet is toegestaan;
- 3. nieuwe teeltondersteunende voorzieningen (voor zover het bouwwerken betreft) niet zijn toegestaan;
- b. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte van banken, picknicktafels en dergelijke niet meer mag bedragen dan 2 m;
- 2. de bouwhoogte van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen en voorzieningen voor bewegwijzering niet meer mag bedragen dan 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Recreatie
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.
6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Attentiegebied Nnb
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Attentiegebied NNB' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de nabijgelegen natte natuurparel.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:
- a. Ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder gebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen;
- b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruiken of doen gebruiken van delen van het hoofdgebouw van een woning, de aanbouw dan wel het vrijstaande bijgebouw bij dat hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte;
- b. het gebruik van (bedrijfs)woningen voor bed & breakfast voorzieningen;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor statische opslag;
- d. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor statische opslag.
10.2 Dubbelbestemming - enkelvoudige bestemmingen
Voorzover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks- en bouwregels, binnenplanse omgevingsvergunningen voor het afwijken van de bouw- en gebruiksregels en voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden en wijzigingsbepalingen van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de bepalingen van de dubbelbestemming(en) in acht te worden genomen.
10.3 Parkeren
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 Overige wetgevingzones
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Omgevingsvergunning algemene afwijking maatvoering en situering
Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken en voorzover het niet betreft het vergroten van de inhoud van een (bedrijfs)woning, afwijken van de in het plan opgenomen maatvoering- en situeringseisen ten aanzien van bebouwing, met dien verstande dat maximaal 10% van de in de regels vastgelegde maatvoerings- en situeringseisen mag worden afgeweken, mits het landelijk karakter van het gebied, alsmede binnen de bestemming opgenomen waarden niet onevenredig wordt aangetast.
12.2 Omgevingsvergunning bed & breakfastvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 onder b teneinde als verruimde gebruiksmogelijkheid van een (bedrijfs)woning bed & breakfastvoorzieningen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
- b. de bed & breakfastvoorzieningen zijn enkel in de (bedrijfs)woning en binnen de regels van dit bestemmingsplan maximaal toegestane op te richten bij de (bedrijfs)woning behorende bijgebouwen - niet zijnde bedrijfsgebouwen - toegestaan, tot een maximum bebouwingsoppervlak van 150 m2 ;
- c. de bed & breakfastvoorzieningen zijn ondergeschikt van aard;
- d. de gebruiksoppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m2;
- e. ten behoeve van bed & breakfastvoorziening zijn niet meer dan 9 bedden toegestaan of maximaal 15 gasten. Permanente bewoning of huisvesting van arbeidsmigranten is niet toegestaan;
- f. de verkeersaantrekkende werking van de bed & breakfastvoorzieningen dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- g. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd;
- h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
- i. de bed & breakfastvoorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en ecologische waarden;
- j. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
12.3 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 onder a teneinde een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid wordt schriftelijk ingediend en uit de aanvraag blijkt de behoefte (in medisch danwel sociaal opzicht) aan mantelzorg van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
- b. de afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan in een deel van het hoofdgebouw, een aanbouw of een (vrijstaand) bijgebouw, behorende bij een in deze bestemming toegestane (bedrijfs)woning;
- c. voorts dient in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte te worden aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt en de ruimte mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
- d. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing (met voor het landschap kenmerkende soorten), op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit, inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op het voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen;
- f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
Voorts dient degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw de gemeente onmiddellijk te informeren, indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.
Het bevoegd gezag trekt deze omgevingsvergunning in, indien de afhankelijke woonbehoefte, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, eindigt.
12.4 Omgevingsvergunning herbouw bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning de herbouw van de (bedrijfs)woning toe te staan, mits:
- a. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar is, waarbij dient te worden voldaan aan de Wet geluidhinder danwel hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van derden, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- c. overtollige bebouwing wordt gesloopt.
12.5 Omgevingsvergunning aan-huis-verbonden-bedrijf
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-bedrijf, mits:
- a. De vloeroppervlakte die in gebruik is voor het aan-huis-verbonden bedrijf mag niet meer bedragen dan 100 m2.
- b. Het bedrijf-aan-huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de (bedrijfs)woning.
- c. Het bedrijf-aan-huis behoort tot de categorieën 1 of 2 van de Lijst Activiteiten zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009 of daarmee naar aard, omvang en invloed vergelijkbaar zijn.
- d. Het bedrijf-aan-huis mag uitsluitend worden uitgeoefend in een (bedrijfs)woning en de bij die (bedrijfs)woning behorende bijgebouwen, niet zijnde (agrarische) bedrijfsgebouwen.
- e. Het bedrijf-aan-huis dient milieukundig aanvaardbaar te zijn en er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van derden, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
12.6 Omgevingsvergunning evenementen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels om het tijdelijke gebruik van gronden voor evenementen toe te kunnen staan, mits :
- a. er op één locatie maximaal 4 evenementen per jaar plaatsvinden;
- b. het maximaal aantal bezoekers per dag 5.000 bedraagt;
- c. een evenement maximaal 7 dagen duurt, inclusief minimaal 4 dagen voor op- en afbouw;
- d. het evenement niet eerder begint dan 9.00 uur en sluit niet later dan 2.00 uur;
- e. de maximale gevelbelasting op 2 meter uit de gevel van een geluidsgevoelige object bedraagt:
Periode | Tijden | Maximale gevelbelasting* |
Dag | 07.00 - 19.00 uur | 75 dB(A) 89 dB(C) |
Avond (zondag t/m donderdag) | 19.00 - 23.30 uur | 75 dB(A) 89 dB(C) |
Avond (vrijdag, zaterdag en op dagen voorafgaand aan een feestdag) | 19.00 - 01.30 uur | 75 dB(A) 89 dB(C) |
Nacht (zondag t/m donderdag) | 23.30 - 07.00 uur | 45 dB(A) 59 dB(C) |
Nacht (vrijdag, zaterdag en op dagen voorafgaand aan een feestdag) | 01.30 - 07.00 uur | 45 dB(A) 59 dB(C) |
* Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (-LAr,LT) afkomstig van de muziek en/of omroepgeluid, gemeten volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, uitgave 2004, en beoordeeld volgens deze handleiding, mag ter plaatse van de gevels van de meest nabij gelegen woningen van derden en andere gevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan is opgenomen in de tabel. In afwijking van voornoemde handleiding is de straffactor van 10 dB vanwege de herkenbaarheid van het muziekgeluid niet van toepassing.
- f. In afwijking van het bepaalde onder e is met in-/afstemming met omwonenden en direct belanghebbenden een verhoging naar 80 dB(A) en 94 dB(C) op 2 meter uit de gevel van geluidgevoelig object aanvaardbaar;
- g. voor op- en afbouwwerkzaamheden voldaan wordt aan de volgende regels:
- 1. op- en afbouwwerkzaamheden mogen plaatsvinden tussen 08.00 uur en 20.00 uur;
- 2. afbouw van elektronische apparatuur is toegestaan tot maximaal één uur na de eindtijd;
- 3. het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevel van een geluidsgevoelig object mag niet meer bedragen dan 50 dB(A);
- 4. het maximale geluidsniveau op de gevel van een geluidsgevoelig object mag niet meer bedragen dan 70 dB(A).
- h. er een evenwichtige belangenafweging plaatsvindt, waarbij betrokken worden:
- 1. de mate waarin waarden, die de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
- 2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
- 3. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;
- i. de omgevingsvergunning voor maximaal 5 jaar wordt verleend.
12.7 Omgevingsvergunning afwijken stikstofemissieplafond op basis van een AERIUS-berekening
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in de artikelleden 3.3.1 onder e, 4.3.1 onder e, 5.4.1 onder d en 5.4.3 onder a van deze planregels, onder de navolgende voorwaarden:
- a. de emissie afkomstig van het met deze omgevingsvergunning aangevraagde 'gebruik na wijziging van gronden en bouwwerken’, ten opzichte van de emissie afkomstig van de feitelijke planologisch legale situatie ten tijde van de vaststelling van het plan vanuit die gronden en bouwwerken leidt niet tot een toename van stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol N/ha/jr op voor stikstofgevoelige habitats in enig Natura 2000-gebied;
- b. of sprake is van een toename van stikstofdepositie als bedoeld onder a, dient te worden bepaald door een verschilberekening te maken, waarbij gebruik wordt gemaakt van de op het moment van indienen van de aanvraag om omgevingsvergunning meest actuele versie van het wettelijk voorgeschreven rekenmodel AERIUS Calculator.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Natuurpoort De Peel, Leegveld 8, Deurne'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Het voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om op de locatie Leegveld 8 te Deurne om de bestaande natuurpoort met recreatieve en onderschikte ondersteunende agrarische activiteiten passend te bestemmen, zodanig dat de bestaande recreatieve activiteiten verder kunnen worden ontwikkeld. Aansluitend aan de recreatielocatie vindt natuurontwikkeling plaats.
De totaalontwikkeling bestaat uit de uitbreiding en het passend bestemmen van het bestaand recreatief bedrijf en natuurontwikkeling met extensief agrarisch gebruik en recreatief medegebruik.
Het planconcept gaat uit van het voortbouwen op de heldere en eenvoudige veenkoloniale ontginningsstructuur, waarbij de robuuste agrarische erven in de oksels van de wegen liggen. De gedachte voor de nieuwe opzet is gebaseerd op het behoud van de agrarische signatuur met een open karakter, waarbij bestaande (zicht)lijnen in het landschap worden benut.
Op de locatie Leegveld 8 te Deurne is Natuurpoort De Peel gevestigd. Natuurpoort De Peel is een recreatief-toeristische voorziening met een onderschikte ondersteunende kleinschalige boerderij, waar op kleine schaal krulvarkens worden gehouden. Er worden op kleine schaal agrarische streekproducten verkocht. Natuurpoort De Peel ligt aan de rand van het natuurgebied de Deurnsche Peel. De locatie bestaat in de huidige situatie onder andere uit horeca, een landschapstuin en een parkeergelegenheid en vormt de toegang tot het natuurgebied als uitvalsbasis voor verschillende wandel- en fietsroutes. Het voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om het bedrijf in de toekomst ook duurzaam te kunnen blijven exploiteren en de locatie volledig in te zetten voor de ontwikkeling van Natuurpoort De Peel.
De huidige bestemming als intensieve veehouderij is niet meer passend voor de feitelijke en gewenste bedrijfsontwikkeling naar een volwaardig recreatief-toeristisch bedrijf. De initiatiefnemer is voornemens om het recreatief product uit te breiden, om toeristen en recreanten beter van dienst te kunnen zijn, het bedrijf in de toekomst duurzaam te kunnen blijven exploiteren en de uitstraling als Natuurpoort te vergroten. Tevens bestaat het voornemen om het aangrenzende terrein in te zetten voor natuurontwikkeling.
De gemeente Deurne ziet aanknopingspunten in het ruimtelijk beleid om de locatie te herbestemmen van een agrarische veehouderijlocatie met recreatieve nevenactiviteiten naar een volwaardig recreatief-toeristisch bedrijf, gepaard gaande met de ontwikkeling van 4,32 ha nieuwe natuur. De gemeente heeft per brief aangegeven in principe medewerking te verlenen aan het plan door middel van een bestemmingsplanherziening.
1.2 Plangebied
De locatie ligt ten zuidoosten van Deurne in het buitengebied. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Deurne, sectie H, nummers 8753, 8754, 9159 en 9160.
Ligging plangebied
1.3 Aanpak
De voorgenomen locatieontwikkeling wordt mogelijk gemaakt met een herziening van het bestemmingsplan. De voorliggende toelichting maakt onderdeel uit van het postzegelbestemmingsplan 'Natuurpoort De Peel, Leegveld 8, Deurne' en vormt de onderbouwing van het initiatief.
1.4 Geldend Bestemmingsplan
1.4.1 Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied
De geldende juridisch-planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' (eerste vaststelling, 19 december 2017; meest recente vaststelling, 7 juli 2020).
Het plangebied is bestemd als 'Agrarisch met waarden' en bevat een agrarisch bouwvlak met functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. Voor de specifieke locatie is de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – 26' opgenomen. Deze functieaanduiding maakt een ontvangstruimte, terras en recreatieve nevenactiviteit mogelijk met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 720 m2, waarvan 140 m2 terras. Verder is binnen deze aanduiding een statische opslag tot maximaal 250 m2 mogelijk.
Ter bescherming van de nabijgelegen natte natuurparel is de dubbelbestemming 'Waarde - Attenttiegebied NNB' opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming gelden bepalingen voor werken en werkzaamheden, om te voorkomen dat directe of indirecte gevolgen daarvan de waterhuishoudkundige situatie binnen het Natuurnetwerk aantasten.
Voor (delen van) het plangebied gelden verder de gebiedsaanduiding 'overige zone – beperkingen veehouderij', de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone – groenblauwe mantel' en de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)'.
Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' met ligging plangebied
1.4.2 Tijdelijke afwijking geldend bestemmingsplan
Voor de planlocatie is op 25 augustus 2020 door het college van B&W van de gemeente Deurne een omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan voor een periode van twee jaar op basis van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2 van de Wabo (kenmerk HZ-2019-1597). Daarbij zijn, vooruitlopend op het voorliggend bestemmingsplan, de planologische gebruiksactiviteiten voor recreatieve nevenactiviteiten uitgebreid tot een oppervlakte van 1.407 m² inclusief terrasvoorziening.
1.5 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting vormt de ruimtelijke onderbouwing van het initiatief en is als volgt opgebouwd:
- in Hoofdstuk 2 wordt het plangebied beschreven;
- in Hoofdstuk 3 wordt het voorgenomen plan beschreven;
- in Hoofdstuk 4 volgt een beschrijving van het ruimtelijke beleidskader dat van toepassing is op het bestemmingsplan;
- in Hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod;
- in Hoofdstuk 6 volgt de beschrijving van het juridische deel van het plan;
- in Hoofdstuk 7 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod;
- in Hoofdstuk 8 worden tenslotte de resultaten uit bestuurlijk vooroverleg en inspraak besproken en behandeld.
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
De regio de Peel ligt in de provincies Noord-Brabant en Limburg en beslaat zowel het veengebied als het omliggende zandlandschap. De Peel bestaat uit een kern waar vroeger een meer dan 100.000 hectare groot veenmoeras lag, dat nog tot in de 19e eeuw vrijwel niet werd gebruikt voor bewoning of landbouw. Hieromheen ligt een ring van dorpen op hogere zandgronden, die historisch gezien een nauwe relatie met het veen hadden. Het gebied is tegenwoordig overwegend agrarisch van karakter, maar er liggen ook enkele grotere plaatsen in de regio: onder andere Weert, Venray, Uden en Gemert. Het huidige landschap is het resultaat van een proces van agrarisch gebruik, turfwinning en naoorlogse ruilverkavelingen.
De Peel staat tegenwoordig bekend als gebied met veel intensieve veehouderijen. De visueel-ruimtelijke verschillen tussen de oude bouwlanden en het grasland verdween na de Tweede Wereldoorlog. De bossen hebben voor de recreatie betekenis. Restanten van het veengebied die niet zijn vergraven, worden thans beheerd als Natura 2000- gebied, waaronder Nationaal Park de Groote Peel en de Deurnsche & Mariapeel.
2.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
De locatie Leegveld 8 te Deurne ligt in de overgangszone tussen het hoogveen Natura2000-gebied en het overwegend agrarische landschap met intensieve veehouderijen, direct tegenover het natuurgebied Deurnsche & Mariapeel. Het gebied kent een overwegend agrarisch gebruik door veehouderijen en grondgebonden landbouwbedrijven. De percelen ten westen van de weg Leegveld zijn met name in gebruik als weide en akker. De agrarische percelen zijn relatief groot en open.
Het plangebied ligt direct ten westen van het natuurgebied De Deurnsche Peel. De Deurnsche Peel (inclusief Liesselse Peel) vormt een waardevol natuurgebied op de grens van Noord-Brabant en Limburg. Het gebied betreft een restant van een vroeger uitgestrekt hoogveengebied. Hoogveen betreft een bijzonder natuurtype met zeer zeldzame planten en dieren, dat nog maar op een paar plekken in Nederland voor komt. Het gebied is daarom aangewezen als Natte Natuurparel, opgenomen in het Natuurnetwerk Brabant en aangewezen als Natura 2000-gebied, waarmee het gebied ook op Europees niveau wordt beschermd.
De locatie is georiënteerd op de erfontsluitingsweg Leegveld, die oostelijk van het plangebied is gelegen. Verder wordt het plangebied in het noorden begrensd door een watergang en in het zuiden door de Haverweg. Ten westen van de locatie liggen grootschalige agrarische gronden, die door openheid worden gekenmerkd.
2.3 Huidig Functiegebruik
De toeristisch-recreatieve voorziening 'Natuurpoort De Peel' wordt in de huidige situatie geëxploiteerd als nevenactiviteit bij een intensieve veehouderij. De intensieve veehouderij kan inmiddels niet meer worden gezien als de hoofdactiviteit op deze locatie. De agrarische activiteiten beperken zich inmiddels tot een gedeelte van de bedrijfsgebouwen en de recreatieve functies zijn op basis van verleende tijdelijke vergunningen uitgebreid.
2.3.1 Agrarisch bedrijf
De locatie betreft een agrarische locatie met een bouwvlak van circa 1,23 hectare, waar binnen het bouwvlak bebouwing aanwezig is voor agrarische en recreatieve activiteiten. De agrarische activiteiten bestaan voornamelijk uit het houden van dieren, grotendeels in één van de agrarische bedrijfsgebouwen, en het bewerken van de direct aangrenzende landbouwgronden van circa 10 hectare.
De ontwikkeling van de hoofdtak van het bedrijf, de veehouderij, heeft de laatste jaren stil gelegen. Het belang van de locatie als natuurpoort voor natuurgebied De Peel heeft geleid tot veranderende inzichten over de inrichting van de veehouderijtak van het bedrijf. De ontwikkeling van de veehouderijtak dient passend te zijn bij de functie van de locatie en de ligging aan de rand van De Peel. Er is inmiddels geen sprake meer van een intensieve veehouderij en een groot gedeelte van de oorspronkelijke Wnb-vergunning met een vergunde stikstofemissie van 2.063,85 kg NH3 per jaar op korte afstand van het Natura2000-gebied Deurnsche Peel & Mariapeel is inmiddels ingeleverd ten behoeve van de beoogde activiteiten. Er is de laatste jaren gebleken dat voortzetten van het agrarisch bedrijf op een meer extensieve schaal, een meer positieve uitstraling heeft op het gehele bedrijf en de omgeving.
2.3.2 Toeristisch-recreatieve voorzieningen
De toeristisch-recreatieve voorziening 'Natuurpoort De Peel' maakt als nevenactiviteit deel uit van de locatie Leegveld 8. Sinds de locatie is aangewezen als 'Brabantse natuurpoort', is de exploitatie als toeristisch-recreatieve voorziening intensiever geworden. De ontwikkelingen van de laatste jaren hebben zich vooral gericht op het faciliteren van een uitvalslocatie waar mensen kunnen vertoeven, de natuur kunnen ontdekken en kunnen recreëren in het buitengebied en de natuur. Het bedrijf heeft als zodanig ook een sterke ontwikkeling doorgemaakt en aan naamsbekendheid gewonnen. Tevens heeft de verkoop van streek- en huisgemaakte producten een vlucht genomen.
In 2013 zijn de planologische mogelijkheden voor recreatieve nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf vergroot tot 750 m². Daarna is de locatie in 2014 aangewezen als Brabantse natuurpoort. In 2015 is achter de horecavoorziening aan de wegzijde ook een 'streekatelier' geopend voor groepsbijeenkomsten. In 2018 is het Mussenkeetpad geopend dat de natuurpoort verbindt met het Kanaal van Deurne in het natuurgebied. Daardoor sluit de locatie goed aan op andere wandelroutes in het gebied. In 2020 is in het streekatelier een verdiepingsvloer opgenomen, waardoor groepsbijeenkomsten gehouden kunnen worden tot maximaal 450 bezoekers.
Op Natuurpoort De Peel worden diverse activiteiten gehouden voor jong en oud, voor grote en kleine groepen. Deze activiteiten zijn onder andere buitenactiviteiten, zoals mountainbiken, fietstochten, GPS-wandeltochten, steptochten en groepsfietsen. Daarnaast worden ook binnenactiviteiten georganiseerd, zoals gezelschaps-/groepsspellen, boogschieten, cocktailworkshops of workshops van de eigen slager (o.a. worst maken en barbecuën). Deze activiteiten kunnen gecombineerd worden met eten en drinken in het streekatelier. Op Natuurpoort De Peel kunnen bezoekers daarom een dagvullend programma krijgen.
Ten behoeve van de recreatieve activiteiten zijn momenteel de volgende voorzieningen aanwezig:
- de 'Natuurpoort'; dit is een horecavoorziening aan de wegzijde van 250 m² met terras van 237 m²; hier worden met name dagrecreatieve bezoekers ontvangen die het natuurgebied bezoeken en worden streekproducten verkocht. Daarnaast kan een gedeelte van het gebouw worden gereserveerd voor bijeenkomsten met kleine groepen.
- het 'Streekatelier'; dit is een groepsruimte waar themabijeenkomsten, bedrijfsbijeenkomsten, vergaderingen, diners en evenementen gehouden kunnen worden. Deze recreatieve ruimte is geschikt voor maximaal 450 bezoekers.
Sfeerimpressie huidge recreatieve nevenactiviteiten
2.4 Overzicht Huidige Situatie Plangebied
Het plangebied bestaat uit 11,3 ha gronden met agrarische bestemming, waarvan circa 1,23 ha is voorzien van een agrarisch bouwvlak. De gronden die in gebruik zijn als landbouwgrond bevinden zich aan de westzijde van het plangebied en hebben een gezamenlijke oppervlakte van ruim 10 ha. In november 2020 is een gedeelte van de agrarische grond ten zuiden en westen van het agrarisch bouwvlak reeds ingericht conform het inrichtingsplan (zie paragraaf 3.4 Landschap). Verder zijn parkeervoorzieningen aangelegd om te voorzien in de parkeerbehoefte voor de toeristisch-recreatieve activiteiten.
Binnen het bouwvlak zijn meerdere gebouwen aanwezig, ten behoeve van de functies die in paragraaf 2.3Huidig functiegebruik zijn omschreven. Het gaat om de volgende gebouwen voor agrarische en toeristisch-recreatieve activiteiten:
- een agrarisch bedrijfsgebouw van 600 m2 voor het houden van krulvarkens;
- een agrarisch bedrijfsgebouw van 2.750 m2 met:
- 1. Stalgedeelte, gedeeltelijk in gebruik als opslag, zowel agrarisch (werktuigenberging, stalling en opslag, werkplaats) als recreatief (werktuigenberging, stalling van fietsen en ander materiaal);
- 2. Recreatieve ruimte: indoor groepsruimte voor bijeenkomsten, streekwinkel met proeflokaal en slagerij voor huisverkoop en themabijeenkomsten, met bijbehorende ondersteunende horeca;
- een bedrijfsgebouw van 520 m2 met daarin kantoor en theehuis met naar wegzijde gericht terras;
- een parkeerterrein ten behoeve van de recreatieve voorzieningen;
- Een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen.
Luchtfoto van het plangebied (situatie 2020)
Hoofdstuk 3 Planvoornemen
3.1 Doorontwikkeling Toeristisch-recreatieve Voorziening 'Natuurpoort De Peel'
Initiatiefnemer wenst op de planlocatie de agrarische bedrijfslocatie om te schakelen naar een recreatieve bedrijfsvoering om de doorontwikkeling van het huidige recreatief-toeristisch bedrijf tot volwaardige 'Natuurpoort De Peel' mogelijk te maken. De locatie heeft inmiddels al geruime tijd de status van Brabantse 'Natuurpoort' en is met een informatiepunt een belangrijke schakel in het fiets- en wandelrecreatienetwerk in de omgeving. Met het voorliggend bestemmingsplan kan de locatie zich verder ontwikkelen tot toegangspoort tot het natuurgebied Deurnsche Peel. Hierbij worden de bestaande recreatieve activiteiten uitgebreid en blijft de bestaande ondergeschikte agrarische activiteit in de vorm van het houden van krulvarkens als nevenfunctie behouden. De iniatiefnemer wenst de omliggende gronden verder te ontwikkelen tot nieuwe natuur, zodat de Natuurpoort ook daadwerkelijk in de natuur komt te liggen.
De bestaande recreatieve voorzieningen zijn begonnen als recreatieve nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf en zijn inmiddels uitgegroeid tot een uitvalslocatie waar mensen kunnen vertoeven, de natuur kunnen ontdekken en kunnen recreëren in het buitengebied. De extensivering van de agrarische activiteiten op de planlocatie en de intensivering van de recreatieve activiteiten, hebben ertoe geleid dat de locatie niet meer primair voor agrarische doeleinden wordt gebruikt. Het is wenselijk om in de toekomst het grote aantal bezoekers op een passende wijze te kunnen ontvangen en te kunnen blijven bedienen. De geldende planologische situatie en (tijdelijke) vergunningen bieden hiervoor echter niet voldoende ruimte.
Om de gewenste doorontwikkeling van de recreatieve voorzieningen te kunnen realiseren dient 'Natuurpoort De Peel' definitief als hoofdactiviteit te worden gevestigd op de locatie Leegveld 8. De doorontwikkeling bestaat uit het vastleggen van de bestaande recreatieve voorzieningen in het bestemmingsplan en een uitbreiding in de vorm van een groepsaccommodatie, een natuurkampeerterrein en een aantal stiltecabins in de natuur. Als onderdeel van de recreatieve activiteiten worden in één van de bedrijfsgebouwen ondersteunende kleinschalige activiteiten (o.a. het houden van scharrelvarkens) uitgeoefend. Onderstaand zijn het bedrijfsplan (paragraaf 3.2), het programma (paragraaf 3.3) en het inrichtingsplan toegelicht.
3.2 Bedrijfsplan
De bedrijfslocatie biedt toekomstperspectief voor agrarische ontwikkeling, maar de initiatiefnemer kiest er voor om de locatie hoofdzakelijk in te zetten voor een toeristisch-recreatieve invulling. Deze ontwikkeling is al langere tijd geleden in gang gezet met de bedrijfsmatige exploitatie van ondergeschikte nevenactiviteiten en tijdelijk vergunde recreatieve activiteiten. De volledige doorontwikkeling van het toeristisch-recreatieve voorzieningen wordt ingezet om de volgende redenen:
- Een agrarische bedrijfsvoering is vanwege de unieke ligging nabij de Peel maatschappelijk 'minder gewenst';
- Kennis van en ervaring in de vrijetijdssector is volop aanwezig aangezien de initiatiefnemer op andere locaties in Deurne al meerdere jaren actief is in deze sector;
- De locatie aan het Leegveld is voor de andere bedrijven van de initiatiefnemer een ideale startlocatie voor het ontvangen van gasten voor routegebonden activiteiten;
- De locatie leent zich voor een onderscheidende productinvulling. Een invulling die tegemoetkomt aan de wensen en behoeften van bepaalde vrijetijdsdoelgroepen;
- De locatie is gelegen aan het toeristische fiets- en wandelknooppuntennetwerk en het toekomstige paardenroutenetwerk van de regio. Daardoor is de locatie een ideale start- en pleisterplaats. Om die reden is de locatie inmiddels ook aangewezen als Natuurpoort.
De missie van de initiatiefnemer is om op de locatie Leegveld 8 een rendabele toeristisch-recreatieve bedrijfsvoering te realiseren door 'Peel-gerelateerde' vrijetijdbestedingsmogelijkheden aan te bieden aan bezoekers(doelgroepen) met verschillende behoefteprofielen.
Het Peel-gerelateerde wordt tot uiting gebracht door een thematiek aan te bieden, die is gebaseerd op de ontginningsperiode van de Peel (1950-1965). Deze periode is een cultuurhistorische industrialisatieperiode die tot op heden in de regio in toeristisch-recreatief opzicht nauwelijks aandacht heeft gekregen. De thematiek is verwerkt in een productaanbod van de afgestemd op de fundamentele bezoekmotivaties wat betreft binnenlands toerisme:
- Samen er op uit en genieten: Time to share;
- Nieuwe spannende en uitdagende dingen ervaren: Time to dare;
- Tot jezelf komen, samen ontspannen in een zekere en veilige omgeving: Time to care.
Het concept, Peel-gerelateerd, voor ieder wat wils, met verschillende bestedingszones, is vertaald naar een bedrijfseconomisch programma dat is gebaseerd op deze drie pijlers, rekening houdend met de bestaande bebouwing en mogelijkheden die de locatie biedt in relatie tot haar omgeving.
Time to share: Natuurpoort met winkeltje en doe-het-zelf-horeca: De locatie Leegveld 8 is aangewezen als Natuurpoort door de provincie Noord-Brabant. De natuurpoorten zijn ontwikkeld omdat er bij inwoners en (verblijfs)recreanten behoefte is aan een start- en eindpunt bij het genieten van natuur en landschap, en omdat het nodig is de recreatieve druk elders in het gebied te ontlasten. Een Natuurpoort vormt de ingang van een bos- of natuurgebied waar de bezoeker de auto kan parkeren en vervolgens te voet, per fiets of te paard het gebied kan gaan verkennen. Bij een Natuurpoort zijn een horecavoorziening en ruime parkeermogelijkheden aanwezig en is er informatie over het gebied te verkrijgen. De minimale eisen die aan een Natuurpoort worden gesteld zijn:
- Een directe toegang tot een bos- of natuurgebied en gelegen op een locatie die een hogere recreatieve druk aankan, waardoor kwetsbare gebieden worden ontlast;
- Goed bereikbare en ruime parkeervoorzieningen;
- Een horecavoorziening;
- Een informatievoorziening over het gebied en de routes;
- Een startpunt voor aanwezige routes.
De locatie Leegveld 8 voldoet aan deze eisen. Hier kan op eigen terrein gratis worden geparkeerd en is er een startpunt en aansluiting op regionale recreatieve routes en de routes van Staatsbosbeheer. De locatie is goed bereikbaar (zie ook paragraaf 5.12.1 Verkeer). Ook wandelaars en fietsers kunnen de locatie bereiken via de bestaande wandel- en fietsroutes.
De Natuurpoort heeft toiletvoorzieningen, douchegelegenheid en een toilet voor minder validen. Ook is er in een winkeltje waar streekproducten, routekaarten, tijdschriften en souvenirs verkrijgbaar zijn. Horecafaciliteiten zijn aanwezig. Het nuttigen ervan kan op het terras met binnen- en buitenzit mogelijkheid. Ook picknicktassen kunnen hier worden opgehaald. Ook worden ambachtelijke proeverijen georganiseerd. De Natuurpoort is het gehele jaar geopend. Voor het gebruik van de Natuurpoort als uitvalsbasis zijn de bezoekers niet verplicht om te consumeren.
Time to dare: Thematische dagrecreatieve invulling belevingsruimte / slechtweeraccommodatie: Voor de 'time-to-dare zone' is een gedeelte van het bestaande bedrijfsgebouw voorzien. Het exterieur van deze loods wordt esthetisch omgevormd tot turffabriek. Daarbinnen wordt een belevenisvolle Peelachtige recreatie- ruimte gerealiseerd met cultuur educatieve elementen en sportieve elementen. De ruimte wordt met museale objecten ingericht. Het aanbieden van indooractiviteiten in deze 'slechtweeraccommodatie' leidt tot een bezoekersspreiding die beter over de seizoenen is verdeeld. Actievelingen (groepen) worden met name in het voor- en naseizoen verwacht. Educatieve gasten vooral in het hoogseizoen.
De loods biedt voldoende ruimte voor ondersteunende horeca (koffie met gebak, drankje/hapje na). Opzet is dat de horecabestedingen gepaard gaan met bestedingen aan de binnen- en buitenactiviteiten die worden aangeboden. Bedrijfseconomische verdiencapaciteit zit in het totaalconcept, waarbij de activiteiten worden gecombineerd met de horecavoorzieningen, zodat groepen gedurende de dag een programma kunnen samenstellen.
Time to care: Nieuwe natuur en verblijfsfaciliteiten/overnachtingsmogelijkheden: In de time-to-care zone wordt de agrarische grond omgezet in nieuwe natuur. De Deurnese Peel is 's nachts een van de donkerste plekken van Nederland, waar je uitstekend tot jezelf kunt komen. Om dit exclusieve verkoopargument te kunnen benutten wordt er in de nieuw aan te leggen natuur verblijfsrecreactie aangeboden. Verder worden overnachtingsmogelijkheden geboden in de vorm van een groepsaccommodatie.
3.3 Programma
Concreet bestaat het voornemen uit de herbestemming van de agrarische veehouderijlocatie tot een recreatiebedrijf met een oppervlakte van 2,06 ha en omliggende natuurgronden met een oppervlakte van 5,32 ha. Na de realisatie zal sprake zijn van een mix aan functies (recreatie, horeca, landbouw, natuur en landschap) met economische dragers. Binnen de recreatieve bestemming zijn verschillende recreatieve activiteiten en functies voorzien:
3.3.1 Natuurpoort en streekatelier
Binnen de bestaande bedrijfsbebouwing van de Natuurpoort zijn de volgende functies voorzien:
- de 'Natuurpoort': de (bestaande) horecavoorziening met terras en informatiepunt aan de wegzijde, bestaande uit maximaal 520 m2 bvo bedrijfsbebouwing;
- het 'Streekatelier': de (bestaande) groepsruimte waar themabijeenkomsten, bedrijfsbijeenkomsten, vergaderingen, diners en evenementen gehouden kunnen worden;
- de 'Slechtweeraccommodatie': ruimte voor dagrecreatieve indooractiviteiten en -evenementen;
- onzelfstandig kantoor;
- opslagruimte, werkplaats en stalling voor het stallen van onder andere fietsen voor de dagrecreatieve activiteiten;
- werktuigenberging ten behoeve van het stallen van materiaal en materieel voor onderhoud en bewerken van de gronden (agrarisch en natuurbeheer);
- een (bestaande) kruidenhut van 25 m2 als schuilgelegenheid en informatievoorziening.
3.3.2 Groepsaccommodatie
De wens bestaat om direct ten zuiden van de entree van de Natuurpoort een groepsaccommodatie op te richten voor de verblijfsrecreatieve verhuur (zie ook paragraaf 3.2 Bedrijfsplan; time to care). De groepsaccommodatie heeft een oppervlakte van maximaal 500 m2.
Tussen het parkeerterrein en de groepsaccommodatie wordt een ontvangstgebouw c.q. receptie van 200 m2 gerealiseerd voor de ontvangst van bezoekers van het natuurkampeerterrein en de groepsaccommodatie. In het gebouw zijn ook sanitaire voorzieningen aanwezig voor het natuurkampeerterrein. Het ontvangstgebouw is onderdeel van het centraal erf.
3.3.3 Kleinschalige agrarische activiteiten
Aan de noordzijde van de recreatieve locatie worden op kleine schaal agrarische activiteiten voortgezet voor de agrarische beleving. In de bestaande stal van circa 600 m² zullen verschillende soorten dieren worden gehouden. Door de aanwezigheid van beperkte aantallen koeien, kalveren, schapen, varkens en biggen wordt de agrarische oorsprong van het Leegveld benadrukt. Als overgang naar het omliggend agrarisch gebied zal het westelijk deel van het plangebied agrarisch worden gebruikt. De kleinschalige agrarische activiteiten zijn begrensd door een stikstofplafond op te nemen in de regels (zie ook paragraaf 5.11.1).
3.3.4 Natuurontwikkeling
Als onderdeel van de doorontwikkeling van de Natuurpoort wordt ca. 4,32 ha nieuwe natuur ontwikkeld. De nieuwe inrichting levert een meerwaarde op voor landschap, recreatie, natuur en water. De natuur bestaat uit alle gronden die zijn opgenomen in het Natuurontwikkelingsplan (zie Bijlage 1, pagina 10). In de nieuwe natuur krijgen twee nieuwe kleinschalige recreatieve functies een plaats. In totaal bedraagt de oppervlakte van de aan te wijzen natuurbestemming 5,32 ha. Deze natuurontwikkeling bestaat uit:
- een natuurweide in de vorm van een kruiden- en bloemrijk grasland;
- een bloemrijke ondiepe laagte als omkadering van de stiltecabins;
- struweelpartijen in de natuurweide. De struweelpartijen zorgen voor een filtering van het zicht op het natuurkampeerterrein en de stiltecabins;
- een voedselbos als afscherming van het kampeerveld, met vruchtdragende soorten. In het voedselbos kan op extensieve schaal voedsel worden geproduceerd voor de streekwinkel;
- realisatie van wandelroutes met informatiepunt en aansluiting op het wandelnetwerk in de Deurnsche Peel door middel van een aansluiting met het pad aan de overzijde van het Leegveld en het pad langs de Haverweg;
- ruime bosschages rondom de parkeervoorzieningen als landschappelijke inpassing;
- realisatie van een karren- en koeienpad over het achtererf vormt een onderdeel van de één-erfgedachte voor het Leegveld;
In de omgeving van de planlocatie wordt samen met de andere erven aan het Leegveld het initiatief 'Volop Leegveld' ontwikkeld. De natuurontwikkeling in het voorliggend plan sluit aan bij dit initiatief en vormt daarmee één van de onderdelen van een groter geheel. De natuurontwikkeling vormt de kwaliteitsverbetering en de landschappelijke inpassing van de recreatieve voorzieningen (zie paragraaf 3.4.2 Zorgplicht ruimtelijkekwaliteit).
3.3.5 Recreatieve functies in de natuur
De nieuwe natuur wordt mede aangelegd voor de versterking van de landschapsbeleving vanuit de recreatieve voorzieningen. In de natuur worden twee recreatieve functies ingepast, die zijn gericht op verblijven in een rustige omgeving (zie ook paragraaf 3.2 Bedrijfsplan, time-to-care). Deze recreatieve functies hebben een kleinschaliger en minder intensief karakter dan de recreatieve functie die zijn genoemd in paragraaf 3.3.1 en 3.3.2. Het betreft de volgende twee voorzieningen:
- Landschapskader met 'stiltecabins': Het ‘hoofdmoment’ van de landschapsinrichting wordt gevormd door 6 in de natuur gelegen zogenoemde stiltecabins met zicht op het omliggende open landschap. De stiltecabins liggen in een bloemrijke omgeving. Deze versterkt het doorzicht vanaf het bestaande erf aan Leegveld richting het achterlegen landschap.
- de oprichting van een natuurkampeerterrein: Op het terrein ten zuiden van de groepsaccommodatie wordt een kleinschalig natuurkampeerterrein voor campers ingericht, omzoomd door stevige beplanting en een afschermende grondwal. Het natuurkampeerterrein biedt plaats voor 20 campers.
3.3.6 Parkeervoorzieningen
Binnen het plangebied worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd om te voorzien in de parkeerbehoefte bij de recreatieve voorzieningen. Hiervoor wordt een parkeerterrein opgericht aan de achterzijde van de bedrijfsgebouwen. Zie daarvoor ook paragraak 5.12.2 Parkeren.
3.4 Landschap
Om de verschillende onderdelen van het programma een landschappelijk kader mee te geven is een landschapsplan opgesteld voor het volledige plangebied. Het landschapsplan is toegevoegd als Bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Met dit landschapsplan wordt geïnvesteerd in kwaliteit en worden de kenmerken van het omliggende landschap versterkt. Op deze manier kan de planlocatie haar rol vervullen als poortfunctie van de Deurnsche Peel.
3.4.1 Inrichtingsplan
Het planconcept gaat uit van het voortbouwen op de heldere en eenvoudige veenkoloniale ontginningsstructuur, waarbij de robuuste agrarische erven in de oksels van de wegen liggen. Gedachte voor de nieuwe landschappelijke inrichting is deze agrarische signatuur met een open karakter zoveel mogelijk te behouden en bestaande (zicht)lijnen in het landschap te benutten.
Stedenbouwkundig en landschappelijk gezien vormt het terrein met de verschillende recreatieve functies een samenhangende ruimtelijke eenheid, waarbij de ensemblewerking van ruimtevormende elementen essentieel is. De ontwikkelingen zijn landschappelijk gezien onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het ontwerp gaat daarom uit van de ontwikkeling van een recreatiebedrijf dat sterk verankerd is in de ondernemerstraditie en landschappelijke en natuurlijke karakteristiek van de Peel. Daarbij wordt ook aansluiting gezocht met het naastgelegen natuurgebied de Deurnsche Peel via goede informatievoorziening, afwisselende binnen- en buitenactiviteiten en vele wandel- en fietsmogelijkheden. Op die manier kan Natuurpoort De Peel uitgroeien tot een sterk recreatief-toeristisch merk in de Peel met vele gebruiksmogelijkheden.
In de landschappelijke ontwikkeling van het plangebied worden verschillende ruimtelijke kansen benut. Dit zijn onder andere:
- het versterken als Natuurpoort: zowel functioneel als landschappelijk;
- het versterken als locatie in de overgangszone tussen de peelnatuur en het agrarische ontginningslandschap;
- de uitbreiding van het areaal natuur;
- het benutten van de mogelijkheden voor plaatselijke vernatting;
- het benutten en doorzetten van bestaande structuren.
Het recreatief programma en de toe te voegen gebouwen zijn zoveel mogelijk geprojecteerd binnen en aanpalend aan het bestaande erf. De nieuwe groepsaccommodatie is gepositioneerd ten zuiden van de bestaande bedrijfsbebouwing. Door dit gebouw in een U-vorm te oriënteren rondom centraal ‘landschapserf’ ontstaat een betere ruimtelijke samenhang en ensemblewerking van bestaande en nieuwe bouwmassa’s in combinatie met een groene inrichting.
Parkeren voor bezoekers vindt plaats aan de achterzijde van de gebouwen in de vorm van een nieuwe groene parkeervoorziening. Het parkeren wordt volledig opgelost aan de achterzijde van de gebouwen, zodat geparkeerde auto’s geheel aan het zicht worden onttrokken.
Om de gewenste uitbreiding mogelijk te maken, wordt de bestaande erfgrens verlegd richting het westen en beplant met een brede stroken gebiedseigen beplanting. Deze kenmerkende diagonale groene lijn blijft daarmee behouden en wordt versterkt. De bestaande “gebiedsvreemde” landschapstuin met heuvels komt daarmee te vervallen. Deze maakt plaats voor een kampeerveld voor campers, omzoomd door stevige beplantingen. Op die manier ontstaat enerzijds een besloten groene binnenwereld die vanaf de openbare weg nauwelijks zichtbaar zal zijn, terwijl er anderzijds voor kampeerders wel contact is met open agrarisch gebied aan de westzijde.
Daarnaast zorgen de hagenstructuren en boomgroepen binnen het erf voor een aantrekkelijke indeling van het erf in verschillende kleinere gebruiksruimtes: entree, erf, voortuinen, achtertuinen, kampeerveld en parkeervoorzieningen.
De hoofdontsluiting van het erf is gesitueerd op de plek van de huidige inrit, met voldoende maat en overzicht voor aankomend en vertrekkend verkeer. Om het zicht op de grote centrale loods enigszins te verzachten wordt het verhardingsvlak van de inrit iets versmald, met groenvoorzieningen langs de gevels. Deze zorgen voor een aantrekkelijker ruimtelijk beeld en een minder massaal verhardingsvlak.
Het ‘hoofdmoment’ van de nieuwe ontwikkeling wordt gevormd door 6 in de natuur gelegen stiltecabins met zicht op het omliggende open landschap. De stiltecabins liggen in een bloemrijke omgeving. Deze versterkt het doorzicht vanaf het bestaande erf aan Leegveld richting het achterlegen landschap.
In het middengebied wordt de bestaande strakke kavelstructuur versterkt door het verbreden van de bestaande grensloot en de aanleg van natuurweiden. Het middengebied blijft zodoende open van karakter, met een afwisseling van natuurweiden, water, struweel en openbare wandelroutes. Het struweel zorgt voor afwisselend zicht op het kampeerterrein.
Het meest westelijk perceel blijft agrarisch in gebruik, waardoor de openheid van het jonge ontginningslandschap hier gewaarborgd blijft.
Inrichtingsplan (zie Bijlage 1)
3.4.2 Zorgplicht ruimtelijke kwaliteit
Zowel op gemeentelijk als provinciaal niveau wordt ruimte geboden aan ruimtelijke ontwikkeling met het oog voor zorgvuldig ruimtegebruik en kwaliteit. Op basis van provinciaal beleid (Structuurvisie, Verordening Ruimte en de Handreiking Kwaliteitsverbetering Landschap zoals besproken in het Regionaal Ruimtelijk Overleg) is maatwerk mogelijk door het leveren van ruimtelijke kwaliteit. Ook in onderhavige ontwikkeling wordt gestreefd naar landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit. In de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn de principes van zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap verwoord.
De ontwikkeling van het recreatief-toeristisch bedrijf met verschillende vormen van voorzieningen dient te voldoen aan de eisen voor kwaliteitsverbetering. Daarvoor is een kwaliteitsberekening uitgevoerd op basis van de Nota Kostenverhaal 2018 van de gemeente Deurne. Voor het bepalen van de forfaitaire bijdrage heeft de gemeente forfaitaire grondwaardebedragen per categorie vastgesteld met als doel dat deze bedragen een instrument vormen om op eenduidige en effectieve manier de financiële inspanning te kunnen bepalen. Op basis hiervan geldt is sprake van een waardestijging bij de voorgenomen functieverandering. De kwaliteitsbijdrage dient 20% van de bestemmingswinst te bedragen.
De onderstaande tabel geeft de berekening van de minimale kwaliteitsverbetering weer voor de herbestemming van de locatie Leegveld 8 naar een recreatieve locatie.
Toelichting normbedragen huidige situatie: De huidige situatie bestaat uit een agrarisch bouwvlak van 12.320 m2 en omliggende agrarische gronden. Binnen het agrarisch bouwvlak is 1.000 m2 toegekend aan de bedrijfswoning. Daarnaast omvat het plangebied 10,1 ha agrarische gronden.
Toelichting normbedragen toekomstige situatie: In de nieuwe situatie is sprake van een functiewijziging naar 'Recreatie' en 'Natuur'. Binnen de recreatieve bestemming is circa 5.100 m2 bebouwing toegestaan, bestaande uit de bebouwing van de natuurpoort (maximaal 3.350 m2), bebouwing ten behoeve van de groepsaccommodatie (500 m2), het ontvangstgebouw (200 m2), de stal ten behoeve van de kleinschalige agrarische functie (circa 750 m2) en de bestaande woonbebouwing van de bedrijfswoning (circa 300 m2). Voor deze bebouwing is het normbedrag voor 'Recreatie (bebouwd)' opgenomen. Voor de overige gronden met de bestemming 'Recreatie', waaronder de parkeerplaatsen, is de norm 'Recreatie (onbebouwd)' opgenomen. De gronden die de bestemming 'Natuur' krijgen, zijn onderverdeeld in de stiltecabins (normbedrag: 'Recreatie (bebouwd)' voor de cabins en 'Recreatie (onbebouwd)' voor het onbebouwde deel), het natuurkampeerterrein (normbedrag: 'Recreatie (onbebouwd)') en de overige gronden die worden bestemd als 'Natuur'.
Berekening kwaliteitsbijdrage
Bovenstaande berekening is gebaseerd op de totale oppervlakte van het plangebied van 113.359 m2. Op basis van het bovenstaande bedraagt de bestemmingswaarde in de huidige situatie € 1.007.592,50. Op basis van het bovenstaande bedraagt de bestemmingswaarde in de toekomstige situatie € 849.979,50.
Het verschil tussen de toekomstige bestemmingswaarde en de huidige bestemmingswaarde geeft de waardestijging als gevolg van de herziening van het bestemmingsplan. Op basis van de bovenstaande berekening wordt geconcludeerd dat sprake is van een (fictieve) waardedaling van de locatie van € 157.613,00. Daarom is op basis van de gemeentelijke Nota Kostenverhaal geen kwaliteitsverbetering noodzakelijk voor de voorliggende bestemmingswijziging. Het is niet noodzakelijk om aanvullend te investeren in kwaliteitsverbetering en/of een bijdrage te leveren aan het gemeentelijk kwaliteitsfonds. Wel wordt op eigen terrein geïnvesteerd in het landschap (zie paragraaf 3.4.1 Inrichtingsplan en Bijlage 1Landschapsplan).
Aangezien sprake is van een zorgplicht in het kader van ruimtelijke kwaliteit, is de aanplant van landschapselementen (o.a. zorgvuldige landschappelijke inpassing) en de inrichting van nieuwe natuur juridisch geborgd in de regels van het voorliggend bestemmingsplan. In 5.1.2 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. In dit artikel wordt verzekerd dat het beplantingsplan, dat is opgenomen als Bijlage2 bij de regels, wordt aangelegd en in stand wordt gehouden. Hiermee wordt ruim voldaan aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.5 Voornemen In Relatie Tot Het Geldend Bestemmingsplan
In het bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' is het plangebied bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Derhalve is de planlocatie bestemd voor de ontwikkeling van een in hoofdzaak agrarische economie, de uitoefening van het agrarisch bedrijf en agrarisch grondgebruik.
De gewenste ontwikkeling zoals omschreven in dit hoofdstuk is niet te realiseren op basis van het geldend bestemmingsplan. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken dient het bestemmingsplan te worden herzien. In de navolgende tabel is een vergelijkend overzicht weergegeven tussen de bestaande planologische situatie en de beoogde planologische situatie.
Functie | Huidige planologische situatie | Beoogde planologische situatie |
Agrarisch | Intensieve veehouderij met een bouwvlak van 12.320 m2: * een veehouderij met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt, zoals rundveemesterij, varkenshouderij, vleeskalverhouderij, pluimveehouderij, geitenhouderij, schapenhouderij of pelsdierhouderij, alsmede daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen. | Kleinschalige agrarische functie van 750 m2, bestaande uit: * agrarische activiteiten in de vorm van het houden van dieren (max. oppervlakte dierenverblijf 652 m2); * een werktuigenberging ten behoeve van het stallen van materiaal en materieel voor onderhoud en bewerken van de gronden. |
Dagrecreatie en horeca | Niet-agrarische nevenactiviteiten: * ontvangstruimte, terras en recreatieve nevenactiviteit met een maximaal bedrijfsvloeroppervlak van 720 m2; * statische opslag max. 250 m2. | Bedrijfsvloeroppervlakte van 3.380 m2 bestaande uit: * Groepsruimte voor (thema)bijeenkomsten en dagrecreatieve indooractiviteiten (slechtweeraccommodatie) een en ander met bijbehorende ondersteunende groepshoreca c.q. (groeps)restaurant; * Landgoedwinkel / streekwinkel (max. 200 m2 verkoopvloeroppervlak) met proeflokaal en kookstudio; * Uitspanning met terras en informatievoorziening (max. 520 m2 bvo gebouw); * Kleinschalig kantoor * Opslagruimte c.q. berging c.q. stalling voor het stallen van o.a. fietsen en dergelijke voor de dagrecreatieve activiteiten. |
Verblijfsrecreatie | - | Verblijfsrecreatie in de vorm van: * Bedrijfsmatige exploitatie van een logeergebouw in de vorm van een groepsaccommodatie van 500 m2; * Een ontvangstgebouw van 200 m2; * Een natuurkampeerterrein met maximaal 20 kampeerplaatsen; * Bedrijfsmatige exploitatie van recreatieve voorzieningen in de vorm van maximaal 6 stiltecabins. |
Natuur | - | Nieuwe natuur in de vorm van bloemrijke graslanden en bosschages met een oppervlakte van 4,32 ha. |
Hoofdstuk 4 Beleidskaders
4.1 Nationaal Beleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden.
Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
Onderhavige ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarvoor het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen. De SVIR heeft geen consequenties voor voorliggend plan.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Onderhavige ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarvoor het Rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen. Derhalve heeft het Barro geen consequenties voor voorliggend plan.
4.1.3 Bro; motivering duurzame ontwikkeling
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'motivering duurzame verstedelijking' (voormalige ladder) opgenomen. Dit stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken.
De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.
Per 1 juli 2017 zijn een aantal wijzigingen op de eerdere ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.
Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen.
Er wordt geen woning toegevoegd aan het plangebied. Wel worden recreatieve voorzieningen opgericht. Binnen de gemeente Deurne is sprake van een behoefte aan nieuwe recreatieve voorzieningen. In de Structuurvisie Deurne 2030 (zie paragraaf 4.3.1) is de wens tot ontwikkeling van recreatieve poorten opgenomen. Bovendien is met de Nota Vrijetijdseconomie Deurne aangegeven dat economische ontwikkeling van toeristisch-recreatieve bedrijven een gewenste toevoeging is voor het buitengebied van de gemeente Deurne (zie paragraaf 4.3.6). Met de voorgenomen ontwikkeling wordt derhalve voorzien in een behoefte. De invulling van de recreatieve voorziening is gericht op de beleving van de natuur en het landschap, waarvoor situering in het buitengebied een voorwaarde is. Hiermee is de behoefte naar en de gewenste locatie van de ontwikkeling voldoende onderbouwd en is een nadere motivering duurzame verstedelijking niet noodzakelijk.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Omgevingsvisie 'De Kwaliteit van Brabant'
Vooruitlopend en anticiperend op de inwerkingtreding van de nationale Omgevingswet in 2021 hebben Provinciale Staten op 14 december 2018 de Brabantse omgevingsvisie vastgesteld. Met deze omgevingsvisie geeft de provincie richting aan wat zij voor Noord-Brabant wil bereiken en biedt daarmee handvatten voor haar handelen in de praktijk.
De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste provinciale ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Conform de Omgevingswet staan de waarden veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De visie geeft daarbij richting aan deze opgaven vanwege de ingrijpende veranderingen waarmee zij gepaard gaan. Daarnaast geeft de Omgevingsvisie ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
De omgevingsvisie is verplicht, maar uitsluitend zelfbindend voor de provincie. De visie zal komende jaren nader worden uitgewerkt in diverse programma's en een provinciale omgevingsverordening.
In delen van Brabant is sprake van een toenemende leegstand (met name agrarisch vastgoed) en bevolkingskrimp. Dat leidt tot economische en sociaal-culturele schade. In die delen van het landelijk gebied is speciale aandacht nodig voor een steeds verder toenemende leegstand doordat boeren stoppen, de leegkomende gebouwen verpauperen of een bron voor criminaliteit zijn. De sociale cohesie komt in het gedrang.
De betreffende ontwikkeling leidt tot economische en natuurlijke ontwikkeling in het buitengebied. Met het voornemen wordt een intensieve veehouderij herbestemd, waarbij een passende bestemming wordt gevonden, aansluitend bij de gemengde ontwikkelingsrichting voor het gebied. Het voorliggend plan leidt daarmee tot een verbeterde omgevingskwaliteit. De voorgenomen ontwikkeling is passend binnen de provinciale Omgevingsvisie.
4.2.2 Provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
Per 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen gaan over de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Noord-Brabant. De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025 weer, met een doorkijk tot het jaar 2040.
In de structuurvisie zijn ruimtelijke keuzes geformuleerd die van provinciaal belang zijn:
- Het versterken van regionale contrasten tussen klei, zand en veenontginningen;
- De ontwikkeling van een vitaal en divers platteland;
- Het creëren en behouden van een robuust water en natuursysteem;
- Het realiseren van een betere waterveiligheid door preventie;
- De koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
- Duurzaam gebruik van de ondergrond;
- Het geven van ruimte voor duurzame energie;
- De concentratie van verstedelijking;
- Het ontwikkelen van een sterk stedelijk netwerk;
- Het creëren van groene geledingszones tussen steden;
- Gedifferentieerd aanbod goed bereikbare vrijetijdvoorzieningen;
- Het ontwikkelingen van economische kennisclusters;
- Internationale bereikbaarheid;
- De beleefbaarheid van stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is nader uitgewerkt in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie Noord-Brabant om de genoemde doelen te realiseren.
In de structuurvisie zijn de kwaliteiten met een provinciaal belang aangegeven en op basis hiervan zijn keuzes gemaakt voor het provinciale beleid. De belangrijkste keuzes zijn geordend in vier ruimtelijke structuren:
- de groenblauwe structuur;
- de agrarische structuur;
- de stedelijke structuur;
- de infrastructuur.
Deze zonering is bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de diverse functies in het buitengebied, zoals landbouw, natuur en recreatie en wonen voor zover deze het provinciaal belang aangaan. De zonering is het resultaat van een afweging op hoofdlijnen van de aanwezige kwaliteiten en belangen.
Uitsnede structurenkaart Structuurvisie met ligging plangebied
Groenblauwe structuur: De planlocatie ligt binnen de groenblauwe structuur en maakt onderdeel uit van de zogenaamde 'groene mantel'. De provincie kiest hier voor functieontwikkeling gecombineerd met de ontwikkeling van een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit, bestaande uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Deze structuur is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering. De structuur bestaat voornamelijk uit beken en andere waterlopen en uit bos- en natuurgebieden. Daarnaast liggen ook gebieden met een andere functie (zoals agrarisch of recreatie) binnen de groenblauwe structuur, als die gebieden van belang zijn voor de natuur- en waterfuncties.
Ontwikkelingen binnen de groenblauwe mantel dienen qua aard en schaal bij het ontwikkelingsperspectief voor dit gebied te passen en rekening te houden met omliggende waarden. Bovendien heeft de structuurvisie voor deze ontwikkelingen een zorgplicht opgenomen voor ruimtelijke kwaliteit.
De gebieden in de groenblauwe structuur zijn belangrijk vanuit economische en sociaal–culturele belangen. De provincie wil de samenhang daartussen verbeteren en de mogelijkheden voor gebruik en beleving van deze gebieden verbeteren. Dit biedt ook kansen om het toeristisch-recreatieve product in Noord-Brabant te versterken. In de groenblauwe mantel biedt de provincie ruimte aan de groeiende vraag naar 'diensten' die het landelijke gebied aan de samenleving kan bieden. Recreatieve ontwikkelingen, met name op bestaande locaties (bijvoorbeeld vrijkomende agrarische bedrijfslocaties) zijn mogelijk, zeker als daarmee een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van natuur, water en landschap.
Het voornemen betreft een toeristisch-recreatieve ontwikkeling op een bestaande (vrijkomende) agrarische locatie. Bovendien leidt het voornemen tot een versterking van natuur, water en landschap, de verbetering van de toegankelijkheid van het omliggende landschap en een stimulans van de beleving en het gebruik van het landelijk gebied door een breder publiek.
Gebiedspaspoort: Een ander onderdeel van de Structuurvisie zijn de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Deze gebiedspaspoorten bevatten de landschapskenmerken die bepalend zijn voor de kwaliteit van een gebied of een landschapstype en laten zien hoe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het behoud en versterking daarvan. Het onderhavig plangebied is gelegen binnen het gebiedspaspoort 'Peelkern'.
Niet alle opgestelde ambities voor de Peelkern zijn relevant voor het plangebied. Onderstaand een selectie van ambities die relevant zijn:
- 1. De ontwikkeling van De Peel benaderen als een samenhangende gebiedsopgave waarin de mogelijkheden voor intensieve vormen van landbouw, natuur, landschap, leefbaarheid en water worden verbeterd en waarbij de milieudruk afneemt. Dit kan onder andere worden verwezenlijkt door:
- a. robuuste erfbeplanting bij zowel bestaande erven, uitbreiding van bebouwing als nieuwvestiging;
- b. de cultuurhistorische waarde van de Peelontginning te gebruiken bij het vormgeven van nieuwe ontwikkelingen;
- c. verbetering van recreatieve ontsluiting, gekoppeld aan behoud van zandwegen;
- 2. De cultuurhistorische waarden van de Peelkern in hun samenhang verder ontwikkelen, beschermen en toeristisch-recreatief ontsluiten. Dit geldt in het bijzonder voor de Peel-Raamstelling en de cultuurhistorische landschappen “Griendtsveen-Helenaveen” en “Landgoederen bij Gemert” (Grote Slink-Bunthorst, Stippelberg, Cleefs Wit-De Sijp, Princepeel).
- 3. Het versterken van de ecologische waarden van het landschap door te sturen op de ontwikkeling van hooilanden en vochtige graslanden en op het behouden of ontwikkelen van kenmerken van het landschap, waarbij kenmerkende plant- en diersoorten van open akker- en graslandgebied (bijv. de wulp, gele kwikstaart, ganzen en zwanen), het halfopen landschap met bomenlanen (das, korenbloem), sloot-, greppelkanten en perceelranden (blauwborst, heikikker) en sloten en vaarten goede indicatoren zijn.
In het opgestelde landschapsplan (zie Bijlage 1) is aangegeven op welke manier het voornemen bijdraagt aan deze drie gestelde ambities. De samenhang tussen landbouw, natuur en landschap worden vergroot en de milieudruk op het landschap neemt met de realisatie van het voornnemen af. Het voornemen leidt tot een betere toeristisch-recreatieve ontsluiting van het gebied. Het aanleggen van natuurlijke elementen, die beschreven staan in het landschapsplan, dragen bij aan de ecologische waarden van het gebied. Het voornemen draagt met deze ontwikkelingen bij aan de gebiedsambities voor de Peelkern.
Gelet op het bovenstaande past het voornemen binnen de groenblauwe structuur en draagt het bij aan de ambities voor het landschap, die door de provincie zijn opgesteld in het gebiedspaspoort 'Peelkern'. Daarmee past het voornemen binnen de Provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
4.2.3 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
Op 25 oktober 2019 heeft Provinciale Staten de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. In deze planologische verordening zijn regels opgenomen voor verschillende ruimtelijke en planologische onderwerpen, waar de gemeenten rekening mee moeten houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. De voor de ontwikkeling relevante onderwerpen, die worden geregeld zijn:
- Ontwikkelingsmogelijkheden van land- en tuinbouw;
- Bescherming van de landschappelijke en natuurwaarden;
- Bescherming van cultuurhistorische en aardkundige waarden;
- Waterbeleid;
- Nieuwe economische dragers in het buitengebied;
- Zorgplicht en ruimtelijke kwaliteitsverbetering.
De Interim Omgevingsverordening betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Interim omgevingsverordening is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de Omgevingswet wordt vastgesteld en die verplicht is voor provincies.
Belangrijke uitgangspunten vanuit de Omgevingsvisie zijn verwerkt in de Interim Omgevingsverordening. De nieuwe manier van werken met diep, rond en breed kijken is opgenomen en er wordt vaker een koppeling gelegd met omgevingskwaliteit door bijvoorbeeld sanering van leegstaand vastgoed elders. De nadruk op omgevingskwaliteit komt ook tot uitdrukking bij de kwalitatieve benadering voor hergebruik van leegstaand vastgoed in het landelijk gebied en duurzame verstedelijking.
De Interim omgevingsverordening wil goede initiatieven ondersteunen. Daarvoor sluit de Interim omgevingsverordening aan bij de nieuwe manier van werken uit de Brabantse omgevingsvisie en worden meer mogelijkheden geboden voor maatwerk. Hiertoe zijn in de omgevingsverordening in plaats van middelvoorschriften doelvoorschriften opgenomen en wordt uitgegaan van een 'ja, mits - benadering'.
Uitsnede structurenkaart Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant met ligging projectlocatie
De locatie is onder andere gelegen binnen de volgende werkingsgebieden:
- Landelijk gebied (groenblauwe mantel)
- Attentiezone waterhuishouding
- Attentiezone stiltegebied
- Beperkingen veehouderij
Landelijk gebied (groenblauwe mantel):De ontwikkeling van de toeristisch-recreatieve activiteiten op Natuurpoort De Peel kan worden gezien als de uitbreiding van een bestaande niet-agrarische functie in het landelijk gebied. De Interim omgevingsverordening voorziet in een redelijke uitbreiding van bestaande niet-agrarische functies in het landelijk gebied op basis van artikel 3.71. Aangezien de bestaande niet-agrarische functie in het geldend bestemmingsplan is geregeld als nevenactiviteit, is tevens getoetst aan artikel 3.73, waarin voorwaarden zijn opgenomen voor de vestiging van niet-agrarische functies in het landelijk gebied. Omdat het gaat om recreatieve activiteiten is getoetst aan de aanvullende regels voor vrije-tijdsvoorzieningen in artikel 3.75. Daarnaast dient het plan te worden getoetst aan artikel 3.16 (externe werking Natuur Netwerk Brabant), artikel 3.26 (attentiezone waterhuishouding) en artikel 2.42 (attentiezone stiltegebied). Gezien de ligging binnen het gebied 'Beperkingen veehouderij' kan worden gesteld dat de uiteindelijke omzetting van een veehouderijlocatie naar een toeristisch-recreatief bedrijf in een natuurlijk ingerichte omgeving, zoals in de eindsituatie beoogd, een gewenste ontwikkeling is.
Artikel 3.71 Bestaande niet-agrarische functie in Landelijk gebied
Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied bevat regels voor een bestaande niet-agrarische functie die:
- a. de bestaande planologische gebruiksactiviteit vastleggen;
De bestaande recreatieve activiteiten, die momenteel zijn bestemd als nevenactiviteit, of tijdelijk zijn vergund in afwijking van het bestemmingsplan, worden met het voorliggend bestemmingsplan vastgelegd.
- b. een toename van de gebruiksoppervlakte voor mestbewerking uitsluiten;
Er is geen sprake van mestbewerking.
- c. kunnen voorzien in een redelijke uitbreiding, als dat past binnen de gewenste ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
- 1. een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
In het landelijk gebied van de gemeente Deurne is plaats voor onder andere land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme. De gemeente Deurne geeft in haar Structuurvisie Deurne 2030 tevens aan dat een gemengd gebruik van het landelijk gebied hier gewenst is (zie paragraaf 4.3.1). De recreatieve functie past als zodanig bij het multifunctioneel gebruik van het buitengebied van de gemeente Deurne. De locatie dient bovendien als recreatieve ontsluiting van de Deursche Peel en past in het grootschalig ontginningslandschap.
- 1. welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
De uitbreiding van de toeristisch-recreatieve voorzieningen draagt bij aan de vitaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied en vormt geen belemmering voor agrarische ontwikkelingen in de omgeving. Er wordt gebruik gemaakt van de (voormalige) agrarische locatie Leegveld 8.
- 1. hoe de uitbreiding bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de bebouwing van de bestaande veehouderij aan het Leegveld 8 hergebruikt, waardoor leegstand op de locatie op termijn wordt voorkomen.
Artikel 3.73 Vestiging niet-agrarische functie in Landelijk gebied
Lid 1. Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan voorzien in de vestiging van een niet-agrarische functie op een bestaand bouwperceel als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
- 1. een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
In het landelijk gebied van de gemeente Deurne is plaats voor onder andere land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme. De gemeente Deurne geeft in haar Structuurvisie Deurne 2030 tevens aan dat een gemengd gebruik van het landelijk gebied hier gewenst is (zie paragraaf 4.3.1). De recreatieve functie past als zodanig bij het multifunctioneel gebruik van het buitengebied van de gemeente Deurne. De locatie dient bovendien als recreatieve ontsluiting van de Deursche Peel en past in het grootschalig ontginningslandschap. De opzet van de locatie leidt tot een verbreding van de landschappelijke en ecologische waarden (mede vanwege de aanleg en instandhouding van nieuwe natuur). Het plangebied behoudt een agrarisch karakter, waarmee de agrarische oorsprong van het gebied behouden blijft.
- 1. welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
De uitbreiding van de toeristisch-recreatieve voorzieningen draagt bij aan de vitaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied en vormt geen belemmering voor agrarische ontwikkelingen in de omgeving. Er wordt gebruik gemaakt van de (voormalige) agrarische locatie Leegveld 8.
- 1. hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de bebouwing van de bestaande veehouderij aan het Leegveld 8 hergebruikt, waardoor leegstand op de locatie wordt voorkomen.
- b. er vindt geen splitsing plaats van het bouwperceel;
Er vindt geen splitsing plaats van het bouwperceel. Er is sprake van één bedrijfsvoering. Binnen de natuurbestemming worden eveneens een niet-agrarische activiteiten bestemd, maar deze maken onderdeel uit van de totale bedrijfsvoering van het recreatief bedrijf op het adres Leegveld 8.
- a. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
Er is geen sprake van overtollige bebouwing. Alle bestaande (voormalige) agrarische bebouwing wordt in de nieuwe situatie ingezet voor de nieuwe en bestaande recreatieve bedrijfsactiviteiten.
- b. de vestiging heeft geen betrekking op:
- 1. een kantoor met baliefunctie;
- 2. lawaaisport;
- 3. mestbewerking.
Er is geen sprake van een kantoor met baliefunctie, lawaaisport of mestbewerking.
Lid 2. Het bestemmingsplan dat de vestiging mogelijk maakt, borgt dat de functie, ook op langere termijn, past binnen de ontwikkelingsrichting en stelt daartoe regels:
- a. over een bij de omgeving passende omvang en publieksaantrekkende werking;
De locatieontwikkeling vindt plaats in het grootschalig ontginningslandschap. De recreatieve voorzieningen die onderdeel uitmaken van de locatieontwikkeling leiden tot een publieksaantrekkende werking. De publieksaantrekkende werking van het voornemen staat niet op zichzelf, maar heeft een rechtstreekse (functionele en sociaal-economische) relatie met de recreatieve, landschappelijke en natuurlijke aantrekkingskracht van de Deurnsche Peel zelf. Het voornemen is onder andere gericht op groepshoreca en -activiteiten, waarbij de samenhang met De Peel als gebied nadrukkelijk aanwezig is in het bedrijfsconcept. Het voornemen draagt bij aan de recreatieve toegankelijkheid van het natuurgebied De Deurnsche Peel en benut de kernwaarden van het gebied (natuurlijke karakter, rust en ruimte). De locatieontwikkeling is daarom een drager voor het gebied en geeft het gebied nog nadrukkelijker een eigen identiteit. De planlocatie is vanwege de relatief meer afgelegen ligging geschikt om grotere groepen te ontvangen om te kunnen genieten van de kwaliteiten die De Peel te bieden heeft. De toegestane activiteiten zijn vastgelegd in artikel 5.4.2 van de regels van dit bestemmingsplan. In dit artikel wordt voor elke gebruiksactiviteit een maximale omvang opgenomen in de regels. Dit is tevens de omvang die in de bijbehorende onderzoeken en onderbouwing is onderzocht. Daardoor zijn de activiteiten begrensd tot een schaal die door de gemeente Deurne als passend wordt gezien voor de omgeving.
- b. welke specifieke gebruiksactiviteit is toegestaan;
In artikel 5.4.2 van de regels van dit bestemmingsplan is opgenomen welke specifieke gebruiksactiviteiten zijn toegestaan ter plekke van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - natuurpoort en streekatelier', 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie', en 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalige agrarische activiteiten'. In artikel 4.1.2 van de regels van dit bestemmingsplan is opgenomen welke specifieke gebruiksactiviteiten zijn toegestaan ter plekke van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - stiltecabins', 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein' Alle aanduidingen maken deel uit van één bedrijfsvoering.
- c. dat opslag en stalling plaatsvindt in gebouwen;
Er is geen sprake van buitenopslag; opslag en stalling vindt plaats in het noordelijke gedeelte van de bedrijfsgebouwen.
- d. dat de ontwikkeling verplaatst naar een passende locatie als deze niet langer past binnen de maximaal toegestane omvang.
Het voorliggend bestemmingsplan wordt opgesteld, zodat het toeristisch-recreatief bedrijf zich kan ontwikkelen richting een duurzame exploitatie naar de toekomst op de planlocatie. Het bestemmingsplan voorziet in de toekomstige wensen van initiatiefnemer.
Lid 3. Als een binnen de omgeving passende omvang geldt voor:
- a. bedrijvigheid, dat deze kleinschalig is en past binnen een gemengde omgeving waardoor het niet doelmatig is om deze te vestigen op een bedrijventerrein;
Er is geen sprake van bedrijvigheid, die qua aard thuishoort op een bedrijventerrein. De beoogde ontwikkeling is gericht op een toekomstgerichte, duurzame exploitatie van Natuurpoort De Peel.
- b. een detailhandelsvoorziening, een omvang van het verkoopvloeroppervlak van ten hoogste 200 m²;
In de gebruiksregels in 5.4.2 is voor de streekwinkel een maximum verkoopvloeroppervlak van 200 m2opgenomen.
- c. een voorziening ten dienste van vrije-tijd en zorg, een omvang van de bebouwing van ten hoogste 1 hectare.
Er is sprake van een vrije-tijdsvoorziening, waarbij sprake is van maximaal toegestane bebouwing van 3.350 m2. Daarmee wordt voldaan aan het maximum oppervlakte bebouwing van 1 hectare.
Artikel 3.75 Aanvullende regels voor vrije-tijds voorziening
Lid 1. In geval er sprake is van een watergebonden voorziening kan het bestemmingsplan onder overeenkomstige toepassing van artikel 3.73 Vestiging niet-agrarische functie in Landelijk gebied nieuwvestiging mogelijk maken, als elders een bouwperceel is gesaneerd en de daarop aanwezige bebouwing van ten minste gelijke omvang, met uitzondering van de bedrijfswoning, is gesloopt.
Er is geen sprake van een watergebonden voorziening.
Lid 2. In geval een bestemmingsplan de vestiging van verblijfsrecreatie, waaronder de bouw van een recreatiewoning, toestaat, geldt in aanvulling op artikel 3.73 Vestiging niet-agrarische functie in Landelijk gebied, tweede lid dat het bestemmingsplan borgt dat:
- a. het terrein en de woningen bedrijfsmatig worden beheerd;
het terrein en de recreatieve voorzieningen worden bedrijfsmatig beheerd. Hiervoor zijn specifieke bestemmingsregels opgenomen (artikel 4.1.2 en 5.4.2).
- b. permanente bewoning is uitgesloten.
In het voorliggend bestemmingsplan is opgenomen dat permanente bewoning van de recreatieve voorzieningen als strijdig gebruik wordt aangemerkt (artikel 4.3.1 en 5.4.1).
Conclusie: Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het voornemen aansluit bij de uitgangspunten zoals gesteld in artikel 3.71, 3.73 en 3.75 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
Attentiezone waterhuishouding:Rondom het natuurgebied 'Deurnsche Peel & Mariapeel' is een attentiezone opgenomen. Binnen de 'Attentiezone waterhuishouding' dient rekening te worden gehouden met de hydrologische situatie in het natuurgebied. Activiteiten buiten het natuurgebied kunnen de effect hebben op de hydrologie in het natuurgebied. Er dient te worden getoetst aan de artikel 3.26 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
Uitsnede kaart 'Attentiezone waterhuishouding' uit de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant met ligging locatie
Doel van de attentiezone is om ontwikkelingen die een negatieve invloed hebben op de binnen de attentiezone gelegen natte natuurparels tegen te gaan. Stromingen in het grondwatersysteem kunnen veranderen door verandering van bodemopbouw of het doorboren van lagen (bij grondverzet of diepploegen). Voor activiteiten die een negatief effect op de (grond)waterstand in een natte natuurparel kunnen hebben, is een vergunning nodig. Bij het toelaten van functies die een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding, geldt dat overleg met het waterschap nodig is.
Artikel 3.26 Attentiezone waterhuishouding
- 1. Een bestemmingsplan van toepassing op Attentiezone waterhuishouding strekt tot bescherming van de waterhuishouding en sluit functies en activiteiten uit die een negatief effect hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.
- 2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid stelt in ieder geval regels over:
- a. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
- b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
- c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
- d. het beperken van het buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten.
- 3. Het tweede lid is niet van toepassing op werkzaamheden die behoren tot het normale beheer en onderhoud.
De voorwaarden uit de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn rechstreeks overgenomen als dubbelbestemming in het bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' van de gemeente Deurne. De plannen zullen leiden tot een vernatting van de percelen, met name in het midden van het plangebied. De plannen vormen daarom niet direct een belemmering voor de uitvoering van het plan. Er is echter wel een vooroverleg noodzakelijk met het Waterschap Aa en Maas. De gevolgen van de plannen voor het attentiegebied zijn nader omschreven in paragraaf 5.13.5, waarin is getoetst aan de voorwaarden uit de dubbelbestemming 'Waarde - Attentiegebied NNB'. Daarmee is tevens getoetst aan de voorwaarden uit de Interim omgevingsverordening. De dubbelbestemming 'Waarde - Attentiegebied NNB' is overgenomen in het voorliggend bestemmingsplan, zodat de hydrologische bescherming ook in de toekomst geborgd is.
Externe werking Natuur Netwerk Brabant: Vanwege de ligging op korte afstand van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) dient bij de locatieontwikkeling rekening te worden gehouden met de externe werking van het NNB. Activiteiten buiten het NNB kunnen effect hebben op de kernkwaliteiten van het NNB. Er dient te worden getoetst aan de artikel 3.16 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
Artikel 3.16 Externe werking Natuur Netwerk Brabant:
Lid 1. In aanvulling op de Wet natuurbescherming bepaalt een bestemmingsplan dat een ontwikkeling toelaat in Stedelijk Gebied of in Landelijk Gebied, die een aantasting geeft van de ecologische waarden en kenmerken in het Natuur Netwerk Brabant, dat de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende, negatieve effecten worden gecompenseerd, overeenkomstig Artikel 3.22 Compensatie.
De beoogde ontwikkeling betreft een ontwikkeling op korte afstand van het Natuur Netwerk Brabant (NNB). Aangezien de ontwikkeling niet in het NNB ligt, is geen sprake van directe effecten. In het kader van artikel 3.16 van de Interim omgevingsverordening zijn in deze paragraaf de externe effecten van de ontwikkeling op het NNB beoordeeld en afgewogen.
In het kader van een potentiële externe werking van de voorgenomen ontwikkeling zijn diverse aspecten onderzocht en beoordeeld. Bij de beoordeling van de externe werking is de huidige planologische situatie vergeleken met de nieuwe planologische situatie. Een overzicht van deze vergelijking is te vinden in paragraaf 3.5van deze toelichting. Uit deze vergelijking kan onder andere worden geconcludeerd dat een gedeelte van de recreatieve activiteiten reeds vergund zijn en een groot gedeelte van de agrarische activiteiten worden beëindigd c.q. geëxtensiveerd.
- In het kader van de aanwijzing van het gebied als Stiltegebied is onderzocht wat de externe geluideffecten zijn en is het plan getoetst aan de normen uit artikel 2.42 van de Interim omgevingsverordening. Het voornemen voldoet aan de geluidnormen voor een ontwikkeling op korte afstand van het Stiltegebied.
- In het kader van de hydrologische natuurwaarden is onderzocht wat de effecten zijn van de nieuwe waterpartijen op de grondwaterstand in het natuurgebied. Om aan te tonen dat het plan niet leidt tot negatieve effecten op de waterhuishouding van het nabijgelegen natuurgebied, is een hydrologisch onderzoek verricht door Landslide Milieu-adviesbureau (rapportnr. 2021-02-001, d.d. 27 juli 2021). Dit onderzoek is toegevoegd als Bijlage 7 bij de toelichting. Met inachtneming van de maatregelen die zijn voorgesteld door Landslide Milieu-adviesbureau, kan worden gesteld dat geen sprake is van negatieve effecten op de waterhuishouding in het Natuur Netwerk Brabant.
- Natuurpoort De Peel dient als Brabantse 'natuurpoort' als uitvalsbasis voor activiteiten in het gebied, waaronder fiets- en wandeltochten. Met het voornemen tot doorontwikkeling van Natuurpoort De Peel wordt de toegang tot het natuurgebied eenvoudiger en zullen meer recreatieve bezoekers de Deurnsche Peel als natuurgebied weten te vinden. Om in bepaalde deelgebieden de rust te behouden heeft Staatsbosbeheer voor de Peelvenen een Recreatiezoneringsplan opgesteld. In het Recreatiezoneringsplan zijn gebieden aangewezen als recreatiezone, gebieden voor recreatief medegebruik en gebieden voor tijdelijk recreatief medegebruik. Hiermee wordt recreatie in de Peelvenen geconcentreerd in een aantal deelgebieden en blijft in andere deelgebieden juist de rust behouden. De locatie van Natuurpoort De Peel ligt direct grenzend aan de recreatiezone en past daarmee als recreatieve uitvalsbasis goed in het Recreatiezoneringsplan. De recreatiezone is onder andere beoogd voor wandelen op de daarvoor opengestelde paden en het houden van kleinschalige evenementen, waaronder educatie en excursies. Door de ligging direct grenzend aan de recreatiezone leiden de bezoekers van Natuurpoort De Peel niet tot negatieve effecten in de rustgebieden.
- Met het plan vervalt de mogelijkheid om op intensieve wijze vee te houden. Vooruitlopend op het voorliggend bestemmingsplan heeft de initiatiefnemer een jaarlijkse stikstofemissie 2.063,85 kg NH3 grotendeels ingeleverd. Daarmee heeft de ontwikkeling een positief extern effect.
- De natuurwaarden in de omgeving worden versterkt door nieuwe natuur aan te leggen in de vorm van bloemrijke graslanden rondom de stiltecabins. Er wordt ruim 4,3 ha nieuwe natuur aangelegd, waarmee een versterking van de natuurwaarden buiten het NNB plaatsvindt.
Bovenstaande onderdelen zijn meegenomen in de planologische afweging voor het voorgenomen initiatief. Het initiatief draagt in behoorlijke mate bij aan een goede omgevingskwaliteit vanwege het vervallen van de mogelijkheid om op intensieve wijze vee te houden in een kwetsbaar gebied, door een relatief gezien behoorlijk omvangrijke natuur- en landschapsinrichting en doordat de nieuwe functie waarde toevoegt aan het gebied. Aangezien geen sprake is van een negatief effect op de kernkwaliteiten van het NNB is geen compensatie noodzakelijk, zoals bedoeld in artikel 3.22.
Lid 2. Op de overdraai van de wieken van een windturbine die buiten het Natuur Netwerk Brabant staat, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
Het voorliggend bestemmingsplan maakt geen windturbines mogelijk.
Lid 3. Het eerste lid is niet van toepassing op een aantasting door de verspreiding van stoffen in lucht of water.
De emissie van stikstof en eventuele andere stoffen in de lucht kunnen buiten beschouwing worden gelaten bij de toetsing van artikel 3.16 lid 1. Het betreft dus uitsluitend de effecten die onder de beoordeling van lid 1 reeds zijn genoemd.
Attentiezone stiltegebied:Vanwege de ligging binnen de 'Attentiezone stiltegebied' dient bij de ontwikkeling van het Leegveld 8 rekening gehouden te worden met de maximaal toelaatbare geluidbelasting op de grens van het stiltegebied. Activiteiten buiten het stiltegebied kunnen de na te streven rust en stilte aantasten, bijvoorbeeld als het gaat om het houden van evenementen. Daartoe is een attentiezone stiltegebied opgenomen zodat bij het toedelen van nieuwe of tijdelijke functies rekening wordt gehouden met de na te streven rust en stilte.
De externe werking en daartoe opgenomen normering geldt niet alleen voor bedrijven maar ook voor andere activiteiten, zoals evenementen nabij een stiltegebied. Het is in beginsel de gemeente die oordeelt of een bepaalde activiteit ter plaatse mag plaatsvinden. Bij deze beoordeling moet het bevoegd gezag de grenswaarde uit artikel 2.42 van de Interim omgevingsverordening in acht nemen. Op de navolgende afbeelding is de ligging van de locatie van de activiteiten weergegeven ten opzichte van het stiltegebied en de attentiezone.
Uitsnede kaart 1 "Rechtstreeks werkende regels: milieubeschermingsgebieden, natuur en wegen" uit de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant met ligging locatie
Artikel 2.42 grenswaarde externe werking stiltegebied
- 1. Als grenswaarde voor een aanvaardbare geluidbelasting vanwege een locatiegebonden milieubelastende activiteit in de Attentiezone stiltegebied geldt 50 dB(A) LAeq, 24 uur, op 1,5 meter hoogte:
- a. op de grens van het Stiltegebied, als de locatie van de activiteit 50 meter of meer van de grens van het Stiltegebied ligt;
- b. op 50 meter vanaf de grens van de locatie van de activiteit, als deze minder dan 50 meter van de grens van het Stiltegebied ligt.
- 2. Als grenswaarde voor de geluidbelasting vanwege een niet locatiegebonden geluidsbron binnen de Attentiezone stiltegebied, geldt een geluidsniveau van 50 dB(A) LAeq, 24 uur, op de grens van het Stiltegebied.
Aangezien de locatie zich bevindt op minder 15 meter van het aangewezen stiltegebied, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarin wordt aangetoond dat kan worden voldaan aan de geluidgrenswaarde zoals opgenomen in artikel 2.42 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Het akoestisch onderzoek is nader omschreven in paragraaf 5.4 Geluid en toegevoegd als Bijlage 3 bij de toelichting.
Conclusie: Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het voornemen past binnen de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Structuurvisie Deurne 2030
De gemeenteraad van Deurne heeft op 13 maart 2018 de Structuurvisie Deurne 2030 vastgesteld. Hierin is aangegeven welke grote maatschappelijke opgaven de komende jaren voor Deurne van belang zijn. In de structuurvisie is aangegeven dat thema's als het landelijk gebied, landschap, natuur en recreatie allen aanknopingspunten bieden voor niewue initiatieven. Bij het visiedocument horen twee visiekaarten: de visiekaart 'functieverdeling' en de visiekaart 'omgevingskwaliteit'.
Uitsnede visiekaart Functieverdeling met ligging plangebied
Op de visiekaart Functieverdeling is aangegeven dat de planlocatie ligt in het landelijk gebied met een gemengde plattelandseconomie. In dit gebied zal vrijkomende agrarische bebouwing het landschap sterk veranderen. De gemeente geeft aan in dit gebied ruimte te bieden voor ander functies, waaronder wonen en recreatie. De woon- en recreatieve functies vragen om een gezond en aantrekkelijk verblijfslandschap, waarin water, groen en lokaal georiënteerde infrastructuur belangrijke dragers zijn.
Uitsnede visiekaart Omgevingskwaliteit met ligging planlocatie
Op de visiekaart Omgevingskwalliteit is aangegeven dat de planlocatie onderdeel is van het grootschalig ontginningslandschap, waarbinnen het behoud van natuur- en landschaps- waarden van belang is.
In het onderhavig plan is sprake van de ontwikkeling van een recreatielocatie, bestaande uit recreatieve activiteiten, landschaps- en natuurontwikkeling en extensieve agrarische activiteiten. De ontwikkeling leidt tot een functiemenging van wonen, recreatie, natuur, water en landschap. De nieuwe landschappelijke inrichting van het terrein (zie paragraaf 3.4) leidt tot een behoud en versterking van natuur- en landschapswaarden. Het voornemen draagt hiermee bij aan de ambities uit de Structuurvisie Deurne 2030.
4.3.2 Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040
De gemeente Deurne richt zich op het realiseren van een woningvoorraad die past bij de kwantitatieve (voldoende woningen) en kwalitatieve (juiste woningen) behoeften van de Deurnese bevolking. Woningen en woningbouw kunnen daarnaast een belangrijke rol spelen in het behoud en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. In de Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040 is bepaald dat in het buitengebied het toevoegen van woningen ongewenst is. Woningtoevoegingen zijn in het buitengebied op nul gesteld. Wel is er de mogelijkheid voor woningsplitsing, mantelzorg en andere woonvormen in bestaande panden.
In de huidige situatie is binnen het plangebied één woning aanwezig: de bestaande bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf. Dit wordt in de nieuwe situatie de bedijrswoning bij het recreatief bedrijf. Daarmee is het aantal woningen in de eindsituatie gelijk aan het aantal woningen in de huidige situatie.
Het gemeentelijk woningbouwbeleid leidt daarmee niet tot een belemmering van het voornemen.
4.3.3 Groenstructuurplan en groene parels
Groenstructuurplan: De gemeente Deurne heeft op 16 december 2009 het groenstructuurplan vastgesteld. Het groenstructuurplan geeft een integrale- en langetermijnvisie op hoofdlijnen aan voor de looptijd van 10 tot 20 jaar.
Uitsnede kaart groenstructuurplan met ligging planlocatie
Voorliggend plan heeft geen gevolgen voor de gemeentelijke groenstructuur. Het inrichtingsplan sluit aan bij de bestaande laanboomstructuur. Alle bestaande laanbomen langs het Leegveld blijven behouden en krijgen (net als in het geldend bestemmingsplan) de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning laanbeplating' te bescherming.
Groene parels: Naast het groenstructuurplan is er specifiek beleid opgesteld voor groene waardevolle elementen, de groene parels. Op een kaart zijn de groene parels vastgelegd. Ten aanzien van de kaart is een besluit genomen. Groene Parels mogen, sinds vaststelling van de gewijzigde Algemene Plaatselijke Verordening (APV), niet gekapt worden. Kappen is pas mogelijk nadat er ontheffing is verleend. Navolgende kaart laat de groene parels zien binnen en rond het plangebied.
Uitsnede kaart Groene parels op de planlocatie
Direct ten oosten van het plangebied liggen bomenrijen die zijn aangemerkt als groene parels (blauw op de kaart). Deze laanbomen zijn aangewezen als beeldbepalend en blijven in het voornemen gehandhaafd. De ontwikkelingen op de locatie hebben geen gevolgen voor debeschermde groene elementen. Het inrichtingsplan sluit aan op de bestaande groenstructuur.
De onderhavige ontwikkeling past hiermee binnen het gemeentelijk groenstructuurplan.
4.3.4 Gemeentelijk beleidskader kwaliteitsverbetering
De gemeente vereist conform de gestelde voorwaarden uit de provinciale Interim omgevingsverordening Noord-Brabant dat elke ruimtelijke ontwikkeling die een wezenlijk ruimtelijk effect heeft op de omgeving gepaard moet gaan met kwaliteitsverbetering van het landschap.
Voor het recreatief-toeristisch bedrijf is een kwaliteitsberekening gedaan (zie paragraaf 3.4.2). In deze berekening is gebruik gemaakt van de Nota Kostenverhaal 2018 van de gemeente Deurne.
De onderhavige ontwikkeling past hiermee binnen het gemeentelijk beleidskader kwaliteitsverbetering.
4.3.5 Ruimte voor Dynamiek
In het beleidsdocument 'Ruimte voor Dynamiek' worden mogelijkheden geboden voor de omschakeling naar nieuwe functies in het buitengebied van de gemeente Deurne. Voor de omschakeling van een agrarische veehouderijlocatie naar een recreatieve functie of woonfunctie dient alle overtollige bebouwing te worden gesloopt. In het planvoornemen krijgt alle bestaande bebouwing een nieuwe invulling als toeristisch-recreatief bedrijf. Er is daarom geen sprake van overtollige bebouwing.
Gelet op het bovenstaande past het planvoornemen binnen de gemeentelijke beleidsnota 'Ruimte voor Dynamiek'.
4.3.6 Nota Vrijetijdseconomie Deurne
De notitie vrijetijdseconomie biedt een ondersteuning voor verruiming en versoepeling in de economische ontwikkeling van het buitengebied voor nieuwvestiging en uitbreiding van toeristisch-recreatieve bedrijven. Kort samengevat kunnen vanuit de Nota Vrijetijdseconomie de volgende uitgangspunten worden meegenomen:
- Algemeen geldend is dat nieuwvestiging van toeristische bedrijven en kwalitatieve uitbreiding van bestaande bedrijven mogelijk is.
- Een nieuwe dynamische innovatieve ontwikkeling in combinatie met de huidige activiteit is mogelijk; de toeristische bedrijven bewegen mee met ontwikkelingen en kansen. Onderscheidend vermogen, kwaliteit en toegevoegde waarde worden extra gestimuleerd.
- De groei van het toerisme en recreatie in Deurne is gebaseerd op de eigen (Peel)identiteit en kernwaarden, het natuurlijke groene karakter, de rust en de ruimte.
- De 'tenzij-factor' ligt in de strijdigheid met overige rechtsregels voor natuur en milieu en de provinciale regelgeving voor ruimte.
- Binnen de gemeente Deurne is Primag (voorheen LOG) primair bestemd voor de agrarische bedrijven. In de overige gebieden in het buitengebied van de gemeente krijgen toeristische–recreatieve initiatieven de ruimte om zich te ontwikkelen of te vestigen. Het ondernemersinitiatief is het startpunt.
Het planvoornemen, waarin de ontwikkeling van een recreatief-toeristisch bedrijf op locatie Leegveld 8 mogelijk wordt gemaakt, maakt de toegankelijkheid van het natuurgebied De Deurnsche Peel mogelijk en benut de kernwaarden van het gebied (natuurlijke karakter, rust en ruimte). Het initiatief speelt in op een gebiedskans en draagt bij aan de toeristische positionering van Deurne. De locatie is gelegen buiten het Primag en wordt vanuit een ondernemersinitiatief opgezet.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als richtinggevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.
De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering geeft indicatieve afstanden tussen een gevoelig object en een (veehouderij)bedrijf. Vaak volgen uit regelgeving (onder andere Wet geurhinder en veehouderij, Wet geluidhinder en Activiteitenbesluit) situatiespecifieke afstanden. Dan moeten deze aangehouden worden in plaats van de indicatieve afstanden uit de VNG-brochure.
5.1.1 Hinderveroorzakende functies binnen het plangebied
Met de ontwikkeling van het recreatief-toeristisch bedrijf wordt een hinderveroorzakende functie toegevoegd aan de omgeving. Het recreatief-toeristisch bedrijf met indoor groepsruimten, ruimten voor dagrecreatieve activiteiten en groepsaccommodatie kan worden ingedeeld onder SBI-2008 categorie 5510 'Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra'. Voor deze bedrijfscategorie geldt een milieucategorie 1. Dit betekent dat de bijbehorende richtafstand 10 meter bedraagt. Het dichtstbijzijnde hindergevoelige object is gelegen op een afstand van 71 meter (afstand tussen het bestemmingsvlak 'Recreatie' tot het bouwvlak van het agrarisch bedrijf). Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de geldende richtafstand.
5.1.2 Hindergevoelige functies binnen het plangebied
Het planvoornemen voorziet bovendien in de oprichting van hindergevoelige functies. Het planvoornemen voorziet in de oprichting van een groepsaccommodatie en natuurkampeerterrein. De recreatieve functies waar personen verblijven zijn hindergevoelig in het kader van geur.
Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen zijn de functies in de omgeving beoordeeld. In de omgeving zijn de volgende hinder veroorzakende functies aanwezig:
Locatie | Functie | Richtafstand | Afstand tot bouwvlak recreatiebedrijf | Afstand tot natuurkampeer- terrein of stiltecabins |
Leegveld 7 | Melkveehouderij | 100 m | 71 m | 110 m |
Leegveld 6 | Melkveehouderij | 100 m | 169 m | 280 m |
Leegveld 12 | Melkveehouderij | 100 m | 350 m | 260 m |
Zonnewende 24 | Rundveehouderij | 100 m | 640 m | 550 m |
Tabel milieuzonering
De hindergevoelige functies binnen het plangebied zijn gelegen buiten de richtafstanden van de bovenstaande omliggende bedrijven, met uitzondering van de melkveehouderij Leegveld 7. De planlocatie ligt binnen de richtafstand van 100 meter in het kader van geur. Daarom is in paragraaf 5.5 Geur omschreven hoe het plan zich verhoudt tot de Wet geurhinder en veehouderij. Voor de overige bedrijven geldt dat wordt voldaan aan de indicatieve richtafstanden.
5.1.3 Conclusie
Gelet op het bovenstaande vormt het aspect bedrijven en milieuzonering, zowel hinderveroorzakend als hindergevoelig, geen belemmering voor het planvoornemen.
5.2 Bodem
Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Ten behoeve van de planontwikkeling is door Aelmans ECO B.V. een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd conform de Nederlandse Normen NEN-5707 en NEN-5740. Dit onderzoek is als Bijlage 2 toegevoegd aan deze toelichting.
Op de gedeelten waar sprake is van een wezenlijke functiewijziging is bodemonderzoek verricht (zie onderzoeksgebieden in het onderzoeksrapport). Het recreatief functiegebruik van de bedrijfsgebouwen is momenteel reeds toegestaan als nevenactiviteit en wordt daarom niet gezien als functieverandering. De bestaande bedrijfswoning Leegveld 8 blijft in de nieuwe situatie een woongebouw. De agrarische functie (zij het ondergeschikt aan de recreatieve functie) blijft hier behouden. Op de locatie van de nieuwe groepsaccommodatie inclusief tuin en erf, op het kampeerveld en bij de stiltecabins is sprake van een wezenlijke functieverandering.
Het doel van een verkennend bodemonderzoek is vaststellen of de bodem ter plaatse van geschikt is voor de voorgenomen ontwikkeling. Resumerend kan gesteld worden dat ondanks de verhoogde concentraties in zowel de bovengrond en het grondwater, deze vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen vormen voor de beoogde bestemmingsplanwijziging en de herinrichting van de onderzoekslocatie. De mate van overschrijdingen zijn dermate marginaal dat deze geen aanleidingen vormen om over te gaan tot het uitvoeren van een nader onderzoek.
Uit het verkennend bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de voorliggende bestemmingsplanherziening.
5.3 Externe Veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.
Met het planvoornemen worden meerdere nieuwe verblijfsobjecten toegevoegd (groepsaccommodatie, kampeerterrein). Recreatieve verblijfsobjecten worden aangemerkt als beperkt kwetsbaar object. Het aantal personen dat verblijft binnen het plangebied neemt toe. Aangezien het nieuwe bestemmingsplan nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt, dient te worden getoetst aan de geldende toetsingskaders (Bevi, Bevt, Bevb).
Uitsnede risicokaart met ligging plangebied
Risicovolle inrichtingen:Conform de risicokaart is op de locatie Leegveld 8 zelf een risicobron aanwezig. Ten behoeve van het agrarisch bedrijf was een propaantank aanwezig van 18 m³. De PR-contour van deze propaantank heeft een invoedsgebied van 20 meter en een invloedsgebied groepsrisico van 310 meter. Deze propaantank is niet meer aanwezig en kan daarom buiten beschouwing worden gelaten.
Verder blijkt uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat het plangebied niet is gelegen in de omgeving van een Bevi-bedrijf. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van Bevi-bedrijven.
Transport gevaarlijke stoffen en leidingen:Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied buiten het invloedsgebied van wegen, spoor en/of buisleidingen ligt.
Conclusie: Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmeringen vormt voor het planvoornemen.
5.4 Geluid
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.
Recreatiewoningen en andere recreatieve verblijfsobjecten zijn in het kader van de Wet geluidhinder niet geluidgevoelig. Er worden met het voornemen geen nieuwe geluidgevoelige objecten opgericht.
Omliggende woningen: Daarnaast is de locatie in de nieuwe situatie geluidveroorzakend. Er dient te worden beoordeeld of de nieuwe geluidbronnen zorgen voor een aanvaardbare geluidbelasting op omliggende gevoelige objecten. Hiervoor is de VNG-zonering richtinggevend, zie ook paragraaf 5.1 Bedrijven enmilieuzonering. Voor het recreatiebedrijf geldt een richtafstand van 30 meter in het kader van geluid. Het dichtstbijzijnde geluidgevoelige object is gelegen op een afstand van 72 meter (afstand tussen het bestemmingsvlak recreatiebedrijf tot het bouwvlak van het agrarisch bedrijf). Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de geldende richtafstand en is voldoende functiescheiding gewaarborgd. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening zijn de omliggende woningen wel meegenomen in het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de ligging nabij het stiltegebied.
Voor de omliggende woningen wordt in het onderzoek het volgende geconcludeerd:
- Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau voldoet aan de geluidgrenswaarde van stap 2, zijnde 45 dB(A) in de dagperiode, 40 dB(A) in de avondperiode en 35 dB(A) in de nachtperiode.
- Het maximale geluidniveau voldoet aan de geluidgrenswaarde van stap 2, zijnde 65 dB(A) voor de dagperiode, 60 dB(A) voor de avondperiode en 55 dB(A) voor de nachtperiode.
- In het kader van indirecte hinder wordt geconcludeerd dat op de omliggende woningen ruim voldaan wordt aan de geluidgrenswaarde van stap 2, zijnde 50 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode.
- Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau voldoet aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer zijnde 50 dB(A) voor de dagperiode, 45 dB(A) voor de avondperiode en 40 dB(A) voor de nachtperiode.
- Het maximale geluidniveau voldoet aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, zijnde 70 dB(A) voor de dagperiode, 65 dB(A) voor de avondperiode en 60 dB(A) voor de nachtperiode.
Daarmee is het bestemmingsplan akoestisch inpasbaar in relatie tot de omliggende woningen.
Stiltegebied: De locatie ligt in de 'Attentiezone stiltegebied', die is aangewezen in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Het plangebied ligt op korte afstand van het stiltegebied van de Deurnsche Peel. Er moet daarom worden getoetst aan artikel 2.42 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Daarom is door Aelmans Ruimte, Omgeving en Milieu B.V. een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd (rapportnr. M155373.002.001.R2/JGO, d.d. 9 november 2020). Dit onderzoek is toegevoegd als Bijlage 3 bij deze toelichting.
Aan de volgende voorwaarde moet worden voldaan:
- 1. Als grenswaarde voor een aanvaardbare geluidbelasting vanwege een locatiegebonden milieubelastende activiteit in de Attentiezone stiltegebied geldt 50 dB(A) LAeq, 24 uur, op 1,5 meter hoogte:
- a. op de grens van het Stiltegebied, als de locatie van de activiteit 50 meter of meer van de grens van het Stiltegebied ligt;
- b. op 50 meter vanaf de grens van de locatie van de activiteit, als deze minder dan 50 meter van de grens van het Stiltegebied ligt.
- 2. Als grenswaarde voor de geluidbelasting vanwege een niet locatiegebonden geluidsbron binnen de Attentiezone stiltegebied, geldt een geluidsniveau van 50 dB(A) LAeq, 24 uur, op de grens van het Stiltegebied.
Uit het onderzoek blijkt dat voor de locatiegebonden geluidsbronnen op 1,5 meter hoogte op een afstand van 50 meter van de grens van de inrichting in het Stiltegebied wordt voldaan aan een geluidsniveau van 50 dB(A) LAeq, 24 uur. Daarmee wordt voldaan aan artikel 2.42 lid 1 onder b.
Daarnaast blijkt dat voor de niet-locatie gebonden geluidsbronnen wordt op 1,5 meter hoogte op de grens van het Stiltegebied voldaan aan een geluidsniveau van 50 dB(A) LAeq, 24 uur. Daarmee wordt voldaan aan artikel 2.42 lid 2.
Conclusie: Gelet op het bovenstaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor de beoogde planontwikkeling.
5.5 Geur
Het voornemen bestaat uit de ontwikkeling van een recreatief-toeristisch bedrijf. Met de voorgenomen ontwikkeling verbetert het woon- en leefklimaat voor omliggende gevoelige functies vanwege de daling van de geurbelasting uit de stallen van de huidige varkenshouderij. In deze paragraaf wordt aangetoond dat na de functieverandering binnen het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en er geen sprake is van aantasting van rechten van omliggende veehouderijen.
5.5.1 Toetsingskader
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderijen in de hele gemeente. Voor niet vergunningplichtige veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbesluit het toetsingskader.
De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting.
De gemeente heeft in de 'Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Deurne 2015' (17 november 2015) bepaald wat beschouwd wordt als een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de kernen, de kernrandzones en het buitengebied. De planlocatie valt binnen de zone 'buitengebied', waarin een streefwaarde geldt van 10,0 ouE/m3 (beoordeling leefklimaat t.a.v. de achtergrondbelasting goed) en een toetswaarde van 10-20 ouE/m3 (beoordeling leefklimaat t.a.v. de achtergrondbelasting voldoende). Als de achtergrondbelasting geclassificeerd kan worden als 'voldoende' of 'goed' zijn er vanuit het aspect 'culmulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen' geen belemmeringen om mee te werken aan een ruimtelijk initiatief. Ter plaatse van geurgevoelige objecten die gelegen zijn in dit gebied is een geurnorm voorgrondbelasting van 8,0 ouE/m3 opgenomen.
5.5.2 Ontwikkelingsmogelijkheden omliggende veehouderijen
In het voornemen is sprake van het toevoegen van voor geurhinder gevoelige objecten bij een bestaande veehouderij die wordt beëindigd. De locatie Leegveld 8 betreft een veehouderij die op of na 19 maart 2000 (peildatum) in bedrijf is. Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van de bedrijfslocatie geldt daarom dat individuele geurnormen niet van toepassing en uitsluitend vaste afstanden gehanteerd moeten worden. De nieuwe recreatieve gebouwen worden in directe samenhang met het beëindigen van de varkenshouderij gerealiseerd. Voor deze objecten kunnen daarom ook vaste afstanden worden gehanteerd. Dit op basis van artikel 3, lid 2 en artikel 14, lid 2 van de Wet geurhinder en veehouderij. Er hoeft in het kader van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende veehouderijen geen geurberekening te worden uitgevoerd. In het buitengebied geldt dat een afstand van 50 meter moet worden gehanteerd tussen de op te richten geurgevoelige objecten en omliggende bedrijven in de omgeving.
Voor omliggende veehouderijen, waar dieren worden gehouden waarvoor geen geuremissiefactoren zijn vastgesteld, moet op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (art. 4) een ook een vaste afstand worden gehanteerd van ten minste 50 meter tussen de veehouderij en geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.
Het dichtstbijgelegen bouwblok van een andere veehouderij (Leegveld 7) ligt op 72 meter van het plangebied. Daarmee wordt voldaan aan de vaste afstand van 50 meter.
5.5.3 Woon- en leefklimaat in relatie tot nieuwe functie
Voor de op te richten geurhinder gevoelige objecten dient wel getoetst te worden of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Ten aanzien van de beoordeling of sprake is van een goed woon- en leefklimaat wordt onderscheid gemaakt tussen de voorgrondbelasting en achtergrondbelasting. De voorgrondbelasting betreft de geurbelasting van individuele veehouderij op een geurgevoelig object. De achtergrondbelasting betreft de gebiedsbelasting: cumulatieve geurbelasting in een gebied als gevolg van de aanwezige veehouderijen.
Voorgrondbelasting: Het plangebied ligt buiten de vaste afstand van 50 meter tot omliggende melkveehouderijen. Voor veehouderijen, waar dieren worden gehouden met een geuremissiefactor, is een geurberekening uitgevoerd om te bepalen of aan de voorgrondnorm kan worden voldaan. In deze geurberekening zijn de gecorrigeerde emissiefactoren voor gecombineerde luchtwassers per 20 juli 2018 meegenomen. De kaart behorende bij deze geurberekening is weergegeven in navolgende afbeelding. Deze figuur is opgenomen als Bijlage 4 Kaart geurberekening voorgrondbelasting bij de toelichting. Uit de berekening blijkt dat de voorgrondbelasting van de maatgevende veehouderij Zonnewende 24 ter plekke van de bouwvlakken maximaal 2,3 ouE/m3 bedraagt. Ter plekke van de op te richten stiltecabins is in de nieuwe situatie sprake van een maximale voorgrondbelasting van 3,2 ouE/m3. Hiermee wordt voldaan aan de geurnorm van 8,0 ouE/m3 die wordt gesteld door de gemeente Deurne.
Classificatie maximale voorgrondbelasting in een concentratiegebied (bron: RIVM/GGD Richtlijn geurhinder oktober 2002 en Handreiking Wet geurhinder en veehouderij 2017)
Achtergrondbelasting: Naast de geurcontouren die de reikwijdte van de geurbelasting kunnen bepalen van een individueel bedrijf is er ook een geurbelasting van alle bedrijven gezamenlijk, de zogenaamde achtergrondbelasting. Wanneer veel (intensieve) veebedrijven zich in de nabijheid van een projectlocatie bevinden kan de cumulatieve achtergrondbelasting zo hoog worden dat van een acceptabel woon- en leefklimaat niet meer gesproken kan worden.
Een geurberekening is uitgevoerd om te bepalen of op de planlocatie de plaatselijke achtergrondbelasting aanvaardbaar is voor de voorgenomen planontwikkeling. In deze geurberekening zijn de gecorrigeerde emissiefactoren voor gecombineerde luchtwassers per 20 juli 2018 meegenomen. De kaart behorende bij deze geurberekening is weergegeven in navolgende afbeelding. Deze figuur is opgenomen als Bijlage 5 Kaartgeurberekening achtergrondbelasting bij de toelichting. Uit de berekening blijkt dat de achtergrondbelasting ter plekke van de bouwvlakken maximaal 7,8 ouE/m3 bedraagt. Dit betekent dat ter plaatse van de beoogde ontwikkeling wordt voldaan aan de streefwaarde van maximaal 10 ouE/m3. Ter plekke van de stiltecabins is sprake van een achtergrondbelasting van maximaal 10,6 ouE/m3, waarmee ruim wordt voldaan aan de toetswaarde van 20 ouE/m3.
Classificatie achtergrondbelasting in een concentratiegebied (bron: RIVM/GGD Richtlijn geurhinder oktober 2002 en Handreiking Wet geurhinder en veehouderij 2007)
5.5.4 Conclusie
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot een belemmering voor omliggende veehouderijen en dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het kader van geur. Derhalve vormt het aspect geur geen belemmering voor onderhavig plan.
5.6 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
Indien een project aangeduid kan worden als Niet in betekende mate (NIBM) vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wm. In het besluit NIBM (niet in betekenende mate) wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat hanteert de NIBM-tool om te bepalen dat of een project al dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Hiertoe zijn de vervoersbewegingen ingevoerd, zoals onderbouwd in paragraaf 5.12.1Verkeer. De bestelbusbewegingen, camperbewegingen, touringcars en vrachtwagenbewegingen zijn worst-case meegerekend als vrachtverkeer (48 verkeersbewegingen). Daarmee komt het aandeel vrachtverkeer worst-case op 13,4%.
Uit de NIBM-tool kan geconcludeerd worden dat het plan in het kader van luchtkwaliteit kan worden aangemerkt als Niet In Betekenende Mate (NIBM). Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het voorliggend plan.
5.7 Gezondheid In Relatie Tot Veehouderijen
In de afgelopen jaren is er in Nederland groot onderzoek uitgevoerd onder de naam Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO). Onderzocht is of het wonen in de buurt van veehouderijen effect kan hebben op de gezondheid van de omwonenden. Hieruit komen een aantal positieve en een aantal negatieve gezondheidseffecten naar voren.
- Dicht bij veehouderijen wonen minder mensen met COPD. Daar staat tegenover dat de mensen in deze omgeving die wel COPD hebben, daar vaker en/of ernstigere complicaties van hebben.
- Het VGO-onderzoek laat een verband zien tussen longfunctieveranderingen en het wonen in de buurt van veehouderijen. Het meest waarschijnlijk is dat deze longfunctieveranderingen samenhangen met de blootstelling aan stof en micro-organismen (endotoxine) direct rond de veehouderijbedrijven.
- Aangetoond is dat mensen die rondom veehouderijen wonen minder astma en allergieën hebben.
- Rondom pluimveehouderijen hebben mensen een grotere kans op een longontsteking. Er zijn sterke aanwijzingen dat fijnstof en componenten ervan mensen gevoeliger maken voor luchtweginfecties.
Het Kabinet heeft in haar reactie op de VGO onderzoeken (2016 en 2017) aangegeven met maatregelen te komen zodat de uitstoot van fijnstof van pluimveebedrijven in de komende 10 jaar gehalveerd wordt. Daarnaast zet het Kabinet in op een maatschappelijk innovatieprogramma voor duurzame veehouderij. Omdat er ook nog steeds kennishiaten zijn, vraagt het Kabinet nader onderzoek naar de vraag hoe de uitstoot en verspreiding van endotoxinen gemeten of berekend kan worden met het oog op toekomstige beoordelingsinstrumentarium en normstelling. Aan de Gezondheidsraad zal een adviesvraag voorgelegd worden over de aanpak van ammoniak in relatie tot de vorming van secundair fijnstof.
Geur en gezondheid:De belangrijkste en meest voorkomende gezondheidseffecten van geur zijn hinder en verstoring van activiteiten en gedrag. Stress gerelateerde gezondheidseffecten kunnen ook optreden. Er worden geen nieuwe geur veroorzakende objecten toegevoegd. De geursituatie is beschouwd in paragraaf 5.5Geur. Daaruit blijkt dat voor de nieuwe geurgevoelige objecten sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het kader van geur.
Voorlopig toetsingskader endotoxinen: Om bij lopende procedures, zoals bij vergunningaanvragen van veehouderijen of ruimtelijke procedures zoals het bestemmingsplan, rekening te kunnen houden met de blootstelling van omwonenden aan endotoxinen door veehouderijen, is in november 2016 door het Ondersteuningsteam Veehouderij en Volksgezondheid (namens de provincie Noord-Brabant, omgevingsdiensten in Noord-Brabant, de GGD en enkele Brabantse gemeenten) de Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingskader 1.0 gepubliceerd. In deze notitie is, op basis van de advieswaarde van 30 EU/m3 voor de maximale blootstelling, een eerste indicatieve versie van een toetsingskader uitgewerkt. De rechtbank Oost-Brabant heeft geconcludeerd dat de grenswaarde voor de uitstoot voldoende is onderbouwd en dat de gemeenten gebruik mogen maken van de notitie bij de beoordeling van de gezondheidsrisico's voor omwonenden. Een en ander is te herleiden uit de gerechtelijke uitspraken van 12 april 2019 (nrs. ECLI:NL:RBOBR:2019:1973 en ECLI:NL:RBOBR:2019:1974).
Op basis van het toetsingskader is voor de omliggende bedrijven de endotoxinecontour bepaald. Zie onderstaande figuur.
Risicocontouren volksgezondheid o.b.v. fijnstofemissie (advieswaarde 30 EU/m³)
De planlocatie is gelegen buiten de endotoxinecontouren van omliggende agrarische bedrijven. De kleine endotoxinecontour van het eigen bedrijf wordt met de herbestemming van agrarisch naar recreatie weggenomen.
Conclusie: Het aspect gezondheid in relatie tot veehouderijen vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.
5.8 Archeologie
Als wettelijk toetsingskader In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta uit 1992. De Wamz is in zijn geheel opgenomen in de Monumentenwet 1988 (Mw art. 38 t/m 60). In de Wamz is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.
Gemeenten zijn met de inwerkingtreding van de Wamz in grote mate verantwoordelijk voor hun eigen bodemarchief. Daartoe heeft de gemeente Deurne gemeentelijk archeologiebeleid ontwikkeld (vastgesteld door de raad op 1 juli 2008), met een bijbehorende archeologische beleidskaart. Dit beleid is vertaald en opgenomen in het geldend bestemmingsplan.
Op de archeologische beleidsadvieskaart is het grootste deel van de planlocatie aangegeven als gebied met de categorie 5 (lage archeologische verwachting). Het uiterste oostelijke deel van het plangebied is aangegeven als gebied met de categorie 3 (hoge archeologische verwachting). Verder is een deel van het plangebied gelegen binnen de 'wro-zone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)'. Hiervoor geldt het omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden niet zoals dat in verband met verwachtingswaarde archeologie is opgenomen. Dit betreft een bufferzone van 50 meter rondom bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008), waarbinnen gronden zijn vrijgesteld van nader archeologisch onderzoek.
Uitsnede gemeentelijke archeologische beleidskaart
Het voornemen heeft betrekking op de oprichting van nieuwe bebouwing (ten zuiden van de bestaande bebouwing) en het herbestemmen van de huidige agrarische veehouderijlocatie naar een volwaardig recreatief-toeristisch bedrijf. Ten westen van de bestaande bebouwing wordt open water gegraven. De inrichtingsmaatregelen zijn te vinden in paragraaf 3.4.1 en Bijlage 1.
Voor het meest oostelijke deel van de planlocatie geldt de hoge archeologische verwachting, hiertoe is in het geldend bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' opgenomen. Voor het gebied met hoge archeologische waarden geldt voor bodemingrepen (met een omvang van meer dan 1.000 m2 en dieper dan 50 cm beneden maaiveld) een omgevingsvergunningplicht, waarbij de eventuele aantasting van de archeologische waarden nader onderzocht moet worden. In dit deel van het plangebied worden in de gewenste ontwikkeling slechts beperkt grondwerkzaamheden uitgevoerd.
Alle nieuwe bodemingrepen vinden plaats in dat deel van het plangebied waarvoor een lage archeologische verwachting geldt. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor deze werkzaamheden. De betreffende dubbelbestemming blijft gehandhaafd en vormt geen belemmering voor het voornemen.
Gelet op vorenstaande kan worden gesteld dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
5.9 Cultuurhistorie
In een bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
De projectlocatie aan Leegveld betreft een jonge ontginningsboerderij, die zelf geen historische waarde vertegenwoordigd. Nog tot halverwege de 20e eeuw bestond het gebied rondom Leegveld uit heideterreinen, die met de ruilverkavelingen werden ontgonnen voor de landbouw. Vanaf die tijd vestigden zich in het gebied diverse veehouderijen, die veelal uitgroeiden tot grote bedrijven. In de omgeving van het projectgebied zijn met name de jonge ontginningen met lanen van belang.
De projectlocatie aan Leegveld is gelegen binnen het cultuurhistorische landschap grootschalige heideontginning, maar niet binnen het cultuurhistorisch vlak van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Het voornemen sluit aan bij de cultuurhistorische waarden en het agrarisch karakter van het gebied. In het landschapsplan, dat als Bijlage 1 is toegevoegd bij de toelichting, is beschreven op welke manier het voornemen aansluit bij de cultuurhistorische waarden van het grootschalig ontginngingslandschap.
In de omgeving bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten die 'aangetast' worden met het voorgenomen initiatief. Daarnaast wordt in de bestaande kavelstructuur geen wezenlijke wijziging aangebracht. Ook ligt het plangebied niet in een beschermd dorps- of stadsgezicht.
Gelet op vorenstaande geldt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
5.10 Leidingen
Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt. Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor het plan.
5.11 Natuur
Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de geldende natuurwetgeving. De Wet natuurbescherming maakt onderscheid tussen beschermde gebieden en beschermde soorten. Om in beeld te brengen of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden, zijn hieronder de beschermde gebieden en beschermde soorten beschouwd.
5.11.1 Beschermde gebieden
Er dient aannemelijk te worden gemaakt dat het plan geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Europees beschermde Natura2000-gebieden en het Natuurnetwerk Brabant (NNB).
Natura2000-gebieden: Als een (bouw)project significant negatieve effecten veroorzaakt op stikstofgevoelige habitattypen en soorten in een Natura2000-gebied als gevolg van stikstofemissie of andere effecten is een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist (zie artikel 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming). Het plangebied ligt op circa 10 meter afstand van het Natura2000-gebied 'Deurnsche Peel & Mariapeel'.
Verleende Wnb-vergunning: Voor de activiteiten die mogelijk worden gemaakt met het voorliggend bestemmingsplan is op 19 september 2019 een vergunning aangevraagd in het kader van de Wet natuurbescherming. Deze vergunning is door de ODBN (namens het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant) verleend op 27 september 2022 (kenmerk Z/122470 - 333581). De vergunning is onherroepelijk en is toegevoegd als Bijlage 4 bij de regels van het bestemmingsplan.
Voor de vergunning heeft reeds een passende beoordeling plaatsgevonden. Bij de beoordeling van de vergunning is geconcludeerd dat de aangevraagde en inmiddels vergunde activiteiten niet leiden tot significant negatieve effecten op Natura2000-gebieden.
Om te borgen dat het bestemmingsplan geen activiteiten mogelijk maakt, die leiden tot een hogere stikstofemissie dan vergund, is in de regels van het bestemmingsplan een emissieplafond opgenomen, dat is gebaseerd op de verleende natuurvergunning. In artikel 3.3.1 onder e, 4.3.1 onder e, 5.4.1 onder d en 5.4.3 onder a zijn bepalingen opgenomen dat geen sprake mag zijn van een toename van stikstofemissie. Het gebruik van gronden en gebouwen conform de geldende natuurvergunning wordt niet gezien als een toename van stikstofemissie. Dat is vastgelegd in artikel 1.57 onder c lid 1. Daarmee is in het bestemmingsplan geborgd dat geen sprake mag zijn van een toename van stikstofemissie ten opzichte van de geldende vergunning. Het onderdeel 'bouwen' en 'aanleggen' is eveneens beoordeeld in het kader van de vergunningverlening. De maximale stikstofemissie die vrijkomt bij de bouw en aanleg is verankerd in de Wnb-vergunning en daarom onderdeel van het stikstofemissieplafond dat is opgenomen in het voorliggend bestemmingsplan. Ten tijde van het verlenen van de Wnb-vergunning was de partiële vrijstelling (bouwvrijstelling voor tijdelijke werkzaamheden) van kracht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat deze vrijstelling niet meer gebruikt kan worden voor nieuwe besluiten. Met de uitgevoerde AERIUS-berekeningen, die onderdeel uitmaken van de onherroepelijke Wnb-vergunning, is aangetoond dat de tijdelijke stikstofemissies als gevolg van de bouw- en aanlegwerkzaamheden geen negatief effecten hebben op het naastgelegen Natura2000-gebied. Er kan met zekerheid worden gesteld dat geen sprake is van negatieve effecten op Natura2000-gebieden voor wat betreft het onderdeel stikstofemissie.
In de passende beoordeling behorende bij de verleende natuurvergunning is zijn de effecten op Natura2000-gebieden in beeld gebracht. Het gaat onder andere om effecten van stikstofdepositie als gevolg van de uitstoot van stikstof, van verstoring door geluid, licht, optische verstoring en verdroging op het Natura2000-gebied 'Deurnsche Peel & Mariapeel' en effecten als gevolg van stikstofdepositie op andere beschermde gebieden. Op grond van de beoordeling concludeert het bevoegd gezag dat de aangevraagde activiteit, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, geen significante gevolgen kan hebben voor de Natura2000-gebieden 'Deurnsche Peel & Mariapeel', 'Boschhuizerbergen', 'Maasduinen', 'Groote Peel', 'Strabrechtste Heide & Beuven' en 'Weerter- en Budelerbergen & Ringselven'. De activiteiten die zijn vergund worden met het voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Daarmee is eveneens aangetoond dat het planvoornemen niet leidt tot significant negatieve effecten op Natura2000-gebieden.
Natuurnetwerk Brabant: Het plangebied ligt op korte afstand van het Natuur Netwerk Brabant (NNB). Het plan leidt niet tot directe effecten aangezien er geen NNB binnen het plangebied ligt. In verband met de korte afstand tot het NNB is de de externe werking van het plan beoordeeld (zie daarvoor ook de beoordeling en afweging in paragraaf 4.2.3) Het plan leidt niet tot een aantasting van ecologische waarden en kenmerken van het NNB.
5.11.2 Beschermde soorten
Om in beeld te brengen of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden, is door Staro B.V. een quickscan flora en fauna uitgevoerd (rapportnr. 17-0351, d.d. 8 april 2020). Hieronder zijn de conclusies van dit rapport weergegeven. Het rapport is tevens bijgevoegd als Bijlage 6 bij deze ruimtelijke onderbouwing.
In het plangebied komen mogelijk verschillende soorten voor die beschermd zijn onder paragrafen 3.1, 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming. De voorgenomen plannen hebben geen overtreding van de Wet natuurbescherming op het gebied van soortbescherming tot gevolg. Een samenvatting van de conclusies is weergegeven in de navolgende tabel.
Soorten van paragraaf 3.1 van de Wet natuurbescherming: Het plangebied is geschikt als leef- en foerageergebied voor meerdere vogelsoorten. Het plangebied is voornamelijk geschikt als foerageergebied voor soorten zoals boomvalk, buizerd, havik, kerkuil, ransuil, slechtvalk, sperwer en steenuil die foerageren in open landschap en jagen op kleine zoogdieren. Het herinrichten van de maïsakker als natuurweide en open water zal geen negatief effect hebben op deze soorten. Binnen het westelijk deel van het plangebied en in de direct omgeving blijft voldoende geschikt alternatief leef- en foerageergebied aanwezig.
Indien bijvoorbeeld bomen of struiken gekapt of gesnoeid of kruidenvegetatie verwijderd dienen te worden, dient rekening te worden gehouden met broedende vogels. Het uitvoeren van deze werkzaamheden dient te gebeuren wanneer geen broedgeval aanwezig is. Daarom wordt geadviseerd buiten het broedseizoen van vogels te werken. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met juli. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt voor het broedseizoen echter geen standaardperiode gehanteerd. Ook buiten deze periode kunnen zich broedgevallen voordoen.
Het woonhuis dient mogelijk als nestgelegenheid voor de huismus en de vegetatie binnen het gebied als nestgelegenheid en foerageergebied. Zowel het woonhuis als de vegetatie binnen het plangebied blijft behouden. De werkzaamheden hebben dan ook geen negatief effect op de soort.
Soorten van paragraaf 3.2 van de Wet natuurbescherming: Het plangebied biedt mogelijkheden voor vleermuizen als foerageergebied en verblijfplaatsen. Echter, biedt het deelgebied waar activiteiten zullen plaatsvinden een zeer geringe functie als foerageergebied voor vleermuizen en het is te verwachten dat de herinrichting van de maïsakker hier een positief effect op zal hebben. Het woonhuis en de berk met holte blijven behouden in de toekomstige situatie. De voorgenomen plannen hebben geen negatief effect op eventueel aanwezige verblijfplaatsen van vleermuizen.
Soorten van paragraaf 3.3. van de Wet natuurbescherming: Het is waarschijnlijk dat de algemene amfibiesoorten Alpenwatersalamander, gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander zich voortplanten in de poeltjes en landhabitat vinden in het plangebied.
In de gebruiksfase hebben de voorgenomen plannen geen negatief effect op beschermde amfibieën. Het dempen van de poelen heeft een nadelig effect op de amfibieën die erin leven. Mogelijk hebben de werkzaamheden aan het landhabitat in het plangebied een tijdelijk negatief effect op beschermde amfibieën.
Voor bruine kikker, bastaardkikker, gewone pad, en kleine watersalamander geldt in de provincie Noord-Brabant een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming in het kader van ruimtelijke ontwikkeling.
Voor Alpenwatersalamander geldt deze vrijstelling niet, wat inhoudt dat volgens een gedragscode gewerkt dient te worden. In dit geval kan gewerkt worden met de gedragscode Gedragscode Stadswerk Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Dit houdt in dat:
- graafwerkzaamheden in het overwinteringshabitat van deze soort (onder struiken en bomen en in oevers van poelen) kunnen plaatsvinden tussen 1 maart en 30 september.
- Bij het dempen van de poelen dient rekening te worden gehouden met de voortplantings- en winterrustperiode van amfibieën. Dat houdt in dat de poelen alleen in de maanden september en oktober mogen worden gedempt. Voorafgaand aan het dempen dienen aanwezige dieren te worden afgevangen en in een naburige watergang worden vrijgelaten.
- Om het verwonden van dieren te voorkomen kan bij het verwijderen van de vegetatie en de graafwerkzaamheden één kant op wordt gewerkt, zodat aanwezige dieren kunnen vluchten.
Het plangebied kan leefgebied vormen van algemene muizensoorten, bunzing, das, eekhoorn, haas, hermelijn, konijn, ree, steenmarter, vos, wild zwijn en steenmarter voorkomen (alle §3.3 Wnb). Tijdens het veldbezoek is vastgesteld dat de das het agrarisch gebied gebruikt als route. Voor deze soort en andere mogelijke grondgebonden zoogdieren die er voor kunnen komen blijft voldoende geschikt leefgebied aanwezig in het plangebied (westelijk deel) en directe omgeving. Derhalve is redelijkerwijs uit te sluiten dat negatieve effecten optreden op het leefgebied van deze soorten. Na de herinrichting zal het plangebied ook geschikt zijn als leefgebied voor de marterachtigen wezel, steenmarter en wellicht bunzing.
Mogelijk treden tijdens de uitvoer van de werkzaamheden tijdelijk negatieve effecten op aan de algemene grondgeonden zoogdieren binnen het plangebied. Voor de algemene soorten van §3.3 Wnb (bosmuis, egel, haas, huisspitsmuis, konijn, ree, veldmuis, vos, aardmuis, dwergmuis, dwergspitsmuis, gewone bosspitsmuis, wild zwijn en woelrat) geldt in de provincie Noord-Brabant het kader van ruimtelijke ontwikkeling een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Het is derhalve niet noodzakelijk om mitigerende maatregelen te nemen voor deze zoogdiersoorten. Wel geldt altijd de Algemene zorgplicht, zie §1.3 van de quickscan. Om het verwonden van dieren te voorkomen kan bij het verwijderen van de vegetatie één kant op wordt gewerkt, zodat aanwezige dieren kunnen vluchten.
Tabel: Overzicht mogelijk aanwezige en aangetroffen beschermde soorten
5.11.3 Conclusie
Het plan zal niet leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming, mits rekening wordt gehouden met bovenstaande aanbevelingen. Met inachtneming van de door de ecoloog opgestelde conclusies en aanbevelingen uit de bovenstaande tabel, kan worden gesteld dat sprake is van een uitvoerbaar planvoornemen.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het voornemen uitvoerbaar is binnen de kaders van de Wet natuurbescherming.
5.12 Verkeer En Parkeren
5.12.1 Verkeer
Verkeersgeneratie: De recreatieve voorzieningen hebben een verkeersaantrekkende werking. De uitgangspunten die in deze verkeersparagraaf zijn omschreven, zijn gebruikt bij het uitvoeren van de NIBM-toets (zie paragraaf 5.6 Luchtkwaliteit), bij het stikstofonderzoek dat onderdeel uitmaakt van de verleende Wnb-vergunning (zie paragraaf 5.11 Natuur), bij het uitvoeren van het akoestisch onderzoek (zie paragraaf 5.4 Geluid en Bijlage 3) en om te beoordelen of de lokale verkeersafwikkeling toereikend is.
In paragraaf 5.12.2 Parkeren is de parkeerbehoefte bij de toeristisch-recreatieve voorzieningen onderbouwd. Er is sprake van een totaalbehoefte van 155 parkeerplaatsen. Deze parkeerbehoefte zal niet altijd worden ingevuld. Er zullen dagen zijn waarop twee groepen worden ontvangen (bijvoorbeeld ochtend en avond). Daartegenover zullen er dagen zijn dat kleinere groepen worden ontvangen en niet de volledige parkeerbehoefte zal worden ingevuld. Aangezien de groepen op de locatie op één dag gebruik maken van meerdere voorzieningen (bijvoorbeeld groepshoreca, slechtweeraccommodatie en fietsactiviteiten) kan worden gesteld dat er, beredeneerd vanuit de parkeerbehoefte van 155 parkeerplaatsen, gemiddeld gezien éénmaal per dag sprake is van een invulling van deze behoefte. Daarmee zal gemiddeld sprake zijn van één heenbeweging en één terugbeweging. Het totaal aantal verkeersbewegingen met personenauto's per weekdag bedraagt daarmee gemiddeld 2 x 155 = 310 verkeersbewegingen per weekdag.
Gemiddeld gezien zal de locatie worden aangedaan door 1 touringcar (zwaar verkeer) per dag voor grote groepen. Daarnaast zal sprake zijn van bevoorrading van de horecavoorziening. Gemiddeld gezien bestaat de bevoorrading uit 2 vrachtwagens (zwaar verkeer) en 5 bestelbussen (middelzwaar verkeer). Dit zijn circa 6 voertuigbewegingen met zwaar verkeer en 10 voertuigbewegingen met middelzwaar verkeer per dag.
Het natuurkampeerterrein is specifiek ingericht voor campers. Voor de camperplaatsen is worst-case aangenomen dat deze gedurende het kampeerseizoen (april tot en met oktober) elke nacht worden bezet door een unieke camper. Daarmee is in het kampeerseizoen sprake van één vertrekkende beweging in de ochtendperiode en één aankomende beweging in de middagperiode. Gedurende het seizoen is sprake van 40 voertuigbewegingen per dag voor het natuurkampeerterrein. Buiten het seizoen (november tot en met maart) wordt uitgegaan van halve bezetting. Buiten het seizoen is daarom sprake van 20 voertuigbewegingen per dag. Gemiddeld genomen over een jaar is per weekdag sprake van (20 bewegingen * 5 maanden + 40 bewegingen * 7 maanden) / 12 maanden = 32 voertuigbewegingen met middelzwaar verkeer per dag.
Concreet bestaat de verkeersgeneratie daarmee gemiddeld uit de volgende aantallen:
- Verkeersbewegingen licht verkeer: 310 voertuigbewegingen per dag
- Verkeersbewegingen middelzwaar verkeer: 42 voertuigbewegingen per dag
- Verkeersbewegingen zwaar verkeer: 6 voertuigbewegingen per dag
Verkeersontsluiting: De bestaande inritten aan het Leegveld blijven in het plan ongewijzigd. De inrit naar het recreatief-toeristisch bedrijf volstaat om het verkeer te kunnen verwerken. Ook de erfontsluitingsweg Leegveld is toereikend om het verkeer van de recreatieve voorzieningen te kunnen verwerken. Bovendien leidt de voorgenomen ontwikkeling niet tot negatieve effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid.
Het verkeer vanuit Liessel en de A67 wordt door middel van ANWB-bewegwijzering vanaf de rotonde Snoertsebaan/Eikenlaan over de Eikenlaan, Lupineweg, Zonnewende, Klaverweg en Griendtsveenseweg naar het Leegveld gestuurd. Het grootste gedeelte van het verkeer komt vanuit noordelijke richting aan op de planlocatie. Slechts een klein gedeelte van het verkeer zal via de zuidelijke route aankomen rijden naar de planlocatie. In de Wnb-vergunning (zie paragraaf 5.11 Natuur) is daarom opgenomen dat het grootste deel van het verkeer (95%) uit noordelijke richting komt.
De gemeente Deurne werkt aan een herstructurering van het Leegveld, waarbij een gedeelte van het Leegveld mogelijk wordt afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Deze afsluiting ten zuiden van de planlocatie is in de planvorming verder niet beschouwd, maar vormt geen belemmering voor het plan. Wanneer het Leegveld eventueel in zuidelijke richting wordt afgesloten, zal alle gemotoriseerd verkeer in noordelijke richting worden ontsloten. De noordelijke ontsluitingsroute is daarvoor toereikend.
Interne verkeersstructuur: De routing voor gemotoriseerd verkeer (bezoekers, leveranciers e.d.) van- en naar Natuurpoort De Peel verloopt via de bestaande hoofdinrit aan Leegveld met op het achtererfgebied aftakkingen aan weerszijden naar de parkeervoorzieningen, die daarmee vanaf de openbare weg gezien aan het oog onttrokken zijn. De hoofdontsluiting heeft voldoende breedte zodat intern verkeer elkaar goed kan passeren. Voor een goede en veilige interne logistiek is onderscheid gemaakt tussen hoofdontsluitingen en ondergeschikte ontsluitingen. Tussen de bestaande bedrijfsgebouwen is een verbinding/corridor voorzien zodat gemotoriseerd verkeer hier niet kan doorrijden direct langs de gebouwen en in verband met de veiligheid van bezoekers van de Natuurpoort. Leveranciers kunnen via de hoofdontsluiting achter de gebouwen langs rijden.
Interne verkeersstructuur en routing
Conclusie: Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat wordt voorzien in een goede verkeersafwikkeling. Het plan leidt niet tot negatieve effecten op de verkeersafwikkeling of de lokale verkeersstructuur. Het aspect verkeer leidt niet tot een belemmering voor het plan.
5.12.2 Parkeren
In deze paragraaf zijn de effecten met betrekking tot het aspect parkeren inzichtelijk gemaakt. Voor beide ontwikkelingen geldt dat binnen het bestemmingsvlak een sluitende parkeerbalans noodzakelijk is. De gemeente Deurne hanteert een parkeerbeleid conform de gemeentelijke 'Regeling parkeernormen Deurne 2019'. Voor het bepalen van de parkeerbalans voor het planvoornemen is gebruik gemaakt van deze normen.
Parkeerbehoefte: Het planvoornemen kenmerkt zich door een diversiteit aan recreatief-toeristische deelfuncties of voorzieningen. De bedrijfsformule is gericht op het aanbieden van een zo veel mogelijk passend programma aan groepen. Daarmee is er geen strikte scheiding per recreatievoorziening aan te brengen. Groepen maken vaak gebruik van meerdere recreatievoorzieningen op één dag. Bijvoorbeeld een congresfunctie in de ochtend, als middagprogramma een buiten- of binnenactiviteit en afsluitend een diner. Dat betekent dat er dan slechts sprake is van één groep en niet een cumulatie.
Binnen de gebouwen zijn verschillende voorzieningen aanwezig. Per recreatievoorziening geldt een eigen parkeernorm. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte bij deze voorzieningen is uitgegaan van de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019'. In onderstaande tabel is de parkeerbehoefte per voorziening weergegeven.
Voor de camperplaatsen wordt niet aangesloten bij de standaard parkeernorm voor een camping. In de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' is voor een kampeerterrein in het buitengebied een parkeernorm opgenomen van 1,2 parkeerplaatsen per standplaats. Aangezien het natuurkampeerterrein specifiek wordt ingericht voor campers, kan worden aangenomen dat het grootste gedeelte van de campinggasten niet met de auto komt. Het grootste gedeelte van de campinggasten komt immers met de camper, waarvoor ruimte is gereserveerd op de standplaats zelf. Er wordt daarom uitgegaan van een parkeernorm van 0,5 parkeerplaatsen per standplaats.
Voorziening | Categorie | Parkeernorm | Oppervlakte | Parkeerbehoefte |
Indoor groepsruimte met bijbehorende groepshoreca | Evenementenhal c.q. beursgebouw c.q. congrescentrum | 6,5 plaatsen per 100 m² bvo | 920 m² | 59,8 plaatsen |
Slechtweer- accommodatie (dagrecreatieve activiteiten) | Evenementenhal c.q. beursgebouw c.q. congrescentrum | 6,5 plaatsen per 100 m² bvo | 833 m² | 54,2 plaatsen |
Horecavoorziening met terras | Café-bar-cafetaria | 6,0 plaatsen per 100 m² bvo | 250 m² | 15,0 plaatsen |
Groepsaccommodatie | hotel 3* | 6,8 plaatsen per 10 kamers | 10 kamers | 7 plaatsen |
Camperplaatsen, kampeervoorzieningen | - | 0,5 plaatsen per standplaats | 20 plaatsen | 10 plaatsen |
Stiltecabins | - | 1 plaats per cabin | 6 cabins | 6 plaatsen |
Bedrijfswoning | Vrijstaand koop | 2,4 plaatsen | 1 woning | 3 plaatsen |
Totaal | 155 plaatsen |
Parkeerbehoefte recreatief-toeristische voorzieningen 'Natuurpoort De Peel'
In totaal bestaat de parkeerbehoefte uit 155 plaatsen. Aangezien de voorzieningen niet altijd allemaal gelijktijdig worden bezocht (de bedrijfsfomule is gericht op dubbelbezoek aan de voorzieningen en in groepsverband regelmatig een bezoek wordt gebracht in een touringcar) kan worden gesteld dat de parkeerbehoefte voor een groot aantal dagen in het jaar lager is dan 155 plaatsen.
Parkeerinrichting: Zoals hierboven omschreven bestaat de parkeerbehoefte uit 155 parkeerplaatsen. Omdat geen sprake is van een constante parkeerbehoefte, wordt een gedeelte van deze parkeerplaatsen uitgevoerd als overloopparkeerplaatsen. Daarnaast worden een aantal extra parkeerplaatsen gerealiseerd om eventuele piekmomenten te kunnen opvangen.
Om te voorzien in de parkeerbehoefte is voor bezoekers een nieuwe parkeerinrichting voorzien aan de achterzijde van de gebouwen. Het parkeren wordt volledig opgelost aan de achterzijde van de gebouwen, zodat geparkeerde auto’s geheel aan het zicht worden onttrokken. De parkeerplaats P1 bestaat uit 110 parkeerplaatsen. De parkeerplaats P2 bestaat uit 35 parkeerplaatsen. Daarbij beschikt de locatie standaard over 145 standaard parkeerplaatsen. Wanneer daar behoefte aan is, kan ook P3 met 28 parkeerplaatsen worden ingezet. Deze parkeerplaats wordt wel permanent ingericht als parkeervoorziening, maar wordt uitgerust met grasmatten, zodat het agrarisch karakter behouden blijft en de gronden als onderdeel van de scharrelweide kunnen fungeren op de momenten dat er geen parkeerbehoefte is. In totaal bestaat de nieuwe parkeervoorziening uit 173 parkeerplaatsen, waarvan 145 gewone parkeerplaatsen en 28 overloopparkeerplaatsen. Daarnaast wordt bij de bedrijfswoning voorzien in parkeerplaatsen op eigen terrein. Daarmee wordt ruim voorzien in de totale parkeerbehoefte van de ontwikkeling. In de onderstaande uitsnede van het inrichtingsplan is de nieuwe parkeerinrichting weergegeven.
Uitsnede inrichtingsplan met ligging P1, P2 en P3
Conclusie: Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat kan worden voorzien in de parkeerbehoefte voor de voorgenomen ontwikkeling. Het aspect parkeren vormt geen belemmering voor voorliggend initiatief.
5.12.3 Fietsverkeer
De goede ontsluiting en ligging in het netwerk van fietsknooppunten, maakt de locatie geschikt als 'Natuurpoort'. De recreatief-toeristische locatie maakt onderdeel uit van het fietsroutenetwerk en is in het knooppuntennetwerk aangewezen als uitvalsbasis c.q. rustplaats in het netwerk. De locatie ligt in de oksel van het fietsknooppunt 32, waardoor er in de omgeving ruime gelegenheden zijn voor het maken van dagrecreatieve tochten. Het planvoornemen draagt bij aan de recreatieve ontsluiting van de Peel voor wandelaars en fietsers. In het inrichtingsplan is daarom rekening gehouden met fietsparkeren; aan weerszijden van de inrit worden fietsparkeerplaatsen aangelegd. Deze fietsparkeerplaatsen zullen met name worden gebruikt door de bezoekers van de horecavoorziening.
Uitsnede routekaart fietsroutenetwerk met centraal de locatie Leegveld 8
Conclusie: De ligging in het netwerk van fietsknooppunten, maakt de locatie geschikt als recreatieve ontsluiting van het gebied. Initiatiefnemer speelt hierop in door voorzieningen voor fietsers aan te leggen.
5.13 Waterhuishouding
5.13.1 Algemeen
Op grond van het Besluit Ruimtelijke Ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De waterparagraaf geeft een beschrijving van de beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie en wateropgaven in het plangebied, (motivatie van) meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan. Indien aan de orde is tevens het advies van het waterschap in de waterparagraaf verwerkt.
5.13.2 Beleid
Nationaal Waterplan 2016-2021: Op 14 december 2015 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van de het Nationaal Waterplan uit 2009. Het beleid is niet relevant voor de voorgenomen ontwikkeling.
Waterbeheerplan 2016-2021: Op 22 december 2015 heeft het Waterschap Aa en Maas het Waterbeheerplan 2016-2021 vastgesteld. In dit waterbeheerplan staan de doelstellingen die het waterschap nastreeft en wat het waterschap in de periode 2016-2021 gaat doen om deze doelen te halen. In het plan worden de volgende doelstellingen voor water uitgewerkt:
- veilig en bewoonbaar beheergebied;
- voldoende water en robuust watersysteem;
- schoon water;
- gezond en natuurlijk water.
Het plangebied ligt in de zone die in het Waterbeheerplan 2016-2021 is aangemerkt als 'Natte natuurparel beschermingsgebied'. Dit gebied dient ter bescherming van de naastgelegen Natura2000-gebieden om verdroging tegen te gaan. Deze bescherming is opgenomen in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant en het bestemmingsplan als zogenaamd 'Attentiegebied'. Bij de attentiegebieden gaat het om beschermingsgebieden van gemiddeld 500 meter rond de zogenaamde "natte natuurparels". De attentiegebieden vormen de buffer tussen de natte natuurparels en hun omgeving. Binnen deze zones dienen hydrologische verschillen tussen natte natuurparels en omgeving opgevangen te worden. De attentiegebieden zijn in eerste instantie gericht op bescherming van de hydrologisch toestand binnen de natte natuurparels. Daarnaast kunnen in deze gebieden, waar nodig, compenserende maatregelen worden getroffen om uitstralingseffecten vanuit de natte natuurparels naar de omgeving te voorkomen. De cumulatieve effecten van de maatregelen in de attentiegebieden mogen niet leiden tot een significant negatief effect op het te beschermen doel. Hierbij wordt getoetst op minimaal een stand-still op de rand van de natte natuurparel. Dit houdt in dat in geen enkel geval grondwaterdaling op de rand van de natte natuurparel wordt toegestaan. Voor de attentiegebieden geldt dat nieuwe drainage niet kan worden toegestaan, tenzij aangetoond wordt dat de activiteit geen negatief hydrologisch effect op de natte natuurparel heeft.
GGOR-Inrichtingsvisie Deurnsche Peel: Ten behoeve van de vernatting van de beschermde Natura2000-gebieden heeft het Waterschap Aa en Maas de GGOR-Inrichtingsvisie Deurnsche Peel opgesteld (d.d. 21 februari 2011). De GGOR-Inrichtingsvisie (Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime) is gebaseerd op het Landinrichtingsplan Herinrichting Deurnsche Peel-Mariapeel uit 2005 en is opgesteld om de grondwaterstanden binnen het Natura2000-gebied te beheren. De visie heeft als doel het vernatten van de bestaande deels vergraste en verboste natuurkerngebieden met restanten van hoogveen. In het kader van deze visie is een verhoging van de grondwaterstand in het omliggende landbouwgebied wenselijk, met name in de zomer. De verhoging van de zomergrondwaterstand is in de landbouwgebieden aan de Brabantse kant van het natuurgebied slechts plaatselijk mogelijk. Doel is uiteindelijk het instellen van hogere zomergrondwaterstanden in het attentiegebied ter voorkoming van verdroging van natuur.
Het Waterschap Aa en Maas werkt aan de uitvoering van hoogveenherstel en vernatting van het natuurgebied De Deursche Peel en Mariapeel en is de kartrekker van het project. In het gebied komt meer natuur en het zal ook natter worden. De nadruk ligt op natuurontwikkeling, maar ook versterking van de landbouw, recreatie en cultuurhistorie krijgen een plek als andere partijen hiertoe het initiatief nemen.
In het projectgebied wordt gewerkt aan de volgende doelstellingen:
- aanleg van de nieuwe natuur binnen Natuurnetwerk Brabant (NNB);
- realiseren van duurzame watersystemen voor versterking van de natuurfunctie, voorkomen van schade in de landbouw, woningen en wegen door waterpeilstijgingen.
Keur Waterschap Aa en Maas: Op 26 februari 2015 heeft het waterschap de nieuwe Keur vastgesteld, die op 1 maart 2015 inwerking is getreden. Deze keur is in samenwerking tussen de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel tot stand gekomen, waardoor nu sprake is van een uniforme Keur.
Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en -kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. In de Keur staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Gemeente: Met de invoering van de Waterwet is de samenhang tussen het waterbeleid en ruimtelijke ordening verbeterd. De ruimtelijke aspecten van rijks- en regionale waterplannen worden aangemerkt als structuurvisie in de zin van de Wro. Met AMvB's of provinciale verordeningen wordt geborgd dat deze structuurvisies doorwerken in de ruimtelijke ordeningen. In bestemmingsplannen wordt rekening gehouden met deze structuurvisies door de ruimtelijke inpassing van de maatregelen die de waterbeheerder treft.
Per 1 januari 2008 is de Wet Gemeentelijke Watertaken van kracht geworden. Met de inwerkingtreding heeft de gemeente de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater. De zorgplicht voor hemelwater en grondwater beperkt zich tot het stedelijk gebied. Op particulier terrein is de eigenaar verantwoordelijk voor het hemelwater van en het grondwater binnen het eigen perceel. Daar waar van de eigenaar redelijkerwijs niet kan worden gevraagd zelf voor het eigen hemel- en grondwater zorg te dragen, draagt de gemeente zorg voor de inzameling en afvoer. Voor de voorzieningen binnen het eigendom blijft de eigenaar van het perceel verantwoordelijk.
De planlocatie ligt buiten het stedelijk gebied. De gemeentelijke taak beperkt zich hier tot de zorg voor het inzamelen van huishoudelijk afvalwater. De gemeente heeft besloten al het huishoudelijk afvalwater in het buitengebied in te zamelen en heeft daarvoor in het buitengebied drukriolering aangelegd.
Voor zover de lozing van bedrijfsafvalwater op de vuilwaterriolering algemeen wordt toegestaan en de lozing geen risico vormt voor het functioneren van de riolering, wordt een beperkte lozing van bedrijfsafvalwater op de riolering toegestaan. Alternatieven voor riolering voor de afvoer van het huishoudelijk afvalwater, worden niet gelijkwaardig geacht.
5.13.3 Beschrijving van het watersysteem
Ter plekke van de planlocatie bestaat de bodem uit dekzandgronden. Volgens de actuele bodemkaart zijn er twee bodemtypes aanwezig: veldpodzolgronden (Hn21-VI) en de iets nattere moerige podzolgronden (zWp-III) in het centrale deel. Ter plekke van de planlocatie ligt de GHG tussen de 40 en 80 cm beneden maaiveld en de GLG dieper dan 120 cm beneden maaiveld. Uit het een nabijgelegen grondwaterstation (B52C0054) van het meetnet grondwaterstanden van de provincie Noord-Brabant blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op 28,9 m +NAP is en de laagste grondwaterstand 28,07 m +NAP bij een hoogteligging van 29,97 m + NAP. Dit komt overeen met een hoogste grondwaterstand van ca. 1,0 meter beneden maaiveld en een laagste grondwaterstand van 1,9 meter beneden maaiveld. Enkele plaatsen in het centrale deel van het plangebied zijn echter iets natter. Uit de kwel- en infiltratiekaart van de provincie Noord-Brabant blijkt dat op het achterste en middelste deel van het agrarische perceel soms uittreding van kwelwater plaatsvindt.
Uitsnede legger oppervlaktewater Waterschap Aa en Maas met ligging planlocatie
Direct ten noorden van het plangebied ligt een A-watergang (zie uitsnede legger hierboven). De beschermingszone van de A-watergang bedraagt 5 meter en ligt binnen het plangebied. De stroomrichting van de A-watergang (Vreekwijksche Loop) is westwaarts. Het gebied watert af via een stelsel van ontwateringssloten, die naar het noordwesten toe uitmonden in de Aa. De agrarische percelen zijn momenteel voorzien van drainage.
5.13.4 Beschrijving toekomstige situatie
Het voornemen heeft betrekking op de oprichting van nieuwe bebouwing en het herbestemmen van de huidige agrarische veehouderijlocatie naar een volwaardig recreatief-toeristisch bedrijf. Het voornemen leidt tot het aanbrengen van nieuwe waterpartijen. De erfverharding zal met het in het voorliggend plan met circa 5.869 m2 toenemen. De toename aan erfverharding wordt gecompenseerd door het aanleggen van nieuwe hemelwaterinfiltratievoorzieningen. In de als natuur in te richten gronden (zie pagina 'Natuurontwikkeling' in Bijlage 1 Landschapsplan) wordt de bestaande drainage verwijderd.
5.13.5 Gevolgen van de plannen voor de waterhuishouding
Grondwater: Met betrekking tot het grondwater meerdere aspecten van belang. Enerzijds moet voor nieuwe functies worden beoordeeld of de grondwaterstand niet leidt tot wateroverlast. Anderzijds moet in het kader van de ligging nabij het Natura2000-gebied worden aangetoond dat het plan niet leidt tot negatieve effecten met betrekking tot de grondwaterstand in het natuurgebied.
Grondwater met betrekking tot nieuwe functies: Voor het natuurkampeerterrein geldt dat het terrein in de huidige situatie reeds is voorzien van een landbouwkundige drainage. Deze blijft gehandhaafd om wateroverlast op het natuurkampeerterrein te voorkomen. De GHG ligt op de locaties waar het bestemmingsplan nieuwe bebouwing mogelijk maakt tussen de 80 en 140 cm beneden maaiveld. Rondom het nieuwe woongebouw is sprake van een GHG van ca. 120 cm beneden maaiveld. Rondom de stiltecabins is sprake van een GHG van ca. 80 cm beneden maaiveld. Er is sprake van voldoende ontwateringsdiepte voor de nieuwe functies en de beoogde nieuwbouw. Er treedt geen wateroverlast op. Vervuiling van grondwater is niet aan de orde.
Grondwater met betrekking tot de ligging in het attentiegebied: De planlocatie ligt in het attentiegebied rondom de Deurnsche Peel en heeft in het geldend bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' de dubbelbestemming 'Waarde – Attentiegebied NNB'. Deze dubbelbestemming heeft als doel negatieve hydrologische effecten van eventuele toekomstige ingrepen te voorkomen. Over het algemeen worden in de directe omgeving van het hydrologisch beschermd gebied 'Deurnsche Peel' gestreefd naar vernatting van het gebied. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden gemotiveerd dat geen verdroging plaatsvindt. Voor diverse bodemingrepen wordt daarom een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden vereist.
De volgende werken en werkzaamheden zijn omgevingsvergunningplichtig:
- het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld, een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
- de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds aanwezige drainage;
- het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
- het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 anders dan een bouwwerk.
Voor het voorliggend planvoornemen wordt meer dan 100 m3 grond verzet en worden bodemingrepen verricht op en diepte van meer dan 60 cm onder het maaiveld. Daarnaast wordt meer dan 100 m2 oppervlakteverharding toegevoegd. Op basis van de geldende dubbelbestemming is sprake van vergunningplichtige werken en werkzaamheden. De werken en werkzaamheden zijn vergunbaar wanneer kan worden gesteld dat de directe of indirecte gevolgen van deze werken/werkzaamheden niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie in het Natuurnetwerk Brabant.
Om aan te tonen dat het plan niet leidt tot negatieve effecten op de waterhuishouding van het nabijgelegen natuurgebied, is een hydrologisch onderzoek verricht door Landslide Milieu-adviesbureau (rapportnr. 2021-02-001, d.d. 27 juli 2021). Dit onderzoek is toegevoegd als Bijlage 7 bij de toelichting. De door Landslide Milieu-adviesbureau uitgevoerde werkzaamheden hebben als doel om te komen tot inrichtingsmaatregelen, waarbij in de toekomstige situatie voldoende berging en infiltratie kan plaatsvinden, maar op geen enkel moment negatieve effecten op de omgeving kunnen optreden; ook niet gedurende een droge zomerperiode. Hiervoor is veldwerk uitgevoerd en meerdere keren met het Waterschap Aa en Maas afgestemd.
In de huidige situatie zijn, vooruitlopend op de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan, reeds inrichtingswerkzaamheden verricht. Vooraf is echter onvoldoende aandacht besteed aan de vormgeving en maatvoering van de inrichtingsmaatregelen om te voorkomen dat negatieve hydrologische effecten op de omgeving kunnen optreden. In de rapportage van Landslide Milieu-advies worden maatregelen voorgesteld om negatieve effecten te voorkomen, waaronder het verondiepen van eerder gegraven waterpartijen.
Het plan leidt niet tot negatieve effecten op het natuurgebied, wanneer de gegraven watergangen worden verondiept, zodanig dat de bodem niet dieper reikt dan de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG). Het GHG-peil is vastgesteld op 29,50 m + N.A.P. De watergangen in het plangebied worden opgedeeld in twee compartimenten, die van elkaar gescheiden zijn door middel van een stuw met een peil van 29,80 m + N.A.P. Doordat de bodemdiepte in beide compartimenten gelijk is aan de GHG, is geen sprake van onttrekking van het grondwater en vindt via de nieuwe waterpartijen infiltratie plaats van hemelwater naar het grondwater. Daarmee nemen de infiltratiemogelijkheden in het gebied toe en is geen sprake van verdroging in het Natura2000-gebied. Met inachtneming van de maatregelen die zijn voorgesteld door Landslide Milieu-adviesbureau, kan worden gesteld dat geen sprake is van significant negatieve effecten op het Natura2000-gebied. Deze conclusie is onderschreven in de passende beoordeling, die heeft plaatsgevonden voor de vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming (zie ook paragraaf 5.11.1).
Omdat de de voorgestelde inrichtingsmaatregelen niet leiden tot een negatief effect op de nabijgelegen natte natuurparel is in artikel 7.2.2 onder e van de regels opgenomen dat de inrichtingsmaatregelen zijn uitgezonderd van de omgevingsvergunningplicht voor werkzaamheden in het attentiegebied.
Hemelwater: Het toekomstige watersysteem wordt zodanig vormgegeven, dat rekening gehouden wordt met locatiespecifieke hydrologische omstandigheden zoals de nabij ligging van natuurgebied de Deurnsche & Mariapeel, toekomstige klimaatontwikkelingen (vernatting) en aan wensen van Waterschap Aa en Maas om tot een hydrologisch neutraal ontwerp te komen. Op basis van het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen dient te worden voorkomen dat door bebouwing en verharding een versnelde waterafvoer plaatsvindt. De gemeente en het waterschap streven naar het vasthouden van gebiedseigen water door benutting van de natuurlijke bergingscapaciteit van bodem en oppervlaktewater. Transport van schoon hemelwater via de riolering moet worden vermeden. Verontreiniging van hemelwater afkomstig van daken wordt voorkomen door toepassing van niet-uitlogende materialen (zoals bv lood, koper en zink).
Het hemelwater dient zoveel mogelijk te worden afgekoppeld van het rioleringsstelsel en op eigen terrein worden verwerkt. Op eigen terrein zijn voldoende infiltratiemogelijkheden en wordt bovendien extra oppervlaktewater gerealiseerd. De GHG is voldoende laag om hemelwater te kunnen infiltreren. Het hemelwater infiltreert rechtstreeks in de bodem.
Met het voorliggend bestemmingsplan worden extra mogelijkheden geboden voor het aanbrengen van verhardingen in de vorm van bebouwing en parkeervoorzieningen. De drempelwaarde voor vereiste compensatiemaatregelen bij het aanbrengen van verhard oppervlak is 500 m2 (op basis van de Keur).
Voor de hemelwaterinfiltratie is onderscheid gemaakt in twee deelgebieden. Deelgebied oost betreft alle intensieve functies rondom Leegveld 8, inclusief de parkeervoorzieningen en het natuurkampeerterrein. Voor dit deelgebied zijn de hemelwatervoorzieningen nader uitgewerkt in het hydrologisch onderzoek van Landslide Milieu-adviesbureau (zie Bijlage 7). Deelgebied west betreft de stiltecabins op het middenterrein, waarvoor een kleinere, separate hemelwatervoorziening wordt aangelegd.
Deelgebied oost: Zoals in het hydrologisch onderzoek is uitgewerkt, wordt in het oostelijk deelgebied 5.869 m2 oppervlakteverharding toegevoegd. Er is sprake van een compensatieplicht, vanwege het overschrijden van de drempelwaarde van 500 m2. Bij een toename van het verhard oppervlak met 5.869 m2 (meer dan 500 m2, maar minder dan 10.000 m2) dient met een neerslagintensiteit van 60 mm gerekend te worden. Voor de totale oppervlakte aan verhardingen binnen het oostelijk deelgebied geldt een benodigde hemelwaterberging van 733 m3. Om te anticiperen op een natter wordend klimaat met nog grotere zomerse piekbuien is voor deze locatie gekeken of ook een neerslaghoeveelheid van 80 mm in het systeem overlastvrij opgevangen kan worden. De bijbehorende bergingsopgave is in dat geval toegenomen van 733 m3 tot 978 m3. In het hydrologisch onderzoek is weergegeven dat het de hemelwaterinfiltratievoorzieningen, onderverdeeld in compartiment 1 en compartiment 2, kunnen voorzien in deze behoefte.
De gezamenlijke capaciteit van compartiment 1 en 2 is ruimschoots voldoende om zowel een 60 mm-bui (733 m3 opgave) als een 80 mm-bui (978 m3 opgave) volledig binnen het toekomstige watersysteem op te vangen en te infiltreren. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden (bui groter dan 100 mm) zou vanaf een peil van 30,0 m + N.A.P. (nagenoeg maaiveldhoogte) tijdelijk overloop naar de Vreekwijkse Loop plaats kunnen vinden. Hiervoor wordt een noodoverlaat aangelegd. Inlaat vanuit deze waterloop naar het watersysteem binnen het plangebied is niet toegestaan en maakt daarom geen onderdeel uit van het ontwerp.
Indeling hemelwaterinfiltratievoorzieningen in compartimenten (zie Bijlage 7)
In het landschapsplan, dat is bijgevoegd als Bijlage 1 bij deze toelichting, zijn de hemelwaterinfiltratievoorzieningen opgenomen. Hiermee wordt voldaan aan de waterbergingsopgave. De aanleg van de voorzieningen is tevens geborgd in de regels.
Deelgebied west: Deelgebied west betreft de stiltecabins op het middenterrein, waarvoor een kleinere, separate hemelwatervoorziening wordt aangelegd. Voor het berekenen van de maatgevende berging geldt een bui van 60 mm. Om te anticiperen op toekomstige klimaatverandering waarbij niet alleen meer neerslag valt, maar ook de intensiteit daarvan toeneemt, wordt voor de verdere uitwerking van dit plan een bui van 80 mm aangehouden. Dit komt overeen met een bergingsopgave van 80 liter per vierkante meter nieuw te verharden oppervlak.
In de toekomstige situatie wordt in deelgebied west 168 m2 dakoppervlak gerealiseerd (6 * 28 m2) en circa 686 m2 bestrating met inbegrip van een toegangspad naar de stiltecabins. Het totaal aan nieuw te verharden oppervlak bedraagt dan 854 m2. Om de mogelijkheid tot kleine wijzigingen in de planvorming open te houden wordt voor de berekening van de maatgevende berging uitgegaan van maximaal 900 m2 nieuw verhard oppervlak. Wanneer een 80-mm bui op 900 m2 verhard oppervlak valt, leidt dit tot een hoeveelheid te verwerken hemelwater van 70 m3. Deze hoeveelheid wordt ook als maximale bergingsopgave gehanteerd.
Dit volume wordt geheel of gedeeltelijk binnen de grenzen van het plangebied opgevangen en geïnfiltreerd met (afhankelijk van de detailuitwerking) eventueel een vertraagde afvoervoorziening naar bestaand oppervlaktewater. De reden hiervoor is dat het vasthouden en infiltreren van het hemelwater bijdraagt aan de door de initiatiefnemers gewenste groene en natuurvriendelijke inrichting van de ontwikkellocatie.
Voor wat betreft de praktische uitwerking wordt gekeken naar twee mogelijke opties.
- 1. De daken van de stiltecabines worden voorzien van een groendak (vegetatiedak) waarbij het overtollige water van het dak, samen met het hemelwater afkomstig van de nieuwe erfverharding wordt opgevangen in een ondiepe greppel met bodemverbetering, zodat voldoende infiltratie in de bodem plaatsvindt. Het infiltrerende hemelwater vult zo het grondwaterpeil aan. Als maximale aanlegdiepte voor deze greppel geldt daarbij de recent vastgestelde gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van 0,8 tot 1,0 m-mv. De definitieve vorm, ligging en diepte van deze greppel vindt plaats gedurende de verdere detailuitwerking van de plannen en wordt aan het bevoegd gezag voorgelegd.
- 2. Wanneer geen vegetatiedak wordt toegepast, wordt al het hemelwater in een ondiepe laagte boven de GHG (0,8 tot 1,0 m-mv) opgevangen en geïnfiltreerd. Het infiltrerende hemelwater vult zo het grondwaterpeil aan. Afhankelijk van de omvang van deze voorziening en infiltratiecapaciteit van de (voor infiltratie verbeterde) bodem kan een voorziening voor overloop naar aangrenzend oppervlaktewater worden aangelegd. Deze uitwerking komt grotendeels overeen met de aanleg van een wadi. De definitieve vorm, ligging en diepte van deze wadi vindt eveneens plaats gedurende de verdere detailuitwerking van de plannen en wordt aan het bevoegd gezag voorgelegd.
Beide opties kunnen een bijdrage van leveren aan het gewenste natuurvriendelijke karakter van het gebied. In het inrichtingsplan is rondom de stiltecabins een ondiepe laagte opgenomen, waarmee wordt voorzien in de voorgestelde maatregelen onder optie 2. De ondiepe laagte is ruim voldoende om de vereiste 70 m3 te kunnen bergen. De ondiepe laagte wordt gerealiseerd op minimaal 20 cm boven de GHG.
Nat kruidenmengsel in ondiepe laagte rondom de stiltecabins als hemelwaterinfiltratievoorziening
Oppervlaktewater: In de nabijheid van de planlocatie bevindt zich een A-watergang (zie uitsnede legger in paragraaf 4.6.3). Op de legger is een obstakelvrije onderhoudsstrook weergegeven, waar bij de voorgenomen ontwikkeling rekening mee gehouden dient te worden. In het planvoornemen wordt deze onderhoudsstrook gerespecteerd. In het landschapsplan is rekening gehouden met de aanwezigheid van de beschermingszone, door geen nieuwe beplanting aan te brengen in de onderhoudsstrook. Dit is weergegeven op de laatste pagina van het landschapsplan in Bijlage 1 bij de toelichting en op de onderstaande afbeelding.
De hemelwaterinfiltratievoorzieningen, die op eigen terrein worden gerealiseerd in de vorm van oppervlaktewater, worden voorzien van een noodoverlaat naar de Vreekwijkse Loop ten westen van de parkeervoorzieningen. Bij zeer hoge peilen (nabij maaiveldhoogte) kan de hemelwatervoorziening leeglopen naar de Vreekwijkse Loop. Het peil van de noodoverlaat ligt op 30,00 m + N.A.P. Het stuwpeil van de Vreewijkse Loop ligt een stuk lager (tussen 28,45 en 29,55 m + N.A.P.), waarmee afstroom richting deze A-watergang nagenoeg altijd mogelijk is.
Uitsnede landschapsplan: nieuwe beplanting wordt aangeplant buiten de beschermingszone
Afvalwater: Afvalwater wordt op doelmatige wijze afgevoerd via de riolering. Het water wordt opgevangen en via de rioolpersleiding afgevoerd. De afvoer van het bedrijfsafvalwater via de riolering moet voldoen aan de daarvoor geldende gemeentelijke richtlijnen en mag voor het gehele perceel (inclusief bestaand) niet meer bedragen dan 0,5 m3/uur. Indien per uur meer afvalwater vrijkomt binnen de inrichting dient een vloeistofdichte buffervoorziening aanwezig te zijn om het overtollige afvalwater tijdelijk op te slaan. Spoel- en schrobwater van stallen en mestopslagen mogen niet in een openbaar riool worden gebracht.
5.13.6 Digitale watertoets
Voor onderhavig plan is een digitale watertoets uitgevoerd. De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, waarbij wateraspecten vroegtijdig en expliciet worden meegenomen in ruimtelijke plannen en bij locatiekeuzen.
De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl). De rapportage digitale watertoets is als Bijlage 8 opgenomen bij deze onderbouwing. Uit de ingevoerde gegevens volgt dat er sprake is van een ruimtelijk plan dat mogelijk invloed heeft op de taken en belangen van het waterschap. Dit ruimtelijk plan dient dan ook de normale watertoetsprocedure te volgen. Dit betekent dat er nader overleg plaats moet vinden met het Waterschap Aa en Maas.
Dit overleg heeft reeds meerdere malen plaatsgevonden. Vanwege de schaal, aard en ligging van het planvoornemen is in de planvormingsfase, vooruitlopend op het voorontwerpbestemmingsplan, informeel contact geweest met het Waterschap Aa en Maas (zie paragraaf 8.2 Vooroverleg). Voor de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen is, vanwege de ligging in het attentiegebied en de waterbergingsopgave, een watervergunning bij het waterschap vereist. Deze watervergunning is inmiddels aangevraagd bij het Waterschap Aa en Maas.
5.13.7 Conclusie
De realisatie van het voorliggend inrichtingsplan leidt niet tot negatieve effecten op de waterhuishouding in en om het plangebied. Uit deze waterparagraaf kan worden geconcludeerd dat het aspect waterhuishouding voldoende is meegewogen in de totstandkoming van het plan en dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor het voorgenomen initiatief.
5.14 Besluit Milieueffectrapportage
De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer (Wm). Naast de Wet milieubeheer is het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen.
Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. reeds aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze activiteiten zijn door de Nederlandse regering overgenomen en verwerkt in onderdeel C van het Besluit m.e.r. Voor deze activiteiten geldt direct een m.e.r.-plicht.
Ook zijn in het Besluit m.e.r. activiteiten aangewezen waarvoor het niet zeker is of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Deze zijn beschreven in onderdeel D van het Besluit m.e.r. Om te bepalen of er bij deze activiteiten uit onderdeel D sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen dient hiervoor per geval een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden.
De recreatieve activiteiten vallen onder onderdeel D.10 betreffende de aanleg, wijziging of uitbreiding van (c) vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen en (d) permanente kampeer- en caravanterreinen. Het voorliggend bestemingsplan maakt geen activiteit mogelijk boven de drempelwaarden 1°. 250.000 bezoekers of meer per jaar, 2°. een oppervlakte van 25 hectare of meer, 3°. 100 ligplaatsen of meer of 4°. een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.
De kleinschalige agrarische activiteit valt onder onderdeel D.14 betreffende de oprichting, wijziging of uitbreiding van installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren. Voor wat betreft de kleinschalige agrarische activiteit geldt dat het voornemen niet bestaat uit oprichting, wijziging of uitbreiding, maar uit het benutten c.q. behouden van de bestaande scharrelstal. Het gebruik van de kleinschalige agrarische functie is gemaximeerd op de bestaande oppervlakte van het dierenverblijf van 625 m2, waarmee de kleinschaligheid is geborgd. Om te voorkomen dat sprake is van een kaderstellend plan in het kader van het Besluit milieueffectrapportage, is in de planregels een specifieke gebruiksregel opgenomen voor de kleinschalige agrarische functie (zie artikel 5.4.3 onder b).
De aanleg van natuur valt onder onderdeel D.9 betreffende een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan. Het bestemmingsplan betreft onder andere de aanleg van 4,32 ha nieuwe natuur. Het opstellen van een milieueffectrapportage is noodzakelijk voor gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op (1) een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw of (2) vestiging van een glastuinbouwgebied of bloembollenteeltgebied van 50 hectare of meer. Het voorliggend bestemmingsplan leidt niet tot een activiteit boven de drempelwaarde van categorie D.9 uit de bijlage bij het Besluit m.e.r.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is vanwege de ligging direct grenzend aan het Natura2000-gebied 'Deurnsche Peel & Mariapeel' een Wet natuurbeschermingsvergunning aangevraagd en verkregen op grond van artikel 2.7 tweede lid van de Wet natuurbescherming. Daarmee heeft een passende beoordeling plaatsgevonden zoals bedoeld in artikel 2.8. van de Wet natuurbescherming. Op grond van artikel 7.2a eerste lid en artikel 7.2. tweede lid van de Wet milieubeheer dient er in beginsel een milieueffectrapport gemaakt te worden als er sprake is van een passende beoordeling. Er is een uitzondering opgenomen voor de plan-m.e.r.-plicht in artikel 7.2a lid 2 Wm voor gevallen waarbij een passende beoordeling wordt uitgevoerd. Met deze uitzondering is beoogd een mogelijkheid te scheppen dat in bepaalde gevallen de verplichting tot het verrichten van een passende beoordeling niet automatisch betekent dat ook een milieueffectrapportage voor een plan moet worden gemaakt. Er dient een beoordeling te worden uitgevoerd om te bepalen of gebruik kan worden gemaakt van deze uitzondering.
In het kader van het voorliggend plan is een plan-m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. Het college van B&W van de gemeente Deurne heeft tegelijk met het besluit tot vrijgave van het ontwerpbestemmingsplan een besluit genomen op de plan-m.e.r.-beoordeling. In de plan-m.e.r.-beoordelingsnotitie wordt geconcludeerd dat de milieueffecten van het plan niet leiden tot de noodzaak tot het opstellen van een MER.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de milieueffecten van het voorliggend bestemmingsplan voldoende in beeld zijn gebracht en het besluit is genomen dat geen milieueffectrapportage nodig is. Het Besluit milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor het voorliggend plan.
Hoofdstuk 6 Juridische Vertaling
6.1 Algemeen
Een bestemmingsplan is een planologische regeling die zowel de burger als de overheid rechtstreeks bindt. De regels en verbeelding dienen als één geheel te worden beschouwd en kunnen niet los van elkaar worden gezien.
De toelichting op de regels en verbeelding is niet juridisch bindend, maar biedt wel inzicht in de belangenafweging die tot de aanwijzing van bestemmingen heeft geleid en kan bovendien dienst doen bij planinterpretatie.
Om inzicht te geven in de juridische opzet zijn hierna de systematiek en de opbouw van het bestemmingsplan toegelicht.
6.1.1 Vergelijkbare bestemmingsplannen
SVBP 2012 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers - strikt juridisch gezien - geen deel uit van het bestemmingsplan.
De verbeelding van het bestemmingsplan bestaat uit een verzameling geografische bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels. Er wordt uitdrukkelijk op gewezen dat de standaarden geen betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan.
6.1.2 Bestemmingen
Het centrale onderdeel van een bestemmingsplan is de bestemming. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de in het plan begrepen grond bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden. Aan de bestemmingen zijn regels gekoppeld over het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daar bevindende bouwwerken.
Dit bestemmingsplan bevat ook dubbelbestemmingen. Deze overlappen bestemmingen en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen.
Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor.
6.1.3 Verbeelding
De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het buitengebied. Daartoe zijn op de verbeelding bestemmingsvlakken en aanduidingen opgenomen. Aan de ondergrondgegevens op de verbeelding, zoals ingetekende gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergrondgegevens hebben dus uitsluitend een illustratief karakter. Deze gegevens zijn een hulpmiddel voor het bepalen van bestemmingsvlakken en bouwvlakken.
6.2 Opbouw Regels
De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw is als volgt:
- betekenisafspraken (Hoofdstuk 1 Inleidende regels);
- de gebruiks- en bouwregels per bestemming (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels);
- algemene regels (Hoofdstuk 3 Algemene regels);
- overige regels (Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
- van werkzaamheden;
- wijzigingsbevoegdheid.
Ontwikkelingen die niet in de regels mogelijk zijn gemaakt, zijn uitsluitend mogelijk via een buitenplanse procedure.
De planregels zijn gebaseerd op het bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' en het ontwerpbestemmingsplan 'Herstelbestemmingsplan Buitengebied Deurne 2021'. De regels zijn verder toegespitst op het planvoornemen en de specifieke gebruiksactiviteiten.
6.3 Bestemmingen
6.3.1 Recreatie
Het recreatief-toeristisch bedrijf is bestemd als 'Recreatie' met deze bestemming geregeld. De recreatievoorzieningen zijn benoemd. De bestemming is gericht op een invulling van de genoemde recreatievoorzieningen, begrensd door een maximale bebouwde oppervlakte en afgestemd op de bestaande en toekomstige bebouwde oppervlakte. De gebruiksmogelijkheden zijn vastgelegd met verschillende aanduidingen.
- De activiteiten zoals omschreven in paragraaf 3.3.1 zijn geregeld binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurpoort en streekatelier'.
- De activiteiten zoals omschreven in paragraaf 3.3.2 zijn geregeld binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie'.
- De activiteiten zoals omschreven in paragraaf 3.3.3 zijn geregeld binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalige agrarische activiteiten'.
- De parkeervoorzieiningen zoals omschreven in paragraaf 3.3.6 zijn geregeld binnen de aanduiding 'parkeerterrein'.
6.3.2 Natuur
De bestemming 'Natuur' is opgenomen voor de gronden waarop de natuurontwikkeling wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, conform het opgestelde landschapsplan. Daarnaast worden enkele activiteiten, die worden omschreven in paragraaf 3.3.5, mogelijk gemaakt binnen de natuurbestemming. Daarvoor zijn de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein' en 'specifieke vorm van recreatie - stiltecabins' opgenomen.
In deze bestemming is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. De aanleg en het onderhoud van het inrichtingsplan zijn uitgezonderd van deze omgevingsvergunningplicht. Deze werkzaamheden zijn zodanig specifiek en reeds in de toelichting getoetst aan de omgevingswaarden. Een omgevingsvergunning zou hierin een dubbele toets zijn.
6.3.3 Waarde - Archeologie 3
Ter bescherming van archeologische verwachtingswaarden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' overgenomen. De dubbelbestemming werkt primair ten opzichte van de onderliggende enkelbestemmingen.
Om in beeld te brengen of er archeologische waarden ter plaatse aanwezig zijn, geldt een onderzoeksplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden. Per dubbelbestemming geldt hiervoor een vrijgestelde oppervlakte en diepte. Daarnaast is er door middel van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)' een gebied aangewezen waarbinnen geen onderzoeksplicht geldt. Voor deze gronden is de dubbelbestemming verwijderd.
6.3.4 Waarde - Attentiegebied NNB
Ter bescherming van de nabijgelegen natte natuurparel is de dubbelbestemming 'Waarde - AttentiegebiedNNB' overgenomen. Er zijn beperkende regels opgenomen voor activiteiten die een effect kunnen hebben op de waterhuishouding van het nabijgelegen natuurgebied, waaronder het verzetten van grond, het aanleggen van drainage, het verlagen van de grondwaterstand of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen. De maatregelen die worden voorgesteld in het Inrichtingsplan zijn vrijgesteld van de omgevingsvergunningplicht.
6.4 Algemene Regels
De algemene regels zijn overgenomen uit het geldend bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' en het bestemmingsplan 'Herstelbestemmingsplan buitengebied Deurne 2021'.
De algemene gebruiksregels zijn aangevuld met het hernieuwde parkeerbeleid van de gemeente Deurne, dat is vastgesteld op 12 november 2019.
6.5 Overgangs- En Slotregel
De overgangs- en slotregel zijn conform het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP).
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet onderzocht worden of het plan economisch uitvoerbaar is. In een aantal gevallen moet een exploitatieplan worden vastgesteld. De kosten voor deze ruimtelijke procedure komen voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeente Deurne sluit met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst af waarin wordt vastgelegd dat de verantwoordelijkheid voor gemaakte kosten betreffende exploitatiekosten en eventuele planschade bij de initiatiefnemer ligt. De exploitatie is op deze manier anderszins verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig. Het plan is economisch uitvoerbaar en heeft verder geen consequenties voor de gemeentelijke kas.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Omgevingsdialoog
In het bestemmingsplanproces bestaan diverse mogelijkheden tot communicatie. In het kader van de haalbaarheid heeft initiatiefnemer de omwonenden geïnformeerd over de plannen. Het inrichtingsplan is toegelicht aan de omwonenden en gepresenteerd tijdens een vergadering van de Integrale Gebiedscommissie Peelvenen. Hiervan is een verslag toegevoegd als Bijlage 9 Omgevingsdialoog bij de toelichting.
Naar aanleiding van de afstemming met de Integrale Gebiedscommissie Peelvenen is het inrichtingsplan aangepast. Het inrichtingsplan is zorgvuldig afgestemd op de waterhuishouding in de directe omgeving van het plangebied (zie ook paragraaf 5.13 Waterhuishouding).
8.2 Vooroverleg
8.2.1 Totstandkoming van het inrichitingsplan
Vanwege de ligging van het Natura2000-gebied 'Deurnsche Peel & Mariapeel' op korte afstand en het aanpassen van de waterhuishouding binnen het plangebied is afstemming met het waterschap van belang.
Initiatiefnemer heeft in oktober 2020 informeel vooroverleg gevoerd met de omgevingsmanager en planadviseur van het waterschap Aa en Maas. Op verzoek van het waterschap is de beschermingszone van de A-watergang gevrijwaard van nieuwe beplanting. Daarnaast is de berekening voor de watercompensatie afgestemd op de werkwijze van het waterschap.
Vervolgens is , vooruitlopend op de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan, een vergunning aangevraagdbij het Waterschap Aa en Maas voor de aanleg van werken en het uitvoeren werkzaamheden in het attentiegebied van de natte natuurparel. Door Landslide Milieu-adviesbureau is met het waterschap overleg gevoerd over de inrichtingsmaatregelen (maart 2021). In het kader van de vergunningverlening heeft het waterschap de inrichtingsmaatregelen beoordeeld. Naar aanleiding van een eerste beoordeling van het waterschap zijn vervolgens een aantal aanpassingen besproken (juli 2021) en verwerkt in de rapportage van Landslide Milieu-advies (Bijlage 7 Hydrologisch onderzoek). Deze maatregelen zijn doorvertaald in het inrichtingsplan, dat als Bijlage 1 aan deze toelichting is toegevoegd. Voor een nadere beschrijving van de maatregelen met betrekking tot de waterhuishouding, zie paragraaf 5.13 Waterhuishouding. Het waterschap is in de planvormingsfase betrokken. Het voorliggend bestemmingsplan is daarnaast in het kader van het wettelijk vooroverleg toegestuurd aan het waterschap, zodat het waterschap ook de planologisch-juridische borging van het waterschapsbelang heeft kunnen beoordelen (zie hiervoor de navolgende paragraaf 8.2.2Wettelijk vooroverleg).
8.2.2 Wettelijk vooroverleg
In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen, en met de besturen van de provincie en het Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.
In het kader van het vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan het waterschap en de provincie.
Waterschap Aa en Maas: Het waterschap heeft op 7 september 2022 een vooroverlegreactie toegestuurd. Het plan is voor wat betreft het onderdeel water verdeeld in twee deelgebieden. Voor het oostelijk deelgebied zijn de hemelwatervoorzieningen uitgewerkt in het hydrologisch onderzoek. Daarvoor is door het waterschap in 2021 een watervergunning verleend. Voor het westelijk deelgebied (stiltecabins) wordt een separate hemelwatervoorziening aangelegd. Voor dit deelgebied is de ontwikkeling passend binnen het beleid van het waterschap. Het waterschap geeft aan dat de waterschapsbelangen voldoende zijn geborgd in het bestemmingsplan.
Provincie Noord-Brabant: De provincie heeft op 21 oktober 2022 een vooroverlegreactie toegestuurd. De provincie heeft aangegeven dat het initiatief in behoorlijke mate bijdraagt aan een goede omgevingskwaliteit, vanwege het vervallen van de mogelijkheid vee te houden in een kwetsbaar gebied, door een relatief gezien behoorlijk omvangrijke natuur- en landschapsinrichting en doordat de nieuwe functie waarde toevoegt aan het gebied. De provincie heeft daarbij nog een aantal aandachtspunten meegegeven.
De provincie beschouwt de nieuwe functie als beter passend in zijn omgeving, maar vraagt wel om aandacht voor de schaal van de functie. De provincie verzoekt de omvang en intensiteit goed te borgen en richting toekomst in stand te houden. Daarbij wordt aandacht gevraagd voor het feit dat geen overtollige bebouwing wordt gesloopt bij de beëindiging van het agrarisch bedrijf. De toetsing van artikel 3.73 van de Interim omgevingsverordening in paragraaf 4.2.3 van de toelichting is hierop aangevuld.
Daarnaast vraagt de provincie om de externe werking van het Natuurnetwerk Brabant in ogenschouw te nemen. De bescherming van het natuurgebied 'Deurnsche Peel' is zorgvuldig meegenomen in de planvorming, aangezien het een Natura2000-gebied betreft. De toelichting is aangevuld met de toetsting van artikel 3.16 van de Interim omgevingsverordening in paragraaf 4.2.3.
De provincie vraagt het plan te toetsen aan de aanvullende regels voor vrijetijdsvoorzieningen uit artikel 3.75 van de Interim omgevingsverordening. Paragraaf 4.2.3 is hierop aangevuld. In de regels met betrekking tot strijdig gebruik is togevoegd dat het permanent bewonen van de groepsaccommodatie en de stiltecabins eveneens als strijdig gebruik wordt aangemerkt.
Door middel van de bovenstaande aanvullingen en aanpassingen wordt tegemoetgekomen aan de vooroverlegreactie van de provincie en wordt het provinciaal belang geborgd in het bestemmingsplan.
8.3 Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Er is één zienswijze ingediend. De ingediende zienswijze is beoordeeld en voorzien van een gemeentelijke reactie in de 'nota van zienswijzen'. Deze nota is toegevoegd als Bijlage 10 bij de toelichting. De zienswijzen zijn meegenomen in de besluitvorming.
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Beplantingsplan
Bijlage 3 Regeling Parkeernormen Deurne 2019
Bijlage 3 Regeling parkeernormen Deurne 2019
Bijlage 4 Wnb-vergunning
Bijlage 1 Landschapsplan
Bijlage 2 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodem- en asbestonderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek industrielawaai
Bijlage 4 Kaart Geurberekening Voorgrondbelasting
Bijlage 4 Kaart geurberekening voorgrondbelasting
Bijlage 5 Kaart Geurberekening Achtergrondbelasting
Bijlage 5 Kaart geurberekening achtergrondbelasting
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 6 Quickscan flora en fauna
Bijlage 7 Hydrologisch Onderzoek
Bijlage 7 Hydrologisch onderzoek