KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Plangebied
1.3 Aanpak
1.4 Geldend Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Globale Ligging Plangebied
2.2 Ontstaansgeschiedenis
2.3 Omgeving Van Het Plangebied
2.4 Huidige Situatie Van Het Plangebied
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Voorgenomen Ontwikkeling
3.2 Landschappelijke Inrichting
3.3 Afwijking Geldend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 4 Beleidskaders
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
5.2 Bodem
5.3 Externe Veiligheid
5.4 Geluid
5.5 Geur
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Gezondheid In Relatie Tot Veehouderijen
5.8 Natuur
5.9 Verkeer En Parkeren
5.10 Leidingen
5.11 Archeologie
5.12 Cultuurhistorie
5.13 Waterhuishouding
Hoofdstuk 6 Juridische Vertaling
6.1 Algemeen
6.2 Opbouw Regels
6.3 Bestemmingen
6.4 Algemene Aanduidingsregels
6.5 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Omgevingsdialoog
8.2 Vooroverleg
8.3 Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 1 Voorwaardelijke Verplichting
Bijlage 2 Regeling Parkeernormen Deurne 2019
Bijlage 3 Beleidskader Kwaliteitsverbetering Landschap
Bijlage 1 Landschapsplan
Bijlage 2 Standaardadvies Externe Veiligheid
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai En Indirecte Hinder
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 5 Stikstofonderzoek
Bijlage 6 Verkennend Archeologisch Onderzoek
Bijlage 7 Digitale Watertoets
Bijlage 8 Omgevingsdialoog
Bijlage 9 Nota Van Zienswijzen En Nota Van Wijzigingen

Langstraat 134 en 134a, Deurne

Bestemmingsplan - Gemeente Deurne

Vastgesteld op 27-09-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Langstraat 134 en 134a, Deurne met identificatienummer NL.IMRO.0762.BP202122- van de gemeente Deurne.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning/woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen, niet zijnde de aanwezige (agrarische) bedrijfsbebouwing, met behoud van de woonfunctie in overwegende zin kan worden uitgeoefend.

1.4 aan-huis-verbonden beroep

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, ICT, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning/woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen, niet zijnde de aanwezige (agrarische) bedrijfsbebouwing, met behoud van de woonfunctie in overwegende zin kan worden uitgeoefend.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte

een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw, een aanbouw dan wel een vrijstaand bijgebouw bij dat hoofdgebouw, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt. Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een woonfunctie vallen hier nadrukkelijk niet onder.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, waarbij onderscheid wordt gemaakt in:

  1. a. een (vollegronds)teeltbedrijf;
  2. b. een glastuinbouwbedrijf;
  3. c. een veehouderij;
  4. d. een overig agrarisch bedrijf.

a (vollegronds)teeltbedrijf

een agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

b glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

c veehouderij

een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren. Hierbij worden de volgende typen onderscheiden:

c1 intensieve veehouderij (iv)

een veehouderij met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt, zoals rundveemesterij, varkenshouderij, vleeskalverhouderij, pluimveehouderij, geitenhouderij, schapenhouderij of pelsdierhouderij, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.

pelsdierhouderij (sa - pdh)

een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van pelsdieren.

geiten- en/of schapenhouderij (sa - ge/sh)

een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van geiten en/of schapen.

c2 overige veehouderij (sa-ovh)

een veehouderij met een bedrijfsvoering gericht op het fokken, mesten en houden van dieren, met een bedrijfsvoering die niet geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.

d overig agrarisch bedrijf

  • een agrarisch bedrijf, niet zijnde een (vollegronds)teeltbedrijf, glastuinbouwbedrijf of veehouderij, zoals een:
  • paardenhouderij (zie begripsomschrijving met nummer 83);
  • agrarisch bedrijf gericht op het telen van vissen, wormen, insecten of het houden van een diersoort anders dan opgenomen in het begrip veehouderij;
  • agrarisch bedrijf gericht op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen, niet zijnde kassen, plaatsvindt, zoals witlof of champignons.

1.9 agrarisch technisch hulpbedrijf

een buitengebied gebonden bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en mesthandel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.

1.10 agrarisch verwant bedrijf

een buitengebied gebonden bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, zoals een hoveniersbedrijf, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

1.11 arbeidsmigranten

personen die hun vaste woon- en verblijfplaats niet in Nederland hebben maar die tijdelijk (maximaal één jaar), in Nederland verblijven, om hier betaalde werkzaamheden te verrichten.

1.12 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt.

1.15 bedrijfsactiviteiten

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.

1.16 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.17 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.18 beperkt kwetsbaar object

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.19 bestaand

  1. a. bij bebouwing: bouwwerken zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan dan wel die mag worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning;
  2. b. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel gebruik dat is toegestaan krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.23 bijgebouw

een op zichzelf staand vrijstaand of aangebouwd gebouw dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwperceel

aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan alsmede verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van het bouwvlak;

1.28 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elke constructie, niet zijnde een gebouw, van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.32 buitengebied gebonden bedrijf

een bedrijf dat door de aard of activiteiten functioneel aan het buitengebied gebonden is, of waarvan de activiteiten zijn gericht op het buitengebied. Nader te onderscheiden in:

  • agrarisch technisch hulpbedrijf (zie begripsomschrijving met nummer 1.9);
  • agrarisch verwant bedrijf (zie begripsomschrijving met nummer 1.10);
  • recreatieve activiteit (zie begripsomschrijving met nummer 1.60).

1.33 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.34 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; webwinkels vallen niet onder het begrip detailhandel, tenzij er sprake is van uitstalling en levering van producten ter plaatse.

1.36 diepploegen

een kerende grondbewerking door middel van een ploeg, die dieper gaat dan de teeltlaag.

1.37 diepwoelen

een grondbewerking, gericht op het losbreken van storende lagen in de ondergrond, tot maximaal 90 cm.

1.38 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden (definitie volgens artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor)).

1.39 evenement

voor publiek toegankelijke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten of daarmee gelijk te stellen activiteiten.

1.40 extensief recreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 grootschalige huisvesting

huisvesting van meer dan 10 personen.

1.43 hoofdgebouw

een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.44 horeca

een bedrijf of instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:

  1. a. het verstrekken van nachtverblijf;
  2. b. het verstrekken en/of bereiden van drank en/of etenswaren voor consumptie (al dan niet ter plaatse);
  3. c. het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.45 houtgewas

plant met houten delen

1.46 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen); indien sprake is van één persoon, spreekt men eveneens van een (zij het één-persoons)huishouden.

1.47 huisvesting arbeidsmigranten

  1. a. Structurele huisvesting: het huisvesten van arbeidsmigranten over een aaneengesloten periode van zes maanden of meer per kalenderjaar.
  2. b. Tijdelijke huisvesting: het huisvesten van arbeidsmigranten voor een periode van maximaal zes maanden per kalenderjaar ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering.

1.48 kwaliteitsverbetering van het landschap

kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals is opgenomen in het gemeentelijk beleidskader kwaliteitsverbetering landschap, zoals weergegeven in Bijlage 3 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.

1.49 kwetsbaar object

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.50 landbouwmechanisatiebedrijf

een agrarisch technisch hulpbedrijf, dat in hoofdzaak gericht is op het ontwikkelen, verhuren en herstellen van landbouwmachines;

1.51 landschappelijke waarden

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.52 mantelzorg

het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.

1.53 mestbewerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.

1.54 milieucategorie

classificatie van de belasting die een (bedrijfs)activiteit kan hebben op het milieu. De classificatie is ontworpen door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en bestaat uit zes categorieën: 1 tot en met 6. Hoe hoger de klasse, hoe intensiever de belasting van het milieu.

1.55 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.56 nevenactiviteit

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel of bouwvlak.

1.57 normenset Keurmerk SNF

de door Stichting Normering Flexwonen vastgestelde norm voor de huisvesting van arbeidsmigranten (versie 8.0, d.d. 1 september 2019) met dien verstande dat indien voornoemde normenset wordt gewijzigd, een aanvraag moet voldoen aan de nieuwe normen.

1.58 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.59 overtollige bebouwing

bebouwing die niet (meer) wordt gebruikt voor het doel, dan wel ten behoeve van de bestemming waar deze oorspronkelijk voor is gebouwd.

1.60 recreatieve activiteit

extensieve vormen van buitengebied gebonden dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, een theehuis/theetuin, een kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, een groepsaccomodatie en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bedrijven, alsmede bij de recreatieve activiteit behorende en passende onderschikte horeca.

1.61 seksinrichting

seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, escortbureau en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.62 sloop

het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bouwwerken inclusief vloeren en alles wat onder de vloeren aanwezig is, voerkuilen, silo's, overkappingen, verhardingen en andere bijgebouwen en bouwwerken die geen gebouwen zijn.

1.63 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Een standplaats wordt dagelijks verwijderd en is geen bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning bouwen nodig is.

1.64 statische opslag

opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, en die tevens niet ter plaatse worden bewerkt, verwerkt , gerepareerd of verhandeld.

1.65 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.66 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt

1.67 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt:

  1. a. op een afstand van de weg die gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  2. b. op een afstand van de weg die gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
  3. c. indien geen afstand tot de weg is voorgeschreven, de lijn welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.

1.68 waterloop/watergang

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang.

1.69 waterweg

route op het water geschikt voor alle soorten van niet gemotoriseerde en geen woonschepen zijnde varende en drijvende voorwerpen welke gebruikt kunnen worden en/of ingericht zijn voor vervoer te water van personen en/of goederen waaronder mede vaartuigen dienende tot beoefening van de watersport of in gebruik ten behoeve van de sportvisserij.

1.70 wonen

huisvesting in een woning.

1.71 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

1.72 woonunit

een zelfstandig verplaatsbaar gebouw, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een breedte van meer dan 50% van het dakvlak wordt de bovenzijde daarvan als dakvlak aangemerkt;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.7 peil:

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, voor aanvang van de bouwwerkzaamheden, het oorspronkelijke maaiveld.

2.8 toepassing van maten:

de in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, liftkokers, ventilatiekanalen, afvoerpijpen van hemelwater, zonnepanelen, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Voor het afwijken van de bouwregels is artikel 10 (algemene afwijkingsregels) van toepassing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.

5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. Ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder gebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen;
  2. b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

  1. a. Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
    1. 1. het gebruiken of doen gebruiken van delen van het hoofdgebouw van een woning, de aanbouw dan wel het vrijstaande bijgebouw bij dat hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte;
    2. 2. het gebruik van (bedrijfs)woningen voor bed & breakfast voorzieningen;
    3. 3. de huisvesting van arbeidsmigranten is niet toegestaan in recreatieve verblijfsvoorzieningen;
    4. 4. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
    5. 5. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor statische opslag, uitgezonderd statische opslag zoals toegestaan:
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfsgebouw';
      • als buitengebied gebonden en niet-agrarische nevenactiviteiten zoals aangegeven in de tabel in artikel 3.4.2;

8.2 Dubbelbestemming - enkelvoudige bestemmingen

Voorzover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks- en bouwregels, binnenplanse omgevingsvergunningen voor het afwijken van de bouw- en gebruiksregels en voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden en wijzigingsbepalingen van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de bepalingen van de dubbelbestemming(en) in acht te worden genomen.

8.3 Parkeren

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 Vrijwaringszone - ihcs

9.2 Overige wetgevingzones

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Omgevingsvergunning algemene afwijking maatvoering en situering

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken en voorzover het niet betreft het vergroten van de inhoud van een (bedrijfs)woning, afwijken van de in het plan opgenomen maatvoering- en situeringseisen ten aanzien van bebouwing, met dien verstande dat maximaal 10% van de in de regels vastgelegde maatvoerings- en situeringseisen mag worden afgeweken, mits het landelijk karakter van het gebied, alsmede binnen de bestemming opgenomen waarden niet onevenredig wordt aangetast.

10.2 Omgevingsvergunning nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen voor het bouwen van nutsvoorzieningen dan wel antennemasten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m3;
    2. 2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  2. b. voor het bouwen van antennemasten gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. door de aanvrager wordt aangetoond dat de antenne-installatie op de gekozen locatie onmisbaar is voor de realisering van een adequaat netwerk;
    2. 2. de mogelijkheden van site-sharing van de te plaatsen antenne-installaties dienen voldoende te worden gewaarborgd;
    3. 3. de maximale hoogte van de mast bedraagt 40 m;
    4. 4. de afstand van een vrije veldinstallatie tot een gebouw moet ten minste 25 m zijn;
    5. 5. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
    6. 6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke- en natuurwaarden;
    7. 7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden;
    8. 8. de oppervlakte van de bij de mast behorende apparatuur bedraagt maximaal 15 m2;
    9. 9. de maximale hoogte van de bij de mast behorende apparatuurkast bedraagt 3 m;
    10. 10. de minimale afstand van de mast met bebouwing tot aan de weg bedraagt 10 m.

10.3 Omgevingsvergunning bed & breakfastvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 onder a teneinde als verruimde gebruiksmogelijkheid van een (bedrijfs)woning bed & breakfastvoorzieningen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. c. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  2. d. de bed & breakfastvoorzieningen zijn enkel in de (bedrijfs)woning en binnen de regels van dit bestemmingsplan maximaal toegestane op te richten bij de (bedrijfs)woning behorende bijgebouwen - niet zijnde bedrijfsgebouwen - toegestaan, tot een maximum bebouwingsoppervlak van 150 m2 ;
  3. e. de bed & breakfastvoorzieningen zijn ondergeschikt van aard;
  4. f. de gebruiksoppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  5. g. ten behoeve van bed & breakfastvoorziening zijn niet meer dan 9 bedden toegestaan of maximaal 15 gasten. Permanente bewoning of huisvesting van arbeidsmigranten is niet toegestaan;
  6. h. de verkeersaantrekkende werking van de bed & breakfastvoorzieningen dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  7. i. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd;
  8. j. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  9. k. de bed & breakfastvoorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en ecologische waarden;
  10. l. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

10.4 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 onder a teneinde een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid wordt schriftelijk ingediend en uit de aanvraag blijkt de behoefte (in medisch danwel sociaal opzicht) aan mantelzorg van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
  2. b. de afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan in een deel van het hoofdgebouw, een aanbouw of een (vrijstaand) bijgebouw, behorende bij een in deze bestemming toegestane (bedrijfs)woning;
  3. c. voorts dient in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte te worden aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt en de ruimte mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  4. d. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing (met voor het landschap kenmerkende soorten), op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in Bijlage 3 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen;
  6. f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

Voorts dient degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw de gemeente onmiddellijk te informeren, indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.

Het bevoegd gezag trekt deze omgevingsvergunning in, indien de afhankelijke woonbehoefte, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, eindigt.

10.5 Omgevingsvergunning herbouw (bedrijfs)woning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning de herbouw van de (bedrijfs)woning toe te staan, mits:

  1. a. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar is, waarbij dient te worden voldaan aan de Wet geluidhinder danwel hogere grenswaarde;
  2. b. sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, (met voor het landschap kenmerkende soorten), op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in Bijlage 3 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van derden, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  4. d. overtollige bebouwing, waaronder de voormalige (bedrijfs)woning, wordt gesloopt.

10.6 Omgevingsvergunning aan-huis-verbonden-bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-bedrijf, mits:

  1. a. De vloeroppervlakte die in gebruik is voor het aan-huis-verbonden bedrijf mag niet meer bedragen dan 100 m2.
  2. b. Het bedrijf-aan-huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de (bedrijfs)woning.
  3. c. Het bedrijf-aan-huis behoort tot de categorieën 1 of 2 van de Lijst Activiteiten zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009 of daarmee naar aard, omvang en invloed vergelijkbaar zijn.
  4. d. Het bedrijf-aan-huis mag uitsluitend worden uitgeoefend in een (bedrijfs)woning en de bij die (bedrijfs)woning behorende bijgebouwen, niet zijnde (agrarische) bedrijfsgebouwen.
  5. e. Het bedrijf-aan-huis dient milieukundig aanvaardbaar te zijn en er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van derden, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.

10.7 Omgevingsvergunning evenementen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels om het tijdelijke gebruik van gronden voor evenementen toe te kunnen staan, mits :

  1. a. er op één locatie maximaal 4 evenementen per jaar plaatsvinden;
  2. b. het maximaal aantal bezoekers per dag 5000 bedraagt;
  3. c. een evenement maximaal 7 dagen duurt, inclusief minimaal 4 dagen voor op- en afbouw;
  4. d. het evenement niet eerder begint dan 9.00 uur en sluit niet later dan 2.00 uur;
  5. e. de maximale gevelbelasting op 2 meter uit de gevel van een geluidsgevoelige object bedraagt:
Periode Tijden Maximale gevelbelasting*
Dag 07.00 - 19.00 u 75 dB(A) 89 dB(C)
Avond (zondag t/m donderdag) 19.00 - 23.30 u 75 dB(A) 89 dB(C)
Avond (vrijdag, zaterdag en op dagen voorafgaand aan een feestdag) 19.00 - 01.30 u 75 dB(A) 89 dB(C)
Nacht (zondag t/m donderdag) 23.30 - 07.00 u 45 dB(A) 59 dB(C)
Nacht (vrijdag, zaterdag en op dagen voorafgaand aan een feestdag) 01.30 - 07.00 u 45 dB(A) 59 dB(C)
  1. f. in afwijking van het bepaalde onder e is met in-/afstemming met omwonenden en direct belanghebbenden een verhoging naar 80 dB(A) en 94 dB(C) op 2 meter uit de gevel van geluidgevoelig object aanvaardbaar;
  2. g. voor op- en afbouwwerkzaamheden voldaan wordt aan de volgende regels:
    1. 1. op- en afbouwwerkzaamheden mogen plaatsvinden tussen 08.00 uur en 20.00 uur;
    2. 2. afbouw van elektronische apparatuur is toegestaan tot maximaal één uur na de eindtijd;
    3. 3. het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevel van een geluidsgevoelig object mag niet meer bedragen dan 50 dB(A);
    4. 4. het maximale geluidsniveau op de gevel van een geluidsgevoelig object mag niet meer bedragen dan 70 dB(A).
  3. h. er een evenwichtige belangenafweging plaatsvindt, waarbij betrokken worden:
    1. 1. de mate waarin waarden, die de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
    2. 2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
    3. 3. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;
  4. i. de omgevingsvergunning voor maximaal 5 jaar wordt verleend.

10.8 Omgevingsvergunning huisvesting arbeidsmigranten

10.9 Omgevingsvergunning standplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels en een standplaats toegestaan, mits:

  1. a. ter plaatse van woningen is sprake van een goed woon- en leefklimaat;
  2. b. er ontstaan geen belemmeringen voor (de ontwikkeling van) omliggende bedrijven;
  3. c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  4. d. de ontwikkeling leidt niet tot een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking in relatie tot de functie en aard van omliggende wegen;
  5. e. de verkeersveiligheid komt niet in het geding;
  6. f. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Langstraat 134 en 134a, Deurne'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Aanleiding voor het opstellen van het voorliggend bestemmingsplan is het voornemen van initiatiefnemer om op de locatie Langstraat 134 en 134a te Deurne het bestaande autogaragebedrijf uit te breiden en de karakteristieke bedrijfswoning op te waarderen.

In de huidige situatie is binnen de bestaande bedrijfsgebouwen sprake van ruimtegebrek. De bebouwing is niet meer toereikend voor de werkzaamheden van het garagebedrijf. Om op de huidige locatie te voorzien in een toekomstbestendige exploitatie van het bedrijf, wenst initiatiefnemer te investeren in de bedrijfslocatie. Door daarnaast ook te investeren in de verouderde karakteristieke woning, blijft het gebruik van de woning als bedrijfswoning ook toekomstbestendig en worden cultuurhistorische waarden behouden.

De gemeente Deurne ziet aanknopingspunten in het beleid om de bestaande bedrijfsbestemming aan de Langstraat toekomstbestendig te maken voor de exploitatie van het garagebedrijf. Het college van B&W heeft per brief aangegeven in prinicpe medewerking te verlenen aan het plan door middel van een bestemmingsplanherziening. Het voorliggend bestemmingsplan maakt de voorgenomen ontwikkeling mogelijk.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt ten oosten van de kern Deurne in het buitengebied. Het plangebied is kadastraal bekend als Deurne, sectie L, nummers 3918, 3918, 7317 en 7318. De totale oppervlakte van het plangebied is 8.447 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0001.png"

Ligging plangebied aan de Langstraat 134 in Deurne

1.3 Aanpak

De voorgenomen locatieontwikkeling wordt mogelijk gemaakt met een herziening van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan 'Langstraat 134 en 134a, Deurne' volgt de systematiek van de gemeente Deurne door aan te sluiten bij het geldend bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied'. Deze toelichting vormt de onderbouwing van het initiatief.

1.4 Geldend Bestemmingsplan

De planologische situatie is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' (eerste vaststelling, 19 december 2017; meest recente vaststelling, 7 juli 2020).

In dit bestemmingsplan is het grootste gedeelte van het plangebied bestemd als 'Bedrijf' (percelen 7317, 7318 en 3917). Ten behoeve van de bedrijfsvoering op het perceel is de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 29' opgenomen. Ter plekke van deze functieaanduiding is een bandenservice- en reparatiebedrijf/ oldtimer tractorhandel met een maximum oppervlak aan bedrijfsgebouwen van 733 m2 en één bedrijfswoning. Een smalle strook aan de oostzijde van het plangebied is bestemd als 'Agrarisch' (perceel 3918).

Ter bescherming van archeologische waarden zijn voor een gedeelte van het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming gelden bepalingen voor bodemverstorende werken en werkzaamheden om te voorkomen dat deze leiden tot verstoring van archeologisch materiaal in de bodem.

Het plangebied ligt in de IHCS-zone van Vliegbasis De Peel. Om de belangen van het vliegveld te beschermen gelden de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - ihcs 174 m + nap' en 'vrijwaringszone - ihcs 174 m + nap'.

Verder geldt voor het gehele plangebied de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster 3'. Daarnaast geldt voor een zeer smalle strook aan de zuidzijde van deze percelen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - waterbergingszoekgebied'. De laanbeplanting langs de Oude Graaf is vastgelegd met de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning laanbeplanting'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0002.png"

Uitsnede bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' met plangebied rood omlijnd

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting vormt de ruimtelijke onderbouwing van het initiatief en is als volgt opgebouwd:

  • in Hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
  • in Hoofdstuk 3 wordt het voorgenomen plan beschreven;
  • in Hoofdstuk 4 volgt een beschrijving van het ruimtelijke beleidskader dat van toepassing is op het bestemmingsplan;
  • in Hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod;
  • in Hoofdstuk 6 volgt de beschrijving van het juridische deel van het plan;
  • in Hoofdstuk 7 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod;
  • in Hoofdstuk 8 worden tenslotte de resultaten uit overleg en inspraak besproken en behandeld.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Globale Ligging Plangebied

Het plangebied ligt ten noordoosten van de kern van Deurne, direct ten zuiden van de Langstraat. De Langstraat is een doorgaande provinciale weg (N270) die de kern van Deurne verbindt met Venray. De gemeente Deurne ligt grotendeels in het dekzandlandschap van de Centrale Slenk. Het plangebied ligt aan de 'peelzijde' van Deurne, waar het hoogveengebied een groot deel van de begrenzing tussen Noord-Brabant en Limburg heeft gevormd. De Langstraat is één van de weinige grote wegen die de oversteek over de Peel naar Limburg maakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0003.png"

Globale ligging plangebied

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Er is sprake van bewoning op het Deurnese dekzandlandschap sinds de prehistorie, maar pas omstreeks 1200 n. Chr. was er sprake van geleidelijke fixatie van nederzettingen in deze regio. In de late Middeleeuwen, na oprichting van de Sint-Willibrorduskerk, groeide het dorp Deurne. In deze periode ontstond in de regio van de gemeente een groot aantal buurtschappen die otnstonden langs de verschillende kleinere dekzandruggen langs de beekdalen van de Aa, langs kleine dekzandkoppen in het veld en rondom het grote dekzandeiland van de Deurnese akker.

Over de 19e en 20e eeuw is de Peel, gelegen ten oosten van de kern van Deurne en het plangebied, ontgraven ten behoeve van veenwinning waardoor het hoogveengebied in omvang verminderde. Ook ontstonden in deze tijd meer kleinere kernen in de gemeente zoals Neerkant en Helenaveen. De woningbouw in Deurne kwam na de Tweede Wereldoorlog in een stroomversnelling, waarbij de kern van Deurne in alle windrichtingen werd uitgebreid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0004.png"

Ontwikkeling van de omgeving van het plangebied en de kern van Deurne

2.3 Omgeving Van Het Plangebied

Zoals eerder genoemd ligt het plangebied langs de Langstraat, een provinciale weg die de kern van Deurne met kernen aan de overzijde van het Peelgebied verbindt. Het plangebied is ontsloten door een parallele erfontsluitingsweg, die de locaties Langstraat 134 tot en met Langstraat 142 ontsluit. Ter plekke van de westelijke ontsluiting naar de grotere provinciale weg, begrenst de landelijke weg Oude Graaf het plangebied aan de westzijde. Deze weg is één van de karakteristieke rechtlijnige infrastructurele structuren die ontstaan is na de ontginningen van de Peel ten zuiden van het plangebied. Deze structuur is kenmerkend voor het open agrarische landschap dat zich ontvouwt in de omgeving van de Langstraat; van de oude Peelgronden zijn er in de omgeving enkel nog fragmentarisch plekken zichbaar.

Aan de Langstraat is er ter plekke van het plangebied sprake van gefragmenteerde lintbebouwing aan deze weg. Rondom het plangebied is er vooral sprake van een gemengd lint met met verschillende bedrijven (waaronder het tuincentrum ten oosten van het plangebied), woningen (waaronder een woning ten zuiden van het plangebied) en een enkele horecavoorziening. Ten noorden van het plangebied, aan de overzijde van de Langstraat, ligt het Walsbergbos, dat deel uitmaakt van het Natuurnetwerk Brabant.

2.4 Huidige Situatie Van Het Plangebied

Het plangebied bestaat uit een bedrijfslocatie, bestaande uit een garagebedrijf met de bijbehorende karakteristieke bedrijfswoning.

2.4.1 Garagebedrijf

De bedrijfslocatie bestaat in de huidige situatie uit 733 m2 bedrijfsgebouwen, bestaande uit een hoofdbedrijfsgebouw van 625 m2 en een opslaggebouw voor oldtimertractoren van 108 m2. De bedrijfsgebouwen worden volledig benut voor de werkzaamheden van het autogaragebedrijf en de opslag van onder andere auto- en landbouwbanden. Het bedrijf heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een autogaragebedrijf dat zich heeft gespecialiseerd in:

  • APK-keuringen, onderhoud en reparaties van personenauto's en lichte bedrijfswagens;
  • Aircoservice van personenauto's, lichtebedrijfswagens, vrachtwagens en landbouwvoertuigen;
  • Bandenservice aan personenauto's, vrachtwagens en landbouwvoertuigen;
  • Montage van velgen;
  • Handel in en stallen van oldtimertractoren.

Het garagebedrijf krijgt momenteel meer werk aangeboden dan kan het kan uitvoeren in de bestaande ruimtes en met het bestaande personeelsbestand. Klanten krijgen op dit moment te maken met wachttijden voor onder andere autoreparaties. Er is geen mogelijkheid om de werkzaamheden binnen de bestaande bebouwing te intensiveren.

In verhouding met de totale oppervlakte is op het perceel relatief weinig bebouwing aanwezig. De bedrijfsbebouwing beslaat minder dan 10% van de oppervlakte van de bedrijfslocatie. Het grote terrein wordt vanwege het ruimtegebrek momenteel gedeeltelijk ingezet voor buitenopslag en steeds meer gebruikt voor het verrichten van werkzaamheden in de buitenlucht. Door het tekort aan werkplekken wordt er dagelijks gezocht naar creatieve oplossingen om zo toch zoveel mogelijk klanten te kunnen helpen.

De handel in oldtimertractoren vindt plaats in het opslaggebouw van 108 m2. Het gebouw wordt hoofdzakelijk gebruikt als stalling, waar de tractoren veilig en beschermd staan opgesteld. Er wordt op jaarbasis enkele keren een oldtimertractor aangekocht of verkocht, waardoor de verkeersaantrekkende werking van dit bedrijfsonderdeel beperkt is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0005.png"

Aanzicht van het hoofdgebouw van het garagebedrijf

2.4.2 Bedrijfswoning

Ten oosten van de bedrijfsgebouwen is een bedrijfswoning aanwezig. De bedrijfswoning is een karakteristieke woning uit de ontginningsperiode, maar verkeert in verouderde staat. Het bijgebouw bij de bedrijfswoning staat niet volledig binnen de bedrijfsbestemming, maar ligt gedeeltelijk binnen het agrarisch perceel aan de oostzijde van het plangebied. Hiervoor is in 1980 door de gemeente een vergunning verleend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0006.png"

Huidige bedrijfswoning aan de Langstraat 134

2.4.3 Overzicht

Concreet bestaat de locatie uit een bedrijfslocatie voor een autogaragebedrijf van ca. 7.700 m2, met daarbinnen:

  • maximaal 733 m2 bedrijfsbebouwing, bestaande uit:
    1. 1. een hoofdbedrijfsgebouw van ca. 625 m2 voor de werkzaamheden van het autogaragebedrijf;
    2. 2. een bedrijfsgebouw van ca. 108 m2 voor opslag van onder andere oldtimertractoren en auto- en landbouwbanden ten behoeve van het autogaragebedrijf;
  • een karakteristieke bedrijfswoning in verouderde staat en een bestaand bijgebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0007.png"

Luchtfoto van het plangebied in de huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0008.png"

Impressie van het plangebied in de huidige situatie

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Voorgenomen Ontwikkeling

3.1.1 Bedrijfsontwikkeling

Ten behoeve van de levensvatbaarheid en de toekomstbestendigheid van het autogaragebedrijf is uitbreiding van de bedrijfsbebouwing gewenst. De bestaande bebouwing is niet meer toereikend voor de huidige werkzaamheden en vanwege de veranderende markt en veranderende wet- en regelgeving omtrent landbouwvoertuigen wordt ook in de nabije toekomst een toename van de te verichten werkzaamheden verwacht. Om te kunnen voorzien in de toenemende behoefte aan de werkzaamheden van het autogaragebedrijf is initiatiefnemer voornemens om de bestaande bedrijfslocatie efficiënter te gebruiken en het oppervlak aan bedrijfsgebouwen uit te breiden tot 2.095 m2. Deze uitbreiding wordt voorzien voor de volgende bedrijfsonderdelen c.q. werkzaamheden:

  • Uitbreiding werkplaats voor keuringen van landbouwvoertuigen: Het autogaragebedrijf staat in Deurne bekend als servicestation voor landbouwvoertuigen (tractoren) en is onder andere gespecialiseerd in tractor- en landbouwbanden (verkoop en reparaties). Sinds 2021 is de Wegenverkeerswet aangepast en zijn landbouwtractoren APK-plichtig. Initiatiefnemer wil zich daarom, naast de bestaande opslag van tractor- en landbouwbanden, verder specialiseren in het keuren van tractoren. De bestaande verkoop van landbouwbanden is direct afhankelijk van de mogelijkheden om keuringen te verrichten. Wanneer het bedrijf zich niet voldoende kan specialiseren in het verrichten van APK-keuringen voor tractoren, zal na verwachting ook de verkoop van landbouwbanden stagneren of achteruitgaan. De werkzaamheden voor het keuren van landbouwvoertuigen zullen toenemen en daarvoor is het bedrijf voornemens een extra werkplaats te realiseren voor het verrichten van keuringen en reparaties aan landbouwvoertuigen.
  • Uitbreiding werkplaats met serviceruimte voor airco-reparaties: Het uitvoeren van specialistische werkzaamheden rondom aircoreparaties is de afgelopen jaren sterk gegroeid. Initiatiefnemer wenst daarom een nieuwe serviceruimte in te richten voor het uitvoeren van deze specialistische (reparatie)werkzaamheden.
  • Stalling van de auto's van klanten: Het autogaragebedrijf streeft er naar om voertuigen, die nog niet gerepareerd of opgehaald zijn, binnen te stallen. Dit is onder andere van belang voor de veiligheid en de verzekering. Daarnaast vormt het een klantgerichte service. Vanwege de bestaande wachttijden en het grote aanbod aan reparatiewerkzaamheden, zijn auto's van klanten langer aanwezig op locatie en ontbreekt de ruimte om de voortuigen veilig te stallen. Een uitbreiding van het bedrijfsgebouw is gewenst om voertuigen binnen te kunnen stallen.
  • Uitbreiding opslag: Door de groei die het autogaragebedrijf de afgelopen jaren al heeft meegemaakt, is de voorraad en op- en overslag van materialen gegroeid. Er is steeds meer opslag nodig voor nieuwe banden en materialen/producten. Daarnaast is ruimte nodig voor het opslaan van schrootbanden en materialen alvorens ze kunnen worden afgevoerd. Aangezien in de huidige situatie reeds sprake is van ruimtegebrek, wordt hiervoor momenteel gebruik gemaakt van het buitenterrein. Buitenopslag is echter niet wenselijk en op basis van het geldend bestemmingsplan niet toegestaan. Een gedeelte van de extra opslagruimte wordt gebruikt voor de handel en stalling van oldtimertractoren. Voor de handel in en stalling van oldtimertractoren wordt een ruimte van 245 m2 voorzien.

Totaal uitbreiding bedrijfsbebouwing: Het voornemen voor de bedrijfsuitbreiding bestaat uit het uitbreiden van het hoofdgebouw naar in totaal 1.470 m2 aan de zuid- en westkant van het gebouw. De uitbreiding wordt gerealiseerd in dezelfde hoogte.

Daarnaast bestaat het voornemen uit de herbouw en uitbreiding van het bestaande opslaggebouw tot 625 m2. Met de herbouw van dit bedrijfsgebouw wordt aangesloten bij de standaard maximale goot- en nokhoogte bij bedrijfsbestemmingen in het buitengebied (respectievelijk max. 6,5 en 10 m).

Op het terrein is voldoende ruimte om deze nieuwe bedrijfsbebouwing te realiseren. Ook in de nieuwe situatie is nog steeds sprake van een passende verhouding tussen de perceelsgrootte en de oppervlakte van bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0009.png"

Impressie van het plangebied in de toekomstige situatie

3.1.2 Opwaarderen karakteristieke bedrijfswoning

Naast het uitbreiden van de bedrijfsgebouwen van het autogaragebedrijf bestaat het voornemen ook uit het opwaarderen van de bestaande karakteristieke bedrijfswoning. De woning is in verouderde staat. Initiatiefnemer is voornemens om de woning toekomstbestendig te maken en volledig te verduurzamen. Hiervoor wordt een uitbreiding van de woning beoogd tot een inhoudsmaat van 1.000 m3. Het voornemen past binnen de voorwaarden van de gemeente Deurne voor het vergroten van de inhoudsmaat van een woning in het buitengebied. De gemeente heeft deze voorwaarden eerder vastgesteld als algemene wijzigingsregel bij het geldend bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied'. In paragraaf 4.3.4 wordt het plan getoetst aan deze voorwaarden.

De uitbreiding bestaat uit het verlengen van de woning aan de achterzijde en een uitbouw van de woning voor de huidige garage.De verbouwing c.q. uitbreiding van de woning draagt bij aan de verduurzaming van de woning door zoveel mogelijk energieneutraal te bouwen. Met de uitbreiding van de woning wordt de leefruimte van de woning voor een groot gedeelte naar het zuiden verplaatst, waardoor geluidshinder van het verkeer op de N270 geminimaliseerd kan worden. Isolatie van de woning leidt bovendien tot een reductie van het geluidniveau.

De woning betreft een behoudenswaardige, karakteristieke bedrijfswoning uit 1950. In het ontwerp van de woning is rekening gehouden met de bestaande waarden van de woning. De uitbreiding van de woning is zodanig vormgegeven, dat de karakteristieke kenmerken van de woning behouden blijven. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • behoud van de kenmerkende voorgevel(indeling), onder andere door het halfronde raam te behouden;
  • herkenbaarheid van de oorspronkelijke karakteristieke massa, door:
    1. 1. differentiatie in kleurgebruik bij de aanbouw;
    2. 2. ondergeschikte goot- en nokhoogte bij de aanbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0010.png"

Aanzicht bedrijfswoning in de huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0011.png"

Aanzicht bedrijfswoning in de beoogde situatie

3.1.3 Herbestemming agrarisch perceel

Aan de oostzijde van het perceel is sprake van een langgerekt agrarisch perceel (kadastraal bekend als Deurne, sectie L, nummer 3918), dat feitelijk in gebruik is als onderdeel van de bedrijfslocatie. In de huidige situatie wordt het perceel gebruikt als oprit voor de bedrijfswoning. Daarnaast staat een gedeelte van het bestaande bijgebouw op dit perceel.

Het voornemen betreft om dit perceel te bestemmen conform de huidige feitelijke situatie als onderdeel van de bedrijfslocatie. Door de bestemming 'Bedrijf' toe te kennen wordt invulling gegeven aan de feitelijke situatie op deze perceelsstrook.

3.1.4 Totaalontwikkeling

Concreet bestaat het voornemen uit het realiseren van een toekomstbestendige bedrijfslocatie voor het garagebedrijf, bestaande uit:

  • de vergroting van de toegestane bebouwde oppervlakte bedrijfsgebouwen van 733 m2 naar 2.095 m2 ten behoeve van het garage-, bandenservice- en reparatiebedrijf, bestaande uit:
    1. 1. een uitbreiding van het hoofdgebouw tot 1.470 m2 voor de werkzaamheden van het garagebedrijf;
    2. 2. de realisatie van een nieuw bedrijfsgebouw van 625 m2, hoofdzakelijk voor de opslag van materialen en banden. Van dit gebouw wordt 245 m2 ingezet voor de handel in en stalling van oltimertractoren;
  • het bestemmen van het perceel 3918 als bedrijf conform het feitelijke, bestaande gebruik;
  • opwaardering en vergroting van de karakteristieke bedrijfswoning tot een maximale inhoud van 1.000 m3;
  • Landschappelijke inrichting van de gehele locatie.

3.2 Landschappelijke Inrichting

De beoogde doorontwikkeling van de bestaande bedrijfslocatie wordt voorzien van een landschappelijke inpassing en moet daarnaast voldoen aan de provinciale en gemeentelijke beleidskaders voor ruimtelijke kwaliteit.

De ontwikkeling van een locatie in het buitengebied dient uiteindelijk te leiden tot een verbeterde ruimtelijke kwaliteit. Maatregelen ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zijn divers en kunnen zowel gericht zijn op een afname van het bebouwingsoppervlak, landschappelijke en natuurlijke maatregelen ter inpassing, vergroening, versterking van natuurlijke netwerken en/of slopen van bebouwing.

De eerste paragraaf gaat in op de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap. De kwaliteitsverbetering wordt hiervoor eerst berekend op basis van de investeringsregeling 'Nota Kostenverhaal 2018' van de gemeente Deurne. In de tweede paragraaf wordt weergegeven hoe deze bijdrage wordt gerealiseerd.

3.2.1 Berekening kwaliteitsbijdrage

In de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn de principes van zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap verwoord. Op basis van artikel 3.9 van de Interim omgevingsverordening geldt specifiek voor een plan dat een ruimtelijke ontwikkeling in Landelijk gebied mogelijk maakt, dat deze ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. De toelichting of onderbouwing bij dat plan dient daaromtrent een verantwoording te bevatten.

De kwaliteitsverbetering wordt berekend op basis van de Nota Kostenverhaal 2018 van de gemeente Deurne. Op basis van het gemeentelijk beleidskader kwaliteitsverbetering landschap (zie paragraaf 4.3.2) wordt de voorliggende ontwikkeling ingeschaald als categorie-3-ontwikkeling, waarbij op basis van normbedragen ten minste 20% van de bestemmingswinst geïnvesteerd moet worden in landschapsverbetering.

Op basis van de Nota Kostenverhaal kan kwantitatief de minimale omvang worden bepaald van de investering die gedaan moet worden ten behoeve van kwaliteitsverbetering van het landschap. In de Nota Kostenverhaal 2018 is daarvoor de methodiek gekozen, waarbij gewerkt wordt met gestandaardiseerde normbedragen (forfaitaire bedragen) per ruimtelijke ontwikkeling. Hierbij wort de ontwikkeling omgerekend naar euro's. Eerst wordt de waardestijging van de planologische wijziging bepaald. Vervolgens wordt op basis van een percentage de minimale investering in euro's in de kwaliteit van het landschap bepaald. Dit percentage bedraagt, op grond van de provinciale Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap, ten minste 20% van de waardestijging. Onderstaande tabel geeft de berekening van de minimale kwaliteitsverbetering voor de beoogde herbestemming weer:

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0012.png"

Tabel: Kwaliteitsberekening

Bovenstaande berekening is gebaseerd op de verbeelding en regels van het voorliggend bestemmingsplan en een totale oppervlakte van het plangebied van 8.447 m2. Hieronder worden de huidige situatie en toekomstige situatie met betrekking tot de kwaliteitsberekening toegelicht.

Huidige situatie: In de huidige situatie kan het grootste gedeelte van dit plangebied aangemerkt worden als 'niet-agrarisch bedrijf onbebouwd' (6.911 m2). De bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning worden aangeduid als 'niet-agrarisch bedrijf bebouwd'. Dit betreffen de volgende oppervlaktes:

  • Niet-agrarisch bedrijf bebouwd = 897 m2, bestaande uit:
    1. 1. Bedrijfsgebouw 1: 625 m2;
    2. 2. Bedrijfsgebouw 2: 108 m2;
    3. 3. Bebouwd oppervlak bedrijfswoning en bijgebouw = 164 m2.

De bestemmingswaarde in de huidige situatie wordt geïnventariseerd op € 289.692,50.

Nieuwe situatie: De bedrijfsbestemming wordt vergroot met 639 m2 en de mogelijkheid tot het oprichten van (bedrijfs)bebouwing wordt verruimd. Per saldo neemt de categorie 'niet-agrarisch bedrijf bebouwd' toe. Met de uitbreidingen van bebouwing kan de categorie 'niet-agrarisch bedrijf bebouwd als volgt uitgesplitst worden:

  • Niet-agrarisch bedrijf bebouwd = 2.300 m2, bestaande uit:
    1. 1. Bedrijfsgebouw 1: 1.470 m2;
    2. 2. Bedrijfsgebouw 2: 625 m2;
    3. 3. Bebouwd oppervlak bedrijfswoning en bijgebouw = 205 m2.

Dit alles zorgt voor een hogere bestemmingswaarde in de nieuwe situatie. In de nieuwe situatie wordt de bestemmingswaarde gewaardeerd op € 441.175,00. Er is sprake van een (fictieve) waardestijging van € 151.482,50 op de locatie. De kwaliteitsbijdrage (20%) wordt bepaald op €30.296,50. In de volgende paragraaf wordt verduidelijkt hoe op eigen terrein met dit bedrag aanvullend geïnvesteerd wordt in het landschap.

3.2.2 Landschapsplan

Het voorliggend plan bestaat uit de doorontwikkeling van de bestaande bedrijfslocatie. De bedrijfslocatie wordt voorzien van een goede landschappelijke inpassing. De kwaliteitsbijdrage vindt plaats door middel van de voorgestelde beplanting, zoals opgenomen in het bijgevoegde landschapsplan. In verband met bacterievuur wordt geen nieuwe meidoorn opgenomen in het beplantingsplan. Het landschapsplan (zie navolgende afbeelding) is als Bijlage 1 toegevoegd aan de toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0013.png"

Uitsnede van het landschapsplan (zie Bijlage 1)

De landschapsinvestering die met het uitvoeren van het landschapsplan wordt gerealiseerd staat gelijk aan een waarde van € 32.321,16. Voor het bepalen van deze kosten van deze maatregelen is een offerte opgevraagd bij een hovenier. In de onderstaande tabel is de waardering van de landschappelijke maatregelen weergegeven. Daarmee wordt voorzien in de benodigde kwaliteitsbijdrage.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0015.png"

Tabel: Berekening landschapsinvestering (uit: offerte hovenier)

3.3 Afwijking Geldend Bestemmingsplan

Binnen de bestemming 'Bedrijf' is op basis van het geldend bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' maximaal 733 m2 bedrijfsbebouwing toegestaan. Een uitbreiding van het oppervlak bedrijfsbebouwing tot 2.095 m2 is op basis van het geldend bestemmingsplan niet mogelijk. Omdat de uitbreiding meer dan 15% bedraagt kan geen gebruik worden gemaakt van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid uit het geldend bestemmingsplan. Een herziening van het bestemmingsplan is hiervoor noodzakelijk.

Binnen de bedrijfsbestemming is een bedrijfswoning toegestaan met een maximale inhoud van 750 m3. Op basis van de algemene wijzigingsbevoegdheid in artikel 33.4 van het bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' kan de inhoud van deze woning worden vergroot tot maximaal 1.000 m3. Voor dit gedeelte van het planvoornemen kan een wijzigingsprocedure worden doorlopen. In combinatie met de gewenste uitbreiding van de bedrijfsbebouwing wordt een gezamenlijke procedure doorlopen in de vorm van een bestemmingsplanherziening.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De nationale omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Deze visie is door het Rijk opgesteld in het kader van de nieuwe omgevingswet, die per 1 juli 2022 in werking treedt. Aan de hand van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden de volgende vier prioriteiten onderscheiden:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie;
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkelingen van het landelijk gebied.


Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies;
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Met het planvoornemen wordt invulling gegeven aan de vierde prioriteit zoals vastgesteld in de NOVI. Door het betreffende bedrijf de gewenste groeicapaciteit te bieden, wordt een toekomstbestendig en levensvatbaar bedrijf behouden voor het gemengd landelijk gebied in de gemeente Deurne. Hiermee blijft de leefbaarheid van het gebied behouden. Het plan ligt hiermee in lijn met de NOVI.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

De voorgenomen ontwikkeling ligt niet in of nabij een gebied waarin het Rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen met betrekking tot het planvoornemen. Daarom heeft het Barro geen consequenties voor voorliggend plan.

4.1.3 Bro: motivering duurzame verstedelijking

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de ‘motivering duurzame verstedelijking’ (voormalige ladder) opgenomen. Dit stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken.

Per 1 juli 2017 zijn een aantal wijzigingen op de eerdere ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.

Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Het begrip stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Met het planvoornemen is sprake van uitbreiding van bedrijfsgebouwen op een bestaande bedrijfslocatie. Op basis van jurisprudentie kan worden gesteld dat, wanneer een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe bebouwing met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2, deze ontwikkeling in beginsel als een stedelijke ontwikkeling dient te worden aangemerkt. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de toename van bedrijfsbebouwing van (2.095 - 733 =) 1.362 m2, waarmee in beginsel sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In dit specifieke geval dient wel te worden vermeld dat gebruik wordt gemaakt van een bestaande bedrijfslocatie, waarbij in de beoogde situatie sprake is van efficiënter gebruik van de bestaande bedrijfslocatie. Daarmee is geen sprake van extra ruimtebeslag. In paragraaf 3.1.1 is de concrete ruimtebehoefte van het autogaragebedrijf omschreven. Daarmee kan worden gesteld dat sprake is van duurzaam ruimtegebruik en een goede ruimtelijke ordening.

Met de beoogde ontwikkeling is sprake van een duurzame verstedelijking. Een nadere motivatie in het kader van een duurzame verstedelijking kan daarmee achterwege blijven.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

Anticiperend op de inwerkingtreding van de nationale Omgevingswet hebben Provinciale Staten op 14 december 2018 de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld. Met deze omgevingsvisie geeft de provincie richting aan wat zij voor Noord-Brabant wil bereiken en biedt daarmee handvatten voor haar handelen in de praktijk.

De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste provinciale ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Conform de Omgevingswet staan de waarden veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De visie geeft daarbij richting aan deze opgaven vanwege de ingrijpende veranderingen waarmee zij gepaard gaan. Daarnaast geeft de Omgevingsvisie ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

De omgevingsvisie is verplicht, maar uitsluitend zelfbindend voor de provincie. De visie zal komende jaren nader worden uitgewerkt in diverse programma's en een provinciale omgevingsverordening. In delen van Brabant is sprake van een toenemende leegstand (met name agrarisch vastgoed) en bevolkingskrimp. Dat leidt tot economische en sociaal-culturele schade. In die delen van het landelijk gebied is speciale aandacht nodig voor een steeds verder toenemende leegstand doordat boeren stoppen, de leegkomende gebouwen verpauperen of een bron voor criminaliteit zijn. De sociale cohesie komt in het gedrang.

De ontwikkeling aan de Langstraat zorgt voor toekomstbestendigheid van een bedrijf in het buitengebied en voorkomt hiermee ook leegstand. Hierdoor blijft het bedrijf behouden binnen de bedrijvigheidscluster aan de Langstraat. Doordat uitbreiding van de gebouwen plaats kan vinden op eigen terrein en landschappelijk wordt ingepast, heeft het planvoornemen geen negatief effect op de beleving van het buitengebied. Hiermee ligt het plan in lijn met de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

4.2.2 Provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010 - partiële herziening 2014

Op 7 februari 2014 hebben Gedeputeerde Staten de Structuurvisie RO 2010 - partiële herziening 2014 vastgesteld, die op 19 maart 2014 in werking is getreden. Deze structuurvisie geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid weer tot 2025.

In de structuurvisie is het landelijk gebied opgedeeld in vier ruimtelijke structuren. Dit zijn:

  • de groenblauwe structuur
  • het landelijk gebied
  • de stedelijke structuur
  • de infrastructuur

De zonering is bepaald voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de diverse functies in het buitengebied zoals landbouw, natuur en recreatie, voor zover deze het provinciaal belang aangaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0016.png"

Ligging plangebied binnen Provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010 - partiële herziening 2014

Het plangebied ligt in het landelijk gebied, specifiek in het accentgebied 'agrarische ontwikkeling'. Dit accentgebied agrarische ontwikkeling is aangegeven omdat de gebieden binnen deze zone worden gekenmerkt door mogelijkheden om de positie van de aanwezige sectoren te versterken. De inzet van de provincie richt zich daarbij op behoud en versterking van de economische positie van de aanwezige agrarische sector. Ontwikkelingen zijn gericht op een verdere verduurzaming en meerwaardecreatie. Aansluitend bij de karakteristiek van de aanwezige bedrijven is er ruimte, maar niet elk bedrijf kan zich op elke plek ontwikkelen.

Huidig planvoornemen voorziet in de uitbreiding van een autogaragebedrijf. Het autogaragebedrijf heeft zich onder andere gespecialiseerd in het uitvoeren van reparatie- en bandenservice voor landbouwvoertuigen en is voornemens dit verder door te ontwikkelen. Het bedrijf heeft daarmee een rechtstreekse binding met het landelijk gebied. Met de doorontwikkeling van het bedrijf wordt voorzien in een toekomstbestendige bedrijfslocatie voor het bestaande bedrijf. Hiermee kan gesteld worden dat het planvoornemen in lijn ligt met de Provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010 - partiële herziening 2014.

4.2.3 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Op 25 oktober 2019 heeft Provinciale Staten de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. In deze planologische verordening zijn regels opgenomen voor verschillende ruimtelijke en planologische onderwerpen, waar de gemeenten rekening mee moeten houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. De voor de ontwikkeling relevante onderwerpen, die worden geregeld zijn:

  • Ontwikkelingsmogelijkheden van land- en tuinbouw;
  • Bescherming van de landschappelijke en natuurwaarden;
  • Bescherming van cultuurhistorische en aardkundige waarden;
  • Waterbeleid;
  • Nieuwe economische dragers in het buitengebied;
  • Zorgplicht en ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

De Interim Omgevingsverordening betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Interim omgevingsverordening is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de Omgevingswet wordt vastgesteld en die verplicht is voor provincies.

Belangrijke uitgangspunten vanuit de Omgevingsvisie zijn verwerkt in de Interim Omgevingsverordening. De nieuwe manier van werken met diep, rond en breed kijken is opgenomen en er wordt vaker een koppeling gelegd met omgevingskwaliteit door bijvoorbeeld sanering van leegstaand vastgoed elders. De nadruk op omgevingskwaliteit komt ook tot uitdrukking bij de kwalitatieve benadering voor hergebruik van leegstaand vastgoed in het landelijk gebied en duurzame verstedelijking.

De Interim omgevingsverordening wil goede initiatieven ondersteunen. Daarvoor sluit de Interim omgevingsverordening aan bij de nieuwe manier van werken uit de Brabantse omgevingsvisie en worden meer mogelijkheden geboden voor maatwerk. Hiertoe zijn in de omgevingsverordening in plaats van middelvoorschriften doelvoorschriften opgenomen en wordt uitgegaan van een 'ja, mits - benadering'.

De locatie maakt onderdeel uit van het (gemengd) landelijk gebied. In artikel 3.71 zijn de regelingen opgenomen voor bestaande niet-agrarische functies in landelijk gebied. Er is sprake van een bestaand niet-agrarisch bedrijf, aangezien het betreffende bedrijf op grond van het geldende planologsiche regime reeds is toegestaan.

Artikel 3.71 Bestaande niet-agrarische functie in Landelijk gebied

Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied bevat regels voor een bestaande niet-agrarische functie die:

  1. a. de bestaande planologische gebruiksactiviteit vastleggen;

Het bestaande autogaragebedrijf wordt met het voorliggend bestemmingsplan opnieuw vastgelegd, waarbij het huidige gebruik wordt bestendigd. In de regels van het bestemmingsplan wordt de regeling van het huidige bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan buitengebied' overgenomen, waarin expliciet de specifieke gebruiksactiviteit wordt aangeduid middels de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 29'. De specifieke gebruiksactiviteit is afgestemd op de beoogde activiteit (zie paragraaf 6.3).

  1. b. een toename van de gebruiksoppervlakte voor mestbewerking uitsluiten;

Het voorliggend bestemmingsplan heeft geen betrekking op een locatie voor mestbewerking. Mestbewerking is op basis van het bestemmingsplan niet toegestaan.

  1. c. kunnen voorzien in een redelijke uitbreiding, als dat past binnen de gewenste ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
    1. 1. een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;

Het plangebied is gelegen binnen een bedrijvigheidscluster aan de Langstraat. Ter plekke van het plangebied is sprake van een lint aan bedrijven (in totaal 5) die grotendeels ontsloten zijn door dezelfde parallele weg. Het bestemmingsplan voorziet in een redelijke uitbreiding van de bestaande niet-agrarische bedrijfslocatie, bestaande uit de vergroting van de maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing binnen de bestaande bedrijfsbestemming (zie paragraaf 3.1.1) en een kleine vergroting van de bedrijfsbestemming door het toevoegen van een restperceel (zie paragraaf 3.1.3). Met de herbestemming van het agrarische perceel Deurne, sectie L, nummer 3918 wordt invulling gegeven aan de feitelijke situatie, zodat dit 'restperceel' aansluit bij de rest van de locatie. In de omvang van de bedrijfslocatie vindt geen feitelijke verandering plaats. Het bestemmingsvlak 'Bedrijf' wordt met 639 m2vergroot. Het betreft een perceelsgedeelte dat landschappelijk en functioneel reeds onderdeel uitmaakt van de locatie Langstraat 134. Hiermee wordt de feitelijke situatie op de locatie positief bestemd. Bovendien vindt uitbreiding van de bedrijfsgebouwen plaats binnen de bestaande bedrijfsbestemming.

De locatie sluit aan bij de kleine bedrijfsclustering in de vorm van lintbebouwing aan de Langstraat. De publiekaantrekkende werking van een autogaragebedrijf is beperkt. Op locatie is uitsluitend sprake van bezoekers in de vorm van klanten, die hun voertuigen komen brengen voor een reparatie. Het berijf heeft vanwege de specialisatie in landbouwbanden, reparaties en service aan landbouwvoertuigen een directe binding met het buitengebied. De uitbreiding van het hoofdgebouw wordt onder andere voorzien om landbouwvoertuigen te kunnen voorzien van nieuwe banden en de verplichte APK-keuring. Door de ligging in het buitengebied kunnen landbouwvoertuigen het autogaragebedrijf bereiken zonder daarbij het buitengebied te verlaten. Hiermee kan gesteld worden dat de doorontwikkeling van een bedrijf passend is binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied;

    1. 1. welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;

De bedrijfsontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de bestaande verkeersstructuur. De reconstructie van de N270 leidt tot een verbeterde bereikbaarheid en het scheiden van doorgaand verkeer op de provinciale weg en landbouwverkeer van en naar de bedrijfslocatie (zie ook paragraaf 5.9.1). Het autogaragebedrijf is onder andere gespecialiseerd in reparaties en service voor landbouwvoertuigen, waardoor de beoogde ontwikkeling leidt tot een goed aanbod aan mogelijkheden voor het uitvoeren van APK-keuringen in het buitengebied (verplicht vanaf 2021). Er is geen sprake van leegstand elders; er wordt gebruik gemaakt van de bestaande bedrijfslocatie, waarmee de toekomstbestendigheid van het bedrijf wordt vergroot en leegstand op locatie wordt voorkomen.

    1. 1. hoe de uitbreiding bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk Gebied.

Met de voorgenomen ontwikkeling worden de bedrijfsgebouwen uitgebreid binnen de bestaande bedrijfsbestemming, en de bedrijfswoning uitgebreid aan de achterzijde ten opzichte van de Langstraat. Alle gebouwen op locatie blijven hiermee in gebruik. Door de keuze om de bedrijfswoning aan de achterzijde uit te breiden, wordt de karakteristieke gevel van de woning behouden. Met het planvoornemen wordt geen overtollig of leegstaand vastgoed gesloopt, maar juist geborgd dat er in de toekomst op de bedrijfslocatie geen leegstaand vastgoed ontstaat.

Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het voornemen past binnen artikel 3.71 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant en voldaan kan worden aan de eisen die provinciaal gesteld worden met betrekking tot bestaande niet-agrarische bedrijven in het landelijk gebied.

Ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap: Ten behoeve van de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit is in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabnat de 'zorgplicht' opgenomen. Dit betekent dat ieder plan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied dient bij te dragen aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

Daarnaast is in de Interim omgevingsverordening het beleidsvoornemen opgenomen met betrekking tot 'kwaliteitsverbetering van het landschap'. De vereiste kwaliteitsverbetering koppelt ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied aan een concrete tegenprestatie gericht op een verbetering van de kwaliteit van het landschap. Op deze kwaliteitsverbetering is nader ingegaan in paragraaf 3.2 Landschappelijke inrichting.

Conclusie: Er kan voldaan worden aan de regels die gesteld worden met betrekking tot vestiging van niet-agrarisch bedrijf in het landelijk gebied, de algemene zorgplicht en kwaliteitsverbetering van het landschap. hiermee kan gesteld worden dat het voornemen past binnen de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Structuurvisie Deurne 2030

De gemeenteraad van Deurne heeft op 13 maart 2018 de Structuurvisie Deurne 2030 vastgesteld. Hierin is aangegeven welke grote maatschappelijke opgaven de komende jaren voor Deurne van belang zijn. In de structuurvisie is aangegeven dat thema's als het landelijk gebied, landschap, natuur en recreatie allen aanknopingspunten bieden voor niewue initiatieven. Bij het visiedocument horen twee visiekaarten: de visiekaart 'functieverdeling' en de visiekaart 'omgevingskwaliteit'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0017.png"

Uitsnede Structuurvisie Deurne 2030 met ligging planlocatie

In de Structuurvisie Deurne 2030 is de planlocatie aangewezen als een gebied met een gemengde plattelandseconomie. De gemeente geeft aan in dit gebied ruimte te bieden aan niet-agrarische functies, zoals wonen, werken, recreatie. Het voornemen betreft een niet-agrarische functie; de service voor landbouwvoertuigen maakt dat het bedrijf een directe binding heeft met het buitengebied. Door een bestaande functie ruimte te bieden voor een toekomstbestendige exploitatie, wordt bijgedragen aan de economische veerkracht van het gebied met een gemengde plattelandseconomie.

Het plangebied ligt direct grenzend aan het gebied dat is gereserveerd voor waterberging, maar maakt daar zelf geen deel van uit. Het plan vormt geen belemmering voor de mogelijkheden om het aangrenzende gebied in te zetten voor waterberging.

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het planvoornemen past binnen de Structuurvisie Deurne 2030.

4.3.2 Gemeentelijk beleidskader kwaliteitsverbetering landschap

De gemeente vereist conform de gestelde voorwaarden uit de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, dat elke ruimtelijke ontwikkeling die een wezenlijk ruimtelijk effect heeft op de omgeving gepaard moet gaan met kwaliteitsverbetering van het landschap.

Functieverandering van een (voormalige) agrarische bedrijfslocatie wordt beschouwd als een zogenoemde 'categorie 3 ontwikkeling'. Dit betreft ontwikkelingen met een aanzienlijke ruimtelijke impact, die als maatwerk beoordeeld dienen te worden. Voor dergelijke ruimtelijke ontwikkelingen wordt bovenop de basisinspanning (zijnde algemene kwaliteitseisen in het kader van de algemene zorgplicht alsmede een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan) een extra ruimtelijke kwaliteitstoevoeging vereist, de basisinpassing-plus.

Er kan op meerdere wijze geïnvesteerd worden in extra ruimtelijke kwaliteitstoevoeging. Dit kan onder meer door een extra robuuste landschappelijke inpassing van bebouwing en bestemmingsvlakken en/of de aanleg c.q. herstel van natuur- en landschapselementen (zoals akkerranden, poelen, hakhoutwallen, etc.) alsmede sloop van overtollige bebouwing ter versterking van de landschapsstructuur.

De gemeente heeft als uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen dat maatregelen voor de kwaliteitsverbetering van het landschap in ieder geval ook op de planlocatie zelf of op direct aangrenzende gronden dient plaats te vinden.

De nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient in samenhang met de bestaande situatie en rekening houdend met de ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de omgeving, landschappelijk verantwoord ingepast te worden met erfbeplanting. Landschappelijke inpassing vindt plaats op of direct aansluitend aan het bouwvlak c.q. bestemmingsvlak.

Op basis van het Gemeentelijk beleidskader kwaliteitsverbetering landschap ligt de planlocatie in het landschap van kleinschalige zandontginningen (zie navolgende kaart).

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0018.png"

Uitsnede kaart Gemeentelijk beleidskader kwaliteitsverbetering landschap met ligging planlocatie

Door verschillende soorten landschapselementen en kleinschalige boscomplexen is er een gevarieerd kleinschalig landschap ontstaan. Het landschap van de kleinschalige zandontginning wordt eveneens gekenmerkt door diverse landschapselementen. De verkaveling in dit type vertoont een onregelmatig en gevarieerd beeld waarbij landbouwgronden, houtwallen en bosjes elkaar afwisselen.

De bebouwing is op logische wijze (rooilijn) en veelal verspreid langs de weg gesitueerd. De bouwblokken zijn vaak onregelmatig gevormd en voegen zich naar de situatie, waarbij wordt ingespeeld op bestaande landschapselementen in de directe omgeving. Een overheersende nokrichting is niet aan de orde. Erfgrenzen worden ingeplant met een houtsingel of bomenrij. Bij de landschappelijke inpassing erfbeplanting wordt gebruik gemaakt van streekeigen soorten, zoals Berk, Eik, Es, Linde, Els en Meidoorn.

Voor het bepalen van de hoogte van de vereiste extra kwaliteitstoevoeging voor categorie 3 ontwikkelingen heeft de gemeente Deurne in haar Nota Kostenverhaal 2018, onderdeel van de Structuurvisie Deurne 2030, gekozen voor het aanhouden van forfaitaire bedragen.

Voor de voorgenomen ontwikkeling is als invulling van de verplichte kwaliteitsverbetering van het landschap een landschapsplan opgesteld, zie ook paragraaf 3.2 Landschappelijke inrichting en Bijlage 1. Het gemeentelijk beleidskader heeft als uitgangspunt gediend voor de ruimtelijke kwaliteitsverbetering en het opgestelde landschapsplan. Met de realisatie van dit plan wordt voldaan aan de gemeentelijke uitgangspunten. De totale investering in ruimtelijke kwaliteit voldoet aan het gemeentelijk beleidskader Kwaliteitsverbetering landschap. De landschappelijke maatregelen zijn juridisch geborgd in dit bestemmingsplan door middel van een voorwaardelijke verplichting.

4.3.3 Groenstructuurplan en groene parels

Groenstructuurplan: De gemeente Deurne heeft op 16 december 2009 het groenstructuurplan vastgesteld. Het groenstructuurplan geeft een integrale- en langetermijnvisie op hoofdlijnen aan voor de looptijd van 10 tot 20 jaar. Het groenstructuurplan is uitgesplitst in een groenstructuurplan voor de kernen en een groenstructuurplan voor het buitengebied.

In het groenstructuurplan is aangegeven dat de laanstructuren bepalend zijn voor het landschapsbeeld in het buitengebied. Deze bomenlanen moeten daarom behouden worden en zullen waar nodig moeten worden versterkt. Het casco van laanstructuren biedt voor dit gebied een redelijke landschappelijke inpassing van de agrarische bedrijfslocaties en activiteiten, maar de aanwezigheid van erfbeplanting is, naast deze laanstructuren, een vereiste. Verder zijn belangrijke waterelementen aangegeven in het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0019.png"

Uitsnede Groenstructuurplan met ligging plangebied

In het Groenstructuurplan is het plangebied gelegen in landbouwontwikkelingsgebied. Aan de Langstraat is aan beide zijden sprake van een bomenlaan van de eerste grootte (>18m). Tegenover het plangebied, aan de overzijde van de Langstraat, liggen de Walsbergse Bossen. De uitbreiding van bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning vindt plaats op eigen terrein. De bestaande groenstructuren in de directe omgeving van het plangebied blijven instand en worden gerespecteerd. Verder wordt de locatie landschappelijk ingepast, zie ook paragraaf 3.2 Landschappelijke inrichting en Bijlage 1 Landschapsplan.

Groene parels: Naast het groenstructuurplan is er specifiek beleid opgesteld voor groene waardevolle elementen, de zogenaamde 'groene parels'. Deze groene parels zijn op een kaart vastgelegd en mogen niet gekapt worden sinds vaststelling van de gewijzigde Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Kappen is pas mogelijk als een omgevingsvergunning is verleend. In of nabij het plangebied zijn geen 'groene parels' gelegen.

Conclusie: Voorliggend plan heeft geen gevolgen voor de gemeentelijke groenstructuur. De bestaande laanbeplantingen worden met dit initiatief niet aangetast.

4.3.4 Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied

In het geldend bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' is in artikel 33.4 een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden de inhoudsmaat van een bedrijfswoning te vergroten. In beginsel geldt binnen de bestemming 'Bedrijf' een inhoudsmaat van maximaal 750 m3. Op basis van deze wijzigingsbevoegdheid kan de inhoudsmaat worden vergroot. In het voorliggend plan wordt gebruik gemaakt van de voorwaarden die in deze wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen. Onderstaand is het plan getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden in artikel 33.4.

  1. a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1.000 m3;

De inhoud van de woning bedraagt in de toekomstige situatie 1.000 m3.

  1. b. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;

De cultuurhistorische waarden van de bestaande woning worden niet onevenredig aangetast. In het ontwerp is rekening gehouden met de bestaande karakteristieke waarden en dit is voorgelegd aan de Monumentencommissie van de gemeente Deurne. Voor een beschrijving van het bouwplan en de wijze waarop wordt omgegaan met de karakteristieke waarden van de woning, zie ook paragraaf 3.1.2 en 5.12..

  1. c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van belangen van omwonenden en bedrijven in de directe omgeving. Dit blijkt onder ander ook uit de paragrafen 5.1 Bedrijven en milieuzonering en 5.4 Geluid, waaruit kan worden geconcludeerd dat de belangen van omliggende bedrijven niet worden aangetast.

  1. d. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    1. 1. Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten);
      • de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
      • hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in bijlage 4 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.

Er is een landschapsplan opgesteld, dat is getoetst aan het geldende beleidskader en door de gemeente is goedgekeurd. Daarmee vindt een gedegen landschappelijke inpassing plaats met voor het landschap kenmerkende soorten (zie paragraaf 3.2 Landschappelijke inrichting).

    1. 1. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.

De uitbreiding vindt met name plaats aan de achterzijde van het bestaande woongebouw, waarmee aansluiting wordt gezocht bij het bestaande verkavelingspatroon, de erfinrichting en situering van de gebouwen. Het bestaande verkavelingspatroon blijft met het planvoornemen ongewijzigd.

    1. 1. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.

De uitbreiding van de woning vindt plaats aan de achterzijde en oostzijde, met name ter plekke van de bestaande lage uitbouw en het bestaande bijgebouw. Daarmee is de toename van het ruimtebeslag van de woning slechts beperkt en blijft ook in de nieuwe situatie sprake van een gunstige verhouding tussen het perceel en het bebouwd oppervlak.

    1. 1. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.

Er is geen sprake van overtollige bebouwing op het perceel.

    1. 1. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).

De hoogte, massa en architectonische kwaliteit van het woongebouw is zorgvuldig afgestemd op de bestaande karakteristieken van de woning (zie ook paragraaf 3.1.2). Door rekening te houden met de bestaande waarden van de karakteristieke woning blijft ook in de nieuwe situatie sprake van een woning die een onderdeel vormt van het twintigste-eeuws ontginningslandschap.

  1. e. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;

Er is sprake van een hydrologisch neutrale ontwikkeling, waarbij water op eigen terrein kan worden opgevangen en worden geïnfiltreerd. Zie daarvoor ook paragraaf 5.13 Waterhuishouding.

  1. f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

Zie ook voorwaarde c.

  1. g. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.

In de paragrafen van Hoofdstuk 5 worden de verschillende omgevingswaarden omschreven, waaronder natuurwaarden, cultuurhistorische waarden en archeologische waarden. Het voornemen leidt niet tot onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende waarden.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Bedrijven En Milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als richtinggevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.

Het plan voorziet in een nieuwe specifieke regeling voor het bestaande garagebedrijf. Na de voorgenomen herziening van het bestemmingsplan zijn dezelfde bedrijfsactviteiten toegestaan, maar aangezien een toename van het bedrijfsvloeroppervlak mogelijk gemaakt wordt, wordt de externe werking van de bedrijfsactiviteiten opnieuw getoetst. In deze paragraaf zijn de functies en activiteiten in de omgeving beoordeeld, om aan te tonen dat de omliggende functies niet worden gehinderd en geen hinder wordt ondervonden vanuit de omgeving.

5.1.1 Motivering gemengd gebied

In de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' zijn twee gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke verscheidenheid aan functies. Direct naast woningen komen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca, scholen en kleine bedrijven. Gebieden langs drukke verkeersaders behoren eveneens tot gemengd gebied. Hier kan bijvoorbeeld de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen.

Het plangebied ligt in een gemengd gebied, dat wordt gekenmerkt door een combinatie van woningen, bedrijven en een horecavoorziening. Zo ligt direct ten oosten van het plangebied een hoveniersbedrijf c.q. tuincentrum en liggen verderop een constructiebedrijf, een intensieve veehouderij en een autopoetsbedrijf. Ten westen van het plangebied is, naast een tweetal woningen, een garagebedrijf gevestigd. Daarnaast is het plangebied gelegen aan de provinciale weg N270 Langstraat.

Door deze verscheidenheid aan functies en door het feit dat het plangebied direct langs de drukke provinciale weg ligt, is het plangebied aan te merken als omgevingstype 'gemengd gebied'. Het bijbehorende woon- en leefklimaat kan omschreven worden als 'levendig' en er is reuring. Dit heeft tot gevolg dat ter plekke van het plangebied een andere standaard wordt gehanteerd als het gaat om het ervaren van hinder zoals bijvoorbeeld geluid. De richtafstanden uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen daarom in deze situatie, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0020.png"

Verscheidenheid aan functies in het bebouwingslint langs de provinciale weg Langstraat

5.1.2 Hindergevoelige functies binnen het plangebied

Met het vergroten van de inhoudsmaat van de bedrijfswoning wordt een hindergevoelige functie uitgebreid aan de zuid- en oostzijde. Het betreft een bestaande hindergevoelige functie, waarvan in elk geval moet worden beoordeeld dat geen sprake is van de aantasting van belangen van omliggende (agrarische) bedrijven (wijzigingsvoorwaarde in art. 33.4 onder c van het geldend bestemmingsplan; zie paragraaf 4.3.4). De vergroting van de bedrijfswoning wordt beschouwd ten opzichte van hinderveroorzakende functies in de omgeving. Behalve de vergroting van de bedrijfswoning worden geen andere hindergevoelige functies toegevoegd aan het plangebied.

Om ter plekke van de bedrijfswoning een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen en om te verzekeren dat de beoogde ontwikkeling geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven, zijn de functies in de omgeving beoordeeld. In de omgeving zijn de volgende hinderveroorzakende functies aanwezig:

Locatie Functie Richtafstand (gemengd gebied) Afstand tot het plangebied Afstand tot de bedrijfswoning
Langstraat 130 Autogaragebedrijf en handelsonderneming 10 m 59 m 140 m
Langstraat 138/142 Hoveniersbedrijf en tuincentrum 30 m 0 m 4 m
Langstraat 140 Café 10 m 62 m 67 m
Langstraat 142a Constructiebedrijf 50 m 93 m 97 m
Langstraat 144 Varkenshouderij 100 m 140 m 144 m
Langstraat 146 Autopoetsbedrijf 30 m 205 m 210 m
Oude Graaf 7 Intensieve veehouderij

Tabel met afstanden tot omliggende functies

Toelichting bij de tabel:

  • Het bedrijf Langstraat 130 kan op basis van de VNG-publicatie worden ingedeeld in de categorie 'Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven' (milieucategorie 2). Vanwege de ligging in een gemengd gebied wordt rekening gehouden met een grootste richtafstand 10 meter in het kader van geluid.
  • Het bedrijf Langstraat 138/142 kan op basis van de VNG-publicatie worden ingedeeld in de categorie 'Plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m2' (milieucategorie 3.1) en de categorie 'Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten' (milieucategorie 2). Vanwege de ligging in een gemengd gebied wordt rekening gehouden met een richtafstand van 30 m in het kader van geluid en 10 m in het kader van geur.
  • Het bedrijf Langstraat 142a kan op basis van de VNG-publicatie worden ingedeeld in de categorie 'Constructiewerkplaats in een gesloten gebouw' met een oppervlakte groter dan 200 m2. Daarmee is sprake van milieucategorie 3.2. Vanwege de ligging in een gemengd gebied wordt rekening gehouden met een grootste richtafstand van 50 m in het kader van geluid.
  • Het bedrijf Langstraat 146 kan op basis van de VNG-publicatie worden ingedeeld in de categorieën 'Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven' (milieucategorie 2) en 'Autospuitinrichtingen' (milieucategorie 3.1). Vanwege de ligging in een gemengd gebied wordt rekening gehouden met een grootste richtafstand van 30 m in het kader van geur.

Het plangebied ligt niet binnen de richtafstand van omliggende bedrijven, met uitzondering van het hoveniersbedrijf c.q. tuincentrum op het adres Langstraat 138. Het betreffende bedrijf grenst direct aan de planlocatie. Gelet op de afstand van 4 meter van de vergroting van de bedrijfswoning tot aan de bedrijfsbestemming kan er niet voldaan worden aan de richtafstanden voor geluid (30 m) en geur (10 m). In de paragrafen 5.4 Geluid en 5.5 Geur is een nadere onderbouwing opgenomen. Uit deze paragrafen blijkt dat het beoogde plan geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering en dat in de bestaande bedrijfswoning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.1.3 Hinderveroorzakende activiteiten binnen het plangebied

De planlocatie betreft een bestaande hinderveroorzakende functie als garagebedrijf. De bedrijfsvoering op locatie kan aangemerkt worden als 'Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven' (milieucategorie 2). Vanwege de ligging in een gemengd gebied dient rekening te worden gehouden met een richtafstand van 10 m in het kader van geluid.

Aangezien het geldende bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' herbouw van bestaande woningen niet rechtstreeks mogelijk maakt, kan voor het aspect bedrijven en milieuzonering de afstand tussen de bedrijfsfunctie en de gevel van de omliggende woningen worden beoordeeld.

De woningen Langstraat 132, Langstraat 138 en Oude Graaf 1 liggen op respectievelijk 16 m, 47 m en 13 m van de bedrijfsbestemming. Er liggen geen (bedrijfs)woningen binnen de richtafstand van 10 m in het kader van geluid. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd (zie paragraaf 5.4 Geluid).

5.1.4 Conclusie

Het plan leidt niet tot beperkingen voor omliggende functies. Ook vormen omliggende functies geen belemmering voor het plan. Gelet op het vorenstaande vormt het aspect bedrijven en milieuzonering, zowel vanuit hindergevoelig als hinderveroorzakend aspect, geen belemmering voor het planvoornemen.

5.2 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden onderzocht of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

Met het planvoornemen vindt bedrijfsontwikkeling plaats binnen een bestaande bedrijfslocatie. Er is geen sprake van een planologische functiewijziging of gebruiksverandering. In het kader van het bestemmingsplan is geen bodemonderzoek noodzakelijk en kan worden gesteld dat sprake is van een uitvoerbaar planvoornemen.

5.3 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

Met het voornemen neemt het aantal personen dat gedurende een werkdag binnen de inrichting verblijft toe. Na de bedrijfsuitbreiding zijn meer medewerkers aanwezig op de bedrijfslocatie. Het bedrijf is zowel in de huidige als toekomstige situatie een beperkt kwetsbaar object. De risicokaart is beschouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0021.png"

Uitsnede risicokaart met ligging planlocatie

Risicovolle inrichtingen (Bevi): Uit de risicokaart blijkt dat er geen risicovolle Bevi-inrichtingen in de nabijheid van de planlocatie liggen.

Transport gevaarlijke stoffen (Bevt): Uit de risicokaart blijkt dat er in de directe omgeving van het plangebied geen spoorwegen of wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, die deel uitmaken van het 'Basisnet weg'. De planlocatie ligt wel binnen 200 meter van de N270. De provinciale weg N270 is geen basisnet weg, maar over de weg vindt wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In 2008 heeft een inventarisatie plaatsgevonden van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de wegen in de gemeente Deurne. Destijds is geconcludeerd dat op geen van de wegen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour 10-6. De PR-contour is nul. Dit betekent dat in dit geval sprake is een beperkte verantwoording van het groepsrisico, waarbij het standaardadvies van de Veiligheidsregio geldt. Als een standaardadvies van toepassing is dienen de adviespunten van de veiligheidsregio mee te wegen bij de verantwoording van het groepsrisico. Dit advies is als Bijlage 2 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

Bij de inrichting van de N270 wordt rekening gehouden met de beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening van de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost (VRBZO). Daarnaast wordt naar omwonenden gecommuniceerd over de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N270. Nieuw op te richten gebouwen moeten aan het Bouwbesluit 2012 voldoen. In dit besluit is geregeld dat gebouwen uitgevoerd moeten worden met een mechanische ventilatie die uitgezet kan worden. Aanvullend op deze regelgeving wordt geadviseerd om de aanzuigopeningen van deze ventilatie bij voorkeur hoog en afgekeerd van de risicobron (in dit geval de provinciale weg N270) te realiseren.

Risicovolle leidingen (Bevb): Ten westen van het plangebied bevinden zich op circa 165 m afstand van het plangebied drie buisleidingen met een plaatsgebonden risicocontour. Het gaat om de volgende leidingen:

  • Buisleiding 36’’ ruwe olie leiding; plaatsgebonden risico contour bedraagt 37,8 m; Plaatsgebonden risico beperkt zich tot de directe nabijheid van de buisleiding.
  • Buisleiding 24’’ productenleiding; plaatsgebonden risico contour bedraagt 50,2 m; Plaatsgebonden risico beperkt zich tot de directe nabijheid van de buisleiding.
  • Buisleiding gasleiding Gasunie; Plaatsgebonden risico beperkt zich tot de directe nabijheid van de buisleiding.

De leidingen liggen op een dermate grote afstand dat de aanwezigheid van de leidingen geen invloed heeft op het planvoornemen.

Conclusie: Met het bovenstaande kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid voldoende in beeld is gebracht om een zorgvuldig besluit te nemen.

5.4 Geluid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.

Het planvoornemen maakt de uitbreiding van bedrijfsbebouwing en activiteiten mogelijk binnen de bestaande bedrijfslocatie Langstraat 134a. Deze uitbreiding dient akoestisch beoordeeld te worden.

Het plan voorziet niet in het toevoegen van een nieuw geluidgevoelig object. Het bestaande geluidgevoelig object binnen de planlocatie (de bedrijfswoning Langstraat 134) wordt uitgebreid tot een maximale inhoud van 1.000 m3. Voor deze uitbreiding dient te worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.4.1 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

Met de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing vindt geen wijziging van de bestaande activiteiten plaats. Zowel in de huidige als in de beoogde situatie worden bedrijfsactiviteiten geëxploiteerd in de vorm van een autogaragebedrijf. Met het oprichten van nieuwe bebouwing kunnen de bestaande activiteiten eenvoudiger inpandig plaatsvinden. Aangezien de toename van bedrijfsbebouwing ook een intensivering van de bedrijfsactiviteiten met zich mee kan brengen, is de situatie akoestisch beoordeeld voor wat betreft industrielawaai en indirecte hinder.

Industielawaai: Zoals ook gemotiveerd in paragraaf 5.1 Bedrijven en milieuzonering, liggen er geen (bedrijfs)woningen binnen de richtafstand van 10 m in het kader van geluid. In het kader van een goede ruimtelijke ordening en de uitvoerbaarheid van de bedrijfsvoering op is door Aelmans Ruimte, Milieu & Omgeving B.V. een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd (rapportnr. M200611.001.002/GGO, d.d. 5 augustus 2021). De rapportage is toegevoegd als Bijlage 3 bij deze ruimtelijke onderbouwing.

Uit het akoestisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat de beoogde situatie akoestisch inpasbaar wordt geacht. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plekke van de omliggende geluidgevoelige objecten.

Indirecte hinder: Indirecte hinder is geluidhinder afkomstig van bronnen buiten de bedrijfsinrichting, die wel aan de bedrijfsvoering zijn toe te wijzen. In het voorliggend geval is sprake van geluidbronnen in de vorm van verkeer van en naar het bedrijf. De verkeersbewegingen zijn toe te wijzen aan de bedrijfsvoering van het bedrijf, totdat het verkeer opgaat in het algeheel verkeersbeeld. In het geval van de bedrijfsuitbreiding van het autogaragebedrijf op het adres Langstraat 134 kan worden gesteld dat de verkeersbewegingen opgaan in het algeheel verkeersbeeld bij het opdraaien van de N270. In de huidige situatie gebeurt dit aan de westzijde van het plangebied op de kruising Langstraat/Oude Graaf en aan de oostzijde aan het einde van de parallelweg nabij Langstraat 142A. In het kader van indirecte hinder moet het verkeer worden beschouwd dat afkomstig van Langstraat 134 en over de parallelweg rijdt. De bedrijfsuitbreiding leidt tot een toename van verkeer van en naar de bedrijfslocatie. In totaal leidt de bedrijfssituatie tot 191 motorvoertuigen per etmaal (zie ook paragraaf 5.9 Verkeer en parkeren).

Het totaal aantal verkeersbewegingen over de N270 bedroeg in 2018 op het traject tussen de aansluiting Vliersingel en de Nachtegaalweg 12.790 voertuigen per etmaal. In 2030 wordt een verkeersintensiteit van 14.460 voertuigen per etmaal verwacht (zie akoestisch onderzoek 'Reconstructie N270 Deurne-Limburgse grens, ARCADIS, d.d. 17 december 2018). Het geluid dat afkomstig is van 191 motorvoertuigen over de parallelweg, die zijn toe te wijzen aan de ontwikkeling op Langstraat 134, gaat op in de geluidbelasting die afkomstig is van het grote aantal verkeersbewegingen op de N270. Omdat formeel wel moet worden getoetst aan de normen voor indirecte hinder is een berekening toegevoegd aan het akoestisch onderzoek (zie Bijlage3). Voor alle geluidgevoelige objecten wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Het aspect indirecte hinder vormt geen belemmering voor de voorgenomen uitbreiding van de bedrijfsbebouwing.

5.4.2 Vergroting bedrijfswoning

Wegverkeerslawaai: De bedrijfswoning betreft een bestaand geluidgevoelig object. In het kader van wegverkeerslawaai dat afkomstig is van de N270 is reeds eerder een onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van de beoogde reconstructie van de provinciale weg (Reconstructie N270 Deurne-Limburgse grens, Arcadis, 17 december 2018). Uit dit onderzoek is gebleken dat geen hogere waarde verleend hoeft te worden voor de bestaande woning Langstraat 134 met betrekking tot de reconstructie van de N270. De beoogde uitbreiding van de woning vindt niet plaats aan de voorzijde van de woning, waardoor de gevelbelasting niet toeneemt ten opzichte van de huidige situatie. De modernisering van de woning (o.a. isoleren) zorgt voor een verbeterde geluidwering en daardoor voor een verbetering van het binnenniveau.

Gelet op het feit dat sprake is van een bestaande woning, waarvoor in 2018 de gevelbelasting in beeld is gebracht, is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in het kader van het voorliggend bestemmingsplan niet noodzakelijk. Voordat een omgevingvergunning voor bouwen kan worden verleend dient te worden aangetoond dat het vereiste binnenniveau kan worden bereikt. Daarvoor is het in het kader van de omgevingsvergunning noodzakelijk om een onderzoek uit te voeren naar de geluidwering van het bouwplan. Voor het bepalen van de geluidwering mag aansluiting worden gezocht bij de waardes die in het hogerewaardebesluit staan genoemd dat ten tijde van de bouw van de woning is afgegeven. Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de uitbreiding van de bedrijfswoning.

Industrielawaai: De bedrijfswoning is niet geluidgevoelig voor de activiteiten van het eigen bedrijf. De woning is wel geluidgevoelig voor de activiteiten van het naastgelegen hoveniersbedrijf c.q. tuincentrum. De uitbreiding van het hoofdgebouw van de woning wordt gerealiseerd op korte afstand van het naastgelegen bedrijf. De bestaande woning ligt binnen de richtafstand voor geluid van 30 m. Door in het voorliggend bestemmingsplan de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - geluidgevoelig object' op te nemen, wordt het oprichten van een geluidgevoelig object op een kortere afstand van het naastgelegen bedrijf uitgesloten. Binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - geluidgevoelig object' is het gebruik van gebouwen als geluidgevoelige ruimte, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, niet toegestaan. Het plan leidt daarmee niet tot een nieuwe belemmering voor het naastgelegen bedrijf. De bestaande woning wordt in de nieuwe situatie gerenoveerd en goed geïsoleerd, waarmee het geluidniveau in de woning lager wordt en het woon- en leefklimaat verbetert. Er is sprake van een akoestisch inpasbare situatie. Het aspect industrielawaai vormt geen belemmering voor de uitbreiding van de bedrijfswoning.

5.4.3 Conclusie

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.5 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderijen in de hele gemeente. Voor niet vergunningplichtige veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbesluit het toetsingskader. De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting. De gemeente Deurne beschikt over een eigen geurbeleid en verordening.

Omdat het autogaragebedrijf in een gemengd gebied ligt, wordt de richtafstand in het kader van geur teruggebracht van 10 m naar 0 m. Voor gevoelige functies rondom het plangebied kan worden gesteld dat geen sprake is van geurhinder. Wel betreft de vergroting van de bedrijfswoning een uitbreiding van een bestaand geurgevoelig object. Daarnaast geldt dat ter plekke van de bedrijfsbebouwing van het autogaragebedrijf gedurende de werkdag werknemers aanwezig zijn. Voor de uitbreiding dient te worden beoordeeld of de ontwikkeling geen belemmering vormt voor omliggende bedrijven en of ter plekke van de planlocatie sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Beoordeling ontwikkelingsmogelijkheden omliggende bedrijven: De intensieve veehouderij op het adres Langstraat 144 ligt op circa 140 m van de planlocatie. Voor deze veehouderij is in 2014 de milieuvergunning voor het houden van dieren ingetrokken. De bedrijfswoning Langstraat 142a is aan de westzijde van de veehouderijlocatie maatgevend voor eventuele ontwikkelmogelijkheden van de veehouderij Langstraat 144. De vergroting van de bedrijfswoning Langstraat 134 vormt daarmee geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de intensieve veehouderij.

De intensieve veehouderij op het adres Oude Graaf 7 ligt op circa 140 m van de planlocatie. Voor deze veehouderij geldt een milieuvergunning voor het houden van 3 paarden en 3 zoogkoeien. De burgerwoning Oude Graaf 3 is maatgevend voor eventuele ontwikkelmogelijkheden van de veehouderij Oude Graaf 7. De vergroting van de bedrijfswoning Langstraat 134 vormt daarmee geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de intensieve veehouderij.

De beoogde planontwikkeling op het adres Langstraat 134 vormt geen belemmering voor omliggende veehouderijen.

Beoordeling woon- en leefklimaat Langstraat 134 en 134a: De planlocatie ligt binnen de richtafstand van twee veehouderijbedrijven (Langstraat 144 en Oude Graaf 7). Voor beide veehouderijen geldt dat geen dieren met een geuremissiefactor op de milieuvergunning staan en dat de planlocatie buiten de vaste afstand van 50 m is gelegen, die geldt in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij.

Ten aanzien van het woon- en leefklimaat met betrekking tot geurbelasting heeft de gemeente Deurne in 2015 de Geurgebiedsvisie Deurne vastgesteld. In deze Geurgebiedsvisie maakt de gemeente van haar bevoegdheden gebruik om eigen geurnormen vast te stellen. Voor het buitengebied worden een streefwaarde van 10 ouE/m3 en een toetswaarde van 20 ouE/m3 gehanteerd. De onderstaande kaart (uit 2015) laat zien dat ter plekke sprake is van een beoordeling van het leefklimaat als 'redelijk goed' tot 'matig'. Daarmee kan worden voldaan aan de toetswaarde van 20 ouE/m3. Het woon- en leefklimaat ter plekke is aanvaardbaar conform de gemeentelijke normen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0022.png"

Uitsnede kaart 'Beoordeling leefklimaat op basis van de indicatieve achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder' uit Geurgebiedsvisie Deurne 2015 met ligging planlocatie

Voor de veehouderij Langstraat 144 geldt dat er meerdere (bedrijfs)woningen binnen 50 m van de inrichting liggen. Er worden momenteel geen dieren gehouden. Bij een eventuele herstart van de veehouderij moet rekening gehouden worden met omliggende woningen. Daarmee kan worden gesteld dat het voldoende aannemelijk is dat ook in de toekomst geen sprake kan zijn van een hoge geurimmissie afkomstig van veehouderij Langstraat 144 op de planlocatie Langstraat 134.

Voor de veehouderij Oude Graaf 7 geldt dat dat de burgerwoning Oude Graaf 3 direct tegen de inrichting aan ligt. Er worden momenteel zeer beperkt dieren gehouden, zonder emissiefactor. Bij een eventuele herstart van de veehouderij moet rekening gehouden worden met omliggende woningen. Daarmee kan worden gesteld dat het voldoende aannemelijk is dat ook in de toekomst geen sprake kan zijn van een hoge geurimmissie afkomstig van veehouderij Oude Graaf 7 op de planlocatie Langstraat 134.

Gezien het feit dat in 2015 sprake was van een aanvaardbaar woon- en leefkllimaat en het feit dat zich in de directe omgeving geen nieuwe veehouderijen hebben gevestigd of doorontwikkeld), kan verondersteld worden dat ook in 2021 op de locatie Langstraat 134 sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat met betrekking tot het aspect geur.

Conclusie: Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het voornemen niet leidt tot belemmeringen voor omliggende bedrijven en dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect geur levert daarmee geen belemmering op voor het planvoornemen.

5.6 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.

Indien een project aangeduid kan worden als Niet in betekenende mate (NIBM) vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wm. In het besluit NIBM wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht. De voorgenomen planontwikkeling betreft het planologisch vastleggen de bestaande groepsaccommodatie en het mogelijk maken van de oprichting van een nieuwe accommodatie. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat hanteert de NIBM-tool om te bepalen of een project al dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0023.png"

Uit de NIBM-tool blijkt dat de extra verkeersgeneratie van en naar het plangebied, zoals beschreven in paragraaf 5.9.1, aangemerkt kan worden als NIBM. Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op voor het planvoornemen.

5.7 Gezondheid In Relatie Tot Veehouderijen

De inrichting van de omgeving is van invloed op de gezondheid van de inwoners. Aspecten van volksgezondheid vormen bij de vaststelling van een bestemmingsplan een mee te wegen belang. In een bestemmingsplan kunnen maatregelen worden opgenomen vanwege gezondheidsrisico’s voor omwonenden van veehouderijen.

Om de beoogde bestemmingsplanherziening mogelijk te maken dient te worden aangetoond dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en geen sprake is van aantasting van rechten van omliggende veehouderijen.

Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO): In de afgelopen jaren is er in Nederland groot onderzoek uitgevoerd onder de naam Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO). Onderzocht is of het wonen in de buurt van veehouderijen effect kan hebben op de gezondheid van de omwonenden. Hieruit komen een aantal positieve en een aantal negatieve gezondheidseffecten naar voren.

  • Dicht bij veehouderijen wonen minder mensen met COPD. Daar staat tegenover dat de mensen in deze omgeving die wel COPD hebben, daar vaker en/of ernstigere complicaties van hebben.
  • Het VGO-onderzoek laat een verband zien tussen longfunctieveranderingen en het wonen in de buurt van veehouderijen. Het meest waarschijnlijk is dat deze longfunctieveranderingen samenhangen met de blootstelling aan stof en micro-organismen (endotoxine) direct rond de veehouderijbedrijven.
  • Aangetoond is dat mensen die rondom veehouderijen wonen minder astma en allergieën hebben.
  • Rondom pluimveehouderijen hebben mensen een grotere kans op een longontsteking. Er zijn sterke aanwijzingen dat fijnstof en componenten ervan mensen gevoeliger maken voor luchtweginfecties.
  • In de nabijheid van een geitenhouderij (afstand variërend van 1,5 km tot 2 km) sprake is van een verhoogd risico op longontsteking, dat groter wordt naarmate de afstand tot de geitenhouderij kleiner wordt.

Het Kabinet heeft in haar reactie op de VGO onderzoeken (2016 en 2017) aangegeven met maatregelen te komen zodat de uitstoot van fijnstof van pluimveebedrijven in de komende 10 jaar gehalveerd wordt. Daarnaast zet het Kabinet in op een maatschappelijk innovatieprogramma voor duurzame veehouderij. Omdat er ook nog steeds kennishiaten zijn, vraagt het Kabinet nader onderzoek naar de vraag hoe de uitstoot en verspreiding van endotoxinen gemeten of berekend kan worden met het oog op toekomstige beoordelingsinstrumentarium en normstelling. Aan de Gezondheidsraad zal een adviesvraag voorgelegd worden over de aanpak van ammoniak in relatie tot de vorming van secundair fijnstof.

Geur en gezondheid: De belangrijkste en meest voorkomende gezondheidseffecten van geur zijn hinder en verstoring van activiteiten en gedrag. Stress gerelateerde gezondheidseffecten kunnen ook optreden. Er worden geen nieuwe geur veroorzakende objecten of geurgevoelige objecten toegevoegd. De achtergrondbelasting als gevolg van veehouderijen in de omgeving is acceptabel. Zie daarvoor ook paragraaf 5.5 Geur.

Voorlopig toetsingskader endotoxinen: Endotoxinen zijn deeltjes van de celwand van (dode) gramnegatieve bacteriën. Endotoxinen vormen een onderdeel van het fijnstof dat afkomstig is uit veehouderijen. Om bij lopende procedures, zoals bij vergunningaanvragen van veehouderijen of ruimtelijke procedures zoals bestemmingsplan rekening te kunnen houden met de blootstelling van omwonenden aan endotoxinen door veehouderijen, is in november 2016 door het Ondersteuningsteam Veehouderij en Volksgezondheid (namens de provincie Noord-Brabant, omgevingsdiensten in Noord-Brabant, de GGD en enkele Brabantse gemeenten) de Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingskader 1.0 gepubliceerd. In deze notitie is, op basis van de advieswaarde van 30 EU/m3 voor de maximale blootstelling, een eerste indicatieve versie van een toetsingskader uitgewerkt. De planlocatie ligt niet binnen een 30 EU/m3 -contour van een veehouderij.

Geitenhouderijen: De locatie ligt niet binnen een aandachtsgebied van 2 km van een geitenhouderij. Een nader onderzoek naar de effecten van geitenhouderijen is daarom niet noodzakelijk.

Conclusie: De voorgenomen bedrijfsuitbreiding en de uitbreiding van de bestaande bedrijfswoning leiden niet tot een belemmering voor agrarische bedrijven. Daarnaast wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de bestaande woning geen sprake is van gezondheidsrisico's ten gevolge van fijnstof en endotoxinen. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en het aspect fijnstof en endotoxinen vormt geen belemmering voor de beoogde herbestemming en omgekeerd ook niet voor de veehouderijen in de omgeving.

5.8 Natuur

Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de geldende natuurwetgeving. De Wet natuurbescherming maakt onderscheid tussen beschermde gebieden en beschermde soorten. Om in beeld te brengen of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden, zijn hieronder de beschermde gebieden en beschermde soorten beschouwd.

5.8.1 Beschermde gebieden

Er dient aannemelijk te worden gemaakt dat het plan geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Europees beschermde Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Brabant (NNB).

Natura 2000-gebieden: Als een (bouw)project significant negatieve effecten veroorzaakt op stikstofgevoelige habitattypen en soorten in een Natura2000-gebied als gevolg van stikstofemissie of andere effecten is een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist (zie artikel 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming).

Op circa 2,0 km ten noorden van het plangebied ligt een gedeelte van de Deurnsche Peel & Mariapeel, dat stikstofgevoelige habitats herbergt in de vorm van actief hoogveen. Gezien de afstand tot dit Natura 2000-gebied zijn negatieve effecten op het gebied van licht, geluid en trilling op voorhand uit te sluiten. Negatieve effecten met betrekking tot stikstofdepositie zijn niet zonder meer uit te sluiten. Om deze reden is er een nader onderzoek vericht en een AERIUS-berekening uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd als Bijlage 5 bij de toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0024.png"

Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebied

Uit de AERIUS-berekening blijkt dat het voornemen niet leidt tot een overschrijding van de drempelwaarde van 0,00 mol/ha op stikstofgevoelige habitats. Het planvoornemen leidt daarmee niet tot een significante toename van stikstofdepositie op omliggende Natura2000-gebieden. Negatieve effecten ten gevolge van stikstof op de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebieden kunnen op basis van het onderzoek met zekerheid worden uitgesloten.

Natuurnetwerk Brabant: Ten noorden van het plangebied, aan de overzijde van de Langstraat op circa 40 m, liggen de Walsbergse Bossen. Deze natuurgronden zijn deel van het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Binnen het NNB worden de gronden van de Walsbergse Bossen geschaard onder het beheertype 'droog bos met productie'. Kenmerkend voor dit beheertype is de omvangrijkheid en uniformiteit van (aangeplant) bos, oorspronkelijk bestemd voor houtproductie. De betekenis voor de biodiversiteit bestaat vooral uit (vaak bedreigde) paddestoelen, korst- en bladmossen, enkele vaatplanten, insecten en broedvogels.

De planlocatie ligt aan de overzijde van de provinciale weg (zie navolgende afbeelding) en betreft de uitbreiding van bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning op locatie. Er vinden geen ingrepen in het natuurgebied van de Walsbergse Bossen plaats. Ook zijn er geen negatieve effecten te verwachten met een externe werking. De voorgenomen plannen leiden niet tot significant negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het Natuurnetwerk Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0025.png"

Ligging plangebied ten opzichte van NNB-gebieden

5.8.2 Beschermde soorten

Om in beeld te brengen of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (rapportnr. 20095.QFF01, 25 juni 2021). Hieronder zijn de conclusies van dit rapport weergegeven. Het rapport is tevens bijgevoegd als Bijlage4 bij deze toelichting.

In de conclusie van de quickscan flora en fauna wordt onderscheid gemaakt tussen de werkzaamheden rondom de bedrijfsbebouwing en werkzaamheden rondom de bedrijfswoning en het bijgebouw.

Bedrijfsbebouwing: het slopen van de schuur en het verbouwen van de bedrijfsbebouwing kan doorgang vinden.

Bedrijfswoning en bijgebouw: Op basis van de informatie die uit de quickscan flora en fauna naar voren is gekomen, is er aanleiding om een aanvullend onderzoek uit te voeren in de te verbouwen woning wanneer werkzaamheden aan het dak plaats gaan vinden. Dit omdat er huismussen tijdens het veldbezoek in en nabij de woning aanwezig waren.

Ook wanneer men werkzaamheden uit gaat voeren aan de bijbehorende garage (verbouwen van de garage/ dak werkzaamheden) bij het woonhuis, dient men nader onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van vleermuizen. Ook wanneer geen werkzaamheden aan de garage worden uitgevoerd, dan is het toch belangrijk dat wanneer werkzaamheden plaats vinden tussen zonsondergang en zonsopkomt, werkverlichting van de garage af te wenden. Dit om negatieve effecten op de vleermuizen weg te nemen.

Gevolgen voor het bestemmingsplan: Bij vaststelling van een bestemmingsplan moet de gemeenteraad in redelijkheid kunnen stellen dat sprake is van een uitvoerbaar plan en dat een overtreding van de Wet natuurbescherming voorkomen kan worden. De uitbreiding van bedrijfsbebouwing tot 2.095 m2 kan zonder verdere beperkingen worden uitgevoerd. Voor wat betreft de verbouwing van de bedrijfswoning en het bijgebouw geldt dat een nader onderzoek nodig is naar vleermuizen en huismus. Dit onderzoek kan worden uitgevoerd vóór verlening van de omgevingsvergunning voor bouwen. In het kader van het bestemmingsplan kan worden gesteld dat sprake is van een uitvoerbaar plan; de bestaande bedrijfswoning blijft immers ook in het voorliggend bestemmingsplan passend binnen de beoogde bestemming. Zowel in de huidige als beoogde situatie is sprake van één bedrijfswoning.

5.8.3 Conclusie

Het plan zal niet leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming, mits rekening wordt gehouden met aanbevelingen. Met inachtneming van de door de ecoloog opgestelde conclusies en aanbevelingen, kan worden gesteld dat sprake is van een uitvoerbaar planvoornemen. Een nader onderzoek naar vleermuis en huismus dient te worden uitgevoerd voordat werkzaamheden worden uitgevoerd aan de bedrijfswoning en het bijgebouw. Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan 'Langstraat 134 en 134a, Deurne'.

5.9 Verkeer En Parkeren

Voor het onderbouwen van een goede ruimtelijke ordening ter plekke van de locatie Langstraat 134 na realisatie van het planvoornemen, worden de infrastructurele aspecten beschouwd. Hierbij worden de kencijfers van de CROW-publicatie 'Toekomstbestendig parkeren: van parkeerkencijfers naar parkeernormen' als maatgevend beschouwd en de Regeling parkeernormen Deurne 2019 als geldend toetsingskader.

Voor de berekening van de verkeersgeneratie en parkeernormering wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende functies van de bedrijfsgebouwen. Het hoofdbedrijfsgebouw van 1.470 m2 wordt hierbij gecategoriseerd als 'bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief (industrie, laboratorium, werkplaats)', en het bedrijfsgebouw van 380 m2 als 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf). Voor de bedrijfswoning wordt de categorie 'koopwoning vrijstaand' aangehouden.

5.9.1 Verkeer

Verkeersstructuur: De planlocatie ligt aan de parallelle ontsluiting van de Langstraat, een doorgaande provinciale weg (N270) die de kernen van Deurne en Venray verbindt over de Brabants-Limburgse provinciegrens. Door de aanwezigheid van een parallelweg is sprake van een veilige verwerking van bezoekend en vertrekkend verkeer. In de nieuwe situatie blijft de afkoppeling van verkeer van en naar de Langstraat 134 onveranderd.

De Langstraat wordt in de nabije toekomst door de provincie gereconstrueerd, waarbij ten oosten van de planlocatie een kruising met verkeerslichten wordt gerealiseerd. Het garagebedrijf blijft in de toekomstige situatie voor zowel lokaal als bovenlokaal verkeer goed bereikbaar via de parallelweg. Het bedrijf behoudt de bestaande ontsluitingen op de parallelweg.

Op dit moment ligt de parallelweg tussen de adressen Langstraat 134 en 146. Na de reconstructie wordt de parallelweg in beide richtingen doorgetrokken, waardoor de het autogaragebedrijf beter bereikbaar wordt voor lokaal (landbouw)verkeer. Landbouwvoertuigen hoeven niet meer over de provinciale weg te rijden en hoeven het buitengebied niet meer te verlaten voor een keuring.

De voorliggende uitbreiding van het autogaragebedrijf past binnen de bestaande en toekomstige verkeersstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0026.png"

Toekomstige verkeersafwikkeling na reconstructie van de Langstraat ter hoogte van het plangebied (bron: bestemmingsplan 'Langstraat N270')

Verkeersbewegingen: De bedrijfsuitbreiding leidt tot een toename van verkeer van en naar de bedrijfslocatie. Met het planvoornemen worden de bedrijfsgebouwen op locatie uitgebreid, respectievelijk naar 1.470 m2 (hoofdbedrijfsgebouw) en 625 m2 (tweede bedrijfsgebouw). Het gedeelte van het tweede bedrijfsgebouw dat wordt ingezet voor de stalling van oldtimertractoren (ca. 245 m2) leidt, gezien het extensieve karakter van de activiteit, slechts sporadisch tot verkeersbewegingen. De handel in oldtimertractoren betreft een activiteit die qua verkeersbewegingen vergelijkbaar is met een statische opslagfunctie en leidt niet tot een significante verkeersgeneratie. Van het tweede bedrijfsgebouw wordt circa 380 m2 ingezet voor de overige activiteiten van het garagebedrijf; deze oppervlakte is meegenomen in de berekening van de verkeersgeneratie.

De vrijstaande bedrijfswoning op de locatie blijft behouden. In de nieuwe situatie kan de verkeersgeneratie met behulp van kengetallen van het CROW (worst-case, weinig stedelijk/buitengebied) als volgt bepaald worden:

  • Hoofdbedrijfsgebouw 1470 m2 (bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief): 14,7 * 10,9 = 160,2
  • Bedrijfsgebouw 380 m2 (arbeidsextensief/bezoekersextensief): 3,8 * 5,7 = 21,7 verkeersbewegingen
  • Bedrijfswoning: Koopwoning vrijstaand = 8,6 verkeersbewegingen

In totaal voorziet de nieuwe situatie in een verkeersgeneratie van 191 verkeersbewegingen per etmaal. Dit is een toename van 107 mvt /etmaal vergeleken met de 84 verkeersbewegingen per etmaal in de huidige situatie. De eerder beschreven verkeerskundige situatie is geschikt om deze verkeersgeneratie van en naar het plangebied op te vangen.

5.9.2 Parkeren

De parkeernormering wordt bepaald aan de hand van de kengetallen zoals vastgesteld in de Regeling parkeernormen Deurne 2019. Voor de bedrijfswoning is er voldoende ruimte op de oprit en in de garage om te voorzien in de parkeerbehoefte, deze is daarom niet meegenomen in de berekening. De bedrijfsruimte die wordt ingezet voor de stalling van oldtimertractoren (ca. 245 m2) kent geen significante parkeerbehoefte. Het plangbebied is gelegen binnen zone 3 in de gebiedsindeling parkeernormen.

  • Bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief: 14,7 * 2,4 = 35,3
  • Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief: 3,8 * 1,1 = 4,2

Op basis van de parkeernormen van de gemeente Deurne kan worden gesteld dat bij het autogaragebedrijf sprake is van een parkeerbehoefte van 40 parkeerplaatsen. Op eigen terein van het autogaragebedrijf is voldoende ruimte voor de realisatie van deze parkeerplaatsen. Op de onderstaande afbeelding is een indicatieve indeling van de parkeerplaatsen weergegeven, waarop inzichtelijk is dat het genoemde aantal parkeerplaatsen kan worden gerealiseerd. De rode parkeerplaatsen zijn de bestaande parkeerplaatsen; in blauw zijn de extra parkeerplaatsen weergegven. De extra parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd naar daadwerkelijke behoefte, waarbij in elk geval moet worden uitgegaan van de vereiste dat op eigen terrein moet worden voorzien in de volledige parkeerbehoefte.

Bij de onderstaande indeling van de parkeervoorzieningen is rekening gehouden met de ruimte die noodzakelijk is voor de landschappelijke inpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0027.png"

Indicatieve indeling parkeervoorzieningen in de beoogde situatie

Bij de bedrijfswoning is op basis van de parkeernormen van de gemeente Deurne sprake van een parkeerbehoefte van 2,4 parkeerplaatsen. Daarin wordt voorzien op eigen terrein.

Er wordt op eigen terrein voorzien in de totale parkeerhoefte van de ontwikkeling. Daarmee vormt het aspect parkeren geen belemmering voor het initiatief.

5.10 Leidingen

Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen met een planologische bescherming. Er is op dat gebied geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.

Wel ligt op circa 165 m ten (zuid)westen van het plangebied een gasleiding. Het plangebied ligt niet binnen beschermingszones van deze leiding. In het kader van externe veiligheid wordt verder aandacht besteed in paragraaf 5.3.

Gelet op vorenstaande levert het aspect leidingen geen belemmeringen op voor het planvoornemen.

5.11 Archeologie

Als wettelijk toetsingskader In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta uit 1992. De Wamz is in zijn geheel opgenomen in de Monumentenwet 1988 (Mw art. 38 t/m 60). In de Wamz is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.

Gemeenten zijn met de inwerkingtreding van de Wamz in grote mate verantwoordelijk voor hun eigen bodemarchief. Daartoe heeft de gemeente Deurne gemeentelijk archeologiebeleid ontwikkeld (vastgesteld door de raad op 1 juli 2008), met een bijbehorende archeologische beleidskaart. Dit beleid is vertaald en opgenomen in het geldend bestemmingsplan.

Op de archeologische beleidsadvieskaart (zie navolgende afbeelding) is de planlocatie aangegeven als gebied met de categorie 3 (hoge archeologische verwachting) en categorie 4 (gemiddelde archeologische verwachting). Ter plekke van de bestaande bebouwing is sprake van een lage verwachting. Deze verwachting is doorvertaald in het geldend bestemmingsplan in de vorm van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0028.png"

Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Deurne met ligging planlocatie

Het voornemen heeft betrekking op de sloop van bebouwing en het oprichten van nieuwe bedrijfsbebouwing. Er wordt in totaal 1470 m2 (hoofdgebouw nieuw) - 625 m2 (hoofdgebouw bestaand) + 625 m2 (bedrijfsgebouw nieuw) - 108 m2 (bedrijfsgebouw bestaand) = 1.362 m2 nieuwe bebouwing opgericht. Ter plekke van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' is sprake van een drempelwaarde van 1.000 m2. Er is een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd om eventuele verstoring van archeologische waarden te voorkomen. Het verkennend archeologisch onderzoek is toegevoegd als Bijlage 6 bij de toelichting.

Uit het uitgevoerde verkennend onderzoek is gebleken dat de oorspronkelijke bodemopbouw reeds verloren is gegaan. Daarom vormt het verkennend archeologisch onderzoek geen aanleiding tot het adviseren van vervolgonderzoek. Hooguit zijn binnen het plangebied nog de onderste delen van diepe grondsporen bewaard gebleven. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat sprake is van een uitvoerbaar planvoornemen. Gelet op het feit dat eventueel sprake kan zijn van diepe grondsporen, worden de geldende dubbelbestemmingen overgenomen in het voorliggend plan.

Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.12 Cultuurhistorie

In een bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Bij de opstelling en uitvoering van ruimtelijke plannen moet met de cultuurhistorische (landschaps)waarden van bovenlokaal belang rekening worden gehouden. De provincie heeft in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant cultuurhistorisch waardevolle gebieden aangeduid. Deze gebieden zijn aangewezen op de kaart 'Instructieregels gemeenten: stedelijke ontwikkeling en erfgoed'. Het plangebied is niet aangeduid als een cultuurhistorisch waardevol gebied in de Interim omgevingsverordening.

De Langstraat is een oude doorgaande route door de Peel en ligt op een zandrug van een jonge ontginning. Het gebied ligt in een grootschalig ontginningsgebied en heeft daarom een sterk verkaveld beeld, met een rechtlijnige infrastructuur. De voormalige schrale heidevelden op deze locatie werden tussen 1900 en 1940 door de Heidemij maatschappij ontgonnen en in cultuur gebracht. Deze jonge ontginningen, ook wel de zogenoemde machinelandschappen, worden gekenmerkt door een rationele, antropogene opbouw en een grootschalige en regelmatige, op gemachiniseerde landbouw afgestemde verkaveling. Het patroon van wegen en waterlopen is regelmatig van vorm en systematisch opgezet. Het landschap kenmerkt zich hierdoor door een grote openheid.

Tot omstreeks 1970 maakte de parallelweg ter hoogte van de planlocatie onderdeel uit van de doorgaande weg. De kenmerkende 'knik' in de Langstraat is bij de opwaardering tot provinciale weg rechtgetrokken. De oorsponkelijke doorgaande route is behouden als parallelweg.

De structuur van de Langstraat wordt gekenmerkt door een straat met hoofdzakelijk naoorlogse bebouwing. Op de topografische kaarten tot 1950 is slechts een enkele boerderij weergegeven, waaronder de langgevelboerderij Langstraat 132 en de woning Langstraat 140 (huidige café Dennenlucht). De karakteristieke woning Langstraat 134 dateert uit 1950 en stamt daarmee uit de naoorlogse periode. Het (vervallen en verouderde) bedrijfsgebouw van ca. 108 m2 dateert uit 1925.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0029.png"

Topografische kaarten van het plangebied en omgeving van omstreeks 1900, 1925, 1950 en 1975 (van links naar rechts en van boven naar beneden; bron: Topotijdreis.nl)

In paragraaf 3.1.2 wordt aangegeven op welke wijze wordt omgegaan met de karakteristieke woning uit 1950. De karakteristieke woning wordt verbouwd met inachtneming van cultuurhistorische en karakteristieke waarden, waardoor de cultuurhistorische en architectonische kenmerken behouden blijven.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.13 Waterhuishouding

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordenig moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De waterparagraaf geeft een beschrijving van de beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie en wateropgaven in het plangebied, (motivatie van) meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan.

5.13.1 Beschrijving van het watersysteem

Op ca. 60 m zuiden van het plangebied ligt een primaire watergang. Deze watergang ligt parallel aan de Langstraat en maakt deel uit van het ontwateringssysteem van de Peelontginning ten zuiden van het planvoornemen. De watergang is aangsloten op de Vlier, een gekanaliseerde beek, die ten westen van het plangebied richting de kern van Deurne loopt. Het peil van deze watergang varieert van 24,2 m + NAP tot 24,1 m + NAP.

Het plangebied heeft grondwatertrap VIII. De Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) ligt onder 140 cm, de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) onder 160 cm. Het profiel van het maaiveld varieert van 27,7 m + NAP tot 28,3 m + NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0030.png"

Uitsnede legger Aa en Maas met ligging plangebied

5.13.2 Beleid

Nationaal Waterplan 2016-2021: Op 14 december 2015 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van de het Nationaal Waterplan uit 2009. Het beleid is niet relevant voor de voorgenomen ontwikkeling.

Waterbeheerplan 2022-2027: Op 18 december 2020 heeft het Waterschap Aa en Maas het Waterbeheerplan 2022-2027 vastgesteld. In dit waterbeheerplan staan de doelstellingen die het waterschap nastreeft en wat het waterschap in de periode 2022-2027 gaat doen om deze doelen te halen. In het plan zijn verschillende programma's uitgewerkt:

  • Programma Waterveiligheid;
  • Programma Klimaatbestendig en gezond watersysteem;
  • Programma Schoon water.

Keur Waterschap Aa en Maas: Op 26 februari 2015 heeft het waterschap de nieuwe Keur vastgesteld, die op 1 maart 2015 inwerking is getreden. Deze keur is in samenwerking tussen de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel tot stand gekomen, waardoor nu sprake is van een uniforme Keur.

Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en -kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. In de Keur staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

Gemeente: Met de invoering van de Waterwet is de samenhang tussen het waterbeleid en ruimtelijke ordening verbeterd. De ruimtelijke aspecten van rijks- en regionale waterplannen worden aangemerkt als structuurvisie in de zin van de Wro. Met AMvB's of provinciale verordeningen wordt geborgd dat deze structuurvisies doorwerken in de ruimtelijke ordeningen. In bestemmingsplannen wordt rekening gehouden met deze structuurvisies door de ruimtelijke inpassing van de maatregelen die de waterbeheerder treft.

De gemeente hanteert het Gemeentelijk Rioleringsplan Deurne 2019-2023 (GRP). De gemeente stimuleert initiatieven van particulieren, bedrijven en instellingen voor duurzame omgang met water. De gemeente geeft daarnaast voorlichting over het bewuster omgaan met (hemel)water. Indien de uitbreiding van het verhard oppervlak groter is dan 10 m² dient ook bij verbouw en uitbreiding een waterbergingsvoorziening van 60 mm over de toename van het verhard oppervlak te worden aangebracht op eigen terrein, mits technisch haalbaar. Er is geen sprake van een toename van verhard oppervlak.

De planlocatie ligt buiten het stedelijk gebied. De gemeentelijke taak beperkt zich hier tot de zorg voor het inzamelen van huishoudelijk afvalwater. De gemeente heeft besloten al het huishoudelijk afvalwater in het buitengebied in te zamelen en heeft daarvoor in het buitengebied drukriolering aangelegd.

Voor zover de lozing van bedrijfsafvalwater op de vuilwaterriolering algemeen wordt toegestaan en de lozing geen risico vormt voor het functioneren van de riolering, wordt een beperkte lozing van bedrijfsafvalwater op de riolering toegestaan. Alternatieven voor riolering voor de afvoer van het huishoudelijk afvalwater, worden niet gelijkwaardig geacht.

5.13.3 Plan in relatie tot het watersysteem

Hemelwater: Het plan voorziet in een intensivering van de bestaande bedrijfslocatie, waarbij het bestaande bedrijfsmatig gebruik van de locatie niet wordt gewijzigd. In de bestaande situatie is sprake van circa 3.200 m2 verharding op de bedrijfslocatie, waarvan 733 m2 bedrijfsbebouwing (zie ook de onderstaande luchtfoto). In de nieuwe situatie is sprake van circa 5.000 m2 verharding, waarvan 2.095 m2 bedrijfsbebouwing. Daarnaast neemt het bebouwd oppervlak rondom de bedrijfswoning beperkt toe (ca. 41 m2). In totaal is sprake van een toename van verhard oppervlak van circa 1.800 m2 ten behoeve van het bedrijf en 41 m2 rondom de bedrijfswoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0031.png"

Luchtfoto van de locatie met de huidige aanwezige verharding

Sinds 26 maart 2021 geldt op basis van de Keur van het Waterschap Aa en Maas een compensatieplicht voor het aanbrengen van verhard oppervlak bij een toename die groter is dan 500 m2. Er is sprake van een toename van (bedrijfs)bebouwing en erfverharding van 1.841 m2. Het hemelwater dat op deze verharding valt bij een bui van 60 mm moet kunnen worden opgevangen op eigen terrein. In het gebied geldt een gevoeligheidsfactor van 1.

  • Benodigde compensatie rondom de woning (in m3) = 41 m2 (toename oppervlakte woning) * 1 (gevoeligheidsfactor) * 0,060 m (60 mm) = 2,5 m3;
  • Benodigde compensatie rondom het bedrijf (in m3) = 1.800 m2 (oppervlakte gebouwen en erfverharding) * 1 (gevoeligheidsfactor) * 0,060 m (60 mm) = 108 m3.

Binnen het plangebied is voldoende ruimte om de benodigde waterberging te realiseren. In de tuin van de bedrijfswoning is voldoende mogelijkheid voor het realiseren van een waterberging van 2,5 m3. Binnen de gronden die in gebruik zijn voor het bedrijf, kan waterberging worden gerealiseerd in verschillende vormen. Uit de onderstaande hoogtekaart (bron: AHN) kan worden geconcludeerd dat de zuidoostelijk gedeelte van het plangebied het meest geschikt is voor het realiseren van waterberging. Aansluitend op de bestaande waterberging is een perceelgedeelte van circa 700 m2 beschikbaar (zie gearceerde gedeelte). Er is voldoende ruimte om een waterberging van 108 m3 te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP202122-C001_0032.png"

Hoogtekaart met de locatie voor mogelijkheden voor de realisatie van waterberging (bron: AHN)

Het hemelwater dat afkomstig is van de nieuwe bebouwing wordt afgekoppeld en naar de waterberging gevoerd. Afvoer uit de voorziening kan via de bodem plaatsvinden (via infiltratie), indien de bodem voldoende doorlatend is. Op de locatie is sprake van een zandbodem, waardoor het hemelwater ter plekke kan worden geïnfiltreerd.

Met het bovenstaande is aangetoond dat het planvoornemen kan voldoen aan de vereisten van de Keur. Er is sprake van een uitvoerbaar planvoornemen.

Grondwater: Het plangebied is niet gelegen binnen een attentiegebied met betrekking tot de bescherming van de waterhuishoudkundige situatie van grondwater. Er worden met het planvoornemen geen ingrepen gedaan die invloed hebben op de kwaliteit van grondwater of het grondwaterpeil op locatie. Er is sprake van voldoende ontwateringsdiepte, waardoor geen sprake is van wateroverlast.

Oppervlaktewater: Het plangebied is op geruime afstand gelegen van de primaire watergang, die ten zuiden van het plangebied loopt (circa 62 m). Er worden met het planvoornemen geen ingrepen gedaan of obstakels opgericht die negatieve effecten op oppervlaktewater in de omgeving veroorzaken.

Vuil water: Het afvalwater wordt op doelmatige wijze afgevoerd via de riolering. Het water wordt opgevangen en via de bestaande rioolpersleiding afgevoerd.

5.13.4 Digitale watertoets

Voor onderhavig plan is een digitale watertoets uitgevoerd. De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, waarbij wateraspecten vroegtijdig en expliciet worden meegenomen in ruimtelijke plannen en bij locatiekeuzen.

De digitale watertoets is uitgevoerd via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl). De rapportage is als Bijlage 7 opgenomen bij de toelichting. Vanwege de toename van verhard oppervlak blijkt uit de digitale watertoets dat het waterschap dient te worden betrokken bij de planvorming. Het voorontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan het Waterschap Aa en Maas. Naar aanleiding van het vooroverleg is de waterparagraaf aangevuld. Het bestemmingsplan is uitvoerbaar. Het waterschapsbelang is voldoende geborgd in de Keur.

5.13.5 Conclusie

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het planvoornemen niet leidt tot negatieve effecten met betrekking tot de waterhuishouding. Het aspect water vormt daarom geen belemmering voor het voorgenomen initiatief.

Hoofdstuk 6 Juridische Vertaling

6.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een planologische regeling die zowel de burger als de overheid rechtstreeks bindt. De regels en verbeelding dienen als één geheel te worden beschouwd en kunnen niet los van elkaar worden gezien.

De toelichting op de regels en verbeelding is niet juridisch bindend, maar biedt wel inzicht in de belangenafweging die tot de aanwijzing van bestemmingen heeft geleid en kan bovendien dienst doen bij planinterpretatie.

Om inzicht te geven in de juridische opzet zijn hierna de systematiek en de opbouw van het bestemmingsplan toegelicht.

6.1.1 Vergelijkbare bestemmingsplannen

SVBP 2012 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers - strikt juridisch gezien - geen deel uit van het bestemmingsplan.

De verbeelding van het bestemmingsplan bestaat uit een verzameling geografische bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels. Er wordt uitdrukkelijk op gewezen dat de standaarden geen betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan.

6.1.2 Bestemmingen

Het centrale onderdeel van een bestemmingsplan is de bestemming. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de in het plan begrepen grond bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden. Aan de bestemmingen zijn regels gekoppeld over het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daar bevindende bouwwerken.

Dit bestemmingsplan bevat ook dubbelbestemmingen. Deze overlappen bestemmingen en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen.

Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor.

6.1.3 Verbeelding

De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het buitengebied. Daartoe zijn op de verbeelding bestemmingsvlakken en aanduidingen opgenomen. Aan de ondergrondgegevens op de verbeelding, zoals ingetekende gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergrondgegevens hebben dus uitsluitend een illustratief karakter. Deze gegevens zijn een hulpmiddel voor het bepalen van bestemmingsvlakken en bouwvlakken.

6.2 Opbouw Regels

De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw is als volgt:

  • betekenisafspraken (Hoofdstuk 1 Inleidende regels);
  • de gebruiks- en bouwregels per bestemming (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels);
  • algemene regels (Hoofdstuk 3 Algemene regels);
  • overige regels (Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).

Een bestemmingsartikel (Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
  • van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Ontwikkelingen die niet in de regels mogelijk zijn gemaakt, zijn uitsluitend mogelijk via een buitenplanse procedure.

De planregels zijn gebaseerd op het bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' en het ontwerpbestemmingsplan 'Herstelbestemmingsplan Buitengebied Deurne 2021'.

6.3 Bestemmingen

Bedrijf: De bestemming 'Bedrijf' is overgenomen uit het geldend bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied'. Als bestemmingsomschrijving bij de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 29' (artikel 3.4.2) wordt de beschrijving 'garage-, bandenservice- en reparatiebedrijf/oldtimer tractorenhandel' toegekend. Daarnaast wordt in dit artikel de toegestane bebouwde oppervlakte vergroot naar 2.095 m2.

De maximale inhoud van de bedrijfswoning is vergroot naar 1.000 m3 door in artikel 3.2.2 gewijzigde maatvoering op te nemen.

Waarde - Archeologie 3: De bestemming 'Waarde - Archeologie 3' is overgenomen uit het geldend bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied'.

Waarde - Archeologie 4: De bestemming 'Waarde - Archeologie 4' is overgenomen uit het geldend bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied'.

6.4 Algemene Aanduidingsregels

De gebiedsaanduidingen met de bijbehorende regeling zijn gebaseerd op het geldende bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' en het ontwerpbestemmingsplan 'Herstelbestemmingsplan Buitengebied Deurne 2021'.

6.5 Algemene Afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels zijn gebaseerd op het geldende bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' en het ontwerpbestemmingsplan 'Herstelbestemmingsplan Buitengebied Deurne 2021'.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt betreft een particulier initiatief waarbij alle kosten voor rekening komen van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn daarom aan de ontwikkeling van dit plan geen kosten verbonden.

De gemeente Deurne sluit met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst af, waarin wordt vastgelegd dat de verantwoordelijkheid voor gemaakte kosten betreffende eventuele planschade bij de initiatiefnemer ligt. De exploitatie is op deze manier anderszins verzekerd.

Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig. Het plan is economisch uitvoerbaar en heeft verder geen consequenties voor de gemeentelijke kas.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Omgevingsdialoog

In het bestemmingsplanproces bestaan diverse mogelijkheden tot communicatie met de omgeving. In het kader van de haalbaarheid heeft initiatiefnemer de omwonenden geïnformeerd over de plannen. Hiervan is een verslag toegevoegd als Bijlage 8 bij de toelichting. De omgevingsdialoog heeft niet geleid tot aanpassingen van het plan.

8.2 Vooroverleg

In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen, en met de besturen van de provincie en het Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

In het kader van het vooroverleg is het plan toegezonden aan het waterschap en de provincie.

Provincie Noord-Brabant: De provincie heeft na het verstrijken van de vaste reactietermijn een vooroverlegreactie toegezonden. De vooroverlegreactie is daarom per abuis niet meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Dit is aanleiding geweest voor de provincie om een zienswijze in te dienen (zie paragraaf 8.3).

Waterschap Aa en Maas: Het waterschap heeft op 30 mei 2022 een vooroverlegreactie toegezonden. Het waterschap heeft verzocht om de waterparagraaf aan te vullen met een uitwerking van de toename van het verhard oppervlak en een uitwerking van de waterberging, om zodoende aan te tonen dat het plan uitvoerbaar is op basis van de beleidsregel om versnelde afstroming van hemelwater naar het oppervlaktewater te voorkomen. De waterparagraaf is naar aanleiding van de vooroverlegreactie aangevuld.

8.3 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Er is één zienwijze ingebracht. Deze zienswijze is in de besluitvorming meegenomen. Daarnaast is een ambtshalve wijziging doorgevoerd. De Nota van zienswijzen en Nota van wijzigingen is toegevoegd als Bijlage 9 bij de toelichting.

Bijlage 1 Voorwaardelijke Verplichting

Bijlage 1 Voorwaardelijke verplichting

Bijlage 2 Regeling Parkeernormen Deurne 2019

Bijlage 2 Regeling parkeernormen Deurne 2019

Bijlage 3 Beleidskader Kwaliteitsverbetering Landschap

Bijlage 3 Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap

Bijlage 1 Landschapsplan

Bijlage 1 Landschapsplan

Bijlage 2 Standaardadvies Externe Veiligheid

Bijlage 2 Standaardadvies Externe Veiligheid

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai En Indirecte Hinder

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek industrielawaai en indirecte hinder

Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 4 Quickscan flora en fauna

Bijlage 5 Stikstofonderzoek

Bijlage 5 Stikstofonderzoek

Bijlage 6 Verkennend Archeologisch Onderzoek

Bijlage 6 Verkennend archeologisch onderzoek

Bijlage 7 Digitale Watertoets

Bijlage 7 Digitale watertoets

Bijlage 8 Omgevingsdialoog

Bijlage 8 Omgevingsdialoog

Bijlage 9 Nota Van Zienswijzen En Nota Van Wijzigingen

Bijlage 9 Nota van zienswijzen en Nota van wijzigingen