Appartementen Dintelstraat
Bestemmingsplan - Gemeente Dongen
Vastgesteld op 28-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Appartementen Dintelstraat' van de gemeente Dongen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0766.BP2012000013-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.7 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.11 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.12 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.13 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.14 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.17 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.18 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.19 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.20 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning. Dit samenlevingsverband dient in continuïteit en onderlinge verbondenheid te zijn.
1.21 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.22 mantelzorg
de hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.
1.23 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.24 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.25 peil
- a. De kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt.
- b. Bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water.
- c. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.26 platte dakafdekking
een horizontaal of nagenoeg horizontaal vlak met een dakhelling van maximaal 3° ter afdekking van een gebouw.
1.27 voorgevel van een gebouw
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw. Indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel), bepalen burgemeester en wethouders welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd.
1.28 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur / logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
- a. Indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde.
- b. Indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Het wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
- b. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeervoorzieningen, achterpaden en ontsluitingen, water en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Het is niet toegestaan om:
- 1. onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een hoogte van meer dan 1 m.
- b. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
- c. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
- d. Het parkeren van voertuigen of het plaatsen van objecten als aanhangwagens, boten, caravans en andere kampeermiddelen vóór de voorgevel van het gebouw is niet toegestaan, behoudens ter plaatse van een toegang tot een garage/berging of carport.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen.
- b. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen, verkeersgeleiding, informatievoorziening, reclame-uitingen, water, voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied, zoals waterinfiltratie en – transportvoorzieningen, afval(water)inzameling en ondergrondse bergbezinkbassins.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd.
- 1. Gebouwen voor nutsvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen en abri's.
- 2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- b. De oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 15 m².
- c. De bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3 m.
- d. De bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m.
- e. De bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m.
- f. De bouwhoogte van voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens bedraagt ten hoogste 6 m.
- g. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 m.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt.
- b. Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer-Verblijfsgebied' ten minste 1,5 m bedraagt.
- c. Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. Afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%.
- b. Overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 8 Overige Regels
8.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan 'Appartementen Dintelstraat'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
Vieya Wooncorporatie is voornemens op een perceel aan de Dintelstraat in Dongen een appartementengebouw te realiseren.
Het plangebied is juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Zuid en West Dongen' (2010). De beoogde ontwikkeling past niet in dit bestemmingsplan omdat deze niet binnen het bouwvlak en de maximaal toegestane bouwhoogte past. Ook het bijbehorende parkeerterrein past niet binnen de geldende bestemming. De gemeente Dongen wenst echter medewerking te verlenen aan dit woningbouwinitiatief.
Het voorliggende bestemmingsplan 'Appartementen Dintelstraat' voorziet in de juridisch-planologische regeling van de beoogde ontwikkeling.
Figuur 1.1. Fragment van de plankaart van het vigerende bestemmingsplan Zuid en West Dongen
1.2 Huidige Situatie En Omgeving
De projectlocatie ligt aan de westzijde van de kern Dongen (zie figuur 1.2) op de hoek van de Dintelstraat en de Reggestraat en binnen het kwadrant van de Middellaan en de Westerlaan. Aan de westzijde grenst de projectlocatie aan een kantoorgebouw. In de huidige situatie is de locatie onbebouwd.
Figuur 1.2. Globale ligging plangebied
1.3 Opzet Plantoelichting
De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt.
- In hoofdstuk 2 worden het plangebied en de ontwikkeling toegelicht.
- Hoofdstuk 3 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de ruimtelijke, planologische en milieuaspecten.
- In hoofdstuk 4 wordt een toelichting gegeven op de bestemmingsregeling (plankaart en regels).
- In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
- Hoofdstuk 6 bevat de resultaten van de inspraak- en overlegprocedure.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Analyse Plangebied En Omgeving
De projectlocatie ligt op de hoek van de Dintelstraat en Reggestraat in de wijk West I. De wijk heeft overwegend een woonfunctie met veelal aaneengesloten woningbouw en een daarbij behorende verkeers- en groenstructuur.
Langs de oostkant van de Dintelstraat staan rijwoningen met twee bouwlagen en een kap. Aan de westkant en direct grenzend aan de projectlocatie staat het kantoorgebouw van GfK (Panel Services Benelux B.V.) met bijbehorend parkeerterrein. Op korte afstand van de locatie liggen de Middellaan en de Westerlaan. Deze wegen behoren tot de hoofdinfrastructuur van Dongen. De Middellaan is een belangrijke toegangsweg tot het centrum.
Figuur 2.1. Bestaande situatie met aan de achterzijde van het perceel kantoorgebouw van GfK
2.2 Projectbeschrijving
Vieya Wooncorporatie is voornemens om op de hoek van de Dintelstraat en de Reggestraat een appartementengebouw met 15 appartementen te realiseren. Het gebouw zal bestaan uit vier bouwlagen. Op de eerste bouwlaag worden drie appartementen en de bergingen gesitueerd. Op de 2e, 3e en 4e bouwlaag bevinden zich elk vier appartementen. De totale hoogte van het gebouw bedraagt 13,5 meter inclusief de liftopbouw.
Het gebouw wordt georiënteerd en ontsloten op de Dintelstraat. In figuur 2.2 is een situatieschets van het te realiseren appartementengebouw weergegeven. In totaal worden er 40 parkeerplaatsen aangelegd die nabij de entree en langs de Dintelstraat gerealiseerd worden. Alle parkeerplaatsen zijn openbaar toegankelijk. Aan de zijde van de Dintelstraat en in het verlengde van de langsparkeerplaatsen is ruimte gereserveerd voor afvalcontainers. De langsparkeerplaatsen en de afvalcontainers worden aan het zicht onttrokken door een beplantingshaag.
Het gebouw dient wat betreft situering, bouwhoogte en bouwmassa aan te sluiten op de bestaande bebouwing in de omgeving en dient het kantoorgebouw langs de Middellaan en de nieuwbouwwoningen aan de Reggestraat met elkaar te verbinden.
Figuur 2.2. Detail inrichting perceel en situering parkeerplaatsen
Figuur 2.3. 3D Impressies van de beoogde ontwikkeling (vooraanzicht en zicht vanaf de Dintelstraat)
2.3 Planologische Verantwoording
Het beoogde appartementengebouw is zowel planologisch en ruimtelijk aanvaardbaar. De ontwikkeling past binnen het ruimtelijk beleidskader van de provincie en de gemeente (zie hoofdstuk 3) en er zijn geen onoverkomelijke milieubelemmeringen voor de beoogde ontwikkeling (zie hoofdstuk 3). De ontwikkeling is financieel uitvoerbaar.
Hoofdstuk 3 Toetsen
3.1 Beleidskader
Het relevante beleidskader voor de beoogde ontwikkeling is weergegeven in onderstaande tabel. In de tabel zijn de relevantie beoordelingsaspecten uit de beleidsdocumenten weergegeven en in de laatste kolom is de afweging hiervan weergegeven.
overheid en kader | beoordelingaspect | afweging | |
Rijk | |||
Nota Ruimte | Zuinig ruimte gebruik | Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaand bebouwd gebied aanwezig is. |
overheid en kader | beoordelingsaspect | afweging | |
Provincie Noord Brabant | |||
Structuurvisie Ruimtelijke ordening Noord-Brabant | In het stedelijk concentratiegebied wordt de verstedelijkingsbehoefte opgevangen. | Dongen is aangewezen als stedelijk concentratiegebied. | |
Binnen de stedelijke structuur zijn er ambities: 1. Concentratie van verstedelijking. 2. Inspelen op demografische ontwikkelingen. 3. Zorgvuldig ruimtegebruik. 4. Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit. 5. Betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur. | De locatie maakt samen met het kantoorgebouw van GFK deel uit van de voormalige schoollocatie De Pijler. Het betreft een herstructueringslocatie. Woningbouw ter plaatse is een kwalitatieve verbetering in bestaand stedelijk gebied. | ||
Het stedelijk concentratiegebied vangt per saldo het migratieoverschot van de hele provincie op. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda´s voor wonen. | De ontwikkeling vindt plaats binnen de grenzen van het stedelijk gebied en past binnen de woningbouwplanning van de gemeente. Over de woningbouwplanning zijn provinciale afspraken gemaakt. | ||
Verordening ruimte Noord-Brabant | Bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling zijn uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk gebied of in kernen in het landelijk gebied. | De projectlocatie ligt in het bestaand stedelijk gebied. | |
Beoogde nieuwbouw moet aansluiten op de afspraken genoemd in de gemeentelijke woningbouwplanning. | De beoogde ontwikkeling past binnen de provinciale- en gemeentelijke woningbouwafspraken. |
overheid en kader | beoordelingsaspect | afweging |
Gemeente Dongen | ||
Structuurvisie Dongen 2020 | Met betrekking tot wonen moet het aanbod goed aansluiten bij de specifieke vraag binnen de gemeente Dongen en afgestemd zijn op het regionale bouwprogramma. De huisvesting van starters en jonge gezinnen is een aandachtspunt om te kunnen waarborgen, dat er in Dongen ook in de toekomst sprake is van een gemêleerde bevolkingssamenstelling en de instandhouding van het gewenste voorzieningenniveau. Daartoe is het noodzakelijk jonge mensen voor Dongen te behouden. Gestapelde bouw moet hierbij gedoseerd worden toegestaan. | De beoogde ontwikkeling is afgestemd op de provinciale- en gemeentelijke woningbouwplanning. |
De Middellaan is een belangrijke entree voor Dongen. Aan deze weg zijn verschillende parels aanwezig die in de afgelopen jaren zijn versterkt. De ambitie is om de Middellaan verder te verbeteren als as door de realisering van woningen in de wijken die aansluiten op de Middellaan met de voorkant naar de Middellaan toe gericht. | De ontwikkeling van het beoogde appartementengebouw voorziet in een versterking van de Middellaan en sluit hiermee prima aan op de ambitie om deze as ruimtelijk en kwalitatief te versterken. | |
Bestemmingsplan Zuid en West Dongen | In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de ontwikkeling van een appartementengebouw aan de westzijde van de Dintelstraat. Een uitgewerkt bouwplan was op het moment van vaststelling nog niet beschikbaar. De bestemmingsregeling is destijds afgestemd op een voorlopig bouwplan. Daarin werd uitgegaan van een plat afgedekt gebouw evenwijdig aan de Dintelstraat in drie bouwlagen met een maximale bouwhoogte van 11 meter | Ontwikkeling met woningbouw is in het bestemmingsplan als gewenste ontwikkeling aangemerkt. Het gebouw is echter één bouwlaag hoger dan destijds voorzien. Het aantal appartementen verdubbelt. Tevens is het gebouw een kwartslag gedraaid. |
Beleidsplan Wonen 2005-2015 | Het Beleidsplan Wonen 2005-2015 doet de aanbeveling om een accent te leggen op de versterking van de identiteit van de wijken en de instandhouding of versterking van de diversiteit aan woonmilieus. | De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van een kleinschalig appartementengebouw. Hiermee wordt voorzien in een woningbouwproject dat bijdraagt aan de versterking en diversiteit aan woonmilieus in de wijk West I. |
Welstandsnota Gemeente Dongen | In 2004 is de Welstandsnota voor de gehele gemeente Dongen vastgesteld. Het beleid is enerzijds gericht op het behouden en versterken van diversiteit in bebouwing en uiterlijk en anderzijds op het aanmoedigen van contrasten. | Het ontwerp zal aan de gestelde eisen uit het welstandsbeleid worden getoetst. |
Woningbouwplanning | De gemeente beschikt over een door de provincie goedgekeurd woningbouwprogramma, dat in de periode 2009-2020 voorziet in de bouw van in totaal 1.350 woningen. | De beoogde ontwikkeling van de 15 woningen past in het gemeentelijk woningbouwprogramma. |
Conclusie
De realisatie van het appartementengebouw past binnen het geldende rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid.
3.2 Verkeer En Parkeren
Verkeer
Een bestemmingsplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening als onder andere het verkeer in en rondom een plangebied verkeersveilig en goed kan afwikkelen. Inzicht in verkeer is ook van belang omdat deze als invoer dient voor de onderzoeken naar wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit. In deze paragraaf worden daarom de verkeersintensiteiten en voertuigverdelingen op de Dintelstraat, Reggestraat, Middellaan en Westerlaan bepaald voor de toekomstige situatie (2022). De toekomstige intensiteiten worden bepaald door de verkeersproductie en –attractie (verkeersgeneratie) van de beoogde ontwikkeling toe te delen aan de autonome verkeersintensiteit.
Verkeersgeneratie ontwikkeling
De verkeersgeneratie is bepaald door kengetallen te vermenigvuldigen met de aantallen wooneenheden. De verkeerskengetallen zijn ontleend aan CROW publicatie 256 (Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden; vuistregels en kengetallen gemotoriseerd verkeer; oktober 2007; Ede). Hierbij is rekening gehouden met het woonmilieutype “centrum dorps” en een omrekeningsfactor van 0,9 om de weekdagetmaal te bepalen. De verkeersgeneratienorm per wooneenheid bedraagt 6,3 mvt/weekdagetmaal. De totale verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling (15 appartementen) bedraagt afgerond circa 95 mvt/weekdagetmaal. Bij het toedelen van de verkeersgeneratie op de wegen is uitgegaan van een 100% toedeling op alle wegen. Daarmee is sprake van een 'worst case' scenario.
Verkeersintensiteiten
De gemeente Dongen heeft een verkeersmodel dat een prognose geeft van de verkeersintensiteiten op de wegen binnen de gemeente voor het prognosejaar 2020. Door rekening te houden met een autonome groei van 0,4% is de autonome verkeersintensiteit voor 2022 bepaald. Het groeipercentage is gebaseerd op landelijke gemiddelden die gelden voor gemeentes met een “matig stedelijke” verstedelijkingsgraad. De verstedelijkingsgraad is bepaald op basis van cijfers van het CBS, de autonome groei op basis van de publicatie “Daling in Groei” (actualisatie van de verkeerskundige kencijfers; dec. 2009; RBOI-Rotterdam). In tabel 3.1 zijn de verkeersintensiteiten weergegeven.
Tabel 3.1. Verkeersintensiteiten
weg | 2020 | 2022* | 2022* (inclusief ontwikkeling) |
prognose | autonoom | toekomstig | |
Middellaan (west) | 22.586 | 22.800 | 22.900 |
Middellaan (midden: Westerlaan – Trappistenstraat) | 12.304 | 12.400 | 12.500 |
Westerlaan (noord: Middellaan – Beethovenstraat) | 6.800 | 6.900 | 6.900 |
Westerlaan (zuid: Middellaan – Rijnstraat) | 16.950 | 17.100 | 17.200 |
Reggestraat/ Dintelstraat | 500 | 500 | 600 |
* afgerond op 100-tallen
Verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid
De verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid is gewaarborgd als een weg voldoet aan de principes van Duurzaam Veilig. Een weg is Duurzaam Veilig als overeenstemming is tussen de functie, vorm en gebruik van de weg.
Middellaan en Westerlaan
De Middellaan en Westerlaan zijn qua functie ingedeeld in de categorie gebiedsontsluitingsweg. De vorm van deze wegen sluit hierop aan. De wegen hebben namelijk een maximum snelheid van 50 km/uur binnen de bebouwde kom en 80 km/uur buiten de bebouwde kom, een asfaltverharding en gescheiden infrastructuur voor langzaam verkeer. Ook het gebruik van de wegen sluit aan bij de categorie gebiedsontsluitingsweg. Deze wegen worden namelijk gebruikt door relatief veel gemotoriseerd verkeer. Het verkeer gebruikt deze wegen om van en naar andere gebieden te rijden.
De Middellaan en Westerlaan zijn dus qua vorm, functie en gebruik in overeenstemming met elkaar in de autonome en toekomstige situatie (2022).
Dintelstraat en Reggestraat
De Dintelstraat en Reggestraat zijn erftoegangwegen en behoren daarmee tot wegen van de laagste categorie. Deze wegen worden door relatief weinig gemengd verkeer gebruikt. Hoofdzakelijk worden deze wegen gebruikt om achterliggende straten en percelen te bereiken of te verlaten. De Dintelstraat en Reggestraat sluiten hierbij aan. Ook de vorm van de wegen met een snelheidsregime van 30 km/uur en een open verhardingssoort sluit aan bij de functie.
De Dintelstraat en Reggestraat zijn qua vorm, functie en gebruik in overeenstemming met elkaar in de autonome en toekomstige situatie (2022).
Omdat de relevante wegen aansluiten bij de principes van Duurzaam Veilig mag verwacht worden dat de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling zijn gewaarborgd in de toekomstige situatie. Hiermee wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.
Overige verkeersgegevens
Voor de sectorale onderzoeken naar onder andere wegverkeerslawaai zijn ook de verdelingen per voertuigcategorie en per periode-uur voor de verschillende wegen van belang. In tabel 3.2 zijn deze verdelingen weergegeven. De verdelingen op de Middellaan en Westerlaan zijn bepaald aan de hand van tellingen die uitgevoerd zijn door de gemeente. Voor de Dintelstraat en Reggestraat zijn geen exacte gegevens bekend. Voor deze wegen is aangesloten telling die horen bij vergelijkbare wegen als de Deken Batenburgstraat en Oude Baan.
Tabel 3.2. Voertuigverdelingen
dagperio-de-uur | avond- periode-uur | nacht- periode-uur | lichte mvt | middelzware mvt | zware mvt | |
Middellaan (west) | 6,54 % | 1,04 % | 0,75 % | 89,1 % | 5,22 % | 5,68 % |
Middellaan (midden) | 6,50 % | 3,75 % | 0,99 % | 95,0 % | 4,0 % | 1,0 % |
Westerlaan (noord) | 6,5 % | 3,5 % | 0,88 % | 92,0 % | 6,0 % | 2,0 % |
Westerlaan (zuid) | 6,58 % | 3,0 % | 1,13 % | 86,0 % | 7,0 % | 7,0 % |
Reggestraat/Dintelstraat | 6,8 % | 3,3 % | 0,6 % | 91,0 % | 6,0 % | 3,0 % |
Parkeren
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een positieve of sluitende parkeerbalans. Een parkeerbalans is een vergelijking tussen de parkeervraag ten gevolge van een beoogde ontwikkeling en het parkeeraanbod in de omgeving daarvan. De parkeervraag wordt bepaald aan de hand van de normen uit CROW publicatie 182 (Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormering; sept. 2008; Ede). De beoogde ontwikkeling bevindt zich volgens deze publicatie in de "rest van de bebouwde kom" van de gemeente Dongen. De gemeente Dongen heeft een "matig stedelijke" verstedelijkingsgraad (bron: CBS). De hierbij horende (maximale) parkeernorm bedraagt uitgaande van een woning in een goedkope prijsklasse: 1,7 parkeerplaatsen per appartement. Voor de 15 appartementen betekent dit een parkeervraag van 26 parkeerplaatsen. Er worden 40 parkeerplaatsen gerealiseerd die openbaar toegankelijk zijn. Nabij de hoofdentree worden 11 parkeerplaatsen op het maaiveld gerealiseerd. Tevens worden er 3 langsparkeerplaatsen en 26 haaksparkeerplaatsen aangelegd aan de Dintelstraat. De parkeerdruk ten gevolge van de beoogde ontwikkeling neemt niet toe. De parkeercapaciteit neemt toe. Hiermee is sprake van een sluitende/positieve parkeerbalans en wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.
Figuur 3.1. Te realiseren parkeerplaatsen nabij de ontwikkeling
3.3 Bedrijven
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009).
Toetsing
Voor de beoogde ontwikkeling is van belang dat voldoende afstand tussen het recent gerealiseerde kantoorgebouw aan de Middellaan 25 (GFK) ten westen van de projectlocatie en de woonbebouwing in de omgeving wordt aangehouden. Het kantoorgebouw ligt op 30 meter afstand van de projectlocatie en voldoet hiermee aan de richtafstand uit de VNG-publicatie van 10 meter.
De afstand tussen de nieuwe woningen en het parkeerterrein van het kantoorgebouw bedraagt aan de westzijde ongeveer 10 meter. Hiermee wordt niet aan de richtafstand van 30 meter voldaan. Hierbij moet echter worden meegenomen dat tussen het parkeerterrein en het appartementen gebouw een keerwandconstructie staat die een zekere geluidsafschermende werking heeft. Er is derhalve akoestisch onderzoek uitgevoerd om te bepalen of een goed woon en leefklimaat gegarandeerd kan worden.
Onderzoek
De opdrachtgever heeft akoestisch onderzoek (zie bijlage 1) uit laten voeren voor de realisatie van het appartementengebouw aan de Dintelstraat te Dongen in verband met de naastgelegen parkeerplaats van het kantoorgebouw van GfK. Er is onderzocht of een acceptabel woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd op de boogde locatie.
Resultaten onderzoek
Uit het onderzoek blijkt dat het hoogst berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ten gevolge van de activiteiten op het parkeerterrein 50 dB(A) etmaalwaarde bedraagt. Dit wordt als een acceptabel geluidniveau gezien.
Conclusie
De realisatie van het appartementengebouw vormt geen belemmering voor de naastgelegen functies en omgekeerd vormen de naastgelegen functies geen belemmering voor het appartementengebouw.
3.4 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
LPG-tankstation Vlasveld
Op een afstand van meer dan 500 meter van de locatie ligt het LPG-tankstation Vlasveld. Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) heeft dit bedrijf een invloedsgebied van 150 meter. De beoogde nieuwbouw ligt hier ruim buiten.
Vervoer gevaarlijke stoffen
In de omgeving zijn geen routes aanwezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor, water. Evenmin zijn planologische relevante buisleidingen aanwezig (bron: www.risicokaart.nl).
Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de realisatie van het plan dan ook niet in de weg.
3.5 Milieueffectrapportage
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusies
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
3.6 Kabels En Leidingen
Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving van het plangebied aanwezig.
3.7 Cultuurhistorie En Archeologie
Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Dongen 2011
De archeologische beleidskaart is vastgesteld door de gemeenteraad op 10 februari 2011 en moet gelezen worden in relatie tot de vastgestelde Erfgoedverordening.
Voor gebieden met op de AMK en IKAW een middelhoge of hoge verwachtingswaarde is het uitgangspunt dat onderzoek wordt uitgevoerd als ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd of gepland die de eventuele archeologische waarden kunnen aantasten. Archeologisch onderzoek is nodig bij gebieden groter dan 100 m2 en bij een diepte van meer dan 50 cm.
Toetsingskader
Op de gemeentelijke beleidsadvieskaart zijn de gronden aangeduid met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Indien voor deze gronden een bodemingreep dieper gaat dan 0,5 meter min maaiveld en het planoppervlak is 100 m2 of meer dan is een omgevingsvergunning verplicht.
Figuur 3.2. Kaartfragment Archeologische beleidskaart
Toetsing / beoordeling
Omdat het bouwplan een oppervlakte heeft van meer dan 100 m2 en de bodemingreep dieper zal zijn dan 50 cm, is archeologisch onderzoek in beginsel nodig. In het kader van het bestemmingsplan Zuid en West Dongen heeft de provinciaal archeoloog geconcludeerd dat archeologisch onderzoek voor deze bouwlocatie niet noodzakelijk is. Uit archeologisch oogpunt bestaat geen bezwaar tegen de beoogde ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
3.8 Bodem
Algemeen
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. De vigerende bestemming van het perceel wijzigt niet.
Onderzoek
In verband met de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) uitgevoerd op de locatie Dintelstraat te Dongen. Het doel van het onderzoek is aan te tonen dat op de locatie redelijkerwijs gesproken geen verontreinigingen aanwezig zijn in gehalten die een belemmering kunnen vormen voor het beoogde bodemgebruik (nieuwbouw appartementen) dan wel op grond waarvan eventueel vervolgmaatregelen noodzakelijk zijn.
Omdat uit het vooronderzoek geen bijzonderheden naar voren zijn gekomen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging is de onderzoekshypothese ‘onverdacht’ gesteld.
Resultaten
De bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie bestaat tot einde boring (ca. 3,3 m-mv) uit matig fijn zand. Het grondwater bevond zich ten tijde van de grondwatermonstername op ca. 0,75 m-mv. Er zijn geen bijzonder omstandigheden in de bodem aangetroffen. Aan het omhooggebrachte bodemmateriaal zijn geen bijzonderheden waargenomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van asbest of andere verontreinigingen.
Zowel in de grond als in het freatische grondwater overschrijdt geen van de geanalyseerde parameters de landelijke achtergrondwaarde of streefwaarde.
Conclusie onderzoek
Omdat in de grond en het freatische grondwater geen overschrijdingen van de landelijke achtergrond- en streefwaarden zijn aangetoond, kan de hypothese ‘onverdacht’ worden bevestigd. Op basis van het voorliggende rapport kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en grondwater geen belemmeringen aanwezig zijn voor het beoogde gebruik of (her)ontwikkeling van de locatie.
Aanbevelingen onderzoek
Gezien de hoogte van de aangetroffen concentraties behoeft, conform het toetsingskader, geen vervolgonderzoek of sanering te worden uitgevoerd.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
3.9 Water
Voor ruimtelijke plannen is de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. In het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro is het waterschap gevraagd wateradvies af te geven. Het wateradvies is opgenomen in bijlage 3 van dit bestemmingsplan. De opmerkingen van het waterschap zijn verwerkt in voorliggend plan.
Het huidige watersysteem
Het maaiveld van het plangebied ligt op circa 5 meter + N.A.P. Hydrologisch gezien ligt de beoogde bouwlocatie in intermediair gebied. Na de sloop van de bebouwing ligt het terrein nu braak.
Op de locatie is geen oppervlaktewater aanwezig. Zowel aan de overzijde van de Westerlaan als aan de overzijde van de Middellaan zijn afwateringssloten aanwezig. Deze voeren overigens voor een groot deel van het jaar geen water.
Gelet op de zanderige ondergrond, is de verwachting dat infiltratie ter plaatse mogelijk is.
Toekomstig watersysteem
Nagegaan is of de beoogde ontwikkeling strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.
Als gevolg van de ontwikkeling neemt het bebouwd oppervlak toe met circa 965 m2 (circa 465 m2 ten gevolge van het appartementengebouw en circa 500 m2 daarbuiten, parkeerplaatsen en wegverharding).
Bij de uitwerking van het bouwplan wordt aanbevolen hemelwater zoveel mogelijk in de bodem te laten infiltreren (volgens de 'leidraad rioleringen'). Dit kan bijvoorbeeld door toepassing van infiltratieriolen of doorlatende bestrating met daaronder bergingscapaciteit of realisatie van grindkoffers. De aanleg van open water ligt niet voor de hand, omdat niet kan worden aangesloten bij het regionale watersysteem. Doordat het terrein in intermediair gebied ligt is het naar verwachting bij intensieve of langdurige buien niet mogelijk al het hemelwater in de bodem te infiltreren. Om wateroverlast door een overschot aan hemelwater te voorkomen dienen de infiltratievoorzieningen een overstort op de riolering te krijgen. Om het hemelwater schoon te houden worden uitsluitend niet-uitlogende bouwmaterialen toegepast.
Voor de afvoer van hemelwater van het te realiseren appartementencomplex wordt in de Dintelstraat een hemelwaterriool aangelegd. Het hemelwaterriool dat aangelegd gaat worden is onderdeel van de in aanbouw zijnde ontwikkeling van de Reggestraat. Deze riolering heeft echter onvoldoende capaciteit om beide ontwikkelingen op te vangen. Onder de parkeerplaatsen kunnen grindkoffers worden aangelegd die voorzien in de benodigde bergingcapaciteit. In de technische planuitwerking zal de exacte capaciteit hiervan bepaald worden. Daarnaast kan hemelwater afgevoerd worden naar de te graven greppels. Bij de detailuitwerking van het plan wordt nagegaan of afvoer van hemelwater mogelijk is met behulp van een infiltratieriolering.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de beoogde functiewijziging niet strijdig is met waterdoelstellingen dan wel noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.
3.10 Ecologie
Beleid en normstelling /toetsingskader
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt midden in de bebouwde kom van Dongen en vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Gebiedsbescherming is derhalve niet aan de orde.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van een nieuw woningbouwcomplex.
De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen algemene natuurwaarden (zoogdieren) en broedvogels.
Onderzoek
Beschermde soorten
Op grond van foto's en algemene kennis van de natuurwaarden in de regio worden de volgende beschermde soorten in het plangebied verwacht.
In de directe omgeving kunnen broedvogels aanwezig zijn. Het perceel zelf is ongeschikt als nestplaats. Het gebied vervult geen functie als leefgebied voor algemene soorten zoogdieren (mol, huisspitsmuis en veldmuis). Het gebied is ongeschikt als landbiotoop van amfibieën.
Het gebied is als gevolg van ligging, inrichting en beheer ongeschikt als verblijfplaats van overig beschermde soorten en van de zwaar beschermde soorten, die staan vermeld op tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet.
Beoordeling
Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 (algemene soorten) waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde ontwikkeling geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden volgens de principes van zorgvuldig handelen en mogen broedvogels niet verstoord worden. Wat de gebiedsbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische hoofdstructuur geen beletsel vormen voor de ontwikkeling.
3.11 Wegverkeerslawaai
Binnen dit bestemmingsplan worden nieuwe wooneenheden mogelijk gemaakt. Volgens de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) worden wooneenheden als geluidsgevoelige bestemming aangeduid en is akoestisch onderzoek naar onder andere het wegverkeerslawaai noodzakelijk. De rekenbladen met de berekeningsuitvoer zijn als bijlage toegevoegd.
Wettelijk kader
Geluidszone
Voor het realiseren van nieuwe wooneenheden en/of functiewijzigingen naar de bestemming wonen is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai volgens de Wgh verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg. Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-gebieden. De wegen waarvan de geluidszone over de ontwikkeling valt zijn de Middellaan en Westerlaan.
30 km/uur-wegen
Op basis van jurisprudentie en in het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter ook aannemelijk gemaakt te worden dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de 30 km/uur-wegen. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan een wettelijk kader aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde als richtwaarde gehanteerd en geldt de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde. De geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de 30 km/uur-wegen is onderzocht voor de Dintelstraat en Reggestraat.
Normstelling Wet geluidhinder
Een nieuwe geluidsgevoelige functie dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde (richtwaarde). Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt deze 48 dB. De voorkeursgrenswaarde (richtwaarde) mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze waarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger) en maatregelen bij de ontvanger (gevelmaatregelen).
Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan ingeval van een gezoneerde weg een verzoek tot vaststelling van hogere waarden worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. Deze hogere waarde mag een de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde (maximaal aanvaardbare waarde) ten gevolge van het wegverkeerslawaai bedraagt voor de realisatie van nieuwe woningen in deze binnenstedelijke situatie 63 dB.
Binnenwaarde
Daarnaast dient altijd de wettelijke binnenwaarde van 33 dB te worden gegarandeerd (artikel 111 lid 2 Wgh). Het kan daarvoor noodzakelijk zijn dat geluidsisolerende gevelmaatregelen worden genomen. In het kader van de ruimtelijke procedures komen deze maatregelen echter niet aan bod. De gevelmaatregelen komen pas aan de orde in het kader van de daadwerkelijke realisatie van de ontwikkeling. Hieraan wordt bijvoorbeeld getoetst bij een bouwaanvraag. Voor het berekenen van de gevelisolatie worden als uitgangspunt de gecumuleerde geluidsbelastingen ten gevolge van alle relevante wegen genomen. In de bijlage (rekenbladen) zijn deze gecumuleerde geluidsbelastingen weergegeven, exclusief aftrek 110 g van de Wgh.
Onderzoek
Rekenmethode
Met behulp van de Standaard Rekenmethode 2 (SRM 2) uit het Reken- en Meetvoorschrift 2006 zijn de specifieke geluidsbelasting aan de buitengevels van de geprojecteerde ontwikkelingen berekend voor het prognosejaar 2022 (einde planperiode bestemmingsplan). De SRM2-berekeningen zijn uitgevoerd met het softwareprogramma Geomilieu, versie 1.81.
Aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder
Volgens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Conform artikel 3.6 uit het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006 geldt voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/uur een aftrek van 5 dB. Als de maximumsnelheid hoger is bedraagt de aftrek 2 dB.
Dosismaat
De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Invoergegevens
In de paragraaf verkeer zijn verkeersintensiteiten en verdelingen per voertuigcategorie en per periode-uur verantwoord voor de verschillende wegen. Ook de verhardingssoort is aangegeven en de maximumsnelheden.
De maximale bouwhoogte van de ontwikkelingen bedraagt 13,50 meter. In het akoestisch onderzoek zijn daarom de waarneemhoogte van de toetspunten gesteld op 1,5m, 4,5m, 7,5m, 10,5m en 13,5 meter.
Resultaten
In tabel 3.3 zijn de berekende geluidsbelastingen aan de gevels weergegeven ten gevolge van het wegverkeerslawaai.
Tabel 3.3. Maximale geluidsbelasting aan de gevels
waarneemhoogte \ bron | Westerlaan | Middellaan | Reggestraat | Dintelstraat |
1,5 m | 45 dB | 55 dB | 44 dB | 51 dB |
4,5 m | 46 dB | 56 dB | 44 dB | 51 dB |
7,5 m | 47 dB | 57 dB | 44 dB | 50 dB |
10,5 m | 48 dB | 57 dB | 44 dB | 49 dB |
13,5 m | 48 dB | 57 dB | 43 dB | 48 dB |
Uit de berekeningen blijkt dat de hoogst berekende geluidsbelasting aan de gevels van de beoogde ontwikkeling ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de gezoneerde Westerlaan en de niet gezoneerde Reggestraat minder dan de voorkeursgrenswaarde of richtwaarde van 48 dB bedraagt.
De geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Middellaan en Dintelstraat bedraagt echter meer dan de voorkeursgrenswaarde of richtwaarde van 48 dB. Omdat de geluidsbelasting minder dan de uiterste grenswaarde of maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB bedraagt is onderzoek naar maatregelen noodzakelijk.
Maatregelen
De Wgh stelt dat achtereenvolgens maatregelen aan de bron, in het overdrachtsgebied en bij de ontvanger dienen te worden overwogen.
Maatregelen aan de bron
In theorie zijn een aantal maatregelen aan de bron mogelijk. Gedacht kan onder andere worden aan stillere voertuigen. Dit is echter geen maatregel die gemeente of ontwikkelaars kunnen beïnvloeden. Dit is afhankelijk van wetgeving en technische ontwikkelingen van motorvoertuigen.
Voorts kan worden gedacht aan het beperken van de verkeersomvang en de snelheid of aan het wijzigen van de samenstelling van het verkeer. Voor de Middellaan en Dintelstraat stuiten deze maatregelen op overwegende bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard. De wegen zijn namelijk gecategoriseerd als respectievelijk gebiedsontsluitingsweg en erftoegangsweg en sluiten aan bij het gebruik, qua snelheid en verkeersomvang.
Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een stillere verhardingssoort. Gezien de ligging van de geluidsgevoelige bestemming zal op de Middellaan over een lengte van circa 200 meter een stillere verhardingssoort aangebracht moeten worden. De kosten en efficiëntie van de maatregel staan niet in verhouding tot de te beschermen geluidgevoelige objecten. Het aantal appartementen dat de voorkeursgrenswaarde overschrijdt, blijft na realisatie van meer geluidsreducerende verhardingssoort gelijk.
Het is niet wenselijk asfalt toe te passen op de Dintelstraat omdat bij een 30 km/uur-weg (conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig die een overstemming tussen vorm, functie en gebruik nastreeft) een open verhardingssoort hoort.
Het nemen van maatregelen bij de bron stuit daarom op bezwaren van financiële, verkeers- en vervoerkundige aard.
Maatregelen in het overdrachtgebied
Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidswallen of geluidsschermen direct langs de Middellaan en Dintelstraat stuiten op bezwaren stedenbouwkundige en financiële aard. Een scherm is in deze situatie stedenbouwkundig niet gewenst.
Een andere maatregel in het overdrachtgebied is het vergroten van de afstand tussen de ontwikkeling en de weg. Deze maatregel stuit op bezwaren van stedenbouwkundige aard omdat dan de bebouwing op een te grote afstand van de bestaande rooilijnen komt te liggen.
Maatregelen bij de ontvanger
De geluidsbelasting aan de gevels bedraagt minder dan de maximaal aanvaardbare waarde. Maatregelen als het realiseren van dove of vliesgevels zijn niet genoodzaakt. De wettelijke binnenwaarde van 33 dB moet wel gegarandeerd worden.
Conclusies
Westerlaan
De geluidsbelasting aan de gevels van de ontwikkeling ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Westerlaan bedraagt minder dan de voorkeursgrenswaarde en voldoet daarmee aan de Wgh.
Middellaan
De geluidsbelasting ten gevolge van de Middellaan bedraagt meer dan de voorkeursgrenswaarde en minder dan de uiterste grenswaarde. Het nemen van maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren is redelijkerwijs niet mogelijk. Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente moet een hogere waarde vaststellen om de ontwikkeling mogelijk te maken.
Het betreft een hogere waarde voor:
- de Middellaan als bron;
- alle 15 appartementen;
- een maximale geluidsbelasting van 57 dB.
Reggestraat
De geluidsbelasting aan de gevels van de ontwikkeling ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Reggestraat bedraagt minder dan de richtwaarde van 48 dB en een goede ruimtelijk ordening.
Dintelstraat
De richtwaarde van 48 dB wordt ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Dintelstraat ter plaatse van sommige gevels overschreden. Desondanks wordt toch voldaan aan een goede ruimtelijke ordening. De redenen hiervoor zijn als volgt.
- Redelijkerwijs zijn geen maatregelen mogelijk om de geluidsbelasting aan die gevels te verlagen. Deze stuiten namelijk op bezwaren van verkeers- vervoers-, stedenbouwkundige en financiële aard.
- De maximaal aanvaardbare waarde wordt niet overschreden en is sprake van een akoestisch aanvaardbaar klimaat.
3.12 Luchtkwaliteit
Voor de nieuwe woningbouw dient inzicht te worden gegeven in de luchtkwaliteit.
Op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen kan worden geconcludeerd dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ter plaatse van de beoogde ontwikkeling onder de betreffende grenswaarden liggen.
Ook de prognose voor 2010 en 2020 voorspelt geen overschrijding ( informatie PBL november 2009). Van een significante toename van het verkeer als gevolg van voorliggend bestemmingsplan is ook geen sprake. Berekeningen zijn gezien de kleinschalige ontwikkeling en het gegeven dat de grootschalige concentratie ver onder de grenswaarden liggen, achterwege gelaten.
De Wlk staat de bouw van deze woningen niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
3.13 Conclusie
Uit de toetsing aan de sectorale aspecten blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Juridische Regeling
In dit hoofdstuk wordt allereerst aandacht besteed aan de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening en de bindende afspraken die dan bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten worden gehanteerd: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (paragraaf 4.1). Daarna wordt ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling voor het plan en vervolgens wordt per bestemming een toelichting gegeven (paragraaf 4.2).
4.1 Wettelijke Eisen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat (vanaf 1 januari 2010) alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (SVBP2008, IMRO2008, STRI2008). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling. Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn.
Ook de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
In de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP2008) zijn bindende afspraken voor de opbouw en de verbeelding van bestemmingsplannen vastgelegd, zowel voor het digitale als het analoge bestemmingsplan.
4.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.
Opzet verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:
- de ondergrond waarop de verbeelding is gebaseerd, geeft informatie over de actuele (kadastrale) situatie;
- op de verbeelding wordt met de bestemming en de aanduidingen aangegeven of, en zo ja welke bebouwing is toegestaan;
- op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen;
- de volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde zoals van de regels (alfabetisch).
Tevens wordt in een onderhoek op de verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 kaartblad op een schaal van 1:1.000.
De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'W' voor 'Wonen'. Verder geldt het volgende:
- Hoofdgebouwen mogen (uitsluitend) binnen het op de verbeelding aangeduide 'bouwvlak' worden opgericht.
- Maatvoeringsaanduidingen zoals de maximum goot- of boeibordhoogte worden aangegeven door middel van een matrix bij het bouwvlak.
- Tenslotte kunnen er op de verbeelding aanduidingen, zoals een plangrens of een gebied met wijzigingsbevoegdheid.
Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2008.
Opzet regels
De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.
- In Hoofdstuk 1: Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
- In Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3: Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing).
- Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels tenslotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Op grond van de SVBP moet bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) de volgende vaste volgorde gebruikt worden:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- wijzigingsbevoegdheid.
Een bestemmingsregel behoeft niet al deze elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
4.3 Toegepaste Bestemming
In deze paragraaf is de toegepaste bestemming toegelicht.
Wonen (artikel 3)
De gronden waar het appartementengebouw gesitueerd is zijn bestemd voor wonen en hierbij behorende tuinen en erven. Beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn toegestaan.
Situering gebouwen en oppervlakten
Binnen de bestemming Wonen is door middel van bouwvlakken aangegeven waarbinnen het gebouw gebouwd mag worden. Op de verbeelding is het maximum aantal woningen aangegeven met een maatvoeringsaanduiding.
Bouwwijze van woningen
Woningen moeten worden gebouwd binnen het bouwvlak. Met de bouwaanduiding gestapeld [gs] op de verbeelding is aangegeven dat gestapeld gebouwd mag worden. De maximale bouwhoogte is door middel van een maatvoeringsaanduiding op de plankaart weergegeven.
Verkeer en verblijfsgebied (artikel 4)
De parkeerplaatsen en de erftoegangsweg in het plangebied zijn bestemd tot Verkeer - Verblijfsgebied. De inrichting is niet gedetailleerd vastgelegd. Hiermee is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat, onnodig, gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan.
4.4 Toelichting Op De Algemene Regels
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelregel (artikel 5)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Algemene bouwregels (artikel 6)
Overschrijding bouwgrenzen (artikel 6.1)
Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de kaart aangeduid met een dikke lijn.
Algemene afwijkingsregels (artikel 7)
Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) zijn algemene afwijkingsregels opgenomen.
Overige regels (artikel 8)
Dit artikel bevat één bepaling, namelijk "Werking wettelijke regeling" In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en / of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard). Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.
4.5 Toelichting Op De Overgangs- En Slotbepalingen
Op grond van artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. In artikel 8 van de regels is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 8.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen.
In lid 8.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
5.1 Wet Ruimtelijke Ordening En Grondexploitatie
Wettelijk kader
In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. Doel hiervan is om bij de ontwikkeling van bouwlocaties een eerlijke verdeling van kosten en opbrengsten voor publieke voorzieningen af te dwingen. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. De kosten worden verhaald via een omgevingsvergunning voor het bouwen. Het exploitatieplan is in feite een publiekrechtelijke terugvaloptie; privaatrechtelijk kan meer geregeld worden.
Kostenverhaal dient te worden verzekerd bij de volgende planologische maatregelen: een bestemmingsplan dat rechtstreeks bouwplannen mogelijk maakt (niet via wijzigingsbevoegdheid) een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit.
Een exploitatieplan is niet vereist indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten van grondexploitatie met alle eigenaren in het exploitatiegebied, waar bouwmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden of volledig grondeigendom).
In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt. De wetgever heeft de volgende verschillende bouwplannen vastgelegd.
- Bouw van één of meer woningen.
- Bouw van één of meer andere hoofdgebouwen.
- Uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² of met één of meer woningen.
- Verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht worden, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd.
- Verbouwing van één of meer gebouwen voor andere doeleinden mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bedraagt.
- De bouw van kassen van meer dan 1.000 m².
Welke kosten verhaalbaar zijn (kostensoortenlijst) is ook in het Bro geregeld (artikel 6.2.3 tot en met 6.2.5).
Nieuwe ontwikkeling
In het voorliggende bestemmingsplan wordt een ontwikkeling die wordt aangemerkt als bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkeling heeft de gemeente met de grondeigenaar een zogeheten "anterieure" overeenkomst gesloten. Daarmee is verzekerd dat kosten van de kostensoortenlijst uit het Bro alle projectgebonden kosten worden verhaald op de initiatiefnemer. Dit betekent dat voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan behoeft te worden vastgesteld.
5.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Voor de ontwikkelingen die thans rechtstreeks planologisch-juridisch mogelijk worden gemaakt heeft de initiatiefnemer gegevens overlegd aan de gemeente waaruit blijkt dat deze de investeringen financieel kan dragen. Gelet op het vertrouwelijke karakter zijn de financiële gegevens niet in deze paragraaf opgenomen. De gemeente heeft inzicht gehad in de financiële gegevens en is tot de conclusie gekomen dat de ontwikkelingen financieel uitvoerbaar zijn.
De financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is met het oog op het voorgaande afdoende gewaarborgd.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Resultaten Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijke vooroverleg toegezonden aan de Provincie Noord-Brabant en waterschap Brabantse Delta. Zij hebben beiden een overlegreactie gestuurd.
6.2 Overlegreacties
Provincie Noord-Brabant
De Provincie Noord-Brabant geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Waterschap Brabantse Delta
Het waterschap heeft aangegeven dat de waterparagraaf uit het voorontwerpbestemmingsplan te weinig informatie bevatte om een wateradvies te kunnen geven. Ten aanzien van de aangepaste waterparagraaf had het waterschap nog een aantal opmerkingen.
- Aangegeven moet worden op welke type riolering de overstorten aangesloten worden. Tevens moet in een later stadium berekend worden of het aanwezige hwa-riool voldoende capaciteit heeft om deze overstorten op te vangen.
- Verder moet aandacht worden besteed aan de toepassing van niet uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
Aangezien de belangrijkste uitgangspunten voor het waterschap naar wens zijn opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan geeft het waterschap een positief wateradvies.
Beoordeling reactie:
In de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan is de waterparagraaf aangepast, met inachtneming van de opmerkingen van waterschap Brabantse Delta.
6.3 Zienswijzen Procedure
Het ontwerpbestemmingsplan 'Appartementen Dintelstraat' heeft van 2 maart 2012 tot en met 13 april 2012 zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan is derhalve ongewijzigd vastgesteld.
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Gfk
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek GfK