KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Detailhandel
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Horeca
Artikel 8 Kantoor
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Sport
Artikel 11 Tuin
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen
Artikel 16 Waarde - Archeologie - 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 18 Algemene Bouwregels
Artikel 19 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 22 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Artikel 24 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
1.2 Planopgave: In Hoofdzaak Een Consoliderend Bestemmingsplan
1.3 Plangebied
1.4 Opzet Plantoelichting
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Analyse Plangebied
2.2 Beleidsuitgangspunten Bestemmingsplan
2.3 Toelichting Op Het Inbreidingsplan 'Locatie Verbunt'
2.4 Toelichting Op Het Inbreidingsplan 'Martinus Nijhoffstraat'
Hoofdstuk 3 Milieu- En Andere Aspecten
3.1 Milieuhinder
3.2 Externe Veiligheid
3.3 Leidingen En Hoogspanningsverbindingen
3.4 Cultuurhistorie En Archeologie
3.5 Water
3.6 Ecologie
3.7 Geluid En Wet Geluidhinder
3.8 Luchtkwaliteit
Hoofdstuk 4 Beschrijving Juridische Regeling
4.1 Wettelijke Eisen
4.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling(planvorm En Methodiek)
4.3 Toelichting Bestemmingen
4.4 Toelichting Op De Algemene Regels
4.5 Toelichting Op De Overgangs- En Slotbepalingen
Hoofdstuk 5 Handhaving
5.1 Algemeen
5.2 Handhaving Binnen De Gemeente Dongen
Hoofdstuk 6 Financiële Aspecten
6.1 Wet Ruimtelijke Ordening En Grondexploitatie
6.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Resultaten Inspraak En Overleg En Ambtshalve Aanpassingen
7.1 Inleiding
7.2 Reacties Vooroverleg
7.3 Resultaten Inspraak
7.4 Ambtshalve Aanpassingen
Hoofdstuk 8 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen
8.1 Wijzigingen Naar Aanleiding Van Ingebrachte Zienswijzen
8.2 Ambtshalve Wijzigingen
8.3 Aanpassingen Toelichting
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Woningbouw Bolkensteeg 50 (Locatie Verbunt)
Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Woning Martinus Nijhoffstraat 1
Bijlage 3 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 5 Inventarisatie Functies En Inschaling
Bijlage 6 Toetsing Bestemmingsplan Aan Bevb
Bijlage 7 Advies Brandweer Inzake Buisleidingen

Noord en Oost Dongen, geconsolideerd

Bestemmingsplan - Gemeente Dongen

Geconsolideerde Versie op 05-02-2013 - geconsolideerd

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0766.BP2013000011-GC01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.5 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.24 bijzondere woonvormen

met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval wonen met intramurale zorg wordt verstaan.

1.25 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar / dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.26 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.27 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 grootschalige detailhandel

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.32 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.33 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en / of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.34 huishouden

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning. Dit samenlevingsverband dient in continuïteit en onderlinge verbondenheid te zijn.

1.35 indicatieorgaan

een indicatieorgaan als bedoeld in artikel 9a, eerste lid van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

1.36 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.37 kantoor (ruimte)

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.38 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.39 mantelzorg

de hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.

1.40 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.41 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals bijvoorbeeld transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.42 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.43 peil

  1. a. De kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt.
  2. b. Bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water.
  3. c. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.44 platte dakafdekking

een horizontaal of nagenoeg horizontaal vlak met een dakhelling van maximaal 3° ter afdekking van een gebouw.

1.45 seksinrichting

het bedrijfsmatig- of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt- gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of een verblijfsmiddel, verrichten van seksuele handelingen.

1.46 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.47 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.

1.48 voorgevel van een gebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw. Indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel), worden beide zijden als voorgevel beschouwd.

1.49 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.50 woning

een (gedeelte van een) hoofdgebouw met daarbij behorende aan- of uitbouwen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  1. a. Indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde.
  2. b. Indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie A': Bedrijven uit categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging".
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding'bedrijf tot en met categorie B1': Bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging".
  3. c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1': tevens een schildersbedrijf annex glashandel met SBI-code 453.
  4. d. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
  5. e. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen.
  6. f. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en zend- en ontvangstinstallaties voor telecommunicatie.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
  2. b. Opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
  3. c. Activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
  4. d. Het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan.
  5. e. Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.
  6. f. Opslag van goederen op gronden gelegen tussen bedrijfsgebouwen en de meest nabij gelegen bestemming Verkeer en Verkeer-Verblijfsgebied is niet toegestaan.
  7. g. Het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen met een stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan.
  8. h. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Detailhandel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Detailhandel.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor dienstverlening.
  3. c. Ter plaatse 'erf': uitsluitend voor erven bij de hoofdgebouwen op hetzelfde bouwperceel.
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  5. e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorische waarden 1': tevens voor het behoud van de molenromp De Hoop als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element.
  6. f. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Detailhandel is uitsluitend toegestaan op de begane grond.
  2. b. De opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
  3. c. Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
  4. d. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
  5. e. Bijbehorende horeca is toegestaan voorzover:
    1. 1. dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
    2. 2. voorkomend in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
    3. 3. het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak, met een maximum van 60 m².
  6. f. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging".
  2. b. Detailhandel.
  3. c. Dienstverlening.
  4. d. Horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten.
  5. e. Kantoren.
  6. f. Maatschappelijk in de vorm van bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven.
  7. g. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-2': tevens een restaurant horecabedrijf uit categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten.
  8. h. Wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  9. i. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. a. De bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m.
  2. b. De bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m.
  3. c. De bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m.
  4. d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
  2. b. De opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
  3. c. Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
  4. d. Grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
  5. e. Een hotel is niet toegestaan.
  6. f. Het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan.
  7. g. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Beplantingen.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'water': tevens voor water ten behoeve van de waterhuishouding en sierwater.
  3. c. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, water, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied, zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins, speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, nutsvoorzieningen, geluidswallen, voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    1. 1. gebouwen voor nutsvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen;
    2. 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  2. b. De oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 15 m².
  3. c. De bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3 m.
  4. d. De bouwhoogte van speelvoorzieningen, voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens bedraagt ten hoogste 6 m.
  5. e. De bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m.
  6. f. De bouwhoogte van een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' bedraagt ten hoogste 4 m.
  7. g. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de kaart te wijzigen in de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer-Verblijfsgebied' om hiermee de verkeersstructuur te verbeteren, het woon- en leefklimaat in het algemeen te verbeteren of aanpassing en/of uitbreiding van parkeergelegenheid mogelijk te maken, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van structureel groen.
  2. b. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Horecabedrijven uit categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1': tevens een eetcafe-shoarma/grillroom uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.
  3. c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1c': tevens een , uit categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten.
  4. d. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  5. e. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Een hotel is niet toegestaan.
  2. b. Het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

7.5 Wijzigingsregels

Artikel 8 Kantoor

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Kantoren.
  2. b. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven.
  2. b. Religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten.
  3. c. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en zend- en ontvangstinstallaties voor telecommunicatie.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': sportvelden.
  2. b. Zend- en ontvangstinstallaties voor telecommunicatie.
  3. c. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Bijbehorende horeca is toegestaan voor zover:
    1. 1. Dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening.
    2. 2. Voorkomend in categorie 1a van de staat van horeca-activiteiten.
    3. 3. Het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het totale vloeroppervlak, met een maximum van 385 m².
  2. b. Het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen met bijbehorende voorzieningen zoals wandelpaden.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  2. b. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.
  3. c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden.
  2. b. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen, verkeersgeleiding, voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer, informatievoorziening, reclame-uitingen, voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen, gedenktekens, water, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied, zoals waterinfiltratie en –transportvoorzieningen, afval(water)inzameling en ondergrondse bergbezinkbassins.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    1. 1. Gebouwen voor nutsvoorzieningen en abri's.
    2. 2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  2. b. De oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 15 m².
  3. c. De bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3 m.
  4. d. De bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 10 m.
  5. e. De bouwhoogte van voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens bedraagt ten hoogste 6 m.
  6. f. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen.
  2. b. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen, verkeersgeleiding, voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer, informatievoorziening, reclame-uitingen, water, voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied, zoals waterinfiltratie en – transportvoorzieningen, afval(water)inzameling en ondergrondse bergbezinkbassins.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd.
    1. 1. Gebouwen voor nutsvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen en abri's.
    2. 2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  2. b. De oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 15 m².
  3. c. De bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3 m.
  4. d. De bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m.
  5. e. De bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m.
  6. f. De bouwhoogte van voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens bedraagt ten hoogste 6 m.
  7. g. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Water ten behoeve van de waterhuishouding.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Het wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'erf': uitsluitend voor erven bij de hoofdgebouwen op hetzelfde bouwperceel.
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'garages': uitsluitend voor garages en bergplaatsen ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen en huishoudelijke berg- en werkruimte.
  4. d. Ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats': uitsluitend standplaatsen voor woonwagens.
  5. e. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeervoorzieningen, achterpaden en ontsluitingen, water en nutsvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Per bouwperceel is ten hoogste één woning toegestaan.
  2. b. Het is niet toegestaan om:
    1. 1. onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een hoogte van meer dan 1 m;
    2. 2. bijgebouwen te gebruiken als woon- en werkruimten.
  3. c. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
  4. d. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
  5. e. Het parkeren van voertuigen of het plaatsen van objecten als aanhangwagens, boten, caravans en andere kampeermiddelen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw is niet toegestaan, behoudens ter plaatse van een toegang tot een garage/berging of carport.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 16 Waarde - Archeologie - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

16.2 bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.
  2. b. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. Het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4 Wijziging voor verwijdering van de bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming Waarde-Archeologie -1 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  1. a. Uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  2. b. Het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  3. c. Alvorens omtrent wijziging te beslissen winnen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies in van een archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene Bouwregels

18.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt.
  2. b. Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer-Verblijfsgebied' ten minste 1,5 m bedraagt.
  3. c. Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

18.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en opppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 19 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen.
  2. b. Brandweeringang.
  3. c. Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.
  4. d. De ruimte tussen bouwwerken.
  5. e. Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. Afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%.
  2. b. Overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels

21.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 22 Overige Regels

22.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Noord en Oost Dongen'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan Noord en Oost Dongen is opgesteld in het kader van de actualiseringsoperatie bestemmingsplannen binnen de gemeente Dongen. Een belangrijke aanleiding voor herziening van de vigerende bestemmingsplannen is gelegen in de wens van het gemeentebestuur om te beschikken over actuele, toekomstgerichte bestemmingsplannen, met eenzelfde systematiek en inhoud van regeling. De actualiseringsopgave heeft tot doel:

  • Uniformering van bestemmingsplannen, dat wil zeggen het creëren van samenhang en afstemming van bestemmingsregelingen voor gelijksoortige gebieden.
  • Het afstemmen van bestemmingsregelingen op actueel en toekomstig beleid, wet- en regelgeving en met name op de Wet ruimtelijke ordening en milieubeleid.
  • Het vergroten van rechtszekerheid en klantgerichtheid; dat wil zeggen het vaststellen van voor burgers duidelijke, toegankelijke en op actuele behoeften en eisen afgestemde plannen.
  • Het reduceren van het aantal bestemmingsplannen.

1.2 Planopgave: In Hoofdzaak Een Consoliderend Bestemmingsplan

De opgave van het bestemmingsplan Noord en Oost Dongen omvat:

  • Het opnemen van het gehele gebied ten noorden en ten oosten van het centrum van Dongen in één bestemmingsplan.
  • Het vastleggen van (legaal) bestaand gebruik en bestaande functies in een actuele bestemmingsregeling.
  • Het verwerken van bouwplannen waar vrijstellingsprocedures ex artikel 19 van de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) zijn gevoerd.
  • Het planologisch-juridisch vastleggen van de inbreidingslocatie met woningbouw Bolkensteeg 50 (voormalige percelen van Verbunt Mechanisatie Bedrijf). Voor deze locatie is een voorontwerpbestemmingsplan (vobp) opgesteld dat voorziet in de sanering van de bedrijfsbebouwing en het terugbouwen van 17 nieuwe woningen. Het vobp heeft van 6 mei 2011 tot en met 16 juni 2011 ter inzage gelegen en is één op één overgenomen in voorliggend bestemmingsplan Noord en Oost Dongen.
  • Het opnemen van een mogelijkheid voor de bouw van één woning op een perceel aan de Martinus Nijhoffstraat.

Met uitzondering van de twee nieuwe woningbouwlocaties bestaat in dit bestemmingsplan geen noodzaak van onderzoek en toetsing met betrekking tot de planologische haalbaarheid en financieel-economische uitvoerbaarheid van (onderdelen uit) het plan. In het plan worden namelijk alleen het bestaande gebruik en bestaande functies worden vastgelegd. Aanwezige waarden binnen het plangebied moeten worden benoemd (zoals onder andere archeologische waarden, cultuurhistorische waarden), maar er behoeven geen ontwikkelingen te worden getoetst op mogelijke gevolgen voor deze waarden. Wel zal overeenkomstig de in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen verplichting de watertoets plaatsvinden. en zijn in relatie tot de bestemmingsregeling enkele milieuaspecten nagelopen en beoordeeld.

1.3 Plangebied

Het bestemmingsplan Noord en Oost Dongen heeft betrekking op de wijken Achterberg, De Biezen en Hoge Akker I, II en III van de kern van Dongen. Het plangebied wordt grofweg begrensd door het buitengebied/ de Berlagestraat (noordzijde), De Bolkensteeg (westzijde), de Mgr. Schaepmanlaan / Min. Goselinglaan / Akkermanstraat / Sint Josephstraat / Vennen (zuidzijde). De ligging en begrenzing van het plangebied zijn aangegeven op figuur 1.1.

Het bestemmingsplan Noord en Oost Dongen vervangt (geheel of gedeeltelijk) de volgende vastgestelde bestemmingsplannen, die daarmee integraal komen te vervallen (zie eveneens figuur 1.1.):

Tabel 1.1. Overzicht vigerende bestemmingsplannen Noord en Oost Dongen

naam bestemmingsplan plannummer datum vaststelling
De Hoge Akker 1e fase 5515 16-04-1992
De Hoge Akker 1e fase 1e uitwerking 5515.10 1U 18-05-1993
De Hoge Akker 2e fase 5515.02 20-01-1994
De Hoge Akker 2e fase 1e uitwerking 5515.02 1U 29-11-1994
De Hoge Akker 2e fase 2e uitwerking 5515.02 2U 23-05-1995
De Hoge Akker 3e fase Deelgebied A 5756.01 17-10-1996
De Hoge Akker 3e fase Deelgebied B 5756.02 01-10-1998
Biezen & Achterberg 6015 07-07-1999
Centrumgebied (gedeeltelijk) 6246 23-09-1999

1.4 Opzet Plantoelichting

De toelichting is afgestemd op het veelal consoliderende karakter van het bestemmingsplan. Dat betekent dat de informatie over het plangebied beknopt en gericht is, terwijl de toelichting op de bestemmingsregeling uitvoerig is.

De toelichting is als volgt opgebouwd.

  • In hoofdstuk 2 wordt een korte analyse van het plangebied en aansluitend de beschrijving van enkele relevante uitgangspunten en randvoorwaarden voor de bestemmingsregeling.
  • Hoofdstuk 3 bevat de beschrijving van een aantal voor de bestemmingsregeling relevante milieuaspecten en de waterparagraaf.
  • In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de bestemmingsregeling. Eerst wordt een toelichting gegeven op de wettelijke eisen die aan een bestemmingsplan worden gesteld. Vervolgens wordt inhoudelijk ingegaan op de bestemmingen en de bijbehorende regels.
  • In hoofdstuk 5 wordt het handhavingsbeleid in relatie tot het bestemmingsplan toegelicht.
  • De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt behandeld in hoofdstuk 6.
  • In hoofdstuk 7 zijn de resultaten van de gevoerde inspraakprocedure en het vooroverleg met instanties opgenomen. Ook zijn eventuele ambtshalve aanpassingen hier vermeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2013000011-GC01_0001.png"

Figuur 1.1. Vigerende bestemmingsplannen Noord en Oost Dongen

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Analyse Plangebied

In dit hoofdstuk is een beknopte ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied gegeven. In paragraaf 2.2 zijn de belangrijkste beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden benoemd die bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn gehanteerd.

Historische ontwikkeling Dongen en plangebied

De kern Dongen is ontstaan aan de Donge en ontwikkeld in aansluiting op de oorspronkelijke bebouwingslinten van de Lage Ham, Hoge Ham - Sint Josephstraat - Eindsestraat en de Kerkstraat met de kerk als oriëntatiepunt voor het centrum van Dongen. De karakteristieke lintpatronen zijn nog duidelijk herkenbaar in het beeld van de huidige kern en het plangebied. Het bebouwingslint aan de Sint Josephstraat/Vennen wordt gekenmerkt door een divers ruimtelijk functiepatroon (wonen, horeca, detailhandel en bedrijven) dat aansluit op het centrumgebied van Dongen.

Vanaf de wederopbouwperiode zijn achter de oorspronkelijke linten, op de grens van dekzand naar het veen, uitbreidingswijken gerealiseerd. De nieuwe woongebieden verschillen in de ruimtelijke structuur sterk van de oudere bebouwing: de wijken hebben een planmatige structuur, terwijl het patroon van de oudere gebieden veel organischer is. Ieder woongebied heeft daardoor een eigen karakter.

Het gebied tussen het bebouwingslint aan de Sint Josephstraat/Vennen en de Mgr. Nolenslaan is vanaf jaren 50 vorige eeuw planmatig ontwikkeld. In dit gebied liggen ook kleinschalige inbreidingen uit de jaren 80 (o.a. Molensteeg) en binnenterreinen met diverse (grootschalige) functies. De uitbreidingswijken De Biezen en Hoge Akker zijn ontwikkeld in de periode jaren 80 – eind jaren 90.

Ruimtelijk-functionele analyse

Het plangebied is overwegend een woongebied. Het gebied omvat circa 2.500 woningen. De overige functies in het plangebied zijn vermeld in bijlage 5. Uit de inventarisatie blijkt dat de niet-woonfuncties vooral voorkomen in de oudere plandelen (lintbebouwing Sint Josephstraat en de Vennen). Daarnaast bevinden zich in De Biezen enkele grootschalige onderwijsvoorzieningen en een buurtcentrum aan het Hof. Het buurtcentrum bestaat uit een kledingwinkel (outlet) en een chinees restaurant. Boven het centrum zijn woningen aanwezig.

Op de hoek van de Procureurweg en de Mgr. Schaepmanlaan is een groot kantoorgebouw aanwezig dan momenteel leeg staat.

Aan de overzijde van de Procureurweg, langs de Minister Goselinglaan ligt het sportpark “De Biezen” dat volledig wordt gebruikt door voetbalvereniging Dongen. Het complex bestaat uit drie speelvelden, een trainingsveld, een trainingshoek en twee pupillenvelden.

Hierna wordt de stedenbouwkundige opzet c.q. de ruimtelijke karakteristiek van de verschillende deelgebieden beknopt en puntsgewijs beschreven. In de beschrijvingen wordt ingegaan op de ontsluitingsstructuur, de groenstructuur, bebouwingskenmerken en specifieke kwaliteiten en knelpunten.

Deelgebied Beschrijving ruimtelijke karakteristiek
Achterberg - Min. Goselinglaan / Mgr. Nolenslaan belangrijke en beeldbepalende structuurelementen.
- Kenmerken zijn de binnenterreinen. Deze worden onder andere gebruikt als privé-(volks)tuin, boomgaard en speelterrein. Delen van het binnenterrein Molensteeg en Veldstraat afgelopen jaren benut en bebouwd door de R.K. basisschool Achterberg.
- Groenstructuur beperkt zich tot de laanbeplanting langs hoofdwegen. Continuïteit daarin ontbreekt. Grootschalige groenelementen komen niet voor. Weinig speelplekken in openbare ruimte.
- Bebouwing Akkermansstraat, Molensteeg en Veldstraat is gevarieerd. Enkele panden van oudere datum.
- Bebouwing niet homogeen: verschillen in bebouwingshoogte, kwaliteit bebouwing, bouwstijlen en rooilijnen.
De Biezen en Hoge Akker algemeen - Stedenbouwkundige raster met in lengterichting slagenpatroon omringende landschap als uitgangspunt.
- Dwarsrichting raster wordt geaccentueerd door contrasterende lijnen met een veel vloeiender verloop.
- Binnen rasterstructuur onderverdeling in deelgebieden (De Biezen, Hoge Akker I, II en III).
- De Biezen: geen hiërarchie van wijkontsluiting, buurtontsluiting en woonstraat/erf waardoor oriëntatie in wijk (ernstig) wordt bemoeilijkt.
- Hoge Akker: wel hiërarchie tussen verzamelwegen, ontsluitingswegen en langzaam verkeersroutes.
- Twee centrale noord-zuidroutes (Bolkensteeg en Procureurweg) die verbinding verzorgen met onder meer centrum en buitengebied.
- Evenwijdig daaraan groene assen met forse maatvoering en daarin langzaam verkeersroutes.
- Dwars op slagenstructuur staande centrale as vanaf De Biezen tot Hoge Akker III (groengebied / park / waterpartij) en waaraan langzaam verkeersroute is gekoppeld. Oost-westroute van belang voor onderlinge relaties (school, voorzieningen etc.).
- Vrijliggende langzaam verkeersvoorzieningen langs noord-oostelijke randweg.
- Gehele woongebied aangemerkt als verblijfsgebied (30 km/uur-zone).
- Geen belangrijke onderlinge verbindingen voor autoverkeer; kortsluitingen van ondergeschikte betekenis.
- Grote schoolgebouwen beeldbepalende elementen.
- De wijken bestaan vooral uit koopwoningen. Het aandeel sociale huurwoningen bedraagt minder dan 10%.
Biezen - Brede groenstroken, waterpartij, twee gebouwen Cambreurcollege, bibliotheek, ruime woonpercelen en het zicht via de Mgr. Poelsstraat op de Laurentiuskerk zorgen aan westzijde Mgr. Schaepmanlaan voor aantrekkelijk open gebied.
- Woonstraten ingericht als woonerven.
- Parkeerplaatsen veelal geconcentreerd op pleintjes tussen woonblokken of op koppen hiervan. Binnen profiel woonstraten en op woonerven weinig of geen parkeerruimte aanwezig. Door deze inrichting worden diverse groenstroken als privé-parkeerplaats gebruikt. Garageboxen veelal op de koppen woonblokken gerealiseerd.
- Veelvuldige toepassing van variatie in woningtypen, verspringende bouwblokken en bijzondere dakvormen. Gestapelde woningbouw ontbreekt. Overgrote deel bebouwing bestaat uit aaneengesloten rijenbouw. Langs randen woongebied vrijstaande woningen.
Kleinschalige locatie voor zeven woonwagens aan Kalmoestuin.
- Harde en abrupte overgang woongebied naar het landelijk gebied.
Hoge Akker I - Stemvorkvormige hoofdontsluiting.
- Woonmilieu met duidelijke scheiding privé en openbaar gebied.
- Voorgevels woningen georiënteerd op hoofdstructuurelementen zoals "groene as" (Mies van der Rohestraat en Aaltostraat), sportpark De Biezen en hoofdontsluiting.
- Langs hoofdontsluiting aaneengesloten bebouwing. Aan de uiteinden, naar noord-oostelijke randweg c.q. het buitengebied en naar Min. Goselinglaan toe, twee onder een kap- en vrijstaande woningen als overgang gebouwd.
- Langs hoofdontsluitingswegen combinatie van langsparkeren en kleine parkeerterreintjes op koppen van bouwblokken.
- Belangrijkste groenelementen aan randen gebied.
- Langs noordoostelijke randweg heeft groene rand continu beeld.
- Verspreid binnen woonbuurten kleine pleintjes die als speelgelegenheid voor kleine kinderen kunnen worden gebruik.
- Architectonische bijzonderheden: kwadrantwoningen Aaltostraat, Aaltostraat (terug liggende derde laag en ronde voorgevel), kwadrantwoningen Belcampostraat, Duikerstraat (terug liggende derde bouwlaag en 'rond' dak), Oudstraat (derde bouwlaag deels rond dak)
Hoge Akker II - Circuitvormige hoofdontsluiting.
- Groene as tussen Hoge Akker I en II, de waterpartij en Simon Vestdijkpark, harde hoofdelementen.
- Enkele kleinere groenelementen op buurtniveau.
- Woningen overwegend vrijstaande en twee-aaneen gebouwd.
- Rondom centrale groenvoorziening (Ed Hoornikstraat en Lucebertstraat) aaneengesloten bebouwing. Belcampostraat kwadrantwoningen (rug aan rugwoningen).
- Architectonische bijzonderheden: terugliggende derde bouwlaag Ed Hoornikstraat 1-23, platte afdekking en lessenaarsdaken Ed Hoornikstraat 25-47 en Anton van Duinkerkenstraat 2-8.
Hoge Akker III - Concentrische hoofdontsluiting.
- Assenvormige verkeersontsluiting met "centrale akker" (plein) op knooppunt belangrijkste structuurbepalende elementen.
- Langs centrale plein en hoofdassen wandvorming door aaneengebouwde woningen.
- Naar de randen toe meer openheid (vrijstaande en geschakelde woningen).
- Architectonische bijzonderheden: terugliggende derde bouwlaag langs centrale plein (Montgomerystraat), gestapelde woningbouw (Rooseveltstraat), platte afdekking Mazcekstraat, gedraaide kaprichtingen (o.a. Simondsstraat-Rooseveltstraat)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2013000011-GC01_0002.jpg"

Kort samengevat is het plangebied een groot en gevarieerd woongebied met een beperkt aantal daaraan gerelateerde voorzieningen zoals een enkele winkel- en horecavoorziening, enkele grootschalige, wijkoverstijgende onderwijsvoorzieningen en enige bedrijvigheid. De verschillende deelgebieden hebben met elkaar gemeen het stedenbouwkundige raster dat is gebaseerd op het slagenpatroon van het oorspronkelijke landschap. Door de gefaseerde ontwikkeling zijn binnen de verschillende deelgebieden echter ook duidelijk verschillen waarneembaar in bebouwingstypologie, architectuur en openbare ruimte.

Ruimtelijke ontwikkelingen blijven de komende jaren naar verwachting vooral beperkt tot vervangende woningbouw en aanpassingen (uitbreiding, beëindiging) van maatschappelijke functies en bedrijven. Op beheersniveau zullen ontwikkelingen aan de orde zijn, gericht op het inspelen op actuele eisen en wensen met betrekking tot de woonomgeving (onder andere groen- en verkeersstructuur) en de woningvoorraad (bouw- en woontechnische aanpassingen).

2.2 Beleidsuitgangspunten Bestemmingsplan

Op basis van voornoemde constateringen en de ambities die in de gemeentelijke Structuurvisie Dongen 2020 (vastgesteld 10 december 2009) zijn aangegeven, gelden voor de ruimtelijke-functionele ontwikkeling van het plangebied de volgende beleidsdoelstellingen.

  • Consolideren.
  • Behoud en versterking van de woonfunctie.
  • Behouden en versterken van functiemenging door beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis.
  • Behoud van de ruimtelijke kwaliteit.
  • Behoud van (cultuur)historische kwaliteiten.

Deze doelstellingen worden als volgt ingevuld.

  • Consolidatie van de in het plangebied aanwezige ruimtelijk-functionele situatie betekent dat het bestemmingsplan in belangrijke mate is gericht op het vastleggen van bestaande functies en waarden (voor zover relevant). Tevens is het bestemmingsplan afgestemd op de reeds toegestane planologische ontwikkelingsmogelijkheden van aanwezige gebruiksvormen (waaronder uitbreiding). Deze ontwikkelingsmogelijkheden blijven beperkt vanwege potentiële conflicten met ruimtelijke en / of milieukwaliteiten en onverenigbaarheid met gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen. Daarnaast is het ruimtelijk-stedenbouwkundig en uit oogpunt van rechtszekerheid van belang om bepaalde woningtypologieën vast te leggen.
  • Voor het behoud van de woonfunctie en ruimtelijke kwaliteit is een actief beheer en onderhoud nodig van de kwaliteit van de woonomgeving. Voor de verschillende wijken en kernen worden wijk- en dorpsplannen opgesteld, waarin per wijk of kern wordt aangegeven op welke manier hieraan invulling wordt gegeven. Voor het woongebied De Hoge Akker is in 2009 een wijkplan opgesteld. Hieruit blijkt dat de wijk een hoge waardering krijgt van haar bewoners (het hoogste totaaloordeel van alle wijken binnen de gemeente Dongen). Voor de woningen, de woonomgeving en de groenvoorzieningen worden de hoogste scores gegeven. Het enige aspect dat aandacht verdient, zijn de voorzieningen. Het ontbreken van een school en een ontmoetingscentrum wordt als een groot gemis ervaren. Op termijn doet zich de vraag voor of voor ouderen geschikte nieuwbouw moet worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2013000011-GC01_0003.jpg"

  • Ook zal een aantrekkelijk woon- en verblijfsklimaat moeten worden gewaarborgd. In verband hiermee worden de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande bedrijven binnen én buiten het plangebied afgestemd op het woongebied. Het houdt ook in dat in het historisch bebouwingslint Sint Josephstraat-Vennen in beginsel geen ruimte is voor verdere uitbreiding van de detailhandels-, horeca- of bedrijfsfuncties. Functieveranderingen en nieuwe bebouwing zijn evenmin gewenst.
  • Activiteiten die een onevenredige hinder voor het woonmilieu en onevenredige afbreuk van het woonkarakter van de wijk of buurt veroorzaken zijn niet toegestaan. Voor zover niet-woonfuncties niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving, zijn deze voor een aantrekkelijk en levendig woon- en verblijfsklimaat wel gewenst. Gedacht kan onder meer worden aan traditionele vrije beroepen (arts, notaris, advocaat) en andere bedrijfsmatige activiteiten (kapsalons, pedicures, makelaars, kinderopvang). Deze functies komen vaak in combinatie met de woonfunctie voor. Bij de beoordeling van deze functies is onder meer van belang of de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit, de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft en er geen onevenredige nadelige invloed op de verkeersafwikkeling en parkeerbalans ontstaat.
  • Voor De Biezen wordt gestreefd naar versterking van het voorzieningenniveau.
  • Vrijkomende locaties kunnen benut worden voor woningbouw. In voorkomend geval zal hiervoor een afzonderlijke procedure worden gevoerd. Ook omzetting naar kantoorfuncties is denkbaar indien en voor zover sprake is van voldoende parkeerruimte op eigen terrein. De binnenterreinen komen niet in aanmerking voor inbreiding. De openheid van dit terrein is een kwaliteit en dient daarom te worden behouden.
  • Het beleid is gericht op het voorkomen van leegstand en verkrotting en eventueel sanering van verouderde woon- en bedrijfsbebouwing. Revitalisering of herstructurering in het plangebied wordt momenteel echter niet voorzien.
  • Gestreefd wordt naar het behoud van beeldkwaliteit en van structurele groengebieden, waaronder sportpark De Biezen als kwaliteitsdrager binnen het verstedelijkte gebied. Voor zover de beeldkwaliteit ruimtelijk-stedenbouwkundig van belang is, wordt dit in het voorliggend bestemmingsplan geregeld (bevestigd).

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2013000011-GC01_0004.jpg"

2.3 Toelichting Op Het Inbreidingsplan 'Locatie Verbunt'

Voor de voormalige percelen van Verbunt Mechanisatie Bedrijf aan de Bolkensteeg 50 is een plan voor de bouw van 17 woningen ontwikkeld. Met de realisatie daarvan wordt voorzien in een klein gedeelte van de woningbehoefte in Dongen en in de woningbouwprogrammering tot 2015. Een uitgebreide ruimtelijke onderbouwing is opgenomen in bijlage 1. Hierna wordt volstaan met een beknopte samenvatting.

De bouwwijze en hoogte, de architectuur van de voorgestane bebouwing en het kleur en materiaalgebruik sluiten goed aan op de bebouwing in de aangrenzende woonwijk De Biezen. De voorgenomen bebouwing bestaat uit een blok van 6 rijenwoningen en enkele blokken met in totaal 11 (half)vrijstaande woningen. De woningen worden uitgevoerd in twee bouwlagen met kap. Enkele woningen worden voorzien van garages die naar achteren worden gebouwd.

De woningen worden door middel van een hofstructuur ontsloten op de Bolkensteeg. Het straatprofiel is, evenals in de rest van de wijk, relatief breed, waarin tevens groenvoorzieningen zijn opgenomen in de vorm van een centraal grasveld en bomen.

Voor elk woningtype hanteert de gemeente een verschillende parkeernorm. Op basis hiervan zijn er in totaal 26 parkeerplaatsen nodig. Hier wordt ruimschoots aan voldaan. In de openbare ruimte worden 31 parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarnaast is op de uitgeefbare kavels ruimte gereserveerd voor parkeren.

In figuur 2.1 is de toekomstige bebouwing weergegeven in relatie tot het bestaand (en te behouden groen) en de nieuw aan te brengen beplanting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2013000011-GC01_0005.jpg"

Figuur 2.1. Beoogde situatie Bolkensteeg 50

2.4 Toelichting Op Het Inbreidingsplan 'Martinus Nijhoffstraat'

Het perceel Martinus Nijhoffstraat 1 is een weiland van circa 3.720 m2. Op het perceel is één vrijstaande woning beoogd. De beoogde ontwikkeling is meegenomen in voorliggend bestemmingsplan. De toetsing aan beleid en planologische- en milieuaspecten is opgenomen in bijlage 2. Hieruit blijkt dat ontwikkeling een gewenste ruimtelijke ontwikkeling is en dat er geen planologische en milieubelemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2013000011-GC01_0006.jpg"

Figuur 2.2. Beoogde situatie Martinus Nijhoffstraat

Hoofdstuk 3 Milieu- En Andere Aspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende (milieu)toetsen die voor dit bestemmingsplan zijn uitgevoerd.

Voor de toetsing van het woningbouwplan op de voormalige locatie van Verbunt aan de Bolkensteeg 50 (zie paragraaf 2.3) wordt verwezen naar bijlage 1.

Voor de toetsing van het woningbouwplan aan de Martinus Nijhoffstraat (zie paragraaf 2.4) wordt verwezen naar bijlage 2.

3.1 Milieuhinder

3.1.1 Inleiding

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten van de in het plangebied aanwezige bedrijven. Onderscheid wordt gemaakt in:

  • bedrijven (paragraaf 3.1.2 Milieuhinder bedrijven);
  • horeca (paragraaf 3.1.3 Milieuhinder horeca);
  • sportpark (paragraaf 3.1.4 Milieuhinder sportvoorzieningen);
  • overige functies (paragraaf 3.1.5 Milieuhinder overige functies).

3.1.2 Milieuhinder bedrijven

Beleid en normstelling

Milieuzonering

Ter beperking van milieuhinder voor de omgeving worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Dit gebeurt aan de hand van een milieuzonering. Deze milieuzonering geeft aan:

  • welke activiteiten voor de huidige en toekomstige bedrijven mogelijk zijn;
  • welke bedrijven in de toekomst binnen het plangebied uit milieuoogpunt toelaatbaar zijn, indien bestaande bedrijvigheid verdwijnt.

Het is algemeen gebruik om te zoneren op basis van richtafstanden voor de verschillende milieuaspecten (geluid, geur, stof, risico). Deze richtafstanden kunnen worden ontleend aan de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) van 2009.

Basisreferentie rustige woonwijk

Het uitgangspunt bij de bepalingen van de afstanden volgens de VNG systematiek is dat het gaat om woningen gelegen in het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een basisreferentietype woonwijk, zonder functiemenging en met weinig verkeer.

Niet elke omgeving is te typeren als rustige woonwijk. Dit maakt dat een nader onderzoek naar de feitelijke omgeving (plangebied en omgeving) nodig is.

Indien de omgeving in de specifieke situatie dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden. In het bestemmingsplan wordt dit onderbouwd. Beoordeeld wordt van welke omgeving sprake is en voor welke milieuaspecten die correctie aanvaardbaar wordt geacht.

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Gelet op het karakter van het plangebied, een woongebied met verspreid enkele vormen van kleinschalige of ambachtelijke bedrijvigheid is gekozen voor de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" (SvB)1 Voor een nadere toelichting op deze staat wordt verwezen naar bijlage 3. Deze staat is afgestemd op de genoemde VNG-publicatie2) en gekoppeld aan de planregels van het bestemmingsplan. Het is daarmee een eerste globaal toetsingskader voor de toelaatbaarheid van bedrijven. In een concrete situatie is milieuwetgeving bepalend.

Enige hinder is aanvaardbaar. Deze specifieke SvB houdt rekening met het feit dat activiteiten in functiemengingsgebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Met behulp van de SvB kan ook de mate van milieubelasting van de reeds in het plangebied aanwezige bedrijven en bedrijfsactiviteiten globaal worden beoordeeld.

Uitgangspunten

  • Randvoorwaarde is dat de milieuhinder voor de omgeving tot een minimum moet worden beperkt.
  • Voor de bedrijven in het plangebied, die voornamelijk te midden van woningen zijn gevestigd, wordt de bestaande situatie bevestigd.

Uitgaande van deze randvoorwaarden kunnen in het plangebied niet alle denkbare bedrijfsactiviteiten worden toegelaten. Op de bedrijfspercelen in het plangebied die liggen te midden van woonbebouwing (in de deelgebieden de Biezen en Hoge Akker ) worden daarom bedrijven tot en met categorie A toelaatbaar geacht. Categorie A-activiteiten zijn activiteiten die zodanig weinig milieubelastend zijn voor hun omgeving, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiden tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend. Een uitzondering wordt gemaakt voor het oude lint in de wijk Hoge Akker (de Vennen). In het lint is sprake van een van oudsher zo gegroeid gemengd gebied. In dit lint zijn bedrijven uit maximaal categorie B1 toegestaan. Categorie B1-activiteiten zijn bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan3. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Het deelgebied Achterberg is een ouder woongebied met een meer gemengd karakter. Omdat hier sprake is van een historisch gegroeide situatie kunnen hier ruimere mogelijkheden worden geboden. Op de bedrijfspercelen in dit deel van het plangebied kunnen bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B1 worden toegestaan.

Toetsing / beoordeling

Aanbod en situering

Bedrijvigheid

In het plangebied zijn diverse bedrijven gevestigd. De bedrijven zijn voor het merendeel lokaal van karakter. Daarnaast zijn buiten het plangebied, ook enkele bedrijven gevestigd. Deze bedrijven zijn in deze paragraaf niet beschouwd, aangezien het een bestaande situatie betreft, die door de vaststelling van dit bestemmingsplan niet zal wijzigen.

Inschaling van bedrijven

De thans gevestigde bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de desbetreffende milieucategorieën van de SvB. Uit de inschaling in bijlage 5 blijkt dat, op één bedrijf na, alle bedrijven in categorie B1 vallen. Eén bedrijf kan niet worden ingeschaald in de SvB. Voor dit bedrijf zullen de bestaande planologische rechten worden gerespecteerd.

Voor zover bedrijven niet aan milieuwetgeving kunnen voldoen, is verplaatsing gewenst naar een bedrijventerrein (bijvoorbeeld Tichelrijt) waar ook op langere termijn kan worden voldaan aan de (veranderende) milieuwetgeving en dat ook voldoende ruimte biedt voor een gezonde bedrijfsontwikkeling. Op dit moment zijn dergelijke bedrijven niet bekend.

Klachten over bedrijven

Bij de gemeente zijn geen klachten van omwonenden over de aanwezige bedrijven bekend.

Conclusie

Met betrekking tot de huidige situatie ten aanzien van bedrijven in het plangebied zijn er geen belemmeringen aanwezig.

  1. 1. Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging", oktober 2010.
  2. 2. De in dit bestemmingsplan gehanteerde SvB "functiemenging" is niet exact gelijk aan de SvB "functiemenging uit de VNG-publicatie. Voor een nadere uitleg hierover wordt verwezen naar bijlage 1.
  3. 3. Dit betreffen bedrijven die in de 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' uit de VNG-publicatie voor alle milieuaspecten een richtafstand van maximaal 30 m hebben ten opzichte van een rustige woonwijk en voor het aspect gevaar zelfs een richtafstand van 10 m. Dergelijke bedrijven worden in de bestemmingsplanpraktijk, ook onder de oude VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2001), direct naast woningen in een gemengd gebied toegestaan.

3.1.3 Milieuhinder horeca-bedrijven

Beleid en normstelling

Staat van Horeca-activiteiten

Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten (SvH) beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruik gemaakt. Vergelijkbaar met de SvB wordt bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de SvH drie hindercategorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): lichte, middelzware en zware horeca. Voor een uitgebreide toelichting op de SvH wordt verwezen naar bijlage 4.

Inschaling en toelaatbaarheid

Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1b rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden.

Dit betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De SvH geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. In bepaalde gevallen kan onder voorwaarden worden meegewerkt aan de vestiging van een zwaardere categorie. Dit is het geval als het bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de SvH is verondersteld.

Toetsing / beoordeling

Aanbod en situering

In paragraaf 2.1. is ingegaan op het binnen het plangebied aanwezige horeca-aanbod. Het gaat om chinees-indisch (afhaal)restaurant, een pizzeria annex shoarma (afhaal)restaurant en een snackbar/frituur.

Inschaling van horecabedrijven

De horecabedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de desbetreffende milieucategorieën van de SvH. Uit de inschaling in bijlage 5 blijkt dat twee bedrijven in categorieën 2 vallen en één bedrijf in categorie 1c.

Klachten over horecabedrijven

Alleen over het restaurant aan de Sint Josephstraat zijn recente klachten bekend over geluidoverlast. Deze klachten kunnen op basis van milieuwetgeving en met handhaving van de openbare orde worden opgelost.

Conclusie

Alle aanwezige horeca-functies vallen in relatief zware horecacategorieën. De bestaande functies kunnen in voorliggend plan positief worden bestemd omdat de milieuhinder voor de omgeving kan worden beperkt met milieuwetgeving en met handhaving van de openbare orde.

3.1.4 Milieuhinder sportvoorzieningen

Beleid en normstelling

Voor het sportpark “De Biezen” aan de Procureurweg en de Min. Goselinglaan is het "Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer" (het "Activiteitenbesluit") van kracht. Belangrijke milieuaspecten zijn geluid, verkeersaantrekkende werking en visuele hinder afkomstig van lichtmasten.

Voor nieuwe situaties dient op grond van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (2009) tussen sportvoorzieningen (met verlichting) en nieuwe milieugevoelige functies (waaronder wonen) een richtafstand van circa 50 m te worden aangehouden. Voor eventuele gemengde gebieden kan mogelijk een kleinere afstand worden aangehouden.

Toetsing / beoordeling

Voor wat betreft het aspect geluid zorgen vooral sportevenementen van de voetbalvereniging op het sportpark af en toe voor overlast. De verkeersontsluiting van het park en de daarbij behorende parkeervoorzieningen vindt plaats vanaf de Min. Goselinglaan, een belangrijke hoofdweg in Dongen. Twee speelvelden zijn voorzien van verlichting. De dichtstbijzijnde woningen bevinden zich aan Hortastraat, op zeer korte afstand van de velden. Ten opzichte van de woningen aan de Duikerstraat en de Gaudistraat bedraagt de afstand 10 m of meer. Deze afstand is redelijk krap, aan de richtafstand wordt niet voldaan. Dit laatste geldt ook ten opzichte van de woningen aan de zuidzijde van de Min. Goselingslaan.

De hiervoor vermelde VNG-publicatie is voor het bestemmingsplan niet relevant, aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Conclusie

Het sportpark ligt midden in de woonwijk Hoge Akker 1e fase, op redelijk korte afstand van woningen. De gemeente acht deze situatie aanvaardbaar omdat het gaat om een bestaande situatie en er behalve tijdens incidentele sportevenementen er bij de gemeente geen klachten bekend zijn.

3.1.5 Milieuhinder overige functies

Beleid en normstelling

In het plangebied zijn verschillende andere functies aanwezig, zoals bijvoorbeeld onderwijsvoorzieningen (basisscholen en voortgezet onderwijs), medische voorzieningen (huisartsenpraktijk, dierenkliniek) en detailhandel en kantoren.

Om milieuhinder van deze functies ten opzichte van woningen te voorkomen, dient bij het projecteren van nieuwe functies en van milieugevoelige objecten (woningen) rekening te worden gehouden met richtafstanden uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" uit de eerder vermelde VNG-publicatie. (In de SvB die in dit bestemmingsplan wordt gehanteerd en die is gekoppeld aan de regels, komen deze andere functies niet voor omdat hiervoor geen bedrijfsbestemmingen worden gehanteerd.)

Toetsing / beoordeling

In tabel 3.1. zijn de verschillende aanwezige functies in het plangebied met bijbehorende categorieën uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" van de VNG opgenomen.

Tabel 3.1. Categorieën overige functies

functie SBI-code categorie SvB 'functiemenging' VNG
onderwijs 801 B1
kinderopvang 853 B1
gezondheidscentrum 8512 A
detailhandel 52 A
kantoren 74 A

Afstemming

Uitgangspunt is dat de diverse voorzieningen een functie hebben voor de gehele wijk. Van belang daarbij is echter dat de huidige bewoners geen (onoverkomelijke) hinder ervaren van de verschillende functies. De functies dragen juist bij aan de leefbaarheid in de wijk.

Uit tabel 3.1 blijkt dat de aanwezige functies alle zijn in te delen in categorie A of B1. Categorie A- en B1-activiteiten kunnen direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies worden toegestaan. De eisen uit het Bouwbesluit zijn toereikend om eventuele hinder te voorkomen.

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe locaties met milieuhinderlijke functies en milieugevoelige objecten (woningen) mogelijk gemaakt.

Daarnaast zijn op korte afstand van het plangebied diverse agrarische bedrijven gevestigd (intensieve veehouderij, glastuinbouw). Deze bedrijven zijn in deze paragraaf niet beschouwd, aangezien het een bestaande situatie betreft, die door de vaststelling van dit bestemmingsplan niet zal wijzigen.

Conclusie

Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. De aanwezigheid van voorzieningen in de wijken draagt bij aan de leefbaarheid. Het aspect is dan ook niet relevant, aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

3.2 Externe Veiligheid

3.2.1 Algemeen

Relevante risicobronnen

In het plangebied en omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. In het plangebied is geen transportroute gevaarlijke stoffen ingesteld. Uit eerder onderzoek is namelijk gebleken dat een transportroute niet noodzakelijk is, aangezien het transport van gevaarlijke stoffen in dit plangebied beperkt is. Relevant voor het plangebied zijn daarom alleen de aanwezige buisleidingen in de buisleidingenstrook direct ten noorden van het plangebied. Het gaat om:

  • een hogedrukaardgasleiding;
  • drie leidingen voor het vervoer van brandbare vloeistoffen (K1).

Beleid en normstelling

Wat betreft normstelling, begrippenkader en rekenmethodiek voor het bepalen van de risico's, wordt in het beleidsveld voor externe veiligheid gewerkt met twee begrippen.

  • Het plaatsgebonden risico (PR).
  • Het groepsrisico (GR).

Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is omschreven als de kans dat een persoon die gedurende een heel jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, tengevolge van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof komt te overlijden. Voor het PR geldt de risicocontour van de kans één op een miljoen (10-6) als grenswaarde voor kwetsbare objecten (zoals woningen, afwijken is niet mogelijk). Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals bedrijfsgebouwen) geldt deze norm en als richtwaarde (afwijken is mogelijk maar alleen na motivering).

Groepsrisico (GR)

Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen van 10, 100 en 1.000 personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het GR kan grafisch worden weergegeven in een curve, de zogenaamde fN-curve. De (f) staat hierbij voor de kans op een ongeval en (N) voor het aantal personen dat komt te overlijden, zie ook figuur 3.1. Het GR is niet wettelijk genormeerd. Voor het GR geldt een enkel de oriënterende waarde als richtlijn. De oriënterende waarde wordt gevormd door een rechte lijn in de fN-curve (figuur 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2013000011-GC01_0007.png"

Figuur 3.1. Oriënterende waarde van het GR (fN-curve)

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op het transport van risicovolle stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Het besluit werkt met een vaste norm voor het PR die in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Deze norm betreft de contour van het PR met kans 10-6. Binnen deze contour is de bouw van kwetsbare objecten geheel niet toegestaan. Daarnaast verplicht het Bevb tot het opnemen van een adequate bestemming van solitaire buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen in het bestemmingsplan. In elk geval dient de belemmeringenstrook op de verbeelding te worden weergegeven. Bouwwerkzaamheden of het uitvoeren van werkzaamheden binnen deze strook die het leidingbelang kunnen schaden, dienen daarbij aan een aanlegverbod te worden gekoppeld. In de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) is een verdere technische uitwerking gemaakt van onderdelen van het Bevb. In het Revb is onder andere is de rekenmethodiek voor het beoordelen van het PR en het GR voorgeschreven.

Het Bevb treedt gefaseerd in werking. Dat houdt in dat per 1 januari 2011 enkel het transport van aardgas- en aardolieproducten binnen de werkingssfeer van het Bevb is gebracht. Voor het transport van andersoortige gevaarlijke stoffen is het beleidskader uit de Circulaire K1-, K2- en K3-stoffen (1991) van toepassing gebleven. Voor wat betreft het transport van risicovolle stoffen door buisleidingen, niet-zijnde aardgas, is het daarom nog niet mogelijk om de systematiek van het Bevb te hanteren. Voor deze stoffen is in het Revb nog geen beoordelingsystematiek voor risico's opgenomen.

Met de inwerkingtreding van het Bevb dient in beginsel alleen rekening te worden gehouden met het ruimtebeslag voor de aardgasleidingen die ook privaatrechtelijk door de leidingbeheerder wordt gereguleerd (de zogenaamde belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding, artikel 14 Bevb4). Alleen indien de PR-contour met kans 10-6 zich buiten deze strook bevindt, dient hiermee bij het projecteren van nieuwe kwetsbare objecten rekening te worden gehouden (artikel 11 Bevb).

In het Bevb is geregeld wanneer het groepsrisico verantwoord moet worden. Bij buisleidingen is verantwoording van het groepsrisico altijd verplicht wanneer binnen het invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen komen of moeten komen. Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn. In de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) is aangegeven dat als het berekende groepsrisico lager blijft dan 10% van de oriënterende waarde het groepsrisico slechts beperkt verantwoord hoeft te worden.

Buisleidingenstrook

In de leidingenstrook mag in principe niet worden gebouwd anders dan ten behoeve van leidingen en de primaire bestemming Leidingenstrook. De strook ligt niet in het plangebied van dit bestemmingsplan.

Op grond van het Structuurschema Buisleidingen (1985) hoort bij een buisleidingenstrook een veiligheidsgebied van 55 m en een toetsingsgebied van 175 meter aan weerszijden van de strook. De veiligheidsstrook dient te worden vrijgehouden van woonbebouwing en zoveel mogelijk van andere bebouwing. Het veiligheidsgebied ligt voor een deel over het plangebied.

De individuele contouren (veiligheidsafstand) van deze leidingen zijn afgestemd op het genoemde veiligheidsgebied.

Toekomstig rijksbeleid

Momenteel werkt het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Ministerie I&M) aan nieuw beleid voor buisleidingstroken. Dit nieuwe beleid wordt verwoord in een structuurvisie. Het is de bedoeling dat gemeenten ruimte reserveren voor buisleidingstroken in bestemmingsplannen. In het nieuwe beleid wordt uitgegaan van leidingstroken met een breedte van 70 meter. Daar waar deze fysieke ruimte niet (voldoende) aanwezig is, wordt een breedte van 50 meter aangehouden. Vanwege het recent in werking getreden Bevb (zie hiervoor) dienen bestaande en toekomstige leidingen zonder meer te voldoen aan de veiligheidseisen uit het Bevb. Om die reden komen de nu nog voorgeschreven bebouwing- en toetsingszones rondom buisleidingstroken geheel te vervallen.

Op termijn is het Ministerie I&M voornemens om het opnemen van deze ruimtereserveringen in bestemmingsplannen verplicht te stellen door deze eisen op te nemen in de nog in voorbereiding zijnde AMvB Ruimte. Hiervoor geldt zodoende momenteel nog geen verplichting en is hiermee nog geen rekening gehouden.

  1. 4. Daarom is in tabel 3.2. n.v.t. opgenomen bij de veiligheidsafstand.

3.2.2 Toetsing risicocontouren en invloedsgebied

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Nabij het plangebied liggen vier buisleidingen ten behoeve van transport van gevaarlijke stoffen (tabel 3.2), in de buisleidingenstrook. In het veiligheidsgebied rond deze strook zijn circa 60 woningen aanwezig (De Biezen).

Tabel 3.2. Overzicht relevante buisleidingen voor transport gevaarlijke stoffen

product druk (bar)
diameter (inch) leiding-
beheerder
veiligheids- afstand of minimale bebouwings- afstand tot zgn. kwetsbare bestemmingen veiligheids- afstand of minimale bebouwings- afstand tot zgn. beperkt kwetsbare bestemmingen
Gasleiding
Aardgas
(leiding A351)
66,2 18 Gasunie B.V. n.v.t. n.v.t.
K1-vloeistoffen
Olie 62 24 Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij N.V. 22,5 meter n.v.t.
ruwe olie 43 36 Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij N.V. 22,5 meter n.v.t.
koolwaterstof 80 8 Petrochemical Pipelines Services 13 meter n.v.t.

In opdracht van de gemeente zijn berekeningen uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van ondergrondse hogedruk aardgas- en aardolietransportleidingen. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 6. De resultaten uit dit rapport zijn hieronder weergegeven.

Plaatsgebonden risico

Aardgasleiding

Uit de berekening blijkt dat er een plaatsgebonden risico van 10-6 jr wordt berekend. Er liggen geen kwetsbare objecten binnen deze contour. Tevens wordt voldaan aan de in het Bevb vastgelegde bebouwingsvrije zone van 5 meter.

Leidingen voor transport van aardolieproducten(K1-produkten)

Uit de berekening blijkt dat bij alle drie de vloeistoffenleidingen een plaatsgebonden risico van 10-6 jr wordt berekend. Binnen deze risicocontouren bevinden zich geen kwetsbare objecten. Tevens wordt voldaan aan de in het Bevb vastgelegde bebouwingsvrije zone van 5 meter.

Groepsrisico

Aardgasleiding

Voor de hogedruk-aardgasbuisleiding ligt het groepsrisico lager dan 10% van de oriëntatiewaarde. Omdat de bevolkingsomvang binnen het invloedsgebied niet significant wijzigt, neemt het groepsrisico ook niet toe.

Leidingen voor transport van aardolieproducten (o.a. K1-produkten)

Voor de drie vloeistofleidingen wordt geen groepsrisico berekend met meer dan 10 slachtoffers. Conform de definitie van groepsrisico in het Bevb is hier dus geen sprake van een groepsrisico en hoeft alleen invulling te worden gegeven aan de beperkte verantwoording van het groepsrisico. Bij de beperkte verantwoording moeten de volgende aspecten worden beoordeeld:

  • dichtheid van personen binnen het invloedsgebied;
  • ligging curven van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde;
  • toename GR ten opzichte van de nulsituatie;
  • de mogelijkheden van zelfredzaamheid van de bevolking;
  • de mogelijkheden van de bestrijdbaarheid.

De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet overschreden. In het voorliggende bestemmingsplan Noord en Oost Dongen worden in de omgeving van de buisleidingen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt (bijvoorbeeld meer woningen). Het aantal personen in het invloedsgebied (zie tabel 3.6 van de berekening) zal niet toenemen en er is derhalve geen invloed op het groepsrisico. Verwacht wordt dat het groepsrisico in de toekomst alleen maar verder af zal nemen. De afname wordt veroorzaakt doordat steeds betere en veiligere technieken worden ontwikkeld en toegepast bij werkzaamheden aan of in de nabijheid van buisleidingen en de buisleidingen zelf worden verbeterd. Van nieuwe ontwikkeling is vooralsnog geen sprake. De buisleidingen zijn bestaand en liggen daar al tientallen jaren.

Binnen het invloedsgebied voor het GR rond de buisleidingen liggen geen kwetsbare objecten waarbij op voorhand vraagtekens geplaatst kunnen worden aan de zelfredzaamheid van de bevolking (bijvoorbeeld een bejaardenhuis). In het gebied liggen alleen eengezinswoningen, drie kleine bedrijven en een winkelpand. Men kan veronderstellen dat bewoners van eengezinswoningen en bezoekers en werknemers van de kleine bedrijven en het winkelpand een behoorlijke mate van zelfredzaamheid hebben. Door middel van SMS-alert en het WAS-systeem is de bevolking tijdig te alarmeren. De buisleidingenstrook ligt aan de achterkant van de woningen in een open veld (weiland) onder de grond. Het terrein is via de openbare wegen te ontvluchten en er zijn voldoende mogelijkheden om het gebied te ontvluchten.

Hierdoor is ook de bereikbaarheid van de locatie gegarandeerd, namelijk via het openbare wegennet. De dichts bijgelegen brandweerposten zijn Dongen en 's Gravenmoer. In geval van een grootschalig incident zullen de hulpdiensten uit de eigen regio en andere regio's assisteren. In de directe nabijheid (binnen 225 meter) is over het gehele traject voldoende bluswatercapaciteit (Onkelsloot) beschikbaar om ten tijden van een calamiteit effectief en efficiënt hulp te kunnen bieden.

Gezien de uitkomst, geen (toename van de) overschrijding van de oriëntatiewaarde, van de rekenkundige hoogte van het groepsrisico en de hierboven beschreven kwalitatieve aspecten vindt de gemeente Dongen het groepsrisico verantwoord en staat de vastlegging van de bestaande situatie in het bestemmingsplan toe.

Advies veiligheidsregio

In verband met de aanwezigheid van de hiervoor beschreven buisleidingen heeft de Brandweer Midden- en West Brabant namens de Veiligheidsregio Midden en West Brabant advies uitgebracht over de externe veiligheidsaspecten van deze leidingen. Het complete advies is opgenomen in bijlage 7. Aanbevolen is het volgende:

  1. a. De verantwoording van het groepsrisico conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen op te stellen. Dit heeft inmiddels plaatsgevonden (zie onderdeel hiervoor 'Verantwoording groepsrisico').
  2. b. Aandacht wordt gevraagd voor risicocommunicatie met de bewoners, recreanten en werknemers met zwaar materieel in de nabijheid van de gasleiding. Dit advies wordt opgevolgd. De gemeente Dongen is eigenaar van de grond en is bekend met de aanwezigheid van de buisleidingen.
  3. c. De verkeersruimten en verblijfsruimten te voorzien van rookmelders conform het Bouwbesluit .Dit advies heeft geen directe relatie met het verminderen van de risico's door de aanwezigheid van de buisleidingen. Rookmelders waarschuwen bewoners voor brand in de woning. Bij een calamiteit aan een buisleiding zal de bewoner gewaarschuwd worden door de calamiteit (explosie), waardoor bewoners op tijd kunnen vluchten. De bewoners binnen dit gebied zijn bovendien voldoende zelfredzaam. Daarnaast is hier sprake van een herziening van het bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe woningen ontwikkeld. Het vastleggen van aanvullende brandveiligheidsvoorzieningen in dit bestemmingsplan acht de gemeente niet noodzakelijk.
  4. d. Het tracé van de gasleidingen goed zichtbaar markeren. Hierover wordt opgemerkt dat het tracé door de buisleidingenbeheerders voldoende is gemarkeerd.
  5. e. Alvorens grondwerkzaamheden worden gestart altijd een werkprocedure met de uitvoerder te bespreken zodat duidelijk is waar de hoge druk gasleidingen zijn gelegen op het terrein. Deze actie vindt plaats aan de hand van de KLIC-meldingen. De gemeente Dongen is eigenaar van de grond waar de buisleidingen lopen.

Conclusie

Het plangebied ligt niet binnen de relevante plaatsgebonden risico van 10-6 jr van de aan de noordzijde daarvan gelegen aardgasleiding en leidingen voor het transport van vloeibare aardolieproducten. Het aspect externe veiligheid is geen aspect dat een regeling behoeft binnen het voorliggende bestemmingsplan.

Voor de totstandkoming van het voorliggend bestemmingsplan is alleen het advies om een verantwoording van het groepsrisico voor de buisleidingen uit te voeren relevant. Uit het vorenstaande blijkt dat dit is overgenomen. De overige adviezen hebben betrekking op het zichtbaar maken van risico's, het treffen van maatregelen, de communicatie rondom een calamiteit en rondom het uitvoeren van grondwerkzaamheden.

3.3 Leidingen En Hoogspanningsverbindingen

Beleid en normstelling

Leidingen

Voor hoofdtransportleidingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour en hoogspanningsverbindingen, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen worden aangemerkt (buis)leidingen en verbindingen voor het transport van:

  • elektriciteit met een hoogspanningspanning van 50 kV en hoger;
  • brandbare gassen met een druk van 20 bar en hoger;
  • brandbare vloeistoffen of giftige stoffen met een diameter van 4" en hoger;
  • buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter.

Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.

Toetsing / beoordeling

In het plangebied bevinden zich geen solitaire planologisch relevante leidingen of hoogspanningsverbindingen. Direct ten noorden van het plangebied (woonwijk De Biezen) zijn wel leidingen aanwezig, deze zijn behandeld in paragraaf 3.2 Externe veiligheid.

Conclusie

Het aspect leidingen en hoogspanningsverbindingen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.4 Cultuurhistorie En Archeologie

Beleid en normstelling

Cultuurhistorie

De "Cultuurhistorische waardenkaart" (vastgesteld 26 september 2006, aangevuld 1 februari 2011) van de provincie Noord Brabant vormt het toetsingskader voor het inhoudelijke cultuurhistorische beleid. Op de cultuurhistorische waardenkaart (CHW) zijn meerdere aanduidingen opgenomen (historische bouwkunst, historische stedenbouw, historische geografie (lijnen en vlakken), historische groenstructuren, historische zichtrelaties, archeologische monumenten en indicatieve archeologische waarden).

Archeologie

Met de ondertekening van het verdrag van Valletta (1992) en de parlementaire goedkeuring daarvan (1998) heeft de Nederlandse overheid zich verplicht er op toe te zien dat met archeologische vindplaatsen rekening wordt gehouden bij ruimtelijke ordening, milieueffectrapportage, bouwactiviteiten en andere ingrepen in een gebied.

Het verdrag heeft inmiddels zijn weerslag verkregen in een wijziging van de Monumentenwet 1988, die op 1 september 2007 in werking is getreden, de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ). Een belangrijk uitgangspunt in het archeologisch beleid is dat ingrepen die tot de aantasting van de verwachte archeologische resten leiden, zoveel mogelijk worden vermeden. Het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) gaat voor op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van vooronderzoek tijdig inzicht wordt verkregen in de archeologische waarden van een gebied, zodat deze bij beoogde planontwikkelingen kunnen worden betrokken. Voor de ruimtelijke ordening is een belangrijke bepaling, dat de wet niet van toepassing is op projecten met oppervlakte kleiner dan 100 m2; de gemeenteraad kan een hiervan afwijkende andere oppervlakte vaststellen.

Om ervoor te zorgen dat het archeologisch erfgoed wordt beschermd en er bij ruimtelijke afwegingen rekening wordt gehouden met archeologische waarden, zijn de volgende instrumenten beschikbaar.

  • de Archeologische Monumenten Kaart (AMK),
  • de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW),
  • het Nationaal Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS).

Op de AMK staat informatie van bekende en vastgestelde archeologische waarden, waaronder archeologische monumenten. Het betreft onder andere historische stads- en dorpskernen en clusters oude bebouwing. Deze zijn aangeduid als gebieden van hoge archeologische waarden. Binnen deze contouren kunnen in de bodem resten van vroegmoderne en waarschijnlijk ook van laatmiddeleeuwse (vanaf circa 1300 AD) bewoning aangetroffen worden. Ook sporen van oudere bewoning kunnen aanwezig zijn.

De IKAW gaat uit van een verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten. In ARCHIS zijn alle bekende archeologische waarden opgenomen waaronder gegevens over bekende vindplaatsen. Deze instrumenten vormen de ruggengraat van het inhoudelijk archeologisch beleid met behulp waarvan het beleid getoetst en ontwikkeld kan worden.

Erfgoedverordening van de gemeente Dongen 2010

Deze verordening is op 30 september 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. Centrale beleidsregel daarin is dat het verboden is om in een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren. Op het verbod zijn uitzonderingen mogelijk, zoals voor een verstoring in een gebied:

  • met een lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 50.000 m2;
  • met een middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2 (hiermee wordt aangesloten op de oppervlaktemaat uit de Monumentenwet 1988);
  • waarvoor in het bestemmingsplan reeds bepalingen zijn opgenomen voor archeologische monumentenzorg.

Het verbod geldt evenmin indien een rapport is overgelegd waaruit blijkt dat aanwezige archeologische waarden in voldoende mate kunnen worden veiliggesteld of dat deze niet onevenredig worden geschaad dan wel dat in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Dongen 2011

De archeologische beleidskaart is vastgesteld door de gemeenteraad op 10 februari 2011 en moet gelezen worden in relatie tot de vastgestelde Erfgoedverordening. In figuur 3.2 is een fragment van deze kaart opgenomen. De lichtoranje gebieden zijn gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde en de gebieden met een donkeroranje/rode kleur zijn gebieden met een hoge verwachtingswaarde. Voor deze gebieden is het uitgangspunt dat onderzoek wordt uitgevoerd als ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd of gepland die de eventuele archeologische waarden kunnen aantasten. Archeologisch onderzoek is nodig bij gebieden groter dan 100 m en bij een diepte van meer dan 50 cm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2013000011-GC01_0008.jpg"

Figuur 3.2. Fragment archeologische beleidskaart

Toetsing / beoordeling

Cultuurhistorie

Voor het plangebied zijn de volgende aanduidingen uit de CHW van belang:

Historische Stedenbouw

Binnen het plangebied hebben de historische, herkenbare ruimtelijke structuren van de Sint Josephstraat en Vennen geleid tot aanwijzing van deze straten als historische stedenbouw met redelijk hoge waarden. In het voorliggende bestemmingsplan zijn deze straten en aanliggende bebouwing overeenkomstig de huidige situatie bestemd.

Historische Geografie

Met de historische geografie wordt bedoeld de ruimtelijke neerslag van de aanpassingen die de mens in de loop der eeuwen heeft gedaan aan de natuurlijke omgeving. Het betreft zowel lijnelementen (zoals wegen en waterlopen) als grotere vlakelementen. In het plangebied zijn de Bolkensteeg, de Procureurweg, de Veldstraat - Menno Ter Braakstraat en de C.L. Bressersstraat - Paul van Ostayenstraat elementen met redelijke hoge waarden aangegeven. Deze elementen wordt in het voorliggende bestemmingsplan gerespecteerd.

Historische bouwkunst

Op de CHW zijn de rijksmonumenten en de cultuurhistorisch waardevolle panden uit een provinciale inventarisatie (MIP- panden) weergegeven. In het plangebied is alleen het pand Vennen 3 aangemerkt als rijksmonument en het pand Vennen 1 als gemeentelijk monument. Daarnaast is in het kader van het enige jaren geleden uitgevoerde Monumenten Inventarisatieproject (MIP) de romp van de voormalige korenmolen De Hoop aan Mgr. Nolenslaan 17 geselecteerd als cultuurhistorisch waardevol pand. De molenromp is in gebruik voor detailhandel.

Molenbiotoop

Rond de hiervoor vermelde molenromp is op de CHW een molenbiotoop met een straal van 400 meter aangeduid. Binnen een molenbiotoop kunnen hoogtebeperkingen gelden voor obstakels voor een zoveel mogelijk onbelemmerde windtoetreding tot de molen. Dit is voor het technisch functioneren van de molen van belang, ook al is de molen niet meer bedrijfsmatig in gebruik.

De gemeente Dongen erkent het belang van behoud van dit cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk (zie hiervoor). De molenbiotoop wordt in dit bestemmingsplan echter niet beschermd. Er is immers geen sprake van een draai- en maalvaardige molen en er is geen concreet zicht dat de molen binnen de planperiode volledig zal worden gerestaureerd. Terughoudendheid ten aanzien van het beperken van bouwhoogten en hoogten van beplanting in de omgeving van de molen is dan ook op zijn plaats.

Archeologie

In het plangebied komen geen (beschermde) archeologische monumenten voor. Op de CHW, IKAW en de archeologische beleidsadvieskaart heeft het grootste deel van het plangebied een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde. Dit betekent dat voor dat gebied in geval van bouwplannen of van andere werkzaamheden die de ondergrond kunnen verstoren archeologisch onderzoek noodzakelijk is indien de ontwikkeling of verstoring betrekking heeft op een oppervlakte van 100 m2 of meer en op een diepte van meer dan 0,5 meter. In de woonwijken Hoge Akker II en III zijn verschillende gebieden aangeduid die door ontgrondingen zijn verstoord. In deze gebieden kunnen bodemingrepen in vrijwel alle gevallen zonder archeologisch onderzoek worden uitgevoerd

Conclusie

De cultuurhistorisch waardevolle elementen in het plangebied worden in het voorliggende bestemmingsplan gerespecteerd. Een specifieke regeling is niet nodig. De bescherming van het rijksmonument Vennen 3 is geregeld in de 'Monumentenwet 1988' en die van het gemeentelijk monument Vennen 1 is geregeld in de 'Erfgoedverordening van de Gemeente Dongen 2010'.

Een groot deel van het plangebied heeft een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde. Bij bodemingrepen in dit gebied die dieper gaan dan 0,5 meter en een oppervlakte beslaan van 100 m2 of meer is archeologisch onderzoek nodig. Dit is in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd. Aangezien het grotendeels gaat om een afgebouwd woongebied, zal het aspect archeologie in de meeste gevallen geen belemmering vormen voor het normale gebruik. Wel kan bij een andere invulling van bijvoorbeeld de onderwijslocaties archeologisch onderzoek nodig zijn. Voor de wijze waarop met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan de Bolkensteeg 50 en Martinus Nijhoffstraat wordt omgegaan met het aspect cultuurhistorie wordt verwezen naar de bijlagen 1 en 2.

3.5 Water

Beleid en normstelling

Waterbeheer en watertoets

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn gemeenten verplicht om bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan (waaronder een bestemmingsplan) overleg te plegen met de besturen van de betrokken waterbeheerder(s). In de toelichting bij het ruimtelijk plan dient een waterparagraaf te worden opgenomen die een beschrijving bevat van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het betreffende ruimtelijke plan voor de waterhuishouding. Deze waterparagraaf vormt de schriftelijke weerslag van de watertoets. De watertoets heeft als doel het voorkomen van negatieve effecten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op het duurzame waterbeheer.

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met deze instantie over deze waterparagraaf. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt namelijk gelijktijdig met de inspraakprocedure voorgelegd aan het waterschap. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens behandeld en voor zover nodig verwerkt in deze waterparagraaf. Het waterschap Brabantse Delta heeft op 4 november 2011 een positief wateradvies gegeven. Het waterschap wijst er op dat voor werkzaamheden op en of in de nabijheid van oppervlaktewaterlichamen en voor het onttrekken en of retourneren van grondwater op basis van de Keur een melding of vergunning benodigd kan zijn.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief).

Europa Nationaal Provinciaal
Kaderrichtlijn Water (KRW) Nationaal Waterplan (NW) Provinciaal Waterplan
Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21) Provinciale Structuurvisie
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) Verordening Ruimte
Waterwet

Deze nota's zijn sturend voor het beleid van het waterschap en de gemeente.

Waterschapsbeleid

Het waterschap werkt aan een beter watersysteem, voor mensen en voor flora en fauna. Het watersysteem moet robuuster worden: veiliger, minder kwetsbaar voor regenval en droogte, schoner, natuurlijker en beter toegankelijk voor recreanten. Deze thema's pakt het waterschap in samenhang aan, omdat een integrale aanpak meerwaarde oplevert voor het resultaat. In het waterbeheerplan (2010-2015) staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen. Bij de keuze daarvan heeft het waterschap een afweging gemaakt tussen belangen van boeren, bedrijven, burgers, natuurbeheerders en andere partijen.

Het waterschap wil het beheergebied minder kwetsbaar maken voor wateroverlast, zoals afgesproken in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Speerpunten daarvoor blijven het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging, het afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De Keur (2005) maakt het mogelijk dat het waterschap haar taken als waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met regelgeving (gebods- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. In het algemeen geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het waterschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten van de hemelwaterafvoer (HWA) op het oppervlaktewater, het graven van nieuwe watergangen, werkzaamheden binnen de keurzone van de waterkering etc.

Hiervan kan een vergunning worden aangevraagd om een bepaalde activiteit toch te mogen uitvoeren.

Gemeentelijk beleid

In 2008 heeft de raad van de gemeente Dongen het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2008-2012 voor het gehele grondgebied vastgesteld. Voor de planperiode zijn voor voorliggend plan de volgende speerpunten relevant:

  1. 1. Reduceren wateroverlast. In deze planperiode ligt er een hoge prioriteit bij het uitvoeren van de maatregelen om de wateroverlast op te heffen. Voor de lange termijn wordt geanticipeerd op de mogelijke klimaatswijzigingen door het opstellen van een structuurvisie, waarin wordt aangegeven hoe om te gaan met extra veel regenwater in het stedelijk gebied. Het afkoppelen speelt hierin een belangrijke rol. Beheer en onderhoud riolering.
  2. 2. In 2008 wordt de beheerachterstand weggewerkt en gedurende de planperiode wordt meer inzicht verkregen in de kwaliteit en het functioneren van de riolering. De achterstand met betrekking tot de inspecties is in 2015 weggewerkt.
  3. 3. Verbeteren waterkwaliteit vijvers.
    Er komt een baggerplan en een onderhoudsplan voor de vijvers en een analyse van de herkomst van de vervuiling. De vijvers worden gebaggerd. Verder wordt onderzocht of de doorstroming kan worden verbeterd in relatie tot het afkoppelen en een heldere voorlichting naar de omwonenden. Ook worden maatregelen genomen om de foutaansluitingen in de verbeterd gescheiden rioolstelsels in de Hoge Akker en de Biezen op te sporen en aan te pakken.

Toetsing / beoordeling

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit stedelijk gebied, gevormd door bebouwing, sportvelden, groenstructuren en een aantal vijverpartijen. Direct ten noorden van het deelgebied de Biezen ligt een hoofdwatergang.

De maaiveldhoogte varieert van circa 4 meter + NAP in het deelgebied Achterberg en Hoge Akker tot circa 2,7 meter + NAP in het noorden van het deelgebied de Biezen. De bodem bestaat ter plaatse uit fijn zand. Hydrologisch gezien ligt het plangebied in intermediair gebied; zowel kwel als infiltratie komen voor.

Het plangebied ligt in vrij afwaterend gebied, waar geen vast oppervlaktewaterpeil wordt gehandhaafd. In het plangebied bevinden zich enkele geïsoleerde waterpartijen.

Een groot deel van het plangebied (de Hoge Akker en De Biezen) is aangesloten op een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Het afvalwater en het regenwater (vanaf daken en straten) worden daarbij door twee aparte stelsels afgevoerd. Het regenwater wordt rechtstreeks of via een beperkte zuivering op het oppervlaktewater afgevoerd.

Een nadeel van het vrijwel direct lozen op het oppervlaktewater is dat er vervuiling mee kan komen. Met name aan het begin van een bui wordt veel vuil van de straten de regenwaterafvoer (en daarmee het oppervlaktewater) ingespoeld (first flush). Om dit te voorkomen is in het plangebied de regenwaterafvoer aangesloten op de droogweerafvoer. Met behulp van een terugslagklep wordt zo het regenwater dat aan het begin van een bui het systeem instroomt, afgeleid naar de zuivering, waardoor de meeste vervuiling er uit wordt gefilterd en er alleen nog relatief schoon regenwater direct op het oppervlaktewater wordt geloosd.

Een deel van het plangebied is nog aangesloten op een gemengd rioolstelsel; dit betekent dat zowel afvalwater als hemelwater door dezelfde pijp wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Toekomstige situatie

Toepassen duurzaam stedelijk waterbeheer bij ontwikkelingen

In het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats, het bestemmingsplan is volledig consoliderend. Het biedt daarom weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en – beheer te verbeteren. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden, dan is het van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer, zoals geformuleerd door het waterschap, daar waar mogelijk toe te passen.

Concreet is het belangrijk om bij eventuele ontwikkelingen duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Ook dienen eventuele toenames in het verhard oppervlak gecompenseerd te worden door de aanleg van retentie.

Verder dient afstromend hemelwater van schone oppervlakken te worden gescheiden van afvalwater en afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater. Het afvoeren van afgekoppeld hemelwater naar het oppervlaktewater zal per riolering(deel)gebied nader bekeken worden om wateroverlast te voorkomen.'

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem in het plangebied.

3.6 Ecologie

Beleid en normstelling

Gebiedsbescherming

Voor wat betreft de bescherming van ecologisch waardevolle gebieden in bestemmingsplannen zijn de (in 2005 gewijzigde) Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) en de provinciale ecologische hoofdstructuur (EHS) van belang. Eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen deze gebieden niet aantasten.

Soortbescherming

De Flora- en faunawet (FF-wet) bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De Flora- en faunawet is in zoverre voor het onderhavige bestemmingsplan van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

Toetsing / beoordeling

Het aspect gebiedsbescherming is niet van belang. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk en in het plangebied en de directe omgeving daarvan zijn geen gebieden aanwezen of aangemeld die vallen onder de Nb-wet of de EHS.

Conclusie

Het aspect ecologie is voor voorliggend bestemmingsplan niet relevant. Reguliere activiteiten zoals bouwen, slopen van bebouwing en kappen of rooien van beplanting dienen wel te worden getoetst aan de FF-wet. Deze zijn gekoppeld aan het omgevingsvergunningenstelsel uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en vallen buiten het kader van het bestemmingsplan.

3.7 Geluid En Wet Geluidhinder

Beleid en normstelling

Woningen en onderwijsgebouwen/ scholen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg of indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een bedrijventerrein. Een nieuwe geluidsgevoelige functie dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen.

Toetsing / beoordeling

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij het aantal geluidsgevoelige functie kan uitbreiden. Akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.

Voor de wijze waarop met de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan de Bolkensteeg 50 en Martinus Nijhoffstraat wordt omgegaan met het aspect geluidhinder wordt verwezen naar de bijlagen 1 en 2.

Conclusie

Het aspect wegverkeerslawaai of industrielawaai is voor voorliggend bestemmingsplan niet relevant. Voor de locatie Bolkensteeg 50 moet een ontheffing van het wegverkeerslawaai worden verleend.

3.8 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Omdat titel 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in amvb's en ministeriële regelingen.

Toetsing / beoordeling

Op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving; PBL) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen kan worden geconcludeerd dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof in het plangebied onder de betreffende grenswaarden liggen.

Ook de prognose voor 2015 en 2020 voorspelt geen overschrijding (informatie PBL november 2009). Van een significante toename van het verkeer als gevolg van voorliggend bestemmingsplan is geen sprake, aangezien het plan volledig consoliderend is. Berekeningen zijn daarom achterwege gelaten.

Conclusie

De Wlk staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 4 Beschrijving Juridische Regeling

In dit hoofdstuk wordt allereerst aandacht besteed aan de Wet ruimtelijke ordening en de andere wettelijke eisen die bij het opstellen van bestemmingsplannen van belang zijn (paragraaf 4.1). Daarna (paragraaf 4.2) wordt ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling voor het plan en vervolgens wordt per bestemming een toelichting gegeven (paragraaf 4.3). Ten slotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotbepalingen toegelicht (paragrafen 4.4 en 4.5).

4.1 Wettelijke Eisen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat (vanaf 1 januari 2010) alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (SVBP2008, IMRO2008, STRI2008). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.

Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling. Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn.

Ook de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen. In deze wet zijn circa oude 25 regelingen die samen de fysieke leefomgeving betreffen, zoals vergunningen voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu, flora & fauna en water, gebundeld in een één nieuwe omgevingsvergunning. De Wabo introduceert nieuwe begrippen voor bestaande instrumenten, zonder deze (ingrijpend) inhoudelijk te wijzigen. Dit betekent dat bestemmingsplannen die na 1 oktober 2010 worden vastgesteld aan deze nieuwe terminologie moeten voldoen.

In de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP2008) zijn bindende afspraken voor de opbouw en de verbeelding van bestemmingsplannen vastgelegd, zowel voor het digitale als het analoge bestemmingsplan. De SVBP2008 heeft (alleen) betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling. De inhoud blijft een zaak van het bevoegde gezag. De standaarden hebben evenmin betrekking op de toelichting op het bestemmingsplan, omdat deze geen deel uitmaakt van het bestemmingsplan.

4.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling(planvorm En Methodiek)

Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.

Planvorm

Voor planmatig opgezette woongebieden is gekozen voor een gedetailleerd bestemmingsplan. Voor enkele gebieden met grootschalige en bijzondere voorzieningen, onder andere de onderwijsvoorzieningen, heeft de regeling een globaler karakter.

Opzet verbeelding

Een bestemmingsplan bestaat uit een kaart met bijbehorende regels en is voorzien van een plantoelichting. Deze verbeelding dient helder en duidelijk leesbaar te zijn. De verbeelding bevat daarom alleen informatie die juridisch relevant is. Wat op de kaart staat, moet terugkomen in de planregels. Bij de verbeelding wordt het volgende opgemerkt.

Bestemmingen en dubbelbestemmingen

De naam van een op te nemen bestemming begint altijd met de naam van een hoofdgroep uit SVBP2008, zoals bijvoorbeeld 'Horeca', 'Detailhandel' en 'Wonen'. De bestemmingen worden op de plankaart door middel van hoofdletters en kleur aangeduid. Naast bestemmingen kunnen er ook dubbelbestemmingen voorkomen. Er is sprake van een dubbelbestemming, indien op een stuk grond twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen. Dubbelbestemmingen worden op de plankaart aangeduid met hoofdletters en een arcering.

Aanduidingen

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis waardoor zij niet alleen voorkomen in de analoge en digitale verbeelding van een bestemmingsplan, maar ook in de planregels. Er zijn zes soorten aanduidingen te onderscheiden:

Gebiedsaanduidingen

Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend en om gebieden met een wijzigingsbevoegdheid. In dit bestemmingsplan is één gebiedsaanduiding gehanteerd: Veiligheidszone – leiding.

Functie- en bouwaanduidingen

Kleine letters tussen haakjes bij de bestemming hebben betrekking op een functie- of een bouwaanduiding. Hiermee worden specifieke functies aangegeven (zoals (sp) voor een sportveld) of specifieke bouwregels aangeduid (zoals [vrij] vrijstaand voor gronden waar woningen uitsluitend vrijstaand mogen worden gebouwd). In SVBP2008 zijn voor veelgebruikte functies aanduidingen vastgelegd. Soms is maatwerk echter nodig omdat niet in alle gevallen een standaardaanduiding beschikbaar is. Deze aanduidingen wordt voorzien van een specifieke lettercode (bijvoorbeeld (swr-cw 1): 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorische waarden 1').

Bouwvlak

De insteek van de gemeente Dongen is zoveel mogelijk door gebruik van bouwvlakken aan te geven waar de belangrijkste gebouwen binnen een bepaalde bestemming liggen c.q. moeten komen te liggen. Bouwvlakken behoren altijd bij een bestemmingsvlak. Bij gedetailleerde bestemmingen, waaronder de voor dit bestemmingsplan belangrijkste bestemming 'Wonen', is de maximum diepte van de bouwvlakken waarbinnen hoofdgebouwen zijn toegestaan zoveel mogelijk vastgelegd op 12 meter, meestal enkele meters meer dan de bestaande diepte van het hoofdgebouw.

Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van bestuurders en inwoners voor meer flexibiliteit in bestemmingsplannen. In theorie is het mogelijk dat een bestaand hoofdgebouw, dat een diepte heeft van 10 meter, over de volle breedte in twee bouwlagen 2 meter naar achteren wordt gebouwd. In de praktijk zal dit niet of nauwelijks voorkomen. In de meeste gevallen zal de uitbreiding beperkt blijven tot één bouwlaag.

Enkele bestemmingen worden globaler bestemd, zoals Bedrijf, Maatschappelijk of Sport. Hiervoor wordt veelal één bouwvlak opgenomen waarbinnen alle gebouwen worden gerealiseerd. Daarbuiten zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Door middel van matrixen bij het bouwvlak worden maximum goot- of boeibordhoogte en een bebouwingspercentage aangegeven.

Figuur

Ten slotte kunnen er aanduidingen voorkomen in de vorm van figuren zoals een hartlijn van een leiding. Deze komen in het bestemmingsplan echter niet voor.

Met uitzondering van de aanduiding figuur, zijn de hiervoor genoemde aanduidingen geometrisch begrensd en hebben zij altijd betrekking op een vlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2013000011-GC01_0009.png"

Figuur 4.1. Bestemmingsmethodiek

De plankaart

De kaart bevat naast (soms wettelijk verplichte) verklaringen met een verduidelijkende functie (bijvoorbeeld topografische gegevens, kadastrale ondergrond, straatnamen en dergelijke) alleen normen die juridisch relevant zijn. De normatieve regelingen die op een plankaart staan vermeld, zijn daarom terug te vinden in de regels.

De meest recente Grootschalige BasisKaart Nederland (GBKN) dient als basis voor de plankaart. De GBKN geeft de topografische kenmerken van het plangebied weer (bebouwing, wegen, water, etc.) en ligt met dunne zwarte lijnen onder alle bestemmingen, aanvullende regelingen en aanduidingen op de plankaart.

Voor het weergeven van plangegevens op de kaart bestaat een verschil in de digitale en analoge plankaart.

Digitale plankaart

De wettelijk geldende, digitale kaart zal op het eerste oog minder informatie gaan bevatten dan men gewend is. Verdere planinformatie zal middels klikken op objecten kunnen worden verkregen.

Analoge plankaart

De analoge plankaart bevat alle te verbeelden informatie. Het gaat hierbij om het plangebied, de (dubbel)bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen. Bestemmingen moeten voorts worden vastgesteld met gebruikmaking van een duidelijke ondergrond.

Op de plankaart komt een groot aantal kleuren, lijnen, arceringen en symbolen voor. Om een duidelijk onderscheid te laten zien, is voor verschillende lijnsoorten, lijndiktes, arceringen en symbolen gekozen.

Legenda

De plankaart van het bestemmingsplan bevat een legenda. Dit is een verklaring van de gebruikte bestemmingen, uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, lijnen, vlakken, kleuren, arceringen, coderingen en symbolen. In de legenda is de volgorde van de bestemmingen, uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen alfabetisch.

De regels

De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.

  • In Hoofdstuk 1: Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
  • In Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de plankaart voorkomen, nader worden omschreven.
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing is, dan wel bepalingen die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene afwijkings- of wijzigingsregels).
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het bestemmingsplan.

Een bestemmingsregel behoeft niet al deze elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

4.3 Toelichting Bestemmingen

In deze paragraaf worden deze bestemmingen in alfabetische volgorde toegelicht conform de voorgeschreven volgorde op de legenda van de plankaart.

Bedrijf (artikel 3)

Alle legaal aanwezige bedrijven (niet zijnde agrarische bedrijven, detailhandels- en horecabedrijven) en de grotere nutsvoorzieningen (>15 m²) in het plangebied zijn bestemd tot "Bedrijf". De kleinere nutsvoorzieningen behoeven geen specifieke regeling aangezien deze in nagenoeg alle bestemmingen algemeen mogelijk zijn gemaakt.

Om eventuele hinder van bedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van (nieuwe) bedrijven in de regels gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". De Staat maakt deel uit van de regels. Zoals in paragraaf 3.1. al uiteen is gezet, kunnen in het plangebied, afhankelijk van de specifieke situering van de bedrijfslocaties, bedrijven tot en met categorie A en B1 worden toegestaan. Het is toegestaan dat de gevestigde bedrijven worden vervangen door andere bedrijven uit dezelfde categorie of lager.

Bedrijven die door hun aard en invloed op de woonomgeving zijn ingeschaald in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar (namelijk categorie B2 of C), zijn voorzien van specifieke nummeraanduidingen. In het plangebied gaat het om één bedrijf dat de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1' heeft gekregen. Dit betekent dat na bedrijfsbeëindiging zich hier uitsluitend een bedrijf kan vestigen met dezelfde bedrijfsactiviteiten, dan wel een bedrijf dat wel past binnen de in het plan aangegeven toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. De bestaande rechten van het aanwezige bedrijf worden hiermee gerespecteerd.

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor bedrijven die één categorie hoger voorkomen dan toelaatbaar of voor bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" voorkomen. Concreet betekent dit dat daar waar nu bedrijven uit categorie A zijn toegestaan, bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor bedrijven uit categorie B1 en B2 mogelijk kunnen worden gemaakt. Hiervoor dient echter advies ingewonnen te worden bij een milieudeskundige.

Geluidshinderlijke (Wgh-inrichtingen) en risicovolle inrichtingen (Bevi-inrichtingen) zijn daarentegen niet toegestaan. In artikel 1 zijn hiervan begripsbepalingen opgenomen. Evenmin is de (ondergeschikte) verkoop van consumentenvuurwerk en de opslag daarvan voor zover deze meer bedraagt dan 10.000 kg toegestaan. Bij 10.000 kg consumentenvuurwerk kan in de meeste gevallen worden voldaan aan de eisen uit het Vuurwerkbesluit. Overigens zijn er in het plangebied geen bedrijven die vuurwerk opslaan (situatie augustus 2011).

Voor de locatie Sint Josephstraat 8a is de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) opgenomen. Andere bedrijfswoningen zijn niet mogelijk gemaakt. Bedrijfswoningen kunnen namelijk een belemmering vormen voor omliggende bedrijven.

In het artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee na de beëindiging van een bedrijfsactiviteit in beginsel andere activiteiten kunnen worden gevestigd. Een zekere mate van flexibiliteit acht het gemeentebestuur namelijk gewenst.

Detailhandel (artikel 4)

De gronden met de bestemming Detailhandel (DH) mogen worden gebruikt voor detailhandel. Omdat de aanwezige detailhandelsbedrijven vaak zijn gecombineerd met een woonfunctie en wonen op grond van de oude bestemmingsplannen is toegestaan, mag binnen deze bestemming ook worden gewoond. De detailhandelsactiviteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend op de begane grond (het "stedelijk plint"). Op de verdiepingen is opslag van goederen of wonen toegestaan. De verkoop en opslag van consumentenvuurwerk is een detailhandelsactiviteit die past binnen de bestemming. Uit oogpunt van veiligheid is de opslag beperkt tot ten hoogste 10.000 kg.

Omdat de kapsalon op het adres Sint Josephstraat 50/Veldstraat 2 niet past binnen de detailhandelsbestemming, is aan het perceel de bestemming 'dienstverlening' toegevoegd. Hiermee is de kapsalon positief bestemd. Ter plaatse kunnen eventueel ook andere dienstverlenende functies worden uitgeoefend. Wat onder dienstverlening wordt verstaan, is aangegeven in artikel 1 lid 1.29.

Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk. Voor het gebruik en/of het bouwen van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg is een afwijkingsmogelijkheid voor het bevoegd gezag (in dit geval het college van burgemeester en wethouders) opgenomen.

Daarnaast is ondergeschikte horeca uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan (koffiehoekje) mits dit niet meer dan 25% van de verkoopvloeroppervlakte beslaat met een maximum van 60 m².

Door middel van het aanwijzen van een bouwvlak is tot uitdrukking gebracht waarbinnen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan.

Voor het perceel Mgr. Nolenslaan 17 is gebruik gemaakt van de aanduiding 'erf'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn de bouwmogelijkheden beperkt tot ten hoogste 50% met een maximum van 60 m². Hiervan kan worden afgeweken bij een omgevingsvergunning.

Voor de winkel in de molenromp op dit zelfde adres is de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorische waarden 1' opgenomen. De te behouden waarden zijn geborgd in de vorm van bouwregels of omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werkzaamheden (voorheen 'aanlegvergunningen' genoemd).

Gemengd (artikel 5)

Voor het buurtcentrum aan het Hof en voor de bibliotheek aan de Mgr. Schaepmanlaan / Drijversveld is de bestemming Gemengd opgenomen. Hierbinnen zijn uiteenlopende functies toegestaan: detailhandel en dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, bedrijven en horeca en wonen met bovenwoningen

Om eventuele hinder van horecabedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van horeca-activiteiten gekoppeld aan de Staat van Horeca-activiteiten. De Staat maakt daarmee deel uit van de regels. Horeca-activiteiten uit categorie 1a en 1b uit de Staat van Horeca-activiteiten zijn rechtstreeks toegestaan, met uitzondering van een hotel. Voor deze functie zal in voorkomend geval een planologische afweging worden gemaakt. Tevens zijn lichte vormen van bedrijven rechtstreeks toegestaan (categorie A en B1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten).

Uit oogpunt van een levendig straatbeeld zullen de bijzondere functies op de begane grond moeten zijn gevestigd. Wonen is daarom uitsluitend toegestaan op de verdiepingen.

Beroepsmatige en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn toegestaan.

Voor het gebruik en/of het bouwen van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg is een afwijkingsmogelijkheid voor het bevoegd gezag opgenomen.

Groen (artikel 6)

Groenvoorzieningen zijn binnen vrijwel alle bestemmingen mogelijk. Vooral de gronden die in het gemeentelijke Groenstructuurplan (oktober 1997) zijn aangemerkt als structureel groen, zijn bestemd als groen. Kleinere groenpercelen in de openbare ruimte zijn daarentegen veelal bestemd tot Verkeer of Verkeer-Verblijfsgebied. De bestemming Groen is een globale bestemming waarbinnen onder andere ook voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en voet- en fietspaden zijn toegestaan. Deze andere functies dienen ondergeschikt te zijn aan de functie groen. De grote waterpartijen in de woonwijken zijn opgenomen in de groenbestemming en geregeld met een aanduiding 'water'.

Horeca (artikel 7)

Het horecabedrijf dat is gevestigd aan de Sint Josephstraat 52 en de snackbar/frituur in de groenvoorziening nabij de R.K. basisschool Noorderpoort aan de Dassendonk zijn voorzien van de bestemming Horeca. Voor het reguleren van de horecavoorzieningen wordt, vergelijkbaar met de regeling voor bedrijven en evenals binnen de bestemming Gemengd, gebruikgemaakt van een (in dit geval) Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat van Horeca-activiteiten wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën van horeca-activiteiten:

  1. 1. lichte horeca (onderverdeeld in 3 subcategorieën);
  2. 2. middelzware horeca;
  3. 3. zware horeca.

De indeling is gebaseerd op milieuhygiënische en niet op sectorale overwegingen (overlast, etc.) Gelet op de aard van het gebied (woonkern) is gekozen voor het rechtstreeks toestaan in de bestemmingsomschrijving van horeca-activiteiten tot ten hoogste categorie1b.

Het restaurant aan de Sint Josephstraat is een horeca-activiteit uit categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten). Vergelijkbaar met de regeling binnen de bestemming bedrijven is dit horecabedrijf voorzien van een aanduiding ('specifieke vorm van horeca-1c') en is voor horecabedrijven uit één categorie hoger dan rechtstreeks toelaatbaar of voor horecabedrijven die niet in de Staat van Horeca-activiteiten voorkomen een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Dit betekent bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid voor horecabedrijven uit categorie 2.

Ook binnen de bestemming Horeca is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak de indeling van het bestemmingsvlak tot uitdrukking gebracht.

Kantoor (artikel 8)

Wat onder een (zelfstandig) kantoor wordt verstaan is vermeld in artikel 1 van de regels. Het enige kantoorgebouw in het plangebied is globaal bestemd: alleen het bestemmings- en bouwvlak zijn aangegeven.

Maatschappelijk (artikel 9)

Alle grotere locaties met maatschappelijke functies zijn bestemd tot Maatschappelijk (M). De gronden met deze bestemming mogen worden gebruikt voor de meest gangbare maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, kerken, overheidsvoorzieningen en zorgvoorzieningen. Daarnaast zijn rechtstreeks met de maatschappelijke voorzieningen samenhangende ondergeschikte detailhandels- en / of horeca-activiteiten toegestaan. Er is geen onderscheid gemaakt naar het soort maatschappelijke voorziening.

Sport (artikel 10)

Deze bestemming is gehanteerd voor het sportpark “De Biezen” Voor het gehele sportveldencomplex is een bouwvlak vastgelegd, met daarbinnen onderscheid tussen locaties van de verenigingsgebouwen, de overdekte tribunes en de sportvelden. Voor de sportvelden is een laag bebouwingspercentage opgenomen.

Tuin (artikel 11)

Enkele zelfstandige of grotere tuinen bij een andere functie zijn bestemd tot 'Tuin'. De bestemming Tuin moet waarborgen dat deze percelen onbebouwd en overwegend onverhard blijven.

Verkeer (artikel 12) en Verkeer – Verblijfsgebied (artikel 13)

De doorgaande wegen in het plangebied (wegen die in het Verkeersbeleidsplan 2000 een stroomfunctie hebben) zijn bestemd tot Verkeer. Gronden met deze bestemming mogen worden gebruikt voor wegen, voet- en fietspaden en de bij de bestemming behorende voorzieningen. In verband met de Wet geluidhinder is het aantal rijstroken binnen de bestemming Verkeer vastgelegd op ten hoogste 2. Bus- en opstelstroken worden hierin niet meegerekend. De wegen met een belangrijke verblijfs- en erftoegangsfunctie (veelal wegen met een 30 km / uur-regime) zijn bestemd tot Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen beide bestemmingen zijn bestaande, niet-structurele groenvoorzieningen opgenomen.

De inrichting is niet gedetailleerd vastgelegd. Hiermee is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat, onnodig, gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan en planherziening nodig zou zijn.

Water (artikel 14)

Alleen het water langs de noordrand van de woonwijk De Biezen is bestemd tot Water. (De grote waterpartijen in de woonwijken zijn geregeld met een aanduiding 'water' binnen de groenbestemming.).

Wonen (artikel 15)

De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor wonen en de bijbehorende tuinen en erven. Beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn toegestaan.

Met een afwijkingsbevoegdheid wordt de mogelijkheid geboden om een deel van de woning, of een bijgebouw, te gebruiken voor het verlenen van mantelzorg. Het gaat hier uitsluitend om een afwijking van het gebruik. Er mag niet extra worden gebouwd ten behoeve van mantelzorg. Na beëindiging van de mantelzorg kan tegen 'gewone' bewoning van een bijgebouw worden opgetreden omdat in de gebruiksbepalingen is opgenomen dat bewoning van bijgebouwen niet is toegestaan.

Woonwagens zijn een bijzondere vorm van woonbebouwing. Voor de woonwagens aan de Kalmoestuin is daarom de aanduiding 'woonwagenstandplaats': opgenomen.

Door het gehele plangebied zijn zelfstandige garageboxen gebouwd. In SVBP2008 is niet voorzien in een afzonderlijke bestemming voor dergelijke bouwwerken. Omdat de garages onderdeel uitmaken van een woongebied is daarom gekozen voor een functieaanduiding 'garage' binnen de woonbestemming.

Situering hoofdgebouwen, aan- of uitbouwen en bijgebouwen

Binnen de bestemming Wonen is door middel van het aanwijzen van bouwvlakken waarbinnen hoofdgebouwen en overkappingen zijn toegestaan en de functieaanduiding 'erf' de indeling van het woonperceel tot uitdrukking gebracht. Woningen behoeven niet geheel binnen bouwvlakken voor hoofdgebouwen te worden gebouwd. Ook op vlakken met de aanduiding 'erf' mogen bijgebouwen en aan- of uitbouwen in gebruik worden genomen als woonruimten.

De bouwvlakken zijn grotendeels overgenomen uit de voorheen geldende bestemmingsplannen. In een aantal gevallen zijn de woningen met hun voorgevel net buiten het bouwvlak gebouwd. Omdat het gaat om zeer kleine overschrijdingen (variërend van enkele centimeters tot een paar decimeter) van legaal tot stand gekomen bouwwerken, is voor deze situaties het artikel 'Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten' (artikel 18.2) van toepassing. Dit artikel wordt later in paragraaf 4.4 toegelicht.

Voor de hiervoor vermelde woonwagenstandplaatsen is geen aanduiding 'erf' opgenomen. De bouwregeling is daarmee globaler dan die voor gewone woonpercelen.

De gronden zonder aanduiding, betreffen de gronden waar geen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Het gaat hoofdzakelijk om gronden vóór de voorgevel van hoofdgebouwen (woningen). In gevallen waarbij sprake is van twee voorgevelrooilijnen (hoekpercelen) zijn de gronden zonder nadere aanduiding merendeels aan twee zijden gelegd. Dit is gedaan omdat aan- en uitbouwen en bijgebouwen in de voortuin de kwaliteit van de openbare ruimte onder druk kunnen zetten (achterkantsituaties aan de voorzijde van woningen). Kleinschalige aan- of uitbouwen vóór de voorgevellijn – zoals erkers – zijn wel mogelijk.

In een aantal situaties wordt in de bouwregels de afstand van hoofdgebouwen geregeld ten opzichte van perceelsgrenzen. Los van specifieke situaties geldt als algemeen uitgangspunt dat deze bouwwerken worden gebouwd op ten minste 3 meter uit de perceelsgrens (voor vrijstaande woningen).

Oppervlakte bebouwing

De bouwvlakken waar hoofdgebouwen zijn toegestaan, mogen volledig worden bebouwd met gebouwen. Wel dienen de in de bouwregels opgenomen minimumafstandsmaten tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel en minimumafstandsmaten tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens in acht te worden genomen. Om te voorkomen dat te ruime bouwmogelijkheden en extra bouwcapaciteit wordt gecreëerd, is de breedte van de bouwvlakken voor hoofdgebouwen zoveel mogelijk afgestemd op de bestaande situatie.

De gronden met de functieaanduiding "erf" mogen voor ten hoogste 40% en 100 m² worden bebouwd met aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. De bebouwingsmogelijkheden uit de voorheen geldende bestemmingsplannen worden daarmee fors verruimd.

Bouwwijze van woningen

In beginsel is de bouwwijze van woningen vrij gelaten. Uit stedenbouwkundige oogpunt en uit oogpunt van rechtszekerheid, is in bepaalde situaties de bouwwijze met behulp van bouwaanduidingen vastgelegd. De volgende bouwaanduidingen zijn gehanteerd:

[gs] Voor gestapelde woningen.

[tae] Voor woningen die met een maximum van twee aaneen mogen worden gebouwd. Deze regeling is afgestemd op de voorheen geldende bestemmingsplannen. De twee-onder-één-kapwoningen kunnen (in rijen) worden geschakeld, door bijgebouwen. Deze bijgebouwen dienen 3 meter achter de voorgevel te worden gebouwd.

[vrij] en [wp] Voor woningen en woonwagens die uitsluitend geheel vrijstaand mogen worden gebouwd. Voor het behoud van een open bebouwingsstructuur moet de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter bedragen.

Regeling beeldkwaliteit

Beeldkwaliteitseisen horen in beginsel thuis in een welstandsnota of een beeldkwaliteitsplan en niet in het bestemmingsplan. Uitzondering hierop zijn mogelijk indien er een ruimtelijke component is. Materiaaleisen kunnen niet worden geregeld, bouwvolumes en de situering daarvan wel. Voor een aantal plaatsen zijn in voorliggend bestemmingsplan regels opgenomen die verband houden met beeldkwaliteitseisen.

  • Aan de Rooseveltstraat, Mazcekstraat, Ed Hoornikstraat, Anton van Duinkerkenstraat en Mies van de Rohestraat zijn woningen gebouwd met een platte afdekking. Uit oogpunt van beeldkwaliteit is voor deze woningen de maximum bouwhoogte gelijkgesteld aan de maximum goothoogte. Hiermee wordt afgeweken van de algemene regel dat maximum bouwhoogte (nokhoogte) 4 meter van mag afwijken van de op de plankaart vastgelegde maximum goothoogte.
  • Voor de Ed Hoornikstraat 1-23 en Montgomerystraat is een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 1' opgenomen, met deze aanduiding is geregeld dat de voorgevel van de bovenste bouwlaag ten minste 3 meter achter de voorgevel van de daaronder liggende bouwlaag moet liggen.

Waarde - Archeologie – 1 (artikel 16)

De in dit artikel aangegeven bestemming betreft een zogenoemde dubbelbestemming. De dubbelbestemming is met een arcering op de kaart weergegeven. De bestemmingen valt samen met een groot aantal andere bestemmingen. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. Hiervoor is het beleid zoals dat is vermeld in paragraaf 3.4 leidend.

Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Wonen) een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning.

Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.

In het artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verwijderen van de bestemming als (door middel van archeologisch onderzoek) is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.

4.4 Toelichting Op De Algemene Regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

Anti-dubbeltelbepaling (artikel 17)

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

Algemene bouwregels (artikel 18)

Overschrijding bouwgrenzen (artikel 18.1)

Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de kaart aangeduid met een dikke lijn.

Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten (artikel 18.2)

Dit artikel bevat een regeling voor bestaande maten die afwijken van de voorgeschreven maten in deze regels. Het artikel betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht komen te vallen.

Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak (3 augustus 2005) blijkt, dat deze algemene bepaling aanvaardbaar is. Een gedetailleerde inventarisatie en individuele beoordeling van afwijkingen zijn niet nodig. Essentieel is dat het gaat om bevestiging van bestaande, afwijkende situaties, zodat bij beoordeling van bouwaanvragen direct duidelijk is welke maat bepalend is: namelijk de bestaande maat. Hiermee ligt objectief de strekking van de bepaling vast. Daar waar daadwerkelijk andere situaties worden nagestreefd, is dit door andere bestemmingen of bouwbepalingen vastgelegd. Dit komt overigens in dit bestemmingsplan niet voor. In de bepaling is nadrukkelijk vastgelegd dat op de bedoelde bestaande afwijkingen het overgangsrecht niet van toepassing is. Onder de oppervlaktematen valt ook het bebouwingspercentage.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (artikel 19)

Dit artikel is vooral van belang voor globale bestemmingen. Het is opgenomen omdat bij de inwerkingtreding van de Wro, de Invoeringswet Wro en het Bro op 1 juli 2008 de intrekking van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeernormen en de regeling voor het parkeerfonds) in de bouwverordening niet in werking is getreden. De stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening blijven dus vooralsnog bestaan.

Algemene afwijkingsregels (artikel 20)

Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.

Algemene wijzigingsregels (artikel 21)

In lid 21.1 is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 18 lid 18.2, vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.

Het criterium ''van belang voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken' kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als bij nader inzien:

  • open water dat als zodanig is bestemd een andere vorm moet krijgen;
  • een bruggetje dat anders moet worden geconstrueerd of een stukje moet opschuiven;
  • een fietspad iets anders moet aansluiten op een kruising;
  • een detailhandelsbestemming moet worden aangepast om een betere entree van een of meer winkels mogelijk te maken;

Het gaat in de meeste gevallen om de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad.

Het criterium 'in verband met de werkelijke toestand van het terrein' is vooral aan de orde in situaties waarbij een terrein of gebied een geheel nieuwe inrichting krijgt en waarbij in het veld maar weinig aanknopingspunten zijn. Bij het uitzetten van het gebied blijkt dat de afmetingen niet exact gelijk zijn aan de coördinaten op tekening /in het digitale bestand en dat de situering van de nieuwe openbare wegen en de uitgeefbare percelen iets moet worden aangepast. Gezien de nauwkeurigheid van tegenwoordig, gaat het daarbij om centimeters in plaats van meters.

Overige regels (artikel 22)

Dit artikel bevat één bepaling, namelijk "Werking wettelijke regeling (artikel 22.1)" In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en / of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard5. Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.

  1. 5. Onder andere naar artikelen van de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Bouwverordening, het Vuurwerkbesluit, het Besluit externe veiligheid inrichtingen en naar de Algemene wet bestuursrecht.

4.5 Toelichting Op De Overgangs- En Slotbepalingen

Overgangsrecht (artikel 23)

Op grond van artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. In artikel 23 van de regels is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 23.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen.

In lid 23.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.

Hoofdstuk 5 Handhaving

5.1 Algemeen

Handhaving van regelgeving vraagt om actuele regels. Regels die zijn gebaseerd op gedateerde inzichten, hebben hun geloofwaardigheid verloren en kunnen in redelijkheid ook niet meer afgedwongen worden. Door verouderde regels neemt de kans op misbruik daarvan ook toe. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden nieuwe ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijk relevante norm vast, met in bepaalde gevallen een daaraan gekoppelde ontheffingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang. Ontheffingen zijn echter gelimiteerd. Daar waar geen ontheffingen meer mogelijk zijn begint de handhaving.

Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is de laatste jaren in een steeds verder toenemende belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels. Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol.

5.2 Handhaving Binnen De Gemeente Dongen

Handhavingsbeleid

De gemeente Dongen is voornemens handhaving structureel toe te passen en te komen tot een beleidsmatige aanpak. Het handhavingsbeleid zal zich moeten ontwikkelen tot het vastleggen van een structuur, waarbij van te voren door het bestuur vastgelegde doelen nagestreefd moeten worden. In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Het handhavingsbeleid zal zich primair richten op het voorkomen van nieuwe illegale situaties. Als belangrijke prioritaire handhavingssituaties kunnen worden genoemd:

  • het bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, waarbij legalisatie achteraf niet mogelijk is;
  • grove afwijking van reeds verleende omgevingsvergunningen.

Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en / of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en / of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd, het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel en het straffen van de overtreder.

Het actualiseren van bestemmingsplannen is op zich zelf reeds een vorm van handhaving. Handhaving is namelijk niet alleen het daadwerkelijk repressief optreden tegen overtreders, maar ook voor een belangrijk deel het maken van heldere en hanteerbare regels en daarin inzicht verschaffen, zodat mensen het vanzelfsprekend achten zich aan de gestelde norm te houden.

Ook de ontwikkeling van een ontheffingenbeleid is een doelstelling voor een goed handhavingsbeleid. In eerste instantie zal de opstelling van een dergelijk beleid plaatsvinden door middel van "leren door te doen". Na enige tijd ervaring zal het beleid worden opgetekend in een beleidsdocument en volgens de daarvoor bestaande regels van de Algemene wet bestuursrecht worden vastgesteld.

Handhaving van bestaande situaties

Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan zogenaamde "oude" gevallen. Bij de opstelling van bestemmingsplannen wordt nagegaan welke situaties uitdrukkelijk gehandhaafd moeten worden, welke zaken onder de werking van het overgangsrecht kunnen worden gebracht en welke zaken positief bestemd kunnen worden.

Daarbij dient in acht te worden genomen dat het dikwijls om situaties gaat, waarbij sprake is van een groot tijdsverloop. Dat betekent dat een groot aantal situaties niet is gewraakt. De meeste gevallen zullen dan ook voor legalisatie in aanmerking komen en bij de vaststelling van het bestemmingsplan positief bestemd worden. Daarbij wordt ook uitdrukkelijk in acht genomen dat een groot aantal bouwactiviteiten vergunningvrij is. Voor zover daar redenen voor zijn, zullen uitdrukkelijk alleen die illegale gevallen worden aangepakt, die fundamenteel strijdig zijn met het geformuleerde ruimtelijk beleid in het nieuwe bestemmingsplan. De aan te pakken gevallen zullen op hun eigen merites worden beoordeeld, zodat een op de situatie afgestemde gerichte aanpak kan plaatsvinden. Daarbij zal afgewogen worden wat de illegale situatie voor impact heeft op de ruimtelijke kwaliteit. Planologische excessen worden aangepakt. In de gevallen waarbij het om langer bestaande situaties gaat, zal een overgangsregeling worden geformuleerd. Uitgangspunt daarbij is, dat voorkomen wordt dat er een gedoogsituatie ontstaat. Er moet duidelijk gemaakt worden wat er gaat gebeuren en wanneer, zodat er geen sprake is van rechtsongelijkheid.

Ontwikkeling gestructureerd toezicht

De afgelopen jaren vond handhaving van het ruimtelijk beleid veelal plaats op basis van het "piepsysteem" en toevallige controle. De doelstelling binnen de gemeente Dongen is om te komen tot een integrale structurele vorm van toezicht en opsporing. Daarvoor zullen afspraken gemaakt worden tussen de verschillende ambtelijke diensten. Niet alleen intern, zoals tussen de bouwinspecteurs, milieu-inspecteurs en dergelijke, maar ook extern, zoals met politie en waterschap. De afspraken zullen zich niet alleen moeten richten op praktische werkafspraken, maar ook afstemming en coördinatie van beleidsdoelstellingen. Een gestructureerde vorm van oog-en-oor functie sluit rechtsongelijkheid in hoge mate uit, maar heeft tevens een preventieve werking. Geconstateerde overtredingen zullen worden geplaatst op een handhavingslijst, waarvan bestuurlijk de prioriteit van uitvoering zal worden vastgesteld.

Uitvoering handhaving

Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechterlijke handhaving. Het voornemen bestaat om het proces van bestuursrechtelijke handhaving vast te leggen in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een duidelijke taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. Hiervoor biedt de Wet Economische Delicten de grondslag. Een concretisering van de rol van het strafrecht met het Openbaar Ministerie en de politie ligt hier voor de hand. Het toepassen van privaatrechtelijke handhaving blijkt langzamerhand door de heersende rechtsopvattingen als een minder adequaat middel te worden gezien, zodat hiervan slechts met uitzondering gebruik zal worden gemaakt.

Gezien het reparatoire karakter van bestuursrechtelijke handhaving, gaat de voorkeur uit naar het toepassen van bestuursdwang, zeker in die gevallen waarbij sprake is van illegale bouwwerken. Illegaal gebruik blijkt in de praktijk dikwijls moeilijk door middel van bestuursdwang te kunnen worden beëindigd, zodat in die situaties een lastgeving onder verbeurdverklaring van een dwangsom voor de hand ligt.

Het bewust niet handhavend optreden tegen een illegale situatie zal slechts in uitzonderlijke gevallen plaats mogen vinden, bijvoorbeeld in die situaties waarbij wegens gewijzigde beleidsinzichten aanpassing van de regelgeving daarop nog niet heeft plaatsgevonden en in redelijkheid niet verlangd kan worden dat nog voldaan wordt aan de geldende regels. Uiteraard dienen in dergelijke situaties de belangen van derden-belanghebbenden te worden afgewogen.

Verantwoording

De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.

Ten tijde van het opstellen van het (voor)ontwerpbestemmingsplan liep er geen handhavingsoperatie.

Voor enkele locaties is sprake van of een vermoeden van strijdig gebruik met het oude bestemmingsplan en het nieuwe bestemmingsplan Noord en Oost Dongen. Het gemeentebestuur beraadt zich nog of zij tegen deze (vermeende) situaties handhavend gaat optreden of dat dit in een afzonderlijk bestemmingsplan alsnog positief wordt bestemd.

Hoofdstuk 6 Financiële Aspecten

6.1 Wet Ruimtelijke Ordening En Grondexploitatie

Wettelijk kader

In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. Doel hiervan is om bij de ontwikkeling van bouwlocaties een eerlijke verdeling van kosten en opbrengsten voor publieke voorzieningen af te dwingen. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. De kosten worden verhaald via de omgevingsvergunning voor het bouwen. Het exploitatieplan is in feite een publiekrechtelijke terugvaloptie; privaatrechtelijk kan meer geregeld worden.

Kostenverhaal dient te worden verzekerd bij onder andere een bestemmingsplan dat rechtstreeks bouwplannen mogelijk maakt (niet via wijzigingsbevoegdheid).

Een exploitatieplan is niet vereist indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten van grondexploitatie met alle eigenaren in het exploitatiegebied, waar bouwmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden of volledig grondeigendom).

In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt. Welke kosten verhaalbaar zijn (kostensoortenlijst) is ook in het Bro geregeld (artikel 6.2.3 tot en met 6.2.5).

Een exploitatieplan moet gelijktijdig met het vaststellen van het daarbij behorende bestemmingsplan worden vastgesteld. Dit betekent dat het ontwerp van een exploitatieplan gelijktijdig met een ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage moet worden gelegd.

Nieuwe ontwikkelingen en grondexploitatie

In het voorliggende bestemmingsplan Noord en Oost Dongen worden enkele nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks geregeld (dus zonder wijzigingsbevoegdheid):

  • de woningbouwontwikkeling op de locatie Verbunt aan de Bolkensteeg 50;
  • het realiseren van een woning aan de Martinus Nijhoffstraat 1.

Deze ontwikkelingen worden aangemerkt als bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro. Voor alle locaties heeft de gemeente met de grondeigenaar een zogeheten "anterieure" overeenkomst gesloten. Daarmee is verzekerd dat kosten van de kostensoortenlijst uit het Bro alle projectgebonden kosten worden verhaald op de initiatiefnemers. Voor het overige worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt. Dit betekent dat voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan behoeft te worden vastgesteld.

6.2 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor zover het bestemmingsplan consoliderend van aard is, is afgezien van een onderzoek als bedoeld in artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening.

Voor de ontwikkelingen die thans rechtstreeks planologisch-juridisch mogelijk worden gemaakt hebben de verschillende initiatiefnemers gegevens overlegd aan de gemeente waaruit blijkt dat deze investeringen financieel kunnen dragen. Gelet op het vertrouwelijke karakter zijn de financiële gegevens niet in deze paragraaf opgenomen. De gemeente heeft inzicht gehad in de financiële gegevens en is tot de conclusie gekomen dat de ontwikkelingen financieel uitvoerbaar zijn.

De financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is met het oog op het voorgaande afdoende gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Resultaten Inspraak En Overleg En Ambtshalve Aanpassingen

7.1 Inleiding

Publicaties

De vooraankondiging van het bestemmingsplan is overeenkomstig artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd in de Informatiekrant van 10 maart 2011 en op de gemeentelijke website.

Vooroverleg

Door middel van een brief en/of via formulieren op de betreffende websites zijn instanties verzocht om uiterlijk donderdag 3 november 2011 op het plan te reageren.

Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is gepubliceerd in de Informatiekrant van 22 september 2011 en op de gemeentelijke website. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf vrijdag 23 september 2011 tot en met donderdag 3 november 2011 ter inzage gelegen bij de balie Bouwen en Milieu in de centrale hal van het gemeentehuis, Hoge Ham 62 in Dongen. Het bestemmingsplan kon tevens digitaal worden ingezien via de gemeentelijke website: www.dongen.nl / Plannen en projecten / bestemmingsplan Noord en Oost Dongen / voorontwerp.

Voor één onderdeel in het bestemmingsplan, namelijk de woningbouwlocatie aan de Bolkensteeg 50 is al eerder inspraak geboden. Het plan is naar aanleiding daarvan op enkele onderdelen aangepast.

Inloopavond

Op dinsdag 27 september 2011 is een inloopbijeenkomst over dit voorontwerpbestemmingsplan gehouden in de centrale hal van het gemeentehuis. Ambtenaren van de gemeente en adviseurs van stedenbouwkundig adviesbureau RBOI waren aanwezig om vragen te beantwoorden. Bij aanvang is een korte presentatie gehouden over het plan. Er waren circa 5 belangstellenden aanwezig.

Van de inloopavond is geen afzonderlijk verslag gemaakt.

7.2 Reacties Vooroverleg

1. Provincie Noord-Brabant - directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving (ROH), Postbus 90151, 5200 MC 's HERTOGENBOSCH

Reactie

De provincie heeft zich beperkt tot de vraag hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijk beleid relevant zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Antwoord

Van deze reactie is kennis genomen.

Conclusie

Er is geen aanpassing van het bestemmingsplan nodig.

2. Ministerie van Infrastuur en Milieu, VROM-Inspectie, Postbus 16191, 2500 BD DEN HAAG

Reactie

In paragraaf 3.2 (externe veiligheid) wordt aangegeven dat voor het plangebied alleen de aanwezige buisleidingen in de buisleidingenstrook direct ten noorden van het plangebied relevant zijn. Het gaat dan om:

  • een hogedrukaardgasleiding;
  • 2 leidingen voor het vervoer van brandbare vloeistoffen (KI) en
  • een leiding voor het transport van vloeibare koolwaterstof.

Tevens is aangegeven dat het veiligheidsgebied van deze buisleidingenstrook voor een deel over het plangebied ligt. Verder wordt terecht aangegeven dat het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vanaf 1-1-2011 van toepassing is op deze buisleidingen. Tot slot wordt aangegeven dat er in opdracht van de gemeente Dongen berekeningen worden uitgevoerd naar het PR 10-6 en het Groepsrisico (GR) van de verschillende buisleidingen in de buisleidingenstrook.

Het verwerken van die berekeningen staat in het plan echter als PM-post aangeduid. Voor de VROM-Inspectie is het zo niet duidelijk of er sprake is van strijdigheid met nationale ruimtelijke belangen.

VROM-Inspectie verzoekt om de berekeningen van de PR en het GR van de verschillende buisleidingen op te nemen in het plan en de consequenties daarvan aan te geven.

Antwoord

De resultaten van de kwantitatieve risicoanalyse met betrekking tot de aanwezige buisleidingen waren niet tijdig bekend om meegenomen te worden in het voorontwerpbestemmingsplan Noord en Oost Dongen. Bij de beantwoording van de overlegreactie zal de VROM-Inspectie de beschikking krijgen over de definitieve rapportage. De resultaten van het onderzoek zullen in het ontwerpbestemmingsplan worden opgenomen.

De conclusie van het onderzoek is dat alle buisleidingen een 10-6 contour hebben. Binnen deze contouren liggen geen kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen knelpunt voor het bestemmingsplan Noord en Oost Dongen.

Voor de drie vloeistoffenleidingen wordt geen groepsrisico berekend. Voor de aardgasbuisleiding ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde en het groepsrisico neemt dus niet toe.

Conclusie

De toelichting op het bestemmingsplan dient te worden aangevuld met de resultaten van de kwantitatieve risicoanalyse (QRA) van de aanwezige buisleidingen. Dit is gebeurd in paragraaf 3.2 en de QRA is opgenomen in bijlage 6.

3. Waterschap Brabantse Delta afdeling plantoetsing en vergunningen, Postbus 5520, 4801DZ BREDA

Reactie

Naar aanleiding van het voorontwerp bestemmingsplan heeft het waterschap geen op- en aanmerkingen betreffende de toelichting, planregels en verbeelding.

Het waterschap wijst er op dat voor werkzaamheden op en of in de nabijheid van oppervlaktewaterlichamen en voor het onttrekken en of retourneren van grondwater op basis van de Keur een melding of vergunning benodigd kan zijn.

Aangezien de belangrijkste uitgangspunten voor het waterschap naar wens zijn opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan geeft het waterschap een positief wateradvies.

Antwoord

Van deze reactie is kennis genomen.

Conclusie

Er is geen aanpassing van het bestemmingsplan nodig.

4. Brandweer Midden- en West-Brabant, Concern Brandweertaken, Afdeling Risicobeheersing, Postbus 3208, 5003 DE TILBURG

Reactie

Naar aanleiding van het vooroverleg heeft de brandweer advies uitgebracht inzake artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

De brandweer Midden- en West-Brabant adviseert om het navolgende uit te voeren:

  1. a. De verantwoording van het groepsrisico conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen op te stellen.
  2. b. Het opleggen van risicocommunicatie voor de recreanten en werknemers met zwaar materieel in de nabijheid van de gasleiding.
  3. c. De verkeersruimten en verblijfsruimten te voorzien van rookmelders conform het Bouwbesluit.
  4. d. Het tracé van de gasleidingen goed zichtbaar te markeren.
  5. e. Alvorens grondwerkzaamheden worden gestart altijd een werkprocedure met de uitvoerder te bespreken zodat duidelijk is waar de hoge druk gasleidingen zijn gelegen op het terrein.

Antwoord

In de toelichting zal aandacht aan het advies van de brandweer worden geschonken. Tevens zal het advies van de brandweer als een aparte bijlage bij het bestemmingsplan worden gevoegd.

Conclusie

De toelichting dient te worden aangevuld met het advies van Brandweer Midden- West-Brabant. Dit is gebeurd in paragraaf 3.2. Het advies zelf is opgenomen in bijlage 7.

7.3 Resultaten Inspraak

1. Inspreker 1

Reactie A

Inspreker maakt bezwaar tegen de verkleining van het bouwvlak betreffende het perceel Distelweide 10.

Antwoord A

Het bezwaar is gegrond. Voor de bouwblokken Zuringweide 2-10, Zuringweide 1-3, Klaverweide 2-8, Klaverweide 1-3, Distelweide 2-10 en Distelweide 1-3 is het niet duidelijk waarom de diepte van het bouwblok van 15 meter is teruggebracht naar 10 meter. In het ontwerpbestemmingsplan wordt de bouwdiepte weer op 15 meter gelegd.

Reactie B

Inspreker is van mening dat het genoemde bebouwingspercentage van 50% van het 'bouwvlak' in artikel 15 lid 15.2.1 onder c van de regels van het bestemmingsplan 50% van het 'bouwperceel' zou moeten zijn. Indien dat niet het geval is, tekent inspreker daar bezwaar tegen aan.

Antwoord B

Artikel 15.2.1. lid c van de regels is niet van toepassing voor het perceel Distelweide 10. Het perceel Distelweide 10 heeft tevens een aanduiding 'erf'. Dit houdt in dat artikel 15.2.1 lid b en artikel 15.2.1. lid d van toepassing zijn:

  • 15.2.1. lid b - voor een bouwvlak geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • 15.2.1. lid d - per bouwperceel mogen de gronden met de aanduiding 'erf' voor ten hoogste 40% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met een maximum van 100%.

Artikel 15.2.1. lid c is bijvoorbeeld van toepassing voor de percelen aan de Vossendonk, een deel van de Thorbeckelaan, et cetera.

Conclusie

De diepte van de bouwblokken van de percelen Zuringweide 2-10, Zuringweide 1-3, Klaverweide 2-8, Klaverweide 1-3, Distelweide 2-10 en Distelweide 1-3 dient naar 15 meter te worden teruggebracht.

2. Inspreker 2

Reactie

Op 23 augustus 2010 heeft inspreker een principeverzoek ingediend voor het uitbreiden van het woonhuis. Daarbij werd verzocht om aan de linkerzijgevel van de woning een uitbreiding te realiseren. Een en ander is weergegeven op tekening VO-01 d.d. 24-08-2010. Deze tekeningen zijn bij de gemeente aanwezig.

In het voorontwerpbestemmingsplan Noord en Oost Dongen is het verzoek niet opgenomen. Inspreker verzoekt nogmaals om bij de aanpassing van het nieuwe bestemmingsplan het verzoek van uitbreiding opnieuw te bekijken.

Antwoord

De gemeente Dongen heeft medio oktober 2010 op het principeverzoek gereageerd door richting inspreker aan te geven dat medewerking in principe mogelijk is. Vervolgens heeft de gemeente van inspreker niets meer vernomen. In het kader van het actualiseren van het bestemmingsplan Noord en Oost Dongen verzoekt inspreker opnieuw de mogelijkheden te bekijken voor het uitbreiden van het woonhuis.

In artikel 15 lid 15.3.1 is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor een aan- of uitbouw in de voortuin. Daarin is opgenomen dat medewerking mogelijk is aan de bouw van een aan- of uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mits de oppervlakte ten hoogste 6 m2 bedraagt, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter en de afstand toto de bestemming Verkeer ten minste 0,5 meter bedraagt.

De afstand van de uitbouw tot het openbaar gebied (parkeerplaatsen) bedraagt circa 2 meter. De uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt circa 14 m2 maar blijft nog ruimschoots achter de voorgevelrooilijn van de naast gelegen woning. Ook het zicht van verkeer wordt niet belemmerd omdat de uitbreiding niet aan de hoekzijde plaatsvindt.

Het gevraagde uitbreiding is vanuit ruimtelijk oogpunt geen belemmeringen op. Het bouwvlak zal naar voren worden uitgebreid waardoor de uitbreiding mogelijk wordt gemaakt.

Conclusie

Op de verbeelding is het bouwblok aan de zijde van Willem Elsschotstraat met 2,2 meter verruimd.

3. Inspreker 3

Reactie

Inspreker verzoekt om de bestemming Tuin van kavel 4061 te wijzigen in een bouwkavel met de bestemming Wonen.

Antwoord

De gemeente Dongen is bekend met de plannen van de grondeigenaren in het aangrenzende gebied om in het gebied tussen de Cousinsstraat en de Pattonstraat enige woningbouw te realiseren in combinatie met het doortrekken van de Pattonstraat richting de Cousinsstraat.

Het is bij de grondeigenaren eveneens bekend dat de gemeente een positieve grondhouding heeft jegens deze plannen, mits de ontwikkeling ook daadwerkelijk voorziet in het doortrekken van de Pattonstraat, waardoor een verbinding met de Cousinsstraat tot stand komt.

Daar de gemeente tot op heden geen positieve berichtgeving heeft ontvangen ten aanzien van het doortrekken van de Pattonstraat richting de Cousinsstraat is een invulling van het gebied met woningbouw nog onvoldoende concreet. De bestemming Tuin (welke in het vigerende bestemmingsplan nog de bestemming Agrarische doeleinden had) zal derhalve niet worden gewijzigd in de bestemming Wonen ten behoeve van een bouwkavel.

Conclusie

Er is geen aanpassing van het bestemmingsplan nodig.

4. Smits Advies en Project begeleiding, Schoolstraat 7, 8064 DK ZWARTSLUIS namens

  • inspreker 4
  • inspreker 5

Reactie A

Gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan wordt verwezen naar de verleende bouwvergunning (BR 2008027) voor het perceel Vennen 63 voor het verwezenlijken van een berging annex garage die niet op de plankaart ingetekend is. Insprekers zouden deze graag ingetekend zien.

Antwoord A

De meest actuele beschikbare kadastrale ondergronden zullen onder de plankaarten bij het ontwerpbestemmingsplan worden gelegd, zodat de schuur ook op de plankaart komt te staan. De kadastrale ondergrond heeft verder geen juridische status bij een bestemmingsplan.

Reactie B

Er hebben gesprekken plaatsgevonden tussen de gemeente Dongen, een ontwikkelaar en insprekers, waarbij de verwachting is uitgesproken door partijen om op termijn een ontwikkeling te laten plaatsvinden met als doel de Pattonstraat als volledige straat te ontwikkelen door woningbouw op diverse locaties aan de Pattonstraat en/of eventuele garages tussen de Pattonstraat en De Vennen.

Het perceel, kadastraal bekend als sectie C, nummer 1379 en bestemd als T (tuin), het bedrijfsperceel met opstallen en het perceel kadastraal bekend als sectie C, nummer 4004 biedt hiertoe de mogelijkheid. Insprekers zouden het op prijs stellen als deze mogelijkheden in het bestemmingsplan worden meegenomen.

Antwoord B

De gemeente Dongen is bekend met de plannen van de grondeigenaren in het aangrenzende gebied om in het gebied tussen de Cousinstraat en de Pattonstraat enige woningbouw te realiseren in combinatie met het doortrekken van de Pattonstraat richting de Cousinsstraat.

Het is bij de grondeigenaren eveneens bekend dat de gemeente een positieve grondhouding heeft jegens deze plannen, mits de ontwikkeling ook daadwerkelijk voorziet in het doortrekken van de Pattonstraat, waardoor een verbinding met de Cousinsstraat tot stand komt.

Daar de gemeente tot op heden geen positieve berichtgeving heeft ontvangen ten aanzien van het doortrekken van de Pattonstraat richting de Cousinstraat is een invulling van het gebied met woningbouw nog onvoldoende concreet. De mogelijkheid voor woningbouw zal derhalve niet rechtstreeks in dit bestemmingsplan worden opgenomen.

Conclusie

Er is geen aanpassing van het bestemmingsplan nodig. Wel zal de meest actuele kadastrale ondergrond onder het ontwerpbestemmingsplan worden gelegd.

5. Condor Advies, Sint Josephstraat 41, 5103 EA DONGEN namens inspreker 6

Reactie

Namens inspreker 6 maakt Condor Advies bezwaar tegen het feit dat er niets is opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan omtrent het perceel aan de Martinus Nijhoffstraat te Dongen.

Het genoemde perceel leent zich perfect voor een kleinschalige ontwikkeling. Deze ontwikkeling bestaat uit een vrijstaande woning aan de voorzijde en vier 2-onder-1 kapwoningen achter op het perceel. Genoemde woningen sluiten perfect aan op de omgeving waar eveneens 2-onder-1-kapwoningen zijn gebouwd.

Voor de ontsluiting ervan zal een weg worden aangelegd die tevens het achtergelegen terrein kan ontsluiten.

Inspreker verzoekt om genoemd plan mee te nemen in het nieuwe bestemmingsplan.

Antwoord

Uit de inspraakreactie is niet op te maken namens welke inspreker bezwaar wordt gemaakt. De betreffende gronden staan op naam van iemand anders. De gemeente Dongen verzoekt de heer Taks om bij verdere correspondentie dit eenduidig aan te geven.

Voor dit perceel is begin april 2011 een vergelijkbaar plan ingediend voor drie grondgebonden woningen op een perceel gelegen aan de Martinus Nijhoffstraat aansluitend aan het perceel aan de Cousinsstraat 8. Dit verzoek is destijds afgewezen.

Een verzoek om medewerking voor het ontwikkelen van een locatie voor woningbouw die niet past binnen de bepalingen van het geldende bestemmingsplan, wordt getoetst aan een aantal criteria, te weten: milieuproblematiek, zorgvuldig ruimtegebruik, stedenbouwkundige structuur en cultuurhistorische aspecten.

Naast deze locatiegebonden aspecten wordt beoordeeld of de toevoeging van woningen gewenst/noodzakelijk is voor het realiseren van het gemeentelijke bouwprogramma.

De criteria milieuproblematiek en cultuurhistorie zijn voor deze locatie hier niet aan de orde. Het initiatief is daarom getoetst op stedenbouwkundige aanvaardbaarheid. De door inspreker voorgestane herontwikkeling van de locatie met een vrijstaande woning aan de voorzijde en vier 2-onder-1 kapwoningen achter op het perceel past niet in de stedenbouwkundige structuur. Voorstelbaar is een toevoeging van één of twee vrijstaande woningen aan en georiënteerd op de Martinus Nijhoffstraat. De stedenbouwkundige structuur ter plaatse verdraagt het toevoegen van bebouwing in de Martinus Nijhoffstraat volgens het ritme van de in die straat aanwezige bouwvolumes. Omdat per woning een kavelbreedte van minimaal 20 meter noodzakelijk is, is het realiseren van twee woningen wellicht alleen mogelijk in samenwerking met de eigenaar van het naastgelegen perceel.

In eerdere contacten met of namens de voormalige eigenaar is de mogelijkheid om maximaal twee woningen toe te voegen besproken. Uitgangspunt was, dat de woningen in de structuur van de Martinus Nijhoffstraat worden ingepast. De mogelijkheid om maximaal twee woningen toe te voegen heeft de gemeente Dongen reeds op 16 januari 2003 aan de eigenaar van de locatie medegedeeld. Deze mededeling was gebaseerd op besluitvorming in 2002 met betrekking tot het realiseren van inbreidingslocaties.

Tijdens de inloopavond hebben medewerkers van de gemeente Dongen gesproken met onder andere Condor Bouwadvies over de mogelijkheden aan de Martinus Nijhoffstraat.

Daarbij is aangegeven dat het realiseren van een vrijstaande woning mogelijk is binnen de aangegeven randvoorwaarden. Om het bouwperceel op te kunnen nemen in het bestemmingsplan Noord en Oost Dongen dient aannemelijk te worden gemaakt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het plan dient voorzien te worden van een ruimtelijke onderbouwing inclusief benodigde onderzoeken (waaronder een bodemonderzoek). Wanneer deze ruimtelijke onderbouwing bij de inspraakreactie gevoegd is, kan het geheel - indien akkoord - worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

De gemeente Dongen heeft de concept ruimtelijke onderbouwing ontvangen op 8 november 2011. Opmerkingen op de ruimtelijke onderbouwing zullen geen deel uitmaken van deze inspraaknotitie maar rechtstreeks aan het stedenbouwkundige bureau en de adviseur van inspreker 6 worden doorgegeven. NB: de ruimtelijke onderbouwing is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting).

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt aangepast zodat het realiseren van een vrijstaande woning aan de Martinus Nijhoffstraat mogelijk is. Het sluiten van een anterieure overeenkomst voor het einde van de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is wel een voorwaarde voor het opnemen van deze woning in het bestemmingsplan.

6. Stichting ontwikkelingscentrum Dongen

Reactie

Stichting Ontwikkelingscentrum Dongen is eigenaar van het object aan de Mgr. Schaepmanlaan 25 tot en met 35 (oneven nummers). Het perceel is kadastraal bekend als sectie B, nummer 3287. In dit object is onder andere Theek 5 gehuisvest.

Het bestemmingsplan waar het perceel deel van uit maakt wordt op dit moment herzien. Daarnaast zijn er diverse ontwikkelingen gaande rondom de sociaal culturele gebouwen in Dongen en de mogelijke realisatie van een nieuwe accommodatie. De stichting heeft begrepen dat in de gemeentelijke visie Theek 5 een dragende pijler is in deze nieuw te bouwen accommodatie. Indien de belangrijkste huurder, Theek 5, onderdeel uit gaat maken van de nieuwe accommodatie is de stichting genoodzaakt de toekomstvisie aangaande hun bezit aan de Mgr. Schaepmanlaan bij te stellen. Om hun bezit ook in de toekomst op een verantwoorde wijze te kunnen exploiteren zijn aanpassingen noodzakelijk.

De stichting verzoekt het volgende:

  • Het wijzigen van de goothoogte van 6 meter in een bouwhoogte die wordt gesteld op 13 meter.
  • Het verlenen van medewerking aan de verkoop van de strook grond aan de noordoost zijde van het perceel kadastraal bekend als sectie B, nummer 3287;
  • Indien verkoop van de grondstrook mogelijk is, verzoekt de stichting deze gronden de bestemming Gemengde Doeleinden te geven.

Antwoord

In het vigerende bestemmingsplan 'Biezen & Achterberg' is het perceel Mgr. Schaepmanlaan 25 tot en met 35 bestemd als Maatschappelijke en woondoeleinden met een goothoogte van 6 meter. De achtergelegen grondstrook is bestemd als Groenvoorzieningen.

In bestemmingsplan Noord en Oost Dongen is de bestemming Maatschappelijke en woondoeleinden gewijzigd in Gemengd. Deze bestemming biedt ruimere mogelijkheden voor het perceel dan de bestemming Maatschappelijk.

Uit stedenbouwkundig oogpunt is er plaats van een goothoogte een bouwhoogte op te nemen. Een bouwhoogte van 13 meter maakt het echter mogelijk dat tot vier bouwlagen kan worden gebouwd. De gemeente Dongen vindt dit niet gewenst.

Het bestemmingsplan staat toe dat de bouwhoogte maximaal 4 meter meer bedraagt dan de goothoogte. Bij een goothoogte van 6 meter is een bouwhoogte van 10 meter toegestaan. Daar het huidige object bestaat uit twee bouwlagen met een plat dak, zal de gemeente de mogelijkheid opnemen voor het realiseren van een derde laag met plat dak. De goothoogte van 6 meter kan worden gewijzigd in een bouwhoogte van 10 meter.

De grondstrook aan de noordoostzijde is in het verleden vrijgehouden ten behoeve van het perceel Mgr. Schaepmanlaan 25 tot en met 35. Planologisch is er niets op tegen om de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied te wijzigen in Gemengd (zonder bouwvlak). De verkoop van gronden staat los van het te actualiseren bestemmingsplan Noord en Oost Dongen en zal middels een afzonderlijke advisering aan het college worden voorgelegd.

Conclusie

De goothoogte van 6 meter kan worden gewijzigd in een bouwhoogte van 10 meter. De bestemming van de strook grond achter het perceel Mgr. Schaepmanlaan 25 tot en met 35 wijzigen van Verkeer-Verblijfsgebied in Gemengd (zonder bouwvlak).

7.4 Ambtshalve Aanpassingen

Na de inspraak en overlegprocedure zijn de volgende ambtshalve aanpassingen ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan doorgevoerd.

Aanpassingen verbeelding

  • Naar aanleiding van een buiten de inspraaktermijn binnengekomen verzoek is een deel van het binnenterrein achter de woningen Sint Josephstraat 12 tot en met 18, voorzien van de aanduiding 'erf'.
  • De gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' is geschrapt, aangezien uit onderzoek (zie paragraaf 3.2.2 van de toelichting en bijlage 6) is gebleken dat de plaatsgebonden risicocontouren van de leidingen, die liggen direct ten noorden van het plangebied, niet reiken tot in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.
  • De verbeelding van de woningbouwlocatie aan de Bolkensteeg 50 is vanwege de licht gewijzigde verkavelingsopzet enigszins aangepast.
  • De ondergrond van de verbeelding is geactualiseerd. Op circa 15 locaties is nieuwe (erf)bebouwing gerealiseerd. Op twee adressen heeft dit geleid tot aanpassing van aanduidingvlakken (voorste bouwgrens Hof 69 en bouwvlak- en erfaanduiding Veldstraat 35).

Aanpassingen regels

  • Aan artikel 1 lid 1.12 is de zinsnede 'of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht' toegevoegd.
  • In artikel 1 lid 1.41 is na het woord 'zoals' het woord 'bijvoorbeeld' opgenomen.
  • Aan artikel 15 lid 15.3.1 onder c is de zinsnede 'en Verkeers-Verblijfsgebied' toegevoegd.
  • Van artikel 3 lid 3.2.1 onder k en artikel 15 lid 15.2.1 onder g is de volgende zinsnede geschrapt: '; indien geen aanduiding is aangegeven, geldt ten hoogste één bedrijfswoning per bouwvlak".
  • In hoofdstuk 3 is artikel 20 met daarin geregeld de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' geschrapt (voor uitleg hierover zie onder 'aanpassingen verbeelding'). De opvolgende artikelen en de onderlinge verwijzingen daarnaar zijn vernummerd.

Aanpassingen toelichting

Op enkele plaatsen is de plantoelichting geactualiseerd en aangevuld:

  • Toegevoegd zijn twee nieuwe paragrafen 2.3 en 2.4 en twee nieuwe bijlagen 1 en 2 waarin wordt ingegaan op twee nieuwe ontwikkelingen / woningbouwinitiatieven. De opvolgende paragrafen en bijlagen zijn vernummerd en de onderlinge verwijzingen zijn waar nodig aangepast.
  • In paragraaf 3.2. (Externe veiligheid) is het onderzoek naar de veiligheidsrisico's voor de buisleidingen verwerkt.
  • Toegevoegd is een hoofdstuk 7 met de resultaten van het vooroverleg met instanties, de resultaten van de inspraakprocedure en ambtshalve aanpassingen die nadien zijn doorgevoerd.

De aanpassingen van de toelichting hebben geen juridische betekenis.

Hoofdstuk 8 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Noord en Oost Dongen door de gemeenteraad op 24 mei 2012 zijn de volgende wijzigingen aangebracht.

8.1 Wijzigingen Naar Aanleiding Van Ingebrachte Zienswijzen

Verbeelding (plankaart)

  • De stippellijn binnen de bouwvlakken van de percelen Zuringweide 2-10, Zuringweide 1-3, Klaverweide 2-8, Klaverweide 1-3, Distelweide 2-10 en Distelweide 1-3 is verwijderd en voor alle bouwvlakken is een goothoogte opgenomen van 6 meter.
  • Voor het perceel Vennen 57 is de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – 1' opgenomen.
  • De bestemmingslegging van de woningbouwlocatie aan de Bolkensteeg 50 is op enkele ondergeschikte onderdelen aangepast. Een strook van 3 meter aan de zuidwestzijde van het plan en een strook met eenzelfde breedte aan de noordoostzijde (tegen toekomstig parkeerterreintje) zijn alsnog bestemd voor Wonen. Het toekomstig gebruik van deze stroken is voortuin. Op deze stroken zijn/worden geen gebouwen toegestaan. De bouwvlakken aan deze zijden zijn namelijk niet gewijzigd. De bouwstrook van het middelste blok is 3 meter in zuidwestelijke richting opgeschoven, tot op de toekomstige kavelgrenzen.

Regels

  • Naar aanleiding van de aanpassing voor het perceel Vennen 57 is in artikel 3.1 lid c na de zinsnede 'tevens een schildersbedrijf' de zinsnede 'annex glashandel' opgenomen.

8.2 Ambtshalve Wijzigingen

Algemeen

Het identificatienummer van het bestemmingsplan Noord en Oost Dongen is bij vaststelling gewijzigd in NL.IMRO.0766.BP2011000011-VG01. Deze wijziging heeft betrekking op de verbeelding en de regels (begripsbepaling 1.2). [In deze geconsolideerde versie is identificatienummer aangepast in NL.IMRO.0766.BP2013000011-GC01.]

Verbeelding (plankaart)

Analoog kaartblad 2

  • De bestemming Sint Josephstraat 90-92 is in overeenstemming gebracht met de bestemming zoals opgenomen in bestemmingsplan Biezen & Achterberg, te weten deels Detailhandel (met aanduiding wonen) en deels Bedrijf.

Analoog kaartblad 3

  • De aanduiding 'Erf' aan de zijkanten van de rijwoningen Maczekstraat nummer 29 en 43 is omgezet in een bouwvlak waarbinnen het ook hoofgebouw is toegestaan.

Regels

  • In artikel 15.5.2 lid a is het woord 'bedrijfswoning' gewijzigd in 'woning'.
  • Aan artikel 3.4 lid f is na de zinsnede 'bestemming Verkeer' de zinsnede 'en Verkeer - Verblijfsgebied' toegevoegd.

8.3 Aanpassingen Toelichting

  • In (sub)paragraaf 3.2.2 is tabel 3.2 op enkele onderdelen aangepast, dit naar aanleiding van ingediende zienswijzen.
  • Daarnaast zijn op enkele plekken in de toelichting op het bestemmingsplan inhoudelijke en (kleine) redactionele aanpassingen doorgevoerd.
  • Omdat de toelichting geen deel uitmaakt van het bestemmingsplan, hebben de aanpassingen geen juridische betekenis.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Woningbouw Bolkensteeg 50 (Locatie Verbunt)

Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing woningbouw Bolkensteeg 50 (locatie Verbunt)

Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Woning Martinus Nijhoffstraat 1

Bijlage 2 Ruimtelijke onderbouwing woning Martinus Nijhoffstraat 1

Bijlage 3 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

Bijlage 3 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 5 Inventarisatie Functies En Inschaling

Bijlage 5 Inventarisatie functies en inschaling

Bijlage 6 Toetsing Bestemmingsplan Aan Bevb

Bijlage 6 Toetsing bestemmingsplan aan Bevb

Bijlage 7 Advies Brandweer Inzake Buisleidingen

Bijlage 7 Advies Brandweer inzake buisleidingen