Mgr. Schaepmanlaan 55
Bestemmingsplan - Gemeente Dongen
Vastgesteld op 21-02-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0766.BP2013000017-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
1.3 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.4 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.5 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.7 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.11 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.12 bijzondere woonvormen
met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval wonen met intramurale zorg wordt verstaan.
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.18 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.19 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.20 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.21 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.22 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning. Dit samenlevingsverband dient in continuïteit en onderlinge verbondenheid te zijn.
1.23 indicatie-orgaan
een indicatieorgaan als bedoeld in artikel 9a, eerste lid van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
1.24 kamerverhuur
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder te plaatse het hoofdverblijf heeft.
1.25 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.26 mantelzorg
de hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.
1.27 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals bijvoorbeeld transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.28 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.29 peil
- a. De kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt.
- b. Bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water.
- c. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.30 voorgevel van een gebouw
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw. Indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel), worden beide zijden als voorgevel beschouwd.
1.31 woning
een hoofdgebouw met daarbij behorende aan- of uitbouwen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
- a. Indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde.
- b. Indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Het wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'erf': uitsluitend voor erven bij de hoofdgebouwen op hetzelfde bouwperceel.
- c. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeervoorzieningen, achterpaden en ontsluitingen, water en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Per bouwperceel is ten hoogste één woning toegestaan.
- b. Het is niet toegestaan om:
- 1. onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een hoogte van meer dan 1 m;
- 2. bijgebouwen te gebruiken als woon- en werkruimten.
- 3. een perceel zodanig te gebruiken dat daardoor op eigen terrein geen 2 parkeerplaatsen naast elkaar kunnen worden gerealiseerd.
- c. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
- d. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
- e. Het parkeren van voertuigen of het plaatsen van objecten als aanhangwagens, boten, caravans en andere kampeermiddelen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw is niet toegestaan, behoudens ter plaatse van een toegang tot een garage/berging of carport en voor zover de parkeer- of opstelplaats direct bereikbaar is vanaf de openbare weg.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen.
- b. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen, verkeersgeleiding, voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer, informatievoorziening, reclame-uitingen, water, voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied, zoals waterinfiltratie en – transportvoorzieningen, afval(water)inzameling en ondergrondse bergbezinkbassins.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd.
- 1. Gebouwen voor nutsvoorzieningen en abri's.
- 2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- b. De oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 15 m².
- c. De bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3 m.
- d. De bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m.
- e. De bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m.
- f. De bouwhoogte van voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens bedraagt ten hoogste 6 m.
- g. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 m.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt.
- b. Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt en de afstand tot de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' ten minste 1,5 m bedraagt.
- c. Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. Afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%.
- b. Overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 8 Overige Regels
8.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan 'Mgr. Schaepmanlaan 55'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
PVH Vastgoed is voornemens op de hoek van de Mgr. Schaepmanlaan en de Procureurweg in Dongen 6 woningen te realiseren. Op deze locatie staat momenteel het voormalige kantoor van GfK Panel Services (verder: Gfk). Vanwege de verhuizing van Gfk staat dit kantoor inmiddels enige tijd leeg.
Figuur 1.1. Globale ligging plangebied
Het plangebied is juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Noord en Oost Dongen' (2012) en heeft daarin de bestemming Kantoor. De bouw van de woningen is binnen deze bestemming niet mogelijk. Omdat de gemeente Dongen medewerking wenst te verlenen aan het woningbouwinitiatief is het voorliggende bestemmingsplan 'Mgr. Schaepmanlaan 55' opgesteld.
Figuur 1.2. Fragment plankaart van het geldende bestemmingsplan Noord en Oost Dongen
1.2 Opzet Plantoelichting
De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt.
- In hoofdstuk 2 worden het plangebied en de ontwikkeling toegelicht.
- Hoofdstuk 3 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de ruimtelijke, planologische en milieuaspecten.
- In hoofdstuk 4 wordt een toelichting gegeven op de bestemmingsregeling (verbeelding en regels).
- In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
- In hoofdstuk 6 worden de resultaten van de inspraak- en overlegprocedure opgenomen.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Analyse Plangebied En Omgeving
Het plangebied ligt op de hoek van de Mgr. Schaepmanlaan en de Procureurweg in de wijk Biezen. De Mgr. Schaepmanlaan en Procureurweg behoren tot de hoofdinfrastructuur van Dongen. De Mgr. Schaepmanlaan is een belangrijke doorgaande weg aan de noordzijde van het centrum. De Procureurweg is een hoofdweg naar het buitengebied van Dongen.
De wijk Biezen heeft overwegend een woonfunctie met een variatie in woningtypen. Het overgrote deel van de bebouwing bestaat uit aaneengesloten rijenbouw in 1 of 2 bouwlagen met kap. Langs de randen van de wijk, aan de Mgr. Schaepmanlaan, de Min. Goselinglaan en de Zonneweide, staan vrijstaande woningen eveneens in 1 of 2 bouwlagen met kap. Aan de overzijde van Procureurweg ligt het sportveldencomplex van voetbalvereniging VV Dongen.
De locatie bestaat uit twee percelen met een gezamenlijke oppervlakte van circa 4.400 m2. Op het perceel staat momenteel nog het voormalige kantoorgebouw van Gfk. Het gebouw staat momenteel leeg. Het gebouw beslaat een groot deel van het perceel. Het gebouw is gebouwd in 2 bouwlagen met een platte afdekking (bouwhoogte circa 7 meter).
Figuur 2.1. Bestaande situatie op het perceel met het voormalige kantoorgebouw van GfK
2.2 Projectbeschrijving
In opdracht van PVH Vastgoed is een stedenbouwkundig plan opgesteld dat uitgaat van de sloop van het kantoorgebouw en de bouw van 6 vrijstaande woningen (zie figuur 2.2). In dit plan zijn 3 woningen georiënteerd op de (parallelweg van) Mgr. Schaepmanlaan en 3 woningen op een nieuw aan te leggen parallelweg langs de Procureurweg. Deze nieuwe parallelweg wordt door middel van een groenstrook gescheiden van de Procureurweg.
Voor de woningen zijn nog geen concrete bouwplannen aanwezig. De woningen zullen wat betreft situering, bouwhoogte en bouwmassa in overeenstemming zijn met de bestaande bebouwing in de omgeving. De beoogde woningbouw vormt stedenbouwkundig een logische afronding van de woonwijk De Biezen.
Figuur 2.2. Detail inrichting perceel en situering parkeerplaatsen
Van de 3 woningen die worden georiënteerd op de Mgr. Schaepmanlaan worden er 2 ontsloten voor auto's via de parallelweg van deze laan. De 3e woning (op de hoek) krijgt een achterontsluiting via de nieuwe parallelweg langs de Procureurweg.
Langs deze nieuwe parallelweg worden vier openbare parkeerplaatsen aangelegd. De parkeerbehoefte van de woningen wordt verder op het eigen terrein opgelost. Op elk perceel is ruimte voor het parkeren van 2 auto's. Hiermee wordt aan de parkeerbehoefte voldaan (zie ook paragraaf 3.2).
2.3 Planologische Verantwoording
De beoogde woningen zijn zowel planologisch als ruimtelijk aanvaardbaar. Het perceel wordt minder intensief bebouwd waarmee sprake is van een betere inpassing in de omgeving. De ontwikkeling past binnen het ruimtelijk beleidskader van de provincie en de gemeente (zie hoofdstuk 3) en er zijn geen onoverkomelijke milieubelemmeringen voor de beoogde ontwikkeling (zie hoofdstuk 3). De ontwikkeling is financieel uitvoerbaar.
Hoofdstuk 3 Toetsen
3.1 Beleidskader
Het relevante beleidskader voor de beoogde ontwikkeling is weergegeven in onderstaande tabellen. In de tweede kolom van de tabel zijn de relevante beoordelingsaspecten uit de beleidsdocumenten weergegeven en in de derde kolom is de afweging hiervan weergegeven.
overheid en kader | beoordelingaspect | afweging |
Rijk | ||
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) | Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. | Zie hierna |
overheid en kader | beoordelingsaspect | afweging | |
Provincie Noord Brabant | |||
Structuurvisie Ruimtelijke ordening Noord-Brabant (2011) | In het stedelijk concentratiegebied wordt de verstedelijkingsbehoefte opgevangen. | Dongen is aangewezen als stedelijk concentratiegebied. | |
Binnen de stedelijke structuur zijn ambities geformuleerd: 1. Concentratie van verstedelijking. 2. Inspelen op demografische ontwikkelingen. 3. Zorgvuldig ruimtegebruik. 4. Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit. 5. Betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur. | De beoogde ontwikkeling voorziet in een kwalitatieve verbetering in bestaand stedelijk gebied en er wordt zorgvuldig gebruik gemaakt van de ruimte binnen de kern Dongen. | ||
Woningbouw dient regionaal te worden afgestemd. | De beoogde ontwikkeling is afgestemd op de regionale woningbouwplanning. | ||
Verordening ruimte Noord-Brabant | Bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling zijn uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk gebied of in kernen in het landelijk gebied. | De projectlocatie ligt in het bestaand stedelijk gebied. | |
Beoogde nieuwbouw moet aansluiten op de afspraken genoemd in de gemeentelijke woningbouwplanning. | De beoogde ontwikkeling past binnen deze gemeentelijke woningbouwplanning (zie onderstaande tabel met toelichting op de gemeentelijke woningbouwplanning). |
overheid en kader | beoordelingsaspect | afweging |
Gemeente Dongen | ||
Structuurvisie Dongen 2020 | Met betrekking tot wonen moet het aanbod goed aansluiten bij de specifieke vraag binnen de gemeente Dongen en afgestemd zijn op het regionale bouwprogramma. | De beoogde ontwikkeling past binnen de regionale- en gemeentelijke woningbouwplanning (zie hierna: toelichting op de gemeentelijke woningbouwplanning). |
Dongense Woonvisie 2011-2022 | De visie doet de aanbeveling om een accent te leggen op de versterking van de identiteit van de wijken en de instandhouding of versterking van de diversiteit aan woonmilieus. | Als afweging in het kader van deze visie geldt, dat het plan wenselijk is ter versterking van de stedenbouwkundige structuur uit oogpunt van ruimtelijke ordening ter plaatse, van zodanige (beperkte) omvang is, dat er realistische realiseringskansen zijn en een impuls vormt voor de verbetering van de kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. |
Welstandsnota Gemeente Dongen (2004) | Het beleid is enerzijds gericht op het behouden en versterken van diversiteit in bebouwing en uiterlijk en anderzijds op het aanmoedigen van contrasten. | De bouwplannen zullen aan de gestelde eisen uit het welstandsbeleid worden getoetst. |
Woningbouwplanning | De gemeente beschikt over een door de provincie goedgekeurd woningbouwprogramma, dat in de periode 2012-2022 voorziet in de bouw van in totaal 1.122 woningen. | De beoogde ontwikkeling van de zes woningen past in het gemeentelijk woningbouwprogramma. |
Prestatieafspraken Dongen 2011 t/m 2015 | Voor nieuwbouw van woningen is een ambitieniveau geformuleerd. Hierbij dient een totaalscore van minimaal 35 in het zogenaamde ‘GPR-gebouw’ systeem behaald te worden waarbij een minimum score van 6 voor de thema’s milieukwaliteit, gebruikskwaliteit, gezondheid en toekomstgerichtheid en een minimumscore van 7 voor het thema energie behaald moet worden. | De bouwplannen zullen aan de gestelde prestatieafspraken worden getoetst. |
Conclusie
De realisatie van de zes vrijstaande woningen past binnen het geldende rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid.
3.2 Verkeer En Parkeren
Verkeersontsluiting en verkeersveiligheid
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
De ontsluiting van het plangebied voor autoverkeer is goed. In paragraaf 2.1 is namelijk al aangegeven dat de Mgr. Schaepmanlaan en de Min. Goselinglaan een gebiedsontsluitende functie hebben binnen de wegenstructuur van de gemeente Dongen. Op deze weg geldt een maximum snelheid van 50 km/h. Ditzelfde geldt voor de Procureurweg.
De etmaalintensiteiten op de genoemde wegen bedragen circa 8.000 mvt/etmaal.
Ontsluiting langzaam verkeer
De ontsluiting van het plangebied voor fietsers is redelijk. De Min. Goselinglaan maakt namelijk onderdeel uit van het utilitair fietsnetwerk van de provincie Noord-Brabant. Op de rotonde met de Mgr. Schaepmanlaan en Procureurweg sluit ook de Biezen aan die ook onderdeel uitmaakt van dit netwerk. Belangrijk is dat de rotonde beschikt over vrijliggende fietspaden, waardoor het fietsverkeer op dit kruispunt niet gemengd met het autoverkeer wordt afgewikkeld.
Langs de Procureurweg zijn vrijliggende fietsvoorzieningen aanwezig en langs beide andere wegen fietsstroken langs de rijbaan.
Ontsluiting openbaar vervoer
De meest nabijgelegen halte voor openbaar vervoer ligt op minder dan 100 meter, aan de Min. Goselinglaan. Bij deze bushalte stoppen bussen in de richting van Tilburg, Breda (via Oosterhout), Loon op Zand, 's Gravenmoer, Rijen en Oisterwijk. Gezien de korte afstand tot het plangebied en de frequentie van deze lijndiensten, met name richting de grote kernen Breda en Tilburg, is de ontsluiting van het plangebied met het openbaar vervoer goed.
Parkeren
Dongen behoort volgens het CBS tot het matig stedelijk gebied. Bij het bepalen van de parkeervraag gaat de gemeente Dongen uit van de parkeerkencijfers uit CROW publicatie 182 (Parkeerkencijfers – Basis voor parkeernormering, 2008). Uitgangspunt zijn de parkeerkencijfers voor het schil/overloopgebied.
Omdat voor de 6 vrijstaande woningen nog geen concrete bouwplannen bestaan, wordt bij het berekenen van de parkeervraag uitgegaan van de maximale parkeerkencijfers binnen het genoemde gebiedstype (sector dure woningen). Hiervoor geldt een parkeerkencijfer van 1,8 parkeerplaatsen per woning. Binnen deze norm is rekening gehouden met bezoekersparkeren (0,3 parkeerplaatsen per woning). Op basis van deze parkeerkencijfers bedraagt de maximale parkeervraag 11 parkeerplaatsen.
Per woning is ruimte aanwezig voor het parkeren van twee auto's. Daarnaast beschikt elke woning over een garage. Bewoners zullen echter niet altijd de auto op eigen terrein stallen. Voor woningen met een garage en een dubbele oprit (theoretisch gezien is sprake van drie parkeerplaatsen) geldt daarom op basis van de CROW richtlijnen een berekeningsaantal van 1,8 parkeerplaatsen. Voor de zes woningen kan daardoor gesteld worden dat 11 parkeerplaatsen op eigen terrein zijn voorzien. De parkeerbehoefte van bewoners wordt dus geheel op eigen terrein voorzien. Parkeren voor bezoekers dient wel in de openbare ruimte opgelost te worden. Voor zes woningen zijn minimaal twee parkeerplaatsen ten behoeve van bezoekersparkeren noodzakelijk. Binnen het plan zijn vier openbare parkeerplaatsen voorzien. Binnen het plangebied is voldoende parkeerruimte gereserveerd om aan de parkeervraag te kunnen voldoen.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
Het verdwijnen van het kantoorpand en de bouw van zes nieuwe woningen op deze locatie, zorgt voor een verandering in het verkeersaanbod. Aan de ene kant zorgt het verdwijnen van het kantoorpand voor een afname van de verkeersintensiteiten op het omliggend wegennet en aan de andere kant zorgt de bouw van zes nieuwe woningen weer tot een toename van de intensiteiten. De verkeersgeneratie van het voormalig kantoorpand en de nieuwe woningen is bepaald aan de hand van kencijfers uit CROW publicatie 256 (Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden, 2007).
In de huidige situatie bedraagt het bruto vloeroppervlak van het kantoorpand circa 3.700 m2. Dit kantoor had voornamelijk een zakelijke functie en geen baliefunctie. De locatie waar het kantoor zich bevindt is, volgens de hiervoor genoemde publicatie, getypeerd als 'andere locatie'. Dit leidt tot een verkeersgeneratie van 8 mvt/werkdagetmaal per 100 m2 bruto vloeroppervlak. De totale verkeersgeneratie voor het voormalig kantoorpand bedraagt dan circa 300 mvt/werkdagetmaal.
Voor de vrijstaande nieuwbouwwoningen geldt op basis van de CROW publicatie een verkeersgeneratie van 8,6 mvt/werkdagetmaal per woning. Hierbij is uitgegaan van een ligging buiten het centrum (stedelijk, geen hoge dichtheid). De totale verkeersgeneratie voor de nieuwe woningen bedraagt dan circa 50 mvt/werkdagetmaal.
Op basis van deze gegevens wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling zorgt voor een daling van de intensiteiten op het omliggend wegennet in de orde van grootte van 250 mvt/werkdagetmaal. De afname van het verkeersaanbod is, gezien de totale verkeersintensiteiten op het omliggend wegennet, vrijwel niet van belang voor de verkeersafwikkeling op het wegennet.
Verkeersgegevens
De verkeersgegevens die ten grondslag liggen aan het akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai voor de ontwikkeling van de voormalige GfK-locatie staan vermeld in onderstaande tabel. De verkeersgegevens voor het basisprognosejaar zijn afkomstig uit het gemeentelijk verkeersmodel. Binnen dit model is reeds rekening gehouden met de herontwikkeling van de locatie. De intensiteiten zijn met een jaarlijkse autonome groei van 1,5% doorgerekend naar het prognosejaar 2023.
Voor de voertuigverdeling is uitgegaan van een standaardverdeling zoals die bekend is voor stedelijke hoofdwegen (gebiedsontsluitingswegen) met een maximum snelheid van 50 km/h.
Tabel 3.1. Verkeersintensiteiten (mvt/etmaal)
huidige intensiteiten | intensiteiten 2023* | |
Mgr. Schaepmanlaan | 8.200 | 8.300 |
Procureurweg | 7.707 | 7.800 |
*afgerond op honderdtallen
Tabel 3.2. Voertuig- en etmaalverdeling
dag | avond | nacht | |
lichte motorvoertuigen | 93,46% | 93,46% | 93,46% |
middelzware motorvoertuigen | 5,08% | 5,08% | 5,08% |
zware motorvoertuigen | 1,46% | 1,46% | 1,46% |
etmaalverdeling | 6,70% | 2,70% | 1,10% |
3.3 Bedrijven En Omliggende Functies
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisering van de woningen (milieugevoelige functies):
- een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.
Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
Onderzoek
Bekeken dient te worden of de bouw van de 6 vrijstaande woningen gevolgen heeft voor/vanwege omliggende bedrijven/inrichtingen. Tegenover het plangebied zijn sportvelden aanwezig. Er zijn geen andere relevante bedrijven of inrichtingen aanwezig. Sportvelden behoren conform de hiervoor genoemde VNG-publicatie tot milieucategorie 3.1. Hierbij hoort een richtafstand van 50 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Geluid is het maatgevende milieuaspect (voor de overige milieuaspecten bedraagt de richtafstand 0 m).
Vanwege de directe ligging langs hoofdinfrastructuur (Mgr. Schaepmanlaan en Procureurweg) wordt de omgeving van het plangebied beschouwd als 'gemengd gebied'. Hiervoor gelden kleinere richtafstanden: de richtafstand bedraagt 30 m voor geluid.
De te realiseren woningen liggen op een afstand van circa 32 meter afstand van de dichtstbijzijnde sportvelden. De richtafstand wordt hierbij gehaald. Tevens blijkt dat de geluidbelastende activiteiten zoals de tribune, het parkeren en de kantine op ruimere afstand van het plangebied liggen. Voor deze functies wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden.
Ter plaatse van de te realiseren woningen is gezien de aard van de sportactiviteiten in de directe omgeving, de afstand tot de sportvelden en het feit dat er op kortere afstand al een bestaande woning aanwezig is waarmee de sportvelden rekening moeten houden dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De sportvelden worden door de beoogde ontwikkeling niet in hun functioneren belemmerd.
Conclusie
Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de te realiseren woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Tevens wordt geconcludeerd dat het aspect bedrijven en omliggende functies geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
3.4 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
3.5 Kabels, Leidingen En Straalverbindingen
Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan zijn geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen aanwezig.
3.6 Cultuurhistorie En Archeologie
Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Dongen 2011
De archeologische beleidskaart is vastgesteld door de gemeenteraad op 10 februari 2011 en moet gelezen worden in relatie tot de vastgestelde Erfgoedverordening.
Voor gebieden met op de AMK en IKAW een middelhoge of hoge verwachtingswaarde is het uitgangspunt dat onderzoek wordt uitgevoerd als ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd of gepland die de eventuele archeologische waarden kunnen aantasten. Archeologisch onderzoek is nodig bij gebieden groter dan 100 m2 en bij een diepte van meer dan 50 cm.
Toetsingskader
Op de gemeentelijke beleidsadvieskaart zijn de gronden aangeduid met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Indien voor deze gronden een bodemingreep dieper gaat dan 0,5 meter min maaiveld en het planoppervlak is 100 m2 of meer dan is een omgevingsvergunning verplicht.
Figuur 3.1. Kaartfragment Archeologische beleidskaart
Toetsing / beoordeling
Omdat het bouwplan een oppervlakte heeft van meer dan 100 m2 en de bodemingreep dieper zal zijn dan 50 cm, is archeologisch onderzoek in beginsel nodig. Archeologisch onderzoek voor deze bouwlocatie is echter niet noodzakelijk omdat eventuele archeologische waarden op de locatie door de huidige bebouwing (inclusief onderkeldering) reeds zijn verstoord. Uit archeologisch oogpunt bestaat geen bezwaar tegen de beoogde ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
3.7 Bodem
Algemeen
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek
In verband met de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie1. Op basis van de resultaten uit het bodemonderzoek blijkt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. Er zijn in de huidige situatie en met betrekking tot de toekomstige activiteiten geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voor de beoogde ontwikkeling. De bodemkwaliteit is geschikt voor de beoogde functie.
- 1. Verkennend bodemonderzoek Mgr. Schaepmanlaan/Procureurweg te Dongen (november 2012), Projectnummer: 12A0912
3.8 Water
Waterbeheer en watertoets
De watertoets is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf is overleg gevoerd met de waterbeheerder (zie bijlage 4). De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW)
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
- Waterwet
Provinciaal
- Provinciaal Waterplan 2010-2015
Waterschapsbeleid
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits en - kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.
Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2010-2015, dat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie.
Het waterschap heeft in een toetsingskader RO “De ruimte blauw geordend” aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009'.
Huidige situatie
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zandgrond. Er is sprake van grondwater trap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand op meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt.
Waterkwantiteit
In het plangebied liggen geen watergangen. Daarnaast ligt het plangebied niet in een grondwaterbeschermingsgebied.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de kern-/beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelstel.
Toekomstige situatie
Algemeen
De ontwikkeling in het plangebied bestaat uit de sloop van het bestaande kantoorgebouw en de bouw van zes vrijstaande woningen.
Waterkwantiteit
Bij een toename van verharding dient deze toename gecompenseerd te worden door de aanleg van open water. In de huidige situatie is het plangebied vrijwel geheel verhard (bebouwing en bestrating). De ontwikkeling bestaat uit het slopen van deze verharding en de aanleg van nieuwe verharding omringd door groen/tuinen. De ontwikkeling zorgt hierdoor voor een afname van de totale verharding, watercompensatie is in dit geval dan ook niet noodzakelijk.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheid in het plangebied.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Vanuit de woningen wordt een gescheiden stelsel aangelegd. Hiermee kan worden aangesloten op een gescheiden rioolstelsel wanneer in de toekomst het bestaande gemengde rioolstelsel wordt vervangen. (Een besluit daartoe is overigens nog niet genomen.) Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Toepassing bouwmaterialen
Om het hemelwater schoon te houden wordt gebruik gemaakt van milieuvriendelijke bouwmaterialen en worden uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht
PVC vermeden.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
3.9 Ecologie
Regelgeving
In deze paragraaf wordt de ontwikkeling – wat ecologie betreft – getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortbescherming). Voor zover de beoogde ontwikkelingen en het toetsingskader ecologisch onderzoek noodzakelijk maken, zijn de uitkomsten en de conclusies in deze paragraaf weergegeven.
Gebiedsbescherming
Toetsing Natuurbeschermingswet 1998 en Ecologische Hoofdstructuur
Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Dongen en vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Gebiedsbescherming is derhalve niet aan de orde.
Soortenbescherming
Regelgeving
De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De Flora- en faunawet is in zoverre voor het initiatief van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het initiatief niet in de weg staat.
Onderzoek
De werkzaamheden voorzien in de sloop van een kantoorgebouw en de bouw van 6 woningen. Om de locatie bouwrijp te maken zal bestaande beplanting worden gerooid. Op grond van foto's is vastgesteld dat de te slopen bebouwing niet geschikt is als verblijfsplaats voor vleermuizen of kerkuilen. De bomenrij grenzend aan de Mgr. Schaepmanlaan 55 blijft behouden en is geïntegreerd in het inrichtingsplan.
Toetsing
In de directe omgeving kunnen broedvogels aanwezig zijn. Het perceel zelf is ongeschikt als nestplaats. Het gebied vervult geen functie als leefgebied voor algemene soorten zoogdieren (mol, huisspitsmuis en veldmuis). Het gebied is ongeschikt als landbiotoop van amfibieën. Het gebied is als gevolg van ligging, inrichting en beheer ongeschikt als verblijfplaats van overig beschermde soorten en van de zwaar beschermde soorten, die staan vermeld op tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet. Indien van toepassing, dient de aantasting en verstoring van broedvogels te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of geen broedvogels te verstoren.
Conclusie
Wat de gebiedsbescherming betreft wordt geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische hoofdstructuur geen beletsel vormen voor de ontwikkeling.
Er is geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist. Hierbij dient wel gewerkt te worden volgens de principes van zorgvuldig handelen en mogen broedvogels niet verstoord worden.
3.10 Wegverkeerslawaai
Beoogde ontwikkeling
De zes woningen worden mogelijk gemaakt parallel gelegen aan de Procureurweg (3 woningen) en parallel gelegen aan de Mgr. Schaepmanlaan (3 woningen). Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidgevoelige functies waarvoor, indien deze gelegen zijn binnen de geluidszone van een gezoneerde weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden. De woningbouwlocatie ligt binnen de geluidzones van de Mgr. Schaepmanlaan / Min. Goselinglaan en de Procureurweg / Biezen.
Toetsingskader
Normstelling
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd.
De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties en gemeentelijk beleid
Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting aan de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB voor wegverkeerslawaai. De geluidwaarde binnen de geluidgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.
De gemeente Dongen heeft aanvullend op bovenstaande wettelijke regelgeving eigen beleidscriteria geformuleerd ten aanzien van hogere waarden. Hierin is opgenomen in welke situaties en onder welke voorwaarden een hogere waarde kan worden vastgesteld. Dit beleid is opgenomen in de 'Beleidsnotitie Hogere waarden Wet geluidhinder' (gemeente Dongen, 2009).
Aftrek ex artikel 110g Wgh
Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een maximum snelheid tot 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een hogere maximum snelheid geldt een aftrek van 2 dB. Omdat op zowel de Mgr. Schaepmanlaan / Min. Goselinglaan als de Procureurweg / Biezen een maximum snelheid geldt van 50 km/h vindt hiervoor dus een aftrek plaats van 5 dB.
Onderzoek
De ontwikkeling ligt binnen de geluidzones van de Mgr. Schaepmanlaan / Min. Goselinglaan en de Procureurweg / Biezen. Beide hebben een geluidzone van 200 meter uitgaande van 1 of 2 rijstroken en een binnenstedelijke ligging.
Rekenmethode en invoergegevens
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 1. Voor de verkeersgegevens wordt aangesloten bij tabel 3.1 en tabel 3.2 uit paragraaf 3.2. Voor de ontsluitende infrastructuur is uitgegaan van dicht asfaltbeton (referentiewegdek) als type wegdekverharding. De geluidbelasting is bepaald per ligging van de woningen, waarbij de kortste afstand tot aan de bron is aangehouden (worstcase benadering).
Resultaat
In onderstaande tabel is per bron de geluidbelasting weergegeven voor verschillende waarneemhoogten. Daarnaast is aangegeven welke afstand van de gevels tot de wegas is gehanteerd. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de woningen parallel gelegen aan de Procureurweg en de woningen parallel gelegen aan de Mgr. Schaepmanlaan.
Tabel 3.3. Geluidbelasting bouwvlakken per waarneemhoogte
bron | afstand bouwvlak - wegas | waarneemhoogte | geluidbelasting |
Woningen parallel aan Procureurweg | |||
1,5 meter | 48 dB | ||
Mgr. Schaepmanlaan/ Min. Goselinglaan | 56 meter | 4,5 meter | 50 dB |
7,5 meter | 50 dB | ||
1,5 meter | 54 dB | ||
Procureurweg/Biezen | 22 meter | 4,5 meter | 55 dB |
7,5 meter | 55 dB | ||
Woningen parallel aan Mgr. Schaepmanlaan | |||
1,5 meter | 52 dB | ||
30,5 meter (2 woningen) | 4,5 meter | 54 dB | |
Mgr. Schaepmanlaan/ | 7,5 meter | 54 dB | |
Min. Goselinglaan | 1,5 meter | 53 dB | |
28,5 meter (1 hoekwoning) | 4,5 meter | 54 dB | |
7,5 meter | 54 dB | ||
1,5 meter | 58 dB | ||
Procureurweg/Biezen | 13 meter | 4,5 meter | 59 dB |
7,5 meter | 58 dB |
Uit deze gegevens blijkt dat de voorkeursgrenswaarde voor woningen van 48 dB wordt overschreden. Voor de woningen die parallel aan de Procureurweg worden gebouwd, geldt als gevolg van het verkeer op de Mgr. Schaepmanlaan / Min. Goselinglaan en op de Procureurweg / Biezen een maximale geluidbelasting van respectievelijk 50 dB en 55 dB. Beide waarden gelden bij een waarneemhoogte van 4,5/7,5 meter. Voor de drie woningen parallel aan de Mgr. Schaepmanlaan geldt als gevolg van het verkeer op de Mgr. Schaepmanlaan / Min. Goselinglaan en op de Procureurweg / Biezen een maximale geluidbelasting van respectievelijk 54 dB (waarneemhoogte 4,5/7,5 meter) en 59 dB (waarneemhoogte 4,5 meter). Verder blijkt dat de uiterste grenswaarde van 63 dB niet wordt overschreden.
Maatregelen ter reductie van de geluidbelasting
Voor alle woningen wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van verkeerslawaai op zowel de Mgr. Schaepmanlaan/Min. Goselinglaan als de Procureurweg/Biezen overschreden. Bezien is of met maatregelen de geluidbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidbelasting denkbaar.
Maatregelen aan de bron
In geval van wegverkeerslawaai vallen hieronder bijvoorbeeld het verlagen van de maximum snelheid, het terugdringen van het verkeersaanbod en aanpassen van het wegdektype. De Mgr. Schaepmanlaan en de Procureurweg behoren beide tot de hoofdverkeersstructuur van de gemeente Dongen. Aanpassingen als het wijzigen van de functie van de weg waarmee het gebruik teruggedrongen kan worden of het verlagen van de maximum snelheid, zijn geen reële maatregelen. Aanpassen van het type wegdek kan de geluidbelasting verlagen. De geluidreductie is echter niet dusdanig dat aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan worden voldaan (zie bijlage 2). De maatregel is hierdoor niet doelmatig en zal door de relatief beperkte omvang van de ontwikkeling op bezwaren van financiële aard stuiten.
Maatregelen in het overdrachtsgebied
Hieronder vallen maatregelen zoals het toepassen van geluidschermen of het vergroten van de afstand tussen de geluidbron en de gevel van de woning. Aan dit type maatregelen zijn hoge kosten verbonden en deze zijn ook uit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling zijn dergelijke maatregelen niet reëel.
Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting door wegverkeerslawaai op de Mgr. Schaepmanlaan en de Procureurweg op beide bouwvlakken hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB wordt echter niet overschreden.
Verder wordt geconcludeerd dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting door wegverkeer op Mgr. Schaepmanlaan en de Procureurweg voldoende te reduceren of dat maatregelen daartoe op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard stuiten. Om de ontwikkeling (de bouw van zes vrijstaande woningen) mogelijk te maken, dient daarom voor alle woningen een besluit hogere waarde te worden vastgesteld. In onderstaande tabel is weergegeven welke en hoeveel hogere waarden aangevraagd dienen te worden. Hogere waarden dienen per bron afzonderlijk vastgesteld te worden.
In onderhavig plan wordt de bouw van zes nieuwe woningen mogelijk gemaakt, waar in de huidige situatie een kantoorpand aanwezig is. Er is dus sprake van vervanging van bestaande bebouwing. Hiermee wordt voldaan aan de in de 'Beleidsnotitie Hogere waarden' van de gemeente Dongen opgenomen subcriteria.
Tabel 3.4. Overzicht benodigde hogere waarden
bron | aantal woningen | hogere waarde |
Woningen parallel aan Procureurweg | ||
Mgr. Schaepmanlaan | 3 woningen | 50 dB |
Procureurweg | 3 woningen | 55 dB |
Woningen parallel aan Mgr. Schaepmanlaan | ||
Mgr. Schaepmanlaan | 3 woningen | 54 dB |
Procureurweg | 3 woningen | 59 dB |
Cumulatieve geluidsbelasting en geluidluwe gevel
Volgens de Wet geluidhinder dient bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van verschillende geluidsbronnen, de cumulatieve geluidsbelasting bepaald te worden. De cumulatie vindt plaats op basis van de berekende geluidsbelasting per bron, waarbij voor wegverkeerslawaai geen aftrek heeft plaatsgevonden op basis van artikel 110g. In onderstaande tabel is voor de verschillende woningen de cumulatieve geluidsbelasting per waarneemhoogte aan de voorgevel weergegeven. De geluidsisolatie van de voorgevel zal daarop aangepast moeten worden zodat dat de wettelijke binnenwaarde van 33 dB niet wordt overschreden.
Tabel 3.5. Cumulatieve geluidsbelasting
woning | waarneemhoogte | cumulatieve geluidsbelasting |
1,5 meter | 60 dB | |
Parallel aan Procureurweg (3 woningen) | 4,5 meter | 61 dB |
7,5 meter | 64 dB | |
1,5 meter | 64 dB | |
Parallel aan Mgr. Schaepmanlaan (2 westelijk gelegen woningen) | 4,5 meter | 65 dB |
7,5 meter | 65 dB | |
1,5 meter | 64 dB | |
Parallel aan Mgr. Schaepmanlaan (hoekwoning) | 4,5 meter | 65 dB |
7,5 meter | 65 dB |
Minimaal één geluidluwe gevel
In het gemeentelijk hogere waarden beleid is opgenomen dat een woning waarvoor een hogere waarde vastgesteld moet worden, minimaal dient te beschikken over één geluidluwe gevel. Een gevel is geluidluw indien de gecumuleerde geluidbelasting niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Binnen het SRM I model is het alleen mogelijk de geluidbelasting op de voor- en zijgevel van een woning te berekenen. De geluidbelasting op de geluidluwe achtergevel kan alleen indicatief bepaald worden. Daarom is een berekening gemaakt voor het meest ver van de weg gelegen punt van de zijgevel, waarbij een zichtcorrectie is toegepast. Deze indicatieve berekening toont aan dat voor de drie woningen parallel aan de Procureurweg en de twee westelijk gelegen woningen parallel aan de Mgr. Schaepmanlaan voldaan wordt aan deze voorwaarde. Voor de hoekwoning wordt hier niet aan voldaan. De resultaten van de berekening zijn terug te vinden in bijlage 3. Deze hoekwoning vormt een essentieel onderdeel binnen het totale plan en zorgt voor akoestische afscherming van de andere woningen binnen het plangebied. Daarom wordt de beperkte overschrijding van genoemde voorkeursgrenswaarde aanvaardbaar geacht en kan gebruik worden gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid die het gemeentelijk hogere waarden beleid biedt.
3.11 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name grenswaarde voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang, zie kader.
Maatgevende stoffen langs wegen Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wlk veroorzaakt2. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit de Wlk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. |
De grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof zijn in de volgende tabel weergegeven3. De grenswaarden gelden – met enkele uitzonderingen – voor de buitenlucht.
Tabel 3.6. Relevante luchtkwaliteitsnormen
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)4 | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Besluit niet in betekenende mate
In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 enPM10 (= 1,2 µg/m3), of indien een project in een specifieke categorie valt (zoals woningbouw met 1 ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen , of 2 ontsluitingswegen en minder dan 3000 woningen).
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling valt ruimschoots binnen de categorie 'woningbouw minder dan 1.500 woningen'. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en dat toetsing aan de grenswaarden vanuit de wetgeving niet nodig is.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is op basis van de Monitoringstool luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied in beeld gebracht. Uit de monitoringstool blijkt dat in 2011 langs de maatgevende wegen in de omgeving van het plangebied de concentratie stikstofdioxide en fijn stof aanzienlijk minder bedraagt dan de grenswaarden: 23,7 µg/m3 voor stikstofdioxide en 25,4 µg/m3 voor fijn stof. Hiermee wordt in 2011 reeds voldaan aan de grenswaarden die gelden voor 2011 en 2015. Bekend is overigens dat de luchtkwaliteit in Nederland in de loop der jaren zal verbeteren (onder andere door het gebruik van schonere auto's en geavanceerde technieken).
Conclusie
Er wordt ruimschoots voldaan aan de normen die gelden voor luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit staat de uitvoering van de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg. Tevens is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
- 2. Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het plangebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn.
- 3. Dit betreffen de grenswaarden inclusief de door de Europese Commissie verleende derogatie (7 april 2009) aan Nederland voor uitstel om te voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.
- 4. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
3.12 Duurzaamheid
Bij de ontwikkeling van de woningen zal worden voldaan aan de eisen van duurzaam bouwen. De gemeente Dongen heeft het Convenant Duurzaam Bouwen Midden-Brabant 2008-2011 ondertekend waarin specifieke duurzaamheidseisen zijn vastgelegd. Het convenant is op gemeentelijk niveau vertaald in het eerder genoemde ‘GPR-gebouw’ systeem (zie hoofdstuk 3.1). De ontwikkeling zal voldoen aan de eisen ten aanzien van milieukwaliteit, gebruikskwaliteit, gezondheid en toekomstgerichtheid. Daarnaast voldoet het initiatief aan de (energie)prestatie eisen uit het bouwbesluit.
Ten aanzien van duurzaam veilig voldoet het plan aan de beleidsnota Integrale Veiligheid en Leefbaarheid (november 2004) waarin is bepaald dat nieuwbouw- en inbreidingsprojecten worden uitgevoerd conform het Politiekeurmerk Veilig Wonen. Onderhavig project zal conform dit keurmerk worden gerealiseerd.
3.13 Conclusie
Uit de toetsing aan de sectorale aspecten blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Juridische Regeling
In dit hoofdstuk wordt allereerst aandacht besteed aan de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening en de bindende afspraken die dan bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten worden gehanteerd: de wettelijke eisen (paragraaf 4.1). Daarna wordt ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling voor het plan (paragraaf 4.2) en vervolgens wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde bestemmingen, de algemene regels en de overgangs- en slotregels (paragraaf 4.3, 4.4 en 4.5).
4.1 Wettelijke Eisen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (thans SVBP2008, IMRO2008, STRI2008). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling. Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn.
Ook de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
4.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.
Opzet verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:
- de ondergrond waarop de verbeelding is gebaseerd, geeft informatie over de actuele (kadastrale) situatie;
- op de verbeelding wordt met de bestemming en de aanduidingen aangegeven of, en zo ja welke bebouwing is toegestaan;
- op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen;
- de volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde zoals van de regels (alfabetisch).
Tevens wordt in een onderhoek op de verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 kaartblad op een schaal van 1:1.000.
De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'W' voor 'Wonen'. Verder geldt het volgende:
- Hoofdgebouwen mogen (uitsluitend) binnen het op de verbeelding aangeduide 'bouwvlak' worden opgericht.
- Maatvoeringsaanduidingen zoals de maximum goot- of boeibordhoogte worden aangegeven door middel van een matrix bij het bouwvlak.
- Ten slotte kunnen er op de verbeelding aanduidingen, zoals een plangrens of een gebied met wijzigingsbevoegdheid worden aangegeven.
Opzet regels
De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.
- In Hoofdstuk 1 Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
- In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing).
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Op grond van de wettelijke standaarden moet bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) de volgende vaste volgorde gebruikt worden:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- wijzigingsbevoegdheid.
Een bestemmingsregel behoeft niet al deze elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
4.3 Toelichting Op De Gehanteerde Bestemmingen
Wonen (artikel 3)
De gronden waar de woningen worden gesitueerd zijn bestemd voor wonen en hierbij behorende tuinen en erven. Beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn toegestaan.
Binnen de bestemming Wonen is door middel van bouwvlakken aangegeven waarbinnen het gebouw mag worden gebouwd. Het maximum aantal woningen is geregeld met een maatvoeringsaanduiding.
Met de bouwaanduiding 'vrijstaand' [vrij] op de verbeelding is aangegeven dat woningen alleen vrijstaand mogen worden gebouwd. De maximale goothoogte is met een maatvoeringsaanduiding geregeld en bedraagt 6 meter. De maximum bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m meer dan de maximale goothoogte.
Verkeer-Verblijfsgebied (artikel 4)
De toegangsweg, parkeerplaatsen en het plantsoen zijn bestemd tot Verkeer - Verblijfsgebied. De inrichting is niet gedetailleerd vastgelegd. Hiermee is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat, onnodig, gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan.
4.4 Toelichting Op De Algemene Regels
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelregel (artikel 5)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Algemene bouwregels (artikel 6)
Overschrijding bouwgrenzen (artikel 6.1)
Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de kaart aangeduid met een dikke lijn.
Algemene afwijkingsregels (artikel 7)
Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) zijn algemene afwijkingsregels opgenomen.
Overige regels (artikel 8)
Dit artikel bevat één bepaling, namelijk "Werking wettelijke regeling". In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en / of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard). Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.
4.5 Toelichting Op De Overgangs- En Slotbepalingen
Op grond van artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. In artikel 9 van de regels is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 9.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen.
In lid 9.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
5.1 Wet Ruimtelijke Ordening En Grondexploitatie
Wettelijk kader
In de Wet ruimtelijke ordening zijn regels opgenomen over de grondexploitatie. Deze regels verplichten tot kostenverhaal door de gemeente. Doel hiervan is om bij de ontwikkeling van bouwlocaties een eerlijke verdeling van kosten en opbrengsten voor publieke voorzieningen af te dwingen. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. De kosten worden verhaald via een omgevingsvergunning voor het bouwen. Het exploitatieplan is in feite een publiekrechtelijke terugvaloptie; privaatrechtelijk kan meer geregeld worden.
Kostenverhaal dient te worden verzekerd bij: een bestemmingsplan dat rechtstreeks bouwplannen mogelijk maakt.
Een exploitatieplan is niet vereist indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten van grondexploitatie met alle eigenaren in het exploitatiegebied, waar bouwmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden of volledig grondeigendom).
In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als er één of meerdere woningen mogelijk worden gemaakt.
Welke kosten verhaalbaar zijn (kostensoortenlijst) is ook in het Bro geregeld (artikel 6.2.3 tot en met 6.2.5).
Nieuwe ontwikkeling
In het voorliggende bestemmingsplan wordt een ontwikkeling die wordt aangemerkt als bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkeling heeft de gemeente met de grondeigenaar een zogeheten "anterieure" overeenkomst gesloten. Daarmee is verzekerd dat kosten van de kostensoortenlijst uit het Bro en alle projectgebonden kosten worden verhaald op de initiatiefnemer. Dit betekent dat voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan behoeft te worden vastgesteld.
5.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Voor de ontwikkelingen die thans rechtstreeks planologisch-juridisch mogelijk worden gemaakt zal de initiatiefnemer gegevens overleggen aan de gemeente waaruit blijkt dat deze de investeringen financieel kan dragen. Gelet op het vertrouwelijke karakter zijn de financiële gegevens niet in deze paragraaf opgenomen. De gemeente zal inzicht krijgen in de financiële gegevens.
De financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is met het oog op het voorgaande afdoende gewaarborgd.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Resultaten Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 lid 1 Bro toegezonden aan de overlegpartners zoals de Provincie Noord-Brabant en het waterschap Brabantse Delta.
6.2 Overlegreacties
Gedurende de overlegtermijn is door twee instanties een schriftelijke reactie ingediend. Hierna worden de overlegreacties kort samengevat weergegeven. Bij iedere reactie is aangegeven of de reactie aanleiding geeft tot het aanpassen van het bestemmingsplan en welke aanpassing, indien noodzakelijk, is doorgevoerd in het ontwerpbestemmingsplan.
- 1. Provincie Noord-Brabant - directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving (ROH), Postbus 90151, 5200 MC 's-Hertogenbosch
Reactie
De provincie heeft zich beperkt tot de vraag hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijk beleid relevant zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Antwoord
De reactie is voor kennisgeving aangenomen.
Conclusie
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
- 2. Waterschap Brabantse Delta, Postbus 5520, 4801 DZ Breda
Reactie
Verzocht wordt in de waterparagraaf aandacht te schenken aan het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC.
Antwoord
De tekst van de toelichting is hier op aangepast.
Conclusie
De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. De toelichting is overeenkomstig het tekstvoorstel van het waterschap aangepast.
6.3 Zienswijzen Procedure
Het ontwerpbestemmingsplan 'Mgr. Schaepmanlaan 55' heeft van 2 november 2012 tot en met 13 december 2012 zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan is derhalve ongewijzigd vastgesteld.
6.4 Ambtshalve Aanpassing
In paragraaf 3.7 zijn de conclusies van het bodemonderzoek verwerkt.
Bijlage 1 Resultaten Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Resultaten akoestisch onderzoek
Bijlage 2 Resultaten Maatregelonderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 2 Resultaten maatregelonderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Resultaten Indicatieve Berekening Achtergevels
Bijlage 3 Resultaten indicatieve berekening achtergevels