KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 4 Woongebied
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4.2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Besluit Hogere Grenswaarden Wet Geluidhinder
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Historie
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Functionele Inrichting
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Doelstellingen En Uitgangspunten
3.2 Ontwikkelingen
3.3 Welstand En Beeldkwaliteit
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Algemene Beoordeling Milieueffecten (M.e.r.)
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
5.3 Verkeer
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Geluidhinder
5.6 Externe Veiligheid
5.7 Bodemkwaliteit
5.8 Water
5.9 Ecologie
5.10 Archeologie En Cultuurhistorie
5.11 Geur
5.12 Gezondheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Standaard En Bestemmingsmethodiek
6.2 Toelichting Op De Regels
6.3 Geometrische Plaatsbepaling / Verbeelding
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Gebiedsconcept - Wintermans
Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan Wintermans
Bijlage 3 Plan Van Aanpak En Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 4 Aanmeldnotitie M.e.r.-beoordeling Wintermans
Bijlage 5 Besluit Milieueffectrapportage Plan Wintermans Eersel
Bijlage 6 Geluid - Wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Geluid - Industrielawaai
Bijlage 8 Archeologisch Vooronderzoek
Bijlage 9 Notitie Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 10 Ecologisch Onderzoek - Soortenbescherming
Bijlage 11 Ecologisch Onderzoek - Gebiedsbescherming (Stikstof)
Bijlage 12 Geluid - Akoestisch Onderzoek Eresloch
Bijlage 13 Verkeersonderzoek Wintermans Eersel
Bijlage 14 Mobiliteitsplan
Bijlage 15 Notitie Verpleeg- En Zorgwoningen Wintermans Eersel
Bijlage 16 Hydrologische Beschouwing Wintermans Eersel
Bijlage 17 Nota Van Zienswijzen Bestemmingsplan Wintermans

BP Wintermans

Bestemmingsplan - Gemeente Eersel

Vastgesteld op 16-04-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Wintermans Eersel met identificatienummer NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST van de gemeente Eersel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 beeldkwaliteitplan:

het Beeldkwaliteitplan Wintermans van Van Tuijn Stedenbouw d.d. 12 december 2023 wat is bijgevoegd als bijlage 2 bij het bestemmingsplan geldt als welstandsnota in de zin van de Woningwet.

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aaneengebouwd:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.

1.7 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.8 achtergevelrooilijn:

  • de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
  • indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan.

1.9 achtererfgebied

gebouwerf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het gebouwerf achter het hoofdgebouw te komen, waarbij als op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor het verrichten van de op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel toegestane activiteiten of als het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, voor het leggen van deze lijn bepalend is het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied;

1.10 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage:

een in de regels dan wel op de verbeelding opgenomen getal dat het percentage van een bouw-, aanduidings- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.13 bed & breakfast:

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.14 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.15 begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau dan wel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen.

1.16 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.17 bestaand(e situatie):

  1. a. tav bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  2. b. tav gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.29 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.30 erker:

hoekige of ronde uitbouw aan de voor- of zijgevel van een hoofdgebouw.

1.31 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.32 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 geschakeld:

bebouwing waarbij het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw maar waarbij het hoofdgebouw door een bijgebouw is geschakeld aan een ander hoofdgebouw.

1.35 gestapeld:

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.

1.36 hoekperceel:

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen.

1.37 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

1.38 hoofdgebouw:

een gebouw, dat gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.39 kantoor:

  1. a. kantoor met baliefunctie: een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een bank, postkantoor, reisbureau en uitzendbureau;
  2. b. kantoor zonder baliefunctie: een kantoor zonder publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een kantoor in assurantiën en verzekeringen.

1.40 levensloopbestendige woning:

een woning, gecertificeerd met het certificaat WoonKeur, welke geschikt is om blijvend te kunnen worden bewoond door de bewoners als hun levensomstandigheden veranderen, bijvoorbeeld door ouderdom, ziekte of een handicap, en beschikt over de daartoe benodigde voorzieningen. Dit houdt tevens in dat de primaire leefruimten (woonkamer, keuken, slaapkamer, badkamer en toilet) volledig op de begane grond dienen te worden ingevuld.

1.41 luifel:

overkapping aan de gevel van een gebouw die constructief verbonden is met het gebouw.

1.42 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.43 middeldure huurwoning:

huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder j van het Besluit ruimtelijke ordening, waarbij een maximale huurprijs van €1.000, zoals omschreven in de Verordening doelgroepen sociale woningbouw gemeente Eersel 2022 of de rechtsopvolger hiervan.

1.44 ondergeschikte activiteit:

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.45 ondergeschikte functie:

functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

1.46 overkapping:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.47 parkeerbeleidsplan:

het ‘Parkeerbeleidsplan gemeente Eersel’, vastgesteld op 27 februari 2014, dan wel de rechtsopvolger hiervan.

1.48 patiowoning:

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.

1.49 plat dak:

een horizontale bovenbeëindiging van een gebouw, of wel een afdekking onder een hoek van 0 graden met het horizontale vlak.

1.50 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.

1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.52 raamprostitutie:

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).

1.53 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.54 sociale huurwoning:

huurwoning zoals omschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, artikel 1.1.1., lid d van het Besluit ruimtelijke ordening, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd, zoals omschreven in de Verordening doelgroepen sociale woningbouw gemeente Eersel 2022 of de rechtsopvolger hiervan.

1.55 sociale koopwoning:

koopwoning zoals omschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, artikel 1.1.1., lid e van het Besluit ruimtelijke ordening, waarbij een in deze verordening bepaalde maximale koopprijs van toepassing is van ten hoogste € 355.000, vrij op naam, op grond van artikel 3.10 van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet en artikel 7 ad Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, zoals omschreven in de Verordening doelgroepen sociale woningbouw gemeente Eersel 2022 of de rechtsopvolger hiervan.

1.56 sociale koopwoning in het lage segment:

sociale koopwoning als bedoeld onder k. met een koopprijs van niet hoger dan € 215.000 (prijspeil 2022), zoals omschreven in de Verordening doelgroepen sociale woningbouw gemeente Eersel 2022 of de rechtsopvolger hiervan.

1.57 sociale koopwoning in het middensegment:

sociale koopwoning als bedoeld onder k. met een koopprijs van hoger dan € 215.000 en niet meer dan € 295.000 (prijspeil 2022), zoals omschreven in de Verordening doelgroepen sociale woningbouw gemeente Eersel 2022 of de rechtsopvolger hiervan.

1.58 sociale koopwoning in het hoge segment:

sociale koopwoning als bedoeld onder k. met een koopprijs van hoger dan € 295.000 en niet meer dan € 355.000 (prijspeil 2022), zoals omschreven in de Verordening doelgroepen sociale woningbouw gemeente Eersel 2022 of de rechtsopvolger hiervan.

1.59 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld, inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen, gevormde ruimte(n).

1.60 straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

1.61 twee-aaneen:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in geschakelde hoofdgebouwen en twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen.

1.62 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.63 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.64 voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.65 vrijstaand:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.

1.66 water:

het oppervlakte aan water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.67 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.68 werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.69 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.70 zorgwoning:

een woning voor de huisvesting van bepaalde categorieën van de bevolking, zoals ouderen, jongeren, of mensen met een beperking, waarbij de mate en de vorm van de geboden zorg en ondersteuning aan de bewoners dusdanig is dat niet langer gesproken kan worden van zelfstandige bewoning, maar die gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en hun geringe ruimtelijke impact wel aanvaardbaar zijn in de woonomgeving. Een zorgwoning past in de woningbouwcategorie middeldure huur.

1.71 zijgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van het hoofdgebouw, aan de zijde van de weg c.q. het openbare gebied, wordt getrokken tot aan de perceelgrenzen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

2.2 bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.3 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 peil:

  1. a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. indien in het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

2.9 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. reclame-uitingen;
  7. g. ambulante detailhandel;
  8. h. evenementen;
  9. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen;
  2. b. verpleegvoorzieningen;
  3. c. aan huis verbonden beroepen;
  4. d. tuinen, erven en verhardingen;
  5. e. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Woongebied’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
  2. b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. c. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  4. d. detailhandel is niet toegestaan;
  5. e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

4.4 Beeldkwaliteitplan

  1. 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend indien is aangetoond dat wordt voldaan aan de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitplan Wintermans.
  2. 2. Voor de aanleg van de voorzieningen genoemd in artikel 4.1 sub d tot en met j geldt dat voldaan moet worden aan de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitplan Wintermans.

4.5 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - voorwaardelijke bepaling' een woning in gebruik te nemen indien niet voldoende waterberging is gerealiseerd en in stand wordt gehouden, gebaseerd op een bergingseis van 0,06 m³ per vierkante meter toekomstig verhard oppervlak.

4.6 Parkeernormen

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:

4.7 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub a voor het toestaan van maximaal 350 woningen, mits:

  1. 1. voldaan wordt aan de in artikel 4.6 opgenomen parkeernormen;
  2. 2. aangetoond wordt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  3. 3. voldaan wordt aan het Beeldkwaliteitplan Wintermans;
  4. 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven.
  5. 5. voldaan wordt aan het gemeentelijk woningbouwprogramma, tenzij er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 8 van de verordening doelgroep sociale woningbouw gemeente Eersel of de rechtsopvolger hiervan.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4.2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4.2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  4. d. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  5. e. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Bestaande afwijkingen

Indien maten met betrekking tot afstanden, hoogten, oppervlakten en volumes van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de bouwregels uit hoofdstuk 2 te boven gaan, mogen deze maten ter plaatse als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

7.2 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voorzover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. b. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. 1. deinhoud per gebouw niet meer dan 50 m³ bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt;
  3. c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
    2. 2. ten behoeve van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.
  4. d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;

9.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van regels ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor 'bed & breakfast: voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m² mag voor 'bed en breakfast' worden gebruikt;
  2. b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. c. de activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving;
  1. a. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 11.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen
  3. c. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  4. d. Lid 11.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 11.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 11.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

12.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Wintermans Eersel.

Bijlagen

Bijlage 1 Besluit Hogere Grenswaarden Wet Geluidhinder

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

In 2021 heeft de gemeenteraad van Eersel ingestemd met een gebiedsconcept voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Wintermans. Dit gebiedsconcept beschrijft de inpassing van 225 tot 300 woningen op het voormalige bedrijventerrein. Het gebiedsconcept vormt de basis van het planvoornemen en is uitgewerkt op basis van een breed participatieproces met belanghebbenden, omwonenden en de gemeente. Dit heeft geleid tot een herijkt gebiedsconcept en randvoorwaarden, vastgesteld op 28 november 2023 door de gemeenteraad van Eersel. Dit bestemmingsplan biedt het ruimtelijk planologisch kader voor de woningbouwontwikkeling Wintermans op basis van dit gebiedsconcept, zie Gebiedsconcept - Wintermans.

Dit bestemmingsplan biedt ruimte voor de realisatie van 300 woningen met een afwijkingsbevoegdheid tot maximaal 350 woningen op het voormalige bedrijventerrein Wintermans. De afwijkingsbevoegdheid staat nader omschreven in de planregels. Overal waar 350 te lezen is wordt 300 met toepassing van de afwijkingsbevoegdheid bedoeld. De woningen bieden een oplossing voor de grote vraag naar woningen in de dorpskern Eersel en overschrijdende regio. Uitgangspunt van de ontwikkeling is dat de woningen een dorpse en kempische uitstraling hebben, zodat deze past bij de plan omgeving en niet alleen een aanvulling maar ook de nieuwe entree vormt van Eersel. Het maximale aantal woningen is opgerekt ten opzichte van het gebiedsconcept om beter te voldoen aan toekomstige ontwikkelingen en aan te sluiten bij de kwalitatieve woningvraag rond het plangebied en in de dorpskern.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt in het noordoosten van de dorpskern Eersel. In een grotere ruimtelijke context ligt het plangebied ten zuiden van de snelweg A67 op een afstand van ca. 10 kilometer ten zuidwesten van Eindhoven in de provincie Noord-Brabant. Het bevindt zich op het voormalige bedrijventerrein van de sigarettenfabriek Wintermans op de grens van de dorpskern Eersel en het buitengebied. Door deze grenslocatie heeft het plangebied een prominente zichtlocatie aan de Molenweg en het Mortelveld. De locatie is daarmee de entree van de dorpskern Eersel. Het is de locatie tussen het bedrijventerrein De Haagdoorn in het noorden en het woongebied in het zuiden. Het plangebied ligt op een kilometer van het centrum van de dorpskern van Eersel. Voorzieningen zijn met de te voet en op de fiets bereikbaar. Aan het plangebied liggen wijkondersteunende functies zoals garagebedrijven, een basisschool en een bouwmarkt.

Ten noorden van het plangebied ligt de Molenweg. Aan de oostzijde van het plangebied ligt het Mortelveld een recreatieveld met een kleinschalig evenemententerrein, verschillende sportlocaties, zoals een tennis- en padelvereniging en de JumpXL. Ten zuiden en zuidwesten van het plangebied ligt het woongebied van de dorpskern Eersel. Hier bevinden zich een aantal wijkondersteunende functies, zoals een basisschool, garagebedrijven en een bouwmarkt. Door de verscheidenheid aan gebruiken rond het plangebied is deze te typeren als een gemengde omgeving. Aan het noordoosten heeft het plangebied een uitstekende ronde vorm op het Mortelveld. Deze vorm is aangebracht aan het plangebied als locatie voor een cul-de-sac, bij het eventueel afsluiten van de Kuilenhurk. De vorm biedt ruimte voor de boogstraal van veiligheidsdiensten.

Het plangebied bestaat uit de percelen ESL 00 sectie F 3028, 4660, 5133, 5135, 5354, 5535, 5536, 5537, 5538, 5539 en gedeelten van de ESL 00 sectie F 5540 en 5473. Het gebied wordt begrensd door de Molenweg in het noorden. Het Mortelveld in het oosten. De Monseigneur De Haasstraat in het westen en de Mortel in het zuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0001.png"

Figuur 1: Ligging plangebied in ruimtelijke context Eersel (bron: luchtfoto 2022 en openstreetmaps.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0002.png"

Figuur 2: Ligging plangebied in directe planomgeving (bron: luchtfoto 2022 en openstreetmaps.nl)

1.3 Vigerende Plannen

Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen;

  • “Kom Eersel, eerste herziening”, onherroepelijk vastgesteld op 26 september 2013.
  • “Parapluplan parkeren”, onherroepelijk vastgesteld op 18 september 2018.
  • “Groen Loont!, onherroepelijk vastgesteld op 26 januari 2021.

Kom Eersel, eerste herziening

Ter plaatse van het plangebied gelden de enkelbestemmingen 'verkeer-verblijfsgebied', 'groen', 'Bedrijf – Garagebedrijf' en 'Bedrijf - 2'. Voor de bestemming 'Bedrijf - Graragebedrijf' zijn maximaal bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Voor de bestemming 'Bedrijf – 2' zijn op grond van het bestemmingsplan bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. Het is daarnaast een bestemmingsplan die de bestaande bebouwing grotendeels vast legt met een maximale maatvoering en bouwvlak. Daarnaast gelden verschillende bouwvlakken en maatvoeringsregels voor het bouwen van gebouwen. Ook geldt voor het grootste deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4.2' voor de bescherming van archeologische waarden.

De openbare gronden binnen het plangebied kennen de bestemming 'verkeer - verblijfsgebied' en 'groen'. Door het groenbeleid van de gemeente is veel groen planologisch vastgelegd, dit is voornamelijk ten noorden van de bedrijfsbestemmingen zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0003.png" Figuur 3: Verbeelding bestemmingsplan Kom Eersel, eerste herziening 2013 ter plaatse van het plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Parapluplan parkeren

Het parapluplan parkeren regelt de parkeernormen van bestemmingsplannen van voor 2014. Dit parapluplan is relevant voor onderhavig bestemmingsplan.

Groen Loont!

In het bestemmingsplan Groen Loont! is vastgelegd dat er mogelijkheden zijn voor verkoop van gronden met een openbare bestemming. Het bestemmingsplan is niet relevant voor onderhavig bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader van Europa, het Rijk, de provincie en betrokken gemeenten uiteen gezet. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de doelstelling en uitgangspunten. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de plankaart en planregels worden besproken. Tot slot volgt in de hoofdstukken 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Historie

Het plangebied ligt op één kilometer ten oosten van de Markt in het dorpscentrum van Eersel. De ontwikkeling van het plangebied kan voor de historische situatie het beste gevolgd worden op de historische kaarten. Op de kadastrale kaart van 1811-1832 (figuur 4) is te zien dat het plangebied van het noordoosten naar het zuidwesten doorsneden wordt door een weg. De weg betreft een afsplitsing van de Grote Eindhovenscheweg die direct ten noorden van het plangebied gelegen is (huidige Nieuwstraat). De Nieuwstraat is een origineel bebouwingslint dat liep via het centrum van de dorpskern Eersel, via Steensel en Veldhoven naar Eindhoven. Richting het zuiden liep de weg naar de weg tussen Eersel en Riethoven. Ten zuiden is de weg ook al reeds opgetekend (overeenkomend met de huidige Mortel). Op deze kaart loopt de weg nog door tot aan de Alsbergdreef. Alle percelen zijn geregistreerd als bouwland en van verschillende eigenaren. Sommigen bezitten 2 of 3 van de percelen, maar het merendeel heeft een andere eigenaar. Het plangebied lag lange tijd buiten het centrum dorpskern, in het buitengebied van Eersel ter plaatse van de Lindakkers en de Molenakkers, zoals zichtbaar op de kaart van 1901 (figuur 5).

Tot 1953 blijft deze situatie nagenoeg gelijk. De kern Eersel maakte geen grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen door. Op de topografische kaart uit 1953 (figuur 6) is te zien dat de eerste fabriek aan de noordzijde van het plangebied is gebouwd. Het complex bestaat dan uit twee gebouwen Met de aanleg van de A67 groeit de dorpskern. De woonwijk de Lindehof wordt gebouwd ten westen van het plangebied, waardoor de omgeving van het plangebied zich steeds meer tot een woongebied ontwikkelt. In 1973 (figuur 7) is de structuur rond het plangebied van agrarisch gewijzigd naar een woonomgeving. In deze periode blijft de fabriek uitbreiden In de volgende topografische kaarten is te zien, dat het aantal gebouwen steeds verder uitgebreid wordt tot ca. 2011 (zie figuur 8). Een uitgebreide weergave van de historie van het plangebied is opgenomen in het archeologische vooronderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0004.png"

Figuur 4: Kadastrale kaart 1811-1832 (Bron: minuutplan Eersel, Noord Brabant, sectie A, blad 01)

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0005.png"

Figuur 5: Plangebied afgebeeld op topografische kaart van 1901 (Bron: Topotijdreis)

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0006.png"

Figuur 6: Plangebied afgebeeld op Topografische kaart van 1953 (Bron: Topotijdreis)

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0007.png"

Figuur 7: Plangebied afgebeeld op Topografische kaart van 1973 (Bron: Topotijdreis)

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0008.png"

Figuur 8: Plangebied afgebeeld op Topografische kaart van 2011 (Bron: Topotijdreis)

2.2 Ruimtelijke Structuur

Het plangebied heeft een rechthoekige vorm met een noord, oost, zuid, west oriëntatie en is gelegen in het noordoostelijke deel van de dorpskern Eersel. De directe omgeving van het plangebied bestaat uit straten met een west oost richting en daartussen doorsteken van noord naar zuid. Tussen de grotere verkeersstructuren ligt een detaillering van kleinere erftoegangswegen en woonhofjes. De woonomgeving wordt gekenmerkt door een mix van rijwoningen, vrijstaande woningen en van twee lagen met kap. Ten noorden van het plangebied ligt de Molenweg met een profiel van ca. 50 meter van noord tot zuid. In het oosten en noordoosten ligt de grens tussen de bebouwde kom van Eersel en het open gebied het Mortelveld, met daarachter het buitengebied. Ten oosten van het plangebied liggen een grasveld en verschillende sportfuncties.

2.3 Functionele Inrichting

De functionele structuur is van het plangebied is gericht op de bedrijfsvoering van de voormalige sigarenfabriek. Op het perceel bevinden zich kantoorgebouwen, ruimtes voor opslag, een laboratorium, en diverse bedrijfsgebouwen. De buitenruimte van de locatie is verhard voor verkeer en parkeren. De bedrijfsgebouwen zijn niet langer voor de originele functie in gebruik. De leegstaande bedrijfsgebouwen worden ingezet ten behoeve van opslag voor lokale bedrijven. Het oude kantoorgebouw van de Wintermansfabriek doet dienst als tijdelijke opvanglocatie van Oekraïners.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Doelstellingen En Uitgangspunten

De woningbouwontwikkeling Wintermans heeft verschillende doelstellingen en uitgangspunten. Waarbij de belangrijkste is om de bestaande bedrijfslocatie te herstructureren, zodat een nieuwe passende inrichting voor het plangebied kan worden ontwikkeld. De locatie sluit aan op de bestaande bebouwingsstructuur van de woningen in de kern Eersel. Waardoor het plangebied een ruimte geeft biedt voor een woningbouwontwikkeling. Dit bestemmingsplan biedt het planologische kader voor deze woningbouwontwikkeling:

  • Het plan biedt ruimte voor 225 tot maximaal 300 woningen met afwijkingsbevoegdheid tot 350.
  • Het plan legt de verdeling van woningbouwsegmenten vast in overeenstemming met het woningbeleid zoals dat is vastgesteld op 27 september 2022.
  • Het plan zoekt aansluiting bij de bestaande ruimtelijke structuur van Eersel.
  • Het plan sluit stedenbouwkundig aan bij Kempisch wonen.
  • Het plangebied vormt de nieuwe entree van de dorpskern Eersel.

3.2 Ontwikkelingen

Huidige situatie plangebied

Het plangebied kent in de huidige situatie geen bedrijfsmatig gebruik meer. Sinds de sigarenmaker STG de bedrijfslocatie heeft verkocht vinden geen bedrijfsmatige activiteiten plaats in het plangebied. Wel wordt de locatie tijdelijk van ca. medio 2024 tot medio 2026 ingezet voor de opvang van asielzoekers.

Toekomstige situatie plangebied

Het plangebied vormt in de toekomstige situatie de entree van Eersel. De woningbouwontwikkeling vormt daarmee de noordelijke grens van het woongebied van de dorpskern en is gelegen op de grens waar het ommeland en het dorp elkaar raken. Aan de noordgrens van het plangebied vormt de bebouwing een barrière tussen de Molenweg en het binnengebied van het plangebied. Wintermans vormt een eigentijdse en hoogwaardige buurt met compacte clusters rondom verschillende gemeenschappelijke plekken. De wijk heeft een duidelijke groenstructuur die de clusters met elkaar verbindt. De opzet biedt gedeelde buitenruimtes waar de bewoners elkaar ontmoeten. Looproutes verbinden de nieuwe buurt met de omgeving. Het hoogteaccent van de ontwikkeling ligt in het noordelijke en voornamelijk het noordoostelijke deel van het plangebied. De nieuwe woningen aan de Monseigneur De Haasstraat en de Mortel zijn qua aard en omvang vergelijkbaar met de bestaande omgeving. Het gebiedsconcept voorzien van tekstuele toelichting is toegevoegd aan figuur 9 en Bijlage 1Gebiedsconcept - Wintermans.

Het gebiedsconcept biedt daarnaast de mogelijkheid voor het deel vervallen van de straat de Kuilenhurk. Dit biedt de mogelijkheid voor het verbeteren van de ruimtelijke relatie tussen het Mortelveld en het plangebied. Een andere mogelijkheid is het wijzigen van de Kuilenhurk naar een eenrichtigsweg. De verkeerskundige impact van deze ruimtelijke aanpassing is onderzocht, lees hoofdstuk 5 paragraaf 3. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid dat de straat de Kuilenhurk kan vervallen. Er kunnen op basis van het gebiedsconcept ter plaatse van de voormalige verkeersbestemming woningen worden aangelegd in het noordelijke en zuidelijke bebouwingscluster, dit is tevens zichtbaar in de verbeelding van onderhavig bestemmingsplan. Wel is er ruimte een toegangsweg of groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0009.png"

Figuur 9: Gebiedsconcept Wintermans 25 september '23 (bron: VanTuijn Stedenbouw).

Het woningbouwprogramma van de ontwikkeling Wintermans sluit aan bij de wensen van het dorp en omstreken. in de MRE-regio rondom Eindhoven is er een grote vraag naar woningen. De druk op de woningmarkt is groot en de traditionele woningvraag is veranderd. Eersel staat bekend om de grote woningen op grote kavels, maar deze zijn onbetaalbaar geworden voor starters en sommige gezinnen en niet passend bij de groeiende groep kleinere huishoudens van alle leeftijden. Met als gevolg dat starters en jongeren naar een betaalbare woning in de stad op zoek gaan en ouderen 'vast' zitten in te grote woningen. De ontwikkeling van Wintermans komt tegemoet aan de nieuwe woningbehoefte en vraagt om een herijking van de traditionele wooncultuur. De geplande woningen zijn kleiner dan de huidige gemiddelde woning. Dit biedt jongeren en ouderen de mogelijkheid om binnen de dorpskern te verhuizen. De ontwikkeling draagt daarnaast bij het aan woningbestand voor zorgwoningen in de dorpskern. Daarover meer onder hoofdstuk 4.3 gemeentelijk beleid.

Het plangebied wordt ontwikkeld met het uitgangspunt van brede duurzaamheid. Wintermans wijkt daarom af van de conventionele wijk. Dit houdt in dat er rekening wordt gehouden met minder verharding, omgevingseigen flora en fauna op basis van ecologische waarden, gezond en toekomst bestendig is voor klimaatverandering en een stedenbouwkundige opzet die ontmoetingen tussen bewoners stimuleert. Ondanks dat wordt afgeweken van de conventionele wijk biedt het een welstands- en beeldkwaliteitskader de uitgangspunten voor kempisch wonen. De centrale groenstructuur met een toegankelijk pad voor fietsers en voetgangers is een belangrijke groene ader door het plangebied, deze wordt nader omschreven onder hoofdstuk 4.3.1 Duurzaamheid, recreatie en groen.

3.3 Welstand En Beeldkwaliteit

De dorpskern Eersel heeft een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit. Om deze te waarborgen worden woningen gebouwd en verbouwd aan de hand van de welstandsnota. Deze kent verschillende regimes waaronder Woonwijk, Buitengebied en Bedrijventerrein etc. Dit regime is aangepast met het Beeldkwaliteitplan Wintermans van Van Tuijn Stedenbouw d.d. 12 december 2023 wat is bijgevoegd als bijlage 2 bij het bestemmingsplan geldt als welstandsnota in de zin van de Woningwet.

Om de uitstraling en aanzichten vanuit het Gebiedsconcept - Wintermans en BeeldkwaliteitplanWintermans te beschermen is binnen de bouwregels van de bestemming 'Woongebied' een regel opgenomen die regelt dat er geen achtererfgebied is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - vergunningvrij bouwen' voor zover het gaat om bijbehorende bouwwerken. Hiermee wordt voorkomen dat bijbehorende bouwwerken vergunningsvrij gebouwen kunnen worden. Dit borgt de stedenbouwkundige en groenwaarden rond de vrije verandawoningen in de centrale groenstructuur.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. Hierin zijn de kaders van het nieuwe Rijksbeleid opgenomen. In het kader van de nahang-procedure kunnen in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) nog opmerkingen en wensen van de Tweede Kamer worden verwerkt. Deze Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012).

In de Nationale Omgevingsvisie wordt door het Rijk een langetermijnvisie gegeven op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI bestaat uit een visie, toelichting en uitvoeringsagenda. De combinatie van deze drie documenten zorgt voor een toetsing die leidt tot nationale strategische keuzes en gebiedsgericht maatwerk.

De NOVI beschrijft een toekomstperspectief met ambities. Ook worden de 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen.

De vier prioriteiten

De Uitvoeringsagenda beschrijft de vier prioriteiten. De opgaven uit de toelichting kunnen veelal niet apart van elkaar worden aangepakt. Als een samenhangende, integrale aanpak nodig is, over de sectoren heen, vraagt dit een andere inzet. De samenhang tussen opgaven manifesteert zich rond vier prioriteiten:

1. Ruimte voor klimaatadaptie en energietransitie

2. Duurzaam economisch groeipotentieel

3. Sterke en gezonde steden en regio's

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Drie afwegingsprincipes

Het doel van de Omgevingswet is het bereiken van een balans tussen: '(a) het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en (b) doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften'. Beschermen en ontwikkelen sluiten elkaar niet per definitie uit en kunnen elkaar zelfs versterken. Echter, gaan beschermen en ontwikkelen niet altijd en overal zonder meer samen en zijn soms echt onverenigbaar. Een optimale balans tussen deze twee vergt steeds een zorgvuldige afweging en prioritering van ongelijksoortige belangen. Om dit afwegingsproces en de omgeving inclusieve benadering richting te geven, is in de NOVI een drietal afwegingsprincipes

geformuleerd:

1. Combineren boven enkelvoudig

2. Kenmerken & identiteit

3. Afwentelen voorkomen

Conclusie

De duurzame ontwikkeling van een voormalige bedrijfslocatie tot woningbouw sluit direct aan bij de eerste twee opgaven. Het bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving én realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit. Dit wordt gerealiseerd met een integrale benadering van relevante ruimtelijke thema's.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen heeft het Rijk in de NOVI een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Deze ladder omvat een aantal beoordelingsstappen en heeft als doel duurzame gebiedsontwikkeling. De ladder voor duurzame verstedelijking is vervolgens als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro dienen overheden bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen drie stappen te doorlopen:

1. voorziet het plan in een actuele regionale behoefte;

2. is invulling van de ontwikkeling mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;

3. indien de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied wordt ingevuld, is verkeerskundige ontsluiting mogelijk gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer.

Artikel 1.1.1 Bro definieert 'stedelijke ontwikkeling' als volgt: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Beschouwing

Op basis van de bovenstaande omschrijving en stappen van de ladder voor duurzame verstedelijking wordt onderhavige ontwikkeling beschouwd.

1. voorziet het plan in een actuele regionale behoefte;

Het planvoornemen streeft naar het realiseren van 225 tot 300 woningen met afwijkingsmogelijkheid tot 350. Om aan te tonen dat behoefte is aan dit aantal woningen wordt de provinciale en regionale woningbehoefte beschouwd.

Onder de paragraaf provinciaal beleid wordt in de Brabantse Agenda Wonen omschreven dat er in Noord-Brabant vraag is naar 120.000 woningen.

Regionale woondeal Zuidoost Brabant

Op 9 maart 2023 is de Regionale Woondeal Zuidoost-Brabant ondertekend door de 21 gemeenten in Zuidoost-Brabant, waaronder Eersel. De regio zet zich, in samenwerking met corporaties en marktpartijen, in voor de realisatie van minimaal 45.135 woningen in de periode 2022 tot en met 2030. Elke gemeente neemt een fair share van de regionale opgave, gesplitst in een bruto nieuwbouwopgave en een netto toe te voegen voorraad. De vraag naar woningen in Eersel betreft bruto 545 woningen en netto 505 woningen. Onderhavig initiatief van 225 tot maximaal 350 woningen past in deze vraag.

Onderhavige woningbouwontwikkeling is daarnaast een van de sleutelprojecten in het regionale programma Zuidoost-Brabant 2022/2030. De ontwikkeling wordt omschreven als regionaal significatie locatie, vanaf ca. 200 woningen. De locatie betreft een inbreidingslocatie. Dit sluit tevens aan op de randvoorwaarden van de laddertoets.

2. is invulling van de ontwikkeling mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;

De woningbouwontwikkeling Wintermans vindt plaats ter vervanging van een voormalige bedrijfslocatie in bestaand stedelijk gebied. Daarmee wordt de locatie volledig benut en geherstructureerd.

3. indien de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied wordt ingevuld, is verkeerskundige ontsluiting mogelijk gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer.

Het plangebied ligt bestaand stedelijk gebied 'landelijke kern' zoals omschreven in de provinciale omgevingsverordening.

Conclusie

Onderhavig planvoornemen voldoet aan de drie treden zoals omschreven in de ladder voor duurzame ontwikkeling.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In de Structuurvisie Infrastructuur (SVIR) en Ruimte heeft de Rijksoverheid de nationale belangen omschreven waarvoor het Rijk zelf verantwoordelijkheid draagt. Een goede doorwerking van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De nationale belangen betreffen onder meer onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).

Conclusie

Het plangebied valt buiten de regelgebieden die zijn opgenomen in het Barro.

Conclusie

Onderhavige ontwikkeling draagt bij aan de doelstellingen zoals geformuleerd in de NOVI. Door een voormalige bedrijfslocatie in stedelijk gebied te transformeren naar woningbouw wordt tevens voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. De ontwikkeling valt buiten de regelgebieden van het Barro.

4.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Noord-Brabant

In december 2018 is de Brabantse Omgevingsvisie vastgesteld, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De Brabantse Omgevingsvisie is een samenhangende visie op de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Dat gaat om ambities op gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De Omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

Conclusie

Een woningbouwontwikkeling op integrale wijze uitvoeren waarbij rekening wordt gehouden met de benoemde thema's is in lijn met de provinciale Omgevingsvisie.

Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

Om uitvoering te geven aan de doelen en ambities uit de Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant' kan de provincie onder de Omgevingswet onder andere gebruik maken van de omgevingsverordening. Vooruitlopend op de Omgevingswet en de omgevingsverordening hebben de Provinciale Staten van provincie Noord-Brabant op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, verder Interim omgevingsverordening, vastgesteld. Net als de Omgevingswet, vervangt de Brabantse omgevingsverordening een aantal provinciale verordeningen. De interim omgevingsverordening maakt onderscheid tussen rechtstreeks werkende regels, instructieregels voor gemeenten en instructieregels voor waterschappen. Hieronder worden de rechtstreeks werkende regels en instructieregels voor gemeenten opgesomd die gelden ter plaatse van het plangebied.

- Rechtstreeks werkende regels: landbouw;

- Instructieregels gemeenten: Stedelijke ontwikkeling en erfgoed;

- Instructieregels gemeenten: Specifieke gebieden voor agrarische ontwikkelingen

Conclusie

Er vinden geen landbouw of agrarisch gerelateerde ontwikkelingen plaats. Dit plan focust op de instructieregels gemeenten voor stedelijke ontwikkeling, daarbinnen ligt het plangebied in de kaartlaag voor een 'Landelijke kern'.

Brabantse Agenda Wonen

Wonen is een centraal thema in het provinciale beleid. Brabant wil blijven behoren tot de top van Europese kennis- en innovatieregio's. Daarvoor is een aantrekkelijk woon-, leef- en vestigingsklimaat belangrijk, evenals een goed functionerende woningmarkt. In de provincie Noord-Brabant is grote vraag naar voldoende passende woningen. In totaal is er voor de provincie vraag naar ca. 120.000 woningen in de komende 10 tot 15 jaar. De Brabantse Agenda Wonen stuurt op een nieuwe woningbehoefte die zich vertaalt naar een verdeling van woningbouwsegmenten.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen het beleid van de Brabantse Agenda Wonen.

Conclusie

Onderhavige ontwikkeling draagt bij aan de ruimtelijke doelstellingen van de provincie Noord-Brabant.

4.3 Gemeentelijk Beleid

Omgevingsvisie gemeente Eersel, versie 2.0 (10-11-2021)

De gemeente Eersel ontwikkelt een Omgevingsvisie. In 2020 is de eerste Omgevingsvisie versie 1.1 vastgesteld. In deze visie brengt de gemeente het bestaande beleid in beeld, benoemt zij ruimtelijke knelpunten, onderzoekt mogelijkheden en verkrijgt in zicht in de samenhangende impact van de verschillende ontwikkelingen. De visie is continu in ontwikkeling tot de definitieve Omgevingsvisie (versie 3.0) als eindproduct dient als stip op de horizon en leidraad voor beslissingen in de fysieke leefomgeving.

In de Omgevingsvisie 2.0 staan drie kernambities centraal:

  • Hoogwaardig Kempisch wonen
  • Aangesloten op een wereldregio
  • In een 21e-eeuwse cultuur

De drie kernambitities zijn uitgewerkt tot verschillende thema's en gevisualiseerd in kaartbeelden. De kaartbeelden samen vormen de totale omgevingsvisie, zoals hieronder weergegeven in figuur 10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0010.png"

Figuur 10: Omgevingsvisie gemeente Eersel, versie 2.0

Beschouwing

Alle drie de kernambities en thema's staan centraal in de woningbouwontwikkeling Wintermans. De Omgevingsvisie biedt een uitgewerkt kader waaraan de ontwikkeling moet voldoen. Over Wonen specifiek is opgenomen in de Omgevingsvisie dat de gemeente de aankomende jaren 1.000 plus woningen wil bouwen, een grotere ambitie dan de provincie en de regio (zoals omschreven in de Laddertoets). "We vinden het belangrijk om in elke kern binnen de gemeente voldoende woningen te bouwen om zo de leefbaarheid op peil te houden.", aldus de Omgevingsvisie. De wens is dat er woningen worden gebouwd voor, op de eerste plaats, de eigen bevolking. Maar ook ten behoeve van het eigen vestigingsklimaat in relatie tot Metropoolregio Eindhoven. Voor woningbouwontwikkelingen geldt tevens dat het aanbod moet aansluiten bij de behoefte van de inwoners. Dit houdt in dat meer diversiteit aan woningen moet worden gerealiseerd dan het huidige aanbod in Eersel. Daarnaast moet ook een percentage van de woningen betaalbaar moet zijn. Ruimtelijk gezien bestaat de wens om inbreidingslocaties te benutten, om in de gemeente Eersel de unieke landschappelijke kwaliteiten zo veel mogelijk te behouden.

Kempische visie op wonen 2019 - 2023

Op 12 maart 2019 is de Kempische Visie op wonen 2019 - 2023 vastgesteld. De Kempengemeenten vormen een subregio zoals de provincie Noord-Brabant vraagt in haar Brabantse Agenda Wonen (2017), de visie biedt hiermee een subregionaal perspectief voor de woonwens in de verschillende dorpskernen, waaronder Eersel.

In de Kempische visie op wonen wordt onderschreven dat de woningmarkt de afgelopen jaren aan grote veranderingen onderhevig is. Een stijging van woningprijzen en een stijging van vraag naar woningen, de bestaande woningvoorraad loopt tegen haar grenzen en ontwikkeling van nieuw woningaanbod is essentieel voor de regio. De sterke economische groei van Eindhoven Brainport is hier een grote aanjager van, wat leidt tot zowel positieve als negatieve effecten op de woningmarkt.

Door relatief grote afmetingen van koopwoningen in de Kempengemeenten ligt het prijspeil van de gemiddeld woning hoog. Hetzelfde geldt voor Eersel. De aanbod in het betaalbare prijssegment is hierdoor beperkt. Niet alleen is het lastig om als starter een woning te kopen ook is het lastig om van het huursegment door te stromen naar het koopsegment. Om dit te bestrijden streven de Kempengemeenten ernaar om het woningaanbod in het middensegment te vergroten, via de bouw van betaalbare- koop of particuliere huurwoningen én door ruimte te bieden aan (bewoners) initiatieven voor vernieuwende woonvormen. Dit doen de Kempengemeenten aan de hand van vijf speerpunten voor de regionale woningmarkt.

1. Versnellen van de bouwproductie, op een zorgvuldige manier.

2. Behoud voor betaalbaar wonen.

3. Zorg voor elkaar faciliteren.

4. Voorbereiding op de toekomst.

5. Werken én wonen.

Toetsing

De woningbouwontwikkeling Wintermans betreft het toevoegen van ca. 300 woningen aan het woningbouwprogramma van de gemeente Eersel. Het betreft een sleutelproject op basis van de regionale woondeal en is opgenomen in het programma van de gemeente Eersel. In de Kempische visie op wonen wordt aangegeven dat er vraag is naar 520 woningen tot 230. De binnenstedelijke herstructurering, waarbij een voormalige bedrijfslocatie wordt opgebouwd tot woningen sluit aan bij de visie.

Nota impuls sociale woningbouw

De gemeente Eersel heeft op 27 september 2022 in de woonvisie Nota Impuls Sociale Woningbouw het gemeentelijke woningbouwprogramma vastgelegd. Op basis van een woningmarktonderzoek is omschreven wat de lokale en regionale vraag is naar woningen en welke woningen gebouwd moeten worden tot 2032. Daarnaast is per woningbouwontwikkelingen vastgesteld welke verdeling woningbouwsegment moet worden gerealiseerd, zie tabel 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0011.png"

Tabel 1. Procentuele verdeling woningbouwprogramma voor de periode 2022-2032, Woonbeleid Eersel 27 september 2022

Op basis van deze tabel geldt een norm voor 37% sociale woningbouw. Waarbij sociale huur 21% betreft en de sociale koop 16%. Onder sociale huur wordt verstaan dat de sociale huurwoningen minimaal 25 jaar beschikbaar blijven voor de doelgroep en de prijs niet meer mag bedragen dat de liberalisatiegrens. Voor sociale kop geldt dat deze tot 10 jaar beschikbaar moet blijven voor de doelgroep en de (ver)koopprijs moet lager zijn dan 215.000 vrij op naam. Waarbij eventueel koopconstructies die woningen ook in de toekomst voor volgende kopers betaalbaar houden (zoals KoopGarant, Slimmer Kopen of KoopComfort) zijn toegepast).

Verordening doelgroepen sociale woningbouw gemeente Eersel 2022

De doelgroepenverordening vormt een wettelijke basis voor het doorvoeren van gemeentelijk woonbeleid in bestemmingsplannen. De doelgroepenverordening heeft alleen betrekking op nieuwbouw. De woningbouwplannen en de volkshuisvestelijke doelen van de gemeente Eersel vormen de uitgangspunten voor deze doelgroepenverordening.

In deze Verordening doelgroepen sociale woningbouw Eersel is vastgelegd:

1. Wat de maximale (aanvangs)huren zijn voor zowel sociale- als middeldure huurwoningen;

2. Wat de maximale koopsom is voor sociale koopwoningen;

3. Hoe deze (aanvangs)huren en aanvangskoopprijzen jaarlijks worden geïndexeerd;

4. Voor welke doelgroepen de betreffende woningen beschikbaar dienen te zijn;

5. Hoe lang de betreffende woningen minimaal binnen het vastgestelde prijssegment moeten blijven vallen (de instandhoudingtermijnen);

6. Met welk prijs-kwaliteit verhouding sociale huur-, middenhuur- en koopwoningen opgeleverd dienen te worden;

7. Onder welke voorwaarde het college bevoegd is om van deze verordening af te wijken.

De percentages van de woningbouwsegmenten worden vastgelegd in de regels.

Conclusie

De woningbouwontwikkeling sluit aan bij de doelstellingen van de Omgevingsvisie gemeente Eersel. Het woningbouwprogramma sluit aan bij de percentages zoals in de woonvisie vastgesteld.

Woonzorgvisie Kempengemeenten

Er kan worden gesteld dat de Kempengemeenten anno 2021 sterker zijn vergrijsd dan de rest van het land en er meer vergrijzing in het vooruitzicht ligt (de groep aankomende ouderen tussen de 55 en 75 jaar is fors van omvang). De leeftijdsgroep van 18 tot 55 jaar is ondervertegenwoordigd.

Met name de behoefte aan 24-uurszorg neemt sterk toe in de komende jaren. Over het algemeen wonen er in de Kempengemeenten minder inwoners met een beperking dan het landelijke gemiddelde. Enkel de groep met dementiële problematiek, zintuigelijke aandoening en ouderdom gerelateerde beperkingen zoals mobiliteit buitenshuis en in huis is gelijk aan of iets hoger dan het landelijk gemiddelde. Er moet voor de komende jaren rekening worden gehouden met een verdere sterke toename van het aantal mensen met dementie en somatische problematiek.

Bewoners met een zorgvraag willen meer eigen regie en keuze. Wonen in een dorp of buitengebied, in een groot woon-zorgcomplex of juist kleinschalig. Er ontstaat een nieuwe vraag naar woonvormen die de lacune opvullen tussen 'thuis' wonen en wonen in een intramurale voorziening met 24-uurs zorg. Dat geldt niet alleen voor kwetsbare ouderen, maar ook voor mensen met een psychiatrische of psychische kwetsbaarheid of verstandelijke beperking.

De vraag naar woningen is groter dan het aanbod, wat betekent dat er een schaarste op de woningmarkt is. Door deze schaarste stagneert de doorstroom (van onder andere senioren) op de woningmarkt. Als (kwetsbare) inwoners zoals senioren al willen verhuizen naar een (meer) passende woning is er weinig tot geen aanbod.

De komende jaren wordt een forse toename verwacht van het aantal (kwetsbare) ouderen. De groep ouderen in de bevolking van de Kempengemeenten zal de komende jaren fors toenemen: het aandeel inwoners van 75 jaar of ouder neemt toe van 10% in 2021, naar 13% in 2030 en 17% in 2040. De groep ouderen die van oudsher op een instelling is aangewezen neemt in de komende jaren sterk toe. In 2021 waren er 640 ouderen met 24-uurs zorg, maar in 2030 zal dit toenemen tot 970 en in 2040 zelfs tot 1.290. Het aantal ouderen met een behoefte aan zorg op afroep neemt de komende jaren sterk toe, van 1.030 in 2021 naar 1.360 in 2030 naar 1.570 in 2040. In onderstaande figuur zijn de prognoses weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0012.png"

Figuur 11: De ontwikkeling van het aantal ouderen met beperkingen die leiden tot een behoefte aan 24-uurszorg of zorg op afroep in de Kempengemeenten.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling van 300 woningen biedt ruimte voor twintig intramurale zorgplekken voor dementerenden en 38 aanleunwoningen. Het initiatief is gericht op dementerende ouderen en mensen die behoefte hebben aan calamiteitenzorg. Beide doelgroepen sluiten aan bij de doelgroepenindeling zoals gehanteerd in de Woonzorgvisie:

  • „Inwoners met een psychische kwetsbaarheid: waaronder autisme, niet aangeboren hersenletsel, in alle leeftijden. De ontwikkeling van deze doelgroep wordt gekenmerkt door groei, voornamelijk bij dementie.
  • „Kwetsbare ouderen: ouderen die in mobiliteit of psychische vermogens achteruitgaan. De ontwikkeling van deze doelgroep wordt gekenmerkt door een grote groei.

Twintig plekken voor intramurale zorg

Dit zijn 24-uurs zorgplekken uitsluitend voor ouderen met dementie. Het is een verzamelgebouw, welke aansluit op de randvoorwaarden in het beeldkwaliteitplan, met algemene voorzieningen zoals de woonkamer, open keuken, sociëteit voor gemeenschappelijk gebruik en op de begane grond een gezamelijke tuin en buitenruimte. De 24-uurs zorgactiviteiten worden ingebed in de woonwijk. Op basis van de Woonzorgvisie en onderzoek naar de ontwikkeling van het aantal ouderen met beperkingen tonen aan dat er vraag is naar woningen in deze doelgroep. Qua woningbouwprogramma passen de zorgplekken in het segment middeldure huurwoningen.

De 38 aanleunwoningen

De 38 aanleunwoningen zijn koopzorgwoningen. Deze worden verkocht aan bewoners met een zorgindicatie. De woningen worden uitgerust met een alarmeringssysteem voor hulp in nood waarvoor bij aankoop een abonnement wordt afgesloten. Daarmee zijn de woningen te typeren als aanleunwoning. Door de toelatingscriteria van de koopzorgwoningen is financiering per de toekomstige bewoner afhankelijk van de specifieke eisen van de zorgontvanger. Qua woningbouwprogramma passen de woningen in het segment dure koopwoningen.

Ten behoeve van de toets aan het woonzorgbeleid van de gemeente is een notitie opgesteld: Bijlage 15Notitie verpleeg- en zorgwoningen Wintermans Eersel.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling van 20 intramurale zorgwoningen en 38 aanleunwoningen past binnen de Woonzorgvisie van de Kempengemeenten.

4.3.1 Duurzaamheid, recreatie en groen

Uitvoeringsprogramma duurzaamheid 2021-2025

Er zijn enkele trends gaande, namelijk opwarming van de aarde, schaarser worden van grondstoffen en afname van biodiversiteit. Dit zijn alle drie trends die maken dat het moeilijker wordt voor toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien. Gemeente Eersel heeft samen met de Kempengemeenten de ambitie om in 2025 gezamenlijk energieneutraal te zijn en in de Toekomstvisie 2030 de ambitie vastgesteld om in 2030 zelf energieneutraal te zijn.

De gemeente gaat werken aan het klimaatbestendiger inrichten van de ruimte. Bij nieuwbouwontwikkelingen wordt een klimaatbestendige inrichting vanaf het begin meegenomen bij het ontwerp van het gebied en bekostigd vanuit de grondexploitatie. Ook worden randvoorwaarden gesteld ten aanzien van klimaatbestendige inrichting van de kavels. Een belangrijk instrument in het begin van de ontwerpfase van een nieuwbouwontwikkeling is het laten uitvoeren van een maatschappelijke kosten- en batenanalyse waarbij de rol van groen, water en klimaat belangrijke weegfactoren dienen te zijn. Nieuwbouwwoningen worden niet langer op het gas aangesloten. De woningen worden gerealiseerd met zonnepanelen voor de opwek van duurzame energie. Er wordt geen gebruik gemaakt van warmte koude opslag.

Recreatie Masterplan vrijetijdseconomie van de gemeente Eersel 2014-2030

Onderhavig plangebied ligt op een prominente locatie in de dorpskern Eersel. De locatie biedt kansen voor de verdere ontwikkeling van recreatie binnen de dorpskern. In het Masterplan vrijetijdseconomie van de gemeente Eersel 2014-2030 wordt omschreven op welke wijze de recreatieve functies in de gemeente kunnen ontwikkelen. Vlak bij het plangebied ligt het evenemententerrein het Mortelveld. Voor het Mortelveld wordt omschreven dat het wenselijk is om meer mogelijkheden te bieden voor nieuwe muziekevementen die nu nog niet bestaan. Deze doelstelling staat ogenschijnlijk haaks tegenover het voornemen om op korte afstand woningen te realiseren. In het Masterplan vrijetijdseconomie wordt omschreven dat er gezocht moet worden tussen een goede balans tussen muziekevenementen en het voorkomen van geluidsoverlast. Het huidige evenementenbeleid voorziet in mogelijkheden om te voorzien in nieuwe ontwikkelingen. Dit wordt gedaan op basis van de regels zoals geformuleerd in de huidige APV van de gemeente Eersel. Daarin zijn randvoorwaarden opgenomen voor vergunningverlening van evenementen. Op de relatie tussen woningbouw en het evenementerrein wordt nader ingegaan in paragraaf 5.2.

Toetsingskader dag- en verblijfsrecreatie de Kempen

Voor de gemeente Eersel is het toetsingskader dag- en verblijfsrecreatie vastgesteld. Dit biedt de mogelijkheid om voor initiatieven op de juiste manier in te spelen op trends en ontwikkelingen. De behoeften van mensen lopen steeds meer uiteen en trends en ontwikkelingen in toerisme en recreatie zijn cumulatief. Wat we vroeger deden – gewoon wandelen, fietsen, picknicken – doen we nu nog steeds, maar daar komen andere vormen bij (zoals bootcamp en e-biking). De diversiteit aan activiteiten neemt toe en gebieden met een grotere variëteit worden hoger gewaardeerd. Door de verschillende, elkaar snel opvolgende trends en ontwikkelingen, is het een uitdaging om aanbod zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de behoeften van inwoners en bezoekers. Van de in het beleidsstuk genoemde thema's zijn onderstaande relevant voor onderhavige woningbouwontwikkeling:

  • Beleving en betekenis is al langere tijd de nieuwe vorm;
  • Diversiteit van buitenactiviteiten neemt toe, wandelen en fietsen blijven onverminderd populair;
  • Duurzaamheid wordt steeds belangrijker.

Door deze thema's fietst de identiteit van De Brabantse kempen. Groene ruimte, rust, Kempische gastvrijheid, ligging aan de grens en in Brainport Eindhoven zijn de kernwaarden die tezamen de identiteit van de toeristisch-recreatieve regio vormen (bron: gezamenlijke Visie VTE (2016).

Om uitvoering te geven aan de in het toetsingskader benoemde thema's wordt ingezet op het versterken van entreefunctie van Eersel. "Je krijgt maar één keer de kans om een eerste indruk te maken", vanuit dit oogpunt is kan entreefunctie bijdragen aan de beleving van de recreatieve waarden in Eersel. Daarnaast biedt het plangebied de mogelijkheid om een cultuurhistorische wandelroute opnieuw aan te leggen. Hiermee wordt een buitenactiviteit toegevoegd aan de omgeving van het plangebied wat de recreatieve waarden voor omwonenden vergroot. Ook biedt dit ommetje de kans om bij te dragen aan ontmoetingen van bewoners.

Groen Loont!

In de gemeente Eersel geldt het parapluplan Groen Loont!. Onderhavig bestemmingsplan wordt opgesteld in lijn met dit parapluplan. Dit betekent dat uitgangspunten uit het Groenplan worden verwerkt in het bestemmingsplan.

Doorwerking plangebied

Op dit moment liggen er in het plangebied geen behoudenswaardige groenstructuren. De ligging van het plangebied biedt een duidelijke kans om de groenstructuur aan te leggen. Deze kan een relatie leggen met de groenstructuren ten noorden en ten oosten van het plangebied. Het groenperk aan de Molenweg en het Mortelveld vormen momenteel twee groenstructuren. De groene as loopt in oostelijke richting volledig door tot aan de provinciale weg. De nieuw op te richten groenstructuur ligt hiermee deels aan de groene hoofdstructuur van de dorpskern Eersel. De ontwikkeling biedt de kans om deze groenstructuren te versterken. Een belangrijk uitgangspunt voor de op te richten groenstructuur is de entreefunctie van de planlocatie. Er wordt een nieuwe groenstructuur opgericht, die aansluit op de nieuwe woonwijk. De uitvoering van wordt geborgd middels het separaat vastgestelde beeldkwaliteitsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0013.png"

Figuur 12: Groenstructuur uit Gebiedsconcept Wintermans 25 september '23 (bron: VanTuijn Stedenbouw)

Beleidsplan Bos en Boom

Het beleidsplan schrijft voor op welke wijze de gemeente Eersel 400.000 extra bomen gaat aanplanten in de gemeente. Dit heeft drie effecten. Het versterken van landschap, vergroten bos- en natuurgebieden en het vergroenen van de leefomgeving. Voor onderhavige ontwikkeling is voornamelijk het vergroenen van de leefomgeving een belangrijke pijler. De herstructurering van een momenteel volledig verharde bedrijfslocatie biedt meekoppelkansen voor dit beleidsplan. In figuur 12 is zichtbaar dat het aantal bomen binnen het plangebied sterk toeneemt.

Conclusie

De gemeente Eersel heeft actief beleid om het aanplanten en behouden van groene structuren in de dorpskernen. Voor het plangebied geldt dat er meerdere meekoppelkansen zijn voor de inrichting van de openbare ruimte van de woningbouwontwikkeling. Zoals de aanleg van een groene wandelroute en de wadi in het plangebied. En een ruimte reservering voor de aanleg van een hoogwaardige groenstructuur. De meekoppelkansen van het beleid zijn vastgelegd in Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan Wintermans. De wadi is een goed voorbeeld van een meekoppelkans die zowel bijdraagt aan de biodiversiteit in het plangebied en daarnaast het water van piekregenbuien tijdelijk vasthoud ter ontlasting van het riool. Wanneer de Kuilenhurk wordt verwijderd ontstaat de mogelijkheid om de groenstructuur van het Mortelveld tot aan de Mortel door te laten lopen. Hierdoor wordt de Wintermans een waardige entree van het dorp, met een duidelijke groenstructuur. Voor bewoners van Eersel wordt het mogelijk om via het plangebied de ecologische verbindingszone ten noorden van de Molenweg te bereiken via een recreatief ommetje.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Algemene Beoordeling Milieueffecten (M.e.r.)

Wettelijk kader

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor of een besluit neemt over projecten met grote milieugevolgen een milieueffectrapportage te doorlopen. Onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten. Van andere projecten moet het bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r.. Hierbij geldt de omvang van een project als richtwaarde, en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is vrijwel altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect.

Resultaten

Onderhavig bestemmingsplan maakt een stedelijke ontwikkeling mogelijk zoals is opgenomen onder onderdeel D bijlage Besluit m.e.r. regel D 11.2. De initiatiefnemer van een activiteit waarvoor een plicht tot een m.e.r.-beoordeling geldt, moet dat voornemen schriftelijk mededelen aan het bevoegd gezag. In dit project is deze mededeling vormgegeven door het opstellen van voorliggende aanmeldingsnotitie.

De aanmeldingsnotitie in bijlage p.m. bevat de informatie op basis waarvan het bevoegd gezag besluit of er sprake is van "belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu", die het doorlopen van de m.e.r.-procedure wenselijk/noodzakelijk maken. De aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling is toegevoegd aan Bijlage 4 Aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling Wintermans.

Conclusie

In de aanmeldingsnotitie wordt geconcludeerd dat er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn als gevolg van het planvoornemen en dat kan worden afgezien van het opstellen van een milieueffectrapport en het doorlopen van de formele milieueffectrapportageprocedure.

5.2 Bedrijven En Milieuzonering

Beleidsmatig kader

Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder voor de (woon-)omgeving veroorzaken door lawaai, onaangename geuren, stof, trillingen, verkeers- en parkeeroverlast. Daarom is het nodig om bedrijfsactiviteiten (of andere functies die het leefmilieu belasten) op een aanvaardbare afstand van woningen of andere hindergevoelige functies te situeren, al dan niet gecombineerd met het treffen van speciale maatregelen. Voor de milieuzonering in dit plan is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009).

Methodiek

In de publicatie worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in zes categorieën, variërend van lichte tot zeer zware milieuhinder. Per milieucategorie zijn richtafstanden tot hindergevoelige functies opgenomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in twee gebiedstypen: een rustige woonwijk en een gebied met een menging van functies. In tabel 1 zijn deze richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur.

Milieu-
categorie
Richtafstanden in 'rustige woonwijk' Richtafstanden in 'gemengd gebied'
1 10 meter 0 meter
2 30 meter 10 meter
3 50-100 meter 30-50 meter
4 200-300 meter 100-200 meter
5 500-1.000 meter 300-700 meter
6 1.500 meter 1.000 meter

Tabel 2: Richtafstanden per milieucategorie.

De VNG-publicatie is geen wet, maar wel een algemeen aanvaarde richtlijn voor de toepassing van milieuzonering in een ruimtelijk plan. Nietemin gaat de publicatie uit van richtafstanden, die in algemene zin bepaald zijn op basis van gemiddelde productieprocessen. Dat betekent dat bij de toepassing van de publicatie altijd ook de feitelijke situatie ter plaatse in ogenschouw moet worden genomen.

Beschouwing

Ten eerste is bepaald of het plangebied een 'rustige woonwijk' of 'gemengd gebied' betreft. In de omgeving van het plangebied is sprake van een mix van verschillende functies en gebruiken, zoals beschreven in hoofdstuk 1 en 2 van onderhavige toelichting. De veelzijdigheid van activiteiten in de omgeving leidt tot de conclusie dat het plangebied een 'gemengd gebied' betreft. Daarnaast is relevant voor het aspect bedrijven en milieuzonering welk van de aspecten geluid, stof, gevaar en geur maatgevend zijn voor de planomgeving. Op basis van een beschouwing van de planomgeving blijkt dat geluid het maatgevende aspect is voor de woningbouwontwikkeling. De aspect stof, gevaar en geur zijn voor de ontwikkeling minder of niet relevant.

Geluid

Voor het maatgevende aspect geluid is een onderzoek uitgevoerd naar de feitelijke geluidssituatie bij de aan het plangebied grenzende bedrijfslocaties, zie het onderzoek Geluid - Industrielawaai. Voor de omgeving is in dit rapport beoordeeld of de feitelijke geluidsuitstoot van de omliggende bedrijvigheid een belemmering is voor de woningbouw in het plangebied. De omliggende bedrijven zijn weergegeven in figuur 13, met in oranje het plangebied. Aan de zuidwestkant liggen drie garagebedrijven, aan de zuidoostkant een bouwmarkt. In de directe omgeving zijn daarnaast een school, een amusementshal en een tennis- en padelsportcentrum aanwezig. Aan de noordoostzijde bevindt zich een evenemententerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0014.png"

Figuur 13: Plangebied en omliggende bedrijven (bron: openstreetmaps.nl)

Nr. Bedrijf Milieu cat. minimale afstand tot de planlocatie Hindercontour Geluid [m] (rustige woonwijk) Hindercontour Geluid [m] (gemengd gebied)_
1 Auto Meurs 2 25 30 10
2 Vakgarage Roijmans 2 0 30 10
3 De Autovriend B.V. 2 0 30 10
4 SO - VSO de Groote Aard 2 20 30 10
5 Jump XL Eersel 2 30 30 10
6 Tennis- en padelvereniging Eresloch 3.1 90 50 (Groene Boekje) 210 (Handreiking Padel en Geluid 30 (Groene Boekje) 130 (Handreiking Padel en Geluid)
7 Gamma bouwmarkt 2 0 30 10

Tabel 3: Overzicht aanwezige bedrijven met milieucategorie en indicatieve hindercontouren.

Tussenconclusie

Van een paar bedrijven kan, gezien de optredende activiteiten, in combinatie met de afstand tot het plangebied, een zekere invloed niet worden uitgesloten. Bij de nadere uitwerking van het woningbouwplan dient met deze bedrijven rekening te worden gehouden, door een bepaalde afstand aan te houden tussen de terreingrenzen van deze bedrijven en de woningen. Concreet gaat hierbij het om:

  • noordoostzijde van Gamma (Kuilenhurk);
  • Vakgarage Roijmans, Monseigneur de Haasstraat 75;
  • De Autovriend B.V..

Op basis van de feitelijke situatie concludeert het onderzoek naar industrielawaai dat de benodigde afstand van woningen tot de bedrijfslocaties minimaal 10 meter tot de terreingrens dient te bedragen. Op basis van het vigerende bestemmingsplan is ook bedrijvigheid toegestaan in de categorieën 3.1 en 3.2. Dergelijke bedrijfsactiviteiten zijn op dit moment niet aanwezig. Ondanks dat deze milieucategorieën ter plaatse zijn toegestaan zijn door de natuurlijke ontwikkeling van de dorpskern woningen op korte afstand van de bedrijven gevestigd. De afstand van de bestaande woningen aan de Mortel en Mgr. De Haasstraat tot terreingrens van de bedrijfslocaties bedraagt slechts 18 meter. Deze afstand valt binnen de richtafstand van de geldende categorieën, maar is ruimer dan de in tabel 3 opgenomen afstand. Om rekening te houden met de vestiging- en ontwikkelmogelijkheden van de omliggende bedrijven wordt in dit bestemmingsplan uitgesloten dat ook de nieuwe woningen of bijbehorende bouwwerken kunnen worden gevestigd op een afstand van minimaal 18 meter van de terreingrens van de bedrijven. Hierbij wordt aangesloten op het bestaande planologische regime van de omgeving van het plangebied.

Tennis- en padelbanen

De tennis en padelbanen kennen een grotere hindercontour dan bovengenoemde bedrijven. De afstand waarmee gerekend moet worden betreft ca. 90 meter waardoor de contour het plangebied overlapt. Voor de Tennis- en Padelvereniging Eresloch is een verdiepend akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit rapport concludeert dat de vereniging, meer specifiek de padelvelden in het westen, invloed hebben op de te realiseren woningen. Er is sprake van geluidsbelasting op de gevels in het oosten van het plangebied. In Bijlage 12 Geluid - Akoestisch onderzoek Eresloch zijn de conclusies van de rapportages nader omschreven. Voordat een bouwvergunning voor de woningen wordt verleend dient de geluidsbelasting op de gevel bekend te zijn én welke maatregelen worden toegepast om deze te mititgeren.

Conclusie

Op basis van de feitelijke situatie vormen de meeste bedrijven geen knelpunt voor de ontwikkeling van het woningbouwplan. De afstand van 18 meter van woningen én bijgebouwen van de woningen wordt geborgd door in de verbeelding van het bestemmingsplan de specifieke bouwaanduiding 'hoofdgebouwen uitgesloten' op te nemen. De bovengenoemde afstand tot de bedrijfsbestemmingen biedt meer ruimte dan op basis van het geluidsonderzoek industrielawaai feitelijk mogelijk is. Hiermee sluit het bestemmingsplan aan op de natuurlijke ontwikkelingen van de bedrijfsvoering in de dorpskern Eersel én biedt het bestemmingsplan een voldoende planologisch kader voor de bouw van woningen.

Vanwege Tennis- en Padelvereniging Eresloch wordt bij de nieuwe woningen niet overal voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De overschrijding bedraagt maximaal 3 dB(A) in de avondperiode. Bij de nadere uitwerking van de bebouwing in het plan zijn er diverse mogelijkheden in de vormgeving mogelijk om de overschrijding in de avondperiode te voorkomen. Dat zal bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen met een akoestisch onderzoek op basis van de definitieve vormgeving aangetoond moeten worden. Dit wordt geborgd middels de specifieke bouwaanduiding - geluid padelbanen, in de verbeelding van onderhavig bestemmingsplan.

5.3 Verkeer

Inleiding

In het belang van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbare afwikkeling van alle soorten verkeer. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.

Verkeersvisie 2030 gemeente Eersel

Kempisch Wonen in een Wereldregio. De gemeente Eersel is gelegen in het hart van de Brabantse Kempen en bestaat naast de kern Eersel uit de volgende kernen: Duizel, Knegsel, Steensel, Vessem en Wintelre. De totale gemeente heeft een inwoneraantal van ongeveer 19.000 inwoners. De gemeente ligt ten westen van Eindhoven en ten zuidoosten van Tilburg. De kern Eersel is de centrale plaats in de gemeente. De kern heeft een historisch dorpshart met daarbij naoorlogse planmatige uitbreidingen. De dorpsranden worden gevormd door een groen en landelijk karakter. Dit zorgt voor een afgeschermde ligging ten opzichte van het bedrijventerrein Meerheide, de N397 en de A67. De A67, ook bekend als de E34, vormt een belangrijke vervoersader van Antwerpen naar het Ruhrgebied en verbindt Eersel met de Brainportregio. Het woon- en leefklimaat in de gemeente Eersel is sterk afhankelijk van de aantrekkelijke omgeving, gevormd door het buitengebied en de recreatiegebieden. De gemeente gaat daarom ook zuinig om met het buitengebied en de aanwezige kwaliteiten verder versterken.

De kaders van de toekomstvisie van de gemeente Eersel zijn bepalend voor de kaders van de Verkeersvisie. We houden rekening met de drie gestelde kernambities:

  1. 1. Hoogwaardig Kempisch Wonen
  2. 2. Aangesloten op een wereldregio
  3. 3. In een 21e eeuwse cultuur

Kerngedachten gemeente Eersel. De vier kerngedachten weerspiegelen de uitgangspunten van de gemeente Eersel in hoe we om willen gaan met verkeer en vervoer in al haar aspecten. Dit vormt de basis voor onze Verkeersvisie.

1. leefbaar, bereikbaar en verkeersveilig

2. Toeristisch en Gastvrij

3. Duurzaam en innovatief

4. samen met de omgeving.

Gebiedstype

Van bedrijventerrein naar woongebied. Bij woongebieden ligt de nadruk op wonen én verblijven. Binnen deze woongebieden is kleinschalige bedrijvigheid en dienstverlening aan huis toegestaan. De gebieden kenmerken zich door een goede bereikbaarheid via een omliggende wegenstructuur van doorgaande wegen.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Eersel heeft voor het bepalen van de verkeersaantrekkende werking en de parkeerplaatsen in het plangebied een Parkeerbeleidsplan. In dit plan wordt voorgeschreven waar in de dorpskern welke stedelijkheidsgraad geldt en welke normen daarvoor gelden. Op basis daarvan ligt het plangebied net buiten de contour van 'Rest bebouwde kom' van Eersel. De voorgeschreven parkeernormen sluiten niet aan bij de uitgangspunten voor het plangebied. Voor het bestemmingsplan wordt een motivering opgesteld waarin de afwijkende parkeernormen worden onderbouwd. Voor dit bestemmingsplan wordt op basis van de memo uitgegaan van een afwijkende parkeernorm.

Impact verkeer op plangebied

Ritgeneratie planontwikkeling en impact op de omgeving.

De planontwikkeling van 225 tot maximaal 350 woningen leidt tot een nieuwe verkeersaantrekkende werking van het plangebied. Om die te bepalen is de referentie situatie vergeleken met toekomstige situatie. De huidige situatie is geen realistische referentiesituatie, de referentiesituatie en toekomstige situatie zijn hieronder beschreven.

Referentiesituatie

Naast de toekomstige ontwikkeling is er ook een berekening gemaakt voor de verkeersgeneratie van de referentiesituatie. Doordat de functie die de gebouwen gaan invullen tijdelijk is (opvang vluchtelingen) dient er gekeken te worden naar de situatie daarvoor. Het plangebied diende hiervoor (tot 2021) als sigarenfabriek. Bij een sigarenfabriek met bijbehorende opslag is de functie 'bedrijf arbeidsextensief/ bezoekersextensief' het meest passend. Het aantal huidige parkeerplaatsen duidt daarnaast ook niet op een arbeidsintensief bedrijf. Daarvoor geldt de volgende ritgeneratie:

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0015.png"

Tabel 4: Totale ritgeneratie referentiesituatie

Toekomstige situatie

Met de planontwikkeling worden naar verwachting 350 woningen ontwikkelt in het gebied. In onderstaande tabel is zichtbaar gemaakt welke verkeersproductie per type woning past volgens de CROW-normen. Vervolgens is er een overzicht gemaakt van het aantal verkeersbewegingen wat dit tot gevolg heeft, welke vervolgens zijn gesplitst naar weekdag en werkdag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0016.png"

Tabel 5: Verkeersproductiecijfers doorgerekend voor woningbouwontwikkeling (in motorvoertuigen per etmaal)

Op basis van deze berekening wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de woningbouwontwikkeling maximaal 2516 mvt/etmaal op een werkdag genereert. Dit is ten opzichte van de referentiesituatie een toename van 1313 motorvoertuigen per etmaal.

Daarbij moet wel de kanttekening geplaatst worden dat bedrijven en woningen een andere verkeersaantrekkende werking hebben gedurende de dag. De aanwezigheid van een bedrijf zorgt voor veel inkomend verkeer in de ochtend, en veel uitgaand verkeer in de avond. Voor woningen is dit het tegenovergestelde en is de verkeersbelasting ook meer verspreid over de dag.

Ontwerprichtingen gebiedsconcept

Nu bekend is wat de toename van het aantal motorvoertuigen in het plangebied is kan er gekeken worden hoe deze zich verdelen over de omgeving. Er zijn meerdere scenario's opgesteld om inzichtelijk te maken welk effect deze hebben op de directe omgeving.

Scenario's

  • Scenario 1 Kuilenhurk volledig afsluiten
  • Scenario 2a, Kuilenhurk eenrichtingsverkeer
  • Scenario 2b, Kuilenhurk tweerichtingsverkeer

Deze scenario's zijn allen doorgerekend in het Bijlage 13 Verkeersonderzoek Wintermans Eersel.

Deelconclusie verkeer

De hoofdconclusie van de scenario's is dat deze allen passen in de bestaande verkeerskruispunten. De toename van de verkeersintensiteit geen overschrijding oplevert van de maximale verkeersintensiteit op de omliggende wegen. De verkeersbewegingen geen overlast veroorzaken op de omliggende wegen en woningen.

Parkeren

De bouw van maximaal 300 woningen leidt tot een parkeervraag in het plangebied. Het aantal te realiseren parkeerplaatsen is afhankelijk van een verkeerberekening zoals opgenomen in het Mobiliteitsplan. Deze schrijft op basis van het autobezit in Eersel, de toekomstige bewoners van de woningbouwontwikkeling én per woningbouwsegment voor hoeveel parkeerplaatsen bij de bouw van woningen gerealiseerd dien te worden. Omdat de woningbouwontwikkeling gefaseerd wordt uitgevoerd is niet vastgelegd welk aantal parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden. In onderstaande tabel is per woningbouwcategorie een parkeernorm toegevoegd. Deze norm, op basis van de 290 woningen in het gebiedsconcept, is tot stand gekomen op basis van het onderzoek in het mobiliteitsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0017.png"

Tabel 6: Parkeernorm per woningbouwsegment.

Bushalte

in de bestaande situatie wordt de Nieuwstraat ten zuiden van de bushalte gebruikt voor parkeren. Bijvoorbeeld gebruikers van het OV parkeren hier de auto. In het toekomstbeeld wordt hier rekening mee gehouden. Dit leidt wel tot dubbel ruimtegebruik op de Nieuwstraat.

Parkeer principes

De parkeeroplossing bestaat uit een combinatie van vier principes. Dit zorgt ervoor dat parkeerplaatsen bij de verschillende typen woningen goed bereikbaar zijn. Een leidend uitgangspunt is dat de parkeerplaatsen dichtbij de woningen dienen te liggen op maximaal 100 meter.

1. De gemeentelijke parkeernorm wordt voor de locatie verlaagd met onderbouwing op basis van het autobezit. Op basis van het autobezit per woningtypen verwachten we dat er 291 parkeerplaatsen benodigd zijn in het plan. De gemeentelijke norm komt uit op 417.

2. Mocht in de toekomst blijken dat het parkeeroverschot groot is, kan bekeken worden of de norm in volgende fases onderbouwd gereduceerd kan worden.

3. Vanuit de doelgroep bekijken we welk woningtype in basis één of twee parkeerplaatsen bij de woningen moeten kopen. Starters en senioren krijgen één parkeerplek, gezinnen twee.

4. De parkeerplaatsen worden samen uitgegeven in een vereniging van beheer en lidmaatschap is verplicht.

5. Bij de appartementen komt een gezamenlijke fietsenberging voor twee fietsplekken.

6. De locatie Nieuwstraat wordt opnieuw ingericht met parkeerplaatsen met dubbel ruimte gebruik voor het busstation en de wijk. Deze kunnen worden gebruikt voor een eventuele tweede auto. Wijkbewoners maken in de avond en het weekend hier gebruik van, gebruikers van het OV tijdens werktijden.

7. Kansen voor deelmobiliteit worden verkend bij uitwerking van het DO.

Conclusie

Op basis van het mobititeitsplan en het verkeersonderzoek naar verkeersintensiteiten op de omliggende kruispunten wordt op welke wijze het plan invloed heeft op de omgeving van het plangebied. Ondanks dat deze gebieden niet binnen het plangebied liggen, moeten benodigde aanpassingen wel worden omschreven. Zoals een mogelijke aanpassing van het kruispunt aan de Nieuwstraat.

5.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Het aspect luchtkwaliteit wordt bij de besluitvorming van ruimtelijke plannen betrokken. In dat kader wordt een plan of ontwikkeling getoetst aan de voorschriften van Titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Centraal daarbij staat artikel 5.16, eerste lid, van de wet.Daarnaast moet het plan voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, op grond van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is altijd van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen, ook wanneer besluiten op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm niet beoordeeld hoeven te worden. Tot slot heeft het bevoegd gezag volgens Algemene wet bestuursrecht (Awb) als taak om belangen op een evenwichtige wijze af te wegen (art. 3.4) en besluiten deugdelijk te onderbouwen (art. 3.46).

Luchtkwaliteitseisen

Op basis van artikel 5.16 Wm kan een bestemmingsplan worden vastgesteld indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.


Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL). Centraal Instrument monitoring luchtkwaliteit (cimlk).


Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.


Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.


Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het toenmalige Ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht. Het grote voordeel van deze NIBM-rekentool is dat slechts een beperkt aantal invoergegevens nodig is. Alleen het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer worden ingevoerd. Voor de overige invoergegevens is in de tool uitgegaan van worst-case. Met beperkte invoergegevens kan dus worden vastgesteld of een plan NIBM is.


Uit de gedane berekening, waarbij ook ten aanzien van het aantrekken van extra verkeer uit is gegaan van een worstcasescenario, blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekenende mate is. Zie voor de uitkomst tabel 6 (uitkomst NIBM-berekening).

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0018.png"

Tabel 7: De NIBM-tool, ingevuld op basis van de verwachte ritgeneratie.

Goede ruimtelijke ordening

Onderstaande tabel toont de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 en PM2,5 in de directe omgeving van het project Wintermans. Deze cijfers zijn afkomstig uit de CIMLK-monitoringstool. Uit de cijfers blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse voldoet aan de grenswaarden en dat daarmee sprake is van een aanvaardaar woon- en leefklimaat.

no2 pm10 pm2,5
Grenswaarden 40 40/32,5 40
2005 WHO advieswaarden - 20 10
2022/2021 16,9 16,6 9,8
2030 12,6 13,7 7,2

Tabel 8: Resultaten CIMLK-monitoringstool, (Bron: recepter wegverkeer: 17278718_16023885)

Conclusie

Op basis van de NIMB-tool en de CIMLK-monitoringstool blijkt dat onderhavige ontwikkeling geen hinder ondervindt of leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse.

5.5 Geluidhinder

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.

Wegverkeerslawaai

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidzone. Uitzondering hierop zijn woonerven en straten met een maximumsnelheid van 30 km/u. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen.

Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied gelden over het algemeen minder strenge normen. In het kort komt het er op neer dat het gebied binnen de bebouwde kom behoort tot het stedelijke gebied, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, dat gelegen is binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. In het laatste geval en voor de situatie buiten de bebouwde kom gelden de normen die van toepassing zijn op het buitenstedelijke gebied. Een hoofdweg is, conform deze definitiebepaling van de Wet geluidhinder, altijd gelegen in buitenstedelijk gebied.

Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, zijn burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting.

De gevels van geluidgevoelige bestemmingen kunnen ook worden uitgevoerd als een blinde of dove gevel (conform artikel 1b lid 5 van de Wgh). Hiermee vervalt de verplichting om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, waarbij een kanttekening wordt geplaatst dat de geluidwering van deze gevels ten minste gelijk dient te zijn aan de hoogte van de geluidbelasting minus de maximale binnenwaarde.

Ter anticipatie op het steeds stiller worden van motorvoertuigen mag alvorens te toetsen aan de geldende grenswaarden een aftrek worden toegepas op de berekende geluidbelasting. Deze aftrek bedraagt:

  • 2 dB voor wegen waar de maximumsnelheid gelijk is aan of hoger is dan 70 km/uur;
  • 5 dB voor overige wegen.

Onderzoek

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de toekomstige geluidbelasting vanwege de provinciale weg N397, Molenweg en Nieuwstraat in delen van het plangebied hoger is dan de wettelijke voorkeurswaarde van 48 dB. De wettelijk maximaal toelaatbare geluidbelasting van 63 dB wordt niet overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0019.png"

Figuur 14: Geluidsbelastingen gecumuleerde bronnen (bron: rapportage geluid wegverkeerslawaai)

In de rapportage Geluid - Wegverkeerslawaai zijn maatregelen onderzocht waarmee de geluidbelasting kan worden teruggebracht tot de voorkeurswaarde:

  • Met bronmaatregelen zoals de toepassing van een geluidreducerend asfalt of het verlagen van de wettelijke maximumsnelheid kan de geluidbelasting worden gereduceerd. Geluidreducerend asfalt is echter slecht bestand tegen het wringend effect van optrekkend, afremmend en afslaand verkeer. Gelet op de aanwezige kruisingen en rotondes, is het niet mogelijk om bronmaatregelen toe te passen om de geluidbelastingen te reduceren. Ook snelheidsverlagingen lijken in dit gebied niet reëel.
  • Overdrachtsmaatregelen stuiten op technische, financiële en/of stedenbouwkundige bezwaren. De aanwezige bushalte beperkt de mogelijkheden voor het plaatsen van een geluidscherm langs de Molenweg. Bovendien zijn hoge schermen nodig (hoger dan 3 meter) om ook de hogere bouwlagen effectief te kunnen afschermen. Dat is vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst. Gelet op de geringe overschrijding van de voorkeurswaarde van 48 dB in een beperkt deel van het plangebied, staan de kosten van schermen langs de provinciale weg N397 en de Nieuwstraat niet in verhouding tot de opbrengsten.
  • Tot slot kan met gebouwmaatregelen de geluidbelasting worden gereduceerd, bijvoorbeeld door afschermende onderdelen op gebouwen toe te passen, zoals een afschermend balkon, borstweringen, loggia’s en afschermende elementen (bijv. lamellen en glazen gevelschermen).

Aangezien de wettelijke voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden en er bezwaren zijn tegen de

toepassing van bron- en overdrachtsmaatregelen, dienen door de gemeente Eersel hogere waarden te

worden vastgesteld. Het te nemen besluit hogere waarden wordt gebaseerd op de hoogst berekende geluidbelastingen (zie bijlage 4 van de geluidsrapportage) op het in dit akoestisch onderzoek beschouwde stedenbouwkundig plan.

In het hogere waardenbesluit kunnen beperkingen worden gesteld m.b.t. het aantal woningen waarvoor de hogere waarde geldt. Bijvoorbeeld door een gebied aan te wijzen binnen het plangebied waarvoor de hogere waarde geldt of een bovengrens op te nemen voor het aantal woningen waarvoor de hogere waarde geldt.

Het plan voldoet aan de voorwaarden van het gemeentelijke beleid voor het vaststellen van hogere waarden, het besluit hogere grenswaarden geluidhinder is toegevoegd aan bijlage 1 van de regels van het bestemmingsplan Besluit hogere grenswaarden Wet geluidhinderd.

Conclusie

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de toekomstige geluidbelasting vanwege de provinciale weg N397, Molenweg en Nieuwstraat in delen van het plangebied hoger is dan de wettelijke voorkeurswaarde van 48 dB. De wettelijk maximaal toelaatbare geluidbelasting van 63 dB wordt niet overschreden. Daarnaast wordt in de rapportage geadviseerd over te nemen maatregelen waarmee de geluidbelasting kan worden teruggebracht tot de voorkeurswaarde van 48 dB. Het hierboven genoemde hogere waardenbesluit is gebaseerd op het onderzoek wegverkeerslawaai, de grootste contour per weg is toegevoegd aan de verbeelding van onderhavig bestemmingsplan. Dit borgt dat geen bouwvergunning wordt verleend zonder akoestische verantwoording.

5.6 Externe Veiligheid

Wettelijk kader

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, LPG-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen hiermee rekening te houden.


Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)

In de regeling staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Op grond van het Bevi zijn in de Revi voor een aantal bedrijfscategorieën (zoals LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden opgenomen.

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het gaat om buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm (1,97 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa (16 bar) en om buisleidingen voor aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm (2,76 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van aardgasleidingen met een druk tussen 1600 en 4000 kPa.

Beschouwing

Op basis van de risicokaart verschillende risicobronnen aanwezig in Eersel, zoals de A67. Ter plaatse van de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen zoals hierboven onder wettelijk kader benoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0020.png"

Figuur 15: Uitsnede risicokaart Nederland (Bron: risicokaart Nederland)

Wegen

Op circa 500 meter ten noorden van de planlocatie is de rijkssnelweg A67 gelegen, welke wordt gebruikt voor het vervoeren van gevaarlijke stoffen. Voor Nederlandse snelwegen is in de regeling Basisnet opgenomen welke plaatsgebonden en groepsrisico's gelden. Het plangebied ligt het dichtst ter plaatse van wegvak B71 (wegvak B71: Grens België – afrit 32 Eersel). In de regeling Basisnet is voor deze locatie een risicoafstand van respectievelijk van 28 meter (PR-plafond) en 0 meter (GR-plafond) bepaald. Een PR-plafond is in de Regeling Basisnet omschreven als de plaats waar het plaatsgebonden risico maximaal 10-6 per jaar is. Het GR-plafond is in dezelfde regeling omschreven als de plaats waar het plaatsgebonden risico maximaal 10-7 of 10-8 per jaar is.

Conclusie

Ten aanzien van de huidige risicovolle activiteiten in de directe omgeving van de planlocatie kan op basis van de gegevens van de Risicokaart worden gesteld dat er geen belemmeringen bestaan voor de voorgenomen herontwikkeling op de planlocatie. In de omgeving van de planlocatie zijn diverse risicobronnen aanwezig, echter gezien de eigenschappen en de afstand tot de planlocatie wordt het niet noodzakelijk geacht aanvullend onderzoek uit te voeren.

De veiligheidsregio heeft geadviseerd ten aanzien van onderhavig bestemmingsplan. Bij het definitieve ontwerp van de woningbouwontwikkeling moet worden voldaan aan minimale veiligheidseisen in het kader van bluswater en bereikbaarheid. Aan het noordoosten heeft het plangebied een uitstekende ronde vorm op het Mortelveld. Deze vorm is aangebracht aan het plangebied als locatie voor een col de sac, bij het eventueel afsluiten van de Kuilenhurk. De vorm biedt ruimte voor de boogstraal van veiligheidsdiensten.

5.7 Bodemkwaliteit

Wettelijk kader/inleiding

In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie.

Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Het bouwen is alleen toelaatbaar als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.

Onderzoek

De onderzoekslocatie is gelegen aan de Nieuwstraat 75 in Eersel. Voor een uitgebreide beschrijving van de locatiegegevens en de achtergrondinformatie wordt verwezen naar de verschillende onderzoeksrapporten en het in juli 2023 opgestelde Plan van Aanpak bodem. Op het terrein aan de Nieuwstraat zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd waarbij met name de bodemkwaliteit van het buitenterrein in beeld gebracht is. In de periode vanaf 25 september 2023 is een verkennend en nader bodemonderzoek verricht waarbij tevens de bodemkwaliteit onder de bestaande gebouwen in beeld is gebracht. De eerste onderzoeksfase is inmiddels afgerond en vooruitlopend op het uiteindelijke rapport van het bodemonderzoek is een notitie opgesteld, te weten "Resultaten verkennend en nader bodemonderzoek - Nieuwstraat 75 te Eersel, RHDHV, 2 november 2023, waarin de onderzoeksresultaten van fase 1 staan beschreven. De notitie is toegevoegd als Bijlage 9 Notitieverkennend Bodemonderzoek en heeft meerdere bijlagen waar hieronder naar wordt verwezen. Onderstaand zijn de belangrijkste resultaten uit deze notitie samengevat:

Resultaten

De resultaten van het verkennend en nader bodemonderzoek geven een gedetailleerd beeld van de bodemkwaliteit in grond en grondwater ter plaatse van het projectgebied. Tijdens het onderzoek zijn, in lijn met eerder verricht onderzoek. Diverse verontreinigingen aangetroffen in de grond en het grondwater.

Grond:

Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat in de grond ter plaatse van de gebouwen 1, 4 en 5/6 geen of maximaal licht verhoogde concentraties zijn aangetroffen. Op basis van de resultaten kan gesteld worden dat hier geen sprake is van een sterke verontreiniging in de grond. Ter plaatse van gebouw 2 is in de bodemlaag direct onder het beton een sterke PAK verontreiniging aangetoond. De omvang van de sterke PAK verontreiniging is niet in beeld gebracht. Uit het nader onderzoek blijkt dat e aanwezigheid van VOCl (met name tetrachlooretheen (ook wel PER genoemd) in de grondfase zeer lokaal bevestigd is. Met name ter plaatse van gebouw 3 (een ondergrondse put met 'klei' of sediment/slurry) is vastgesteld dat tetrachlooretheen in hoge concentraties aanwezig is. Onbekend is wat voor soort put het betreft, of deze aangesloten is op de riolering en of de put wel/niet intact is en of deze verantwoordelijk kan zijn voor de ontstane grondwaterverontreiniging. Buiten de put van gebouw 3 is de aanwezigheid van sterk verhoogde PER gehalten niet bevestigd. Ondanks dat in de grond geen sterk verhoogde concentraties PER zijn aangetroffen lijkt er zeker wel sprake te zijn van een brongebied. De exacte ligging van de vermoedelijke bron of bronnen is op basis van de onderzoeksgegevens niet bekend. Verwacht wordt dat het vermoedelijke brongebied beperkt van omvang/ oppervlakte zal zijn.

Grondwater:

Uit de resultaten van het ondiepe grondwateronderzoek blijkt dat ter plaatse van de voormalige fabriekslocatie sprake is van een sterke VOCl verontreiniging. Met name de parameter tetrachlooretheen (en incidenteel 1,2-dichloorethenen) is hierbij aanwezig in sterk verhoogde concentraties. Naast de sterk verhoogde concentraties VOCl worden verspreid over het terrein maximaal licht verhoogde concentraties zware metalen (barium, cadmium, molybdeen, nikkel en zink) en minerale olie aangetroffen.

Uit de analyseresultaten blijkt dat er binnen het fabrieksterrein grote verschillen zijn in de gemeten concentraties. Zo is met name aan de noordzijde (noordelijk deel gebouw 2 en gebouw 3) sprake van zeer hoge concentraties tetrachlooretheen (lokaal >100x overschrijding interventiewaarde). Het betreft de locatie waar in het verleden de matteerafdeling en de perchloorethyleen opslag gevestigd waren. Met name aan de zuid- en zuidoostzijde zijn (veel) lagere concentraties aangetroffen (1x à 2x overschrijding interventiewaarde). Uitgaande van een (noord)oostelijke grondwaterstromingsrichting lijkt hierdoor sprake te zijn van meerdere verontreinigingspluimen. In de figuur van bijlage 1 en in onderstaande afbeelding zijn de voorlopige verontreinigingspluimen (interventiewaardecontouren) weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0021.png"

Figuur 16: De voorlopige verontreinigingspluimen (inverventiewaardecontouren) (bijlage 1 van het Notitieverkennend Bodemonderzoek)

In bovenstaande afbeelding en in de figuur van bijlage 1 van de notitie zijn de vermoedelijke verontreinigingspluimen ingetekend. Op basis van de onderzoeksresultaten is mogelijk sprake van twee of drie verontreinigingspluimen. De meest noordelijke contour betreft de contour met de hoogste concentraties tetrachlooretheen. Gezien de hoge concentraties in het grondwater, de aanwezigheid van de ondergrondse put met sterk verontreinigd sediment (gebouw 3) en de ter plaatse gemeten verhoogde concentraties tetrachlooretheen in de grond (boven het grondwaterniveau) sterken het vermoeden dat ter plaatse sprake is van een bronlocatie. De exacte ligging van de bron (zie resultaten grond) is op basis van de bekende onderzoeksgegevens nog niet bekend. Aan de westzijde, nabij de Mgr de Haasstraat is 'stroomopwaarts' eveneens een sterk verhoogde concentratie tetrachlooretheen in het grondwater aangetroffen. Onbekend is waar deze verontreiniging ontstaan is en of deze samenvalt met de meest noordelijke verontreinigingspluim. Het vermoeden bestaat wel dat er een directe relatie met het (gemeentelijk) riool is.

Conclusie (bodemonderzoek fase 1)

Op basis van de beschikbare onderzoeksresultaten kan gesteld worden dat de huidige bodem (kwaliteit grond en grondwater) momenteel niet overal geschikt is voor woningbouw als gevolg van de aangetroffen verontreinigingen met tetrachlooretheen en PAK. De terreindelen waar de bodemkwaliteit niet voldoet kan deze echter wel geschikt gemaakt worden voor woningbouw. Te denken valt hierbij aan bodemsanering waarbij met behulp van leeflaag- en isolatie varianten (sanering immobiele PAK verontreiniging) of actieve bronaanpak gecombineerd met passieve monitoring (sanering tetrachlooretheen, zowel mogelijk voor grond als grondwater) de betreffende terreindelen geschikt worden gemaakt. De aanpak van de bodemsanering zal plaats vinden in overeenstemming met een nog op te stellen en door het bevoegd gezag goed te keuren saneringsplan.

Doorkijk herinichting versus verontreinigingssituatie

In de notitie verkennend bodemonderzoek is na de conclusie een doorkijk opgenomen van de herinrichting ten opzichte van de verontreinigingssituatie.

5.8 Water

Wettelijk kader / inleiding

In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen. Het plangebied ligt in binnen het beheersgebied van het Waterschap de Dommel. Onderhavige paragraaf wordt opgesteld aan de hand van de Handreiking Watertoets Versie, maart 2021.

Onderzoek

Waterbeheersprogramma 2022-2027 (waterschap De Dommel)

In 2021 heeft het waterschap de Dommel het waterbeheersprogramma 2022-2027 vastgesteld. Dit Waterbeheersprogramma schetst de visie en ambities van het waterschap voor de lange termijn (2050). De ambities in het programma zijn gericht op:

  • van beekdalgericht naar gebiedsgericht: de aandacht gaat vanaf nu ook naar de flanken, de hoge zandruggen en bebouwd gebied, niet alleen naar het beekdal;
  • van een sectorale aanpak naar een integrale aanpak; samen met overheden en gebiedspartners werken we aan meerdere doelen in het gebied;
  • van ‘water afvoeren’ naar ‘elke druppel telt’; we richten het waterbeheer in op maximaal water vasthouden, we gaan minder grondwater gebruiken en slimmer sturen.

Het waterschap bereidt zich voor op een watertransitie, waarbij wordt ontwikkeld van de huidige situatie naar de gewenste situatie in 2050. Het waterschap hanteert drie eenvoudige, sterke richtinggevende principes voor alle ontwikkelingen. De onderstaande principes geven richting en prioriteiten aan de watertransitie op de korte, middeange en lange termijn:

1. Elke druppel vasthouden en infiltreren waar deze valt.

2. Functies passen zich aan het bodem- en watersysteem aan

3. Wat schoon is moet schoon blijven.

Duurzame omgang met hemelwater, gemeente Eersel

Conform het huidig beleid hanteert de gemeente Eersel een voorkeursvolgorde voor waterkwantiteit (vasthouden – bergen – afvoeren) en waterkwantiteit (schoonhouden – scheiden – schoonmaken) hanteren. Dit geldt zowel voor onze openbare inrichting als voor particuliere percelen. In de volgende paragrafen is aangegeven hoe wij hier invulling aan geven, rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering.

Inrichting openbare ruimte. Voor de openbare ruimte geven we op de volgende manier invulling aan de voorkeursvolgorde:

  • Vasthouden: afvoer van hemelwater voorkomen, door bijvoorbeeld het niet verharden van de openbare ruimte toe te passen
  • Bergen: capaciteit bieden voor het tijdelijk vasthouden en bergen van hemelwater op maaiveld
  • Afvoeren naar oppervlaktewater: als punt 1 en 2 redelijkerwijs niet toe te passen zijn dan hemelwater vertraagd afvoeren naar het oppervlaktewater
  • Afvoeren naar hemelwaterriolering: Als afvoer naar het oppervlaktewater niet mogelijk of wenselijk is, dan volgt afvoer naar de hemelwaterriolering
  • Afvoer naar gemengde riolering: als ook de afvoer naar hemelwaterriolering niet mogelijk is, is in het uiterste geval afvoer naar de gemengde riolering mogelijk

Nieuwbouw woningen

Voor nieuwbouw geldt een volledige gescheiden inzameling en verwerking van het afval- en hemelwater. De bergingseis volgt uit de watertoets en is maatwerk. Vanuit klimaatbestendigheid adviseert de gemeente bij nieuwbouw een berging van 60 mm.

Daarnaast houdt de gemeente Eersel bij nieuwbouw een bouwpeilhoogte van 30 cm boven het hoogste straatniveau aan.

Verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2023-2027

De perceeleigenaar is primair zelf verantwoordelijk voor het verwerken van het afstromend hemelwater op eigen terrein. Als dit redelijkerwijs niet mogelijk is onderzoeken wij of wij hier op een doelmatige wijze in kunnen voorzien. Alle kosten hierbij zijn voor de initiatiefnemer. Bij nieuwbouw is de initiatiefnemer (projectontwikkelaar, particulier of gemeente) verantwoordelijk voor het gescheiden verwerken van het hemelwater en het hydrologisch neutraal houden van de ruimtelijke ontwikkeling. Nieuwbouw is niet alleen bij een nieuw bestemmingsplan, maar ook herontwikkeling/verbouw/aanbouw binnen een bestaand bestemmingsplan.

Inrichting openbare ruimte

Voor de openbare ruimte geven we op de volgende manier invulling aan de voorkeursvolgorde:

  • Vasthouden: afvoer van hemelwater voorkomen, door bijvoorbeeld het niet verharden van de openbare ruimte toe te passen
  • Bergen: capaciteit bieden voor het tijdelijk vasthouden en bergen van hemelwater op maaiveld
  • Afvoeren naar oppervlaktewater: als punt 1 en 2 redelijkerwijs niet toe te passen zijn dan hemelwater vertraagd afvoeren naar het oppervlaktewater
  • Afvoeren naar hemelwaterriolering: Als afvoer naar het oppervlaktewater niet mogelijk of wenselijk is, dan volgt afvoer naar de hemelwaterriolering
  • Afvoer naar gemengde riolering: als ook de afvoer naar hemelwaterriolering niet mogelijk is, is in het uiterste geval afvoer naar de gemengde riolering mogelijk

Ontwerp waterberging plangebied.

Voor nieuwbouw geldt een volledige gescheiden inzameling en verwerking van het afval- en hemelwater.

De bergingseis volgt uit de watertoets en is maatwerk. Vanuit klimaatbestendigheid adviseert de

gemeente bij nieuwbouw een berging van 60 mm. Daarnaast houdt de gemeente Eersel bij nieuwbouw

een bouwpeilhoogte van 30 cm boven het hoogste straatniveau aan.

Huidige waterhuishoudkundige situatie

Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van oppervlaktewater. Op de locatie is sprake van een lage grondwaterstand, de dikte van de onverzadigde zone tijdens de GHG bedraagt ruim 3 meter. In de bestaande situatie is het volledige plangebied verhard terrein, op de bosschages aan de rand van het plangebied na. Hemelwater en afvalwater worden via het gemengde riool afgevoerd, er is geen sprake van opzettelijke infiltratie van hemelwater ter plaatse van het plangebied.

Toekomstige situatie

De toekomstige situatie gaat uit van het volledig saneren van de bestaande situatie. De nieuwe woonomgeving wordt ingericht op basis van de stedenbouwkundige uitgangspunten zoals benoemd in hoofdstuk 3.2 van het bestemmingsplan, een groen plangebied met bebouwingsclusters (zie ook figuur 17).

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0022.png"

Figuur 17: Stedenbouwkundig schetsontwerp groen en water (bron: VanTuijn Stedenbouw)

De toekomstige situatie gaat uit van het volledig saneren van de bestaande situatie. De nieuwe woonomgeving wordt ingericht op basis van de stedenbouwkundige uitgangspunten zoals benoemd in hoofdstuk 3.2, een groen plangebied met bebouwingsclusters. Dit leidt tot een minder verhard plangebied. De stedenbouwkundige planopzet voorziet niet in oppervlaktewater. Schoon hemelwater wordt gescheiden van het afvalwater. Hemelwater zal afhankelijk van de bodemvervuiling direct infiltreren of worden afgevoerd naar de Wadi op het Mortelveld ten oosten van het plangebied en daar infilteren. Het afvalwater wordt afgevoerd via het bestaande gemengde systeem.

Dit leidt tot een minder verhard plangebied. De stedenbouwkundige planopzet voorziet niet in oppervlaktewater. Schoon hemelwater wordt gescheiden van het afvalwater. Hemelwater zal afhankelijk van de bodemopbouw direct infiltreren of worden afgevoerd naar de Wadi in het plangebied of de Wadi op het Mortelveld ten oosten van het plangebied en daar infiltreren. Het afvalwater wordt afgevoerd via het

bestaande gemengde systeem. Tabel 5 geeft een overzicht van de toekomstige verharding (voorlopig

schetsontwerp).

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0023.png"

Tabel 9: Huidige verharding terrein Wintermans

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0024.png"

Tabel 10: Toekomstige verharding terrein Wintermans

In het schetsontwerp bedraagt het percentage verharding 49.4 %, gezien de onzekerheden met betrekking tot de toekomstige inrichting van het terrein wordt in dit kader uitgegaan van een verhardingspercentage van 55 %. Uitgaande van een bergingseis van 60 mm bedraagt het te bergen volume 1500 m3.

Uitgaande van een te bergen watervolume van 1500 m3 en een maximaal toegestane waterdiepte van 0.3 meter bedraagt de oppervlakte van de wadi circa 5000 m2. Afbeelding 17 geeft de situering van de wadi weer waar in dit kader vanuit is gegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0025.png"

Figuur 18: Situering waterberging (schetsontwerp).

Aanvullend hydrologisch onderzoek met betrekking tot het plangebied is uitgevoerd, daarvoor zijn de volgende gegevens verzameld:

  • Grondwaterstandmetingen en stijghoogten;
  • Boorbeschrijvingen;
  • Hydraulische karakteristieken van de bodemlagen;
  • Maaiveldgegevens;
  • Karakteristieken VOCL pluim;
  • Eisen van drooglegging bestaande infrastructuur.

Dit onderzoek is toegevoegd aan Bijlage 16 Hydrologische beschouwing Wintermans Eersel.

Infiltratie van hemelwater in relatie tot de bodem:

Naast de uitvoering van bodemonderzoek is door een geohydroloog van RHDHV een hydrologische beschouwing uitgevoerd van de locatie. De resultaten zijn verwoord in de rapportage “Hydrologische beschouwing locatie Wintermans Eersel, RHDHV, BJ2067-MI-RP-230925-0930, d.d. 25 september 2023. In de rapportage is reeds aangetoond dat de hydraulische karakteristieken van de bodem geschikt zijn om regenwater op het terrein te infiltreren. De rapportage is toegevoegd als Bijlage 16Hydrologische beschouwing Wintermans Eersel. In de rapportage is tevens gekeken naar de effecten van het infiltreren van regenwater op de aanwezige grondwaterverontreiniging. In de rapportage is de omvang van de ondiepe VOCL pluim (I-contour) gebaseerd op de bevindingen van Tritium (Tritium, 2015. Grondwateronderzoek VOCl verontreiniging Mortel e.o., projectnummer 1309/026/SR-02). In het kader van het nader onderzoek dat door Royal HaskoningDHV is uitgevoerd naar de aanwezigheid van VOCL-componenten in het ondiepe grondwater zijn de I-contouren opnieuw vastgesteld. De I contouren van beide studies zijn weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0026.png"

Figuur 19: Invloed WADI op VOCl-pluim bij hemelwaterinfiltratie, I-contouren zoals vastgesteld door Tritium (rood) en Royal HaskoningDHV (paars).

Uit de afbeelding is op te maken dat de buitenste I-contouren, in het gebied waarin de invloed van de wadi het grootst is, vrijwel samenvallen. Aangenomen kan worden dat de maximaal berekende verspreiding zoals gepresenteerd in de hydrologische beschouwing ook van toepassing is op de huidige situatie.

Lokale infiltratie leidt tot een tijdelijke toename van de grondwaterstand. Op basis van de modelberekeningen wordt in de kern van de VOCL-pluim een maximale toename van de grondwaterstand van circa 0.25 meter berekend. Een toename van de grondwaterstand kan in theorie leiden tot een verhoogde uitdamping van VOCL-componenten. Na een tijdelijke toename van de grondwaterstand als gevolg van infiltratie zal deze weer geleidelijk afnemen. Een deel van het dit water blijft achter in de capillaire zone van waaruit de opgeloste VOCL-componenten kunnen uitdampen.

De toename van de uitdamping is mogelijk beperkt, dit als gevolg van de geringe toename van de grondwaterstand, de relatief dikke onverzadigde zone die de concentratie gradiënt in de onverzadigde zone beperkt en aangezien in de huidige situatie ook als sprake is van natuurlijke grondwaterstandsfluctuaties en een capillaire zone van waaruit VOCL-componenten uitdampen.

Conclusie

Op het voormalige terrein van Wintermans sigarenfabriek werkt BPD Bouwfonds aan een nieuwe woonwijk binnen de kern van Eersel. In de nieuw te ontwikkelen wijk wordt gestreefd naar een robuust grondwatersysteem waarin de grondwaterstand binnen de gestelde randvoorwaarden en op natuurlijke wijze kan fluctueren en waarbij regenwater wordt afgekoppeld en lokaal geïnfiltreerd in wadi’s ten einde het rioolstelsel niet te veel te belasten. Het grondwater in de omgeving is echter verontreinigd met een omvangrijke VOCL verontreiniging. Door de provincie wordt gesteld dat de beoogde ingrepen niet tot grondwateroverlast en tot een additionele verspreiding van de verontreinigingspluim mogen leiden. De aanleg van waterbergende voorzieningen is geborgd met een voorwaardelijke verplichting voor het bouwen van woningen verwerkt in de regels van onderhavig bestemmingsplan.

De omgang met water in inbreidingslocaties is maatwerk. De ontwikkeling leidt tot een afname van het verharde terrein van het plangebied. Bij ontwikkeling wordt er naar gestreefd om hemelwater zo veel mogelijk binnen het plangebied vast te houden in speciaal ingepaste wadi's en daar te laten infiltreren. De zandbodem ter plaatse van het plangebied biedt voldoende infiltratiecapaciteit, zodat een wadi kan worden ingepast ter plaatse van de daarvoor bestemde locatie in het midden van het plangebied. Het hoogteprofiel maakt het mogelijk om zo veel mogelijk bovengronds water af te voeren. De exacte uitvoering van de omgang met hemelwater kan worden bepaald, voldaan kan worden aan het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2023-2027 mits de bodemvervuiling geen belemmering blijkt te zijn. De aanpak van de bodemsanering zal plaats vinden in overeenstemming met een nog op te stellen en door het bevoegd gezag goed te keuren saneringsplan, zoals opgenomen in de conclusie van het hoofdstuk Bodemkwaliteit.

5.9 Ecologie

Nationaal Beleid

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. Voorheen was de soortenbescherming in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbecherming in de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 1 januari 2017 zijn de Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet en de Boswet opgegaan in één nieuwe wet: de Wet natuurbescherming (Wnb).

De Wnb heeft tot doel in het wild voorkomende planten- en diersoorten in stand te houden en te beschermen en bevat regels voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten en Natura 2000-gebieden (belangrijke natuurgebieden). Naast een algemeen geldende zorgplicht voor alle voorkomende soorten gelden verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe; alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Met een door het bevoegd gezag te verlenen ontheffing kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen.

Daarnaast bevat de wet nog andere bepalingen, waaronder over houtopstanden. In het kader van de gebiedsbescherming, is ook 'externe werking' een relevante opgave. Niet alleen directe ingrepen in Natura 2000-gebieden kunnen schadelijk zijn voor de instandhoudingsdoelstellingen, ook kan sprake zijn van negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen als gevolg van geluid, licht, abiotiek (verdroging, verontreiniging) en andere verstorende factoren. Een heel actueel onderwerp is de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden. Conform de Wet natuurbescherming (Wnb) dient bij nieuwe activiteiten getoetst te worden of binnen nabijgelegen Natura 2000-gebieden significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie kunnen optreden. De nieuwe Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn), die op 1 juli 2021 in werking is getreden, vereist het doen van onderzoek naar eventuele stikstofdepositie voor de definitieve fase van het planvoornemen.

Mogelijke stikstofdepositie in de tijdelijke of aanlegfase is onder deze wet vergunningsvrij geworden. Daarmee vervalt ook de onderzoeksplicht voor die fase. Uit een (AERIUS-)berekening moet blijken of de waarde van 0,00 mol N/ha/jaar wordt overschreden, en indien dat het geval is, of sprake is van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen in nabijgelegen Natura 2000-gebieden.

Ligging plangebied

Op onderstaande kaart (zie figuur 18) is te zien dat het plangebied geen deel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland, Natura 2000, strategische reservering natuur of belangrijk weidevogelgebied. Binnen een straal van 10 kilometer liggen de volgende Natura2000 gebieden: Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux 1,8 kilometer, Kempenland-West 4,3 kilometer en Ronde Put (België) 8,5 kilometer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0027.png"

Figuur 20: Ligging plangebied (rode kader) ten opzichte van beschermde gebieden (gekleurd). Bron: provincie Noord-Brabant.

Soortenbescherming

Ten behoeve van de woningbouwontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd ten doel de voorgenomen plannen te toetsen aan de huidige natuurwetgeving, de Wet natuurbescherming, zodat duidelijk wordt welke maatregelen moeten worden getroffen om overtreding van de wet te voorkomen. Het plangebied is onderzocht en beoordeeld op de aanwezigheid van en betekenis voor door de Wet natuurbescherming beschermde plant- en diersoorten. Dit onderzoek bestaat zowel uit een bureau- als een veldonderzoek. Het volledige flora en fauna onderzoek is toegevoegd in Bijlage 10 Ecologischonderzoek - soortenbescherming .

Conclusie

Uit bureaustudie en biotooptoets is naar voren gekomen dat het niet aannemelijk is dat met de plannen vaste rust- en verblijfplaatsen worden aangetast van de in de Wet natuurbescherming genoemde soorten. Nadelige effecten op beschermde flora en fauna worden niet verwacht. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Gebiedsbescherming (stikstofonderzoek)

Een toelichtende memo bijhorende bij Aerius-berekening Woningbouwlocatie Nieuwstraat te Eersel is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. Deze memo beschrijft de uitgangspunten van zowel de gebruiksfase als de aanlegfase, zie Ecologisch onderzoek - Gebiedsbescherming (Stikstof)

Conclusie

In dit onderzoek zijn de stikstofeffecten in beeld gebracht van de realisatie en het gebruik van maximaal 350 woningen en sloop van bestaande bedrijfsgebouwen aan de Nieuwstraat te Eersel.

Uit dit onderzoek blijkt dat de emissie die als gevolg van dit plan vrijkomt in zowel de sloop-, bouw- als gebruiksfase leidt tot een depositieresultaat van 0,00 mol N/ha/jaar. Dit geldt voor zowel Nederlandse als Belgische Natura 2000-gebieden. Om die reden zijn significante gevolgen op Natura 2000-gebieden uit te sluiten, is geen vervolgonderzoek nodig en vormt het plan geen bedreiging voor de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Een passende beoordeling is derhalve niet aan de orde. Stikstofdepositie vormt daarmee geen belemmeringen voor de bestemmingsplanprocedure.

Ten tijde van de omgevingsvergunning aanvraag bouwen wordt aanbevolen om de uitgangspunten in dit onderzoek nogmaals te beoordelen omdat in dat stadium vaak meer inzicht is in de benodigde hoeveelheid werkzaamheden/uren en specificaties van werktuigen.

Conclusie

Onderhavige ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten in het kader van soorten- of gebiedsbescherming op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb).

5.10 Archeologie En Cultuurhistorie

Wettelijk kader

Erfgoedwet

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet bundelt meerdere wetten en regelingen op gebied van behoud en beheer van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1998. Het deel van de Monumentenwet dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet welke naar verwachting in 2019 in werking treedt. Tot die tijd valt dit onderdeel binnen de overgangsregeling van de Erfgoedwet. Hierin staat dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden met de in de grond aanwezige danwel te verwachten monumenten.

arden.

Onderzoek

Op 24 mei 2023 heeft Vestigia het Archeologisch vooronderzoek in het kader van herontwikkeling opgeleverd. Doel van het archeologisch vooronderzoek is vast te stellen of in het plangebied sprake is (of kan zijn) van (de kans op) archeologische resten die door de ingrepen verstoord dreigen te worden en, indien mogelijk, uitspraken te doen over de waarde hiervan in termen van fysieke en inhoudelijke kwaliteit zoals zeldzaamheid en gaafheid. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 4.1), protocol 4002 Bureauonderzoek, zie Bijlage 8Archeologisch vooronderzoek.

Beleid gemeente

Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan Kom Eersel, 1e herziening (2013). Hier is voor het plangebied een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4.2’ opgenomen. Ter plaatse van het noordoostelijk deel van het plangebied geldt geen archeologische dubbelbestemming. Hiervoor geldt dat ingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 50 cm -mv onderzoeksplichtig zijn. Volgens de gemeentelijke

archeologische beleidskaart ligt het plangebied in een zone met hoge archeologische verwachting (Esdek).

Resultaten

Op basis van de bekende landschappelijke gegevens en de aanwezigheid van diverse vondstlocaties en

archeologische monumenten/AMK-terreinen in de nabije omgeving, heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd. Het bureauonderzoek wijst uit dat het plangebied gelegen is in een archeologisch zeer rijk gebied met in de directe omgeving in ieder geval resten uit de Ijzertijd/Romeinse tijd, mogelijk al uit de Bronstijd. Het gaat dan om resten van bewoning, maar mogelijk ook resten van urnen/crematiegraven. Ook binnen het plangebied kunnen deze resten verwacht worden. Tijdens de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd heeft zich mogelijk binnen het plangebied een esdek gevormd. Of binnen het plangebied ook een esdek aanwezig is, is niet vastgesteld. Binnen het plangebied is vanaf het midden van de 20e eeuw tot in de 21e eeuw sprake van diverse sloop- en bouwactiviteiten. Dit heeft waarschijnlijk geleid tot een verstoring van de bovengrond, in ieder geval door de aanleg van balkenfunderingen en poeren, tot ca. 80 cm -mv. Dit kan tot verstoring van eventuele archeologische waarden hebben geleid.

Conclusie

Gezien het feit dat er ingrepen plaatsvinden binnen een gebied met een hoge archeologisch verwachting, worden naar verwachting archeologische waarden bedreigd. Dit geldt niet voor de noordoosthoek van het plangebied. Deze zone heeft geen archeologische verwachting op basis van de beleidskaart, en geen dubbelbestemming, en kan ook op basis van dit bureauonderzoek worden afgeschreven. Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Eersel, om een besluit te nemen ten aanzien van het beëindigen of verder laten verlopen van het onderzoeksproces. Dit besluit kan afwijken van het door Vestigia gegeven advies. Ook wanneer het bevoegd gezag besluit dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en het onderzochte gebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Eersel, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

5.11 Geur

Binnen het plangebied worden woningen mogelijk gemaakt, een geurgevoelige functie. Voor dit woongebied moet worden aangetoond of de geurbelasting op de geurgevoelige objecten de maximale waarde overschrijdt. Voor de omgang met geurbelasting in Eersel is de Verordening Geurhinder en veehouderij gemeente Eersel 2015 vastgesteld. De verordening is in werking getreden op 9 oktober 2015 en beschrijft waar in de gemeente op welke manier met geurbelasting wordt omgegaan. De verordening beschrijft een veehouderij alsvolgt: inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren. Het plangebied ligt in de bebouwde kom en is niet opgenomen in gebied A of B van de verordening, maar onder de gebieden aangegeven als generiek zie figuur 19. Voor gebieden in de bebouwde kom geldt dat: "Op grond van artikel 6, lid 3 van de Wet en in afwijking van artikel 4, lid 1 van de Wet bedraagt de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object ten minste 50 meter voor zover dit betrekking heeft op bedrijven met maximaal 56 stuks dieren waarvoor vaste afstanden gelden.".

Toets omgeving

Op grond van de verordening dient de afstand tussen plangebied en een bedrijf met geuremmissie ten minste 50 meter te zijn. In de omgeving van het plangebied liggen geen geur emiterende bedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.BPEWintermans2053-VAST_0028.png"

Figuur 21: Uitsnede kaart Verordening Wet geurhinder en Veehouderij (Wvg).

Conclusie

In de buurt van het plangebied liggen geen geuremiterende bedrijven. Daarmee voldoet de toekomstige geurgevoelige functie woongebied aan de geurverordening.

5.12 Gezondheid

5.12.1 Pluimvee- en varkenshouderijen

De intensieve veehouderijen binnen de agrarische sector dragen bij aan de emissies van fijnstof PM10 in Nederland. Dit vrijkomende fijn stof bestaat uit een aantal stoffen, waarvan endotoxinen onderdeel uit (kunnen) maken.

Op 7 juli 2016 zijn onderzoeksrapporten gepubliceerd waarin wordt aangetoond dat omwonenden rond veehouderijen gezondheidsrisico’s lopen door de blootstelling aan emissies uit veehouderijen. Endotoxine is voor luchtwegklachten een belangrijk bestanddeel in de (fijn)stof emissie uit veehouderijen.

De ontwikkeling van een landelijk toetsingskader voor endotoxine door het Rijk, op advies van de Gezondheidsraad, is nog niet afgerond. Vooruitlopend daarop is door het Ondersteuningsteam Veehouderij en Volksgezondheid van het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht de ‘Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingskader 2.0’ opgesteld. Deze notitie haakt in op de lopende ontwikkeling van het landelijke endotoxinetoetsingskader en maakt gebruik van de daaruit voortkomende onderzoeksresultaten. De voorlopige onderzoekresultaten zijn voor de Gezondheidsraad in 2012 aanleiding geweest om voor de algemene bevolking een gezondheidskundige advieswaarde voor endotoxine van 30 EU/m³ aan het Rijk te adviseren. Deze advieswaarde wordt tevens gehanteerd

in de notitie.

Uitgangspunt in de ruimtelijke ordening is dat sprake moet zijn van een aanvaardbaar woonen leefklimaat en derhalve de advieswaarde van 30 EU/m³ niet wordt overschreden. Door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) is een berekeningsmodel opgesteld waarmee de individuele afstandscontour of endotoxine-risicocontour van 30 EU/m³ eenvoudig bepaald kan worden.

In de Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingskader 2.0’ worden de volgende richtafstanden gehanteerd:

- Pluimveebedrijven: binnen een afstand van 1 kilometer liggen woon- of verblijfsruimten van derden;

- Overige veehouderijen: binnen afstand van 250 meter ligt een bebouwde kom.

Binnen 250 m afstand komen geen veehouderijen voor. De dichtstbijzijnde paardenhouderij is de manege aan Molenveld 5 in Schadewijk. Binnen 1000 meter van het plangebied zijn ook geen pluimveehouderijen aanwezig.

Conclusie

Er is geen sprake van een overschrijding van de endotoxine advieswaarde ter plaatse van het plangebied.

5.12.2 Geitenhouderijen

Uit het onderzoek veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO) van het RIVM in 2017 is gebleken dat zich in een straal tot tussen 1,5 en 2 kilometer rond geitenbedrijven een verhoogd aantal gevallen van longontsteking voordoet. Het is nog onbekend waardoor dit precies komt. Van belang is wat nog toegestaan kan worden binnen de invloedssfeer van een geitenhouderij. Zolang nog niet duidelijk is waardoor het verhoogde risico bij geitenhouderijen ontstaat, heeft het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht een advies memo opgesteld. Daarin wordt gesteld dat de goede ruimtelijke ordening vraagt om aanhouding van besluitvorming over het toevoegen van gevoelige functies binnen 2 km van een geitenhouderij totdat meer duidelijk is over de oorzaak van de gezondheidsrisico’s. Met de voorgenomen

ontwikkeling is er sprake van nieuwe woningen. Er zijn geen geitenhouderijen op minder dan 2 km afstand van het plangebied gelegen. De dichtstbijzijnde geitenhouderij bevindt zich aan de Knegselsedijk 13 in Duizel op ca. 2 kilometer afstand. Dit bedrijf ligt ten noorden van het plangebied, dus buiten de overheersende windrichting, die zuidwest is.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen voor de volksgezondheid in het plangebied vanwege geitenhouderijen.

5.12.3 Conclusie

Vanuit het aspect veehouderijen en volksgezondheid is een woningbouwontwikkeling ter plaatse van het plangebied voorzienbaar.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Standaard En Bestemmingsmethodiek

Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld conform de gemeentelijke standaard, met inachtneming van de bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) en het coderingssysteem Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO).

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de regels en verbeelding van voorliggend plan zijn opgebouwd.

Bestemmingsmethodiek

Voorliggend bestemmingsplan is een globaal en ontwikkelgericht bestemmingsplan. In het begin van deze plantoelichting is de ontwikkeling uiteengezet en zijn de hoofdlijnen duidelijk gemaakt. Omdat de massa en situering van de bebouwing nog kan schuiven, is gekozen voor een globale systematiek.

6.2 Toelichting Op De Regels

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. Daarnaast wordt in deze paragraaf ingegaan op de overige regels uit het bestemmingsplan. Conform SVBP2012 zijn de regels onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Inleidende regels (hoofdstuk 1)
  • Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)
  • Algemene regels (hoofdstuk 3)
  • Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)

Denk bij de artikelsgewijze toelichting aan het maken van Kruisverwijzingen naar de regels!!

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard, dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Hierna volgt een toelichting per artikel.

Verkeer - Verblijfsgebied

De gronden met de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ zijn bestemd voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen reclame-uitingen, ambulante detailhandel, evenementen terrassen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor deze gebouwen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ter bescherming van de bestaande verkeerstructuur is een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.

Woongebied

De gronden met de bestemming ‘Woongebied’ zijn bestemd voor wonen, aan-huisverbonden beroepen en lichte bedrijvigheid op de begane grond. Voor de beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn nadere gebruiksregels opgenomen. Daarnaast zijn tuinen, erven en verhardingen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

Om flexibiliteit in de definitieve uitwerking van de bouwplannen te houden zijn binnen deze bestemming geen bouwvlakken opgenomen. Hoofdgebouwen mogen vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd, gestapeld of in de vorm van verandawoningen worden gerealiseerd. Op de verbeelding zijn de maximale bouwhoogte en de mogelijkheid voor een hoogteaccent aangegeven. Om te vermijden dat omliggende bedrijven worden gehinderd is een bouwaanduiding 'hoofdgebouw uitgesloten' opgenomen, hierbinnen zijn hoofdgebouwen of bijbehorende bouwwerken met een woonfunctie mogelijk. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor hoofdgebouwen, voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Aanvullend zijn in het plan specifieke bouwaanduidingen opgenomen voor de borging van maatregelen die nodig zijn door het wegverkeerslawaai en bedrijfslawaai op grond van de Wet geluidhinder.

Binnen de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor overschrijding van de maximale diepte van een hoofdgebouw, voor de bouw van een praktijkruimte en voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie.

Waarde - Archeologie 4.2

In het gehele plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4.2' opgenomen. Deze bestemming beschermt eventueel aanwezige archeologische resten.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 worden enkele algemene regels gegeven, zoals de anti-dubbeltelregel. Ook worden algemene gebruiksregels gegeven. Daarnaast worden enkele algemene afwijkings- en wijzigingsregels gegeven die de flexibiliteit van het plan vergroten.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

6.3 Geometrische Plaatsbepaling / Verbeelding

Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een BTG-ondergrond gebruikt. Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor onder meer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. Op een afdruk van de geometrische plaatsbepaling, de verbeelding, zijn alle bestemmingen en aanduidingen naast elkaar zichtbaar.

De gegevens zijn digitaal raadpleegbaar. Via de digitale portal waarop het plan wordt gepubliceerd kan, door te klikken op een bepaalde locatie, de bijbehorende bestemmingsregeling worden opgeroepen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Exploitatieverplichting

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten de grondeigenaar. Als er met de grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

Gelet op het voorgaande wordt in het kader van de voorgenomen ontwikkeling een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Daarmee wordt het voorliggende initiatief financieel uitvoerbaar geacht.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Inspraak en maatschappelijk overleg

Op grond van artikel 3.1.6 onder e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervan, vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Vooroverleg met andere overheden

Op grond van artikel 3.1.1, lid 1 juncto artikel 3.1.6, lid 1 onder c Bro pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De provincie Noord-Brabant stemt in met het planvoornemen, het plan is in overeenstemming met provinciale belangen. Het waterschap De Dommel stemt in met de het bestemmingsplan. Een randvoorwaarde is van het waterschap De Dommel is dat een voorwaardelijke verplichting voor waterberging wordt opgenomen in het bestemmingsplan. De vooroverlegreacties hebben geleid tot nader onderzoek alsmede tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten behoeve van de totstandkoming van het gebiedsconcept Wintermans, waarop onderhavig bestemmingsplan is gebaseerd, heeft een uitgebreid participatieproces plaatsgevonden. Bij het proces zijn op basis van drie stappen gedurende 2023 belanghebbenden, omwonenden, specialisten, het dorp en het bestuur van de gemeente Eersel betrokken bij de planvorming. Het plan van aanpak van de omgevingsdialoog en het resultaat van de omgevingsdialoog wordt beschreven in Bijlage 3 Plan vanaanpak en verslag omgevingsdialoog.

Tervisielegging

Het ontwerpbestemmingsplan "Wintermans Eersel" heeft op basis van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening vanaf 21 december 2023 tot 1 februari 2024 zes weken ter inzage gelegen. De bekendmaking daarvan heeft plaatsgevonden op 20 december 2023 in het Gemeenteblad, waarbij gewezen is op de mogelijkheid om naar keuze mondeling of schriftelijk een zienswijze in te dienen. Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn binnen de termijn twee zienswijzen ingediend. Beide zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan. De resultaten van de tervisielegging zijn opgenomen in Bijlage 17 Nota van zienswijzen bestemmingsplan Wintermans. Op 16 april 2024 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan vastgesteld.

Bijlagen

Bijlage 1 Gebiedsconcept - Wintermans

Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan Wintermans

Bijlage 3 Plan Van Aanpak En Verslag Omgevingsdialoog

Bijlage 4 Aanmeldnotitie M.e.r.-beoordeling Wintermans

Bijlage 5 Besluit Milieueffectrapportage Plan Wintermans Eersel

Bijlage 6 Geluid - Wegverkeerslawaai

Bijlage 7 Geluid - Industrielawaai

Bijlage 8 Archeologisch Vooronderzoek

Bijlage 9 Notitie Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 10 Ecologisch Onderzoek - Soortenbescherming

Bijlage 11 Ecologisch Onderzoek - Gebiedsbescherming (Stikstof)

Bijlage 12 Geluid - Akoestisch Onderzoek Eresloch

Bijlage 13 Verkeersonderzoek Wintermans Eersel

Bijlage 14 Mobiliteitsplan

Bijlage 15 Notitie Verpleeg- En Zorgwoningen Wintermans Eersel

Bijlage 16 Hydrologische Beschouwing Wintermans Eersel

Bijlage 17 Nota Van Zienswijzen Bestemmingsplan Wintermans