Bedrijventerrein Eindhoven Airport
Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven
Vastgesteld op 28-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bedrijventerrein Eindhoven Airport van de gemeente Eindhoven;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0772.80003-0301met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 A-, B- en C-hout
A-hout: massief en onbehandeld hout, zoals pallets en ongeverfd hout;
B-hout:hardhout, hardboard, zachtboard en spaanplaat;
C-hout:geïmpregneerd , gecreosoteerd en gewolmaniseerd hout, zoals tuinpalen, bielzen, meerpalen, beschoeing hout, boompalen;
1.7 abc-goederen
auto's, boten en caravans;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.10 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):
de totale oppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.11 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.12 beperkt kwetsbaar object
a.
1°. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, allen voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en
2°. bedrijfswoningen voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
c. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
d. winkels, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.13 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidden op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
1.14 bestaand:
bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp;
bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;
bij verkeersdoeleinden: de ligging van, en het aantal rijbanen ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 bruingoed
geluids- en beeldelektronica;
1.25 bruto- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf, kantoor, winkel of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.26 buitenopslag
opslag in de openlucht van materialen of goederen met inbegrip van opslag van containers, doch exclusief opslag van goederen en materialen in containers;
1.27 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 detailhandel in dagelijkse goederen
voedings- en genotmiddelen en artikelen op het gebied van persoonlijke verzorging;
1.30 detailhandel in niet dagelijkse goederen
niet zijnde detailhandel in dagelijkse goederen;
1.31 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.32 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.33 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 geluidsgevoelige functies:
bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.36 geluidsgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.37 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.38 gevaarlijke stoffen
a. stof die of preparaat dat bij of krachtens het Besluit verpakking en aanduidingmilieugevaarlijke stoffen en preparaten is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel9.2.3.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer, of
b. gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet vervoer gevaarlijkestoffen;
1.39 gewichtige redenen
redenen om af te wijken van de wettelijke richtwaarden, zoals bij extensief gebruikte terreinen en/of gebouwen (bijv. magazijnen, opslagloods), bij het opvullen van kleine open gaten in bestaand stedelijk gebied of bij vervangende nieuwbouw;
1.40 groepsrisico (GR)
cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
1.41 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.42 handel
elke vorm van handel, dat wil zeggen het bedrijfsmatig ten verkoop uitstallen, te koop aanbieden, verkopen of leveren van goederen;
1.43 HDO-afval
bedrijfsafval afkomstig van handel, diensten en overheid, waarbij de volgende afvalstromen te onderscheiden zijn:
- organisch bedrijfsafval, waarbij flessenglas aangemerkt dient te worden als organisch, daar hier mogelijk etensresten op kunnen zitten;
- niet-organisch bedrijfsafval;
1.44 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.45 hoofdgebouw:
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.46 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.47 huishoudelijk afval
afval van huishoudens, waarbij de volgende afvalstromen te onderscheiden zijn:
- GFT-afval: gescheiden groente-, fruit-, en tuinafval van huishoudens;
- huishoudelijk restafval: het overige huishoudelijk afval, naast het GFT-afval;
- niet gescheiden huishoudelijk afval: niet gescheiden GFT-afval en huishoudelijk restafval;
1.48 invloedsgebied
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd;
1.49 kantoor:
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.
1.50 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie);
1.51 kwetsbaar object
- a. woningen, niet zijnde:
- verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare en voor zover die woningen niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- bedrijfswoningen;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
- (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- scholen;
- sociale werkplaatsen, of;
- gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting of;
- complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voorzover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
1.52 lijst van bedrijfsactiviteiten:
de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG zoals opgenomen in de Lijst van bedrijfsactiviteitenen de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels;
1.53 lijst van horeca-activiteiten
lijst met onderverdeling van horeca-activiteiten naar mate van mogelijke overlast voor de omgeving zoals opgenomen in de Lijst van horeca-activiteiten behorende bij deze regels;
1.54 organisch afval
onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken organische stoffen, waarbij de volgende afvalstromen worden onderscheiden: |
- dierlijk afval: slachtafval en kadavers; |
- GFT-afval: gescheiden ingezameld groente-, fruit- en tuinafval van huishoudens, |
- organisch bedrijfsafval: bedrijfsafval vergelijkbaar met GFT-afval, waaronder (gekookt) keukenafval en etensresten (swill), dat vrijkomt bij handel, diensten en overheid en veilingafval; |
- groenafval: gescheiden ingezameld groenafval dat vrijkomt bij aanleg en onderhoud van openbaar groen, bos- en natuurterreinen, berm- en slootmaaisel, alsmede al het afval dat hiermee te vergelijken is, zoals onder meer grof tuinafval, afval van hoveniersbedrijven, agrarisch afval en afval dat vrijkomt bij aanleg en onderhoud van terreinen van instellingen en bedrijven; |
- berm- en slootmaaisel: groenafval dat vrijkomt bij het maaien van groenstroken, wegbermen en slootkanten. |
1.55 parkeerbedrijf
het bedrijfsmatig aanbieden van parkeerplaatsen in een bebouwde voorziening of op een onbebouwde voorziening, anders dan voor werknemers en bezoekers van het eigen bedrijf. Het betreft in ieder geval autoparkeerterreinen en/of parkeergarages met SBI-code 5221 (SBI-2008).
1.56 peil:
0.30 m boven de kruin van de weg;
1.57 plaatsgebonden risico (PR)
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.
1.58 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.59 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.60 PR 10-6/jaar contour
binnen deze plaatsgebonden risicocontour is de kans 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.61 regeling externe veiligheid (Revi)
regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
1.62 risicovolle inrichting:
- 1. inrichtingen bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten en/of;
- 2. inrichtingen waar opslag, overslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen plaatsvindt én die behoren tot een categorie van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer én waarvan het invloedsgebied tot over de eigen perceelsgrens reikt en/of;
- 3. inrichtingen waarvoor, krachtens artikel 3.12, 3.17, 3.18, 3.28, 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.7 of 4.81 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, regels gelden bij de opslag, overslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten en/of;
- 4. een inrichting waarin meer dan 1.000 kilogram consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit of waarin professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen of bewerkt of;
- 5. inrichtingen die niet onder 1 tot en met 4 vallen en waarvan de PR 10-6/jaar contour voor het plaatsgebonden risico is gelegen buiten de eigen perceelsgrens;
1.63 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.64 staat van bedrijfsactititeiten
de staat, zoals opgenomen in bijlage I en bijlage II;
1.65 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.66 verkoopvloeroppervlakte (vvo):
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.67 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.68 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend;
1.69 woongebouw:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.70 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw, niet zijnde een woning, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende tot de categorieën 3.1 tot en met 4.2 op een bouwperceel van tenminste 1.000 m2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, zelfstandige kantoorvestigingen en detailhandel;
- b. bedrijven genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende tot de categorie 2, uitsluitend voorzover het betreft bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw, groothandelsbedrijven of bedrijven uit deze categorieen op een bouwperceel van tenminste 1.000 m2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, zelfstandige kantoorvestigingen of detailhandel;
- c. productiegebonden detailhandel deel uitmakende van bedrijven vermeld onder a. of b., met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
- d. kantooractiviteiten, voor zover onderdeel uitmakend van en ondergeschikt aan de ter plaatse gevestigde bedrijven onder a en b;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' tevens voor detailhandel in volumineuze goederen, waarbij uitsluitend abc goederen zijn toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens voor verhuur van bruingoed;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1 - 1' tevens voor een risicovolle inrichting;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1 - 2' tevens voor een bedrijf genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 5229, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- i. jer plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1 - 3' tevens voor een bedrijf genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 63, 69 tm 71, 73, 74, 77, 78, 80 tm 82, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- j. ker plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1 - 4' tevens voor een bedrijf genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 531, 532, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1 - 5' tevens voor een bedrijf genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 772, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1 - 6' tevens voor een bedrijf genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 791, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1 - 7' tevens voor zelfstandig kantoor kleiner dan 1.500 m2 bedrijfsvloeroppervlak, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1 - 8' tevens voor zelfstandig kantoor groter dan 1.500 m2 bedrijfsvloeroppervlak, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1 - 9' tevens voor een risicovolle inrichting waarvan het invloedsgebied mag reiken buiten het plangebied van het bestemmingsplan;
met de daarbijbehorende:
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- q. buitenopslag, met uitzondering van organisch afval. Opslag van A-, B- en C-hout in de buitenlucht is wel toegestaan;
- r. erven en terreinen;
- s. groenvoorzieningen;
- t. infrastucturele voorzieningen;
- u. nutsvoorzieningen;
- v. parkeervoorzieningen;
- w. waterhuishoudkundige voorzieningen met uitzondering van waterpartijen in de vorm van waterlopen, vijvers en open bassins.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 en toestaan dat hoofd- en bijgebouwen buiten het bouwvlak en vóór de naar de bestemming Verkeer gerichte zijde van het bouwvlak worden gebouwd indien de bedrijfsvoering dit vereist, met dien verstande dat de afstand van gebouwen tot de naar de bestemming Verkeergerichte grens van het bouwperceel ten minste 17 meter bedraagt.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijf - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende tot de categorieën 1 en 2, uitsluitend voorzover het betreft bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw, groothandelsbedrijven of bedrijven uit deze categorieen op een bouwperceel van tenminste 1.000 m2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en detailhandel;
- b. zelfstandige kantoren;
- c. productiegebonden detailhandel deel uitmakende van bedrijven vermeld onder a. resp. b., met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1a' tevens voor horeca in categorie 1a genoemd in de Lijst van horeca-activiteiten, waarbij tevens detailhandel in voedingsmiddelen is toegestaan, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2 - 1' tevens voor een bedrijf genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 26, 32, 33, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf 2 - 2' tevens voor een bedrijf genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 7712, 7739, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf 2 - 3' tevens voor een bedrijf genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 261, 263, 264, 331, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf 2 - 4' tevens voor een bedrijf genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 293, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf 2 - 5' tevens voor een bedrijf genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 84, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf 2 - 6' tevens voor een bedrijf genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 8532, 854, 855, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
met de daarbijbehorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- l. buitenopslag, met uitzondering van organisch afval. Opslag van A- B- en C-hout in de buitenlucht is wel toegestaan;
- m. erven en terreinen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. infrastucturele voorzieningen;
- p. nutsvoorzieningen;
- q. parkeervoorzieningen;
- r. waterhuishoudkundige voorzieningen met uitzondering van waterpartijen in de vorm van waterlopen, vijvers en open bassins.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 en toestaan dat hoofd- en bijgebouwen buiten het bouwvlak en vóór de naar de bestemming Verkeer gerichte zijde van het bouwvlak worden gebouwd indien de bedrijfsvoering dit vereist, met dien verstande dat de afstand van gebouwen tot de naar de bestemming Verkeergerichte grens van het bouwperceel ten minste 17 meter bedraagt.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf - 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende tot de categorieën 3.1 en 3.2 op een bouwperceel van tenminste 1.000 m2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, zelfstandige kantoorvestigingen en detailhandel en voor zover de afstanden voor de aspecten geur en stof zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten niet meer bedraagt dan 50 meter;
- b. productiegebonden detailhandel deel uitmakende van bedrijven vermeld onder a., met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
- c. kantooractiviteiten, voor zover onderdeel uitmakend van en ondergeschikt aan de ter plaatse gevestigde bedrijven onder a.;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' tevens voor detailhandel in volumineuze goederen, waarbij uitsluitend abc goederen zijn toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3 - 1' tevens voor een bedrijf genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 531, 532, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3 - 2' tevens voor een bedrijf genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 791, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3 - 3' tevens voor zelfstandig kantoor kleiner dan 1.500 m2 bedrijfsvloeroppervlak, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3 - 4' tevens voor zelfstandig kantoor groter dan 1.500 m2 bedrijfsvloeroppervlak, waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3 - 5' tevens voor een bedrijf genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 451, 452, 454 (SBI-2008), waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak maximaal 10% mag worden uitgebreid; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3 - 5' geldt de eis van "een bouwperceel van tenminste 1.000 m2" uit artikel 5.1 sub a niet;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3 - 5' tevens voor een parkeerbedrijf, zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 5221 (SBI-2008).
met de daarbijbehorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- l. buitenopslag, met uitzondering van organisch afval. Opslag van A- B- en C-hout in de buitenlucht is wel toegestaan;
- m. erven en terreinen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. infrastucturele voorzieningen;
- p. nutsvoorzieningen;
- q. parkeervoorzieningen;
- r. waterhuishoudkundige voorzieningen met uitzondering van waterpartijen in de vorm van waterlopen, vijvers en open bassins.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat hoofd- en bijgebouwen buiten het bouwvlak en vóór de naar de bestemming Verkeer gerichte zijde van het bouwvlak worden gebouwd indien de bedrijfsvoering dit vereist, met dien verstande dat de afstand van gebouwen tot de naar de bestemming Verkeergerichte grens van het bouwperceel ten minste 17 meter bedraagt.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Bedrijf - 4
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende tot de categorieën 3.1 tot en met 4.2 op een bouwperceel van tenminste 1.000 m2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, zelfstandige kantoorvestigingen en detailhandel;
- b. productiegebonden detailhandel deel uitmakende van bedrijven vermeld onder a., met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
- c. kantooractiviteiten, voor zover onderdeel uitmakend van en ondergeschikt aan de ter plaatse gevestigde bedrijven onder a.;
met de daarbijbehorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. buitenopslag, met uitzondering van organisch afval. Opslag van A- B- en C-hout in de buitenlucht is wel toegestaan;
- f. erven en terreinen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. infrastucturele voorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen met uitzondering van waterpartijen in de vorm van waterlopen, vijvers en open bassins.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 6.1 wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken voor de opslag van goederen indien het onbebouwde gronden betreft binnen het in lid 6.2 onder a bedoelde bouwvlak; voor zover:
- de gronden en de opgeslagen goederen zichtbaar zijn vanaf de openbare weg;
- de hoogte hiervan meer bedraagt dan de hoogte van het op het betreffende perceel aanwezige hoogste gebouw dan wel meer bedraagt dan 10 meter;
- b. het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken voor opslag van organisch afval in de buitenlucht, met uitzondering van A-, B- en C-hout;
- c. het gebruik, in gebruik geven of laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor bewoning voor zover niet op de verbeelding aangeduid als 'bedrijfswoning';
- d. het gebruik, in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- e. gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het aldaar gevestigde bedrijf;
- f. het gebruik, in gebruik geen of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan vermeld in lid 6.1 sub c en voor zover op de verbeelding niet aangeduid als 'detailhandel';
- g. het gebruik van gronden als waterpartijen in de vorm van waterlopen, vijvers en open bassins;
- h. het gebruik, in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van kwetsbare objecten met uitzondering van kantooractiviteiten groter van 1.500 m2 bedrijfsvloeroppervlak voor zover onderdeel uitmakend van en ondergeschikt aan de ter plaatse gevestigde bedrijven.
- i. het gebruik, in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken en/of gebouwen ten behoeve van een parkeerbedrijf.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1:
- a. voor bedrijven die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten mits het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die zijn genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in de categorieen 3.1 tot en met 4.2 en 5.1 en mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of kwetsbare objecten.
- b. voor bedrijven die in de Lijst van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd in de categorieën 1 of 2 indien wordt voldaan aan de volgende eisen:
- 1. het bouwperceel dient voor minimaal 50% te worden bebouwd, waarbij;
- 2. voor een bedrijfsactiviteit in categorie 1 sprake dient te zijn van een bouwperceel met een oppervlakte van ten minste 20.000 m2;
- 3. voor een bedrijfsactiviteit in categorie 2 dient sprake te zijn van een bouwperceel met een oppervlakte van ten minste 10.000 m2;
- 4. er geen sprake is van een geluidszoneringsplichtige inrichting, risicovolle inrichting en/of kwetsbaar object.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. paden;
- d. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
- e. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. verhardingen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat - en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 7.1 wordt in ieder geval gerekend:
- a. standplaats voor onderkomens;
- b. opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of produkten;
- c. terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-,vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn;
- d. opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen;
- e. volkstuin;
- f. terrein voor wedstrijdsport, motor- en fietscross of modelvliegtuigsport;
- g. het diepwoelen of -ploegen van de bodem;
- h. het aanleggen en verharden van wegen, niet zijnde voet- of fietspaden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 anders dan parkeervoorzieningen;
Artikel 8 Natuur
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden;
- b. duurzame instandhouding van bos;
met de daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. infrastructurele voorzieningen voor zover het betreft onverharde wegen en paden;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen met uitzondering van waterpartijen in de vorm van waterlopen, vijvers en open bassins.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voet- en rijwielpaden;
- b. wegen en straten, die mede gericht zijn op de afwikkeling van doorgaand verkeer;
- c. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer en met handhaving van het bestaande wegprofiel.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stallen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, voor de verkeersveiligheid of sociale veiligheid.
Artikel 10 Leiding - Gas
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een (ondergrondse) gastransportleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere op de plankaart opgenomen bestemmingen, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.1, met dien verstande dat:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de betreffende leiding;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 geluidzone - industrie - 1
Binnen de op de verbeelding aangegeven geluidzone - industrie - 1 zijn geen geluidsgevoelige functies toegestaan.
12.2 geluidzone - industrie - 2
Binnen de op de verbeelding aangegeven geluidzone - industrie - 2 zijn geen geluidsgevoelige functies toegestaan.
12.3 luchtvaartverkeerszone - ke contour
Binnen de op de verbeelding aangegeven luchtvaartverkeerszone - ke contour is het niet toegestaan:
- 1. woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en woonwagenstandplaatsen op te richten, voor zover die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszones nog niet aanwezig waren en waarvoor nog geen bouwvergunning of omgevingsvergunning is verleend;
- 2. ligplaatsen te hebben voor zover die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone nog niet aanwezig zijn.
12.4 luchtvaartverkeerszone - ILS
12.5 veiligheidszone - luchtvaart
- a. Binnen de aanduiding veiligheidszone - luchtvaart zijn geen kwetsbare objecten, beperkt kwetsbare objecten, kantoren met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 voor zover zij behoren tot een risicovolle inrichting, kantoorgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij behoren tot een risicovolle inrichting en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij behoren tot een risicovolle inrichting, toegestaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor beperkt kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten die tot een risicovolle inrichting behoren, binnen de veiligheidszone indien er sprake is van gewichtige redenen. Onder gewichtige redenen wordt verstaan: redenen om af te wijken van de wettelijke richtwaarden, zoals bij extensief gebruik van gebouwen/terreinen, bij het opvullen van kleine open gaten in bestaand stedelijk gebied of bij vervangende nieuwbouw. Een bestaande situatie kan een gewichtige reden zijn. Onder extensief gebruikte gebouwen wordt verstaan: magazijnen, loodsen e.d.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de bouwvlakken worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. de regels met het oog op de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 100 m2 (bvo) en een bouwhoogte van maximaal 3 m., het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal10 m, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m;
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 20 m, met inachtneming van het bepaalde in artikel 12.4.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen:
- a. door het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwvlakken ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.
Artikel 15 Algemene Procedureregels
15.1 Procedureregels bij afwijking met omgevingsvergunning en/of nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een afwijking met omgevingsvergunning en/of het stellen van nadere eisen, is de volgende procedure van toepassing:
- a. het ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. van de terinzagelegging wordt tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze kennis gegeven;
- c. de kennisgeving houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
15.2 Procedureregels bij omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Bij het nemen van een besluit omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nemen burgemeester en wethouders de volgende regels in acht:
- a. het verzoek om een omgevingsvergunning ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. van de terinzagelegging wordt tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis- bladen, of op een andere geschikte wijze kennis gegeven;
- c. de kennisgeving houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders zienswijzen indienen tegen het voornemen om een omgevingsvergunning te verlenen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken met een omgevingsvergunning van lid 16.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 16.1 met maximaal 10%.
16.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
16.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
16.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 16.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
16.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 16.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Eindhoven Airport.
Hoofdstuk 1 Beschrijving Plangebied
1.1 Historie
In 1983 hebben de raden van de gemeenten Eindhoven en Veldhoven bestemmingsplan Welschap A vastgesteld. Dit bestemmingsplan bood de mogelijkheid tot vestiging van bedrijven en kantoren die belangen en/of relaties hebben met het luchtvaartterrein en de daarmee samenhangende activiteiten. De luchthaven was van groot belang voor de ontwikkeling van de regio. In het nieuwe plan werden meer bouwmogelijkheden voor bedrijven gecreeerd.
De toekomstige bouwwerken langs de hoofdroute naar het vliegveld dienden in hun plaatsing, massa en orientatie duidelijke gerichtheid op de openbare ruimte te hebben. Er zijn hoge eisen gesteld aan de vormgeving van de bouwwerken en de terreininrichting langs de hoofdroute en aan het plein tegenover het vliegveld.
1.2 Stedenbouwkundige Structuur
Het bedrijventerrein Eindhoven Airport grenst aan Eindhoven Airport en vliegbasis Eindhoven. Eindhoven Airport (civiele gedeelte van het luchtvaartterrein) en vliegbasis Eindhoven (militair gedeelte van het luchtvaartterrein) vallen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. In functie en verschijningsvorm draagt Eindhoven Airport sterk bij aan het imago van Eindhoven als technologiestad. Als het gaat om de toegang tot de stad vormt Eindhoven Airport de internationale toegang tot Brainport Eindhoven. Het bedrijventerrein Eindhoven Airport biedt van oorsprong mogelijkheden tot vestiging van bedrijven en kantoren die belangen en of relaties hebben met het luchtvaartterrein en de daarmee samenhangende activiteiten. Het bedrijventerrein ligt immers op loopafstand van de terminal.
Vliegbasisterminal
Functionele structuur
Op het bedrijventerrein zijn thans met name ondernemingen gevestigd met veel 'business-to-business' contacten. Hieronder vallen ondernemingen binnen de computerbranche, groothandel en lichte industrie. Daarnaast zijn er kantoren gevestigd die noodzakelijk zijn voor het vliegbasisproduct. Het betreft overwegend kleinere tot middelgrote kantoren (1.000-3.500 m2).
De uitstraling van de kantoorgebouwen is voornamelijk zakelijk en rustig met statige architectuur uit de jaren '80. Langs de primaire toegangsweg zijn gebouwen met kantoorfuncties gevestigd. Langs overige wegen liggen lagere loodsen, bestaande uit 'grote dozen', met een bedrijfsondersteunend kantoorgebouw van ca. twee lagen gericht op de openbare weg. De meeste bedrijven vallen onder milieucategorie 2 tot en met 4. Er zijn enkele bedrijven in categorie 1 gevestigd. Bedrijven in categorie 5 of hoger komen niet voor op het bedrijventerrein.
Behalve bedrijven en kantoren zijn op het bedrijventerrein enkele andere functies gesitueerd, namelijk horeca en detailhandel. Deze worden positief bestemd. De aanwezige bedrijfswoning krijgt geen positieve bestemming. Dergelijke functies mogen niet nieuw gevestigd worden.
De ontwikkeling van het bedrijventerrein is nu nagenoeg geheel voltooid. Er zijn nog enkele braakliggende terreinen die voor bedrijfsbebouwing benut kunnen worden. De gronden gelegen tussen Jan Olieslagersweg en Beatrixkanaal maken eveneens deel uit van het plangebied. Defensie heeft het terrein verlaten en de gebouwen gesloopt. Op het terrein is nieuwbouw mogelijk.
Luchthavenweg 81, European Business Centre
Verkeers- en groenstructuur
Het bedrijventerrein is ruim van opzet. De Luchthavenweg vormt de belangrijkste ontsluitingsroute voor het autoverkeer. Deze ontsluitingsweg heeft - in tegenstelling tot de overige wegen in het gebied - aan weerszijden van de weg een vrijwel aaneengesloten begeleidende gevelwand van drie lagen in een breed straatprofiel met aan weerzijden een bomenrij. De secundaire toegangsweg wordt gevormd door de Jan Olieslagerweg. Zowel de Luchthavenweg als de Jan Olieslagerweg komen uit op de Antony Fokkerweg vanwaar de verbinding loopt met de snelweg A2. Met het openbaar vervoer (lijn 401) is een snelle verbinding naar het station mogelijk. In het plangebied geldt overwegend eenzijdig langsparkeren aan de weg. Een uitzondering hierop vormt de Luchthavenweg.
Luchthavenweg
Technische infrastructuur
Aan de noordoost kant van het plangebied is een gastransportleding gelegen, parallel aan het kanaal. De leiding en het invloedsgebied zijn in het plangebied gelegen. In het plangebied komen verder geen kabels en leidingen voor die gevolgen hebben voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving en een bescherming in het bestemmingsplan behoeven.
Hoofdstuk 2 Inleiding
2.1 Aanleiding
De gemeente Eindhoven heeft besloten om nieuwe bestemmingsplannen op te stellen voor het bestaande stedelijke gebied. Dit besluit is genomen omdat het merendeel van de geldende bestemmingsplannen te globaal van opzet is en niet voldoende rechtszekerheid biedt. Een aantal plannen is ook sterk verouderd.
Er is tevens besloten om de nieuwe bestemmingsplannen tegelijkertijd te digitaliseren. Digitale bestemmingsplannen zijn beter toegankelijk voor de burgers en de gemeentelijke organisatie en makkelijker uit te wisselen met andere overheden.
Er was een gemeentelijke taskforce actualisatie bestemmingsplannen geformeerd. Het was de taak van de taskforce om vóór 1 juli 2013 alle bestemmingsplannen voor het stedelijke gebied geactualiseerd te hebben. De taskforce is inmiddels opgeheven maar de actualisatie van bestemmingsplannen loopt door. Bij deze inhaalslag gaat het om het conserveren en beheren van de bestaande situatie. Vastgesteld beleid wordt doorvertaald en ontwikkelingen waaromtrent besluitvorming heeft plaatsgevonden, worden meegenomen. De bestemmingsplannen worden volgens één heldere systematiek vormgegeven en toegankelijk gemaakt. Hierdoor ontstaat er meer rechtszekerheid voor burgers en bedrijven.
Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Eindhoven Airport" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbijbehorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd.
2.2 Het Plangebied
Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan ligt aan de rand van het westelijk deel van de stad ten zuiden van Eindhoven Airport en vliegbasis Eindhoven en maakt deel uit van het stadsdeel Strijp en de wijk Meerhoven. Met het bepalen van de noordelijke grens van het plan is geanticipeerd op de begrenzing van het luchtvaartterrein, zoals die is opgenomen in het Aanwijzingsbesluit Militair Luchtvaartterrein Eindhoven van 18 december 2007. Het luchtvaartterrein maakt daarmee nadrukkelijk geen onderdeel uit van het plangebied.
Het plangebied wordt begrensd door het Beatrixkanaal aan de oostzijde, de Anthony Fokkerweg, Flightforum in het zuidoosten, de verkaveling aan de Jan Hilgersweg in westelijke richting en langs de noordelijke rand van het plan door Eindhoven Airport en de vliegbasis Eindhoven. Het plangebied bestaat volledig uit bedrijventerrein met daarop bedrijven en kantoren en enige groenvoorzieningen. Op het terrein zijn circa 120 bedrijven gevestigd. Het plangebied is circa 80 ha groot.
Op de gronden gelegen tussen Beatrixkanaal en Jan Olieslagersweg bevond zich een brandstof- en onderhoudscomplex van Defensie. Het complex heeft zijn functie verloren, de gebouwen zijn gesloopt en de gronden zijn gesaneerd. Het hele gebied inclusief bos was bestemd voor militaire doeleinden waarbij maximaal 60% van het bestemmingsvlak mag worden bebouwd. Volgens de structuurvisie en verordening van de provincie is een strook grond langs het Beatrixkanaal aangeduid als ecologische verbindingszone. Tevens was het plangebied volgens het voorheen geldende streekplan gelegen binnen de groene hoofdstructuur. Deze gronden krijgen een passende bestemming om de aanwezige waarden te behouden. Voor de ecologische verbindingszone is een regeling opgenomen. Het terrein wordt minder intensief bebouwd dan voorheen was toegestaan om zodoende rekening te houden met de aanwezige kwaliteiten van het gebied. Voor het gebied is een nieuw bestemmingsplan op 20 juni 2006 vastgesteld, welke de ontwikkeling van bedrijvigheid mogelijk maakt. Deze regeling is grotendeels overgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
Plangebied
2.3 Voorgaande Plannen
Het voorliggende bestemmingsplan "Bedrijventerrein Eindhoven Airport" vervangt verscheidene bestemmingsplannen die momenteel in het plangebied gelden. Hieronder is een overzicht opgenomen van de vigerende bestemmingsplannen welke geheel of gedeeltelijk door het voorliggende bestemmingsplan worden vervangen. Vrijstellingen zijn niet in het overzicht opgenomen.
nr | naam plan | vastgesteld | goedgekeurd |
226 | Welschap A, herziening II, gemeente Veldhoven | 20 juni 1988 | 8 november 1988 |
257 | Welschap A.1, gemeente Veldhoven | 12 december 1989 | 28 mei 1990 |
135 | Landelijk gebied Strijp 1998 | 1 februari 1999 | 21 september 1999 |
268a | Flightforum | 6 maart 2007 | 19 juni 2007 |
Overzicht bestemmingsplannen
2.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit de volgende delen.
Na deze inleiding volgt paragraaf 2 met de beschrijving van de bestaande situatie in het plangebied (inclusief de nog uit te voeren projecten waaromtrent besluitvorming heeft plaatsgevonden). Paragraaf 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden voor en het beleidskader voor de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan. Paragraaf 4 geeft inzicht in de milieuaspecten. Paragraaf 5 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in paragraaf 6. In paragraaf 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is neergelegd in paragraaf 8. Paragraaf 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak).
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
Met het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Eindhoven Airport" wordt een actuele planologische regeling over de bestaande situatie gelegd. In het algemeen worden alleen beleid en projecten waarover bestuurlijke besluitvorming heeft plaatsgevonden in het nieuwe bestemmingsplan meegenomen.
In onderhavig bestemmingsplan is daarnaast geanticipeerd op de volgende nieuwe ontwikkeling. In het plan is rekening gehouden met de nieuwe geluidszone op basis van de toekomstige verplaatsing van de proefdraaifaciliteit voor vliegtuigmotoren op de vliegbasis Eindhoven. Voor de verplaatsing van de proefdraaifaciliteit ("bromtol") is een verzoek om vrijstelling ingediend door de Dienst Vastgoed van Defensie. De vrijstellingsprocedure loopt op dit moment. De voorziene nieuwe locatie van de proefdraaifaciliteit is niet gelegen in het plangebied. Het gaat in dit plan met name om de geluidzone rond de proefdraaifaciliteit. In paragraaf Hoofdstuk 4Milieuparagraaf wordt hier verder op in gegaan.
3.2 Nationaal Beleid
3.2.1 Nota Ruimte
In de Nota Ruimte zijn door de voormalige ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. In de Nota Ruimte zijn het beleid uit het Structuurschema Groene Ruimte 2 en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid uit de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening meegenomen. Een belangrijk uitgangspunt van de Nota Ruimte is versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland. Randvoorwaarde is een goed functionerende verkeers- en vervoerinfrastructuur met een betrouwbare bereikbaarheid, vooral op de hoofdverbindingsassen voor de weg, het water en het spoor. De prioriteit ligt op deze assen als verbinding tussen de stedelijke netwerken en de economisch belangrijke gebieden (de Randstad met de mainports Schiphol en Rotterdam, de brainport Eindhoven/Zuidoost-Brabant en de greenports). De snelweg A2 is één van die belangrijke verbindingen, de kennisas van Nederland en een internationale hoofdas naar het zuidoosten.
Uitsnede Oost-Brabant Kaart III Uitvoeringsagenda Nota Ruimte: Economie
Doorslaggevende aspecten voor de versterking van de internationale concurrentiepositie zijn voldoende aanbod van aantrekkelijke vestigingslocaties en de aanpak van de verkeerscongestie. De knelpunten doen zich vooral voor in de grote steden en de mainports. In de nota krijgen vooraanstaande kennisclusters in de regio's een belangrijke rol. Deze clusters moeten hun innovatieve mogelijkheden en potenties ten volle kunnen benutten. De regio 'Eindhoven/Zuidoost-Brabant' is in de nota, vanwege haar internationale positie, als 'brainport' aangewezen. De snelweg A2 vervult als 'kennisas' een belangrijke rol voor veel kennisclusters en innovatiecentra.
Nederland staat voor een grote opgave om ruim 21.000 hectare bedrijventerrein te herstructureren en daarnaast nog eens ongeveer 23.000 hectare nieuw bedrijventerrein te realiseren. De inzet van het Rijk richt zich hierbij voornamelijk op de 'topprojecten' die van nationaal belang zijn.
Per 1 juli 2008 hebben de destijds vigerende planologische kernbeslissingen (PKB's) op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie gekregen. Nieuwe structuurvisies moeten volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een beschrijving bevatten waaruit blijkt hoe het rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke belangen wil verwezenlijken. Omdat de destijds vigerende PKB's nog niet over een dergelijke realisatieparagraaf beschikte heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid vastgesteld. Hierin zijn alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB's en de voorgenomen verwezenlijking daarvan gebundeld. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen de medeoverheden over de voorbereiding van bestemmingsplannen en projectbesluiten overleg te voeren met het rijk indien nationale belangen in geding zijn. De Realisatieparagraaf geeft helderheid over de nationale belangen en daarmee ook over de vraag of over een ruimtelijk plan vooroverleg met het rijk noodzakelijk is.
De Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid is toegevoegd aan de Nota Ruimte en heeft de status van structuurvisie. Er is een overzicht opgenomen van 34 nationaal ruimtelijke belangen. Dit vormt de ruggegraat van de Realisatieparagraaf. Bij 9 onderwerpen die ontleend zijn aan de Nota Ruimte en bij 3 andere PKB's wordt de nieuwe Amvb bevoegdheid ingezet. Enkele onderwerpen die raakvlakken hebben met dit bestemmingsplan zijn:
PKB | Onderwerp | Beleidskader |
Nota Ruimte | Bundeling en verstedelijking en econimische activiteiten | Optimale benutting van bestaand bebouwd gebied, regime voor nieuwbouw in het buitengebied (inclusief uitzonderingsbepaling voor recreatiecomplexen) en locatiebeleid bedrijven en voorzieningen. |
Tweede structuurschema Militaire terreinen | Planologische regeling indirect ruimtebeslag | Beperkingen rondom zend- en ontvangstinstallaties, radarstations, laagvlierroutes jachtvliegtuigen, munitieopslag en rondom schietterreinen. |
Ontwikkeling van nationele stedelijke netwerken en stedelijke centra
Binnen de nationale stedelijke netwerken worden een aantal gebieden aangewezen om de verstedelijking te bundelen, wat bijdraagt aan de versterking van de economische positie van de nationale stedelijke netwerken en aan het draagvlak voor voorzieningen in en bij de steden. Brabantstad, waar Eindhoven in ligt, is één van de nationaal stedelijke netwerken. De bundelingspercentages voor woningen, bedrijventerreinen en arbeidsplaatsen dient ten minste gelijk te blijven. Deze opdracht wordt verankerd in bestuurlijke afspraken.
Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten
Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten ondersteunt de steden in hun functie van economische en culturele motor en zorgt voor een bepaalde basiskwaliteit. In de Nota Ruimte staat onder meer beschreven dat provincies het integrale lokatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen concretiseren. Het locatiebeleid bevat ten minste regels die waarborgen dat aan bestaande en nieuwe bedrijven en voorzieningen die uit het oogpunt van veiligheid, hinder en verkeersaantrekkende werking niet inpasbaar zijn in woonbebouwing ruimte wordt geboden op specifieke daarvoor te bestemmen bedrijventerreinen. Verder is opgenomen dat aan nieuwe en bestaande bedrijven met omvangrijke goederenstromen en/of een omvangrijke verkeersaantrekkende werking ruimte wordt geboden op locaties met een goede aansluiting op verkeers- en vervoersverbindingen. In een Amvb worden regels gesteld aan de toelichting van bestemmingsplannen om doorwerking van de hierboven beschreven passages te borgen.
SER-ladder
Ten aanzien van de SER-ladder voor bedrijventerreinen is afgesproken dat provincies zorgen voor borging van deze SER-ladder. De SER introduceerde de ladder in 1999 in zijn Commentaar op de Nota Ruimtelijk Economisch Beleid. Voor het inpassen van de ruimtebehoeften voor de functies wonen, bedrijvigheid en infrastructuur stelde de SER voor de volgende ladder als denkmodel te hanteren.
Gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden. Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen. Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde. Daarbij dienen de verschillende relevante waarden en belangen goed te worden afgewogen in een gebiedsgerichte aanpak. Door een zorgvuldige keuze van de locatie van ‘rode’ functies en door investeringen in kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte moet worden verzekerd dat het meerdere ruimtegebruik voor wonen, bedrijventerreinen of infrastructuur de kwaliteit van natuur en landschap respecteert en waar mogelijk versterkt.
3.2.2 Tweede structuurschema militaire terreinen
In het Tweede structuurschema militaire terreinen (SMT-2) zijn randvoorwaarden aan het ruimtelijk beleid van gemeenten gesteld. Het gaat om de bestemmingen die Defensieterreinen krijgen (direct ruimtebeslag) en beperkingen die bijvoorbeeld in het belang van de veiligheid of het voorkomen van geluidhinder moeten worden gesteld aan het gebruik van gebieden (indirect ruimtebeslag). Het indirecte ruimtebeslag rondom militaire luchtvaartterreinen zoals de verschillende geluidzones en obstakelvrije zones en de daaruit voortvloeiende beperkingen dienen in bestemmingsplannen te worden opgenomen. Per vliegbasis wordt een luchthavenbesluit genomen als bedoeld in de Wet luchtvaart welke in dit soort beperkingen zal gaan voorzien.
3.2.3 Amvb Ruimte
Een zeer beperkt aantal belangen, namelijk de kaderstellende onderdelen uit planologische kernbeslissingen (PKB's), zal worden geborgd in een Algemene maatregel van bestuur (Amvb). Vanuit het oogpunt van het versterken van de samenhang en de doorwerking van het nationaal ruimtelijke beleid, de herkenbaarheid voor de andere overheden en het terugdringen van bestuurlijke lasten kiest het kabinet ervoor om deze bestaande kaders te borgen in één Amvb Ruimte. Omdat een deel van deze kaders in ontwikkeling is, zal de Amvb Ruimte in tranches worden opgesteld en inwerkingtreden. Het ontwerp van de eerste tranche van de Amvb Ruimte zal binnenkort aan de Eerste en Tweede Kamer worden voorgelegd. Naar verwachting zal deze eerste tranche van de Amvb Ruimte eind 2010/ begin 2011 worden vastgesteld.
3.2.4 Nota Mobiliteit
De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Bij nieuwe uitbreidingen van steden en dorpen moet gestreefd worden naar een optimale benutting van de bestaande infrastructuur. Ook is de keuze van de woon- en werklocaties essentieel. Door in het ruimtelijk beleid uit te gaan van de beschikbare infrastructurele capaciteit en door meer rekening te houden met de gevolgen voor verkeer en vervoer kunnen regio's extra mobiliteit voorkomen. Kernpunten in de nota zijn:
- betrouwbaar en vlot wegverkeer (betrouwbare en acceptabele reistijden)
- betrouwbare reistijd (in 2020 in spitsuren 95% van bestuurders op tijd op bestemming)
- acceptabele reistijd (maximale reistijden in spitsuren)
- alternatieve routes (toename betrouwbaarheid)
- veiligheid en leefbaarheid (waarborgen en verbeteren verkeersveiligheid en leefbaarheid)
3.2.5 Natuurbeleidsplan
In het Natuurbeleidsplan zijn het vergroten van het oppervlak aan natuurgebieden, opheffen van versnippering en isolatie van natuurgebieden en het voorkomen van aantasting van potenties voor natuurontwikkeling voor het eerst als belangrijke beleidslijnen opgenomen. Het natuurbeleid spitst zich toe op het tot stand brengen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Daartoe zijn natuurkerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones aangegeven. Dit beleid is verder uitgewerkt door de provincie Noord-Brabant.
3.2.6 Nationaal milieubeleidsplan 4
Het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4) is geen alles omvattend milieubeleidsplan, maar kijkt dertig jaar vooruit en kijkt naar wereldwijde dimensies van het milieuvraagstuk. In het NMP4 is een overzicht gegeven van maatregelen die nodig zijn om “een gezond en veilig leven in een aantrekkelijke omgeving te midden van vitale natuur te realiseren in 2030”. Het NMP4 benoemt zeven grote milieuproblemen: verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen van de gezondheid, bedreigingen van de externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en onbeheersbare risico's.
3.2.7 Vierde Nota Waterhuishouding
De Vierde Nota Waterhuishouding beschrijft de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor de waterhuishouding. Hoofddoelstelling is “het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd”. Hierbij zijn van belang:
- ruimte voor gebiedsgericht beleid (o.a. duurzaam stedelijk waterbeheer)
- terugdringen van de verdroging
- waterbodemproblematiek in relatie tot de verontreiniging van oppervlaktewater met diffuse bronnen
3.2.8 Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw
De rijksnota Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw heeft als doelstelling een ander waterbeleid te realiseren. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast (stijgende zeespiegel en rivierafvoer, bodemdaling, toename neerslag) niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht in een aparte paragraaf in de toelichting en deze moeten onderdeel vormen van de integrale afweging.
Voor het stedelijk gebied bestaan aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen vooral in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.
Deze aandachtspunten dienen te worden ondervangen via twee drietrapsstrategieën:
- Voor waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren
- Voor waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren
3.2.9 Vliegbasis Eindhoven
Voor de vliegbasis Eindhoven en Eindhoven Airport gelden verschillende contouren in verband met veiligheid en bijvoorbeeld radar. Als de contouren direct gevolgen hebben voor het bestemmingsplan zijn ze vertaald naar de verbeelding. Om beter inzicht te krijgen in de verschillende contouren, is als bijlage bij deze toelichting een belemmeringenkaart opgenomen.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Streekplan Noord-Brabant 2002 - 'Brabant in Balans'
In het Streekplan Noord-Brabant 2002 - 'Brabant in Balans' wordt de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie tot 2020 weergegeven. Het plan heeft een looptijd van 10 jaar. Om de realisatie van dit ruimtelijk toekomstbeeld dichterbij te brengen heeft de provincie een ontwikkelingsprogramma opgesteld met concrete maatregelen en activiteiten. Dit ontwikkelingsprogramma heeft een tweejaarlijks voortschrijdend karakter.
De provincie streeft ernaar om de economische, ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten meer met elkaar in balans te brengen, zodat het voor iedereen prettig wonen, werken en recreëeren is in Noord Brabant. Het streekplan heeft daarom als hoofddoel: "zorgvuldiger omgaan met de Brabantse ruimte". Om dit hoofddoel te bereiken heeft de provincie vijf leidende principes voor het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020 geformuleerd:
- meer aandacht voor de onderste lagen
- zuinig ruimtegebruik
- concentratie van verstedelijking
- zonering van het buitengebied
- grensoverschrijdend denken en handelen
Evenals in het vorige streekplan krijgt het beleid ten aanzien van de stedelijke regio's verder vorm in de uitwerkingsplannen. Het streekplan bevat regels waar deze uitwerkingsplannen aan moeten voldoen. De hierin genoemde reserveringen voor werken en wonen zijn indicatief omdat vanwege conjunturele economische schommelingen deze niet op voorhand precies in te schatten zijn. Gelet op het hoofddoel betekent dit dat op provinciale schaal het leeuwendeel van de woningbouw en de aanleg van de bedrijventerreinen en infrastructuur zal moeten plaatsvinden binnen de vijf stedelijke regio's.
De stedelijke regio's zullen zich kunnen ontwikkelen tot complete stedelijke gebieden met een aantrekkelijke diversiteit aan woon-, werk- en leefmilieu's. Hierbij dient bijzondere aandacht te zijn voor de bereikbaarheid, groen, milieu, recreatiemogelijkheden dicht bij huis en verbrede landbouw die inspeelt op de vraag vanuit de steden.
Zuinig ruimtegebruik is een belangrijke beleidslijn in het Streekplan. De provincie wil de groei en spreiding van stedelijk ruimtebeslag afremmen en stimulieren dat nieuwe ontwikkelingen geconcentreerd plaatsvinden. De mogelijkheden binnen het bestaande stedelijk gebied dienen zo goed mogelijk benut te worden bij de invulling van ruimte voor wonen en werken. Getracht wordt om dit vorm te geven door het toepassen van zuinig ruimtegebruik.
Eindhoven Airport is aangemerkt als een stedelijk knooppunt. Bij de luchthaven worden in hoog tempo bedrijventerreinen ontwikkeld (Flight Forum), welke een belangrijke economische basis leggen onder de luchthaven. De luchthaven wordt ontsloten door een opgewaardeerde HOV lijn (Phileas).
Het Streekplan is inmiddels opgevolgd door de Interimstructuurvisie Noord-Brabant die weer is opgevolgd door de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant. Omdat het Streekplan en de hierna volgende beleidsbrief relevant zijn voor dit bedrijventerrein en bovendien inhoudelijk nog actueel zijn, zijn deze toch nog in de toelichting opgenomen.
3.3.2 Beleidsbrief 'Bedrijventerreinen, zelfstandige kantoorvestigingen, detailhandel en voorzieningen'
Het provinciaal beleid omtrent bedrijventerreinen is neergelegd in de Beleidsbrief "Bedrijventerreinen, zelfstandige kantoorvestigingen, detailhandel en voorzieningen" en vastgesteld op 20 juli 2004. Het provinciaal beleid streeft ernaar om oneigenlijk gebruik van bedrijventerreinen te voorkomen. Dit betekent dat bedrijven behorende tot milieucategorie 1 en 2, bedrijfswoningen, zelfstandige kantooractiviteiten en voorzieningen die niet gerelateerd zijn aan het bedrijventerrein geweerd moeten worden op bedrijventerreinen. Deze activiteiten zijn immers goed elders inpasbaar, bijvoorbeeld in een woonmilieu of gemengd milieu.
De uitgeefbare ruimte op bedrijventerreinen dient in het algemeen beschikbaar te zijn voor bedrijfsactiviteiten die vanwege hun milieuhinder, omvang en /of verkeersaantrekkende werking niet in een gemengd gebied of woongebied passen. Uit het oogpunt van zuinig ruimtegebruik dient oneigenlijk gebruik van bedrijventerreinen te worden voorkomen. Zelfstandige kantooractiviteiten worden op basis van provinciaal beleid goed inpasbaar in een woonomgeving of gemeng gebied geacht. De vestiging op een bedrijventerrein past niet binnen het beleid voor zuinig ruimtegebruik. Zelfstandige kantoorvestigingen dienen in de regel te passen binnen de aard, schaal en functie van de kern en moeten leiden tot een versterking van de ruimtelijke structuur. Voor stedelijke regio's gelden de volgende criteria:
- alleen in stedelijke regio's wordt ruimte geboden aan kantoorvestigingen die een groot publiek trekken met de daarbij behorende verkeersbewegingen;
- grootschalige en arbeids- en bezoekersintensieve voorzieningen en kantoorvestigingen horen thuis op goed ontsloten plekken. Deze zijn vooral te vinden in de stedelijke centra of aan de stadsranden op multimodaal ontsloten knooppunten. Van belang zijn een goede bereikbaarheid voor bezoekers, een goede bereikbaarheid voor hulpdiensten en een verkeersveilige verkeersafwikkeling;
- kleinschalige kantoorvestigingen en voorzieningen moeten kunnen worden gemengd met andere functies in het bestaand stedelijk gebied.
Op bedrijventerrein Eindhoven Airport zijn zelfstandige kantoren gevestigd. Gezien het provinciale beleid om zelfstandige kantoren uit het oogpunt van zuinig ruimtegebruik op bedrijventerreinen te weren, zijn zelfstandige kantoren uitsluitend toegestaan op de als zodanig op de verbeelding aangewezen locaties en verder voor zover bestaand.
3.3.3 Interimstructuurvisie Noord-Brabant en Paraplunota
Op 27 juni 2008 heeft Provinciale Staten van Noord-Brabant de Interimstructuurvisie Noord-Brabant - 'Brabant in Ontwikkeling' vastgesteld. De Wet ruimtelijke ordening welke op 1 juli 2008 in werking is getreden verplicht overheden tot het opstellen van een ruimtelijke structuurvisie. De Interimstructuurvisie bevat in hoofzaak bestaand ruimtelijk beleid zoals opgenomen in het Streekplan Noord-Brabant 2002 - 'Brabant in balans'. Nieuw in de visie is de Uitvoeringsagenda 2008-2009 waarin is aangegeven hoe de provinciale doelen worden bereikt.
Gedeputeerde Staten zijn overgegaan tot nadere concretisering van de beleidskaders zoals opgenomen in de Interimstructuurvisie en hebben dit vormgegeven door vaststelling van de zogenaamde Paraplunota. In de Paraplunota bevestigen GS dat bestaande beleidsnota's ook onder de Wro uitgangspunt van hun beleid en handelen vormen. De bestaande beleidsnota's betreffen onder meer de uitwerkingsplannen voor de stedelijke en landelijke regio's en de beleidsbrief "Bedrijventerreinen, zelfstandige kantoorvestigingen, detailhandel en voorzieningen".
Het plangebied is in het uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant aangeduid als 'stedelijk gebied, beheer en intensivering'. Het beleid is gericht op beheer van de bestaande kwaliteiten. Intensivering van het ruimtegebruik en aanpassing van het stedelijk gebied kan nodig zijn.
Inmiddels is de Paraplunota met ingang van 1 juni 2010 ingetrokken. Dit vanwege de invoering van de provinciale Verordening Ruimte, fase 1. De Interimstructuurvisie is inmiddels vervangen door de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant. De provincie geeft aan dat dit niet betekent dat daarmee ook alle plannen en beleidsnota’s die middels deze stukken gebundeld waren, vervallen zijn. Zij vormen echter niet langer het directe beoordelingskader voor gemeentelijke plannen.
3.3.4 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant
Gedeputeerde Staten hebben op 20 juli 2010 de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening vastgesteld. Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie vastgesteld. De Structuurvisie is de opvolger van de Interimstructuurvisie Noord-Brabant en van het daarvoor geldende Streekplan Noord-Brabant 2002 - 'Brabant in Balans'. Deze nieuwe structuurvisie bevat een overzicht van de ruimtelijke belangen, doelen en hoofdlijnen van het Brabantse ruimtelijk beleid. In de uitvoeringsagenda komt te staan welke juridische, financiële en/of communicatieve instrumenten de provincie Noord-Brabant inzet om haar beleid te realiseren.
In de Structuurvisie zijn 13 provinciale ruimtelijke belangen benoemd:
1 Regionale contrasten
2 Een multifunctioneel landelijk gebied
3 Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem
4 Een betere waterveiligheid door preventie
5 Koppeling van waterberging en droogtebestrijding
6 Ruimte voor duurzame energie
7 Concentratie van verstedelijking
8 Sterk stedelijk netwerk: BrabantStad
9 Groene geledingszones tussen steden
10 Goed bereikbare recreatieve voorzieningen
11 Economische kennisclusters
12 (Inter)nationale bereikbaarheid
13 Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur
De vijf grote steden (Eindhoven, Helmond, Den Bosch, Tilburg en Breda) van BrabantStad ontwikkelen zich tot (hoog)stedelijke concentraties voor wonen, werken en voorzieningen. De provincie wil grootschalige stedelijke ontwikkelingen met een bovenregionaal karakter concentreren in de vijf grote Brabantse steden. Daarom wordt de zoekruimte voor nieuwe grootschalige, bezoekersintensieve voorzieningen met een bovenregionaal en stedelijk karakter, beperkt tot de hoogstedelijke zones.
De provincie stimuleert de herontwikkeling van een aantal gebieden langs spoor- en snelwegen en kanaalzones in de hoogstedelijke zones. De inzet richt zich met name op het versnellen van de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. De ontwikkeling van stedelijke knooppunten draagt bij aan een hoogwaardig vestigingsklimaat in het stedelijk concentratiegebied. De provincie wil daarom dat nieuwe, bezoekersintensieve stedelijke voorzieningen, met een bovenlokaal verzorgingsgebied, op stedelijke knooppunten tot ontwikkeling komen. Stedelijke knooppunten zijn of worden goed ontsloten en ook per openbaar vervoer en fiets goed bereikbaar.
Goederenknooppunten zijn locaties die multimodaal en minstens bimodaal zijn (of kunnen worden) ontsloten, die geschikt zijn voor bedrijven die afhankelijk zijn van een multimodale ontsluiting en die gericht zijn op de overslag van goederen. Om een verschuiving van de vervoersmodaliteit weg naar een andere (spoor en/of water) te bevorderen (modal shift) wil de provincie de ruimte rond deze knooppunten vooral reserveren voor bedrijven die daarvan afhankelijk zijn. Zo ontstaat een betere transportefficiëntie, een betere benutting van de infrastructuur en kunnen goederenstromen beter gebundeld worden (logistieke clustering).
Uit het voorgaande blijkt dat het bedrijventerrein Eindhoven Airport past binnen de uitgangspunten van de provinciale structuurvisie.
3.3.5 Verordening Ruimte, fase 1
De provincie Noord-Brabant heeft regels opgesteld waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij de ontwikkeling van bestemmingsplannen: de provinciale Verordening Ruimte. De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. De verordening is een van de instrumenten om de provinciale belangen veilig te stellen. De regels in de verordening gelden voor gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers. Op 23 april 2010 hebben Provinciale Staten de Verordening Ruimte fase 1 vastgesteld. De Verordening Ruimte is op 1 juni 2010 in werking getreden.
Ten aanzien van de stedelijke ontwikkeling heeft de provincie aangegeven waar het bestaand stedelijk gebied en de zoekgebieden voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen zoals nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen een plek kunnen krijgen. Ook de ecologische hoofdstructuur (EHS) is aangegeven en heeft tot doel om te komen tot een robuust netwerk van natuurgebieden inclusief de verbindingen daartussen.
Volgens het geldende provinciale beleid maakt een deel van het plangebied onderdeel uit van de EHS. Het betreft een bosstrook gelegen tussen het Beatrixkanaal en de Jan Olieslagersweg. Daarnaast is het Beatrixkanaal en aanliggende gronden opgenomen als ecologische verbindingszone (EVZ). In de Verordening Ruimte, fase 1 zijn zowel EHS als EVZ nu aangeduid als EHS. In dit bestemmingsplan zijn beide gronden bestemd als 'Natuur'.
EHS tussen Jan Olieslagerweg en Beatrixkanaal
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Regionaal Structuurplan
Het Regionaal Structuurplan (RSP) voor de regio Eindhoven is op 7 december 2004 door de regioraad vastgesteld. Het RSP is een ruimtelijk plan op het regionale schaalniveau. Het vormt een kader voor ruimtelijke ontwikkelingen en maakt onderdeel uit van het provinciale toetsingskader, op grond waarvan ruimtelijke plannen en initiatieven van gemeenten worden beoordeeld. Hierbij gaat het om de advisering over structuurvisies(plus) en de advisering over bestemmingsplannen en verzoeken tot wijziging van bestemmingsplannen.
In hoofdstuk 2 en 3 van het Regionaal Structuurplanplan en Uitwerkingsplan zijn de (inter-)nationale ambities en vraagstukken zoals opgenomen in de Nota Ruimte en BrabantStad vertaald naar regionale ambities en doelstellingen. In de Nota Ruimte en ook het Conceptprogramma BrabantStad zijn vier belangrijke thema's de dragers van Brainport Eindhoven: stedelijkheid en groen, topvoorzieningen, kennis en innovatie en bereikbaarheid.
De snelweg A2 zal een geheel eigen uitstraling krijgen. In deze as ligt de nadruk op een high-tech uitstraling (venster Brainport), al dan niet in combinatie met groen en recreatie. Naast deze hoogstedelijke gebieden worden op de verbeelding ook een aantal, goed door HOV ontsloten, locaties aangeduid als stedelijk knooppunt.
Op alle regionale en stedelijke knooppunten en nabij alle stations moet de transferfunctie goed georganiseerd worden. Op de P&R-locaties zijn ruimtelijke ontwikkelingen niet ongewenst, maar wel ondergeschikt aan de transferfunctie. Parkeervoorzieningen zijn dan ook vooral voor transferreizigers bedoeld. De ontwikkeling van grootschalige transferia buiten het stedelijk gebied heeft voor de regio weinig meerwaarde, omdat de te verwachten vervoeraantallen en de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te gering zijn. Uit het onderzoek Transferia (2002), uitgevoerd door B5-partners en provincie, is de kansrijkheid van transferia als overstappunt naar voren gekomen.
Locaties zijn:
- Stedelijk knooppunt Veldhoven centrum, ontsloten door de bestaande HOV lijn
- Stedelijk knooppunt Eindhoven Airport (inclusief Flight Forum), ontsloten door de bestaande HOV lijn en luchthaven
- Stedelijk knooppunt Woensel, ontsloten door een nieuwe HOV lijn
Strategie knooppunten OV netwerk BrabantStad
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Integraal gemeentelijk beleid
Het integraal gemeentelijk beleid is verwoord in het coalitieakkoord 2006-2010 'Eindhoven Eén' en in de Prioriteitennota. In beide stukken is op hoofdlijnen maatregelen op korte termijn beschreven. Over het onderhavige plangebied worden geen uitspraken gedaan. Wel wordt vermeld dat bij Eindhoven Airport een nieuwe terminal met parkeergarage en kantoren worden ontwikkeld. Hiervoor wordt een apart plan opgesteld.
Om de instrumenten van de Wet ruimtelijke ordening snel toe te kunnen passen, heeft het gemeentebestuur ervoor gekozen om op basis van al vastgesteld ruimtelijk beleid een Interimstructuurvisie 2009 vast te stellen. Hierin is de bestaande situatie opgenomen én de ruimtelijke ontwikkeling op basis van vastgesteld beleid. De interimstructuurvisie is eind 2009 vastgesteld. Het voornemen is om een definitieve structuurvisie in 2011 vast te stellen. Daarin zullen ook nieuwe ontwikkelingen worden opgenomen waarover de raad nu nog geen besluit heeft genomen.
3.5.2 Kantorennota
De raad van de gemeente heeft op 12 december 2005 de Kantorennota vastgesteld. Met de kantorennota worden twee doelen beoogd:
- 1. streven naar een evenwichtige verhouding van vraag en aanbod op de kantorenmarkt
- 2. het realiseren van een toetsingskader om aanvragen van marktypartijen te kunnen beoordelen
Kantoren bij de luchthaven zijn opgenomen als kantorenvoorraad in de gemeente. De kantorenvoorraad is onderverdeeld in verschillende kantorenmilieus en deelgebieden. De kantoren bij de luchthaven vallen onder kantorenmilieu 'snelwegmilieu' en als deelgebied 'luchthavensegment'. Gesteld is dat op de locatie in het geldende bestemmingsplan is geregeld dat alleen bedrijven die luchthavengebonden zijn zich hier mogen vestigen. In het luchthavensegment zijn de gebouwen en het stratenpatroon relatief nieuw met een middelgroot schaalniveau. Deze middelgrote locatiestructuur geldt als een professionele omgeving waarin kleine en middelgrote kantoorgebruikers hun identiteit kunnen behouden. Door de nabijheid van de snelweg en de aanwezigheid van de luchthaven zijn er op de luchthaven met name ondernemingen met veel 'business-to-business' contacten gevestigd. Hieronder vallen ondernemingen binnen de computer-branche, groothandel en industrie. De omvang van het luchthavenmilieu is relatief gering. Circa 4% van de voorraad bevindt zich in dit gebied.
De luchthaven Eindhoven Airport (buiten doch aansluitend aan het plangebied) wil de huidige terminal uitbreiden met onder meer een kantorenprogramma. Hiervoor wordt te zijner tijd een aparte planologische procedure gevoerd.
Kantoor op bedrijventerrein Eindhoven Airport
3.5.3 Detailhandelsnota
De Detailhandelsnota Gemeente Eindhoven, "Tenminste houdbaar tot januari 2010" is op 19 december 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. De hoofdlijnen van het beleid blijven voor perifere detailhandelsvestigingen van kracht met betrekking tot de branchegroepen die zich perifeer (dus buiten binnenstedelijke en stadsdeel-/wijk-/buurtgebonden winkelconcentraties) mogen vestigen. Hierbij wordt bij voorkeur uitgegaan van concentratie van aanbieders.
De branches worden onderverdeeld in 3 hoofdcategorieën.
_____________________________________________________________________________
Perifere Detailhandel categorie I
_____________________________________________________________________________
- Brand- en explosiegevaarlijke stoffen
_____________________________________________________________________________
Perifere Detailhandel categorie II A + II B
_____________________________________________________________________________
II A. Auto's, boten, Caravans (ABC)
II B. Grove bouwmaterialen
_____________________________________________________________________________
Perifere Detailhandel categorie III
_____________________________________________________________________________
- Bouwmarkten
- Keukens en sanitair
- Tuincentra
- Woninginrichting als geheel
_____________________________________________________________________________
Op de Eindhovense bedrijventerreinen worden in het algemeen geen (nieuwe) vestigingen van detailhandel en geen substantiële uitbreidingen van detailhandel toegestaan. Op bedrijventerrein Eindhoven Airport geldt dat géén van bovenstaande categorieën van perifere detailhandel is toegestaan. Productiegebonden detailhandel wordt wel op bedrijventerreinen toegestaan, mits het ondergeschikte verkoop c.q. levering van goederen betreft in een ter plaatse gevestigd bedrijf voor zover deze goederen in dat bedrijf zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld. Detailhandel in voedings- en genotmiddelen is hiervan uitgezonderd.
3.5.4 Groenbeleidsplan
De gemeenteraad heeft op 5 november 2001 het Groenbeleidsplan 2001 vastgesteld. Dit beleidsplan geeft de hoofdlijnen weer van het gemeentelijke groenbeleid. Het is de richtinggevende basis voor een gebiedsgerichte planontwikkeling op lagere schaalniveaus. Gestreefd wordt naar een opwaardering van de groene ruimte in de stedelijke gebieden. Er wordt voorts ingespeeld op de toenemende behoefte om de natuur sterker te laten doorklinken in het ruimtelijke beleid. Gestreefd wordt naar een stad met een hoogwaardig groen woon- en werkklimaat.
Om een gewenste differentiatie in de groenstructuur te kunnen vastleggen is de stad verdeeld in zes strategieen. Voor bedrijventerrein Eindhoven Airport is de strategie 'Stad, rood beeldbepalend' van toepassing. Het groen binnen het plangebied heeft een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit (aankledingsgroen).
De te volgen strategie voor de Luchthavenweg is 'te ontwikkelen tot nieuwe (groene) beelddrager'. Om Eindhoven als groene stad te profileren is het nodig om het aantal boven de middelmaat uitstekende groenobjecten verder uit te breiden en om er op een expressievere , meer dynamische wijze, vorm aan te geven. Het is in ieder geval gewenst om in het centrum het groen een rol te laten spelen in de belevingskwaliteit.
Luchthavenweg
3.5.5 Verkeer
3.5.6 Externe veiligheid
Op 4 augustus 2004 is de Circulaire transport gepubliceerd en op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht geworden. In het kader van deze circulaire en dit besluit dienen planontwikkelingen en bestemmingsplanwijzigingen te worden getoetst aan de normen voor het plaatsgebonden risico en dient te worden verantwoord wat de consequenties zijn voor het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is gedefinieerd als de plaatsgebonden kans, per jaar, op overlijden voor een onbeschermd individu ten gevolge van ongevallen met een bepaalde activiteit. Het PR wordt weergegeven met contouren, die aangeven wat de maximaal toelaatbare overlijdenskans is voor een individu:
- 1. 1 op 100.000 per jaar (10-5) voor bestaande situaties
- 2. 1 op 1.000.000 per jaar (10-6) voor nieuwe situaties
Dit betekent voor nieuwe situaties dat de grenswaarde wordt overschreden als zich woningen of andere kwetsbare objecten bevinden tussen de 10-6 risicocontour en de risicobron. Voor bestaande situaties is de grenswaarde gesteld op 10-5 per jaar; voorts geldt een inspanningsverplichting om voor kwetsbare objecten per 2010 te voldoen aan de grenswaarde 10-6 per jaar. Deze grenswaarden zijn juridisch harde normen.
Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans per jaar dat een aantal personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en/of risicovol object en er zich een ongewoon voorval binnen die inrichting voordoet waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het GR is een toetsingswaarde waarin de kans op groepen slachtoffers is verwerkt. Het is gekoppeld aan personendichtheid binnen het invloedsgebied van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het resultaat van een groepsrisicoberekening is een grafiek (FN-curve). In deze grafiek staat op de F-as de kans op een calamiteit uitgedrukt en op de N-as het aantal potentiële slachtoffers. De toetsingswaarde voor het groepsrisico is een oriëntatiewaarde, in de zin dat het bevoegde gezag de mogelijkheid heeft om hiervan af te wijken, mits gemotiveerd.
Er is een verantwoordingsplicht opgenomen ten aanzien van de hoogte van het groepsrisico.
Dit betekent dat er een politieke afweging moet worden gemaakt van de risico's tegen de maatschappelijke baten en kosten van een risicovolle activiteit. Ongeacht de hoogte van het groepsrisico zal men zich altijd de vraag moeten stellen of ook de fysieke veiligheid voldoende is gewaarborgd, óók (of zelfs: juist) als de groepsrisicocurve de oriënterende waarde niet overschrijdt. Bij een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico of een toename van het groepsrisico moeten de beslissingsbevoegde overheden het groepsrisico betrekken bij de vaststelling van een vervoersbesluit (bijvoorbeeld de vaststelling van een wegtracé op basis van de Tracéwet) en/of een omgevingsbesluit (bijvoorbeeld de vaststelling van een bestemmingsplan).
Onderstaand zijn in verschillende paragrafen uitkomsten verwoord ten aanzien van externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle inrichtingen en/of objecten.
3.5.7 Cultuurhistorische waarden
3.5.8 Revitalisering bedrijventerrein
Sinds 1989 is er een ondernemersvereniging actief voor bedrijven op bedrijventerrein Eindhoven Airport, Ondernemerskontakt Eindhoven Airport (OKEA). Het doel is de collectieve belangenbehartiting en de versteviging van de onderlinge contacten ter hand te nemen. De ondernemersvereniging OKEA heeft het initiatief genomen om in een gezamlijke aanpak een project in het kader van duurzame bedrijventerreinen te starten: duurzame revitalisering Eindhoven Airport Bedrijventerrein (DEAB).
De belangrijkste bevindingen uit de eindrapportage van april 2005 zijn:
1. Bewegwijzering
De werkgroep bewegwijzering heeft een aantal verbetervoorstellen ontwikkeld die op korte termijn ingevoerd kunnen worden.
2. Beveiliging
Er wordt getracht te komen tot een effectief collectief beveiligingsconcept. De implementatie van de collectieve beveiliging vindt al plaats waarbij gestart is met Flight Forum. Eindhoven Airport sluit daar op aan.
3. Vervoersmanagement
Een goede bereikbaarheid is een belangrijk aandachtspunt. De relatie met Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) is daarbij van belang. Er is toelichting gegeven over de mogelijkheden van het HOV met als doel het gebruik ervan te bevorderen. Naar aanleiding van de resultaten en aanbevelingen uit het Gebiedsmobiliteitsplan is geconcludeerd dat er onvoldoende aanknopingspunten naar voren zijn gekomen om verdere concrete vervoersmanagementinitiatieven te ontwikkelen.
Voor het bestemmingsplan is verder van belang dat er onder de ondernemers belangstelling bestaat voor faciliteiten als kinderopvang, fitnesscenter en restaurant. Op Flight Forum wordt gedacht aan een facilitair centrum om dergelijke functies mogelijk te maken.
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Inleiding
Milieu is een aspect dat in belangrijke mate bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving (wonen, werken, recreëren en natuur). Dit is in relatie tot het toekennen van functies aan een gebied van belang. Door een goede ordening van verschillende functies en voldoende ruimtelijke scheiding tussen functies met verschillende kwaliteiten wordt een belangrijk basisniveau voor een leefklimaat gegeven.
In deze paragraaf wordt de feitelijke milieusituatie van het plangebied vanuit twee verschillende invalshoeken toegelicht. Enerzijds gaat het om het garanderen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen bedrijvigheid en andere functies, door het beperken van de zwaarte van bedrijven ten aanzien van mogelijke milieu-emissies (zonering). Anderzijds gaat het om garanties die een aantasting van de leefomgeving op het vlak van de milieuthema's lucht, geluid, externe veiligheid en bodem beperken c.q. voorkomen. Daartoe heeft een toetsing van de feitelijke situatie aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving plaatsgevonden.
Voor het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan zijn in het bijzonder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Wet geluidhinder van belang. Door de ligging van het plangebied in de directe nabijheid van vliegbasis Eindhoven en Eindhoven Airport speelt ook aan de luchtvaart gerelateerde regelgeving, waaronder de Luchtvaartwet, een rol.
Het Bevi regelt hoe een gemeente (of provincie) moet omgaan met risicovolle bedrijven, bijvoorbeeld bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen. Het besluit verplicht gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met gevaarlijke stoffen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en voor het groepsrisico. In paragraaf 4.5 wordt hier verder op ingegaan.
De Luchtvaartwet regelt hoe de lokale overheid moet omgaan met de risico's van het (militaire) vliegverkeer van regionale luchthavens. Een klein gedeelte van het plangebied ligt binnen de PR 10-6/jaar contour ten gevolge van het vliegverkeer. In paragraaf 4.5 wordt hier nader op ingegaan.
De Wet geluidhinder bevat regels ter voorkoming en ter bestrijding van geluidhinder die wordt veroorzaakt door industrielawaai en verkeerslawaai. In de regel gaat het bij verkeerslawaai om wegverkeer en spoorwegverkeer. De Wet geluidinder richt zich vooral op de bescherming van de burger in zijn woonomgeving en bevat bijvoorbeeld normen voor de maximale geluidsbelasting op de gevel van een huis. Het onderhavige bestemmingsplan is een plan voor een bedrijfsterrein en niet voor een woongebied. Door de ligging van het plangebied in de nabijheid van de luchthaven is er ook geluidhinderregelgeving vanwege het vliegverkeer van toepassing.
4.2 Leefomgeving En Bedrijvigheid
Voor behoud en verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving is een juiste afstemming tussen bedrijvigheid en wonen noodzakelijk. Voor deze afstemming is gebruik gemaakt van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', 3e druk 2007, waarin een lijst is opgenomen van nagenoeg alle bedrijfstypen en hun milieukenmerken (bedrijvenlijst).Daarin worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in zes categorieën met toenemende potentiële milieu emissies.
De lijsten van bedrijfsactiviteiten die voor de bestemmingsplannen in het kader van het actualisatieproject zijn samengesteld, zijn ontleend aan voornoemde lijst van de VNG. Bij de samenstelling van de lijst van bedrijfsactiviteiten zijn alleen “bedrijven in enge zin opgenomen”. Van de lijst zijn dus uitgezonderd activiteiten zoals detailhandel, horeca, kantoren, sport-/recreatie-inrichtingen, zoals sportschool, zwembad etc., onderwijs- en andere maatschappelijke instellingen, alsmede dienstverlenende instellingen/beroepen, zoals kapsalons, artsenpraktijken en advocatenkantoren etc. De reden hiervan is dat dergelijke bestemmingen in bestemmingsplannen anders dan met “bedrijfsactiviteiten” worden aangegeven. Verder zijn uitgezonderd bedrijven die gelet op het bestaande karakter van dit bedrijventerrein (schone en stille bedrijvigheid) niet in het plangebied zijn gewenst. Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied al dan niet met vrijstelling toegelaten milieucategorie. Met deze selecties is een lijst van bedrijfsactiviteiten op maat samengesteld.
Binnen het plangebied zijn bedrijven toegestaan behorend tot de milieucategorie 3 en 4 of bedrijven die qua milieubelasting daarmee gelijk gesteld kunnen worden. Ook bedrijven behorend tot de milieucategorie 2 zijn toegestaan, conform provinciaal beleid voorzover het betreft groothandelsbedrijven, bedrijven met een terrein van minimaal 1.000 m2 of bedrijven in bedrijfsverzamelgebouwen. Bestaande bedrijven behorend tot milieucategorie 1 en 2 - die niet aan deze voorwaarden voldoen - blijven eveneens toegestaan. Vestiging van bedrijven, behorend tot een andere milieucategorie dan toegestaan, is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning . Bij de daarbij te maken afweging wordt voornoemde VNG brochure gebruikt, de op dat moment geldende relevante milieuwet- en regelgeving en het lokale milieubeleid.
Bij de inventarisatie van de bedrijven binnen het plangebied zijn alle onder de Wet milieubeheer vallende bedrijven bezocht en beoordeeld op de toegelaten milieucategorie. Naar aanleiding van dit onderzoek is vastgesteld dat er in het plangebied geen bedrijven zijn gevestigd in een hogere milieucategorie dan milieucategorie 4.
Bedrijfswoning Luchthavenweg 51
De bedrijfswoning aan de Luchthavenweg 51 is in 1988 door de voormalige gemeente Veldhoven weg bestemd. De woning is echter nog steeds aanwezig. Vanwege de geluidssituatie hadden er bij deze woning in het verleden door Defensie saneringsmaatregelen genomen moeten worden. Dit is echter niet gebeurd. De woning voldoet op dit moment dan ook niet aan de geluidnormen. Bovendien ligt de woning binnen de 'veiligheidszone - luchtvaart' waarbinnen in het kader van externe veiligheid geen kwetsbare objecten, zoals woningen, zijn toegestaan. Een acceptabel woon-en leefklimaat kan daarom ter plaatse niet worden gegarandeerd. Nadere studie heeft uitgewezen dat een positieve bestemming vanwege het voorgaande in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Bovendien is de woning in 1988 ook niet positief bestemd en wordt bij dit actualiseringsplan in beginsel conserverend bestemd, dus hetzelfde als destijds.
4.3 Geluid
4.3.1 Inleiding
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Luchtvaartwet. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden waarvan met ontheffing tot een bepaalde maximale hoogte mag worden afgeweken. De belangrijkste bronnen van geluidsoverlast worden hierna besproken.
4.3.2 Wegverkeer
Langs elke weg bevindt zich in principe een geluidszone. De geluidszone is in feite een (geluids-)onderzoeksgebied aan weerskanten van de weg. Het plangebied is gelegen in de geluidszone van de Anthony Fokkerweg. In het kader van “Duurzaam Veilig” zijn alle overige wegen in en nabij het plangebied 30 km per uur wegen geworden. Deze wegen hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone zodat deze verder buiten beschouwing blijven.
De Wet geluidhinder maakt onderscheid tussen zogenaamde bestaande situaties en nieuwe situaties. Ingevolge het hoofdstuk “bestaande situaties” van de Wet geluidhinder behoeft voor de aanwezige geluidsgevoelige bebouwing geen nieuw akoestisch onderzoek te worden ingesteld. In het plangebied is geen sprake van “nieuwe situaties”.
Verder maakt de Wet geluidhinder onderscheid tussen geluidgevoelige en niet-geluidgevoelige bestemmingen. In het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geprojecteerd zodat ook daarom geen nader akoestisch onderzoek nodig is. Reconstructies van wegen - zoals bedoeld in de Wet geluidhinder - die leiden tot een toename van de geluidbelasting met 2 dB(A) of meer worden niet toegestaan.
4.3.3 Railverkeer
Het plangebied is niet gelegen in de zone van een spoorweg zodat geen nader akoestisch onderzoek hoeft te worden ingesteld.
4.3.4 Industrielawaai
4.3.5 Luchtvaartlawaai
Bij besluit van 18 december 2007 heeft de minister van Defensie het luchtvaartterrein Eindhoven aangewezen tot militair luchtvaartterrein waarvoor een geluidszone voor luchtvaartuigen geldt met een grenswaarde van 35 Kosteneenheden (Ke) en met de bijbehorende geluidcontouren behorende bij de maximale waarden 40, 45 , 55 en 65 Ke. Op dezelfde datum heeft de voormalige Minister van VROM, ingevolge artikel 26 van de Luchtvaartwet juncto artikel 37 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), een besluit gegeven over de planologische doorwerking van het aanwijzingsbesluit. Beide aanwijzingsbesluiten zijn gepubliceerd in de Staatscourant van 27 december 2007 (nr. 250, pagina 13) en zijn in werking getreden per 29 december 2007.
Tegen deze besluiten is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op 5 augustus 2009 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroep beslist. Het beroep is gegrond verklaard en het besluit van de Staatssecretaris van Defensie en de voormalig Minister van VROM is gedeeltelijk vernietigd. Tevens is een voorlopige voorziening getroffen waarbij een bij de uitspraak behorende kaart met daarop een 35 Ke contour in de plaats treedt. Deze ke contour is in het onderhavige bestemmingsplan opgenomen.
4.4 Luchtkwaliteit
4.4.1 Inleiding
Ten behoeve van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Welschap is door de SRE Milieudienst in juni 2007 een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. In het betreffende onderzoek werd geconcludeerd dat geen van de normen uit het Besluit luchtkwaliteit 2005 wordt overschreden. Per 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden (Saatsblad 2007, 434). Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Omdat het bestemmingsplan na 15 november 2007 wordt vastgesteld, dient de luchtkwaliteit volgens de Wet luchtkwaliteit beschouwd te worden.
4.4.2 Regeling algemeen
De Wet luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden (Staatsblad 2007, 434) en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de Wet luchtkwaliteit wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (met name hoofdstuk 5, onder titel 5.2) op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De aanleiding hiervan is de maatschappelijke discussie die ontstaan is als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe Wet luchtkwaliteit en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen wil de overheid de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen en de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.
De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
In artikel 4 van het Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) en de bijlagen van de Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekende mate' (NIBM)' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 500 nieuwe woningen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen de uitbreidingslocaties 1.000 woningen bevatten. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een drempel van 33.333 m2. Wanneer projecten wel in betekende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden waarbij getoetst wordt aan de normen.
De Nederlandse overheid zal de Europese Unie verzoeken om verlenging van de termijn (derogatie) waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn. Als derogatie is verleend, zal het NSL in haar volle omvang in werking treden. Ook zullen de uitvoeringsregels rond saldering dan verruimd worden en zal de definitie van 'niet in betekende mate' verlegd worden van 1% naar 3% van de grenswaarde.
Kort samengevat dienen projecten te worden beoordeeld op basis van de Wet luchtkwaliteit c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
- een project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend
Naast toetsing aan de Wet luchtkwaliteit dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
4.4.3 Conclusie
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Eindhoven Airport betreft een conserverend plan en voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Een eventuele uitbreiding van kantooroppervlak in het plangebied is daarom ook zeer beperkt (veel lager dan de drempelwaarde van 33.333 m2). De invloed van eventuele uitbreidingen en wijzigingen binnen het plangebied op de luchtkwaliteit ter plaatse zal bepaald worden door de verkeersaantrekkende werking van de plannen.
De luchtkwaliteitseisen van de Wet luchtkwaliteit vormen geen belemmering voor de plannen wanneer de activiteit 'niet in betekende mate' bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (artikel 5.16 lid 1 onder c Wet milieubeheer). In artikel 4 van het Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) en de bijlagen van de Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Conform voorschrift 3B.1 van bijlage 3a van de Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) draagt een bouwplan niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit wanneer het plan voorziet in de bouw van niet meer dan 33.333 m2 kantooroppervlak. Op basis van het gestelde in artikel 4 van het Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) en de bijlagen van de Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, aangezien het plan niet voorziet in de bouw van meer dan 33.333 m2 kantooroppervlak. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c Wet milieubeheer kan het bestemmingsplan zonder nader onderzoek doorgang vinden.
4.5 Externe Veiligheid
4.5.1 Inleiding
Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, alsmede het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
Wettelijk kader
Ten aanzien van bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004) van toepassing. Ten aanzien van transport is de Circulaire Vervoer Gevaarlijke stoffen van toepassing (augustus 2004; gewijzigd en verlengd augustus 2008). Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Voor buisleidingen moet worden getoetst aan de circulaire 'zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' uit 1984. Hierin zijn criteria opgenomen voor de afstand tussen buisleiding en bebouwing. Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Nieuwe bestemmingsplannen moeten worden getoetst aan dit besluit. Omdat het ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein Eindhoven Airport in 2010 ter inzage is gelegd valt dit plan onder het overgangsrecht en hoeft dit nog niet te worden getoetst aan het besluit.
1. Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk wordt getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.
2. Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep (tenminste 10 personen) tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
4.5.2 Visie Externe Veiligheid
De gemeente Eindhoven heeft de visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' opgesteld. De gemeenteraad heeft de visie op 19 mei 2009 vastgesteld waardoor het een kaderstellend beleidsstuk is geworden. Dit betekent dat locale ruimtelijke besluiten en milieubeheervergunningen vanuit de visie kunnen worden gemotiveerd.
Met de visie Externe Veiligheid wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.
In de visie Externe Veiligheid is Eindhoven Airport aangewezen als bedrijventerrein waar uitbreiding van bestaande risicovolle bedrijven is toegestaan. Voor bestaande situaties geldt bovendien dat het plaatsgebonden risico (PR10-6) zo klein mogelijk is door het gebruik van 'Best Bestaande Technieken (BBT)' en binnen de perceelsgrens moeten worden gebracht. Bij nieuwe situaties dient de bulkopslag van meer dan 1 m3 van brandbaar tot vloeistof verdicht gas (zoals LPG, propaan e.d.) ondergronds plaats te vinden. Nieuwe risicovolle bedrijven zijn niet toegestaan.
4.5.3 Bedrijven
4.5.4 Transport
Over de A2, welke is gelegen aan een deel van de rand van het plangebied, vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. De plaatsgebonden risicocontour van de Randweg (A2) bedraagt 18 meter. De grens van het invloedsgebied ligt op 200 meter gemeten vanaf de as van de weg. Zowel het plaatsgebonden risico als het invloedsgebied zijn niet over het plangebied gelegen.
Over Flight Forum (het verlengde van de Anthony Fokkerweg), welke is gelegen aan de rand van het plangebied, vindt bestemmingsverkeer plaats van gevaarlijke stoffen voor risicovolle bedrijven in het plangebied en elders in de stad. Op basis van de risicostudie: “Transport Gevaarlijke Stoffen door de gemeente Eindhoven, d.d. 6 oktober 2006” van adviesbureau Royal HasKoning kan worden geconcludeerd dat voor wat betreft het plaatsgebonden risico de grens- en richtwaarde niet worden overschreden en dat voor wat betreft het groepsrisico de oriënterende waarde niet wordt overschreden.
4.5.5 Vliegveld
Wetgeving
Het plangebied is gelegen naast het Luchtvaartterrein Eindhoven. Dit is een militair vliegveld ('vliegbasis Eindhoven') met medegebruik door de burgerluchtvaart ('Eindhoven Airport').
De vigerende Luchtvaartwet (LVW) kent geen normstelling en beoordelingskader voor externe veiligheid. De luchtvaart wordt beschouwd als een risicovolle activiteit. In het voorjaar van 2003 is gestart met de voorbereiding van nieuwe wetgeving: de Wet luchtvaart. In die wet wordt het reguleringsregiem uitgebreid met de milieuthema's externe veiligheid en lucht. Het regiem voor externe veiligheid treedt voor burgerluchthavens direct in werking. Voor een militair vliegveld kan de Minister van Defensie besluiten dat te doen. De minister zal van die mogelijkheid op een nader te bepalen tijdstip gebruik gaan maken. Dan zullen binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar (het zogenaamde beperkingengebied) beperkingen gaan gelden voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Regelgeving voor Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens
Recent is de Regelgeving voor Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML) voor een deel in werking getreden. Op basis van deze regelgeving dient een AMVB te worden opgesteld. Hierbij dient bij aangewezen luchthavens (waaronder ook militaire luchthavens), een luchthavenbesluit te worden opgesteld, waarin een grenswaarde voor externe veiligheid kan worden opgenomen. Voor Eindhoven is een dergelijk besluit nog niet genomen.
Plaatsgebonden risico
Het beperkingengebied ligt voor een klein deel over het plangebied. Daarbinnen mogen geen kwetsbare objecten worden gerealiseerd.
Bij brief van 29 oktober 2009 van VROM zijn toepassingscriteria voor Externe Veiligheid voor ruimtelijke plannen rond luchtvaartterrein Eindhoven vastgelegd. Bedrijventerrein Eindhoven Airport valt binnen het criteria gebied. De volgende afspraken gelden:
- 1. De voor vliegveiligheid van belang zijnde hoogtebeperkende eisen worden gerespecteerd;
- 2. In de 10-5 risicocontour worden geen objecten geprojecteerd waar mensen verblijven;
- 3. Functies voor groepen beperkt zelfredzame groepen, grote publiekstrekkers en evenementen worden uitgesloten;
- 4. Voor ruimtelijk ontwerp binnen de 10-6 contour in combinatie met de beoogde functies geldt een personendichtheid van 100 personen per ha (richtwaarde) waarbij bebouwing binnen de 10-6 contour zo laag mogelijk wordt gehouden;
- 5. Er wordt voldoende bluswater beschikbaar gesteld.
In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de vastgelegde afspraken.
Groepsrisico
Momenteel is nog niet duidelijk of het Rijk rondom luchthavens ook het groepsrisico als norm/toetsingskader rondom luchthavens gaat hanteren. Het is naar analogie van andere risicobronnen (bedrijven, transportassen) mogelijk om het groepsrisico te bepalen. In een proef voor luchthaven Schiphol is dit in 2006 gedaan. Het ministerie van VROM bekijkt momenteel of op basis van deze proef het groepsrisico bij Schiphol als ruimtelijk toetsingskader zal worden ingesteld. Of en hoe een kader voor Schiphol wordt doorvertaald naar regionale luchthavens is onbekend. Het groepsrisico geldt vooralsnog dus niet als norm of toetsingskader.
4.5.6 Hogedruk aardgasleiding
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bestaande gastransportleidingen is de richtlijn “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” van het ministerie van VROM van 26 november 1984, van toepassing. Uit operationele en veiligheidsoverwegingen is het van belang dat aan weerszijden van de leiding een strook vrij blijft. Tevens is het van belang een afstand aan te houden tot gebouwen of plaatsen waar frequent en/of langdurig personen verblijven. Uitgangspunt van deze regeling is de zogenoemde toetsingsafstand. Deze afstand is in principe zodanig dat daarbuiten de invloed van de leiding op de omgeving verwaarloosbaar mag worden geacht. Het streven van de regeling is erop gericht deze toetsingsafstand aan te houden. Omdat dit in de praktijk niet altijd mogelijk zal zijn vanwege planologische, technische of economische belangen, is in de richtlijn tevens vermeld welke minimumafstanden (de zogenoemde bebouwingsafstanden) gelden indien de toetsingsafstand niet gerealiseerd kan worden.
Momenteel wordt een nieuwe circulaire opgesteld, welke in lijn is met het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Naar verwachting zal deze in 2011 worden gepubliceerd. Bij deze circulaire hoort een gemoderniseerde techniek waarmee berekend wordt met welke veiligheidsafstanden rekening gehouden dient te worden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van reeds bestaande leidingen.
Op de grens van het plangebied aan de zijde van het Beatrixkanaal ligt een leiding van de Gasunie. Door de Gasunie zijn plaatsgebonden risicoberekeningen (PR) uitgevoerd. Uit de berekening is gebleken dat het plaatsgebonden risico van de leidingen 0 meter bedraagt binnen het plangebied. Hierdoor zou volgens het nieuwe beleid op de leiding kunnen worden gebouwd. Echter blijft een bebouwingsvrije zone van 4 meter gelden voor onderhoudswerkzaamheden aan de leiding. Omdat het nieuwe beleid nog niet is vastgesteld is getoetst aan de circulaire van 1984. In tabel 4.11 zijn de enkele relevante leidinggegevens alsmede de veiligheidsafstanden van de betreffende leiding opgenomen. Langs deze gasleiding liggen beschermingszones die mogelijk van invloed zijn voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied. Door de Nederlandse Gasunie NV zijn gegevens ter beschikking gesteld met betrekking tot deze aardgastransportleidingen. Aangezien dit hogedruk aardgastransportleidingen zijn, bestaat er een risico op lekkage of leidingbreuk, waarbij dodelijke ongelukken kunnen voorkomen. Er zijn dan ook minimale afstanden tot de leidingen die in acht genomen moeten worden.
Tabel Afstanden leiding Z-519-01
Leidinggegevens | Toetsingsafstand | Minimale afstand tot Woonwijk & flatgebouw & bijzondere objecten categorie I | Minimale afstand tot Incidentele bebouwing & bijzondere objecten categorie II | Afstand tot overige gebouwen |
12 inch; 40 bar | 30 m | 14 m | 4 m | 4 m |
De in deze tabel genoemde afstanden zijn gebaseerd op de richtlijnen 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' (ministerie van VROM, 26 november 1984). De begrippen verklaard:
- 1. Toetsingsafstand: afstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan.
- 2. Minimale afstand: kleinste afstand tussen het 'hart' van de leiding en de buitenzijde van een gebouw.
- 3. Woonwijk: naast elkaar staande woningen die vooral een onderlinge afstand hebben van minder dan 10 meter.
- 4. Flatgebouw: gebouw met meer dan drie bovengrondse woonlagen.
- 5. Bijzondere objecten categorie I: bejaardentehuizen en verpleeginrichtingen (zoals ziekenhuizen en sanatoria), scholen en winkelcentra, hotels en kantoorgebouwen (bestemd voor meer dan 50 personen), objecten met een hoge infrastructurele waarde (zoals computer- en telefooncentrales, gebouwen met vluchtleidingsapparatuur), objecten die door secundaire effecten een verhoogd risico met zich meebrengen (zoals bovengrondse installaties en opslagtanks voor brandbare, explosieve en/of giftige stoffen).
- 6. Bijzondere objecten categorie II: sporthallen en zwembaden, weidewinkels, hotels en kantoorgebouwen (voor zover zij niet onder categorie I vallen), industriegebouwen (zoals productiehallen en werkplaatsen, voor zover zij niet onder categorie I vallen).
- 7. Incidentele bebouwing: vrijstaande woningen verspreid over een groot gebied en lintbebouwing loodrecht op de leiding.
- 8. Overige gebouwen: schuren, opslagplaatsen, dierenverblijven, zomerhuisjes, kassen en dergelijke.
Uit bovenstaande tabel valt af te lezen dat bij de realisatie van bebouwing op het bedrijventerrein rekening moet worden gehouden met veiligheidsafstanden van de bebouwing tot de leiding. De dichtsbijgelegen bebouwing ligt op 35 meter afstand van de leiding. De gasleiding heeft geen invloed op het plangebied.
4.6 Bodem
Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn de gegevens van alle bekende bodemonderzoeken opgenomen.
Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. Dergelijke locaties zijn op dit moment binnen het plangebied niet bekend. Wel zijn binnen het plangebied de volgende locaties bekend waar sprake is (geweest) van een bodemverontreiniging:
- Sliffertsestraat 25 cluster 1
- Sliffertsestraat 25 gebouw 25
- Adriaan Mulderweg 9-11
- Freddy van Riemsdijkweg 15
Hoewel er binnen het plangebied dus geen gevallen van bodemverontreiniging bekend zijn die een risico voor de gezondheid vormen, kan er in sommige gevallen toch sprake zijn van beperkingen in het gebruik of extra kosten die gemaakt moeten worden als grond moet worden afgevoerd. Het verdient dan ook sterk aanbeveling om bij grondtransacties, bouwactiviteiten of grondverzet vooraf het bodeminformatiesysteem van de gemeente te raadplegen bij de Milieudienst Regio Eindhoven. In sommige gevallen zal het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij het aanvragen van sommige omgevingsvergunningen en bij het afvoeren van vrijkomende partijen grond.
Het onderhavige bestemmingplan betreft een conserverend plan waarbij geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen zijn toegestaan. Er is derhalve geen bodemonderzoek nodig in het kader van de bestemmingsplanprocedure.
Kaartbeeld bodemverontreiniging
Op de gronden gelegen tussen Beatrixkanaal en Jan Olieslagersweg bevond zich een brandstof en onderhoudscomplex van Defensie. Het complex heeft zijn functie verloren, de gebouwen zijn gesloopt en de gronden zijn gesaneerd. Het hele gebied inclusief bos was bestemd voor militaire doeleinden, waarbij maximaal 60% van het bestemmingsvlak mag worden bebouwd. Voor het gebied is een nieuw bestemmingsplan vastgesteld op 20 juni 2006 (I Landelijk gebied Strijp 1998). Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van bedrijvigheid mogelijk. Deze regeling is grotendeels overgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
In de bodemparagraaf van bestemmingsplan 'I Landelijk gebied Strijp 1998' is het onderstaande over de toekomstige situatie opgenomen.
In 1997 is door Grontmij Noord-Brabant een inventariserend bodemonderzoek opgesteld aangaande vliegbasis Eindhoven in opdracht van DGW&T, directie Brabant. Voor het onderhavige plangebied, in het onderzoek nader aangeduid als locatie F, wordt gezien de resultaten van het onderzoek geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese, dat het hier een "niet verdachte" locatie betreft, niet juist is. Nabij gebouw 105 is een sterk verhoogd gehalte aan PAK in de laag 0,2 - 0,6 m1 beneden maaiveld aangetoond.
In een evaluatierapport uit 1999 aangaande de grondsanering van het voormalige BOS-laadstation wordt geconcludeerd dat de grondsanering volledig conform de uitgangspunten is uitgevoerd. In controlemonsters van de achtergebleven grond na ontgraving van de verontreinigde grond zijn geen verontreinigingen boven de streefwaarde aangetoond. Op basis van analyseresultaten van grondwater uit peilbuizen, verzameld na uitvoering van de grondsanering, is geadviseerd geen grondwatersanering aan te vangen en in overleg met het bevoegde gezag de sanering als afgerond te beschouwen.
Naar aanleiding van de voorgenomen verkoop van de gronden aan de gemeente Eindhoven is een nieuwe rapportage evaluatie grondsanering opgesteld. Hierin wordt opgemerkt dat het gestelde doel, het verwijderen van alle met minerale olie en vluchtige aromaten verontreinigde grond, vrijwel geheel is gehaald, dit met uitzondering van enkele controlemonsters waar nog spoortjes aromaten zijn gemeten. Daarnaast is aan de noordoostzijde van het terrein, nabij het Beatrixkanaal middels boringen een separate verontreiniging aangetoond. Deze verontreiniging ligt in het tracé van de vulleiding van de voormalige kerosinetanks. Het vulpunt ligt aan het kanaal, waar voorheen met boten de kerosinetanks werden gevuld. De verontreiniging is globaal afgeperkt. De aangetroffen concentraties aan minerale olie liggen beneden de interventiewaarde. In totaal is circa 13.119 m3 (los) met minerale olie producten verontreinigde grond verwijderd.
In de tweede fase van de sanering zal het grondwater worden gesaneerd. In afwijking van het saneringsplan zal de grondwatersanering plaatsvinden door onttrekking uit drains. De reden hiervan is dat sprake is van een relatief ondiep aanwezige grondwaterverontreiniging en doordat de grondslag dusdanig is dat het bereik en het debiet van verticale onttrekkingsfilters te gering zal zijn voor een goede (en snelle) grondwatersanering. Ter plaatse van de restverontreiniging nabij het kanaal zal een monitoringspeilbuis worden geplaatst teneinde na te gaan of de grondwatersanering op het POL-terrein van invloed is op de verspreiding van deze restverontreiniging.
In de evaluatie van de uitgevoerde bodemsanering ten behoeve van bodemverontreiniging gebouw 105 vliegbasis Eindhoven wordt geconcludeerd dat de sanering ter plaatse van gebouw 105 is uitgevoerd met als leidraad het opgestelde en door de provincie goedgekeurde saneringsplan. In totaal is circa 719,98 ton met PAK verontreinigde grond ontgraven en afgevoerd. In het saneringsplan was een hoeveelheid te ontgraven verontreinigde grond begroot van 216 m3 = 386 ton. De verontreiniging is conform het saneringsplan geheel verwijderd tot beneden de achtergrondwaarden (10 mg/kg d.s.). De aanwezige bomen zijn niet verwijderd, hier is omheen gegraven. De grondwatersanering is inmiddels in het derde kwartaal van 2002 afgerond.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze waterparagraaf is tot stand gekomen met een werkwijze volgens de Handreiking Watertoets. Er wordt gewerkt op basis van documenten die zijn vastgelegd met instemming van het Waterschap De Dommel en de provincie (gemeentelijk rioleringsplan) of mede worden ondertekend door deze partijen (waterplan). Daarbij kan allereerst worden opgemerkt dat het onderhavige bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan is en dat er derhalve weinig speelruimte is voor aanpassingen aan het watersysteem. De nadruk zal liggen op de uitgangspunten voor het beheer.
Allereerst komt het vigerende beleid en beleidsontwikkelingen aan de orde van gemeente, waterschap en provincie. Daarna wordt de situering van het plangebied vanuit de waterhuishouding beschreven, vervolgens het watersysteem en tot slot de toekomstige situatie van het watersysteem.
5.2 Gemeentelijk Beleid
5.2.1 Gemeentelijk rioleringsplan
Het huidige Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is opgesteld voor de periode 2007 tot en met 2010. Het GRP bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak waarbij het regenwater gescheiden van afvalwater wordt ingezameld, zoveel mogelijk wordt geborgen en afgevoerd naar het oppervlaktewater.
In het nieuwe GRP wordt geanticipeerd op de Wet Gemeentelijke Watertaken. Met de wetswijziging ‘verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken' (Staatsblad 2007, 278), ook wel de Wet gemeentelijke watertaken genoemd, zijn de Gemeentewet, de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer op 1 januari 2008 aangepast. Het hemelwaterbeleid wordt met deze wetswijziging verankerd in de regelgeving. De aanpassingen in de drie wetten zijn als volgt:
- Aanpassingen Gemeentewet: de Gemeentewet is zodanig aangepast dat gemeenten betere mogelijkheden krijgen de kosten te verhalen die gepaard gaan met de gemeentelijke wateropgave.
- Aanpassingen Wet op de waterhuishouding: in de Wet op de waterhuishouding zijn voor de gemeente twee zorgplichten opgenomen, een hemelwaterzorgplicht en een grondwaterzorgplicht.
- Aanpassingen Wet milieubeheer (Wm): de Wm is op een aantal punten aangepast. Zo zijn een aantal begripsbepalingen en de gemeentelijke zorgplicht uit de Wm (artikel 10.30) verduidelijkt en wordt de gemeente de mogelijkheid geboden om bij verordening regels te stellen aan het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater. Daarnaast is het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) verbreed met grond-en hemelwater en is een voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater geïntroduceerd.
Dit betekent dat naast de rioleringszorg ook de gemeentelijke grondwaterzorg en hemelwaterzorg in het GRP is opgenomen.
5.2.2 Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, waterschap De Dommel, provincie Noord Brabant en waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het “Visiedocument” (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijk streefbeeld van de waterpartijen weer. Het deel “Taken en Bevoegdheden” regelt de (verdeling van de) verantwoordelijkheden voor het stedelijk water tussen de vier waterpartijen. Het deel “Maatregelen” geeft de projecten weer die de komende jaren uitgevoerd worden. Deze projecten zijn ingedeeld naar de vier thema's (programmalijnen) van het Visiedocument. Het gehele Waterplan is bestuurlijk bekrachtigd met een convenant in januari 2006. Éen van de belangrijkste doelstellingen uit het Waterplan is het realiseren van een waternetwerk in de stad.
5.2.3 Aanpak grondwateroverlast
In april 2000 heeft de gemeenteraad het beleid vastgelegd voor de gebieden met grondwateroverlast. In 2008 is het beleid geëvalueerd, mede in het kader van de Wet gemeentelijke Watertaken waarmee de gemeentelijke zorgplicht voor het grondwater wordt geïntroduceerd. Maatregelen zijn voorzien bij een aantal geselecteerde gebieden (clusters) met overlast in ondiepe kelders en kruipruimten die veroorzaakt wordt doordat het grondwaterpeil in winterperioden hoger komt dan 1 meter onder het maaiveld.
5.3 Beleid Waterschap En Provincie
Het Waterschap De Dommel heeft het "Waterbeheerplan Krachtig Water 2010-2015” vastgesteld. Daarin zijn de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap opgenomen. Verder geeft het Waterschap in de beleidsnota “Samen werken aan stedelijk water 2000” en de kadernota "Stedelijk Water - Water om op te bouwen 2006” inzicht in hoe het stedelijk waterbeheer verder vorm wordt gegeven. In de Inrichtingsvisies geeft het Waterschap voor de stroomgebieden de geplande ontwikkelingen weer, dit dient voor het Waterschap als toetsingskader voor de plannen die door derden in het stroomgebied worden opgesteld (waterhuishouding en ecosysteem). Tenslotte is de Keur Waterschap De Dommel 2009 van belang. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of melding verplicht is voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen keurbeschermingsgebieden, attentiegebieden en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning- en ontheffingverlening.
De provincie Noord-Brabant onderscheidt drie kaders voor beleidsafwegingen in ruimtelijke planvorming. Een kader is het bodem-watersysteem. De provincie Noord-Brabant heeft het provinciaal Waterhuishoudingsplan (partiële herziening 2003-2006) vastgesteld. Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015 volgt het provinciaal Waterhuishoudingsplan op. Door inwerkingtreding van de Waterwet is de provincie nog vergunningverlener voor (industriële) grondwateronttrekkingen groter dan 150.000 m3/jaar, voor grondwaterwinningen ten behoeve van de drinkwatervoorziening en voor (open) koude-/warmte opslagsystemen (KWO). De waterschappen geven vergunningen af voor beregening, blusvoorzieningen en bronbemalingen.
Daarnaast is in het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water een deelstroomgebiedsvisie voor Oost-Brabant opgesteld die de gebieden aangeeft waar ruimte voor waterberging gezocht wordt of benodigd is.
5.4 Situering Plangebied Vanuit De Waterhuishouding
Het plangebied ligt in het westen van de gemeente Eindhoven. Het plangebied wordt globaal begrensd door de watergang (sloot) ten westen van en parallel aan de Jan Hilgersweg aan de westzijde, de Luchthavenweg aan de noordzijde, de Jan Olieslagersweg aan de oostzijde en het Flight Forum aan de zuidzijde. In het plangebied zelf liggen een aantal (droogvallende) greppels, verder is er geen oppervlaktewater gelegen.
5.5 Beschrijving Watersysteem Plangebied
5.5.1 Inleiding
De opbouw van de bodem is van invloed op de karakteristiek van het watersysteem. In het plangebied treft men een toplaag aan die sterk is geroerd door de stedelijke ontwikkelingen (waaronder door de aanleg van wegen en gebouwen).
Een watersysteem kent verscheidene waterstromen (met verschillende kwantiteit en kwaliteit), aan de hand daarvan wordt het watersysteem van dit plangebied beschreven. Daarbij wordt over de grens van het plangebied gekeken.
Plangebied en omgeving
5.5.2 Regenwater
Het regenwater dat op daken en wegen valt, stroomt overwegend af naar de riolering. De riolering in dit gebied bestaat uit een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel. Dit betekent dat het regenwater en het afvalwater apart wordt ingezameld. Het afvalwater van dit gebied wordt door een rioolgemaal (ter plaatse van de Parmentierweg / Luchthavenweg) met persleiding afgevoerd naar het gemaal Meerhoven en uiteindelijk naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldenbarneveltlaan. Het eerste (meest vuile) regenwater wordt ook via hetzelfde gemaal afgevoerd naar Meerhoven. Het overige regenwater loost op het Beatrixkanaal en op de watergang ten westen van de Jan Hilgersweg. Beide oppervlaktewateren zijn gelegen buiten het plangebied. Overig regenwater infiltreert, afhankelijk van de doorlatendheid, in de bodem. Verdamping wordt in dit plan buiten beschouwing gelaten.
5.5.3 Grondwater
Algemeen
De maaiveldhoogte in het plangebied bedraagt gemiddeld circa 20 meter + N.A.P. Het maaiveld ter plaatse van het parkeerterrein voor Eindhoven Airport ligt op circa 19,5 m +N.A.P en nabij het Beatrixkanaal ligt het maaiveld op circa 23 meter + N.A.P. Voeding van het grondwater in het plangebied geschiedt door infiltratie van regenwater en door toestroming vanuit het regionaal watersysteem.
De ontwatering van het gebied geschiedt door ondergrondse afstroming naar oppervlaktewater. Daarnaast is het plangebied onderdeel van het regionaal systeem: zoals grondwater het gebied instroomt, zo stroomt grondwater het gebied ook uit. Onttrekkingen van grondwater in dit gebied zijn niet bekend. In het gebied zijn geen problemen van grondwateroverlast bekend. De hoogste te verwachten grondwaterstanden in dit gebied zijn zodanig (gemiddeld meer dan 1 meter onder maaiveld) dat er geen klachten met betrekking tot grondwateroverlast zijn te verwachten.
Boringsvrije zone
De Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant 2010 (PMV) is per 01 maart 2010 in werking getreden. Het plangebied ligt volledig binnen de zogenaamde boringsvrije zone behorende bij het aan de overzijde van het Beatrixkanaal gelegen waterwingebied. Sinds 1 januari 1996 vallen inrichtingen (bedrijven) alsmede de niet-inrichtingen (de zogenaamde werken) binnen de werkingssfeer van de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant (PMV). De boringsvrije zone is de zone waarbinnen (diepliggende) beschermende kleilagen niet zonder meer doorboord mogen worden. Bij niet-inrichtingen is het, behoudens een beschikking van Gedeputeerde Staten, verboden in boringsvrije zones de grond te roeren, inclusief het verrichten van grondboringen dieper dan 3 meter onder het maaiveld. Deze verbodsbepaling beperkt zich uitsluitend tot de boringsvrije zone en is gericht op het tegengaan van bodemaantastingen dieper dan 3 meter onder het maaiveld. Voor inrichtingen die vallen onder de Wet milieubeheer en gelegen zijn binnen de boringsvrije zone worden voor ingrepen op of in de bodem door het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbonden. Voor deze zone is geen regeling opgenomen in de planregels, aangezien de bepalingen in de Provinciale Milieuverordening afdoende zijn. Een dubbele toetsing dient voorkomen te worden.
Boringsvrije zone
5.5.4 Oppervlaktewater
Hiervoor is reeds vermeld (5.4) dat in het plangebied, behoudens enkele (droogvallende) greppels, geen oppervlaktewater is gelegen. Net buiten het plangebied (aan de westzijde) ligt een watergang (ER 32). Ten behoeve van het onderhoud van deze watergang is het van belang dat een strook van 4 meter breed aan de oostzijde van deze watergang obstakelvrij wordt gehouden. Naast de aan de oostzijde van het plangebied gelegen Beatrixkanaal ligt een ecologische verbindingszone.
5.5.5 Drinkwater en B-water
Drinkwater wordt geleverd door het bedrijf Brabant Water. Er wordt geen B-water geleverd.
5.5.6 Afvalwater
Alle panden in het plangebied zijn aangesloten op de riolering. De panden lozen hun afvalwater op het rioolstelsel dat afvoert naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldebarneveltlaan.
5.6 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
Op dit moment zijn, behalve het onderstaande, geen maatregelen gepland die invloed hebben op het watersysteem. Bij nieuwe ontwikkelingen dient het principe “waterneutraal bouwen” te worden gehanteerd. Dat wil zeggen dat bij herstructureringen of zogenaamde inbreidingen regenwater dient te worden geborgen en geleidelijk te worden afgevoerd. Een tweede principe welk wordt gehanteerd is het voorkomen van verontreiniging van schoon oppervlakte water.
5.6.1 Bebouwing voormalig defensieterrein
Op de gronden tussen Beatrixkanaal en Jan Olieslagersweg bevond zich een brandstof- en onderhoudscomplex van Defensie. Het complex heeft zijn functie verloren, de gebouwen zijn gesloopt en de gronden zijn gesaneerd. Het hele gebied inclusief bos was bestemd voor militaire doeleinden waarbij maximaal 60% van het bestemmingsvlak mocht worden bebouwd. Voor het gebied is op 20 juni 2006 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld (I Landelijk gebied Strijp 1998). Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van bedrijvigheid mogelijk. Deze regeling is grotendeels overgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
In de waterparagraaf van bestemmingsplan 'I Landelijk gebied Strijp 1998' is het onderstaande in de waterparagraaf over de toekomstige situatie opgenomen.
De nieuwe planvoorschriften bieden de mogelijkheid ruim 6.000 m2 van het terrein te bebouwen. daarnaast mag nog circa 5.000 m2 worden voorzien van terreinverharding. Gebouwen en terreinverhardingen op het perceel zullen worden voorzien van een gescheiden rioleringssysteem. De vuilwateraansluiting zal aansluiten op de nieuw aan te leggen vuilwaterriolering in de Jan Olieslagerweg. Voor het hemelwater van gebouwen en verharding zal een open bergingsvoorziening worden gerealiseerd met een inhoud van 25 mm gerekend over het totale verharde oppervlak van het terrein. De leeg/overloop van de bergingsvoorziening zal aangesloten worden op de schoonwaterriolering van de Parmentierweg of de nieuw aan te leggen regenwaterriolering van de Jan Olieslagerweg. In het kader van de inbreiding en daarmee te realiseren rioolverzwaring van het bedrijventerrein Eindhoven Airport zal in de Jan Olieslagerweg zowel vuilwater- als hemelwaterriolering worden aangelegd.
Door het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het zogenaamde MT complex zal circa 1.400 m2 meer terrein verhard mogen worden dan thans feitelijk is verhard. Hemelwater afkomstig van de verharde oppervlakken zal geborgen worden in een open voorziening met een capaciteit van 25 mm (gerekend over het mogelijk totale verharde oppervlak). Vanuit bergingsvoorziening wordt het hemelwater afgevoerd via een hemelwaterstelsel, aan te leggen in het kader van de inbreiding van Eindhoven Airport. Bij brief van 29 april 2004, ingekomen 4 mei 2004, kenmerk U-04-04474, heeft het waterschap De Dommel aangegeven in te kunnen stemmen met het bovenstaande.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Eindhoven Airport" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is opgesteld conform SVBP2008. Dit is een landelijke standaard voor het opstellen van bestemmingsplannen. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.
6.2 Planmethodiek
Er is, volgens de Wet ruimtelijke ordening, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Deze wijze van bestemmen is gekozen vanwege de geconstateerde tekortkomingen in de eerder gehanteerde globale planmethodiek.
6.3 Verbeelding
Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2008 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.
Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn uiteraard geen verschillen te vinden.
6.4 Planregels
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en de overgangs- en slotregels.
6.4.1 Inleidende regels
De Inleidende regels bestaan uit begripsbepalingen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.
In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.
In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
6.4.2 Bestemmingsregels
De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Bestemming “Bedrijf - 1 ” (artikel 3)
Op deze gronden zijn bedrijven toegestaan welke vallen onder categorie 3 tot en met 4, als bedoeld in de bij deze voorschriften behorende “Lijst van bedrijfsactiviteiten”. Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn, zijn uitgesloten. Prostitutiebedrijven en seksinrichtingen alsmede detailhandelsvestigingen zijn eveneens uitgesloten. Bepaalde vormen van detailhandel zijn middels een omgevingsvergunning echter wel toegelaten. Er kan ook een omgevingsvergunning worden verleend ten behoeve van bedrijven die niet voorkomen op de “Lijst van bedrijfsactiviteiten” doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd.
Bedrijven uit de categorie 1 en 2 van de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" worden ingevolge provinciaal beleid alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden. Het moeten groothandelsbedrijven zijn of bedrijven met een terrein van meer dan 1.000 m2, dan wel bedrijven die zijn gevestigd in een bedrijfsverzamelgebouw. Voorts zijn er binnen deze bestemming ook ondergeschikte kantoorfuncties toegestaan, voorzover zij ondergeschikt zijn aan de bedrijvigheid, zoals voornoemd. Volwaardige kantoren zijn alleen toegestaan voorzover bestaand. Er zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.
Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel deel uitmakende van de toegestane bedrijven. Afwijkende functies zijn specifiek op de verbeelding aangeduid. Deze functies mogen gehandhaafd blijven. In de bestemming 'Bedrijf - 1' komen de onderstaande afwijkende functies voor. Het betreft bepaalde vormen van detailhandel, kantoren, risicovolle inrichtingen en bedrijven welke onder categorie 1 of 2 vallen en niet zijn gevestigd in een bedrijfsverzamelgebouw. De afwijkende functies mogen maximaal 10% van het bedrijfsvloeroppervlak worden uitgebreid. Dit geldt niet voor detailhandel volumineus. Dit aangezien detailhandel in volumineuze goederen behalve de gebouwen veelal de buitenruimte gebruiken voor de detailhandelsfunctie. De afwijkende functies welke op de verbeelding zijn aangeduid, zijn begrensd op de perceelsgrens. Dit geldt niet voor afwijkende functies welke voorkomen in bedrijfsverzamelgebouwen. Daar is de begrenzing van de afwijkende functie gelegd strak om het gebouw. Dit aangezien binnen het bedrijfsverzamelgebouw veelal nog uitbreidingsmogelijkheden zijn voor het betreffende bedrijf.
Bij detailhandel is de vorm van detailhandel nader aangegeven om te voorkomen dat de afwijking groter wordt. Zo dient voorkomen te worden dat er detailhandel in dagelijkse goederen plaats gaat vinden. Bij kantoren is een onderscheid gemaakt in kantoren kleiner en groter dan 1.500 m2 bvo. Voorkomen dient te worden dat kantoren welke nu nog kleiner dan 1.500 m2 bvo bedragen, groter dan 1.500 m2 bvo worden, aangezien ze daarmee een kwetsbaar object worden in de zin van externe veiligheid. Over het plangebied lopen PR 10-6 contouren die daarbij van belang zijn.
aanduiding op kaart | functie | adres | bedrijfsnaam | bvo | go |
detailhandel volumineus | detailhandel in volunineuze goederen, uitsluitend abc goederen | Jan Hilgersweg 10 | Target | n.v.t. | 8609 |
dienstverlening | verhuur van bruingoed | Jan Hilgersweg 8 | MK2 Projects | 2477 | 2254 |
specifieke vorm van bedrijf - 1 - 1 | risicovolle inrichtingen | Adriaan Mulderweg ong. Luchthavenweg 10 | Nutsvoorziening OTB groep | - 12668 | - 11528 |
specifieke vorm van bedrijf - 1 -2 | bedrijf vallend onder SBI 634 (expediteurs, cargadoors (kantoren)) | Jan Hilgersweg 2 Jan Hilgersweg 12 Jan Hilgersweg 9-11 | Eindhoven Handling DHL International Molex DB Schenker | 855 2524 13626 | 778 2297 11965435 |
specifieke vorm van bedrijf - 1 -3 | bedrijf vallend onder SBI 74 (overige zakelijke dienstverlening) | Henri Wijnmalenweg 8 Henri Wijnmalenweg 12 Henri Wijnmalenweg 14 Jan Hilgersweg 9-11 | Amusement Activities Nederland Dornier Studio's Essent Netwerk Flexin Logistics | 644 292 408 13626 | 586 266 371 11965435 |
specifieke vorm van bedrijf - 1 - 4 | bedrijf vallend onder SBI 641 (post- en koeriersdiensten) | Henri Wijnmalenweg 9-11 Marinus van Meelweg 12 Marinus van Meelweg 13 | Lynx Express B.V. RTS Road Transport Service Federal Express Nederland | - 2037 4397 | - 1854 4001 |
specifieke vorm van bedrijf - 1 - 5 | bedrijf vallend onder SBI 714 (Verhuur van roerende goederen n.e.g.) | Henri Wijnmalenweg 8 | Aivex | 644 | 586 |
specifieke vorm van bedrijf - 1 - 6 | bedrijf vallend onder SBI 633 (reisorganisaties) | Marinus van Meelweg 16 | Vacansoleil | 3545 | 3226 |
specifieke vorm van bedrijf 1 - 7 | kantoor kleiner dan 1.500 m2 b.v.o. | Beatrix de Rijksweg 3a Beatrix de Rijksweg 5 Beatrix de Rijksweg 5a Beatrix de Rijksweg 5 Henri Wijnmalenweg 5 Henri Wijnmalenweg 5a Henri Wijnmalenweg 5b | ABC Management Groep Bouwmeester Groep Limbourg & Partners Eindhoven Goodman (Eurinpro) B.V. Collactive Elau B.V. Mapscape | 154 163 167 163 545 325 749 | 140 148 152 148 496 296 682 |
specifieke vorm van bedrijf 1 - 8 | kantoor groter dan 1.500 m2 b.v.o. | Freddy v Riemsdijkweg 18 Freddy v Riemsdijkweg 24 Freddy v Riemsdijkweg 26 Freddy v Riemsdijkweg 28 | Altran Goodman Logist. Telengy Fagro Consultancy | 282 282 282 282 | 257 257 257 257 |
specifieke vorm van bedrijf 1 - 9 | risicovolle inrichting met invloedsgebied buiten het plangebied | Adriaan Mulderweg 4-10 | Edco Eindhoven / EMC | nr. 4 9159 | nr. 4 8335 |
Bestemming “Bedrijf - 2 ” (artikel 4)
De Luchthavenweg vormt de toegangsweg naar de luchthaven. Hier zijn met name kantoren aan gevestigd. In de bestemming "Bedrijf - 2" zijn deze als zodanig toegestaan. De bestemming "Bedrijf - 2" is gelegd op gronden grenzend aan de Luchthavenweg, tot de Marinus van Meelweg en tot de Freddy van Riemsdijkweg. In het eerste geval omdat het karakter van het gebied anders wordt na de Marinus van Meelweg, in het tweede geval om dat ten oosten van de Freddy van Riemsdijkweg de PR-/10 contour van de vliegbasis is gelegen, en binnen die contour geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan. Kantoren groter dan 1.500 m2 bvo zijn kwetsbare objecten.
Behalve kantoren zijn binnen de bestemming bedrijven toegestaan welke vallen onder categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten voor zover het betreft bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw of bedrijven in categorie 1 of 2 op bouwpercelen van ten minste 1.000 m2. Verder zijn er groothandelsbedrijven toegestaan. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel welke deel uitmaakt van bedrijven.
Afwijkende functies zijn specifiek op de verbeelding aangeduid. Deze functies mogen gehandhaafd blijven. In de bestemming 'Bedrijf - 2' komen de onderstaande afwijkende functies voor. Het betreft bepaalde vormen van detailhandel, risicovolle inrichtingen en bedrijven welke onder categorie 3 of hoger vallen. De afwijkende functies mogen maximaal 10% van het bedrijfsvloeroppervlak worden uitgebreid. De afwijkende functies welke op de verbeelding zijn aangeduid, zijn begrensd op de perceelsgrens. Dit geldt niet voor afwijkende functies welke voorkomen in bedrijfsverzamelgebouwen. Daar is de begrenzing van de afwijkende functie gelegd strak om het gebouw. Dit aangezien binnen het bedrijfsverzamelgebouw veelal nog uitbreidingsmogelijkheden zijn voor het betreffende bedrijf.
Bij detailhandel is de vorm van detailhandel nader aangegeven om te voorkomen dat de afwijking groter wordt. Zo dient voorkomen te worden dat er detailhandel in dagelijkse goederen plaats gaat vinden.
aanduiding op kaart | functie | adres | bedrijfsnaam | bvo | go |
horeca in categorie 1a | cafetaria, snackbar, automatieken, lunchroom, ijssalons, kiosk, pannenkoekenhuis, shoarmazaak, poffertjeszaak creperie | Luchthavenweg 81-0.48 | Le Papillon | Deel van totaal 14050 | Deel van totaal 12786 |
specifieke vorm van bedrijf - 2 - 1 | bedrijf vallend onder SBI code 33 (Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d.) | Luchthavenweg 42 | Delem | 2211 | 2012 |
specifieke vorm van bedrijf - 2 - 2 | bedrijf vallend onder SBI code 712 (Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | Luchthavenweg 59-8 | Global Aviation Support | 2803 | 2551 |
specifieke vorm van bedrijf - 2 - 3 | bedrijf vallend onder SBI code 323 (Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d.) | Freddy van Riemsdijk 6 | Roland Systems Group Benelux Keyence Deutschland | 967 | 880 |
specifieke vorm van bedrijf - 2 - 4 | bedrijf vallend onder SBI code 316 (elektrotechnische industrie n.e.g.) | Luchthavenweg 20 | Bosch Rextroth Electric Drives and Controls/ Nyquist Industrial Control | 2695 | 2505 |
specifieke vorm van bedrijf - 2 - 5 | bedrijf vallend onder SBI code 75 (openbaar bestuur kantoren ed) | Luchthavenweg 63 | Koninklijke Marechaussee | 4529 | 4121 |
specifieke vorm van bedrijf - 2 - 6 | bedrijf vallend onder SBI code 803,804 (scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs) | Luchthavenweg 81-230A | Procentrum | Deel van totaal 14050 | Deel van totaal 12786 |
Bestemming “Bedrijf - 3 ” (artikel 5)
Op deze gronden zijn bedrijven toegestaan welke vallen onder categorie 3.1 en 3.2, als bedoeld in de bij deze voorschriften behorende “Lijst van bedrijfsactiviteiten” en voor zover de afstanden voor geur en stof niet meer bedraagt dan 50 meter. Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn, zijn uitgesloten. Prostitutiebedrijven en seksinrichtingen alsmede detailhandelsvestigingen zijn eveneens uitgesloten. Bepaalde vormen van detailhandel zijn middels een omgevingsvergunning echter wel toegelaten. Er kan ook een omgevingsvergunning worden verleend ten behoeve van bedrijven die niet voorkomen op de “Lijst van bedrijfsactiviteiten” doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd.
Bedrijven uit de categorie 1 en 2 van de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" worden ingevolge provinciaal beleid alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden. Het moeten groothandelsbedrijven zijn of bedrijven met een terrein van meer dan 1.000m2, dan wel bedrijven die zijn gevestigd in een bedrijfsverzamelgebouw. Voorts zijn er binnen deze bestemming ook ondergeschikte kantoorfuncties toegestaan, voorzover zij ondergeschikt zijn aan de bedrijvigheid, zoals voornoemd. Volwaardige kantoren zijn alleen toegestaan voorzover bestaand. Er is in het gebied slechts één bestaande bedrijfswoning, namelijk gelegen aan Luchthavenweg 51. Deze krijgt geen positieve bestemming. Er zijn geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan.
Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel deel uitmakende van de toegestane bedrijven. Afwijkende functies zijn specifiek op de verbeelding aangeduid. Deze functies mogen gehandhaafd blijven. In de bestemming 'Bedrijf - 3' komen de onderstaande afwijkende functies voor. Het betreft bepaalde vormen van detailhandel, kantoren, risicovolle inrichtingen en bedrijven welke onder categorie 1 of 2 vallen en niet zijn gevestigd in een bedrijfsverzamelgebouw. De afwijkende functies mogen maximaal 10% van het bedrijfsvloeroppervlak worden uitgebreid. Dit geldt niet voor detailhandel volumineus. Dit aangezien detailhandel in volumineuze goederen behalve de gebouwen veelal de buitenruimte gebruiken voor de detailhandelsfunctie. De afwijkende functies welke op de verbeelding zijn aangeduid, zijn begrensd op de perceelsgrens. Dit geldt niet voor afwijkende functies welke voorkomen in bedrijfsverzamelgebouwen. Daar is de begrenzing van de afwijkende functie gelegd strak om het gebouw. Dit aangezien binnen het bedrijfsverzamelgebouw veelal nog uitbreidingsmogelijkheden zijn voor het betreffende bedrijf.
Bij detailhandel is de vorm van detailhandel nader aangegeven om te voorkomen dat de afwijking groter wordt. Zo dient voorkomen te worden dat er detailhandel in dagelijkse goederen plaats gaat vinden. Bij kantoren is een onderscheid gemaakt in kantoren kleiner en groter dan 1.500 m2 bvo. Voorkomen dient te worden dat kantoren welke nu nog kleiner dan 1.500 m2 bvo bedragen, groter dan 1.500 m2 bvo worden, aangezien ze daarmee een kwetsbaar object worden in de zin van externe veiligheid. Over het plangebied lopen PR 10-6 contouren die daarbij van belang zijn.
aanduiding op kaart | functie | adres | bedrijfsnaam | bvo | go |
detailhandel volumineus | detailhandel in volunineuze goederen, uitsluitend abc goederen | Luchthavenweg 51 | Autobedrijf Kapteijns | n.v.t. | 120 |
specifieke vorm van bedrijf - 3 - 1 | bedrijf vallend onder SBI 641 (post- en koeriersdiensten) | Luchthavenweg 47f Luchthavenweg 47a Luchthavenweg 47d Luchthavenweg 47e | HLC (Holland Logistics Couriers) Seabourne Express Couriers B.V. Federal Express Nederland OCS/FW Logistics | 220 879 225 220 | 200 800 205 200 |
specifieke vorm van bedrijf - 3 - 2 | bedrijf vallend onder SBI 633 (reisorganisaties) | Luchthavenweg 49c | FP2000 sport travel & events | 220 | 200 |
specifieke vorm van bedrijf - 3 - 3 | kantoor kleiner dan 1.500 m2 b.v.o. | Luchthavenweg 49c | Willy van de Kerkhof & partner B.V. | 220 | 200 |
specifieke vorm van bedrijf - 3 - 4 | kantoor groter dan 1.500 m2 b.v.o. | Luchthavenweg 53 Luchthavenweg 55a Luchthavenweg 55c Luchthavenweg 55e Luchthavenweg 55g Luchthavenweg 57 Jan Olieslagerweg 4 | Leegstaand Excellent Match bv Softlution Nederland Randstad United consumers Quality select Eindhoven, Lynx express Leegstaand | 3554 549 422 338 571 2186 1401 | 3234 500 384 308 520 1989 1275 |
Bestemming “Bedrijf - 4 ” (artikel 6)
Op deze gronden zijn bedrijven toegestaan welke vallen onder categorie 3 tot en met 4, als bedoeld in de bij deze voorschriften behorende “Lijst van bedrijfsactiviteiten”. Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn, zijn uitgesloten. Prostitutiebedrijven en seksinrichtingen alsmede detailhandelsvestigingen zijn eveneens uitgesloten. Er kan vrijstelling worden verleend ten behoeve van bedrijven die niet voorkomen op de “Lijst van bedrijfsactiviteiten” doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd.
Binnen deze bestemming zijn ondergeschikte kantoorfuncties toegestaan, voorzover zij ondergeschikt zijn aan de bedrijvigheid, zoals voornoemd. Volwaardige kantoren zijn alleen toegestaan voorzover bestaand. Er zijn geen bedrijfswoningen toegestaan. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel deel uitmakende van de toegestane bedrijven.
Bestemming "Groen"( artikel 7)
Groenstroken en plantsoenen worden bestemd als groenvoorziening.
Bestemming "Natuur" (artikel 8)
Deze bestemming is gegeven aan een deel van de gronden gelegen tussen de Jan Olieslagerweg en het Beatrixkanaal. Er mag niet worden gebouwd en bepaalde werken en werkzaamheden zijn slechts onder voorwaarden toegestaan.
Bestemming “Verkeer” (artikel 9)
Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
6.4.3 Algemene regels
Onder de Algemene regels zijn verder regels opgenomen voor de Anti-dubbeltelregel, de Algemene aanduidingsregels, deAlgemene afwijkingsregels,de Algemene wijzigingsregels en de Algemene procedureregels.
In de Algemene aanduidingsregels zijn bepalingen opgenomen voor:
geluidzone - industrie - 1, luchtvaartverkeerszone - ke contour, luchtvaartverkeerszone - ILS, en veiligheidszone - luchtvaart.
6.4.4 Overgangs- en slotregels
In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrechten deSlotregel opgenomen.
Ter toelichting op het overgangsrecht geldt het volgende. Onder strijdigheid met het voorheen geldende plan als bedoeld in artikel 16.7 wordt eveneens verstaan gebruik waarvoor een binnenplanse vrijstelling/ontheffing/omgevingsvergunning vereist is.
6.5 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Op het onderhavige plangebied wordt een milieuzonering toegepast. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige functies zoals wonen. Voor de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfsactiviteiten welke is gebaseerd op de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', uitgave 2009. Op basis van de bedrijvenlijst van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (Bedrijven en Milieuzonering, uitgave april 2007) worden bedrijven ingedeeld in milieucategorieën.
Binnen het plangebied bevinden zich bedrijven behorende tot verschillende milieucategorieën. In de bij de planvoorschriften behorende lijst van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage aan het bestemmingsplan is toegevoegd, zijn de bedrijven opgenomen die, naast de bestaande bedrijven, in het plangebied zijn toegestaan. In hoofdstuk 4 Milieuparagraaf, onder 4.2 Leefomgeving enbedrijvigheid, en in hoofdstuk 6 Juridische vormgeving, onder 6.4 Planregels, wordt nader ingegaan op de planregeling voor de verschillende vormen van bedrijvigheid. In hoofdstuk 7 Handhaving wordt ingegaan op de hiermee samenhangende handhavingaspecten. Kortheidshalve wordt hier verder volstaan met een verwijzing naar deze delen van de toelichting.
De indeling van bedrijven c.q. bedrijfsactivietien is vastgelegd in de lijst van bedrijfsactiviteiten. Deze lijst is gebaseerd op de voornoemde uitgave van de VNG 'Bedrijven en milieuzonering'. In deze lijst worden bedrijfsactivietiten ingedeeld in een zestal categorieen met toenemende potentiele milieuemissies. Op grond van deze lijst kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactivietieen. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in de lijst gerangschikt. Pet bedrijfsactiviteit is voor elke ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en een milieugevoelig object om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen
- de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk'
- de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
categorie 1 grootste afstand 10 meter
categorie 2 grootste afstand 30 meter
categorie 3.1 grootste afstand 50 meter
categorie 3.2 grootste afstand 100 meter
categorie 4.1 grootste afstand 200 meter
categorie 4.2 grootste afstand 300 meter
categorie 5.1 grootste afstand 500 meter
categorie 5.2 grootste afstand 700 meter
cetegorie 5.3 grootste afstand 1000 meter
categorie 6 grootste afstand 1.500 meter
De genoemde afstanden betreffen de gewenste afstand tot een rustige woonwijk. Voor het onderhavige plan is de lijst van bedrijfsactiviteiten van de VNG aangepast door de bedrijfstypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten niet toelaatbaar worden geacht op een bedrijventerrein niet in de lijst van bedrijfsactiviteiten op te nemen (bijvoorbeeld sauna, sporthal, supermarkt etc). Daarnaast worden bedrijfstypen uitgesloten waarvan gesteld mag worden dat zij, gezien hun aard, niet in onderhavig plangebied thuishoren (bijvoorbeeld agrarische bedrijven). Vervolgens is er een selectie gemaakt van bedrijven behorende tot de voor het plangebied, al dan niet met omgevingsvergunning, toegelaten milieucategorieën (categorie 2 tot en met 4.2).
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
Politiek en samenleving onderkennen steeds nadrukkelijker de cruciale rol van handhaving bij het met elkaar verbinden van werkelijkheid en regels. Met dit groeiend besef van het belang van handhaving, en de jurisprudentie in het bestuursrecht waarin steeds meer de beginselplicht tot handhaven is uitgesproken, wordt de noodzaak van een handhavingsbeleid benadrukt. De beleidsmatige grondslag voor de handhavingstaak van de gemeente Eindhoven is neergelegd in de Gemeentebrede handhavingnota gemeente Eindhoven, door de raad vastgesteld op 5 november 2001. In deze nota zijn de doelstellingen en de uitgangspunten van het handhavingsbeleid geformuleerd.
In de inleiding van deze toelichting is reeds vermeld, dat een belangrijke reden tot actualisatie van bestemmingsplannen lag in het feit, dat de meeste bestemmingsplannen die volgens het “mengkraanmodel” zijn gemaakt, onvoldoende rechtszekerheid bieden. In het kort komt het erop neer dat de planregels onvoldoende mogelijkheden bieden om aan gewenste ontwikkelingen mee te werken en om handhavend op te treden tegen ongewenste ontwikkelingen. In het in 2001 gehouden onderzoek van de Inspectie VROM naar de uitvoering van de ruimtelijke regelgeving is onder meer gewezen op deze tekortkomingen en de noodzaak van handhaafbare bestemmingsplannen.
Een eerste vereiste voor een goede handhaving is een handhaafbaar bestemmingsplan. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen is er bij de actualisatie van bestemmingsplannen voor gekozen om de planregels zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij landelijk ontwikkelde standaardwerken zoals “Op de digitale leest” van het NIROV. Verder zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijvoorbeeld de Woningwet en de SVBP2008). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen. Tevens wordt hiermede voldaan aan het in het handhavingsbeleid geformuleerde uitgangspunt dat normstellingen handhaafbaar dienen te zijn.
In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen. In het bijzonder wordt daaraan in de inspraakfase van de bestemmingsplanprocedure de nodige aandacht besteed.
Het voornemen bestaat om de plicht tot actualisatie van bestemmingsplannen en de beginselplicht tot handhaving van de ruimtelijke regelgeving wettelijk te verankeren. Met het project actualisatie bestemmingsplannen en de daaruit voortvloeiende handhavingtrajecten wordt daarop vooruitgelopen. Standaard vindt bij de voorbereiding van een planherziening in het kader van deze actualisatie een inventarisatie plaats van het plangebied. Deze inventarisatie, gebaseerd op de beschikbare actuele gegevensbestanden en gegevens van opnames ter plaatse, vormt het startpunt voor handhavingactiviteiten op het gebied van de ruimtelijke en bouwregelgeving alsmede op het gebied van de milieu- en brandveiligheid-regelgeving. Met de gebiedsinventarisatie wordt dus nieuw werk gegenereerd, namelijk omgevingsvergunningen- en brandveiligheidscontroles en ook een actieve controle op situaties die strijdig zijn met de ruimtelijke regelgeving en bouwregelgeving. De planning van deze handhavingactiviteiten wordt afgestemd op de planning voor de actualisatie van bestemmingsplannen om vervolgens te kunnen worden opgenomen in de gemeentebrede handhavingprogramma´s.
In de uitgangspunten van het gemeentelijke handhavingsbeleid is bepaald, dat handhaving elke handeling van de gemeente betreft, die erop gericht is de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Overtredingen die in het kader van de actualisatie van bestemmingsplannen worden geconstateerd, worden conform de bestaande handhavingprotocollen behandeld. De handhavingprocedures zijn in deze protocollen gestandaardiseerd en geüniformeerd. Door de handhaving standaard in de bestemmingsplancyclus op te nemen, zal de ruimtelijke kwaliteit van het grondgebied van Eindhoven beter gewaarborgd worden voor de toekomst.
7.2 Handhaving Voorliggend Plan
Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is. Dit ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, bouwverordening, Algemene Plaatselijke Verordening etc. Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.
Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.
Op een aantal plaatsen op het bedrijventerrein Eindhoven Airport lopen handhavingszaken over het commercieel parkeren ten behoeve van de luchthaven. Dit betreft de percelen Luchthavenweg 53, 54, 67 en Jan Olieslagerweg 4 (het achtergelegen terrein aan de Freddy van Riemsdijkweg). In de zaken lopen de procedures momenteel nog. Voor het parkeerbedrijf van Autobedrijf Kapteijns v.o.f., Luchthavenweg 51 is op 08 juni 2011 (verzonden 09 juni 2011) een omgevingsvergunning verleend. Deze omgevingsvergunning wordt nu vertaald in dit bestemmingsplan door het parkeerbedrijf op dit perceel positief te bestemmen.
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Eindhoven Airport" is een conserverend plan waarin de bestaande situatie wordt geconsolideerd en geen ontwikkelingen zijn voorzien die in financiële zin consequenties hebben voor de gemeente. Het regulier beheer en onderhoud van de openbare ruimte, en de daarbij behorende kwaliteitsverbeteringen, wordt bekostigd via de jaarlijkse onderhoudsbudgetten.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Overleg En Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Eindhoven Airport' heeft vanaf 8 april 2010 tot en met 19 mei 2010 in het kader van de inspraak ingevolge de 'Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008' ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld een reactie ten aanzien van het voorontwerp in te dienen.
Tevens is het voorontwerp van dit bestemmingsplan in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) naar diverse instanties gezonden. De ontvangen reacties zijn hieronder samengevat en voorzien van een standpunt van burgemeester en wethouders. In de onderstaande tabel staan de reacties uit het vooroverleg en de reacties uit de inspraak. Na het antwoord op de reacties volgen de eventuele wijzigingen in het bestemmingsplan.
Indiener overlegreactie | |
1. Luchtverkeersleiding Nederland, Postbus 75200, 1116 ZT Luchthaven Schiphol Brief d.d. 15 april 2010 | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
Geen bezwaar aangezien de geplande bebouwing buiten de invloedssfeer van LVNL apparatuur blijft. | Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. |
Besluit | |
Geen wijzigingen aanbrengen. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
Geen. | |
Indiener overlegreactie | |
2. Rijkswaterstaat, Afdeling Planvorming en advies, 's-Hertogenbosch E-mail d.d. 18 mei 2010 | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
Geen belangen van Rijkswaterstaat in het geding en anderszins geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. | Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. |
Besluit | |
Geen wijzigingen aanbrengen. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
Geen. | |
Indiener overlegreactie | |
3. TenneT TSO B.V., Postbus 718, 6800 AS Arnhem Brief 04 mei 2010 | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
TenneT heeft geen ondergrondse hoogspanningskabels en geen bovengrondse hoogspanningslijnen in het plangebied. | Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. |
Besluit | |
Geen wijzigingen aanbrengen. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
Geen. | |
Indiener overlegreactie | |
4. Enexis B.V., Postbus 856, 6002 ED Weert Brief 10 mei 2010 | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
Enexis (voorheen Essent Netwerk) heeft geen 150/10 kV of 50/10 kV schakelstations of 50 kV transportverbindingen in het plangebied. | Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. |
Besluit | |
Geen wijzigingen aanbrengen. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
Geen. | |
Indiener overlegreactie | |
5. N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen Brief 10 mei 2010 | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
1. In het plangebied ligt een 12”- 40 bar regionale aardgastransportleiding van de Gasunie. Hiervoor geldt een belemmerde strook van 4 meter ter weerszijden van de as van de leiding. 2. Door het voormalige Ministerie van VROM wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe zoneringsregeling ter vervanging van de circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen”uit 1984. De deterministische afstanden worden vervangen door een risicobeleid. 3. Uit het Geomedia Viewer systeem van de Gasunie blijkt dat binnen het plangebied de leiding geen plaatsgebonden risico overschrijding heeft. Met andere woorden: de 10-6 risicocontour ligt op 0 meter van de leiding. 4. Uitgaande van het nieuwe externe veiligheidsbeleid somt de Gasunie veiligheidsafstanden voor leidingnr. Z-506-01 op: - belemmerde strook ter weerszijden van de hartlijn van de leiding: 4 meter - 1% letaliteitsgrens: 140 meter - 100% letaliteitsgrens: 70 meter Vanwege de planontwikkeling binnen de 100% letaliteitsgrens adviseert de Gasunie om een groepsrisicoberekening te (laten) maken. 5. De Gasunie verzoekt om in de toelichting ook aandacht te besteden aan het op hande zijnde nieuwe externe veiligheidsbeleid. | Ad. 1. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Deze leiding is overigens als dubbelbestemming “Leiding – Gas” op de verbeelding opgenomen. De 'hartlijn leiding – gas' is als figuur opgenomen. Ad. 2 Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Ad. 3 Ter nadere toelichting zal deze opmerking verwerkt worden in de paragraaf over externe veiligheid in de toelichting van het bestemmingsplan. Ad. 4 Op dit moment geldt voor buisleidingen (hoge druk aardgasleidingen) nog steeds de circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen”. Volgens deze circulaire hoeft het groepsrisico niet te worden meegenomen. Wel geldt voor een aardgasleiding een toetsingsafstand. Voor objecten categorie II (zoals industrieterreinen) geldt een toetsingsafstand van 4 meter vanaf de buisleiding. Deze zonering zal ook worden opgenomen in het bestemmingsplan. In de overlegreactie van de Gasunie is aangegeven dat het plaatsgebonden risico (10-6/jaar) 0 meter bedraagt. Ook geeft de Gasunie aan dat een strook van 4 meter aan weerszijden van de leiding dient te worden vrijgehouden van bebouwing i.v.m. werkzaamheden aan de leiding. Deze afstand wordt in acht gehouden. Omdat het plaatsgebonden risico 0 meter bedraagt en omdat de bebouwing industrie is, zal het groepsrisico nihil zijn. Dit is reeds gebleken bij eerdere berekeningen bij het industrieterrein GDC-Noord te Eindhoven. Verder is het bestemmingsplan conserverend van aard - er zijn geen nieuwe ontwikkelingen in opgenomen - waardoor het groepsrisico gelijk zal blijven. Wij zijn dan ook van mening dat een groepsrisicoberekening geen meerwaarde heeft. De risico's zijn ons bekend. Gelet op het bovengenoemde, en omdat de wet niet verplicht om een groepsrisicoberekening uit te voeren, zullen wij dit voor onderhavig bestemmingsplan niet laten uitvoeren. Ad. 5 Aan het nieuwe externe veiligheidsbeleid zal kort aandacht besteed worden in de toelichting. Omdat dit echter nog niet formeel in werking is getreden, blijft het geldende beleid de basis vormen. |
Besluit | |
Wijzigingen aanbrengen in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
- Opmerking over plaatsgebonden risico (PR) wordt in de paragraaf over externe veiligheid in de toelichting opgenomen. - Aan het nieuwe externe veiligheidsbeleid wordt aandacht besteed in de toelichting. | |
Indiener overlegreactie | |
6. Provincie Noord-Brabant, directie ROH, Postbus 90151, 5200 MC 's-Hertogenbosch Brief 6 mei 2010 | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
1. Provincie heeft provinciale belangen getoetst. Deze zijn opgenomen in: - Interimstructuurvisie Brabant in Ontwikkeling - Paraplunota ruimtelijke ordening - Verordening Ruimte, fase I Eerstgenoemde twee documenten consolideren grotendeels de uitgangspunten van het Streekplan 2002. 2. Een deel van het plangebied maakt volgens de Verordening, fase I deel uit van de EHS. Daarnaast zijn aangrenzende gronden opgenomen als Ecologische verbindingszone (EVZ). In het bestemmingsplan zijn deze gronden bestemd als 'Natuur'. In de regels staat dat het mogelijk is om bij voor 'Natuur' bestemde gronden te voorzien in de mogelijkheid tot oprichting van (onbepaalde) infrastructurele voorzieningen. Als het zwaarwegend maatschappelijk belang hiervan niet is aangetoond, leiden dergelijke voorzieningen tot aantasting van de EHS. Zolang het belang niet is aangetoond, en er geen alternatieven zijn afgewogen, is sprake van aantasting van het provinciaal belang. De provincie dringt aan op aanpassing van het plan. | Ad. 1. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Ad. 2 De regels worden aangepast waarbij meer rekening wordt gehouden met het verwoorde provinciale belang. Concreet worden alleen infrastructurele voorzieningen 'voorzover het betreft onverharde wegen en paden' toegestaan. Onverharde wegen en paden worden toegestaan omdat deze passen binnen de natuurbestemming en de EHS hierdoor niet wordt aangetast. |
Besluit | |
Wijziging aanbrengen in de regels van het ontwerpbestemmingsplan. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
Infrastructurele voorzieningen 'voorzover het betreft onverharde wegen en paden' zijn opgenomen in de doeleindenomschrijving van de bestemming 'Natuur'. | |
Indiener overlegreactie | |
7. Brabant Water N.V., Postbus 1068, 5200 BC 's-Hertogenbosch Brief 27 mei 2010 | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
1. Tekstueel 'Brabant Water' schrijven. 2. Paragraaf 5.3 toelichting: - Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015 volgt het provinciaal Waterhuishoudingsplan op. - Door inwerkingtreding van de Waterwet is de provincie nog vergunningverlener voor (industriële) grondwateronttrekkingen > 150.000 m3/j, voor grondwaterwinningen t.b.v. de drinkwatervoorziening en voor (open) koude-/warmte opslagsystemen (KWO). De waterschappen geven vergunningen af voor beregening, blusvoorzieningen en bronbemalingen. 3. Indiener doet de volgende suggestie voor paragraaf 5.5.3. van de toelichting: “De Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant 2010 (PMV) is per 01-03-2010 in werking getreden. Het plangebied is volledig gelegen binnen de zogenaamde boringsvrije zone behorende bij het aan de overzijde van het Beatrixkanaal gelegen waterwingebied. Sinds 1 januari 1996 vallen inrichtingen (bedrijven) alsmede de niet-inrichtingen (de zogenaamde werken) binnen de werkingssfeer van de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant (PMV). De boringsvrije zone is de zone waarbinnen (diepliggende) beschermende kleilagen niet zonder meer doorboord mogen worden. Bij niet-inrichtingen is het, behoudens een beschikking van Gedeputeerde Staten, verboden in boringsvrije zones de grond te roeren, inclusief het verrichten van grondboringen dieper dan 3 meter onder het maaiveld. Deze verbodsbepaling beperkt zich uitsluitend tot de boringsvrije zone en is gericht op het tegengaan van bodemaantastingen dieper dan 3 meter onder het maaiveld. Voor inrichtingen die vallen onder de Wet milieubeheer en gelegen zijn binnen de boringsvrije zone worden voor ingrepen op of in de bodem door het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbonden. Voor deze zone is geen regeling opgenomen in de planregels, aangezien de bepalingen in de Provinciale Milieuverordening afdoende zijn. Een dubbele toetsing dient voorkomen te worden.” | Ad. 1 Dit wordt aangepast in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan. Ad. 2 De beleidsparagraaf in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan zal op deze punten worden aangepast/ geactualiseerd. Ad. 3 In feite actualiseert Brabant Water de paragraaf die in het voorontwerp zat. De beleidsparagraaf in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan zal overeenkomstig worden aangepast/ geactualiseerd. |
Besluit | |
Wijzigingen aanbrengen in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
- Tekstueel 'Brabant Water' schrijven. - Tekst van beleidsparagraaf 5.3 wordt conform opmerkingen geactualiseerd. - Tekst van beleidsparagraaf 5.5.3 wordt conform opmerkingen geactualiseerd. | |
Indiener overlegreactie | |
8. VROM-Inspectie, Postbus 850, 5600 AW Eindhoven Brief 27 mei 2010 | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
1. Het plan geeft aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen zoals die zijn verwoord in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr 1). 2. Nationaal belang 09: milieukwaliteit en externe veiligheid. In de verantwoording groepsrisico is een aantal pm-posten opgenomen. Hierdoor kan de VROM-Inspectie niet beoordelen of de nationale belangen met betrekking tot externe veiligheid afdoende in het plan zijn meegenomen. Verzoek is om de toelichting hierop aan te passen. 3. Nationaal belang 42: militaire terreinen. In de toelichting wordt de vliegbasis onterecht onder het onderwerp 'gemeentelijk beleid' genoemd, terwijl dit rijksbeleid betreft (SMT2, ontwerp AMvB Ruimte) 4. Er wordt vermeld dat het aanwijzingsbesluit van het luchtvaartterrein van 18 december 2007 door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is vernietigd. Dit besluit is echter gedeeltelijk vernietigd, waaronder de geluidszone voor het luchtgebonden geluid. De Afdeling heeft in een voorlopige voorziening een nieuwe zone vastgesteld, deze heeft echter geen planologische doorwerking. Gezien het tijdelijke karakter van deze nieuwe geluidszone, verzoek ik u de geluidszone behorende bij de aanwijzing van 18 december 2007 planologisch te handhaven, tot dat een nieuwe geluidzone is vastgesteld. 5. Gesteld wordt dat de proefdraaifaciliteit van de vliegbasis Eindhoven een geluidszoneringsplichtige inrichting is. Niet alleen deze faciliteit, maar de totale vliegbasis moet worden gezien als een geluidzoneringsplichtige inrichting. De geluidszone voor het grondgebonden geluid behelst niet alleen het geluid van het proefdraaien van vliegtuigmotoren, maar ook het overige industriegeluid van de vliegbasis. 6. Op de verbeelding en in de toelichting is de ILS (Instrument Landing System) juist opgenomen. Zoals op de verbeelding is aangegeven, ligt een klein deel van het plangebied in de zogeheten 0-meter zone (20,3 meter boven NAP) en een deel ligt in de 10-meter zone (30,3 meter boven NAP). Artikel 12.3 van de planregels staat thans in alle ILS-zones een bouwhoogte toe van 12 meter boven maaiveld. Dit dient te worden aangepast in overeenstemming met de verschillende ILS-zones. 7. Aan de Luchthavenweg 63 is de Koninklijke Marechaussee gevestigd. Dit perceel heeft thans de bestemming Bedrijf – 2, ik geef u in overweging om hier een maatschappelijke (mede)bestemming aan toe te kennen. 8. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de termen 'vliegbasis Eindhoven' (militair gedeelte van het luchtvaartterrein) en 'Eindhoven Airport'(civiele gedeelte van het luchtvaartterrein) worden verward. | Ad. 1 Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Ad. 2 De toelichting wordt aangepast. De verantwoording groepsrisico zal in het ontwerpbestemmingsplan en het vastgestelde bestemmingsplan worden opgenomen. Met de nationale belangen wordt voldoende rekening gehouden. Ad. 3 De paragraaf over de vliegbasis Eindhoven wordt verplaatst van 'gemeentelijk beleid' naar 'nationaal beleid'. Ad. 4 De Afdeling Bestuursrechtspraak heeft bijlage I – waarop de geluidszone voor het militaire luchtvaartterrein staat aangegeven - van het besluit van de Staatssecretaris van 18 december 2007 vernietigd. De Afdeling Bestuursrechtspraak heeft de voorlopige voorziening getroffen dat de bij de uitspraak van 5 augustus 2009 (nr. 200800689/1) behorende kaart wordt geacht de bijlage I te zijn. Met andere woorden: de Afdeling vervangt de vernietigde geluidszone door de geluidszone 35 Ke bij de uitspraak. Dit om te voorkomen dat er een situatie ontstaat waarin nagenoeg geen beperkingen gelden ten aanzien van het gebruik van het militaire luchtvaartterrein. De VROM-inspectie verzoekt nu om toch weer de zone van het besluit van 18 december 2007 op te nemen. Wij achten dit echter niet wenselijk omdat de Afdeling Bestuursrechtspraak een voorlopige voorziening heeft getroffen. Die voorlopige voorziening vormt het huidige juridische kader. De “luchtvaartverkeerzone – ke contour” is in het bestemmingsplan opgenomen conform de voorlopige voorziening. Overigens heeft wethouder Fiers in haar brief van november 2009 ook richting VROM aangegeven dat wij de vigerende contour nu moeten opnemen. In de toelichting van het bestemmingsplan zal wel ter verduidelijking worden aangegeven dat het aanwijzingsbesluit niet geheel maar slechts gedeeltelijk vernietigd is. Ad. 5 Het is inderdaad juist dat de totale vliegbasis moet worden gezien als een geluidzoneringsplichtige inrichting. Deze aanvulling zal worden opgenomen in de toelichting. Ad. 6 Het is niet mogelijk om de bouwhoogte aan te passen. Dit bestemmingsplan is immers een conserverend plan waarbij de bestaande rechten gerespecteerd worden. Het geldende bestemmingsplan laat ook al bebouwing toe met een hoogte hoger dan volgens het ILS is toegestaan. In paragraaf 3.2.9 van de toelichting is dit voldoende omschreven. Ad. 7 Conform het Handboek Digitale Bestemmingsplannen van de Gemeente Eindhoven wordt de bestemming “Maatschappelijk” onder andere gebruikt voor de functies 'kazerne', 'militair oefenterrein' en 'militaire zaken'. In casu gaat het om een kantoorgebouw van de Koninklijke Marechaussee. Zelfstandige kantoren hebben in dit bestemmingsplan de bestemming “Bedrijf – 2” gekregen. Wij achten die bestemming voor dit pand passend. Ad. 8 Er is niet concreet aangegeven waar de termen 'vliegbasis Eindhoven' en 'Eindhoven Airport' precies worden verward. Deze opmerking wordt dan ook voor kennisgeving aangenomen. Waar nodig zal de juiste terminologie gebruikt worden. |
Besluit | |
Wijzigingen aanbrengen in de toelichting van het bestemmingsplan. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
- De verantwoording groepsrisico zal in het ontwerpbestemmingsplan worden opgenomen. - De paragraaf over de vliegbasis Eindhoven wordt verplaatst van 'gemeentelijk beleid' naar 'nationaal beleid'. - Ter verduidelijking zal worden aangegeven dat het aanwijziingsbesluit niet geheel maar slechts gedeeltelijk vernietigd is. - Als aanvulling zal worden opgenomen da de totale vliegbasis moet worden gezien als een geluidzoneringsplichtige inrichting. - Op enkele plaatsen zijn de termen 'vliegbasis Eindhoven' en 'Eindhoven Airport' anders gebruikt. | |
Indiener inspraakreactie | |
9. De heer L.J. Lindeman, Boutenslaan 54, 5615 KT Eindhoven Brief 08 mei 2010 | |
Samenvatting zienswijze | Antwoord |
1. Er staat in de publicatie niet dat de inzagetermijn start op een donderdag (8 april) en er staat ook niet wanneer de 6 weken aflopen. Ook is niet genoemd dat 19 mei een woensdag is. Waarom niet? 2. Het is in deze barre, slechte economische tijden volstrekt overbodig om een nieuw/ander bedrijventerrein aan te leggen. 3. Wordt er ook een geldelijke bijdrage van de gemeente gevraagd? 4. Moet aanbesteding enz. Europees gebeuren? 5. Termijn om een inspraakreactie te geven loopt vanaf donderdag 8 april tot en met donderdag 20 mei 2010. 6. Indiener van de zienswijze verzoekt om toezending van het voorontwerp en de mogelijkheid om deze later aan te vullen. Hij verzoekt de zienswijze als pro-forma te beschouwen. | Ad. 1. De publicatie voldoet aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene wet bestuursrecht. Zowel de begin- als de einddatum van de termijn zijn in de publicatie duidelijk genoemd. Ad. 2 Van een nieuw of ander bedrijventerrein is geen sprake. Dit bestemmingsplan ziet op een bestaand bedrijventerrein. Het gaat om het conserveren en beheren van de bestaande situatie. Ad. 3 Onder verwijzing naar punt 2 is het antwoord dat een geldelijke bijdrage bij een bestaand bedrijventerrein niet aan de orde is. De financiële aspecten zijn in hoofdstuk 8 van de toelichting voldoende beschreven. Ad. 4 Onder verwijzing naar punt 2, 3 en 4 merken wij op dat er van aanbestedingsplichtige zaken bij dit conserverende bestemmingsplan geen sprake is. Ad. 5 Dit is onjuist. De termijn van 6 weken liep vanaf donderdag 8 april 2010 tot en met woensdag 19 mei 2010. Ad. 6. Indiener is per brief geinformeerd dat aan het toezenden van het voorontwerp legeskosten verbonden zijn. Verder is hem een termijn geboden om zijn inspraakreactie aan te vullen. Hiervan heeft hij echter geen gebruik gemaakt. |
Besluit | |
Geen wijzigingen aanbrengen in het bestemmingsplan. | |
Wijzigingen in het bestemmingsplan | |
Geen. |
9.2 Ambtshalve Wijzigingen Van Voorontwerp Naar Ontwerp
In dit ontwerpbestemmingsplan zijn de volgende ambtshalve wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan:
- Paragraaf 3.3. is geactualiseerd vanwege wijzigingen in het provinciale beleid. Het betreft geen inhoudelijke wijzigingen.
- In paragraaf 6.4 zijn de bedrijfsvloeroppervlaktes en gebruiksoppervlaktes van de genoemde bedrijven opgenomen.
- In paragraaf 7.2 is een overzicht van lopende handhavingszaken opgenomen.
- De aanduiding 'Dv' is op de verbeelding opgenomen. Deze stond wel in de legenda maar nog niet op de verbeelding zelf.
- De bestemming van het kantoorpand aan de achterzijde, en behorend bij, het kantoor aan de Luchthavenweg 63 heeft dezelfde bestemming als dat kantoor gekregen, te weten 'Bedrijf-2' met aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf 2-5'.
- De gronden en gebouwen op de adressen Freddy van Riemsdijkweg 8 en 10 hebben de bestemming 'Bedrijf-3' gekregen.
- De regels van het bestemmingsplan zijn tekstueel aangepast na invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.
- Het bedrijf aan de Adriaan Mulderweg 4-10 heeft de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf 1-9' gekregen.
- De contour van de nieuwe proefdraaiplaats van Defensie is middels de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie 1' en 'geluidzone - industrie 2' op de verbeelding opgenomen.
- Tekstueel is de tekst van de toelichting op een aantal plaatsen verbeterd.
- In de regels is in de bedrijfsbestemmingen een nadere eisen regeling opgenomen voor een afsluitbaar ventilatiesysteem bij kantoorruimten groter dan 1.500 m2.
9.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van zes weken met ingang van donderdag 23 december 2010 tot en met woensdag 2 februari 2011 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan kenbaar te maken.
Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 22 december 2010 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.bestemmingsplannen.eindhoven.nl en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.
Naar aanleiding van de tervisielegging zijn zienswijzen ontvangen. De zienswijzen zijn in de 'nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen' van commentaar voorzien. Deze nota maakt als bijlage deel uit van de toelichting van het bestemmingsplan.
9.4 Ambtshalve Wijzigingen Van Ontwerp Naar Vaststelling
Naast de wijzigingen naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen zijn ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. De wijzigingen zijn in de 'nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen' opgenomen. Deze nota maakt als bijlage deel uit van de toelichting van het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplanBedrijventerrein Eindhoven Airport
SBI- code | Nr | Omschrijving | Afstanden in meters | Cate-gorie | |||||
geur | stof | geluid | gevaar | grootste afstand | |||||
10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||
101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||||
101, 102 | 1 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 100 | 0 | 100 C | 50 R | 100 D | 3.2 | |
101 | 3 | - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval | 300 | 0 | 100 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
101 | 4 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m2 | 100 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | |
101 | 5 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m2 | 50 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m2 | 30 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
101, 102 | 7 | - loonslachterijen | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
108 | 8 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant- en klaarmaaltijden p.o. < 2.000 m2 | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
102 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | |||||||
102 | 2 | - conserveren | 200 | 0 | 100 C | 30 | 200 | 4.1 | |
102 | 3 | - roken | 300 | 0 | 50 C | 0 | 300 | 4.2 | |
102 | 4 | - verwerken anderszins: p.o. > 1000 m2 | 300 | 10 | 50 C | 30 | 300 D | 4.2 | |
102 | 5 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m2 | 100 | 10 | 50 | 30 | 100 | 3.2 | |
102 | 6 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m2 | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 | |
1031 | 0 | Aardappelproductenfabrieken: | |||||||
1031 | 1 | - vervaardiging van aardappelproducten | 300 | 30 | 200 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
1031 | 2 | - vervaardiging van snacks met p.o, < 2.000 m2 | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
1032, 1039 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrireken: | |||||||
1032, 1039 | 1 | - jam | 50 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
1032, 1039 | 2 | - groente algemeen | 50 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
1032, 1039 | 3 | - met koolsoorten | 100 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
1032, 1039 | 4 | - met drogerijen | 300 | 10 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 | |
1032, 1039 | 5 | - met uienconservering (zoutinleggerij) | 300 | 10 | 100 C | 10 | 300 | 4.2 | |
104101 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke olieën en vetten: | |||||||
104101 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 30 | 100 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
104101 | 2 | - p.c. > 250.000 t/j | 300 | 50 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
104101 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke olieën en vetten: | |||||||
104102 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 10 | 100 C | 100 R | 200 | 4.1 | |
104101 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 10 | 300 CZ | 200 R | 300 | 4.2 | |
1042 | 0 | Margarinefabrieken: | |||||||
1042 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 100 | 10 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
1042 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 200 | 10 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
1051 | 0 | Zuivelproductenfabrieken: | |||||||
1051 | 3 | - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j | 50 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | |
1051 | 4 | - melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 t/j | 100 | 0 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
1051 | 5 | - overige zuivelproductenfabrieken | 50 | 50 | 300 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
1052 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken p.o. > 200 m2 | 50 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | |
1052 | 2 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
1061 | 0 | Meelfabrieken: | |||||||
1061 | 1 | - p.c. >= 500 t/u | 200 | 100 | 300 CZ | 100 R | 300 | 4.2 | |
1061 | 2 | - p.c. < 500 t/u | 100 | 50 | 200 C | 50 R | 200 | 4.1 | |
1061 | Grutterswarenfabrieken | 50 | 100 | 200 C | 50 | 200 D | 4.1 | ||
1062 | 0 | Zetmeelfabrieken: | |||||||
1062 | 1 | - p.c. < 10 t/u | 200 | 50 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
1062 | 2 | - p.c. >= 10 t/u | 300 | 100 | 300C Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
1091 | 0 | Veevoerfabrieken: | |||||||
1091 | 3 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water | 300 | 100 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 | |
1091 | 5 | - mengvoeder, p.c. < 100 t/u | 200 | 50 | 200C | 30 | 200 | 4.1 | |
1091 | 6 | - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | 300 | 100 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 200 | 100 | 200 C | 30 | 200 | 4.1 | ||
1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||
1071 | 1 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 30 | 10 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
1071 | 2 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 100 | 30 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
1072 | Banket-, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 10 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | ||
1081 | 0 | Suikerfabrieken: | |||||||
10821 | 2 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 | 100 | 30 | 50 | 30 | 100 | 3.2 | |
10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
10821 | 4 | - suikerwerkfabrieken met suiker branden | 300 | 30 | 50 | 30 R | 300 | 4.2 | |
10821 | 5 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m2 | 100 | 30 | 50 | 30 R | 100 | 3.2 | |
10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
1073 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | ||
1083 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | |||||||
1083 | 1 | - koffiebranderijen | 500 | 30 | 200 C | 10 | 500 D | 5.1 | |
1083 | 2 | - theepakkerijen | 100 | 10 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | |
108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 200 | 30 | 50 | 10 | 200 | 4.1 | ||
1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 200 | 30 | 50 | 30 | 200 D | 4.1 | ||
1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 200 | 50 | 50 | 50 R | 200 | 4.1 | ||
1089 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | |||||||
1089 | 1 | - zonder poederdrogen | 100 | 10 | 50 | 10 | 100 | 3.2 | |
1089 | 2 | - met poederdrogen | 300 | 50 | 50 | 50 R | 300 | 4.2 | |
1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 200 | 50 | 50 | 30 | 200 | 4.1 | ||
110101 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 300 | 30 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 | ||
110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | |||||||
110102 | 1 | - p.c. < 5.000 t/j | 200 | 30 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
110102 | 2 | - p.c. >= 5.000 t/j | 300 | 50 | 300 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
1105 | Bierbrouwerijen | 300 | 30 | 100 C | 50 R | 300 | 4.2 | ||
1106 | Mouterijen | 300 | 50 | 100 C | 30 | 300 | 4.2 | ||
1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 10 | 0 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
12 | - | VERWERKING VAN TABAK | |||||||
120 | Tabakverwerkende industrie | 200 | 30 | 50 C | 30 | 200 | 4.1 | ||
13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||
132 | 0 | Weven van textiel: | |||||||
132 | 1 | - aantal weefgetouwen < 50 | 10 | 10 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
132 | 2 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 10 | 30 | 300 Z | 50 | 300 | 4.2 | |
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
139 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
1393 | Tapijt-, kokos- en vloetmattenfabrieken | 100 | 30 | 200 | 10 | 200 | 4.1 | ||
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | ||
15 | - | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | |||||||
151, 152 | Lederfabrieken | 300 | 30 | 100 | 10 | 300 | 4.2 | ||
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50D | 3.1 | ||
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||
16101 | Houtzagerijen | 0 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | |||||||
16102 | 1 | - met creosootolie | 200 | 30 | 50 | 10 | 200 | 4.1 | |
16102 | 2 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
162 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 0 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
17 | - | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | |||||||
1711 | Vervaardiging van pulp | 200 | 100 | 200 C | 50 R | 200 | 4.1 | ||
1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | |||||||
1712 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 C | 30 C | 50 | 3.1 | |
1712 | 2 | - p.c. 3 - 15 t/u | 100 | 50 | 200 CZ | 50 R | 200 | 4.1 | |
1712 | 3 | - p.c. >= 15 t/u | 200 | 100 | 300 CZ | 100 R | 300 | 4.2 | |
172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 30 | 30 | 100 C | 30 R | 100 | 3.2 | ||
17212 | 0 | Golfkartonfabrieken: | |||||||
17212 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 30 | 30 | 100 C | 30 R | 100 | 3.2 | |
17212 | 2 | - p.c. >= 3 t/u | 50 | 30 | 200 CZ | 30 R | 200 | 4.1 | |
58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||
1811 | Drukkerijen van dagbladen | 30 | 0 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | ||
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 30 | 0 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
1814 | A | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
1814 | B | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
1813 | Grafische reproductie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 30 | 2 | ||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 30D | 2 | ||
182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
19 | - | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | |||||||
19202 | A | Smeerolieën- en vettenfabrieken | 50 | 0 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
19202 | B | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 300 | 0 | 100 | 50 R | 300 | 4.2 | |
19202 | C | Aardolieproductenfabrieken n.e.g. | 300 | 0 | 200 | 50 R | 300D | 4.2 | |
20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||||
2011 | 0 | Vervaardiging van industriële gassen: | |||||||
2012 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 200 | 0 | 200 C | 200 R | 200D | 4.1 | ||
2012 | 0 | Anorg, chemische grondtsoffenfabrieken: | |||||||
2012 | 1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 100 | 30 | 300 C | 300 R | 300D | 4.2 | |
20141 | A0 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | |||||||
20141 | A1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 300 | 10 | 200 C | 300 R | 300D | 4.2 | |
20141 | B0 | Methanolfabrieken: | |||||||
20141 | B1 | - p.c. < 100.000 t/j | 100 | 0 | 200 C | 100 R | 200 | 4.1 | |
20141 | B2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 200 | 0 | 300 CZ | 200 R | 300 | 4.2 | |
20149 | 0 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | |||||||
20149 | 1 | - p.c. < 50.000 t/j | 300 | 0 | 200 C | 100 R | 300 | 4.2 | |
203 | Verf-, lak- en vernisfabrieken | 300 | 30 | 200 C | 300 R | 300D | 4.2 | ||
2110 | 0 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | |||||||
2110 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | 200 | 10 | 200 C | 300 R | 300 | 4.2 | |
2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||||
2120 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 300 | 100 | 200 C | 100 R | 300 | 4.2 | ||
2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 300 | 30 | 50 C | 50 R | 300 | 4.2 | ||
2052 | 0 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | |||||||
2052 | 1 | - zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 10 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
205902 | Fotochemische productenfabrieken | 50 | 10 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
205903 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
205903 | B | Overige chemische productenfabrieken n.e.g. | 200 | 30 | 100 C | 200 R | 200 D | 4.1 | |
2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 300 | 30 | 300 C | 200 R | 300 | 4.2 | ||
22 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | |||||||
221101 | Rubberbandenfabrieken | 300 | 50 | 300 C | 100 R | 300 | 4.2 | ||
221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |||||||
221102 | 1 | - vloeropp. < 100 m2 | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 | 3.1 | |
221102 | 2 | - vloeropp. >= 100 m2 | 200 | 50 | 100 | 50 R | 200 | 4.1 | |
2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 10 | 50 | 50 R | 100 D | 3.2 | ||
222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |||||||
222 | 1 | - zonder fenolharsen | 200 | 50 | 100 | 100 R | 200 | 4.1 | |
222 | 2 | - met fenolharsen | 300 | 50 | 100 | 200 R | 300 | 4.2 | |
222 | 3 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststof bouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||||
231 | 0 | Glasfabrieken: | |||||||
231 | 1 | - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
231 | 2 | - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 t/j | 30 | 100 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
231 | 3 | - glaswol en glasvezels, p.c. < 5.000 t/j | 300 | 100 | 100 | 30 | 300 | 4.2 | |
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||||||
232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
232, 234 | 2 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
233 | A | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 30 | 200 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
233 | B | Dakpannenfabrieken | 50 | 200 | 200 | 100 R | 200 | 4.1 | |
235201 | 0 | Kalkfabrieken: | |||||||
235201 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 | |
235202 | 0 | Gipsfabrieken; | |||||||
235202 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 | |
23611 | 0 | Betonwarenfabrieken: | |||||||
23611 | 1 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrillers | 10 | 100 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
23611 | 2 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d | 10 | 100 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | |
23612 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | |||||||
23612 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
23612 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 300 Z | 30 | 300 | 4.2 | |
2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||
2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | |||||||
2363, 2364 | 1 | - p.c. < 100 t/u | 10 | 50 | 100 | 100 R | 100 | 3.2 | |
2363, 2364 | 2 | - p.c >= 100 t/u | 30 | 200 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips): | |||||||
2365, 2369 | 1 | - p.c. < 100 t/d | 10 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
2365, 2369 | 2 | - p.c. >= 100 t/d | 30 | 200 | 300 Z | 200 R | 300 | 4.2 | |
237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||
237 | 1 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 0 | 100 D | 3.2 | |
237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 | 10 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
237 | 3 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | 10 | 100 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
2391 | Slijp- en polijstmiddelenfabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
2399 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | |||||||
2399 | A1 | - p.c. < 100 t/u | 300 | 100 | 100 | 30 | 300 | 4.2 | |
2399 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | |||||||
2399 | B1 | - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | 100 | 200 | 300 CZ | 30 | 300 | 4.2 | |
2399 | B2 | - overige isolatiematerialen | 200 | 100 | 100 C | 50 | 200 | 4.1 | |
2399 | C | Minerale productenfabrieken n.e.g. | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 D | 3.2 | |
2399 | D0 | Asfaltcentrales p.c. < 100 ton/uur | 100 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
2399 | D1 | - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur | 200 | 100 | 300 Z | 50 | 300 | 4.2 | |
24 | - | VERVAARDIGING VAN METALEN | |||||||
243 | 0 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | |||||||
243 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | |
244 | A0 | Non-ferro-metaalfabrieken: | |||||||
244 | A1 | - p.c. < 1.000 t/j | 100 | 100 | 300 | 30 R | 300 | 4.2 | |
2451, 2452 | 0 | IJzer- en staalgieterijen/-smelterijen: | |||||||
2451, 2452 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 C | 30 R | 300 | 4.2 | |
2453, 2454 | 0 | Non-ferro-metaalgieterijen/-smelterijen: | |||||||
2453, 2454 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 C | 30 R | 300 | 4.2 | |
25, 31 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDDELEN) | |||||||
251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen: | |||||||
251, 331 | 1 | - gesloten gebouw | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
251, 331 | 2 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
251, 331 | 3 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 200 | 300 Z | 30 | 300 | 4.2 | |
2529, 3311 | 0 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | |||||||
2529, 3311 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 300 | 30 R | 300 | 4.2 | |
2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 30 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||
255, 331 | A | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 10 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
255, 331 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | |||||||
2561, 3311 | 1 | - algemeen | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 10 | - stralen | 30 | 200 | 200 | 30 | 200 D | 4.1 | |
2561, 3311 | 11 | - metaalharden | 30 | 50 | 100 | 50 | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 12 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 30 | 100 | 50 R | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 2 | - scoperen (opspuiten van zink) | 50 | 50 | 100 | 30 R | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 3 | - thermisch verzinken | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 4 | - thermisch vertinnen | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 5 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 6 | - anodiseren, eloxeren | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 7 | - chemische oppervlaktebehandeling | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 8 | - emailleren | 100 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 9 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) | 30 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2562, 3311 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
259, 331 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | |||||||
259, 331 | A1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
259, 331 | A2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 100 | 500 Z | 30 | 500 | 5.1 | |
269, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
27, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | |||||||
27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken: | |||||||
27, 28, 33 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
27, 28, 33 | 2 | - p.o. >= 2.000 M2 | 50 | 30 | 200 | 30 | 200 D | 4.1 | |
28, 33 | 3 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 Z | 30 | 300 D | 4.2 | |
26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||
26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
26, 27, 33 | - | VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | |||||||
271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 50 | 200 | 4.1 | ||
271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 200 | 10 | 30 | 50 | 200 | 4.1 | ||
273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 100 | 10 | 200 | 100 R | 200 D | 4.1 | ||
272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||
274 | Lampenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 300 R | 300 | 4.2 | ||
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
26, 33 | - | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | |||||||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d., incl. reparatie | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||
26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d., incl.reparatie | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
29 | - | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | |||||||
291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven: | |||||||
291 | 1 | - p.o. < 10.000 m2 | 100 | 10 | 200 C | 30 R | 200 D | 4.1 | |
291 | 2 | - p.o. >= 10.000 m2 | 200 | 30 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
29201 | Carrosseriefabrieken | 100 | 10 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 | ||
29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 30 | 10 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||
293 | Auto-onderdelenfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | ||
30 | - | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | |||||||
301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |||||||
301, 3315 | 1 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
301, 3315 | 2 | - kunststof schepen | 100 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
301, 3315 | 3 | - metalen schepen < 25 m | 50 | 100 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
302, 317 | - | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | |||||||
302, 317 | 1 | - algemeen | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
302, 317 | 2 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 Z | 30 R | 300 | 4.2 | |
303, 3316 | 0 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | |||||||
303, 3316 | 1 | - zonder proefdraaien motoren | 50 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | ||
3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | ||
31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||
310 | 1 | Meubelfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 0 | 10 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 30 | 2 | ||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
323 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
38 | - | VOORBEREIDING TOT RECYCLING | |||||||
383202 | A0 | Puinbrekerijen en -malerijen: | |||||||
383202 | A1 | - v.c. < 100.000 t/j | 30 | 100 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
383202 | B | Rubberregeneratiebedrijven | 300 | 50 | 100 | 50 R | 300 | 4.2 | |
383202 | C | Afvalscheidingsinstallaties | 200 | 200 | 300 C | 50 | 300 | 4.2 | |
35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||
35 | B1 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 100 | 50 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
35 | B2 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 50 | 50 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||
35 | C1 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
35 | C2 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
35 | C3 | - 100 - 200 MVA | 0 | 0 | 100C | 50 | 100 | 3.2 | |
35 | C4 | - 200 - 1000 MVA | 0 | 0 | 300 CZ | 50 | 300 | 4.2 | |
35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||
35 | D1 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | 0 | 0 | 300 C | 100 | 300 | 4.2 | |
35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A | 0 | 0 | 10 C | 10 | 10 | 1 | |
35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
35 | D5 | - gasontvang- en verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50C | 50 R | 50 | 3.1 | |
35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||
35 | E1 | - stadsverwarming | 30 | 10 | 100 C | 50 | 100 | 3.2 | |
35 | E2 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
35 | F0 | windmolens: | |||||||
35 | F1 | - wiekdiameter 20 m | 0 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
35 | F2 | - wiekdiamater 30 m | 0 | 0 | 200 C | 50 | 200 | 4.1 | |
35 | F3 | - wiekdiamater 50 m | 0 | 0 | 300 C | 50 | 300 | 4.2 | |
36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||||
36 | A0 | Waterwinning-/bereiding bedrijven: | |||||||
36 | A2 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||
36 | B1 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
36 | B2 | - 1 - 15 MW | 0 | 0 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
36 | B3 | - >= 15 MW | 0 | 0 | 300 C | 10 | 300 | 4.2 | |
41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||||
41, 42, 43 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
41, 42, 43 | 1 | - bouwbedrijven algemeen: b.o <= 2.000 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
41, 42, 43 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
41, 42, 43 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000 m2 | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
451 | Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 10 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
45204 | A | Autoplaatwerkerijen | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
45204 | B | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | |
45204 | C | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 R | 50 | 3.1 | |
46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||
4621 | 0 | Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders | 30 | 30 | 50 | 30 R | 50 | 3.1 | |
4621 | 1 | Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 100 | 100 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
4622 | Groothandel in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4623 | Groothandel in levende dieren | 50 | 10 | 100 C | 0 | 100 | 3.2 | ||
4624 | Groothandel in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 50 | 3.1 | ||
46217, 4631 | Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | ||
4632, 4633 | Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsolieën | 10 | 0 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | ||
4634 | Groothandel in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4635 | Groothandel in tabaksproducten | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4638, 4639 | Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | |||||||
46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 10 | 0 | 30 | 10 V | 30 | 2 | |
46499 | 2 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 10 | 0 | 30 | 50 V | 50 | 3.1 | |
46499 | 5 | - munitie | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 | |
46711 | 0 | Groothandel in vaste brandstoffen: | |||||||
46711 | 1 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
46712 | 0 | Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | |||||||
46712 | 1 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 | 50 | 0 | 50 | 200 R | 200 D | 4.1 | |
46712 | 2 | - vloeistoffen, o.c >= 100.000 m3 | 100 | 0 | 50 | 500 R | 500 D | 5.1 | |
46712 | 3 | - tot vloeistof verdichte gassen | 50 | 0 | 50 | 300 R | 300 D | 4.2 | |
46713 | Groothandel in minerale olieproducten (excl. brandstoffen) | 100 | 0 | 30 | 50 | 100 | 3.2 | ||
46721 | 0 | Groothandel in metaalertsen: | |||||||
46721 | 1 | - opslag opp. < 2.000 m2 | 30 | 300 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
46722, 46723 | Groothandel in metalen en -halffabrikaten | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | |||||||
4673 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4673 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
46735 | 4 | zand en grind: | |||||||
46735 | 5 | - algemeen: b.o. > 200 m2 | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
46735 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m2 | 0 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||
4674 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 0 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4674 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
46751 | Groothandel in chemische producten | 50 | 10 | 30 | 100 R | 100 D | 3.2 | ||
46752 | Groothandel in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
466 | 0 | Groothandel in machines en apparaten: | |||||||
466 | 1 | - machines voor de bouwnijverheid | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
466 | 2 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
466, 469 | Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
49 | - | VERVOER OVER LAND | |||||||
493 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
493 | Touringcarbedrijven | 10 | 0 | 100 C | 0 | 100 | 3.2 | ||
494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 | 0 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
494 | 1 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 | 0 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 D | 2 | ||
52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||
52241 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: | |||||||
52241 | 2 | - stukgoederen | 0 | 30 | 300 C | 100 R | 300 D | 4.2 | |
52241 | 7 | - tankercleaning | 300 | 10 | 100 C | 200 R | 300 | 4.2 | |
52242 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | |||||||
52242 | 1 | - containers | 0 | 10 | 300 | 50 R | 300 | 4.2 | |
52242 | 2 | - stukgoederen | 0 | 10 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
52242 | 3 | - ertsen, mineralen, e.d. opglagopp. < 2.000 m2 | 30 | 200 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | |
52242 | 5 | - granen of meelsoorten, v.c. < 500 t/u | 50 | 300 | 200 | 50 R | 300 | 4.2 | |
52242 | 7 | - steenkool, ops;agopp. < 2.000 m2 | 50 | 300 | 300 | 50 | 300 | 4.2 | |
52242 | 10 | - tankercleaning | 300 | 10 | 100 | 200 R | 300 | 4.2 | |
52102, 52109 | A | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 30 | 10 | 50 C | 50 R | 50 D | 3.1 | |
52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
5221 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
5221 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 10 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
791 | Reisorganisaties | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 D | 1 | ||
53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
61 | A | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 C | 0 | 10 | 1 | |
61 | B0 | Zendinstallaties: | |||||||
61 | B1 | - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) | 0 | 0 | 0 C | 100 | 100 | 3.2 | |
61 | B2 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 C | 10 | 10 | 1 | |
61 | B3 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningsplichtig) | 0 | 0 | 0 C | 10 | 10 | 1 | |
64, 65, 66 | - | FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGS- WEZEN | |||||||
64, 65, 66 | A | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | 0 | 0 | 10 C | 0 | 10 | 1 | |
41, 68 | - | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | |||||||
41, 68 | A | Verhuur van en handel in onroerend goed | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 D | 2 | ||
62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||
62 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
58, 63 | B | Datacentra | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | A | Overige zakelijke dienstverlening, kantoren | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 D | 1 | |
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||
84 | - | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | |||||||
84 | A | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
8422 | Defensie-inrichtingen | 30 | 30 | 200 C | 100 | 200 D | 4.1 | ||
8425 | Brandweerkazernes | 0 | 0 | 50 C | 0 | 50 | 3.1 | ||
85 | - | ONDERWIJS | |||||||
8532, 854, 855 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 D | 2 | ||
96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||
96011 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
96011 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
96013 | A | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Lijst Van Horeca-activiteiten
Lijst van horeca-activiteiten bij de regels van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Eindhoven Airport"
Categorie | Omschrijving / Typologie | Horeca subcategorie | |||
1. | Maaltijdverstrekkers: | ||||
cafetaria, snackbar, automatieken | 1a | ||||
lunchroom, ijssalons, kiosk | 1a | ||||
pannenkoekenhuis, shoarmazaak, poffertjeszaak creperie | 1a | ||||
restaurant | 1b | ||||
2. | Drankverstrekkers | ||||
café, bar, nachtclub | 2a | ||||
tearoom, koffiehuis | 2b | ||||
3. | Multifunctioneel horecabedrijf | 3 | |||
4. | Vermaak, ontspanning en discotheken | ||||
snooker- of biljartcentrum | 4a | ||||
casino of amusementhal | 4a | ||||
bowling- of kegelcentrum, lasergamecentrum | 4a | ||||
bioscoop | 4a | ||||
discotheek, dancing | 4b | ||||
5. | Logiesverstrekkend | ||||
hotel | 5 | ||||
motel | 5 | ||||
pension | 5 | ||||
6. | Ontmoetingscentra / Maatschappelijke instellingen | 6 |
Bijlage 4 Parkeernormen
Hoofdfunctie | Functie | Eenheid | Rest | Rest | aandeel bezoekers | Opmerkingen |
min | max | |||||
WONEN | woning groot (> 120 m² bvo) | woning | 1,7 | 2,3 | 0,3 | BVO NEN 2580 |
woning midden ( <120 m² bvo) | woning | 1,6 | 2,1 | 0,3 | BVO NEN 2580 | |
woning klein (< 80 m² bvo) | woning | 1,5 | 1,9 | 0,3 | BVO NEN 2580 | |
WINKEL | solitaire kleinschalige winkel | 100 m² bvo | 2,5 | 3,0 | 85% | 1 arbeidsplaats = 40 m² bvo |
showroom (auto's, boten etc.) | 100 m² bvo | 1,0 | 2,0 | 35% | 1 arbeidsplaats = 30-50 m² bvo | |
WERKEN | kantoren | 100 m² bvo | 1,8 | 3,0 | 15% | 1 arbeidsplaats= 25-35 m² bvo |
arbeidsextensieve/bezoekers- intensieve bedrijven (loods, opslag, groothandel, transportbedrijf) | 100 m² bvo | 0,6 | 1,0 | 5% | 1 arbeidsplaats= 30-50 m² bvo | |
arbeidsintensieve/ bezoekers- extensieve bedrijven (industrie, garage- bedrijf, laborato- rium, werkplaats, etc.) | 100 m² bvo | 2,0 | 2,5 | 5% | 1 arbeidsplaats= 30-50 m² bvo | |
bedrijfsverzamel- gebouw | 100 m² bvo | 1,2 | 1,9 | 10% | 1 arbeidsplaats= 30-40 m² bvo | |
OVERIGEN | crematorium | 15,0 | 30,0 | - | - |
UITVOERINGSREGELS BIJ PARKEERNORMEN
Minder dan de norm:
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in geval van maatschappelijk belang, waarbij het beschikbaar komen van de te realiseren functie belangrijker wordt geacht dan de gevolgen voor de parkeerproblematiek, vrijstelling verlenen voor het moeten voldoen aan de parkeereis. Daarmee vervalt niet de verplichting van de aanvrager de volgens de tabel berekende tegemoetkoming te storten in het parkeerfonds. Alleen in bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders besluiten om ook daarvoor een vrijstelling te verlenen.
Bijdragen (schadeloosstelling) Parkeerfonds per niet gerealiseerde parkeerplaats (prijspeil 2008) bij niet voldoen aan parkeereis:
Gebruikersdeel | Bezoekersdeel | |
Centrum | € 20.000 | € 10.000 |
Schilwijken | € 15.000 | € 10.000 |
Rest | € 10.000 | € 10.000 |
Meer dan de norm:
Het is denkbaar dat een aanvrager meer capaciteit wil realiseren dan het maximum zoals dat op basis van de parkeernomren is berekend. Op voorhand is deze mogelijkheid niet uitgesloten, omdat deze meercapaciteit mogelijk kan worden ingezet voor compensatie van naburige ontwikkelingen of ter vermindering van de parkeerdruk in de directe omgeving. Wel zal de mgeente in dat geval eerst moeten onderzoeken wat de consequenties zijn van de moglelijke extra verkeersbewegingen die het gevolg zijn van de meercapaciteit. Als die gevolgen niet wenselijk blijken te zijn, bijvoorbeeld omdat dat teveel ten koste gaat van de verkeersveiligheid of de luchtkwaliteit in de directe omgeving, dan zal de aanvrager gehouden worden aan de maximum parkeernorm. Als er verkeerstechnisch of milieutechnisch geen bezwaar is tegen de extra capaciteit, dan zal vanuit parkeren geen bezwaar gemaakt worden tegen de bouwaanvraag onder de voorwaarde dat deze extra capaciteit dan ook beschikbaar komt voor derden, eventueel tegen marktconforme betaling. Dit kan bijvoorbeeld via abonnementen of publieke toegangen.
Andere gebruiker
Als bij een functie ten gevolge van de parkeereis parkeercapaciteit wordt gerealiseerd, dan is deze capaciteit ook primair bedoeld voor de gebruikers en bezoekers van de betreffende functie. Het is de eigenaar van de parkeerplasten niet toegestaan de ana de functie gekoppelde capaciteit, geheel of gedeeltelijk, structureel anders in te zetten, tenzij de eigenaar op baisis van ervaringscijfers en een actuele parkeerbalans kan aantonen dat het gebruik van de parkeerplaatsen door een andere dan de beoorgde doelgroep(en) geen nadelige gevolgen heeft voor de directe omgeving. Bij voorkeur wordt een dergelijke koppeling via een notariële akte afgedwongen.