Strijp R
Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven
Onherroepelijk op 10-02-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplanStrijp R van de gemeente Eindhoven.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0772.80019-0501met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aan-huis-verbonden beroep
Een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt tevens verstaan het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf alsmede detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis, dat in of bij een woongebouw wordt uitgevoerd, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Onder vrije beroepen worden in dit plan verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-wetenschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen alsmede een kapper.
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 atelierwoning
een inpandige, onzelfstandige woning.
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.10 bruto- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf, kantoor, winkel of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.11 bestaand
bij bouwwerken: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan als ontwerp;
bij gebruik: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het desbetreffende gebruiksverbod;
bij verkeersdoeleinden: de ligging van, en het aantal rijbanen ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.17 bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw en kapverdieping.
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.23 cafetaria/snackbar/afhaalservice
een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.24 coffeeshop
een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.
1.25 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
1.27 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheids- instituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.28 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
1.29 discotheek of dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en daarmee vergelijkbare evenementen.
1.30 dove gevel:
gevel als bedoeld in artikel 1 en artikel 1b lid 5 van de Wet geluidhinder;
1.31 erf:
de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw.
1.32 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 gebruiken
het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.
1.35 geluidsgevoelige functies
bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.36 geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.37 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.38 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.39 hoofdgebouw
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.40 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.41 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.42 kantoor
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).
1.44 koffie-/theehuis
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.
1.45 lijst van horeca-activiteiten
lijst met onderverdeling van horeca-activiteiten naar mate van mogelijke overlast voor de omgeving zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst van horeca-activiteiten behorende bij deze regels;
1.46 lunchroom
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken
1.47 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur.
1.48 peil
0.30 m boven de kruin van de weg.
1.49 pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.
1.50 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.51 prostitutiebedrijf
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.52 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.53 rijstrook
een begrensd gedeelte van de rijbaan dat voldoende breed is voor het voor dat gedeelte bestemde verkeer.
1.54 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.55 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.56 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.57 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.58 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.59 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.
1.60 woongebouw
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.61 woonzorg-voorziening:
bebouwing bestaande uit woningen in combinatie met ondersteunende woonzorgfuncties ten behoeve van de bewoners van deze woningen zoals voorzieningen en functies in het kader van de gezondheidszorg.
1.62 zwaarwegende redenen
als de maatschappelijke baten van een risicovolle activiteit groter zijn dan de maatschappelijke kosten. Bij de maatschappelijke baten gaat het onder meer om de bijdrage van de activiteit aan de Nederlandse/regionale/gemeentelijke economie. Bij maatschappelijke kosten gaat het om de kosten van indirect ruimtegebruik, de maatregelen die de overheid moet nemen om dat ruimtegebruik te minimaliseren en de mate waarin de gevolgen van een ramp voldoende kunnen worden voorkomen of verminderd. Bij de afweging van de maatschappelijke baten en kosten van de risicovolle activiteit moet ook worden betrokken of er toepasbare veiligere alternatieven beschikbaar zijn om dezelfde maatschappelijke baten te realiseren (bijv. ander productieproces, andere wijze van opslag of transport).
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. buurthuis;
- c. kinderopvang;
- d. horeca van categorie 1a en 2b als bedoeld in Bijlage 1;
- e. kantoor;
- f. dienstverlening;
- g. wonen;
met de daarbij behorende:
- h. groenvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep is maximaal 50 m2van de betrokken woning;
- b. kamerbewoning is niet toegestaan.
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het bepaalde in lid 3.1 voor het realiseren van een horecagelegenheid die valt in categorie 1b van de Lijst vanhoreca-activiteiten, mits dit inpasbaar is in de omgeving.
Artikel 4 Gemengd - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tentoonstellingsruimten met een maximum bvo van 950 m2;
- b. ambachtelijke meubelfabriek met een maximum bvo van 5250 m2;
- c. productiegebonden detailhandel met een maximum bvo van 1475 m2;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' voor laden en lossen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. kantoren met een maximum bvo van 300 m2;
- f. horeca van categorie 1a, 1b en/of 2b, met een maximum bvo van 500 m2;
met de daarbij behorende:
- g. wegen, straten en paden;
- h. groenvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.1voor het realiseren van maximaal 5 atelierwoningen, met een maximale vloeroppervlakte van 50 m2 per woning. Alvorens burgemeester en wethouders ontheffing verlenen dient er middels een onderzoek aangetoond te worden dat een aanvaardbaar woonmilieu gecreëerd kan worden en de woningen milieutechnisch gezien ingepast kunnen worden.
Artikel 5 Groen - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Groen - 1´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. paden;
- d. ontsluitingen voor langzaamverkeer;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voor het realiseren van maximaal twee ontsluitingen ten behoeve van de bestemming Gemengd - 2;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' voor ontsluiting ten behoeve van laden en lossen;
- g. monumentale bomen;
- h. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
- i. speelvoorzieningen;
- j. ter plaatse van de aanduding 'pad' tevens voor een verbindende fietsroute;
met daarbij behorende:
- k. verhardingen;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeven van:
- a. een samenhangend straat - en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de bescherming en instandhouding van monumentale bomen.
5.4 Aanlegvergunning
Artikel 6 Groen - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Groen - 2´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. paden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen in ondergeschikte mate, tot maximaal 5% van de gronden met de bestemming Groen - 2;
- f. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
met daarbij behorende:
- g. verhardingen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeven van:
- a. een samenhangend straat - en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten voor lokaal verkeer, bestaande uit maximaal 1 rijstrook;
- b. voet- en fietspaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- e. nutsvoorzieningen;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, voor de verkeersveiligheid of sociale veiligheid.
Artikel 8 Wonen - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de bescherming en instandhouding van monumentale bomen.
8.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.1.2onder b voor het bouwen van woningen op de begane grond. Alvorens burgemeester en wethouders ontheffing verlenen dient door middel van onderzoek aangetoond te zijn dat de bodemgesteldheid geschikt is voor de functie wonen op de begane grond.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.1.1 en 8.1.2en toestaan dat in combinatie met het wonen:
- a. de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits:
- 1. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
- 2. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- 3. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
- 4. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
- 5. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.
Artikel 9 Wonen - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de bescherming en instandhouding van monumentale bomen.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 9.1.1 en 9.1.2en toestaan dat in combinatie met het wonen:
- a. de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits:
- 1. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
- 2. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- 3. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
- 4. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
- 5. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.
Artikel 10 Wonen - 3
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de bescherming en instandhouding van monumentale bomen.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 10.1.1 en 10.1.2 en toestaan dat in combinatie met het wonen:
- a. de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits:
- 1. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
- 2. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- 3. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
- 4. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
- 5. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.
Artikel 11 Wonen - 4
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de bescherming en instandhouding van monumentale bomen.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Artikel 12 Leiding - Hoogspanning
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een 150 kV ondergrondse hoogspanningsleiding.
12.2 Bouwregels
Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de primaire bestemming en met inachtneming van de volgende regels:
- a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen;
12.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 12.2 voor:
- a. bouwen ten behoeve van de secundaire bestemming;
- b. alvorens bouwwerken te bouwen dient er overleg plaats te vinden met de leidingbeheerder over de voorgenomen werkzaamheden;
- c. de ontheffing wordt slechts en alleen verleend indien de veiligheid van de leiding of het functioneren van de leiding niet onevenredig worden geschaad.
12.4 Specifieke gebruiksregels
- a. De regels van Artikel 12 gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee de bestemming samenvalt;
- b. De regels van een andere bestemming zijn van overeenkomstige toepassing indien en voor zover deze regels in overeenstemming zijn met de regels van de dubbelbestemming.
12.5 Aanlegvergunning
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
- a. de bestemming te laten vervallen mits uit onderzoek blijkt dat ter plekke geen hoogspanningsleiding aanwezig is;
- b. de grens van de bestemming te verleggen met maximaal 10 m.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of een grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
15.1 Monumentale boom
15.2 Gemengd
Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn de volgende functies toegestaan:
- a. ontmoetingsplaats;
- b. tentoonstellingsruimte;
- c. atelier;
- d. ambachtelijke bedrijvigheid;
- e. openbare dienstverlening;
- f. wonen.
15.3 Opening
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - opening' is over de gehele breedte van de aanduiding een opening in de bebouwing als bedoeld in de bestemming Wonen - 4toegestaan van 20 m. Voor zover de aanduiding in de bestemming Groen - 1 valt geldt dat deze gronden ook gebruikt mogen worden ten behoeve van een ontsluiting van het wegverkeer.
Artikel 16 Algemene Ontheffingsregels
16.1 Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
- c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is;
- d. de regels met het oog op de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
Artikel 17 Algemene Procedureregels
Bij het nemen van een besluit omtrent een nadere eis of ontheffing als bedoeld in Hoofdstuk 2Bestemmingsregels en Artikel 16 Algemene ontheffingsregels nemen burgemeester en wethouders de volgende regels in acht:
- a. het ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. van de terinzagelegging wordt tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze kennisgegeven;
- c. de kennisgeving houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
18.2 Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 18.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 18.1 met maximaal 10%.
18.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 18.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
18.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 18.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
18.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 18.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
18.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 18.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanStrijp R van de gemeente Eindhoven.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Amvest Projectontwikkeling Samenwerking met Derden B.V. (hierna: Amvest) werkt aan de herontwikkeling van het voormalige Philips bedrijfscomplex Strijp R in Eindhoven. Op de plaats van dit complex zal een woonwijk verrijzen.
Het bestemmingsplan "Strijp-R" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is gelegen aan de noordwestelijke buitenrand van Eindhoven. Het plangebied wordt begrensd door de Zwaanstraat (noordoost), de Halvemaanstraat (zuidoost), de Koenraadstraat (zuidwest) en de Elburglaan (noordwest). Het plangebied is gelegen tussen landgoed De Wielewaal, Strijp T en Drents Dorp. De oppervlakte van het terrein bedraagt circa 19 ha.
1.3 Voorgaande Plannen
Het voorliggende bestemmingsplan "Strijp R" vervangt een deel van het bestemmingsplan De Halve Maan, vastgesteld door de raad op 31 oktober 1989; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 6 maart 1990. Dit bestemmingsplan is vervolgens herzien. De gemeenteraad heeft de herziening vastgesteld op 30 mei 1994, waarna op 7 september 1994 Gedeputeerde Staten dit plan hebben goedgekeurd.
Daarnaast is er nog een uitwerkingsplan vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 22 september 1992, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 15 december 1992.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit de volgende delen.
Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met de beschrijving van de bestaande situatie in het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden voor en het beleidskader voor de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in de milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat inzicht in de archeologische-, verkeers- en groenaspecten, kabels en leidingen, en de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is neergelegd in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak).
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historisch Perspectief
Op het voormalige Philipsterrein Strijp R te Eindhoven, dat dateert vanaf 1942, stond tot voor kort honderdduizend vierkante meter aan kantoorgebouwen en verouderde fabrieken. Er werken momenteel nog enkele tientallen mensen bij de firma Anteryon. Uiterlijk in december 2014 wordt die activiteit beëindigd.
In 2005 is Amvest door middel van een bieding eigenaar geworden van Strijp R, waarna in een open planproces met gemeente, buurt, bedrijfsleven van het naburige Strijp T, belanghebbenden en toekomstige bewoners is gewerkt aan een visie en een plan voor een nieuwe woonwijk.
De bedrijfsbebouwing is grotendeels gesloopt of wordt binnenkort gesloopt, waarna Amvest een programma gaat realiseren met ongeveer 510 tot 630 woningen voor inventieve mensen op zoek naar een woning (home for inventive people). Jarenlang werden er op het terrein beeldbuizen gemaakt voor tv's. De beeldbuizenfabriek droeg bij aan de Eindhovense traditie van vernuft en vernieuwing. In die geest wordt nu een wijk aan Eindhoven toegevoegd die vernieuwend is ten opzichte van bestaande buurten en wijken in Eindhoven.
2.2 Stedenbouwkundige Structuur
Strijp R is het zogenaamde vierde kwadrant van Drents Dorp en als zodanig opgenomen in het Masterplan van Drents Dorp. Aan de noordzijde wordt het terrein begrensd door het landgoed De Wielewaal, het voormalige landgoed van de familie Philips. Aan de oostzijde wordt Strijp R begrensd door het nog in bedrijf zijde industrieterrein Strijp T. Aan de zuid- en westzijde wordt het terrein begrensd door Drents Dorp, een wijkvernieuwings-gebied, voor het grootste deel in eigendom bij de corporatie Woonbedrijf. Het unieke van de locatie is dat het de noordwestelijke grens van de bebouwde stad vormt, terwijl het nog altijd zeer dichtbij het centrum van de stad is gelegen.
Het verouderde bedrijvencomplex Strijp R wordt vervangen door een moderne gemengde wijk met het accent op wonen, waarbij er veel diversiteit en keuzevrijheid zal komen en veel aandacht is voor ruimte, privacy, kwaliteit en zelfstandigheid.
Het plan voorziet in een sterk landschappelijk kader, waarin relicten van gebouwen, materialen en bestaande bomen een belangrijke rol spelen. De bestaande groene bomenrand rondom het terrein wordt getransformeerd tot een zoompark, de historische diagonale lijn van de oude Postdijk tot een schakelpark. In het plangebied vindt tevens hergebruik van bestaande bedrijfsgebouwen plaats. De nieuwe naam van het woongebied is 'Strijp R'; de naam van dit bestemmingsplan is tevens 'Strijp R'.
In Strijp R kunnen maximaal 630 woningen gerealiseerd worden. In het kader van Drents Dorp is in het woningbouwprogramma rekening gehouden met het toevoegen van woningen aan de woningvoorraad. In het plangebied komen grotendeels grondgebonden woningen (circa 450). Aan de Zwaanstraat komen echter waarschijnlijk enkele appartementen (circa 100), in ieder geval gebouwen met een grotere hoogte dan de “normale” eengezinswoning. Deze (appartement)gebouwen hebben een afschermende werking voor het geluid dat afkomstig is van het spoor, van het wegverkeer Zwaanstraat en van het bedrijventerrein Strijp T.
Het plan is erop gericht de contacten tussen de bewoners van de wijk onderling en met hun omgeving te hosten. Dat speelt zich af in een fraai, met groene en historische elementen verrijkt openbaar domein. De woningen zijn op het openbare gebied georiënteerd. Er zijn overwegend grondgebonden woningen met tuinen en/of gebouwde buitenruimtes als (dak)terrassen en balkons. De niet-grondgebonden woningen staan vooral aan de Zwaanstraat, mede ten behoeve van geluidsafscherming, en op de twee meest met bodemverontreiniging vervuilde plekken. Hier vormen zij 'vestingen' van maximaal 4 verdiepingen hoog waarvan de onderste laag gebouwde parkeervoorzieningen betreft. De wijk is verkeersluw door een binnenring met twee volwaardige aansluitingen op de omliggende straten. Het verkeer wordt zoveel mogelijk naar gebouwde parkeervoorzieningen geleid en naar voor het bezoek goed zichtbare parkeerplaatsen. Binnen het plangebied worden tevens speelvoorzieningen gerealiseerd, met name in het groene middengebied. De wegen en paden zijn herkenbaar door hun materialisatie. De hoofdontsluiting, de ring, wordt uitgevoerd in stelconplaten met aan weerszijden (hergebruikte) gebakken klinkers. De industriële stelconplaten herinneren eraan, dat het tracé van de ring gebaseerd is op het orthogonale grid van het voormalig industrieterrein Strijp R. De woonstraten worden uitgevoerd in (voor zover voorradig hergebruikte) gebakken klinkers in keperverband.
Voor Strijp R is een Voorlopig Ontwerp Stedenbouwkundig Plan (VOSP) en sinds november 2009 een Definitief Ontwerp Stedenbouwkundig Plan voor de eerste fase (DOSP) opgesteld. Het VOSP vormt de basis voor dit bestemmingsplan. Het DOSP bevat een nadere uitwerking van het zuidwestelijke deel, fase 1 van het plangebied. Deze nadere uitwerking is zoveel mogelijk verwerkt in dit bestemmingsplan. Het DOSP voor de eerste fase toont een verscheidenheid aan woningtypologie alle behorend tot de familie van woningen op Strijp R. Alle woningen in die fase zijn grondgebonden woningen. Naast de woningbouw zijn er commerciële ruimten die zijn uitgewerkt: de locatie waar de firma Eek & Ruijgrok B.V. zich gaat vestigen (gebouwen RKII en RKIII) en het voormalige portiersgebouw (gebouw RF). Leidend bij de uitwerking zijn de kwaliteit en duurzaamheid van het nieuwe woongebied en de wensen van toekomstige bewoners en buurt. Het concept van het DOSP is ook voorgelegd aan een klantenpanel. De resultaten daarvan zijn meegenomen in het stedenbouwkundig ontwerp.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
De reden dat het bestemmingsplan "Strijp R" wordt gemaakt, is gelegen in het feit dat de projectlocatie in het bestemmingsplan “De Halve Maan” als bestemming “industrie” heeft. Binnen deze bestemming is woningbouw niet mogelijk en er is geen vrijstellingsmogelijkheid opgenomen. Om de plannen te realiseren zal dat bestemmingsplan dan ook (gedeeltelijk) moeten worden vervangen door dit nieuwe bestemmingsplan.
3.2 Landelijk, Provinciaal En Gemeentelijk Beleid
Per 1 juli 2008 hebben de destijds vigerende planologische kernbeslissingen (PKB's) op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie gekregen. Nieuwe structuurvisies moeten volgens de Wro een beschrijving bevatten waaruit blijkt hoe het rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke belangen wil verwezenlijken. Omdat de destijds vigerende PKB's nog niet over een dergelijke realisatieparagraaf beschikten heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid vastgesteld. Hierin zijn alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB's en de voorgenomen verwezenlijking daarvan gebundeld. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen de medeoverheden over de voorbereiding van bestemmingsplannen en projectbesluiten overleg te voeren met het rijk indien nationale belangen in geding zijn. De Realisatieparagraaf geeft helderheid over de nationale belangen en daarmee ook over de vraag of over een ruimtelijk plan vooroverleg met het rijk noodzakelijk is.
De Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid is toegevoegd aan de Nota Ruimte en heeft de status van structuurvisie. Er is een overzicht opgenomen van 34 nationaal ruimtelijke belangen. Dit vormt de ruggengraat van de Realisatieparagraaf. Bij negen onderwerpen die ontleend zijn aan de Nota Ruimte en bij drie andere PKB's wordt de nieuwe amvb bevoegdheid ingezet. Enkele onderwerpen die raakvlakken hebben met dit bestemmingsplan zijn:
PKB Onderwerp Beleidskader
Nota Ruimte Bundeling en verstedelijking en economische activiteiten Optimale benutting van bestaand bebouwd gebied, regime voor nieuwbouw in het buitengebied (inclusief uitzonderingsbepaling voor recreatiecomplexen) en locatiebeleid bedrijven en voorzieningen.
Ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra
Binnen de nationale stedelijke netwerken wordt een aantal gebieden aangewezen om de verstedelijking te bundelen, wat bijdraagt aan de versterking van de economische positie van de nationale stedelijke netwerken en aan het draagvlak voor voorzieningen in en bij de steden. Brabantstad, waar Eindhoven in gelegen is, is een van de nationaal stedelijke netwerken. De bundelingpercentages voor woningen, bedrijventerreinen en arbeidsplaatsen dienen ten minste gelijk te blijven. Deze opdracht wordt verankerd in bestuurlijke afspraken.
Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten
Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten ondersteunt de steden in hun functie van economische en culturele motor en zorgt voor een bepaalde basiskwaliteit. In de Nota Ruimte staat onder meer beschreven dat provincies het integrale locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen concretiseren. Het locatiebeleid bevat ten minste regels die waarborgen dat bestaande en nieuwe bedrijven en voorzieningen uit het oogpunt van veiligheid, hinder en verkeersaantrekkende werking niet inpasbaar zijn in woonbebouwing. Ruimte wordt geboden op specifieke daarvoor te bestemmen bedrijventerreinen. Verder is opgenomen dat aan nieuwe en bestaande bedrijven met omvangrijke goederenstromen en/of een omvangrijke verkeersaantrekkende werking ruimte wordt geboden op locaties met een goede aansluiting op verkeers- en vervoersverbindingen. In een AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden regels gesteld aan de toelichting van bestemmingsplannen om doorwerking van de hierboven beschreven passages te borgen.
Ten aanzien van de SER-ladder voor bedrijventerreinen is afgesproken dat provincies zorgen voor borging van deze SER-ladder.
De SER introduceerde de ladder in 1999 in haar Commentaar op de Nota Ruimtelijk Economisch Beleid. Voor het inpassen van de ruimtebehoeften voor de functies wonen, bedrijvigheid en infrastructuur stelde de SER voor de volgende ladder als denkmodel te hanteren:
- 1. Gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden.
- 2. Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen.
Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde. Daarbij dienen de verschillende relevante waarden en belangen goed te worden afgewogen in een gebiedsgerichte aanpak. Door een zorgvuldige keuze van de locatie van 'rode' functies en door investeringen in kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte moet worden verzekerd dat het meerdere ruimtegebruik voor wonen, bedrijventerreinen of infrastructuur de kwaliteit van natuur en landschap respecteert en waar mogelijk versterkt.
AMvB Ruimte
Een zeer beperkt aantal belangen, namelijk de kaderstellende onderdelen uit de PKB, zal worden geborgd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Vanuit het oogpunt van het versterken van de samenhang en de doorwerking van het nationaal ruimtelijke beleid, de herkenbaarheid voor de andere overheden en het terugdringen van bestuurlijke lasten kiest het kabinet ervoor om deze bestaande kaders te borgen in één AMvB Ruimte. Omdat een deel van deze kaders in ontwikkeling is, zal de AMvB Ruimte in tranches worden opgesteld en inwerkingtreden. Het is nog niet duielijk wanneer de eerste tranche van de amvb Ruimte zal worden vastgesteld.
Het onderhavige bestemmingsplan past binnen de hierboven beschreven uitgangspunten.
3.2.1 Rijksbeleid
3.2.2 Regionaal/Provinciaal beleid
3.2.3 Lokaal beleid
3.2.4 Eindconclusie ruimtelijk beleid
De ontwikkeling van het bedrijventerrein Strijp R naar woningbouw past binnen de gemeentelijke beleidsuitgangspunten, zoals deze zijn neergelegd in het Masterplan Drents Dorp, de Stadsvisie Eindhoven en de Interimstructuurvisie van de gemeente.
De ontwikkeling past tevens binnen de provinciale beleidsuitgangspunten. Door een in onbruik geraakt bestaand bedrijvnetrerien te transformeren voor woningbouw wordt voorkomen dat deze woningen op een uitbreidingslocatie gerealiseerd worden. Bovendien verbetert het woon- en leefklimaat en verbetert de opbouw van de woningvoorraad.
is Strijp R als woongebied aangewezen. Het bestemmingsplan is juridisch bindend, het masterplan niet. Veelal wordt in het vervolgproces het masterplan vertaald in een bestemmingsplan; een bestemmingsplan vertaalt dan het masterplan in een juridisch document.
Strijp R heeft de aanduiding bedrijventerrein. Echter, zowel uitbreiding van woningen als bedrijventerreinen staat centraal in Eindhoven. Dit zou betekenen dat het veranderen van een oud bedrijventerrein in een woonwijk niet direct voor de hand ligt. Daarnaast wordt deze ontwikkeling niet uitgesloten en ziet de provincie herstructurering van oude bedrijventerreinen wel als kerntaak. Strijp R wordt niet met naam en toenaam genoemd in de interimstructuurvisie en/of het uitwerkingsplan genoemd. Wel wordt het herstructureren van oude bedrijventerreinen als zodanig genoemd. Dit betekent dat de verandering van bestemming van bedrijventerrein naar woningen mogelijk op provinciale medewerking kan rekenen.
In de Rijksnota Ruimte wordt een mix tussen wonen en werken in het stedelijk gebied voorgestaan. Strijp R past in deze mix en is niet in strijd met het rijksbeleid.
3.3 Volkshuisvesting
3.3.1 Masterplan Drents Dorp
De geplande woningbouw valt binnen de visie van het masterplan Drents Dorp. Het masterplan heeft vier uitgangspunten geformuleerd:
- Het vergroten van de keuzevrijheid van consumenten;
- Het bieden van de mogelijkheid voor een volledige wooncarrière binnen Drents Dorp als geheel (goede mix huur/koop). 'Strijp R' biedt die wooncarrière;
- Het bieden van perspectief op een kwalitatief duurzame en leefbare buurt;
- Tevens dient bewaakt te worden dat de woningvoorraad in grote mate bereikbaar blijft voor mensen met een smallere beurs. Die zijn in voldoende mate in Drents Dorp voorzien.
Figuur 1. Mogelijk woningbouwprogramma Drents Dorp (conform VOSP)
De nieuwe woningen moeten daarnaast voldoen aan de wettelijke eisen voor duurzaam bouwen. In het kader van duurzaamheid is er voor gekozen om al in deze fase stedenbouwkundige keuzes te maken om optimale duurzame invulling van het gebruik te geven, zowel met betrekking tot geluid (hoogte aan de Zwaanstraat), bodem (keuzes op maat, grondgebonden tuinen met leeflaag, vestigingen die afdekken) als water (gescheiden rioleersystemen, hemelwaterafvoer naar de Wielewaal). Op bouwplanniveau zal de duurzaamheidsopgave verder op maat per woningtype - geïnspireerd door het Eindhovense duurzaamheidsbeleid - nader worden vormgegeven. Daarnaast wordt onderzocht in hoeverre de realisatie van een WKO installatie tot de mogelijkheden behoort.
3.3.2 Woonvisie
De Woonvisie, 'Kiezen voor stedelijke woonkwaliteit', die in 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld vormt nog steeds een actueel kader. De geformuleerde visie en doelstellingen blijven gelden. Wel is er voor gekozen om een nieuw programma Wonen op te stellen voor de periode 2010-2015 met een doorkijk naar 2020. Dit is noodzakelijk om nieuwe afspraken te kunnen maken met het Rijk, de regio en de woningcorporaties. Het programma Wonen gaat uit van de periode 2010-2015 met een doorkijk naar 2020.
Met de regionale, provinciale en landelijke partners wordt intensief samengewerkt in het kader van het regionale programma Wonen, de woningbouwafspraken in het kader van de Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven(BOR) en de Verstedelijkingsafspraken met het Rijk.
Bovenstaande complexiteit komt voort uit het gegeven dat de woningmarktprocessen regionaal zijn en het feit dat de keuze van mensen voor een woning niet enkel bepaald wordt door de kwaliteit van de woning maar minstens zozeer door de woonomgeving en de aanwezige voorzieningen.
In de Woonvisie, 'Kiezen voor stedelijke woonkwaliteit'(2004) heeft de gemeenteraad gekozen voor aantrekkelijke, gevarieerde en duurzame woonmilieus binnen ieder stadsdeel. Voortbouwend op de sterke punten van de bestaande identiteit en imago van buurten en wijken. De uitwerking van een web van woonservicezones over de stad moet letterlijk en figuurlijk bijdragen tot een meer levensloopbestendig karakter van de stadsdelen.
Woonmilieus die in Eindhoven bijzonder in trek zijn en daarom verder uitgebouwd en versterkt moeten worden zijn centrumstedelijk en groenstedelijk. Het motto “kiezen voor stedelijke kwaliteit” heeft de komende jaren ook nadrukkelijk betrekking op de kwalitatieve woonvraag van huidige en toekomstige kenniswerkers voor de Brainport en tevens de extra (tijdelijke) woonvraag van werknemers uit Oost-Europa.
3.3.3 Woningbouwbehoefte kwalitatief
De verwachting is dat de consument blijvend een kwalitatief hoogwaardige en ruime woning wenst. Vaak zal de consument een koopwoning zoeken, maar ook de vraag naar kwalitatief goede en wat duurdere huurwoningen zal zich duidelijk blijven manifesteren. Een bijzonder facet van de vraag naar kwaliteit zijn de buitenlandse kenniswerkers. Voor de uitbouw van de Brainport is het van belang om de kwaliteitsvraag van de zittende en komende kenniswerkers in beeld te krijgen en nader vorm te geven. Begin 2009 is hiervoor een onderzoek gestart.
Voor de korte termijn echter zal de woningbouwproductie, meer dan tot voor kort nog gedacht werd, gericht moeten worden op de wat minder dure delen van de koopsector en ook de huursector. De beoogde kwaliteitsslag zal hiermee meer tijd vergen dan eerder werd verondersteld.
Het woningbouwprogramma zal gericht moeten blijven op het halen van de beoogde kwantiteiten zonder de kwaliteit uit het oog te verliezen. Van belang hierbij is steeds een goede balans te vinden tussen het bieden van oplossingen voor de korte termijn-problemen op de woningmarkt en het lange termijn streven naar kwaliteit. Van belang is ook de positie van de woonmilieus scherp in de gaten te houden en daarbij speciaal de positie van de meergezinswoningen. Meergezinswoningen lijkt Eindhoven op zich genoeg te hebben, maar binnen het centrumstedelijke woonmilieu is nog een grote vraag naar middeldure huurwoningen en goedkope koopwoningen. In het groenstedelijke woonmilieu is een grote vraag naar middeldure- en dure huurwoningen en middeldure koopwoningen, al dan niet ingevuld door particulier opdrachtgeverschap.
Sociale woningbouw is in dit bestemmingsplan niet opgenomen, aangezien Drents Dorp reeds voldoende vrij eenzijdige woningvoorraad kent. De bevolkingsopbouw van Drents Dorp is 'grijzer' dan gemiddeld. Dat leidt ertoe, dat voor een meer evenwichtige bevolkingsopbouw in dit bestemmingsplan ruimte wordt gecreëerd voor jonge gezinnen met kinderen. Op dit moment wordt de mogelijkheid onderzocht om in Strijp R woonzorgwoningen te realiseren in het duurdere segment.
3.3.4 Woningbouwprognose kwantitatief
Het provinciale beleid is al jaren gericht op concentratie van verstedelijking. Dit enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functies als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw gerealiseerd dient te worden in de vijf stedelijke regio's en dat de woningvoorraad in de stedelijke regio's verhoudingsgewijs sterker zal moeten groeien dan in de landelijke regio's. Voor Eindhoven betekent dit dat volgens de provinciale bevolkingsprognose 2008 het inwoneraantal zal toenemen van zo'n 212.000 nu tot ruim 227.000 rond 2030. Dit betekent een groei met ruim 17.000 personen in dit tijdsbestek. De woningbehoefte groeit in die periode nog met ruim 13.000 woningen, van circa 95.500 tot ongeveer 108.800 woningen.
Volgens 'De bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2008' (vastgesteld nov. 2008) is voor de Gemeente Eindhoven tussen 2008 en 2019 een wenselijke groei van de woningvoorraad voorzien van 8855 woningen.
Volgens de Monitor bevolking en wonen van de provincie Noord-Brabant (versie september 2008) bedraagt de harde plancapaciteit (vastgestelde, goedgekeurde en onherroepelijke plannen) 7055 woningen.
Dit betekent dat de groei van de woningvoorraad met de toevoeging van circa 600 woningen niet boven de provinciale prognose uit zal komen. Daarmee voldoet het plan Strijp R aan het provinciaal beleid en de gemaakte afspraken op dit punt.
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van geplande milieugevoelige functies, zoals woningen, ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende milieubelastende functies. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Voor milieuzonering bestaat geen wettelijke normstelling. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (uitgave 2009). Deze publicatie bevat onder meer lijsten met richtafstanden van diverse milieuhinderlijke activiteiten en stappenplannen voor concrete situaties. De richtafstanden uit bijlage 1 voor de VNG publicatie gaan uit van een 'rustige woonwijk'. Indien er sprake is van het omgevingstype 'gemengd gebied' dan kan de richtafstand terug worden gebracht met één afstandsstap.
4.1.1 Bedrijfsactiviteiten
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten wordt normaliter vastgelegd in een Staat van bedrijfsactiviteiten, welke is gebaseerd op voornoemde Staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG. Op grond van deze staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de in het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten.
Milieucategorierustige woonwijkgemengd gebied
Cat. 1 10 m 0 m
Cat. 2 30 m 10 m
Cat. 3.1 50 m 30 m
Cat. 3.2 100 m 50 m
Cat. 4.1 200 m 100 m
Cat. 4.2 300 m 200 m
Cat. 5.1 500 m 300 m
Cat. 5.2 700 m 500 m
Cat. 5.3 1000 m 700 m
Cat. 6 1500 m 1000 m
Beschrijving gebied
Strijp R is het voormalige Philipsterrein en dateert van 1942. Tot voor kort stond er honderdduizend vierkante meter aan kantoorgebouwen en verouderde fabrieken. Het verouderde bedrijvencomplex Strijp R wordt vervangen door een moderne gemengde wijk met het accent op wonen. Naast de woningbouw zijn er commerciële ruimten die zijn uitgewerkt: de locatie waar de firma Eek & Ruijgrok B.V. zich gaat vestigen (gebouwen RKII en RKIII) en het voormalige portiersgebouw (gebouw RF).
Aan de noordzijde wordt het terrein begrensd door het landgoed De Wielewaal, het voormalige landgoed van de familie Philips. Aan de zuid- en westzijde wordt het terrein begrensd door Drents Dorp, een wijkvernieuwings-gebied. Aan de oostzijde wordt Strijp R begrensd door het nog in bedrijf zijde industrieterrein Strijp T. Onderhavig gebied kan gekwalificeerd worden als een gemengd gebied vanwege de matige tot sterke functiemenging. Binnen een gemengd gebied heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd.
Nabij gelegen bedrijven
Ten oosten van het plangebied is het bedrijventerrein “Strijp T” gelegen. Volgens het vigerende bestemmingsplan “Bedrijventerrein Zwaanstraat – Strijp T 2006” zijn hier bedrijven in de categorieën 3 en 4 toegestaan. Ten tijde van de totstandkoming van voornoemd bestemmingsplan is de bestaande situatie zoveel mogelijk vastgelegd en was er geen sprake van grote nieuwe ontwikkelingen.
Wel was voorheen een centraal gassenstation voor de bedrijven aanwezig. Het centrale gassenstation is ontmanteld, waardoor de afzonderlijke bedrijven nu over hun eigen decentrale voorzieningen beschikken. Deze voorzieningen hebben een nieuwe eigen contour.
Verder was reeds duidelijk dat ter plaatse van Strijp R nieuwe woningbouw zou komen. Bij de samenstelling van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten is dan ook rekening gehouden met de ligging van het plangebied tussen de toekomstige woongebied Strijp S en Strijp R. Met het oog hierop zijn nieuwe bedrijven behorende tot de milieucategorie 5 uitgesloten.
Hieronder volgt een opsomming van de nabij gelegen bedrijven met bijbehorende milieucategorie. Bij het bepalen van de milieucategorie is uitgegaan van de feitelijke milieusituatie zoals is opgenomen in de milieuvergunningen, voor zover van toepassing. Een aantal inrichtingen valt onder het Activiteitenbesluit. Het aspect geluid vormt de voornaamste reden tot de richtafstand.
Uit het akoestische onderzoek van 8 februari 2010 (opgesteld door Sight Ruimte en Milieu) blijkt dat op Strijp T een gezoneerd industrieterrein aanwezig is: Ketelhuis Philips Complex T. Uit het MTG-besluit van de minister van VROM blijkt dat binnen de zone van het industrieterrein de hoogst toelaatbare geluidsbelasting 55 dB(A) is. Hieruit kan worden afgeleid dat de geluidsbelasting na sanering met 5 dB is gereduceerd. Binnen de zone van het Ketelhuis Philips Complex T komen geen nieuwe woningen te liggen. Op Strijp T zijn geen grote lawaaimakers in het kader van de Wet geluidhinder aanwezig. Voor wat betreft geluid is tevens onderzocht of in het kader van dit bestemmingsplan de cumulatie van wegverkeer en railverkeer in combinatie met het industrielawaai afkomstig van Strijp T nog sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Voor wat betreft de nieuwe bebouwing aan de Zwaanstraat is sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarden. Middels afschermende bebouwing aan de Zwaanstraat kan het achtergelegen woongebied geluidsluw worden gemaakt. De afschermende bebouwing aan de Zwaanstraat wordt uitgevoerd met een dove gevel, tenzij op een andere wijze kan worden voorzien in een reductie van het geluid.
Waar relevant is hierna een nadere motivering met betrekking tot geluid opgenomen.
Naam | Adres | Activiteit | SBI-code | Categorie |
Smurfit Kappa Rapidcorr Eindhoven | Zwaanstraat 1 | Kartonfabriek | 17212, 1 | 3.2 |
Philips Lighting B.V. | Zwaanstraat 1 | Ontwikkeling en kleinschalige productie glas | 231, 1 | 3.2 |
Draka Comteq Fibre B.V. | Zwaanstraat 1 | Productie van optische glasvezel | 231, 1 | 3.2 |
Dutch Aero | Zwaanstraat 1 | Metaalbewerking | 2851 | 4.1 |
N.R.E. (TAW) | Zwaanstraat 1 | Gasdrukregel- en meetstation | 35 D4 | 2 |
Essent WKC | Zwaanstraat 1 | Warmte Kracht Centrale | 35 E1 | 3.2 |
Brabant Water (TAQ) | Zwaanstraat 1 | Waterdistributiebedrijf met pompvermogen van 1-15 MW | 41 B2 | 3.2 |
Industriële Veiling Eindhoven | Zwaanstraat 1 | In- en verkoop industriële goederen en machines | 5162 2 | 3.1 |
Philips Vastgoed Beheer (TAM & TAE) | Zwaanstraat 1 | Kantoren | 74 A | 1 |
IPP Logipal | Koenraadlaan 2A | Op- en overslag van pallets en gasflessen t.b.v. heftrucks | 4673.1 | 3.1 |
Smurfit Kappa Rapidcorr Eindhoven
Dit bedrijf betreft een golfkartonfabriek en valt onder SBI-code 17212.1. De bijbehorende richtafstand tot een rustige woonwijk bedraagt volgens de VNG-uitgave 100 m. Deze afstand is ingegeven vanwege het aspect geluid. Voor de aspecten geur, stof en gevaar wordt een afstand van 30 m als richtafstand aanbevolen. Nu er sprake is van een gemengd gebied kan de richtafstand teruggebracht worden tot 50 m.
Philips Lighting BV
De activiteit bestaat onder meer uit de ontwikkeling en beproeving van beeldbuisglas en valt onder SBI-code 3.2. De bijbehorende richtafstand tot een rustige woonwijk bedraagt 100 m. Deze afstand is ingegeven vanwege geluid. Voor de aspecten geur, stof en gevaar is een richtafstand van 30 m opgenomen. Nu er sprake is van een gemengd gebied kan de grootste richtafstand worden teruggebracht tot 50 m.
Draka Comteq Fibre BV
Dit bedrijf produceert en ontwikkelt optische vezels voor data- en telecommuniatie. Het bedrijf valt momenteel onder SBI-code 3.2. Deze classificatie is in de afgelopen jaren gewijzigd.
Toen het bedrijf voor de eerste keer ingedeeld is, is gekeken naar de brochure “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) tweede druk 2001. Hierin stonden geen bedrijfssoorten dan wel bedrijfsactiviteiten vermeld die overeenkomen met de activiteiten van Draka Comteq Fibre B.V. Vandaar dat is gezocht naar een omschrijving die raakvlakken heeft met de activiteiten van onderhavig bedrijf. De bedrijfstak 'glasfabrieken' komt het dichtst in de buurt van de activiteiten van Draka Comteq Fibre B.V. In deze bedrijfstak wordt onderscheid gemaakt in producenten van glasproducten en glaswol en glasvezels. Ondanks dat het bedrijf optische glasvezel kabel produceert dient te worden opgemerkt dat dit soort glasvezel kabel niet de vergelijken is met 'gewone' glasvezel. Optische glasvezel bestaat voor een deel uit glas waardoor het beter is aan te duiden als glasproduct. Daarnaast is van belang wat de productie van het bedrijf op jaarbasis is. Momenteel ligt de productie van optische glasvezel tussen de 50 en 100 ton per jaar.
Uit het voorgaande volgt dat Draka Comteq Fibre B.V. te karakteriseren is als een glasfabriek waarin glasproducten worden geproduceerd met een capaciteit < 5000 ton per jaar. Dit komt overeen met sbi-code 261 sub 1. Deze bedrijven wordt een milieucategorie 3 toegekend. De milieu-indicator geluid is bepalend voor de milieucategorie. De aan te houden afstand op grond van voornoemde indicator bedraagt 100 meter. Voorheen was Draka Comteq Fibre B.V. een risicovol bedrijf is waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen. Toen had dit bedrijf een 10 -6contour per jaar met een risicocontour van 109 meter. Toen was de aan te houden afstand 109 meter. Deze opslag van gevaarlijke stoffen is gewijzigd, waardoor er geen risico-contour meer aanwezig is. Vandaar dat in de huidige situatie de aan te houden afstand 100 meter is.
De bijbehorende richtafstand tot een rustige woonwijk bedraagt 100 m. Deze afstand is ingegeven vanwege geluid. Voor de aspecten geur, stof en gevaar wordt een afstand van 30 m aanbevolen. Draka is een vergunningplichtig bedrijf op grond van de Wet milieubeheer, maar geen geluidshinderlijke inrichting in de zin van de Wet geluidhinder. Ten aanzien van geluid is in de milieuvergunning aangegeven dat overeenkomstig de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (VROM 1998) de omgeving van Draka zich kenmerkt als een woonwijk in de stad. Hiervoor kan een richtwaarde van L etmaal 50 dB(A) gehanteerd worden.
Op basis van de vigerende milieuvergunning bedraagt de toelaatbare geluidsbelasting (langtijdgemiddeld beoordelingsniveau) op de dichtstbijgelegen bestaande woningen aan de Bezuidenhoutseweg 45 dB(A) in de dagperiode, 42 dB(A) in de avondperiode en 41 dB(A) in de nachtperiode.
Nu er sprake is van een gemengd gebied kan de grootste richtafstand terug worden gebracht tot 50 m.
Dutch Aero
De activiteit bestaat uit het bewerken van metaal. Het bedrijf valt onder categorie 4.1. De bijbehorende richtafstand tot een rustige woonwijk bedraagt 200 m. Deze afstand is ingegeven vanwege de aspecten stof en geluid. Voor de aspecten geur en gevaar bedraagt de richtafstand 30 m. De dichtstbijzijnde bestaande woningen zijn op 100 meter afstand gesitueerd ten westen (Zwaanstraat) en ten oosten (Groenewoudseweg) van het complex. Ten noorden van de inrichting zijn de bestaande woningen op een afstand van 200 meter gelegen. Uit de milieuvergunning blijkt dat de geluidsbelasting ter hoogte van de gevel van de reeds bestaande woningen aan de Zwaanstraat LAr,LT 50 dB(A), LAr,LT 44 dB(A) en LAr,LT 36 dB(A) bedraagt in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Het maximale geluidsniveau bedraagt ter hoogte van de gevel van de maatgevende woningen aan de Zwaanstraat LAmax 65 dB(A) in de dag- en avondperiode en LAmax 48 dB(A) in de nachtperiode. De woonomgeving kan conform de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (VROM; 1998) gekarakteriseerd worden als een “woonwijk in de stad”. Aan de richtwaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en de grenswaarden voor het maximale geluidsniveau conform de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (VROM; 1998) voor een woonwijk in de stad wordt dan ook voldaan. Nu er sprake is van een gemengd gebied en met inachtneming van de afstand van de inrichting tot de reeds bestaande woningen kan de richtafstand worden teruggebracht tot 100 meter.
Endinet (voorheen: N.R.E. (TAW))
Dit netwerkbedrijf beheert de kabels en leidingen onder de grond. Het bedrijf valt onder categorie 2. Dit bedrijf is niet milieuvergunningplichtig, maar valt onder het Activiteitenbesluit. De bijbehorende richtafstand tot een rustige woonwijk bedraagt 30 meter. Deze afstand is ingegeven vanwege geluid. Voor de aspecten geur en stof behoeft geen afstand in acht te worden genomen.
Essent WKC
Dit betreft een warmtekrachtcentrale. Het bedrijf valt onder categorie 3.2. De bijbehorende grootste richtafstand tot een rustige woonwijk bedraagt 100 m. Deze afstand is ingegeven vanwege geluid. Voor het aspect geur bedraagt de afstand 30 m. Voor de aspecten stof en gevaar respectievelijk 10 en 50 m. Gezien de ligging in een gemengd gebied kan de afstand worden teruggebracht tot 50 meter.
Brabant Water (TAQ)
De activiteit bestaat uit waterwinning. Het bedrijf valt onder categorie 3.2. De bijbehorende richtafstand tot een rustige woonwijk bedraagt 100 m. Deze afstand is ingegeven vanwege het aspect geluid. Voor de aspecten geur en stof bedraagt de afstand 50 meter. Voor het aspect gevaar dient een afstand van 30 m in acht te worden genomen. Gezien de ligging in een gemengd gebied kan de afstand worden teruggebracht tot 50 meter.
Industriële Veiling Eindhoven
De activiteiten bestaan uit de in- en verkoop van industriële goederen en machines en valt onder categorie 3.1. De bijbehorende grootste richtafstand tot een rustige woonwijk bedraagt 50 meter en is ingegeven vanwege geluid. Voor het aspect geur behoeft geen afstand te worden aangehouden. Voor stof 10 meter en voor geluid 50 meter. Gezien de ligging in een gemengd gebied kan de afstand worden teruggebracht tot 30 meter.
IPP Logipaal, Koenraadlaan 2a
De activiteiten van dit bedrijf betreffen de op- en overslag van pallets en gasflessen ten behoeve van heftrucks en valt onder categorie 3.1. De grootste richtafstand bedraagt 50 meter en ingegeven vanwege geluid. Voor de aspecten stof en gevaar wordt een afstand van 10 meter aanbevolen. Vanwege de ligging in een gemengd gebied kan de richtafstand van 50 meter worden teruggebracht tot 30 meter. De afstand van de beoogde woningen tot het bestemmingsvlak van het bedrijf bedraagt 40 meter.
Aanvullend wordt nog opgemerkt dat in januari 2010 door DHV akoestisch onderzoek is verricht naar de geluidsbelasting die de te realiseren woningen op Strijp R zullen ondervinden vanwege het nabijgelegen bedrijf. Uit het onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van de geplande woningen vanwege het bedrijf maximaal 42 dB(A) bedraagt. Het ten hoogste optredende maximale geluidsniveau bedraagt 67 dB(A). Hiermee wordt voldaan aan de van toepassing zijnde grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Op basis van de bedrijfsactiviteiten en de nadere akoestische onderzoek met betrekking tot geluid kan worden geconstateerd dat er ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Op grond van het voornoemde kan worden geconcludeerd dat het er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat de bestaande bedrijven niet worden gehinderd in hun bedrijfsvoering.
4.1.2 Strijp R
In de huidige situatie heeft Strijp R in het bestemmingsplan De Halve Maan, de bestemming 'Industriedoeleinden'. Op basis van het vigerende bestemmingsplan zijn bedrijven tot maximaal categorie 4 toegestaan. Deze bedrijvigheid komt door dit nieuwe bestemmingsplan te vervallen. Gelet op de ligging naast de bestaande woonwijk levert het verdwijnen van deze bedrijvigheid een verbetering op van het woon- en leefklimaat.
Op Strijp R is momenteel nog één bedrijf actief. Dit is het bedrijf Anteryon/LTC. Het bedrijf Anteryon vertrekt in januari 2014. Indien dit bedrijf bij een gefaseerde uitvoering (tijdelijk) nog in het plangebied aanwezig zal zijn, dient de veiligheidscontour te zijn bepaald. De veiligheidscontour blijkt binnen de perceelsgrens van het bedrijf te liggen.
Verder laat dit nieuwe bestemmingsplan de vestiging toe van het bedrijf Piet Hein Eek binnen het plangebied. Dit bedrijf maakt o.a. meubels, waarbij sprake is van stuksgewijze productie op ambachtelijke wijze. In april 2009 is door Sight akoestisch onderzoek verricht naar de consequenties van de vestiging van het bedrijf Eek & Ruijgrok op Strijp R.
4.1.3 Strijp T
Ten oosten van het plangebied Strijp R ligt het bedrijventerrein Strijp T. Op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Zwaanstraat - Strijp T 2006' zijn hier bedrijven in de categorie 3 en 4 toegestaan. Op grond van de indicatieve afstanden tussen woningbouw en bedrijven uit de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) publicatie “Bedrijven en milieuzonering” is nieuwbouw van woningen op Strijp R in beginsel, gezien de grootte van de contouren, niet mogelijk. Het bedrijventerrein Strijp T is een van de oudere industrieterreinen van Eindhoven en maakt onderdeel uit van het door Philips opgezetten bedrijventerrein. Strijp T grenst aan Strijp S. Voor dit bedrijventerrein geldt dit wordt ontwikkeld tot een compleet nieuw woon- en werkgebied. Verder grenst het bedrijventerrein aan de de woonwijk Drents Dorp. Verder zijn aan de Bezuidenhoutseweg enkele vrijstaande woningen aanwezig. Ten tijde van de totstandkoming van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Zwaanstraat - Strijp T 2006' is de bestaande situatie zoveel mogelijk vastgelegd en was er geen sprake van nieuwe ontwikkelingen. Verder was reeds duidelijk dat ter plaatse van Strijp R nieuwe woningbouw zou komen. Bij de samenstelling van de Lijst van bedrijfsactiviteiten is rekening gehouden met de ligging van het plangebied tussen de toekomstige woongebieden Strijp S en Strijp R. Met het oog hierop zijn nieuwe bedrijven behorende tot de milieucateorie 5 tevens uitgesloten. Bestaande bedrijven in de categorie 3 en 4 zijn soweiso teogestaan. Nieuwe bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten zijn ook toegestaan. Gelet op bovenstaande is voor het bepalen van de afstand tussen de bedrijven en de woningbouwlocatie, gekeken naar de feitelijke, actuele bedrijfssituatie op basis van de geldende milieuvergunningen.
Overzicht actuele, feitelijke bedrijfssituatie
Naam | Adres | Activiteit | SBI-code | Categorie | |
Smurfit Kappa Rapidcorr Eindhoven | Zwaanstraat 1 | Kartonfabriek | 212 | 3.2 | |
Philips Lighting B.V. | Zwaanstraat 1 | Ontwikkeling en kleinschalige productie glas | 261 1 | 3.2 | |
Draka Comteq Fibre B.V. | Zwaanstraat 1 | Productie van optische glasvezel | 261 3 | 3.2 | |
Dutch Aero | Zwaanstraat 1 | Metaalbewerking | 2851 | 4.1 | |
N.R.E. (TAW) | Zwaanstraat 1 | Gasdrukregel- en meetstation | 40 D4 | 2 | |
Essent WKC | Zwaanstraat 1 | Warmte Kracht Centrale | 40 E1 | 3.2 | |
Brabant Water (TAQ) | Zwaanstraat 1 | Waterdistributiebedrijf met pompvermogen van 1-15 MW | 41 B2 | 3.2 | |
Industriële Veiling Eindhoven | Zwaanstraat 1 | In- en verkoop industriële goederen en machines | 5162 2 | 3.1 | |
Philips Vastgoed Beheer (TAM & TAE) | Zwaanstraat 1 | Kantoren | 74 A | 1 |
Op basis van de feitelijke bedrijfssituatie kan worden vastgesteld dat relevante milieubelasting betrekking heeft op geluid en externe veiligheid. Voor wat betreft externe veiligheid wordt verwezen naar paragraaf 4.5. Voor wat betreft geluid is onderzocht of in het kader van dit bestemmingsplan de cumulatie van wegverkeer en railverkeer in combinatie met het industrielawaai afkomstig van Strijp T nog sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Voor wat betreft de nieuwe bebouwing aan de Zwaanstraat is sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarden. Middels afschermende bebouwing aan de Zwaanstraat kan het achtergelegen woongebied geluidsluw worden gemaakt. De afschermende bebouwing aan de Zwaanstraat zal mogelijk worden uitgevoerd met een dove gevel, tenzij op een andere wijze kan worden voorzien in een reductie van het geluid. Het nemen van extra maatregelen bij bedrijf dat direct grenst aan Strijp T, Draka, is één van de mogelijkheden. Voor dit bedrijf is recent een milieuvergunning afgegeven. Er is nog overleg gaande met de ontwikkelaar of er nog verdergaande maatregelen op het gebied van geluid bij dit bedrijf kunnen worden genomen.
4.1.4 Overige bedrijven
Naast de bedrijven op Strijp T is voor dit bestemmingsplan nog één bedrijf relevant. Dit is het bedrijf I.P.P. Logipal B.V. aan de Koenraadlaan 2a. Dit betreft een depot van I.P.P. Logipal B.V., dat onderdeel is van de Faber Halbertsma Groep(FHG), de grootste full service leverancier in Europa. Binnen dit depot vindt op- en overslag en reparatie van pallets plaats.
Naam | Adres | MPM | Activiteit | SBI-code | Categorie |
IPP Logipal | Koenraadlaan 2A | 38579 | Op- en overslag van pallets en gasflessen t.b.v. heftrucks | 5153.1 | 3.1 |
Uit de bovenstaande tabel is te concluderen dat de milieucategorie op dit moment 3.1 is. De afstand tussen dit bedrijf en de nieuw te realiseren woningen is 40 meter. Richtafstand is 50 meter. In januari 2010 door DHV akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting die de te realiseren woningen op Strijp R zullen ondervinden vanwege het nabijgelegen depot IPP Logipal. Op basis van de bedrijfsactiviteiten en de nadere onderzoeken met betrekking tot geluid, geur en externe veiligheid, kan worden geconstateerd dat ook dit bedrijf passend is binnen de woonomgeving.
4.1.5 Conclusie
Voor een gedeelte van het plangebied Strijp R geldt dat dit ligt in de invloedssfeer van het naastgelegen bedrijventerrein Strijp T. Hier zijn o.a. de bedrijven Draka, Smurfit en DutchAero gevestigd. Het nieuwe bestemmingsplan heeft invloed op deze bedrijven. De bestaande milieurechten van deze bedrijven zijn vastgelegd in milieuvergunningen. Deze milieuvergunningen zijn gerespecteerd bij het opstellen van het plan. Dit betekent ook voor de toekomst dat na het realiseren van de woningen, de bedrijven kunnen blijven functioneren, zoals thans vergund is.
De uitbreidingsruimte van de bedrijven is deels al beperkt vanwege de woningen aan de Bezuidenhoutseweg, ten noorden van Strijp T. Strijp R ligt ten westen van de huidige bedrijven op Strijp T. De bedrijven krijgen te maken met een nieuwe beperking in westelijke richting.
Verder heeft de ligging van de nieuwe woningen naast het bedrijventerrein tot gevolg dat het woon- en leefklimaat van de woningen mede beïnvloed wordt door de bedrijven. Voor wat betreft geluid vindt een overschrijding plaats van de voorkeursgrenswaarden en ontheffingswaarden voor wat betreft de bebouwing aan de Zwaanstraat. Deze overschrijding wordt veroorzaakt door 3 bronnen: het spoor ten oosten van Strijp R, het wegverkeer en het geluid van de bedrijven op Strijp T. Er ligt weliswaar geen zone industrielawaai over Strijp R, maar met de bedrijven moet in het kader van een goed woon- en leefklimaat wel degelijk rekening worden gehouden.
Dit probleem wordt opgelost door de woongebouwen aan de Zwaanstraat uit te voeren in minimaal 3 bouwlagen en te voorzien van een dove gevel. Op deze manier ontstaat binnen de woningen een binnenwaarde die voldoet aan de wettelijke eisen en wordt het achtergelegen woongebied afgeschermd van de geluidsbronnen.
Het is van belang om een passende functie te geven aan dit voormalig bedrijventerrein. Voor Drents dorp is het belangrijk dat er woningen toegevoegd worden. Drents Dorp kampt met vergrijzing en een éénzijdige woningvoorraad, namelijk huurwoningen voornamelijk in het goedkope segment. De school in Drents dorp heeft hierdoor bijvoorbeeld te kampen met een terugloop in het aantal leerlingen. Op Strijp R komen woningen in diverse woningcategorieën, zowel koop als huur in het duurdere segment.
Verder geldt dat het vertrek van Philips uit het centrum van Eindhoven, maar ook uit dit gebied, de mogelijkheid biedt om deze terreinen te benutten voor andere functies. Voor de stad als geheel biedt deze ruimte ook weer nieuwe mogelijkheden. Voor nieuwe bedrijvigheid geldt dat hiervoor ruimte beschikbaar is op de bedrijventerreinen zoals de High Tech Campus en het Flight Forum. Het sluit goed aan bij de ruimtelijke structuur om Strijp R te benutten voor woningbouw aansluitend op Drents dorp. Vanuit de functionele en ruimtelijke structuur is het gewenst woningen te realiseren naast Strijp T. Met de belangen van de bedrijven is zoveel mogelijk rekening gehouden. De bedrijven kunnen blijven functioneren zoals thans is vastgelegd in de milieuvergunningen van de bedrijven. Door het nemen van maatregelen in de vorm van een woongebouwen met dove gevel wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gerealiseerd.
4.2 Geluid
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is de geluidbelasting van de verschillende bronnen in de omgeving in beeld gebracht. Het betreft de onder de het regime van de Wet geluidhinder vallende bronnen railverkeer, wegverkeer en het gezoneerde industrieterrein dat zich op Strijp T bevindt, als mede de niet onder het regime van de Wet geluidhinder vallende geluid van de overige bedrijven op Strijp T.
Op basis van de verrichtte onderzoeken (o.a. SIGHT februari 2010) blijkt dat voor een deel van de woningen op Strijp R verwacht wordt dat de voorkeursgrenswaarden voor rail- en wegverkeerslawaai wordt overschreden.
Het gezoneerde deel van Strijp T is eveneens in beeld gebracht. Het geluid dat van dit deel afkomstig is, blijkt geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarden op de gevels van de woningen op Strijp R tot gevolg te hebben.
Bijzonder situatie wordt veroorzaakt door het overige deel van Strijp T. De bedrijven, die hier aanwezig zijn, vallen niet onder het regime van de Wet geluidhinder, nu hier geen sprake is van geluid dat afkomstig is van een gezoneerd industrieterrein. Het geluid dat hiervan afkomstig is, is geregeld via de Wet milieubeheer en in het kader van de op basis van dit bestemmingsplan te bouwen woningen door de Wet ruimtelijke ordening, in het bijzonder het beschouwen of er sprake is of kan zijn van een goed woon- en leefklimaat.
Op basis van de verrichtte onderzoeken (o.a. SIGHT februari 2010) blijkt dat voor een deel van de woningen op Strijp R verwacht wordt dat de voorkeursgrenswaarden voor rail- en wegverkeerslawaai wordt overschreden. Voor die woningen zullen hogere waarden dienen te worden gevraagd. Het grootste deel van de woningen is direct aan de Zwaanstraat gelegen. Deze woningen zullen in de huidige situatie worden uitgevoerd met een dove gevel. Positief voor de inrichting van het gebied is dat alle bronnen (rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai (niet gezoneerd) van dezelfde zijde afkomstig is. Aan de Zwaanstraat zullen appartementen met een minimale hoogte van 9 meter worden gerealiseerd, waarbij de gevel aan de Zwaanstraat 'doof' zal worden uitgevoerd. Hierdoor is ook het achterliggende gebied afgeschermd en is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
De bestemmingsplanregels geven hier heldere bepalingen voor: de woningen aan de Zwaanstraat worden doof uitgevoerd, tenzij door het toepassen van maatregelen op de gevels van de hoofdmassa, danwel de voorkeursgrenswaarden, danwel de hogere waarden (gegeven aan het gelijktijdig met dit bestemmingsplan in procedure gebrachte hogere waarden besluit) worden gehaald.
In die zelfde regels is ten aanzien van het geluid dat afkomstig is van de niet gezoneerde bedrijven op terrein T opgenomen dat de woningen doof dienen te worden uitgevoerd, tenzij de geluidbelasting op de gevel van de hoofdmassa van de woning niet meer dan 55 dB bedraagt.
De berekeningen wijzen uit dat hierdoor een goed woon- en leefklimaat ontstaat, niet alleen voor de woningen langs de Zwaanstraat, maar ook in het achterliggende gebied.
4.3 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer titel 5.2; luchtkwaliteitseisen (hierna: Wet luchtkwaliteit (Wlk)) zijn normen voor concentraties van stoffen in de buitenlucht opgenomen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wlk zijn in tabel 1 opgenomen. De grenswaarden van de overige stoffen worden op een beperkt aantal plaatsen in Nederland nog overschreden waardoor toetsing slechts in specifieke gevallen relevant is.
Naast een toetsing van de jaargemiddelde toetsingswaarde is er sprake van een toetsing van een termijngemiddelde waarde die een aantal maal per jaar mag worden overschreden. Voor stikstofdioxide ligt de jaargemiddelde waarde veelal kritischer dan de uurgemiddelde waarde. De grenswaarde voor het maximum aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde grenswaarde van stikstofdioxide wordt in de Nederlandse situatie nauwelijks overschreden, deze wordt dan ook niet expliciet getoetst.
Tabel 1. Toetsingskader op basis van Wlk
Stof | Grenswaarde | Toetsingsperiode |
NO2 (stikstofdioxide) | 40 µg/m³ | Jaargemiddelde |
200 µg/m³ | Uurgemiddelden, mag max. 18x per kalenderjaar overschreden worden | |
PM10 (Fijn stof) | 40 µg/m³ | Jaargemiddelde |
50 µg/m³ | 24 uurgemiddelden, mag max. 35 maal per kalenderjaar overschreden worden |
Derogatie en tijdelijke grenswaarden NO2 en PM10
Op 7 april 2009 heeft Nederland van de Commissie van de Europese Gemeenschappen derogatie verkregen voor het voldoen aan de normen voor NO2 en PM10. De Commissie heeft Nederland voor PM10 derogatie verleend tot 11 juni 2011 en voor NO2 tot 1 januari 2015. Dit betekent dat in Nederland uiterlijk vanaf die data aan de grenswaarden voor NO2 en PM10 voldaan moet worden.
Voor de etmaalgemiddelde PM10 concentraties geldt tot en met de inwerkingtreding van de Europese grenswaarden per 11 juni 2011, een tijdelijke grenswaarde van 75 µg/m3, welke maximaal 35 keer overtreden mag worden. Voor de jaargemiddelde PM10 concentraties geldt voor de zone midden en de agglomeraties Amsterdam/Haarlem, Rotterdam/Dordrecht en Utrecht tot 11 juni 2011 een tijdelijke grenswaarde van 48 µg/m3. Op de rest van Nederland is geen tijdelijke grenswaarde voor de jaargemiddelde PM10 concentraties van toepassing. Voor de concentraties NO2 geldt tot 1 januari 2015 een tijdelijke jaargemiddelde grenswaarde van 60 µg/m3.
Zeezoutcorrectie
Concentraties die zich van nature in de lucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens en haar milieu, worden bij het beoordelen van de luchtkwaliteit voor zwevende deeltjes (PM10) buiten beschouwing gelaten. Er is voor de fractie fijn stof afkomstig van zeezout in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit per gemeente een reductie vastgesteld voor de jaargemiddelde concentraties en het etmaalgemiddelde aantal dagen overschrijding. Voor de gemeente Eindhoven bedraagt deze reductie 3 µg/m3, het aantal overschrijdingsdagen mag (binnen heel Nederland) verminderd worden met 6.
Niet in betekenende mate bijdragen
Plannen die niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, kunnen in een overschrijdingssituatie conform de Wlk toch gerealiseerd worden (Wm; art 5.16, lid 1 sub c). Sinds de inwerkingtreding van het NSL op 1 augustus 2009 geldt hiervoor een grens van 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofoxide (NO2) en fijn stof (PM10). Dit betekent dat voor NO2 en PM10 planbijdragen zijn toegestaan van maximaal 1,2 µg/m³ in situaties waarin de jaargemiddelde concentraties de grenswaarde overschrijden. In de regeling NIBM is voor verschillende categorieën projecten (woningbouw en kantoren) de kwantitatieve projectomvang voor het voldoen aan NIBM benoemd. Wanneer een plan binnen een dergelijke projectomvang valt, is het vrijgesteld van toetsing en zijn de grenswaarden uit de Wlk geen belemmering voor het realiseren van het project. Voor woningbouw is de maximale projectomvang, in geval van één ontsluitingsweg, 1500 woningen.
Op het Strijp R terrein worden ongeveer 512 tot 630 woningen gerealiseerd, zodat het als niet in betekenende mate gekwalificeerd kan worden en vrijgesteld is van toetsing. Dit zou op zich voldoende moeten zijn om het plan toelaatbaar te maken.
Als extra controle is gevraagd de concentraties in het plangebied te toetsen aan de grenswaarden uit de Wlk, in het kader van de duurzaamheid.
Onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd in het meest actuele zichtjaar (2008), het zichtjaar waarin de eerste woningen opgeleverd worden (2011) en in het zichtjaar 2015, waarin de landelijke grenswaarde voor NO2 van kracht wordt. In beide zichtjaren is de situatie berekend met het maximale aantal woningen (630).
Er is sprake van een binnenstedelijke situatie. De berekeningen zijn daarom uitgevoerd met Standaardrekenmethode 1 (SRM 1), overeenkomstig de voorschriften uit de ministeriële regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Hierbij is gebruik gemaakt van de implementatie middels het rekenmodel CAR II, versie 8.1.
Er is gebruik gemaakt van de verkeersgegevens uit het eerdere onderzoek (HL.B0284-01.B01), geleverd door de Milieudienst Regio Eindhoven. De intensiteiten voor 2008, 2011 en 2015 zijn verkregen door middel van interpolatie. De intensiteiten voor 2011 en 2015 zijn inclusief 3.780 motorvoertuigbewegingen als gevolg van het nieuwbouwplan. De gebruikte verkeersgegevens zijn in weergegeven.
Tabel 2. Verkeersgegevens Strijp R
Weg | Etmaal [mvt] | Verkeersverdeling [%] | ||||
2008 | 2011 | 2015 | Licht | Middel- zwaar | Zwaar | |
Zwaanstraat tussen Halvemaanstraat en Beuke nlaan | 12.698 | 16.748 | 17.115 | 95,5 | 3,5 | 1,0 |
Halvemaanstraat tussen Koenraadlaan en Tilburgseweg | 4.568 | 8.981 | 9.964 | 97,0 | 2,5 | 0,5 |
Koenraadlaan tussen Halvemaanstraat en Beukenlaan | 5.973 | 9.823 | 9.918 | 97,0 | 2,5 | 0,5 |
Beukenlaan | 35.503 | 40.158 | 41.358 | 93,5 | 4,5 | 2,0 |
Zwaanstraat tussen Halvemaanstraat en Elburglaan | pm | pm | pm | pm | pm | pm |
630 woningen met gemiddeld 6 motorvoertuigbewegingen per etmaal per woning
Aangenomen is dat er één ontsluitingsroute is en dat al het verkeer van en naar de wijk gebruik maakt van bovenstaande wegen (worstcase). De verdeling licht-, middelzwaar- en zwaar verkeer is gelijk gehouden aan de aangeleverde cijfers.
Berekening concentraties
Op basis van bovenstaande intensiteiten en verkeersverdeling is een berekening gemaakt van de concentraties NO2 en PM10. De berekening is uitgevoerd met het CARII-model, versie 8.1. De hierbij gebruikte invoergegevens zijn in bijlage 1 weergegeven.
In tabel 3 zijn de berekende NO2 en PM10 concentraties voor 2008, 2011 en 2015 weergegeven. De concentraties in 2011 en 2015 zijn inclusief de maximale planbijdrage (realisatie 630 woningen). De waarden voor PM10 zijn gepresenteerd inclusief de zeezoutcorrectie van 3 µg/m3 of 6 dagen.
De tijdelijke grenswaarden (conform derogatieverlening) gelden vanaf 1 augustus 2009 en waren in 2008 nog niet van kracht. De berekende jaargemiddelde NO2 concentratie in 2008 is daarom getoetst aan de destijds geldende plandrempel (44 µg/m3). Voor PM10 is getoetst aan de grenswaarden geldend in 2008.
Tabel 3. Berekende concentraties NO2 en PM10
Zichtjaar | Straat | NO2 jaargemiddeld [µg/m3] | PM10 jaargemiddeld [µg/m3] | PM10 etmaalgemiddeld [#] |
2008 (actueel) | Grenswaarde/ Plandrempel | 44 | 40 | 35 (50 µg/m3) |
Zwaanstraat | 36,3 | 25,9 | 21 | |
Halvemaanstraat | 31,4 | 24,3 | 16 | |
Koenraadlaan | 32,0 | 24,5 | 16 | |
Beukenlaan | 43,2 | 28,1 | 29 | |
2011 (incl. plan) | Grenswaarde | 60 (tot 1 januari 2015) | 40 | 35 (50 µg/m3) |
Zwaanstraat | 34,1 | 25,4 | 19 | |
Halvemaanstraat | 29,0 | 24,1 | 15 | |
Koenraadlaan | 29,3 | 24,2 | 15 | |
Beukenlaan | 40,7 | 27,2 | 25 | |
2015 (incl. plan) | Grenswaarde | 40 | 40 | 35 (50 µg/m3) |
Zwaanstraat | 29,8 | 23,7 | 14 | |
Halvemaanstraat | 25,7 | 22,8 | 12 | |
Koenraadlaan | 25,5 | 22,7 | 11 | |
Beukenlaan | 35,7 | 25,1 | 18 |
Tabel 3 toont aan dat zowel de jaargemiddelde- als de etmaalgemiddelde grenswaarden voor PM10 op basis van de huidige prognoses in geen van de zichtjaren worden overschreden. De hoogste jaargemiddelde PM10-concentraties doen zich voor langs de Beukenlaan.
De in 2008 geldende plandrempel voor NO2 werd in dit zichtjaar niet overschreden. De per 1 augustus 2009 van kracht zijnde tijdelijke jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 (60 µg/m3) wordt op basis van de huidige prognoses in 2011 ook niet overschreden. De vanaf 1 januari 2015 geldende definitieve grenswaarde voor NO2 (40 µg/m3) wordt in 2015 niet overschreden.
Na 2015 zullen de concentratiewaarden naar verwachting verder dalen door de dalende trend in emissiefactoren en achtergrondconcentraties.
Conclusie
Het plan draagt met maximaal 630 woningen niet in betekenende mate bij aan de jaargemiddelde concentratiewaarden en voldoet het hiermee op grond van art 5.16, lid 1 sub c aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer (Wm).
Uit de resultaten van het uitgevoerde onderzoek (door DHV B.V. d.d. 9 november 2009) blijkt dat de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentratie van NO2, de jaargemiddelde concentratie van PM10 en het aantal overschrijdingen van de 24-uurgemiddelde grenswaarde van PM10 uit de Wlk in geen van de zichtjaren worden overschreden. Dit geldt voor de situatie inclusief het plan in de zichtjaren 2011 en 2015. In de jaren na 2015 zullen de concentraties naar verwachting verder dalen door de dalende trend in emissiefactoren en achtergrondconcentraties.
Het plan voldoet hiermee op grond van art. 5.16 lid 1 sub a niet alleen aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer, maar bovendien kan op basis van het niet overschrijden van de grenswaarden geconstateerd worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
4.4 Geur En Stof
Ten noordoosten van Strijp R ligt het Strijp T-complex. Om vast te stellen of er stof en geur relevante aspecten zijn, is gekeken naar de milieuvergunningen van de bestaande bedrijven. In de milieuvergunning is opgenomen welke milieuruimte (geurcontour en eventueel stof) bedrijven hebben. Het aspect stof is bij geen van de gevestigde bedrijven een relevant aspect. Geen van de bedrijven op Strijp T heeft ingevolge de milieuvergunning een geurcontour die relevant is voor de woningbouw op Strijp R. Gebleken dat op het naburige Strijp T op dit moment geen inrichtingen zijn gelegen waarvan, gezien de aard van de activiteiten, geuroverlast valt te verwachten. Er zijn geen bedrijven aanwezig waarop een Bijzondere Regeling voor geur uit de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) van toepassing is.
Op dit moment zijn er ook geen concrete plannen bekend die tot geuroverlast kunnen leiden. Daarnaast zijn de afgelopen jaren geen klachten met betrekking tot geuroverlast als gevolg van bedrijven op Strijp T ingediend bij de gemeente Eindhoven.
Hieruit volgt de conclusie dat voldaan zal worden aan de geldende immissierichtlijnen voor geur.
4.5 Externe Veiligheid
Het landelijke externe veiligheidsbeleid is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS). Het werkt door in milieuvergunningen en bestemmingsplannen.
4.5.1 Bedrijven
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) dat van toepassing is op milieubesluiten en besluiten voor de ruimtelijke ordening, geeft normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Binnen de 1.10-6-contour (de kans op overlijden van 1 op de miljoen per jaar) van het plaatsgebonden risico mogen zich geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten bevinden.
Voor het groepsrisico geldt als grens een oriënterende waarde. Primair is de veroorzaker van het groepsrisico het bedrijf dat gevaarlijke stoffen heeft. Echter het is de overheid die de hoogte daarvan kan beïnvloeden. Wanneer zij bestemmingplannen ontwerpt die een toename van het aantal personen in het invloedgebied als gevolg hebben, stijgt het groepsrisico onafhankelijk van de primaire veroorzaker. Daarom moet een toename van het groepsrisico verantwoord worden. Een belangrijke actor daarin is de regionale brandweer die een specifieke adviesrol heeft bij de verantwoording van het groepsrisico.
Bij de ontwikkeling van een bestemmingsplan moet geïnventariseerd worden welke risicoveroorzakende objecten invloed hebben op het plangebied. Wanneer (een deel van) de 1.10-6-contour van het plaatsgebonden risico zich binnen het plangebied bevindt, betekent dit dat in dat deel van het plangebied geen kwetsbare objecten geprojecteerd mogen worden. Het is wel mogelijk om kwetsbare objecten in het invloedsgebied te projecteren. In de regel neemt daardoor het groepsrisico toe. Op deze toename volgt een bestuurlijke afweging of deze toename verantwoord is. De onderstaande paragrafen behandelen de invloed die de verschillende mogelijke risicobronnen kunnen hebben op het Strijp-R plangebied.
Anteryon
De vergunning van Anteryon is aangepast met betrekking tot de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die opgeslagen mag worden. De contour van het plaatsgebonden waaraan getoetst moet worden, valt binnen de inrichting. Het invloedsgebied dat bij de bepaling van het groepsrisico moet worden betrokken, valt binnen de inrichting. Daarmee levert Anteryon geen bijdrage aan de externe veiligheidssituatie.
Gasflessenstation Philips Electronics Nederland
Het gasflessenstation van Philips Electronics Nederland is (in de toekomst) niet meer nodig. Daarom heeft Philips op 30 januari een 2007 vergunning voor bepaalde tijd gevraagd voor haar gehele inrichting aan de Zwaanstaat 1 te Eindhoven.
Op 29 augustus 2007 heeft de SRE milieudienst Eindhoven namens B&W van de gemeente Eindhoven op de aanvraag beschikt. De vergunning is verleend tot 1 september 2008. Na deze datum vervalt de vergunning en kan noch Philips, noch haar rechtsopvolger, daar nog rechten aan ontlenen.Na 1 september 2008 heeft Philips geen milieuvergunning meer om het gasflessenstation in werking te hebben. Daarmee zijn de risico's voor de externe veiligheid niet meer aanwezig.
Draka
Voor onderhavige inrichting is beoordeeld of het BEVI van toepassing is. De activiteiten van Draka worden niet genoemd in artikel 2 van genoemd besluit. Het betreffende besluit is derhalve niet van toepassing. Het bedrijf wordt, vanwege de aanwezigheid van meer dan 10.000 kilogram corrosieve stoffen, aangemerkt als risicovol bedrijf op grond van de criteria die de gemeente Eindhoven hanteert. De aan te houden veiligheidsafstanden voor het zuurstof- en argonreservoir ten opzichte van de erfgrens voldoen momenteel niet aangezien dit praktisch gezien niet uitvoerbaar is. In de aanvraag milieuvergunning is vermeld dat de betreffende reservoirs zullen worden verplaatst van het gehuurde terrein nabij gebouw TY naar eigen terrein nabij gebouw TGD. Hiermee zullen de aan te houden veiligheidsafstanden voor de reservoirs volledig worden gehaald.
De risicosituatie van het bedrijf is in het verleden al in beeld gebracht en vergund. In deze vigerende vergunningssituatie loopt de contour van het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar, met als bron de opslag van waterstof in gascilinderpakketten, tot buiten de perceelsgrens over het aangrenzende fietspad. Dit is geen (beperkt) kwetsbaar object.
Draka heeft op 12 september 2007 een verzoek gedaan voor haar inrichting aan de Zwaanstraat 1, om de opslag van lachgas in te trekken. Juist deze opslag was de grootste risicobron voor de externe veiligheid. Op 12 december 2007 heeft de SRE Milieudienst Eindhoven namens B&W van de gemeente Eindhoven op de aanvraag beschikt ref [2]. Er is tegen de beschikking geen beroep ingesteld of voorlopige voorziening gevraagd. Daarmee is de intrekking 6 weken na 12 december 2007 in werking getreden.
Naast lachgas zijn er ook nog andere stoffen die een extern veiligheidsrisico veroorzaken. Het betreft siliciumtetrachloride en gemaniumtetrachloride. Bij een calamiteit kan het toxische reactieproduct gasvormig zoutzuur (HCl)ontstaan. Uit de het risicoprofiel ref [4] blijkt dat de 1%-letaliteitsgrens op resp. 38 en 22 meter ligt. De afstand tot de grens van de inrichting bedraagt in beide gevallen 20 meter. Daarmee levert de opslag van germaniumtetrachloride geen significante bijdrage aan het extern veiligheidsrisico. De opslag van siliciumchloride overschrijdt de grens van de inrichting met 18 meter. Noch uit de QRA ref [5] als uit het risicoprofiel ref [6] is de bijbehorende afstand van de 1.10-6-contour te herleiden. Gezien de ervaring dat bij een toxische stof de 1% letaliteit verhoudingsgewijs ver van de 1.10-6-contour is verwijderd, is te verwachten dat deze contour zich binnen de grens van de inrichting zal bevinden. Het groepsrisico is niet bepaald voor de opslag van deze gevaarlijke stof omdat de opslag van lachgas in de QRA ] en het risicoprofiel het extern veiligheidsrisico domineert.
Tot slot heeft Draka de opslag van waterstof in cylinders aangevraagd. Uit risicoberekenigen ref [6] blijkt dat de 1% letaliteitsgrens zich ongeveer 4 meter buiten de grens van de inrichting bevindt. Formeel draagt dit bij tot het extern veiligheidrisico, echter gezien de afstand, is de bijdrage niet significant. Een verdere beschouwing is daarmee niet nodig.
Op 3 februari 2010 is aan Draka een nieuwe milieuvergunning verleend. Aangaande het verplaatsen en realiseren van opslagen van gevaarlijke stoffen, wordt opgemerkt dat de verplaatsing van germaniumtetraoxide conform het risicoprofiel is dat in 2005 reeds is beschreven. Onderhavige analyse heeft plaatsgevonden op basis van hetzelfde risico-profiel van 2005. Voor wat betreft de verplaatsing van reservoirs met argon en zuurstof blijkt uit de considerans en voorschriften dat aan de standaardvoorschriften die uit de diverse richtlijnen volgen, voldaan kan worden. Er is daarmee geen externe veiligheidsrisico buiten de inrichting aanwezig. Draka veroorzaakt een extern veiligheidsrisico door de opslag van siliciumtetrachloride. De 1.10-6-contour van het plaatsgebonden risico blijft binnen de grens van de inrichting terwijl het invloedsgebied - veroorzaakt door de opslag van siliciumtetracloride - dat van belang is voor de bepaling van het groepsrisico, zich uitstrekt tot 18 meter buiten de grens van de inrichting. De risico-contouren van Draka blijven wel binnen de grenzen van het bedrijventerrein Strijp T. Het plaatsgebonden risico is beperkt tot Strijp T. De nieuwe woningen worden buiten de contour van het plaatsgebonden risico gerealiseerd.
SMURFIT
Aangaande SMURFIT zijn er geen risicocontouren en vormt externe veiligheid geen probleem.
4.5.2 Transport; wegverkeer, railverkeer, waterwegen, buisleidingen, luchtverkeer
De Zwaanstraat, gelegen aan de rand van het plangebied, is niet bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarvoor zijn andere routes bestemd. Dit sluit echter niet uit dat frequent sprake is van vrachtwagens die met gevaarlijke stoffen over de Zwaanstraat rijden. Dit regelmatige gebruik heeft echter geen invloed op de externe veiligheidsituatie. Daarnaast zijn vanwege de herinrichting van de Zwaanstraat onderzoeken gaande om Strijp T op andere wijze te ontsluiten, namelijk via de zijde van het spoor. Het verkeer rijdt dan via de Achtseweg Zuid en de bezuidenhoutseweg naar de Rijksweg A2/A58.
Uit de risicostudie 'Transport gevaarlijke stoffen door de gemeente Eindhoven' (van Royal Haskoning, september 2006) blijkt dat er geen knelpunten zijn in de omgeving van het plangebied.
Op ca 330 meter vanaf de Zwaanstraat in Eindhoven de ligt de spoorlijn Tilburg-Eindhoven. Dit is een deel van de Brabantroute. Over deze lijn worden gevaarlijke stoffen vervoerd en daarom is deze lijn opgenomen in het voorlopige Basisnet Spoor. Meer informatie over de hoeveelheden is te vinden in het document "Marktverwachting Vervoer gevaarlijke stoffen per spoor" (ProRail 2007) dat te vinden is op de website van het ministerie van Verkeer en Waterstaat .
Het concept besluit transportroutes externe veiligheid bepaalt in artikel 7 dat wanneer een bestemmingsplan, inpassingsplan of projectbesluit betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute route, wordt in de toelichting bij dat plan onderscheidenlijk in de ruimtelijke onderbouwing ingegaan op de hoogte en de verantwoording van het groepsrisico. Het plangebied bevindt zich minimaal op ca. 330 meter van de spoorlijn en daarmee in zijn geheel buiten de strook van 200 meter waarbinnen het groepsrisico bepaald en verantwoord moet worden. Het bepalen en verantwoorden van het groepsrisico is gelet op de concept AMvB transportroutes externe veiligheid niet aan de orde en verder onderzoek is niet nodig.
4.5.3 Conclusie
Er zijn geen belemmeringen met betrekking tot het plaatsgebonden risico. Dit geldt ook voor het groepsrisico met de aantekening dat afhankelijk van de gekozen invulling het groepsrisico specifiek moet worden bepaald en verantwoord. Het bestemmingsplan heeft geen invloed op de externe veiligheidssituatie en voldoet ruimschoots aan het wettelijk toetsingskader.
4.6 Bodem
Door bedrijfsactiviteiten in het verleden zijn zowel de grond als het grondwater zodanig verontreinigd geraakt, dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In de beschikking in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) is vastgelegd dat er sprake is van spoedeisendheid om in dit geval te saneren. De sanering van de verontreiniging in grond en grondwater is nodig vóórdat de gewenste ontwikkeling kan plaatsvinden. Het bevoegde gezag Wbb (de gemeente Eindhoven) vraagt vanuit haar toetsende rol om een saneringsplan om zo de voorgenomen saneringmaatregelen te kunnen beoordelen en goedkeuren. De herontwikkeling zal gefaseerd plaatsvinden. Omdat de sanering wordt afgestemd op de herinrichting is er een gefaseerd saneringsplan opgesteld.
Vast staat dat zodanige maatregelen kunnen worden getroffen dat een goed woon- en leefklimaat kan worden geborgd en gerealiseerd .
Vanwege het feit dat op de locatie Strijp R een bodemverontreiniging aanwezig is, moeten maatregelen worden getroffen teneinde risico's ten gevolge van de bodemverontreiniging weg te nemen. Met de volgende risico's dient op Strijp R rekening gehouden te worden:
- Humane risico's door:
- Blootstelling via direct contact met de bodemverontreiniging;
- Uitdamping van de verontreiniging.
- Verspreidingsrisico's door:
- Onacceptabele toename van de omvang van de grondwaterverontreiniging;
- Bedreiging van kwetsbare objecten via het grondwater.
De herinrichting van Strijp R zal in fasen worden uitgevoerd. Op 27 november 2009 heeft Amvest bij de gemeente Eindhoven een saneringsplan ingediend. Dit saneringsplan heeft inmiddels vanaf 6 januari 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegen en geeft de aanpak voor de hele locatie op hoofdlijnen weer. Het college van burgemeester en wethouders heeft ingestemd met het saneringsplan.
In het saneringsplan is gekozen voor een combinatie van in-situ sanering, natuurlijke afbraak en reiniging. Als bijlage bij het saneringsplan is tevens een monitoringsplan opgenomen. Voorkomend uit het saneringsplan zullen gedurende de herontwikkeling van Strijp R deelsaneringsplannen (plannen van aanpak) worden opgesteld. Deze plannen kunnen betrekking hebben op de saneringswerkzaamheden binnen een deelgebied (fase) van het terrein en de sanering van afzonderlijke locaties (bijvoorbeeld bij de aanpak van de verontreinigingbronnen). Voor nadere details van de sanering kan het saneringsplan worden ingezien.
Een en ander leidt ertoe dat de locatie geschikt kan worden geacht voor woningbouw. Aldus is de bodemgesteldheid geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Daarbij is rekening gehouden met de kosten van sanering.
4.7 Natuur
Toetsingskader
De regelgeving met betrekking tot natuur kent twee typen bescherming: 'soortbescherming' en 'gebiedsbescherming'. De Flora- en faunawet is geheel gericht op soortbescherming, dat wil zeggen bescherming van afzonderlijke soorten planten en dieren. Bovendien is deze wet gericht op de intrinsieke waarde van het dier, wat onder meer wil zeggen dat de bescherming eveneens is gericht op elk individueel dier. Gebiedsbescherming is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet. Deze wet is gericht op specifieke aspecten van specifiek aangewezen gebieden, zoals speciale beschermingszones in het kader van de Vogel- of Habitatrichtlijn.
Daarnaast hebben provinciale besturen een 'eigen' natuurbeleid, in aanvulling op de wetgeving. Daarin kan ook een onderscheid worden gemaakt in gebieds- en soortbescherming: de gebiedsbescherming wordt geregeld via de structuurvisie terwijl de soortbescherming via andere wegen in de ruimtelijke ordening kan worden geregeld. Dit betreft met name specifieke leefgebieden voor soorten van de Rode lijst.
Onderzoek
In dit kader zijn veldinventarisaties verricht in de periode tussen 1 juni en 19 juli 2007. De inventarisaties zijn met name gericht op de juridisch zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3 AMvB) welke door werkzaamheden natuurschade kunnen ondervinden. De veldinventarisaties zijn aangevuld en onderbouwd met reeds beschikbare gegevens over flora en fauna en met een literatuurstudie. De resultaten van en conclusies uit dit onderzoek zijn vastgelegd in de 'Natuurtoets voor woningbouwlocatie STRIJP-R te Eindhoven' (GroenTeam, 27 november 2007).
Conclusie
De conclusie is dat, naast onbeschermde en door de Flora- en faunawet beschermde soorten welke zijn opgenomen in tabel 1 AMvB, ook broedvogels (tabel 2 AMvB), ontheffingsplichtige vleermuizen (Gewone dwergvleermuis) en een holtenbroedende standvogel (Bosuil) door de ingreep natuurschade kunnen ondervinden. Om schade aan met name dié soorten te voorkomen zijn in de richtlijnen van een werkprotocol specifieke voorwaarden verwerkt. Met betrekking tot andere soorten dan vleermuizen en holtenbroedende standvogels, is het gehele plangebied van STRIJP-R reeds onderzocht en zijn ook géén ontheffingsplichtige soorten aangetroffen.
Op basis van de resultaten van de natuurtoets is door de Minister voor de Gewone Dwergvleermuis en de Bosuil onder een aantal voorwaarden ontheffing verleend: deze voorwaarden zijn in een werkprotocol verwerkt. De gebouwen waar de Gewone Dwergvleermuis zich kon bevinden, zijn in 2009 gesloopt.
Aldus vormt Flora en Fauna geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Overigens wordt de greppel aan de noordzijde van het plangebied voor zover mogelijk specifiek voor amfibieën ingericht, in overleg met deskundigen van het Trefpunt Groen Eindhoven (TGE).
Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten
5.1 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
Het laatste onderdeel van de ruimtelijke visie, de cultuurhistorische kwaliteiten, is in het masterplan Drents Dorp duidelijk. Het masterplan behandelt specifiek Strijp R:
“Het opnemen van bijzondere historische structuren in een nieuwe structuur, bijvoorbeeld de oude Postdijk, zijnde een oude verbindingsas die in de Wielewaal en gedeeltelijk in Strijp R te herkennen is. Een ander bijvoorbeeld is het in stand houden van de oude boomstructuren op Strijp R. Dit zijn restanten zijn van oude ontginningsassen.
Ook behoort het hergebruik van panden tot de mogelijkheden: een aantal gebouwen in Drents Dorp zal in de toekomst door de huidige gebruikers verlaten worden. Een aantal van deze panden zijn cultuurhistorisch waardevol en beeldbepalend. Het gaat hier bijvoorbeeld om (delen van) fabrieksbebouwing (Strijp R), scholen en het kloostertje aan de Koenraadlaan”.
Bovenstaande bevindingen in combinatie met de Belvedère Nota betekenden dat op de locatie een cultuurhistorische scan noodzakelijk was.
In 2006 heeft Amvest opdracht gegeven om een bouwhistorisch onderzoek te laten verrichten door de heer J.A. van der Hoeve, ondanks het feit dat geen van de gebouwen een monumentale status had. In dit onderzoek zijn alle gebouwen bezocht, de tekeningen uit archieven gehaald en zijn alle gebouwen gefotografeerd. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat geen van de gebouwen in zijn soort monumentale waarde heeft, maar dat het te overwegen is een aantal gebouwen en de structuur te behouden als inspiratie voor het nieuwe plan. Tevens is in dat jaar onderzoek verricht naar de cultuurhistorie van Strijp R door Urban Fabric. Dit onderschrijft de conclusie van het bouwhistorisch onderzoek in de uitgangspunten die voor het ontwerp van de locatie zijn geformuleerd. Om deze uitgangspunten te bewaken is een supervisor aangewezen (prof.dr.ir. Paul Meurs) voor het ontwerptraject van het stedenbouwkundig plan.
Toetsingskader
Als uitvloeisel van het Verdrag van Valletta, ook wel bekend als het Verdrag van Malta, is in Nederland de wetgeving inzake archeologie drastisch veranderd. Archeologie wordt thans primair geregeld in bestemmingsplannen en is daarmee een onderdeel van de Ruimtelijke Ordening geworden. Archeologie is thans verankerd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz, 1 september 2007) en verder in onder meer de nieuwe Wro en hieraan gerelateerde GREX-wet (beide 1 juli 2008). De Wamz bestaat uit een herziening en een aanvulling van de Monumentenwet 1988. Ook is in de wet een aantal wijzigingen opgenomen van de Ontgrondingenwet, de Woningwet en de Wet Milieubeheer. De Wamz is een wijzigingswet en de Monumentenwet 1988 is, voorzover het ongewijzigde delen betreft, nog steeds van kracht.
Op grond van de Wamz moet de gemeente ervoor zorgen dat in bestemmingsplannen rekening wordt gehouden met archeologische waarden en verwachtingen (art. 38a Monumentenwet). De mate waarin met de archeologische waarden rekening wordt gehouden is een gemeentelijke keuze waarbij rijk en provincie er op toe zien dat dit zorgvuldig gebeurt.
Uitgangspunt van de Wamz is dat de initiatiefnemer van bodemverstoringen een wettelijke archeologische zorgtaak heeft. Hij of zij is daarmee zowel financieel als operationeel verantwoordelijk om archeologisch onderzoek te laten doen en, indien behoudenswaardige archeologie wordt aangetroffen, passende maatregelen te nemen om dit erfgoed duurzaam te beschermen. Primair dient gestreefd te worden naar behoud in situ, dus het ter plekke in de grond laten zitten van de archeologie in combinatie met maatregelen die deze duurzame bescherming garanderen. Alleen indien dit duurzame in situ behoud aantoonbaar niet mogelijk is, kan de behoudenswaardige en geselecteerde archeologie middels een opgraving (behoud ex situ) worden veiliggesteld.
Met het regelen van de bouwconditie archeologie in bestemmingsplannen is er een belangrijke rol voor de gemeentelijke overheid gegeven. Als gevolg hiervan worden gemeenten geacht om archeologiebeleid te maken om zo zelf hun archeologie te gaan regelen waar voorheen deze rol met name bij Rijk en provincie lag. De rol van deze hogere overheden is daarmee sterk verminderd. Het Rijk ziet nog toe op haar Rijksmonumenten. De Provincie is nog immer bevoegde overheid archeologie als het gaat om het verstrekken van bijvoorbeeld ontgrondingvergunningen en bij MER procedures.
Onderzoek
Uit het archeologisch bureauonderzoek op scanniveau blijkt dat in het noordwesten van het terrein een zeer lage trefkans is op archeologische waarden. De onderzoekslocatie ligt volgens de Archeologische Monumentenkaart niet op een terrein met vastgestelde archeologische waarden.
Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart provincie Noord-Brabant
Tot nu toe zijn in het onderzoeksgebied geen vindplaatsen of vondsten bekend. Echter, de onderzoekslocatie ligt in een beekdal. Dit betekent in principe dat er sprake kan zijn van een hoge trefkans op bewoningssporen. Maar omdat de onderzoekslocatie is gelegen op leemgrond en de grond door de eerdere bouwwerkzaamheden (realisatie van het industrieterrein Strijp R) is er een lage archeologische verwachting.
Conclusie
Op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart is voor het terrein geen sprake van een archeologische verwachtingswaarde, zodat geen bodemonderzoek noodzakelijk is.
5.2 Verkeer En Parkeren
Autoverkeer
Het masterplan Drents Dorp werkt verder niet uit op welke manier de verkeersontsluiting geregeld moet worden, maar eist wel een goede bereikbaarheid van de binnenstad.
Het is niet de bedoeling dat na de realisatie van de woningbouw op Strijp R al het verkeer over de Halvemaanstraat of via de wijk Lievendaal moet rijden.
Het masterplan heeft een verkeersdoorstromingsvisie. Deze visie houdt onder andere in dat de Elburglaan breder wordt, hierdoor kan de Elburglaan meer auto's verwerken. De Halvemaanstraat is volgens het masterplan een behoorlijke verkeersbarrière. De verkeersdruk daarop mag niet toenemen. De gemeente is voornemens de Zwaanstraat te ontlasten door het verkeer langs het spoor te leiden; hierdoor zal het verkeer op de Halvemaanstraat ook afnemen.
De ontsluiting van Strijp R is in overleg met Trefpunt Groen gekozen. De ontsluiting op de Zwaanstraat zal zo worden ontworpen dat voldoende uitzicht is om veilig de Zwaanstraat op te rijden. Voorlopig zal het gevaarlijk transport via de uitgang van Strijp T aan de Beukenlaan via de Zwaanstraat naar de Rijksweg A2 plaatsvinden. Op lange termijn geldt dat de functie van de Zwaanstraat zal wijzigen, namelijk van doorgaande route naar buurtontsluitingsweg. In dit kader is het gewenst dat het gevaarlijk transport niet via de Zwaanstraat rijdt. Om dit verkeer van de Zwaanstraat te weren, is de beste oplossing om Strijp T te ontsluiten aan de zijde van het spoor en het verkeer via de Achtseweg Zuid en de Bezuidenhoutseweg naar de Rijksweg te leiden. Op dit moment is er nog geen concreet zicht op deze nieuwe ontsluiting van Srijp T. Overigens is ook zonder deze nieuwe ontsluiting het mogelijk om Strijp R op een goede manier aan te sluiten op de Zwaanstraat.
De wegen en paden zijn herkenbaar door hun materialisatie. De hoofdontsluiting, de ring, wordt uitgevoerd in stelconplaten met aan weerszijden (hergebruikte) gebakken klinkers. De industriële stelconplaten herinneren eraan, dat het tracé van de ring gebaseerd is op het orthogonale grid van het voormalig industrieterrein Strijp R. De woonstraten worden uitgevoerd in (voor zover voorradig hergebruikte) gebakken klinkers in keperverband.
In het kader van Duurzaam Veilig heeft de Gemeenteraad van Eindhoven in 1999 de wegencategorisering vastgesteld en daarmee impliciet de verblijfsgebieden. De Beukenlaan, Zwaanstraat en Bezuidenhoutseweg zijn gebiedsontsluitingswegen. Deze wegen zijn primair bedoeld voor de afwikkeling van het verkeer en moeten daarop als zodanig worden ingericht. Alle overige wegen in het plangebied zijn onderdeel van het verblijfsgebied. Hieronder wordt ook wel de 30 km/uur-zone verstaan. De afwikkeling van het autoverkeer, uitvalroutes van hulpdiensten, openbaar vervoer routes en stedelijke fietsroutes leggen beperkingen op aan het inrichten tot verblijfsgebied.
Strijp R is gelegen tussen de Zwaanstraat, Halvemaanstraat, Koenraadlaan en Elburglaan. De gemeente was reeds geruime tijd voornemens de Zwaanstraat en de Halvemaanstraat te reconstrueren daar de riolering in deze straten aan vervanging toe was. De reconstructie is nu gecombineerd met en afgestemd op de ontwikkeling van Strijp R. De reconstructie van deze wegen is gepland om eind 2010 in uitvoering te nemen. De ontwikkeling van Strijp R heeft ertoe geleid dat de gemeente nu ook de reconstructie van de Koenraadlaan ter hand neemt. Dit jaar zal daartoe het definitief ontwerp van de reconstructie worden gemaakt.
De ontsluiting van Strijp R als bedrijventerrein was gelegen aan de Zwaanstraat. Deze ontsluiting is heel dichtbij de aansluiting bij de Halvemaanstraat, hetgeen vaak tot verkeersproblemen leidt. Bij het ontwerp van Strijp R als woongebied is ervoor gekozen om de buurt op een andere plaats op de Zwaanstraat aan te sluiten. De oude ontsluiting wordt dan gebruikt voor het langzame verkeer. Aan de westzijde is een tweede ontsluiting gelegen, aan de Koenraadlaan.
De verkeersafwikkeling binnen Strijp R is georganiseerd door een ringweg, voor een groot deel gelegen op de plaats waar de ring lag in het bedrijventerrein. Woningen en andere gebouwen zijn bereikbaar via deze ring. Eén uitzondering is hierop gemaakt. Dit betreft de ontsluiting ten behoeve van de firma Eek & Ruijgrok (in gebouwen RKII en RKIII). Deze ontsluiting is direct gelegen aan de Halvemaanstraat. Deze wordt als eenrichtingsverkeer aangelegd. Dit geeft direct toegang tot de parkeerplaatsen van het bedrijf. Via de ring verlaat men dit parkeerterrein.
De Koenraadlaan is op dit moment een fietsstraat en zal dat ook in de toekomstige situatie blijven. Er komt een beperkt aantal vrije kavels aan de noordzijde van het plangebied. Deze woningen gebruiken de Koenraadlaan om de woningen te bereiken.
Het is de bedoeling de verkeerssituatie in de toekomst te wijzigen in Strijp. De ontsluiting richting Oirschot zal dan niet meer over de Zwaanstraat plaatsvinden maar langs het spoor worden geleid. Dit leidt ertoe dat de functie van de Zwaanstraat verandert naar een buurtontsluitingstraat. Met deze ontwikkeling is rekening gehouden in het ontwerp van de Groene Corridor.
Fietsverkeer
Voor het fietsverkeer heeft de Gemeenteraad van Eindhoven de Fietsnota vastgesteld. Hiermee zijn het fietsroutenetwerk en de fietsparkeereisen vastgelegd. In het fietsroutenetwerk loopt de radiale primaire fietsroute over de Zwaanstraat, langs bedrijventerrein Zwaanstraat onder de Beukenlaan door naar het fietspad op Strijp S. De Tangentiele primaire fietsroute loopt over de Bezuidenhoutseweg. Voor deze routes gelden de inrichtingseisen voor primaire fietspaden zoals vermeld in de Fietsnota. Over de Achtseweg-zuid loopt een secundaire fietsroute. Voor het parkeren van fietsverkeer gelden de fietsparkeernormen uit de 'Leidraad fietsparkeren' vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in 2002.
De Koenraadlaan is op dit moment een fietsstraat. Dit wil zeggen dat de inrichting van de straat is aangepast voor fietsers, maar waarbij auto's wel zijn toegestaan. Het wordt gebruikt als fietspad en toegang naar het beperkte aantal woningen dat hieraan is gelegen. Ook in de toekomstige situatie blijft de Koenraadlaan een fietsstraat. Door Strijp R zal een fietsroute worden aangelegd, aansluitend op het bestaande fietsroutenetwerk.
Parkeren/parkeerbeleid
Parkeren wordt ook in het masterplan genoemd. Het masterplan wil het profiel van de Halvemaanstraat en de Koenraadlaan verbeteren door middel van de aanleg van een parkway. In deze parkway zal sprake zijn van een groenstructuur, brede trottoirs en veilige fietsstroken. Hiervoor is het wel noodzakelijk om daar waar mogelijk parkeerplaatsen langs de straten te verwijderen. Het parkeren wordt opgevangen op de kavels van de woningen. Ook zullen er een aantal groene “verzamelparkeerveldjes” worden aangelegd, die sociaal veilig en aantrekkelijk worden vormgegeven, juist voor die woningen waar parkeren op de eigen kavel niet mogelijk is. Op straat parkeren zou dan alleen nog mogelijk zijn indien er geen andere stedenbouwkundige oplossing voor handen is. Bij hoge woongebouwen wordt ondergronds geparkeerd.
Zoals eerder aangegeven, wordt de Halvemaanstraat als eenrichtingsverkeer aangelegd. Dit geeft direct toegang tot de parkeerplaatsen van het bedrijf Eek & Ruijgrok. Dit parkeerterrein verlaat men via de ring.
Voor het parkeren van gemotoriseerd verkeer gelden de parkeernormen en de daarbij behorende gebiedsindelingen vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders.
Voor het gehele terrein Strijp R geldt een parkeerzone. Parkeren is hiermee uitsluitend toegestaan in de parkeervakken. De parkeergarages zijn in principe bestemd voor privéparkeerplaatsen.Het parkeren zal volledig binnen het plangebied plaatsvinden. Het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen binnen Strijp R. De parkeerdruk in het naastgelegen gebied zal niet toenemen.
De programmatische invulling van de voormalige portiersloge, gebouw RF ligt nog niet vast. Andere programmatische invullingen zoals kantoren, kleine detailhandel, kinderdagverblijf etc. functioneren met name overdag, zodat dubbelgebruik van de parkeerplaatsen in een straal om RF heen mogelijk is binnen de nu voorziene parkeerplaatsen.
5.3 Groen
De gemeenteraad heeft op 5 november 2001 het Groenbeleidsplan (GBP) 2001 vastgesteld. Dit beleidsplan geeft de hoofdlijnen weer van het gemeentelijke groenbeleid. Het is de richtinggevende basis voor een gebiedsgerichte planontwikkeling op lagere schaalniveaus. Gestreefd wordt naar een opwaardering van de groene ruimte in de stedelijke gebieden. Er wordt voorts ingespeeld op de toenemende behoefte om de natuur sterker te laten doorklinken in het ruimtelijke beleid. Gestreefd wordt naar een stad met een hoogwaardig groen woon- en werkklimaat. Het plangebied is aangeduid als 'stad rood beeldbepalend'. In deze categorie heeft het groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit (“aankledingsgroen”) of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Een grote meerderheid van de bewoners heeft een grote voorkeur voor een groen woonmilieu. Binnen Stad, rood beeldbepalend zou het oppervlak groen dan ook niet verder af moeten nemen.
Als tegenwicht tegen de schaalvergroting is het nodig het groen (bijv. de boomsoortenkeuze of het karakter van het groen) zorgvuldiger dan tot nu toe af te stemmen op de stedenbouwkundige identiteit van het gebied door gezamenlijk met de discipline stedenbouw te onderzoeken welke gebieden een specifieke identiteit hebben (dan wel zouden moeten krijgen) en hoe vanuit de groene sector daar mee omgegaan moet worden. Los daarvan zou het groenbeleid zich in ieder geval moeten richten op het in standhouden van het huidige rijke boomsoortenpallet dat uit de tijd stamt dat de gemeente nog zelf haar bomen doorkweekte. Die soortenrijkdom staat nu evenwel op de tocht. Het is weer op de rails te krijgen door buurten of wijken aan te wijzen waar de nu aanwezige soortenrijkdom behouden dient te blijven dan wel waar nieuw geïntroduceerde boomsoorten een hoofdrol zouden moeten krijgen. Dit aspect is nader uitgewerkt in het Bomenbeleidsplan 2008: Ruimte voor bomen.
In dit kader is tevens het Kapbeleid Eindhoven: "Niet kappen tenzij" van toepassing.
Qua groenvoorzieningen acht het masterplan Drents Dorp het belangrijk dat woongebieden worden afgewisseld met forse groenstructuren. Derhalve wordt de bestaande groenstructuur in Strijp R gebruikt en uitgebreid en vormt deze de drager van het plan.
De Zwaanstraat maakt deel uit van de Groene Corridor. De Groene Corridor is de groene verbinding vanuit het centrum van Eindhoven in noordwestelijke richting, die aansluit op de Oirschotsedijk langs De Wielewaal. Dit plan ziet toe op het ombouwen van de Oirschotsedijk ten westen van de Wielewaal tot een massieve laan in een groene zone. Via een verkeerscirculatieplan moet de Oirschotsedijk 'autoluw' worden gemaakt, zodat er een langzaam-verkeer- verbinding ontstaat vanuit Oirschot en Het Groene Woud tot aan de 'Witte Dame' in het centrum van Eindhoven. In Strijp R is langs de Zwaanstraat een groenstrook opgenomen die aansluit bij het concept van de Groene Corridor.
Maatregelen op het gebied van groen:
- volwassen bomen aanplanten (ook redelijke en minder goede bomen kunnen eerst eens blijven staan, zodat de buurt direct een volwassen uiterlijk heeft en een vloeiende overgang van oud naar nieuw kan plaatshebben);
- onderhoudsarm groen en het beheer daarvan;
- hergebruik van materiaal in het kader van duurzaamheid (bijv. stelconplaten, straatklinkers, puin als fundament voor infrastructuur);
- groenbedekking (groen inpakken) gebouwen (gevels, daken, etc.);
- groen beeld bij “niet-parkeren”/ groen beeld openbare ruimte.
Alle bestaande bomen zijn uitvoerig gedocumenteerd. Veel bomen gaan mee over naar het nieuwe plan. De reeds aanwezige groene rand om Strijp R is de basis voor het zoompark. Deze bomenkrans wordt versterkt door de aanplant van grote nieuwe bomen, waarmee een 20 meter brede groenzone ontstaat, die van Strijp R een groene kamer in de stad maakt. Er zullen met name inheemse bomen worden geplant.
Bomen worden zoveel mogelijk gehandhaafd en kap van bomen is zoveel mogelijk beperkt.
Alle kapvergunning-plichtige bomen zijn ingemeten en beoordeeld door GroenTeam. De resultaten zijn vervat in het rapport '50829-opname GroenTeam 070808'.
5.4 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de verbeelding en in de planregels geregeld. In de regel betreft dit de hoofdtransportleidingen voor gas en brandstof, leidingen voor het vervoer van risicovolle stoffen en bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsleidingen. Voor leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, afvalwatertransport-/rioolpersleidingen dient de noodzaak voor opname in een bestemmingsplan door de leidingbeheerder te worden aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze geschiedt. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging. De ruimtelijk relevante leidingen worden in het bestemmingsplan als een medebestemming opgenomen.
In het plangebied is de ondergrondse 150 kV hoogspanningskabel van TenneT gelegen. Deze 150 kV kabel vormt een belangrijke schakel tussen de hoogspanningsstations Eindhoven-Noord, Eindhoven-West en Eindhoven-Zuid. Voor werken in de nabijheid van deze ondergrondse kabelverbinding gelden bepaalde veiligheidsvoorschriften. Er dient normaliter een veiligheidsafstand aangehouden te worden van 3 meter van een kabel(onderdeel), oliedrukstation en telecommunicatiekast, en 5 meter van een kabelverbinding in een boring.
Binnen Strijp R dient rekening gehouden te worden met een veiligheidszone van 2,5 meter gemeten vanuit de binnenste kabel. De 150 kV kabelverbinding bestaat uit 2,5 naast elkaar gelegen zogenaamde eenfase kabels. Tussen de kabels is een onderlinge hart afstand van 0,30 meter, zodat tussen de twee buitenste kabels een onderlinge hart afstand aanwezig is van 0,60 meter. Aldus is de totale veiligheidszone van deze kabelverbinding 5 meter. (2,50 meter gemeten naar weerszijden vanuit het hart van de kabelverbinding).
De locatie van een van de leidingen wijkt af van de oorspronkelijke afgesproken logische plek, namelijk het tracé in een rechte lijn evenwijdig aan de Elburglaan.
Voor dit tracé is ruimte in het plan opgenomen door het positief te bestemmen. Op de plek van het thans in gebruik zijnde tracé is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, zodat – na verplaatsing van de leiding – dit deel weer door woningbouw kan worden in gevuld.
5.5 Waterparagraaf
In Drents Dorp zou de behoefte bestaan om waterretentielocaties aan te wijzen. Er zijn momenteel nog geen concrete plannen of locaties aangewezen. Uit onderzoek moet blijken welke locaties daarvoor in aanmerking komen. Volgens het masterplan is er een grote kans dat er een locatie gevonden wordt op Strijp R of Landgoed De Wielewaal. Uit de gegevens blijkt niet dat de ontwikkeling rekening houdt met een waterretentiegebied.
5.5.1 Inleiding
Zoals aangegeven wordt Strijp R herontwikkeld tot een gebied waar wonen, recreëren en werken wordt gecombineerd. Strijp R bevindt zich in het noordwesten van Eindhoven en wordt omsloten door de straten Halvemaanstraat (zuid), Zwaanstraat (oost), Elburglaan (noord) en Koenraadlaan (west). De Zwaanstraat is een drukke uitvalsweg van Eindhoven en scheidt Strijp R van het industrieterrein Strijp T.
Nabij Strijp R spelen een drietal ontwikkelingen:
- vervangen gemengd riool Halvemaanstraat, Koenraadlaan en Zwaanstraat door een nieuw gemengd riool met daarbij een regenwaterriool;
- aanleg regenwaterriool t.b.v. afvoer vanuit Drents Dorp (voor dit gebied is een aparte waterparagraaf opgesteld);
- de herontwikkeling van de wijk Lievendaal (Polynorm woningen) ten zuiden van de Tilburgseweg.
Bij het bepalen van de waterhuishoudkundige aanpassingen voor Strijp R worden deze ontwikkelingen ook meegenomen. De overzichtstekening geeft de locatie van de verschillende ontwikkelingen weer, evenals de afvoerrichting van het hemelwater.
Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c, van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze waterparagraaf is tot stand gekomen met een werkwijze volgens de Handreiking Watertoets. Er wordt gewerkt op basis van documenten die zijn vastgelegd met instemming van het Waterschap De Dommel en de Provincie Noord-Brabant (Gemeentelijk rioleringsplan) of zelfs mede worden ondertekend door deze partijen (Waterplan).
5.5.2 Gemeentelijk beleid
Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) (vastgesteld door gemeenteraad in oktober 2006)
Het huidige GRP kent een geldigheidsduur tot en met 2010.
Het GRP bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak waarbij het regenwater gescheiden van afvalwater wordt ingezameld, zoveel mogelijk wordt geborgen en afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, waterschap De Dommel, provincie Noord-Brabant en waterleidingbedrijf BrabantWater. Het plan omvat drie delen. Het “Visiedocument” (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. Het deel “Taken en Bevoegdheden” regelt de (verdeling van de) verantwoordelijkheden voor het stedelijke water tussen de vier waterpartijen. Het deel “Maatregelen” geeft de projecten weer die de komende jaren uitgevoerd worden. Deze projecten zijn ingedeeld naar de vier thema´s (programmalijnen) van het Visiedocument. Het gehele Waterplan is bestuurlijk bekrachtigd met een convenant in januari 2006. Eén van de belangrijkste doelstellingen uit het Waterplan is het realiseren van een waternetwerk in de stad .
5.5.3 Beleid waterschap en provincie
Het Waterschap De Dommel heeft het Waterbeheersplan 2001-2004 “Door water gedreven” vastgesteld waarin de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap zijn opgenomen. Voorts geeft het Waterschap in de beleidsnota “Samen werken aan stedelijk water” inzicht in hoe het stedelijke waterbeheer verder inhoud zal worden gegeven. In de Inrichtingsvisies geeft het Waterschap voor de stroomgebieden de geplande ontwikkelingen weer. Dit dient voor het Waterschap als toetsingskader voor de plannen die door derden in het stroomgebied worden opgesteld (waterhuishouding en ecosysteem). Tenslotte is de Keur Oppervlaktewateren 2005 van belang. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of melding verplicht is.
De provincie Noord-Brabant onderscheidt drie lagen voor beleidsafwegingen in ruimtelijke planvorming. De onderste laag is het bodem-watersysteem. De provincie Noord-Brabant heeft het provinciale Waterhuishoudingsplan (partiële herziening 2003-2006) vastgesteld. Van belang zijn met name de thema´s: water in bebouwd gebied, het verbeteren van de waterkwaliteit en de inrichting van waterlopen. De provincie is ook het bevoegd gezag voor het verlenen van vergunningen voor de onttrekking van grondwater. Daarnaast is in het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water een deelstroomvisie voor Oost-Brabant opgesteld die de gebieden aangeeft waar o.a. ruimte voor waterberging gezocht wordt of benodigd is.
5.5.4 Beschrijving watersysteem plangebied
riolering
Momenteel watert Strijp R af via de (particuliere) terreinriolering. De terreinriolering is op meerdere locaties verbonden met het gemende stelsel van de gemeente Eindhoven. Via het gemengde stelsel wordt het afvalwater afgevoerd naar de RWZI.
Gegevens m.b.t. modelberekeningen en klachten over het optreden van water op straat zijn niet bekend.
grondwater
In het gebied bevinden zich geen grondwaterwaarnemingsputten. Uit waarnemingsputten in de omgeving (Vredeoord) blijkt dat de grondwaterstand waarschijnlijk zal variëren tussen 1,3 en 2,4 m-mv. Klachten over grondwateroverlast in dit deel van Eindhoven zijn niet bekend. Strijp R ligt buiten een boringsvrije beschermingszone.
Binnen het gebied is een aantal met bodemverontreiniging vervuilde plekken aanwezig.
Figuur 2. Stedenbouwkundig plan Strijp R maart 2008
5.5.5 Toekomstige situatie van het watersysteem
Projectontwikkelaar Amvest vernieuwt het voormalig bedrijventerrein integraal tot een woonbuurt. Onderstaand is in tabel 4 opgenomen de verdeling van oppervlakken in de huidige en te verwachten situatie.
Tabel 4. Verhard oppervlak Strijp R
Oppervlaktes | huidig [ha] | toekomstig [ha] |
verhard kavel oppervlak | - | ca. 5,86* |
terrein verharding | - | |
* Afwaterend naar riool | - | ca. 3,02 |
* Afwaterend naar riool | - | ca. 1,19 |
totaal verhard (naar riool) | ca. 14,56** | ca. 8,88 |
onverhard terrein | ca. 3,64 | ca. 8,13 |
Totaal | ca. 18,2 | ca. 18,2 |
*Verhard oppervlak kavels (dak + terreinverharding) op basis van 65% verhard
**Schatting op basis van een verhardingspercentage van 80%
Het definitieve verharde oppervlak wordt op basis van het definitieve ontwerp bepaald. Vast staat dat het totale verharde oppervlak zal afnemen t.o.v. de huidige situatie. Dit betekent dat er geen verplichting tot compensatie is. Daarnaast is ook in verband met de aanwezige bodemverontreiniging afgesproken dat geen oppervlaktewater zal worden aangelegd, maar dat – voor zover dit technisch en financieel haalbaar is – hemelwater wordt afgevoerd naar De Wielewaal, tezamen met water uit Drents Dorp.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "Strijp R" is te typeren als een globaal plan met directe bouwtitel. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2008. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.
6.2 Planmethodiek
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.
6.3 Verbeelding
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2008 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.
Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.
6.4 Planregels
De planregels zijn ondergebracht in vier hoofdstukken. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden:
- Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Hierin worden de gebruikte begrippen en de wijze van meten uiteengezet, teneinde een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke planregels en de verbeelding te waarborgen.
- Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hier worden voor alle in het plan voorkomende bestemmingen en de bijbehorende regels uiteengezet.
- Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierin staan de algemeen geldende regels. In dit plan betreft het de antidubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene aanduidingsregels, algemene ontheffingsregels en - procedureregels.
- Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels. Hierin is het overgangsrecht geregeld alsmede de citeertitel.
6.5 Artikelsgewijze Toelichting
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel worden diverse in de regels gehanteerde begrippen gedefinieerd, teneinde de interpretatievrijheid te verkleinen, waardoor de rechtszekerheid wordt vergroot.
In de begripsbepalingen is het begrip 'dove gevel' opgenomen.Een gevel staat gedefinieerd in artikel 1 van de Wet geluidhinder. Dit staat ook als zodanig in de begripsbepalingen. In de begripbepaling staat zowel een verwijzing naar artikel 1 als artikel 1b lid 5 genoemd. Lid 1b sub 5 bestaat uit onderdeel a en b. Het gehele lid dus onderdeel a en b is van toepassing. Wanneer een gevel doof wordt uitgevoerd, conform artikel 1.b, vijfde lid onder a Wgh dan zijn er geen te openen delen aanwezig in de gehele bouwkundige constructie, die de ruimte scheidt van de buitenlucht. In artikel 1. b, vijfde lid onder b van de Wet geluidhinder wordt vervolgens aangegeven dat er in een dove gevel bij uitzondering te openen delen aanwezig mogen zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. Daarbij moet worden gedacht aan de deur van een nooduitgang of een verhuisraam. Te openen delen ten behoeve van de doorspuibaarheid van ruimten vallen hier nadrukkelijk niet onder. Te openen delen worden dus niet toegelaten.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel wordt bepaald hoe enkele in het plan voorkomende maten dienen te worden gemeten.
Bestemming Gemengd - 1 (artikel 3)
Deze bestemming is toegekend aan het bestaande RF gebouw nabij de Koenraadlaan. Dit gebouw leent zich door zijn karakter en ligging voor verschillende functies. Daarom is niet voor een woonbestemming gekozen, maar voor een gemengde bestemming. Binnen deze bestemming zijn, behalve het wonen, ook de functies detailhandel, horeca, kantoor, dienstverlening, buurthuis en kinderopvang toegelaten, alsmede diverse bijbehorende voorzieningen. De bouwregels zijn afgestemd op de bestaande situatie. Met name gelet op de situering in combinatie met de beperkte (buiten)ruimte is de vestiging van restaurants (horecacategorie 1b) aan een ontheffing verbonden.
Bestemming Gemengd - 2 (artikel 4)
Deze bestemming is toegekend aan de terreinen van meubelmakerij Piet Hein Eek. Omdat dit terrein midden in het woongebied ligt, zijn de bestemmingsregels nauwkeurig bepaald, teneinde een goede inpasbaarheid te waarborgen. Daartoe zijn de toegelaten hoofdfuncties beperkt tot tentoonstellingsruimten, een ambachtelijke meubelfabriek, productiegebonden detailhandel en een mogelijkheid voor laden en lossen (van produkten en productiematerialen). Aan alle functies zijn beperkingen gesteld door middel van een maximum bruto vloeroppervlakte of een aanduiding in de verbeelding. In odergeschikte mate zijn ter plaatse bovendien kantoren en horecavoorzieningen toegestaan. Ook hiervoor gelden oppervlaktebeperkingen; voor de horecavoorzieningen geldt bovendien dat slechts een beperkt aantal horecacategorieën is toegestaan. Verder zijn binnen de bestemming diverse bijbehorende voorzieningen toegestaan.
Binnen de bestemming is wonen niet toegestaan, maar er is een ontheffingsbevoegdheid opgenomen om maximaal vijf atelierwoningen toe te staan, mits er een aanvaardbaar woonmilieu gecreëerd kan worden en de woningen milieutechnisch gezien ingepast kunnen worden. Vanwege het specifieke karakter is de vloeroppervlakte per woning gemaximeerd op 50 m².
De bouwregels zijn afgestemd op de bestaande bebouwde situatie. Dit betekent dat uitbreiding in oppervlakte of bouwhoogte (vrijwel) niet is toegestaan. Daarnaast is bepaald dat binnen de bestemming een minimum aantal parkeerplaatsen moet worden aangeleg (en in stand moet worden gehouden). Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Bestemming Groen – 1 (artikel 5)
De bestemming Groen - 1 is toegekend aan Zoompark. Behalve voor groenvoorzieningen mogen de gronden mede worden gebruikt voor andere openbare functies, zoals fiets- en wandelpaden, water en speelvoorzieningen. Op enkele in de verbeelding aangegeven plaatsen mag het groen doorsneden worden ten behoeve van ontsluitingswegen. Binnen het Zoompark staan diverse monumentale bomen. Anders dan binnen de bestemming Wonen zijn deze bomen binnen deze bestemming niet specifiek aangeduid. De reden hiervoor is dat de bestemming Groen -1 primair gericht is op groenvoorzieningen en de bescherming wettelijk gezien reeds geregeld is.
Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, tot een maximum bouwhoogte van 4 m. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, bijvoorbeeld ingeval van de aanleg van een speelvoorziening.
Bestemming Groen - 2 (artikel 6)
De bestemming Groen - 2 is toegekend aan het Schakelpark. De inhoud van de bestemming is grotendeels gelijk aan Groen -1, echter de toegelaten functies verschillen enigszins van elkaar.
Bestemming Verkeer (artikel 7)
De bestemming Verkeer geldt voor de ontsluitingsweg binnen het plangebied. Deze weg vormt de hoofdontsluiting van de nieuwe woonwijk, dus uitsluitend voor lokaal verkeer. Dit is tot uitdrukking gebracht in de regel dat de weg uit maximaal één rijstrook mag bestaan. Behalve wegen en straten mogen ook groen- en (niet gebouwde) parkeervoorzieningen worden aangelegd, alsmede waterhuishoudkundige voorzieningen.
Bestemming Wonen - 1 (artikel 8)
De bestemming Wonen - 1 is toegekend aan de twee zogeheten 'vestingen'. Vanwege een aanwezige bodemverontreiniging zijn de woningen hier niet toegestaan op de begane grond. De begane grond is alleen bestemd voor (parkeer)garages, bergingen en opgangen naar de woningen, en daarmee vergelijkbare functies. Indien met nader onderzoek wordt aangetoond dat de bodem geschikt blijkt te zijn voor woningen op de begane grond, dan kan dit mogelijk worden gemaakt via de daartoe opgenomen ontheffingsbevoegdheid.
Binnen de bestemming zijn meerdere woningtypologieën mogelijk, zowel grondgebonden als gestapeld. Er gelden bebouwingspercentages van 90% en 100%. De bestemming biedt tevens mogelijkheden voor woon-zorgwoningen. Daaronder valt uitgebreide thuiszorg, maar ook aanvullende zorgvoorzieningen.
Bestemming Wonen - 2 (artikel 9)
De bestemming Wonen - 2 is toegekend aan een gebied waarin vrijstaande en halfvrijstaande woningen worden gebouwd. Het beoogde beeld is dat van ruime woningen in een groene omgeving. Daartoe is bepaald dat een kavel tenminste 400 m² groot moet zijn en dat de oppervlakte van het hoofdgebouwd maximaal 60% van de kaveloppervlakte mag bedragen. Behalve voor een aan-huis-verbonden-beroep mogen de gronden, via een ontheffing, tevens gedeeltelijk worden gebruikt voor (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten.
Bestemming Wonen - 3 (artikel 10)
Binnen de bestemming Wonen - 3 zijn alleen grondgebonden mogelijk, die zowel vrijstaand, als twee-onder-een-kap als aaneengesloten gebouwd mogen worden. De bebouwingsdichtheid mag hier wat hoger zijn dan binnen de bestemming Wonen - 2, onder meer vanwege het bebouwingspercentage van 70%. Eveneens geldt binnen deze bestemming de mogelijkheid (via ontheffing) voor een aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteit.
Bestemming Wonen - 4 (artikel 11)
Binnen de bestemming Wonen - 4 zijn gestapelde woningen toegestaan. Binnen deze bestemming is het belangrijk dat de aangegeven minimale bouwhoogte in acht wordt genomen. Dit is nodig om de geluidhinder binnen het plangebied te beperken. Om die reden is in de verbeelding een gevellijn aangegeven, waarbij geldt dat de bebouwing min of meer in de richting van die lijn gesitueerd moet worden. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de gevellijn niet de exacte positie van een voorgevel voorschrijft. Ook de verspringingen hebben geen nadere betekenis. Anders gezegd: het plan staat ter plaatse bebouwing toe met een geheel andere voorgevel (bijvoobeeld gebogen) zolang de hoofdrichting van de bebouwing maar hetzelfde is als de hoofdrichting van de gevellijn. (Opmerking: de achterliggende reden voor deze technisch-juridische oplossing heeft te maken met de beperkingen van de SVBP2008).
Verder is geregeld dat de bebouwing ter hoogte van de gevellijn onderbroken mag worden, met andere woorden: er hoeft geen volledig gesloten gevelwand gebouwd te worden. Gelet op de eerder genoemde geluidhinder zijn het aantal openingen en de afmeting daarvan nader beperkt (zie hiertoe ook de Algemene aanduidingsregels, artikel 15). In de regels is verder een ontheffingsmogelijkheid opgenomen om in plaats van apprtementen grondgebonden woningen toe te staan, mits dit akoestisch mogelijk is.
Binnen de woonbestemmingen is aangegeven dat woningen alleen kunnen worden opgericht, inden de woningen voorzien zijn van een dove gevel, tenzij wordt voldaan aan hogere waarden of de voorkeursgrenswaarden. Mochten er dus woningen gebouwd worden zonder dat de afschermende bebouwing aan de Zwaanstraat gerealiseerd is, dan zullen deze woningen moeten worden voorzien van een dove gevel! Dit leidt ertoe dat er geen overschrijdingen kunnen plaatsvinden van geluidsnormen
Bestemming Leiding – Hoogspanning (artikel 12)
De bestemming Leiding – Hoogspanning is een dubbelbestemming ten behoeve van de duiding en bescherming van een bestaande, ondergrondse hoogspanningsleiding. De binnen de dubbelbestemming gelegen gronden mogen niet zonder ontheffing dan wel aanlegvergunning worden bebouwd of geroerd, behoudens enkele uitzonderingen.
Anti-dubbeltelregel (artikel 13)
De anti dubbeltelregel voorkomt dat dezelfde gronden meerdere keren in aanmerking mogen worden genomen bij het verlenen van (verschillende) bouwvergunningen, waardoor bebouwingsmogelijkheden onbedoeld kunnen worden verruimd. Het opnemen van deze regel is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
Algemene bouwregels (artikel 14)
In de algemene bouwregels wordt gesteld dat indien een hoogte- of oppervlaktemaat niet precies overeenkomst met de feitelijke situatie, de feitelijke situatie gehandhaafd mag blijven. Hierdoor wordt voorkomen dat een bestaand object, dat feitelijk positief is bestemd, op de genoemde onderdelen onbedoeld onder het overgangsrecht zou komen te vallen.
Algemene aanduidingsregels (artikel 15)
In de algemene aanduidingsregels zijn drie leden opgenomen.
1. Monumentale bomen worden weliswaar beschermd op grond van de Monumentenwet, maar het is noodzakelijk om deze bomen in het bestemmingsplan tevens planologische bescherming te bieden, indien deze bomen in een te bebouwen gebied liggen. Daarom zijn deze bomen (zowel solitaire bomen als boomgroepen) nader aangeduid in de verbeelding.
2. De aanduiding 'gemengd' geldt voor een bestaande loopbrug. In deze brug is het mogelijk een atelierruimte te maken, openbare dienstverlening toe te staan en de ruimte kan ook als ontmoetingsplaats worden gebruikt.
3. De aanduiding 'opening' wordt gebruikt om te waarborgen dat de ruimten tussen de gestapelde woningen en de weg niet groter en niet kleiner wordt dan 20 m. Indien de ruimte namelijk groter wordt, worden er bepaalde geluidsnormen overschreden. Indien de ruimte kleiner wordt, is er minder doorkijk naar de rest van de wijk mogelijk.
Algemene ontheffingsregels (artikel 16)
De algemene ontheffingsregels geven aan in welke gevallen burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen en onder welke voorwaarden. Het doel van de ontheffingsregels is om het plan in bepaalde opzichten flexibel te houden met behoud van de gemeentelijke regiefunctie.
Overgangsrecht (artikel 17)
Het overgangsrecht is van toepassing op bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. Het opnemen van deze regel is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
Slotregel (artikel 18)
De slotregel geeft aan hoe de regels van het plan worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
De gemeente heeft in maart 2009 het toezicht- en handhavingsprogramma 2009 vastgesteld.
In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop.
Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen.
De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.
Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.
De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.
Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door 7 basisprincipes:
- Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
- Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
- Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
- Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
- In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
- In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
- We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.
Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vormgegeven.
Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:
- Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
- Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
- Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .
Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken als veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaven zijn duidelijke regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijke gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2008). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.
In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.
7.2 Handhaving Voorliggend Plan
Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.
Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.
Wel zal aan de bedrijven die - blijkens de in het voorgaande onder 4.1 ("Bedrijven en milieuzonering") vermelde specifieke onderzoeken naar de milieusituaties ter plaatse - in aanmerking komen voor een ontheffing (ontheffing voor bedrijven in een hogere milieucategorie dan in beginsel ter plaatse toegestaan) – zo nodig onder voorwaarden - een ontheffing moeten worden verleend.
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
In artikel 6.4 van de Wro is geregeld dat de gemeente een exploitatieplan moet opstellen in het geval van ruimtelijke planvorming. De gemeente hoeft geen exploitatieplan op te stellen indien voldaan wordt aan de beide volgende criteria:
het kostenverhaal is al op een andere manier geregeld ('anderszins verzekerd');
locatie-eisen en regels voor woningbouwcategorieën zijn niet nodig.
'Anderszins verzekerd' betekent dat voor de desbetreffende gronden de kosten van de grondexploitatie al op een andere manier gedekt worden. Daarvan is sprake als:
- 1. de gemeente eigenaar is van de grond. In dat geval dekt de gemeente de kosten via de gronduitgifteprijs;
- 2. (in beginsel) er op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan een overeenkomst over de grondexploitatie gericht op de bouwplannen is gesloten en de gemeente kan aannemen dat de overeenkomst wordt nagekomen door de wederpartij. In zo'n geval is voor die gronden voldaan aan het criterium 'anderszins verzekerd', ongeacht de hoogte van de afgesproken bijdrage.
In het kader van dit bestemmingsplan is een anterieure overeenkomst gesloten tussen Amvest en de gemeente Eindhoven. Op 22 december 2009 heeft het college de samenwerkings- overeenkomst tussen Amvest en de gemeente Eindhoven vastgesteld.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro
Het voornemen tot het voorbereiden van bestemmingsplan Strijp R is gepubliceerd in Groot Eindhoven op 18 maart 2009.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het bestemmingsplan is besproken in het planteamoverleg op 9 maart 2010 met de provincie Noord-Brabant en de Vrom-inspectie Zuid Nederland. Het plan heeft geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.
9.3 Inspraak En Samenspraak
Amvest heeft voor de herontwikkeling van Strijp R een open planproces opgezet met overheden, instellingen, omwonenden, belanghebbenden, omliggende bedrijven en toekomstige bewoners en gebruikers. Vanaf eind 2006 is er langs zes lijnen samengewerkt aan de plannen.
9.3.1 Creëren van een gezamenlijk vertrekpunt
Bij de start van de herontwikkeling is met vertegenwoordigers van alle bovengenoemde groepen samen de gewenste nieuwe identiteit van het gebied bepaald. De bijeenkomsten vonden plaats op 9 oktober 2006 (voorbereidende themabijeenkomst met 12 deelnemers) en 13 november (identiteitsworkshop met 50 deelnemers uit Eindhoven), beiden in het Evoluon in Eindhoven.
In november en december 2006 vond een tiental gesprekken plaats met omwonenden en belanghebbenden om het open planproces voor te bereiden en in te richten. Het betrof de eigenaren in het gebied (landgoedeigenaren en beheerder van De Wielewaal, directie Woningcorporatie Woonbedrijf, wethouder Gemeente Eindhoven) en belanghebbenden (bestuur Stichting Buurtbelangen Drents Dorp, bedrijven op Strijp T, Basisschool Drents Dorp, buurtbewoners en oud-medewerkers die werkzaam zijn geweest op de locatie).
9.3.2 Bestuurlijk klankbord in een 'Ondernemend Gezelschap'
Er is een Ondernemend Gezelschap opgericht met bestuurders van Amvest, de gemeente Eindhoven en woningcorporatie Woonbedrijf en de supervisor van het project. Gemeente en Woonbedrijf werken samen aan de herontwikkeling van de naastgelegen vooroorlogse herstructureringswijk Drents Dorp.
Doel is afstemming op bestuurlijk-strategisch niveau en het wegnemen van barrières die een voorspoedige herontwikkeling van beide delen in de weg staan. Het Ondernemend Gezelschap schakelt de besluitvorming bij Amvest, Woonbedrijf en gemeente gelijk vanuit de gemeenschappelijke belangen.
Bijeenkomst vonden tot dusver plaats op 25 april en 28 november 2007, 31 oktober 2008 en 10 juni 2009.
9.3.3 Strategisch en operationeel overleg met ambtenaren
Om gemeentelijke besluitvorming voor te bereiden zijn meer dan tien gemeentelijke disciplines actief betrokken bij de voorbereiding van visie, plannen en ontwerpen. De gemeentelijke projectleider coördineert de inzet van gemeentelijke specialisten. Er vond tweewekelijks strategisch overleg plaats tussen Amvest en de gemeentelijke projectleider.
Amvest werkt in dit project met werkgroepen voor verschillende onderwerpen. De voorzitters van die werkgroepen overleggen met hun evenknieën bij de gemeente, bij gemeentelijke- en Noord-Brabantse instanties en instellingen die een rol bij ruimtelijke ordening en milieu hebben.
Er zijn tientallen overleggen geweest tussen vakspecialisten van de gemeente en medewerkers en adviseurs van Amvest. Ook is er een aantal integrale besprekingen en presentaties gehouden met alle specialisten van beide partijen samen.
9.3.4 Samenwerking met buren en belangengroeperingen
Om in de buurt en Eindhoven bekendheid te geven aan de herontwikkelingsplannen werd op 20 juni 2007 een open dag georganiseerd. Hier konden belanghebbenden zich kenbaar maken. Aan de open dag namen 200 mensen deel: buurtbewoners, oud-medewerkers van de beeldbuisfabriek en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties.
Ten behoeve van het maatschappelijke overleg werd op Strijp R een ontmoetings- en presentatiecentrum ingericht. Voor het overleg en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid zijn twee boeken geproduceerd en verspreid: een witboek met onderzoeken en ideeën en een visieboek met de uitkomsten van al het gevoerde overleg. Daarnaast zijn op de website steeds de actuele planinformatie en onderzoeken over het project beschikbaar gesteld.
Startbijeenkomst bewonersparticipatie
Bij de start van de planvorming voor het voorlopig ontwerp stedenbouwkundig plan werd op 25 maart 2008 een grote werkbijeenkomst georganiseerd voor buurtbewoners en belanghebbenden, waarbij zij in workshops konden bijdragen aan de idee- en planvorming op de volgende gebieden:
- wonen;
- openbare ruimte, groen en historie;
- verkeer;
- bodem en sanering.
Plangroep
In aansluiting op de buurtbijeenkomst is een plangroep gevormd met vertegenwoordigers uit de buurt en medewerkers en adviseurs van Amvest. De leden zijn zowel buurtbewoners die zich hebben verenigd in de Stichting Buurtbelangen Drents Dorp als onafhankelijk buurtbewoners. De plangroep kwam in 2008 vijf maal (op 14-4, 23-4, 14-5, 4-6 en 2-10) en in 2009 drie maal bijeen (op 7-1, 25-3, 14-10). Diverse partijen die voor planvorming en uitvoering van het project van belang zijn namen deel aan de besprekingen, zoals de gemeente, het sloopbedrijf, kandidaat-koper van de bedrijfsruimte Piet Hein Eek en de coördinator van Trefpunt Groen. De verslagen van buurtbijeenkomsten en plangroep zijn in te zien en te downloaden op www.rmaakjezelf.nl.
Buurtbijeenkomsten
Samen met de plangroep werden vervolgbijeenkomsten voor buurt en belanghebbenden georganiseerd voor de totstandkoming van het Voorlopig Ontwerp Stedenbouwkundig Plan (VOSP), het Beeldkwaliteitplan (BKP), het sloopuitvoeringsplan en het ontwerp bestemmingsplan.
Data en inhoud:
- 30 juni 2008: Terugkoppeling door Amvest en haar ontwerpers hoe de ideeën en adviezen van buurt en belanghebbenden zijn ingepast. Uitwerken van verdere ideeën in werkgroepen.
- 21 januari 2009: Bespreking voorstel voor en inspraak op sloopveiligheidsplan, voorlopig ontwerp stedenbouwkundig plan (VOSP) en beeldkwaliteitplan (BKP).
- 9 juli 2009: Verkeersonderzoek en reconstructieplannen omliggende straten, eerste schetsen voor DOSP eerste fase.
- 8 december 2009: Ontwerp bestemmingsplan, uitwerking DOSP, voortgang sloop.
Trefpunt Groen
Eindhoven kent een coördinatiecentrum voor inspraak door belangengroeperingen. Met de coördinator en de aangesloten leden is een overleg opgezet om de planvorming van ideeën en suggesties te voorzien en toe te werken naar een integraal advies over de plannen.
Data en inhoud:
- 17 juni 2008: Onderzoeken naar o.a. flora en fauna, waterhuishouding, energievoorziening, bomen.
- 7 januari 2009: Sloopvergunning, maatregelen t.b.v. vleermuizen, raamsaneringsplan, waterhuishouding, entree Zwaanstraat.
- 15 mei 2009: Overleg tussen coördinator en Amvest over verdere procesvoering.
- 23 september 2009: Bespreking reactie Trefpunt Groen op VOSP en BKP, inpassing van wensen inzake o.a. amfibiezone, trapveld, onderbegroeiing, verharding.
- 16 oktober 2009: samen met Stichting Stadsbomen Eindhoven, beoordeling bomeninventarisatie met het oog op kapvergunning.
Bedrijven
In een later stadium is Amvest gestart met overleggen op met bedrijven van het naastgelegen bedrijventerrein Strijp T. Op 6 juni 2009 vond een presentatie en overleg plaats over de concepten voor VOSP en BKP. De bedrijven gaven aan in het vervolg bij concepten van die importantie geïnformeerd te willen worden.
In december 2009 vindt een tweede bijeenkomst plaats.
Met de firma Draka is frequenter contact geweest in verband met geluidsonderzoek en het bespreken van mogelijkheden om de geluidsbelasting van Draka op Strijp R te kunnen verminderen.
9.3.5 Tijdig overleg met instanties en commissies
De commissies voor Welstand en Monumenten van de gemeente Eindhoven (thans verenigd in de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit) werden op initiatief van Amvest vroegtijdig benaderd en geïnformeerd. Er vond een excursie op de locatie en uitwisselingen met onderzoekers en ontwerpers plaats. Zo werd vroegtijdig onderkend dat er een kwalitatief hoogwaardige ontwikkeling plaats gaat vinden en denkt de commissie mee langs de lijnen van de analyse en visie op het gebied. Het Voorlopig Ontwerp Stedenbouwkundig plan is op 13 mei 2009 en het Beeldkwaliteitsplan op 7 oktober 2009 door de commissie Ruimtelijke Kwaliteit voorzien van een positief advies.
De deels openbaar toegankelijke vergaderingen en excursies met de commissie Ruimtelijke Kwaliteit (en haar voorgangers de Welstandscommissie en de Monumentencommissie) vonden plaats op:
- 30 augustus 2007
- 25 maart 2008
- 2 april 2008
- 8 april 2009
- 13 mei 2009
- 7 oktober 2009
9.3.6 Participatie door toekomstige bewoners
In elke fase van het project heeft Amvest zich verzekerd van de input van de toekomstige bewoners van het gebied. Er werd marktonderzoek gehouden en er waren een open dag, beurspresentaties en focusgroepen met belangstellenden voor koop- en huurwoningen. In totaal werden meer dan 500 gesprekken gevoerd. Op de website www.rmaakjezelf.nl hebben zich inmiddels 800 belangstellenden ingeschreven.
Velen van hen nemen deel aan de forumdiscussies over allerlei planaspecten. Op de tweetalige website www.rmaakjezelf.nl wisselen belangstellenden in twee communities ideeën en meningen uit. Ter ondersteuning van de interactie kunnen bezoekers aan het informatiecentrum op de locatie en op beurzen in virtual reality met de ontwerpen kennismaken.
9.3.7 Maatschappelijk overleg in de toekomst
Amvest zal de opgebouwde praktijk van open planproces en vroegtijdig overleg met gemeente, instanties en adviesorganen voortzetten bij de verdere planvorming en ontwikkeling van Strijp R.
Het college van B & W van Eindhoven heeft in haar vergadering van 13 juli 2009 positief besloten over het Voorlopig Ontwerp Stedenbouwkundig Plan. Het Definitief Ontwerp Stedenbouwkundig Plan (DOSP) van de eerste fase wordt eind december ter vaststelling aan het college aangeboden.
Ter voorbereiding van het indienen van het ontwerp bestemmingsplan heeft Amvest op 8 december 2009 een openbare bijeenkomst gehouden. In 2010 zal bij de ter visielegging van het ontwerp bestemmingsplan ook een openbare informatie- en inspraakbijeenkomst worden gehouden.
Voorts wordt in 2010 het reguliere overleg met Plangroep, Trefpunt Groen, Ondernemend Gezelschap en Bedrijven op Strijp T over de planvorming voortgezet, waarbij aandacht zal zijn voor de aanvraag van de bouwvergunning van de eerste fase. De focus zal daarnaast komen te liggen op het DOSP van de tweede fase, dat Amvest in 2010 in samenspraak met betrokkenen en belanghebbenden wil vormgeven. Ook zal een algemene, openbare bijeenkomst voor buurt en belanghebbenden over het DOSP tweede fase worden georganiseerd. Naar het zich laat aanzien zal Amvest in de periode 2012-2015 de derde en vierde tranche van de planvorming en realisatie van Strijp R opstellen. Daarbij zal net als bij de eerdere fasen dankbaar gebruik worden gemaakt van de inbreng van genoemde belanghebbenden.
Bijlage 1 Lijst Van Horeca-activiteiten
Lijst van horeca-activiteiten bij de regels van het bestemmingsplan "Strijp R"
Categorie | Omschrijving / Typologie | Horeca subcategorie | |
1. | Maaltijdverstrekkers: | ||
cafetaria, snackbar, automatieken | 1a | ||
lunchroom, ijssalons, kiosk | 1a | ||
pannenkoekenhuis, shoarmazaak, poffertjeszaak creperie | 1a | ||
restaurant | 1b | ||
2. | Drankverstrekkers | ||
café, bar, nachtclub | 2a | ||
tearoom, koffiehuis | 2b | ||
3. | Multifunctioneel horecabedrijf | 3 | |
5. | Logiesverstrekkend | ||
hotel | 5 | ||
motel | 5 | ||
pension | 5 | ||
6. | Ontmoetingscentra / Maatschappelijke instellingen | 6 |
Bijlage 2 Parkeernormen
Gebieden
In Eindhoven zullen de volgende drie gebieden worden onderscheiden:
Centrum: De buurten: Binnenstad, Fellenoord, Witte Dame en Bergen. Oftewel, het gebied begrensd door: Fellenoord, Boschdijk, Pastoor Petersstraat, Veldmaarschalk Montgomerylaan, Vincent van de Heuvellaan, John F. Kennedylaan, Prof. Dr. Dorgelolaan, Dommel, Vestdijk, Hertogstraat, P Czn Hooftlaan, Wal, Dommel, Edenstraat, Mauritsstraat, Vonderweg, Fellenoord.
Schilwijken: de overige gebieden binnen de Ring
Rest: Ring en alles daarbuiten
Opmerking: de scheidslijn tussen gebieden loopt in principe over de as van de genoemde straten en wegen (ook in geval van de Ring).
hoofd- functie | functie | eenheid | centrum | schil- wijken | rest | aandeel bezoekers | opmerkingen | |||
min | max | min | max | min | max | |||||
Wonen | woning groot (> 120 m2 bvo) | woning | 1,3 | 1,5 | 1,5 | 1,8 | 1,7 | 2,3 | 0,3 | BVO NEN 2580 |
woning midden (< 120 m2 bvo) | woning | 1,2 | 1,4 | 1,4 | 1,7 | 1,6 | 2,1 | 0,3 | BVO NEN 2580 | |
woning klein (< 80 m2 bvo) | woning | 1,1 | 1,3 | 1,3 | 1,6 | 1,5 | 1,9 | 0,3 | BVO NEN 2580 | |
serviceflat/ aanleunwoning | woning | 0,4 | 0,6 | 0,5 | 0,7 | 0,6 | 0,8 | 0,2 | zelfstandige woning met beperkte zorgvoorzieningen (veel gereserveerde gehandicapten- plaatsen, dus minder gecombineerd gebruik mogelijk) | |
kamer verhuur | kamer | 0,3 | 0,6 | 0,4 | 0,7 | 0,5 | 0,8 | 0,2 | geldt ook voor studentenwoning; gem. kamergrootte < 30 m2 | |
verpleeg-/ verzorgingshuis | woon- eenheid | 0,4 | 0,6 | 0,5 | 0,7 | 0,6 | 0,8 | 0,2 | niet de beschikking over eigen vervoer, maar incl. personeel | |
Winkelen | binnenstad/hoofd- winkelgebied | 100 m2 bvo | 3,0 | 4,0 | nvt | nvt | nvt | nvt | 85% | 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo |
stadsdeelwinkel- centrum (Winkel- centrum Woensel) | 100 m2 bvo | nvt | nvt | nvt | nvt | 3,0 | 4,0 | 85% | 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo | |
wijkwinkelcentrum (Haagdijk, Trudo- plein, Woenselse Markt, Kastelenplein) | 100 m2 bvo | nvt | nvt | 2,5 | 3,5 | 3,0 | 4,0 | 85% | excl. supermarkt 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo | |
buurtwinkel- centrum/ solitaire kleinschalige winkel | 100 m2 bvo | nvt | nvt | 2,0 | 2,5 | 2,5 | 3,0 | 85% | excl. supermarkt 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo | |
supermarkt | 100 m2 bvo | 2,0 | 3,0 | 3,0 | 4,0 | 4,0 | 5,0 | 85% | 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo | |
grootschalige detailhandel | 100 m2 bvo | nvt | nvt | 4,5 | 6,5 | 5,5 | 8,0 | 85% | 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo Bedoeld is hier een grote publiekstrekker met regionale functie | |
bouwmarkt/ tuincentrum | 100 m2 bvo | nvt | nvt | 3,0 | 4,0 | 4,0 | 5,0 | 86% | 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo | |
showroom (auto's, boten, etc.) | 100 m2 bvo | 0,4 | 0,6 | 0,6 | 1,0 | 1,0 | 2,0 | 35% | 1 arbeidsplaats = 30 - 50 m2 bvo | |
(week)markt | 1 m' markt- kraam | 0,1 | 0,3 | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,5 | 85% | 1 m' marktkraam = 6 m2 bvo (indien geen parkeren achter kraam dan + 1,0 pp per standhouder extra) | |
Werken | kantoren | 100 m2 bvo | 1,0 | 1,4 | 1,2 | 1,8 | 1,8 | 3,0 | 15% | 1 arbeidsplaats = 25 - 35 m2 bvo |
arbeidsextensieve/ bezoekersextensieve bedrijven (loods, opslag, groot- handel, transport- bedrijf, etc.) | 100 m2 bvo | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,6 | 0,6 | 1,0 | 5% | 1 arbeidsplaats = 30 - 50 m2 bvo | |
arbeidsintensieve/ bezoekersextensieve bedrijven (industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats, etc.) | 100 m2 bvo | 0,7 | 1,2 | 1,2 | 2,0 | 2,0 | 2,5 | 5% | 1 arbeidsplaats = 30 - 50 m2 bvo | |
bedrijfsverzamel- gebouw | 100 m2 bvo | 0,8 | 1,5 | 1,0 | 1,7 | 1,2 | 1,9 | 10% | 1 arbeidsplaats = 30 - 40 m2 bvo | |
evenementenhal/ beursgebouw/ congresgebouw | 100 m2 bvo | 3,0 | 5,0 | 4,0 | 7,0 | 5,0 | 10,0 | 90% | ||
Vrije tijd | café/bar/discotheek/cafetaria | 100 m2 bvo | 3,0 | 5,0 | 4,0 | 6,0 | 5,0 | 7,0 | 90% | |
restaurant | 100 m2 bvo | 4,0 | 8,0 | 8,0 | 12,0 | 10,0 | 14,0 | 80% | ||
hotel | kamer | 0,5 | 1,0 | 0,7 | 1,3 | 0,9 | 1,5 | - | ||
museum | 100 m2 bvo | 0,3 | 0,5 | 0,5 | 0,8 | 0,8 | 1,0 | 95% | ||
bibliotheek | 100 m2 bvo | 0,3 | 0,5 | 0,5 | 0,8 | 0,8 | 1,0 | 95% | ||
bioscoop/ theater/ schouwburg | zitplaats | 0,1 | 0,2 | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,5 | - | ||
sociaal cultureel centrum/wijk- gebouw | 100 m2 bvo | 2,0 | 5,0 | 3,0 | 6,0 | 4,0 | 7,0 | 60% | ||
gymlokaal | 100 m2 bvo | 1,0 | 1,5 | 1,5 | 2,0 | 2,0 | 2,5 | 95% | indien geen avond- functie, dan parkeer- vraag = 0 | |
sporthal (binnen) | 100 m2 bvo | 1,0 | 1,5 | 1,5 | 2,0 | 2,0 | 2,5 | 95% | bij sporthal met wedstrijdfunctie: + 0,1 - 0,2 pp per bezoekersplaats | |
sportveld (buiten) | ha. netto terrein | nvt | nvt | 13,0 | 27,0 | 13,0 | 27,0 | 95% | alleen opp. sport- terreinen tellen mee | |
dansstudio/sport- school | 100 m2 bvo | 1,0 | 2,0 | 2,0 | 3,0 | 3,0 | 4,0 | 90% | ||
squashbanen | baan | 0,5 | 1,0 | 1,0 | 1,5 | 1,0 | 2,0 | 90% | ||
tennisbanen | baan | 0,5 | 1,0 | 1,0 | 2,0 | 2,0 | 3,0 | 95% | ||
golfbaan | hole | nvt | nvt | nvt | nvt | 6,0 | 8,0 | 95% | ||
bowlingbaan/ biljartzaal | baan/tafel | 1,0 | 1,5 | 1,5 | 2,0 | 1,5 | 2,5 | 95% | ||
stadion | zitplaats | 0,04 | 0,2 | 0,05 | 0,3 | 0,06 | 0,4 | 99% | ||
zwembad | 100 m2 opp. bassin | 7,0 | 9,0 | 8,0 | 10,0 | 9,0 | 11,0 | 98% | ||
themapark/pretpark | ha. netto terrein | 2,0 | 8,0 | 3,0 | 10,0 | 4,0 | 12,0 | 90% | ||
overdekte speeltuin/ hal | 100 m2 bvo | 2,0 | 8,0 | 3,0 | 10,0 | 4,0 | 12,0 | 90% | ||
manege | box | nvt | nvt | nvt | nvt | 0,3 | 0,8 | - | ||
seksclub | 100 m2 bvo | 3,0 | 4,0 | 4,0 | 5,0 | 5,0 | 6,0 | - | ||
Gezond- heidszorg | ziekenhuis | bed | 1,0 | 1,3 | 1,3 | 1,7 | 1,5 | 2,0 | 65% | bij vaste bezoektijden bovengrens hanteren |
arts/maatschap/ therapeut/consul- tatiebureau | behandel- kamer | 1,0 | 1,5 | 1,5 | 2,0 | 1,5 | 2,5 | - | met minimum van 3 parkeerplaatsen per praktijk | |
apotheek | 100 m2 bvo | 1,7 | 2,1 | 2,0 | 2,4 | 2,3 | 2,7 | 90% | ||
Onderwijs | beroepsonderwijs dag (MBO, ROC, WO, HBO) | collegezaal | 10,0 | 15,0 | 15,0 | 20,0 | 20,0 | 25,0 | - | totale parkeervraag = collegezalen + leslokalen |
beroepsonderwijs dag (MBO, ROC, WO, HBO) | leslokaal | 4,0 | 5,0 | 5,0 | 7,0 | 5,0 | 10,0 | - | totale parkeervraag = collegezalen + leslokalen | |
voorbereidend dag- onderwijs (Vwo, Havo, Vmbo) | leslokaal | 0,5 | 0,8 | 0,5 | 1,0 | 0,5 | 2,0 | - | leslokaal = circa 30 zitplaatsen | |
avondonderwijs | student | 0,4 | 0,6 | 0,5 | 0,7 | 0,6 | 0,8 | - | ||
basisonderwijs | leslokaal | 0,5 | 0,7 | 0,6 | 1,0 | 0,8 | 2,0 | - | exclusief Kiss & Ride | |
crèche/peuterspeel- zaal/kinderdag- verblijf | arbeids- plaats | 0,4 | 0,8 | 0,5 | 0,9 | 0,6 | 1,0 | - | exclusief Kiss & Ride | |
Kiss & Ride | 100 leerlingen | 4,0 | 6,0 | 5,0 | 7,0 | 6,0 | 8,0 | - | ||
Overigen | volkstuin | perceel | nvt | nvt | nvt | nvt | 0,3 | 0,5 | ||
religiegebouw (kerk, moskee, etc.) | zitplaats | 0,1 | 0,2 | 0,1 | 0,2 | 0,1 | 0,3 | - | ||
begraafplaats/ crematorium | gelijktijdige begrafens/ crematie | 10,0 | 20,0 | 15,0 | 30,0 | 15,0 | 30,0 | - |
UITVOERINGSREGELS BIJ PARKEERNORMEN
Inleiding
De parkeernormen zijn bedoeld om parkeeroverlast te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen inzake de toepassing van de parkeernormen. Zonder aanvullende uitvoeringsregels zou een project als bijvoorbeeld 'Wonen boven Winkels' nooit uitgevoerd kunnen worden. Vandaar dat voor praktische uitvoerbaarheid de volgende uitvoeringsregels worden voorgesteld.
Minimum en maximum norm
In de huidige systematiek wordt gewerkt met één norm, waaraan bij een bouwaanvraag voldaan moet worden. In de praktijk worden geringe afwijkingen (tot max. 10%) meestal geaccepteerd. In het nieuwe voorstel wordt, conform de CROW-richtlijnen, gewerkt met een minimum en een maximum norm. De parkeereis is nu dat bij een bouwaanvraag op eigen terrein een parkeercapaciteit gerealiseerd wordt die ligt tussen de minimum en de maximum norm. Uitzonderingen zijn in speciale omstandigheden mogelijk en worden hierna uitgewerkt. Als in die gevallen op eigen terrein minder gerealiseerd hoeft te worden en de restcapaciteit in de openbare ruimte wordt opgevangen, dan zal er in principe altijd sprake zijn van een financiële tegemoetkoming. Gezien de juridische beperkingen aan de bestedingen van dergelijke tegemoetkomingen is het wenselijk deze te storten in een separate bestemmingsreserve (Parkeerfonds). Als mocht blijken dat én de parkeerbehoefte niet op eigen terrein kan worden opgelost én er geen (economisch) haalbare alternatief voorhanden is waarmee voorkomen wordt dat de extra parkeerbehoefte wordt afgewenteld op de omgeving, dan zal er vanuit parkeeroptiek over de bouwaanvraag een negatief advies worden verstrekt.
Minder dan de norm
Conform de CROW-richtlijn zal de parkeereis opgebouwd zijn uit een gebruikersdeel en een bezoekersdeel. Per toepassing kunnen deze twee onderdelen leiden tot behoorlijk afwijkende eisen en in sommige gevallen vragen om verschillende oplossingen.
In het centrum hoeft het bezoekersgedeelte van de parkeereis niet noodzakelijk op eigen terrein te worden gerealiseerd. Er kan eventueel daarvoor een beroep gedaan worden op de beschikbare publieke (betaalde) parkeervoorzieningen. Uiteraard blijft een storting in het Parkeerfonds nog steeds noodzakelijk.
Als buiten het centrum (Schilwijken of Rest) redelijkerwijs op eigen terrein niet aan de parkeereis kan worden voldaan, dan kan voor het bezoekersdeel een beroep gedaan worden op de openbare ruimte als na onafhankelijk onderzoek blijkt dat daarmee de parkeerdruk in de directe omgeving (straal van 150m) in de regel onder de 90% zal blijven. Ook in dit geval blijft een storting in het Parkeerfonds noodzakelijk. De kosten van het onderzoek komen voor rekening van de aanvrager. Onder dezelfde voorwaarde is een dergelijk beroep op de openbare ruimte ook mogelijk voor het gebruikersdeel van de parkeereis in geval het de functie wonen betreft. De mogelijkheid om buiten het centrum een beroep te kunnen doen op de openbare ruimte voor het voldoen aan de parkeereis is beperkt tot maximaal 5 parkeerplaatsen per aanvraag.
Van het voldoen aan de parkeereis op eigen terrein kan worden afgeweken, ook voor het gebruikersdeel, indien de aanvrager kan aantonen in de directe omgeving (zie definitie maximale afstand (straal) in tabel) op andere definitieve wijze in de parkeerbehoefte te hebben voorzien. Als dit is door middel van abonnementen in een naburige publieke parkeergarage, dan blijft een storting in het Parkeerfonds noodzakelijk. De reden hiervoor is dat daarmee de beschikbare publieke parkeercapaciteit vermindert. Uiteraard mag het hier niet gaan om parkeerplaatsen die al in andere zin gekoppeld zijn aan een bestaande of nog te realiseren functie, tenzij uit de CROW-tabel “Gelijktijdige aanwezigheid” (zie hierna) blijkt dat dit dubbelgebruik binnen de beschikbare capaciteit naast elkaar kan plaatsvinden.
Bijdragen (schadeloosstelling) Parkeerfonds per niet gerealiseerde parkeerplaats (prijspeil 2008) en maximale straal (hemelsbreed) bij voldoen aan parkeereis op andere locatie:
Gebruikersdeel | Bezoekersdeel | Max. straal | |
Centrum | € 20.000 | € 10.000 | 200 m |
Schilwijken | € 15.000 | € 10.000 | 150 m |
Rest | € 10.000 | € 10.000 | 100 m |
Opmerking:
- De parkeeroplossing-op-afstand moet een definitief karakter hebben. Dat houdt in dat via een zaakrechtelijke overeenkomst de beschikbaarheid van de plaatsen voor een periode van tenminste 10 jaar is gegarandeerd. Als op enig moment de beschikbaarheid van de parkeercapaciteit komt te vervallen, dan is de eigenaar/gebruiker van dat moment verplicht een alternatieve oplossing te implementeren. Er kan dan in principe geen beroep gedaan worden op parkeercapaciteit in de openbare ruimte.
- Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in geval van maatschappelijk belang, waarbij het beschikbaar komen van de te realiseren functie belangrijker wordt geacht dan de gevolgen voor de parkeerproblematiek, vrijstelling te verlenen voor het moeten voldoen aan de parkeereis. Daarmee vervalt niet de verplichting voor de aanvrager de volgens de tabel berekende tegemoetkoming te storten in het parkeerfonds. Alleen in bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders besluiten om ook daarvoor een vrijstelling te verlenen.
- Als bij een bouwaanvraag de parkeereis leidt tot een berekende parkeercapaciteit van minder dan 1,5 parkeerplaatsen en er redelijkerwijs geen mogelijkheid is deze plaatsen op eigen terrein te realiseren, dan mag zonder de verplichting een parkeerbalans op te stellen vrijstelling worden verleend. Uiteraard blijft een storting in het Parkeerfonds verplicht. Dit geldt ook voor belanghebbendengebieden met een hoge parkeerdruk, omdat daar de parkeerdruk met een vergunningensysteem, eventueel incl. wachtlijst, wordt gereguleerd.
- Voor de genoemde bedragen is het niet altijd mogelijk een parkeerplaats te realiseren. In het centrum, bijvoorbeeld, kost een parkeerplaats in een ondergrondse parkeergarage al snel meer dan €30.000. Afkopen betekent echter niet dat men vervolgens een gratisparkeerplaats heeft. In het centrum zal men nog steeds een abonnement moeten kopen. Ook in de andere gebieden wordt betaling niet uitgesloten.
- In de tabel zijn ook normen opgenomen voor zogenaamde Kiss & Ride stroken (vooral bij scholen). Omdat deze parkeerplaatsen een duidelijk ander karakter hebben, meer vergelijkbaar met laden en lossen, vallen ze niet onder de afkoopregeling. Als de gemeente zou besluiten ondanks het niet voldoen aan de Kiss & Ride capaciteit toch een bouwvergunning te verstrekken, dan hoeft geen storting plaats te vinden in het Parkeerfonds.
- Met de voorgestelde bedragen zal het jaren duren voordat het Parkeerfonds een zodanig volume heeft dat vanuit zo'n Parkeerfonds een substantiële bijdrage geleverd kan worden aan het structureel oplossen van parkeeroverlast in specifieke (woon)gebieden. Het is noodzakelijk om hier versnelling in aan te brengen. Aanvullend aan de bijdragen afkomstig van het afkopen van de parkeereis bij ontwikkelingen zou het Parkeerfonds ook gevoed kunnen worden met de (onzekere) opbrengsten uit de 'profit sharing'-regeling van de PPS Parkeergarages met P1, die vanaf 2008 in werking treedt. Op basis van de door P1 gerealiseerde omzetten in 2007 is de verwachting dat deze (jaarlijkse) bijdrage de eerste jaren tenminste €250.000 zal bedragen.
- In het verleden hebben diverse gemeente ervaring opgedaan met de inrichting van een Parkeerfonds. Niet alle ervaringen zijn positief. In het bijzonder wordt de eis van het moeten realiseren van parkeerplaatsen binnen een bepaalde straal van de bouwontwikkeling als te belastend ervaren. De nieuwe WRO biedt via de grex-wet meer ruimte om als gemeente de eventuele parkeerproblematiek op te lossen. Wat dat precies betekent voor de wijze waarop het Parkeerfonds wordt ingevuld vergt nog wat extra tijd. Vandaar dat het definitieve voorstel over de wijze van invulling van het Parkeerfonds in een apart raadsvoorstel zal worden geformuleerd.
Meer dan de norm
Het is denkbaar dat een aanvrager meer capaciteit wil realiseren dan het maximum zoals dat op basis van de parkeernormen is berekend. Op voorhand is deze mogelijkheid niet uitgesloten, omdat deze meercapaciteit mogelijk kan worden ingezet voor compensatie van naburige ontwikkelingen of ter vermindering van de parkeerdruk in de directe omgeving. Wel zal de gemeente in dat geval eerst moeten onderzoeken wat de consequenties zijn van de mogelijke extra verkeersbewegingen die het gevolg zijn van de meercapaciteit. Als die gevolgen niet wenselijk blijken te zijn, bijvoorbeeld omdat dat teveel ten koste gaat van de verkeersveiligheid of de luchtkwaliteit in de directe omgeving, dan zal de aanvrager gehouden worden aan de maximum parkeernorm.
Als er verkeerstechnisch of milieutechnisch geen bezwaar is tegen de extra capaciteit, dan zal vanuit parkeren geen bezwaar gemaakt worden tegen de bouwaanvraag onder de voorwaarde dat deze extra capaciteit dan ook beschikbaar komt voor derden, eventueel tegen markconforme betaling. Dit kan bijvoorbeeld via abonnementen of publieke toegankelijkheid.
Het parkeerbeleid is ondersteunend aan het mobiliteitsbeleid. Daarin wordt meer en meer gekozen om terughoudend te zijn in het faciliteren van de auto in het gebied binnen de Ring. Vandaar dat in de praktijk van de mogelijkheid van extra parkeercapaciteit boven de maximum norm slechts gebruik gemaakt zal kunnen worden voor locaties aan of buiten de Ring en langs enkele grotere verkeersaders binnen de Ring, zoals John F. Kennedylaan en Prof. Dr. Dorgelolaan.
Andere gebruikers
Als bij een functie ten gevolge van de parkeereis parkeercapaciteit wordt gerealiseerd, dan is deze capaciteit ook primair bedoeld voor de gebruikers en bezoekers van de betreffende functie. Het is de eigenaar van de parkeerplaatsen niet toegestaan de aan de functie gekoppelde capaciteit, geheel of gedeeltelijk, structureel anders in te zetten, tenzij de eigenaar op basis van ervaringscijfers en een actuele parkeerbalans kan aantonen dat het gebruik van de parkeerplaatsen door een andere dan de beoogde doelgroep(en) geen nadelige gevolgen heeft voor de directe omgeving. Bij voorkeur wordt een dergelijke koppeling via een notariële akte afgedwongen.
Verrekening
Ook bij verbouwplannen wordt op basis van de parkeernormen een parkeereis berekend. Daarbij hoeft echter niet volledig gecompenseerd te worden voor eventuele tekorten uit het verleden. De volgende rekensystematiek zal bij (ver)bouwplannen worden toegepast. Op basis van de huidige parkeernormen wordt berekend:
- het (fictieve) bezoekersdeel dat bij de bestaande functie in de openbare ruimte wordt opgevangen (x2)
- de minimum parkeereis behorende bij de nieuwe functie (y1 gebruikersdeel; y2 bezoekersdeel)
Als minimum parkeereis geldt nu de volgende waarde: als y2 > x2, dan y1 + (y2 – x2), anders y1. Oftewel, het tekort voor het bezoekersdeel uit het verleden hoeft niet te worden gecompenseerd, maar op eigen terrein dient minimaal het gebruikersdeel te worden gerealiseerd.
De maximum parkeernorm blijft onveranderd.
Ook voor nieuwbouwplannen op een locatie met een bestaande functie zal deze systematiek worden toegepast, omdat op deze manier door de realisatie van de bouwplannen de parkeerproblematiek in de directe omgeving niet slechter wordt.
Functies te realiseren op een parkeervoorziening
Bij bouwinitiatieven voor een bestaande gemeentelijke parkeervoorziening moet rekening gehouden worden met de effecten van het verlies van de bestaande parkeercapaciteit. In principe moet het verlies aan capaciteit binnen het project zodanig worden gecompenseerd dat er geen structureel nadelig effect is op de parkeerdruk in de directe omgeving. Bovendien zullen door de gemeente aangegane verplichtingen moeten worden gerespecteerd. In de regel vereist dit maatwerk en aanvullend afspraken tussen aanvrager en gemeente.
Invloedsfactoren (HOV)
Op dit moment wordt binnen de gemeente Eindhoven gewerkt aan de uitbreiding van het HOV-netwerk. Met dit HOV-netwerk verbetert de bereikbaarheid van de locaties in de buurt van HOV-haltes. Ter stimulering van het gebruik van het HOV-netwerk zal binnen de Ring (Centrum en Schilwijken) in de nabijheid van een HOV-halte (minder dan 200 m) het bezoekersdeel van de parkeernorm worden gehalveerd en de maximum parkeernorm gelijk gesteld worden aan de minimum parkeernorm.
Berekeningen
De manier waarop het aanbod aan parkeerplaatsen op eigen terrein bij de functie Wonen wordt bepaald, kan behoorlijk verschillend zijn. Dit is namelijk afhankelijk van de vraag of een garage, oprit of carport als volwaardige of als gedeeltelijke parkeerplaats meetelt. Voor de bepaling van de mate waarin parkeren op eigen terrein door middel van een oprit of een garage voor de functie Wonen meetelt aan de aanbodzijde wordt onderstaande tabel gehanteerd.
Berekeningsaantallen parkeervoorzieningen bij woningen
Parkeervoorziening | Theoretisch aantal | Berekend aantal | Opmerking |
Enkele oprit zonder garage | 1 | 0,8 | oprit minimaal 6,0 meter diep |
Lange oprit zonder garage of carport | 2 | 1,0 | |
Dubbele oprit zonder garage | 2 | 1,7 | oprit minimaal 5,5 meter breed |
Garage zonder oprit (bij woning) | 1 | 0,6 | |
Garagebox (niet bij woning) | 1 | 0,7 | |
Garage met enkele oprit | 2 | 1,2 | oprit minimaal 6,0 meter diep |
Garage met lange oprit | 3 | 1,5 | |
Garage met dubbele oprit | 3 | 2,0 | oprit minimaal 5,5 meter breed |
Toelichting: In een woonwijk met veel garages en (dubbele) opritten zijn in theorie mogelijk voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig. In de praktijk zal blijken dat een groot gedeelte van het theoretische aanbod niet wordt gebruikt, doordat auto's toch regelmatig op de openbare weg parkeren. Dit gedrag zal veel minder gebeuren in een gebied waarin het parkeren gereguleerd is (betaald parkeren of een gebied voor parkeervergunninghouders). Daarom zal deze tabel alleen worden toegepast in gebieden waar geen sprake is van een parkeerregulering.
Juridisch kader
Bij de inwerkingtrede van de nWro wijzigt ook de Woningwet. In tegenstelling tot de huidige werkwijze mogen dan in de bouwverordening geen parkeernormen meer worden opgenomen. Derhalve moeten deze parkeernormen in nieuw te maken bestemmingsplannen worden opgenomen.
Er komt een overgangsrecht van 5 jaar voor de bestemmingsplannen die nog niet zijn herzien op basis van de nWro.
Gelijktijdige aanwezigheid
De parkeernormen zijn onderverdeeld in functies. In sommige gevallen, met name bij grotere ontwikkelingen, vindt een combinatie van functies plaats. In dat geval dient gekeken te worden naar de momenten in de week waarop per functie de parkeervraag zich voordoet. Op deze wijze is namelijk dubbelgebruik te realiseren, hetgeen uit oogpunt van kostenbesparing en optimaal gebruik van spaarzame ruimte voor alle partijen wenselijk is.
In de CROW-richtlijnen is een tabel opgenomen waarin op basis van ervaringen per functie over de specifieke delen van de week het aanwezigheidspercentage wordt weergegeven. Deze tabel (zie hierna) zal ook in Eindhoven worden toegepast.
Tabel gelijktijdige aanwezigheid:
Gelijktijdige aanwezigheid | Werkdag ochtend | Werkdag middag | Werkdag avond | Koop- avond | Zaterdag middag | Zaterdag avond | Zondag middag |
Woningen | 50% | 60% | 100% | 90% | 60% | 60% | 70% |
Detailhandel | 30% | 70% | 20% | 100% | 100% | 0% | 0% |
Kantoor | 100% | 100% | 5% | 10% | 5% | 0% | 0% |
Bedrijven | 100% | 100% | 5% | 10% | 5% | 0% | 0% |
Sociaal cultureel | 10% | 40% | 100% | 100% | 60% | 90% | 25% |
Sociaal medisch | 100% | 100% | 30% | 15% | 15% | 5% | 5% |
Ziekenhuis | 85% | 100% | 40% | 50% | 25% | 40% | 40% |
Dagonderwijs | 100% | 100% | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% |
Avondonderwijs | 0% | 0% | 100% | 100% | 0% | 0% | 0% |
Bibliotheek | 30% | 70% | 100% | 70% | 75% | 0% | 0% |
Museum | 20% | 45% | 0% | 0% | 100% | 0% | 90% |
Restaurant | 30% | 40% | 90% | 95% | 70% | 100% | 40% |
Café | 30% | 40% | 90% | 85% | 75% | 100% | 45% |
Bioscoop, theater | 15% | 30% | 90% | 90% | 60% | 100% | 60% |
Sport | 30% | 50% | 100% | 90% | 100% | 90% | 85% |
Bron CROW (ASVV 2004) |