KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
Artikel 8 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Hoofdstuk 2 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.3 Maatschappelijke Voorzieningen
Hoofdstuk 3 Waterparagraaf
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Geluid
4.2 Luchtkwaliteit
4.3 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
5.2 Planmethodiek
5.3 Verbeelding
Hoofdstuk 6 Handhaving
6.1 Algemeen
6.2 Handhaving Voorliggend Plan
6.3 Planregels
Hoofdstuk 7 Financiële Aspecten
Hoofdstuk 8 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.2 Inspraak En Samenspraak
Bijlage 1 Parkeernormen
Bijlage 1 Eindrapport Intraval Literatuurstudie

V Eindhoven binnen de Ring (Boschdijk 260-270)

Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven

Onherroepelijk op 16-05-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplanV Eindhoven binnen de Ring (Boschdijk 260-270) (SVBP2008) van de gemeente Eindhoven.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0772.80103-0501met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 bestaand

bij bouwwerken: bestaand ten tijde van ter visie legging van het bestemmingsplan als ontwerp;

bij gebruik: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het desbetreffende gebruiksverbod;

1.5 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.6 bijgebouw

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.7 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.8 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.9 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.10 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.12 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.16 hoofdgebouw

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.17 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.

1.18 peil

0.30 m boven de kruin van de weg.

1.19 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

de oppervlakte van een bouwwerk (in %) in verhouding tot de oppervlakte van het bouwvlak.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de harten van de grenzen van een bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. b. horecavoorzieningen, detailhandelsvoorzieningen en dienstverlenende bedrijven voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. tuinen, erven en terreinen;
  4. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Gebruiksregels

5.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

6.1 Binnenplans afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' c.q 'bijgebouwen' worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
  4. d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is;
  5. e. de in dit plan genoemde parkeernormen:
    1. 1. indien het voldoen aan de bepalingen van de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    2. 2. voor zover op een ander wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- en losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

7.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.1voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 7.1 met maximaal 10%.

7.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 7.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

7.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

7.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 7.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

7.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 7.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanV Eindhoven binnen de Ring (Boschdijk 260-270).

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan "V Eindhoven binnen de Ring (Boschdijk 260-270)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied ligt aan de oostzijde van de Boschdijk binnen de ring, nabij de kruising met de Kronehoefstraat.

1.3 Voorgaande Plannen

Het voorliggende bestemmingsplan "V Eindhoven binnen de Ring (Boschdijk 260-270)" vervangt deels het bestemmingsplan Eindhoven binnen de Ring, vastgesteld door de raad op 12 oktober1998; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d 1 juni 1999.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op gemeentelijk niveau. De voorgenomen ontwikkeling moet passen in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling in dit hoofdstuk een complete samenvatting te geven van al het beleid op de verschillende niveaus. Uitsluitend de meest relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven.
Niet-ruimtelijk beleid is per onderwerp apart in dit hoofdstuk opgenomen. Het beleid dat gericht is op verschillende milieu- en andere planologische aspecten wordt toegelicht in de milieuparagraaf.
Beleid met betrekking tot het aspect water wordt beschreven in de waterparagraaf.

2.2 Gemeentelijk Beleid

2.2.1 Interimstructuurvisie 2009

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad van Eindhoven vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.

2.3 Maatschappelijke Voorzieningen

In het Stedelijk Kompas Eindhoven, Plan van aanpak Maatschappelijke Opvang 2008 -2015 " is vastgelegd op welke wijze de gemeente er, samen met een aantal instellingen voor maatschappelijke zorg en gezondheidszorg, voor wil zorgen dat de opvang, zorg en leefomstandigheden van dak- en thuislozen verbetert.
Het doel is een vermindering van het aantal dak- en thuislozen en een afname van de overlast en criminaliteit die samenhangt met de problematiek van verslaving en dak- en thuisloosheid.
Een onderdeel van de uitvoering van het Stedelijk Kompas is de oprichting van een aantal woonvoorzieningen voor bovengenoemde doelgroep.

Bij besluit van 19 januari 2010 heeft het college onder meer besloten om het pand Boschdijk 260 -270 aan te wijzen als geschikte plek voor het vestigen van een hostel voor chronisch verslaafden.
In de raadsinformatiebrief is over de locatie Boschdijk het volgende aangegeven.

Relatie met het Masterplan Oud-Woensel
In de wijk Oud-Woensel, waar het hostel is voorzien, en in de aangrenzende wijk Limbeek, zijn al langere tijd klachten over overlast die geheel of ten dele wordt toegeschreven aan verslaafden en dak- of thuislozen.
De gemeenteraad heeft in februari 2008 het Masterplan Oud-Woensel vastgesteld, dat onder meer de opdracht behelst om maatregelen te treffen waarmee deze vorm van overlast kan worden verminderd. Het Masterplan bevat bovendien de opmerking dat uitbreiding van het aantal voorzieningen voor maatschappelijke opvang in de wijk ongewenst is vanwege de bovengenoemde klachten. Ook voor de vestiging van het hostel is het derhalve een vereiste dat eerst de overlast wordt bestreden.
Om een woonvoorziening voor chronisch verslaafden in het pand aan de Boschdijk mogelijk te maken is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk. Het desbetreffende voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan moet onder verwijzing naar de uitkomsten van herhaalde metingen aantonen dat de overlast inmiddels zozeer is afgenomen dat vestiging van een hostel niet langer uitgesloten hoeft te worden.
De verwachting, gebaseerd op ervaringen die met vergelijkbare woonvormen zijn opgedaan, is dat het hostel in combinatie met de andere (woon)voorzieningen voor maatschappelijke opvang de leefbaarheid in de wijk op termijn zelfs ten goede komt, doordat een aantal van de verslaafden die nu voor overlast zorgen, straks in deze woonvorm kan worden ondergebracht. Het toezicht neemt daardoor vanzelf toe. In die zin zal het hostel eerder een onderdeel zijn van de oplossing dan van het probleem.
In Oud Woensel en Limbeek worden naar aanleiding van de resultaten van de schouwen inmiddels acties ingezet, die moeten bijdragen aan de vermindering van de overlast. Daarnaast kan aan de hand van flankerende maatregelen, zoals die ook rondom andere voorzieningen gelden, aannemelijk worden gemaakt dat eventuele negatieve effecten van de vestiging van het hostel in het kader van de beheersbaarheid structureel worden aangepakt. De bedoeling is om in overleg met de buurtbewoners in de beheergroep te bepalen op welke manier (methodisch en inhoudelijk) het niveau van de overlast vastgesteld kan worden.
Om bij te kunnen dragen aan de argumentatie voor een herziening van het bestemmingsplan moet de overlastmeting binnen een afzienbare tijd worden herhaald. Dat betekent dat er (ook) gezocht moet worden naar maatregelen die binnen die termijn voor gewenste aantoonbare veranderingen kunnen zorgen. Om die reden kan niet worden volstaan met een beheerplan in de gebruikelijke zin van het woord. Dat treedt namelijk pas echt in werking bij de realisatie van de woonvoorziening. In dit geval is een uitzonderlijk plan nodig, dat beschrijft hoe de situatie moet zijn om daadwerkelijk van andere omstandigheden te kunnen spreken en wat er moet gebeuren om die situatie gestalte te laten krijgen binnen het beschikbare tijdsbestek.

Bij de vaststelling van het Masterplan indertijd was niet bekend dat uit onderzoeken elders in het land is gebleken dat de vestiging van een dergelijke opvang voor bovengenoemde doelgroep geen negatieve effecten behoeft te hebben op het woon- en leefklimaat wanneer de vestiging van een dergelijke voorziening gepaard gaat met voldoende flankerende maatregelen.
In tegendeel. Vaak treden dan positieve effecten op op het geordende leef- en woonklimaat.

Onderzoek
Teneinde te bezien of de ervaringen met een dergelijke aanpak elders in het land op deze locatie een soortgelijk positief effect kan bewerkstelligen is aan een extern en op dit gebied deskundig onderzoeksbureau opdracht gegeven om hier onderzoek naar te doen.
Aan het bureau is de volgende hoofdonderzoeksvraag meegegeven: wat zijn de te verwachten gevolgen van de komst van een woonvoorziening voor dak- en thuisloze verslaafden aan de Boschdijk voor de omgeving.

Als deelvragen diende het bureau de vragen te beantwoorden wat bekend is over de effecten van woonvoorzieningen voor dak- en thuisloze verslaafden op de ervaren overlast, criminaliteit, en woongenot in de omliggende buurt en welke aspecten lijken, voor zover bekend, van invloed te zijn op eventuele positieve of negatieve ervaringen en in hoeverre zijn deze te vertalen naar de Eindhovense situatie.
In dit onderzoek wordt aan de hand van beschikbare evaluaties van dergelijke vergelijkbare hostels elders in het land geconcludeerd dat de gevreesde toename van overlast niet plaatsvindt.
Integendeel, aldus het rapport, ervaren verreweg de meeste omwonenden in het geheel geen last van de hostels, veiligheidsgevoelens zijn verbeterd terwijl drugsoverlast niet of nauwelijks voorkomt en zelfs is afgenomen. Tevens zijn omwonenden na verloop van tijd positiever in hun beeldvorming over de komst van een hostel.
Hostelbewoners maken zich daarnaast minder vaak schuldig aan overlastgevende of criminele activiteiten vanaf het moment dat zij hun intrek in de woonvoorziening hebben genomen.

Daarnaast, aldus het rapport, is gebleken dat de meeste (woon)voorzieningen in of nabij het centrum van de stad zijn gelokaliseerd -hiervan is in casu ook sprake - in (woon)buurten waar (een deel van) de doelgroep al aanwezig is en waar reeds (veel) overlast wordt ervaren. In deze buurten zijn de bewoners vaak al bekend met de doelgroep, waardoor zij in mindere mate overlast ervaren dan in een wijk waar nog geen bekendheid met de doelgroep bestaat. In de buurten waar de doelgroep al (ten dele) aanwezig is neemt de (drugs)overlast met het oprichten van een hostel juist af; de hostelbewoners hoeven immers niet meer op straat te verblijven, terwijl ook het middelengebruik naar binnen is verplaatst.

Bovengenoemde effecten kunnen alleen worden bereikt wanneer er sprake is van voldoende structurele flankerende maatregelen.
Het onderzoeksrapport formuleert het als volgt: Het bevorderen van positieve ervaringen met een hostel wordt bereikt door te voldoen aan een aantal randvoorwaarden, die te maken hebben met:

  1. a. het voeren van een tweesporenbeleid (gelijktijdig repressie en hulpverlening inzetten);
  2. b. het creeren van draagvlak onder omwonenden;
  3. c. het instellen van een beheergroep;
  4. d. het optreden tegen drugshandel rond een hostel;
  5. e. het binden van de hostelbewoners aan het hostel;
  6. f. het monitoren van overlast.


Deze maatregelen zijn niet in "hokjes" te vangen maar hebben meerdere effecten. Zo zal het opstellen van een door de buurt gedragen beheerplan draagvlak onder omwonenden creeren en zal dit beheerplan de aspecten bevatten die het onderzoeksbureau heeft genoemd onder bovengenoemde aspecten a t/m f.

Het volledige rapport is als bijlage bij de toelichting gevoegd.


Flankerende maatregelen

Inmiddels is onder het motto 'Samen leven en samen wonen als goede buren' de Beheergroep Boschdijk in het leven geroepen. Sinds afgelopen maart komen vertegenwoordigers van de gemeente, de politie, Trudo, Novadic -Kentron en de buurten Limbeek-Noord en Hemelrijken maandelijks bij elkaar om te werken aan een beheerplan.
In dat plan leggen worden duidelijke afspraken vastgelegd. Over onder meer het beheer van het hostel en zijn bewoners en over het beheer van het gebouw en de openbare ruimte.
Het beheerplan meldt ook hoe er straks zal worden omgegaan met eventuele klachten.

Er worden heldere afspraken gemaakt waar men terecht kan om mogelijke overlast te melden en hoe zo'n melding of klacht vervolgens wordt behandeld.
Zo zal een half jaar vóór de verwachte opening van het hostel de gemeente, na goed overleg in de beheergroep, onderzoeken hoe het op dat moment is gesteld met de veiligheid en leefbaarheid in de buurt.
Problemen in de buurt, onveiligheidsgevoelens, criminaliteit en het functioneren van politie en gemeente worden dan onder de loep genomen. Dit zal waarschijnlijk ergens in het voorjaar van 2011 gebeuren.
Door hetzelfde onderzoek kort na de opening van het hostel én ook nog eens een jaar na opening te herhalen, kan vervolgens bezien worden of de veiligheid en leefbaarheid door de komst van het hostel al dan niet zijn verbeterd en/of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.

Thans zijn de volgende maatregelen reeds getroffen:

Om nu al tot een beter beheer van de buurt te komen, zijn er eind 2009 wijkschouwen met de wethouder gehouden door de wijken Limbeek en Oud Woensel. Daarbij is vooral ook gekeken naar de veiligheid in deze buurten. Naar aanleiding daarvan zijn verschillende maatregelen genomen die de veiligheid in de wijken moeten verbeteren:

  • Het parkeerterrein van Autolichtstad is opgeruimd en wordt schoongehouden.
  • Het pand van Autolichtstad wordt door de gemeente intensief gecontroleerd.
  • De eigenaar van Autolichtstad heeft, zoals afgesproken, de aangetroffen asbest gesaneerd.
  • In Hemelrijken is in de Van Galenstraat de verlichting verbeterd.
  • Er is cameratoezicht ingevoerd in de Kruisstraat/Woenselse Markt.
  • De onderdoorgangen naast het toekomstige hostel worden afgesloten voordat het hostel opengaat.
  • Sinds de aankondiging van de komst van het hostel is een veiligheidsmedewerker van Novadic -Kentron in de wijk ingezet.. Deze medewerker signaleert onveilige zaken en spreekt zwervende verslaafden aan op ongewenst gedrag. Deze functie blijft in ieder geval behouden tot de opening van het hostel.


Het vaststellen van het bestemmingsplan behelst impliciet een partiele herziening van het Masterplan Oud Woensel.

Hoofdstuk 3 Waterparagraaf

De functie wijziging perceel Boschdijk 260 - 270 heeft geen invloed op de waterhuishoudkundige situatie.
In oktober 2010 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over deze wijziging.
Naar aanleiding van dit overleg is afgesproken geen waterhuishoudkundige maatregelen noodzakelijk te achten aangezien het ontbreken van een waterbelang.
Op 23 november 2010 heeft Waterschap de Dommel hiermee ingestemd en is het wateradvies afgedaan.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf

4.1 Geluid

4.1.1 Wegverkeer

Het betreffende pand is indertijd gebouwd als een geluidgevoelige woonfunctie als bedoeld in de Wet geluidhinder. Uit akoestisch oogpunt is er derhalve reeds sprake van een situatie die in overeenstemming is met de Wet geluidhinder zodat er geen noodzaak is om een hogere grenswaardeprocedure te volgen.
Voor de huidige en de beoogde functie geldt hetzelfde regime van de Wet geluidhinder.

4.1.2 Railverkeer

De locatie ligt niet binnen de invloedssfeer van railverkeer.

4.1.3 Industrielawaai

De locatie ligt niet binnen de invloedsfeer van een gezoneerd bedrijfsterrein als bedoeld in artikel 48 Wet geluidhinder.

4.2 Luchtkwaliteit

- MRE -

4.3 Externe Veiligheid

Het externe veiligheid beleid is gericht op het beheersen van risico´s en de effecten van calamiteiten en het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen “plaatsgebonden risico” (de ten minste in acht te nemen grenswaarde die niet mag worden overschreden ten aanzien van "kwetsbare objecten", alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde ten aanzien van "beperkt kwetsbare objecten") en het “groepsgebonden risico” (een oriënterende waarde waarvan gemotiveerd mag worden afgeweken).

De gemeenteraad van Eindhoven heeft de Visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' op 19 mei 2009 vastgesteld. Met deze visie wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt o.a. aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.

4.3.1 Bedrijven

Binnen het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die vanwege de aanwezigheid of het werken met gevaarlijke stoffen momenteel beperkingen opleveren voor de omgeving:

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan "V Eindhoven binnen de Ring (Boschdijk 260-270)" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2008. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.

5.2 Planmethodiek

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.

5.3 Verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2008 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.

Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.

Hoofdstuk 6 Handhaving

6.1 Algemeen

De gemeente heeft in maart 2009 het toezicht- en handhavingsprogramma 2009 vastgesteld.

In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop.

Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen.

De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.

Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.

De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.

Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door 7 basisprincipes:

  • Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
  • Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
  • Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
  • Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
  • In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
  • In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
  • We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.

Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.

Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:

  • Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
  • Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
  • Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .

Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.

Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2008). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.

In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.

6.2 Handhaving Voorliggend Plan

Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.

Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.

6.3 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.

De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.

In de Begrippen(artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.

In het artikel over de "Planregels" (artikel 6.3) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemming `Maatschappelijk” (artikel 3)

Het betreft hier een “verzamelbestemming” ten behoeve van medische, sociaal-culturele, religieuze, educatieve en openbare dienstverlenende (non-profit) instellingen en voorzieningen ten behoeve van sport. Concreet gaat het hier om voorzieningen als kerken, scholen, buurtcentra, sporthallen, bejaardenhuizen, welzijnsvoorzieningen, medische (groeps)praktijken e.d. al dan niet in combinatie met (boven)woningen. Gekozen is voor een flexibele regeling, zodat uitwisseling van alle functies die passen binnen de omschrijving mogelijk is. Binnen de bestemming `Maatschappelijk' is horeca uitsluitend toegestaan ondergeschikt aan dan wel ter ondersteuning van de desbetreffende maatschappelijke functie(s). Dat wil (zoals vermeld in het gemeentelijke Horecabeleidsplan) zeggen dat de openingstijden van de horeca-activiteit niet ruimer mogen zijn dan die van de hoofdactiviteit, dat de horecavoorziening geen eigen toegang mag hebben en dat er geen separate reclame-uitingen zijn toegestaan.

Voor de' Algemene regels' zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, de Algemene gebruiksregelsen deAlgemene afwijkingsregels.

In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht en de Slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Financiële Aspecten

Er is in casu geen sprake van een ontwikkeling waarop de Grondexploitatiewet van toepassing is.
Het afsluiten van een anterieure overeenkomst dan wel het vaststellen van de exploitatieplan is zodoende niet aan de orde.

Hoofdstuk 8 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Gelet op de aard en de omvang van het bestemmingsplan is geen invulling gegeven aan het overleg als bedoeld in art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening.
Overigens zijn er geen provinciale en/of rijksbelangen in het geding.

8.2 Inspraak En Samenspraak

Het voornemen om verspreid over de stad een aantal accommodaties voor bovengenoemde doelgroep te situeren is onderwerp geweest van een uitgebreide procedure in het kader van de Verordening Samenspraak en Inspraak.

Zo is er ten behoeve van de locatie Boschdijk 260 - 270 een zeer goed bezochte informatieavond gehouden op 30 september 2009.
Tijdens deze bijeenkomst zijn er tal van vragen gesteld, aandachtspunten geformuleerd en thans reeds voorkomende problemen in de drugs- en alcoholsfeer aangegeven.

Op basis van deze informatie is onder meer samen met een delegatie van de bewoners een wijkschouw gehouden en zijn inmiddels maatregelen genomen om de huidige situatie te verbeteren.
Tevens is aangegeven dat de komst van deze accommodatie vergezeld gaat van flankerend beleid.
Op basis van de gevoerde samenspraak heeft het college op 19 januari 2010 onder meer besloten om het gebouw Boschdijk 260 -270 aan te wijzen als een zogenaamde prioritaire voorziening, te weten een hostel voor dak- en thuiskozen.

Bijlage 1 Parkeernormen

Bijlage 1 Parkeernormen

Bijlage 1 Eindrapport Intraval Literatuurstudie

Bijlage 1 Eindrapport Intraval literatuurstudie