Bedrijventerrein De Kade
Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven
Vastgesteld op 25-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Kade (SVBP2008) van de gemeente Eindhoven.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0772.80131-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.8 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein wenselijk is.
1.9 beperkt kwetsbaar object
- a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- b. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- d. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- e. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
- f. objecten die met het onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- g. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.10 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.11 bedrijfsvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.12 bestaand
ten tijde van ter visie legging van het bestemmingsplan als ontwerp;
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 bijgebouw
een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 buitenschoolse opvang (BSO)
het in georganiseerd verband opvangen van meer dan 6 kinderen in de leeftijdscategorie 4 tot 13 jaar voor en na schooltijd, in de middagpauze en tijdens schoolvakanties.
1.24 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.25 dakopbouw
een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel.
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, supermarkt en internetwinkel.
1.27 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.28 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 gebruiken
het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.
1.31 geluidsgevoelige functies
bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.32 geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.33 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.34 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object
nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.
1.35 gevaarlijke stoffen
gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.
1.36 groepsrisico (GR)
een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.
1.37 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.38 grove bouwmaterialen
Materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke, zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout.
1.39 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.40 hoofdgebouw
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.41 horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.42 internetwinkel
een specifieke vorm van detailhandel waarbij:
- de transactie via internet of andere media tot stand komt;
- de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of
- de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of
- de goederen ter plaatse kunnen worden worden bekeken of geprobeerd.
1.43 invloedsgebied
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.
1.44 kantoor
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bestuurlijk/ambtelijk of bedrijfsmatig uitoefenen van bestuurlijke, juridische, financiële, administratieve, ontwerptechnische, (sociaal) wetenschappelijke en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.
1.45 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).
1.46 kwetsbaar object
- a. woningen, niet zijnde:
- 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare en voor zover die woningen niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- 2. bedrijfswoningen;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. sociale werkplaatsen, of;
- 4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting of;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting.
1.47 lijst van bedrijfsactiviteiten
de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.
1.48 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
1.49 peil
0.30 m boven de kruin van de weg.
1.50 plaatsgebonden risico (PR)
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof is betrokken.
1.51 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.52 PR10-6/jaar contour
een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.53 recreatief vaarwater
gebruik van water voor recreatieve activiteiten zoals kanoën, roeien en varen met vlotten.
1.54 regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.55 risicovolle inrichting
- a. alle Bevi inrichtingen, artikel 2 Bevi en alle Revi inrichtingen artikel 1b Revi;
- b. alle inrichtingen die vallen onder de bijlage I van de regeling provinciale risicokaart of onder het registratiebesluit externe veiligheid;
- c. alle inrichtingen met toxische gassen;
- d. inrichtingen met meer dan 1 m3 brandbaar gas in een insluitsysteem.
1.56 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.57 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.58 verdieping(en)
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.
1.59 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.60 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.61 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.).
1.62 Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan.
1.63 Wet milieubeheer
Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.64 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.65 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.
1.66 Woninginrichting
Tot de branche 'woninginrichting' worden de volgende artikelgroepen gerekend: woon-, slaap-, badkamer-, tuin-, en kleinmeubel. Woningtextiel en meubelstoffen. Zonwering. Parket-, laminaat- en kurkvloeren. Vloerbedekking en vloerkleden.
1.67 woongebouw
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 oppervlakte van een bouwvlak
tussen de harten van de grenzen van een bouwwerk.
2.6 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf - 1´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorende tot de categorieën 1 tot en met 3.2 zoals genoemd in de "Lijst vanbedrijfsactiviteiten", tenzij een andere maximale toegestane categorie op de verbeelding is aangegeven, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, zelfstandige kantoorvestigingen en detailhandel;
- b. detailhandel, uitsluitend voorzover het betreft bouwmarkten, keukens en sanitair, tuincentra en woninginrichting;
- c. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder a, met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
- d. kantooractiviteiten, voor zover deel uitmakend van en ondergeschikt aan de bedrijven vermeld onder a.;
- e. tevens voor verkooppunt van motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt van motorbrandstoffen (zonder LPG)";
met de daarbij behorende:
- f. inpandige bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - 1", met dien verstande dat het woonoppervlak niet mag worden uitgebreid;
- g. erven en terreinen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- k. infrastructurele voorzieningen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a en tevens bedrijven in een hogere categorie toestaan of bedrijven die niet voorkomen in de `Lijst van bedrijfsactiviteiten´, mits:
- a. het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan;
- b. het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.
Artikel 4 Bedrijf - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf - 2´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorende tot de categorieën 1 tot en met 3.2 zoals genoemd in de "Lijst vanbedrijfsactiviteiten", tenzij een andere maximale toegestane categorie op de verbeelding is aangegeven, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, zelfstandige kantoorvestigingen en detailhandel;
- b. tevens voor bedrijven behorende in een hogere dan de maximaal toegestane categorie, uitsluitend voorzover de locatie op de verbeelding is aangeduid als "specifieke vorm van bedrijf 2-1" en met dien verstande dat op de locatie uitsluitend de SBI-code en categorie zoals opgenomen in onderstaande tabel is toegestaan:
Adres (locatie) | SBI-code | Categorie | |
Kanaaldijk Zuid 5 B | 291.1 | 4.1 | |
Breitnerstraat 9 | 16101 | 3.2 | |
Dirk Boutslaan 18 | 4673 | 3.1 | |
Dirk Boutslaan 20 | 41, 42, 43 | 3.1 |
- c. tevens voor een geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichting met een hogere dan de maximaal toegestane categorie als genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI-code 1051.4, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf 2-2";
- d. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder a. en b., met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
- e. kantooractiviteiten, voor zover deel uitmakend van en ondergeschikt aan de bedrijven vermeld onder a. en b.;
- f. tevens voor detailhandel in auto's, boten en caravans ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - 1",
- g. tevens voor een bouwmarkt ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - 2", waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak met maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- h. tevens voor detailhandel in keukens en woninginrichting ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - 3", waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak met maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- i. tevens voor detailhandel in woninginrichting ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - 4", waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak met maximaal 10% mag worden uitgebreid;
- j. tevens voor verslaafdenopvang ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - 1", uitsluitend op de begane grond;
- k. tevens voor kinderopvang in de vorm van dagopvang, peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - 2";
- l. tevens voor verkooppunt van motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt van motorbrandstoffen (zonder LPG)";
met de daarbij behorende:
- m. inpandige bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - 1", met dien verstande dat het woonoppervlak niet mag worden uitgebreid;
- n. niet inpandige bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - 2";
- o. erven en terreinen;
- p. parkeervoorzieningen;
- q. groenvoorzieningen;
- r. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- s. infrastructurele voorzieningen;
- t. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- u. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf - 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf - 3´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorende tot de categorieën 1 tot en met 3.2 zoals genoemd in de "Lijst vanbedrijfsactiviteiten", tenzij een andere maximale toegestane categorie op de verbeelding is aangegeven, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, zelfstandige kantoorvestigingen en detailhandel;
- b. tevens voor bedrijven behorende in een hogere dan de maximaal toegestane categorie, voorzover de locatie met de toegestane SBI-code en categorie is vermeld in onderstaande tabel en zoals op de verbeelding aangeduid als "specifieke vorm van bedrijf 3-1":
Adres (locatie) | SBI-code | Categorie | |
Kanaaldijk Noord 123 | 21.7.1 | 4.1 | |
Kanaaldijk Noord 161 | 23611.2 | 4.2 | |
Ruysdaelhof 2 | 2453, 2454.1 | 4.2 | |
Kanaaldijk Noord 51 | 222.1 | 4.1 | |
Quinten Matsyslaan 31 | 162 | 3.2 | |
Quinten Matsyslaan 35 | 1812 | 3.2 | |
Quinten Matsyslaan 67 | 102.5 | 3.2 |
- c. tevens voor een risicovolle inrichting met een hogere dan de maximaal toegestane categorie, voorzover de locatie met de toegestaane SBI-code en categorie is vermeld in onderstaande tabel en zoals op verbeelding aangeduid als "specifiek vorm van bedrijf 3-2":
Adres (locatie) | SBI-code | Categorie | |
Quinten Matsyslaan 33 | 46712.3 | 4.2 | |
Quinten Matsyslaan 59 | 2561, 3311.12 | 3.2 |
- d. detailhandel, uitsluitend voorzover het detailhandel in grove bouwmaterialen betreft;
- e. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder a. en b., met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
- f. kantooractiviteiten, voor zover deel uitmakend van en ondergeschikt aan de bedrijven vermeld onder a. en b.;
- g. tevens voor praktijkgericht beroepsonderwijs dat gerelateerd is aan een bedrijventerrein ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - 3";
- h. tevens voor sportieve en/of recreatieve doeleinden in de vorm van een roeivereniging, met de daarbij behorende ondersteunende voorzieningen ten dienste van deze doeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 1';
- i. tevens voor verkooppunt van motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt van motorbrandstoffen (zonder LPG)";
met de daarbij behorende:
- j. inpandige bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning - 1", met dien verstande dat het woonoppervlak niet mag worden uitgebreid;
- k. niet inpandige bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning - 2";
- l. erven en terreinen;
- m. parkeervoorzieningen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- p. infrastructurele voorzieningen;
- q. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen in het geval dat de de PR 10-6/jaar contour zoals op de verbeelding aangeduid met "veiligheidszone - bevi":
- a. vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de ter plaatse gelegen risicovolle inrichting buiten werking is gesteld of;
- b. wordt verkleind, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de plaatsgebonden risicocontour van de PR10-6/jaar contour als gevolg van een wijziging in die risicovolle inrichting kleiner is geworden.
Alvorens toepassing te verlenen aan het bepaalde in lid 5.5 onder a of b winnen burgemeester en wethouders advies in bij de veiligheidsregio.
Artikel 6 Bedrijf - 4
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf - 4´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorende tot de categorieën 2 tot en met 4.2 zoals genoemd in de "Lijst vanbedrijfsactiviteiten", met uitzondering van risicovolle inrichtingen, zelfstandige kantoorvestigingen en detailhandel;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn de voor `Bedrijf - 4´ aangewezen gronden tevens bestemd voor een geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichting zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI code 291.2;
- c. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder a. en b., met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
- d. kantooractiviteiten, voorzover deel uitmakend van en ondergeschikt aan de bedrijven vermeld onder a. en b.;
met de daarbij behorende:
- e. wegen, erven en terreinen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- i. infrastructurele voorzieningen;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 6.2.1 bepaalde bouwhoogte en toestaan dat:
- a. de maximale bouwhoogte van een gebouw 20 meter bedraagt;
- b. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven gronden met een maximale bouwhoogte van 4 m, de maximale bouwhoogte van een gebouw 8 meter bedraagt, met dien verstande dat daarbij een afstand van 10 meter vanaf de zuidelijke bestemmingsgrens wordt gehouden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. paden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- f. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
met daarbij behorende:
- g. verhardingen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat - en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, bestaande uit maximaal 2 rijstroken;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' wegen en straten bestaande uit maximaal 4 rijstroken;
- c. bruggen;
- d. voet- en fietspaden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. water;
met daarbij behorende:
- h. geluidwerende voorzieningen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, voor de verkeersveiligheid of sociale veiligheid.
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Water´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. oppervlaktewater;
- b. recreatief vaarwater;
- c. waterberging;
- d. waterhuishouding;
- e. waterlopen;
- f. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;
met de daarbij behorende:
- g. voorzieningen, zoals bruggen;
- h. andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met een maximale hoogte van 4m.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 9.1 wordt in ieder geval gerekend:
- a. het aanleggen van woonboten;
- b. het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliën en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Wonen
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Leiding - Gas
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een (ondergrondse) gastransportleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat in geval van strijdigheid van bepalingen, de bepalingen van dit artikel vóór gaan op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbeteffende gronden van toepassing zijn.
11.2 Bouwregels
Op of in deze dubbelbestemming begrepen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1 en toestaan dat de gronden gebruikt, in gebruik worden gegeven of te laten gebruiken ten behoeve van:
- a. erven en terreinen;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. wegen en straten, bestaande uit maximaal 2 rijstroken;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. buitenopslag.
mits de betrokken leidingbeheerder vooraf heeft verklaard dat hiertegen vanuit het belang van de leiding geen bezwaren bestaan.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Waarde - Ecologie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de verwezenlijking, het behoud en beheer van een ecologische verbindingszone;
- b. de verwezenlijking, het behoud, beheer en herstel van watersystemen
met daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 en het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemmingen toe te staan, mits daarmee geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het in ecologisch opzicht waardevolle gebied. Daarbij zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
15.1 geluidzone - industrie - 1
Binnen de op de verbeelding aangegeven geluidzone - industrie - 1 zijn geen geluidsgevoelige functies toegestaan, met uitzondering van de bedrijfswoningen die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - 1' en specifieke vorm van wonen - 2'.
15.2 geluidzone - industrie - 2
Binnen de op de verbeelding aangegeven geluidzone - industrie - 2 zijn geen geluidsgevoelige functies toegestaan, met uitzondering van de bedrijfswoningen die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - 1' en specifieke vorm van wonen - 2'.
15.3 veiligheidszone - barim
15.4 veiligheidszone - bevi
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' is het bepaalde in lid 5.3.1 onder c en d en het bepaald in lid 5.5 van toepassing.
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
16.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' c.q 'bijgebouwen' worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 20 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
- d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 20 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
- e. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is;
- f. de regels met het oog op de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of het opwekken van duurzame energie tot maximaal 100 m2 (bvo) en een bouwhoogte van maximaal 3 m., het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmeting van bestemmingsgrenzen en bouwvlakken:
- a. ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits de afwijking maximaal 5 meter bedraagt en het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad;
- b. ter correctie van afwijkingen of nauwkeurigheden op de verbeelding.
Artikel 18 Algemene Procedureregel
18.1 Wijziging
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 19 Overige Regels
19.1 Parkeereis
Indien bij de afgifte van een omgevingsvergunning de omvang of de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, moet in, op of onder dat bouwwerk dan wel op het bij het bouwwerk horende perceel, afhankelijk van de bestemming, grootte van het bouwwerk en bereikbaarheid per openbaar vervoer, een door het bevoegd gezag, conform de Parkeernormen (Bijlage 3) te bepalen aantal parkeerplaatsen aanwezig zijn.
19.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 19.1 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
20.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 20.1 met maximaal 10%.
20.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 20.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
20.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 20.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
20.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 20.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
20.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 20.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
20.8 Wro-zone - persoonsgebonden overgangsrecht
Het gebruik van een ligplaats voor een woonboot ter plaatse van de aanduiding 'wro- zone - persoonsgebonden overgangsrecht' mag worden voortgezet met dien verstande dat:
- a. het recht uitsluitend toekomt aan de persoon met wie de gemeente op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan een huurovereenkomst heeft gesloten;
- b. het recht vervalt zodra het gebruik van de ligplaats voor een woonboot door deze persoon, wordt beëindigd;
- c. de maatvoering van de woonboot niet mag worden vergroot.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Kade.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voor bedrijventerrein De Kade geldt nog een aantal verouderde bestemmingsplannen. Mede gelet op de actualiseringsplicht die in de Wet ruimtelijke ordening is verankerd, wordt voor bedrijventerrein De Kade een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
Uitgangspunt bij het opstellen van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Kade" is de bestaande situatie. Nieuwe regelgeving, alsmede nieuw (rijks-, provinciaal en gemeentelijk) beleid wordt doorvertaald. Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waar een toelichting aan is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is gelegen in het oostelijk deel van het stedelijk gebied van Eindhoven. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Willem van Konijnenburglaan, de Ruysdaelbaan, de Quinten Matsyslaan, de Fernhoutstraat en de Kanaaldijk-Zuid. Aan de oostzijde door de gemeentegrens Eindhoven - Geldrop. Aan de zuidzijde door Geldropseweg, de Dirk Boutslaan en de Lucas Gasselstraat. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Breitnerstraat, de Kanaaldijk-Noord en de achterzijde van de woningen op de hoek Picushof / Tongelresestraat.
Het het noordelijk deel van het plangebied ligt in het stadsdeel Tongelre, het plangebied ten zuiden van het kanaal ligt in het stadsdeel Stratum.
1.3 Voorgaande Plannen
Het voorliggende bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Kade" vervangt (deels) de bestemmingsplannen:
- 1. Eindhoven binnen de Ring, vastgesteld door de raad op 12 oktober 1998; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 1 juni 1999;
- 2. I Eindhoven binnen de Ring, vastgesteld door de raad op 20 december 2004; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 29 maart 2005;
- 3. Poeijers B, vastgesteld door de raad op 18 december 1989; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 9 april 1990;
- 4. Poeijers A, vastgesteld door de raad op 30 juni 1975; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 1 september 1976;
- 5. I Poeijers A, vastgesteld door de raad op 26 september 1983; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 20 juni 1984;
- 6. Industrieterrein DAF 1990, vastgesteld door de raad van Geldrop op 14 maart 1991; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 11 juni 1991;
- 7. Eindhovense Grens, vastgesteld door de raad 31 maart 1953; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 26 mei 1954;
- 8. Grens Geldrop, vastgesteld door de raad d.d. 31 maart 1952; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 26 juni 1952;
- 9. 3e uitwerking Stratum buiten de Ringweg, vastgesteld door B&W op 23 september 1997; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 21 november 1997.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit de volgende delen.
Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met de beschrijving van de bestaande situatie in het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden voor en het beleidskader voor de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in de milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is neergelegd in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak).
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historisch Perspectief
In de 19e eeuw ontstond aan de oostzijde van het centrumgebied een concentratie van bedrijven. Belangrijkste vestigingsvoorwaarden waren het riviertje de Dommel en de nabijheid van een belangrijke Noord-Zuidroute. De vestigingsomstandigheden verbeterden met het Eindhovensch Kanaal (1846), dat geheel op eigen kracht met steun van plaatselijk kapitaalverschaffers tot stand kwam. Het kanaal verbond Eindhoven met de Zuid-Willemsvaart in Helmond en vervolgens met de rest van de vaarwegen in Nederland en Europa. Grondstoffen konden voortaan over het water worden aangevoerd.
In de tweede helft van de 19e eeuw vestigden zich steeds meer bedrijven in de omgeving van de Tongelresestraat en aan de kop van het kanaal, zoals de linnenfabriek van Van Dijk, de KarelI fabriek van Van Abbe, stoomtimmerfabriek De Rietvink, de Picus-houtindustrie, brouwerijen De Valk, Van der Harten en Van Zeeland, Picus-houtindustrie en buiten de Ring Deli-HTL Tabak Maatschappij. Later komen daar buiten het centrum de zuivelcoöperatie Campina en Van Doorne's Autofabriek bij.
Rond 1900 vestigde zich de gasfabriek. Gas was onmisbaar voor de doorontwikkeling van de industriële activiteiten in de stad. Aan Stratumse zijde lagen de bedrijven tot diep in de woonbuurten (Iris- en Rochusbuurt). Aan Tongelrese zijde grensden bedrijven aan het Villapark waar in voorname panden de kantooractiviteiten werden ondergebracht. Bruggen over het kanaal waren schaars. Tot 1960 waren er twee bruggen: Tongelresestraat en Poeijers. In 1931 werd de oude brug ter hoogte van de Tongelresestraat vervangen door een hefbrug zodat grotere schepen de haven konden bereiken.
De (bedrijfs)bebouwing bleef lang beperkt tot het gebied rond het Havenhoofd en de brug van de Tongelresestraat. Ter hoogte van Poeijers waren graslanden en stonden enkele boerderijen langs het water. Rond 1962 kreeg de bereikbaarheid van het gebied een impuls door het gereedkomen van de Ring. De extra oversteek trok nieuwe bedrijvigheid naar de Kanaalzone. Bedrijventerrein De Kade groeide uit tot het op één na grootste bedrijventerrein van de stad. Uit die tijd stamt ook het woonwagenkamp ver naar het oosten in de buurt van de zwaaikom dat beheerd werd door de paters van Tivoli.
Tussen 1929 en 1934 werd het Eindhovensch Kanaal verbreed en gemoderniseerd. Na de Tweede Wereldoorlog herstelde de scheepvaart zich tijdelijk, maar in 1974 werd het kanaal voor scheepvaart gesloten.
2.2 Huidige Situatie
Het bedrijventerrein “De Kade” heeft een relatief gunstige ligging, nabij het centrum en dichtbij de Ring. De Kade is aantrekkelijk voor verschillende soorten bedrijven. Op bedrijventerrein De Kade (140 hectare netto) zijn ruim 110 bedrijven gevestigd, samen goed voor een werkgelegenheid van meer dan 7000 arbeidsplaatsen. Daarnaast is het een uniek bedrijventerrein voor Eindhoven met enkele katalysatoren als DAF en Campina. De Kade staat op de lijst van bedrijventerreinen die het Ministerie van Economische Zaken van belang vindt voor de nationale economie. Verreweg de grootste werkgever is DAF. Het merendeel van de werknemers op De Kade is afkomstig uit Eindhoven, daarnaast komt een aanzienlijk deel uit de regiogemeenten, zoals Geldrop-Mierlo, Veldhoven, Best, Nuenen, Waalre, Deurne en Liessel. Het overgrote deel van de werkgelegenheid op De Kade behoort tot het midden- en klein bedrijf (tot 100 werkzame personen).
De Kade is een gemengd bedrijventerrein met vooral bedrijven in de milieucategorieen 1 en 2, en een aantal bedrijven in de milieucategorieen 3.1 tot en met 4.2. De helft van de ondernemingen zijn eenmanszaken of bedrijven met slechts enkele personeelsleden. Er zijn productiebedrijven, handelsondernemingen , dienstverleners en detaillisten. Op De Kade zijn twee gebieden die heel duidelijk een signatuur hebben met betrekking tot de werkgelegenheidsstructuur. Het gebied dat begrensd wordt door de ring en ten zuiden van het kanaal is gelegen wordt nagenoeg volledig door DAF gebruikt. Dit is een zeer omvangrijk gebied. Het tweede gebied met een duidelijke signatuur vormt het gebied ten noorden van het kanaal tussen de ring en het centrum. Hier is de consumentendienstverlening de overgrote werkgever (PDV-cluster).
Gevestigde ondernemers in de Kanaalzone zijn relatief tevreden. Er bestaat een grote investeringsbereidheid bij ondernemers en bedrijven zijn georganiseerd in het Bedrijvenkontakt. Om het aanwezige potentieel optimaal te versterken, moet er gericht geïnvesteerd worden.
Het bedrijventerrein De Kade speelt een grote rol in de vraag naar gemengde bedrijventerreinen in de stad. De vraag komt van startende ondernemers en bedrijven uit de directe omgeving die belangstelling hebben voor een locatie in Eindhoven. Op korte termijn gaat het om een uitbreidingsbehoefte, op lange termijn vooral om een vervangingsvraag. Denk hierbij aan bedrijven die uit woongebieden verplaatst moeten worden. Er is vooralsnog een grote behoefte aan locaties voor industrie, reparatie/ handel, bouw en logistiek. Daarnaast is zakelijke dienstverlening in opkomst. De ruimte op bedrijventerreinen is echter voorbehouden aan bedrijfsfuncties. Op termijn zal de vraag van traditionele sectoren als industrie en bouw afnemen. Het is aannemelijk dat een betere benutting van bedrijventerrein De Kade de vraag naar nieuwe bedrijfslocaties vermindert (Stec Groep, 2008).
2.3 Ontwikkelingsvisie
Waar in veel steden in de wereld, oude binnenhavens worden getransformeerd naar aantrekkelijke (centrumstedelijke) woongebieden, maakt Eindhoven voor haar eigen Kanaalzone voorlopig een pas op de plaats. De stad is nog altijd druk doende de Westcorridor te realiseren, waardoor er geen programmatische ruimte bestaat om ook de Kanaalzone geheel te laten verkleuren. Desondanks zal de ontwikkeling van het Nre-terrein en het verstedelijkingsproces in de Irisbuurt/ Oude Haven bijdragen aan de versterking van de relatie tussen stad en het Eindhovensch Kanaal. Op lange termijn heeft het gebied binnen de Ring een ander perspectief dan het gebied buiten de Ring. Door nu al in te zetten op schaalverkleining van de blokken en flexibel aanpasbaarheid van de bebouwing met name binnen de Ring kan mogelijk de doorontwikkeling naar andersoortige woon- en werkmilieus over 15 jaar op een natuurlijke wijze gestalte krijgen.
De gemeente hecht daarnaast veel waarde aan goed functionerende bedrijventerreinen in de stad. De nota bedrijventerreinen (raad, 2009) zet daarbij ook in op het behoud en revitalisatie van bedrijventerrein De Kade. Bedrijvigheid op deze plek is daarbij belangrijk voor de lokale economie, de levendigheid en de werkgelegenheid in de omliggende buurten. Het kanaal vormt daarbij een belangrijke identiteitsdrager en legt een relatie tussen centrum, woonbuurten, bedrijven en buitengebied. Het functioneren van bedrijventerrein De Kade wordt dan ook afhankelijk gesteld van de context: dichtbij het centrum, omringd door woongebieden en bereikbaar via de Ring. Het is een binnenstedelijk bedrijventerrein waarin, anders dan perifere bedrijventerreinen als De Hurk, Acht en Eckersrijt, vooral kleinschalige bedrijvigheid goed kan gedijen. Het bedrijventerrein richt zich dan ook niet meer op nieuwe grootschalige bedrijven met veel aan- en afvoerbewegingen en gaat ook nieuwe risicobronnen uit de weg. Het perspectief voor de Kade verandert naar meer diversiteit, kleinschaligheid (tot 5000 m2) en innovatieve bedrijven die tegemoet komen aan de ambities van Brainport.
De Kade is een gemengd bedrijventerrein. De meeste bedrijven die er gevestigd zijn, behoren tot milieucategorie 1 of 2, een aantal bedrijven behoren tot milieucategorie 3 of 4. Gelet op de lange termijn visie, de huidige situatie en de ligging van het bedrijventerrein, tussen woongebieden, staat het bestemmingsplan bedrijven behorende tot de milieucategorie 1 tot en met 3.2 toe, richting de randen aflopend tot en met 2 of 3.1. Bedrijven behorende tot de milieucategorie 4.1 en 4.2 zijn uitsluitend toegestaan voorzover het bestaande situaties betreft. Op het terrein waar DAF gevestigd is, zijn bedrijven in milieucategorie 4.2 toegestaan.
2.4 Stedenbouwkundige Structuur
Opbouw
De structuur van De Kade wordt in belangrijke mate bepaald door de aanwezigheid van de Ring (Jeroen Boschlaan en Hugo van der Goeslaan) en het Eindhovensch Kanaal. Hierdoor wordt het bedrijventerrein ruimtelijk in vier deelgebieden verdeeld.
Het zuidoostelijke deel, tussen de spoordijk, het Eindhovensch Kanaal, de Hugo van der Goeslaan en de Geldropseweg is het meest grootschalig van karakter en bijna geheel bezet door DAF. De inrichting is ruim en functioneel van opzet en heeft een showroomachtig karakter aan de kant van de Ring.
Het noordoostelijke deel, tussen Quinten Matsyslaan, Ruysdaelbaan, Jeroen Boschlaan, Fernhoutlaan en Eindhovensch Kanaal is zeer fijnmazig van karakter en bevat enkele doorsteken tussen Eindhovensch Kanaal en de wijk Doornakkers. Ruimtelijk is dit deelgebied helder gescheiden van de naastgelegen woonwijk door de combinatie van doorgaande structuur van Ruysdaalbaan en Quinten Matsyslaan en de aanliggende groenstrook.
Het zuidwestlijke deel, tussen Eindhovensch Kanaal, Hugo van der Goeslaan, Breitnerstraat, Lucas Gasselstraat en Dirk Boutslaan kent, met de Gabriel Metsulaan, één voorname doorsnijding. Deze brede structuur is een erfenis van een stedelijke ringstructuur uit het Algemeen Uitbreidingsplan van de gemeente uit 1930, ontworpen door J.M. De Casseres. Ten westen van de Gabriel Metsulaan is de scheiding tussen wonen en werken helder en is de structuur grof te noemen, terwijl ten oosten het bedrijventerrein fijnmazig doorloopt in de randen van de Irisbuurt.
Het noordoostelijke deel, tussen Eindhovensch Kanaal, Jeroen Boschlaan, Ruysdaalbaan en Willem van Konijnenburglaan, word net zoals het zuidwestelijk deel doorsneden door dezelfde Ringstructuur uit het Algemeen Uitbreidingsplan, in dit geval de Tenierslaan. Ten westen van de Tenierslaan ligt een helder afgebakend cluster voor Perifere Detailhandel. Ten oosten van de Tenierslaan is het gebied zeer gemengd van aard. Door de Ruysdaalbaan en de naastgelegen groenstrook zijn wonen en werken duidelijk van elkaar gescheiden.
Wat de bouwhoogte van gebouwen betreft is aangesloten bij de geldende bestemmingsplannen. Voor een groot deel van het terrein is een bouwhoogte van 12 meter toegestaan. Op een enkele locatie 10 meter. In het nieuwe bestemmingsplan is voor het hele terrein (m.u.v. DAF) een maximale bouwhoogte van 12 meter opgenomen. Bestaande gebouwen die hoger zijn dan 12 meter zijn op de verbeelding aangeduid. Voor het DAF-terrein geldt op basis van het vigerende bestemmingsplan een maximale bouwhoogte van 15 meter en aan de randen 4 meter. In het nieuwe bestemmingsplan is deze bouwhoogte overgenomen. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen naar 20 meter en aan de randen naar 8 meter. Op een aantal locaties op het DAF-terrein is direct 20 meter toegestaan.
Verkeersstructuur
De Ring en de Geldropseweg vormen de belangrijkste ontsluitingsstructuur voor de Kade. Beiden zijn in de Interim Structuurvisie (raad, 2009) aangewezen als primaire wegen op stedelijk en regionaal niveau. De oost-west georiënteerde wegenstructuur langs het bedrijventerrein, te weten Ruysdaelbaan, Quinten Matsyslaan, Dirk Boutslaan, Kanaaldijk Noord, Kanaaldijk Zuid en Geldropseweg sluiten allen direct aan op de parallelstructuur van de Ring. Via de Ring hebben op de Kade gevestigde bedrijven een directe bovenlokale ontsluiting in alle windrichtingen.
Groen en water
Het Kanaal is een dragende structuur in de beleving van de stad en vormt één van de belangrijkste structuren in het Rijk van Dommel en Aa (het groene middengebied tussen Eindhoven en Helmond). In het Ruimtelijk Programma Brainport (SRE, 2009) is het Eindhovens Kanaal dan ook aangewezen als een zogenaamde Woudloper; een groenrecreatieve verbinding tussen stad en land die vergelijkbaar is met de Groene Corridor in Strijp. In de interimstructuurvisie (raad, 2009) wordt daar op voortgeborduurd door in te zetten op het versterken van de groenstructuur langs het Kanaal en de aanleg van een sternetfietsroute op de Kanaaldijk Zuid. Het water zelf heeft op zich geen havenfunctie meer, maar heeft wel een rol op recreatief gebied voor onder meer de roeiverenigingen Theta en Beatrix. Verder loost Campina schoon water op het Eindhovens Kanaal.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. De voorgenomen ontwikkeling moet passen in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling in dit hoofdstuk een complete samenvatting te geven van al het beleid op de verschillende niveaus. Uitsluitend de meest relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven. Niet-ruimtelijk beleid is per onderwerp apart in dit hoofdstuk opgenomen. Het beleid dat gericht is op verschillende milieu- en andere planologische aspecten wordt toegelicht in de milieuparagraaf. Beleid met betrekking tot het aspect water wordt beschreven in de waterparagraaf.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.
De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen voor Nederland voor de middellange termijn (tot 2028):
- 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken:
- 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.
- 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
- 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
- 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
- 5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
- 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarweg.
- 7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
- 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
- 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling.
- 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
- 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
- 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
- 13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
In de bijbehorende realisatieparagraaf is per nationaal belang de aanpak uitgewerkt, op basis van lopende en voorziene projecten. Daarnaast zijn delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (ook wel de AMvB Ruimte genoemd), zie hiervoor paragraaf 3.1.2.
Ad.1 Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren
Eindhoven is aangemerkt als één van de negen topsectoren. Het Rijk wil in deze regio’s extra inzetten op versterking van de concurrentiekracht. Hiervoor wordt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak ingezet waarin afspraken over de versterking van de ruimtelijk-economische structuur in brede zin worden gemaakt met de decentrale overheden. Conform het coalitieakkoord geeft het Rijk vanuit het verlengde infrastructuurfonds na 2020 prioriteit aan het oplossen van bereikbaarheidsknelpunten voor de main-, brain- en greenports (inclusief achterlandverbindingen). Het stimuleren van gebiedsontwikkelingen van nationaal belang (zoals Zuidas, Schiphol-Almere, Brainport Avenue, Rotterdam-Zuid) zet het Rijk door. Ook gaat het om het versterken van de onderlinge relaties tussen verschillende sectoren door middel van slimme clustering, het vormen van allianties en het stimuleren van ‘kruisbestuiving’, zodat de topsectoren elkaar kunnen versterken. Indien stedelijke regio’s rondom topsectoren buiten de mainports, brainport en greenports zich economisch dusdanig doorontwikkelen dat het cruciaal is voor de concurrentiekracht van de Nederlandse economie om te investeren in aantoonbare ruimtelijke of mobiliteitsknelpunten, dan zal het Rijk in het kader van het MIRT met de regio overleggen of investeringen noodzakelijk en mogelijk zijn. Daarnaast blijft het Rijk voor heel Nederland een integrale en gebiedsgerichte aanpak hanteren via het MIRT.
Voor het goederenvervoer over water zijn de havens van Rotterdam, Amsterdam, Terneuzen, Vlissingen, Delfzijl, Eemshaven en Moerdijk van nationale betekenis. Om optimaal te profiteren van de kansen en voor een sterke internationale positie, kunnen aanpassingen en vernieuwingen zoals bij de sluizen ter hoogte van Terneuzen, nodig zijn. Tevens vereist groei van goederenstromen ruimte voor de havens zelf, goede doorstroming op de achterlandverbindingen en het borgen van de veiligheid op vaarwegen.
Ad. 8 Verbeteren van milieukwaliteit en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's
Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen kennen een grote samenhang met ruimtelijke ontwikkelingen en de aanleg van infrastructuur. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.
Milieu- en veiligheidsaspecten zijn vroegtijdig, gebiedsgericht en geïntegreerd in onderhavige planvorming betrokken. In hoofdstuk 4 van deze toelichting komen deze aspecten uitgebreid aan de orde.
Ad. 9 Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling
Omdat het watersysteem deel uitmaakt van vier internationale stroomgebieden (Rijn, Maas, Eems, Schelde) is het noodzakelijk op nationale en internationale schaal kaders en normen te stellen en beheer te voeren, zowel als het gaat om waterkwaliteit als om waterkwantiteit. Zo wordt voorkomen dat vervuiling of piekbelasting in een stroomgebied een probleem vormt in een boven- of benedenstrooms gebied. Vanuit de waterveiligheid en zoetwatervoorziening heeft het Rijk belang bij het afremmen van bodemdaling in veenweidegebieden en een goede bufferwerking in het regionale watersysteem om afwenteling op nationale opgaven te voorkomen. Provincies en gemeenten moeten in samenwerking met de waterschappen afspraken maken over de ruimtelijke keuzes om dit belang te behartigen.
In hoofdstuk 5 is de waterparagraaf opgenomen welke besproken is met het waterschap. Hier wordt dan ook kortsheidshalve naar verwezen.
Ad. 11 Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een ‘nee, tenzij’-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt (EHS-saldobenadering, herbegrenzen EHS, compensatie), blijven hierbij overeind.
De EHS is uitgewerkt in de provinciale Verordening Ruimte. Deze verordening biedt het juridisch kader voor een rechtstreekse doorwerking van de EHS in bestemmingsplannen. Onder het provinciaal beleid in paragraaf3.2 (onder 'Natuur en Landschap') wordt nader ingegaan op de EHS. Kortheidshalve wordt hier dan ook naar verwezen.
Ad. 13 Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen
Voor het bevorderen van zorgvuldig ruimtegebruik bij stedelijke ontwikkeling, wordt een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ‘ladder’ is een procesvereiste en gebaseerd op de zogenaamde ‘SER-ladder’. Dit houdt in dat bij vaststelling van een ruimtelijk plan wordt gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. Deze werkt met de volgende opeenvolgende stappen (‘de treden van de ladder’):
- 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale schaal;
- 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
- 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend multimodaal ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Bedrijventerrein De Kade is een bestaand, volledig ingevuld bedrijventerrein. Dit bestemmingsplan ziet niet op uitbreiding van het terrein, maar op actualisering van het planologisch juridische kader. Bij het opstellen van de planregels en de verbeelding is zoveel mogelijk geprobeerd zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik op dit bedrijventerrein te stimuleren.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte gnoemd, is op 30 december 2011 in werking getreden, met uitzondering van de artikelen 2.3.6, 2.6.9, 3.2 en 3.5 en titel 2.13. Het Besluit bevat regels ter bescherming van de nationale belangen. Er is gekozen om de regels zoveel mogelijk direct door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, zoals bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden nog op een later moment aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.
Als nationale belangen in het Barro worden genoemd:
- Rijksvaarwegen
- Project Mainportontwikkeling Rotterdam
- Kustfundament
- Grote rivieren
- Waddenzee en waddengebied
- Defensie
- Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
- Elektriciteitsvoorziening
- Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
- Ecologische hoofdstructuur
- Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
- IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
- Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
Uit het Barro vloeien geen bepalingen voort die rechtsreeks doorwerken in onderhavig bestemmingsplan. Voor wat betreft de Ecologische Hoofdstructuur wordt verwezen naar paragraaf 3.2.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Structuurvisie Noord Brabant
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: ‘samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Bedrijventerrein De Kade valt binnen de aanduiding 'Sterk stedelijk netwerk: Brabantstad' zoals opgenomen op de visiekaart. Het stedelijk netwerk Brabantstad wordt samen met de provincie gevormd door de steden Breda, Eindhoven, Helmond, ´s-Hertogenbosch en Tilburg. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar.
De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
Deel B
In deel B beschrijft de provincie vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.
Bedrijventerrein De Kade is op de structurenkaart aangewezen als 'stedelijke structuur' - 'stedelijk concentratiegebied'. Binnen het stedelijk concentratiegebied dient de groei van verstedelijking opgevangen te worden. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden open houden. De provincie zet onder andere de verordening ruimte in om dit doel te bereiken.
Uitwerking structuurvisie
De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de 'uitwerking gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Dit is niet van toepassing voor Bedrijventerrein De Kade.
3.2.2 Verordening ruimte
De Verordening ruimte 2012 is op 1 juni 2012 in werking getreden. In de Verordening zijn regels opgenomen voor verschillende onderwerpen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Per onderwerp zijn vervolgens de gebieden tot op perceelsniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden. Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.
De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij één van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. Onderdeel van de verordening ruimte is een kaart die bestaat uit de volgende 7 lagen:
- 1. Stedelijke ontwikkeling
- 2. Ontwikkeling intensieve veehouderij
- 3. Overige agrarische ontwikkeling en windturbines
- 4. Water
- 5. Natuur en Landschap
- 6. Cultuurhistorie
- 7. Niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied
Hieronder wordt ingegaan op de kaartlagen die voor Bedrijventerrein De Kade van belang zijn.
Kaartlaag 1. Stedelijke ontwikkeling
Op kaartlaag 1 is Bedrijventerrein De Kade aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied; stedelijk concentratiegebied'.
Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Uitgangspunt van is dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij – binnen de grenzen van andere wetgeving – om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. Wel bevat de Verordening ruimte specifieke regels voor nieuwbouw van woningen (artikel 3.5) en aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen en kantorenlocaties (artikel 3.6), regels voor bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties (artikel 3.7) en regels voor bestaande en nieuw te vestigen bedrijven in kernen in landelijk gebied (artikel 3.8).
In het ruimtelijk beleid van de provincie wordt een sterk accent gelegd op een meer duurzame inrichting van bedrijventerreinen en kantorenlocaties. Dit is een onlosmakelijk onderdeel van het provinciaal beleid dat zorgvuldig ruimtegebruik centraal stelt. Onder duurzaamheid verstaat de provincie dat zuinig met de ruimte wordt omgegaan, dat de inrichting van het bedrijventerrein bijdraagt aan onze milieudoelstellingen, dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan het aanzien (beeldkwaliteit) en dat de economische kwaliteit van het terrein optimaal is. Zuinig ruimtegebruik betekent ruimtelijk gezien dat de ruimte op bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties beter wordt benut, in het bijzonder door intensief en meervoudig ruimtegebruik. Mede daarom zet de provincie sterk in op de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen en kantorenlocaties.
In artikel 3.7 zijn daarom regels opgenomen die bewerkstelligen dat genoemde aspecten van zuinig ruimtegebruik uitdrukkelijk aan bod komen in bestemmingsplannen ten behoeve van bedrijventerreinen en kantorenlocaties. Daarnaast dient bij de herziening van het bestemmingsplan verantwoord te worden in hoeverre het in stand houden van de geldende bestemming met inbegrip van het tegengaan van oneigenlijk ruimtegebruik noodzakelijk is mede gelet op de afspraken die gemaakt zijn in het regionaal planningsoverleg over de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en kantorenlocaties of de uitbreiding van bestaande terreinen en locaties.
Bedrijventerrein De Kade
Bedrijventerrein De Kade is een bestaand, volledig ingevuld bedrijventerrein. Dit bestemmingsplan ziet niet op uitbreiding van het terrein, maar op actualisering van het planologisch juridische kader. Bij het opstellen van de planregels en de verbeelding is zoveel mogelijk geprobeerd zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik op dit bedrijventerrein te stimuleren met inachtneming van de bestaande situatie en de ligging van het terrein.
Bedrijventerrein De Kade is immers een binnenstedelijk bedrijventerrein (dichtbij het centrum en tussen woongebieden) waar vooral kleinschalige bedrijvigheid goed kan gedijen (zie ook paragraaf 2.3). Het bedrijventerrein richt zich dan ook niet meer op nieuwe grootschalige bedrijven met veel aan- en afvoerbewegingen en gaat nieuwe risicobronnen uit de weg. Het perspectief voor de Kade verandert naar meer diversiteit, kleinschaligheid en innovatieve bedrijven die tegemoet komen aan de ambities van Brainport.
De Kade is een gemengd bedrijventerrein. De meeste bedrijven die er gevestigd zijn, behoren tot milieucategorie 1 of 2, enkele bedrijven behoren tot milieucategorie 3 of 4. Gelet op de huidige situatie en de ligging van het bedrijventerrein, tussen woongebieden, staat het bestemmingsplan bedrijven behorende tot de milieucategorie 1 tot en met 3 toe. Bedrijven behorende tot de milieucategorieen 4 en 5 zijn uitsluitend toegestaan voorzover het bestaande situaties betreft. Met uitzondering van het DAF-terrein. Daar zijn in het midden ook nieuwe categorie 4 bedrijven toegestaan. Om tegemoet te komen aan zuinig ruimtegebruik zijn de maximale bebouwingspercentage zoals opgenomen in enkele van de vigerende bestemmingsplannen, in dit nieuwe bestemmingsplan achterwege gelaten.
Kaartlaag 5. Natuur en Landschap
Het kanaal dat door het plangebied loopt is op kaartlaag 5 aangeduid als:
- 'Ecologische hoofdstructuur',
- 'Zoekgebied voor ecologische verbindingszone', en
- 'Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen'.
'ecologische hoofdstructuur'
De aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' (EHS) strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. Dit is beschreven in het natuurbeheerplan. Artikel 4.2 van de verordening bepaalt dat in het bestemmingsplan regels ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied dienen te worden opgenomen, rekening houdend met de overige aanwezige (cultuurhistorische) waarden en kenmerken. Gebruik van gronden en ontwikkelmogelijkheden op basis van een reeds geldende niet-natuurbestemming blijven in stand. Het is ook mogelijk dat de ecologische waarden en kenmerken worden aangetast door een activiteit of ontwikkeling buiten de EHS. In zo'n geval dient het bestemmingsplan voor die activiteit of ontwikkeling ertoe te strekken de negatieve effecten waar mogelijk te beperken dan wel te compenseren.
'zoekgebied voor ecologische verbindingszone'
Voor de ecologische verbindingszones geldt op basis van artikel 4.3 van de verordening een beperkt beschermingsregime. Het doel is de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone. Om te voorkomen dat het gebied hiervoor minder geschikt wordt stelt het bestemmingsplan beperkingen aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder voor wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing. Daarnaast stelt het bestemmingsplan regels ten aanzien van verhardingen van meer dan 100m2.
'Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen'
De aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen' strekt tot de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen. Voor de gebieden met deze aanduiding gelden ruimtelijke beperkingen voor activiteiten die het realiseren van watersysteemherstel belemmeren of onnodig kostbaar maken. Deze beperkingen zijn opgenomen in artikel 5.7 van de verordening. De eerste beperking heeft tot doel het tegengaan van (nieuw) ruimtebeslag en bebouwing. De andere twee beperkingen hebben tot doel het reguleren (in de vorm van een vergunningenstelsel) van (nieuwe) verhardingen en van het ophogen van gronden. Bij de beoordeling van de aanvraag om een aanlegvergunning (onder de Wabo: omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde) dient het waterschap betrokken te worden.
Bedrijventerrein De Kade
In onderhavig plangebied heeft de EHS betrekking op het Eindhovens Kanaal. Het kanaal heeft de bestemming 'water'. De bescherming van de ecologische waarden en kenmerken vindt dan ook plaats via deze bestemming.
Voor wat betreft de zoekgebieden, deze betreffen niet alleen het Eindhovens Kanaal, maar ook de oevers en wegen langs het kanaal. De oevers in het plangebied dat binnen de Ring valt zijn allemaal verhard. Deze hebben de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming zijn, met uitzondering van nutsvoorzieningen, geen gebouwen toegestaan. De oevers in het plangebied buiten de Ring, zijn gedeeltelijk verhard en gedeeltelijk groen. De groene oevers zijn in het bestemmingsplan voorzien van de bestemming 'Groen'. Het overige heeft de bestemming verkeer.
De zoekgebieden zijn voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Ecologie. In deze bestemming is een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' opgenomen voor:
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk;
- het ophogen van gronden.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Interimstructuurvisie 2009
In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad van Eindhoven vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
De kaart 'Ruimtelijk beleid' behorende bij de interimstructuurvisie bestaat uit twee lagen:
a. Ruimtelijke hoofdstructuur en
b. Gebruik van de ruimte
Kaartlaag a. Ruimtelijke hoofdstructuur
De onderdelen van de ruimtelijke hoofdstructuur vormen een raamwerk waarnaar het grondgebruik zich richt. De hoofdstructuur ligt grotendeels vast, in fysieke en/of beleidsmatige zin. Het gaat op hoofdlijnen om onderdelen als de hoofdwegenstructuur, spoorlijnen, waterlopen, het bebouwde gebied en de Groene Hoofdstructuur. De kaart geeft ook nieuwe, te ontwikkelen onderdelen van de hoofdstructuur aan. Deze zijn gearceerd of met een onderbroken lijn aangegeven. Op de kaart is Bedrijventerrein De Kade aangeduid als bebouwdgebied. Hieronder vallen alle woon- en werkgebieden.
Kaartlaag b. Gebruik van de Ruimte
De kaartlaag brengt op hoofdlijnen en op stedelijk niveau de verdeling in beeld van het actuele én gewenste grondgebruik volgens vastgesteld beleid. Onderhavig plangebied is op de op deze kaartlaag aangeduid als 'Werken'. Hieronder vallen werkgerelateerde functies zoals industrie, research en ontwikkeling, handel, kantoren, grootschalige en perifere detailhandel, transport, bouwnijverheid en dienstverlening.
3.3.2 Nota bedrijventerreinen
Op 1 december 2009 heeft de gemeenteraad de nota bedrijventerreinen 'Profilering en samenwerking' vastgesteld. De nota geeft richtlijnen aan de invulling van bestaande en nog te ontwikkelen bedrijventerreinen die passen bij de toekomstige (gewenste) economische structuur van de gemeente. De grote bedrijventerreinen (meer dan 5 hectare) zijn onderverdeeld in drie categorieën:
- Categorie A: terreinen met een (nog te ontwikkelen) specifiek bedrijfsprofiel, afgestemd op de economische structuur van Eindhoven.
- Categorie B: terreinen die een belangrijke rol spelen in het faciliteren van gemengde MKB bedrijven, met onder meer een hogere milieucategorie (3-5).
- Categorie C: terreinen, veelal centraal stedelijk gelegen, waarvan het huidige profiel onder invloed staat van brede ruimtelijk-economische ontwikkelingen in de stad.
Strategie
Bedrijventerrein De Kade behoort tot categorie B. De strategie voor deze terreinen is het bieden van terreinen met verschillende kwaliteit en uitstralingsniveau, met gerichte investeringen voor het realiseren van een basiskwaliteit voor de toekomst. Op de wat oudere terreinen binnen deze categorie (De Hurk en De kade) komt naar verwachting enige ruimte vrij door verplaatsing van bedrijvigheid naar de te ontwikkelen bedrijventerreinen BIC, Park Forum en Esp Noord. Deze vrijkomende ruimte moet zoveel mogelijk worden ingezet voor het reguliere MKB. Het MKB wordt daarbij door de gemeente gefaciliteerd door het bieden van terreinen met verschillende kwaliteit en uitstralingsniveau. De Hurk en De Kade zijn geschikt als doorgroeilocaties, met ook ruimte voor meer grootschalige bedrijfsontwikkelingen, een basis kwaliteitsniveau en een ligging nabij het stadscentrum.
Uitvoeringsprogramma
Op basis van de beschreven strategie is per bedrijventerrein een uitvoeringsprogramma opgesteld. De maatregelen die worden voorgesteld zijn onder te verdelen in maatregelen die:
- de basiskwaliteit op de verschillende terreinen op peil brengt;
- de gewenste aanvullende kwaliteit faciliteren;
- maatregelen gericht op samenwerking en beheer.
In onderstaande tabel is het uitvoeringsprogramma voor de bedrijventerreinen in categorie B opgenomen.
3.3.3 Ontwikkelingsvisie Kanaalzone
Voor bedrijventerrein De Kade is een visie opgesteld. Deze heeft medio 2009 als ontwerp ter inzage gelegen. De kern van de visie is versterking van de huidige ruimtelijk-economische structuur. De gemeente zet in op:
- het behoud en het revitaliseren van het bedrijventerrein,
- een goede relatie tussen wonen en werken,
- meer mogelijkheden voor ontmoeting, uitwisseling en ontspanning en
- een hogere belevingswaarde van het kanaal en directe omgeving.
Om dit te realiseren zijn een aantal aanpassingen in de visie opgenomen. Voor het bestemmingsplan is met name relevant dat het bedrijventerrein zich richt op bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 3. Uitzondering hierop zijn categorie 4 bedrijven voorzover deze reeds op het bedrijventerrein gevestigd zijn. Daarnaast wordt het detailhandelscluster scherp begrensd.
3.3.4 Archeologische en cultuurhistorische waarden
Archeologie
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologisch 2008-2012' , waarmee de raad in september 2008 heeft ingestemd. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise. De gemeente Eindhoven kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd. Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.
De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, een onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid van de gemeente Eindhoven is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart. In het plangebied worden geen archeologische waarden verwacht. Hier hoeft dan ook geen rekening mee te worden gehouden. Wel geldt ten aanzien van archeologie een meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten. Mochten tijdens werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen dan dienen deze (op grond van de meldingsplicht art. 53 Monumentenwet 1988) direct gemeld te worden aan de Afdeling Archeologie van de gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of en zoja welke aanvullende maatregelen getroffen worden.
Cultuurhistorische waarden
Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.
Op de kaart is de Geldropseweg aangeduid als 'historische wegenstructuur vóór 1900'. De Geldropseweg is aangelegd in 1860 en is een van de wegen die Eindhoven met de omringende dorpen en regio verbonden. Het Eindhovense Kanaal is aangeduid als 'historische waterloop'. Dit werd in 1846 door Eindhovense Kapitaalverschaffers gegraven als verbinding met de Zuid-Willemsvaart. De gevarieerde beplanting op de kaden aan weerszijden bestaat uit zomereik, gewone vlier, Amerikaanse vogelkers, witte els, moeraseik, plataan, blauwe bosbes, sporkehout, wilde lijsterbes, gelderse roos, es, zwarte els, zomereik, zomerlinde, populier, ruwe berk en koningsvaren. Tussen het jaagpad en het kanaal bevond zich oorspronkelijk geen begroeiing. Het geheel is een gave historische structuur en heeft ook ecologische waarde. Aan de zuidzijde van het kanaal staat een aantal monumentale bomen.
3.3.5 Verkeer en parkeren
Gemotoriseerd verkeer
In 1999 heeft het gemeentebestuur in het kader van Duurzaam Veilig de wegencategorisering vastgesteld. Hierbij is een onderscheid gemaakt in wegen met een verkeersfunctie (de gebiedsontsluitingswegen) en wegen met een verblijfsfunctie (de erftoegangswegen). Gebiedsontsluitingswegen zijn primair bedoeld voor de afwikkeling van het verkeer en moeten daarop als zodanig worden ingericht. In het plangebied van Bedrijventerrein de Kade zijn de Hugo van der Goeslaan (Ring), de Kanaaldijk zuid binnen de Ring en de Geldropseweg buiten de Ring ontsluitingswegen. Alle overige wegen in het gebied zijn onderdeel van het verblijfsgebied. Bij bedrijventerreinen vergt met name de toegankelijkheid voor vrachtverkeer maatwerk voor de inrichting van het verblijfsgebied.
Autoparkeren
Bij besluit van 27 juni 2008 hebben burgemeester en wethouders het parkeerbeleid en de daarbij behorende parkeernormen vastgesteld. Daarbij wordt in principe, conform de normen van het CROW (kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur) gewerkt met een minimum- en een maximumnorm. De parkeernormen zijn in bijlage 3 van de voorschriften opgenomen. In beginsel wordt altijd uitgegaan van een parkeeroplossing op eigen terrein. Indien op eigen terrein redelijkerwijs niet aan de parkeereis kan worden voldaan, dan kan onder voorwaarden een beroep gedaan worden op de openbare ruimte.
DAF
Op het bedrijventerrein van DAF Trucks N.V. is recent een verkenning uitgevoerd naar de parkeerbehoefte versus het beschikbare aanbod. Het resultaat van deze verkenning is samengevat in de notitie “20122019-02 DAF - Eindhoven: parkeerbehoefte versus parkeercapaciteit” d.d. 31 oktober 2012. De notitie is als bijlage aan deze toelichting gevoegd.
Uit het resultaat van deze verkenning is gebleken dat het parkeeraanbod op het DAF-terrein een restcapaciteit van ca. 600 parkeerplaatsen biedt. Dit heeft onder andere te maken met het vervoersmanagement van DAF Trucks N.V. waarbij medewerkers gemotiveerd worden om met het openbaar vervoer of de fiets naar het werk te komen dan wel te carpoolen. Bovendien zijn, door het werken in ploegendienst, afzonderlijke parkeerplaatsen voor bezoekers niet noodzakelijk.
Gelet op deze overcapaciteit is het niet noodzakelijk om bij elke bouwkundige wijziging aan de diverse gebouwen en/of realisatie van een verbouw, uitbouw of nieuw gebouw op gebouwniveau aan het vigerend parkeerbeleid van de gemeente Eindhoven te toetsen. Om de parkeerbehoefte versus de parkeercapaciteit te monitoren zal DAF Trucks N.V. de notitie “20122019-02 DAF - Eindhoven: parkeerbehoefte versus parkeercapaciteit” elke 5 jaar actualiseren. Op basis van deze 5 jaarlijkse actualisatie zal blijken of en wanneer de parkeerbezetting alsnog een kritische grens zal benaderen (lees: 90%). In dat geval zal DAF Trucks N.V. worden geadviseerd om de parkeercapaciteit verder uit te breiden.
Op basis van de inhoud van de notitie “20122019-02 DAF - Eindhoven: parkeerbehoefte versus parkeercapaciteit” kan dus geconcludeerd worden dat het bedrijventerrein van DAF Trucks N.V. de komende 5 jaar voldoende restcapaciteit biedt om de eventuele toename van de parkeerbehoefte als gevolg van ontwikkelingen op het terrein op te kunnen vangen. Het rapport dient als onderbouwing voor het afwijken van de parkeernorm (art. 18.2 van de regels) op het DAF terrein.
Openbaar vervoer
In de onderstaande afbeelding is de op dit moment geldende buslijn aangegeven. Bedrijventerrein de Kade wordt op dit moment ontsloten door de stadslijnen 5 en 10 en streekdiensten 20 en 24.
Wegen die onderdeel zijn van een busroute dienen zodanig te worden ingericht dat de overlast voor het openbaar vervoer wordt geminimaliseerd. Wijzigingen van busroutes zijn alleen mogelijk over wegen die voldoende ruimte en verkeersveilige en leefbare verkeersoplossingen (kunnen) bieden.
Fietsverkeer
De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. Hiertoe heeft zij een fietsroutenetwerk vastgesteld. Dit bestaat uit primaire stedelijke en regionale fietsroutes en de secundaire fietsroutes. Op een primaire fietsroute moet een fietser in principe non-stop en comfortabel kunnen fietsen. Voor deze routes gelden hoge kwaliteitseisen zoals brede, vrijliggende fietspaden in asfalt en voorrang op het kruisend verkeer. De secundaire fietsroutes hebben geen specifieke inrichtingseisen. Ook op deze fietsroutes kunnen echter speciale fietsvoorzieningen worden aangebracht om het fietsgebruik te stimuleren. Routes kunnen wijzigen, mits dit bijdraagt aan het stimuleren van het fietsgebruik. Er moet een aantoonbare verbetering voor de fiets zijn.
In het plangebied van bedrijventerrein de Kade liggen zowel primaire stedelijke en regionale als secundaire fietsroutes. De exacte locatie van het fietsroutes in aangegeven in onderstaande afbeelding. De status van de fietsroutes langs het kanaal is inmiddels gewijzigd ten opzichte van onderstaande afbeelding. De Kanaaldijk-Zuid (binnen en buiten de Ring) is de primaire en regionale fietsroute. Kanaaldijk-Noord (binnen en buiten de Ring) is een secundaire fietsroute.
3.3.6 Groen
Groenbeleidsplan
Het Groenbeleidsplan 2001, zoals op 5 november 2001 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als doel het duurzaam veilig stellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende functies. Onder de groenstructuur wordt verstaan: het stelsel van terreinen en/of elementen met ecologische, waterhuishoudkundige, recreatieve en/of ruimtelijk structurerende betekenis.
Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.
Figuur: Groen en recreatievoorzieningen
Onderhavig plangebied is op de kaart 'Groen en recreatievoorzieningen' uit het Groenbeleidsplan aangeduid als 'Structureel stadsgroen'. Deze gebieden zijn bedoeld voor groene dooradering van de stad, voor intensieve recreatie en ontspanning (parken), natuur en waterberging. Het beleid is gericht op het versterken van de functionaliteit van deze gebieden en het verbinden tot robuuste structuren. Toevoeging van niet-groene voorzieningen is slechts mogelijk als sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, als er geen alternatieven voorhanden zijn, als door een 'groen-inclusief ontwerp' de groene kwaliteit tenminste wordt gehandhaafd en als compensatie plaatsvindt van de per saldo verloren deel van de groenstructuur.
Verder is met een bolletjeslijn de aanduiding 'Natuurontwikkeling nader uit te werken' aangegeven. Deze geeft de ambitie aan om een verbinding tussen de EHS in Gijzenrooi en de EHS in het dal van de Kleine Dommel bij Urkhoven te realiseren. Binnen het plangebied loopt deze zone van de Geldropseweg over het terrein van DAF en daarbuiten verder langs de oever van de zwaaikom aan het Eindhovens Kanaal.
De overige delen van het plangebied zijn in het Groenbeleidsplan met de ruimtelijke strategie 'Stad, rood beeldbepalend' aangeduid. Groen heeft hier een ondersteunende functie of een recreatieve functie voor de woonomgeving. Het oppervlak groen binnen deze strategie zou niet verder moeten afnemen.
Kapbeleid Eindhoven: "Niet kappen tenzij"
Op 18 juni 2002 heeft het college de nota "Niet kappen, tenzij..." vastgesteld. De bedoeling van de nota is om een kapvergunning alleen te verlenen als er gegronde redenen worden aangedragen waarom de boom gekapt zou moeten worden. Wanneer bomen moeten wijken om een "rode" reden, dan is hieraan een compensatieverplichting verbonden. Onder "rode" reden worden alle motieven tot kap verstaan, die niet te maken hebben met het bomenbeheer zelf. In het kader van onderhavig bestemmingsplan worden geen bomen gekapt. Mochten er in het gebied kapvergunningsplichtige bomen gekapt worden, dan dient in het kader van de omgevingsvergunning een compensatieplan te worden opgesteld.
Bomenbeleidsplan 2008: Ruimte voor bomen
Het Bomenbeleidsplan 2008 'Ruimte voor bomen' is in april 2008 door de raad van de gemeente Eindhoven vastgesteld . Doel van het bomenbeleidsplan is het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en het groene imago van Eindhoven. Het Bomenbeleidsplan vormt een bindend kader tot 2020. Het is een strategisch beleidskader voor de instandhouding en versterking van de Eindhovense boomstructuur.
In het Bomenbeleidsplan zijn de Hugo van der Goeslaan, de Jeroen Boschlaan en de beide kades/oevers van het Eindhovens Kanaal in de Bomenhoofdstructuur opgenomen. De bomenhoofdstructuur bestaat uit robuuste lijnvormige structuren op stedelijk niveau die een belangrijke bijdrage leveren aan oriëntering, routing en ecologie. De structuur bevindt zich hoofdzakelijk langs de hoofdinfrastructuur. Er wordt gestreef naar instandhouding of herstel en ontwikkeling van deze boomstructuur. De bomen in deze structuur hebben het label 'waardevol' gekregen hetgeen wil zeggen dat deze bomen in principe in stand moeten worden gehouden.
3.3.7 Detailhandelsnota
De detailhandelsnota "Ten minste houdbaar tot 2010" is op 19 december 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Uitgangspunt is om in principe geen substantiële uitbreidingen van detailhandel en geen (nieuwe) vestigingen van detailhandel toe te staan op bedrijventerreinen, behoudens als zodanig genoemd in specifiek aangegeven gebieden/zones. Reeds gevestigde bedrijven mogen gevestigd blijven en mogen uitbreiden (10% van het bvo per bestemmingsplanperiode) mits ze legaal gevestigd zijn. Op grond van deze beleidsnota is op bedrijventerrein De Kade de volgende detailhandel toegestaan:
- PDV-cluster
Bouwmarkten, keuken en sanitair, tuincentra, woninginrichting als geheel. Tot de branche 'woninginrichting' worden de volgende artikelgroepen gerekend: woon-, slaap-, badkamer-, tuin-, en kleinmeubel. Woningtextiel en meubelstoffen. Zonwering. Parket-, laminaat- en kurkvloeren. Vloerbedekking en vloerkleden. - Kanaaldijk Zuid
Geen detailhandel toegestaan - De Kade buiten de Ring
'Grove bouwmaterialen'. Bij deze categorie is het van belang dat het volumineuze artikelen betreft. De benodigde oppervlaktes kunnen niet binnen de reguliere detailhandelsstructuur worden geaccommodeerd. Het zijn branches die doelgericht en zeer laag frequent door consumenten bezocht worden.
Productiegebonden detailhandel wordt wel op bedrijventerreinen toegestaan, mits het ondergeschikte verkoop c.q. levering van goederen betreft in een ter plaatse gevestigd bedrijf voor zover deze goederen in dat bedrijf zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld. Detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijn hiervan uitgezonderd.
3.3.8 Kantorennota
De Kantorennota is op 12 december 2005 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de kantorennota worden twee doelen beoogd:
- 1. streven naar een evenwichtige verhouding van vraag en aanbod op de kantorenmarkt;
- 2. het realiseren van een toetsingskader om aanvragen van marktpartijen te kunnen beoordelen.
De Eindhovense kantorenvoorraad is globaal in drie grotere kantorenmilieus te verdelen: centrum-, ring- en snelwegmilieu . Met deze milieus wordt ongeveer 80% van de Eindhovense markt gedekt. De overige 20% zijn verspreid buiten deze milieus gesitueerd, bijvoorbeeld op bedrijventerreinen en langs de radialen. Een van de uitgangspunten van de kantorennota is geen grote solitaire kantoorlocaties op bedrijventerreinen. Op bedrijventerrein de Kade zijn geen grote solitaire kantoorlocaties gevestigd. In onderhavig bestemmingsplan wordt dit ook niet toegelaten. Alleen kantooractiviteiten voor zover deel uitmakend van en ondergeschikt aan de bedrijven op het bedrijventerrein, zijn toegestaan.
3.3.9 Maatschappelijke voorzieningen
Onder maatschappelijke voorzieningen wordt verstaan:
- educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen,
- voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie,
- wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen,
- voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur,
- kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
In het plangebied ligt een aantal maatschappelijke voorzieningen: kindercentrum De Droomwereld en verslaafdenopvang Novadic. Dit zijn functies die niet gewenst zijn op een bedrijventerrein. De bestaande situaties worden positief bestemd, nieuwe maatschappelijke voorzieningen zijn niet toegestaan.
Daarnaast is het pand aan de Kanaaldijk Noord in gebruik door de Roeivereniging. In het verleden is vergunning verleend voor een bedrijfspand met opslagruimte. De gemeente heeft aan de roeivereniging toestemming verleend dit pand in gebruik te nemen. Het pand is als zodanig aangeduid opgenomen in de regels en op de verbeelding.
Een andere maatschappelijke voorziening op bedrijventerrein De Kade is de school aan de Ruysdaelbaan 7. Op deze locatie is de ROC opleiding Bouwkunde en Bouwtechniek gevestigd. Dit is een praktijkgerichte beroepsopleiding die past binnen de context van een bedrijventerrein. Dergelijke opleidingen zijn op deze locatie toegestaan.
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
4.1.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op voornoemde staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
- de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk';
- de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
- categorie 1: grootste afstand 10 meter;
- categorie 2: grootste afstand 30 meter;
- categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
- categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
- categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
- categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
- categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
- categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
- categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
- categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.
De genoemde afstanden betreffen de gewenste afstand tot een rustige woonwijk. Voor een gemengd gebied kan de richtafstand met één afstandsstap worden verlaagd.
4.1.2 Bedrijventerrein De Kade
Voor onderhavig plan is de staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG aangepast door de bedrijventypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten niet toelaatbaar worden geacht op een bedrijventerrein, niet in de staat van bedrijfsactiviteiten op te nemen (bijvoorbeeld bioscopen, dierentuinen, sporthallen etc.). Daarnaast worden bedrijfstypen uitgesloten waarvan gesteld mag worden dat zij - gezien hun aard - niet in onderhavig plangebied thuishoren (bijvoorbeeld aardolie- en gaswinning). Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied, al dan niet met ontheffing, toegelaten milieucategorie.
Vanuit de omliggende woongebieden is milieuzonering toegepast. De meeste woongebieden worden aangemerkt als rustige woongebieden. Uitzondering zijn de woongebieden rondom het PDV-cluster en rondom de zuidoostelijke hoek van het bedrijventerrein. Dit zijn gemengde woongebieden. Als uitgangspunt zijn de richtafstanden uit de VNG-brochure genomen. Deze zijn logischerwijs toegepast op de bestaande situatie. Daar waar een hele smalle strook van een perceel in een andere milieucategorie valt, is de zonering op de perceelsgrens gelegd. Zo is voor bedrijven sprake van een hanteerbare milieuzonering op de bedrijfskavels.
Bedrijfswoningen
Op het bedrijventerrein zelf liggen enkele bedrijfswoningen. Het gaat om historische gegroeide situaties. Voor deze situaties kan de richtafstandenlijst niet zonder meer worden toegepast en kan een lager woon- en leefklimaat worden aanvaard. Voor deze gevoelige functies is toch een minimaal beschermingsniveau nodig. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat naburige bedrijven in het milieuvergunningenspoor onevenredig worden belemmerd door de aanwezigheid van gevoelige functies. Daarom worden de locaties van de bestaande legale bedrijfswoningen strak begrensd en specifiek aangeduid. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet toegestaan.
Woonboot
Binnen het plangebied ligt een woonboot in het Eindhovens Kanaal. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient enerzijds voor gevoelige functies een acceptabel woon- en leefklimaat te worden gegarandeerd. Anderzijds worden bedrijven door gevoelige functies belemmerd in hun ontwikkelingen. Immers bij de omgevingsvergunning worden woonboten voor de milieuaspecten geur en stof betrokken. Ook in het kader van geluid werkt een positief bestemde woonboot belemmerend voor omliggende bedrijven (zie paragraaf 4.2.3). Vanuit het oogpunt van een duurzaam en toekomstbestendig bedrijventerrein is het dus van belang dat bedrijven niet worden belemmerd door de aanwezigheid van een woonboot en dat het gebruik als ligplaats op termijn wordt beëindigd. Derhalve is voor de huurder een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen.
4.2 Geluid
4.2.1 Wegverkeer
Het plangebied is gelegen in de zone van de Tongelresestraat (zonebreedte 200m), de Kanaaldijk Zuid (zonebreedte 200m), de Jeroen Boschlaan (zonebreedte 350 m), de Hugo van der Goeslaan (zonebreedte 350 m), de Geldropseweg (zonebreedte 350 m) en de Ruysdaelbaan (zonebreedte 200 m). De zonebreedtes zijn afhankelijk van het aantal toegestane rijstroken van een weg. Deze zijn vastgelegd in de regels.
Wanneer nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, woongebouwen, onderwijsgebouwen en gezondheidszorggebouwen, in een zone worden geprojecteerd, dan moet op basis van nader akoestisch onderzoek worden getoetst of de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Wanneer er sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, dan zal een nadere afweging moeten plaatsvinden in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen. Het bestemmingsplan De Kade voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen binnen bovengenoemde zones.
Reconstructies van wegen zijn in beginsel niet toegestaan.
4.2.2 Railverkeer
Het plangebied is (gedeeltelijk) gelegen in de zone van de spoorlijn Eindhoven – Weert. De zonebreedte is 500 m. Ook hiervoor geldt dat wanneer nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, woongebouwen, onderwijsgebouwen en gezondheidszorggebouwen, in een zone worden geprojecteerd, dan moet op basis van nader akoestisch onderzoek worden getoetst of de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Wanneer er sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, dan zal een nadere afweging moeten plaatsvinden in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen.
4.2.3 Industrielawaai
Het plangebied omvat twee ingevolge de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterreinen, te weten DAF en DMV Campina. De zone rond het industrieterrein DAF/Kanaaldijk Noord is bij besluit van 26 augustus 1986 door Gedeputeerde Staten vastgesteld. De zone rond het industrieterrein waar DMV Campina is gelegen, is bij besluit van 8 spril 1987 door Gedeputeerde Staten vastgesteld.
De zonering is gebaseerd op de Wet geluidhinder. Met zonering wordt een scheiding gemaakt tussen enerzijds een industrieterrein waar een of meer geluidszoneringsplichtige inrichtingen (de zogenaamde grote lawaaimakers) zijn toegestaan en anderszijds woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Buiten de zone mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
In dit bestemmingsplan zijn de bestaande zones van DAF en DMV Campina vastgelegd. Geluidsgevoelige functies zoals woningen horen in beginsel niet gesitueerd te worden op gezoneerde industrieterreinen of binnen de geluidszones. In het verleden zijn op basis van vigerende bestemmingsplannen zogenaamde dienstwoningen toegstaan. Deze legale bestaande bedrijfswoningen zijn postitief bestemd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
Positief bestemde ligplaatsen voor woonschepen zijn sinds 2012 in het Besluit geluid Milieubeheer aangewezen als geluidsgevoelig object. Op bedrijventerrein De Kade is één ligplaats voor een woonschip. Vanwege de belemmerende werking voor bedrijven is het niet wenselijk de ligplaats in onderhavig bestemmingsplan positief te bestemmen. De ligplaats wordt derhalve onder het overgangsrecht gebracht. Zie ook paragraaf 4.1.2.
4.2.4 Luchtvaartlawaai
Het plan is niet gelegen binnen de 35 Kosteneenhedenlijn.
4.3 Luchtkwaliteit
4.3.1 Wet luchtkwaliteit
De 'Wet luchtkwaliteit' is op 15 november 2007 in werking getreden (Stb. 2007, nr. 434) en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (met name hoofdstuk 5, onder titel 5.2) op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. Aanleiding hiervoor is de maatschappelijke discussie die ontstaan is als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
Besluit niet in betekende mate bijdragen
Voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dit is geregeld in artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties met niet meer dan 1500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg of niet meer dan 3000 nieuwe woningen met twee ontsluitingswegen. Voor nieuwe kantoorlocaties met niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte (van alle binnenruimten) en één ontsluitingsweg of met niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.
Kort samengevat
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van de 'Wet luchtkwaliteit' c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.
4.3.2 Besluit gevoelige bestemmingen
Met deze amvb wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school - in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.
Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in zo'n onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan.
Gevoelige bestemmingen
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.
Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone. Wel moet in die situaties de locatiekeuze goed gemotiveerd worden; dat gebeurt in de context van de goede ruimtelijke ordening.
4.3.3 Goede ruimtelijke ordening
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' principe blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. Artikel 3.1 Wro schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.
4.3.4 Bedrijventerrein De Kade
Het bestemmingsplan voor bedrijventerrein De Kade betreft een conservend plan en voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Uitgangspunt is de bestaande situatie. Er is geen sprake van nieuwe gevoelige bestemmingen langs drukke wegen en/of woningbouw nabij snelwegen.
De luchtkwaliteitseisen van de Wet luchtkwaliteit vormen geen belemmering voor de plannen wanneer de activiteiten 'niet-in betekenende' mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (artikel 5.16 lid 1 onder c Wm). In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Gesteld kan worden dat de ontwikkelingen in het plan niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het bestemmingsplan zonder nader onderzoek doorgang vinden.
4.4 Externe Veiligheid
Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten alsmede het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
4.4.1 Wettelijk kader
Ten aanzien van bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; oktober 2004) van toepassing. Ten aanzien van transport is de Circulaire Vervoer Gevaarlijke stoffen van toepassing (augustus 2004; gewijzigd en verlengd augustus 2008). Voor het spoor wordt het Basisnet Spoor voorbereid. Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk wordt getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep (tenminste 10 personen) tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR is een toetsingswaarde waarin de kans op groepen slachtoffers is verwerkt. Het is gekoppeld aan de personendichtheid binnen het invloedsgebied van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit betekent dat er een politieke afweging moet worden gemaakt van de risico's tegen de maatschappelijke baten en kosten van een risicovolle activiteit. Ongeacht de hoogte van het groepsrisico zal men zich altijd de vraag moeten stellen of ook de fysieke veiligheid voldoende is gewaarborgd, óók als de groepsrisicocurve de oriënterende waarde niet overschrijdt.
4.4.2 Visie Externe Veiligheid
De gemeenteraad van Eindhoven heeft op 19 mei 2009 de visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' vastgesteld. Met deze visie wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoorde veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.
In de visie Externe Veiligheid is De Kade aangewezen als bedrijventerrein waar geen nieuwe risicovolle bedrijven zijn toegestaan. Voor bestaande situaties geldt dat het plaatsgebonden risico (PR10-6) zo klein mogelijk is door het gebruik van 'Best Bestaande Technieken (BBT)'.
4.4.3 Risicovolle inrichtingen
Binnen het plangebied zijn zes risicovolle inrichtingen gelegen. Het gaat om vier bedrijven en twee gasdrukregel- en meetstations. Allereerst wordt ingegaan op de risicovolle bedrijven.
Bedrijven
In het plangebied liggen de volgende risicovolle bedrijven:
- 1. Friesland Campina aan de Dirkboutslaan 2
- 2. Boma Coating aan de Quinten Matsyslaan 59
- 3. Gaslas aan de Quinten Matsyslaan 33
- 4. Daf Trucks aan de Hugo van der Goeslaan 1
Plaatsgebonden risico
Door SRE Milieudienst is een kwantitatieve risicoanalyse (SRE Milieudienst, nr.506691) opgesteld voor de bovengenoemde bedrijven. Alleen van Gaslas is het plaatsgebonden risico buiten de eigen perceelsgrens gelegen. Het plaatsgebonden risico van Gaslas wordt op de verbeelding vastgelegd.
Groepsrisico
Voor de hoogte van het groepsrisico zijn berekeningen uitgevoerd voor de huidige situatie en de maximale toekomstige situatie (zie rapport SRE Milieudienst, nr. 506691). In twee gevallen neemt het groepsrisico toe. Dit heeft te maken met de gekozen type gebieden, namelijk “industriegebied met een middel hoge dichtheid (40 pers./ha)” en een “industriegebied met een hoge dichtheid (80 pers./ha)” van personen, conform de Handreiking verantwoording groepsrisico van het voormalig ministerie van VROM. Voor het DAF-terrein is “industriegebied met een hoge dichtheid” van personen gekozen in verband met mogelijk ontwikkelingen van kantoren op dit terrein. Voor de rest van het industrieterrein is uitgegaan van 60 personen per hectare wat overeenkomt met een middel tot hoge dichtheid van personen.
Gasdrukregel- en meetstations
Binnen het plangebied zijn vier gasdrukregel- en meetstations gelegen. Twee daarvan (type C) worden aangemerkt als een risicovolle inrichting. Voor dit type gelden grotere veiligheidsafstanden ten opzichte van kwetsbare objecten. Het gaat om de gasdrukregel- en meetstations aan de:
- 1. Hugo van der Goeslaan 1
- 2. Kanaaldijk Noord 129
Daarnaast liggen in het plangebied twee type B gasdrukregel- en meetstations aan de:
- 3. Kanaaldijk Noord 123
- 4. Dirk Boutslaan 2
Volgens het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer gelden voor alle gasdrukregel- en meetstations veiligheidsafstanden ten opzichte van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Om te borgen dat deze niet binnen de veiligheidsafstanden kunnen worden gerealiseerd, worden hiervoor regels in het bestemmingsplan opgenomen (zie artikel 15.3 van de regels).
4.4.4 Hogedruk aardgastransportleidingen
In het plangebied zijn twee ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen gelegen, namelijk:
- 1. Z-514-06 (323,9 mm en 40 bar)
- 2. Z-514-11 (323,9 mm en 40 bar)
Plaatsgebonden risico
Volgens de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) dient het plaatsgebonden risico voor buisleidingen te worden berekend met het rekenprogramma “Carola”. Conform deze regeling is door SRE Milieudienst een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld voor de ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen (SRE Milieudienst, nr. 495740, d.d. 14 oktober 2011). Uit de berekeningen blijkt dat het plaatsgebonden risico (10-6/jaar) in alle gevallen op de leidingen ligt. Hierdoor kan volgens het nieuwe beleid op de leidingen worden gebouwd. Echter, er blijft een belemmeringenstrook van 4 meter gelden. De bebouwing ligt buiten deze belemmeringenstroken. De ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen vormen geen belemmering voor ontwikkelingen voor wat betreft het plaatsgebonden risico of de belemmeringenstrook.
Groepsrisico
Uit de berekeningen is gebleken dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde is gelegen.
4.4.5 Transport
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de Hugo van der Goeslaan en van de spoorlijn Eindhoven - Weert.
Hugo van der Goeslaan
De ring is één van de belangrijkste bevoorradingswegen van Eindhoven. Hierdoor zullen transporten met gevaarlijke stoffen via de ring Eindhoven binnen komen en verlaten. In 2010 is een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van bulktransport over gemeentelijke wegen binnen Eindhoven (“Transport Gevaarlijke stoffen door de Gemeente Eindhoven: SRE Milieudienst, d.d. 25 oktober 2010, Rapportnr. 491815-491816). Uit dit rapport blijkt dat het groepsrisico overal ver onder de oriënterende waarde ligt.
Plaatsgebonden risico
Uit de berekeningen blijkt dat er bij het transport van gevaarlijke stoffen in bulkhoeveelheden door de gemeente Eindhoven géén grens- en/of richtwaarden worden overschreden voor het plaatsgebonden risico. Voor wat betreft het plaatsgebonden risico kan er geen 10-5 per jaar of 10-6 per jaar contour worden 'getrokken'.
Groepsrisico
Uit de berekeningen blijkt dat er bij het transport van gevaarlijke stoffen in bulkhoeveelheden door de gemeente Eindhoven de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Slechts bij een toename van de transportfrequentie met een factor 10 – voor de Jeroen Boschlaan - zal de oriënterende waarde worden bereikt en is er sprake van een knelpunt. Een dergelijke toename is onwaarschijnlijk.
Spoorlijn Eindhoven - Weert
Door het rijk wordt het Basisnet spoor voorbereid. Daarin worden afspraken gemaakt over de risicoruimte. Er wordt rekening gehouden met enerzijds de te verwachten groei van vervoer van gevaarlijke stoffen door Nederland en anderzijds verdichting van de ruimte naast het spoor (binnen een afstand van 200 m van het spoor) in met name stedelijke kernen.
Het plangebied ligt op circa 150 meter van de spoorlijn Eindhoven-Weert en daarmee binnen het invloedsgebied van 200 meter. Ter hoogte van het bestemmingsplan De Kade is geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het bestemmingsplan betreft een conserverend plan. Het maakt geen ontwikkelingen mogelijk die aanleiding zijn voor een toename van het groepsrisico dat in het Basisnet wordt vastgelegd.
4.4.6 Verantwoording Groepsrisico
Bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan dient het groepsrisico, conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en paragraaf 4.3 van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, verantwoord te worden. Dat houdt in dat de hoogte van het groepsrisico bekend moet zijn en tevens de bijdrage van het ruimtelijk plan aan het groepsrisico (verhoging/verlaging). Er moet inzicht gegeven worden in de te verwachten dichtheid van personen in de invloedsgebieden van risicobronnen binnen èn buiten het plan.
Verder dient volgens deze artikelen/regelingen advies te worden gevraagd aan de regionale brandweer. Op 20 juli 2012 is advies ontvangen van de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost, Proactie en Preparatie Brandweer te Eindhoven. Samengevat luidt het advies als volgt:
- Splinterwerend glas in nieuwe gebouwen toepassen;
- Het realiseren van primaire bluswatervoorziening ter plaatse van de Kanaaldijk Noord adressen 157 en 161;
- Risicocommunicatie toepassen;
- De risicobron spoortraject Eindhoven-Weert uitwerken in het bestemmingsplan en bij de verantwoording van het groepsrisico.
Bovenstaande punten worden hieronder nader behandeld en toegelicht.
Verantwoording
Op 19 mei 2009 heeft de gemeenteraad de visie “Externe Veiligheid, risico's de maat genomen” vastgesteld. In deze visie is een algemeen verantwoordingskader opgenomen. In het kader van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico wordt een afweging gemaakt ten aanzien van enerzijds het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en anderzijds het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ramp of incident met gevaarlijke stoffen. In artikel 13 van het Bevi, artikel 12 van het Bevb en paragraaf 4.3 van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen zijn de elementen beschreven die in ieder geval in de verantwoording aan de orde moeten komen. Hieronder is de verantwoording per element beschreven.
Te verwachten aantal personen binnen het invloedsgebied/ hoogte van het groepsrisico
Het onderhavige bestemmingsplan is gelegen binnen de invloedsgebieden van de Hugo van der Goeslaan en de aardgasleidingen. Verder zijn vier risicovolle bedrijven gelegen binnen het gebied. Bij het bestemmingsplan is een kwantitatieve risicoanalyse gevoegd. Het betreft een kwantitatieve risicoanalyse van SRE Milieudienst (nr. 506691, d.d. 28 maart 2012).
Daarnaast is een risicoanalyse opgesteld in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de gemeentelijke wegen (SRE Milieudienst, nr. 491815 – 491816, d.d. 25 oktober 2010 ). Uit deze analyses blijkt dat het invloedsgebied een groot gedeelte van het industrieterrein en de omliggende gebieden bestrijkt.
Tevens is de hoogte van het groepsrisico bij de buisleidingen berekend (SRE Milieudienst, nr. 495740, d.d. 14 oktober 2011). Uit de risicoanalyses blijkt dat het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijft. Voor de exacte hoogtes wordt verwezen naar bijlage.
Maatregelen aan de risicobron ter beperking van het groepsrisico
Hieronder wordt ingegaan op de maatregelen aan de risicobron om het groepsrisico te beperken.
Bedrijven
Voor de bedrijven op de Kade zijn milieuvergunningen verleend. Voor nieuwe bedrijven zal ook een milieuvergunning/omgevingsvergunning moeten worden verleend. In deze vergunningen dient de Best Beschikbare Techniek (BBT) te worden voorgeschreven. Daarnaast is in het bestemmingsplan geregeld dat het invloedsgebied niet buiten het plangebied mag reiken. Er zijn twee bestaande situaties waarbij het invloedsgebied buiten het plangebied ligt. Het gaat om Gaslas aan de Quinten Matsyslaan 33 en DAF aan de Hugo van der Goeslaan 1. Voor deze bedrijven is de vergunde situatie vastgelegd in bijlage 2 van de regels. Het invloedsgebied voorzover buiten het plangebied mag niet wijzigen.
Wegen
Voor wegen zijn geen bronmaatregelen denkbaar.
Buisleidingen
Voor buisleidingen geldt dat wanneer deze dieper liggen de kans en het effect op en van een ongeval kleiner wordt. Gezien de al kleine risicoafstanden en het lage groepsrisico is het niet zinvol om kosten te maken om de leiding dieper te leggen.
Spoor
In het Basisnet en het ontwerp Besluit transport externe veiligheid (Btev) zijn diverse maatregelen opgenomen die worden toegepast aan het spoor of aan het transport over het spoor. In het convenant “BLEVE vrij rijden” dat op 14 mei 2012 is vastgesteld is opgenomen dat de kans op een warme BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) moet worden verlaagd. Een warme BLEVE kan ontstaan als een wagon met brandbare vloeistof lek raakt in de directe nabijheid van een wagon met brandbaar gas. Hierdoor kan bij een brand de tank met brandbaar gas bezwijken. De reactie tussen beide stoffen kan leiden tot een vuurbal met een doorsnee tot 200 meter. Door de twee stoffen niet in wagons achter elkaar te vervoeren, maar rekening te houden met een veiligheidsafstand, vermindert de kans op een gaswolkontploffing.
Het slimmer samenstellen van goederentreinen is één van de maatregelen om het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor veiliger te maken. Door het slimmer samenstellen van treinen, veiligheidsmaatregelen aan de infrastructuur te treffen en door meer gebruik te maken van de Betuweroute, kan het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor blijven groeien, binnen de kaders van het Basisnet Spoor. Tegelijkertijd kunnen bouwplannen die gemeenten hebben langs het spoor worden uitgevoerd. De veiligheid van bewoners rond het spoor wordt hiermee vergroot en naar de toekomst toe geborgd.
Mogelijkheden voor de ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico
Binnen de gemeente Eindhoven is de grond schaars. Vanuit economisch oogpunt dient de gemeente industrie de mogelijkheid te geven om te kunnen groeien. Hierdoor dienen locaties te worden aangewezen als industriegebied. In het vigerende bestemmingsplan is het gebied al bestemd als industriegebied. Het bestemmingsplan is met name conserverend. Het bestemmingsplan regelt dat bedrijven op het industrieterrein hun invloedsgebied, als gevolg van de activiteit met gevaarlijke stoffen, binnen het plangebied moeten hebben. Hierdoor is geregeld dat ontwikkelingen buiten het plangebied geen invloed hebben op de hoogte van het groepsrisico. Op de bronnen weg en buisleiding heeft het bestemmingsplan, behoudens de eigen personencapaciteit, geen invloed op de hoogte van het groepsrisico.
Mogelijke bron- en/end of pipe-maatregelen om het groepsrisico te beperken
Binnen het gebied kunnen alle soorten risico's voorkomen. Er zijn een drietal soorten ongevalscenario's te onderscheiden.
- 1. explosie (druk)
- 2. brand
- 3. het vrijkomen van toxische stoffen (door brand of het vrijkomen van een toxisch gas)
Voor alle drie de scenario's gelden andere maatregelen.
Explosie
Bij een explosie komen hoge drukken tot stand. Dicht bij de bron zijn de drukken zo hoog dat maatregelen bijna niet mogelijk zijn. Ondanks dat bij de milieuvergunningen de Best Beschikbare Technieken (BBT) zijn toegepast voor de risicovolle activiteiten op de Kade, kunnen drukken bij de bron zo hoog zijn dat maatregelen niet mogelijk zijn en/of dermate hoge kosten met zich meebrengen dat niet redelijk is deze maatregelen toe te passen. Wel kan gehard glas bij gebouwen voorkomen dat er extra slachtoffers door rondvliegend glas zullen vallen.
Brand
Bij een brand komt veel hitte vrij. Bij een brand met vloeistoffen bedraagt op een afstand van 30 meter van de bron de warmtestraling ongeveer 35 kW/m2, hierna neemt de warmtestraling geleidelijk af. Gezien het beperkt aantal transporten over de Hugo van der Goeslaan is het niet zinvol om verregaande maatregelen te treffen aan gebouwen als gevolg van een brand met vloeistoffen op de weg. Voor brand als het gevolg van een ongeval bij een buisleiding geldt dat naarmate verder van de bron de warmtestraling afneemt. De effectafstanden (1% lethaal) van de leidingen binnen het plangebied de Kade zijn 140 meter (SRE Milieudienst, nr. 495740, d.d. 14 oktober 2011).
Effectafstanden worden bepaald door een zogenaamde guillotinebreuk of door een lek van de leiding. De kans op een guillotinebreuk is klein. Het meest geloofwaardige scenario is een lek in de buisleiding. Volgens tabel 31 van de Handreiking Verantwoorde brandweeradvisering externe veiligheid ligt de effectafstand als gevolg van een lek, bij een leiding met een diameter van circa 12 inch en een druk van 40 bar, op de leiding. Gelet op de kleine kans op een guillotinebreuk en de extra kosten die gemaakt moeten worden aan bedrijfspanden is het niet zinvol dit op te leggen in het bestemmingsplan. Verder zijn de effectafstanden zeer klein bij een lek van een buisleiding dat het niet zinvol is hier iets voor op te nemen in het bestemmingsplan.
Toxisch
Afhankelijk van de toxiciteit van de vrij te komen (verbrandings)gassen kunnen op grote afstand van de bron nog doden vallen. Enige maatregel is het luchtdicht uitvoeren van de gebouwen. Hierbij geldt onder andere dat de ventilatiesystemen moeten kunnen worden uitgezet. De maatregel is makkelijk uit te voeren door een noodstop bij bijvoorbeeld de receptie van de kantoorgebouwen. Deze maatregel geldt voor nieuwbouw waar meerdere personen gedurende een langere periode van de dag in verblijven, zoals bijvoorbeeld kantoren, fabrieken en werkplaatsen. Voor bijvoorbeeld een magazijn of opslagloods geldt dit niet.
Mogelijkheden tot de voorbereiding en bestrijding van een ramp
Volgens artikel 13, lid 1, onder h van het Bevi en artikel 12, lid 1, onder f van het Bevb dient bij de verantwoording van het groepsrisico de mogelijkheid tot de voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval te worden betrokken. In het advies van de Veiligheidsregio d.d. 20 juli 2012 en nader gespecificeerd d.d. 14 januari 2013 is aangegeven dat er onvoldoende bluswater is op een deel van het terrein De Kade. Er dienen drie primaire bluswatervoorzieningen gerealiseerd te worden aan de Kanaaldijk Noord. De drie extra bluswatervoorzieningen dienen te worden aangebracht in de buurt van twee bedrijven waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, te weten Gaslas en Bomacoating. Het tekort is niet ontstaan door onderhavig bestemmingsplan, maar het gevolg van eerder vastgesteld beleid over bluswatervoorzieningen, de Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid (2012) van Brandweer Nederland en het bouwbesluit 2012. Het tekort aan bluswatervoorziening is reeds eerder aan de orde gesteld bij de omgevingsvergunning van Gaslas. Tentijde van het toen te nemen besluit is aangegeven dat dit tekort wordt uitgezet binnen de organisatie. Inmiddels is er een traject ingezet om een plan van aanpak op te stellen naar een adequate dekking van de primaire bluswatervoorzieningen binnen de gemeente Eindhoven. Met dit plan worden, in samenwerking met de veiligheidsregio, de locaties geïdentificeerd waar sprake is van een hiaat in de aanwezige bluswatervoorzieningen. Op basis van deze resultaten zal een voorstel gedaan worden om te komen tot een adequate dekking en zal een prioritering in de realisatie worden opgenomen.
Mogelijkheden voor zelfredzaamheid
In onderhavig bestemmingsplan zijn binnen de invloedsgebieden geen functies toegestaan voor verminderd zelfredzame personen. De enige functie voor verminderd zelfredzame personen die binnen dit bestemmingsplan is toegestaan is het kinderdagverblijf aan de Dirk Boutslaan. Echter, deze is niet binnen een invloedsgebied gelegen.
Binnen invloedsgebieden van toxische stoffen dienen extra maatregelen getroffen te worden aan nieuwe gebouwen waar gedurende een langere periode van de dag personen verblijven. Deze gebouwen dienen te zijn voorzien van een luchtbehandelingssysteem die door één handeling uit kan worden gezet.
Risicocommunicatie
Risicocommunicatie wordt binnen de gemeente Eindhoven in een breder verband opgepakt. De Kade wordt hierbij ook betrokken.
Conclusie
De veiligheidsregio kan instemmen met dit bestemmingsplan, maar adviseert de bluswatervoorziening binnen het plangebied te optimaliseren. Er dienen drie extra bluswatervoorzieningen te worden aangebracht in de buurt van twee bedrijven waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvindt, te weten Gaslas en Bomacoating.
4.5 Bodem
Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. Uit al deze onderzoeken blijkt dat diverse locaties in Eindhoven de bodem verontreinigd is of verontreinigd is geweest. Het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen.
In het plangebied van de De Kade zijn veel bodemonderzoeken uitgevoerd. Voor enkele locaties moet nog een bodemonderzoek uitgevoerd worden. Vanwege de grote hoeveelheid onderzoeken wordt volstaan met het opsommen van de lijst met bekende verontreinigingen. De nummers verwijzen naar de locaties op de bijgevoegde kaart:
- 1. Hugo van der Goeslaan 1 (DAF). De grond op het terrein is op diverse plaatsen sterk verontreinigd met zware metalen, PAK's, VOCL en olieproducten. De blauwe “sigaar” betreft een sterke grondwaterverontreiniging met VOCl die zich heeft verplaatst tot diep in het eerste watervoerende pakket (dieper dan 25 m). De grondwaterverontreiniging wordt gesaneerd. Indien het diepere grondwater in de directe omgeving wordt gebruikt, bijvoorbeeld voor koude-warmte-opslag in de bodem of de aanleg van een parkeergarage, dan dient hiervoor toestemming gevraagd te worden aan het bevoegd gezag van de Wet Bodembescherming. Wordt het diepere grondwater niet gebruikt, dan vormt de verontreiniging geen belemmering
- 2. Geldropseweg 191 (0.1482). Ter plaatse is de grondverontreiniging (olieproducenten) gesaneerd. |n het grondwater is nog een drijflaag aanwezig die nog gesaneerd moet worden.
- 3. Hugo van de Goeslaan 4 (0.1174). Ter plaatse van de oliewaterscheider is een sterke verontreiniging in de grond en grondwater aanwezig met olieproducten.
- 4. Hoek Gabriel Metsulaan/ Kanaaldijk Zuid (0.2462). Ter plaatse is de grond sterk verontreinigd met minerale olie en PAK. De verontreiniging is omvangrijk maar hoeft niet op korte termijn gesaneerd te worden. Dit perceel is in eigendom van de gemeente.
- 5. Lucas Gasselstraat 6 (0.443) . Ter plaatse is de grond sterk verontreinigd met PAK's. Deze verontreiniging is afgedekt met een verharding.
- 6. Ruysdaalbaan 35 (0.1390). Het grondwater is sterk verontreinigd met VOCl. Het betreft een ernstig geval dat niet met spoed gesaneerd hoeft te worden.
- 7. Kanaaldijk Noord 23 (0.1227). Het grondwater is sterk verontreinigd met VOCl. Het betreft een ernstig geval dat niet met spoed gesaneerd hoeft te worden.
- 8. Kanaaldijk Noord ongenummerd (0.2661). In de weg is een sterke verontreiniging met olieproducten aanwezig.
- 9. Rogier van der Weijdenstraat 45 (0.702). De grond en het grondwater ter plaatse is sterk verontreinigd met olieproducenten en zware metalen. De uitgevoerde sanering voldoet nog niet aan de doelstelling.
Voor het hele gebied geldt dat bij voorafgaand aan graafwerkzaamheden contact moet worden opgenomen met de afdeling Milieu voor een actuele stand van de verontreinigingssituatie.
Afhankelijk van de bestemming moeten bovenstaande verontreinigingen voorafgaand aan de ontwikkeling van het terrein gesaneerd worden. De sanering heeft tot doel de bodem geschikt te maken voor de geplande functie. De sanering dient uitgevoerd te worden conform een door het bevoegd gezag van de Wet Bodembescherming goedgekeurd saneringsplan.
4.6 Natuur
Uit meerdere onderzoeken blijkt dat het Eindhovens Kanaal hoge aquatische natuurwaarden bezit. Zo worden in het rapport Toetsingskader (Iwaco, 2000) de zeldzame watervegetatie, de soortenrijke macrofauna en een goede visstand genoemd. Verschillende soorten uit deze plant- en diergroepen wijzen op een opvallend goede waterkwaliteit. De oorzaak hiervoor is een industriële lozing van schoon grondwater door een zuivelfabriek, gelegen in het plangebied van het onderhavig bestemmingsplan. Het is te verwachten dat een deel van de hoge natuurwaarden ook in het plangebied aanwezig is. Daarnaast zijn de afgelopen decennia enkele waarnemingen gedaan van zeldzame planten op de kadewanden langs het kanaal (bijvoorbeeld Klein Glaskruid en Asplenium forisiense).
Onderhavig bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die gevolgen hebben voor de gunstige staat van instandhouding van beschermde planten- of diersoorten.
4.7 Duurzaamheid
De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Dit programma wordt uitgevoerd vanuit een overkoepelende filosofie, gebaseerd op de methodiek van “The Natural Step”. Het programma kent 4 pijlers zoals weergegeven in onderstaande figuur.
In het kader van het bestemmingsplan zijn vooral de pijlers 'Energie' en “Bouwen en Wonen” van belang.
4.7.1 Pijler 1: Energie
De gemeente heeft zich de ambitie gesteld om 'energieneutraal' te worden in de toekomst (2035 – 2045) , dat wil zeggen dat alle energie die de stad dan nog gebruikt, duurzaam wordt opgewekt. Vanuit die ambitie worden initiatieven voor de opwekking van duurzame energie ondersteund. Voor wat betreft de ruimtelijke impact van lokale duurzame energietechnieken kunnen de volgende aspecten onderscheiden worden:
- 1. Zonne-energie
Zonne-energie betreft het opwekken van electriciteit via PV panelen en warmte via zonneboilers. De ruimtelijke impact van het gebruik van zonne-energie is in Nederland beperkt. De PV-panelen respectievelijk zonneboilers worden over het algemeen op de daken van de gebouwen van afnemers geplaatst en zijn dan ook in de meeste gevallen niet vergunningsplichtig in het kader van de Wabo.
Voor PV panelen bestaan echter ook mogelijkheden om deze los van bebouwing te plaatsen op braakliggende percelen. In dat geval is er uiteraard wel sprake van een ruimtelijke impact. Tot op dit moment wordt hier in Nederland weinig gebruik van gemaakt, maar in een aantal steden worden de mogelijkheden onderzocht en dit zou ook in Eindhoven actueel kunnen worden.
Een dergelijk 'solar park' past niet in het bestemmingsplan. Indien deze ontwikkeling wenselijk is, kan op grond artikel 2.12, lid 1, a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) via een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bestemmingsplan. Gelet op de relatief grote ruimtelijke impact van deze vorm van zonne-energie, is het belangrijk om daarbij een goede afweging te maken. De omgevingsvergunning dient vergezeld te gaan van een ruimtelijke onderbouwing en de uitgebreide procedure van maximaal 26 weken te doorlopen.
- 2. Windturbines
In tegenstelling tot bij zonne-energie is de ruimtelijke impact van windturbines groot. Voor windturbines van enige omvang is de ruimte in Eindhoven dus beperkt. Toch zullen in bepaalde gevallen de mogelijkheden interessant zijn. Dit zal altijd locatie-specifiek onderzocht moeten worden.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen grote windinstallaties en kleine windinstallaties. Van een kleine windinstallatie is sprake als:
- De diameter van de rotor maximaal 7 meter is;
- De maximale hoogte vanaf het maaiveld 15 m of de ashoogte maximaal 8 meter op de bebouwing is;
- Het vermogensbereik ligt tussen 0,5 kW en 6 kW.
Voor het realiseren van kleine windinstallaties kan op grond van artikel 2.12, lid 1, a, onder 3, Wabo worden afgeweken van het bestemmingsplan. Het betreft een omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing waarvoor de uitgebreide procedure van maximaal 26 weken moet worden doorlopen.
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt aan een plan om deze installaties op te nemen in de “lijst van kruimelgevallen”, waardoor direct een omgevingsvergunning voor het afwijken van bestemmingsplan kan worden verleend. De procedure wordt dan verkort tot maximaal 8 weken. Aangezien deze wijziging van de lijst van kruimelgevallen op korte termijn wordt verwacht, worden nu geen specifieke ontheffingen in het bestemmingsplan opgenomen.
Voor grote windinstallaties kan afwijking van het bestemmingsplan ook worden toegestaan door middel van de afwijkingsprocedure op grond van artikel 2.12, lid 1, a, onder 3, Wabo. Gezien de relatief grote ruimtelijke impact van deze vorm van windenergie is het belangrijk om daarbij een goede afweging te maken en daarom wordt deze niet rechtstreeks toegestaan in het bestemmingsplan.
- 3. Warmte Koude Opslag
De gemeente ziet in Warmte Koude Opslag een belangrijke potentiële bijdrage aan het beperken van het gebruik van fossiele brandstoffen. De gemeente heeft daarom een 'KWO Potentiekaart' voor Warmte Koude Opslag opgesteld. In de daarbij behorende rapportage worden de mogelijkheden en beperkingen voor het gebruik van deze techniek beschreven en in beeld gebracht. Deze rapportage is te downloaden via www.eindhoven.nl (zoek op: KWO). De rapportage geeft door middel van kaarten aan waar er welke mogelijkheden en belemmeringen voor het gebruik van Warmte Koude Opslag zijn. De toepassing van Warmte Koude Opslag is voor wat betreft de ondergrondse aspecten geregeld in de waterwet en de AMvB Bodemenergie. In sommige gevallen zijn bovengrondse opstallen (bijvoorbeeld een technische ruimte) nodig. Hiervoor is in de regels een specifieke afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Onder voorwaarden kan een omgevingsvergunning worden verleend voor gebouwen van maximaal 100 m2 en een bouwhoogte van 3 m.
4.7.2 Pijler 2: Bouwen en Wonen
In de relatie tussen de gemeentelijke ambities op het gebied van duurzaam bouwen en het bestemmingsplan, is bij nieuwbouwlocaties met name het 'zongericht bouwen' van belang. Bij nieuwbouwlocaties zal de gemeente eisen dat straten zoveel mogelijk van oost naar west verlopen zodat alle gebouwen over een naar het zuiden gerichte gevel beschikken. Bij conserverende bestemmingsplannen is de bebouwingsoriëntatie grotendeels al vastgelegd en is dit aspect minder van belang. Wel is in het kader van energiebesparing in de regels een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Daarin staat dat een overschrijding van het bouwvlak binnen de bestemming van maximaal 20 cm is toegestaan ten behoeve van gevelisolatie.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c, van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze waterparagraaf is tot stand gekomen met een werkwijze volgens de Handreiking Watertoets. Er wordt gewerkt op basis van documenten die zijn vastgelegd met instemming van het Waterschap De Dommel en de Provincie Noord-Brabant (Gemeentelijk rioleringsplan) of zelfs mede worden ondertekend door deze partijen (Waterplan).
5.2 Gemeentelijk Beleid
Gemeentelijk rioleringsplan (GRP)
Het huidige GRP kent een geldigheidsduur tot en met 2014. Het GRP bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak waarbij het regenwater gescheiden van afvalwater wordt ingezameld, zoveel mogelijk wordt geborgen en afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, waterschap De Dommel, provincie Noord-Brabant en waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" geeft het gezamenlijk streefbeeld van de waterpartijen weer. Het deel "Taken en Bevoegdheden" regelt de (verdeling van de) verantwoordelijkheden voor het stedelijk water tussen de vier waterpartijen. Het deel "Maatregelen" geeft de projecten weer die de komende jaren uitgevoerd worden.
Deze projecten zijn ingedeeld naar de vier thema´s (programmalijnen) van het Visiedocument. Het gehele Waterplan is bestuurlijk bekrachtigd met een convenant in januari 2006. Eén van de belangrijkste doelstellingen uit het Waterplan is het realiseren van een waternetwerk in de stad.
Beheer en gebruik
De gemeente Eindhoven is als eigenaar belast met het Nautisch beheer van het Eindhovens kanaal. Dit heeft betrekking op het gebruik van het water als vaarwater. Hieronder vallen vrijwel alle recreatieve activiteiten die op het water plaats vinden zoals kanoën, roeien en varen met vlotten en boten. Gemotoriseerde vaartuigen hebben geen toestemming om gebruik te maken van het Eindhovens kanaal. Uitzondering hierop vormt de boot van Sinterklaas, gemotoriseerde vaarbewegingen ten behoeve van het noodzakelijk onderhoud van het kanaal en vaaractiviteiten van de Stella Maris Waterscouting.
5.3 Beleid Waterschap En Provincie
Waterschap De Dommel heeft het Waterbeheersplan 2010-2015 "Krachtig water" vastgesteld. Hierin zijn de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap opgenomen. De provincie Noord-Brabant heeft het Provinciaal Waterplan (2010-2015) vastgesteld.
5.4 Situering Plangebied Vanuit De Waterhuishouding
Voor de in Stratum en Tongelre gelegen Kanaalzone genaamd 'De Kade' wordt het bestemmingplan vernieuwd. In deze zone zijn hoofdzakelijk industriële en mkb bedrijven gevestigd. Het gebied wordt geografisch doorsneden door het Eindhovens Kanaal en de ring. De noordkant van de kanaalzone ligt in het stadsdeel Tongelre, Het zuidelijke deel van de zone ligt in het stadsdeel Stratum. Beide delen zijn vervolgens gescheiden door de ring. Het plangebied ligt daardoor in vier wijken:
- 1. Wijk 'De Laak' in Tongelre, gelegen binnen de ring, ten noorden van het Eindhovens Kanaal
- 2. Wijk 'Doornakkers' in Tongelre, gelegen buiten de ring, ten noorden van het Eindhovens Kanaal
- 3. Wijk 'Oud-Stratum' in Stratum, gelegen binnen de ring, ten zuiden van het Eindhovens Kanaal
- 4. Wijk 'Putten' in Stratum, gelegen buiten de ring, ten zuiden van het Eindhovens Kanaal
Binnen deze wijken in de kanaalzone spelen momenteel een drietal ontwikkelingen:
- 1. Het project “afkoppelen kanaaldijk noord” in Doornakkers waarbij bestaand gemengd riool vervangen wordt door een nieuw gemengd riool met daarbij een regenwaterriool;
- 2. Het project “afkoppelen kanaaldijk zuid” in Oud-Stratum en Putten waarbij bestaand gemengd riool vervangen wordt door een nieuw gemengd riool met daarbij een regenwaterriool;
- 3. Het terugbrengen van het aantal water op straat situaties in De Laak.
Deze waterparagraaf behandeld de genoemde ontwikkelingen door de huidige situatie te beschrijven en vast te leggen aan welke randvoorwaarden toekomstige ontwikkelingen, met betrekking tot water, moeten voldoen. Binnen het plangebied zijn verder geen noemenswaardige (bouw)ontwikkelingen bekend.
Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c, van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze waterparagraaf is tot stand gekomen met een werkwijze volgens de Handreiking Watertoets. Er wordt gewerkt op basis van documenten die zijn vastgelegd met instemming van het Waterschap De Dommel en de Provincie Noord-Brabant (Gemeentelijk rioleringsplan) of zelfs mede worden ondertekend door deze partijen (Waterplan).
5.5 Beschrijving Watersysteem Plangebied
Verharding
Alle deelgebieden bevatten naar verhouding grote verharde oppervlakten die hoofdzakelijk bestaan uit bedrijfshallen met terreinverharding en openbare wegen. Openbaar groen of onverharde gebieden zijn nagenoeg niet aanwezig.
Riolering
Binnen de plangrens ligt in alle wijken, met uitzondering van het gedeelte binnen de wijk Putten, gemengde riolering. Deze voert het afvalwater af naar de RWZI. De gebieden in de wijk Putten die binnen de plangrenzen vallen zijn grotendeels in eigendom van DAF Trucks NV. DAF heeft op haar eigen terrein veel geïnvesteerd in het scheiden van hemel- en afvalwater en voert een deel van het hemelwater dat op eigen terrein valt af naar het kanaal.
De Geldropseweg, Hugo van der Goeslaan, Kanaaldijk zuid en een deel van de Kanaaldijk noord hebben een gescheiden stelsel. Het gescheiden stelsel ten zuiden van het kanaal loost in 2011 nog op het gemengde stelsel. Dit gescheiden stelsel maakt deel uit van een, deels nog aan te leggen, groter stelsel “watersysteem De Burgh”.
In het oosten van het plangebied ligt een rioolwatertransportleiding van het Waterschap. Deze doorkruist het plangebied van zuid naar noord.
Oppervlaktewater
In het plangebied bevinden zich Het Eindhovens Kanaal wat het centrum van Eindhoven verbindt met de Zuid-Willemsvaart. Het kanaal, met vanaf wijk Putten kenmerkende boompartijen op de kruin van de kering, is circa 14 kilometer lang en is halverwege de 19e eeuw gegraven voor de scheepvaart. Momenteel vervult het kanaal geen scheepvaartfunctie, maar heeft het met name een recreatieve functie. Het kanaal wordt gebruikt door roeiers en vissers. Ook loopt er vanaf de ring een fietspad op de kering. Het beheer, onderhoud en eigendom van de kering langs het Eindhovens kanaal is in handen van de gemeente. Het beheer van de kwaliteit en kwantiteit van het water wordt door Waterschap De Dommel (westelijk deel) en Waterschap Aa en Maas (oostelijk deel) gevoerd.
Het Eindhovens kanaal maakt deel uit van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS) en vormt binnen de EHS een ecologische verbindingszone tussen de Zuid-Willemsvaart en de Kleine Dommel. Het vormt daarmee een oost-west verbinding tussen vele noord-zuid verlopende gebieden met natuurfuncties en ecologische verbindingzones, zoals de Zuid-Willemsvaart, het dal van de Goorloop, de Schootense Loop, de Hooidonkese Beek, het dal van de Kleine Dommel en de Kleine Beekloop. Daarnaast zijn in het gebied nog enkele zaksloten aanwezig.
Grondwater
In het plangebied bevinden zich drie grondwaterwaarnemingsputten. Uit waarnemingsputten blijkt dat de grondwaterstand waarschijnlijk zal variëren tussen 1,0 en 3,0 m-mv. Klachten over grondwateroverlast in dit deel van Eindhoven zijn niet bekend. De kanaalzone ligt niet in een boringsvrije zone of een grondwater beschermingsgebied. De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven is te typeren als zeer slecht doorlatend, infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied van de kanaalzone wordt niet reëel geacht.
Verontreinigingen
Binnen het gebied zijn zowel bodem als grondwaterverontreinigingen bekend. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij eventuele bouwwerkzaamheden. Omdat infiltratie binnen de kanaalzone niet tot de mogelijkheden behoort is er geen gevaar voor verdere verspreiding van de vervuilingen door in deze waterparagraaf opgenomen maatregelen. In het hoofdstuk milieu is dit onderwerp verder uitgewerkt.
5.6 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
Momenteel zijn geen ontwikkelingen bekend die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen. Door in de toekomst het bestaande gemengde stelsel in de Kanaaldijk noord en zuid verder om te bouwen naar een gescheiden stelsel zal uiteindelijk minder schoon water afgevoerd worden naar de RWZI. Daardoor zal ook het aantal water op straat situaties in wijk 'De Laak' afnemen.
De ombouw naar een gescheiden stelsel, in overleg met het waterschap, vindt plaats op de momenten dat de aanleg gecombineerd kan worden met een herinrichting of rijbaan vernieuwing binnen het plangebied. Aangrenzende bedrijven worden geacht medewerking te verlenen bij het afkoppelen van bebouwing en verharding van het aangrenzende terrein. Natuurlijk alleen als dit praktisch en tegen redelijke kosten uitvoerbaar is. De gemeente zal vanuit het GRP deze afkoppelkosten voor haar rekening nemen. Met deze maatregel is met relatief weinig inspanning en maatschappelijke kosten, veel verhard oppervlak af te koppelen. Het afgekoppelde oppervlak zal voorlopig worden aangesloten op het Eindhovens Kanaal.
In het plangebied ten zuiden van de kanaalzone worden de geïsoleerde waterpartijen in 2012 met elkaar verbonden tot “watersysteem De Burgh”. De bergingsvijver in de hoek tussen de Geldropseweg en de Hugo van der Goeslaan maakt deel uit van dit watersysteem. Vanuit deze vijver wordt het overtollige hemelwater door een persleiding naar het kanaal verpompt. Met de aanleg van het systeem wordt het overtollige hemelwater afgevoerd naar het oppervlaktewater in plaats van naar de RWZI.
Voor alle bestaande en eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt de minimale eis: vuil- en hemelwater gescheiden aanleveren tot de erfgrens. Daarnaast kan het voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) verplicht blijven de omringende terreinverharding op het vuilwater stelsel aan te sluiten.
Berging
Conform landelijk, provinciaal en waterschapsbeleid geld voor toekomstige ontwikkeling het zogenaamde 'hydrologisch neutraal' bouwen. Voor het bepalen van de vereiste bergingscompensatie voor het hemelwater afkomstig van de uitbreiding van het verharde oppervlak wordt de HNO tool gebruikt. Hiermee worden pieklozingen op riolering en uiteindelijk oppervlaktewater te voorkomen.
5.7 Te Verwachten Effecten Waterhuishoudkundige Maatregelen
Grondwater
Binnen het te ontwikkelen gebied zal door het gelijk blijven van het verharde oppervlak geen af of toename zijn van de hoeveelheid water die zal infiltreren. En aangezien er nu geen grondwateroverlast klachten bekend zijn, is er geen aanleiding de huidig optredende grondwaterstanden aan te passen.
Afkoppelen
Door af te koppelen binnen de kanaalzone kan naar verwachting 16.9 ha verhard oppervlak worden.
Waterkwaliteit
Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen werken. Conform de handreiking “afkoppelen & niet aankoppelen” dienen de verharde oppervlakken gekwalificeerd te worden. De invulling van de Ecologische Verbindingszone is onderwerp van nadere studie. Dit zal plaats vinden in overleg met het Waterschap
Ten aanzien van de EHS bestaat de wens om de ecologische functie van het kanaal te behouden en waar mogelijk te versterken. Een voorkeur bestaat hierbij om de situatie van 1990 en daarvoor te handhaven. Concrete plannen daarvoor bestaan echter niet.
5.8 Advies / Overleg Waterschap
In Augustus 2011 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:
- hemelwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal gescheiden van het huishoudelijke afvalwater worden ingezameld;
- om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd hemelwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of deze wel of niet afgekoppeld moeten worden.
- Het afkoppelen van maximaal 16,9 ha verhard oppervlak
Op 14 december 2011 is door het Waterschap positief gereageerd op de waterparagraaf De Kade.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Kade" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2008. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.
6.2 Planmethodiek
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.
6.3 Verbeelding
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2008 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.
Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.
6.4 Planregels
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.
Inleidende regels
De inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.
In de 'Begripsbepalingen'(artikel 1 ) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.
In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
Bestemmingsregels
De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Bestemming "Bedrijf - 1" (artikel 3)
Deze bestemming is toegekend aan de gronden in de noordwestelijke hoek van het plangebied, het zogenaamde PDV-cluster. Op deze gronden zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 3.2 zoals genoemd in de bij de regels behorende "Lijst vanbedrijfsactiviteiten" toegestaan. Aan de randen, richting de woonwijken, is de maximaal toegestane milieucategorie 2 of 3.1. De lijst van bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG -brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten. Kantooractiviteiten zijn alleen toegestaan voorzover deze deel uitmaken en ondergeschikt zijn aan de de bedrijven.
Detailhandel is toegestaan, uitsluitend voorzover het bouwmarkten, keukens en sanitair, tuincentra en woninginrichting betreft. Daarnaast is productiegebonden detailhandel deel uitmakende van de bedrijven toegestaan. Alle overige vormen van detailhandel zijn niet toegestaan.
Binnen de bestemming Bedrijf - 1 ligt één bedrijfsgebouw waar gewoond wordt. Het betreft een inpandige bedrijfswoning die op de verbeelding is aangeduid als "specifieke vorm van wonen - 1". Het woonoppervlak van de bedrijfswoning mag niet worden vergroot. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
Bestemming "Bedrijf - 2" (artikel 4)
Deze bestemming is toegekend aan de gronden van bedrijventerrein De kade die zijn gelegen binnen de Ring, alsmede de gronden die zijn gelegen ten oosten van de Hugo van der Goeslaan en niet tot het DAF-terrein behoren. Binnen deze bestemming zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 3.2 toegestaan, aan de randen richting de woonwijken tot maximaal categorie 3.1 en op enkele locaties 2. Bestaande bedrijven in een hogere milieucategorie zijn op de verbeelding aangeduid en toegestaan. In de regels is opgenomen welke SBI-code en milieucategorie ter plaatse van de aanduidingen is toegestaan.
Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn, alsmede risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten. Uitzondering is Campina. Dit is een geluidszoneringsplichtige inrichting. De bestaande geluidszone is op de verbeelding middels een dubbelbestemming opgenomen. Campina is tevens een risicovolle inrichting. Conform de visie Externe Veiligheid is in de regels opgenomen dat deze risicovolle inrichting is toegestaan, mits de PR10-6 contour binnen de eigen bouwperceelsgrens blijft. Binnen de contour zijn geen kwetsbare objecten toegestaan.
Zelfstandige kantoorvestigingen en detailhandel zijn niet toegestaan. Productiegebonden detailhandel en kantooractiviteiten die deel uitmaken van en ondergeschikt zijn aan de toegestane bedrijven, zijn wel toegelaten. Op het bedrijventerrein zitten een aantal bestaande detailhandelszaken. Deze zijn toegestaan. Ze zijn op de verbeelding aangeduid en specifiek in de regels benoemd. Verder is aan de randen langs de Hugo van der Goeslaan detailhandel in auto's, boten en caravans toegestaan.
Twee andere afwijkende functies zijn kinderopvang en verslaafdenopvang. Ook deze bestaande maatschappelijk functies zijn toegestaan. Ze zijn aangeduid op de verbeelding en specifiek benoemd in de regels. Tot slot liggen er in het plangebied enkele bedrijfswoningen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen inpandige bedrijfswoningen (bedrijfswoningen in bedrijfspanden) en niet inpandige bedrijfswoningen. De bestaande bedrijfswoningen zijn op de verbeelding aangeduid. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
Bestemming "Bedrijf - 3" (artikel 5)
Deze bestemming is gelegd op de gronden van bedrijventerrein De kade die zijn gelegen buiten de Ring en ten noorden van het kanaal. Hier zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 3.2 toegestaan, aan de randen richting de woonwijken categorie 3.1. en op enkele locaties 2. Bestaande bedrijven in een hogere milieucategorie zijn op de verbeelding aangeduid en toegestaan. In de regels is opgenomen welke SBI-code en milieucategorie ter plaatse van de aanduidingen is toegestaan.
Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn, alsmede risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten. Uitzondering zijn GasLas en Boma Coating. Beiden bedrijven zijn risicovolle inrichtingen en als zodanig aangeduid op de verbeelding. Deze inrichtingen zijn toegestaan, mits de PR10-6 contour binnen de eigen bouwperceelsgrens blijft, tenzij de PR10-6 contour reeds buiten de eigen bouwperceelsgrens ligt. Dit laatste is bij GasLas het geval. De bestaande PR10-6 contour is vastgelegd op de verbeelding en mag niet worden vergroot of gewijzigd. Mocht in de toekomst de contour vervallen of worden verkleind, dan is daarvoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Zelfstandige kantoorvestigingen en detailhandel zijn niet toegestaan. Productiegebonden detailhandel en kantooractiviteiten die deel uitmaken van en ondergeschikt zijn aan de toegestane bedrijven, zijn wel toegelaten. Verder is, in uitzondering op bovenstaande, detailhandel in grove bouwmaterialen toegestaan.
Een afwijkende functie binnen de bestemming Bedrijf - 3 is de school aan de Ruysdaelbaan 7. Het betreft een praktijkgerichte opleiding die past binnen de context van het bedrijventerrein. Omdat een dergelijke opleiding gerelateerd is aan het bedrijventerrein is deze middels een aanduiding op de plankaart toegelaten. Tot slot liggen er in het plangebied enkele bedrijfswoningen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen inpandige bedrijfswoningen (bedrijfswoningen in bedrijfspanden) en niet inpandige bedrijfswoningen. De bestaande bedrijfswoningen zijn op de verbeelding aangeduid. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
Bestemming "Bedrijf - 4" (artikel 6)
Deze bestemming omvat het gehele DAF-terrein. Binnen deze bestemming zijn bedrijven in de milieucategorieën 2 tot en met 4.2 toegestaan. Geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten. In afwijking hiervan is binnen deze bestemming DAF toegestaan. Dit is conform de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig. De bestaande geluidszone is op de verbeelding opgenomen middels een dubbelbestemming. DAF is tevens een risicovolle inrichting. Deze is toegestaan, mits de PR10-6 contour binnen de eigen bouwperceelsgrens blijft. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten toegestaan.
Zelfstandige kantoorvestigingen en detailhandel zijn niet toegestaan. Productiegebonden detailhandel en kantooractiviteiten die deel uitmaken van en ondergeschikt zijn aan de toegestane bedrijven, zijn wel toegelaten.
De toegestande bouwhoogte is 15 meter en aan de randen 4 meter. Op een aantal locaties op het terrein is een bouwhoogte van 20 meter toegestaan. Voor het overige deel is dit middels een ontheffing mogelijk. Aan de randen is een ontheffing voor 8 meter opgenomen.
De zones waar een ontheffing voor 8 meter geldt liggen aan de grens van het Daf-terrein met de Geldropseweg, de Hugo van der Goeslaan en de Kanaaldijk-Zuid/ Eindhovensch kanaal. Waar gebouwen verderop het terrein meer als onderdeel van een autonoom gebied kunnen worden beschouwd, zijn gebouwen in deze zones sterk bepalend voor het beeld aan deze wegen. Het is dan ook van belang dat wanneer er gebouwen in deze zones worden gesitueerd, ze een passende ruimtelijke kwaliteit hebben en zich op een juiste wijze verhouden tot de stedenbouwkundige context. Middels de ontheffing kunnen gebouwen worden getoetst aan de eerdergenoemde aspecten.
Bestemming "Groen” (artikel 7)
Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als “structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan voorzien van de bestemming `Groen´, tenzij het om hele kleine snippertjes groen gaat. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen.
Bestemming "Verkeer” (artikel 8)
Deze bestemming is toegekend aan de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Ook is deze bestemming bedoeld voor parkeerterreinen en voor groenstrookjes die onderdeel zijn van de straatinrichting.
Bestemming "Water´ (artikel 9)
Binnen deze bestemming vallen de grotere oppervlaktewateren c.q. die oppervlaktewateren die een functie hebben in het watersysteem. Het betreft in dit geval het Eindhovens Kanaal. Het kanaal is in de provinciale verordening aangeduid als ecologische hoofdstructuur. De bescherming van de ecologische waarden en kenmerken is opgenomen binnen de bestemming water.
Bestemming "Wonen" (artikel 10)
De bestemming is toegekend aan de woning aan de Willem van Konijnenburglaan 7. De bestemming ziet uitsluitend op het woongebouw.
Bestemming "Leiding - Gas" (artikel 11)
Deze dubbelbestemming is gelegd op de in het plangebied voorkomende hogedruk aardgastransportleidingen. Op de verbeelding is een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding opgenomen. Binnen deze strook is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden.
Bestemming "Waarde - Ecologie" (artikel 12)
Deze dubbelbestemming is gelegd op de gronden die conform de provinciale verordening zijn aangeduid als zoekgebied voor ecologische verbindingszone en zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen.
Algemene regels
Onder de algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, de Algemenegebruiksregels, de Algemene aanduidingsregels, de Algemene afwijkingsregels, de Algemenewijzigingsregels, de Algemene procedureregel en de Overige regels.
In de Algemene aanduidingsregels zijn bepalingen opgenomen voor geluidzone - industrie - 1 en geluidszone - industrie - 2. Dit betreffen de geluidszones van DAF en Campina. Daarnaast zijn de aan te houden veiligheidsafstanden voor gasdrukregel- en meetstations aangeduid met de aanduiding 'veiligheidzone - barim'.
Overgangs- en slotregels
Deze omvatten het Overgangsrechten de Slotregel.
Onder het overgangsrecht is een persoonsgebonden overgangsrecht voor de ligplaats van de woonboot in het Eindhovens Kanaal opgenomen. Met de eigenaar van de woonboot heeft de gemeente in 1990 een huurovereenkomst afgesloten. Hierin staat dat het recht op de ligplaats uitsluitend aan de huurder toekomt. Het recht mag niet aan een derde in huur, onderhuur of andere vorm van gebruik worden afgestaan. Zoals reeds aangegeven in paragraaf 4.1.2, worden bedrijven door gevoelige functies, waaronder de woonboot, belemmerd in hun ontwikkelingen. Om die reden is de ligplaats van de woonboot, met inachtneming van de huurovereenkomst, onder het persoonsgebonden overgangsrecht gebracht.
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
De gemeente heeft in maart 2009 het toezicht- en handhavingsprogramma 2009 vastgesteld. In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop. Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen. De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.
Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk. De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.
Handhavingsmodel
Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door zeven basisprincipes:
- 1. Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
- 2. Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
- 3. Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
- 4. Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
- 5. In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
- 6. In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
- 7. We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.
Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.
Aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening
Voor het aandachtsveld 'Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan)' zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:
- Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
- Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
- Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .
Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2008). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.
7.2 Handhaving Voorliggend Plan
In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.
Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.
Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moet voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt aangegeven wanneer sprake is van een bouwplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden opgesteld als het kostenverhaal van de grondexploitatie anderszins verzekerd is. Dit is het geval wanneer de gemeente de grond in eigendom heeft, met grondeigenaren een overeenkomst heeft gesloten of indien er sprake is van een zogenaamd kruimelgeval zoals omschreven in artikel 6.2.1a Bro.
Voor onderhavig bestemmingsplan geldt dat er sprake is van een kruimelgeval. Er zijn geen verhaalbare kosten als bedoeld in artikel 6.2.4 onderdelen b tot en met f Bro. Het bestemmingsplan is namelijk grotendeels conserverend van karakter. Daar waar sprake is van een bouwplan ex. artikel 6.2.1 Bro betreft dit de vergroting van bebouwings- of gebruiksmogelijkheden. Hiervoor hoeft de gemeente geen fysieke ingrepen uit te voeren.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro
Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 23 maart 2011. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.
9.2 Overleg En Inspraak
Per 1 oktober 2008 is de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008" in werking getreden. Het doel hiervan is het betrekken van burgers bij de besluitvorming. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan is overleg geweest met bedrijvencontact De Kade, met Campina en met Daf. Tevens is het bestemmingsplan in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro naar diverse instanties gezonden. Hieronder is een samenvatting van de ontvangen reacties en van de overleggen weergegeven.
Overleg met DAF Trucks NV
Op 11 juni heeft overleg plaatsgevonden tussen DAF Trucks NV en de gemeente Eindhoven.
Belangrijkste wijzigingen
Tijdens het overleg wordt gevraagd naar de wijzigingen van dit bestemmingsplan ten opzichte van de oude bestemmingsplannen. De grootste wijziging is het verwerken van milieuzonering in het bestemmingsplan. Aan de randen richting de woonwijken zijn lagere milieucategorieën toegestaan dan midden op het terrein. In de praktijk dient bij het verlenen van een milieuvergunning al rekening te worden gehouden met omliggende woningen, waardoor ook nu al geen bedrijven in hoge categorieën aan de randen kunnen worden gevestigd. De regels ten aanzien van milieuzonering raakt de bedrijfsvoering van DAF trucks niet, deze is apart bestemd in de regels. Maar mocht de grond ooit verkocht worden en er zouden andere bedrijven gaan vestigen, dan dient wel rekening te worden gehouden met de milieuzonering. Daarnaast zijn de bestaande hoogten zoveel mogelijk opgenomen. Via een ontheffing kan op de plaatsen waar nu 15 meter is toegestaan (nagenoeg het hele terrein) tot 20 meter hoog worden gebouwd. Ter plaatse van 4 meter kan ontheffing worden verleend naar 8 meter.
Geluid
DAF geeft aan dat hij de geluidsparagraaf in de toelichting erg mager vindt. Met name het onderdeel over het industrielawaai. Het terrein is een geluidsgezoneerd terrein en de relatie met het besluit van de provincie over de geluidszonering is nergens terug te vinden. Er wordt gevraagd af hoe deze geluidszonering in dit bestemmingsplan is opgenomen.
De geluidszone is voorzover deze is gelegen binnen het plangebied precies overgenomen van het provinciale besluit. Een groot deel valt echter buiten het plangebied, dit deel is niet in dit bestemmingsplan opgenomen, maar in de bestemmingsplannen van de omliggende gebieden. Afgesproken wordt om de geluidsdeskundige te vragen in de toelichting hier uitgebreider op in te gaan.
Parkeren
Verder wordt gevraagd hoe het parkeren er nu in zit. Er wordt voor DAF trucks uitgegaan van de bestaande situatie. Alleen bij toevoegingen van personeel en bij nieuwbouw zal aandacht moeten worden besteed aan de parkeernormen zoals opgenomen in het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is de vastgestelde parkeernorm opgenomen, met een afwijkingsmogelijkheid.
Tekstuele aanpassingen
Verder is er tekstueel nog een opmerking. In paragraaf 2.1 moet staan Van Doornes Automobiel Fabriek. En bij DAF trucks werken momenteel bijna 5300 personen. Beide reacties zijn verwerkt.
Verruimen geluidszone
Tot slot geeft DAF aan dat zij de geluidszone willen verruimen aan de zuidkant van het bedrijventerrein. Deze locatie valt in een ander bestemmingsplan en heeft wellicht geen effect op onderhavig bestemmingsplan. De gemeente stelt voor om voor de verruiming van de geluidszone een apart traject op te stellen en het DAF terrein mee te nemen in onderhavig bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is vrij ruim en flexibel. Mocht het bestemmingsplan desondanks niet voldoende mogelijkheden bieden, dan kan alsnog voor het DAF terrein een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld of ander ruimtelijk besluit worden genomen.
Overleg Bedrijvenkontakt De kade
Op 18 juni heeft overleg plaatsgevonden tussen Bedrijvenkontakt De Kade en de gemeente Eindhoven.
Belangrijkste wijzigingen
Tijdens het overleg geeft de gemeente een toelichting op het concept bestemmingsplan. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is de bestaande planologische situatie zoals deze in de geldende bestemmmingsplannen is opgenomen. Nieuwe regelgeving (met name op het gebied van milieu) en nieuw ruimtelijk beleid zijn doorvertaald. Dit heeft geleid tot het bestemmingsplan dat nu voorligt.
Grootste wijziging is het verwerken van milieuzonering. Aan de randen richting de woonwijken zijn lagere milieucategorieën toegestaan dan midden op het terrein. In de praktijk dient bij het verlenen van de milieuvergunning ook al rekening te worden gehouden met deze afstanden ten opzichte van omliggende woningen, waardoor ook nu al geen bedrijven in hoge categorieën kunnen worden gevestigd. In het bestemmingsplan is geregeld dat, via een afwijkingsbevoegdheid, bedrijven in een hogere categorie zijn toegestaan mits de invloed op de omgeving gelijk is aan de toegestane bedrijven.
Het externe veiligheid beleid is doorvertaald in het bestemmingsplan. Bestaande risicovolle bedrijven zijn ingepast, maar nieuwe risicovolle bedrijven niet zijn toegestaan op De Kade.
Conform het detailhandelsbeleid zijn in de noordwestelijke hoek van het plangebied (PDV-cluster) bouwmarkten en detailhandel in keuken en sanitair, tuincentra en woninginrichting als geheel toegestaan. Voor het overige gebied is uitsluitend de bestaande en vergunde situatie ingepast.
Opmerkingen/vragen
Bedrijvenkontakt heeft een aantal vragen en opmerkingen. Deze worden hieronder weergegeven met de gemeentelijke reactie.
- 1. De eerste vraag gaat over de begrenzing van het plangebied. Het Lionspark, het Gildecentrum en de Lucas Gasselstraat horen ook bij bedrijventerrein De Kade. Deze dienen in dit bestemmingsplan te worden meegenomen.
De bedrijven ten zuiden van de Lucas Gasselstraat worden meegenomen in het bestemmingsplan voor De Kade. Het gebied ten zuiden van de Breitnerstraat is een nieuw te ontwikkelen gebied waarvoor een apart bestemmingsplan is opgesteld. Het gehele gebied vormt één stedenbouwkundig geheel. Het bestemmingsplan voor bedrijventerrein De kade is een actualiseringsplan waarbij de bestaande situatie als uitgangspunt wordt genomen. Nieuwe ontwikkelingen worden daarin niet meegenomen. De bedrijvigheid ten zuiden van de Breitnerstraat wordt derhalve niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Het Gildecentrum is een appartementencomplex met op de begane grond bedrijvigheid. Deze bebouwing is onderdeel van een ander bestemmingsplan en wordt niet meegenomen in het bestemmingsplan voor De Kade.
Naar aanleiding van bovenstaande wordt het volgende opgemerkt. Planologisch gezien maakt het voor een gebouw of gebied niet uit in welk bestemmingsplan het wordt opgenomen. De bestemming (en daarmee de mogelijkheden) blijft hetzelfde, of het nu in het bestemmingsplan voor De Kade wordt opgenomen of in een ander bestemmingsplan.
- 2. De percelen Kanaaldijk Noord 51, 57 en Jeroen Boschlaan 277 worden gehuurd door het tussenliggende bedrijf. Hebben deze percelen ook milieucategorie 4 gekregen?
Coolen BV is een bedrijf dat valt in milieucategorie 4.1. en derhalve apart aangeduid op de verbeelding en genoemd in de regels. Het bedrijf is gevestigd aan de Kanaaldijk Noord 51. Volgens de gegevens van de gemeente zijn op bovengenoemde percelen andere bedrijven gelegen. Op Kanaaldijk Noord 57 ligt ARAM CLIJNK VOF en het andere perceel is van Endinet. Hier staat een gebouw ten behoeve van nutsvoorzieningen. Op deze percelen is geen categorie 4.1 toegestaan. Wel geldt hier de afwijkingsmogelijkheid voor bedrijven in een hogere categorie de gelijk te stellen zijn met categorie 3.2.
- 3. Ten aanzien van de pakeernorm wordt gevaagd welke norm geldt als een bestaand gebouw wordt vervangen door nieuwbouw.
Regel bij volledige nieuwbouw is dat een mogelijk historisch tekort niet hoeft te worden opgelost in het nieuwe bouwplan. Uitsluitend dient te worden voorzien in het aantal parkeerplaatsen dat het gevolg is van de toename van bebouwing/functie. - 4. De namen van bedrijven die in het bestemmingsplan worden gebruikt zijn soms verouderd. Zo is het tegenwoordig Coolen BV en niet meer Coolen dekzeilen. Afgesproken wordt om de namen uit de regels te halen en alleen de SBI-codes te noemen.
Overleg Campina
Op 26 juni 2012 heeft overleg plaats gevonden met FrieslandCampina.
Belangrijkste wijzigingen
De vraag is wat de wijzigingen zijn van dit bestemmingsplan ten opzichte van de oude bestemmingsplannen. De grootste wijziging ten opzichte van de eerdere plannen is het verwerken van milieuzonering in het bestemmingsplan. Aan de randen richting de woonwijken zijn lagere milieucategorieën toegestaan dan midden op het terrein. In de praktijk dient bij het verlenen van een milieuvergunning al rekening te worden gehouden met omliggende woningen, waardoor ook nu al geen bedrijven in hoge categorieën aan de randen kunnen worden gevestigd. De regels ten aanzien van milieuzonering raakt de bedrijfsvoering van FrieslandCampina niet, deze is apart bestemd in de regels. Maar mocht de grond ooit verkocht worden en er zouden zich andersoortige bedrijven vestigen, dan dient wel rekening te worden gehouden met de milieuzonering.
Uitbreidingsmogelijkheden Augustinianum
FrieslandCampina maakt zich zorgen om de uitbreidingsmogelijkheden op het Augustinianumterrein. Ze willen deze niet onmogelijk maken, maar willen wel het belang van FrieslandCampina borgen. De gemeente geeft aan dat deze ontwikkeling niet in dit bestemmingsplan is meegenomen. Er wordt een apart bestemmingsplan voor opgesteld en daarbij zal rekening worden gehouden met bestaande bedrijven.
FrieslandCampina
FrieslandCampinia geeft aan dat aan de overzijde van Dirk Boutslaan 2 ook nog een terrein van ligt dat bij het bedrijf hoort. Deze dient dezelfde bestemming te krijgen.
Daarnaast dient de hoogte van de gebouwen en de andere bouwwerken zoals opgenomen in het bestemmingsplan te worden gecontroleerd. Het kan goed zijn dat het bedrijf hogere gebouwen en bouwwerken heeft staan.
Friesland Campina valt binnen de bestemming "Bedrijf - 2". Voor het terrein ten noorden van de Dirk Boutslaan is een aanduiding opgenomen dat ter plaatse tevens een geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichting met een hogere dan de maximaal toegestane categorie is toegestaan, te weten een zuivelproduktenfabriek in milieucategorie 4.2 (SBI-code 1051.4). Dit is gebaseerd op de milieuvergunning en vastgestelde geluidszone.
In 2001 is door de provincie een milieuvergunning verleend voor een inrichting bestemd tot de productie van zuivelproducten. De millieuvergunning heeft betrekking op de inrichting gelegen aan de Dirk Boutslaan 2 te Eindhoven en kadastraal bekend gemeente Eindhoven, sectie E, nummer 2000. De milieuvergunning ziet derhalve uitsluitend op het perceel ten noorden van de Dirk Boutslaan. Bovendien is FrieslandCampina een geluidszoneringsplichtige inrichting. Het terrein waar FrieslandCampina gevestigd is, is gezoneerd. Het terrein ten zuiden van de Dirk Boutslaan valt hierbuiten. Derhalve is de aanduiding voor een zuivelproduktenfabriek op het zuidelijk terrein niet opgenomen.
De hoogte van de gebouwen en andere bouwwerken zijn gecontroleerd. Gebouwen en bouwwerken die hoger zijn dan 12 meter zijn op de verbeelding aangeduid. Zie ook de reactie hieronder.
Opmerkingen
Naar aanleiding van het overleg heeft FrieslandCampina het bestemmingsplan doorgenomen en op 6 juli 2012 per email een reactie gegeven. Een samenvatting van de reactie is hieronder weergegeven met daarbij in cursief lettertype de reactie van de gemeente.
- 1. Op het bedrijventerrein zijn silo’s aanwezig met een hoogte van circa 18 meter. Indien deze silo’s in het kader van het bestemmingsplan worden gezien als een gebouw, dan wordt de maximaal toegestane hoogte van een gebouw, overschreden. In dat geval is het voorstel om de genoemde maximale hoogte in het bestemmingsplan aan te passen.
Een silo wordt aangemerkt als een bouwwerk, geen gebouw zijnde. Hiervoor geldt een maximale bouwhoogte van 12 m. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor 20 m. Ter plaatse van de bestaande silo's van Campina is op de verbeelding aangegeven dat hier eenbouwhoogte van 20m is toegestaan. - 2. Op de silo’s en tanken bevinden zich bliksemafleiders. Gegeven de maximale hoogte van de silo’s is het niet uitgesloten dat het hoogste punt van de bliksemafleider de hoogte van 20 meter, gesteld als hoogst toegestane punt voor niet-gebouwen, in beperkte mate overschrijdt. Indien dat een probleem is dan is ook in deze het voorstel om het bestemmingsplan hierop aan te passen.
Ondergeschikte bouwonderdelen worden niet meegenomen bij het bepalen van de bouwhoogte van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde. Dit is opgenomen in artikel 2.3 dat over de wijze van meten gaat. - 3. Verder zijn er geen inhoudelijke opmerkingen. Daarbij wordt uitgegaan van de mededeling van de gemeente dat er geen consequenties zijn voor bedrijfsvoering van FrieslandCampina.
Gasunie
De Gasunie heeft het bestemmingsplan ingezien en op 12 oktober per email een reactie gegeven. De reactie alsmede het gemeentelijk standpunt worden hieronder weergegeven.
- 1. De ligging van de aardgastransportleidingen op de verbeelding komen niet geheel overeen met de gegevens van Gasunie.
De verbeelding is aangepast conform de gegevens van Gasunie.
- 2. Binnen de bestemming "Leiding-Gas" liggen drie afsluiterschema's. Rondom deze afsluiterschema's dient een belemmeringenstrook van 4 meter te worden opgenomen.
De afsluiterschema's zijn met de belemmeringenstrook op de verbeelding opgenomen.
- 3. In het plangebied liggen twee gasontvangstations die niet zijn opgenomen. Verzocht wordt deze op te nemen en te bestemmen als "Bedrijf - Gasontvangstation".
Binnen het plangebied zijn vier gasdrukregel- en meetstations gelegen. Twee daarvan (type C) worden aangemerkt als een risicovolle inrichting. Voor dit type gelden grotere veiligheidsafstanden ten opzichte van kwetsbare objecten. Voor alle vier de gasdrukregel- en meetstations zijn de aan te houden veiligheidsafstanden middels de gebiedsaanduiding 'veiligheidzone - barim' in het bestemmingsplan opgenomen (zie ook paragraaf 4.4.3 van de toelichting).
- 4. Verzocht wordt een voorrangsbepaling voor de dubbelbestemming "Leiding-Gas" op te nemen.
In de dubbelbestemming "Leiding-Gas" is een voorrangsbepaling opgenomen die bewerkstelligt dat de bepalingen in dit artikel voorrang hebben voor de bepalingen die op grond van andere bestemmingen en dubbelbestemmingen van toepassing zijn.
- 5. Artikel 10.3 is in strijd met het bepaalde in art. 14, derde lid Bevb. Hierin staat dat de veiligheid van de buisleiding niet mag worden geschaad en er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
Artikel 10.3 is aangepast conform art. 14, derde lid Bevb en het voorstel van de Gasunie.
- 6. Het is onduidelijk wat wordt bedoeld met 'werken en/of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis". Verzocht wordt deze bepaling te schrappen of concreter te formuleren.
De bepaling is geschrapt.
- 7. De in paragraaf 4.4.6 (verantwoording groepsrisico) gebruikte termen en afstanden zijn voor wat betreft het transport van aardgas door buisleidingen onjuist.
De afstanden komen uit de 'Handreiking verantwoorde brandweeradvisering' externe veiligheid. Dit is opgenomen in de toelichting.
Provincie Noord Brabant
In het kader van het wettelijk vooroverleg is het concept bestemmingsplan naar de provincie Noord Brabant toegestuurd. De provincie heeft bij brief van 2 juli 2012 aangegeven geen opmerkingen te hebben ten aanzien van het concept bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Kade".
Gemeente Geldrop
Het concept bestemmingsplan is ambtelijk toegestuurd naar de gemeente Geldrop. Er zijn geen opmerkingen.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplanBedrijventerrein De Kade
SBI- code | Nr | Omschrijving | Afstanden in meters | Cate-gorie | |||||
geur | stof | geluid | gevaar | grootste afstand | |||||
01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||
016 | 0 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||||||
016 | 1 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m2 | 30 | 10 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
016 | 2 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. <= 500 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
016 | 3 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m2 | 30 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
0162 | KI-stations | 30 | 10 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
02 | - | BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW | |||||||
021, 022, 024 | Bosbouwbedrijven | 10 | 10 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||
03 | - | VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN | |||||||
0311 | Zeevisserijbedrijven | 100 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | ||
0312 | Binnenvisserijbedrijven | 50 | 0 | 50 C | 10 | 50 | 3.1 | ||
032 | 0 | Vis- en schaaldierkwekerijen: | |||||||
032 | 1 | - oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven | 100 | 30 | 50 C | 0 | 100 | 3.2 | |
032 | 2 | - visteeltbedrijven | 50 | 0 | 50 C | 0 | 50 | 3.1 | |
10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||
101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||||
101, 102 | 1 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 100 | 0 | 100 C | 50 R | 100 D | 3.2 | |
101 | 3 | - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval | 300 | 0 | 100 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
101 | 4 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m2 | 100 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | |
101 | 5 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m2 | 50 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m2 | 30 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
101, 102 | 7 | - loonslachterijen | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
108 | 8 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant- en klaarmaaltijden p.o. < 2.000 m2 | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
102 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | |||||||
102 | 2 | - conserveren | 200 | 0 | 100 C | 30 | 200 | 4.1 | |
102 | 3 | - roken | 300 | 0 | 50 C | 0 | 300 | 4.2 | |
102 | 4 | - verwerken anderszins: p.o. > 1000 m2 | 300 | 10 | 50 C | 30 | 300 D | 4.2 | |
102 | 5 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m2 | 100 | 10 | 50 | 30 | 100 | 3.2 | |
102 | 6 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m2 | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 | |
1031 | - | Aardappelproductenfabrieken: | |||||||
1031 | 1 | - vervaardiging van aardappelproducten | 300 | 30 | 200 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
1031 | 2 | - vervaardiging van snacks met p.o, < 2.000 m2 | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
1032, 1039 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrireken: | |||||||
1032, 1039 | 1 | - jam | 50 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
1032, 1039 | 2 | - groente algemeen | 50 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
1032, 1039 | 3 | - met koolsoorten | 100 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
1032, 1039 | 4 | - met drogerijen | 300 | 10 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 | |
1032, 1039 | 5 | - met uienconservering (zoutinleggerij) | 300 | 10 | 100 C | 10 | 300 | 4.2 | |
104101 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke olieën en vetten: | |||||||
104101 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 30 | 100 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
104101 | 2 | - p.c. > 250.000 t/j | 300 | 50 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
104101 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke olieën en vetten: | |||||||
104102 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 10 | 100 C | 100 R | 200 | 4.1 | |
104101 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 10 | 300 CZ | 200 R | 300 | 4.2 | |
1042 | 0 | Margarinefabrieken: | |||||||
1042 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 100 | 10 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
1042 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 200 | 10 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
1051 | 0 | Zuivelproductenfabrieken: | |||||||
1051 | 1 | - gedroogde producten, p.c. >= 1,5 t/u | 200 | 100 | 500 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
1051 | 2 | - geconcentreerde producten, verdamp.cap. >= 20 t/u | 200 | 30 | 500 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
1051 | 3 | - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j | 50 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | |
1051 | 4 | - melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 t/j | 100 | 0 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
1051 | 5 | - overige zuivelproductenfabrieken | 50 | 50 | 300 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
1052 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken p.o. > 200 m2 | 50 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | |
1052 | 2 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
1061 | 0 | Meelfabrieken: | |||||||
1061 | 1 | - p.c. >= 500 t/u | 200 | 100 | 300 CZ | 100 R | 300 | 4.2 | |
1061 | 2 | - p.c. < 500 t/u | 100 | 50 | 200 C | 50 R | 200 | 4.1 | |
1061 | Grutterswarenfabrieken | 50 | 100 | 200 C | 50 | 200 D | 4.1 | ||
1062 | 0 | Zetmeelfabrieken: | |||||||
1062 | 1 | - p.c. < 10 t/u | 200 | 50 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
1062 | 2 | - p.c. >= 10 t/u | 300 | 100 | 300C Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
1091 | - | Veevoerfabrieken: | |||||||
1091 | 3 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water | 300 | 100 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 | |
1091 | 5 | - mengvoeder, p.c. < 100 t/u | 200 | 50 | 200C | 30 | 200 | 4.1 | |
1091 | 6 | - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | 300 | 100 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 200 | 100 | 200 C | 30 | 200 | 4.1 | ||
1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||
1071 | 1 | - v.c. < 2500 kg meel/week | 30 | 10 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
1071 | 2 | - v.c. >= 2500 kg meel/week | 100 | 30 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
1072 | Banket-, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 10 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | ||
1081 | 0 | Suikerfabrieken: | |||||||
1081 | 1 | - v.c. < 2.500 t/j | 500 | 100 | 300 C | 100 R | 500 | 5.1 | |
10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||
10821 | 1 | - cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m2 | 500 | 50 | 100 | 50 R | 500 | 5.1 | |
10821 | 2 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 | 100 | 30 | 50 | 30 | 100 | 3.2 | |
10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
10821 | 4 | - suikerwerkfabrieken met suiker branden | 300 | 30 | 50 | 30 R | 300 | 4.2 | |
10821 | 5 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m2 | 100 | 30 | 50 | 30 R | 100 | 3.2 | |
10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
1073 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | ||
1083 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | |||||||
1083 | 1 | - koffiebranderijen | 500 | 30 | 200 C | 10 | 500 D | 5.1 | |
1083 | 2 | - theepakkerijen | 100 | 10 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | |
108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 200 | 30 | 50 | 10 | 200 | 4.1 | ||
1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 200 | 30 | 50 | 30 | 200 D | 4.1 | ||
1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 200 | 50 | 50 | 50 R | 200 | 4.1 | ||
1089 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | |||||||
1089 | 1 | - zonder poederdrogen | 100 | 10 | 50 | 10 | 100 | 3.2 | |
1089 | 2 | - met poederdrogen | 300 | 50 | 50 | 50 R | 300 | 4.2 | |
1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 200 | 50 | 50 | 30 | 200 | 4.1 | ||
110101 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 300 | 30 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 | ||
110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | |||||||
110102 | 1 | - p.c. < 5.000 t/j | 200 | 30 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
110102 | 2 | - p.c. >= 5.000 t/j | 300 | 50 | 300 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
1105 | Bierbrouwerijen | 300 | 30 | 100 C | 50 R | 300 | 4.2 | ||
1106 | Mouterijen | 300 | 50 | 100 C | 30 | 300 | 4.2 | ||
1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 10 | 0 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
12 | - | VERWERKING VAN TABAK | |||||||
120 | Tabakverwerkende industrie | 200 | 30 | 50 C | 30 | 200 | 4.1 | ||
13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||
132 | 0 | Weven van textiel: | |||||||
132 | 1 | - aantal weefgetouwen < 50 | 10 | 10 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
132 | 2 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 10 | 30 | 300 Z | 50 | 300 | 4.2 | |
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
139 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
1393 | Tapijt-, kokos- en vloetmattenfabrieken | 100 | 30 | 200 | 10 | 200 | 4.1 | ||
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | ||
15 | - | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | |||||||
151, 152 | Lederfabrieken | 300 | 30 | 100 | 10 | 300 | 4.2 | ||
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50D | 3.1 | ||
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||
16101 | Houtzagerijen | 0 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | |||||||
16102 | 1 | - met creosootolie | 200 | 30 | 50 | 10 | 200 | 4.1 | |
16102 | 2 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
162 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 0 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
17 | - | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | |||||||
1711 | Vervaardiging van pulp | 200 | 100 | 200 C | 50 R | 200 | 4.1 | ||
1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | |||||||
1712 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 C | 30 C | 50 | 3.1 | |
1712 | 2 | - p.c. 3 - 15 t/u | 100 | 50 | 200 CZ | 50 R | 200 | 4.1 | |
1712 | 3 | - p.c. >= 15 t/u | 200 | 100 | 300 CZ | 100 R | 300 | 4.2 | |
172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 30 | 30 | 100 C | 30 R | 100 | 3.2 | ||
17212 | 0 | Golfkartonfabrieken: | |||||||
17212 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 30 | 30 | 100 C | 30 R | 100 | 3.2 | |
17212 | 2 | - p.c. >= 3 t/u | 50 | 30 | 200 CZ | 30 R | 200 | 4.1 | |
58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
1811 | Drukkerijen van dagbladen | 30 | 0 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | ||
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 30 | 0 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
1814 | A | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
1814 | B | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
1813 | Grafische reproductie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 30 | 2 | ||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 30D | 2 | ||
182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
19 | - | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | |||||||
19202 | A | Smeerolieën- en vettenfabrieken | 50 | 0 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
19202 | B | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 300 | 0 | 100 | 50 R | 300 | 4.2 | |
19202 | C | Aardolieproductenfabrieken n.e.g. | 300 | 0 | 200 | 50 R | 300D | 4.2 | |
20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||||
2011 | 0 | Vervaardiging van industriële gassen: | |||||||
2011 | 2 | - overige gassenfabrieken, niet explosief | 100 | 0 | 500 C | 100 R | 500 | 5.1 | |
2011 | 3 | - overige gassenfabrieken, explosief | 100 | 0 | 500 C | 300 R | 500 | 5.1 | |
2012 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 200 | 0 | 200 C | 200 R | 200D | 4.1 | ||
2012 | 0 | Anorg, chemische grondtsoffenfabrieken: | |||||||
2012 | 1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 100 | 30 | 300 C | 300 R | 300D | 4.2 | |
20141 | A0 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | |||||||
20141 | A1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 300 | 10 | 200 C | 300 R | 300D | 4.2 | |
20141 | B0 | Methanolfabrieken: | |||||||
20141 | B1 | - p.c. < 100.000 t/j | 100 | 0 | 200 C | 100 R | 200 | 4.1 | |
20141 | B2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 200 | 0 | 300 CZ | 200 R | 300 | 4.2 | |
20149 | 0 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | |||||||
20149 | 1 | - p.c. < 50.000 t/j | 300 | 0 | 200 C | 100 R | 300 | 4.2 | |
20149 | 2 | - p.c. >= 50.000 t/j | 500 | 0 | 300 CZ | 200 R | 500 | 5.1 | |
2015 | Kustmeststoffenfabrieken | 500 | 300 | 500 C | 500 R | 500 | 5.1 | ||
202 | 0 | Landbouwchemicaliënfabrieken: | |||||||
202 | 2 | - formulering en afvullen | 100 | 10 | 30 C | 500 R | 500 D | 5.1 | |
203 | Verf-, lak- en vernisfabrieken | 300 | 30 | 200 C | 300 R | 300D | 4.2 | ||
2110 | 0 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | |||||||
2110 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | 200 | 10 | 200 C | 300 R | 300 | 4.2 | |
2110 | 2 | - p.c. >= 1.000 t/j | 300 | 10 | 300 C | 500 R | 500 | 5.1 | |
2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||||
2120 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 300 | 100 | 200 C | 100 R | 300 | 4.2 | ||
2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 300 | 30 | 50 C | 50 R | 300 | 4.2 | ||
2052 | - | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | |||||||
2052 | 1 | - zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 10 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2052 | 2 | - met dierlijke grondstoffen | 500 | 30 | 100 | 50 | 500 | 5.1 | |
205902 | Fotochemische productenfabrieken | 50 | 10 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
205903 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
205903 | B | Overige chemische productenfabrieken n.e.g. | 200 | 30 | 100 C | 200 R | 200 D | 4.1 | |
2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 300 | 30 | 300 C | 200 R | 300 | 4.2 | ||
22 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | |||||||
221101 | Rubberbandenfabrieken | 300 | 50 | 300 C | 100 R | 300 | 4.2 | ||
221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |||||||
221102 | 1 | - vloeropp. < 100 m2 | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 | 3.1 | |
221102 | 2 | - vloeropp. >= 100 m2 | 200 | 50 | 100 | 50 R | 200 | 4.1 | |
2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 10 | 50 | 50 R | 100 D | 3.2 | ||
222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |||||||
222 | 1 | - zonder fenolharsen | 200 | 50 | 100 | 100 R | 200 | 4.1 | |
222 | 2 | - met fenolharsen | 300 | 50 | 100 | 200 R | 300 | 4.2 | |
222 | 3 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststof bouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||||
231 | 0 | Glasfabrieken: | |||||||
231 | 1 | - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
231 | 2 | - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 t/j | 30 | 100 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
231 | 3 | - glaswol en glasvezels, p.c. < 5.000 t/j | 300 | 100 | 100 | 30 | 300 | 4.2 | |
231 | 4 | - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j | 500 | 200 | 300 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||||||
232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
232, 234 | 2 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
233 | A | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 30 | 200 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
233 | B | Dakpannenfabrieken | 50 | 200 | 200 | 100 R | 200 | 4.1 | |
2351 | 0 | Cementfabrieken: | |||||||
2351 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 300 | 500 C | 30 R | 500 | 5.1 | |
235201 | 0 | Kalkfabrieken: | |||||||
235201 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 | |
235201 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 50 | 500 | 300 Z | 50 R | 500 | 5.1 | |
235202 | 0 | Gipsfabrieken; | |||||||
235202 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 | |
235202 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 50 | 500 | 300 Z | 50 R | 500 | 5.1 | |
23611 | 0 | Betonwarenfabrieken: | |||||||
23611 | 1 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrillers | 10 | 100 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
23611 | 2 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d | 10 | 100 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | |
23612 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | |||||||
23612 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
23612 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 300 Z | 30 | 300 | 4.2 | |
2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||
2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | |||||||
2363, 2364 | 1 | - p.c. < 100 t/u | 10 | 50 | 100 | 100 R | 100 | 3.2 | |
2363, 2364 | 2 | - p.c >= 100 t/u | 30 | 200 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips): | |||||||
2365, 2369 | 1 | - p.c. < 100 t/d | 10 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
2365, 2369 | 2 | - p.c. >= 100 t/d | 30 | 200 | 300 Z | 200 R | 300 | 4.2 | |
237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||
237 | 1 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 0 | 100 D | 3.2 | |
237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 | 10 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
237 | 3 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | 10 | 100 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
2391 | Slijp- en polijstmiddelenfabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
2399 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | |||||||
2399 | A1 | - p.c. < 100 t/u | 300 | 100 | 100 | 30 | 300 | 4.2 | |
2399 | A2 | - p.c. >= 100 t/u | 500 | 200 | 200 Z | 50 | 500 | 5.1 | |
2399 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | |||||||
2399 | B1 | - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | 100 | 200 | 300 CZ | 30 | 300 | 4.2 | |
2399 | B2 | - overige isolatiematerialen | 200 | 100 | 100 C | 50 | 200 | 4.1 | |
2399 | C | Minerale productenfabrieken n.e.g. | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 D | 3.2 | |
2399 | D0 | Asfaltcentrales p.c. < 100 ton/uur | 100 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
2399 | D1 | - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur | 200 | 100 | 300 Z | 50 | 300 | 4.2 | |
24 | - | VERVAARDIGING VAN METALEN | |||||||
245 | 0 | IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: | |||||||
245 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 500 | 30 | 500 | 5.1 | |
245 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 100 | 1000 Z | 50 R | 1000 | 5.3 | |
243 | 0 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | |||||||
243 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | |
244 | A0 | Non-ferro-metaalfabrieken: | |||||||
244 | A1 | - p.c. < 1.000 t/j | 100 | 100 | 300 | 30 R | 300 | 4.2 | |
244 | B0 | Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: | |||||||
244 | B1 | - p.o. < 2.000 m2 | 50 | 50 | 500 | 50 R | 500 | 5.1 | |
2451, 2452 | 0 | IJzer- en staalgieterijen/-smelterijen: | |||||||
2451, 2452 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 C | 30 R | 300 | 4.2 | |
2451, 2452 | 2 | - p.c. >= 4.000 t/j | 200 | 100 | 500 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
2453, 2454 | 0 | Non-ferro-metaalgieterijen/-smelterijen: | |||||||
2453, 2454 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 C | 30 R | 300 | 4.2 | |
2453, 2454 | 2 | - p.c. >= 4.000 t/j | 200 | 100 | 500 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
25, 31 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDDELEN) | |||||||
251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen: | |||||||
251, 331 | 1 | - gesloten gebouw | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
251, 331 | 2 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
251, 331 | 3 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 200 | 300 Z | 30 | 300 | 4.2 | |
2529, 3311 | 0 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | |||||||
2529, 3311 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 300 | 30 R | 300 | 4.2 | |
2529, 3311 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 100 | 500 Z | 50 R | 500 | 5.1 | |
2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 30 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||
255, 331 | A | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 10 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
255, 331 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | |||||||
2561, 3311 | 1 | - algemeen | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 10 | - stralen | 30 | 200 | 200 | 30 | 200 D | 4.1 | |
2561, 3311 | 11 | - metaalharden | 30 | 50 | 100 | 50 | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 12 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 30 | 100 | 50 R | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 2 | - scoperen (opspuiten van zink) | 50 | 50 | 100 | 30 R | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 3 | - thermisch verzinken | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 4 | - thermisch vertinnen | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 5 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 6 | - anodiseren, eloxeren | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 7 | - chemische oppervlaktebehandeling | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 8 | - emailleren | 100 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 9 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) | 30 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2562, 3311 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
259, 331 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | |||||||
259, 331 | A1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
259, 331 | A2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 100 | 500 Z | 30 | 500 | 5.1 | |
269, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
27, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | |||||||
27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken: | |||||||
27, 28, 33 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
27, 28, 33 | 2 | - p.o. >= 2.000 M2 | 50 | 30 | 200 | 30 | 200 D | 4.1 | |
28, 33 | 3 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 Z | 30 | 300 D | 4.2 | |
26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||
26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
26, 27, 33 | - | VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | |||||||
271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 50 | 200 | 4.1 | ||
271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 200 | 10 | 30 | 50 | 200 | 4.1 | ||
273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 100 | 10 | 200 | 100 R | 200 D | 4.1 | ||
272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||
274 | Lampenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 300 R | 300 | 4.2 | ||
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
26, 33 | - | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | |||||||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||
26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
29 | - | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | |||||||
291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven: | |||||||
291 | 1 | - p.o. < 10.000 m2 | 100 | 10 | 200 C | 30 R | 200 D | 4.1 | |
291 | 2 | - p.o. >= 10.000 m2 | 200 | 30 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
29201 | Carrosseriefabrieken | 100 | 10 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 | ||
29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 30 | 10 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||
293 | Auto-onderdelenfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | ||
30 | - | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | |||||||
301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |||||||
301, 3315 | 1 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
301, 3315 | 2 | - kunststof schepen | 100 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
301, 3315 | 3 | - metalen schepen < 25 m | 50 | 100 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
301, 3315 | 4 | - metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW | 100 | 100 | 500 CZ | 50 | 500 | 5.1 | |
302, 317 | - | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | |||||||
302, 317 | 1 | - algemeen | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
302, 317 | 2 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 Z | 30 R | 300 | 4.2 | |
303, 3316 | 0 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | |||||||
303, 3316 | 1 | - zonder proefdraaien motoren | 50 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | ||
3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | ||
31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||
310 | 1 | Meubelfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 0 | 10 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 30 | 2 | ||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
323 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
38 | - | VOORBEREIDING TOT RECYCLING | |||||||
383201 | Metaal- en autoschredders | 30 | 100 | 500 Z | 30 | 500 | 5.1 | ||
383202 | A0 | Puinbrekerijen en -malerijen: | |||||||
383202 | A1 | - v.c. < 100.000 t/j | 30 | 100 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
383202 | B | Rubberregeneratiebedrijven | 300 | 50 | 100 | 50 R | 300 | 4.2 | |
383202 | C | Afvalscheidingsinstallaties | 200 | 200 | 300 C | 50 | 300 | 4.2 | |
35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||
35 | A0 | Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe) | |||||||
35 | A2 | - oliegestookt, thermisch vermogen >= 75 MWth | 100 | 100 | 500 CZ | 100 | 500 | 5.1 | |
35 | A3 | - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth | 100 | 100 | 500 CZ | 100 R | 500 | 5.1 | |
35 | A5 | - warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth | 30 | 30 | 500 CZ | 100 R | 500 | 5.1 | |
35 | B0 | bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe: | |||||||
35 | B1 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 100 | 50 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
35 | B2 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 50 | 50 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||
35 | C1 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
35 | C2 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
35 | C3 | - 100 - 200 MVA | 0 | 0 | 100C | 50 | 100 | 3.2 | |
35 | C4 | - 200 - 1000 MVA | 0 | 0 | 300 CZ | 50 | 300 | 4.2 | |
35 | C5 | - >= 1000 MVA | 0 | 0 | 500 CZ | 50 | 500 | 5.1 | |
35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||
35 | D1 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | 0 | 0 | 300 C | 100 | 300 | 4.2 | |
35 | D2 | - gascompressorstations vermogen >= 100 MW | 0 | 0 | 500 C | 200 R | 500 | 5.1 | |
35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A | 0 | 0 | 10 C | 10 | 10 | 1 | |
35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
35 | D5 | - gasontvang- en verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50C | 50 R | 50 | 3.1 | |
35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||
35 | E1 | - stadsverwarming | 30 | 10 | 100 C | 50 | 100 | 3.2 | |
35 | E2 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
35 | F0 | windmolens: | |||||||
35 | F1 | - wiekdiameter 20 m | 0 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
35 | F2 | - wiekdiamater 30 m | 0 | 0 | 200 C | 50 | 200 | 4.1 | |
35 | F3 | - wiekdiamater 50 m | 0 | 0 | 300 C | 50 | 300 | 4.2 | |
36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||||
36 | A0 | Waterwinning-/bereiding bedrijven: | |||||||
36 | A2 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||
36 | B1 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
36 | B2 | - 1 - 15 MW | 0 | 0 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
36 | B3 | - >= 15 MW | 0 | 0 | 300 C | 10 | 300 | 4.2 | |
41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||||
41, 42, 43 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
41, 42, 43 | 1 | - bouwbedrijven algemeen: b.o <= 2.000 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
41, 42, 43 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
41, 42, 43 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000 m2 | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
451 | Groothandel in vrachtauto's (incl. import) | 10 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
45204 | A | Autoplaatwerkerijen | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
45204 | B | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | |
45204 | C | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 R | 50 | 3.1 | |
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accesoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
473 | 0 | Benzineservicestations: | |||||||
473 | 1 | - met LPG > 1000 m3/jr | 30 | 0 | 30 | 200 R | 200 | 4.1 | |
473 | 2 | - met LPG < 1000 m3/jr | 30 | 0 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | |
473 | 3 | - zonder LPG | 30 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
4621 | 0 | Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders | 30 | 30 | 50 | 30 R | 50 | 3.1 | |
4621 | 1 | Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 100 | 100 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
4622 | Groothandel in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4623 | Groothandel in levende dieren | 50 | 10 | 100 C | 0 | 100 | 3.2 | ||
4624 | Groothandel in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 50 | 3.1 | ||
46217, 4631 | Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | ||
4632, 4633 | Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsolieën | 10 | 0 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | ||
4634 | Groothandel in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4635 | Groothandel in tabaksproducten | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4638, 4639 | Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | |||||||
46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 10 | 0 | 30 | 10 V | 30 | 2 | |
46499 | 2 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 10 | 0 | 30 | 50 V | 50 | 3.1 | |
46499 | 3 | - professioneel vuurwerk, netto expl.massa per bewaarplaats < 750 kg (en > 25 kg theatervuurwerk) | 10 | 0 | 30 | 500 V | 500 | 5.1 | |
46499 | 5 | - munitie | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 | |
46711 | 0 | Groothandel in vaste brandstoffen: | |||||||
46711 | 1 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
46711 | 2 | - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2 | 50 | 500 | 500 Z | 100 | 500 | 5.1 | |
46712 | 0 | Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | |||||||
46712 | 1 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 | 50 | 0 | 50 | 200 R | 200 D | 4.1 | |
46712 | 2 | - vloeistoffen, o.c >= 100.000 m3 | 100 | 0 | 50 | 500 R | 500 D | 5.1 | |
46712 | 3 | - tot vloeistof verdichte gassen | 50 | 0 | 50 | 300 R | 300 D | 4.2 | |
46713 | Groothandel in minerale olieproducten (excl. brandstoffen) | 100 | 0 | 30 | 50 | 100 | 3.2 | ||
46721 | 0 | Groothandel in metaalertsen: | |||||||
46721 | 1 | - opslag opp. < 2.000 m2 | 30 | 300 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
46722, 46723 | Groothandel in metalen en -halffabrikaten | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | |||||||
4673 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4673 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
46735 | 4 | zand en grind: | |||||||
46735 | 5 | - algemeen: b.o. > 200 m2 | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
46735 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m2 | 0 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||
4674 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 0 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4674 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
46751 | Groothandel in chemische producten | 50 | 10 | 30 | 100 R | 100 D | 3.2 | ||
46752 | Groothandel in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
4677 | 0 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
4677 | 1 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m2 | 10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4677 | 0 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 D | 3.2 | |
4677 | 1 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m2 | 10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
466 | 0 | Groothandel in machines en apparaten: | |||||||
466 | 1 | - machines voor de bouwnijverheid | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
466 | 2 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
466, 469 | Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
49 | - | VERVOER OVER LAND | |||||||
491, 492 | 0 | Spoorwegen: | |||||||
491, 492 | 1 | - stations | 0 | 0 | 100 C | 50 R | 100 D | 3.2 | |
491, 492 | 2 | - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) | 30 | 30 | 300 C | 300 R | 300 D | 4.2 | |
493 | Bus-, tram- en metrostations en -remises | 0 | 10 | 100 C | 0 | 100 D | 3.2 | ||
493 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
493 | Touringcarbedrijven | 10 | 0 | 100 C | 0 | 100 | 3.2 | ||
494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 | 0 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
494 | 1 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 | 0 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 D | 2 | ||
52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||
52102, 52109 | A | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 30 | 10 | 50 C | 50 R | 50 D | 3.1 | |
52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
5221 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
5221 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 10 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
61 | A | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 C | 0 | 10 | 1 | |
61 | B0 | Zendinstallaties: | |||||||
61 | B1 | - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) | 0 | 0 | 0 C | 100 | 100 | 3.2 | |
61 | B2 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 C | 10 | 10 | 1 | |
61 | B3 | - GSM en UMTS-steunzenders | 0 | 0 | 0 C | 10 | 10 | 1 | |
77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 D | 2 | ||
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||
82991 | Veilingen voor landbouw- en visserijproducten | 50 | 30 | 200 C | 50 R | 200 | 4.1 | ||
84 | - | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | |||||||
8422 | Defensie-inrichtingen | 30 | 30 | 200 C | 100 | 200 D | 4.1 | ||
8425 | Brandweerkazernes | 0 | 0 | 50 C | 0 | 50 | 3.1 | ||
37, 38, 39 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||
3700 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | |||||||
3700 | A1 | - < 100.000 i.e. | 200 | 10 | 100 C | 10 | 200 | 4.1 | |
3700 | A2 | - 100.000 - 300.000 i.e. | 300 | 10 | 200 CZ | 10 | 300 | 4.2 | |
3700 | A3 | - >= 300.000 i.e. | 500 | 10 | 300 CZ | 10 | 500 | 5.1 | |
3700 | B | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 C | 0 | 30 | 2 | |
381 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
381 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 R | 50 | 3.1 | |
381 | C | Vuiloverslagstations | 200 | 200 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | |
382 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||
382 | A1 | - mestverwerking/korrelfabrieken | 500 | 10 | 100 C | 10 | 500 | 5.1 | |
382 | A2 | - kabelbranderijen | 100 | 50 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | |
382 | A3 | - verwerking radio-actief afval | 0 | 10 | 200 C | 1500 | 1500 | 6 | |
382 | A4 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 | |
382 | A5 | - oplosmiddelterugwinning | 100 | 0 | 10 | 30 R | 100 D | 3.2 | |
382 | A6 | - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW | 300 | 200 | 300 CZ | 50 | 300 D | 4.2 | |
382 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 R | 30 | 2 | |
382 | B | Vuilstortplaatsen | 300 | 200 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
382 | C0 | Composteerbedrijven: | |||||||
382 | C1 | - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr | 300 | 100 | 50 | 10 | 300 | 4.2 | |
382 | C2 | - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr | 700 | 300 | 100 | 30 | 700 | 5.2 | |
382 | C3 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 100 | 100 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
382 | C4 | - belucht v.c. > 20.000 ton/jr | 200 | 200 | 100 | 30 | 200 | 4.1 | |
382 | C5 | - GFT in gesloten gebouw | 200 | 50 | 100 | 100 R | 200 | 4.1 |
59 | - | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||||||||||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||||||||||
96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||||||||||
96011 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |||||||||
96011 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |||||||||
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||||||||||
96013 | A | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||||||
96013 | B | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
Bijlage 2 Invloedsgebieden Buiten De Plangrens Van Risicovolle Inrichtingen
Bijlage 2 Invloedsgebieden buiten de plangrens van risicovolle inrichtingen