HOV-baan Aalsterweg
Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven
Vastgesteld op 14-10-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan HOV-baan Aalsterweg met identificatienummer NL.IMRO.0772.80172-0301 van de gemeente Eindhoven.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.7 beeldbepalende boom
Bomen met een hoge esthetische en belevingswaarde voor de directe omgeving of voor de wijk. De bomen zijn door hun leeftijd, omvang of verschijningsvorm onvervangbaar voor het karakter van de omgeving en vormen bovendien een buitengewoon structurerend element voor de openbare ruimte. Het criterium beeldbepalend zegt tevens iets over de zichtbaarheid. Een beeldbepalende boom dient voor >50% van de omvang zichtbaar te zijn vanaf openbaar terrein.
1.8 beperkt kwetsbaar object
- a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- b. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- d. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- e. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
- f. objecten die met het onder a tot en met e. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- g. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.9 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.10 bestaand
bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.15 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.
1.21 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 gebruiken
het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.
1.24 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.25 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.26 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.27 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object
nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.
1.28 gevaarlijke stoffen
gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.
1.29 groepsrisico (GR)
een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.
1.30 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.31 hoofdgebouw
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.32 invloedsgebied
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.
1.33 kantoor
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
1.34 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.35 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.36 kwetsbaar object
- a. woningen, niet zijnde:
- 1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- 2. bedrijfswoningen;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. sociale werkplaatsen, of;
- 4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting of;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting.
1.37 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
1.38 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.39 peil
0.30 m boven de kruin van de weg.
1.40 plaatsgebonden risico (PR)
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.41 PR10-6/jaar contour
een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.42 regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.43 risicovolle inrichting
- 1. inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen(Bevi) (Bijlage 4 van de regels) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) (Bijlage 5 van de regels);
- 2. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart (Bijlage 6 van de regels) of onder het Registratiebesluit Externe Veiligheid (Revi);
- 3. inrichtingen met toxische gassen;
- 4. inrichtingen met een brandbaar gas in een drukhouder met een inhoud van meer dan 1 m3.
1.44 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.45 water
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze indcidenteel of structureel droogvallen.
1.46 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens, dan wel de grens van de aanduiding "bijgebouwen" door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens, dan wel de grens van de aanduiding "bijgebouwen" niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. dienstverlening;
- c. bedrijven genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende tot de categorieën 1 of 2;
- d. horeca genoemd in de Lijst van horeca-activiteiten behorende tot categorie 1;
met de daarbij behorende:
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, sub c en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Lijst vanbedrijfsactiviteiten of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:
- a. het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan, en;
- b. het geen geluidzoneringsplichtige en/of risicovol bedrijf betreft.
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend in de vorm van een politiebureau;
- b. instandstandhouding van de openbare drinkwatervoorziening;
met daarbij behorende:
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten, met in totaal niet meer dan 4 rijstroken, alsmede opstelstroken, in- en uitvoegstroken en op- en afritten;
- b. een hoogwaardig openbaarvervoerbaan (HOV-baan) in de vorm van een busbaan, met in totaal niet meer dan 1 rijstrook, alsmede opstelstroken, in- en uitvoegstroken en op-en afritten;
- c. voet- en fietspaden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. kunstwerken;
- g. instandstandhouding van de openbare drinkwatervoorziening;
met daarbij behorende:
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- j. bouwwerken zoals abri's;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Waterstaat - Waterbergingsgebied
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de berging van water.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Parkeereis
Bij de afgifte van een omgevingsvergunning en/of afwijkingsvergunning dienen, indien de omvang of de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, op of onder dat gebouw dan wel op het bij het gebouw horende perceel, afhankelijk van de bestemming, grootte en bereikbaarheid per openbaar vervoer, een door burgemeester en wethouders, conform de Parkeernormen (Bijlage 3 bij de regels) te bepalen aantal parkeerplaatsen aanwezig zijn.
8.2 Afwijken parkeereis
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 indien:
- a. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte en/of laad- en losruimte wordt voorzien, of;
- b. uit de bedrijfsvoering (aantoonbaar) blijkt dat minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 8.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 milieuzone - boringsvrije zone
Binnen de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn, onverminderd het elders in dit plan bepaalde, de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing.
10.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Binnen de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn, onverminderd het elders in dit plan bepaalde, de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing.
10.3 milieuzone - waterwingebied
Binnen de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn, onverminderd het elders in dit plan bepaalde, de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
- d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is;
- e. de regels met het oog op de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer tot maximaal 100 m2 (bvo) en een bouwhoogte van maximaal 5 meter.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.
12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
12.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
12.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
12.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan HOV-baan Aalsterweg.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Lijst Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan HOV-baan Aalsterweg
SBI- code | Nr | Omschrijving | Afstanden in meters | Cate-gorie | |||||
geur | stof | geluid | gevaar | grootste afstand | |||||
41, 68 | A | Verhuur van en handel in onroerend goed | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 D | 2 | ||
62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||
62 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
58, 63 | B | Datacentra | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | A | Overige zakelijke dienstverlening, kantoren | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 D | 1 | |
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||
86 | - | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | |||||||
8621, 8622, 8623 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
8691, 8692 | Consultatiebureaus | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
8891 | 2 | Kinderopvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
59 | - | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||
9101, 9102 | ateliers e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
9609 | B | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 0 | 0 | 10 C | 0 | 10 D | 1 |
Bijlage 3 Parkeernormen
Bijlage 4 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 2
Bijlage 5 Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 1b
Bijlage 6 Regeling Provinciale Risicokaart, Bijlage I
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aanleiding voor dit bestemmingsplan is de realisatie van een gedeelte van het tracé van de HOV2 - lijn. Het betreft het gedeelte van de Aalsterweg buiten de Ring tot aan de snelweg A67.
De realisatie van het totale HOV-netwerk vindt fasegewijs plaats. De HOV-baan Aalsterweg is onderdeel van de HOV-lijn die gaat lopen als de Noordzuid-as tussen Nuenen/Woensel en de High Tech Campus. Deze corridor verbindt de High Tech Campus hoogwaardig met de binnenstad, het station, de TU Campus, Winkelcentrum Woensel en de gemeente Nuenen.
Figuur: HOV-netwerk Eindhoven en omgeving
Het bestemmingsplan "HOV-baan Aalsterweg" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waar een toelichting aan is toegevoegd. Naast de digitale versie is er ook een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied ligt in het zuidelijk deel van de gemeente en wordt in grote lijnen begrensd door de Antoon Coolenlaan en de Floralaan West aan de noordzijde en de snelweg A67 aan de zuidzijde.
De noodzakelijk aanpassingen van de Aalsterweg ten noorden van de Antoon Coolenlaan en op de Antoon Coolenlaan vinden plaats op basis van het bestemmingsplannen Stratum buiten de Ring 2004 en Buitengebied.
Figuur: luchtfoto Aalsterweg en directe omgeving
1.3 Voorgaande Plannen
Het bestemmingsplan "HOV-baan Aalsterweg" vervangt deels de volgende bestemmingsplannen:
- Stratum buiten de Ring 2004
- Buitengebied
Stratum buiten de Ring 2004
De Aalsterweg heeft de bestemmingen 'Verkeersdoeleinden' en 'Groenvoorzieningen'. In het bestemmingsplan luidt de bestemming 'Verkeersdoeleinden' als volgt:
"De op de plankaart voor verkeersdoeleinden aangewezen gronden zijn met handhaving van het bestaande wegprofiel bestemd voor:
- wegen en straten;
- voet- en rijwielpaden;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
met daarbij behorende:
- geluidwerende voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water"
Door de aanleg van de HOV-baan verandert het wegprofiel waardoor strijdigheid met het geldende bestemmingsplan ontstaat. Om deze reden en vanwege de doorkruising van de groenbestemming is dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld.
Overigens is in de toelichting van het bestemmingsplan Stratum buiten de Ring 2004 aangegeven dat de Aalsterweg onderdeel is van een Hoogwaardige Openbaar Vervoersas en dat de bestemming Verkeersdoeleinden zodanig op deze route is gelegd dat er voldoende ruimte is voor een inrichting die voldoende ruimte laat voor het openbaar vervoer.
Buitengebied
De Aalsterweg heeft in het bestemmingsplan 'Buitengebied' de bestemming 'Verkeersdoeleinden' met aanduiding 'gebiedsontsluitingsweg'. De bepaling in het bestemmingsplan luidt als volgt:
"De gronden zijn bestemd voor verkeersdoeleinden in de vorm van gebiedsontsluitingswegen met maximaal 4 rijstroken
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en/of fietspaden, openbare nutsvoorzieningen, bermen, wegbeplantingen, sloten".
De aanleg van de HOV-baan past binnen de verkeersbestemming van het geldende bestemmingsplan. Op enkele plekken is de HOV-baan echter ook binnen een andere bestemming gepland waarbinnen deze niet rechtstreeks past. Voor die locaties is dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is de bestaande situatie beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden voor en zo nodig de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is de wijze beschreven waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Stedenbouwkundige Structuur
Historie
De omgeving van Eindhoven werd - vóór de eerste stadsuitbreidingen en de annexatie van de randgemeenten Woensel, Gestel, Stratum, Strijp en Tongelre in 1920 - gekenmerkt door een radiale wegenstructuur die nog goed herkenbaar is. Deze structuur kwam tot stand door wegen die de stad met de dorpen en met de regio verbond. De wegen volgden het natuurlijk beloop van de zandruggen tussen de beekdalen. Vanaf de 18e eeuw werd het wegennet verbeterd met nieuwe rechte wegen. Om die reden is in 1818 ook de Aalsterweg ontstaan, die een onderdeel vormde van de straatweg tussen 's Hertogenbosch en Luik.
Aalsterweg
Door de industrialisatie in de 19e eeuw (komst van o.a. sigaretten- en textielfabrieken) werden er veel arbeiders aangetrokken. Deze werden deels gehuisvest aan de bestaande wegen. Kenmerkend in die periode zijn de villa's en buitens voor beter gesitueerden die onder andere verrezen aan de Aalsterweg. De herkenbaarheid van de Aalsterweg - die deels toebehoort aan een historisch wegenstructuur - wordt in belangrijke mate bepaald door deze riante woningen en anderzijds door de aanwezigheid van de kleinschalige gevarieerde lintbebouwing.
Naast de aanwezigheid van de aan de weg gerelateerde bebouwing grenzen er ook grotere complexen aan de Aalsterweg. Eén daarvan is het gemeentelijk sportpark Aalsterweg dat onderdeel is van de Genneper Parken.
De Aalsterweg is gesitueerd in stadsdeel Stratum. De structuur van Stratum wordt bepaald door de radiale- en tangentstructuur van Eindhoven. De radialen verdelen Stratum als het ware in 'taartpunten' en worden gevormd door de toegangswegen naar het centrum van Eindhoven, zoals de Heezerweg, de Leenderweg en ook de Aalsterweg. De door de wegen gevormde taartpunten worden op hun beurt weer doorsneden door de ring en door de doorgaande verbinding Anton Coolenlaan - Floralaan - Tivolilaan - St. Petrus Canisiuslaan.
De Aalsterweg heeft een groen karakter. Dit groene karakter wordt voornamelijk gevormd door de aanwezigheid van historisch groen in de vorm van laanbeplanting. De laanbeplanting, bestaande uit veel waardevolle bomen, benadrukt de historische karakteristiek van de Aalsterweg en draagt bij aan de herkenbaarheid van het vroegere landschapsbeeld.
Naast de aanwezigheid van laanbeplanting zorgen andere groenstructuren ook voor het groene karakter van de Aalsterweg. De siertuin Kortonjo en voormalig landgoed 'De Heihoef-Eikenburg' zijn hier voorbeelden van.
Figuur: huidige situatie Aalsterweg
2.2 De Buurten
Het plangebied ligt in het stadsdeel Stratum en doorkruist de wijk Kortonjo.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk behandelt de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. De voorgenomen ontwikkeling moet passen in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling in dit hoofdstuk een complete samenvatting te geven van al het beleid op de verschillende niveaus. Alleen de meest relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven. Niet-ruimtelijk beleid is per onderwerp apart in dit hoofdstuk opgenomen. Het beleid dat gericht is op verschillende milieu- en andere planologische aspecten wordt toegelicht in de milieuparagraaf. Beleid met betrekking tot het aspect water wordt beschreven in de waterparagraaf.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Algemeen
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte - 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig' is in maart 2012 vastgesteld.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen voor Nederland voor de middellange termijn (tot 2028):
1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken:
1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.
2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
4. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarweg.
7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling.
10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
In de bijbehorende realisatieparagraaf is per nationaal belang de aanpak uitgewerkt, op basis van lopende en voorziene projecten.
Eindhoven / Brainport
Over Eindhoven en het onderwerp bereikbaarheid bevat de Structuurvisie samengevat de volgende inhoud. Het Rijk wil de beperkte beschikbare middelen niet versnipperen. Het investeert dáár waar onze nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio’s van Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven. Gebiedsontwikkelingen van nationaal belang worden doorgezet, zoals de Zuidas, Schiphol-Almere, Brainport Avenue en Rotterdam-Zuid. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen zoekt het Rijk in samenwerking met marktpartijen en andere overheden naar vernieuwing van realisatie en financiering.
Figuur: bereikbaarheid van stedelijke regio's met topsectoren
Bereikbaarheid
Om de bereikbaarheid te verbeteren zet het Rijk in op Investeren, Innoveren en Instandhouden. De ergste knelpunten in de bereikbaarheid worden met voorrang aangepakt. Dat betekent dat de stedelijke regio’s rond de main-, brain- en greenports en de belangrijkste verbindingen met onze buurlanden prioriteit krijgen. Om keuzes goed te onderbouwen, introducteert het Rijk een bereikbaarheidsindicator die laat zien welke investeringen de meeste toegevoegde waarde opleveren.
Bij het verbeteren van de bereikbaarheid wordt sterk gelet op het samenspel tussen alle modaliteiten: weg, spoor, lucht en water in samenhang met stedelijke ontwikkeling. Investeringen vinden dáár plaats waar het meeste rendement wordt bereikt voor het mobiliteitssysteem als geheel. Het gaat daarbij ook om de ‘schakels’ tussen verschillende vormen van transport en vervoer, zoals transferia en multimodale overslagpunten. De binnenvaart is van groot belang om een alternatief te bieden om de drukke wegen te ontlasten. Schepen moeten daarvoor zo efficiënt en betrouwbaar mogelijk kunnen doorvaren. Daarom streven we naar een wachttijd bij sluizen en bruggen op de rijksvaarwegen van maximaal 30 minuten. Op het spoor kunnen reizigers vanaf 2020 spoorboekloos reizen tussen de belangrijkste bestemmingen. Op de drukste trajecten gaan 6 intercity’s en 6 sprinters per uur rijden. De infrastructuur van het spoor wordt minder complex gemaakt. Daardoor neemt de betrouwbaarheid toe.
Op de weg wordt doorgaand verkeer en bestemmingsverkeer zoveel mogelijk gescheiden. Dat komt de doorstroming ten goede. Op de hoofdverbindingen buiten de Randstad waar congestie een structureel probleem is, wordt 2x3 rijstroken de standaard. In de Randstad is de standaard 2x4 rijstroken. Bij de inpassing van infrastructuur waarborgt het Rijk de wettelijke eisen (bijvoorbeeld op het gebied van geluid).
We moeten innovatief omgaan met het benutten van onze infrastructuur. Een efficiënte benutting is nodig voor een goede doorstroming op de weg, het spoor en het water. Het Rijk lanceert een programma Beter benutten, waarin tal van maatregelen zijn opgenomen. Voorbeelden zijn het ruimer openstellen van spitsstroken en de introductie van intelligente transportsystemen, afspraken met werkgevers om het woon-werkverkeer terug te dringen en uitbreiding van het aantal fietsstallingen bij stations.
Conclusie voor HOV2
De realisatie van het HOV2-traject past goed binnen de uitgangspunten van deze Structuurvisie.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (ook Amvb Ruimte genoemd) is in december 2011 in werking getreden. Het Besluit bevat regels ter bescherming van de nationale belangen.
Nationale belangen
Als nationale belangen worden genoemd:
- Rijksvaarwegen
- Project Mainportontwikkeling Rotterdam
- Kustfundament
- Grote rivieren
- Waddenzee en waddengebied
- Defensie
- Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
- Elektriciteitsvoorziening
- Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
- Ecologische hoofdstructuur
- Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
- IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
- Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
Conclusie
De realisatie van dit gedeelte van het HOV-traject conflicteert nergens met nationale belangen.
3.2.3 Crisis-en herstelwet
Met de Crisis- en herstelwet (Chw) wil het kabinet de procedures voor grote projecten versnellen. Hiermee wordt een stap gezet om de gevolgen van de economische crisis te bestrijden. Integrale gebiedsontwikkeling zoals voorzien in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte krijgt een belangrijke impuls. Op het gebied van bedrijventerreinen ligt de nadruk op herstructurering.
Brainport Eindhoven/A2-zone is opgenomen als project in bijlage II van de Crisis- en herstelwet. Brainport Eindhoven bestaat uit Brainport Avenue (A2-zone vanaf knooppunt Leenderheide tot en met Ekkersrijt) en de Westcorridor (de stedelijke as vanaf het stationsgebied via Strijp S naar Eindhoven Airport). Onderdeel van deze Brainport Avenue (zie afbeelding Brainport Avenue) is de HOV-verbinding van Nuenen via het station naar de High Tech Campus. De Crisis- en herstelwet is van toepassing op voorliggend bestemmingsplan omdat dit moet worden aangemerkt als een besluit dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een ruimtelijk project zoals genoemd in bijlage II van de Crisis- en herstelwet (art. 1.1 Chw). De regels uit de Chw betreffen in deze met name het bestuursprocesrecht waardoor de doorlooptijd van procedures voor het aangewezen project kan worden verkort.
Figuur: Brainport Avenue, weergave van het project Brainport Eindhoven/A2-zone zoals opgenomen in het Nota Ruimte en de Crisis- en herstelwet
3.2.4 MIRT-verkenning Zuidoostvleugel Brabantstad
Het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport Zuidoostvleugel Brabantstad, 02-10-2008, is een onderdeel van de begrotingen van de (voormalige) ministeries van V&W, VROM, EZ en LNV. Het Kabinet brengt hiermee meer samenhang aan rijksinvesteringen in ruimte, economie en bereikbaarheid.
De kenniseconomie is niet alleen gevestigd in de centrale steden Eindhoven en Helmond, maar over de gehele regio verspreid. Veel van deze over het stedelijke en landelijk gebied verspreide, kleinere terreinen behoeven een kwaliteitsimpuls om te voorkomen dat onnodige vraag naar nieuwe locaties ontstaat. De A2-zone vormt een zwaartepunt aan de westzijde van het gebied. Hier ligt de uitdaging om nieuwe en te renoveren locaties een zodanige onderscheidende kwaliteit en "Brainport allure” te geven dat de internationale concurrentie ook in de toekomst goed kan worden aangegaan.
Zowel kwantitatief maar zeker ook kwalitatief dient de regio Zuidoost Brabant voldoende diversiteit in bedrijfslocaties te bieden in een breed segment. De regio moet daarbij het aanbod in bedrijfslocaties, in relatie tot Brainport, afstemmen op de speerpunten door passende werklocaties en een imago te ontwikkelen dat gericht is op de speerpunten sectoren. Het creëren van dé Brainport-site met een fysieke kennisas-A2 en een ontwikkelende kennisas aan de oostkant in combinatie met andere bedrijfslocaties in de regio is daarbij essentieel. Hiertoe worden bestaande bedrijventerreinen geherstructureerd en nieuwe gebieden ontwikkeld.
In de strategiekaart behorende bij de MIRT-verkenning Zuidoostvleugel Brabantstad is ook een studie naar een hoogwaardig openbaar vervoer tracé opgenomen. Het huidige HOV-project is daarbij als prioritair project benoemd.
Figuur: strategiekaart gebiedsontwikkeling
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
DEEL A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die filosofie is: ‘samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Figuur: Visiekaart uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant
Om bovenstaande visie te bereiken zijn 13 provinciale ruimtelijke belangen geformuleerd:
- 1. Regionale contrasten
- 2. Een multifunctioneel landelijk gebied
- 3. Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem
- 4. Een betere waterveiligheid door preventie
- 5. Koppeling van waterberging en droogtebestrijding
- 6. Ruimte voor duurzame energie
- 7. Concentratie van verstedelijking
- 8. Sterk stedelijk netwerk: BrabantStad
- 9. Groene geledingszones tussen steden
- 10. Goed bereikbare recreatieve voorzieningen
- 11. Economische kennisclusters
- 12. (inter)nationale bereikbaarheid
- 13. Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur
Dit gedeelte van het tracé voor de HOV2 ligt binnen de aanduidingen:
- Brabantstad
- Economische kennisclusters
- Internationale economische as
- Robuust water-en natuursysteem
Figuur: uitsnede uit de Visiekaart van het plangebied
De provinciale belangen die relevant zijn voor dit plangebied:
- Een robuust-en veerkrachtig water-en natuursysteem
- Een betere waterveiligheid door preventie
- Koppeling van waterberging en droogtebestrijding
- Concentratie van verstedelijking
- Sterk stedelijk netwerk: BrabantStad
- Economische kennisclusters
- (inter)nationale bereikbaarheid
- Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur
DEEL B
In deel B beschrijft de provincie vier ruimtelijke structuren:
- groenblauwe structuur
- landelijk gebied
- stedelijke structuur
- infrastructuur
Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken. In het navolgende wordt hierop ingegaan aan de hand van de structurenkaart en de gebiedspaspoorten.
Structurenkaart
De volgende structuren zijn op dit plangebied van toepassing:
Groenblauwe structuur
De provincie kiest hier voor functieontwikkeling gecombineerd met de ontwikkeling van een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit, bestaande uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Deze structuur is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.
Stedelijke structuur
De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijk concentratiegebied waar de groei van de verstedelijking opgevangen wordt. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden open houden. Ten tweede kernen in het landelijk gebied die zo veel als mogelijk wordt ontzien van verdere verstedelijking doordat daar alleen de opvang van de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt opgevangen.
Infrastructuur
De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische kennisclusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid om zo ruimte te maken voor het versterken van de (inter) nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.
Figuur: Structurenkaart uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant
Dit gedeelte van het tracé van de HOV2 ligt op de structurenkaart binnen de aanduidingen:
- Groenblauwe mantel
- Waterbergingsgebied
- Stedelijk concentratiegebied
- Zoekgebied verstedelijking
- OV-netwerk HOV-regionaal - in studie
Figuur: uitsnede uit de Structurenkaart van het plangebied
De ontwikkeling van deze HOV-baan past binnen de uitgangspunten en ambities van de Structuurvisie ruimtelijke ordening. Waar nodig is bij de planvorming rekening gehouden met de specifieke kenmerken en kwetsbaarheden van het gebied waar de HOV-baan wordt aangelegd.
3.3.2 Verordening ruimte Noord-Brabant
Op 7 februari 2014 is de Verordening ruimte 2014 vastgesteld en op 19 maart 2014 in werking getreden. De Verordening ruimte 2014 vervangt de Verordening ruimte 2012 en de sindsdien vastgestelde wijzigingsverordeningen. In de verordening zijn regels opgenomen voor verschillende onderwerpen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Per onderwerp zijn vervolgens de gebieden tot op perceelsniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden. Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij één van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. Onderdeel van de Verordening ruimte is een kaart die bestaat uit de volgende vijf lagen:
- 1. Stedelijke ontwikkeling
- 2. Agrarische ontwikkeling en windturbines
- 3. Water
- 4. Natuur en Landschap
- 5. Cultuurhistorie
Voor de HOV-baan Aalsterweg - HTC zijn de kaartlagen 'Stedelijke ontwikkeling', 'Water' en 'Natuur en landschap' van belang.
Kaart 'Stedelijke ontwikkeling'
Op de kaartlaag 'stedelijke ontwikkeling' ligt het tracé van de HOV2 ten dele in 'bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied' en deels binnen de aanduiding 'integratie stad-land'.
Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Uitgangspunt is dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij – binnen de grenzen van andere wetgeving – om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. Wel bevat de Verordening ruimte specifieke regels voor o.a. aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen en kantorenlocaties en regels voor bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties.
Figuur: uitsnede kaart 'stedelijke ontwikkeling' ontwerp Verordening ruimte Noord-Brabant 2014
Voor het tracégedeelte van de HOV-baan binnen het stedelijk concentratiegebied zijn geen regels opgenomen in de Verordening ruimte. Het betreft een stedelijke ontwikkeling waarbij de gemeente vrij is om deze vorm te geven. Een gedeelte van het tracé loopt niet in het stedelijk concentratiegebied maar binnen de aanduiding 'integratie stad-land'. In artikel 9 van de Verordening zijn hierover regels opgenomen. Deze stedelijke ontwikkeling betreft de aanleg en het gebruik van infrastructuur voor hoogwaardig openbaar vervoer. Uitgangspunt van HOV2 is het verbinden van de High Tech Campus Eindhoven met het centrum van Eindhoven. In de toekomst zal de High Tech Campus Eindhoven middels HOV3 ook verbonden worden met Veldhoven, Meerhoven, Eindhoven Airport en Flight Forum. Er zijn geen reële alternatieven om dit gedeelte van het HOV2-tracé op een andere wijze te realiseren. Dit tracégedeelte moet immers ook passen binnen het toekomstige totaalbeeld van de bestaande HOV1, de HOV2 en de toekomstige HOV-trajecten. Dit is in de onderstaande figuur te zien.
Figuur: HOV1 (blauw), HOV2 (rood) en toekomstige HOV (oranje en geel)
De aanleg van de HOV-baan moet in het kader van de Verordening ruimte worden gekwalificeerd als een stedelijke ontwikkeling. Belangrijk is dus dat deze "in evenredigheid geschiedt met een groene en blauwe landschapsontwikkeling". In de toelichting van de verordening staat dat er per gebied maatwerk geleverd moet worden. Bij het ontwerpen van de HOV-baan is rekening gehouden met de groene en blauwe landschapsontwikkeling in de directe omgeving. Over het onderhavige plan is in een vroeg stadium overleg met de provincie geweest om ervoor te zorgen dat er sprake is van een ontwikkeling die in evenredigheid geschiedt met een groene en blauwe landschapsontwikkeling.
Kaart 'Water'
Op de kaart 'Water' bij de Verordening ruimte hebben delen van het tracé, of grenzen delen aan, de volgende aanduidingen:
- Reservering waterberging
- Waterwingebied
- Grondwaterbeschermingsgebied
- Boringvrije zone
Figuur: uitsnede kaart 'water' ontwerp Verordening ruimte Noord-Brabant 2014
Een reserveringsgebied voor waterberging is een gebied dat mogelijk in de toekomst noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan. Artikel 14 van de Verordening bevat de regels hierover. In de waterparagraaf (hoofdstuk 5) van dit bestemmingsplan staat een verantwoording over de wijze waarop de geschiktheid van dit gebied voor waterberging behouden blijft. Deze waterparagraaf is afgestemd met het waterschap.
Een waterwingebied is een gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening door onttrekking van grondwater. De regels staan in artikel 15 van de Verordening. De kleine gedeelten van dit bestemmingsplangebied die in een waterwingebied liggen, zijn mede bestemd ter instandstandhouding van de openbare drinkwatervoorziening. Over de precieze wijze waarop dat gaat gebeuren, heeft overleg plaatsgevonden met de provincie.
Grondwaterbeschermingsgebieden liggen als een 'schil' om het waterwingebied heen. In de waterparagraaf van dit bestemmingsplan staat een verantwoording waaruit blijkt dat de risico's voor de kwaliteit van het grondwater geheel of nagenoeg geheel gelijk blijven. Deze waterparagraaf is afgestemd met het waterschap.
Een boringvrije zone is een gebied rondom een waterwingebied waar zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken een aaneengesloten slecht doorlaatbare kleilaag bevindt. Met het behoud van de kleilaag in de bodem is eveneens rekening gehouden in de planontwikkeling.
In de planregels zijn aanduidingen opgenomen voor "milieuzone - boringsvrije zone", "milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied" en "milieuzone - waterwingebied". Daarin wordt verwezen naar de Provinciale Milieuverordening (PMV).
Kaart 'Natuur en Landschap'
Op de kaart 'Natuur en Landschap' bij de Verordening ruimte hebben delen van het tracé de aanduiding 'groenblauwe mantel'.
Figuur: uitsnede kaart 'natuur en landschap' ontwerp Verordening ruimte Noord-Brabant 2014
De groenblauwe mantel zijn gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.
Artikel 6 van de Verordening bevat de regels voor een bestemmingsplan dat ligt in de groenblauwe mantel. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de mantel zijn mogelijk, als ze een positief effect hebben op de bestaande en te ontwikkelen natuur-en landschapswaarden en/of op het bodem-en watersysteem in het gebied. Het beleid is er op gericht dat de belevingswaarde en recreatieve waarde van het landschap toeneemt.
De aanleg van de HOV-baan heeft geen negatief effect op de natuur-en landschapswaarden en/of op het bodem-en watersysteem. In het ontwerp is rekening gehouden met de waarden en is zelfs gestreefd naar een positief effect daarop. Met het waterschap heeft hierover overleg plaatsgevonden.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Interimstructuurvisie 2009
In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad van Eindhoven vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
> Thema 'Bereikbaarheid: multimodaal en gericht op doorstroming'
De rol van Eindhoven in het (inter)nationale wegennet is belangrijk. Daarnaast is - parallel aan de economische groei - de stad zelf steeds vaker de eindbestemming van de automobilist. Naast het vervoer per auto speelt het openbaar vervoer een grote rol. Bij het verbeteren van de bereikbaarheid in Eindhoven wordt een breed pakket van maatregelen voorgesteld volgens de 'Zevensprong van Verdaas'. Dit is een methode die uitgaat van een breed pakket van optimale verkeersmaatregelen, zowel fysiek (o.a. aanleg van wegen) als niet-fysiek (o.a. dynamisch verkeersmanagement).
De aanleg van Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) met de spoorlijn als stamlijn is voor Eindhoven van majeur belang. Het betekent de aanleg van een extra voorstadstation Eindhoven Acht, de aansluiting van Eindhoven op het Europese Hogesnelheidsnet en HOV-lijnen naar de belangrijkste concentratiegebieden in stad en regio. Dit HOV-netwerk heeft een regionale en stedelijke functie in het verbinden van de belangrijkste stedelijke zwaartepunten en de verbinding met omliggende dorpen (Geldrop, Nuenen, Veldhoven).
Figuur: kaart Ruimtelijk beleid van de Interimstructuurvisie Eindhoven 2009
De HOV-baan is op de kaart aangeduid als 'HOV zoekgebied'. Ook is zichtbaar dat het grootste gedeelte door 'bebouwd gebied'. Dit bestemmingsplan ziet op de realisatie van een gedeelte van de HOV-baan over de Aalsterweg tot aan de A2/A67. Dit past binnen de uitgangspunten van de Interimstructuurvisie.
3.4.2 HOV Strategie Eindhoven
De HOV Strategie - 'Eindhoven (ver)bindt, Eindhoven beweegt!' is begin 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Volgens de visie sorteert hoogwaardig openbaar vervoer (HOV), als onderdeel van een samenhangend beleidspakket, een duidelijk mobiliteitseffect. De groei van het aantal autoritten kan structureel worden beperkt ten gunste van het openbaar vervoer en de fiets. Het aantal fietsritten in Eindhoven groeit stevig, terwijl het aantal ritten in het openbaar vervoer (trein en/of bus) zeer sterk groeit.
Voor 2020 wordt gestreefd naar een HOV-netwerk met snelle verbindingen naar Nuenen, Geldrop, Aalst/Waalre/Valkenswaard, Veldhoven, Eindhoven Airport, Ekkersrijt/Son, WC Woensel, en High Tech Campus/City Centrum Veldhoven. Daarnaast onderzoekt de gemeente met het SRE hoe het onderliggende busnet optimaal op het HOV-net kan aansluiten, zodat de verbindingen optimaal zijn.
Naast het uitbreiden en verbeteren van de verbindingen, zet de gemeente ook in op de kwaliteit van het openbaar vervoer. Voorbeelden hiervan zijn doorstroming (ongelijkvloerse kruisingen met de Ring), Nachtnet (treinverbinding tussen Brabant en de Randstad ’s nachts en in het weekend) en reisinformatie.
De gemeente richt zich bij de OV-projecten niet alleen op het beter bereikbaar maken van belangrijke locaties in de stad, maar ook op sociaal-maatschappelijke aspecten, zoals toegankelijkheid en doelgroepenbeleid. Zo worden de komende jaren de bushaltes verhoogd waardoor het instappen gemakkelijker is. Verder wordt de prijs ingezet als middel voor specifieke doelgroepen. ‘Gratis met de bus voor 12- en 65+’ heeft inmiddels een structureel karakter gekregen
3.4.3 HOV-netwerk in de regio Zuidoost-Brabant
Het eindrapport 'HOV-netwerk in de regio Zuidoost-Brabant - Doorstart kwaliteitssprong in het openbaar vervoer' is door de Regioraad Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) op 25 februari 2010 vastgesteld.
Over dit tracégedeelte van de HOV2 bevat het rapport onder andere de volgende passages.
In de uitbouw naar een HOV-netwerk wordt als 2e HOV-as HTCE - Station Eindhoven - winkelcentrum Woensel - Nuenen gerealiseerd. Deze bevat namelijk de kern van het toekomstig HOV-netwerk: Aalsterweg- Eindhoven Station - winkelcentrum Woensel. Omdat bijna alle HOV-assen via dit traject lopen is de vervoerwaarde erg hoog. Starten met realisatie van deze as is verder logisch vanuit de stedelijke bereikbaarheidsproblematiek, luchtkwaliteit, het beleidsvoornemen om het autoverkeer terug te dringen binnen de Ring en de ontwikkeling van het ROC-Sterrenlaan. Aan de zuidkant van Eindhoven wordt de as uitgebreid tot de HTCE, overeenkomstig het Bereikbaarheidsprogramma Zuidoostvleugel, het gedachtegoed van Brainport en de ruimtelijke ontwikkeling van de A2-zone. Aangezien de ontwikkeling van Nuenen-west op korte termijn start, inclusief de reconstructie van de Europalaan, is het logisch om het traject aan de noordkant uit te breiden tot Nuenen.
Figuur: totaaltraject HOV2 van HTC Eindhoven naar Nuenen
3.5 Cultuurhistorie En Archeologie
Cultuurhistorie
Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft - naast rijks- en gemeentelijke monumenten - een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Volgens de Erfgoedverordening 2010 dient bij bestemmingsplanwijzigingen die betrekking hebben op cultuurhistorische waarden, die op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangegeven, te worden aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling met de cultuurhistorische waarden in overeenstemming is. Bovendien moet het bestemmingsplan bepalingen bevatten in het belang van deze cultuurhistorische waarden. De Aalsterweg maakt deel uit van de historisch waardevolle wegenstructuur.
Monumentaal pand Aalsterweg 310
Het bouwjaar van dit gemeentelijk monument, het woonhuis 'Eikenoord', is 1913. Het pand bestaat uit een bouwlaag onder een mansardedak met wolfseinden. Het is gebouwd in een late neorenaissance stijl met een kenmerkend gebruik van verschillende kleuren baksteen en siertegels. De symmetrisch opgebouwde voorgevel heeft een Vlaamse geveltop. De toegangsdeur is centraal in de voorgevel gelegen en wordt aan weerszijden geflankeerd door twee stolpramen. De deuren en ramen zijn onder segmentbogen geplaatst met in het boogveld siertegels. Boven de ingang is op de segmentboog de naam van het pand in sjabloonletters geschilderd. Rechts naast de toegangsdeur zit een gedenksteen met opschrift "J.A. v.d. Looij van Buel 1913". Onder de geprofileerde goten met gootklossen aan weerszijden van de Vlaamse gevel is een tegelfries aangebracht omrand door geelkleurige bakstenen. De woning heeft een cultuurhistorische waarde als voorbeeld van vrijstaande woningbouw langs de verbindingswegen. Het pand is markant gelegen aan de entree van Eindhoven en draagt bij aan de herkenbaarheid van de Aalsterweg als historische uitvalsweg.
Archeologie
Gemeentelijk beleid
Volgens de Monumentenwet 1988 houdt de gemeente bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de archeologische waarde of verwachting. De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid vastgesteld, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan Archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012', waarmee de raad in september 2008 heeft ingestemd. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden in de ondergrond. Daarbij wordt uitgegaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart, waarin de archeologische waarden en verwachtingen in Eindhoven zijn vastgelegd. Deze kaart maakt deel uit van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart, die door de raad is vastgesteld in 2008.
Archeologische waarden in het plangebied
Volgens de gemeentelijk archeologische waardenkaart kent het plangebied geen archeologische waarden of verwachtingen.
Het plangebied ligt niet in een archeologisch landschap of cultuurhistorisch vlak van provinciaal belang waarop de Verordening ruimte Noord-Brabant van toepassing is.
3.6 Verkeer En Parkeren
3.6.1 Autoverkeer
De huidige structuur van het autoverkeer van de Aalsterweg, voor zover gelegen tussen de Ring en de A2/A67, is diffuus. Het aantal rijstroken voor het autoverkeer verschilt van 2 x1 tot 2x2. Om de ruimtelijke inrichting zo efficiënt mogelijk vorm te geven met zo veel mogelijk behoud voor de overige ruimtelijke aspecten wordt de autostructuur gewijzigd in 2 x 1 rijstroken. Deze reductie betekent concreet het volgende:
- Op het gedeelte Aalsterweg, voor zover gelegen tussen de Ring en de kruising Antoon Coolenlaan, komt de busbaan voor het hoogwaardig openbaar vervoer tussen de rijstroken van het autoverkeer te liggen.
- Op het gedeelte Aalsterweg, voor zover gelegen tussen de kruising Antoon Coolenlaan tot aan de A2/A67, komt de busbaan voor het hoogwaardig openbaar vervoer aan de westzijde van de rijbaan te liggen.
Door de middenligging van de busbaan tussen de Ring en de Antoon Coolenlaan zal de bereikbaarheid van een aantal percelen aan de Aalsterweg en de buurten "Genneperzijde" en "Gerardusbuurt" veranderen. Het betreft hier het gedeelte Aalsterweg tussen Orchideeënstraat en Antoon Coolenlaan. Er zijn in het plangebied voldoende alternatieven aanwezig om deze gewijzigde situatie acceptabel vorm te geven.
De wijziging van de inrichting van de infrastructuur betekent een verlies aan autocapaciteit ten faveure van het openbaar vervoer. Van belang is evenwel dat de doorstroming van het autoverkeer ook in de toekomst op een acceptabele wijze kan blijven plaatsvinden. In deze pararaaf is de onderbouwing beschreven die ten grondslag ligt aan de gemaakte keuzes en de daartoe strekkende gevolgen waarborgen.
Als uitgangspunt voor de verkeerskundige onderbouwing is het bestaande statisch verkeersmodel gebruikt van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE).
Op dinsdag 15 maart 2011 zijn op het traject Aalsterweg op kruispunt niveau verkeerstellingen gehouden in zowel de ochtend - als de avondspits. Voor de dinsdag is gekozen omdat deze bekend staat als drukste dag en dus als maatgevend wordt beschouwd.
Vervolgens zijn die gegevens gebruikt om een doorrekening te maken voor het planjaar 2015 waarbij de nog in gebruik te nemen Fontys Sporthogeschool en de mogelijke aanleg van een transferium zijn meegenomen.
Voor de jaren 2010 tot en met 2015 is een algemene verkeersgroei van 5% in het verkeersmodel verwerkt. De verkeersintensiteiten zijn samen met de gegevens uit het SRE-model, de verkeersgroei en de genoemde ontwikkelingen geïntegreerd in een dynamisch verkeersmodel (Dynasmart) van de stad Eindhoven.
Voor de ochtendspits (07.00 - 09.00 uur) en de avondspits (16.00 - 18.00 uur) zijn de verkeersstromen voor 2012 vanuit het Dynasmart-model geëxporteerd naar een microsimulatiemodel. In dit model is vervolgens het spitsverloop uitgezet.
De conclusie van deze doorrekening levert een acceptabel verkeersbeeld op, waarbij sprake is van in voldoende mate doorstroming van het autoverkeer en een goede afwikkeling van het openbaar vervoer, zonder dat de buurtontsluitingswegen als gevolg van de veranderende inrichting van de Aalsterweg onevenredig zwaar worden belast. De veranderende bereikbaarheid van de aanliggende buurten is acceptabel.
3.6.2 Fietsverkeer
Als gevolg van de herinrichting van de Aalsterweg zal de fietsstructuur licht wijzigen. Op een aantal plaatsen kan, in tegenstelling tot de huidige situatie, straks in twee zijden gefietst worden. Daarnaast zal ter hoogte van de Felix Timmermanslaan een met verkeerslichten beveiligde voetgangers- en fietsoversteek worden aangelegd om de oversteekbaarheid van de Aalsterweg te vergroten en daarmee de barrièrewerking te verkleinen.
3.6.3 Parkeren
Als gevolg van de herinrichting van de Aalsterweg vervallen een aantal van de huidige parkeerplaatsen op het terrein van het politiebureau. Het aantal parkeerplaatsen wordt echter elders op het terrein ter plaatse van de bestemming 'Maatschappelijk' gecompenseerd waardoor deze ingreep geen gevolgen heeft voor de parkeerbalans in het plangebied.
3.7 Groen
3.7.1 Groenbeleidsplan
Het Groenbeleidsplan 2001, zoals op 5 november 2001 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als doel het duurzaam veilig stellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende functies. Onder de groenstructuur wordt verstaan: het stelsel van terreinen en/of elementen met ecologische, waterhuishoudkundige, recreatieve en/of ruimtelijk structurerende betekenis.
Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.
Figuur: Groen en recreatievoorzieningen
De belangrijkste conclusies uit het 'Groenbeleidsplan 2001' voor dit trajectdeel zijn:
1. Het overgrote deel van de Aalsterweg en de A. Coolenlaan liggen binnen de ruimtelijke strategie 'Stad, groen beeldbepalend'. De Floralaan ligt binnen de ruimtelijke strategie 'Stad, rood beeld bepalend'. Het meest zuidelijke gedeelte van de Aalsterweg (richting A2) ligt binnen de ruimtelijke strategie 'Multifunctioneel groen'.
De groentypologie voor de Aalsterweg is 'Relatief veel siergroen', omdat deze lanen 'groene beelddragers' zijn. Het meest zuidelijke gedeelte van de Aalsterweg (richting A2) valt binnen de groentypologie 'Overwegend natuurgroen'. Het betreffende gedeelte van de A.Coolenlaan / Floralaan vallen beide binnen de groentypologie 'Overwegend standaard cultuurgroen'.
2. Alle overige conclusies zijn ondergebracht in de paragrafen 3.7.2, 3.7.3 en 3.7.4.
3.7.2 Kapbeleid Eindhoven: "Niet kappen tenzij"
De belangrijkste conclusies uit 'Niet kappen tenzij' zijn:
De boomwaarde die door herprofilering moet worden gekapt, dient in het gebied tegen dezelfde waarde gecompenseerd te worden. Naast de aanschaf van de boom behoren ook de kosten voor planten, boompalen, bodemverbetering met bomenzand en/of bomengranulaat en eventueel ondergrondse boombunkers.
Aangezien het overgrote deel van de Aalsterweg en de A. Coolenlaan behoort tot een groenstructuur met 'Hoge groenambitie' (bomen in stad groen beeldbepalend)), bedraagt de compensatiefactor 2. Het meest zuidelijke gedeelte van de Aalsterweg (richting A2), dat ligt binnen de ruimtelijke strategie 'Multifunctioneel groen' heeft een compensatiefactor van 1.
3.7.3 Bomenbeleidsplan 2008: Ruimte voor bomen
Het Bomenbeleidsplan 2008 'Ruimte voor bomen' is in april 2008 door de raad van de gemeente Eindhoven vastgesteld. Doel van het bomenbeleidsplan is het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en het groene imago van Eindhoven. Het Bomenbeleidsplan vormt een bindend kader tot 2020. Het is een strategisch beleidskader voor de instandhouding en versterking van de Eindhovense boomstructuur.
In de bijlage van het bomenbeleidsplan wordt het beleid ten aanzien van bomen op strategisch niveau uitgewerkt. Aandacht wordt onder meer besteed aan de bomenstructuur op gemeentelijk niveau en de cultuurhistorische structuur. Voor concrete projecten wordt aangegeven hoe door middel van een Quickscan Bomen en een eventuele boomeffectrapportage bepaald kan worden of er belemmerende factoren zijn voor bomen binnen de projectgrenzen en 10 meter daar buiten.
In het nieuwe ontwerp van de Aalsterweg e.o. staat de waardering en de inpassing van het groen, met name de bestaande bomen, op een zeer belangrijke plaats. Naast de ontwerptekeningen die gemaakt zijn, zijn de belangrijkste aspecten van het ontwerp in deze paragraaf beschreven.
a). Aalsterweg, kruising Floralaan - A.Coolenlaan
Op de kruising van de Aalsterweg met de A.Coolenlaan/Floralaan vindt een ingrijpende reconstructie plaats van verkeersstromen. Dit heeft tot gevolg dat een aantal bomen gekapt moeten worden. Deze bomen worden ter plaatse gecompenseerd.
Getracht is om het groen (bermen en bomen) zo ver mogelijk richting het kruispunt door te trekken om ontgroening en een te groot verhardingsoppervlakte te voorkomen.
b). Aalsterweg, traject A.Coolenlaan-snelweg A2
Door de aanwezigheid van de vele waardevolle oude bomen aan de Aalsterweg is gekozen om het tracé van de HOV vanaf de Theo Koomenlaan niet binnen het huidige profiel in te passen, maar over de sportvelden van Genneper Parken te laten verlopen. Vanaf de Pasteurlaan gaat de HOV vanaf de Aalsterweg uitbuigen naar het toekomstige tracé over het sportterrein van Genneper Parken. Als gevolg hiervan en als gevolg van de handhaving van het monument 'Aalsterweg 310', komt de HOV over eigendom van Brabant Water te liggen. Hierdoor wordt een terreingedeelte van Brabant Water aangekocht en zullen daar een groot aantal bomen gekapt worden.
De HOV komt, op het sportterrein van Genneper Parken, aan de westzijde van de bestaande houtsingel te liggen. De HOV zal een drietal lanen doorkruisen, waardoor een aantal bomen verwijderd moeten worden. In het meest zuidelijke gedeelte van de Aalsterweg (richting A2) doorkruist de HOV nog een houtsingel, waardoor ook hier bomen gekapt moeten worden.
De bomen in de houtsingel (gelegen tussen het fietspad aan de Aalsterweg en de HOV-baan) zullen zo veel mogelijk worden ingepast. Tussen de HOV en de sportvelden zal een nieuwe houtsingel worden aangelegd.
3.7.4 Historische groenstructuur
Naast grotere historische landschappelijke en groenstructuren bevinden zich verspreid door de stad ook kleinere groenstructuren met een cultuurhistorische waarde. Ook enkele laanbeplantingen zijn aangeduid als historische groenstructuur. De laanbeplanting langs de radiaal Aalsterweg is ook aangeduid als historische groenstructuur omdat deze kenmerkend is voor de inrichting van deze radiaal.
3.8 Kabels, Leidingen En Straalpaden
De aanwezige kabels en leidingen vormen geen belemmering voor dit plan omdat alle knelpunten op te lossen zijn door leidingen te verleggen of aan te passen.
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Het bestemmingsplan ziet op de realisatie van een HOV-baan. Op het tracé ligt nu ook al een weg danwel komt de HOV-baan naast een bestaande weg te liggen. De vestiging van nieuwe bedrijven is niet aan de orde, met uitzondering van het pand aan de Aalsterweg 310. De woonbestemming van dit pand wordt gewijzigd in kantoren met praktijkruimte. Dit betekent dat er in dit pand ook lichte milieubelastende bedrijven (milieucategorie 1 en 2) zijn toegestaan. Er zijn verder geen bedrijven in de omgeving aanwezig die een belemmering vormen voor dit plan.
4.2 Geluid
Wegverkeerslawaai
De akoestische consequenties van de aanleg van HOV2 op de Aalsterweg voor de aangrenzende geluidgevoelige bestemmingen zijn door SRE Milieudienst in beeld gebracht. In de rapportage "2e HOV-lijn Aalsterweg te Eindhoven" d.d. 6 september 2012 (Bijlage 5 bij de toelichting) staan de berekeningsresultaten weergegeven.
Als gevolg van de aanleg van HOV2 is er op één plaats langs de Aalsterweg, bij huisnummer 310, sprake van een toename van de geluidbelasting met 2 dB. Volgens de Wet geluidhinder is er dan sprake van een reconstructie, waarbij onderzocht moet worden in hoeverre er mogelijkheden zijn om de toename van de geluidbelasting teniet te doen.
Er is gekozen voor het wijzigen van de bestemming van het pand Aalsterweg 310 in een niet geluidgevoelige bestemming, zodat hier een verdere toetsing achterwege kan blijven.
Bij alle overige geluidgevoelige bestemmingen is geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
Railverkeerslawaai
Het plangebied ligt niet in de zone van een spoorweg.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet in de zone van een industrieterrein.
Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt buiten de 35 Kosteneenhedenlijn van vliegveld Eindhoven.
4.3 Luchtkwaliteit
Voor de HOV2 traject Aalsterweg is nagegaan of het plan voldoet aan de wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit. Deze is beschreven in de Wet luchtkwaliteit (Wm hoofdstuk 5, onder titel 5.2). Momenteel is het NSL van kracht. Alleen wanneer projecten wel 'in betekenende mate' bijdragen aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen. Vanaf 2015 is het NSL niet meer van kracht en dient weer getoetst te worden aan de 'standaard' grenswaarden. Onderstaande tekst gaat in op de wet en regelgeving en het NSL. Vervolgens volgt toetsing van het plan zowel om na te gaan of het plan 'in betekenende mate' bijdraagt (en hoeveel) en of voldaan wordt aan de grenswaarden vanaf 2015.
Regelgeving algemeen
Wet luchtkwaliteit en NSL
De 'Wet luchtkwaliteit' is op 15 november 2007 in werking getreden (Stb. 2007, nr. 434) en is gewijzigd op 12 maart 2009 (Stb., nr. 158). De wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (m.n. hoofdstuk 5, onder titel 5.2) op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De aanleiding hiervan is de maatschappelijke discussie die ontstaan is als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.
De Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
De Nederlandse overheid heeft de EU verzocht om verlenging van de termijn (derogatie) waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie hiermee ingestemd. Het tijdstip waarop aan de normen voor PM10 moet worden voldaan is uitgesteld tot 11 juni 2011. De datum waarop aan de jaargrenswaarde voor NO2 moet worden voldaan bedraagt 1 januari 2015. In de tussenperiode gelden/golden tijdelijk de volgende verhoogde grenswaarden. Voor NO2 geldt nu nog een jaargemiddelde van 60 microgram/m3.
Het NSL is per 1 augustus 2009 van kracht geworden. Hierdoor zijn onder andere de uitvoeringsregels rond saldering verruimd en is de definitie van 'niet in betekenende mate' (NIBM) verlegd naar 3% van de grenswaarde. Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van de 'Wet luchtkwaliteit' c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend
Planbeschrijving en toetsing binnen NSL
Het plan omvat de aanleg van Hoogwaardig Openbaar Vervoer op het traject rond de Aalsterweg. Ten behoeve van het HOV wordt een aparte busbaan aangelegd op de Aalsterweg. Hierdoor zal een deel van het verkeer zich verplaatsen naar andere wegen, waarvan de Leenderweg het grootste deel voor haar rekening krijgt. De hoeveelheid verkeer op de Aalsterweg zal juist afnemen als gevolg van het plan. Voor de bepaling van intensiteiten is gebruik gemaakt van telgegevens uit Basec en van de rapportage "HOV Aalsterweg, simulatieonderzoek schetsontwerp", DHV, maart 2012. De toename van het verkeer op de Leenderweg bedraagt 851 (etmaalintensiteit) in 2015 op basis van een autonome groei van 5%. De toename als gevolg van deze autonome groei én aanleg van de HOV2 op de Aalsterweg bedraagt 1550 (rapportage DHV). De toename als gevolg van het plan bedraagt dan 699.
Met de zogenaamde NIBM-tool (beschikbaar via Infomil) kan op eenvoudige wijze een (worstcase) berekening worden uitgevoerd om na te gaan of er sprake is van een 'niet in betekenende mate' plan. Uit een berekening met de NIBM-tool (versie 8-06-2011) blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer op de Leenderweg als gevolg van de aanleg van HOV2 aan NO2 ten hoogste 0,9 microgram/m3 bedraagt. De bijdrage aan PM10 bedraagt ten hoogste 0,24 microgram/m3. Uit een berekening met de NIBM-tool blijkt derhalve dat de grens van 3% van de grenswaarde (1,2 microgram/m3) niet wordt overschreden. Het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij zodat geen nader onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig is.
De luchtkwaliteitseisen van de Wet luchtkwaliteit vormen geen belemmering voor het plan wanneer de activiteiten 'niet-in betekenende' mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (artikel 5.16 lid 1 onder c Wm). Gesteld kan worden dat de ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit.
Toetsing aan grenswaarden na 2015
Wanneer de 2e HOV-lijn na 1 januari 2015 in gebruik wordt genomen is het (huidige) NSL niet meer van kracht en gelden voor zowel PM10 als NO2 de 'standaard' grenswaarden (i.e. 40 microgram/m3).
De Monitoringstool is het te hanteren rekenmodel om prognoses voor het jaar 2015 uit te voeren. Op basis van de Monitoringstool 2011 blijkt dat in het jaar 2015 in de situatie zonder 2e HOV-lijn, in de variant met lokale maatregelen, overal langs het traject en langs de Leenderweg zal worden voldaan aan de grenswaarden voor PM10 en NO2. De concentratie PM10 is nergens hoger dan 30 microgram/m3. De concentratie NO2 is aan de Leenderweg ten hoogste 37,2 microgram/m3. Op andere plaatsen langs het traject is concentratie NO2 niet hoger dan 36 microgram/m3.
Uit onderzoek is gebleken dat met de komst van de 2e HOV-lijn voor NO2 de concentratie met maximaal 0,9 microgram/m3 zal toenemen. Voor PM10 bedraagt de toename ten hoogste 0,24 microgram/m3. Gezien het voorgaande kan gesteld worden dat de realisatie van de 2e HOV-lijn niet zal leiden tot overschrijding van de luchtkwaliteitseisen. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit project.
4.4 Externe Veiligheid
Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten alsmede het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
Ten aanzien van bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; oktober 2004) van toepassing. Ten aanzien van transport is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs) van toepassing. Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico.
1. Plaatsgebonden Risico (PR):
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk kan worden getroffen door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.
2. Groepsrisico (GR):
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep (tenminste 10 personen) tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
Visie Externe Veiligheid
De gemeente Eindhoven heeft de visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' opgesteld. De gemeenteraad heeft de visie op 19 mei 2009 vastgesteld waardoor het een kaderstellend beleidsstuk is geworden. Dit betekent dat locale ruimtelijke besluiten en milieubeheervergunningen vanuit de visie kunnen worden gemotiveerd.
Conclusie
De HOV lijn veroorzaakt geen risico's voor de omgeving. Verder is de HOV lijn geen (beperkt) kwetsbaar object. De HOV lijn heeft geen consequenties voor externe veiligheid.
4.5 Bodem
Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties.
In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn de gegevens van alle bekende bodemonderzoeken opgenomen.
Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. Dergelijke locaties zijn op dit moment binnen het plangebied dan ook niet bekend.
Wel is binnen het plangebied een locatie bekend waar sprake is geweest van een ernstig geval van bodemverontreiniging (zie fig 1):
1. randweg Ehv zuid (A2-A67), toerit A; Polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de grond. Deze verontreiniging is in 2006 deel gesaneerd.
Het plangebied ligt in de beschermingszone van waterwingebied Aalsterweg. Om de drinkwaterwinning te beschermen gelden hier strengere eisen aan de aanleg van infrastructuur. Deze eisen staan opgesomd in de Provinciale Milieuverordening.
4.6 Natuur En Flora & Fauna
Voor het traject van de HOV2-lijn zijn drie onderzoeken uitgevoerd. Deze zijn als bijlage bij deze toelichting opgenomen:
- 1. Natuurtoets traject tweede HOV-lijn, Eindhoven, Actualisatie natuurtoets in het kader van de Flora-en faunawet, Bureau Waardenburg d.d. 25 juni 2012, Bijlage 1;
- 2. Inventarisatie beschermde soorten tweede HOV-lijn, Eindhoven, Onderzoek in het kader van de Flora-en faunawet, Bureau Waardenburg d.d. 20 oktober 2011, Bijlage 2;
- 3. Natuurwaarden traject tweede HOV-lijn, Eindhoven; Bureau Waardenburg, januari 2010, Bijlage 3.
De aanbevelingen uit die rapporten zullen worden overgenomen bij de aanleg van de HOV-baan. Daarnaast hebben een vleermuizendeskundige en een eekhoorndeskundige onderzoek gedaan langs de Aalsterweg. Er zijn geen eekhoornnesten aangetroffen en er zijn ook geen belemmeringen voor vleermuizen aangetroffen.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Aanleiding voor de waterparagraaf is de realisatie van een hoogwaardig openbaar vervoerverbinding (HOV) die loopt vanaf Nuenen, via het centrum van Eindhoven naar de Aalsterweg, en eindigt bij de High Tech Campus in Gestel. De paragraaf beschrijft de huidige water situatie in het plangebied Aalsterweg en omgeving. Middels deze waterparagraaf wordt aangegeven of en welke duurzame maatregelen met betrekking tot het watersysteem te realiseren zijn en of de veranderingen gevolgen hebben voor het bestaande watersysteem. Het doet dit door ruimtelijke plannen onder meer te toetsen aan "hydrologisch neutraal" conform landelijk en lokaal waterbeleid.
Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c, van het Besluit ruimtelijke ordening. De waterparagraaf is tot stand gekomen met een werkwijze volgens de Handreiking Watertoets. Basis vormen documenten die zijn vastgelegd met instemming van het Waterschap De Dommel en de Provincie Noord-Brabant (Gemeentelijk rioleringsplan) of zelfs mede worden ondertekend door deze partijen (Waterplan).
5.2 Gemeentelijk Beleid
5.2.1 Gemeentelijk rioleringsplan
Op 1 januari 2011 is het nieuwe gemeentelijk rioleringsplan (GRP) van kracht geworden, dit is geldig tot en met 2014. Het GRP bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak waarbij het regenwater gescheiden van afvalwater wordt ingezameld, zoveel mogelijk wordt geborgen en afgevoerd naar het oppervlaktewater.
5.2.2 Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, waterschap De Dommel, provincie Noord-Brabant en waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" geeft het gezamenlijk streefbeeld van de waterpartijen weer. Het deel "Taken en Bevoegdheden" regelt de (verdeling van de) verantwoordelijkheden voor het stedelijk water tussen de vier waterpartijen. Het deel "Maatregelen" geeft de projecten weer die de komende jaren uitgevoerd worden. Deze projecten zijn ingedeeld naar de vier thema´s (programmalijnen) van het Visiedocument. Het gehele Waterplan is bestuurlijk bekrachtigd met een convenant in januari 2006. Eén van de belangrijkste doelstellingen uit het Waterplan is het realiseren van een waternetwerk in de stad.
5.3 Beleid Waterschap En Provincie
Waterschap De Dommel heeft het Waterbeheersplan 2010-2015 "Krachtig water" vastgesteld. Hierin zijn de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap opgenomen. De provincie Noord-Brabant heeft het Provinciaal Waterplan (2010-2015) vastgesteld.
5.4 Huidige Situatie Van Het Watersysteem
De Aalsterweg vormt een noord-zuid verbinding tussen de ring (Boutenslaan/Leostraat) en de A67 (zie figuur 1). Het is een druk bereden weg met, vanaf de ring gezien, een stedelijk karakter tot aan de Pasteurlaan (zone 1). Dat wil zeggen een nagenoeg (m.u.v. de boomvakken) verhard profiel van gevel tot gevel. Vanaf de Pasteurlaan begeeft de Aalsterweg zich in een opener en groener gebied waar rij-, voet- en fietspaden van elkaar gescheiden zijn middels brede bermen voorzien van bomen en greppels (zone 2). Het plangebied heeft een totale lengte van ongeveer 1800 meter. In het stedelijke gedeelte van de Aalsterweg (zone 1) is alle verharding gekoppeld aan het gemengde riool. Vanaf de Pasteurlaan is de Aalsterweg gedeeltelijk aangesloten op een regenwaterleiding die via de Theo Koomenlaan loost op de Tongelreep (zone 2). Omdat de Aalsterweg grotendeels in een grondwater- beschermingsgebied ligt (zone 1 gedeeltelijk, zone 2 volledig) zijn alle verharde weg oppervlakken aangesloten op de riolering. Slechts enkele voet- en fietspaden wateren af op greppels. Infiltratie vind dus nagenoeg niet plaats.
De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat uit leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als matig doorlatend. Indien bodem verbeterende maatregelen worden genomen of voorzieningen van grote omvang worden aangelegd is infiltratie van regenwater in de bodem binnen het plangebied middelmatig mogelijk.
In het plangebied bevinden zich enkele peilbuizen. De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar. Ter indicatie: de grondwaterstand varieert thans tussen de 0,90 & 1,80 m-mv. Het plangebied staat bij de gemeente niet bekend als knelpunt voor wateroverlast door regenval.
Checklist Watersysteem (aanwezigheid binnen plangebied) | |
Hoofdwatergang cq open water | Nee, wel in nabijheid van de Tongelreep |
Zijwatergang | Nee |
Keurgebied binnen plangebied? | Nee |
Binnen 25-100 jaarszone? | Nee, wel in directe nabijheid |
Binnen boringsvrije zone? | Ja |
Ecologische verbindingszone? | Nee |
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? | Ja, evenwijdig aan gedeelte van de rand van de EHS |
Attentiegebied EHS | Nee |
Rioolwatertransportleiding | Nee |
Waterschap gemaal | Nee |
Landelijke afvoernorm binnen plangebied | Varieert tussen de 0,66 & 1,33 l/s/hectare |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Nee |
Infiltratie praktisch mogelijk? | Ja |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | Nee |
5.5 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
In het toekomstig profiel wordt teruggegaan van maximaal 3 rijstroken voor wegverkeer nu, naar 2x1 voor wegverkeer en 2x1 voor HOV. In zone 1 van het plangebied wordt dit grotendeels gedaan door een andere indeling van het bestaande wegprofiel. Dit in tegenstelling tot zone 2 (Ongeveer vanaf de Pasteurlaan tot aan de A67) waar de HOV2 baan een vrijliggend profiel ten westen van de bestaande Aalsterweg in het groen krijgt. Nu is dat gebied nagenoeg onverhard.
In zone 1 is er geen toename (eerder afname) van het verhard oppervlak. Een van de uitgangspunten van het traject is het behouden van de groene laanstructuur in de Aalsterweg. Daarom worden bomen zoveel mogelijk gespaard en de aanwezige groene ruimte waar mogelijk vergroot (ontharden). Afstromend wegwater (ook van de HOV2 baan) blijft in dit gebied aangesloten op kolken en zal via het bestaande gemengde stelsel lozen op de RWZI van Eindhoven. Door al deze maatregelen is compensatie in zone 1 niet noodzakelijk.
Dat is anders voor zone 2. Vanaf de Pasteurlaan is er, door de aanleg van de vrijliggende HOV2 baan, wel een duidelijk toename van het verhard oppervlak. Compenserende maatregelen zijn derhalve noodzakelijk. Omdat zone 2 qua ondergrond (kabels en leidingen) een complex en potentieel conflicterend gebied is, bestaan er 2 varianten om invulling te geven aan de wateropgave:
- 1. De vrij liggende HOV2 baan vanaf de Pasteurlaan voorzien van een HWA afvoer leiding en met een knijpvoorziening (ter hoogte van de T-kruising Aalsterweg/Theo Koomenlaan) vertraagd laten leeglopen in het HWA riool van de Theo Koomenlaan. De HWA leiding moet voldoende groot zijn om de wateropgave te kunnen bergen. Bij keuze voor deze oplossing zullen waar mogelijk bestaande (weg)verhardingen worden afgekoppeld (m.u.v. drukke kruisingsvlakken). Om deze variant te realiseren is de aanleg van een groot regenwaterriool onder de HOV2 baan noodzakelijk.
- 2. Het plangebied ligt in een boringsvrije zone. Infiltratie van regenwater afkomstig van vervuilde wegoppervlakken is daarbinnen niet toegestaan. De gebruiks frequentie van de HOV2 baan is echter dusdanig laag dat er geen noemenswaardige vervuiling van mag worden verwacht. Dat maakt infiltratie in potentie mogelijk. Door aanvullend het (selectief) opgevangen regenwater te zuiveren kan de wateropgave d.m.v. infiltratie verwerkt worden binnen het plangebied. Het zuiveren gebeurt daarbij door het opgevangen regenwater via een humus rijke toplaag te laten infiltreren in de ondergrond. Dit, of via sloten met (riet)beplanting, zorgt voor meer dan voldoende zuivering van het afstromende regenwater. Om deze variant te realiseren zal een kleine HWA afvoerleiding onder de HOV2 baan aangelegd worden die afwateren op (nieuwe) sloten met de genoemde zuiverende voorzieningen.
Beide varianten zijn in een vooroverleg met de Provincie Noord-Brabant en Brabant Water besproken en akkoord bevonden. Momenteel is er echter nog geen duidelijkheid over welke (combinatie van) variant(en) gekozen gaat worden. Beide oplossingen voldoen echter aan de gestelde wateropgaven. In het volgende hoofdstuk wordt dit nader uitgewerkt.
Ongeacht de keuze voor variant 1 of 2 geeft de realisatie van de HOV2 de gemeente Eindhoven de mogelijkheid om verdere invulling te geven aan twee nog in ontwikkeling zijnde waterstructuren. Tijdens de aanleg worden de volgende structuren verder uitgebouwd:
- 1. het afgekoppelde gebied van de Pasterulaan e.o. (ongeveer 1,1 hectare) wordt via een onder de HOV2 baan te leggen leiding verbonden met het HWA riool in de Theo Koomenlaan. Via de Theo Koomenlaan stroomt het de Tongelreep in. Dit zal gebeuren via een knijpconstructie.
- 2. de waterstructuur Bloemenbuurt-Kruidenbuurt zal via een nieuwe leiding onder de kruising Aalsterweg/Antoon Coolenlaan worden aangesloten op de slootpartij in diezelfde Antoon Coolenlaan. De slootpartij staat via een overloop in de verbinding met de Tongelreep. Deze verbinding zal worden vergroot om de 20 hectare aangekoppeld verhard oppervlak vanuit de Bloemen/Kruidenbuurt te kunnen verwerken. (Valt buiten de scope van dit bestemmingsplan)
Beide structuren stoppen nu ten noorden van de Aalsterweg alwaar ze op het gemengde stelsel zijn aangesloten. Na realisatie vervallen deze koppelingen en stromen beide structuren via bestaande afwaterstructuren uiteindelijk de Tongelreep in. Hiermee ontlasten ze de RWZI van Eindhoven met in totaal 21,1 hectare afgekoppeld verhard oppervlak.
Als bijlage 1 is het ontwerp van de toekomstige situatie toegevoegd. Om het lange traject leesbaar te houden bestaat deze bijlage uit 4 deelgebieden.
Voor het berekenen van de toename van verhard oppervlak zowel zone 1 als zone 2 opgeteld maar de toename zit in zone 2. M.a.w. vanaf de Pasteurlaan tot aan het einde van het plangebied (de ingang van Motel Eindhoven bij de A67).
Oppervlakten | Huidige hectaren | Toekomstige hectaren |
Verharding (voet, fiets, auto & HOV2) | 5,17 | 5,75 |
Groen (onverhard) | 2,26 | 1,68 |
Totaal plangebied | 7,43 | 7,43 |
Overzicht huidige en toekomstige situatie verhardingen
5.5.1 Gevolgen voor/ door de waterhuishouding
Door realisatie van de herinrichting neemt binnen het plangebied het verhard oppervlak met ca. 5800 m2 toe wat zich vertaald in een benodigd bergend volume van a 255 m3. Benodigde compenserende maatregelen worden genomen door een HWA riool onder de toekomstige busbaan met een minimale diameter van 600mm aan te leggen (variant 1). Over een lengte van +/- 840 meter levert dat een bergend volume op van ca 235 m3. Om dit te kunnen benutten zal er in de kruising met de Aalsterweg / Theo Koomenlaan een knijpvoorziening worden gecreëerd met een maximaal debiet van 0,58 l/s. (gebaseerd op de gemiddelde 1,00 l/s/hectare over het aangesloten verhard oppervlak). Overige berging wordt bereikt door de Aalsterweg waar mogelijk af te koppelen. Deze oplossing voert en vertraagd regenwater naar buiten het plangebied. Bij variant 2 wordt regenwater binnen het plangebied opgevangen en verwerkt/gezuiverd om vervolgens te infiltreren. Een kleine afvoerleiding onder de busbaan transporteert daarvoor het opgevangen regenwater naar een bestaande en nieuw aan te leggen waterbekken c.q. sloot naast een gedeelte van de HOV2 baan. De plek evenwijdig aan de populieren (ten zuiden van de sporthal) is daarvoor geschikt en heeft voldoende inhoud voor het benodigde volume. Vanaf daar kan het infiltreren, of bij een te groot aanbod, overlopen naar de Tongelreep. Bij deze variant blijft regenwater grotendeels binnen het plangebied aanwezig. Het meest zuidelijke stuk van de HOV baan wordt aangesloten (na opschonen) op de sloot evenwijdig aan de Stappendijk.
5.5.2 Waterkwaliteit
Bij de inrichting, bouw en beheer fase worden zo min mogelijk vervuilende stoffen toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Blootstelling van uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, koper en lood aan regenwater moet tot een minimum beperkt worden. Ook een gifvrij beheer van de ruimte (weg- en groenbeheer) levert een belangrijke positieve bijdrage aan de waterkwaliteit en dient aandacht te krijgen bij het uitwerken van het beheersplan voor de ontwikkeling. Ook zijn er op 05-09-2012 afspraken gemaakt met de Provincie en Brabant Water m.b.t. de infilitratiemogelijkheden. Dit mag enkel gebeuren indien geen risicogebieden (zoals HOV kruisingen & opstapplaatsten) op het HWA riool worden aangesloten. Daarnaast dient het strooiregime extra aandacht te krijgen. Enkel de breedte van de HOV2 baan strooien, daarbij gebruik makend van natte strooi technieken & alleen strooien indien echt noodzakelijk. Reden daarvoor is de ligging in de boringsvrije zone van een grondwaterbeschermingsgebied. Ook moeten de plekken waar het opgevangen regenwater water zich verzamelt (de sloten) voorzien worden van een humusrijke toplaag om mogelijke vervuiling te binden aan de toplaag van de grond.
5.6 Afspraken Waterschap
In juni 2011 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Daarbij zijn beginselen vastgelegd over de invulling van de waterhuishoudkundige aspecten van deze reconstructie. Ten opzichte van de huidige inrichting neemt het verharde oppervlak met minimaal 5800 m2 toe. Afgesproken is dat twee varianten in aanmerking komen om de wateropgave op te vangen. Waterberging aanbrengen in bergende buis onder de vrijliggende HOV baan (zone 2) of opvang en infiltreren binnen het plangebied. Een keuze daarin is nog niet gemaakt maar zal altijd in overleg met het waterschap gebeuren.
In het gedeelte van plangebied wordt de riolering aangesloten op het bestaande gemengde riool (zone 1). Door uitvoering van dit ontwerp zal er een bruto toename zijn van het verhard oppervlak met 0,5 hectare. Echter door het gereedkomen van 2 waterstructuren en de gekozen oplossingen (variant 1 of 2) zal een extra 21,6 hectare worden afgekoppeld van het gemeentelijk rioleringsstelsel en de Tongelreep instromen. Het ontwerp heeft daarin zowel kwalitatief als hydrologische positieve effecten op de omgeving (verschilt per variant). Op 10 oktober 2012 heeft Waterschap de Dommel daarom ingestemd met de voorgestelde maatregelen en is het wateradvies afgedaan.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "HOV-baan Aalsterweg" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.
6.2 Planmethodiek
Er is, conform de Wet ruimtelijke ordening, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere eisenregeling.
6.3 Verbeelding
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt gegeven.Voor de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. De analoge en digitale verbeelding verschillen qua verschijning van elkaar omdat de manier van raadplegen verschillend is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
6.4 Planregels
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.
6.4.1 Inleidende regels
De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.
In de Begrippen (artikel 1 Begrippen) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.
In het artikel over de Wijze van meten (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
6.4.2 Bestemmingsregels
De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Bestemming 'Gemengd' (artikel 3)
Het monumentale pand aan de Aalsterweg nummer 310 heeft de bestemming 'Gemengd' gekregen. Dit vanwege het toekomstige gebruik van dit monument. De volgende functies worden mogelijk gemaakt: kantoor, dienstverlening , bedrijven (cat 1 en 2) en horeca (restaurant). Geluidgevoelige bestemmingen worden niet mogelijk gemaakt.
Bestemming 'Maatschappelijk' (artikel 4)
Ter plaatse van deze bestemming wordt een parkeerterrein behorende bij het politiebureau mogelijk gemaakt. Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd voor nutsvoorzieningen of voorzieningen voor duurzame energie.
Bestemming 'Verkeer' (artikel 5)
Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. De HOV-baan wordt ook mogelijk gemaakt binnen deze verkeersbestemming. Afslagen naar links en rechts vallen niet onder het begrip rijstrook dat in dit artikel gebruikt wordt.
Dubbelbestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied (artikel 6)
Deze bestemming is opgenomen om het waterbergingsgebied aan te geven. Er zijn geen specifieke regels in het bestemmingsplan opgenomen omdat de regels reeds in het beleid van de provincie en het waterschap zijn opgenomen.
6.4.3 Algemene regels
Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, Algemene bouwregels, Algemene gebruiksregels en deAlgemene afwijkingsregels. Onder verwijzing naar de provinciale milieuverordening zijn in de Algemene aanduidingsregels de milieuzone -boringsvrije zone, milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied en milieuzone -waterwingebied opgenomen.
6.4.4 Overgangs-en slotregels
In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrechten deSlotregel opgenomen.
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
De gemeente heeft in maart 2009 het toezicht- en handhavingsprogramma 2009 vastgesteld.
In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop.
Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen.
De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.
Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.
De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.
Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door 7 basisprincipes:
- Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
- Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
- Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
- Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
- In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
- In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
- We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.
Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.
Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:
- Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
- Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
- Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .
Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2008). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.
In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.
7.2 Handhaving Voorliggend Plan
Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.
Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
De herinrichting van de Aalsterweg ten behoeve van de tweede hoogwaardig openbaar vervoerlijn wordt geraamd op 10.4 miljoen euro. Voor de uitvoering van dit project is de volgende financiële dekking voorzien.
- bijdrage gemeente Eindhoven: 3.5 miljoen euro (raadsbesluit van 8 november 2011)
- bijdrage uit AROV-middelen (Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer): 3.45 miljoen euro
- bijdrage Provincie Noord-Brabant: 3.45 miljoen euro
Hiermee is het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar.
8.2 Planschade
Als gevolg van de aanleg van de HOV-baan Aalsterweg wordt geen planschade verwacht. Reden hiervoor is dat de planologische situatie maar in zeer geringe mate wijzigt.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro
Er heeft een bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro plaatsgevonden.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Over dit bestemmingsplan heeft vooroverleg plaatsgevonden met het waterschap, de provincie en Brabant Water.
Voor de realisering van de HOV-baan zijn gronden verworven van Brabant water. Hierdoor moet een waterput op de hoek Antoon Coolenlaan - Aalsterweg worden verplaatst.
Hierover is overeenstemming bereikt met Brabant Water.
Het opheffen van een waterput is in strijd met de provinciale milieuverordening (PMV).
In het kader van het wettelijke vooroverleg is dit aspect uitvoerig met de provincie besproken en dit heeft geleid tot de conclusie dat de provincie kan instemmen met dit bestemmingsplan waarbij de PMV door Provinciale Staten zal worden aangepast zodat de strijdigheid met de PMV wordt opgeheven. Het betreft het vervallen van een waterput op de hoek Aalsterweg - Antoon Coolenlaan. Aan de Velddoornweg krijgt Brabant Water compenserende gronden aangeboden. Per saldo wordt de situering van de waterputten ten opzichte van de huidige situatie aanmerkelijk verbeterd.
9.3 Inspraak En Samenspraak
In maart 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders de projectbeschrijving Tweede HOV-lijn vastgesteld. Hierin zijn onder andere organisatie, planning, ambitie en financien geregeld.
Een belangrijk onderdeel is de communicatie en burgerparticipatie op basis van de Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008. Het werken met klankbordgroepen is het belangrijkste middel waarmee binnen het project HOV2 invulling gegeven wordt aan samenspraak. Samenspraak is een werkwijze waarbij gemeente, burgers en andere belanghebbenden in een zo vroeg mogelijk stadium, waarbij nog invloed mogelijk is, samenwerken. Doel is om samen iets te ontwikkelen voordat de gemeente (college/raad) een definitief besluit neemt. Dit via een open houding naar elkaar en via een vooraf vastgestelde aanpak.
Voor de totstandkoming van dit bestemmingsplan is een aantal communicatiemiddelen ingezet. Het project HOV2 beschikt over een eigen website www.hov2.nl waarop relevante informatie wordt getoond en het projectteam bereikbaar is voor vragen en opmerkingen.
De klankbordgroep heeft veelvuldig overleg gevoerd met het projectteam HOV2.
Daarnaast is een informatieavond gehouden voor de omwonenden van en afvaardiging van de buurten "Genneperzijde"en "Gerardusbuurt" op 29 maart 2012. Er zijn twee goed bezochte algemene informatieavonden gehouden voor omwonenden en overige belangstellenden. Deze bijeenkomst hebben plaatsgevonden op 12 oktober 2009 en 18 april 2012.
Een belangrijk aspect was het aantonen van de noodzaak om een aantal bomen te moeten kappen. Op het gedeelte tussen de Antoon Coolenlaan en de A2 staan waardevolle oude bomen, met name eiken. Deze eiken bomen worden zo mogelijk ingepast.Om die reden wordt de HOV - baan tussen het Indoor Sportcentrum en Hotel Eindhoven achter de bomenrij langs (terrein sportvelden) gesitueerd. Deze keuze is mede bepaald na overleg met de klankbordgroep en Trefpunt Groen Eindhoven. Helaas moeten op dit stuk 4 grote Kastanjebomen gekapt worden, maar het grootste aantal te kappen bomen betreft een uitgegroeid bosplantsoen nabij Hotel Eindhoven. De compensatie door de aanplant van nieuwe bomen is veiliggesteld.