KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning - 1
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning - 2
Artikel 6 Gemengd - 1
Artikel 7 Gemengd - 2
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Kantoor
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Verkeer - Garageboxen
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Woongebied - Uit Te Werken
Artikel 18 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Artikel 20 Parkeereisen
Artikel 21 Gebruiksregels
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ligging En Begrenzing
2.2 Historisch Perspectief
2.3 Stedenbouwkundige Structuur
2.4 Recente Ontwikkelingen
2.5 Toekomstige Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Volkshuisvesting
3.5 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.6 Verkeer En Parkeren
3.7 Groen
3.8 Maatschappelijke Voorzieningen
3.9 Detailhandel
3.10 Horeca
3.11 Bedrijvigheid
3.12 Kantoren
3.13 Prosititutie
3.14 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
4.2 Geluid
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Bodem
4.6 Natuur
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
5.2 Beleid
5.3 Beschrijving Watersysteem Plangebied
5.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
5.5 Overleg Met Het Waterschap
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
6.2 Planmethodiek
6.3 Verbeelding
6.4 Planregels
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
7.2 Handhaving Voorliggend Plan
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Inspraak En Samenspraak
Bijlage Bij De Toelichting
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Woensel West 2013

Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven

Vastgesteld op 25-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Woensel West 2013 (SVBP2008) van de gemeente Eindhoven.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0772.80176-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan-huis-verbonden-beroep

Een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt tevens verstaan het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf alsmede detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis, dat in of bij een woongebouw wordt uitgevoerd, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-wetenschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft..

1.7 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 bed & breakfast

een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Het is gevestigd in een huis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal 2 verhuurkamers.

1.11 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein wenselijk is.

1.13 beeldbepalende boom

Bomen met een hoge esthetische en belevingswaarde voor de directe omgeving of voor de wijk. De bomen zijn door hun leeftijd, omvang of verschijningsvorm onvervangbaar voor het karakter van de omgeving en vormen bovendien een buitengewoon structurerend element voor de openbare ruimte. Het criterium beeldbepalend zegt tevens iets over de zichtbaarheid.
Een beeldbepalende boom dient voor >50% van de omvang zichtbaar te zijn vanaf openbaar terrein.

1.14 beperkt kwetsbaar object

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. b. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  3. c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  4. d. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  5. e. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  6. f. objecten die met het onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  7. g. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.15 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.16 Bevi-inrichting

Inrichting zoals genoemd in artikel 2 Bevi en alle Revi inrichtingen artikel 1b Revi.

1.17 bedrijfsvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.18 bestaand

bij bouwwerken: bestaand ten tijde van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

bij gebruik: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het desbetreffende gebruiksverbod.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijgebouw

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 buitenschoolse opvang (BSO)

het in georganiseerd verband opvangen van meer dan 6 kinderen in de leeftijdscategorie 4 tot 13 jaar voor en na schooltijd, in de middagpauze en tijdens schoolvakanties.

1.30 café

horeca, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.31 cafetaria/snackbar/afhaalservice

een bedrijf gericht op het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.32 coffeeshop

een bedrijf gericht op het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.

1.33 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.

1.34 dagrecreatie

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.35 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.36 dakopbouw

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel.

1.37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.38 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.39 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.40 discotheek of dancing

een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en daarmee vergelijkbare evenementen.

1.41 eengezinswoningen

als type eengezinswoning wordt beschouwd: elke woning welke tevens een geheel pand vormt. Hieronder vallen vrijstaande woningen, aaneengebouwde woningen, zoals twee onder één kap gebouwde hele huizen, boerderijen met woningen en voorts alle rijenhuizen.

1.42 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.43 evenementen

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak met uitzondering van:

  1. a. bioscoopvoorstellingen;
  2. b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid onder h, van de Gemeentewet;
  3. c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
  4. d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
  5. e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoel in de Wet openbare manifestaties;
  6. f. sportwedstrijden, georganiseerd door een bij de NOC/NSF aangesloten of voor het college erkende instelling, die volgens door die instelling vastgestelde regels worden gehouden of gespeeld en worden gespeeld of gehouden in of op accommodaties waarover de organisator permanent de beschikking heeft;
  7. g. voetbalwedstrijden waarbij tenminste een betaald voetbalorganisatie is betrokken;
  8. h. een optocht, niet zijnde een betoging;
  9. i. op of aan de weg:
    1. 1. een vertoning voor het publiek geven, niet zijnde een betoging;
    2. 2. op enige wijze voor publiek muziek ten gehore te brengen;
    3. 3. een feest of wedstrijd te geven of te houden;
  10. j. ten behoeve van publiek optreden als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op of aan door de burgemeester aangewezen weg of gedeelten daarvan.

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.46 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.47 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.48 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.49 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object

nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.

1.50 gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.

1.51 groepsrisico (GR)

een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.

1.52 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.53 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.54 hoofdgebouw

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt..

1.55 horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.56 hotel

een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.57 invloedsgebied

gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.

1.58 kamerverhuur

de verhuur van (een deel van) onzelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning aan personen voor welke bewoning inschrijving in het bevolkingsregister noodzakelijk is;

1.59 kantoor

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.60 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).

1.61 koffie-/theehuis

een bedrijf gericht op het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.

1.62 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.63 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.64 kwetsbaar object

  1. a. woningen, niet zijnde:
    1. 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare en voor zover die woningen niet behoren tot een risicovolle inrichting;
    2. 2. bedrijfswoningen;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. sociale werkplaatsen, of;
    4. 4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting of;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting.

1.65 lijst van bedrijfsactiviteiten

de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.

1.66 lijst van horeca-activiteiten

lijst met een onderverdeling van horeca-activiteiten naar de mate van mogelijke overlast voor de omgeving zoals opgenomen in Bijlage 2 Lijst van horeca-activiteiten behorende bij deze regels;

1.67 lunchroom

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken.

1.68 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.

1.69 mantelzorg

het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.

1.70 meergezinswoningen

als meergezinswoning wordt beschouwd: elke woning die samen met andere woonruimten c.q. bedrijfsruimten een pand vormt. Hieronder vallen flats, galerij-, portiek-, beneden- en bovenwoningen, appartementen en woningen boven bedrijfsruimten, voorzover deze zijn voorzien van een buiten de bedrijfsruimte gelegen toegangsdeur.

1.71 nevenactiviteiten

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.

1.72 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.73 onzelfstandige woonruimte, kamer

woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

1.74 overkraging

een ten opzichte van de gevel voor uitspringend deel van een gebouw dat zich geheel of gedeeltelijk boven de openbare weg of boven andere bestemmingen bevindt.

1.75 peil

0.30 m' boven de kruin van de weg.

1.76 pension

een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.

1.77 plaatsgebonden risico (PR)

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is. Het plaatsgebonden risico moet worden berekend gebruikmakend van de rekenmethogdiek Bevi, tenzij anders is bepaald in artikel 2, lid 1 en artikel 3 lid 1 van de Revi.

1.78 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.79 prostitutiebedrijf

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verrricht.

1.80 PR10-6/jaar contour

een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.81 regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)

regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals deze luidde op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.82 restaurant

een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.83 risicovolle inrichting

  1. 1. inrichtingen bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten en/of
  2. 2. inrichtingen waar opslag, overslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen plaatsvindt én die behoren tot een categorie van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer én waarvan het invloedsgebied tot over de perceelsgrens reikt en/of
  3. 3. inrichtingen waarvoor, krachtens artikel 3.12, 3.17, 3.18, 3.28, 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.7 of 4.81 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, regels gelden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten en/of
  4. 4. een inrichting waarin meer dan 1.000 kg consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit of waarin professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen of bewerkt of
  5. 5. inrichtingen die niet onder 1 tot en met 4 vallen en waarvan de 10-6/jaar contour voor het plaatsgebonden risico is gelegen buiten de bouwperceelsgrens.

1.84 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.85 SPIL centrum

‘SPIL (staat voor Spelen, Integreren, Leren); een hechte samenwerking tussen onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang met als doel optimale ontwikkelingskansen te creëren voor kinderen van 0 tot 12 jaar.

1.86 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.87 verdieping(en)

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.

1.88 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.89 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.90 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze indcidenteel of structureel droogvallen.

1.91 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

1.92 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan.

1.93 Wet milieubeheer

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.94 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.95 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.96 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.

1.97 woongebouw

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens, dan wel de grens van de aanduiding "bijgebouwen" door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens, dan wel de grens van de aanduiding "bijgebouwen" niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" behorende tot de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen;
  2. b. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder 1, met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
  3. c. nutsbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijven';

met de daarbij behorende:

  1. d. erven en terreinen;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de `Lijst van bedrijfsactiviteiten´ mits het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die zijn genoemd in de `Lijst van bedrijfsactiviteiten´ (onder de categorieën 1 en 2) en mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.

Artikel 4 Cultuur En Ontspanning - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. studio's , musea, ateliers, muziek-, dans- en toneelscholen, theaters, bioscopen, en instellingen voor kunstzinnige vorming en/of daarmee vergelijkbare instellingen; culturele activiteiten;

de daarbij behorende:

  1. b. additionele horeca;
  2. c. wegen, straten en paden;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. tuinen, erven en terreinen;
  5. f. parkeervoorzieningen;
  6. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik of te laten gebruiken van (bij)gebouwen voor zelfstandige bewoning;
  2. b. het gebruik of te laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 5 Cultuur En Ontspanning - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - 2' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. a. prostitutie

de daarbij behorende:

  1. b. wegen, straten en paden;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. tuinen, erven en terreinen;
  4. e. parkeervoorzieningen;
  5. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 5.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik of te laten gebruiken van (bij)gebouwen voor zelfstandige bewoning;

Artikel 6 Gemengd - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woongebouwen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  2. b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven genoemd in de `Lijst van horeca-activiteiten´ (bijlage 2) behorende tot categorie 1;
  4. d. maatschappelijke doeleinden uitsluitend op de begane grond;
  5. e. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  6. f. kantoor uitsluitend op de begane grond
  7. g. in afwijking van het bepaalde onder d. geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' kantoren op de verdiepingen;
  8. h. bedrijven in de categorie 1 en 2 uitsluitend op de begane grond;
  9. i. voorzieningen voor openbaar nut.

met de daarbij behorende:

  1. j. wegen, straten en paden;
  2. k. groenvoorzieningen;
  3. l. tuinen, erven en terreinen;
  4. m. parkeervoorzieningen;
  5. n. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. o. nutsvoorzieningen;
  7. p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep is maximaal 75 m2 per woning;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
  3. c. het gebruik of te laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting is niet toegestaan.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1en tevens bedrijven toestaan, die niet voorkomen in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" of op grond van deze staat niet zijn toegestaan doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in "Lijst van bedrijfsactiviteiten" onder de categorieën 1 en 2 , mits het geen geluidszoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen betreft.

Artikel 7 Gemengd - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woongebouwen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  2. b. detailhandel met dien verstande dat maximaal 10 detailhandelsvestigingen zijn toegelaten binnen de bestemming, per vestiging maximaal 50m2 aan detailhandel is toegelaten en detailhandel uitsluitend is toegelaten op de begane grond;
  3. c. maatschappelijke doeleinden;
  4. d. dienstverlening;
  5. e. bedrijven in de categorie 1 en 2;
  6. f. voorzieningen voor openbaar nut.

met de daarbij behorende:

  1. g. wegen, straten en paden;
  2. h. groenvoorzieningen;
  3. i. tuinen, erven en terreinen;
  4. j. parkeervoorzieningen;
  5. k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. l. nutsvoorzieningen;
  7. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep is maximaal 75 m2 per woning;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
  3. c. het gebruik of te laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting is niet toegestaan.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1en tevens bedrijven toestaan, die niet voorkomen in de "Bijlage 1 Lijst vanbedrijfsactiviteiten" of op grond van deze staat niet zijn toegestaan doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in "Lijst vanbedrijfsactiviteiten" onder de categorieën 1 en 2 , mits het geen geluidszoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen betreft.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. paden;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  6. f. beheer en/ of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;
  7. g. kunstobjecten;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1': hondenuitlaatplaats

met daarbij behorende:

  1. i. verhardingen;
  2. j. parkeervoorzieningen;
  3. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat - en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Horeca´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven genoemd in de `Lijst van horeca-activiteiten´ (bijlage 2) behorende tot categorie 1, 3 en 6;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca -1' zijn gebouwen ten behoeve van horecabedrijven genoemd in de `Lijst van horeca-activiteiten´ (bijlage 2) behorende tot categorie 2 toegelaten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca -2' is één coffeeshop toegelaten;
  4. d. woongebouwen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen;

met daarbij behorende:

  1. e. wegen en paden;
  2. f. groenvoorzieningen;
  3. g. parkeervoorzieningen;
  4. h. tuinen, erven en terreinen;
  5. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Kantoor´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van kantoren;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. tuinen, erven en terreinen;
  5. f. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  6. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. sociale veiligheid;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn tevens toegelaten woongebouwen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen;

met daarbij behorende:

  1. c. horecavoorzieningen, detailhandelsvoorzieningen en dienstverlenende bedrijven voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. speelvoorzieningen;
  5. g. tuinen, erven en terreinen;
  6. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Maatschappelijk - Begraafplaats´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bewaren van stoffelijke resten;
  2. b. het oprichten en instandhouden van grafmonumenten
  3. c. gebouwen en bouwwerken ten dienste van de begraafplaats;

met daaraan ondergeschikt:

  1. a. ontsluitingswegen;
  2. b. parkeervoorzieningen
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, bestaande uit maximaal 2 rijstroken;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. e. geluidwerende voorzieningen;
  2. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, in verband met de verkeers- of sociale veiligheid.

Artikel 14 Verkeer - Garageboxen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Verkeer - Garageboxen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen voor de stalling van auto´s en andere voertuigen;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Verkeer - Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten;
  2. b. pleinen;
  3. c. voet- en fietspaden;

met daarbij behorende:

  1. d. parkeervoorzieningen;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. speelvoorzieningen;
  4. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, in verband met de verkeers- of sociale veiligheid.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:

  1. a. de in lid 16.2.2 onder d genoemde maximale goothoogte van aanbouwen en bijgebouwen, indien zulks wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van de aan-/uitbouw of het bijgebouw bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;
  2. b. het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen, buiten de aanduiding 'bijgebouwen' mits:
    1. 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
    2. 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
    3. 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
    4. 4. de goothoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 3,5 m bedraagt.
  3. c. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bijgebouwen' mits:
    1. 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
    2. 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
    3. 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
    4. 4. de bouwhoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 2 m bedraagt.

16.5 Specifieke gebruiksregels

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 en toestaan dat in combinatie met het wonen:

de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits:

  1. a. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. b. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeers-maatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. c. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  4. d. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  5. e. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
  6. f. in afwijking van het bepaalde onder e. is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel -1' een kapsolon toegelaten, waarbij de activiteiten door meer dan twee personen mag worden uitgeoefend;
  7. g. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.

Artikel 17 Woongebied - Uit Te Werken

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met daarbij behorende bijgebouwen en nevenruimten, met inbegrip van een ruimte voor aan-huis-verbonden beroep en ruimten voor beperkt bedrijfsmatig gebruik, erven en overige voorzieningen;
  2. b. verkeers- en verblijfsgebied, inclusief parkeer- en openbare ruimten;
  3. c. groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. geluidbeperkende voorzieningen;
  7. g. andere bij een woongebied behorende voorzieningen;

met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erven.

17.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in artikel 17.1genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de onderstaande uitwerkingsregels.

17.3 Bouwregels

  1. a. op de in dit artikel bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig het plan zoals dat door burgemeester en wethouders op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening voor de bestemming 'Wonen - Uit te werken' is uitgewerkt.
  2. b. de goothoogte mag maximaal 6 meter bedragen, tenzij op de verbeelding anders staat aangegeven;
  3. c. de bouwhoogte mag maximaal 10 meter bedragen, tenzij op de verbeelding anders staat aangegeven;

17.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.3 onder a, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.
  3. c. Het bouwplan heeft ten minste twee weken ter inzage gelegen, tijdens welke termijn belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijzen schriftelijk kenbaar te maken.

Artikel 18 Leiding - Hoogspanningsverbinding

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Leiding - Hoogspanningsverbinding´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. hoogspanningsleiding;

met daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2 Bouwregels

Op of in deze dubbelbestemming begrepen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, afwijken van het bepaalde in lid 18.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Parkeereisen

20.1 Parkeereis

Bij de afgifte van een omgevingsvergunning en/of afwijkingsvergunning de omvang of de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, moet in, op of onder dat gebouw dan wel op het bij het gebouw horende perceel, afhankelijk van de bestemming, grootte en bereikbaarheid per openbaar vervoer, een door burgemeester en wethouders, conform de Parkeernormen, te bepalen aantal parkeerplaatsen aanwezig zijn.

20.2 Ontheffing

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 48.1 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer of stallingsruimte wordt voorzien.
  2. b. Aan het verlenen van een ontheffing als vermeld onder a. kan burgemeester en wethouders een financiële voorwaarde verbinden.

20.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen,zoals bedoeld in lid 1, artikel 20 Parkeereisen indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

20.4 Afwijkingsregel

Het bevoegd gezag kan afwijken de in lid 1 genoemde parkeernormen:

    1. 1. indien het voldoen aan de bepalingen van de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    2. 2. voor zover op een ander wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- en losruimte wordt voorzien.

Artikel 21 Gebruiksregels

21.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 veiligheidszone - barim

22.2 veiligheidszone - groepsrisico

Binnen de op de verbeelding aangegeven 'veiligheidzone - groepsrisico' gelden de volgende regels:

  1. a. er zijn geen nieuwe gebouwen toegestaan die zijn bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van verminderd zelfredzame personen. Daartoe behoren in ieder geval (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen, basisscholen, sociale werkplaatsen of gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor de dagopvang van minderjarigen;
  2. b. nieuwe kwetsbare objecten zijn uitsluitend toegestaan indien deze zijn voorzien van een mechanisch ventilatiesysteem dat bij een calamiteit onmiddelijk handmatig kan worden uitgeschakeld;
  3. c. het bepaalde onder sub b is niet van toepassing op woningen.

22.3 veiligheidszone - leiding

  1. a. Binnen de aanduiding "veiligheidszone - leiding" mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd;
  2. b. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op kwetsbare objecten die een functionele binding hebben met de risicobron zoals bedoeld in artikel 14 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004.

Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels

23.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de w oonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' c.q 'bijgebouwen' worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
  4. d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is;
  5. e. de regels met het oog op de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 100 m2 (bvo), het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

24.2 Afwijken

burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 24.1 met maximaal 10%.

24.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 24.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 24.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Woensel West 2013.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan Woensel West 2013

SBI-
code
Nr Omschrijving Afstanden in meters Cate-gorie
geur
stof geluid gevaar
grootste
afstand
10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken:
p.o. <= 1000 m2
50 0 50 C 30 50 3.1
101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken:
p.o. <= 200 m2
30 0 50 10 50 3.1
101, 102 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1
108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant- en klaarmaaltijden p.o. < 2.000 m2 50 0 50 10 50 3.1
1031 - Aardappelproductenfabrieken:
1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o, < 2.000 m2 50 10 50 50 R 50 3.1
1051 0 Zuivelproductenfabrieken:
1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 10 0 30 0 30 2
1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week 30 10 30 C 10 30 2
10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 3 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 30 10 30 10 30 2
10821 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden:
p.o. <= 200 m2
30 10 30 10 30 2
1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1
1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 C 0 30 2
13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
132 0 Weven van textiel:
133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1
139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1
14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1
15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN
(EXCL. KLEDING)
151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50D 3.1
152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1
16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1
162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 0 30 50 0 50 3.1
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2
17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 C 30 C 50 3.1
58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE
VAN OPGENOMEN MEDIA
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2
1814 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1
1814 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
1813 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 30D 2
182 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1
2120 0 Farmaceutische productenfabrieken:
2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 50 3.1
2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2
2052 - Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 50 3.1
22 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER
EN KUNSTSTOF
221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1
222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststof bouwmaterialen 50 30 50 30 50 3.1
23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1
232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2
237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 10 30 50 0 50 3.1
2391 Slijp- en polijstmiddelenfabrieken 10 30 50 10 50 D 3.1
251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:
251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1
255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 D 3.1
2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 10 30 50 10 50 D 3.1
259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1
26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2
26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 30 2
26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 50 30 50 D 3.1
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1
26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 30 0 30 2
30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN
(EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1
31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 D 3.1
35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2
35 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50 C 30 50 3.1
35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A 0 0 10 C 10 10 1
35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 C 10 30 2
35 D5 - gasontvang- en verdeelstations, cat. D 0 0 50C 50 R 50 3.1
35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 E2 - blokverwarming 10 0 30 C 10 30 2
36 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 A0 Waterwinning-/bereiding bedrijven:
36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 10 0 50 C 30 50 3.1
36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2
36 B2 - 1 - 15 MW 0 0 100 C 10 100 3.2
41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o <= 2.000 m2 10 30 50 10 50 3.1
41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats:
b.o. > 1000 m2
10 30 50 10 50 3.1
41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats:
b.o. < 1000 m2
0 10 30 10 30 2
45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
45204 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1
45204 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 50 3.1
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2
473 0 Benzineservicestations:
473 2 - met LPG < 1000 m3/jr 30 0 30 50 R 50 3.1
473 3 - zonder LPG 30 0 30 10 30 2
46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
4621 0 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders 30 30 50 30 R 50 3.1
4622 Groothandel in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
4624 Groothandel in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1
46217, 4631 Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1
4632, 4633 Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsolieën 10 0 30 50 R 50 3.1
4634 Groothandel in dranken 0 0 30 0 30 2
4635 Groothandel in tabaksproducten 10 0 30 0 30 2
4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2
4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2
4638, 4639 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2
464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2
46499 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:
46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 30 2
46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 10 0 30 50 V 50 3.1
46499 5 - munitie 0 0 30 30 30 2
46711 0 Groothandel in vaste brandstoffen:
46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1
4673 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
4673 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 10 50 10 50 3.1
4673 2 - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 0 10 30 10 30 2
46735 4 zand en grind:
46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m2 0 10 30 0 30 2
4674 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 0 50 10 50 3.1
4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 0 0 30 0 30 2
46752 Groothandel in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2
4676 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2
4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m2 10 10 50 10 50 3.1
4677 1 - overige groothandel in afval en schroot:
b.o. <= 1000 m2
10 10 50 10 50 3.1
466 0 Groothandel in machines en apparaten:
466 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1
466, 469 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) 0 0 30 0 30 2
47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
4791 Postorderbedrijven 0 0 50 0 50 3.1
952 Reparatie t.b.v. partuculieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 10 1
55 - LOGIES, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
562 Cateringbedrijven 10 0 30 C 10 30 2
49 - VERVOER OVER LAND
491, 492 0 Spoorwegen:
493 Taxibedrijven 0 0 30 C 0 30 2
494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 0 0 50 C 30 50 3.1
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 C 10 30 D 2
52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30 10 50 C 50 R 50 D 3.1
52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 C 10 30 2
5221 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 C 0 30 2
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 0 0 10 0 10 1
53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2
61 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C 0 10 1
61 B0 Zendinstallaties:
61 B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 0 0 0 C 100 100 3.2
61 B2 - FM en TV 0 0 0 C 10 10 1
61 B3 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwergunningplichtig) 0 0 0 C 10 10 1
77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 D 2
62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 10 1
58, 63 B Datacentra 0 0 30 C 0 30 2
72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 30 2
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 0 10 1
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 10 1
84 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
8425 Brandweerkazernes 0 0 50 C 0 50 3.1
37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
3700 B rioolgemalen 30 0 10 C 0 30 2
381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1
381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 50 3.1
382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1
382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 30 2
94 - DIVERSE ORGANISATIES
941, 942 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) 0 0 10 0 10 1
96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 C 30 50 3.1
96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2
96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2
96013 B Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 10 1
9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 0 10 0 10 1
9603 0 Begrafenisondernemingen:
9603 1 - uitvaartcentra 0 0 10 0 10 1
96031 2 - begraafplaatsen 0 0 10 0 10 1
9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 10 0 30 C 0 30 2

Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten

Lijst van horeca-activiteiten bij de regels van het bestemmingsplan "Woensel West 2013"

Categorie Omschrijving / Typologie Horeca subcategorie

1.

Maaltijdverstrekkers:
cafetaria, snackbar, automatieken 1a
lunchroom, ijssalons, kiosk 1a
pannenkoekenhuis, shoarmazaak, poffertjeszaak creperie 1a
restaurant 1b
2. Drankverstrekkers
café, bar, nachtclub 2a
tearoom, koffiehuis 2b
3. Multifunctioneel horecabedrijf 3
4. Vermaak, ontspanning en discotheken
snooker- of biljartcentrum 4a
casino of amusementhal 4a
bowling- of kegelcentrum, lasergamecentrum 4a
bioscoop 4a
discotheek, dancing 4b
5. Logiesverstrekkend
hotel 5
motel 5
pension 5
6. Ontmoetingscentra / Maatschappelijke instellingen 6

Bijlage 3 Parkeernormen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan "Woensel West 2013" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels.
Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

Doel van het bestemmingsplan is om de verouderde regeling voor Woensel West te vervangen door één actueel juridisch planologisch kader.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied ligt in het noordelijk deel van de gemeente en wordt in grote lijnen begrensd door de wegen Vredeoord, Boschdijk, Marconilaan en de Groenewoudseweg die direct aan het spoor grenst. Het gebied Voltastraat –Galvanistraat- Wenckebachstraat is niet opgenomen in de bestemmingsplan, omdat hiervoor recent een bestemmingsplan in werking is getreden. Dit betreft het bestemmingsplan 'I Mensfort Rapenland 1996 (Voltastraat – Galvanistraat)'. Het bestemmingsplan is vastgesteld door de raad op 28 februari 2012.

1.3 Voorgaande Plannen

Het bestemmingsplan "Woensel West 2013" vervangt deels het bestemmingsplan 'Mensfort – Rapenland 1996', vastgesteld door de raad op 11 november 1996; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d 10 april 1997.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken.
Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is de bestaande situatie beschreven.
Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden voor en zo nodig de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is de wijze beschreven waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding.
De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6.
In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan.
De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8.
Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Ligging En Begrenzing

Woensel West is gelegen ten noorden van het centrum net buiten de ringweg (Marconilaan). De wijk wordt begrensd door de Boschdijk, de Marconilaan, de spoorlijn / Groenewoudseweg en de Pieter Zeemanstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0001.png"

Figuur 1: begrenzing Woensel West

Woensel West heeft duidelijk herkenbare functionele relaties met de aangrenzende buurten Barrier, Kronehoef, Limbeek en Oud Woensel (Woenselse Markt, Kruisstraat en Hemelrijken).

Na de transformatie van de Philipscomplexen Strijp S, R en T en Philips Vredeoord ligt er in de toekomst ook een relatie met deze gebieden in het verschiet. Voor de dagelijkse levensbehoeften zijn de bewoners van Woensel West vooral aangewezen op Oud Woensel.

Woensel West wordt omsloten door een aantal barrières. In het zuiden wordt Woensel West begrensd door de ringweg (Marconilaan) en in het oosten ligt de belangrijke spoorverbinding Den Bosch/Tilburg - Weert/Roermond. Ten oosten is de Boschdijk gelegen. Ten noorden ligt het philipscomplex vredeoord wat in de toekomst ontwikkeld wordt tot een woongebied met behoud van 2 kantoorcomplexen. Dit biedt de mogelijkheid om Woensel West, via het terrein Vredeoord, in verbinding te brengen met het groenareaal van "de grote Beek".

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0002.jpg"Figuur 2: luchtfoto Woensel West

2.2 Historisch Perspectief


Woensel West is grotendeels (ca. 70%) in de periode 1920 - 1940 gebouwd. Het Humboldtplein, Edisonstraat en het Celsiusplein zijn in een eerste fase rond 1925 opgeleverd. In het bebouwingspatroon is nog steeds duidelijk de oorspronkelijke verkavelingstructuur zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0003.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0004.jpg"

Figuur 3: Oorspronkelijke verkavelingstructuur


Tussen 1930 en 1940 wordt in samenhang met de Barrier (Pastoor van Arsplein) het deel ten westen van de Boschdijk gerealiseerd. Binnen het kader van het definitieve wederopbouwplan uit 1946 zijn de woningen langs de Groenewoudseweg gerealiseerd. Vanaf de Boschdijk liep een verharde landweg naar het einde van de Lijmbeekstraat, vlakbij de bewaakte overgang van de spoorlijn naar Boxtel. Daarom heette deze landweg "Het lijntje". Dit is nu de benaming voor het in de jaren '80 van de vorige eeuw vernieuwde deel rondom het Fultonplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0005.jpg"

Figuur 4: Patroon van assen

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0006.jpg"
Figuur 5: Edisonstraat, de centrale as


Kenmerkend is de ordening in een patroon van assen in een haaks model. De centrale as (de Edisonstraat) bepaalt daarbij de hoofdstructuur van de wijk. In de huidige situatie mist deze as echter op een aantal cruciale plaatsen de nodige schaal, architectonische kwaliteit, dieptewerking en beëindiging. De op papier schijnbare heldere stedelijke ruimte wordt in werkelijkheid niet waargenomen en beleefd. De as heeft echter wel de potentie om een verbindende functie in de wijk te vervullen.

Het karakter van de wijk wordt bepaald door een gesloten blokstructuur met relatief kleine woningen in twee bouwlagen met een kap. In het noordelijke deel van de wijk is rondom het Fultonplein de oorspronkelijke langgerekte blokstructuur omgebouwd tot kleine woonblokken tussen (parkeer)hofjes.


De randen van Woensel-West zijn overwegend consequent vormgegeven. Door de realisatie van de brede school (voormalige PNEM locatie) langs de Boschdijk en het gemengde woon- en kantorencomplex aan de Marconilaan zijn ook hier de randen duidelijker vormgegeven.


Woensel West kan gezien worden als een fragment in de stad. De begrenzingen (spoor, de ring, Boschdijk en Vredeoord) vormen in meerdere opzichten een barrière. Naast een fysieke barrière beperkt het ook het draagvlak voor voorzieningen. De begrenzingen zijn daardoor belangrijke oorzaken dat Woensel West een soort eiland is in de stad. Het bepaalt daarmee in belangrijke mate het specifieke karakter van de buurt.

2.3 Stedenbouwkundige Structuur

Functionele opbouw

Woensel west is een gevarieerde wijk met de nadruk op de woonfunctie. De volgende functies zijn in de wijk te vinden:

  • Wonen, in totaal 1830 woningen (85% eengezinswoningen, 15% kamerbewoning);
  • Maatschappelijke doeleinden (Brede school, peuterspeelzaal, Baptistenkerk, school voor bijzonder onderwijs, politiekantoor, bescheiden wijkvoorzieningen). Op een aantal plekken in Woensel-West zijn kleinschalige buurtvoorzieningen te vinden;
  • Overige bedrijvigheid (buurtwinkels, kleinschalige kantoren, dienstverlening, cafetaria's, koffieshops, eetcafés, raamprostitutie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0007.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0008.jpg"

Figuur 6 functionele opbouw


Groenstructuur

Uit het algemene beeld van de groenstructuur blijkt dat op hoofdlijnen de ruimtelijke opbouw van de wijk wordt gevolgd. Hier en daar is er sprak van hiaten in de straatbeplanting, vooral in het noordwestelijke deel van de wijk. Vaak hangt het ontbreken van de straatbeplanting samen met de grote vraag naar parkeervoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0010.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0011.jpg"

Figuur 7: groenstructuur

De groene zone tussen het spoor en de Groenewoudseweg heeft een grote kwaliteit en is in het groenbeleidsplan aangewezen als structureel stadsgroen. Het uitgangspunt hierbij is dat de groene kwaliteit in deze zone verder wordt versterkt en op die manier kan bijdragen aan de identiteit van de gehele groenstructuur langs het spoor die de binnenstad met de Wielewaal verbind. Ook kan overwogen worden om de relatie van deze groenzone met Woensel West te verbeteren door het maken van verbindingen, zichtlijnen en inkijkjes.

Infrastructuur

Woensel West wordt omgeven door belangrijke verkeersaders. Een belangrijke gebiedsontsluitingsweg voor de stad en Woensel West is de ringweg, vooral de Marconilaan. Voor Woensel West zijn verder als gebiedsontsluitingsweg de Boschdijk, de groenewoudseweg en de Pieter Zeemanstraat van belang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0013.jpg"

Figuur 8: infrastructuur

Alle straten in Woensel west zijn ingericht als 30 km/uur zone. Een deel van de straten is ingericht als eenrichtingsverkeer. De Wattstraat, de Galileistraat en de Franklinstraat hebben een relatief ruim profiel en functioneren daardoor als buurtverzamelweg. De Edisonlaan functioneert, ondanks haar profiel en centrale ligging, niet als een buurtverzamelweg.

De spoorlijn Tilburg/Den Bosch - Roermond/Weert loopt langs de rand van de wijk. Het station Beukenlaan ligt op loopafstand van de wijk. Over de Boschdijk en de Pieter Zeemanstraat loopt een busroute met voldoende haltes.

De meeste straten in Woensel West kennen een tekort aan parkeervoorzieningen. Vooral het gebied tussen de Musschenbroekstraat, Juliusstraat en Stevinstraat kent een groot tekort aan parkeerplaatsen. Het probleem is dat het gebied een structureel ruimtetekort kent, wat een oplossing van het parkeerprobleem belemmert. Deze situatie geldt in vergelijkbare vorm ook voor de overige straten in Woensel West. De grote concentratie van relatief smalle woningen, allemaal zonder parkeervoorzieningen op eigen terrein, vormt een knelpunt voor adequate parkeervoorzieningen. Een belangrijke consequentie hiervan is dat de beschikbare ruimte compleet wordt opgeslokt door de auto. Het beeld van de openbare ruimte is als gevolg hiervan erg stenig en de kwaliteit van de openbare ruimte komt daardoor in het geding.

Veiligheid is samen met de leefbaarheid een zeer belangrijke kwestie in Woensel West. In de huidige en toekomstige bebouwingsstructuur kan de veiligheid en leefbaarheid, in ieder geval het veilig wonen, worden verbeterd door een helder onderscheid te maken tussen privé en openbaar gebied. Op dit moment zijn vooral achterpaden en sommige openbare ruimtes niet veilig ingericht.

2.4 Recente Ontwikkelingen

Hieronder wordt een korte beschrijving gegeven van de ontwikkelingen van de afgelopen 10 jaar in de wijk Woensel West. Er is sprake van herstructurering van de wijk. In dit kader zijn er al enkele projecten uitgevoerd. Ook staan er rond en in de wijk nog andere nieuwe ontwikkelingen gepland. Leidraad bij de herontwikkeling is de ontwikkelingsvisie Woensel West.

2.4.1 Ontwikkelingsvisie Woensel West

Op 12 juni 2007 heeft de gemeenteraad de 'Stedenbouwkundige ontwikkelingsvisie Woensel West' vastgesteld. Deze visie ziet op de wijkvernieuwing van Woensel West. Enkele deelprojecten in de wijk zijn in uitvoering en in voorbereiding. In november 2010 is deze visie geactualiseerd. Aanleiding om de visie te actualiseren vormde onder andere het onderzoek dat is uitgevoerd door woningcorporatie Trudo. Uit dit onderzoek blijkt dat de technische staat van de woningen rond het Celsiusplein aanleiding geeft tot sloop en nieuwbouw voor dit deel van de wijk.

De hoofdlijnen van de vastgestelde visie uit 2007 zijn hieronder weergegeven.

De Edisonstraat moet de buurten verbinden. Ook moet de Edisonstraat de wijk een gezamenlijke, nieuwe identiteit uitstralen. In de ontwikkelingsvisie wordt de wijk onderverdeeld in een aantal deelbuurten, die ieder een eigen identiteit kunnen krijgen. Ook moeten deze deelbuurten als losstaande elementen vorm gegeven en ontwikkeld kunnen worden.Naast de deelbuurten zijn er verbindende lijnen, die zich tussen de verschillende buurten bevinden. Deze zorgen voor samenhang van de gehele buurt. Als derde pijler van de visie zijn er betekenisvolle plekken benoemd. Deze plekken vormen meestal het fysieke hart van een buurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0014.png"

Figuur 9: hoofdlijnen visie

Woensel West moet een wijk worden waar mensen die dat willen vooruit worden geholpen. De in 2007 vastgestelde visie geeft een algemeen doel met bedrijvigheid geconcentreerd langs de Edisonstraat.

Voor het bestemmingsplan Woensel West zijn 2 deelprojecten van belang: de Edisonstraat en het Celsiusplan.

De Edisonstraat wordt gezien als "ruggengraat en Huiskamer". De Edisonstraat is momenteel een soort open huis Deze overgangsruimte is in sterke mate beeldbepalend. De straat functioneert daardoor als bijzondere plek in een soort interieur; een collectieve 'Huiskamer'. Het Edisonplein wordt gezien als onderdeel van de Edisonstraat. Ruimtelijke moet dit de belangrijkste straat van Woensel West worden, waarbij de eenheid van de straat zal worden versterkt.

Plan Celsius ligt aan het eind van de Edisonstraat rond het Celsiusplein.Het Plan Celsius zal fasegewijs worden gevormd rond het Celsiusplein wat daarmee het 'betekenisvolle hart' wordt van het plan.

Het bestemmingsplan Woensel West is opgesteld om te voorzien in een actueel juridisch planologisch kader. De plannen uit de ontwikkelingsvisie zijn nog niet geheel uitgekristalliseerd. In dit bestemmingsplan laat de nieuwe ontwikkelingen daar waar mogelijk toe. Zo zijn op de hoeken van de Edisonstraat meer bouw- en gebruiksmogelijkheden opgenomen om hier bijzondere plekken mogelijk te maken. Voor het Celsiusplan is een uit te werken bestemming opgenomen met daarin uitwerkingsregels. Rondom het Celsiusplein zijn meer functies toegelaten dan in de overige woonbuurten. Ook is hier deels hogere bebouwing, bijvoorbeeld in de vorm van appartementen toegelaten.

2.4.2 Projecten

De Obelisk Eindhoven (Odeon - Diederen Dirrix)

Het betreft de herontwikkeling van de hoek Edisonstraat, Marconiplein en Boschdijk inclusief het Baekelandplein. In 2004- 2005 is het complex de Obelisk opgeleverd. Het complex bevat een gemengd programma bestaande uit: 50 appartementen, 3.000 m2 kantoren, atelierruimtes, een markthal, een politiepost en een officieel prostitutie gebied.

In 2005 heeft de Obelisk de Dirk Roosenburgprijs gewonnen. De jury vond dit project het meest inspirerend van de genomineerde projecten: "een innovatieve impuls voor de wijk Woensel-West" en een "idealistisch vertrouwen in de toekomst".

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0015.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0016.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0017.jpg"

Figuur 10: foto's De Obelisk

De buitenzijde van het complex is hard gemaakt om het drukke verkeer op de ring te blokkeren. Achter deze gevel opent het complex zich rondom een collectief dak met ruimte voor parkeren eronder.


SPIL-centrum Woensel West

Op de voormalige PNEM locatie aan de Boschdijk is in het in 2010 geopende nieuwe SPIL-centrum Woensel West gerealiseerd. In het SPIL-centrum zijn een basisschool, een peuterspeelzaal, een buitenschoolse opvang en consultatiebureau opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0018.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0019.jpg"

Figuur 11: foto's Spilcentrum

SPIL-straat

Aansluitend op de realisatie van het SPIL-centrum Woensel West wordt de SPIL-straat aangelegd (najaar 2012). De SPIL-straat is de route langs de 1ste en 2de Franklinstraat (en het Franklin- en Edisonplein), die het SPIL-centrum gaat verbinden met de groene zone langs het spoor. De SPIL-straat is ook de route die kinderen van huis naar school kunnen lopen. De SPIL-straat is niet alleen een straat waar kinderen gebruik van kunnen maken, het zal ook een straat worden om te verblijven of elkaar te ontmoeten. In het ontwerp van de straat is ruimte ingeruimd voor spelen en "ontmoeting", maar het moet ook veilig en aangenaam zijn om doorheen te lopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0020.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0021.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0022.jpg"

Figuur 12: impressies SPIL-straat

VoltaGalvani (Geurst & Schulze)
In 2012 is een aanvang gemaakt met de bouw van het project Volta Galvani wat grenst aan de Edisonstraat, het Baekelandplein en het SPIL-centrum. Het project wordt gekenmerkt door een mediterrane sfeer.


De nieuwbouw op het VoltaGalvaniterrein bestaat uit 104 woningen voor een- en tweepersoonshuishoudens en gezinnen, 4 woon-werkwoningen en 22 ateliers, bedrijfjes of kleine winkels. De meeste woningen hebben een tuin en een voordeur aan de straat. Behalve aan de Edisonstraat, daar liggen de woningen bovenop de werkruimtes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0023.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0024.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0025.jpg"

Figuur 13: impressies Volta Galvani

2.5 Toekomstige Ontwikkelingen

2.5.1 Hoekenplan Edisonstraat Bert Dirrix

Een recent initiatief voor het versterken van de Edisonstraat als centrale as van Woensel West is het hoekenplan van Bert Dirrix. Het idee is om op ca. 16 markante hoeken langs de Edisonstraat een mix van functies mogelijk te maken gecombineerd met een bijzonder architectonisch accent.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0026.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0027.jpg"


afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0028.jpg"

Figuur 14: impressies hoekenplan en veranderend decor Edisonstraat

2.5.2 Herontwikkeling Celsiusplein en omgeving

In de komende jaren zullen zo'n 400 woningen rondom het Celsiusplein gefaseerd worden gesloopt en worden vervangen door nieuwbouw met meer variatie. Naast het wonen is ook plaats voor werkruimtes, ateliers en buurtvoorzieningen langs de Edisonstraat en rondom het Celsiusplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0029.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0030.jpg"

Figuur 15: oude situatie Celsiusplein

2.5.3 Vredeoord

Het voormalige Philipscomplex Vredeoord is gesloopt op een enkel kantoorgebouw langs de Boschdijk en de Groenewoudseweg na. In het tussengebied zal op termijn woningbouw worden ontwikkeld aansluitend op Woensel West. Voor Woensel West betekent dit een mogelijkheid om de wijk een nieuwe impuls te geven en sterker te verbinden met het groenareaal van de Grote Beek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0031.jpg"
Figuur 16: foto Vredeoord

2.5.4 Strijp S

Buiten de wijk Oud Woensel ligt Strijp S. Dit voormalige industrieterrein van Philips grenst aan Oud Woensel. De komende jaren vind hier een verdere herontwikkeling plaats van bedrijventerrein naar woongebied. In Strijp S komen diverse stedelijke woonmilieus. Ook is er ruimte voor ateliers en bedrijven. Op dit moment zijn er tijdelijk goedkope huurruimtes voor ondernemers. De goedkope huurruimtes zullen op lange termijn minder worden in Strijp S. Oud Woensel dat grenst aan Strijp S kan in de toekomst een rol spelen in het voorzien in goedkope ruimtes om een onderneming te starten nabij Strijp S. Verder betekent de komst van een nieuw woongebied ook dat er kansen liggen voor kleine winkeltjes en dergelijke in Oud Woensel.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid.
Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

Het bestemmingsplan 'Woensel West 2012' voorziet in een actuele juridische regeling, waarbij met name de bestaande situatie wordt vastgelegd. Hierdoor is er geen sprake van grote nieuwe ontwikkelingen die aan beleid getoetst moeten worden. De toets aan het beleid is daarom beperkt.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie

Op 1 oktober 2010 heeft provinciale staten de structuurvisie vastgesteld.

De structuurvisie geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025.

Het gebied Woensel West ligt in de Stedelijke structuur in het stedelijk concentratiegebied. Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de provinciale structuurvisie.

3.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

De Verordening Ruimte is op 8 maart 2011 in werking getreden.

Onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0032.jpeg"afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0033.jpeg"

Figuur 17: Kaart Stedelijke ontwikkeling Verordening

Stedelijke regio

Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Een 'stedelijke regio' (Artikel 2.1.1. Bijzondere begripsbepalingen, onder e) is een ruimtelijk samenhangend verstedelijkt gebied dat in hoofdzaak is bedoeld voor de opvang van verdere verstedelijking.

Op provinciale schaal betekent het uitgangspunt van bundeling van verstedelijking dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de vijf stedelijke regio's. De stedelijke regio's zijn zodanig ruim aangeduid, dat zij naar huidige inzichten –met het perspectief van 20 à 25 jaar – kunnen voorzien in de ruimtebehoefte voor wonen, werken en andere verstedelijkingsopgaven.
Binnen de stedelijke regio's liggen belangrijke groene en open gebieden. Deze gebieden staan door hun ligging tussen stedelijke centra en nabij gelegen infrastructuur onder druk van de ruimtebehoefte voor verstedelijking. De provincie vindt het van groot belang deze groene kwaliteiten van de stedelijke regio's duurzaam te behouden en te versterken, onder andere door het groen in en om de stad verder te ontwikkelen.

Eindhoven is een van de vijf stedelijke regio's. Het gebied Woensel ligt in bestaand stedelijk gebied, in het stedelijk concentratiegebied. Het actualiseren van de huidige functies en bebouwing passen binnen het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Ontwikkelingsvisie Woensel West

Op 12 juni 2007 heeft de gemeenteraad de 'Stedenbouwkundige ontwikkelingsvisie Woensel West' vastgesteld. Deze visie staat beschreven in paragraaf 2.4.1. Twee deellocaties van deze visie zijn vertaald in het bestemmingsplan.

Edisonstraat

De Edisonstraat wordt gezien als "ruggengraat en Huiskamer". De Edisonstraat is momenteel een soort open huis Deze overgangsruimte is in sterke mate beeldbepalend. De straat functioneert daardoor als bijzonder plek in een soort interieur; een collectieve 'Huiskamer'. Het Edisonplein wordt gezien als onderdeel van de Edisonstraat. Ruimtelijke moet in de belangrijkste straat van Woensel West, de straateenheid van de straat worden versterkt.

Celsiusplan

Plan Celsius ligt aan het eind van de Edisonstraat rond het Celsiusplein. Het plan Celsius zal fasegewijs worden gevormd ron het Celsiusplein wat daarmee het 'betekenisvolle hart' wordt van het plan.

Het bestemmingsplan Woensel West is opgesteld om te voorzien in een actueel juridisch planologisch kader. De plannen uit de ontwikkelingsvisie zijn nog niet geheel uitgekristalliseerd. Dit bestemmingsplan laat de nieuwe ontwikkelingen daar waar mogelijk toe. Zo zijn op de hoeken van de Edisonstraat meer bouw- en gebruiksmogelijkheden opgenomen om hier bijzondere plekken mogelijk te maken. Ook de bebouwing tussen de hoeken aan de Edisonstraat hebben extra gebruiksmogelijkheden gekregen, zodat hier bijvoorbeeld bedrijfjes in gevestigd kunnen worden.

Voor het Celsiusplan is een uit te werken bestemming opgenomen met daarin uitwerkingsregels. Rondom het Celsiusplein zijn meer functies toegelaten dan in de echte woonbuurten. Ook is hier hogere bebouwing, bijvoorbeeld in de vorm van appartementen toegelaten.

3.3.2 Interimstructuurvisie 2009

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplangebied ligt buiten een transformatiegebied.

3.4 Volkshuisvesting

In de Woonvisie, 'Kiezen voor stedelijke woonkwaliteit'(2004) heeft de gemeenteraad gekozen voor aantrekkelijke, gevarieerde en duurzame woonmilieus binnen ieder stadsdeel. Voortbouwend op de sterke punten van de bestaande identiteit en imago van buurten en wijken.
Woonmilieus die in Eindhoven bijzonder in trek zijn en daarom verder uitgebouwd en versterkt moeten worden zijn centrumstedelijk en groenstedelijk. Het motto “kiezen voor stedelijke kwaliteit” heeft de komende jaren ook nadrukkelijk betrekking op de kwalitatieve woonvraag van huidige en toekomstige kenniswerkers voor Brainport en tevens de extra (tijdelijke) woonvraag van werknemers uit Oost-Europa.

Met onze regionale en provinciale partners wordt intensief samengewerkt in het kader van het regionale programma Wonen en de woningbouwafspraken in het kader van de Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven(BOR). Dit komt voort uit het gegeven dat de woningmarktprocessen regionaal zijn en het feit dat de keuze van mensen voor een woning niet enkel bepaald wordt door de kwaliteit van de woning maar minstens zozeer door de woonomgeving en de aanwezige voorzieningen.

Regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020 en het Eindhovense Programma Wonen 2010-2015, met een doorkijk naar 2020

Het Eindhovense programma Wonen 2010-2015, met een doorkijk naar 2020 (gemeenteraad 2009) past binnen de kaders van het regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020 (Regioraad, 2009).
Het regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020 bevat de volgende uitgangspunten:

  1. a. Het regionaal programma Wonen moet aansluiten bij de reële vragen op de woningmarkt;
  2. b. De taakstelling voor de Peel en de Kempen is maximaal en de taakstelling voor het Stedelijk Gebied is minimaal;
  3. c. Conform de bestaande BOR-afspraken bouwen de omliggende BOR-gemeenten 10.000 woningen voor Eindhoven in de periode 2010-2030;
  4. d. Het programma moet bijdragen aan de vermindering van de onevenwichtigheid in de verhouding sociaal/marktsector tussen stad en omliggende gemeenten. De bestaande BOR-afspraken zijn hierbij het uitgangspunt.

Met de omliggende gemeenten is afgesproken dat zij in deze periode 2077 woningen gaan bouwen voor Eindhoven. Eindhoven moet in de periode 2010-2015 op eigen grondgebied minimaal 2785 woningen aan de bestaande woningvoorraad toevoegen. Daarnaast vindt via de integrale wijkvernieuwing een kwaliteitslag plaats waardoor ca 1000 bestaande woningen worden vervangen door nieuwbouw. Hierdoor komt de totale bruto woningproductie in Eindhoven op minimaal 3785 woningen.
De gemeente Eindhoven moet, conform het Regionaal Woningbouwprogramma, minimaal 362 woningen bouwen in de sociale sector en minimaal 2423 woningen in de vrije sector. Bij deze aantallen gaat het om de netto productie (nieuwbouw min sloop).

Samen met partners
Een aangenaam woon- en leefklimaat is bepalend voor de keuze van onze huidige en toekomstige inwoners. Dit is zoveel meer dan “stenen” en daarom is gemeentebreed gekozen om de programma's uit te werken door een integrale gebiedsgerichte aanpak, samen met onze partners. Deze partners zijn voor het realiseren van het programma Wonen van bijzonder belang omdat de gemeente zelf geen woningen bouwt en maar weinig woningen beheert.
De samenwerking betekent voor de gemeente niet dat zij vertelt wat anderen moeten doen. Wel de verkenning van gezamenlijke ambities, nieuwe mogelijkheden benutten, samen barrières slechten. Dit laat onverlet dat de gemeente als hoeder van het algemeen belang de verantwoordelijkheid heeft om een duidelijk programma Wonen te hebben gericht op doelstellingen die de gemeenteraad belangrijk vindt.
Met dit programma Wonen willen wij draagvlak creëren voor onze ambitie. Partijen uitdagen om hieraan een bijdrage te leveren. Ieder in zijn eigen rol en binnen zijn eigen mogelijkheden.

Maatschappelijke trends
Voor het overzicht en het inzicht in het programma Wonen wordt onderstaand, in vogelvlucht, een overzicht gegeven van de belangrijkste maatschappelijke trends die het wonen beïnvloeden. Het programma Wonen biedt bouwstenen aan om aan deze maatschappelijke trends mede vorm te geven.

  • Globalisering leidt tot een toename van internationale arbeidsmigranten. Vooral de kwalitatieve woonvraag(permanent maar ook short stay) van huidige en toekomstige kenniswerkers voor onze Brainport maar ook de extra (tijdelijke) woonvraag van werknemers uit Oost- en Midden-Europa staat vanuit wonen centraal.
  • De bevolkingsontwikkeling. De dubbele vergrijzing die na 2010 nog toeneemt, het groeiende aandeel één- en tweepersoonshuishoudens, de groei van het aandeel allochtonen maar ook de verminderde groei van de bevolking gaan het komende decennium het wonen beïnvloeden.
  • De sociaal-culturele ontwikkeling van individualisering gaat na 2010 nog verder en vertaalt zich voor wonen in nog meer differentiatie van woonwensen en woonmilieus en de behoefte bij burgers om het wonen zelf vorm te geven(b.v. (collectief) particulier opdrachtgeverschap). Aansluitend hierop is de ontwikkeling/behoefte aan meer zekerheid en geborgenheid wat zich uit in het vormen van zelfgekozen communities, het wonen met gelijkgestemden. Het thema van concentratie en segregatie van bevolkingsgroepen naar etniciteit, inkomensniveau of leefstijl zal ook vanuit wonen continu om aandacht blijven vragen.
  • Vermaatschappelijking van de zorg.
    Senioren en mensen met functiebeperkingen blijven steeds vaker zelfstandig in hun wijk/stadsdeel wonen. Door voldoende ondersteuning en zorg op maat thuis te ontvangen kan men (langer) meedoen in de maatschappij.
  • De wereldwijde trend naar meer duurzaamheid en een beter klimaat. Het gemeentelijk programma duurzaamheid en klimaatbeleid richt zich voor wonen m.n. op energiebesparing en een hoge GPR-kwaliteitsscore van 7 bij nieuwbouw.

De financiële/economische crisis, ontstaan in 2008, is geen maatschappelijke trend maar wel een exogene factor die het wonen de komende jaren in belangrijke mate zal (blijven) beïnvloeden.

Verwachting

De verwachting is dat de consument blijvend een kwalitatief hoogwaardige en ruime woning wenst. Vaak zal de consument een koopwoning zoeken, maar ook de vraag naar kwalitatief goede en wat duurdere huurwoningen zal zich duidelijk blijven manifesteren. Een bijzonder facet van de vraag naar kwaliteit zijn de buitenlandse kenniswerkers. Voor de uitbouw van onze Brainport is het van belang om de kwaliteitsvraag van de zittende en komende kenniswerkers te faciliteren.Voor de korte termijn zal echter de woningbouwproductie, meer dan tot voor kort nog gedacht werd, gericht moeten worden op de wat minder dure delen van de koopsector en ook de huursector. De beoogde kwaliteitsslag zal hiermee meer tijd zal vergen dan eerder werd verondersteld.
Het woningbouwprogramma zal gericht moeten blijven op het halen van de beoogde kwantiteiten zonder de kwaliteit uit het oog te verliezen. Van belang hierbij is steeds een goede balans te vinden tussen het bieden van oplossingen voor de korte termijn problemen op de woningmarkt en het lange termijn streven naar kwaliteit. Van belang is ook de positie van de woonmilieus scherp in de gaten te houden en daarbij speciaal de positie van de meergezinswoningen.

Woensel West

Het bestemmingsplan 'Woensel West' legt de huidige situatie vast, inclusief de bestaande woonfunctie in het gebied. In het bestemmingsplan is een uitwerking opgenomen voor het Celsiusplein. Hier zullen woningen gesloopt worden en nieuwe woningen worden gebouwd. De bestaande woningen zijn grondgebonden woningen in de huursector. Aan deze woningen is nog steeds veel behoefte. Daarom is opgenomen dat minimaal 80% van de woningen grondgebonden woningen moet zijn. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om maximaal 20% appartementen te bouwen.

3.5 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden

3.5.1 Archeologie

De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan Archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012' , dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise.
De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd.
Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.

De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart.
Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

In het plangebied Woensel West staan geen archeologische verwachtingswaarden aangegeven aangegeven op de archeologische waardenkaart.

3.5.2 Cultuurhistorische waarden

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen.
Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0035.jpg"

Figuur 19: Cultuurhistorische waarden

De Boschdijk, de Edisonstraat en de Wattstraat behoren tot de historische wegenstructuur. Dit bestemmingsplan brengt geen wijzigingen aan in de wegenstructuur.

Verder vormt de buurt t'Lijntje een historische structuur. De wegenstructuur wordt niet gewijzigd en de bebouwing ligt vast, omdat er bouwblokken staan aangegeven op de verbeelding. Hiermee is deze historische structuur voldoende vastgelegd.

Daarnaast zijn nog enkele monumentale bomen aanwezig in de Brugmanstraat. Deze bomen zijn beschermd via de gemeentelijke kapverordening.

3.5.3 Stedenbouw en stadsgezichten

Woonbuurt't Lijntje

Woonbuurt 't Lijntje' omsloten door de Galileistraat, Marconilaan en Wattstraat, vanaf 1929 in opdracht van woningbouwvereniging Thuis Best ontworpen. Het plan werd 'Het Lijntje' genoemd naar de straat die de zuidzijde van het plan begrensde. De buurt werd ontworpen door architect C. Smit en is in opzet en bebouwingsbeeld nauw verwant aan de Gelderse Buurt. In het ontwerp is de invloed van de Bazel duidelijk herkenbaar. De buurt heeft een symmetrisch plattegrond met als hart het Humboldtplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0036.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0037.jpg"

Figuur 20: foto's woonbuurt 't Lijntje

Kenmerkend voor de buurt is de wijze waarop de bouwblokken zijn geplaatst. Hierdoor ontstaan gesloten perspectieven en straatbeelden. In de straten zijn de bouwblokken even ingesnoerd, waardoor de straatruimte als autonoom wordt ervaren. Door de stedenbouwkundige opzet en de samenhangende architectuur heeft de buurt een intiem karakter.

3.5.4 Rijksmonumenten

Joodse begraafplaats, Groenewoudseweg nr 4

Bouwjaar 1771, 1910, Joodse begraafplaats en kapel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0038.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0039.jpg"

Figuur 21: foto's Joodse begraafplaats

Het terrein werd in 1910 omgeven met een bakstenen muur met lisenen, die bekroond worden met natuurstenen elementen. Een smeedijzeren hek vormt de ingang. Op het terrein bevinden zich verschillende grafvelden, waarvan enkele gedeelten voor kinderen. Bepaalde plaatsen gelegen aan de paden zijn voorbehouden aan afstammelingen van kohaniem (priesterklasse).

De oudste graven dateren uit het eerste kwart van de 19e eeuw. Tussen 1854 en 1945 werden de graven aangeduid met nummerpaaltjes voorzien van Hebreeuwse karakters. De meeste graven zijn voorzien van natuurstenen zerken, waarvan de oudste uitsluitend een Hebreeuws opschrift hebben. De data zijn meestal zowel aangegeven volgens de Joodse als volgens de algemeen gebruikelijke kalender. Het metaherhuis of aula is in 1910 gebouwd ter vervanging van een ouder lijkenhuisje. Het is een rechthoekig gebouw met een zadeldak en aan beide lange gevels uitspringende delen met een topgevel. Opzij bevindt zich een uitbouw die toegankelijk is voor kohaniem. Het gebouw heeft twee vertrekken en is van binnen deels gepleisterd. In de muren zijn rondboogramen aangebracht. De begraafplaats heeft cultuurhistorische waarde als uiting van de joodse grafcultuur en als typologische ontwikkeling van de begraafplaats met bebouwing, die vanwege de stijl ook van architectuurhistorische waarde heeft. Het is een zeldzaam geheel, dat gaaf bewaard is gebleven


School, Galileistraat nr 2

Bouwjaar 1929, architect J.W. Hanrath

Schoolgebouw van de Vereeniging voor Christelijk Nationaal Onderwijs. Het hoofdgebouw heeft een schilddak met overstek. Links daarvan staat een markant blokvormig torenelement met plat dak. Hier bevindt zich de ingang in een trapsgewijs verdiepte rondboog met het opschrift Christelijk Nationale Schoolvereeniging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0040.jpg"

Figuur 22: foto schoolgebouw

Het platte dak van de toren heeft een rand van ceramische tegels. Het blok heeft een smalle nog hogere opbouw met vlaggenmast. Opzij hiervan bevinden zich een blok en een iets terug gelegen bouwmassa van twee lagen onder een plat dak. Aan de rechterzijde bevindt zich een lagere aanbouw met schilddak.

De voorgevel onder een flinke overstek heeft brede samengestelde ramen met kleine roedenverdeling, op de begane grond doorsneden door een betonnen band waaronder bakstenen stijlen. Door de groei van Philips kwamen veel mensen van elders naar Eindhoven waardoor ook de behoefte aan protestants-christelijk onderwijs toenam. Het gebouw heeft cultuurhistorische waarde als uiting van de ontwikkeling van het onderwijs en als schooltype en architectuurhistorische waarde als werk van Hanrath.

3.6 Verkeer En Parkeren

Autoverkeer

In de gemeente Eindhoven zijn verschillende type wegen aanwezig. Onderstaande figuur geeft deze categorisering weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0041.png"

Figuur 23: wegencategorisering

Hierbij delen we de wegen van Eindhoven in drie types in:

  • Stroomwegen; om het verkeer zo snel en veilig mogelijk tussen herkomst en bestemming te laten bewegen (het verkeer heeft hier de hoogste prioriteit);
  • Gebiedsontsluitingswegen; die de stroomwegen en erftoegangswegen verbinden (op wegvakken wordt gestroomd en op kruispunten vindt uitwisseling plaats);
  • Erftoegangswegen; die (directe) toegang bieden tot de percelen op de plaats van herkomst en bestemming, waar verblijven centraal staat (het verkeer is hier dus te gast).

De gemeente wil het centrum aantrekkelijker maken en de luchtkwaliteit daar verbeteren. Daarvoor is het noodzakelijk om de druk van (doorgaand) autoverkeer te verminderen, meer ruimte te maken voor groen, de oversteekbaarheid van de binnenring te verbeteren en in het centrumgebied voorrang te geven aan voetganger, fiets en openbaar vervoer.

Fietsverkeer

De fiets vervult in het vervoerspatroon van Eindhoven een belangrijke rol. Aangezien deze vorm van vervoer tot de meest milieuvriendelijke vorm van transport wordt gezien, stimuleert de gemeente Eindhoven het gebruik van de fiets. Om het fietsgebruik te faciliteren en optimaliseren kent de gemeente een fietsnetwerk.

Openbaar vervoer

De gemeente Eindhoven heeft voor ogen om in 2020 het aantal openbaar vervoer verplaatsingen toe te laten nemen. Om deze doelstelling te halen heeft de gemeente Eindhoven een OV-agenda en als onderdeel van de agenda een HOV-strategie. Binnen deze HOV-strategie is de binnenring aangegeven als zoekgebied voor de aanleg van een Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) verbinding.

Parkeren

Het gebied trekt vooral parkeerders aan, zoals bewoners en bezoekers. Per type parkeerder verschilt de parkeerduur en de acceptatie van loopafstand tussen parkeeraanbod en bestemming. Hiervoor zijn in het plangebied verschillende parkeervoorzieningen gerealiseerd.

Echter, de ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. Het is van belang dat de schaarse ruimte efficiënt wordt gebruikt. Mede daarom stelt de gemeente Eindhoven bij het verlenen van een omgevingsvergunning eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen. Door het hanteren van parkeernormen wordt er voor gezorgd dat een bouwplan niet leidt tot een onacceptabele parkeerdruk in de directe omgeving. Tegelijkertijd mag het niet zo zijn dat door het hanteren van de parkeernormen de groei van de stad ernstig wordt belemmerd en gewenste ontwikkelingen niet kunnen plaatsvinden.

Uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen is dat deze hun parkeerbehoefte op eigen terrein opvangen. De parkeernormen die de gemeente daarvoor hanteert zijn in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. In de vigerende nota parkeernormen staat beschreven hoe de gemeente omgaat met het bepalen van de parkeerbehoefte aan de hand van deze normen.De feitelijke parkeertoets wordt gemaakt in het kader van de afgifte van de omgevingsvergunning.

3.7 Groen

In de Interimstructuurvisie 2009 zijn als ruimtelijke beleidskaders voor groen het Groenbeleidsplan 2001 en het Bomenbeleidsplan 2008 opgenomen.

3.7.1 Groenbeleidsplan

Het Groenbeleidsplan 2001, zoals op 5 november 2001 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als doel het duurzaam veilig stellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende functies. Onder de groenstructuur wordt verstaan: het stelsel van terreinen en/of elementen met ecologische, waterhuishoudkundige, recreatieve en/of ruimtelijk structurerende betekenis.

Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0042.png"

Figuur 24: Groen en recreatievoorzieningen

Onderhavig plangebied is in de kaart 'Ruimtelijke Strategieën' uit het Groenbeleidsplan aangeduid als 'stad, rood beeldbepalend' (merendeels) en 'structureel stadsgroen' (parkstrook spoorzone). Het structureel stadsgroen is als uitwerking van het Groenbeleidsplan in het dossier Overdraagbaarheid openbaar groen 2003, perceelsgewijs vastgesteld. Daarin zijn naast de spoorzone meerdere groene pleinen en straatplantsoenen in Woensel west als structureel stadsgroen aangeduid. In onderhavig plangebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie aangehouden:


Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend

In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten, waaronder Woensel west (kaart blz. 37 Groenbeleidsplan), wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.


Strategie 4: Structureel stadsgroen

Deze gebieden zijn bedoeld voor groene dooradering van de stad, voor intensieve recreatie en ontspanning (parken), natuur en waterberging. Het beleid is gericht op het versterken van de functionaliteit van deze gebieden en het verbinden tot robuuste structuren. Als uitwerking van het Groenbeleidsplan is in het dossier Overdraagbaarheid openbaar groen 2003, het structureel stadsgroen perceelsgewijs vastgesteld.


Op basis van het dossier Overdraagbaarheid openbaar groen 2003 is toevoeging van niet-groene voorzieningen slechts mogelijk als er geen alternatieven voorhanden zijn, als door een 'groen-inclusief ontwerp' de groene kwaliteit tenminste wordt gehandhaafd en als compensatie plaatsvindt van het per saldo verloren deel van de groenstructuur.

3.7.2 Bomenbeleidsplan 2008: Ruimte voor bomen

Het Bomenbeleidsplan 2008 'Ruimte voor bomen' is in april 2008 door de raad vastgesteld . Doel van het bomenbeleidsplan is het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en het groene imago van Eindhoven.

Het Bomenbeleidsplan vormt een bindend kader tot 2020. Het is een strategisch beleidskader voor de instandhouding en versterking van de Eindhovense boomstructuur.

In de bijlage van het bomenbeleidsplan wordt het beleid ten aanzien van bomen op strategisch niveau uitgewerkt. Aandacht wordt onder meer besteed aan de bomenstructuur op gemeentelijk niveau en de cultuurhistorische structuur. Voor concrete projecten wordt aangegeven hoe door middel van een Quickscan Bomen en een eventuele boomeffectrapportage bepaald kan worden of er belemmerende factoren zijn voor bomen binnen de projectgrenzen en 10 meter daar buiten. De bescherming van waardevolle bomen en gebiedsgewijze bescherming van bomen (stad, groen beeldbepalend) is eveneens in het Bomenbeleidsplan uitgewerkt.

Langs diverse straten staan bomen die met het label 'waardevol' zijn aangeduid. Daarnaast zijn vele bomen als 'basisboom' gelabeld. Er zijn 3 particuliere bomen als 'particuliere waardevolle boom' gelabeld. Deze staan bij Marconilaan 70, Marconilaan 72 en Musschenbroekstraat 76. Bij ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld herstructuring van woonwijken zal het veelal nodig zijn een boomeffectanalyse uit te voeren. Bij ontwerp en uitvoering dienen mogelijk maatregelen te worden getroffen om waardevolle bomen te behouden (bijvoorbeeld monumentale lindes in de Brugmanstraat en de waardevolle platanen bij het Celsiusplein).

3.8 Maatschappelijke Voorzieningen

Voorzieningen op sociaal maatschappelijk gebied liggen verspreid door het gebied. Aan de Boschdijk ligt sinds juni 2010 het SPIL-centrum Boschdijk. Daar huizen onder één dak: basisschool ’t Palet, Peuterplaza Groenewoud, de buitenschoolse opvang Korein Kinderplein en het consultatiebureau van Zuidzorg. In het zuidwestelijke deel van de wijk staat de Baptistenkerk Marconilaa. Bij station Beukenlaan aan de Groenewoudseweg ligt die Joodse begraafplaats. een buurthuis en een begraafplaats. In de Wattstraat is het buurthuis Woensel West gevestigd.

3.9 Detailhandel

De detailhandelsnota "Ten minste houdbaar tot 2010" is op 19 december 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. In Woensel West zijn enkele solitair gelegen winkels aanwezig. Deze winkels hebben de bestemming Gemengd, waarbij behalve detailhandel ook andere functies mogelijk zijn zoals bedrijven en dienstverlening.

Het bestemmingsplan maakt niet op grote schaal nieuwe detailhandel mogelijk. Dit past niet binnen de detailhandelsstructuur. Daarnaast is momenteel sprake van leegstand van winkelpanden in Eindhoven. Detailhandel is toegelaten binnen de bestemming 'Gemengd'. Daarnaast is het bedrijven toegestaan om de producten die zij ter plaatse produceren ook te verkopen.

3.10 Horeca

De raad heeft op 19 april 2004 het Horecabeleidsplan vastgesteld. Het algemene beleid is voor wat betreft de woonwijken gericht op handhaving en beperkte uitbreiding van de bestaande horeca.

Er zal binnen de horecabestemming door middel van een categorisering (d.m.v. een “lijst van horeca-activiteiten”) onderscheid tussen de verschillende vormen van horeca worden gemaakt naar potentiële milieuhinder/overlast. De in deze lijst vermelde vormen van horeca zijn merendeels ook terug te vinden in de horecatypering zoals vermeld in het Horecabeleidsplan, zij het dat de benadering daar meer van economische aard is.

De café's hebben de bestemming Horeca gekregen. Daarnaast is horeca via een aanduiding toegelaten binnen de bestemming 'Gemengd'.

3.11 Bedrijvigheid

In het plangebied zijn nauwelijks bedrijfslocaties aanwezig. Op enkele binnenterreinen is van oudsher bedrijvigheid gevestigd. Deze aanwezige bedrijven zijn ook als zodanig bestemd. Daarnaast zijn binnen de woonbestemming aan huis gebonden beroepen toegelaten. Via een afwijkingsbevoegdheid is het ook mogelijk om kleine bedrijfjes te vestigen bij een woning.

3.12 Kantoren

In het plangebied bevinden zich enkele kantoren aan het Marconiplein. Deze zijn opgenomen in de bestemming Gemengd. Mocht er behoefte zijn in de toekomst aan een functieverandering van deze kantoren dan laat het bestemmingsplan dit toe. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwvestiging van kantoren mogelijk.

3.13 Prosititutie

Er bevinden zich in het plangebied prostitutiebedrijven aan het Baekelandplein. Deze bedrijven zijn op deze locatie toegelaten en zijn ook als zodanig bestemd.

3.14 Kabels, Leidingen En Straalpaden

In het plangebied liggen geen kabels, leidingen of straalpaden die bescherming behoeven in het kader van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf

4.1 Bedrijven En Milieuzonering

Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieen bedrijfsvestigingen en/of inrichtingen mogelijk kunnen worden gemaakt. Dit houdt in dat er een voldoende ruimtelijke scheiding aanwezig dient te zijn tussen milieubelastende bedrijven en/of inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand.
Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
In deze brochure worden onder meer richtafstanden aangegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.
Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk.
Een rustige woonwijk is als volgt gedefinieerd: Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor.
Een gemengd gebied is als volgt geformuleerd: Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot gemengd gebied. Woensel West is te karaktiseren als een woonwijk.

4.1.1 Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG circulaire. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied toe worden gestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk';
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.

  • categorie 1: grootste afstand 10 meter;
  • categorie 2: grootste afstand 30 meter;
  • categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
  • categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
  • categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
  • categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
  • categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
  • categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
  • categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
  • categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.

Voor dit bestemmingsplan is de staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG aangepast door de bedrijventypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten niet toelaatbaar worden geacht op een bedrijventerrein niet in de staat van bedrijfsactiviteiten op te nemen (bv. bioscopen, dierentuinen, sporthallen, kantoren, etc.).
Daarnaast worden bedrijfstypen uitgesloten waarvan gesteld mag worden dat zij - gezien hun aard - niet in onderhavig plangebied thuishoren en/of niet voor kunnen komen (bv. visserij- en visteeltbedrijven, aardolie- en gaswinning, etc.).
Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied, al dan niet met vrijstelling, toegelaten milieucategorie (categorieën 1 t/m 3).

4.2 Geluid

4.2.1 Wegverkeer

Het is verplicht akoestisch onderzoek uit te voeren indien ten gevolge van nieuwe ontwikkelingen extra verkeer wordt aangetrokken. Daarnaast is akoestisch onderzoek verplicht indien nieuwe geluidgevoelige functies, zoals wonen, mogelijk worden gemaakt.

Het gebied Woensel West bestaat voor het grootste deel uit een 30-km gebied. In deze gebieden hoeft in beginsel geen onderzoek uitgevoerd te worden. Aan de randen van Woensel West bevinden zich wel wegen waar 50 en zelfs 70 km per uur van toepassing is. Dit zijn de Boschdijk en de Marconilaan.

Ten behoeve van het bestemmingsplan Woensel-West zijn berekeningen uitgevoerd. Naar aanleiding van de resultaten kunnen de volgende conclusies getrokken worden voor wegverkeer:

  • Ter hoogte van het herontwikkelingsgebied Celsiusplein wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van Lden 48 dB.
  • De 30 km-wegen die niet binnen het regime van de Wet geluidhinder vallen, resulteren in een geluidbelasting tot ten hoogste Lden 61 dB (excl. aftrek). Om een goed woon- en leefklimaat binnen de woningen te realiseren is het wenselijk om eisen te stellen aan de geluidwering van de gevels van de woningen.
  • De uiteindelijke geluidbelasting is afhankelijk is van de invulling van het plan. Wanneer dit bekend is, kan de geluidbelasting bepaald worden die uitgangspunt is voor het treffen van voorzieningen.

4.2.2 Railverkeer

Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten kunnen de volgende conclusies getrokken worden voor railverkeer:

  • Binnen het herontwikkelingsgebied Celsiusplein wordt de voorkeursgrenswaarde van Lden 55 dB op 1,5 m boven plaatselijk maaiveld niet overschreden.
  • Op 5,0 m hoogte wordt de voorkeursgrenswaarde binnen een klein gedeelte van het herontwikkelingsgebied overschreden.
  • Op 7,5 m hoogte wordt de voorkeursgrenswaarde binnen het gehele herontwikkelingsgebied overschreden.
  • De geluidbelasting ten gevolge van de spoorlijn Eindhoven-Den Bosch is binnen het herontwikkelingsgebied Plan Celsiusplein ten hoogste gelijk aan Lden 54 dB op 1,5 m hoogte, Lden 58 dB op 5,0 m hoogte en Lden 63 dB op 7,5 m hoogte.
  • De maximale ontheffingswaarde van Lden 68 dB wordt niet overschreden.

4.2.3 Industrielawaai

Dit is niet aan de orde in het plangebied.

4.2.4 Luchtvaartlawaai

Dit is niet aan de orde in het plangebied.

4.3 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader: 'Wet luchtkwaliteit'

De 'Wet luchtkwaliteit' is op 15 november 2007 in werking getreden (Stb. 2007, nr. 434) en is gewijzigd op 12 maart 2009 (Stb., nr. 158). De wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (m.n. hoofdstuk 5, onder titel 5.2) op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De aanleiding hiervan is de maatschappelijke discussie die ontstaan is als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.

De Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

Het NSL is per 1 augustus 2009 van kracht geworden. Hierdoor zijn onder andere de uitvoeringsregels rond saldering verruimd en is de definitie van 'niet in betekenende mate' (NIBM)'' verlegd naar 3% van de grenswaarde.

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt o.a. voor woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg of niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen. Voor nieuwe kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte (van alle binnenruimten) omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg of niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van de 'Wet luchtkwaliteit' c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend

Planbeschrijving en toetsing

Het bestemmingsplan 'Woensel West 2012' richt zich voornamelijk op bestemming van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. Er is geen sprake van nieuwe gevoelige bestemmingen langs drukke wegen en/of woningbouw nabij snelwegen.

De luchtkwaliteitseisen van de Wet luchtkwaliteit vormen geen belemmering voor de plannen wanneer de activiteiten 'niet-in betekenende' mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (artikel 5.16 lid 1 onder c Wm). In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Gesteld kan worden dat de ontwikkelingen in het plan niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het bestemmingsplan zonder nader onderzoek doorgang vinden.

4.4 Externe Veiligheid

4.4.1 Doel en wettelijk kader

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten alsmede het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.


Ten aanzien van bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004) van toepassing. Ten aanzien van transport is de Circulaire Vervoer Gevaarlijke stoffen van toepassing (juli 2012). Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011).


1. Plaatsgebonden Risico (PR):

Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';


2. Groepsrisico (GR):

Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.


Onderstaand zijn in verschillende paragrafen uitkomsten verwoord ten aanzien van externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten. Voor het plangebied zijn de volgende bronnen van belang die nadere afweging behoeven op het onderdeel externe veiligheid. Het betreft:

- Basisnet spoor

- Visie Externe Veiligheid

- Inrichtingen;

- Transportroute over de spoorbaan;

- Transport door buisleidingen;

- Vliegverkeer.

4.4.2 Basisnet spoor

Door het rijk wordt het Basisnet spoor voorbereid. Daarin worden, rekening houdend met te verwachten groei van vervoer van gevaarlijke stoffen door Nederland en verdichting van de ruimte naast het spoor (binnen een afstand van 200 m van het spoor) in m.n. stedelijke kernen, afspraken gemaakt over de risicoruimte. Het eindbeeld van het Basisnet is medio 2012 beschikbaar. Het laat ten aanzien van Eindhoven zien dat ondanks in voorbereiding zijnde plannen tot verdichting in de spoorzone, en toenemend vervoer van gevaarlijke stoffen, dat de risico's ten opzichte van de bestaande situatie zullen afnemen. Het rijk accepteert het dan nog bestaande groepsrisico (2, 35 x de oriënterende waarde) in Eindhoven.

4.4.3 Visie externe veiligheid

Gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de ruimtelijke Visie externe veiligheid vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen zal worden omgegaan met het veilig stellen van een acceptabel niveau van risico's externe veiligheid en beheersbaarheid. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen (o.m. het gebied > 200m van het spoor) een verantwoording van het groepsrisico uitgewerkt.

4.4.4 Inrichtingen

Op circa 2 kilometer van het plangebied is het spoorwegemplacement Eindhoven Centrum gelegen. De inrichting valt onder artikel 2, lid1, sub c van het Bevi. De in de Wm vergunning uitgewerkte kaders voor het emplacement zijn dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 binnen het emplacement moet blijven en de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet mag worden overschreden. Het emplacement wordt in principe niet gebruikt voor handelingen met wagons met gevaarlijke stoffen. Uitsluitend in overmachtsituaties mag het emplacement (incidenteel) worden gebruikt voor tijdelijk parkeren van een trein met gevaarlijke stoffen en het kopmaken. Uit de jaarlijkse verantwoording van ProRail blijkt dat dit zo sporadisch voorkomt dat het groepsrisico beduidend onder de oriënterende waarde blijft.


In januari 2011 is een risicoanalyse (AVIV, nr. 101836, d.d. 7 januari 2011) opgesteld. Uit deze risicoanalyse blijkt dat het plaatsgebonden risico (10-6/jaar) op het spoor ligt. Het plaatsgebonden risico levert geen beperkingen op voor dit bestemmingsplan. Gezien de afstand van het plangebied tot het emplacement zal het groepsrisico niet toenemen door dit bestemmingsplan. Verder is nabij het plangebied de WKC Essentcentrale gelegen. Het WKC Essentcentrale valt onder de definitie risicovol van de gemeente Eindhoven. In 2006 is een risicoanalyse (Tebodin, nr. 3800595, d.d. 20 juli 2006) opgesteld voor de WKC Essentcentrale. Uit deze analyse blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour (10-6/jaar) en het invloedsgebied niet over het plangebied is gelegen. Verder ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde.

4.4.5 Transport over het spoor

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Boxtel-Eindhoven. In het plangebied en zijn omgeving zijn geen andere vervoersbronnen aanwezig die van invloed zijn op de situatie met betrekking tot externe veiligheid in het plangebied.


Ter hoogte van het bestemmingsplan Woensel West 2012 is geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het betreft een voor het grootste gedeelte conserverend plan. Voor een zeer klein gedeelte worden 392 woningen vervangen door 400 woningen. Gezien de afstand tot het spoor en de zeer kleine toename van het aantal woningen zal dit geen effect hebben op het groepsrisico. Het groepsrisico zal niet toenemen ten opzichte wat in het Basisnet is berekend.

Plaatsgebonden risico

Volgens de berekeningen en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour voor het spoortraject 1 tot 6 meter bedraagt. Dit is berekend vanaf het midden van de buitenste twee spoorbundels. Voor wat betreft het plaatsgebonden risico ligt de 10-6 per jaar contour buiten het plangebied of voor een deel binnen het plangebied.

Verder geldt er volgens het Basisnet weg een plasbrand- aandachtsgebied (PAG) voor dit spoorgedeelte. Deze is 30 meter vanaf het midden van het buitenste spoor. Het plangebied ligt voor een gedeelte binnen het PAG. Een deel van de uitkomsten van het Basisnet zijn al verwerkt in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het PAG is hierin nog niet opgenomen. Het PAG zal bij vaststelling van het Basisnet wettelijke status krijgen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen deze PAG's zullen strengere eisen aan de gebouwen gelden. De strengere eisen zullen worden opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de daarbij behorende Ministeriële regeling.

Groepsrisico

Uit het voornoemde dat er bij het transport van gevaarlijke stoffen in bulkhoeveelheden over het spoor de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt overschreden, maar dat binnen het risicoplafond zoals berekening in het kader van Basisnet spoor wordt gebleven.

4.4.6 Buisleiding

Nabij het plangebied is een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding Z-519-01 (323,9 mm en 40 bar) gelegen. Volgens de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) dient het plaatsgebonden risico voor de buisleiding te worden berekend met het rekenprogramma "Carola".
Plaatsgebonden Risico

Door SRE Milieudienst is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) (SRE Milieudienst, nr. 504153, d.d. 1 februari 2012) opgesteld voor de ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. Uit de berekeningen blijkt dat het plaatsgebonden risico (10-6/jaar) op de leidingen liggen. Hierdoor zou volgens het nieuwe beleid op de leidingen kunnen worden gebouwd. Echter blijft een belemmeringenstrook van 4 meter gelden. Nieuwe ontwikkelingen en de bestaande bouw liggen buiten deze belemmeringenstroken. De ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding vormt geen belemmering voor ontwikkelingen voor wat betreft het plaatsgebonden risico of belemmeringenstrook.

Groepsrisico
Uit de berekeningen is gebleken dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde is gelegen.

4.4.7 Vliegveld

Het plangebied is gelegen op enige afstand (circa 4 km) van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militair vliegveld met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport).

Vanaf 1 november 2009 geldt de Wet luchtvaart. Deze wet omvat een nieuw stelsel van besluitvorming en normen voor alle luchthavens, met uitzondering van Schiphol. De luchthaven Eindhoven is een militaire luchthaven en blijft daarmee volledig onder de verantwoordelijkheid vallen van de minister van Defensie. In de systematiek van deze wet zal voor Luchthaven Eindhoven één luchthavenbesluit moeten worden vastgesteld met een militaire geluidsruimte voor militair vliegverkeer en een burgergeluidsruimte voor het commercieel burgermedegebruik. Verder moet in het luchthavenbesluit worden vastgelegd het luchthavengebied, het beperkingengebied (geluidszone, obstakelbeheergebied en vogelbeheersgebied) en één maximum aantal bewegingen recreatief medegebruik. Het luchthavenbesluit moet binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet worden genomen.

Het in werking treden van de Wet luchtvaart betekent niet dat deze wet en de daarop gebaseerde regelgeving per 1 november 2009 in volle omvang van toepassing zijn op de nu bestaande luchthavens. Het in deze wet opgenomen overgangsrecht voorziet namelijk in een gefaseerde invoering van het nieuwe wettelijke regime voor luchthavens. Concreet betekent dit dat het regime van de Wet luchtvaart pas van toepassing zal zijn als eerst de minister van Defensie een luchthavenbesluit heeft genomen. De minister zal van die mogelijkheid op een nader te bepalen tijdstip gebruik gaan maken. Voor het bestemmingsplan Woensel West 2012 is vooruitlopend op de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving en op basis van de vigerende regelgeving nagegaan in hoeverre deze belemmeringen kan opwerpen voor de uitvoering van het plan.

Voorafgaand aan deze procedure is een milieueffectrapportage (m.e.r.) uitgevoerd. In het Milieueffectrapport Militair Luchtvaartterrein Eindhoven (MER) zijn o.a. de gevolgen voor geluid, de luchtkwaliteit en externe veiligheid weergegeven voor de maximaal mogelijke gebruiksruimte van de luchthaven. Het aanwijzingsbesluit komt overeen met planalternatief 2 uit het MER. Uit de rapportage blijkt dat het plangebied in zijn geheel is gelegen binnen de 10-8 contour van het vliegveld.

4.4.8 Groepsrisico verantwoording

Bij het vaststellen van het nieuwe bestemmingsplan dient het groepsrisico artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en paragraaf 4.3 van de Circulaire risiconomering vervoer gevaarlijke stoffen verantwoord te worden. Dat houdt in, dat de hoogte van het groepsrisico bekend moet zijn en tevens de bijdrage van het ruimtelijk plan aan het groepsrisico (verhoging/verlaging). Er moet inzicht gegeven worden in de te verwachten dichtheid van personen in de invloedsgebieden van risicobronnen binnen en buiten het plan.

4.5 Bodem

Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. Uit al deze onderzoeken blijkt dat diverse locaties in Eindhoven de bodem verontreinigd is of verontreinigd is geweest. Het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen.

Indien het grondwater ter plaatse van de aanwezige diepere verontreinigingen wordt gebruikt, bijvoorbeeld voor koude-warmte-opslag in de bodem of de aanleg van een parkeergarage, dan dient hiervoor toestemming gevraagd te worden aan het bevoegd gezag van de Wet Bodembescherming. Wordt het diepere grondwater niet gebruikt, dan vormt de verontreiniging geen belemmering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80176-0301_0043.jpg"

Figuur 25: aanwezige verontreiniging in Woensel West

4.6 Natuur

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de toepasselijke wet- en regelgeving met betrekking tot het aspect natuur in relatie tot het plan. Daarna zijn de conclusies van het flora- en faunaonderzoek opgenomen.

Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming

De bescherming van specifieke soorten is in Nederland geregeld via de Flora- en faunawet (1 april 2002). Dit is een raamwet gebaseerd op reeds bestaande Nederlandse soortbeschermingswetten en zorgt voor de implementatie van de Europese Habitatrichtlijn en de Europese Vogelrichtlijn. Doel van de Flora- en faunawet is dan ook om het voortbestaan van honderden van de 40.000 in Nederland voorkomende planten- en diersoorten te garanderen. Onder de beschermde soorten vallen voor het grootste deel alle van nature in Nederland voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en een groot aantal vissen. Daarnaast nog redelijk wat planten en enkele veelal zeldzame ongewervelden en schaal- en schelpdieren die niet onder de Visserijwet vallen. Consequentie van deze wet is dat een ontheffing moet worden aangevraagd als door activiteiten een beschermde soort of leefgebied van een beschermde soort kan worden aangetast.

Ruimtelijke ingrepen hebben verschillende consequenties. Zo kan er o.a. verstoring, versnippering of vernietiging van leefgebieden optreden. Een activiteit in het projectgebied kan daarnaast ook directe en indirecte negatieve effecten hebben op beschermde soorten in de omgeving. De procedure kan worden vereenvoudigd door de planning van de werkzaamheden af te stemmen op de periode waarin de soorten het minst kwetsbaar zijn. Zo kunnen de negatieve effecten van de maatregelen tot een minimum worden beperkt.

Verbodsbepalingen:

Iedere initiatiefnemer voor een ruimtelijke ingreep heeft de plicht zich te houden aan de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet. Globaal komt het er op neer dat alle handelingen die een negatieve invloed hebben op beschermde soorten in principe verboden zijn (zie kader 1).

Daarnaast heeft iedere initiatiefnemer ook een zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen betrokken bij het project zó dient te handelen, of juist deze handelingen na te laten, dat de in het wild voorkomende plant- en diersoorten daarvan géén of zo min mogelijk hinder ondervinden.

In bijna ieder projectgebied is wel een beschermde soort aanwezig of te verwachten, omdat er ook zeer algemene soorten beschermd zijn. Dit betekent dat de hierboven genoemde verbodsbepalingen daarom vrijwel altijd van toepassing kunnen zijn op elk project. Concreet houdt dit in dat er dus vrijwel altijd een onderzoek moet worden uitgevoerd waarin wordt vastgesteld of negatieve effecten te verwachten zijn op beschermde soorten.

AMvB artikel 75

Op 23 februari 2005 is de 'AMvB artikel 75' van de Flora- en faunawet in werking getreden. De beschermde soorten van de Flora- en faunawet worden in de AMvB in drie verschillende beschermingsniveaus verdeeld: streng beschermde soorten, algemene soorten en overige soorten (zie kader 2) (LNV, 2005).

De AMvB regelt een vrijstelling voor algemeen voorkomende beschermde soorten voor drie categorieën van activiteiten:

  • bestendig beheer en onderhoud
  • bestendig gebruik
  • ruimtelijke ontwikkeling en inrichting

Als de maatregelen onder één van deze categorieën vallen, is een ontheffingsaanvraag voor algemene beschermde soorten niet nodig. Als er volgens een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt, is ook geen ontheffing nodig voor de normaal beschermde (overige) soorten. Voor vogels moeten de maatregelen buiten het broedseizoen worden uitgevoerd, ofwel er moet worden gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Alleen voor streng beschermde soorten is vrijwel altijd een ontheffing nodig. Ook als de maatregelen niet vallen onder de bovengenoemde drie categorieën is altijd een ontheffing nodig.

Toetsing

Het verschil tussen de beschermingsniveaus zit verder in de toetsing die plaatsvindt om de ontheffingsaanvraag te beoordelen. Deze is veel uitgebreider bij streng beschermde soorten en bij vogels. Bij de zeer algemene soorten en overige beschermde soorten wordt alleen getoetst of de werkzaamheden het voortbestaan van de soort niet in gevaar brengen.

Voor streng beschermde soorten en vogels wordt een uitgebreide toets uitgevoerd, die globaal

bestaat uit:

  • de maatregelen mogen het voortbestaan van de soort niet in gevaar brengen.
  • er is geen alternatief voor de maatregel.
  • met de maatregel wordt een maatschappelijk belang gediend, conform een specifieke lijst.
  • er dient zorgvuldig te worden gehandeld.

Bevindingen in het plangebied

In het plangebied zijn de laatste jaren beschermde soorten waargenomen. Daaronder bevinden zich de gierzwaluw en de gewone dwergvleermuis waarvan de in gebouwen voorkomende verblijfplaatsen het hele jaar door zijn beschermd. Dat geldt overigens ook voor de nesten van de huismus die ook best in dit gebied kan voorkomen. Aantasting van deze verblijfplaatsen is alleen onder voorwaarden toegestaan. Het is aan te bevelen de gunstige staat van instandhouding van deze soorten te bevorderen door in nieuwbouwprojecten standaard verkrijgbare alternatieven te verwerken (bijvoorbeeld nestpannen, neststenen en vleermuizenkokers). Daarnaast zijn om en nabij de begraafplaats (bij Marconilaan/spoorweg) beschermde muurvarens aangetroffen (steenbreekvaren en tongvaren).

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de huidige water situatie in het plangebied. Daarnaast legt het vast aan welke watereisen ontwikkelingen, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, moeten voldoen. Het doet dit door ruimtelijke plannen onder meer te toetsen aan " hydrologisch neutraal" conform landelijk en lokaal waterbeleid. Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk binnen bestaande (water)structuren af. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c, van het Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Beleid

5.2.1 Provinciaal Waterplan 2010-2015

Het Provinciaal Waterplan 'Waar water werkt en leeft' beschrijft het provinciale waterbeleid voor de periode 2010 tot 2015 en bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Daarnaast vormt het een structuurvisie voor het aspect water op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Het plan vormt zowel een beleidskader, toetsingskader en beheerplan voor grondwateronttrekkingen. Het ontwerp Waterplan is tegelijk opgesteld met de ontwerp water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.


Het Provinciaal Waterplan heeft beleidskaders als randvoorwaarden, die richting geven aan het waterbeleid. Water dient vele belangen. Om hiermee in dit plan evenwichtig te kunnen omgaan, hanteert de provincie Noord Brabant de principes van de people-planet-profit-benadering. In Noord-Brabant zijn deze uitgangspunten vertaald in de Telos-driehoek. Vanuit de sociaal-maatschappelijke invalshoek (people) krijgen veiligheid tegen overstroming, bescherming tegen wateroverlast, een betrouwbare drinkwatervoorziening en goede recreatievoorzieningen aandacht. Vanuit de economische invalshoek (profit) heeft dit plan aandacht voor onder meer een goede watervoorziening voor industrie en landbouw en voor het transport over water. De derde invalshoek (planet) gaat uit van het water als voorwaarde voor een gezonde leefomgeving voor mens en natuur. Belangrijke thema's in dat kader zijn de verbetering van de waterkwaliteit, de verdrogingsbestrijding en de meer natuurlijke inrichting van de watersystemen.


Aandacht blijft nodig voor verbetering van de waterkwaliteit, onder meer door vermindering van stikstof afkomstig uit diffuse bronnen en voor verdrogingsbestrijding. Ook de inrichting van beken en kreken en de aanleg van Ecologische verbindingszones langs waterlopen vragen om een impuls. Voor de verbetering van de waterkwaliteit wordt primair uitgegaan van de aanpak van de bronnen. Als dit niet mogelijk is, wordt ingestoken op procesgerichte maatregelen waarbij verontreinigende stoffen zoveel mogelijk worden verwijderd vóór ze zich via de watersystemen verder verspreiden. Als ook dat niet lukt, worden stoffen uit het watersysteem verwijderd door effectgerichte maatregelen (end-of-pipe). Op het vlak van omgaan met waterkwantiteit spelen de huidige inzichten over klimaatontwikkeling een belangrijke rol.

5.2.2 Waterbeheerplan 2010-2015 Waterschap de Dommel

Waterschap De Dommel heeft in december 2009 het Waterbeheerplan 2010-2015 "Krachtig Water" vastgesteld waarin de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap zijn opgenomen. Het waterschap geeft in dit plan binnen haar kerntaken prioriteit aan het voorkomen van wateroverlast én het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden. Andere thema's van het waterbeheersplan zijn:

  • aanleg van gestuurde waterbergingsgebieden;
  • afstemming inrichting en het beheer van watergangen op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de functies 'waternatuur' en 'verweven' uit het Provinciaal Waterplan;
  • samenwerking met gemeenten in de waterketen;
  • aanpak vervuilde waterbodems in samenhang met beekherstel;
  • ruimte bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie.

5.2.3 Keur oppervlaktewateren

De 'Keur Waterschap De Dommel 2009' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of melding verplicht is voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen keurbeschermingsgebieden, attentiegebieden en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning- en ontheffing verlening.

5.2.4 Hydrologisch neutraal bouwen

De beleidsterm "hydrologisch neutraal bouwen", uitgewerkt in de beleidsnotitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk 2009' geeft invulling aan het "niet afwentelen" principe, zoals door de commissie waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gegeven. Beter is het te spreken van hydrologisch neutraal ontwikkelen, omdat ook andere ontwikkelingen dan bouwprojecten dienen te worden getoetst. In principe heeft elke ruimtelijke ontwikkeling invloed op de hydrologie. De beleidsterm "hydrologisch neutraal" heeft dan ook vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van (toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen in ruimte en tijd. De ontwikkeling mag geen hydrologische achteruitgang aan de randen van het plangebied ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg hebben:

  • Er is geen (onvertraagde) toename van de waterafvoer op de rand van het plangebied.
  • Er mogen geen veranderingen van oppervlaktewaterstanden optreden op de grens van het plangebied en daarbuiten (tenzij veranderingen gewenst zijn).
  • Er mag geen overlast optreden door extreme neerslag gebeurtenissen.


De voorkeursvolgorde bij het nemen van maatregelen tegen wateroverlast gaan uit van het principe water vasthouden cq hergebruiken, water bergen en als laatste pas water afvoeren.

5.2.5 Gemeentelijk rioleringsplan 2011-2014

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht en op het gebied van (grond)water. Het GRP bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.

5.2.6 Waterplan

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap de Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. Het onderdeel "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" is achterhaald.

5.3 Beschrijving Watersysteem Plangebied

5.3.1 Checklist watersysteem

Checklist Watersysteem
Hoofdwatergang cq open water Nee
zijwatergang Nee
Keurgebied binnen plangebied? Nee
Binnen 25-100 jaarszone? Nee
Binnen boringsvrije zone? Nee
Ecologische verbindingszone? Nee
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? Nee
Natte natuurparels en/of beschermingszone Nee
Rioolwatertransportleiding Nee
Waterschap gemaal Nee
Landelijke afvoernorm binnen plangebied 1,33 l/s/ha
Verdachte/verontreinigde locaties? Staan vermeld in de bodemparagraaf
Infiltratie praktisch mogelijk? Nee
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid Ja

5.3.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t water

Binnen dit plangebied van Woensel West zijn geen Waterschap wateren aanwezig.

5.3.3 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

5.3.4 Verharding

Het plangebied bevat naar verhouding grote verharde oppervlakten die hoofdzakelijk bestaan uit woningen met terreinverharding en openbare wegen. Openbaar groen of onverharde gebieden zijn nagenoeg niet aanwezig. Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied.

5.3.5 Bodemopbouw

De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. Zonder het treffen van bodem verbeterende maatregelen wordt infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied niet reëel geacht. Eventueel bekende bodemverontreinigingen zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.

5.3.6 Grondwater

In het plangebied bevinden zich peilbuizen. De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar. Ter indicatie: de grondwaterstand varieert thans tussen de NAP 15,20 & 16,50 m. Het plangebied staat bij de gemeente niet bekend als knelpunt voor wateroverlast door regenval.

5.3.7 Regenwater

Het regenwater dat op daken en wegen valt, stroomt overwegend af naar de riolering.


De riolering in dit gebied is gemengd uitgevoerd waardoor regenwater samen met afvalwater naar de zuivering wordt afgevoerd. Overig regenwater infiltreert, afhankelijk van de doorlatendheid, in de bodem.

5.3.8 Afvalwater

Alle panden in het plangebied zijn aangesloten op het gemengd riool dat afvoert naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldebarneveltlaan.

5.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem

5.4.1 Verharding

Momenteel zijn geen ontwikkelingen bekend die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen. Het plangebied is niet voorzien van gescheiden riolering. Indien er in de toekomst zich binnen het plangebied kansen voordoen om het gemengde rioolstelsel verder om te bouwen naar een gescheiden stelsel zal de gemeente deze kansen, indien effectief en doelmatig, proberen te benutten. Streven moet zijn om uiteindelijk minder schoon water af te voeren naar de RWZI.

De ombouw naar een gescheiden stelsel, in overleg met het waterschap, vindt plaats op de momenten dat de aanleg gecombineerd kan worden met een wijk- cq herinrichting of rijbaan vernieuwing binnen het plangebied.

Voor alle bestaande en eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt de minimale eis: (huishoudelijk)afvalwater en regenwater van verharde oppervlakken gescheiden aanleveren tot de gemeentelijke erfgrens. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden.

5.4.2 Berging

Conform landelijk, provinciaal en waterschapsbeleid geld voor toekomstige ontwikkeling het zogenaamde 'hydrologisch neutraal' bouwen. Voor het bepalen van de vereiste bergingscompensatie voor regenwater, afkomstig van verharde oppervlak, wordt de HNO rekentool van waterschap de Dommel gebruikt. Hiermee wordt de grootte van voorzieningen bepaald waarmee pieklozingen op riolering en uiteindelijk oppervlaktewater te voorkomen zijn.

Omdat de grondslag in Eindhoven overwegend minder geschikt is voor het infiltreren van regenwater, betekent dit praktisch dat voor iedere m2 toename van het verhard oppervlak er extra waterberging gecreëerd moet worden. Bij zowel eigen plannen als plannen van derden gaat de gemeente Eindhoven ervan uit dat de benodigde bergingscompensatie op eigen terrein wordt gerealiseerd tenzij expliciet anders overeengekomen. Dergelijke voorzieningen, indien aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel, dienen het geborgen regenwater vertraagd te lozen op het stelsel, evenredig aan de in het plangebied geldende landelijke afvoernorm.

5.4.3 Oppervlaktewater

Er zijn geen plannen bekend die veranderingen aanbrengen in het oppervlaktewater systeem.

5.4.4 Waterkwaliteit

Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken. Conform de handreiking "afkoppelen & niet aankoppelen" dienen de verharde oppervlakken gekwalificeerd te worden.

5.5 Overleg Met Het Waterschap

In april 2012 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:

  1. 1. Hemelwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal gescheiden van het huishoudelijke afvalwater worden ingezameld;
  2. 2. Om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd hemelwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of deze wel of niet afgekoppeld moeten worden.
  3. 3. Ontwikkelingen die invloed hebben op de waterhuishouding van het plangebied dienen altijd aan het waterschap te worden voorgelegd.
  4. 4. Bij nog nader uit te werken concretisering plannen dienen wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van bouwplannen betrokken te worden.


Op 19 juni 2012 heeft Waterschap de Dommel positief gereageerd op deze waterparagraaf.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan "Woensel West 2013" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2008. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.

6.2 Planmethodiek

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere eisenregeling.

6.3 Verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt gegeven.
Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2008 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi.
Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen omdat de maniervan raadplegen verschillend. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

6.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.

De Hoofdstuk 1 Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.

In Artikel 1 Begrippen (artikel 1 Begrippen) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels gebruikte begrippen niet in dit artikel voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik.

In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel Artikel 2 Wijze van meten) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemming `Wonen” (artikel Artikel 16 Wonen)

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met woningen en de bijbehorende voor- en achtererven .
In de regels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen. Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw. Bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen zijn in architectonisch opzicht te onderscheiden van, en ondergeschikt aan, het hoofdgebouw.

Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakken volledig mogen worden bebouwd. Bij "grondgebonden woningen" is in beginsel uitgegaan van een diepte van het bouwvlak van 12 m, gemeten vanaf de voorgevel(rooilijn). Daarbij dient de resterende achtertuin een diepte van minimaal 10 m te hebben. Indien deze minimale diepte in de gegeven situatie niet mogelijk is, is voor het bouwvlak een diepte van 10 m aangehouden. Indien ook dan een ontoereikende diepte van de achtertuin resteert, is een diepte van het bouwvlak overeenkomstig de bestaande situatie aangegeven.

Er is gekozen voor standaardisering van de diepte van het bouwvlak met het oog op rechtsgelijkheid. Veel "grondgebonden woningen" hebben een bestaande diepte van 8 tot 10 m. Mogelijkheden tot uitbreiding van hoofdbebouwing naar 12 m is substantieel en praktisch. Bij de bepaling van de minimaal te behouden tuindiepte worden reeds in de tuin gerealiseerde bijgebouwen buiten beschouwing gelaten.
Door het bepalen van de diepte van het bouwvlak vervalt de noodzaak om de achtergevelrooilijn vast te leggen.

Bij vrijstaande woningen op relatief ruime kavels is als diepte van het bouwvlak in beginsel een maat van 15 m aangehouden. Voor minimaal resterende diepte van de achtertuinen bestaan dezelfde uitgangspunten als bovenstaand zijn verwoord.
Bij meergezinswoningen is voor de bepaling van het bouwvlak de bestaande situatie aangehouden.
Het bestemmingsplan maakt geen uitbreidingen mogelijk aan de voorgevel.
De voorzijde van woningen bepaalt namelijk in hoge mate het straatbeeld, evenals de onderlinge samenhang van de gevels.
Een rommelig gevelbeeld doet afbreuk aan de belevingswaarde van het straatbeeld. Daarom wordt bij een goed stedenbouwkundig plan uitgegaan van een helder en evenwichtig gevelbeeld waarbij de gevels van de afzonderlijke woningen een aantrekkelijk ensemble opleveren. Daarbij dient ook samenhang te ontstaan tussen de afmetingen van het profiel van de openbare ruimte en de gevelhoogten en gevelbreedten.
Uitbreidingen aan de voorzijde zijn enkel mogelijk indien dit o.a. vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig geen bezwaren oplevert. Omdat dit nagenoeg altijd “maatwerk “is, is hiervoor gekozen voor beleidsregels, genaamd “ontheffingen aan- uit- en bijgebouwen bij woningen”.
In deze beleidsregels zijn ook uitbreidingsmogelijkheden aangegeven voor aan-, uit- en bijgebouwen.
Ook zijn in deze beleidsregels mogelijkheden opgenomen voor het realiseren van mantelzorgwoningen.

Aan huis-verbonden-beroepen

Het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming toegestaan (tot maximaal 50 m2). Met een ontheffing is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 75 m² vloeroppervlak te benutten voor aan huis gebonden beroepen.
Tevens is het op basis van een ontheffing onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid.

Kamerverhuur

Het bestemmingsplan Woensel West gaat in de begripsbepalingen uit van bewoning door zelfstandige huishoudens. Kamerverhuur zal in beginsel per geval moeten worden bekeken. In Woensel West staat de leefbaarheid onder druk doordat er zoveel kamerverhuur plaatsvindt in de wijk. Het beleid voor Woensel West is dat legale kamerverhuur toegelaten is, maar dat er geen nieuwe vergunningen worden afgegeven.Daarom is een specifieke gebruiksregel toegevoegd dat kamerverhuur is toegelaten, in die gevallen dat een kamerverhuurvergunning is afgegeven.

Bestemming “Bedrijf ” (artikel Artikel 3 Bedrijf)

Deze bestemming is toegekend aan de gronden en opstallen van bedrijven in het plangebied tot ten hoogste categorie 2 als bedoeld in de bij deze regels behorende “Bijlage 1 Lijst vanbedrijfsactiviteiten". Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”.
Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn, zijn uitgesloten. Prostitutiebedrijven, seksinrichtingen en detailhandel zijn eveneens uitgesloten.
Bepaalde vormen van detailhandel, met name grootschalige detailhandel zijn op basis van een ontheffing toegelaten.
Er kan ook ontheffing worden verleend ten behoeve van bedrijven die niet voorkomen op de “Lijst van bedrijfsactiviteiten” maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd. De bouwvlakken zijn dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.

Bestemming `Cultuur en ontspanning - 1´ (artikel 4 Cultuur en ontspanning - 1)

Deze bestemming voorziet in een veelheid aan functies gericht op cultuur en ontspanning. In dit pand mag niet worden gewoond.

Bestemming `Cultuur en ontspanning - 2´ (artikel Cultuur en ontspanning - 2)

Deze bestemming voorziet in de bestemming van het Baekelandplan, waar prostitutie is toegelaten. In deze panden mag niet worden gewoond.

Bestemming `Gemengd - 1´ (artikel Artikel 6 Gemengd - 1)

Deze bestemming voorziet in een veelheid aan functies, die onderling uitwisselbaar zijn. Het betreft panden / clusters van panden waarbij een diversiteit aan functies gewenst is. Op de verdieping kan gewoond worden. De gemengde doeleinden zelf zijn uitsluitend op de begane grond mogelijk. Uitzondering vormen kantoren en bedrijven, omdat deze feitelijk reeds op de verdiepingen gevestigd zijn op enkele locaties, bijvoorbeel bij de bebouwing aan de rotonde bij de Boschdijk.

Bestemming `Gemengd - 2´ (artikel Gemengd - 2)

Deze bestemming voorziet in diverse functies, die onderling uitwisselbaar zijn. Het betreft panden / clusters van panden waarbij een diversiteit aan functies gewenst is. Op de verdieping kan gewoond worden. Deze bestemming ligt op de panden tussen de hoeken aan de Edisonstraat.

Bestemming `Groen” (artikel Artikel 8 Groen)

Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen´. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen.

Bestemming `Horeca´ (artikel Artikel 9 Horeca)

Deze bestemming is gelegd op de solitair gelegen horecavestigingen in het plangebied. De planregeling kan ook voorzien tevens in de aanwezigheid van woningen (ondergeschikt aan de horecafunctie).

Naar analogie van de "Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten" bij de bestemming `Bedrijf´ is bij deze bestemming gebruik gemaakt van een "lijst van horeca-inrichtingen". Deze is gebaseerd op basis van het Horecabeleidsplan ´Kwaliteit door differentiatie´.

De Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bieden onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder ten gevolge van de aanwezigheid van horeca-inrichtingen te voorkomen.
De Staat van horeca-inrichtingen, behorende bij de regels van het bestemmingsplan wordt gehanteerd als een aanvulling op de reikwijdte van beide genoemde instrumenten en ter uitvoering van het Horecabeleidsplan.

Horeca - 1 "Maaltijdverstrekkend"

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden.

Horeca - 2 "Drankverstrekkend"

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse.

Horeca - 3 "Multifunctioneel horecabedrijf"

Een inrichting die gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen.

Horeca - 4 "Vermaak, sport, spel en ontspanning"

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak, sport, spel en ontspanning.

Horeca - 5 "Logiesverstrekkend"

Hotels en pensions.

Horeca - 6 "Ontmoetingscentra / Maatschappelijke instellingen"

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het in verenigingsverband of anderszins georganiseerd bieden van ontmoetingsgelegenheid al dan niet in combinatie met verstrekking van drank en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd kunnen worden.

Bestemming `Maatschappelijk” (artikel Artikel 11 Maatschappelijk)

Het betreft hier een “verzamelbestemming” ten behoeve van medische, sociaal-culturele, religieuze, educatieve en openbare dienstverlenende (non-profit) instellingen en voorzieningen ten behoeve van sport. Concreet gaat het hier om voorzieningen als kerken, scholen, buurtcentra, sporthallen, bejaardenhuizen, welzijnsvoorzieningen, medische (groeps)praktijken e.d. al dan niet in combinatie met (boven)woningen. Gekozen is voor een flexibele regeling, zodat uitwisseling van alle functies die passen binnen de omschrijving mogelijk is. De grenzen van de bouwvlakken zijn dusdanig gesitueerd en/of er is gekozen voor een dusdanig maximaal bebouwingspercentage en/of een dusdanige maximale hoogte dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.
Binnen de bestemming `Maatschappelijk´ is horeca uitsluitend toegestaan ondergeschikt aan dan wel ter ondersteuning van de desbetreffende maatschappelijke functie(s). Dat wil (zoals vermeld in het gemeentelijke Horecabeleidsplan) zeggen dat de openingstijden van de horeca-activiteit niet ruimer mogen zijn dan die van de hoofdactiviteit, dat de horecavoorziening geen eigen toegang mag hebben en dat er geen separate reclame-uitingen zijn toegestaan.

Bestemming `Maatschappelijk - Begraafplaats” (artikel Artikel 12 Maatschappelijk -Begraafplaats)

Deze bestemming is gelegd op de aanwezige begraafplaats(en) in het plangebied.

Bestemming `Verkeer” (artikel Artikel 13 Verkeer)

Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

Bestemming `Verkeer - Garageboxen´ (artikel Artikel 14 Verkeer - Garageboxen)

In verband met de specifieke verschijningsvorm is voor solitair staande garageboxen een aparte bestemming opgenomen.

Bestemming `Verkeer - Verblijfsgebied” (artikel Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied)

Het gaat bij deze bestemming om de wegen die primair dienen c.q. zullen dienen voor de ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen gronden, zoals winkelerven, pleinen, woonstraten, woonerven en paden. Ook is deze bestemming bedoeld voor de parkeerterreinen en voor de groenstrookjes die een onderdeel zijn van de straatinrichting.

Bestemming `Woongebied - Uit te werken” (artikel 17 Woongebied - Uit te werken)

Deze uit te werken bestemming is opgenomen voor het gebied rondom het Celsiusplein. De woningen in dit gebied zullen vervangen gaan worden door nieuwe woningen. Op dit moment zijn er plannen in voorbereiding. Rondom het Celsiusplein en grenzend aan de Edisonstraat is de aanduiding 'gemengd' opgenomen. Behalve wonen, zijn hier ook andere functies toegelaten, zoals bedrijfjes en in beperkte mate detailhandel.

Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, de Parkeereisen en deAlgemene afwijkingsregels.

In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrechten deSlotregel opgenomen.

Voorts zijn aanduidingen opgenomen voor:

  1. 1. Monumenten (zowel rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten); voor de desbetreffende panden zijn de Monumentenwet dan wel de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing;
  2. 2. Veiligheidszone leiding. Nabij het spoor ligt een leiding met een veiligheidszone. Binnen deze zone mogen geen gebouwen worden gebouwd voor 'minder redzame personen'.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

De gemeente heeft in maart 2009 het toezicht- en handhavingsprogramma 2009 vastgesteld.

In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop.

Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen.

De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.

Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.

De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.

Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door 7 basisprincipes:

  • Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
  • Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
  • Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
  • Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
  • In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
  • In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
  • We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.

Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.

Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:

  • Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
  • Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
  • Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .

Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.

Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2008). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.

In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.

7.2 Handhaving Voorliggend Plan

Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.

Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.

Wel zal aan de bedrijven die - blijkens de in het voorgaande 'Bedrijven en milieuzonering'vermelde specifieke onderzoeken naar de milieusituaties ter plaatse - in aanmerking komen om af te wijken van het bestemmingsplan (afwijken voor bedrijven in een hogere milieucategorie dan in beginsel ter plaatse toegestaan) - zonodig onder voorwaarden - een afwijking moeten worden verleend.

Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten

Dit bestemmingsplan is opgesteld om te voorzien in een actueel juridisch kader voor Woensel West. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar legt vooral de bestaande situatie vast. Uitzondering vormt het plan Celsiusplein. Op termijn zullen in dit gebied de woningen gesloopt worden en herbouw van woningen plaatsvinden. Hiervoor is een uit te werken bestemming opgenomen. Onderzocht is of een anterieure overenkomst afgesloten moet worden. Geconcludeerd is dat dit niet nodig is, omdat er uitsluitend apparaatskosten te verhalen zijn. Hierover zijn reeds afspraken gemaakt tussen de gemeente en Trudo in het kader van het meerjareninvesteringsprogramma (MIP), waarbij Woensel West is aangewezen als IWV/Krachtwijk. De afspraken in het kader van het MIP kunnen gezien worden als een anterieure overeenkomst die zien op kostenverhaal voor ontwikkelingen in Woensel West, inclusief het Celsiusplein.

Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro

Op 22 februari 2012 is in Groot Eindhoven het voornemen van burgemeester en wethouders tot het opstellen van een bestemmingsplan voor Woensel West geplaatst.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het bestemmingsplan is ingestuurd naar de provincie, maar er zijn geen provinciale belangen in het gebied. Met het Waterschap zijn alle actualiseringsplannen in april 2012 besproken en akkoord bevonden. Voor het overige is het plan niet ingezonden voor vooroverleg.

9.3 Inspraak En Samenspraak

Het bestemmingsplan is op 9 januari besproken met de Buurtonderneming en buurtverenigingen in Woensel West Daarnaast is op 12 maart 2013 aparte nieuwsbrief voor Woensel West verspreid met informatie over dit bestemmingsplan.

Bijlage Bij De Toelichting

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek