Halve Maan 2013 (De Lieven-Drents Dorp)
Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven
Vastgesteld op 25-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Halve Maan 2013 (De Lieven-Drents Dorp) (SVBP2008) van de gemeente Eindhoven.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0772.80182-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aan-huis-verbonden-beroep
Een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt tevens verstaan het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf alsmede detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis, dat in of bij een woongebouw wordt uitgevoerd.
Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-wetenschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak dan wel de bouwaanduiding bijgebouw aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.9 bedrijfsvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.10 bestaande situatie
- legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
- legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bijgebouw
een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 buitenschoolse opvang (BSO)
het in georganiseerd verband opvangen van meer dan 6 kinderen in de leeftijdscategorie 4 tot 13 jaar voor en na schooltijd, in de middagpauze en tijdens schoolvakanties.
1.21 café
horeca, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.22 cafetaria/snackbar/afhaalservice
een bedrijf gericht op het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.23 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.
1.24 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
1.26 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.27 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.29 gebruiken
het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.
1.30 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.31 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.32 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.33 hoofdgebouw
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt..
1.34 horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.35 kantoor
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).
1.37 koffie-/theehuis
een bedrijf gericht op het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.
1.38 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.39 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.40 lessenaarsdak
een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild dat onder een zekere helling is aangebracht.
1.41 lijst van bedrijfsactiviteiten
de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.
1.42 lijst van horeca-activiteiten
lijst met een onderverdeling van horeca-activiteiten naar de mate van mogelijke overlast voor de omgeving zoals opgenomen in Bijlage 2 Lijst van horeca-activiteiten behorende bij deze regels;
1.43 lunchroom
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken.
1.44 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
1.45 mantelzorg
het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.
1.46 meergezinswoningen
als meergezinswoning wordt beschouwd: elke woning die samen met andere woonruimten een pand vormt. Hieronder vallen flats, galerij-, portiek-, beneden- en bovenwoningen, appartementen.
1.47 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.48 peil
0.30 m' boven de kruin van de weg.
1.49 prostitutiebedrijf
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verrricht.
1.50 restaurant
een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.51 risicovolle inrichting
- 1. inrichtingen bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten en/of
- 2. inrichtingen waar opslag, overslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen plaatsvindt én die behoren tot een categorie van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer én waarvan het invloedsgebied tot over de perceelsgrens reikt en/of
- 3. inrichtingen waarvoor, krachtens artikel 3.12, 3.17, 3.18, 3.28, 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.7 of 4.81 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, regels gelden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten en/of
- 4. een inrichting waarin meer dan 1.000 kg consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit of waarin professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen of bewerkt of
- 5. inrichtingen die niet onder 1 tot en met 4 vallen en waarvan de 10-6/jaar contour voor het plaatsgebonden risico is gelegen buiten de bouwperceelsgrens.
1.52 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.53 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.54 voorgevel
de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.55 water
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.56 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).
1.57 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.58 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.
1.59 woongebouw
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens, dan wel de grens van de aanduiding "bijgebouwen" door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens, dan wel de grens van de aanduiding "bijgebouwen" niet meer dan 1 meter bedraagt. Ten behoeve van trappen, welke onderdeel uitmaken van een hoofdgebouw, mag de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 2 meter bedragen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" behorende tot de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen;
- b. nutsvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
met de daarbij behorende:
- c. erven en terreinen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de `Lijst van bedrijfsactiviteiten´ mits het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die zijn genoemd in de `Lijst van bedrijfsactiviteiten´ (onder de categorieën 1 en2) en mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.
Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG met bijbehorend detailhandels- verkooppunt tot een maximum van 100 m2 en overige bijbehorende voorzieningen;
- b. open terreinen, waaronder begrepen parkeergelegenheid;
- c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Gemengd - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. dienstverlening;
- c. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde in artikel 1.44 geen geluidgevoelige functies zijn toegelaten;
met de daarbij behorende:
- d. wegen, straten en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
- i. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Gemengd - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca genoemd in de Lijst van horeca-activiteiten (bijlage 2), behorende tot categorie.1a, 1b, 2a, 2b en 3;
- b. dienstverlening;
met de daarbij behorende:
- c. wegen, straten en paden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
- h. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. paden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
- f. kunstobjecten;
- g. behoud, herstel en bevordering van de cultuurhistorische waarde, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
- h. verkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' én met dien verstande dat maximaal 5% van de gezamenlijke oppervlakte van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' ingericht mogen worden ten behoeve van verkeersdoeleinden;
met daarbij behorende:
- i. verhardingen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat - en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Kantoor
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Kantoor´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van kantoren;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. bijgebouwen en aan-en uitbouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. sociale veiligheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Maatschappelijk - 1
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Maatschappelijk - 1´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
met daarbij behorende:
- b. horecavoorzieningen, detailhandelsvoorzieningen en dienstverlenende bedrijven voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. bijgebouwen en aan-en uitbouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:
- a. de in lid 9.2.2 onder d genoemde maximale goothoogte van aanbouwen en bijgebouwen, indien zulks wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van de aan-/uitbouw of het bijgebouw bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;
- b. het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen, buiten de aanduiding 'bijgebouwen' mits:
- 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
- 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
- 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
- 4. de goothoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 3,5 m bedraagt.
9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken
Artikel 10 Maatschappelijk - 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Maatschappelijk - 2´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde in artikel 1.44 geen geluidgevoelige functies zijn toegelaten;
met daarbij behorende:
- b. horecavoorzieningen, detailhandelsvoorzieningen en dienstverlenende bedrijven voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. bijgebouwen en aan-en uitbouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:
- a. de in lid 10.2.2 onder d genoemde maximale goothoogte van aanbouwen en bijgebouwen, indien zulks wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van de aan-/uitbouw of het bijgebouw bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;
- b. het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen, buiten de aanduiding 'bijgebouwen' mits:
- 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
- 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
- 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
- 4. de goothoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 3,5 m bedraagt.
10.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Sport´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportterreinen;
- b. gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, met de daarbij behorende ondersteunende voorzieningen ten dienste van deze doeleinden;
- c. horecavoorzieningen uitsluitend voorzover ter ondersteuning en ten dienste van de aanwezige sportvoorzieningen
met de daarbij behorende:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
- f. groenvoorzieningen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, bestaande uit:
- maximaal 4 rijstroken;
- busstroken en busbanen (HOV-baan) uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer';
- a. voet- en fietspaden;
- b. groenvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- d. geluidwerende voorzieningen;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, in verband met de verkeers- of sociale veiligheid.
Artikel 13 Verkeer - Garagebox
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer - Garagebox´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen voor de stalling van auto's en andere voertuigen;
met de daarbij behorende:
- b. terreinen
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer - Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten;
- b. pleinen;
- c. voet- en fietspaden;
met daarbij behorende:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, in verband met de verkeers- of sociale veiligheid.
Artikel 15 Wonen - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:
- a. de in lid 15.2.2 onder d genoemde maximale goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien zulks wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van de aan-/uitbouw of het bijgebouw bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;
- b. de in lid 15.2.2 onder a genoemde minimale afstand die in acht moet worden genomen voor het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen mits:
- 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
- 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
- 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
- 4. de goothoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 3,5 m bedraagt.
- c. de in lid 15.2.4 onder a bedoelde gronden voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen mits:
- 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
- 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
- 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
- 4. de bouwhoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 2 m bedraagt.
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 en toestaan dat in combinatie met het wonen:
de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits:
- a. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
- b. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeers-maatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
- c. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- d. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
- e. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
- f. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.
Artikel 16 Wonen - 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 en toestaan dat in combinatie met het wonen:
de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits:
- a. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
- b. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
- c. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- d. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
- e. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
- f. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.
Artikel 17 Wonen - 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:
- a. de in lid 17.2.2 onder a genoemde minimale afstand die in acht moet worden genomen voor het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen mits:
- 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
- 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
- 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
- 4. de goothoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 3 m bedraagt;
- 5. de cultuurhistorische waarden niet onevenredig wordt aangetast.
- b. de in lid 17.2.4 onder a bedoelde gronden voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen mits:
- 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
- 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
- 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
- 4. de bouwhoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 2 m bedraagt;
- 5. de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 en toestaan dat in combinatie met het wonen:
de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits:
- a. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
- b. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeers-maatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
- c. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- d. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
- e. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
- f. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.
17.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Parkeereisen
19.1 Parkeereis
Bij de afgifte van een omgevingsvergunning en/of afwijkingsvergunning de omvang of de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, moet in, op of onder dat gebouw dan wel op het bij het gebouw horende perceel, afhankelijk van de bestemming, grootte en bereikbaarheid per openbaar vervoer, een door burgemeester en wethouders, conform de Parkeernormen, te bepalen aantal parkeerplaatsen aanwezig zijn.
19.2 Afwijken van de parkeereis
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 indien het voldoen aan de bepalingen van de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte en/of laad- of losruimte wordt voorzien;
- b. aan het meewerken aan een afwijking als bedoeld onder sub a kunnen burgemeester en wethouders een financiële voorwaarde verbinden.
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 19.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
Artikel 20 Gebruiksregels
20.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
21.1 milieuzone - boringsvrije zone
Binnen de aanduiding "milieuzone - boringsvrije zone" zijn onverminderd het elders in dit bepaalde, de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing.
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
22.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de aanwezige cultuurhistorische waarden (voorzover de gronden gelegen zijn binnen de bestemming 'Wonen- 3), bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' c.q 'bijgebouwen' worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
- d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is;
- e. de regels met het oog op de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of het opwekken van duurzame energie tot maximaal 100 m2 (bvo), het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
23.2 Afwijken
burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 23.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 23.1 met maximaal 10%.
23.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 23.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
23.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 23.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
23.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 23.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
23.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 23.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 24 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Halve Maan 2013 (De Lieven-Drents Dorp).
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om bestemmingsplannen op te stellen voor het gehele gebied van de gemeente en deze digitaal beschikbaar en raadpleegbaar aan te bieden. Bovendien dienen reeds vastgestelde bestemmingsplannen binnen een periode van tien jaar opnieuw vastgesteld (herzien) te worden.
Het onderhavige bestemmingsplan is een herziening van de in paragraaf 1.3 genoemde plannen. Voor een aantal van deze plannen gaat het inderdaad om een herziening vanwege de wettelijke herzieningstermijn. Daarnaast zijn enkele meer recente plannen in dit bestemmingsplan overgenomen. Het betreft hier kleine zogenaamde postzegelplannen, welke destijds specifiek voor een bepaalde situatie zijn opgesteld, maar binnen een groter gebied vallen waarvoor een ander bestemmingsplan geldt. Voor de overzichtelijkheid en het gemak voor zowel de gemeente zelf als de burger, worden deze plannen samen opgenomen in één nieuw bestemmingsplan.
Doordat de betreffende bestemmingsplannen opnieuw worden vastgesteld, kunnen deze tegelijk gedigitaliseerd worden. Digitale bestemmingsplannen zijn beter toegankelijk voor de burgers en de gemeentelijke organisatie en eenvoudig uit te wisselen met andere overheden. Bij deze inhaalslag wordt de bestaande situatie als uitgangspunt genomen. Er wordt als het ware een actuele planologische regeling over de bestaande situatie gelegd. Vastgesteld beleid wordt doorvertaald en ontwikkelingen waarover besluitvorming heeft plaatsgevonden, worden meegenomen.
De bestemmingsplannen worden volgens een heldere systematiek vormgegeven en toegankelijk gemaakt. Hierbij wordt uitgegaan van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) voor de verbeelding en de planregels van het digitaal uitwisselbare bestemmingsplan. Zo ontstaat meer rechtszekerheid voor burgers en bedrijven.
Het bestemmingsplan "Halve Maan 2013 (De Lieven-Drents Dorp)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In deze toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied ligt in de woonwijk De Halve Maan (stadsdeel Strijp) in het noordwestelijke deel van de gemeente en omvat de woonbuurten Drents Dorp en De Lieven. Drents Dorp wordt in grote lijnen begrensd door de Lochemstraat, Zwaanstraat, Beukenlaan, Noord Brabantlaan en Tilburgseweg. De Lieven, gelegen in de buurt Lievendaal aan de andere zijde van de Tilburgseweg, wordt begrensd door de Johannes Buijslaan, Van Vollenhovenstraat, Pieter Stockmanslaan en Tilburgseweg.
1.3 Voorgaande Plannen
Het bestemmingsplan "Halve Maan 2013 (De Lieven-Drents Dorp)" vervangt de volgende bestemmingsplannen (geheel dan wel grotendeels):
- "I De Halve Maan (Spilcentrum Drents Dorp)", vastgesteld door de raad op 12-04-2011, onherroepelijk geworden op 11-06-2011;
- "1e uitwerking De Halve Maan", vastgesteld door het college van B&W op 22-09-1992, besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 15-12-1992;
- "De Halve Maan", vastgesteld door de raad op 31-10-1989; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 06-03-1990;
- "Lievendaal 1985", vastgesteld door de raad op 1-9-1986, besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 12-12-1986.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit negen hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is de bestaande situatie beschreven. Hoofdstuk 3 bevat vervolgens de uitgangspunten, randvoorwaarden en, zo nodig, de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan.
Daarna volgt in hoofdstuk 4 een inzicht in en verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is de wijze beschreven waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Ten slotte gaat hoofdstuk 9 in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historisch Perspectief
Het gehele plangebied is gelegen in het stadsdeel Strijp. Tot omstreeks 1900 was Strijp een van de vijf dorpen die rondom het stadje Eindhoven lagen. Het centrum van Strijp werd gevormd door het Trudoplein. Het gaat daarbij om een zeer oude nederzetting waarvan bodemvondsten hebben aangetoond dat de geschiedenis daarvan teruggaat tot de Bronstijd en zelfs de Midden Steentijd. Rondom deze kern lag een aantal gehuchten zoals Het Ven, Welschap, Schouwbroek, De Hurk en Schoot en boerenhoeven zoals de Mispelhoef, Lievendaal en Tegenbosch.
Het gebied rondom Strijp bestond voornamelijk uit uitgestrekte heidevelden met vennen, kleine natuurlijke bosjes en stuifduinen. Tegen 1860 was het gebied grotendeels gecultiveerd door heidebebossingen en ontginningen ten behoeve van de landbouw. Vanaf tweede helft van de negentiende eeuw krijgt de opkomende industrialisatie een steeds grotere invloed op de ontwikkeling van het gebied, vooral in de omgeving van de spoorlijnen. In de twintigste eeuw krijgt Philips een steeds grotere invloed op de ontwikkeling van Strijp. Na de annexatie van Strijp door de gemeente Eindhoven kon verder gewerkt worden aan de kenmerkende radiale verkeersstructuur die op het centrum is gericht en de aanleg van de binnenring en de rondweg (de Ring).
Philips heeft een grote rol gespeeld bij de ontwikkeling van Eindhoven en Strijp in het bijzonder. In de eerste plaats heeft Philips grote fabriekscomplexen gebouwd langs het spoor tussen Eindhoven en Boxtel. In de nabijheid van deze complexen bouwde Philips vervolgens woningen voor de werknemers. Zo is de buurt Drents Dorp omstreeks 1925 ontstaan als huisvesting voor uit Drenthe afkomstige arbeiders van Philips.
Naast woningen ontwikkelde Philips ook een groot aantal voorzieningen voor zijn werknemers in Strijp zoals scholen, een sportpark, een ontspanningscentrum enz. In de jaren dertig werden vervolgens ook grote werkverschaffingsprojecten opgezet in Strijp ter bestrijding van de werkeloosheid. Zo werd in die periode het vliegveld Welschap aangelegd en het Beatrixkanaal gegraven. Ook na de oorlog bleef de invloed van Philips groot. Zo werden er woonwijken voor Philipswerknemers gebouwd in Lievendaal en Het Ven, waaronder de zogenaamde Polynormbuurt.
In de periode 1960-1980 daalt de bebouwingsontwikkeling sterk. De laatste twintig jaar zijn binnen het woongebied van Strijp weer nieuwe woningbouwprojecten uitgevoerd. Rond 2000 is gestart met een grote uitbreiding van het stedelijk gebied aan de westzijde van Strijp: de Vinexlocatie Meerhoven.
Vanwege de asbesthoudende elementen van de Polynormwoningen zijn deze in 2005 volledig gesaneerd. In 2009 zijn daarvoor in de plaats ruim 200 nieuwe woningen verrezen en kreeg de buurt de naam De Lieven. Daarnaast was het deelgebied ten noorden van de Halvemaanstraat een aantal jaren geleden toe aan een opknapbeurt. Om die reden zijn in 2007 de woningen aan de Apeldoornstraat, Zutphenstraat, Needestraat, Lochemstraat en een deel van de Koenraadlaan gesloopt. De meest waardevolle bebouwing (86 woningen) is overeind gebleven en reeds gerenoveerd. De nieuwbouw rond de gehandhaafde woningen wordt stedenbouwkundig en architectonisch ingepast binnen het oorspronkelijke stedenbouwkundige principe. Dit nieuwbouwplan is echter al eerder in een bestemmingsplan vastgelegd en maakt derhalve geen onderdeel uit van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan.
2.2 Stedenbouwkundige Structuur
Ruimtelijke opbouw
Drents Dorp wordt (als geheel) begrensd door de Ring (Beukenlaan), Noord Brabantlaan, Tilburgseweg en aan de oostzijde door de (voormalige) Philips bedrijfscomplexen Strijp T en Strijp R. De wijk bestaat voor het grootste deel uit een complex arbeiderswoningen dat tussen 1925 en 1930 in opdracht van Philips voor zijn werknemers uit de noordelijke provincies is gebouwd. Het is een typisch voorbeeld van de volkswoningbouw uit die tijd.
Figuur: Begrenzing studiegebied Drents Dorp en deelgebieden (Masterplan Drents Dorp, 2003)
De twee delen ten zuiden van de Halvemaanstraat (in het Masterplan Drents Dorp zijn dit deelgebied B en C) karakteriseren zich door onregelmatig blokkenpatroon, opgespannen tussen de geknikte woonstraten ter plaatse van de oorspronkelijke wegen. Blokken van de jaren '20 zijn grotendeels bebouwd in rijen arbeiderswoningen, bestaand uit een laag met kap. Soms zijn dwarskappen toegepast. Totaal is hier het kleinschalige en gevarieerde beeld ontstaan. In het midden van deelgebied B ligt een bijzonder landschappelijk element: het Gelderlandplein met zijn grote bomen. De meest zuidelijke delen zijn bebouwd na de oorlog met zowel huur- als koopwoningen in twee bouwlagen met de kap en flatgebouwen gelegen aan de Noord Brabantlaan. De bebouwing van deelgebied B is door de woningcorporatie ongeveer tien jaar geleden gerenoveerd. Daarnaast is rond de jaren '90 een fors kantorencomplex verrezen op de hoek van de Ring en de Noord Brabantlaan.
De delen van de wijk die gelegen zijn aan de noordkant van de Halvemaanstraat zijn anders van opzet. Het deelgebied aan de oostelijke kant van de Koenraadlaan (Strijp R) is vol bebouwd geweest met grootschalige en orthogonaal gelegen blokken van het bedrijventerrein van Philips. De diagonale "Oude Aast dijk" is het enige overblijfsel van het oorspronkelijke wegenpatroon. De laatste jaren zijn meerdere bedrijven van Strijp R gesloopt, een paar oude loodsen zijn gerenoveerd en dienen als designwinkel, werkplaats en restaurant. Het overige terrein zal komende jaren ontwikkeld worden als woongebied voor circa 600 woningen. Het industriële verleden vormt daarvoor een inspiratiebron. Dit woongebied zal worden omringd door een groene parkachtige zone (Zoompark). De richting van de oude dijk komt terug in een diagonale groene ruimte met speelvoorzieningen (Schakelpark).
Het gebied gelegen aan de westelijke kant van de Koenraadlaan (deelgebied A ) vormt een voorbeeld van het latere (modernistische) stedenbouwkundige principe, waarbij de smalle wegen en de blokken met kleine arbeiderswoningen een strak, functioneel en orthogonale structuur vormen.
Deelgebied A is in 2007 voor een aanzienlijk deel gesloopt en zal de komende jaren opnieuw bebouwd gaan worden. Deze woningen sluiten aan op de stijl van het Drents Dorp maar heeft een eigentijds en modern karakter meegekregen. De vrijkomende ruimte rondom de gerenoveerde huizen wordt opnieuw verkaveld in een passende orthogonale structuur. Het plan is gebaseerd op twee rechthoekige verkavelingsvelden. De beide velden worden bebouwd met 140 grondgebonden woningen. De woningen worden overwegend in twee lagen met kap uitgevoerd. Op enkele plekken worden woningen in drie lagen, plat afgedekt, uitgevoerd. In februari 2012 is voor deze ontwikkeling de omgevingsvergunning verleend.
De buurt De Lieven, aan de andere zijde van de Tilburgseweg, is vrij recent gebouwd en bestaat uit ruim 200 woningen in zowel het koop- als huursegment. De buurt is opgetrokken op de plaats waar voorheen de markante 'polynormwoningen' stonden en wordt begrensd door de Johannes Buijslaan, Van Vollenhovenstraat, Pieter Stockmanslaan en de Tilburgseweg. Het nieuwe stratenpatroon kenmerkt zich door een groene en autovrije centrale as (Van Maanenstraat), gekruist door de eveneens groene en autovrije Willem Pompestraat en de Willem Schorerstraat. De woonblokken zijn orthogonaal en symmetrisch verkaveld en de bebouwing wordt gevormd door een aantal verschillende stroken met woningen met een lessenaars- of plat dak. De hoeken van de Johannes Buijslaan worden gemarkeerd door middel van hogere appartementencomplexen. Tussenin bevinden zich woningen met bedrijven aan huis of ateliers in de plint.
Functionele opbouw
In het plangebied zijn weinig winkelvoorzieningen voor handen. Wel grenst de buurt De Lieven aan het buurtsteunpunt aan de Johannes Buijslaan en ligt dit steunpunt ook voor de buurt Drents Dorp op korte afstand. Daarnaast is het stadscentrum van Eindhoven goed bereikbaar via de HOV-lijn. Op diverse plekken in het deelgebied Drents Dorp zijn horecavoorzieningen te vinden. Zo is er één café gevestigd aan de Halvemaanstraat (deze is sinds enige tijd gesloten) en twee eetgelegenheden aan de Needestraat en de Plaggenstraat.
Aan de Koenraadlaan bevinden zich enkele maatschappelijke functies, zoals een basisschool en een gemeenschapshuis. Ook aan de Kootwijkstraat staat een basisschool, maar deze zal op termijn overgeplaatst worden naar het SPIL-centrum aan de Halvemaanstraat/Apeldoornstraat. SPIL staat voor spelen, integreren en leren. Het SPIL-centrum is dan ook een multifunctioneel gebouw waarin diverse voorzieningen worden gehuisvest, zoals een school en een kinderdagverblijf. Andere maatschappelijke voorzieningen zijn de drie verschillende kerken voor verschillende (protestantse) geloofsgemeenschappen aan de Plaggenstraat, Venstraat en Elburglaan.
In het noorden van het plangebied is een sportpark aanwezig, welke gebruikt wordt door voetbalvereniging LEW. In het zuidoosten van het plangebied, aan de Beukenlaan, bevinden zich andere afwijkende functies zoals kantoren en dienstverlenende functies. Ook is hier de infowinkel Drents Dorp gevestigd.
Verkeersstructuur
De basis voor het stratenpatroon en de stedenbouwkundige hoofdstructuur werd destijds grotendeels bepaald door het verloop van de voormalige zandwegen. Het plan voor Drents Dorp is opgebouwd op het kruis van de twee brede lanen (circa 24 meter breed), Halvemaanstraat en Koenraadlaan. Deze lanen verdelen de wijk in vier verschillende delen.
De Halvemaanstraat is nog steeds een belangrijke drager in het deelgebied Drents Dorp. Vroeger was het de verzamelweg voor arbeiders die toegang bood tot de Philipsterreinen. Vrijwel alle straten komen op de Halvemaanstraat uit. Daarmee vormt deze de ruggengraat van de buurt, samen met de Koenraadlaan. De begrenzing door de Ring, Tilburgseweg, landgoed De Wielewaal en bedrijventerrein Strijp R zijn er debet aan dat deze assen niet buiten Drents Dorp zijn doorgezet en het gebied een introvert karakter heeft. Strijp R wordt nu echter gesloopt en herontwikkeld als woonbuurt.
De ontsluiting van buitenaf vindt plaats via de rotonde Noord Brabantlaan in de richting van de Koenraadlaan en langs de Tilburgseweg-Oost. De Koenraadlaan en Halvemaanstraat verdelen het verkeer over Drents Dorp. De randen en entrees van Drents Dorp hebben niet zozeer te maken met het woongebied zelf. Ze zijn eerder georiënteerd en gebaseerd op de infrastructurele lijnen zoals de Beukenlaan en Noord Brabantlaan, of zijn niet aanwezig (Tilburgseweg en Elburglaan). De Noord Brabantlaan maakt daarnaast deel uit van de HOV-verbinding tussen het centrum enerzijds en Eindhoven Airport anderzijds.
Door de sterke scheiding door de Noord Brabantlaan en de Tilburgseweg is er weinig onderlinge ruimtelijke- en functionele samenhang tussen de buurten in de wijk De Halve Maan. Het centraal gelegen circuit in de buurt Lievendaal, welke gevormd wordt door de Bredalaan, Loeffstraat, Lievendaalseweg en Johannes Buijslaan, is dan ook belangrijk om de onderlinge nog aanwezige relatie van de wijken te waarborgen. Dit betekent voor het gehele plangebied dat de Johannes Buijslaan en de Halvemaanstraat een belangrijke ontsluitingsfunctie hebben voor zowel Drents Dorp als De Lieven en de rest van Lievendaal.
Groen en water
De Halvemaanstraat vormt een centrale as in het deelgebied Drents Dorp en loopt aan de andere zijde van de Tilburgseweg door in de Johannes Buijslaan, welke de zuidelijke begrenzing vormt van De Lieven. Beide lanen worden begeleid door bomen aan beide zijden van de straat. Daarnaast zijn verspreid over Drents Dorp een flink aantal van bomen als waardevol of monumentaal bestempeld. Een boom krijgt volgens het Bomenbeleidsplan 2008 van de gemeente Eindhoven de monumentale status wanneer deze 80 jaar of ouder is, in goede conditie verkeert en tenminste één specifieke kenmerk heeft (beeldbepalend, cultuurhistorische waarde, dendrologische waarde, natuurwaarde, zeldzaamheid). De laanbeplanting langs de Halvemaanstraat, Koenraadlaan en de Zwaanstraat heeft daarnaast een cultuurhistorisch waardevolle betekenis, in die zin dat deze een belangrijk onderdeel van de stedenbouwkundige opzet van de buurt Drents Dorp vormen en bijdragen aan de historische karakteristiek van deze buurt.
Het Gelderlandplein vormt een redelijk groot landschappelijk element midden tussen de woonbebouwing. Dit plein bestaat voornamelijk uit gras en struikgewas, maar wordt daarnaast ook nog eens gemarkeerd door grote monumentale bomen in de zin van het bomenbeleidsplan (2008). Verder is zowel de buurt Drents Dorp als De Lieven tamelijk groenarm, op enkele bomen, groenstroken of groenplekken na. Enkele woonblokken in Drents Dorp beschikken over een open binnenplek tussen de achtertuinen. Deze binnenplekken worden momenteel benut als volkstuintjes en hebben hiermee enigszins een groen karakter. In De Lieven is met name het kruis Willem Pompestraat/Van Maanenstraat groen aangekleed. In de Van Maanenstraat wordt dit groen tevens ingezet voor de tijdelijk opvang en infiltratie van hemelwater, in de vorm van wadi's.
De woonbuurten Drents Dorp en De Lieven worden van elkaar gescheiden door de Tilburgseweg. Deze weg ligt een aantal meter boven het maaiveld en het talud is groen aangekleed met bomen en struikgewas. Daarnaast zorgt het sportpark aan de Elburglaan voor een groen karakter. Ten slotte grenst het plangebied aan het Philips van Lenneppark en landgoed De Wielewaal, waardoor een groen ontspannings- en recreatiegebied voor zowel Drents Dorp als De Lieven dichtbij voor handen is.
2.3 De Buurten
Zoals reeds eerder is aangegeven ligt het plangebied in zijn geheel binnen de wijk De Halve Maan, welke onderdeel uitmaakt van het stadsdeel Strijp. Het gebied ligt buiten de Ring van Eindhoven, aan beide zijden van de belangrijke ontsluitingsroute Tilburgseweg. Het plangebied beslaat twee buurten. Ten westen van de Tilburgseweg gaat het om een deel van de buurt Lievendaal, namelijk de recente (her)opgebouwde buurt De Lieven (de voormalige Polynormbuurt). Ten oosten van de Tilburgseweg gaat het om de buurt Drents Dorp met uitzondering van Strijp R en de nieuwbouw woningen ten noorden van de Halvemaanstraat, welke opgenomen zijn in andere bestemmingen.
Figuur: Buurtindeling plangebied
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.
Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.
Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.
Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1). De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land. Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech, systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's . Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.
In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.
3.2.2 Realisatie
Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.
De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:
- Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
- Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
- Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
- Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).
- Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
- Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder van duurzame verstedelijking wordt in 2012 opgenomen in het Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.
Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder van duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten (kantoorlocatie, woningbouwlocaties) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder voor duurzame verstedelijking werkt volgens drie stappen:
- 1. beoordeling door betrokken overheden of beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en gemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen;
- 2. indien er een vraag is aangetoond, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
- 3. indien herstructurering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.
3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte, die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.
Het Barro is op 30 december 2011 gedeeltelijk in werking getreden. Het betroft alleen die regels uit het eerdere ontwerp van de AMvB Ruimte (d.d. 2 juni 2009), die als nationaal belang in de nog vast te stellen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) worden herbevestigd: 2) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, 3) Kustfundament, 4) Grote Rivieren (exclusief Maas), 5) Waddenzee en waddengebied, 6) Defensie en 13) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. De overige in de SVIR opgenomen nationale belangen, behalve die voor belang 9) buisleidingen, zijn op 1 oktober 2012 in werking getreden. Het betreft de nationale belangen: 1) Rijksvaarwegen 4) Grote Rivieren (alleen Maas) 7) Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, 8) Elektriciteitsvoorziening, 10) EHS, 11) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en 12) IJsselmeergebied.
De opname van het onderwerp buisleidingen in het Barro wordt uitgesteld in afwachting van de behandeling van de Structuurvisie Buisleidingen.
In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.
3.2.4 Nota Luchtvaart (2009)
De visie, verwoord in de Luchtvaartnota, is gericht op het verder ontwikkelen van een concurrerende en duurzame luchtvaart en luchthavens voor een sterke Nederlandse economie. Een optimale internationale bereikbaarheid door de lucht is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De ambitie is om de verbindingsplaats in Europa te zijn waar nationale en internationale bedrijven hun mondiale ambities kunnen realiseren. Hoewel de afspraken voor de lange termijn voor de planhorizon van dit plan minder relevant zijn, zijn de geformuleerde uitgangspunten wel van belang voor de gemeente Eindhoven.
Ten aanzien van de luchthaven Eindhoven gelden de volgende uitgangspunten:
- de status van de luchthaven als militaire luchthaven blijft onveranderd;
- voor de ontwikkeling van Schiphol op middellange termijn zal Eindhoven 35.000 vliegtuigbewegingen extra accommoderen. Deze afspraken over het accommoderen van extra vliegtuigbewegingen worden in een luchthavenbesluit vastgelegd;
- de uitbreiding van het civiele medegebruik mag niet ten koste gaan van de Nederlandse militaire functies op de luchthaven;
- de ontwikkeling dient zo veel mogelijk aan te sluiten bij de groene innovatieve ambitie van de regio en Brainport-doelen.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Structuurvisie
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. Hierin wordt geconstateerd dat dé grote uitdaging voor Noord-Brabant is om het (hoog)stedelijk gebied verder te ontwikkelen tot een krachtig netwerk en tegelijkertijd de groene en blauwe waarden van Noord-Brabant te versterken. De nabijheid van stad en land en de karakteristieke afwisseling tussen stad en land zijn daarbij belangrijke kwaliteiten die bijdragen aan een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem. Met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte, biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen. En een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter-)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden).
Eindhoven wordt in relatie gebracht met het stedelijk netwerk BrabantStad samen met Breda, Helmond, ´s-Hertogenbosch en Tilburg. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
BrabantStad ontwikkelt zich tot een onderscheidend netwerk binnen de Noordwest-Europese stedelijke agglomeratie. Een voorwaarde daarvoor is een goede bereikbaarheid van de steden onderling en met andere omliggende stedelijke netwerken. Daarom kiest de provincie voor het versterken van de verbinding met nabijgelegen stedelijke netwerken, met name met het Knooppunt Arnhem-Nijmegen, het Ruhrgebied en Maastricht- Heerlen-Aken-Luik. Het OV-netwerk BrabantStad en het hoofdwegennet worden verder ontwikkeld. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden op dit netwerk afgestemd, zoals bij knooppunten (personen en goederen) of in hoogstedelijke zones.
Eindhoven is gelegen binnen de stedelijke regio Eindhoven-Helmond dat is aangeduid als een samenhangend en verstedelijkt gebied. Binnen deze regio liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Dit betekent dat ze een aantrekkelijk, in verschillende dichtheden vormgegeven woon-, werk- en leefmilieu moeten bieden. Bijzondere aandacht is er voor bereikbaarheid, groen, milieu, recreatiemogelijkheden dicht bij huis, en een verbrede landbouw die inspeelt op de vraag vanuit de steden. Er wordt gestreefd naar gedifferentieerde wijken, met een menging van woningtypen, bevolkingsgroepen en functies. Herstructurering en inbreiding bieden tal van mogelijkheden, maar tegelijkertijd zal onbebouwd gebied, ook op langere termijn, moeten worden benut.
Figuur: Visiekaart (Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant, 2011)
3.3.2 Deelstructuurvisie Brainport Oost
De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de 'uitwerking gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Voor Eindhoven is daarvoor de deelstructuurvisie Brainport Oost van belang. Het oostelijk deel van de Brainportregio is het gebied ten oosten van Eindhoven, tot en met Helmond en Veghel. De betrokken twaalf gemeenten zijn Eindhoven, Helmond, Son en Breugel, Nuenen, Geldrop-Mierlo, Laarbeek, Sint-Oedenrode, Veghel, Asten, Someren, Deurne en Gemert-Bakel.
Brainport Oost is een gebied met een combinatie van steden en dorpen. De natuur en recreatie spelen een belangrijke rol. Daarnaast kent de regio een grote bedrijvigheid met een innovatief karakter. Het gebied behoort tot de Europese top van (industriële) kennis- en innovatieregio's.
Om de regio bereikbaar, leefbaar en economisch aantrekkelijk te houden is Brainport Oost een van de negen gebieden in Brabant waarin de provincie samen met haar partners investeert.
3.3.3 Verordening ruimte
In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. Per onderwerp zijn in de verordening gebieden tot op perceelsniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden.
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
- ruimtelijke kwaliteit;
- stedelijke ontwikkelingen;
- natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
- agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij;
- overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.
Gezien het conserverende karakter van het onderhavige bestemmingsplan, zijn voornamelijk de punten 'stedelijke ontwikkelingen' en 'natuurgebieden en andere gebieden met waarden' van belang voor het plangebied. De komen terug op respectievelijk de kaartlagen 'Stedelijke ontwikkeling' en 'Water'. Over de 'ruimtelijke kwaliteit' kan kort gezegd worden dat deze niet in het geding komt, omdat er geen ontwikkelingen in het plangebied voorzien zijn.
Kaartlaag: 'Stedelijke ontwikkeling - Bestand stedelijk gebied; stedelijk concentratiegebied'
Op kaartlaag 1 is het plangebied aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied; stedelijk concentratiegebied'. Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Uitgangspunt is dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden, voordat men mag kijken naar de speciaal aangeduide zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling. Binnen de stedelijke concentratiegebieden is de gemeente in het algemeen vrij – binnen de grenzen van andere wetgeving – om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.
In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie zo veel mogelijk overgenomen, waardoor dergelijke ontwikkelingen niet voorzien zijn. Derhalve is een verdere verantwoording op dit punt niet noodzakelijk in de toelichting bij dit bestemmingsplan.
Figuur: Kaartlaag 'Stedelijke ontwikkeling - Bestand stedelijk gebied; stedelijk concentratiegebied' (Verordening ruimte Noord-Brabant, 2011)
Kaartlaag: 'Water - Boringsvrije zone'
De Verordening ruimte bevat enkele kaartlagen met betrekking tot natuur, water en cultuurhistorie. Voor de kaartlaag 'natuur en landschap' is met name de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van belang. De EHS, waarvan de begrenzing geactualiseerd is, heeft tot doel om te komen tot een robuust netwerk van natuurgebieden inclusief de verbindingen daartussen. Gemeenten worden verplicht de op de kaart opgenomen EHS goed in hun bestemmingsplannen op te nemen. In de verordeningtekst is beschreven hoe deze gebieden beschermd moeten worden. Binnen het plangebied is geen EHS opgenomen. Wel grenst het plangebied aan nationaal landschap Het Groene Woud, welke qua cultuurhistorie waardevol is. Dit heeft echter geen consequenties voor het plangebied en onderhavig bestemmingsplan.
Naast de EHS is ook de Groen-blauwe mantel van belang. Volgens artikel 6.1 van de Verordening Ruimte zijn dit gebieden die vanuit het bodem- en watersysteem essentieel zijn voor het behoud en ontwikkeling van natuurwaarden. Het bestemmingsplan moet gericht zijn op behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Ook van deze Groen-blauwe mantel is binnen het plangebied geen sprake. Wel is op de kaartlaag 'water' te zien dat Drents Dorp deels en De Lieven in zijn geheel liggen binnen de 'boringsvrije zone' van het waterwingebied Welschap.
Figuur: Kaartlaag 'Water - Boringsvrije zone' (Verordening ruimte Noord-Brabant, 2011)
De regeling in de Verordening ruimte is ten aanzien van dit aspect aanvullend op de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant 2010 (PMV). De aanduiding 'boringsvrije zone' in de verordening strekt mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Indien noodzakelijk ter plaatse van het plangebied moet het bestemmingsplan regels bevatten die mede strekken tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Omdat in dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn hiervoor geen regels opgenomen. De PMV biedt voldoende waarborgen. De boringsvrij zone is op verbeelding weergegeven middels de aanduiding "milieuzone - boringsvrije zone".
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Interimstructuurvisie 2009
In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik.
Figuur: Gebruik van de ruimte (Interimstructuurvisie Eindhoven, 2009)
Onderhavig plangebied is op de op de kaart 'Gebruik van de ruimte' uit de Interimstructuurvisie aangeduid als 'Wonen'. Deze gronden zijn voornamelijk bedoeld voor wonen, inclusief alle afgeleide wijk- en buurtgerichte functies op het gebied van (middelbaar-/ basis-)onderwijs, zorg, opvang, cultuur, religieuze voorzieningen, ontspanning en vrije tijd, groen (o.a. buurt- en wijkparken, sportfaciliteiten en -velden, buurtontmoetingsruimten), detailhandel en werken (woonwerkcombinaties en kleine bedrijven met milieucategorie 1, 2 en gedeeltelijk 3). Deze functies zijn noodzakelijk voor het functioneren van een gebied als woongebied. Zij vallen dus onder deze definitie en worden niet afzonderlijk in beeld gebracht, mede omdat hun ruimtebeslag relatief beperkt is.
Het plangebied maakt daarnaast deel uit van de in de interimstructuurvisie genoemde strategische investeringszone 'Brainport Avenue'. De investeringen binnen de Brainport Avenue richten zich vooral op de ontwikkeling van Eindhoven als brainport. Voor het plangebied van onderhavig bestemmingsplan heeft dit echter geen gevolgen in de zin van (concrete) investerings- of exploitatieprojecten. Wel kan het gebied meeprofiteren van een deel van het HOV-netwerk, welke in het zuidoosten langs het plangebied loopt, en de groene verbinding tussen Strijp S en het Groene Woud, welke aan de oostkant van het plangebied gerealiseerd zal worden.
Figuur: Investeringsprojecten (Interimstructuurvisie Eindhoven, 2009)
Dit bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van de Interimstructuurvisie 2009 van de gemeente Eindhoven.
3.4.2 Masterplan Drents Dorp
Het Masterplan Drents Dorp 2003 is een ruimtelijke en sociale visie op de buurt Drents Dorp. Deze visie resulteert in een globaal maar samenhangend programma in het kader van wijkvernieuwing, wat rond 2003 een belangrijk thema in de buurt was. Immers, door zowel de fysieke verslechtering en veroudering van Drents Dorp als het eenzijdige woonaanbod welke in slechte bouw- en woontechnische staat verkeerde, was wijkvernieuwing absoluut noodzakelijk. Inmiddels zijn de sporen hiervan al duidelijk zichtbaar. Zo is deelgebied B enkele jaren geleden gerenoveerd en gerestaureerd en komt deelgebied C nu aan de beurt. Van de vermeende sloop en nieuwbouw zoals benoemd in het masterplan is dus geen sprake. Tevens is deelgebied A voor een groot gedeelte gesloopt en herbouwd. De komende jaren zal dit deelgebied verder heropgebouwd worden. Daarnaast wordt Strijp R momenteel getransformeerd van een industrieel gebied naar een woongebied.
Figuur: Begrenzing studiegebied Drents Dorp en deelgebieden (Masterplan Drents Dorp, 2003)
Het belangrijkste uitgangspunt van het masterplan is dat Drents Dorp in zijn geheel een woonbuurt blijft en deze functie wordt versterkt, waarbij uitgegaan wordt van bestaande kwaliteiten:
- Groen: De van oorsprong ruime opzet beter benutten vanuit de tuindorpgedachte, de nabijheid van recreatief groen waarborgen en beter benutten (bijv. Philips van Lenneppark, landgoed de Wielewaal, Philips de Jonghpark);
- Stedelijke voorzieningen: Bij gebrek aan voorzieningen binnen het plangebied aansturen op het meeprofiteren van de ontwikkeling van stedelijke voorzieningen in de nabijheid, zoals Strijp S. Daarnaast is Drents Dorp goed bereikbaar via OV en het wegennet, waardoor stedelijke voorziening makkelijk bereikbaar zijn;
- Cultuurhistorische kwaliteiten: De bebouwing, historisch-geografische structuren en stedenbouwkundige opzet van de wijk vormen belangrijke cultuurhistorische kwaliteiten van Drents Dorp.
Ambitie
De ambitie is om Drents Dorp door te ontwikkelen tot een groenstedelijk woonmilieu. Naast het benutten van de hierboven genoemde kwaliteiten is het van belang om beeldbepalende pleinen en gebouwen te waarborgen. Hierbij wordt in het bijzonder gewezen op het behouden en restaureren van het Gelderlandplein en het behoud en eventueel hergebruik van cultuurhistorische waardevolle panden. Deze panden (zoals de kerkgebouwen aan de Venstraat en de Plaggenstraat, het schoolgebouw aan de Kootwijkstraat en de gebouwen van de school en het klooster aan de koenraadlaan, thans in gebruik als zen-/meditatiecentrum) zijn samen met de de karakteristieke woningbouw identiteitsdragers van de buurt. Daarnaast wordt het belangrijk geacht om het huidige stratenpatroon te behouden.
In het masterplan wordt gesproken over de verplaatsing van het sportterrein naar het terrein van de nabijgelegen pallethandel (welke momenteel gesaneerd is), om op die manier plaats te maken voor nieuwbouwwoningen. Hiervoor zijn momenteel echter geen (concrete) plannen. Het sportterrein zal dan ook vooralsnog op de huidige locatie gevestigd blijven. Daarnaast worden in het masterplan twee zoeklocaties genoemd voor het SPIL-centrum. De bouw van dit SPIL-centrum is inmiddels begonnen op de eerste keus zoeklocatie, op de hoek van de Apeldoornstraat en Halvemaanstraat.
Ontsluiting
De Halvemaanstraat en de Koenraadlaan vormen de belangrijkste ontsluitingswegen van Drents Dorp. Vanuit hier wordt het gebied verder ontsloten op de ring, Noord Brabantlaan en de Tilburgseweg. In het masterplan wordt genoemd dat de Elburglaan wellicht verbreed gaat worden om zo als ontsluitingsweg voor Strijp R te gaan dienen. Uitgangspunt is hierbij dat er geen sluipverkeer mag rijden via de Halvemaanstraat en de buurt Lievendaal. Het is dan ook niet uitgesloten dat deze verbindingslus later nog doorgetrokken zal worden tot de Tilburgsweg met een afbuiging naar de Halvemaanstraat. Momenteel vormt de Elburglaan nog een belangrijke stedelijke fietsroute, welke men graag zo wil behouden.
Bouwhoogten
In het masterplan wordt voor de nieuw te ontwikkelen locaties, waaronder met name Strijp R, een en ander gezegd over bouwhoogtes. Ten noorden van de Halvemaanstraat zijn woningen van 1, 2 of 3 bouwlagen gewenst. De bestaande bebouwing die binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan valt, voldoet aan dit criterium. In deelgebied B zal weinig gaan veranderen, waardoor de bestaande bebouwingshoogte gehandhaafd wordt. Over de hoogte van de bebouwing in deelgebied C wordt niet veel vermeld, behalve dat bij eventuele nieuwbouw opschaling van de bouwhoogte mogelijk is. Op deze manier kan een overgangsgebied gecreëerd worden tussen het laagschalige landgoed de Wielewaal en de hoge schaal van Strijp S.
Randen
Drents Dorp wordt omsloten door vier randen. De rand bij de Tilburgseweg zou in het nieuwbouwplan vormgegeven moeten worden door een hoog gebouw welke als blikvanger en geluidswand fungeert. De rand aan de ring kenmerkt zich momenteel door kantoorbebouwing welke geen relatie heeft met de rest van het gebied. Eventuele nieuwbouw in deelgebied C zou dan ook kansen kunnen bieden om (het karakter van) Drents Dorp ook aan de ring beter zichtbaar te maken. Wanneer nieuwbouw in plangebied C inderdaad doorgang zou vinden, is het volgens het masterplan verstandig om wat hogere bebouwing aan de rand van de Zwaanstraat te creëren. Op deze manier wordt een overgang naar de hogere industriële bebouwing van Strijp T gerealiseerd. Aan de noordelijke rand van het plangebied moet het landgoed de Wielewaal meer het plangebied ingetrokken worden.
Voorzieningen
Momenteel zijn de diverse voorzieningen nog versnipperd over het plangebied te vinden. Het is de bedoeling dat in de toekomst de voorzieningen zoveel mogelijk onder een dak te vinden zijn. Het SPIL-centrum is daarvoor een eerste goede stap. Door de concentratie van voorzieningen kunnen deze voorzieningen elkaar onderling versterken en bovendien wordt hiermee de ontmoetingsfunctie versterkt.
Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Het plan beoogt dan ook geen concrete ontwikkelingen mogelijk te maken. Voor deelgebied A zijn er momenteel geen concrete nieuwbouwplannen, met uitzondering van de ontwikkelingen die al zijn opgenomen in het reeds vastgestelde bestemmingsplan "II De Halve Maan (woningen Drents Dorp)". Ook de vermeende herontwikkelplannen voor deelgebied C zijn onvoldoende concreet. Derhalve is voor beide gebieden, net zoals voor de rest van het plangebied, de bestaande situatie in het bestemmingsplan overgenomen. Dit betekent tevens dat het sportpark op de huidige locatie zal blijven en als zodanig bestemd wordt. Ten slotte zullen de randen en bouwhoogtes van de deelgebieden A en C niet gaan veranderen ten opzichte van de huidige situatie.
3.4.3 Hoogbouwbeleid gemeente Eindhoven
In de notitie 'De derde dimensie van een laagbouwstad, Hoogbouwbeleid gemeente Eindhoven' (Gemeente Eindhoven, 2008) is het hoogbouwbeleid van de gemeente Eindhoven vastgelegd. Het doel van de notitie is het vormen van een afwegingskader voor nieuwe hoogbouwprojecten. Het hoogbouwbeleid levert een bijdrage aan de doelstellingen van het raadsprogramma Ruimtelijke Kwaliteit. Het beleid is bindend voor besluitvorming en visieontwikkeling, maar heeft geen juridische status (dat ligt vast in bestemmingsplannen). Het is allereerst een toetsingskader waarmee de wenselijkheid van hoogbouw kan worden bepaald.
Hoogbouw is een vorm van intensief ruimtegebruik en levert een belangrijke bijdrage aan de manier hoe de stad omgaat met de verstedelijkingsdruk. Eindhoven wil het beste van twee werelden zijn. Aan de ene kant is Eindhoven een dynamische stad, die prikkelt en stimuleert; aan de andere kant is Eindhoven een stad waar het goed en rustig wonen is, met volop groenvoorzieningen.
Het is daarom belangrijk dat gebieden in de stad zich sterk van elkaar onderscheiden om daarmee die diversiteit te waarborgen. Vanuit die visie bezien moeten duidelijke keuzes worden gemaakt over de gebieden waar hoogbouw wel of niet wordt toegestaan. Dit is sterk afhankelijk van externe factoren en de bereikbaarheid per auto en openbaar vervoer speelt een bepalende rol. Een belangrijke functie wordt toegedicht aan de HOV-lijnen.
In de Hoogbouwnota wordt onderscheid gemaakt tussen hoogbouw in de S-categorie (buurtaccenten tot vijf lagen hoog, de M-categorie (structuurdragende hoogbouw tot 45 meter), de L-categorie (stedelijke oriëntatiepunten tot ongeveer 75 meter), de XL-categorie (regionale landmarks, torengebouwen zichtbaar van buiten de stad tot 105 meter) en de XXL-categorie (gebouwen hoger dan 105 meter).
In het zuidoosten van het plangebied zijn enkele kantoorgebouwen uit de M-categorie te vinden. Deze gebouwen zijn gesitueerd aan de ring van Eindhoven (ter plaatse Beukenlaan), welke verschillende stadsdelen met elkaar verbindt. Vanaf de ring is de diversiteit in structuur per stadsdeel goed te zien. De ring vormt dan ook als het ware een afspiegeling van de stad met haar bestaande hoogtes. Dit moet gekoesterd worden. De ring vormt dan ook op zichzelf geen aanleiding voor hoogbouw.
De rest van het plangebied wordt in de Hoogbouwnota aangeduid als 'laagbouwmilieu'. Dat wil zeggen dat dit gebied weinig potentie heeft voor hoogbouw. De omgeving is namelijk niet gebaat bij hoogbouw, omdat dit de leefbaarheid van de buurten niet bevordert (bijv. vanwege de fysieke inbreuk op de leefomgeving of parkeer- en verkeersoverlast). Wel worden kansen geboden voor de ontwikkeling van buurt- en wijkcentra. Hierbij geldt een maximum van vijf bouwlagen (S-categorie), omdat hierdoor de afstand tussen woning en woonomgeving acceptabel blijft.
Figuur: Hoog- en laagbouwstructuren (Hoogbouwbeleid gemeente Eindhoven, 2008)
3.5 Volkshuisvesting
In de Woonvisie, 'Kiezen voor stedelijke woonkwaliteit'(2004) heeft de gemeenteraad gekozen voor aantrekkelijke, gevarieerde en duurzame woonmilieus binnen ieder stadsdeel. Voortbouwend op de sterke punten van de bestaande identiteit en imago van buurten en wijken. Woonmilieus die in Eindhoven bijzonder in trek zijn en daarom verder uitgebouwd en versterkt moeten worden, zijn centrumstedelijk en groenstedelijk. Het motto "kiezen voor stedelijke kwaliteit" heeft de komende jaren ook nadrukkelijk betrekking op de kwalitatieve woonvraag van huidige en toekomstige kenniswerkers voor onze Brainport en tevens de extra (tijdelijke) woonvraag van werknemers uit Oost-Europa.
Met onze regionale en provinciale partners wordt intensief samengewerkt in het kader van het regionale programma Wonen en de woningbouwafspraken in het kader van de Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven(BOR). Dit komt voort uit het gegeven dat de woningmarktprocessen regionaal zijn en het feit dat de keuze van mensen voor een woning niet enkel bepaald wordt door de kwaliteit van de woning maar minstens zozeer door de woonomgeving en de aanwezige voorzieningen.
Regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020 en het Eindhovense Programma Wonen 2010-2015, met een doorkijk naar 2020
Het Eindhovense programma Wonen 2010-2015, met een doorkijk naar 2020 (gemeenteraad 2009) past binnen de kaders van het regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020 (Regioraad, 2009). Het regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020 bevat de volgende uitgangspunten:
- a. het regionaal programma Wonen moet aansluiten bij de reële vragen op de woningmarkt;
- b. de taakstelling voor de Peel en de Kempen is maximaal en de taakstelling voor het Stedelijk Gebied is minimaal;
- c. conform de bestaande BOR-afspraken bouwen de omliggende BOR-gemeenten 10.000 woningen voor Eindhoven in de periode 2010-2030;
- d. het programma moet bijdragen aan de vermindering van de onevenwichtigheid in de verhouding sociaal/marktsector tussen stad en omliggende gemeenten. De bestaande BOR-afspraken zijn hierbij het uitgangspunt.
Eindhoven moet in de periode 2012-2022 op eigen grondgebied minimaal 4033 woningen aan de bestaande woningvoorraad toevoegen. Daarnaast vindt via de integrale wijkvernieuwing een kwaliteitslag plaats waardoor ca 1000 bestaande woningen worden vervangen door nieuwbouw. Hierdoor komt de totale bruto woningproductie in Eindhoven op minimaal 5033 woningen.
Samen met partners
Een aangenaam woon- en leefklimaat zijn bepalend voor de keuze van onze huidige en toekomstige inwoners. Dit is zoveel meer dan “stenen” en daarom is gemeentebreed gekozen om de programma's uit te werken door een integrale gebiedsgerichte aanpak samen met onze partners. Deze partners zijn voor het realiseren van het programma Wonen van bijzonder belang omdat de gemeente zelf geen woningen bouwt en maar weinig woningen beheert.
De samenwerking betekent voor de gemeente niet dat zij vertelt wat anderen moeten doen. Wel de verkenning van gezamenlijke ambities, nieuwe mogelijkheden benutten, samen barrières slechten. Dit laat onverlet dat de gemeente als hoeder van het algemeen belang de verantwoordelijkheid heeft om een duidelijk programma Wonen te hebben gericht op doelstellingen die de gemeenteraad belangrijk vindt.
Met dit programma Wonen willen wij draagvlak creëren voor onze ambitie. Partijen uitdagen om hieraan een bijdrage te leveren. Ieder in zijn eigen rol en binnen zijn eigen mogelijkheden.
Maatschappelijke trends
Voor het overzicht en het inzicht in het programma Wonen wordt onderstaand, in vogelvlucht, een overzicht gegeven van de belangrijkste maatschappelijke trends die het wonen beïnvloeden. Het programma Wonen biedt bouwstenen aan om aan deze maatschappelijke trends mede vorm te geven.
- Globalisering leidt tot een toename van internationale arbeidsmigranten. Vooral de kwalitatieve woonvraag(permanent maar ook short stay) van huidige en toekomstige kenniswerkers voor onze Brainport maar ook de extra (tijdelijke) woonvraag van werknemers uit Oost- en Midden-Europa staat vanuit wonen centraal.
- De bevolkingsontwikkeling. De dubbele vergrijzing, het groeiende aandeel één- en tweepersoons-huishoudens, de groei van het aandeel allochtonen maar ook de verminderde groei van de bevolking gaan het komende decennium het wonen beïnvloeden.
- De sociaal-culturele ontwikkeling van individualisering vertaalt zich voor wonen in nog meer differentiatie van woonwensen en woonmilieus en de behoefte bij burgers om het wonen zelf vorm te geven(b.v. (collectief) particulier opdrachtgeverschap). Aansluitend hierop is de ontwikkeling/behoefte aan meer zekerheid en geborgenheid wat zich uit in het vormen van zelfgekozen communities, het wonen met gelijkgestemden. Het thema van concentratie en segregatie van bevolkingsgroepen naar etniciteit, inkomensniveau of leefstijl zal ook vanuit wonen continu om aandacht blijven vragen.
- Vermaatschappelijking van de zorg.
- Senioren en mensen met functiebeperkingen blijven steeds vaker zelfstandig in hun wijk/ stadsdeel wonen. Door voldoende ondersteuning en zorg op maat thuis te ontvangen kan men (langer) meedoen in de maatschappij. De scheiding van wonen en zorg zal dit proces nog gaan versnellen.
- De wereldwijde trend naar meer duurzaamheid en een beter klimaat. Het gemeentelijk programma duurzaamheid en klimaatbeleid richt zich voor wonen m.n. op energiebesparing.
De financiële/economische crisis is geen maatschappelijke trend maar wel een exogene factor die het wonen de komende jaren blijvend zal beïnvloeden.
Verwachting
De verwachting is dat de consument vaker zal gaan huren. De toegang tot de koopmarkt zal blijvend veranderen als gevolg van de strengere financieringsvoorwaarden vanuit de bankensector. Starters en middeninkomens vragen de komende jaren extra aandacht. Een bijzonder facet van de vraag naar kwaliteit zijn de buitenlandse kenniswerkers. Voor de uitbouw van onze Brainport is het van belang om de kwaliteitsvraag van de zittende en komende kenniswerkers te faciliteren. Hiertoe is een overlegtafel ingericht met de meest betrokken partijen. Voor de nabije toekomst is het van belang om steeds een goede balans te vinden tussen het bieden van oplossingen voor de korte termijn problemen op de woningmarkt en het lange termijn streven naar kwaliteit. Van belang is ook de positie van de woonmilieus scherp in de gaten te houden en daarbij speciaal de positie van de meergezinswoningen.
Conclusie
In het onderhavige plangebied zijn geen concrete nieuwe ontwikkelingen voorzien. Derhalve heeft bovenstaande analyse van het woningbouwprogramma voor de gemeente Eindhoven geen consequenties voor dit bestemmingsplan.
3.6 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.6.1 Archeologie
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologisch 2008-2012' , dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise.
De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd.
Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.
De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.
Onderhavig plangebied is niet gelegen binnen een archeologische waardevol (verwachtings)gebied.Hier hoeft dan ook geen rekening mee gehouden te worden. Wel geldt ten aanzien van archeologie een meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten. Mochten tijdens werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen dan dienen deze (op grond van de meldingsplicht art. 53 Monumentenwet 1988) direct gemeld te worden aan de Afdeling Archeologie van de gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of en zoja welke aanvullende maatregelen getroffen worden.
3.6.2 Cultuurhistorische waarden
Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen.
Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. Op de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven is het Drents Dorp, onderdeel van het plangebied, aangeduid als 'historisch stedenbouwkundige structuur'.
Het Drents Dorp betreft een tussen 1925 en 1930 op de Strijpse Heide, in opdracht van woningbouwvereniging Thuis Best (Philips) opgetrokken woonbuurt onder architectuur van C. Smit. De woonbuurten van Thuis Best werden veelal opgetrokken als complete woon- en leefgemeenschappen en daarom ook voorzien van winkels en scholen (aan de Koenraadlaan). Het Drents Dorp werd gebouwd voor nieuw aan te trekken werknemers, die voornamelijk afkomstig waren uit Drenthe en andere noordelijke en oostelijke provincies. De buurt kwam in verschillende bouwperioden tot stand, hetgeen zichtbaar is in zowel de structuur als de architectuur van de verschillende delen. Het deel ten oosten van de Koenraadlaan werd gebouwd tussen 1925 en 1928 en bestaat uit enigszins smalle, gebogen straten met eenlaagse bouwblokken met een kap hier en daar geaccentueerd door topgevels. Centraal in dit deel van de buurt ligt het Meidoornplein met een meer gevarieerd bebouwingsbeeld. Het deel van het Drents Dorp aan de westzijde van de Koenraadlaan werd gebouwd in 1929/30. De stedenbouwkundige opzet wordt hier gekenmerkt door een meer rationele straatindeling met een ruimere opzet en het Gelderlandplein als groene ruimte. De bebouwing bestaat uit bouwblokken van zowel een als twee lagen met een kap en met verspringende rooilijn, deels met voortuinen. Opvallend is het verschil in toegepaste baksteen in beide delen van de buurt, namelijk het eerste deel is uitgevoerd in rode, het tweede deel in overwegend gele baksteen.
Opmerkelijk in het Drents Dorp zijn de beeldbepalende schuurtjes achter de woningen, die ongeveer halverwege de tuin staan. Deze ongewone situering van de schuurtjes heeft te maken met het feit dat de tuinen vooral bedoeld waren als moestuin en niet als siertuin. Achter het schuurtje was ruimte voor de moestuin met comosthoop, zo ver mogelijk van de woning af en niet zichtbaar van daaruit. Het bloksgewijze bouwen van buurten sloot aan bij de ontwerpprincipes van het uitbreidingsplan voor Eindhoven door G.C. Kools, hoewel het stratenpatroon aanvankelijk vooral werd bepaald door de aanwezige oude structuur.
Het Drents Dorp vormt een cultuurhistorisch waardevol gebied vanwege haar ontstaansgeschiedenis (zoals hierboven beschreven), de stedenbouwkundige opzet en architectonische invulling. Het Drents Dorp is een redelijk zeldzaam voorbeeld van de architectuur en stedenbouw uit de jaren '20. Het Drents Dorp wordt gewaardeerd als een typisch voorbeeld van de overgangsperiode tussen de Berlagiaanse, esthetisch georiënteerde stedenbouw (met lanen, geknikte woonstraten, pleinen en gesloten bouwblokken) en de modernistische stedenbouw en de samenhang tussen stedenbouw en architectuur (met een verkeerskundig gefundeerde hiërarchie in wegen, rechthoekige wegenstructuur, strokenbouw). In het gebied ten zuiden van de Halvemaanstraat is de esthetische stedenbouw te herkennen terwijl het deel ten noorden van de Halvemaanstraat meer geënt is op modernistische stedenbouw.
De vormgeving van de arbeiderswoningen in het Drents Dorp heeft een bijzondere samenhang met het stedenbouwkundig plan. Om de stedenbouwkundige ruimtes te accentueren zijn verbijzonderingen in de architectuur aangebracht. Hierbij kan gedacht worden aan dwarskappen met versierde topgevels op de koppen en in het midden van de bouwblokken. En aan de bijzondere hoekoplossingen waarbij de goothoogte aan de smallere zijstraat verlaagd is. Ook de positionering van de bouwblokken draagt bij aan het accentueren van de stedenbouwkundige ruimtes. Een voorbeeld hiervan is de verspringende rooilijn, waardoor een breder profiel in het midden van de straat- of pleinwand wordt gecreëerd. In enkele gevallen wordt dit bredere profiel verder benadrukt doordat de ontstane ruimte wordt gebruikt als voortuin of doordat deze wordt gemarkeerd door gemetselde portalen bij de ingang van de woningen. Kenmerkend in het Drents Dorp is verder dat de voorgevel van de bouwblokken veelal de knik in de woonstraat of het plein volgt.
Het plantsoen Gelderlandplein werd in 1930 ontworpen door tuinarchitect Tersteeg. Voor de ruimtelijke indeling volgde hij de contouren van de pleinruimte die trapeziumvormig was. Deze vorm herhaalde hij min of meer in het hoofdpad dat een groot gazon (speelweide) omsloot en door middel van korte rechte verbindingsstukken op straten aantakte. De tussenliggende stroken waren afwisselend voorzien van dicht en meer open beplanting. Aan de oostzijde werd een intieme zitplek gecreëerd omsloten door heester- en boombeplanting. In de vier hoeken van het plantsoen stonden paarsgewijs twee bomen. Ofschoon het park wijzigingen heeft ondergaan, is de erfenis uit 1930 tegenwoordig nog zichtbaar in de padenstructuur en een aantal monumentale bomen op het plein, waaronder zilveresdoon, eiken, lindes en haagbeuken. De bredere straten hebben een laanbeplanting met platanen.
Met de cultuurhistorische waarden is als volgt rekening gehouden. Een groot gedeelte van de woningen binnen Drents Dorp zijn bestemd als Wonen - 3. De gronden binnen deze bestemming zijn naast wonen ook bestemd voor het behoud, herstel en bevorderen van de aanwezige cultuurhistorische waarden. Hiermee worden de architectonische kenmerken en stedenbouwkundige opzet van het gebied beschermd. Om dit te waarborgen is een afweging voor sloop in de regels opgenomen met cultuurhistorische waarden als criterium (artikel 17.7).
Ter bescherming van de aanwezige structuur van het Gelderlandplein en de monumentale bomen is binnen de bestemming Groen de functie-aanduiding 'cultuurhistorische waarden' opgenomen. In de regels is hieraan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden gekoppeld (artikel 7.4).
3.7 Verkeer En Parkeren
Gemotoriseerd verkeer
In 1999 heeft het gemeentebestuur in het kader van Duurzaam Veilig de wegencategorisering vastgesteld. Hierbij is een onderscheid gemaakt in wegen met een verkeersfunctie, de gebiedsontsluitingswegen, en wegen met een verblijfsfunctie, de erftoegangswegen. Ontsluitingswegen zijn primair bedoeld voor de afwikkeling van het verkeer en moeten daarop als zodanig worden ingericht. In het plangebied zijn de Noord-Brabantlaan en de Tilburgseweg ontsluitingswegen. Alle overige wegen in het gebied zijn onderdeel van het verblijfsgebied.
Autoparkeren
Bij besluit van 24 april 2012 hebben burgemeester en wethouders de 'Nota Parkeernormen Gemeente Eindhoven, maart 2012' en bijbehorende 'beleidsregels toepassing parkeernormen Gemeente Eindhoven' vastgesteld. Daarbij wordt in principe, conform de normen van het CROW (kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur), gewerkt met een minimum- en een maximumnorm. De parkeernormen zijn in Parkeernormen van de regels opgenomen. In beginsel wordt altijd uitgegaan van een parkeeroplossing op eigen terrein. Indien op eigen terrein redelijkerwijs niet aan de parkeereis kan worden voldaan, kan onder voorwaarden een beroep gedaan worden op de openbare ruimte.
Openbaar vervoer
In de onderstaande afbeelding is de op dit moment geldende buslijn aangegeven. Het plangebied wordt op dit moment ontsloten door de stadslijnen 13, 18 en 401 en 402. Wegen die onderdeel zijn van een busroute dienen zodanig te worden ingericht dat de overlast voor het openbaar vervoer wordt geminimaliseerd. Wijzigingen van busroutes zijn alleen mogelijk over wegen die voldoende ruimte en verkeersveilige en leefbare verkeersoplossingen (kunnen) bieden.
Afbeelding buslijnen
Fietsverkeer
De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. Hiertoe heeft zij een fietsroutenetwerk vastgesteld. Dit bestaat uit primaire stedelijke en regionale fietsroutes en de secundaire fietsroutes. Op een primaire fietsroute moet een fietser in principe non-stop en comfortabel kunnen fietsen. Voor deze routes gelden hoge kwaliteitseisen zoals brede, vrijliggende fietspaden in asfalt en voorrang op het kruisend verkeer. De secundaire fietsroutes hebben geen specifieke inrichtingseisen. Ook op deze fietsroutes kunnen echter speciale fietsvoorzieningen worden aangebracht om het fietsgebruik te stimuleren. Routes kunnen wijzigen, mits dit bijdraagt aan het stimuleren van het fietsgebruik. Er moet een aantoonbare verbetering voor de fiets zijn. In het plangebied liggen zowel primaire stedelijke en regionale als secundaire fietsroutes. De exacte locatie van het fietsroutes is aangegeven in onderstaande afbeelding. De rode lijnen zijn de primaire fietsroutes, de groene lijnen de secundaire fietsroutes.
Afbeelding fietsroutes
3.8 Groen
3.8.1 Groenbeleidsplan
Het Groenbeleidsplan 2001, zoals op 5 november 2001 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als doel het duurzaam veilig stellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende functies. Onder de groenstructuur wordt verstaan: het stelsel van terreinen en/of elementen met ecologische, waterhuishoudkundige, recreatieve en/of ruimtelijk structurerende betekenis.
Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.
Figuur: Groen en recreatievoorzieningen (Groenbeleidsplan, 2001)
Onderhavig plangebied is op de kaart 'Ruimtelijke Strategieën' uit het Groenbeleidsplan aangeduid als 'stad, rood beeldbepalend' (merendeels) en 'structureel stadsgroen' (aan weerszijden van de Tilburgseweg). Het structureel stadsgroen is als uitwerking van het Groenbeleidsplan in het dossier Overdraagbaarheid openbaar groen 2003, perceelsgewijs vastgesteld. Daarin zijn ook nog het Gelderlandplein, een parkgebied aan de Lochemstraat en verspreid liggende kleinere groenelementen als structureel groen aangeduid. In onderhavig plangebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie aangehouden:
Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend
In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten (kaart blz. 37 Groenbeleidsplan) wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal. Binnen het onderhavig plangebied is het deelgebied tussen Halvemaanstraat en Noord Brabantlaan/Beukenlaan als groenarm woongebied aangeduid.
Strategie 4: Structureel stadsgroen
Deze gebieden zijn bedoeld voor groene dooradering van de stad, voor intensieve recreatie en ontspanning (parken), natuur en waterberging. Het beleid is gericht op het versterken van de functionaliteit van deze gebieden en het verbinden tot robuuste structuren. Op basis van het dossier Overdraagbaarheid openbaar groen 2003 is toevoeging van niet-groene voorzieningen slechts mogelijk als sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, als er geen alternatieven voorhanden zijn, als door een 'groen-inclusief ontwerp' de groene kwaliteit ten minste wordt gehandhaafd en als compensatie plaatsvindt van het per saldo verloren deel van de groenstructuur.
3.8.2 Bomenbeleidsplan 2008: Ruimte voor bomen
Het Bomenbeleidsplan 2008 'Ruimte voor bomen' is in april 2008 door de raad vastgesteld. Doel van het Bomenbeleidsplan is het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en het groene imago van Eindhoven.
Het Bomenbeleidsplan vormt een bindend kader tot 2020. Het is een strategisch beleidskader voor de instandhouding en versterking van de Eindhovense boomstructuur.
In de bijlage van het Bomenbeleidsplan wordt het beleid ten aanzien van bomen op strategisch niveau uitgewerkt. Aandacht wordt onder meer besteed aan de bomenstructuur op gemeentelijk niveau en de cultuurhistorische structuur. Voor concrete projecten wordt aangegeven hoe door middel van een Quickscan Bomen en een eventuele boomeffectrapportage bepaald kan worden of er belemmerende factoren zijn voor bomen binnen de projectgrenzen en 10 meter daar buiten. De bescherming van waardevolle bomen en gebiedsgewijze bescherming van bomen (stad, groen beeldbepalend) is eveneens in het Bomenbeleidsplan uitgewerkt.
Binnen onderhavig plangebied is geen gebiedsgewijze bescherming in het bomenbeleidsplan aangeduid. Wel zijn verspreid over het gebied naast basis bomen ook waardevolle gemeentelijke- en waardevolle particuliere bomen aanwezig, waaronder monumentale bomen. Verder is de Noord Brabantlaan in het Bomenbeleidsplan als onderdeel van de cultuurhistorische wegenstructuur opgenomen, waarmee deze eveneens de bomenstatus waardevol heeft gekregen. In het kader van dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien. Er zijn dan ook geen boomeffectrapportages gemaakt.
3.9 Maatschappelijke Voorzieningen
Tot de maastschappelijke functies worden gerekend educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede begraafplaatsen.
Tot de in het oog springende maatschappelijke functies in het plangebied kunnen worden genoemd: de kerk aan de Plaggenstraat, de kerk aan de Venstraat en de kerk aan de Elburglaan. Daarnaast is aan de Koenraadlaan een gemeenschapshuis gevestigd. Het voormalige klooster aan de Koenraadlaan is momenteel in gebruik als zen/meditatiecentrum.
In Drents Dorp is een wijksteunpunt van Lunetzorg gevestigd waar ook dagbestedingsactiviteiten worden verzorgd. In De Lieven huurt deze zelfde zorgorganisatie twee groepswoningen ten behoeve van begeleid wonen voor mensen met een (verstandelijke) beperking. Verder zijn er binnen het plangebied twee basisscholen te vinden, te weten basisschool De Rungraaf aan de Koenraadlaan en de Saltoschool Drents Dorp aan de Kootwijkstraat. Basisschool De Rungraaf is een school gericht op kinderen met omgangsproblemen. Deze school beschikt tevens over een eigen sportzaal. Saltoschool Drents Dorp is inmiddels opgewaardeerd tot een SPIL-centrum en zal op termijn verplaatst worden naar het nieuwe gebouw aan de Halvemaanstraat/ Apeldoornstraat. In het SPIL-centrum zal ook peuterspeelzaal PeuterPlaza zich vestigen, welke momenteel in het zelfde gebouw zit als Saltochool Drents Dorp.
Eerstelijns gezondheidszorg, zoals een fysiotherapeut of huis- of tandartsenpraktijk, is in het plangebied niet aanwezig. Wel bevindt zich op de hoek van de Koenraadlaan en de Noord Brabantlaan een vestiging van de Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven en de Kempen (GGZe). Deze locatie fungeert als centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie en als regionaal centrum OPSY (orthopedagogische en psychische kennis).
3.10 Sport En Recreatie
Binnen het plangebied ligt het gemeentelijk sportpark 't Schoot. Deze is bereikbaar via de Elburglaan en ligt verder ingeklemd tussen de Tilburgseweg, Apeldoornstraat en Halvemaanstraat. Het sportpark is in gebruik door één vereniging, te weten voetbalvereniging S.V. L.E.W. De accomodatie beschikt over drie voetbalvelden en een verlicht oefenveld, evenals bijbehorende voorzieningen zoals een kantine en omkleedfaciliteiten. Het sportpark heeft voornamlijk een sociale functie in de wijk door als ontmoetingsplaats te fungeren, waar tevens diverse activiteiten voor de wijk worden georganiseerd. Zeker met het oog op de huidige en toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in de nabije omgeving (zoals de nieuwbouwwoningen in Drents Dorp en de ontwikkeling van Strijp R), is het belangrijk om deze sociale drager in de wijk te behouden.
Figuur: Sportpark 't Schoot
Enkele woonblokken in het deelgebied Drents Dorp beschikken over een open binnenplek tussen de achtertuinen. Deze binnenplaatsen zijn in gebruik als volkstuin, waar diverse bewoners van de wijk recreatief hun groenten en fruit verbouwen.
3.11 Detailhandel
3.11.1 Detailhandelsnota gemeente Eindhoven
Op 19 december 2006 heeft de gemeenteraad van Eindhoven de Detailhandelsnota gemeente Eindhoven, "Tenminste houdbaar tot januari 2010" vastgesteld. Deze bevat het detailhandelbeleid voor de gemeente Eindhoven en vormt een toetsingskader voor de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen op detailhandelsgebied.
Binnen het plangebied is geen detailhandel aanwezig. Voorheen zijn er wel enkele detailhandelsvestigingen geweest, maar zoals in de Detailhandelsnota in 2006 al beschreven stond, hebben zulke winkelstrips weinig perspectief. Indien het niet lukt om de strips in de oorspronkelijke functie te behouden, moet volgens de nota geprobeerd worden om deze panden een functie voor de buurt te laten behouden, of in ieder geval niet te laten verpauperen. In onderhavig plangebied gaat het hier om panden op de hoek Beukenlaan/Canadastraat en de hoek Beukenlaan/Plaggenstraat, inclusief enkele panden aan de Beukenlaan gelegen tussen beide hoeken. De meeste panden zijn momenteel in gebruik, bijvoorbeeld als buurt-infowinkel, bijeenkomstruimte voor een religieuze gemeenschap of als kantoor voor een bedrijf in de dienstverlenende sector. Ook worden enkele voormalige winkelpanden bewoond.
Volgens de Detaihandelsnota zijn de buurten Halve Maan en De Lieven, bij afwezigheid van detailhandelaanbod binnen de buurt, voornamelijk aangewezen op solitaire vestigingen met een boodschappenfunctie, zoals het buurtsteunpunt aan de Johannes Buijslaan (net buiten het plangebied). Deze voormalige Lidl-vestiging staat echter sinds enige tijd leeg. Een andere nabijgelegen winkelvoorziening is het wijkcentrum van het stadsdeel Strijp aan het St. Trudoplein. Hier vindt op donderdag ook een weekmarkt plaats. Bovendien is de binnenstad goed en snel bereikbaar via de HOV-lijn die langs het plangebied af loopt.
Uitbreiding van het supermarktaanbod binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de Detailhandelsnota niet gewenst. Eerder is al gebleken dat de oorspronkelijke buurtvoorzieningen niet in stand gehouden konden worden, getuige de winkelpanden die momenteel een andere functie bekleden. Gezien het feit dat de Detailhandelsnota aangeeft dat deze winkelstrips inderdaad weinig perspectief hebben, wordt in dit bestemmingsplan de bestaande (feitelijke) situatie overgenomen. Omdat in de panden veelal gewoond wordt, zijn de voormalige winkelpanden bestemd als 'Wonen'. Daar waar een andere functie dan wonen plaatsvindt, is op de verbeelding een functieaanduiding opgenomen.
3.12 Horeca
3.12.1 Horecabeleidsplan
De raad heeft op 19 april 2004 het Horecabeleidsplan - "Kwaliteit door differentiatie" vastgesteld. In haar horecabeleidsplan streeft de gemeente Eindhoven naar meer kwaliteit voor zowel het aanbod als de structuur waarbinnen het aanbod zich manifesteert. Herkenbaarheid en differentiatie zijn hierbij van groot belang. Dit betekent zowel differentiatie van deelgebieden als de differentiatie van het aanbod binnen deze deelgebieden. Met name het centrum en enkele andere specifieke locaties binnen Eindhoven gelden als stimuleringsgebieden.
Met betrekking tot horeca in woonwijken worden in het horecabeleidsplan enkele bepalingen uit het bestemmingsplan Eindhoven binnen de Ring overgenomen (voor zowel woongebieden binnen als buiten de werking van dit bestemmingsplan). Dit betekent dat bestaande horeca kan worden gehandhaafd en in beperkte mate mag worden uitgebreid, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de woonfunctie. Voor wat betreft nieuwe horeca wordt onderkend dat dit voor levendigheid in de wijk zorgt en derhalve een belangrijke functie heeft voor de wijk. Toch is het beleid ten aanzien van nieuwe horeca terughoudend. De mate waarin deze horeca de woonfunctie van de wijk bedreigt, zal hierbij een doorslaggevende factor zijn.
3.12.2 Lijst van horeca-activiteiten
Binnen het horecabeleidsplan is onderscheid gemaakt tussen veschillende typen horeca qua potentiële milieuhinder/overlast. Deze typering is in dit bestemmingsplan in grote lijnen overgenomen in de "lijst van horeca-activiteiten", welke is toegevoegd als Bijlage 2 bij de regels. In deze lijst worden de volgende horecafuncties onderscheiden:
- Horeca - 1 "Maaltijdverstrekkend"
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. - Horeca - 2 "Drankverstrekkend"
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse. - Horeca - 3 "Multifunctioneel horecabedrijf"
Een inrichting die gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. - Horeca - 4 "Vermaak, sport, spel en ontspanning"
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak, sport, spel en ontspanning. - Horeca - 5 "Logiesverstrekkend"
Hotels en pensions. - Horeca - 6 "Ontmoetingscentra / Maatschappelijke instellingen"
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het in verenigingsverband of anderszins georganiseerd bieden van ontmoetingsgelegenheid al dan niet in combinatie met verstrekking van drank en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd kunnen worden.
3.12.3 Horeca binnen het plangebied
De bestaande horeca in het plangebied (buiten horeca bij maatschappelijke voorzieningen of sportkantines) is zowel binnen de bestemming Wonen - 1 en Wonen - 3 opgenomen middels een functieaanduiding 'horeca, als binnen de bestemming Gemengd - 2. Het bestemmingsplan voorziet conform het Horecabeleidsplan niet in nieuwe horecavestigingen. Derhalve is alleen op de volgende adressen horeca toegestaan:
- Café Halvemaanstraat 81 (horeca -2). Deze horecavestiging is reeds enige tijd gesloten.
- Eetgelegenheid en café aan de Needestraat 26-28
- Eetgelegenheid Plaggenstraat 36
Binnen de bestemmingen Maatschappelijk - 1, Maatschappelijk - 2 en Sport is horeca uitsluitend toegestaan ondergeschikt aan dan wel ter ondersteuning van de desbetreffende functies. Dat wil zeggen dat de openingstijden van de horeca-activiteit niet ruimer mogen zijn dan die van de hoofdactiviteit, dat de horecavoorziening geen eigen toegang mag hebben en dat er geen separate reclame-uitingen zijn toegestaan.
Binnen de bestemming Gemengd - 2 en de bestemmingen Wonen - 1 en Wonen - 3 (voor zover ter plaatse van de aanduiding 'horeca') zijn de volgende typen horeca toegestaan:
- Horeca-1: Maaltijdverstrekkend
- Horeca-2: Drankverstrekkend
- Horeca-3: Multifunctioneel horecabedrijf
3.13 Bedrijvigheid
Binnen bedrijvigheid zijn verschillende functies te onderscheiden, namelijk detailhandel, horeca, dienstverlening, kantoorfunctie en andere dan genoemde typen bedrijvigheid. Met het laatste type bedrijvigheid wordt onder meer gedoeld op bedrijven waar het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren van goederen, vervoer, groothandel.
Binnen het plangebied komt het laatst genoemde type bedrijvigheid nauwelijks voor. Er zijn twee bedrijflocaties aanwezig in het plangebied:
- een verkooppunt van motorbrandstoffen (zonder LPG) gevestigd aan de Noord Brabantlaan (dit is bestemd als 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG');
- een werkterrein in eigendom van Groenen Bouw- en Onderhoudsbedrijf J.M. Groenen en Zn B.V. (deze gronden zijn bestemd als Bedrijf).
Naast de genoemde bedrijvigheid is aan de ring (Beukenlaan) een concentratie aan kantoorfuncties aanwezig. Het betreft hier voornamelijk middelgrote kantoorfuncties, welke in het bestemmingsplan ook als zodanig bestemd zijn.
3.14 Kantoren
De Kantorenstrategie Eindhoven 2012-2020 is door het college van B&W van Eindhoven vastgesteld op 26 juni 2012. De strategie vervangt de verouderde Kantorennota 2005, maar is niet bedoeld als aanzet tot nieuw beleid. De nota borduurt voort op bestuurlijke maatregelen die door de jaren heen genomen zijn, zoals de Prioriteitennota 2011-2014. Verder heeft deze strategie een dynamisch karakter, wat wil zeggen dat deze tussentijds geëvalueerd en geactualiseerd zal worden, indien nieuwe ontwikkelingen hier om vragen.
Uit de Kantorenstrategie blijkt dat de kantorenmarkt in Eindhoven momenteel niet gezond is en dat daarom sturing vanuit de gemeente Eindhoven noodzakelijk is. De reden hiervoor ligt voornamelijk in een scheefgroeiende markt, door vraaguitval en aanbodoverschot. Mede dankzij de Brainport-ambities blijft Eindhoven echter nog een gewilde vestigingslocatie voor buitenlandse ondernemingen, waardoor deze scheefgroei niet bij alle kantorenlocaties het geval is. Wel verwacht men voornamelijk een afname van de uitbreidingsvraag, wat betekent dat de sturing vanuit de gemeente Eindhoven zich zal verplaatsen van de nieuwbouwmarkt naar de bestaande kantorenmarkt.
De uitdaging ligt dan ook in het creëren van meer vraag naar bestaande kantoorgebouwen. In de Prioriteitennota is hiervoor reeds het startschot gegeven, door voorwaarden te stellen aan nieuwbouw van kantoren. Daarnaast zal de kantorenmarkt meer vanuit een hoger schaalniveau bekeken moeten worden. Op regionaal niveau zullen bestuurlijke afspraken gemaakt worden met betrekking tot het kantorenbeleid.
Strategie nieuwbouw kantoorlocaties
Voor wat betreft nieuwbouwlocaties zijn in de Kantorenstrategie voor de periode tot 2020, geheel conform de Prioriteitennota 2011-2014, een aantal grotere nieuwbouw kantorenlocaties (> 20.000m²) geprioriteerd. Het betreft hier het stationsgebied zuidoost, de VVV-locatie, Strijp-S, het stadionkwartier en het Flight Forum. Gezamenlijk omvatten deze locaties ruim 200.000m² planvoorraad, terwijl uit onderzoek van de STEC groep (2011) de vraag is geschat op 140.000m² tot 2020. Interventies vanuit de gemeente Eindhoven zijn hier dan ook gewenst.
Geen van bovenstaande prioritaire gebieden is gelegen binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan.
Strategie bestaande kantoorlocaties
Zoals gezegd zal de gemeente haar sturing ten behoeve van de kantorenmarkt moeten verschuiven van de nieuwbouwmarkt richting de bestaande kantoormarkt. De gemeente Eindhoven legt het initiatief voor het tegengaan van leegstand van bestaande kantoorgebouwen bij de markt. Zelf houdt ze zoveel mogelijk de regie, door nieuwe initiatieven om deze leegstand tegen te gaan te stimuleren (onder andere door middel van informatievoorziening aan marktpartijen) of zelfs te faciliteren.
Bij dergelijke nieuwe initiatieven kan het gaan om nieuwe kantoorconcepten, tijdelijke of permanente herinvulling van leegstaande kantoorgebouwen, transformatie, renovatie (al dan niet in combinatie met verduurzaming en/of uitbreiding) en herontwikkeling (sloop en nieuwbouw in al dan niet dezelfde functie). De gemeente staat in beginsel positief ten opzichte van ieder initiatief en zal deze initiatieven per situatie afzonderlijk beoordelen. Indien het initiatief daadwerkelijk leegstand terugdringt, aantoonbaar haalbaar en wenselijk is en bovendien past binnen de overige beleidskaders, zal de gemeente medewerking verlenen. Hierbij kan het gaan om bijvoorbeeld het meewerken aan een bestemmingsplanaanpassing, het optimaal benutten van regels in het Bouwbesluit of het verlenen van benodigde omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan.
Conclusie
Binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan zijn geen gronden aangewezen voor de ontwikkeling van nieuwe kantoren. Daarnaast is het plangebied ook niet gelegen binnen een van de geprioriteerde gebieden. In onderhavig bestemmingsplan wordt dan ook zoveel mogelijk de bestaande situatie overgenomen. Zoals in de strategie beschreven wordt, zullen eventuele nieuwe initiatieven met betrekking tot de bestaande kantorenvoorraad (bijvoorbeeld transformatie of herinvulling) door de gemeente met een positieve insteek in behandeling worden genomen en beoordeeld worden.
3.15 Kabels, Leidingen En Straalpaden
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die tot belemmeringen leiden.
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
4.1.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG circulaire. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies.
Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied toe worden gestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden.
Binnen het plangebied bevinden zich twee bedrijven:
- BP Express, Noord Brabantlaan
Het betreft hier een benzineservicestation zonder LPG. - Werkterrein Groenen Bouw- en Onderhoudsbedrijf J.M. Groenen en Zn B.V.
Het betreft een werkterrein in eigendom van Groenen Bouw- en Onderhoudsbedrijf J.M. Groenen en Zn B.V. Deze locatie is gelegen op een binnenterrein van de blokken woningen aan de Halvemaanstraat, Doesburgstraat, Winterswijkstraat en Gelderlandplein.
Het bezineservicestation is als zodanig bestemd. Daarnaast is voor de andere bedrijfslocatie als bijlage bij de regels (Bijlage 1) een lijst toegevoegd met bedrijfsactiviteiten die ter plaatse eveneens zijn toegestaan. Deze lijst is ontleend aan voornoemde lijst van de VNG. Bij de samenstelling van de lijst van bedrijfsactiviteiten zijn alleen 'bedrijven in enge zin opgenomen'.
Van de lijst zijn dus uitgezonderd activiteiten zoals detailhandel, horeca, kantoren, sport-/recreatie-inrichtingen, zoals sportschool, zwembad etc., onderwijs- en andere maatschappelijke instellingen, alsmede dienstverlenende instellingen/beroepen, zoals kapsalons, artsenpraktijken, advocatenkantoren, etc. De reden hiervan is dat dergelijke bestemmingen in bestemmingsplannen anders dan met 'bedrijfsactiviteiten' worden aangegeven. Verder zijn uitgezonderd bedrijven die niet in het plangebied zijn gewenst. Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied toegelaten milieucategorie. Met deze selecties is een lijst van bedrijfsactiviteiten op maat samengesteld.
4.1.2 Bedrijventerrein Strijp T en de voormalige bedrijventerreinen Strijp R en Strijp S
Vlak buiten het plangebied bevinden zich enkele bedrijven welke wellicht invloed hebben op het woon- en leefklimaat voor de woonbuurt Drents Dorp. Het gaat hier om bedrijven binnen het nieuwe woongebied Strijp R en het bedrijventerrein Strijp T.
Ten noordoosten van het plangebied ligt het gebied Strijp R, welke momenteel wordt getransformeerd van industrie- naar woongebied. Op Strijp R is momenteel nog één bedrijf actief. Dit is het bedrijf Anteryon/LTC. Het bedrijf Anteryon vertrekt in januari 2014. Indien dit bedrijf bij een gefaseerde uitvoering (tijdelijk) nog in het plangebied aanwezig zal zijn, dient de veiligheidscontour te zijn bepaald. De veiligheidscontour blijkt binnen de perceelsgrens van het bedrijf te liggen. Daarnaast is het bedrijf Piet Hein Eek gevestigd op Strijp R. Dit bedrijf maakt onder andere meubels, waarbij sprake is van stuksgewijze productie op ambachtelijke wijze.
Ten oosten van het plangebied ligt het bedrijventerrein Strijp T. Dit bedrijventerrein is een van de oudere industrieterreinen van Eindhoven en is opgericht door Philips. Strijp T is gelegen langs het spoor tussen Eindhoven en Boxtel en grenst verder aan de woonbuurt Drents Dorp en de voormalige bedrijventerreinen Strijp S en Strijp R. Strijp R en Strijp S worden momenteel ontwikkeld tot compleet nieuwe woon- en werkgebieden. Verder zijn aan de Bezuidenhoutseweg enkele vrijstaande woningen aanwezig. Ten tijde van de totstandkoming van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Zwaanstraat - Strijp T 2006' is de bestaande situatie zoveel mogelijk vastgelegd en was er geen sprake van nieuwe ontwikkelingen. Verder was reeds duidelijk dat ter plaatse van Strijp R nieuwe woningbouw zou komen. Bij de samenstelling van de Lijst van bedrijfsactiviteiten van voornoemd bestemmingsplan is rekening gehouden met de ligging van het plangebied tussen de toekomstige woongebieden Strijp S en Strijp R. Met het oog hierop zijn nieuwe bedrijven behorende tot de milieucategorie 5 uitgesloten. Bestaande bedrijven in de categorie 3 en 4 zijn sowieso toegestaan. Nieuwe bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten zijn ook toegestaan.
Een deel van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen nabij het bedrijventerrein Strijp T, dan wel het bedrijf binnen woongebied Strijp R. Echter, gezien het feit dat voorliggend bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, vormt deze bedrijvigheid geen belemmering voor het bestemmingsplan. Vice versa vormt dit bestemmingsplan ook geen belemmering voor de uit te oefenen bedrijfsactiviteiten op de genoemde locaties. Dit geldt eveneens voor de binnen het plangebied gelegen bedrijfslocatie.
4.2 Geluid
Het is verplicht akoestisch onderzoek uit te voeren indien ten gevolge van nieuwe ontwikkelingen extra verkeer wordt aangetrokken. Daarnaast is akoestisch onderzoek verplicht indien nieuwe geluidgevoelige functies, zoals wonen, in een zone mogelijk worden gemaakt.
Voor wat betreft het wegverkeer is het plangebied gelegen in de zone van de Tilburgseweg (zonebreedte 350 m), de Noord Brabantlaan (zonebreedte 350 m) de Beukenlaan (zonebreedte 350 m) en de Zwaanstraat (zonebreedte 200 m). De overige in het plangebied gelegen wegen zijn zogenaamde 30 km wegen. Langs deze wegen hoeft in beginsel geen onderzoek uitgevoerd te worden.
Daarnaast is het plangebied voor een deel gelegen in de zone van de Spoorlijn Eindhoven-Boxtel (zonebreedte 700 m). Verder ligt het plangebied niet in de zone van een industrieterrein en ligt het buiten de 35 Kosteneenhedenlijn van vliegveld Eindhoven.
Voor de actualisering van dit bestemmingsplan is geen akoestisch onderzoek verricht omdat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt ten opzichte van de huidige vergunde en feitelijke situatie. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarvan een extra verkeersaantrekkende werking uitgaat. Tevens laat het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toe.
4.3 Luchtkwaliteit
4.3.1 Wet luchtkwaliteit
De 'Wet luchtkwaliteit' is op 15 november 2007 in werking getreden (Stb. 2007, nr. 434) en is gewijzigd op 12 maart 2009 (Stb., nr. 158). De wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (m.n. hoofdstuk 5, onder titel 5.2) op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De aanleiding hiervan is de maatschappelijke discussie die ontstaan is als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.
De Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
De Nederlandse overheid heeft de EU verzocht om verlenging van de termijn (derogatie) waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie hiermee ingestemd. Het tijdstip waarop aan de normen voor PM10 moet worden voldaan is uitgesteld tot 11 juni 2011. De datum waarop aan de jaargrenswaarde voor NO2 moet worden voldaan bedraagt 1 januari 2015. In de tussenperiode gelden tijdelijk de volgende verhoogde grenswaarden: voor NO2 een jaargemiddelde van 60 microgram/m3 en voor fijn stof (PM10) een jaargemiddelde van 48 microgram/m3 en een daggemiddelde van 75 microgram/m3, die jaarlijks maximaal 35 keer mag worden overschreden.
Het NSL is per 1 augustus 2009 van kracht geworden. Hierdoor zijn onder andere de uitvoeringsregels rond saldering verruimd en is de definitie van 'niet in betekenende mate' (NIBM)1 verlegd naar 3% van de grenswaarde.
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg of niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen. Voor nieuwe kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte (van alle binnenruimten) omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg of niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van de 'Wet luchtkwaliteit' c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.
- 1. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Voor beide stoffen bedraagt de grenswaarde voor het jaargeniddelde 40 microgram/m3. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2.
4.3.2 Besluit gevoelige bestemmingen
Met deze AMvB wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school - in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.
Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in zo'n onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.
Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone. Wel moet in die situaties de locatiekeuze goed gemotiveerd worden; dat gebeurt in de context van de goede ruimtelijke ordening.
4.3.3 Goede ruimtelijke ordening
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' principe blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.
4.3.4 Toetsing plangebied
Onderhavig bestemmingsplan richt zich voornamelijk op bestemming van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, er is aldus geen sprake van nieuwe gevoelige bestemmingen langs drukke wegen en/of woningbouw nabij snelwegen.
Gesteld kan worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c van de Wet milieubeheer kan het bestemmingsplan zonder nader onderzoek doorgang vinden.
4.4 Externe Veiligheid
4.4.1 Algemeen
Doel
Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten alsmede het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
Wettelijk kader
Ten aanzien van bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004) van toepassing. Ten aanzien van transport is de Circulaire Vervoer Gevaarlijke stoffen van toepassing (augustus 2004; gewijzigd en verlengd augustus 2008). Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011).
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.
Groepsrisico
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
Visie Externe Veiligheid
De gemeenteraad van Eindhoven heeft de Visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' op 19 mei 2009 vastgesteld waardoor het een kaderstellend beleidsstuk is geworden. Dit betekent dat lokale ruimtelijke besluiten en milieubeheervergunningen vanuit de visie kunnen worden gemotiveerd. Met de visie Externe Veiligheid wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt onder andere aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.
Onderstaand zijn in verschillende paragrafen uitkomsten verwoord ten aanzien van externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten. Voor onderhavig plangebied zijn de volgende bronnen van belang die nadere afweging behoeven op het onderdeel externe veiligheid. Het betreft:
- Transportroute over de Noord-Brabantlaan;
- Vliegveld.
4.4.2 Transport over de weg
In 2010 is een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van bulktransport over gemeentelijke wegen binnen Eindhoven (“Transport Gevaarlijke stoffen door de Gemeente Eindhoven: SRE Milieudienst, 25 oktober 2010, Rapportnr. 491815-491816). Hieruit blijkt dat er voor de gemeentelijke wegen geen plaatsgebonden risicocontouren (10-6/jaar) worden berekend. Verder is het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient conform paragraaf 4.3 van de Circulaire vervoer gevaarlijke stoffen het groepsrisico verantwoord te worden. In de door de raad vastgestelde visie Externe Veiligheid is een algemeen verantwoordingskader opgenomen. Begin 2008 zijn met de Regionale brandweer afspraken gemaakt dat zij in bepaalde gevallen niet om advies gevraagd hoeven te worden maar dat kan worden volstaan met een standaard advies. Het betreft bij ontwikkelingen langs lokale wegen met kleine omvang (< 50 woningen en geen verminderd zelfredzame personen zich in de objecten bevinden). Onderhavig initiatief voldoet aan deze gestelde criteria. Hierdoor is de Veiligheidsregio niet om advies gevraagd.
4.4.3 Vliegveld
Wetgeving
Het plangebied is gelegen nabij het Luchtvaartterrein Eindhoven. Dit is een militair vliegveld ('vliegbasis Eindhoven') met medegebruik door de burgerluchtvaart ('Eindhoven Airport'). De vigerende Luchtvaartwet (LVW) kent geen normstelling en beoordelingskader voor externe veiligheid. De luchtvaart wordt beschouwd als een risicovolle activiteit. In het voorjaar van 2003 is gestart met de voorbereiding van nieuwe wetgeving: de Wet luchtvaart. In die wet wordt het reguleringsregiem uitgebreid met de milieuthema's externe veiligheid en lucht. Het regiem voor externe veiligheid treedt voor burgerluchthavens direct in werking. Voor een militair vliegveld kan de Minister van Defensie besluiten dat te doen. De minister zal van die mogelijkheid op een nader te bepalen tijdstip gebruik gaan maken. Dan zullen binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar (het zogenaamde beperkingengebied) beperkingen gaan gelden voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Regelgeving voor Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens
Recent is de Regelgeving voor Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML) voor een deel in werking getreden. Op basis van deze regelgeving dient een AMvB te worden opgesteld. Hierbij dient bij aangewezen luchthavens (waaronder ook militaire luchthavens) een luchthavenbesluit te worden opgesteld waarin een grenswaarde voor externe veiligheid kan worden opgenomen. Voor Eindhoven is een dergelijk besluit nog niet genomen.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (10-6/jaar) ligt niet over het plangebied.
Groepsrisico
Momenteel is nog niet duidelijk of het Rijk rondom luchthavens ook het groepsrisico als norm/toetsingskader rondom luchthavens gaat hanteren. Het is naar analogie van andere risicobronnen (bedrijven, transportassen) mogelijk om het groepsrisico te bepalen. In een proef voor luchthaven Schiphol is dit in 2006 gedaan. Het ministerie van VROM bekijkt momenteel of op basis van deze proef het groepsrisico bij Schiphol als ruimtelijk toetsingskader zal worden ingesteld. Of en hoe een kader voor Schiphol wordt doorvertaald naar regionale luchthavens is onbekend. Het groepsrisico geldt vooralsnog dus niet als norm of toetsingskader.
4.5 Bodem
Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn al deze gegevens geregistreerd.
Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. Dergelijke locaties zijn op dit moment binnen het plangebied dan ook niet bekend.
Wel is binnen het plangebied de volgende locatie bekend waar sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging:
- Tilburgseweg; nikkel verontreiniging in het grondwater.
Binnen het plangebied zijn geen gevallen van bodemverontreiniging bekend die een risico voor de gezondheid vormen. In sommige gevallen kan toch sprake zijn van beperkingen in het gebruik of extra kosten die gemaakt moeten worden als de grond moet worden afgevoerd. Het verdient dan ook sterk de aanbeveling om bij grondtransacties, bouwactiviteiten of grondverzet vooraf het bodeminformatiesysteem van de gemeente te raadplegen. In sommige gevallen zal het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij het aanvragen van sommige omgevingsvergunningen en bij het afvoeren van vrijkomende partijen grond.
In de directe omgeving van het plangebied zijn drie voormalige bedrijfsterreinen aanwezig, het betreft Strijp-R, Strijp-T en Strijp-S. Op deze terreinen zijn omvangrijke grondwater verontreinigingen aanwezig. Deze grondwaterverontreinigingen zijn relevant als binnen het plangebied grote hoeveelheden grondwater onttrokken worden, waardoor de verontreinigingen richting of in het plangebied getrokken worden.
De verontreinigingen op deze terreinen worden beheerst door een bodemenergiesysteem. Dit systeem zorgt ervoor dat de verontreiniging zich niet verder verplaatst. Tevens levert dit systeem energie voor woningen en bedrijven op de terreinen. Het beheersgebied ligt buiten het plangebied Halve Maan – Polynorm (zie onderstaande afbeelding). Binnen dit beheersgebied mogen geen werkzaamheden of activiteiten plaats vinden dieper dan 6 meter beneden het maaiveld (m-mv) zonder dat daarvoor toestemming is gevraagd aan het bevoegd gezag Wet bodembescherming.
Toestemming wordt pas verleend als door middel van een saneringsplan aangetoond is dat de activiteiten of werkzaamheden geen negatieve invloed hebben op het beheerssysteem van de verontreiniging.
Figuur: Beheersgebied bodemenergiesysteem
Omdat onderhavig bestemmingsplan ziet op een actualisatie waarin geen ontwikkelingen zijn opgenomen, levert het aspect bodem geen belemmeringn op voor het bestemmingsplan.
4.6 Natuur
De Flora- en faunawet biedt het juridische kader voor het beschermen van dier- en plantensoorten in Nederland. In relatie tot een bestemmingsplan kunnen aanwezigheid van beschermde soorten en/of het voorkomen van een beschermde leefomgeving een rol spelen.
Sinds 2007 zijn in het plangebied wettelijk beschermde planten- en diersoorten (met name vogels) waargenomen (gegevens NDFF). Omdat onderhavig bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt, is geen flora- en faunaonderzoek uitgevoerd.
4.7 Duurzaamheid
De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Dit programma wordt uitgevoerd vanuit een overkoepelende filosofie, gebaseerd op de methodiek van "The Natural Step". Het programma kent vier pijlers zoals weergegeven in onderstaande figuur.
In het kader van het bestemmingsplan zijn vooral de pijlers 'Energie' en "Bouwen en Wonen" van belang.
Pijler 1: Energie
De gemeente heeft zich de ambitie gesteld om 'energieneutraal' te worden in de toekomst (2035 - 2045) , dat wil zeggen dat alle energie die de stad dan nog gebruikt, duurzaam wordt opgewekt. Vanuit die ambitie worden initiatieven voor de opwekking van duurzame energie ondersteund. Voor wat betreft de ruimtelijke impact van lokale duurzame energietechnieken kunnen de volgende aspecten onderscheiden worden:
1) Zonne-energie (elektriciteit via PV panelen en warmte via zonneboilers)
De ruimtelijke impact van het gebruik van zonne-energie is in Nederland beperkt. De PV-panelen respectievelijk zonneboilers worden over het algemeen op de daken van de gebouwen van afnemers geplaatst en zijn dan (meestal) ook niet vergunningsplichtig in het kader van de Wabo. Voor PV panelen (waarmee elektriciteit opgewekt wordt) bestaan echter ook mogelijkheden om deze los van bebouwing te plaatsen op braakliggende percelen. In dat geval is er uiteraard wel sprake van een ruimtelijke impact. Tot op dit moment wordt hier in Nederland weinig gebruik van gemaakt maar in een aantal steden worden de mogelijkheden onderzocht en dit zou ook in Eindhoven actueel kunnen worden. Een dergelijk 'solar park' past niet in het bestemmingsplan. Indien deze ontwikkeling wel wenselijk is, kan op grond artikel 2.12, lid 1, a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht(Wabo) afwijking van het bestemmingsplan worden toegestaan door middel van een omgevingsvergunning. Gezien de relatief grote ruimtelijke impact van deze vorm van zonne-energie is het belangrijk om daarbij een goede afweging te maken en dient een eventueel besluit hiertoe te voldoen aan een goede ruimtelijke ordening en moet het vergezeld gaan van een ruimtelijke onderbouwing. Hiertoe dient een uitgebreide procedure gevolgd te worden van maximaal 26 weken.
2) Windturbines
In tegenstelling tot bij zonne-energie is de ruimtelijke impact van windturbines groot. Voor windturbines van enige omvang is de ruimte in Eindhoven dus beperkt. Toch zullen in bepaalde gevallen de mogelijkheden interessant zijn. Dit zal altijd locatie-specifiek onderzocht moeten worden. Daarbij moet onderscheid gemaakt worden tussen grote windinstallaties en kleine windinstallaties. Van een kleine windinstallatie is sprake als:
- De diameter van de rotor maximaal 7 meter is;
- De maximale hoogte vanaf het maaiveld 15 m of de ashoogte maximaal 8 meter op de bebouwing is;
- Het vermogensbereik ligt tussen 0,5 kW en 6 kW.
De toepassing van kleine windinstallaties kan op grond van artikel 2.12, lid 1, a, onder 3, Wabo als afwijking van het bestemmingsplan worden toegestaan door middel van een omgevingsvergunning. Dit is een uitgebreide procedure van maximaal 26 weken. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt aan een plan om deze installaties op te nemen in de "lijst van kruimelgevallen" waardoor direct de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan kan worden verleend. De procedure wordt dan verkort tot maximaal 8 weken. Aangezien deze wijziging van de lijst van kruimelgevallen op korte termijn wordt verwacht, worden nu geen specifieke afwijkingen in het bestemmingsplan opgenomen.
Voor grote windinstallaties kan afwijking van het bestemmingsplan ook worden toegestaan door middel van de afwijkingsprocedure op grond van artikel 2.12, lid 1, a, onder 3, Wabo. Gezien de relatief grote ruimtelijke impact van deze vorm van windenergie is het belangrijk om daarbij een goede afweging te maken en daarom wordt deze niet rechtstreeks toegestaan in het bestemmingsplan.
3) Warmte Koude Opslag
De gemeente ziet in Warmte Koude Opslag een belangrijke potentiële bijdrage aan het beperken van het gebruik van fossiele brandstoffen. De gemeente heeft daarom een 'KWO Potentiekaart' voor Warmte Koude Opslag opgesteld. In de daarbij behorende rapportage worden de mogelijkheden en beperkingen voor het gebruik van deze techniek beschreven en in beeld gebracht. Deze rapportage is te downloaden via www.eindhoven.nl(zoek op: KWO). De rapportage geeft door middel van kaarten aan waar er welke mogelijkheden en belemmeringen er voor het gebruik van Warmte Koude Opslag zijn. De toepassing van Warmte Koude Opslag is voor wat betreft de ondergrondse aspecten geregeld in de waterwet en de AMvB Bodemenergie. Voor de in sommige gevallen noodzakelijke bovengrondse opstallen (bijvoorbeeld een technische ruimte) zal een specifieke afwijkingsregeling in het bestemmingsplan worden opgenomen. Hierbij is voor gebouwen een oppervlakte opgenomen van maximaal 100 m2 en een bouwhoogte van 3 meter.
Pijler 2: Bouwen en Wonen
In de relatie tussen de gemeentelijke ambities op het gebied van duurzaam bouwen en het bestemmingsplan, is bij nieuwbouwlocaties met name het 'zongericht bouwen' van belang. Bij nieuwbouwlocaties zal de gemeente eisen dat straten zoveel mogelijk van oost naar west verlopen zodat alle gebouwen over een naar het zuiden gerichte gevel beschikken. Bij conserverende bestemmingsplannen is de bebouwingsoriëntatie grotendeels reeds vastgelegd en is dit aspect minder van belang. Wel is in het kader van energiebesparing in de regels een afwijkingsmogelijkheid opgenomen waarbij een overschrijding van het bouwvlak binnen de bestemming van maximaal 20 cm is toegestaan ten behoeve van gevelisolatie.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de situatie ten aanzien van het huidige water in het plangebied. Daarnaast wordt vastgelegd aan welke watereisen ontwikkelingen binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan moeten voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk binnen bestaande (water)structuren af. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.
5.1.1 Provinciaal Waterplan 2010 - 2015
Het Provinciaal Waterplan 'Waar water werkt en leeft' beschrijft het provinciale waterbeleid voor de periode 2010 tot 2015 en bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Daarnaast vormt het een structuurvisie voor het aspect water op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Het plan vormt zowel een beleidskader, toetsingskader en beheerplan voor grondwateronttrekkingen. Het ontwerp Waterplan is tegelijk opgesteld met de ontwerp water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.
Het Provinciaal Waterplan heeft beleidskaders als randvoorwaarden, die richting geven aan het waterbeleid. Water dient vele belangen. Om hiermee in dit plan evenwichtig te kunnen omgaan, hanteert de provincie Noord Brabant de principes van de people-planet-profit-benadering. In Noord-Brabant zijn deze uitgangspunten vertaald in de Telos-driehoek. Vanuit de sociaal-maatschappelijke invalshoek (people) krijgen veiligheid tegen overstroming, bescherming tegen wateroverlast, een betrouwbare drinkwatervoorziening en goede recreatievoorzieningen aandacht. Vanuit de economische invalshoek (profit) heeft dit plan aandacht voor onder meer een goede watervoorziening voor industrie en landbouw en voor het transport over water. De derde invalshoek (planet) gaat uit van het water als voorwaarde voor een gezonde leefomgeving voor mens en natuur. Belangrijke thema's in dat kader zijn de verbetering van de waterkwaliteit, de verdrogingsbestrijding en de meer natuurlijke inrichting van de watersystemen.
Aandacht blijft nodig voor verbetering van de waterkwaliteit, onder meer door vermindering van stikstof afkomstig uit diffuse bronnen en voor verdrogingsbestrijding. Ook de inrichting van beken en kreken en de aanleg van Ecologische verbindingszones langs waterlopen vragen om een impuls. Voor de verbetering van de waterkwaliteit wordt primair uitgegaan van de aanpak van de bronnen. Als dit niet mogelijk is, wordt ingestoken op procesgerichte maatregelen waarbij verontreinigende stoffen zoveel mogelijk worden verwijderd vóór ze zich via de watersystemen verder verspreiden. Als ook dat niet lukt, worden stoffen uit het watersysteem verwijderd door effectgerichte maatregelen (end-of-pipe). Op het vlak van omgaan met waterkwantiteit spelen de huidige inzichten over klimaatontwikkeling een belangrijke rol.
5.1.2 Waterbeheerplan 2010 - 2015 Waterschap de Dommel
Waterschap De Dommel heeft in december 2009 het Waterbeheerplan 2010-2015 "Krachtig Water" vastgesteld waarin de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap zijn opgenomen. Het waterschap geeft in dit plan binnen haar kerntaken prioriteit aan het voorkomen van wateroverlast én het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden. Andere thema's van het waterbeheersplan zijn:
- aanleg van gestuurde waterbergingsgebieden;
- afstemming inrichting en het beheer van watergangen op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de functies 'waternatuur' en 'verweven' uit het Provinciaal Waterplan;
- samenwerking met gemeenten in de waterketen;
- aanpak vervuilde waterbodems in samenhang met beekherstel;
- ruimte bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie.
5.1.3 Keur oppervlaktewateren
De 'Keur Waterschap De Dommel 2009' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of melding verplicht is voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen keurbeschermingsgebieden, attentiegebieden en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning- en ontheffing verlening.
5.1.4 Hydrologisch neutraal bouwen
De beleidsterm "hydrologisch neutraal bouwen", uitgewerkt in de beleidsnotitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk 2009' geeft invulling aan het "niet afwentelen" principe, zoals door de commissie waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gegeven. Beter is het te spreken van hydrologisch neutraal ontwikkelen, omdat ook andere ontwikkelingen dan bouwprojecten dienen te worden getoetst. In principe heeft elke ruimtelijke ontwikkeling invloed op de hydrologie. De beleidsterm "hydrologisch neutraal" heeft dan ook vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van (toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen in ruimte en tijd. De ontwikkeling mag geen hydrologische achteruitgang aan de randen van het plangebied ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg hebben:
- Er is geen (onvertraagde) toename van de waterafvoer op de rand van het plangebied.
- Er mogen geen veranderingen van oppervlaktewaterstanden optreden op de grens van het plangebied en daarbuiten (tenzij veranderingen gewenst zijn).
- Er mag geen overlast optreden door extreme neerslag gebeurtenissen.
De voorkeursvolgorde bij het nemen van maatregelen tegen wateroverlast gaan uit van het principe water vasthouden c.q. hergebruiken, water bergen en als laatste pas water afvoeren.
5.1.5 Gemeentelijk rioleringsplan (2011 - 2014)
Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht en op het gebied van (grond)water. Het GRP bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.
5.1.6 Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het “Visiedocument” (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen “Taken en Bevoegdheden” en “Maatregelen” zijn achterhaald.
5.2 Beschrijving Watersysteem Plangebied
Gebied specifieke eigenschappen en oppervlaktewater
Binnen het plangebied zijn geen waterschap wateren en oppervlaktewater aanwezig.
Verharding
Het plangebied bevat naar verhouding grote verharde oppervlakten die hoofdzakelijk bestaan uit woningen met terreinverharding en openbare wegen. Op enkele sportterreinen na is openbaar groen minimaal aanwezig. Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Het noordelijk deel van het plangebied grenst aan landelijk gebied.
Bodemopbouw
De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. Zonder het treffen van bodem verbeterende maatregelen wordt infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied niet reëel geacht. Eventueel bekende bodemverontreinigingen zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.
Grondwater
In het plangebied bevinden zich geen peilbuizen. De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar. Ter indicatie: de grondwaterstand varieert thans tussen de NAP 15,40 en 17,60 m. Het plangebied staat bij de gemeente niet bekend als knelpunt voor wateroverlast door regenval.
Regenwater
Het regenwater dat op daken en wegen valt, stroomt af naar de riolering. De riolering in dit gebied is zowel gemengd als gescheiden uitgevoerd. In de gebieden met een gescheiden hemelwaterstelsel wordt hemelwater naar buiten het plangebied gelegen oppervlaktewater (de Wielewaal) afgevoerd. Overig regenwater infiltreert, afhankelijk van de doorlatendheid, in de bodem.
Afvalwater
Alle panden in het plangebied zijn aangesloten op de riolering. Vuilwater alsmede gemengd afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldebarneveltlaan.
Boringsvrije zone
Het plangebied is tevens gelegen in een 'boringsvrije zone'. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een 'boringsvrije zone' strekt mede tot het behoud van de beschermde kleilaag in de bodem. Het is niet noodzakelijk om inhoudelijke bescherming via het ruimtelijke spoor op te nemen omdat in de Provinciale milieuverordening (PMV) al is voorzien in ee systeem van melding van dergelijke activiteiten. Van opname in het bestemmingsplan van de boringsvrije zone gaat dan ook vooral een signalerende functie uit.
5.3 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
Verharding
Momenteel zijn geen ontwikkelingen bekend die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen. Het plangebied is geheel voorzien van gescheiden riolering. Indien er in de toekomst zich binnen het plangebied kansen voordoen om het gemengde rioolstelsel verder om te bouwen naar een gescheiden stelsel zal de gemeente deze kansen, indien effectief en doelmatig, proberen te benutten. Streven moet zijn om uiteindelijk minder schoon water af te voeren naar de RWZI.
De ombouw naar een gescheiden stelsel, in overleg met het waterschap, vindt plaats op de momenten dat de aanleg gecombineerd kan worden met een wijk- c.q. herinrichting of rijbaan vernieuwing binnen het plangebied.
Voor alle bestaande en eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt de minimale eis: (huishoudelijk)afvalwater en regenwater van verharde oppervlakken gescheiden aanleveren tot de gemeentelijke erfgrens. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden. Momenteel bestaan er geen plannen om het reeds aanwezige gescheiden stelsel beter te benutten door meer verhard oppervlak daarop te gaan aansluiten.
Berging
Conform landelijk, provinciaal en waterschapsbeleid geld voor toekomstige ontwikkeling het zogenaamde 'hydrologisch neutraal' bouwen. Voor het bepalen van de vereiste bergingscompensatie voor regenwater, afkomstig van verhard oppervlak, wordt de HNO rekentool van waterschap de Dommel gebruikt. Hiermee wordt de grootte van voorzieningen bepaald waarmee pieklozingen op riolering en uiteindelijk oppervlaktewater te voorkomen zijn.
Omdat de grondslag in Eindhoven overwegend minder geschikt is voor het infiltreren van regenwater betekent dit praktisch dat voor iedere m2 toename van het verhard oppervlak er extra waterberging gecreëerd moet worden. Bij zowel eigen plannen als plannen van derden gaat de gemeente Eindhoven ervan uit dat de benodigde bergingscompensatie op eigen terrein wordt gerealiseerd tenzij expliciet anders overeengekomen. Dergelijke voorzieningen, indien aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel, dienen het geborgen regenwater vertraagd te lozen op het stelsel evenredig aan de in het plangebied geldende landelijke afvoernorm.
Oppervlaktewater
Er zijn geen plannen bekend die veranderingen aanbrengen in het oppervlaktewater systeem.
Waterkwaliteit
Bij het afkoppelen en duurzame watersystemen in het algemeen verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken. Conform de handreiking “afkoppelen & niet aankoppelen” dienen de verharde oppervlakken gekwalificeerd te worden.
5.4 Advies/overleg Waterschap
In april 2012 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:
- 1. hemelwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal gescheiden van het huishoudelijke afvalwater worden ingezameld;
- 2. om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd hemelwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of deze wel of niet afgekoppeld moeten worden.
- 3. ontwikkelingen die invloed hebben op de waterhuishouding van het plangebied dienen altijd aan het waterschap te worden voorgelegd.
- 4. bij nog nader uit te werken concretisering plannen dienen wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van bouwplannen betrokken te worden.
Op 19 juni 2012 heeft Waterschap de Dommel positief gereageerd op deze waterparagraaf.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "Halve Maan 2013 (De Lieven-Drents Dorp)" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2008. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.
6.2 Planmethodiek
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik, al dan niet in combinatie met een nadere eisenregeling.
6.3 Verbeelding
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen.
Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2008 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi.
Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen omdat de manier van raadplegen verschillend is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
6.4 Planregels
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.
6.4.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1(Inleidende regels) bevat artikelen met betrekking tot begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.
Bij de Begrippen(Artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels gebruikte begrippen niet in dit artikel voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik.
In het artikel over de Wijze van meten(Artikel 2)worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
6.4.2 Bestemmingsregels
De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Bestemming "Bedrijf" (Artikel 3)
Deze bestemming is toegekend aan de gronden en opstallen van het bedrijf dat in het plangebied is gevestigd. Op deze gronden zijn bedrijven toegestaan tot ten hoogste categorie 2 als bedoeld in de bij deze regels behorende "Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten". Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn, zijn uitgesloten. Prostitutiebedrijven, seksinrichtingen en detailhandel zijn eveneens uitgesloten.
Er kan ontheffing worden verleend ten behoeve van bedrijven die niet voorkomen op de "Lijstvan bedrijfsactiviteiten" maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd.
Verder is binnen deze bestemming een nutsvoorziening aanwezig die niet binnen de kaders van vergunningsvrij bouwen valt. Deze nutsvoorziening is binnen de bestemming aangeduid als 'nutsvoorziening'.
Bestemming "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG" (Artikel 4)
Binnen het plangebied is één tankstation (zonder LPG) aanwezig. Dit tankstation is gelegen aan de Noord Brabantlaan. Het tankstation is als zodanig bestemd.
Bestemming "Gemengd - 1" (Artikel 5)
Deze bestemming voorziet in de functies kantoor, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, voorzover deze niet voorzien in geluidgevoelige functies (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder). Deze bestemming is toegekend aan de gronden gelegen aan de Noord Brabantlaan 2. De functies zijn onderling uitwisselbaar. Het betreft een pand waarbij een diversiteit aan functies aanwezig mag zijn.
Bestemming "Gemengd - 2" (Artikel 6)
Deze bestemming voorziet in de functies horeca en dienstverlening en zijn onderling uitwisselbaar. Deze bestemming is toegekend aan de gronden gelegen aan de Halvemaanstraat 81. Het betreft panden waarbij een diversiteit aan functies aanwezig mag zijn. Voor wat betreft de functie horeca is bij deze bestemming gebruik gemaakt van een "Lijst van horeca-activiteiten". Deze is gebaseerd op basis van het Horecabeleidsplan ´Kwaliteit door differentiatie´. De Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bieden onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder ten gevolge van de aanwezigheid van horeca-inrichtingen te voorkomen. De Lijst van horeca-activiteiten, behorende bij de regels van het bestemmingsplan, wordt gehanteerd als een aanvulling op de reikwijdte van beide genoemde instrumenten en ter uitvoering van het Horecabeleidsplan. In paragraaf 3.12.2 is het onderscheid in de typen horeca-activiteiten van deze lijst weergegeven. Voor deze bestemmijng geldt dat alleen horeca is toegestaan behorend tot categorie 1, 2 en 3 van de "Lijst van horeca-activiteiten" (opgenomen als Bijlage 2 bij de regels):
Horeca - 1 "Maaltijdverstrekkend"
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden.
Horeca - 2 "Drankverstrekkend"
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse.
Horeca - 3 "Multifunctioneel horecabedrijf"
Een inrichting die gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen.
Overige horeca in het plangebied is opgenomen binnen de bestemming "Wonen - 1" en "Wonen - 3" middels de functieaanduiding 'horeca'.
Bestemming "Groen" (Artikel 7)
Het groen (met uitzondering van kleine groenstroken) dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen´. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen.
Functieaanduiding 'Verkeer'
Binnen de bestemming Groen, ter plaatse van de Tilburgseweg, is een aanduiding 'verkeer' opgenomen. Deze aanduiding is opgenomen om eventuele kleine wijzigingen in het wegprofiel direct mogelijk te maken waarbij rekening wordt gehouden met de groenstructuur. In totaal mag maximaal 5% van de als verkeer aangeduide groenstroken gebruikt worden ten behoeve van verkeer. De totale oppervlakte van voornoemde groenstroken is 21.263 m2. Maximaal 1.063 m2 kan aldus ingericht worden ten behoeve van de verkeersfunctie.
Verder zijn allerlei groenstroken in het plangebied aanwezig. Deze vallen voornamelijk binnen de bestemmingen "Verkeer" en "Verkeer - Verblijfsgebied".
Functieaanduiding 'Cultuurhistorische waarden'
Binnen de bestemming 'Groen' is ter plaatse van het plantsoen Gelderlandplein de functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden' opgenomen. Deze aanduiding is opgenomen ten behoeve van de bescherming van de aanwezige padenstructuur en monumentale bomen (zie hiervoor ook paragraaf 3.6.2 Cultuurhistorische waarden). In de regels is hieraan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden gekoppeld (artikel 7.4).
Bestemming "Kantoor" (Artikel 8)
Aan de Beukenlaan zijn een aantal grote zelfstandige kantoren gevestigd. Deze zijn dan ook als zodanig bestemd. Verder zijn in het plangebied geen kantoorvestigingen aanwezig, anders dan eventuele kantoortjes aan huis. Dergelijke kantooractiviteiten vallen binnen de beroepsuitoefening aan huis, mits aan de voorwaarden hiervoor worden voldaan. De grenzen van de bouwvlakken zijn ook in dit geval dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.
Bestemming "Maatschappelijk - 1" (Artikel 9)
Het betreft hier een “verzamelbestemming” ten behoeve van medische, sociaal-culturele, religieuze, educatieve en openbare dienstverlenende (non-profit) instellingen en voorzieningen ten behoeve van sport. Concreet gaat het hier om voorzieningen als kerken, scholen, buurtcentra, sporthallen, welzijnsvoorzieningen, medische (groeps)praktijken e.d.. Gekozen is voor een flexibele regeling, zodat uitwisseling van alle functies die passen binnen de omschrijving mogelijk is. Binnen deze bestemming is horeca uitsluitend toegestaan ondergeschikt aan, dan wel ter ondersteuning van de desbetreffende maatschappelijke functie(s). Dat wil (zoals vermeld in het gemeentelijke Horecabeleidsplan) zeggen dat de openingstijden van de horeca-activiteit niet ruimer mogen zijn dan die van de hoofdactiviteit, dat de horecavoorziening geen eigen toegang mag hebben en dat er geen separate reclame-uitingen zijn toegestaan.
Bouwaanduiding 'Karakteristiek'
In het plangebied zijn een aantal cultuurhistorische waardevolle panden aanwezig. Deze panden zijn binnen de bestemming aangeduid als 'karakteristiek'. Voor deze panden geldt dat de goot- en bouwhoogte, alsmede de dakuitvoering niet gewijzigd mogen worden. Ook is het bouwvlak bij deze panden strak om de bestaande bebouwing gelegd zodat uitbreidingen niet zonder meer mogelijk zijn. Daarnaast is het in beginsel niet mogelijk zonder een omgevingsvergunning voor de activiteit slopen de karakteristieke panden (gedeeltelijk) te slopen. In paragraaf 3.6.2.1 is ingegaan op de in het plangebied aanwezige cultuurhistorisch waardevolle objecten.
Erfbebouwing
Voor wat betreft de erfbebouwing (aan-en uitbouwen en bijgebouwen) is aangesloten bij de standaardregeling die voor woningen geldt . Binnen deze bestemming is de aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen waarbinnen de erfbebouwing is toegelaten. Daar waar geen erfbebouwing wenselijk is gelet op de ligging van het perceel is deze aanduding niet opgenomen.
Bestemming "Maatschappelijk - 2"(Artikel 10)
Deze bestemming verschilt van de bestemming 'Maatschappelijk - 1' in die zin dat binnen deze bestemming geen geluidgevoelige functies in de zin van de wet Geluidhinder zijn toegestaan. Voorbeelden van niet geluidgevoelige functies zijn onder andere kerken, buurtcentra en sporthallen. Voor wat betreft de cultuurhistorische waardevolle objecten en erfbebouwing wordt verwezen naar hetgeen is vermeld onder 'bestemming Maatschappelijk - 1'.
Bestemming "Sport" (Artikel 11)
Deze bestemming is toegekend aan gronden en opstallen ten behoeve van sportieve doeleinden, met de daarbij behorende ondersteunende voorzieningen ten dienste van deze doeleinden, zoals waterhuishoudkundige-, parkeer- en groenvoorzieningen. Bouwwerken mogen enkel gebouwd worden binnen het aangegeven bouwvlak.
Binnen de bestemming `Sport´ is horeca uitsluitend toegestaan ter ondersteuning en ten dienste van de aanwezige sportvoorzieningen. Dat wil (zoals vermeld in het gemeentelijke Horecabeleidsplan) zeggen dat de openingstijden van de horeca-activiteit niet ruimer mogen zijn dan die van de hoofdactiviteit, dat de horecavoorziening geen eigen toegang mag hebben en dat er geen separate reclame-uitingen zijn toegestaan.
Bestemming "Verkeer" (Artikel 12)
Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. De Tilburgseweg en de Noort Brabantlaan vallen binnen de bestemming verkeer. De overige in het plangebied aanwezige wegen vallen binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' (zie hieronder).
Bestemming "Verkeer - Garagebox"(Artikel 13)
In verband met de specifieke verschijningsvorm is voor solitair staande garageboxen een aparte bestemming opgenomen.
Bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" (Artikel 14)
Het gaat bij deze bestemming om de wegen die primair dienen c.q. zullen dienen voor de ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen gronden, zoals winkelerven, pleinen, woonstraten, woonerven en paden. Ook is deze bestemming bedoeld voor de parkeerterreinen en voor de groenstrookjes die een onderdeel zijn van de straatinrichting.
Bestemming "Wonen - 1" (Artikel 15)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met woningen en de bijbehorende voor- en achtererven. In de regels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen. Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw. Bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen zijn in architectonisch opzicht te onderscheiden van, en ondergeschikt aan, het hoofdgebouw.
Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakken volledig mogen worden bebouwd. Bij "grondgebonden woningen" is in beginsel uitgegaan van een diepte van het bouwvlak van 12 meter, gemeten vanaf de voorgevel(rooilijn). Daarbij dient de resterende achtertuin een diepte van minimaal 10 meter te hebben. Indien deze minimale diepte in de gegeven situatie niet mogelijk is, is voor het bouwvlak een diepte van 10 meter aangehouden. Indien ook dan een ontoereikende diepte (dat wil zeggen een diepte van minder dan 10 meter) van de achtertuin resteert, is een diepte van het bouwvlak overeenkomstig de bestaande situatie aangegeven.
Er is gekozen voor standaardisering van de diepte van het bouwvlak met het oog op rechtsgelijkheid. Veel "grondgebonden woningen" hebben een bestaande diepte van 8 tot 10 meter. Mogelijkheden tot uitbreiding van hoofdbebouwing naar 12 meter is substantieel en praktisch. Bij de bepaling van de minimaal te behouden tuindiepte worden reeds in de tuin gerealiseerde bijgebouwen buiten beschouwing gelaten. Door het bepalen van de diepte van het bouwvlak vervalt de noodzaak om de achtergevelrooilijn vast te leggen.
Het bestemmingsplan maakt geen uitbreidingen mogelijk aan de voorgevel anders dan ondergeschikte bouwdelen (zoals genoemd in artikel 2.6 van de regels). De voorzijde van woningen bepaalt namelijk in hoge mate het straatbeeld, evenals de onderlinge samenhang van de gevels. Een rommelig gevelbeeld doet afbreuk aan de belevingswaarde van het straatbeeld. Daarom wordt bij een goed stedenbouwkundig plan uitgegaan van een helder en evenwichtig gevelbeeld waarbij de gevels van de afzonderlijke woningen een aantrekkelijk ensemble opleveren. Daarbij dient ook samenhang te ontstaan tussen de afmetingen van het profiel van de openbare ruimte en de gevelhoogten en gevelbreedten.
Uitbreidingen aan de voorzijde, met uitzondering van de hierboven bedoelde ondergeschikte bouwdelen, zijn enkel mogelijk indien dit o.a. vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt geen bezwaren oplevert. Omdat dit nagenoeg altijd "maatwerk" is, is hiervoor gekozen voor beleidsregels, genaamd Beleidsregels ruimtelijk omgevingsrecht. In deze beleidsregels zijn ook uitbreidingsmogelijkheden aangegeven voor aan-, uit- en bijgebouwen. Ook zijn in deze beleidsregels mogelijkheden opgenomen voor het realiseren van mantelzorgwoningen.
Aan huis-verbonden-beroepen
Het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming toegestaan (tot maximaal 50 m2). Met een ontheffing is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 75 m² vloeroppervlak te benutten voor aan huis gebonden beroepen.
Tevens is het op basis van een ontheffing onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid.
Functieaanduidingen
Op de verbeelding zijn binnen de bestemming wonen een aantal functieaanduidingen opgenomen. Daar waar een functieaanduiding is opgenomen, geldt veelal dat naast de functie wonen ook een andere functie wordt uitgeoefend. Hieronder wordt kort op deze functieaanduidingen ingegaan.
Nutsvoorziening
Kleine nutsvoorzieningen kunnen veelal vergunningsvrij gerealiseerd worden. Nutsvoorzieningen die groter zijn dan 15m2 en/of hoger zijn dan 3 meter zijn vergunningsplichtig. In het plangebied zijn twee nutsvoorzieningen aanwezig die groter zijn dan 15m2, waarvan één binnen deze bestemming is gelegen. Deze nutsvoorziening is op de verbeelding aangeduid als 'nutsvoorziening'. De andere nutsvoorziening is gelegen binnen de bestemming 'Bedrijf'.
gemengd
Naast de functie wonen vindt er op de gronden ter hoogte van de Beukenlaan en Canadastraat een aantal andere functies plaats. Hiervoor is de aanduiding 'gemengd' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding mogen de gronden ook gebruikt worden voor kantoor, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen.
Maatschappelijk
Daar waar naast de functie wonen maatschappelijke voorzieningen/functies plaatsvinden, is de aanduiding 'maatschappelijk' opgenomen. De functie maatschappelijke voorzieningen is echter wel beperkt tot niet geluidgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder.
Horeca
Zoals al in paragraaf " 3.12.3 Horeca binnen het plangebied" is aangegeven, zijn in het plangebied drie horecavestigingen aanwezig. Één hiervan is gelegen binnen de bestemming 'Wonen - 1', aangeduid als 'horeca'. Ter plaatse van deze aanduiding is horeca toegestaan behorend tot categorie 1, 2 en 3 van de "Lijst van horeca-activiteiten" (opgenomen als Bijlage2 bij de regels).
Bestemming "Wonen - 2"(Artikel 16)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met meergezinswoningen (bijv. flats, galerij-, portiek-, beneden- en bovenwoningen, appartementen) en de bijbehorende voor- en achtererven. Anders dan bij 'Wonen - 1' is bij meergezinswoningen voor de bepaling van het bouwvlak de bestaande situatie aangehouden. Net als binnen de bestemming 'Wonen -1' is ook hier aan huis verbonden beroepen mogelijk.
Functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen -2'
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' vindt een vorm van begeleid wonen plaats ten behoeve van mensen met een (verstandelijke) beperking. De bewoners hebben ieder een eigen woning. Daarnaast zijn er gezamenlijke ruimtes ten behoeve van de bewoners aanwezig. Om deze gezamenlijke ruimtes binnen deze bestemming mogelijk te maken is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' opgenomen.
Bestemming "Wonen - 3"(Artikel 17)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden die ingevolge de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven zijn aangeduid als 'historisch stedenbouwkundige structuur'. Zoals in paragraaf 3.6.2 is aangegeven betreft het een groot gedeelte van Drents Dorp. De gronden binnen deze bestemming zijn naast wonen ook bestemd voor het behoud, herstel en bevorderen van de aanwezige cultuurhistorische waarden. De aanwezige cultuurhistorische waarden worden zoveel mogelijk behouden binnen deze bestemming doordat:
- de bouwvlakken geen ruimte bieden voor uitbreiding van de woningen;
- de goot- en bouwhoogtes, alsmede de kapvorm, dakheling en nokrichting van de woningen en de bijgebouwen (die zijn aangeduid op de verbeelding als 'karakteristiek') niet mogen worden gewijzigd;
- het niet mogelijk is om zonder een omgevingsvergunning voor de activiteit slopen de gebouwen (gedeeltelijk) te slopen.
Verder zijn ook binnen deze bestemming aan huis verbonden beroepen mogelijk. Naast de hieronder genoemde aanduidingen zijn op de verbeelding binnen deze bestemming ook de aanduiding 'horeca' en 'maatschappelijk' opgenomen. Hiervoor wordt verwezen naar hetgeen vermeld is onder 'Wonen - 1'.
Functieaanduiding 'volkstuin'
Op een tweetal binnenterreinen van de woonblokken binnen de bestemming 'Wonen - 3' zijn volkstuintjes gerealiseerd. Deze zijn op de verbeelding aangeduid als 'volkstuin'. Hier is het toegestaan om de gronden te gebruiken als volkstuin. Bouwwerken zijn hier niet toegestaan.
Bouwaanduiding 'onderdoorgang'
Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een minimale vrije hoogte in acht te worden genomen van 2 meter. Deze onderdoorgangen geven toegang tot het achterterrein van de woningen.
6.4.3 Algemene regels
Onder de Algemene regels (Hoofdstuk 3) zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel (Artikel 18), de Parkeereisen (Artikel 19), de Gebruiksregels ( Artikel 20), Algemene aanduidingsregels (Artikel 21) en deAlgemene afwijkingsregels (Artikel 22).
6.4.4 Overgangs- en slotregels
In de Overgangs- en slotregels (Hoofdstuk 4) zijn het Overgangsrecht(Artikel 23) en deSlotregel (Artikel 24) opgenomen.
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
De gemeente heeft in maart 2009 het toezicht- en handhavingsprogramma 2009 vastgesteld. In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop.
Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen. De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.
Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , omgevings- en milieuvergunningen is hierbij noodzakelijk.
De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.
Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door 7 basisprincipes:
- Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie;
- Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen (zowel beleidsmatig als qua uitvoering);
- Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving;
- Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures;
- In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen;
- In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt;
- We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.
Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.
Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:
- Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
- Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
- Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .
Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaven zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2008). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.
In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.
7.2 Handhaving Voorliggend Plan
Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.). Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.
Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.
Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afzien indien de het kostenverhalen op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.
Ook kan er sprake zijn van zogenaamde “kruimelgevallen”. Het komt er hierbij op neer dat de door de gemeente te maken kosten beperkt zijn en de kosten verhaald kunnen worden via de legesverordening. Voorwaarde hierbij is dat er geen sprake is van fasering, locatie –eisen of eisen aan woningbouwcategorieën.
Voor dit conserverende bestemmingsplan geldt dat het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd door gemeentelijke gronduitgifte of een overeenkomst, maar er is sprake is “kruimelgevallen” zoals bedoeld in artikel 6.2.1a Besluit ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is namelijk grotendeels conserverend van karakter. Dit betreft veelal een vergroting van de bebouwings- of gebruiksmogelijkheden waarbij de gemeente geen fysieke ingrepen behoeft uit te voeren.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro
Conform artikel 1.3.1. Bro geeft een bestuursorgaan dat voornemens is een bestemmingsplan voor te bereiden, hier kenbaarheid aan. Bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro heeft op 20 juni 2012 op de gebruikelijke wijze plaatsgevonden.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moeten plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Omdat er met het plan geen rijks- en provinciale belangen in het geding zijn, heeft geen vooroverleg met het Rijk en de Provincie plaatsgevonden.
Met het Waterschap De Dommel heeft vooroverleg plaatsgevonden. Het waterschap heeft aangegeven akkoord te gaan met dit plan. Dit heeft geresulteerd in de waterparagraaf die in hoofdstuk 5 van deze toelichting is opgenomen.
9.3 Samenspraak
Op 3 december2012 heeft een inloopavond plaatsgevonden. Circa 20 mensen hebben de inloopavond bezocht. Tijdens deze inloopavond was het mogelijk om vragen te stellen en opmerkingen te plaatsen. De meeste aanwezigen hebben een aantal informatieve vragen gesteld. Op de inloopavond is door een bewoner in het plangebied een schriftelijke opmerking ingediend. Deze opmerking zag op de sluiting van Oes Hoes en het Spaans centrum. De bewoner was het hier niet mee eens. Dit aspect kan echter niet in het kader van het bestemmingsplan worden opgelost.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 31 januari 2013 tot en met woensdag 13 maart 2013 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan kenbaar te maken.
Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 30 januari 2013 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.
Naar aanleiding van de tervisielegging zijn twee zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen hebben betrekking op het toevoegen van een woonfunctie voor een kantoorpand dat medio 2013 leeg komt te staan en op aanpassing en onjuistheid in de regels. In de 'nota van zienswijzen' is beargumenteerd op de zienswijzen ingegaan.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan Halve Maan 2013 (De Lieven-Drents Dorp)
SBI- code | Nr | Omschrijving | Afstanden in meters | Cate-gorie | |||||||||||||
geur | stof | geluid | gevaar | grootste afstand | |||||||||||||
14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||||||||||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||||||
58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||||||||||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||||||
1814 | A | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |||||||||
1814 | B | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||||||
1813 | Grafische reproductie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 30 | 2 | ||||||||||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 30D | 2 | ||||||||||
182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||||||
26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||||||||||
26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||||||
26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||||||||||
26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||||||
31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||||||||||
9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 0 | 10 | 10 | 0 | 10 | 1 | |||||||||
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 30 | 2 | ||||||||||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||||||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||||||
41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||||||||||||
41, 42, 43 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000 m2 | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||||||
45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||||||||||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||||||
45204 | B | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | |||||||||
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||||||
47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||||||||||
952 | Reparatie t.b.v. partuculieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||||||||||
55 | - | LOGIES, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||||||||||||
562 | Cateringbedrijven | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||||||||||
49 | - | VERVOER OVER LAND | |||||||||||||||
493 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||||||||||
52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||||||||||
52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |||||||||
5221 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |||||||||
53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||||||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||||||||||
61 | A | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 C | 0 | 10 | 1 | |||||||||
61 | B0 | Zendinstallaties: | |||||||||||||||
61 | B2 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 C | 10 | 10 | 1 | |||||||||
61 | B3 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwergunningplichtig) | 0 | 0 | 0 C | 10 | 10 | 1 | |||||||||
41, 68 | - | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | |||||||||||||||
41, 68 | A | Verhuur van en handel in onroerend goed | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |||||||||
77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||||||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||||||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 D | 2 | ||||||||||
62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||||||||||
62 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |||||||||
58, 63 | B | Datacentra | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |||||||||
72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||||||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||||||||||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||||||
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||||||||||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||||||||||
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||||||
59 | - | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||||||||||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||||||||||
9101, 9102 | Bibliotheken, musea, ateliers e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||||||
96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||||||||||
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||||||||||
96013 | A | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||||||
96013 | B | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten
Lijst van horeca-activiteiten bij de regels van het bestemmingsplan "Halve Maan 2013 (De Lieven-Drents Dorp)"
Categorie | Omschrijving / Typologie | Horeca subcategorie | |||
1. | Maaltijdverstrekkers: | ||||
cafetaria, snackbar, automatieken | 1a | ||||
lunchroom, ijssalons, kiosk | 1a | ||||
pannenkoekenhuis, shoarmazaak, poffertjeszaak creperie | 1a | ||||
restaurant | 1b | ||||
2. | Drankverstrekkers | ||||
café, bar, nachtclub | 2a | ||||
tearoom, koffiehuis | 2b | ||||
3. | Multifunctioneel horecabedrijf | 3 | |||
4. | Vermaak, ontspanning en discotheken | ||||
snooker- of biljartcentrum | 4a | ||||
casino of amusementhal | 4a | ||||
bowling- of kegelcentrum, lasergamecentrum | 4a | ||||
bioscoop | 4a | ||||
discotheek, dancing | 4b | ||||
5. | Logiesverstrekkend | ||||
hotel | 5 | ||||
motel | 5 | ||||
pension | 5 | ||||
6. | Ontmoetingscentra / Maatschappelijke instellingen | 6 |