KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plan
2.1 Gebiedsbeschrijving
2.2 Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp
2.3 Het Groene Raamwerk
2.4 Landschapsplan Landelijk Strijp
2.5 Beschrijving Ontwikkeling Achtseweg-zuid
2.6 Beschrijving Ontwikkeling Oirschotsedijk
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.6 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.7 Verkeer En Parkeren
3.8 Groen
3.9 Kabels, Leidingen, Straalpaden, Funnels En Obstakelbeheer
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
4.2 Geluid
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Bodem
4.6 Natuur
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
5.2 Gemeentelijk Beleid
5.3 Beleid Waterschap En Provincie
5.4 Situering Plangebied Vanuit De Waterhuishouding
5.5 Beschrijving Watersysteem Plangebied
5.6 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
5.7 Afspraken Waterschap
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
6.2 Planmethodiek
6.3 Verbeelding
6.4 Planregels
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
7.2 Handhaving Voorliggend Plan
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 1 Quickscan Natuurwetgeving Achtseweg Zuid
Bijlage 2 Vleermuisonderzoek Oirschotsedijk 25
Bijlage 3 Nader Vleermuisonderzoek
Bijlage 4 Flora- En Faunaonderzoek Oirschotsedijk 25
Bijlage 5 Verslag Overleg Provincie

XI Buitengebied (Landelijk Strijp - Groen raamwerk fase 1)

Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven

Vastgesteld op 12-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplanXI Buitengebied (Landelijk Strijp - Groen raamwerk fase 1) (SVBP2008) van de gemeente Eindhoven.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0772.80184-0301met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft..

1.5 beperkt kwetsbaar object

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. b. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  3. c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  4. d. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  5. e. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  6. f. objecten die met het onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  7. g. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.6 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.7 bestaand

bij bouwwerken: bestaand ten tijde van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

bij gebruik: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het desbetreffende gebruiksverbod.

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.12 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.

1.18 dagrecreatie

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.19 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.20 evenementen

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak met uitzondering van:

  1. a. bioscoopvoorstellingen;
  2. b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid onder h, van de Gemeentewet;
  3. c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
  4. d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
  5. e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoel in de Wet openbare manifestaties;
  6. f. sportwedstrijden, georganiseerd door een bij de NOC/NSF aangesloten of voor het college erkende instelling, die volgens door die instelling vastgestelde regels worden gehouden of gespeeld en worden gespeeld of gehouden in of op accommodaties waarover de organisator permanent de beschikking heeft;
  7. g. voetbalwedstrijden waarbij tenminste een betaald voetbalorganisatie is betrokken;
  8. h. een optocht, niet zijnde een betoging;
  9. i. op of aan de weg:
    1. 1. een vertoning voor het publiek geven, niet zijnde een betoging;
    2. 2. op enige wijze voor publiek muziek ten gehore te brengen;
    3. 3. een feest of wedstrijd te geven of te houden;
  10. j. ten behoeve van publiek optreden als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op of aan door de burgemeester aangewezen weg of gedeelten daarvan.

1.21 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.24 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.25 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.26 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.27 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object

nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.

1.28 gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.

1.29 groepsrisico (GR)

een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.

1.30 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.31 invloedsgebied

gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.

1.32 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.33 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.34 kwetsbaar object

  1. a. woningen, niet zijnde:
    1. 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare en voor zover die woningen niet behoren tot een risicovolle inrichting;
    2. 2. bedrijfswoningen;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. sociale werkplaatsen, of;
    4. 4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting of;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting.

1.35 landschappelijke waarden

het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beinvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.

1.36 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.37 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.38 peil

0.30 m' boven de kruin van de weg.

1.39 plaatsgebonden risico (PR)

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.40 prostitutiebedrijf

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verrricht.

1.41 PR10-6/jaar contour

een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.42 regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)

regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.43 risicovolle inrichting

  1. 1. inrichtingen bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten en/of
  2. 2. inrichtingen waar opslag, overslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen plaatsvindt én die behoren tot een categorie van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer én waarvan het invloedsgebied tot over de perceelsgrens reikt en/of
  3. 3. inrichtingen waarvoor, krachtens artikel 3.12, 3.17, 3.18, 3.28, 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.7 of 4.81 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, regels gelden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten en/of
  4. 4. een inrichting waarin meer dan 1.000 kg consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit of waarin professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen of bewerkt of
  5. 5. inrichtingen die niet onder 1 tot en met 4 vallen en waarvan de 10-6/jaar contour voor het plaatsgebonden risico is gelegen buiten de bouwperceelsgrens.

1.44 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.45 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.46 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze indcidenteel of structureel droogvallen.

1.47 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

1.48 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan.

1.49 Wet milieubeheer

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.50 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

het percentage van de voor de betreffende bestemming aangewezen gronden of bouwblok, dat per bouwperceel mag worden bebouwd.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens, dan wel de grens van de aanduiding "bijgebouwen" door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens, dan wel de grens van de aanduiding "bijgebouwen" niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Natuur´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel en ontwikkeling van aardkundige waarden;
  2. b. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  3. c. het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden
  4. d. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. e. extensief recreatief medegebruik;
  2. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, bestaande uit maximaal 2 rijstroken;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. e. geluidwerende voorzieningen;
  2. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, in verband met de verkeers- of sociale veiligheid.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Leiding - Gas

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Leiding - Gas´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een (ondergrondse) gastransportleiding;
  2. b. met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1, en toestaan bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de w oonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels met het oog op de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 100 m2 (bvo), het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

8.2 Afwijken

burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1 met maximaal 10%.

8.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 8.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 8.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanXI Buitengebied (Landelijk Strijp - Groen raamwerk fase 1).

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan "XI Buitengebied (Landelijk Strijp - Groen raamwerk fase 1)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels.
Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

De gemeente is voornemens om een rotonde aan te leggen aan de Achtseweg Zuid ter hoogte van de ontsluitingsweg met de Philips Fruittuin.

Daarbij wordt de onverharde verbindingsweg vanaf de Philips Fruittuin naar de Achtseweg Zuid verhard. Deze weg gaat tevens gebruikt worden als ontsluitingsweg voor de Internationale School Eindhoven (ISE). Het aanleggen van de rotonde en het verharden van de verbindingsweg zijn strijdig met het geldende bestemmingsplan. Om deze rotonde en verbindingsweg (hierna aangeduid als reconstructie Achtseweg c.a.) te kunnen realiseren is een herziening van het bestemmingsplan nodig.

De aanleg van de rotonde is noodzakelijk, omdat de Oirschotsedijk in de toekomst autoluw zal worden gemaakt. Het doorgaande verkeer zal worden geleid via de Achtseweg Zuid in plaats van de Oirschotsedijk. Wel zal de Oirschotsedijk bereikbaar blijven voor bestemmingsverkeer.

In 2013 vestigt zich de Internationale School Eindhoven (ISE) in de Constant Rebequekazerne aan de Oirschotsedijk. Het verkeer van en naar de Internationale school leidt tot extra verkeersbewegingen. Dit verkeer zal ook afgewikkeld worden via de Achtseweg Zuid. Het vervoer van leerlingen vindt plaats via de toegangsweg die tevens naar de Philips Fruittuin leidt. Daarnaast is een extra ontsluiting voor personeel en expeditie naar de ISE voorzien.

Verder zal bij de Philips Fruittuin een informatiecentrum gerealiseerd worden en zal de Philips Fruittuin gaan fungeren als Stadspoort. Daarbij is een toename van het aantal verkeersbewegingen te verwachten. Vandaar dat het verharden van de thans onverharde toegangsweg noodzakelijk is. Om een verkeersveilige aansluiting van ontsluitingsweg op de Achtseweg Zuid te verkrijgen, is de aanleg van de rotonde noodzakelijk.

Tot slot maakt het perceel Oirschotsedijk 25 onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Dit is één van de percelen waarbij sprake is van natuurcompensatie. Op het perceel Oirschotsedijk 25 was in de periode van 1999 tot 2011 een asielzoekerscentrum gevestigd. Het asielzoekerscentrum is gesloten in 2011 en de gebouwen staan thans leeg. Een groot deel van de gebouwen is gesloopt. De bebouwing die aanwezig was, betrof een kazerne uit de 2e wereldoorlog. Alleen gebouw 15, zal bewaard blijven. Dit gehele terrein wordt ingericht als natuur. In het kader van de natuur compensatieregelingen wordt de natuurontwikkeling op dit perceel meteen juridisch-planologisch geborgd.

Gebiedsontwikkeling Landelijk Strijp

De Achtseweg Zuid en de Oirschotsedijk 25 liggen in het gebied Landelijk Strijp. Het totale gebied Landelijk Strijp zal op termijn transformeren naar een werklandschap. Landelijk Strijp is een programma, waarbij sprake is van grootschalige gebiedsontwikkeling. Hiervoor is in 2009 de 'Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp' vastgesteld. De gebiedsontwikkeling Landelijk Strijp bestaat uit 3 sleutelprojecten die samen de kwaliteit van het gebied bepalen.

Het programma bestaat uit 3 onderdelen

  • Bereikbaarheid
  • Bedrijven Innovatie Campus (BIC)
  • Groene Raamwerk

De kwaliteit van het programma wordt bepaald door groenontwikkeling met daarbij nieuwe werklandschappen en het verbeteren van de bereikbaarheid. De aard van de gebiedsontwikkeling vraagt er om dat de samenhang tussen de sleutelprojecten gewaarborgd blijft. Het is daarom de bedoeling om te komen tot een integraal plan voor Landelijk Strijp. Op dit moment wordt de fasering van de bedrijvenclusters (BIC) onderzocht. Daarom is het thans niet mogelijk om voor alle sleutelprojecten gezamenlijk een bestemmingsplan in procedure te brengen.

Het autoluw maken van de Oirschotsedijk, de aanleg van de rotonde en het verharden van de verbindingsweg bij de Philips Fruittuin, de natuurontwikkeling aan de Oirschotsedijk maken onderdeel uit van het Groene Raamwerk. Het Groene Raamwerk bestaat uit ruim 20 projecten die gericht zijn op het verbeteren van recreatiemogelijkheden en ecologische verbindingszone in Landelijk Strijp.

In verband met de opening van de Internationale school in 2013, subsidies en uitvoeringsaspecten is er voor gekozen om vooruitlopend op de andere sleutelprojecten de reconstructie van de Achtseweg Zuid c.a. via een aparte herziening van het bestemmingsplan mogelijk te maken. Daarbij is er voor gekozen om ook het perceel Oirschotsedijk meteen mee te nemen, zodat de natuurontwikkeling ter plaatse meteen planologisch en juridisch is geborgd.

1.2 Het Plangebied

Het gebied Landelijk Strijp ligt in het noordelijke deel van de gemeente en ligt in het gebied dat in grote lijnen begrensd door de rijksweg A2 en het Beatrixkanaal. De gebiedsontwikkeling ligt binnen de aangegeven rode markering. De cirkel ligt tussen de Oirschotsedijk en de Achtseweg-Zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0001.png"

Figuur 1: gebiedsontwikkeling Landelijk Strijp

De Achtseweg Zuid ligt parallel aan de Spoorlijn. Kadastraal bekend gemeente Woensel, sectie V, nummers 47, 79, 127, 237 en 239.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0002.gif"

Figuur 2: ligging van het plangebied infrastructuur Achtseweg Zuid

De eerste locatie van dit bestemmingsplan betreft de infrastructuur bij de Achtseweg Zuid. Deze bestaat uit 3 onderdelen:

  • aanleg rotonde bij de Achtseweg Zuid (grijze bolletje op figuur 2);
  • verharden verbindingsweg Philips Fruittuin (grijze lijn op figuur 2);
  • (opnieuw) verharden toegangsweg ISE voor personeel en expeditie (zwarte lijn op figuur 2).

De tweede locatie van dit bestemmingsplan betreft de natuurontwikkeling op het perceel Oirschotsedijk 25, kadastraal bekend gemeente Woensel, sectie A, nummers 4206 en 4207. Het perceel bevindt zich binnen de grijze lijnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0003.jpg"

Figuur 3: ligging van het plangebied natuurontwikkeling Oirschotsedijk 25

1.3 Voorgaande Plannen

Het bestemmingsplan "XI Buitengebied (Landelijk Strijp - Groen raamwerk fase 1)" vervangt deels het bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld door de raad op 22 augustus 2006.; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d.17 april 2007.

Het plan "XI Buitengebied (Landelijk Strijp - Groen raamwerk fase 1)" vervangt tevens het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Strijp 1998'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad op 1 februari 1999 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 21 september 1999.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken.
Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is de bestaande situatie beschreven en het nieuwe plan .
Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden voor en zo nodig de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieu aspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is de wijze beschreven waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding.
De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6.
In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan.
De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8.
Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plan

2.1 Gebiedsbeschrijving

Het plangebied Landelijk Strijp bestaat uit een voornamelijk groen gebied aan de westzijde van Eindhoven. Door de vele infrastructurele lijnen is het een versnipperd gebied. Landelijk Strijp wordt gekenmerkt door lange lijnen met daartussen de scherven. 1


Wanneer het plangebied nader wordt beschouwd, valt de versnippering van de ruimte op. Doordat verschillende grote infrastructuren het plangebied doorsnijden, valt het gebied in scherven uiteen. Het gebied wordt doorsneden door het Beatrixkanaal, de A2/A58, de Oirschotsedijk, het spoor en de Anthony Fokkerweg. Deze hebben elk hun eigen betekenis in het landschap:

  • Het Beatrixkanaal is een sterk ruimtelijk element, heeft een belangrijke recreatieve functie en is onderdeel van een ecologische verbindingszone.
  • De A2 / A58 wordt gekenmerkt door een afwisseling van open en gesloten gebieden. Op enkele plekken zijn het historische landschap en enkele monumentale gebouwen goed zichtbaar. De etalagefunctie van de snelweg wordt nog niet optimaal benut (bijvoorbeeld bedrijven met achterzijde naar de snelweg).
  • De Oirschotsedijk is een prachtige monumentale eikenlaan en een oude invalsroute vanuit Oirschot naar de stad. De route wordt nu veel gebruikt door sluipverkeer.
  • Het spoor vormt nu een barrière voor het gebruik van het gebied door de bewoners van de stad.
  • De Anthony Fokkerweg is een belangrijke oost-westverbinding. Het is een drukke verzamelweg met veel oversteken. De weg heeft een breed profiel en vormt de verbinding tussen het vliegveld en de stad.


De gebieden tussen deze lijnen zijn erg divers qua gebruik, karakter en ruimtelijke kwaliteit. Er zijn een aantal wat grotere gebieden met één functie, zoals het Philips van Lenneppark, Landgoed de Wielewaal en het GGZE-terrein. Ook zijn er gebieden met een grote diversiteit aan functies.

Tussen het Beatrixkanaal en de A2 ligt een gebied met functies zoals volkstuinen, botenopslag, golfbaan, hotel en woonwagencentrum. Dit is een belangrijk uitloopgebied voor de wijk Meerhoven aan de overzijde van het Beatrixkanaal.

Tussen de Oirschotsedijk en de spoorlijn ligt een vergelijkbaar gebied met functies als de Herdgang (sportvelden), Philips Fruittuinen, scouting, een oud kazernecomplex en enkele woningen. Dit gebied is goed bereikbaar en wordt intensief gebruikt door de stedeling. De diverse functies passen in het algemeen goed in de robuuste structuur van paden en bossen.

Tussen de Anthony Fokkerweg, het Beatrixkanaal en de Oirschotsedijk liggen twee meer ambivalente gebieden. In deze gebieden is het cultuurlandschap nog duidelijk aanwezig is de vorm van kromme lanen, kleine boscomplexen, een bolle akker en de Oirschotsedijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0004.png"

Figuur 4: tussen de lange lijnen, liggen 'de scherven'.

  1. 1. Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp, Enno Zuidema Stedebouw, december 2008 (vastgesteld door de raad in 2009).

2.2 Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp

In 2008 is de Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp opgesteld. Het gebied Landelijk Strijp is de groene wig aan de noord westzijde van Eindhoven, aangeduid als stadspark. Om ervoor te zorgen dat de huidige en toekomstige ontwikkelingen zo goed mogelijk op elkaar zijn afgestemd, is een ontwikkelingsvisie opgesteld, uitgaande van het beleid zoals vastgesteld in onder meer het Groenbeleidsplan 2001. In het Groenbeleidsplan zijn drie aanduidingen en uitgangspunten geformuleerd: natuur, multifunctioneel groen, integrale ontwikkeling groen-rood= 60% natuurontwikkeling - 40% verstedelijking. De verstedelijking betaalt de natuurontwikkeling en rekening houden met de impulsen vanuit de Brainportcontext.


De ontwikkelingsvisie is geen uitwerking op perceelsniveau, maar een visie op hoofdlijnen, en biedt een kader, waarin mogelijkheden van de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen zijn aangegeven.


Hieronder is het totaalbeeld van de Ontwikkelingsvisie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0005.png"

Figuur 5: totaalbeeld ontwikkelingsvisie


Karakter gebied

Kenmerkend aan het gebied Landelijk Strijp zijn enerzijds de hoog dynamische functies, zoals de A2, Eindhoven Airport en de omringende bedrijventerreinen. Aan de andere kant zijn er natuurlijke elementen groen en water als het Beatrixkanaal, de beek Ekkersrijt, landgoed de Wielewaal en de Oirschotsedijk. Juist deze combinatie van dynamiek en rust geeft de locatie een uniek karakter met een hoge potentie.


Oirschotsedijk autoluw

Het Beatrixkanaal en de Oirschotsedijk zijn belangrijke ruimtelijke dragers voor het plan. Beide lijnen krijgen een nieuwe betekenis. Om de Oirschotsedijk tot landschappelijke drager te transformeren is het terugdringen van het autoverkeer op deze historische invalsroute voor de stad essentieel. De Oirschotsedijk wordt autoluw en fors beplant. Het verkeer wordt tussen de A2 en het Beatrixkanaal via de nieuwe wegverbinding tussen de clusters richting Strijpsche Kampen Noord geleid, de nieuwe aansluiting op de A2 en de afslag Best op de A58. Door het doorgaande autoverkeer op de Oirschotsedijk te bundelen met het spoor, via de Achtseweg Zuid, wordt het mogelijk het zuidelijke deel van de Oirschotsedijk autoluw in te richten.


Stadspark

De belangrijkste ambitie is het herstellen en versterken van het groene karakter. De visie beschrijft Landelijk Strijp als een landschap waarin verder plaats is voor sport, werken, recreatie en onderwijs (Internationale School). Landelijk Strijp kan zo uitgroeien tot één van de drie stadsparken van Eindhoven: een groene omgeving met waardevolle cultuurhistorische deelgebieden die uiteenlopende activiteiten bieden voor de diverse bewoners van Eindhoven. Het stadspark vormt een groene poort naar uitgestrekte natuurgebieden, met name Het Groene Woud.

2.3 Het Groene Raamwerk

De ambities uit de Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp zijn voor wat betreft de ambitie voor het versterken van het groene karakter vertaald in het Landschapsplan Landelijk Strijp2 . Het landschapsplan bestaat uit 8 onderdelen:

  1. 1. Majestueuze laan als drager (Oirschotsedijk)
  2. 2. Kloeke bosrug en beekdal
  3. 3. Beatrixkanaal herkenbare lijn
  4. 4. Strijpsepad
  5. 5. Landgoed aan A2
  6. 6. Werken in het groen
  7. 7. Stadswoud en mozaïek
  8. 8. Fijnmazig padenstelsel

De reconstructie van de Achtseweg Zuid c.a. hangt vooral samen met het eerste onderdeel 'majestueuze laan als drager'. Het gaat hierbij om de realisatie van de Groene Corridor. De Groene Corridor maakt een verbinding tussen stad en ommeland van het centrum van Eindhoven tot aan de markt in Oirschot. De Oirschotsedijk wordt omgevormd tot een machtige groene verbinding. Het autoluw maken van de oude verbindingsweg garandeert een aantrekkelijke, robuuste route de stad uit naar het Groene Woud. Het Groene Woud is het buitengebied tussen de steden Eindhoven, Tilburg en 's Hertogenbosch.

Met het autoluw maken van de Oirschotsedijk moet een waardig alternatief voor doorgaand autoverkeer geboden worden. De Achtseweg Zuid neemt de rol van de Oirschotsedijk in het verkeersnetwerk over.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0006.png"

Figuur 6: profiel Achtseweg Zuid opwaarderen

Dit bestemmingsplan regelt de reconstructie van de Achtseweg Zuid c.a

  1. 2. Landelijk Strijp Landschapsplan, Veenenbos en bosch landschapsarchitekten, oktober 2009.

2.4 Landschapsplan Landelijk Strijp

Om te komen tot realisatie van het Groene Raamwerk is een uitvoeringsprogramma gemaakt. Ten behoeve van het Uitvoeringsprogramma en ook de daarna volgende uitwerking was het nodig om op een concreet niveau invulling te geven aan het Groene Raamwerk. Het Landschapsplan benoemt de onderdelen van het raamwerk, werkt ze uit in beelden en maatregelen en biedt een doorblik naar de projectaanpak. Het plangedeelte Oirschotsedijk 25 staat ook als zodanig opgenomen in het Landschapsplan. Daarnaast bevat het Landschapsplan een plan voor de compensatie van verstorende maatregelen die in het kader van Landelijk Strijp zullen worden genomen. De Oirschotsedijk 25 vormt onderdeel van de compensatiemaatregelen.

In onderstaande figuur staat aangegeven op welke plaatsen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden met mogelijk verstoringen. In het volgende figuur staat aangegeven welke compensaties plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0007.png"

Figuur 7: Nieuwe ontwikkelingen en daarmee samenhangende boscompensatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0008.png"

Figuur 8: boscompensatie

In de planvorming en uitvoering wisselen compensatie en verstoringen elkaar af. Bovendien komen er projecten bij of vallen er projecten af. In bijlage van deze toelichting is een 'boekhouding' opgenomen, waarin wordt bijgehouden welke compensatie plaatsvindt en welke verstoringen. Per saldo zal sprake zijn van een versterking van het groen. Daar is immers het groene raamwerk op gericht.

2.5 Beschrijving Ontwikkeling Achtseweg-zuid

In het kader van de "Groene Corridor" is het wenselijk om de Oirschotsedijk (tussen A. Fokkerweg en Bezuidenhoutseweg) af te sluiten voor (doorgaand) autoverkeer, en de voorzieningen in het gebied Stadswoud voor autoverkeer te ontsluiten via de Achtseweg-zuid. Deze voornemens zijn verkeerskundig getoetst op structuur niveau (verkeersnetwerken) en gebruik.


Bereikbaarheid

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0009.jpg"

Figuur 9: bereikbaarheid zoals opgenomen in de Interim Structuurvisie, 2009


In de Interim Structuurvisie is op regionale schaal het ruimtelijk-economisch toekomstbeeld bepaald. Op het gebied van bereikbaarheid is Het Stadswoud omsloten door de hoofdautoroutes N2/Tilburgseweg, A. Fokkerweg, Boschdijk en de Ring. De Oirschotsedijk en Achtseweg-zuid hebben een belangrijke functie voor langzaam verkeer en bestemmingsverkeer. Afsluiting van de Oirschotsedijk voor (doorgaand) autoverkeer past in dat toekomstbeeld.


Gebruik Oirschotsedijk

Het gebruik van de Oirschotsedijk voor autoverkeer in de huidige situatie is ca. 7.000 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm). Om inzicht te krijgen in de verkeerseffecten van een knip in de Oirschotsedijk voor de omgeving is een verkeersmodellenstudie uitgevoerd voor de planjaren 2015 en 2020 (Grontmij, februari 2012). De belangrijkste conclusies uit deze studie zijn:


- knip levert geen nieuwe doorstromingsknelpunten op het hoofdwegennet op; wel worden de bestaande knelpunten (zoals de A. Fokkerweg) wat zwaarder belast;

- autoverkeer kiest als alternatieve route vooral Achtseweg-zuid; hierdoor ontstaan twee aandachtspunten wat betreft verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling:

- aansluiting Internationale School Eindhoven (ISE) op Achtseweg-zuid

- kruispunt Achtseweg-zuid - Bezuidenhoutseweg


Onderstaande tabel geeft de verwachte prognose van intensiteiten (mvt/etm) weer voor een aantal wegen in de omgeving voor een aantal toekomst situaties:

2015 2015 2020 2020 2020
zonder knip met knip zonder knip met knip + aansluit Ring
Oirschotsedijk 7.000 0 8.000 0 0
Achtseweg Zuid 3.000 9.000 3.000 8.000 8.100
Zwaanstraat 11.000 10.000 9.000 8.000 7.000
Bezuidenhoutseweg 12.500 10.500 13.000 8.500 7.200
Achtseweg Zuid (Strijp T) 1.000 4.000 1.400 5.400 8.300

Geconcludeerd kan worden dat een knip in de Oirschotsedijk, weliswaar een verzwaring van het autogebruik van de Achtseweg-zuid tot gevolg heeft, maar een positief effect heeft op het gebruik van Zwaanstraat en de Bezuidenhoutseweg, zij het beperkt. In 2020 is een grotere afname van autogebruik in het gebied waar te nemen. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door uitbreiding van hoofdinfrastructuur voor autoverkeer in de verdere omgeving (m.n. nieuwe aansluiting N2 t.n.v. A. Fokkerweg met aansluitende wegen).


Nadere berekeningen voor de aansluiting van de ISE op de Achtseweg-zuid heeft geresulteerd in het voorstel om een rotonde toe te passen om zowel de doorstroming als de verkeersveiligheid te borgen. Mogelijke maatregelen voor de kruising Achtseweg-zuid - Bezuidenhoutseweg zijn nog in onderzoek.

De onderstaande afbeelding is een voorlopig ontwerp van de rotonde en de ontsluitingsweg van en naar de Fruittuin. Op deze afbeelding is tevens de internationale school te zien, die naar verwachting zal openen na de zomervakantie in 2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0010.png"

Figuur 10: definitief ontwerp rotonde en ontsluiting Fruittuinen en internationale school

Voorafgaand aan het definitieve ontwerp van deze rotonde, zijn er vele varianten opgesteld. Er waren diverse factoren waarmee zoveel mogelijk rekening gehouden is. Ten eerste moet sprake zijn van een verkeersveilige situatie. Het meest duidelijke en daarmee het meest veilige is om de rotonde in het midden van de as van de weg te leggen. Ten tweede staan in de laan van de Philips Fruittuin naar de Achtseweg Zuid waardevolle bomen. Deze bomen dienen zo veel mogelijk gespaard te blijven. Uit bomenonderzoek bleek dat de levensverwachting van diverse bomen beperkt is (zie paragraaf 3.8.2). Ten derde is bij het ontwerpen gekeken naar varianten om de rotonde zo min mogelijk ten koste te laten gaan van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Ten vierde is sprake van een zichtlijn vanaf de laan naar de Achtseweg Zuid. Deze dient zoveel mogelijk intact te blijven. Tot slot is de fysieke ruimte op deze locatie beperkt, vanwege de ligging naast het spoor. Bovendien ligt er ook nog een gasleiding tussen het spoor en de Achtseweg-Zuid.

Er is uiteindelijk voor deze variant gekozen. Dit is de meest verkeersveilige oplossing, waarbij wel enkele bomen uit de laan gekapt moeten worden. De kwaliteit van deze bomen is beperkt en zal volledig worden gecompenseerd. De rotonde gaat ten koste van een gedeelte van de EHS met beperkte natuurwaarde. Ook voor het aanleggen van de rotonde in de EHS vindt compensatie plaats. Tot slot kan de rotonde aangelegd worden op voldoende afstand van het spoor en de gasleiding. De gasleiding hoeft niet verlegd te worden. Ook blijven de gronden van Pro-rail buiten dit project.

2.6 Beschrijving Ontwikkeling Oirschotsedijk

Op het perceel Oirschotsedijk 25 was in de periode van 1999 tot 2011 een asielzoekerscentrum gevestigd. Het asielzoekerscentrum is gesloten in 2011 en de gebouwen staan thans leeg. Een groot deel van de gebouwen is gesloopt.

De bebouwing die aanwezig was betrof een kazerne uit de 2e wereldoorlog. Alleen gebouw 15 zal bewaard blijven. Gebouw 15 betreft een 'Fallschirm Trockenturm' van de Duitse luchtmacht in de oorlog. Dit was een voorziening die gebruikt werd om parachutes te drogen en uit te hangen voor hergebruik, die was gecamoufleerd als kerk.

In het vigerende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Bijzondere doeleinden' en de aanduiding 'tijdelijke opvangcentrum'.

In de nieuwe situatie zal het perceel heringericht worden ten behoeve van Natuur. Daarnaast is het gebied toegankelijk voor recreanten. De natuurontwikkeling maakt onderdeel uit van het programma Landelijk Strijp.

De kwaliteit het totale programma wordt in hoge mate bepaald door groenontwikkeling met daarbij nieuwe werklandschappen en het verbeteren van de bereikbaarheid. De aard van de gebiedsontwikkeling vraagt er om dat de samenhang tussen de sleutelprojecten gewaarborgd blijft.

De natuurontwikkeling Oirschotsedijk 25 maakt onderdeel uit van het Groene Raamwerk. Het Groene Raamwerk bestaat uit ruim 20 projecten die gericht zijn op het verbeteren van recreatiemogelijkheden en ecologische verbindingszone in Landelijk Strijp. Een groot deel van Landelijk Strijp valt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bij de ontwikkeling van Landelijk Strijp vindt op enkele locaties aantasting van natuur plaats, zoals: de nieuwe aansluiting van de A2, een bosperceel in het zuidelijke en een bosperceel, de ontsluitingsweg van de clusters alsmede de HOV-verbinding tussen Acht en Eindhoven Airport en de Boulevard langs het Beatrixkanaal. Vandaar dat compensatie van natuur noodzakelijk is.

In verband met subsidies en uitvoeringsaspecten is er voor gekozen om vooruitlopend op de andere sleutelprojecten het onderdeel natuurontwikkeling Oirschotsedijk 25 alvast in procedure te brengen.

Inrichtingsplan

Voor de herinrichting van het perceel is een inrichtingsplan opgesteld. (zie onderstaande figuur). Het bestaande bosgebied wordt uitgebreid. Daarnaast worden poelen aangelegd en een padenstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0011.png"

Figuur 11: Inrichtingsplan Oirschotsedijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0012.png"

Figuur 12: inrichtingsplan doorsnede A

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0013.png"

Figuur 13: inrichtingsplan doorsnede B

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid.
Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaat bestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoet watervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1). De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land. Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech, systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's . Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.

3.2.2 Realisatie

Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale

belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
  • Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).

  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder van duurzame verstedelijking wordt in 2012 opgenomen in het Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.

3.2.3 Ontwerp Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte (AMvB Ruimte, 2012)

Naast de SVIR is er een nieuwe Ontwerp - AMvB ter borging van een beperkt aantal nationale belangen. De ontwerp AMvB wordt in de loop van 2012 vastgesteld. Het gaat onder meer over rijksbelangen over rijksvaarwegen, zones buisleidingen en zones van hoogspanningsleidingen.

Voor de regio Eindhoven is alleen de zone van de 380 Kv Hoogspanningsleiding van toepassing. Dit is de bestaande hoogspanningsleiding gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Het volgende artikel van de AMvB is hierbij van toepassing. Artikel 2.8.9 (bestemmingen hoogspanningsverbindingen).

  1. 1. Een bestemmingsplan bevat geen wijzigingen van bestemmingen ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan, indien die nieuwe bestemmingen kunnen leiden tot ontwikkelingen die een belemmering vormen voor de bruikbaarheid van de hoogspanningsverbinding.
  2. 2. Een bestemmingsplan wijst, na schriftelijk advies van de beheerder van het hoogspanningsnet, geen ander tracé van de hoogspanningsverbinding of een andere locatie van de daarmee verbonden schakel-, en transformatorstations en andere hulpmiddelen aan. Aanwijzing van een ander tracé van de hoogspanningsverbinding kan uitsluitend plaatsvinden indien de bestemming hoogspanningsverbinding in het bestemmingsplan wordt gehandhaafd en aan blijft sluiten op de bestemming hoogspanningsverbinding in de naastliggende bestemmingsplannen.

De begrenzing van de Ecologische hoofdstructuur (EHS) is een provinciaal belang geworden. In de AMvB is opgenomen dat de provinciale begrenzing van de EHS direct doorwerkt naar het bestemmingsplan (zie ook verordening ruimte)

3.2.4 Nota Luchtvaart (2009)

De visie, verwoord in de Luchtvaartnota, is gericht op het verder ontwikkelen van een concurrerende en duurzame luchtvaart en luchthavens voor een sterke Nederlandse economie. Een optimale internationale bereikbaarheid door de lucht is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De ambitie is om de verbindingsplaats in Europa te zijn waar nationale en internationale bedrijven hun mondiale ambities kunnen realiseren. Hoewel de afspraken voor de lange termijn voor de planhorizon van dit plan minder relevant zijn, zijn de geformuleerde uitgangspunten wel van belang voor de gemeente Eindhoven.

Ten aanzien van de luchthaven Eindhoven gelden de volgende uitgangspunten:

  • de status van de luchthaven als militaire luchthaven blijft onveranderd;
  • voor de ontwikkeling van Schiphol op middellange termijn zal Eindhoven 35.000 vliegtuigbewegingen extra accommoderen. Deze afspraken over het accommoderen van extra vliegtuigbewegingen worden in een luchthavenbesluit vastgelegd;
  • de uitbreiding van het civiele medegebruik mag niet ten koste gaan van de Nederlandse militaire functies op de luchthaven;
  • de ontwikkeling dient zo veel mogelijk aan te sluiten bij de groene innovatieve ambitie van de regio en Brainport-doelen.

3.2.5 Conclusie

De reconstructie van de Achtseweg Zuid c.a. is nodig in verband met diverse ontwikkelingen in Landelijk Strijp. Om de Oirschotsedijk autoluw te maken, zodat uitvoering van de Groene Corridor mogelijk is, is de opwaardering van de Achtsweg Zuid nodig. De Groene Corridor versterkt het vestigingsklimaat van de stad. De reconstructie is daarnaast nodig als ontsluiting van de Internationale School. Deze school versterkt het vestigingsklimaat voor buitenlandse bedrijven. Tevens zijn deze voorzieningen nodig ter ontsluiting van de Stadspoort Landbouw bij de Philips Fruittuinen. Hiermee wordt de toegankelijkheid van het groengebied Landelijk Strijp versterkt.

Kortom de reconstructie van de Achtseweg Zuid c.a. past binnen het Rijksbeleid en levert een bijdrage aan het realiseren van de rijksdoelen voor wat betreft het versterken van de Brainport.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. Hierin wordt geconstateerd dat dé grote uitdaging voor Noord-Brabant is om het (hoog)stedelijk gebied verder te ontwikkelen tot een krachtig netwerk en tegelijkertijd de groene en blauwe waarden van Noord-Brabant te versterken. De nabijheid van stad en land en de karakteristieke afwisseling tussen stad en land zijn daarbij belangrijke kwaliteiten die bijdragen aan een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem. Met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte, biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen. En een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter-)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden).

Eindhoven wordt in relatie gebracht met het stedelijk netwerk BrabantStad samen met Breda, Helmond, ´s-Hertogenbosch en Tilburg. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

BrabantStad ontwikkelt zich tot een onderscheidend netwerk binnen de Noordwest-Europese stedelijke agglomeratie. Een voorwaarde daarvoor is een goede bereikbaarheid van de steden onderling en met andere omliggende stedelijke netwerken. Daarom kiest de provincie voor het versterken van de verbinding met nabijgelegen stedelijke netwerken, met name met het Knooppunt Arnhem-Nijmegen, het Ruhrgebied en Maastricht- Heerlen-Aken-Luik. Het OV-netwerk BrabantStad en het hoofdwegennet worden verder ontwikkeld. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden op dit netwerk afgestemd, zoals bij knooppunten (personen en goederen) of in hoogstedelijke zones.

Eindhoven is gelegen binnen de stedelijke regio Eindhoven-Helmond dat is aangeduid als een samenhangend en verstedelijkt gebied. Binnen deze regio liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Dit betekent dat ze een aantrekkelijk, in verschillende dichtheden vormgegeven woon-, werk- en leefmilieu moeten bieden. Bijzondere aandacht is er voor bereikbaarheid, groen, milieu, recreatiemogelijkheden dicht bij huis, en een verbrede landbouw die inspeelt op de vraag vanuit de steden. Er wordt gestreefd naar gedifferentieerde wijken, met een menging van woningtypen, bevolkingsgroepen en functies. Herstructurering en inbreiding bieden tal van mogelijkheden, maar tegelijkertijd zal onbebouwd gebied, ook op langere termijn, moeten worden benut.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0014.png"

Figuur 14: structuurvisie provincie

3.3.2 Deelstructuurvisie Brainport Oost

De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de 'uitwerking gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Voor Eindhoven is daarvoor de deelstructuurvisie Brainport Oost van belang. Het oostelijk deel van de Brainportregio is het gebied ten oosten van Eindhoven, tot en met Helmond en Veghel. De betrokken twaalf gemeenten zijn Eindhoven, Helmond, Son en Breugel, Nuenen, Geldrop-Mierlo, Laarbeek, Sint-Oedenrode, Veghel, Asten, Someren, Deurne en Gemert-Bakel.

Brainport Oost is een gebied met een combinatie van steden en dorpen. De natuur en recreatie spelen een belangrijke rol. Daarnaast kent de regio een grote bedrijvigheid met een innovatief karakter. Het gebied behoort tot de Europese top van (industriële) kennis- en innovatieregio's.
Om de regio bereikbaar, leefbaar en economisch aantrekkelijk te houden is Brainport Oost een van de negen gebieden in Brabant waarin de provincie samen met haar partners investeert.

3.3.3 Verordening ruimte

In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. Per onderwerp zijn in de verordening gebieden tot op perceelsniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden.
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.

Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit;
  • stedelijke ontwikkelingen;
  • natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
  • agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij;
  • overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.

Voor Eindhoven zijn vooral de eerste 3 onderwerpen relevant. Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.

Ruimtelijke kwaliteit

Alle gemeentes zijn in stedelijke of landelijke regio's ondergebracht. Binnen zo'n regio maken
gemeenten afspraken met elkaar en de provincie over het aantal te bouwen woningen en de
oppervlakte van (middel-)zware bedrijventerreinen. Verder is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan moet worden verantwoord hoe de uit te geven oppervlakten zich verhouden tot de geraamde uitbreidingsruimte waarover een gemeente beschikt en hoe is omgegaan met intensief of meervoudig ruimtegebruik. Er dient sprake te zijn van een goede motivering van zorgvuldig ruimtegebruik. Bovenregionale detailhandels- en leisurevoorzieningen kunnen uitsluitend in de gemeenten 's-Hertogenbosch, Breda, Tilburg, Eindhoven en Helmond worden gevestigd na ontheffing van de gemeenteraden .

Zoekgebied Stedelijke ontwikkeling

Op de kaart staan naast het bestaand stedelijk gebied ook een aantal zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling waar nieuwe stedelijke ontwikkelingen zoals nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen een plek mogen krijgen. De regels zorgen ervoor, dat eerst in het bestaand stedelijk gebied naar bouwmogelijkheden wordt gezocht, voordat de zoekgebieden mogen worden benut. Een motivatie hiervoor moet in de toelichting van het bestemmingsplan worden ondergebracht. (SER ladder)

Dit bestemmingsplan maakt de aanleg van een rotonde en een weg mogelijk die onderdeel uitmaken van het totale project 'Het groene raamwerk', waarbij in Landelijk Strijp de groene kwaliteit versterkt wordt en de bereikbaarheid wordt verbeterd.

Gebieden Integratie stad / land

Op de kaart zijn in het Noordwesten en Noordoosten van Eindhoven gebieden aangewezen als integratie stad/land-gebieden. In deze gebieden is een stedelijke ontwikkeling alleen mogelijk in samenhang en in evenredigheid met een groene en blauwe ontwikkeling. De ontwikkeling mag daarbij geen betrekking hebben op een te ontwikkelen of uit te breiden middelzwaar en zwaar bedrijventerrein. In de toelichting van het bestemmingsplan moet een uitgebreide motivering worden opgenomen met een verantwoording waarom en hoe de ontwikkeling plaatsvindt.

Voor Landelijk Strijp is sprake van Integratie stad/ land. In de inleiding is aangegeven dat op termijn hier een werklocatie zal worden ontwikkeld, de Brainport Innovation Campus. Het Groene raamwerk heeft betrekking op het versterken van de groene kwaliteiten in het gebied.

De ecologische hoofdstructuur (EHS)

De EHS, waarvan de begrenzing geactualiseerd is, heeft tot doel om te komen tot een robuust netwerk van natuurgebieden inclusief de verbindingen daartussen. Gemeenten worden verplicht de op de kaart opgenomen EHS goed in hun bestemmingsplannen op te nemen. In de Verordening is beschreven hoe deze gebieden moeten worden beschermd.

De rotonde komt deels te liggen op de grens van de EHS en deels in de EHS. Gelijktijdig met de ter inzagelegging van dit bestemmingsplan zal bij de provincie een verzoek worden ingediend om de begrenzing van de EHS aan te passen.

Op het perceel Oirschotsedijk 25 zijn gedeelten aangegeven als EHS. Het totale perceel wordt omgezet naar Natuur en draagt bij aan het functioneren van de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0015.png"

Figuur 15: Natuur en landschap in Landelijk Strijp

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0016.jpg"

Figuur 16: ligging van de EHS Achtseweg Zuid

Groenblauwe mantel

Op de kaarten zijn sommige gebieden aangeduid als Groen-blauwe mantel. Volgens artikel 6.1 zijn dit gebieden die vanuit het bodem- en watersysteem essentieel zijn voor het behoud en ontwikkeling van natuurwaarden. In Eindhoven zijn de Genneper Parken deels aangeduid als groen-blauwe mantel

Het bestemmingsplan moet gericht zijn op behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het

watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

Het plangebied ligt niet in de Groenblauwe mantel.

3.3.4 Conclusie

De reconstructie van de Achtseweg Zuid c.a. sluit aan bij het provinciaal beleid voor wat betreft het bieden van een aantrekkelijk woon-, werk- en leefmilieu. De uitvoering van het Groene Raamwerk verbetert recreatiemogelijkheden dicht bij huis. Tevens vindt versterking van de verbinding tussen stad en ommeland plaats. Tot slot is per saldo sprake van een versterking van de natuurwaarden in het gebied. Voor wat betreft de ontwikkelingen in en nabij de ecologische hoofdstructuur zal een verzoek tot wijziging van de EHS worden ingediend.

3.4 Regionaal Beleid

Ruimtelijk Programma Brainport Regio Eindhoven (2009)


Het Ruimtelijk Programma Brainport beschrijft de basics, oftewel de ruimtelijke randvoorwaarden voor een succesvolle ontwikkeling van Brainport. Het RPB wordt door de regio gebruikt als vertrekpunt in het overleg met diverse bestuurlijke en niet bestuurlijke partners. Het vormt tevens de basis voor regionale ondersteuning van kansrijke ruimtelijke initiatieven


De hoofdlijn van de ruimtelijke strategie zijn:

  • Overheid, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen werken nauw samen in de Tripple Helix;
  • De markt bepaalt in hoge mate de kennisconcentraties (campussen). De overheid faciliteert;
  • De campussen voegen ruimtelijke kwaliteit en beleving toe aan het openbaar gebied;
  • De kennisclusters, top-onderwijsinstellingen (TU/e, Design Academy en International School) en top-bedrijven bevinden zich op korte afstand van elkaar in het stedelijk gebied, ontsloten door een ruit van snelwegen en een systeem van hoogwaardig openbaar vervoer wat aansluit op het centrum van de stad en op de luchthaven;
  • Het landschap wordt ingezet als groen raamwerk voor verstedelijking. Het Middengebied wordt ontwikkeld tot een uniek landschapspark;
  • Stadscentra worden hoogstedelijker;
  • De regio zet in op (innovatieve) top woon- en werkmilieus en openbare belevingsclustering;
  • Het historisch erfgoed wordt ingezet als nieuw woon- werk of recreatiemilieu.


Hieronder is uitsnede opgenomen van de kaart behorende bij het Ruimtelijk Programma Regio Eindhoven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0017.jpg"

Figuur 17: ruimtelijk programma Eindhoven

Op de afbeelding is te zien dat de projectlocatie is aangeduid als 'Recreatieve poort' binnen de 'Groene hoofdstructuur'. Dit bestemmingsplan levert een bijdrage aan de uitvoering van het regionale beleid om te komen tot een Recreatieve poort in Landelijk Strijp.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Interimstructuurvisie 2009

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.

3.6 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden

3.6.1 Archeologie

De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologisch 2008-2012' , dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise.
De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd.
Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.

De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart.
Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

Op de gemeentelijk archeologische waardenkaart geldt voor het plangebied geen archeologische waarde of verwachting

3.6.2 Cultuurhistorische waarden

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen.
Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

Achtseweg-Zuid

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0021.png"

Figuur 21: cultuurhistorische waarden

Volgens Geogids is er waardevol groen, zijn er monumentale bomen en een historische wegenstructuur aanwezig bij de Achtseweg Zuid. De wegenstructuur blijft behouden. Het is echter niet mogelijk om alle monumentale bomen te sparen. Bij het ontwerpen van de rotonde is wel nadrukkelijk gekeken om zoveel mogelijk bomen te behouden.

Beatrixoord

Het complex is ontstaan in de bezettingstijd als kazerne ten behoeve het gebruik van Welschap als Duitse luchtmachtbasis. Later is het complex uitgebreid door de Nederlandse defensie. In 2004 is reeds onderzoek gedaan naar de cultuurhistorische waarden in het gebied Landelijk Strijp. In dit onderzoek werd Beatrixoord aangemerkt als een waardevol complex en werd de aanbeveling gedaan voor een nader onderzoek naar waardevolle gebouwen binnen het complex. In de analyse van Landelijk Strijp (beschreven in hoofdstuk 2 van de ontwikkelingsvisie) wordt verwezen naar de cultuurhistorische analyse, waarbij de daarin beschreven kwaliteiten grotendeels aansluiten bij de kwaliteiten van landelijk Strijp. In de verdere totstandkoming van de ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp is een afweging gemaakt waarbij aan natuurontwikkeling ter plaatse van Beatrixoord voorrang geven werd boven behoud van gebouwen vanwege cultuurhistorische waarde. Op basis daarvan heeft de raad in maart 2009 ingestemd met de ontwikkelingsvisie. Doorslaggevende overwegingen voor de keuze voor natuurontwikkeling ter plaatse waren externe veiligheidscontouren en de natuurcompensatie. Ten gevolge van de ligging ‘onder’ de aanvliegroute geldt er ter plaatse een externe veiligheidscontour, waardoor een alternatief gebruik niet mogelijk is. Verder is de focus van het gemeentelijke monumentenbeleid gericht op het herkenbaar houden van de historische ontwikkeling van de stad Eindhoven. In die ontwikkeling heeft het complex slechts een afgeleide betekenis. Daarbij speelt mee dat ook elders bases zijn aangelegd en dat behoud daarvan eerder een zaak van nationaal dan van lokaal erfgoedbeleid is. In 2007 is vliegveld Deelen als meest compleet voorbeeld geselecteerd en aangewezen als rijksmonument. Overigens zijn voor wat betreft de typische architectuur die door de Duitsers werd toegepast, in Eindhoven nog enkele gebouwen bewaard gebleven bij De Constant Rebecquekazerne (de Internationale School), die worden behouden.

3.7 Verkeer En Parkeren

Autoverkeer

In de beschrijving van het plan is in paragraaf 2.5 aangegeven welke wijzigingen er gaan plaatsvinden van de verkeersstructuur. De Oirschotsedijk wordt autoluw gemaakt en het autoverkeer wordt afgewikkeld via de Achtseweg Zuid in plaats van de Oirschotsedijk. Om te komen tot een veilige verkeersafwikkeling en goede doorstroming zal een extra rotonde worden gerealiseerd.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer blijft ongewijzigd. Het fietsverkeer blijft gebruik maken van de Oirschotsedijk.

Parkeren/parkeerbeleid
Parkeren is niet aan de orde bij deze projecten.

3.8 Groen

3.8.1 Groenbeleidsplan

Het Groenbeleidsplan 2001, zoals op 5 november 2001 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als doel het duurzaam veilig stellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende functies. Onder de groenstructuur wordt verstaan: het stelsel van terreinen en/of elementen met ecologische, waterhuishoudkundige, recreatieve en/of ruimtelijk structurerende betekenis.

Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0022.png"

Figuur 22: Groen en recreatievoorzieningen

Onderhavig plangebied is in de kaart 'Groen en recreatievoorzieningen' uit het Groenbeleidsplan aangeduid als 'Multifunctioneel groen'. In dit gebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie aangehouden:


Strategie 5: Multifunctioneel groen

Het betreft voornamelijk aan de stadsrand gelegen gebieden met uiteenlopende groenfuncties, gericht op relatief intensieve benutting van het landschap. Het beleid is gericht op het versterken van het contact tussen de stedelingen en het landschap, derhalve met een relatief intensieve benutting van het landschap. Uitgangspunt daarbij is het behouden van de aanwezige natuur- en landschapskwaliteiten en waar mogelijk deze verder te ontwikkelen. Gebruiksfuncties zijn veelal volkstuinen, golfbanen, bos, natuureducatie, kleinschalige sportgebieden, maneges, wandelen, fietsen, maar ook landbouw.

Gebieden met deze aanduiding liggen voor een belangrijk deel in de Groene Hoofdstructuur. Verdere verstedelijking (toevoeging van niet aan het groen gebonden functies of gebouwen) is in deze categorie derhalve niet aan de orde tenzij in geval van zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie. De aanleg van nieuwe sportcomplexen wordt uitgesloten (wel eventueel verplaatsing van sportterreinen naar minder kwetsbare locaties). Uitbreiding van sportcomplexen kan echter niet worden uitgesloten.

Versterking van multifunctioneel groen als element van de ruimtelijke hoofdstructuur is in het bijzonder gewenst langs de Oirschotsedijk (verbinding met groengebied Groene Woud).

3.8.2 Bomenbeleidsplan 2008: Ruimte voor bomen

Het Bomenbeleidsplan 2008 'Ruimte voor bomen' is in april 2008 door de raad vastgesteld . Doel van het bomenbeleidsplan is het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en het groene imago van Eindhoven.
Het Bomenbeleidsplan vormt een bindend kader tot 2020. Het is een strategisch beleidskader voor de instandhouding en versterking van de Eindhovense boomstructuur.

In de bijlage van het bomenbeleidsplan wordt het beleid ten aanzien van bomen op strategisch niveau uitgewerkt. Aandacht wordt onder meer besteed aan de bomenstructuur op gemeentelijk niveau en de cultuurhistorische structuur. Voor concrete projecten wordt aangegeven hoe door middel van een Quickscan Bomen en een eventuele boomeffectrapportage bepaald kan worden of er belemmerende factoren zijn voor bomen binnen de projectgrenzen en 10 meter daar buiten.

De levensverwachting van de monumentale beuken is heel wisselend. Een gedeelte van de beuken bevind zich in de aftakelingsfase en een gedeelte zit op het punt om in de aftakelingsfase terecht te komen. Beuken in deze levensfase zijn erg gevoelig voor verstoringen in de groeiplaats. De levensverwachting van de eerste tien beuken ziet er volgt uit:


-levensverwachting >15 jaar, 5 bomen


-levensverwachting 10-15 jaar, 3 bomen


-levensverwachting 5-10 jaar, 1 boom


-levensverwachting <5 jaar, 1 boom


Er is geen waarde toegekend aan één boom, omdat deze dood is.

3.9 Kabels, Leidingen, Straalpaden, Funnels En Obstakelbeheer

3.9.1 Baken

Net buiten het plangebied aan de Oirschotsedijk 25 is een (radio)baken aanwezig van het Vliegveld Welschap. Het baken blijft tenminste tot 2018 in bedrijf. Het baken zal worden ingepast in het gebied. Het terrein rond de mast wordt voorzien van een spijlenhekwerk.

3.9.2 Gasleiding

De rotonde is gesitueerd op de Achtseweg. In de strook tussen de Achtseweg en het spoor ligt een gasleiding. Bij de uitvoering van de rotonde zal rekening moeten worden gehouden bij deze gasleiding.

3.9.3 IHCS, ILS funnels en radarverstoring

Het gebied Landelijk Strijp ligt in de invloedssfeer van Eindhoven Airport. In het gebied Landelijk Strijp kunnen diverse zones van toepassing zijn:

  • Obstakelbeheergebied IHCS (Inner Horizontal en Conical Surface)
  • ILS (instrument landing system).
  • Vliegfunnels
  • Radarverstoring

Deze zones hebben ten doel om te voorkomen dat hoge bebouwing wordt opgericht, waardoor belemmeringen voor deze systemen ontstaan. Er gelden dus hoogtebeperkingen. Dit bestemmingsplan maakt echter geen bebouwing mogelijk. De regels laten wel bouwwerken geen gebouwen zijnde toe tot een maximale hoogte van 6 meter. De hoogtebeperkingen gelden voor bouwwerken hoger dan 20 meter. Er zijn geen bouwmogelijkheden, waarop de hoogtebeperkingen van toepassing zou kunnen zijn. De genoemde zones hebben materieel geen juridische betekenis. Vandaar dat deze zones ook niet zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf

4.1 Bedrijven En Milieuzonering

Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijfsvestigingen en/of inrichtingen mogelijk kunnen worden gemaakt. Dit houdt in dat er een voldoende ruimtelijke scheiding aanwezig dient te zijn tussen milieubelastende bedrijven en/of inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand.
Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
In deze brochure worden onder meer richtafstanden aangegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.
Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk.
Een rustige woonwijk is als volgt gedefinieerd: Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor.
Een gemengd gebied is als volgt geformuleerd: Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot gemengd gebied.

Het onderwerp bedrijven en milieuzonering is niet aan de orde. Het betreft de uitvoering van infrastructurele werken in het buitengebied.

4.2 Geluid

4.2.1 Wegverkeer

De wegenstructuur wordt aangepast. Het aantal voertuigen dat over de Oirschotsedijk en de Bezuidenhoutseweg rijdt, neemt af (zie tabel). Het aantal voertuigen op de Achtseweg Zuid neemt toe. De toename van het verkeer is op de Achtseweg Zuid geen probleem. Ten eerste is het profiel voldoende breed. Voor wat betreft geluid, geldt dat er geen geluidsgevoelige objecten langs dit deel van de Achtseweg Zuid liggen. Bovendien ligt de weg naast het spoor. In vergelijking met geluid afkomstig van het spoor, is de toename van geluid van wegverkeer nihil.

2015 2015 2020 2020 2020
zonder knip met knip zonder knip met knip + aansluit Ring
Oirschotsedijk 7.000 0 8.000 0 0
Achtseweg Zuid 3.000 9.000 3.000 8.000 8.100
Zwaanstraat 11.000 10.000 9.000 8.000 7.000
Bezuidenhoutseweg 12.500 10.500 13.000 8.500 7.200
Achtseweg Zuid (Strijp T) 1.000 4.000 1.400 5.400 8.300
Totaal 34.500 33.500 32.400 29.900 30.600

4.2.2 Railverkeer

De rotonde komt te liggen naast het spoor. De rotonde is echter geen geluidgevoelig object. Derhalve is dit aspect niet aan de orde.

4.2.3 Industrielawaai

Dit aspect is eveneens niet aan de orde.

4.2.4 Luchtvaartlawaai

Dit aspect is eveneens niet aan de orde.

4.3 Luchtkwaliteit

De invloed van de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte functies op de luchtkwaliteit wordt bepaald door de verkeersaantrekkende werking van de nieuwe activiteiten.

De luchtkwaliteitseisen van de Wet luchtkwaliteit vormen geen belemmering voor de plannen wanneer de activiteiten 'niet - in betekenende' mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (artikel 5.16 lid 1 onder c Wm). In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld. Dit houdt in dat activiteiten binnen deze grenzen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Voor de functies in dit bestemmingsplan zijn in de Wet Luchtkwaliteit geen grenzen aangegeven. Aangezien de invloed van de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte functies op de luchtkwaliteit wordt bepaald door de verkeersaantrekkende werking, wordt aangesloten bij de grenzen die gesteld worden voor woningbouwlocaties, waarbij ook de verkeersaantrekkende werking maatgevend is. Conform voorschrift 3B.2 van bijlage 3b van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' draagt een bouwplan niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit wanneer het plan niet voorziet in de bouw van meer dan 1500 woningen. Hierbij wordt over het algemeen uitgegaan wordt van een kengetal van 5 verkeersbewegingen per woning. Dit betekent dat een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit wanneer sprake is van niet meer dan 7500 verkeersbewegingen.

Uit de tabel, zoals opgenomen in paragraaf 4.2 blijkt dat er geen toename is van het aantal verkeersbewegingen ten gevolge van de reconstructie van de Achtseweg Zuid.

Het extra aantal verkeersbewegingen is lager is dan het toelaatbare aantal van 7500 bewegingen per etmaal.

Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden.

4.4 Externe Veiligheid

Het externe veiligheid beleid is gericht op het beheersen van risico´s en effecten van calamiteiten en het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen “plaatsgebonden risico” (de ten minste in acht te nemen grenswaarde die niet mag worden overschreden ten aanzien van "kwetsbare objecten", alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde ten aanzien van "beperkt kwetsbare objecten") en het “groepsgebonden risico” (een oriënterende waarde waarvan gemotiveerd mag worden afgeweken).

De gemeenteraad heeft de Visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' op 19 mei 2009 vastgesteld. Met deze visie wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainport ontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt o.a. aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid.
Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.

4.4.1 Bedrijven

Binnen het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die vanwege de aanwezigheid of het werken met gevaarlijke stoffen, momenteel nog beperkingen opleveren voor de omgeving.

4.4.2 Transport; wegverkeer, railverkeer, waterwegen, buisleidingen, luchtverkeer

4.5 Bodem

Voor een groot deel van het plangebied is bodemonderzoek verricht. Uit deze bodemonderzoeken zijn geen bodemverontreinigingen van betekenis gebleken. Voor het resterende deel van het plangebied zijn er nog geen resultaten beschikbaar. In geval van nieuwe activiteiten zal ter plaatse een bodemonderzoek plaatsvinden.

In 2011 zijn twee bodemonderzoeken uitgevoerd op het terrein van het voormalige Beatrixoord aan de Oirschotsedijk 25 te Eindhoven.

Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek (Econsultancy, rapportnr. 10083603.3063, d.d. 16-09-2011) blijkt dat de bovengrond plaatselijk puin- en kolengruis houdend is. Er is een duidelijke relatie tussen deze zintuiglijke waarnemingen en het voorkomen van lichte tot matige verontreinigingen met polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) en zware metalen in de bovengrond.

Ter plaatse van de vooraf vastgestelde plaatsen met een verhoogde kans op een bodemverontreiniging zijn incidenteel lichte tot matige verontreinigingen geconstateerd met PAK's en minerale olie.

Ter plaatse van de voormalige brandweerkazerne is een stortplaats aangetroffen. Er is geen asbest geconstateerd.

Voor de toekomstige bestemming van het terrein (natuurontwikkeling) vormen de aangetroffen verontreinigingen geen belemmering voor het gebruik van het terrein.

Uit de resultaten van het verkennend onderzoek asbest in de bodem (Econsultancy, rapportnr. 10083603.3063, d.d. 22-09-2011) blijkt dat er geen asbest is geconstateerd in de proefsleuven. Ook in de funderingslaag onder de asfaltverharding nabij de ingang en de voormalige stortplaats is geen asbest geconstateerd.

Een bodemonderzoek blijft het karakter houden van een steekproef. Het is mogelijk dat tijdens toekomstige graafwerkzaamheden relatief kleine bodemverontreinigingen worden aangetroffen. Na, en in overleg met het bevoegd gezag (afdeling Vergunningen van de gemeente Eindhoven) kunnen deze verontreinigingen eventueel verwijderd worden.

4.6 Natuur

4.6.1 Achtseweg Zuid

Er is onderzoek uitgevoerd naar de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde soorten dieren en planten in het kader de Flora- en Faunawet. Daarnaast is gekeken of er voor soorten een ontheffingsaanvraag noodzakelijk is. Tevens is gekeken naar de manier waarop de gebieden en de omgeving zelf bescherming geniet. op Europees niveau kan de omgeving bescherming genieten via de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn, oftewel Natura 2000. Op landelijk niveau werken deze richtlijnen door in de Natuurbeschermingwet en de Ecologische Hoofdstructuur. De Ecologische Hoofdstructuur is beschreven in de Verordening ruimte van de provincie noord-Brabant (zie ook paragraaf 3.3.3). Het flora- en fauna onderzoek is uitgevoerd in maart 2012 door Ecologica: Quickscan natuurwetgeving toeritten ISE Eindhoven (zie bijlage). Hieruit kwam naar voren dat aanullend onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk was. Ten behoeve van de aanleg van de rotonde moet een aantal individuele bomen gekapt worden. De bomen en de locatie kunnen van belang zijn voor vleermuizen. Uit de 'Notitie aanvullend veldonderzoek vleermuizen ISE (oktober 2012 P2012/23)' blijkt dat er in het gebied enkele vleermuizen voorkomen. De vraag is of sprake is van een vaste rust- of verblijfplaats. Er zijn wel tijdelijke verblijfplaatsen aangetroffen. Effecten kunnen voorkomen worden door het ophangen van vleermuiskasten.

In het kader van de aanleg van de rotonde zullen bomen worden gekapt. Daarnaast verdwijnt de beschutting aan de bosrand voor een gedeelte. Er zijn maatregelen nodig om effecten te voorkomen. Zo zal beplanting aangepast worden en zullen de kapwerkzaamheden plaatvinden buiten de kwetsbare periode voor vleermuizen. Tot slot mag de mate van verlichting van de locatie niet toenemen. Dit kan door de verlichting zo laag mogelijk te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0024.png"

Figuur 24: nieuwe ontwikkelingen in Landelijk Strijp en de daarmee samenhangende boscompensatie.

Het Landschapsplan is een integraal ruimtelijk plan waarin Het Groene Raamwerk is uitgewerkt naar projecten. In dit landschapsplan zijn reeds compensatiemaatregelen opgenomen in het kader van de totale ontwikkeling van Landelijk Strijp, dus ook voor de projecten Bereikbaarheid en Brainport Innovation Campus (BIC).

De uitvoering van de rotonde is niet meegenomen in deze compensatiemaatregelen. Wel is de rotonde mede noodzakelijk voor de uitvoering van de Groene Corridor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0025.png"

Figuur 25: de boscompensatie waarin is voorzien voor de uitvoering van Landelijk Strijp.

4.6.2 Oirschotsedijk 25

Op 3 januari 2012 is flora- en fauna-onderzoek uitgevoerd (Ecologica P2011/91). Deze notitie is opgenomen in de bijlage. Uit het onderzoek blijkt dat in het onderzoeksgebied meerdere vleermuissoorten voorkomen. Nader onderzoek naar vleermuizen is aangeraden. Daarnaast kan de steenmarter mogelijk gebruik maken van de bebouwing. Ook hiervoor is nader onderzoek aangeraden.

Het nader onderzoek dateert van 27 februari 2012 (P2012/06). Deze notitie is opgenomen in de bijlage. Voor het nader onderzoek zijn twee cameravallen geplaatst en is er gekeken naar mogelijke overwinterende vleermuizen in kelders op het terrein. Met behulp van de cameravallen konden alleen de aanwezigheid van konijnen worden vastgesteld. Er zijn geen steenmarters op foto vastgelegd. Deze is naar alle waarschijnlijkheid niet aanwezig binnen het onderzoeksgebied. In de kelders zijn geen overwinterende vleermuizen aangetroffen.

Het is nog niet uitgesloten dat er zomerverblijven in de overige bebouwing aanwezig zijn. Hiernaar dient nader onderzoek te worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding

Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c, van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze waterparagraaf is tot stand gekomen met een werkwijze volgens de Handreiking Watertoets. Er wordt gewerkt op basis van documenten die zijn vastgelegd met instemming van het Waterschap De Dommel en de Provincie Noord-Brabant (Gemeentelijk rioleringsplan) of zelfs mede worden ondertekend door deze partijen (Waterplan).

5.2 Gemeentelijk Beleid

Gemeentelijk rioleringsplan (GRP)

Op 30 november 2010 is het GRP vastgesteld en is geldig tot en met 2014.

Het GRP bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlakte waterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak waarbij het regenwater gescheiden van afvalwater wordt ingezameld, zoveel mogelijk wordt geborgen en afgevoerd naar het oppervlaktewater.


Waterplan

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, waterschap De Dommel, provincie Noord-Brabant en waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen.
Het "Visie document" geeft het gezamenlijk streefbeeld van de waterpartijen weer. Het deel "Taken en Bevoegdheden" regelt de (verdeling van de) verantwoordelijkheden voor het stedelijk water tussen de vier waterpartijen. Het deel "Maatregelen" geeft de projecten weer die de komende jaren uitgevoerd worden.
Deze projecten zijn ingedeeld naar de vier thema´s (programmalijnen) van het Visiedocument. Het gehele Waterplan is bestuurlijk bekrachtigd met een convenant in januari 2006.
Eén van de belangrijkste doelstellingen uit het Waterplan is het realiseren van een waternetwerk in de stad.

5.3 Beleid Waterschap En Provincie

Waterschap De Dommel heeft het Waterbeheersplan 2010-2015 "Krachtig water" vastgesteld. Hierin zijn de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap opgenomen. Voorts geeft het Waterschap in de beleidsnota "Samen werken aan stedelijk water"inzicht in hoe het stedelijk waterbeheer verder inhoud zal worden gegeven. In de Inrichtingsvisies geeft het Waterschap voor de stroomgebieden de geplande ontwikkelingen weer. Dit dient voor het Waterschap als toetsingskader voor de plannen die door derden in het stroomgebied worden opgesteld (waterhuishouding en ecosysteem). Tenslotte is de Keur Waterschap de Dommel 2009 van belang. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of melding verplicht is.

De provincie Noord-Brabant onderscheidt drie lagen voor beleidsafwegingen in ruimtelijke planvorming. De onderste laag is het bodem-watersysteem. De provincie Noord-Brabant heeft het provinciaal Waterhuishoudingsplan (partiële herziening 2003-2006) vastgesteld. Van belang zijn met name de thema's:

- water in bebouwd gebied;

- het verbeteren van de waterkwaliteit en

- inrichten van waterlopen.

De provincie is ook burgemeester en wethouders voor het verlenen van vergunningen voor de onttrekking van grondwater. Daarnaast is in het kader va het Nationaal Bestuursakkoord Water een deelstroomvisie voor Oost-Brabant opgesteld die de gebieden aangeeft waar o.a. ruimte voor waterberging gezocht wordt of benodigd is.

5.4 Situering Plangebied Vanuit De Waterhuishouding

Tussen de Oirschotsedijk en de Achtseweg zuid, ter plaatse van de vm. Constant Rebeque kazerne, wordt de internationale school van Eindhoven gerealiseerd. De ontsluiting van de internationale school voor zowel leerlingen als personeel zal via de Achtseweg zuid geschieden, de Oirschotsedijk wordt autoluw gemaakt. Hiervoor dienen twee bestaande toegangswegen vanaf de Achtseweg zuid opgewaardeerd te worden (zie onderstaand figuur en bijlage "plankaart groene raamwerk fase 1", alleen onderdeel 2 is van toepassing). Middels deze waterparagraaf wordt aangegeven of en welke duurzame maatregelen met betrekking tot het watersysteem te realiseren zijn en of de veranderingen gevolgen hebben voor het bestaande watersysteem

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80184-0301_0026.png"

Figuur:vm. Kazerneterrein met toegangswegen

5.5 Beschrijving Watersysteem Plangebied

Momenteel is toegangsweg 1.(t.b.v leerlingen) een zandweg. De zandweg watert af op een greppel en watergang aan weerzijde van de zandweg. Waarschijnlijk treedt zeer weinig regenwaterinfiltratie op ter plaatse van dit zandpad aangezien het volledig dichtgereden is de afgelopen decennia. Het water infiltreert hoogstwaarschijnlijk in de dichtbegroeide lager gelegen omgeving. Toegangsweg 2. (t.b.v. personeel) betreft een deel van de voormalige tankbaan op het kazerneterrein. De betonnen tankbaan is ca. 7 jaar geleden afgebroken, het terrein is nu onverhard.
Beide wegen en het gehele kazerne terrein wateren af naar een regenwaterriool in de Achtseweg zuid. Dit regenwaterriool loost ter plaatse van de Bezuidenhoutseweg op de ER 42 (Groote Beek).Het gebied is zo groot dat waarschijnlijk zeer weinig regenwater tot afstroming komt. De onderhoudstoestand van de instroomvoorzieningen naar dit riool bevestigen dit, deze zijn zo dichtgegroeid dat nauwelijks water in kan stromen.

Checklist
Binnen waterwingebied? nee
Binnen beschermingszone? nee
Binnen/nabij KRW lichamen? nee
Verdachte/verontreinigde locaties? Ja
Postzegelplan? nee
Binnen keurgebied? nee
Binnen attentiegebied? nee

5.6 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem

Bij nieuwe ontwikkelingen dient het principe "waterneutraal bouwen" te worden gehanteerd. Dat wil zeggen dat bij herstructurering of zogenaamde inbreidingen regenwater dient te worden geborgen en geleidelijk te worden afgevoerd. Een tweede principe wat wordt gehanteerd is het voorkomen van verontreiniging van schoon oppervlaktewater.

Toegangsweg 1.

De toegangsweg wordt iets verbreed en voorzien van klinkers. Terplaatse van de Achtseweg zuid wordt een rotonde gerealiseerd op de huidige T splitsing (waarvan nu ca. 1620 m2 op het riool afwatert). De toegangsweg wordt niet voorzien van riolering en watert af op het lager gelegen omliggende terrein (zoals in huidige situatie). De nieuwe rotonde wordt uitgevoerd in beton en watert deels (alleen het ronde rijvak ca. 1500 m2) af op het regenwaterstelsel van de Achtseweg zuid. Het fietspad rond de rotonde watert af op de naastgelegen greppel. De gehele Achtseweg zuid is aangesloten op het regenwaterriool, dat ter plaatse van de Bezuidenhoutsegweg is verbonden met de ER 42.

Toegangsweg 2.

Hier wordt op de locatie van de vm. Tankbaan een nieuwe toegangsweg aangelegd van klinkers. Deze weg wordt niet voorzien van riolering en watert af op de lager gelegen omgeving. Er vindt planvorming plaats waarin de omgeving waar toegangsweg 2 in is gelegen natuurlijk wordt ingericht. De natuurlijke inrichting heeft tot doel het gebied te vernatten. Onderzocht wordt of regenwater van de toegangsweg maar ook de regenwater overstort van het terrein van de internationale school gebruikt kan worden voor de vernatting van het terrein.


Als onderdeel van de opwaardering van het gebied rond de internationale school wordt tevens de Achtseweg zuid aangepakt. Deze weg wordt herstraat, delen van het regenwaterriool worden vernieuwd en de instroomvoorzieningen vanuit het kazerne terrein naar de regenwaterriolering worden vernieuwd. Omdat het vm. kazerneterrein als verdroogd bekend staat worden de nieuwe instroomvoorzieningen voorzien van schotbalken. De schotbalken dienen de instroom naar het regenwater riool te beperken (alleen instroom bij extreme neerslag gebeurtenissen) en voor vernatting van het terrein te zorgen.

Oppervlakten Huidig m2 Toekomstig m2
verhard (niet op RWA Achtseweg 950
6526
verhard op RWA Achtseweg 1620 1500
onverhard 10739 5283
Totaal 13309 13309


Tabel: overzicht huidige en toekomstige situatie verhardingen

Gevolgen voor door de waterhuishouding
Door de aanpassingen neemt het verhard oppervlak met ca. 5456 m2 toe. De nieuwe verharding wordt, met uitzondering van een deel van de rotonde, niet aangesloten op de regenwaterriolering maar water net als in de huidige situatie af op de omgeving en zal daar infiltreren. Het aangesloten verhard oppervlak (rotonde) neemt hierdoor niet toe.


Verontreiniging

Op het terrein vindt een langlopende grondwatersanering plaats (nog ca. 25 jaar). Het gesaneerde grondwater wordt op het regenwaterstelsel van de internationale school geloosd en infiltreert grotendeels op het terrein gelegen tussen de school en de Achtseweg zuid.


Waterkwaliteit

De nieuwe toegangswegen wateren, net zoals in de huidige situatie af op het omliggende terrein en hebben dus geen invloed op de waterkwaliteit. Alleen een deel van de nieuwe rotonde wordt aangesloten op het regenwaterstelsel dat uiteindelijk loost op de ER 42. De gehele Achtseweg zuid is op dit moment echter al aangesloten op dit stelsel.

5.7 Afspraken Waterschap

In het kader van de internationale school is in 2010 gestart met overleg met Waterschap de Dommel. Daarbij zijn beginselen vastgelegd over de invulling van de waterhuishoudkundige aspecten van deze ontwikkeling, namelijk buffering conform de HNO tool op eigen terrein en overloop naar de natuur tussen de Oirschotsedijk en de Achtseweg zuid. Bij de realisatie van de toegangswegen worden dezelfde beginselen gehanteerd. Het water wordt gebufferd en geïnfiltreerd en zo min mogelijk afgevoerd. In november 2012 heeft Waterschap de Dommel daarom ingestemd met de voorgestelde maatregelen en is het wateradvies afgedaan.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan "XI Buitengebied (Landelijk Strijp - Groen raamwerk fase 1)" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2008. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.

6.2 Planmethodiek

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere eisenregeling.

6.3 Verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt gegeven.
Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2008 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi.
Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen omdat de manier van raadplegen verschillend. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

6.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.

De Hoofdstuk 1 Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.

In Artikel 1 Begrippen (artikel 1 Begrippen) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels gebruikte begrippen niet in dit artikel voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik.

In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel Artikel 2 Wijze van meten) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Artikel 3 Natuur

Deze bestemming is geprojecteerd op de gronden van de Oirschotsedijk 25 waar natuurontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - 2' geldt dat het gronden betreft die onderdeel (gaan) uitmaken van de ecologische hoofdstructuur in het kader van compensatiemaatregelen in de ecologische hoofdstructuur

Artikel 4 Verkeer

Deze bestemming is geprojecteerd op de rotonde en op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - 1' geldt dat het gronden betreft die geen onderdeel (meer) uitmaken van de ecologische hoofdstructuur.

Artikel 5 Leiding - Gas

Bij de Achtsweg Zuid ligt een belangrijke gasleiding. Deze gronden hebben de dubbelbestemming Leiding - Gas gekregen. Hier mogen alleen werkzaamheden worden uitgevoerd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel en deAlgemene afwijkingsregels.

In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrechten deSlotregel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

De gemeente heeft in maart 2009 het toezicht- en handhavingsprogramma 2009 vastgesteld.

In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop.

Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen.

De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.

Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.

De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.

Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door 7 basisprincipes:

  • Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
  • Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
  • Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
  • Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
  • In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
  • In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
  • We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.

Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.

Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:

  • Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
  • Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
  • Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .

Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.

Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2008). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.

In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.

7.2 Handhaving Voorliggend Plan

Het voorliggende plan maakt de realisatie van nieuwe ontsluiting mogelijk. Het onderwerp handhaving zoals in de vorige paragraaf beschreven is hier niet aan de orde.

Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.

Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afzien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.

Ook kan er sprake zijn van zogenaamde “kruimelgevallen”. Het komt er hierbij op neer dat de door de gemeente te maken kosten beperkt zijn en de kosten verhaald kunnen worden via de legesverordening. Voorwaarde hierbij is dat er geen sprake is van fasering, locatie –eisen of eisen aan woningbouwcategorieën.

In dit geval is sprake van de realisatie van infrastructuur in het kader van de ontwikkelingsvisie voor Landelijk Strijp. Op het moment dat het totale project Landelijk Strijp planologisch wordt mogelijk maakt, zullen de kosten van infrastructuur mogelijk worden verhaald op toekomstige gebruikers zoals bedrijven. Op dit moment is nog niet bekend op welke wijze kostenverhaal over het totale plan zal plaatsvinden. Voor de aanleg van deze infrastructuur is subsidie verkregen in het kader van het Groene Raamwerk. Op deze manier is de economische uitvoerbaarheid voldoende gewaarborgd.

De transformatie van dit perceel naar Natuur maakt onderdeel uit van het project Landelijk Strijp. De kosten die samenhangen met de herontwikkeling zijn gedekt door subsidies. Indien in de toekomst opbrengsten gegenereerd worden in het project Landelijk Strijp, zal tevens een bijdrage gevraagd worden aan de natuurontwikkeling binnen het gebied. Op dit moment is kostenverhaal niet aan de orde. De economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd via subsidies.

Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro

Op 22 februari 2012 is in Groot Eindhoven het voornemen van burgemeester en wethouders tot het opstellen van een bestemmingsplan voor Landelijk Strijp geplaatst.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

In dit bestemmingsplan vindt enige aantasting van de ecologische hoofdstructuur plaats. Daarnaast is dit het eerste bestemmingsplan dat in procedure gaat met betrekking tot het Groene Raamwerk. De provincie is verantwoordelijk voor de ecologische hoofdstructuur. Daarnaast is zij een belangrijke partner binnen het totale programma voor Landelijk Strijp. Vandaar dat regelmatig (informeel) overleg plaatsvindt met de provincie. Meer specifiek ten aanzien van dit bestemmingsplan, het compensatieplan en het Groene Raamwerk heeft overleg plaatsgevonden op 4 september 2012. Een verslag van dit gesprek is opgenomen in de bijlage 5 van deze toelichting.

Bijlage 1 Quickscan Natuurwetgeving Achtseweg Zuid

Bijlage 1 Quickscan Natuurwetgeving Achtseweg Zuid

Bijlage 2 Vleermuisonderzoek Oirschotsedijk 25

Bijlage 2 Vleermuisonderzoek Oirschotsedijk 25

Bijlage 3 Nader Vleermuisonderzoek

Bijlage 3 Nader vleermuisonderzoek

Bijlage 4 Flora- En Faunaonderzoek Oirschotsedijk 25

Bijlage 4 Flora- en faunaonderzoek Oirschotsedijk 25

Bijlage 5 Verslag Overleg Provincie

Bijlage 5 Verslag overleg provincie