Puttense Dreef oost
Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven
Vastgesteld op 23-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Puttense Dreef oost (SVBP2008) van de gemeente Eindhoven.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0772.80193-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aan-huis-verbonden-beroep
Een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt tevens verstaan het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf alsmede detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis, dat in of bij een woongebouw wordt uitgevoerd.
Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-maatschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft..
1.7 aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bijgebouw
een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.13 boerderij
Een boerderij is een gebouw waarin de woonfunctie van een boerenbedrijf is gevestigd, in combinatie met interne bedrijfsruimte.
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en en voor mensen toegankelijke ruimten onder de kap.
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
1.23 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.24 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.25 discotheek of dancing
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en daarmee vergelijkbare evenementen.
1.26 eengezinswoningen
als type eengezinswoning wordt beschouwd: elke woning welke tevens een geheel pand vormt. Hieronder vallen vrijstaande woningen, aaneengebouwde woningen, zoals twee onder één kap gebouwde hele huizen, boerderijen met woningen en voorts alle rijenhuizen.
1.27 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.28 evenementen
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak met uitzondering van:
- a. bioscoopvoorstellingen;
- b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid onder h, van de Gemeentewet;
- c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
- e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoel in de Wet openbare manifestaties;
- f. sportwedstrijden, georganiseerd door een bij de NOC/NSF aangesloten of voor het college erkende instelling, die volgens door die instelling vastgestelde regels worden gehouden of gespeeld en worden gespeeld of gehouden in of op accommodaties waarover de organisator permanent de beschikking heeft;
- g. voetbalwedstrijden waarbij tenminste een betaald voetbalorganisatie is betrokken;
- h. een optocht, niet zijnde een betoging;
- i. op of aan de weg:
- 1. een vertoning voor het publiek geven, niet zijnde een betoging;
- 2. op enige wijze voor publiek muziek ten gehore te brengen;
- 3. een feest of wedstrijd te geven of te houden;
- j. ten behoeve van publiek optreden als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op of aan door de burgemeester aangewezen weg of gedeelten daarvan.
1.29 extensief recreatief medegebruik
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.
1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 gebruiken
het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.
1.32 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.33 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.34 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.35 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object
nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.
1.36 gevaarlijke stoffen
gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.
1.37 groepsrisico (GR)
een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.
1.38 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.39 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.40 hoofdgebouw
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt..
1.41 horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.42 hotel
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.43 invloedsgebied
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.
1.44 kantoor
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
1.45 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).
1.46 kleinschalig parkeren
Kleinschalig kamperen is een kampeerfunctie, uitsluitend als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf.
1.47 koffie-/theehuis
een bedrijf gericht op het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.
1.48 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.49 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.50 kwetsbaar object
- a. woningen, niet zijnde:
- 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare en voor zover die woningen niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- 2. bedrijfswoningen;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. sociale werkplaatsen, of;
- 4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting of;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting.
1.51 lijst van bedrijfsactiviteiten
de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in Bijlage Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.
1.52 lunchroom
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken.
1.53 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
1.54 manege
een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
1.55 mantelzorg
het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.
1.56 meergezinswoningen
als meergezinswoning wordt beschouwd: elke woning die samen met andere woonruimten c.q. bedrijfsruimten een pand vormt. Hieronder vallen flats, galerij-, portiek-, beneden- en bovenwoningen, appartementen en woningen boven bedrijfsruimten, voorzover deze zijn voorzien van een buiten de bedrijfsruimte gelegen toegangsdeur.
1.57 nevenactiviteiten
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.
1.58 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.59 peil
de hoogte van de kruin van de weg.
1.60 pension
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.
1.61 plaatsgebonden risico (PR)
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.62 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.63 prostitutiebedrijf
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.
1.64 PR10-6/jaar contour
een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.65 recreatiewoning
een gebouw of woning (geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde) bedoeld voor recreatief gebruik in de vorm van recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.66 regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.67 restaurant
een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.68 rijstrook
gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.69 risicovolle inrichting
- 1. inrichtingen bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten en/of
- 2. inrichtingen waar opslag, overslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen plaatsvindt én die behoren tot een categorie van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer én waarvan het invloedsgebied tot over de perceelsgrens reikt en/of
- 3. inrichtingen waarvoor, krachtens artikel 3.12, 3.17, 3.18, 3.28, 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.7 of 4.81 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, regels gelden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten en/of
- 4. een inrichting waarin meer dan 1.000 kg consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit of waarin professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen of bewerkt of
- 5. inrichtingen die niet onder 1 tot en met 4 vallen en waarvan de 10-6/jaar contour voor het plaatsgebonden risico is gelegen buiten de bouwperceelsgrens.
1.70 showroom
een uitstallingsruimte van groothandels - of productiebedrijven ten behoeve van wederverkopers of afnemers voor het gebruik in eigen bedrijf of instelling.
1.71 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.72 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.73 verdieping(en)
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.
1.74 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.75 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.76 water
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.77 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).
1.78 Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan.
1.79 Wet milieubeheer
Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.80 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.81 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.82 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.
1.83 woongebouw
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.8 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, reclameaanduidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'water' zijn de gronden uitsluitend bedoeld voor de instandhouding van een watergang;
- c. bermen en beplanting;
- d. paden;
- e. speelvoorzieningen;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
- g. beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;
- h. kunstobjecten;
met daarbij behorende:
- i. verhardingen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat - en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Natuur´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, herstel en ontwikkeling van aardkundige waarden;
- b. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
- c. het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
met daarbij behorende:
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer - Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten;
- b. pleinen;
- c. voet- en fietspaden;
met daarbij behorende:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, in verband met de verkeers- of sociale veiligheid.
Artikel 6 Wonen - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:
- a. de in lid 6.2.2 onder a voor overschrijding van de bebouwingsgrenzen met ten hoogste 1 meter ten behoeve van erkers, balkons, luifels en reclametoestellen, alsmede naar de aard daarmee vergelijkbare delen van bouwwerken.
- b. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bijgebouwen' mits:
- 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
- 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
- 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
- 4. de bouwhoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 2 m bedraagt.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 en toestaan dat in combinatie met het wonen:
de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits:
- a. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
- b. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeers-maatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
- c. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- d. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
- e. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
- f. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.
Artikel 7 Wonen - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:
- a. de in lid 7.2.2 onder a voor overschrijding van de bebouwingsgrenzen met ten hoogste 1 meter ten behoeve van erkers, balkons, luifels en reclametoestellen, alsmede naar de aard daarmee vergelijkbare delen van bouwwerken;
- b. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bijgebouwen' mits:
- 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
- 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
- 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
- 4. de bouwhoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 2 m bedraagt.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 en toestaan dat in combinatie met het wonen:
de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits:
- a. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
- b. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeers-maatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
- c. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- d. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
- e. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
- f. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.
Artikel 8 Leiding - Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming (en) mede bestemd voor een ondergrondse hoofdwaterleiding;
8.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mag, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, niet worden gebouwd, anders dan ten gehoeve van het leidingtransport;
- b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- c. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt wordt in ieder geval verstaan het gebruik van deze gronden voor:
- a. het diepwoelen of diepploegen in de bodem;
- b. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Parkeereisen
10.1 Parkeereis
Bij de afgifte van een omgevingsvergunning en/of afwijkingsvergunning dienen, indien de omvang of de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, op of onder dat gebouw dan wel op het bij het gebouw horende perceel, afhankelijk van de bestemming, grootte en bereikbaarheid per openbaar vervoer, een door burgemeester en wethouders, conform de Bijlage 1 Parkeernormen, te bepalen aantal parkeerplaatsen aanwezig zijn.
10.2 Afwijken van de parkeereis
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte en/of laad- en losruimte wordt voorzien.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen,zoals bedoeld in lid 10.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
Artikel 11 Gebruiksregels
11.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de w oonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' c.q 'bijgebouwen' worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is;
- d. de regels met het oog op de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 100 m2 (bvo), het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijken
burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.
13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Puttense Dreef oost.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het bestemmingsplan "Puttense Dreef oost" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels.
Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.
1.2 Het Plangebied
Het woongebied Putten ligt in het zuidoosten van Eindhoven, in het stadsdeel Stratum. Het woongebied ligt op de overgang van het stedelijke naar het landelijke gebied.
Het plangebied wordt aan de noordwestzijde begrensd door de Puttensedreef. Aan de noordoostzijde ligt de Rielsedijk. Aan de zuidoostzijde grenst het plangebied aan de agrarische gronden, behorende bij het gehucht Riel. In het zuiden sluit het gebied aan op de bebouwing in Gijzenrooi, maar is daarvan gescheiden door een openbare groenzone waarin twee vijvers zijn aangelegd.
Figuur 1: ligging Putten op de grens stedelijk gebied en buitengebied
1.3 Voorgaande Plannen
Het bestemmingsplan "Puttense Dreef oost" vervangt deels het bestemmingsplan Gijzenrooi, vastgesteld door de raad op 23 november 1987; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 28 juni 1988.
Het bestemmingsplan Gijzenrooi bevatte de verplichting om de bestemming Woondoeleinden nader uit te werken. Voor het plangebied 'Puttense Dreef oost' gelden diverse uitwerkingsplannen.
Voor de gronden van het voormalige tuindersbedrijf ten westen van de Rielsedijk 59 gold het bestemmingsplan '2e uitwerking Gijzenrooi' vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 19 november 1991; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 23 januari 1992.
Voor de gronden van de woningen Rielsedijk 53 tot en met 59 geldt het bestemmingsplan '4e uitwerking bestemmingsplan Gijzenrooi', vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 23 september 1997; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 3 oktober 2000.
Voor de woningen van de 1e fase Putten en een gedeelte van de 2e fase Putten geldt het 'Bestemmingsplan Gijzenrooi, herziening 4e uitwerkingsplan', vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 7 maart 2006; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 25 april 2006.
Tot slot is vrijstelling verleend ingevolge artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is verleend op 22 juni 2010 voor voor 17 woningen, die niet zijn gelegen in de vigerende uitwerkingsplannen.
Dit bestemmingsplan vervangt deze verschillende plannen.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken.
Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is de bestaande situatie beschreven.
Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden voor en zo nodig de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is de wijze beschreven waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding.
De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6.
In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan.
De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8.
Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Stedenbouwkundige Structuur
Het gebied tussen Eindhoven en Geldrop is een oud cultuurlandschap met (bolle) akkers, graslanden, houtsingels en loofbossen. In dit landschap ligt het landelijk gehucht Riel met verspreid daaromheen losstaande bebouwing. Langs de bebouwingsrand van Eindhoven is een lijnvormig bos aangeplant dat voor een buffer zorgt tussen de woonwijken van Eindhoven en het aangrenzende landschap
Vanwege de ligging van Putten op de grens van het stedelijk gebied en de aanwezige landschappelijke elementen is gekozen om het nieuwe woongebied een landelijke sfeer te geven. De Puttensedreef begeleidt door bomen en het in te passen pand Puttensedreef 2, de Rielsedijk, de bosstrook aan de oostzijde en de bergingsvijvers vormen de begrenzing van Putten.
Om recht te doen aan de landschappelijke kwaliteiten rondom het beschermd dorpsgezicht Riel is gekozen om Putten een landelijke sfeer te geven. Dit uit zich in de stedenbouwkundige plattegrond, inrichting openbare ruimte en de architectuur.
.
Figuur 2: schets woongebied Putten
Een harde confrontatie van het aangrenzende landschap is voorkomen door:
- het intact laten van de bolle akker
- de aanleg van bosgordels
- het karakter van de landelijke architectuur.
De verkaveling van de woonwijk kent een sterke en heldere structuur en volgt de typologie van de tuinstadgedachte. De drager van het plan wordt gevormd door een open ruimte, gelegen in het hart van de wijk, die tevens fungeert als orienterend element binnen het gebied. Deze open ruimte vangt tevens de verschillende richtingen op, zodat het resterende deel orthogonaal is verkaveld.
De bebouwingstrens is zodanig gelegd dat de hoofdbebouwing minimaal 6 meter van de weg is gelegen en de aanbouwen en bijgebouwen minimaal 12 meter. Aan één zijde van de kavel mag over een breedte van 3,5 meter niet worden gebouwd. Op de verbeelding is aangegeven welke zijde het betreft. Door deze ruime opzet wordt het landelijk karakter van de wijk versterkt. Aan de zijde van de openbare weg moet een kap worden gerealiseerd in de vorm van een gelijkbenig zadeldak met een dakhelling van ten hoogste 45o. Deze eisen zijn in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.
Figuur 3: stedenbouwkundig plan Putten
Verkeersstructuur
Het gebied is voor autoverkeer ontsloten via het kruispunt Herman Kruijderstrast/ Puttensedreef in het zuiden en via de Rielsedijk in het noorden. Tussen beide ontsluitingspunten loopt een centrale ontsluitingsweg. Vanaf beide wegen moet men eerst richting St. Petrus Canisiuslaan alvorens zijn weg te kunnen vervolgen. Een uitzondering vormt het atuoverkeer richting Geldrop. Dit kan via de Puttensedreef en de Geldropseweg rijden.
Ten behoeve van fietsverkeer loopt tussen het kruisplunt Herman Kruijderstraat/ Puttensedreef en het kruispunte Rielsedijk/ Puttensedreef een rijwielpad in tweerichtingen. De Rielsedijk gaat in oostelijke richting over in een fietspad naar Geldrop.
Voor de voetgangers is de centrale verbindingsas aan weerszijden voorzien van een smal voetpad.
Openbare ruimte
In de openbare ruimte is zo weinig mogelijk verharding toegepast. Alle wegen hebben een verblijfskarakter en onderscheiden zich door een eenvoudige en sobere inrichting. Alleen de centrale onstluitingsweg heeft aan weerzijden troittoirs.
De centrale ruimte is het hart van Putten. Deze ruimte dient een pleinfunctie te vervullen, zodat wijkactiviteiten hier kunnen plaatsvinden.
2.2 Beeldkwaliteit
Bij de ontwikkeling van Putten is veel aandacht geschonken aan de beeldkwaliteit van het gebied. Inleiding. Hierbij zijn in twee fasen kavels uitgegeven waar vrijstaande woningen in de individuele vrije sector worden gerealiseerd. Om de ambitie en de beeldkwaliteit ten behoeve van de nieuwe woonwijk Putten vast te leggen is een beeldkwaliteitplan (BKP) opgesteld. Het BKP Putten eerste fase is reeds vastgesteld in 2004.
Het BKP Putten fase 2 is vastgesteld op 22 juni 2010. Beide beeldkwaliteitplannen gelden als toetsingskader bij aanvragen om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
Om een goede afstemming te krijgen tussen de stedenbouwkundige inrichting en de beoogde architectuur zijn in het beeldkwaliteitplan een aantal spelregels voorgeschreven. Het is niet de bedoeling dat alle woningen identiek aan elkaar zijn maar dat een aantal kenmerkende elementen in de woningontwerpen terugkomt. Om het landelijk karakter van Putten te versterken dient de architectuur ingetogen te zijn. Dit uit zich in de vormgeving, kleur- en materiaalgebruik en positionering van de woningen. De spelregels van het beeldkwaliteitplan Putten fase 2 zijn opgenomen in de bijlage van deze toelichting.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid.
Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord. Het betreft een bestemmingsplan dat is opgesteld in het kader van de actualiseringsopgave. Dat wil zeggen dat de bestaande situatie gehandhaafd blijft en uitsluitend wordt voorzien van een actueel passend juridisch en planologisch kader. Dit bestemmingsplan bevat geen nieuwe ontwikkelingen. Het beleid is daarom in beperkte mate opgenomen.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Structuurvisie
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. Hierin wordt geconstateerd dat dé grote uitdaging voor Noord-Brabant is om het (hoog)stedelijk gebied verder te ontwikkelen tot een krachtig netwerk en tegelijkertijd de groene en blauwe waarden van Noord-Brabant te versterken. De nabijheid van stad en land en de karakteristieke afwisseling tussen stad en land zijn daarbij belangrijke kwaliteiten die bijdragen aan een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem. Met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte, biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen. En een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter-)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden).
Eindhoven wordt in relatie gebracht met het stedelijk netwerk BrabantStad samen met Breda, Helmond, ´s-Hertogenbosch en Tilburg. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
BrabantStad ontwikkelt zich tot een onderscheidend netwerk binnen de Noordwest-Europese stedelijke agglomeratie. Een voorwaarde daarvoor is een goede bereikbaarheid van de steden onderling en met andere omliggende stedelijke netwerken. Daarom kiest de provincie voor het versterken van de verbinding met nabijgelegen stedelijke netwerken, met name met het Knooppunt Arnhem-Nijmegen, het Ruhrgebied en Maastricht- Heerlen-Aken-Luik. Het OV-netwerk BrabantStad en het hoofdwegennet worden verder ontwikkeld. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden op dit netwerk afgestemd, zoals bij knooppunten (personen en goederen) of in hoogstedelijke zones.
Eindhoven is gelegen binnen de stedelijke regio Eindhoven-Helmond dat is aangeduid als een samenhangend en verstedelijkt gebied. Binnen deze regio liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Dit betekent dat ze een aantrekkelijk, in verschillende dichtheden vormgegeven woon-, werk- en leefmilieu moeten bieden. Bijzondere aandacht is er voor bereikbaarheid, groen, milieu, recreatiemogelijkheden dicht bij huis, en een verbrede landbouw die inspeelt op de vraag vanuit de steden. Er wordt gestreefd naar gedifferentieerde wijken, met een menging van woningtypen, bevolkingsgroepen en functies. Herstructurering en inbreiding bieden tal van mogelijkheden, maar tegelijkertijd zal onbebouwd gebied, ook op langere termijn, moeten worden benut.
Figuur 4: structuurvisie
3.2.2 Verordening ruimte
In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. Per onderwerp zijn in de verordening gebieden tot op perceelsniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden.
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
- ruimtelijke kwaliteit;
- stedelijke ontwikkelingen;
- natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
- agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij;
- overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.
Voor Eindhoven zijn vooral de eerste 3 onderwerpen relevant. Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.
Ruimtelijke kwaliteit / regionaal ruimtelijk overleg
Alle gemeentes zijn in stedelijke of landelijke regio's ondergebracht. Binnen zo'n regio maken gemeenten afspraken met elkaar en de provincie over het aantal te bouwen woningen en de
oppervlakte van (middel-)zware bedrijventerreinen. Verder is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan moet worden verantwoord hoe de uit te geven oppervlakten zich verhouden tot de geraamde uitbreidingsruimte waarover een gemeente beschikt en hoe is omgegaan met intensief of meervoudig ruimtegebruik. Er dient sprake te zijn van een goede motivering van zorgvuldig ruimtegebruik.
Bovenregionale detailhandels- en leisurevoorzieningen kunnen uitsluitend in de gemeenten 's-Hertogenbosch, Breda, Tilburg, Eindhoven en Helmond worden gevestigd na ontheffing van de gemeenteraden .
Zoekgebied Stedelijke ontwikkeling
Op de kaart staan naast het bestaand stedelijk gebied ook een aantal zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling waar nieuwe stedelijke ontwikkelingen zoals nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen een plek mogen krijgen. De regels zorgen ervoor, dat eerst in het bestaand stedelijk gebied naar bouwmogelijkheden wordt gezocht, voordat de zoekgebieden mogen worden benut. Een motivatie hiervoor moet in de toelichting van het bestemmingsplan worden ondergebracht. (SER ladder)
Putten ligt in bestaand stedelijk gebied en niet in een zoekgebied Stedelijke ontwikkeling.
Gebieden Integratie stad / land
Op de kaart zijn in het Noordwesten en Noordoosten van Eindhoven gebieden aangewezen als integratie stad/land-gebieden. In deze gebieden is een stedelijke ontwikkeling alleen mogelijk in samenhang en in evenredigheid met een groene en blauwe ontwikkeling. De ontwikkeling mag daarbij geen betrekking hebben op een te ontwikkelen of uit te breiden middelzwaar en zwaar bedrijventerrein. In de toelichting van het bestemmingsplan moet een uitgebreide motivering worden opgenomen met een verantwoording waarom en hoe de ontwikkeling plaatsvindt.
Putten ligt in bestaand stedelijk gebied en niet in gebied integratie stad/ land.
De ecologische hoofdstructuur (EHS)
De EHS, waarvan de begrenzing geactualiseerd is, heeft tot doel om te komen tot een robuust netwerk van natuurgebieden inclusief de verbindingen daartussen. Gemeenten worden verplicht de op de kaart opgenomen EHS goed in hun bestemmingsplannen op te nemen. In de verordeningtekst is beschreven hoe deze gebieden moeten worden beschermd.
Het oostelijke gedeelte van het bestemmingsplan ligt in de EHS. Dit plangebied heeft de bestemming Natuur. Dit is in overeenstemming met de aanduiding van deze gronden als zijnde EHS.
Figuur 5: Verordening ruimte, natuur en landschap
Groen-blauwe mantel
Op de kaarten zijn sommige gebieden aangeduid als Groen-blauwe mantel. Volgens artikel 6.1 zijn dit gebieden die vanuit het bodem- en watersysteem essentieel zijn voor het behoud en ontwikkeling van natuurwaarden.
Het bestemmingsplan moet gericht zijn op behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Putten ligt niet in de groen-blauwe mantel, maar grenst in het noorden wel aan de groen-blauwe mantel. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en heeft geen invloed op het bodem- en watersysteem.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Interimstructuurvisie 2009
In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
3.4 Volkshuisvesting
In de Woonvisie, 'Kiezen voor stedelijke woonkwaliteit'(2004) heeft de gemeenteraad gekozen voor aantrekkelijke, gevarieerde en duurzame woonmilieus binnen ieder stadsdeel. Voortbouwend op de sterke punten van de bestaande identiteit en imago van buurten en wijken. Woonmilieus die in Eindhoven bijzonder in trek zijn en daarom verder uitgebouwd en versterkt moeten worden, zijn centrumstedelijk en groenstedelijk. Het motto "kiezen voor stedelijke kwaliteit" heeft de komende jaren ook nadrukkelijk betrekking op de kwalitatieve woonvraag van huidige en toekomstige kenniswerkers voor onze Brainport en tevens de extra (tijdelijke) woonvraag van werknemers uit Oost-Europa.
Met onze regionale en provinciale partners wordt intensief samengewerkt in het kader van het regionale programma Wonen en de woningbouwafspraken in het kader van de Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven(BOR). Dit komt voort uit het gegeven dat de woningmarktprocessen regionaal zijn en het feit dat de keuze van mensen voor een woning niet enkel bepaald wordt door de kwaliteit van de woning maar minstens zozeer door de woonomgeving en de aanwezige voorzieningen. In dit bestemmingsplan worden de bestaande woningen en bestaande bouwtitels voor woningen vastgelegd en geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt.
3.5 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.5.1 Archeologie
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012' , dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise.
De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd. Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken. De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.
Binnen het plangebied Puttense Dreef Oost lag het archeologisch verwachtingsgebied Putten. Voorafgaand aan de ontwikkeling van de nieuwbouwwijk is dit gebied archeologisch onderzocht. Er hebben opgravingen plaatsgevonden in de periode april-oktober 2003 (Debruyne. S en J.-M. Vroomans, met een bijdrage van W. van der Meer, 2012: Archeologische opgravingen Eindhoven-Putten. Grootschalig archeologisch onderzoek in het zuidoosten van Eindhoven. Archeologisch Centrum Eindhoven, rapport 46. Eindhoven) en juli-augustus 2007 (Vos, K. de en M. van der Weele, 2009: Archeologisch onderzoek Eindhoven-Putten. Leemkuilen en een waterput uit de late middeleeuwen. Archeologisch Centrum Eindhoven, rapport 47. Eindhoven).
Het archeologisch verwachtingsgebied Putten is met deze opgravingen voldoende archeologisch onderzocht en vrijgegeven voor de verdere ontwikkeling. Ten zuidoosten van het plangebied Puttense Dreef Oost ligt archeologisch verwachtingsgebied 31, Riel, dat in eerste instantie nog met een smalle strook binnen het plangebied Puttense Dreef Oost viel. Naar aanleiding van de bovengenoemde opgravingen in 2003 en 2007 is de noordwestelijke begrenzing van dit archeologisch gebied aangepast, waardoor het nu geheel buiten het plangebied Puttense Dreef Oost valt.
Figuur 8: Archeologie en cultuurhistorie. In het midden ligt het inmiddels onderzochte archeologische verwachtingsgebied Putten (rood gearceerd). In de zuidoostelijke hoek, buiten het plangebied, ligt archeologisch verwachtingsgebied Riel (rood gerasterd). De Rielsedijk is aangegeven als historische wegenstructuur.
3.5.2 Cultuurhistorische waarden
Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen.
Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.
De Rielsedijk is onderdeel van de historische wegenstructuur van voor 1900. Deze weg grenst aan het plangebied. De cultuurhistorisch waardevolle historische loop van de weg wordt gehandhaafd. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen hierin mogelijk.
3.6 Verkeer En Parkeren
Autoverkeer
Het gebied is voor autoverkeer ontsloten via het kruispunt Herman Kruijderstrast/ Puttensedreef in het zuiden en via de Rielsedijk in het noorden. Tussen beide ontsluitingspunten loopt een centrale ontsluitingsweg. Vanaf beide wegen moet men eerst richting St. Petrus Canisiuslaan alvorens zijn weg te kunnen vervolgen. Een uitzondering vormt het atuoverkeer richting Geldrop. Dit kan via de Puttensedreef en de Geldropseweg rijden.
Fietsverkeer en voetvangers
Ten behoeve van fietsverkeer loopt tussen het kruisplunt Herman Kruijderstraat/ Puttensedreef en het kruispunte Rielsedijk/ Puttensedreef een rijwielpad in tweerichtingen. De Rielsedijk gaat in oostelijke richting over in een fietspad naar Geldrop.
Voor de voetgangers is de centrale verbindingsas aan weerszijden voorzien van een smal voetpad.
Parkeren
De vereiste parkeernorm is 1,5 parkeerplaats per woning, waarvan 0,3 parkeerplaats wordt toegedeeld aan het bezoekersparkeren. In de nomrale parkeerbehoefte wordt op eigen terrein voorzien. Bezoekers parkeren kan langs de rijbaan plaatsvinden. De volledige parkeerbehoefte is binnen het plangebied opgelost.
3.7 Groen
3.7.1 Groenbeleidsplan
Het Groenbeleidsplan 2001, zoals op 5 november 2001 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als doel het duurzaam veilig stellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende functies. Onder de groenstructuur wordt verstaan: het stelsel van terreinen en/of elementen met ecologische, waterhuishoudkundige, recreatieve en/of ruimtelijk structurerende betekenis.
Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.
Figuur: Groen en recreatievoorzieningen
Onderhavig plangebied is in de kaart 'Groen en recreatievoorzieningen' uit het Groenbeleidsplan aangeduid als Multifunctioneel groen. In dit gebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie aangehouden:
Strategie 5: Multifunctioneel groen
Het betreft voornamelijk aan de stadsrand gelegen gebieden met uiteenlopende groenfuncties, gericht op relatief intensieve benutting van het landschap. Het beleid is gericht op het versterken van het contact tussen de stedelingen en het landschap, derhalve met een relatief intensieve benutting van het landschap. Uitgangspunt daarbij is het behouden van de aanwezige natuur- en landschapskwaliteiten en waar mogelijk deze verder te ontwikkelen. Gebruiksfuncties zijn veelal volkstuinen, golfbanen, bos, natuureducatie, kleinschalige sportgebieden, maneges, wandelen, fietsen, maar ook landbouw.
Gebieden met deze aanduiding liggen voor een belangrijk deel in de Groene Hoofdstructuur. Verdere verstedelijking (toevoeging van niet aan het groen gebonden functies of gebouwen) is in deze categorie derhalve niet aan de orde tenzij in geval van zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie. De aanleg van nieuwe sportcomplexen wordt uitgesloten (wel eventueel verplaatsing van sportterreinen naar minder kwetsbare locaties). Uitbreiding van sportcomplexen kan echter niet worden uitgesloten.
3.7.2 Bomenbeleidsplan 2008: Ruimte voor bomen
Het Bomenbeleidsplan 2008 'Ruimte voor bomen' is in april 2008 door de raad vastgesteld . Doel van het bomenbeleidsplan is het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en het groene imago van Eindhoven.
Het Bomenbeleidsplan vormt een bindend kader tot 2020. Het is een strategisch beleidskader voor de instandhouding en versterking van de Eindhovense boomstructuur.
In de bijlage van het bomenbeleidsplan wordt het beleid ten aanzien van bomen op strategisch niveau uitgewerkt. Aandacht wordt onder meer besteed aan de bomenstructuur op gemeentelijk niveau en de cultuurhistorische structuur. Voor concrete projecten wordt aangegeven hoe door middel van een Quickscan Bomen en een eventuele boomeffectrapportage bepaald kan worden of er belemmerende factoren zijn voor bomen binnen de projectgrenzen en 10 meter daar buiten.
In het plangebied zijn uitsluitend basisbomen aanwezig en geen beschermde bomen.
3.8 Prostitutie
Er bevinden zich in het plangebied geen prostitutiebedrijven. Deze functie is niet toegelaten in het plangebied.
3.9 Kabels, Leidingen En Straalpaden
In het noorden van het plangebied ligt een belangrijke waterleiding. Deze leiding is eigendom van Brabant Water. Het is nodig om deze leiding op te nemen in het bestemmingsplan. Het betreft een grote transportleiding van rond 1000 mm. In verband met de veiligheid en de leveringszekerheid van de drinkwatervoorziening in Eindhoven is het uitgesloten om op deze gronden bouwwerken op te richten. Daarom is een dubbelbestemming opgenomen in de regels, waarin het bouwen van bouwwerken niet is toegelaten. Deze dubbelbestemming is aan een zijde van de leiding groter dan aan de andere zijde omdat deze leiding van die kant benaderd moet worden met materieel zoals graafmachines en pompen e.d. en aan de andere kant de uitkomende grond moet worden opgeslagen tijdens werkzaamheden aan deze leiding.
In het zuiden van het plangebied loopt ook een waterleiding en een persleiding. Deze leidingen bevinden zich niet op particuliere eigendommen. Daarnaast zijn de leidingen niet dermate planologisch relevant dat het nodig is om hiervoor een juridische regeling via het bestemmingsplan op te nemen.
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijfsvestigingen en/of inrichtingen mogelijk kunnen worden gemaakt. Dit houdt in dat er een voldoende ruimtelijke scheiding aanwezig dient te zijn tussen milieubelastende bedrijven en/of inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand.
Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
In deze brochure worden onder meer richtafstanden aangegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.
Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk.
Een rustige woonwijk is als volgt gedefinieerd: Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor.
Een gemengd gebied is als volgt geformuleerd: Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot gemengd gebied.
4.1.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG circulaire. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied toe worden gestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
- de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk';
- de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
- categorie 1: grootste afstand 10 meter;
- categorie 2: grootste afstand 30 meter;
- categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
- categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
- categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
- categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
- categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
- categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
- categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
- categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.
Het woongebied Putten is een rustige woonwijk. Binnen het plangebied zijn uitsluitend aan huis gebonden beroepen en bedrijven toegelaten. Er zijn uitsluitend aan huis gebonden beroepen toegelaten die vallen in categorie 1 en 2.
4.2 Geluid
4.2.1 Wegverkeer
Het is verplicht akoestisch onderzoek uit te voeren indien ten gevolge van nieuwe ontwikkelingen extra verkeer wordt aangetrokken. Daarnaast is akoestisch onderzoek verplicht indien nieuwe geluidgevoelige functies, zoals wonen, mogelijk worden gemaakt.
Putten bestaat voor het grootste deel uit een 30-km gebied. In deze gebieden hoeft in beginsel geen onderzoek uitgevoerd te worden. Aan de rand van Putten bevindt zich de Rielsedijk, een weg 50 en zelfs 70/ 80 km per uur van toepassing is.
Dit bestemmingsplan betreft een actualiseringsplan dat geen nieuwe ontwikkelingen toelaat ten opzichte van de huidige vergunde situatie en feitelijke situatie. Dit actualiseringsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk, waarvan een extra verkeersaantrekkende werking uitgaat. Dit bestemmingsplan maakt evenmin nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk.
4.2.2 Railverkeer
Dit is niet aan de orde in het plangebied.
4.2.3 Industrielawaai
Dit is niet aan de orde in het plangebied.
4.2.4 Luchtvaartlawaai
Dit is niet aan de orde in het plangebied.
4.3 Luchtkwaliteit
4.3.1 Wet luchtkwaliteit
De 'Wet luchtkwaliteit' is op 15 november 2007 in werking getreden (Stb. 2007, nr. 434) en is gewijzigd op 12 maart 2009 (Stb., nr. 158). De wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (m.n. hoofdstuk 5, onder titel 5.2) op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De aanleiding hiervan is de maatschappelijke discussie die ontstaan is als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.
De Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
De Nederlandse overheid heeft de EU verzocht om verlenging van de termijn (derogatie) waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie hiermee ingestemd. Het tijdstip waarop aan de normen voor PM10 moet worden voldaan is uitgesteld tot 11 juni 2011. De datum waarop aan de jaargrenswaarde voor NO2 moet worden voldaan bedraagt 1 januari 2015. In de tussenperiode gelden tijdelijk de volgende verhoogde grenswaarden: voor NO2 een jaargemiddelde van 60 microgram/m3 en voor fijn stof (PM10) een jaargemiddelde van 48 microgram/m3 en een daggemiddelde van 75 microgram/m3, die jaarlijks maximaal 35 keer mag worden overschreden.
Het NSL is per 1 augustus 2009 van kracht geworden. Hierdoor zijn onder andere de uitvoeringsregels rond saldering verruimd en is de definitie van 'niet in betekenende mate' (NIBM)1 verlegd naar 3% van de grenswaarde.
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt o.a. voor woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg of niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen. Voor nieuwe kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte (van alle binnenruimten) omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg of niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van de 'Wet luchtkwaliteit' c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.
- 1. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Voor beide stoffen bedraagt de grenswaarde voor het jaargeniddelde 40 microgram/m3. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2.
4.3.2 Besluit gevoelige bestemmingen
Met deze Amvb wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school - in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.
Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in zo'n onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.
Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone. Wel moet in die situaties de locatiekeuze goed gemotiveerd worden; dat gebeurt in de context van de goede ruimtelijke ordening.
4.3.3 Goede ruimtelijke ordening
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' principe blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.
Planbeschrijving en toetsing
Het bestemmingsplan Puttense Dreef oost richt zich voornamelijk op bestemming van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. Er is geen sprake van nieuwe gevoelige bestemmingen langs drukke wegen en/of woningbouw nabij snelwegen.
De luchtkwaliteitseisen van de Wet luchtkwaliteit vormen geen belemmering voor de plannen wanneer de activiteiten 'niet-in betekenende' mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (artikel 5.16 lid 1 onder c Wm). In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Gesteld kan worden dat de ontwikkelingen in het plan niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het bestemmingsplan zonder nader onderzoek doorgang vinden.
4.4 Externe Veiligheid
Het externe veiligheid beleid is gericht op het beheersen van risico's en effecten van calamiteiten en het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen "plaatsgebonden risico ” (de ten minste in acht te nemen grenswaarde die niet mag worden overschreden ten aanzien van "kwetsbare objecten", alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde ten aanzien van "beperkt kwetsbare objecten") en het “ groepsgebonden risico ” (een oriënterende waarde waarvan gemotiveerd mag worden afgeweken).
4.4.1 Wettelijk kader
Ten aanzien van bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; oktober 2004) van toepassing. Ten aanzien van transport is de Circulaire Vervoer Gevaarlijke stoffen van toepassing (Juli 2012). Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011).
1. Plaatsgebonden Risico (PR):
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';
2. Groepsrisico (GR):
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep (tenminste 10 personen) tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht
4.4.2 Vise externe veiligheid
De gemeente Eindhoven heeft de visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' opgesteld. De gemeenteraad heeft de visie op 19 mei 2009 vastgesteld waardoor het een kaderstellend beleidsstuk is geworden. Dit betekent dat locale ruimtelijke besluiten en milieubeheervergunningen vanuit de visie kunnen worden gemotiveerd.
Met de visie Externe Veiligheid wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoorde veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd
4.4.3 Bedrijven
Binnen het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gelegen. Verder zijn er geen risicovolle bedrijven die invloed hebben op het plangebied
4.4.4 Transport; wegverkeer, railverkeer, waterwegen, buisleidingen
Binnen en nabij het plangebied zijn er geen wegen, spoorlijnen of buisleidingen die invloed hebben op het plangebied.
4.4.5 Vliegveld
Het plangebied is gelegen op enige afstand (circa 9 km) van het luchthaven Eindhoven. Dit is een militair vliegveld met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport).
Vanaf 1 november 2009 geldt de Wet luchtvaart. Deze wet omvat een nieuw stelsel van besluitvorming en normen voor alle luchthavens, met uitzondering van Schiphol. De luchthaven Eindhoven is een militaire luchthaven en blijft daarmee volledig onder de verantwoordelijkheid vallen van de minister van Defensie. In de systematiek van deze wet zal voor Luchthaven Eindhoven één luchthavenbesluit moeten worden vastgesteld met een militaire geluidsruimte voor militair vliegverkeer en een burgergeluidsruimte voor het commercieel burgermedegebruik. Verder moet in het luchthavenbesluit worden vastgelegd het luchthavengebied, het beperkingengebied (geluidszone, obstakelbeheergebied en vogelbeheersgebied) en één maximum aantal bewegingen recreatief medegebruik. Het luchthavenbesluit moet binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet worden genomen. In een brief aan de tweede kamer is aangeven dat in 2012 een besluit zal worden genomen.
Het in werking treden van de Wet luchtvaart betekent niet dat deze wet en de daarop gebaseerde regelgeving per 1 november 2009 in volle omvang van toepassing zijn op de nu bestaande luchthavens. Het in deze wet opgenomen overgangsrecht voorziet namelijk in een gefaseerde invoering van het nieuwe wettelijke regime voor luchthavens. Concreet betekent dit dat het regime van de Wet luchtvaart pas van toepassing zal zijn als eerst de minister van Defensie een luchthavenbesluit heeft genomen. De minister zal van die mogelijkheid op een nader te bepalen tijdstip gebruik gaan maken. Voor het bestemmingsplan is vooruitlopend op de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving en op basis van de vigerende regelgeving nagegaan in hoeverre deze belemmeringen kan opwerpen voor de uitvoering van het plan.
Op 29 december 2007 is het Besluit tot aanwijzing van het militaire luchtvaartterrein Eindhoven in werking getreden. In dit besluit wordt tevens de geluidszone vastgelegd. Voorafgaand aan deze procedure is een milieueffectrapportage (m.e.r.) uitgevoerd. In het Milieueffectrapport Militair Luchtvaartterrein Eindhoven (MER) zijn o.a. de gevolgen voor geluid, de luchtkwaliteit en externe veiligheid weergegeven voor de maximaal mogelijke gebruiksruimte van de luchthaven. Het aanwijzingsbesluit komt overeen met planalternatief 2 uit het MER. Uit de rapportage blijkt dat het plangebied in zijn geheel buiten de 10-8 contour van het vliegveld is gelegen. Inmiddels zijn er diverse gesprekken geweest rondom de luchthaven. Uit de brief aan de tweede kamer blijkt tevens dat door een ander gebruik van de luchthaven (minder militair- en meer burgerluchtvaart) de contouren kleiner zullen zijn dan uit het planalternatief 2 uit de MER. Een nieuwe MER is in voorbereiding.
4.4.6 Conclusie
Externe veiligheid geeft geen belemmeringen voor het plangebied.
4.5 Bodem
Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn al deze gegevens geregistreerd.
Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. Dergelijke locaties zijn op dit moment binnen het plangebied dan ook niet bekend.
In sommige gevallen kan toch sprake zijn van beperkingen in het gebruik of extra kosten die gemaakt moeten worden als grond moet worden afgevoerd. Het verdient dan ook sterk aanbeveling om bij grondtransacties, bouwactiviteiten of grondverzet vooraf het bodeminformatiesysteem van de gemeente te raadplegen. In sommige gevallen zal het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij het aanvragen van sommige bouwvergunningen en bij het afvoeren van vrijkomende partijen grond.
Figuur 10: ernstige bodemverontreiniging buiten het plangebied
Binnen het plangebied zijn geen ernstige gevallen van bodemverontreiniging aanwezig. Wel is in de nabijheid van het plangebied een geval van ernstige bodemverontreiniging, zoals aangegeven in figuur 10.
4.6 Natuur
Onderhavig bestemmingsplan richt zich op behoud en verdere afronding van deze nieuwe woonwijk. Gerelateerd aan dit plan zijn in het reeds bebouwde deel geen relevante ruimtelijke ontwikkelingen te verwachten. De nog te bebouwen delen van het gebied zijn braakliggend, daar ontwikkelt zich een gras- en kruidenvegetatie en er zijn (periodiek) natte laagten/plassen aanwezig. Hierbij is op voorhand niet uit te sluiten dat er beschermde soorten in de percelen kunnen voorkomen, denk bijvoorbeeld aan Rugstreeppad en beschermde plantensoorten.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moeten voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Voor de waterparagraaf is niet alleen gekeken naar dit plangebied Puttense Dreef oost, maar is ook ruimer naar het gebied Gijzenrooi Putten gekeken.
Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk binnen bestaande (water)structuren af. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.
5.2 Beleid
5.2.1 Provinciaal Waterplan 2010 - 2015
Het Provinciaal Waterplan 'Waar water werkt en leeft' beschrijft het provinciale waterbeleid voor de periode 2010 tot 2015 en bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Daarnaast vormt het een structuurvisie voor het aspect water op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Het plan vormt zowel een beleidskader, toetsingskader en beheerplan voor grondwateronttrekkingen. Het ontwerp Waterplan is tegelijk opgesteld met de ontwerp water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.
Het Provinciaal Waterplan heeft beleidskaders als randvoorwaarden, die richting geven aan het waterbeleid. Water dient vele belangen. Om hiermee in dit plan evenwichtig te kunnen omgaan, hanteert de provincie Noord Brabant de principes van de people-planet-profit-benadering. In Noord-Brabant zijn deze uitgangspunten vertaald in de Telos-driehoek. Vanuit de sociaal-maatschappelijke invalshoek (people) krijgen veiligheid tegen overstroming, bescherming tegen wateroverlast, een betrouwbare drinkwatervoorziening en goede recreatievoorzieningen aandacht. Vanuit de economische invalshoek (profit) heeft dit plan aandacht voor onder meer een goede watervoorziening voor industrie en landbouw en voor het transport over water. De derde invalshoek (planet) gaat uit van het water als voorwaarde voor een gezonde leefomgeving voor mens en natuur. Belangrijke thema's in dat kader zijn de verbetering van de waterkwaliteit, de verdrogingsbestrijding en de meer natuurlijke inrichting van de watersystemen.
Aandacht blijft nodig voor verbetering van de waterkwaliteit, onder meer door vermindering van stikstof afkomstig uit diffuse bronnen en voor verdrogingsbestrijding. Ook de inrichting van beken en kreken en de aanleg van Ecologische verbindingszones langs waterlopen vragen om een impuls. Voor de verbetering van de waterkwaliteit wordt primair uitgegaan van de aanpak van de bronnen. Als dit niet mogelijk is, wordt ingestoken op procesgerichte maatregelen waarbij verontreinigende stoffen zoveel mogelijk worden verwijderd vóór ze zich via de watersystemen verder verspreiden. Als ook dat niet lukt, worden stoffen uit het watersysteem verwijderd door effectgerichte maatregelen (end-of-pipe). Op het vlak van omgaan met waterkwantiteit spelen de huidige inzichten over klimaatontwikkeling een belangrijke rol.
5.2.2 Waterbeheerplan 2010 - 2015 Waterschap de Dommel
Waterschap De Dommel heeft in december 2009 het Waterbeheerplan 2010-2015 "Krachtig Water" vastgesteld waarin de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap zijn opgenomen. Het waterschap geeft in dit plan binnen haar kerntaken prioriteit aan het voorkomen van wateroverlast én het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden. Andere thema's van het waterbeheersplan zijn:
- aanleg van gestuurde waterbergingsgebieden;
- afstemming inrichting en het beheer van watergangen op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de functies 'waternatuur' en 'verweven' uit het Provinciaal Waterplan;
- samenwerking met gemeenten in de waterketen;
- aanpak vervuilde waterbodems in samenhang met beekherstel;
- ruimte bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie.
5.2.3 Keur oppervlaktewateren
De 'Keur Waterschap De Dommel 2009' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of melding verplicht is voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen keurbeschermingsgebieden, attentiegebieden en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning- en ontheffing verlening.
5.2.4 Hydrologisch neutraal bouwen
De beleidsterm "hydrologisch neutraal bouwen", uitgewerkt in de beleidsnotitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk 2009' geeft invulling aan het "niet afwentelen" principe, zoals door de commissie waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gegeven. Beter is het te spreken van hydrologisch neutraal ontwikkelen, omdat ook andere ontwikkelingen dan bouwprojecten dienen te worden getoetst. In principe heeft elke ruimtelijke ontwikkeling invloed op de hydrologie. De beleidsterm "hydrologisch neutraal" heeft dan ook vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van (toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen in ruimte en tijd. De ontwikkeling mag geen hydrologische achteruitgang aan de randen van het plangebied ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg hebben:
- Er is geen (onvertraagde) toename van de waterafvoer op de rand van het plangebied
- Er mogen geen veranderingen van oppervlaktewaterstanden optreden op de grens van het plangebied en daarbuiten (tenzij veranderingen gewenst zijn).
- Er mag geen overlast optreden door extreme neerslag gebeurtenissen.
De voorkeursvolgorde bij het nemen van maatregelen tegen wateroverlast gaan uit van het principe water vasthouden cq hergebruiken, water bergen en als laatste pas water afvoeren.
5.2.5 Gemeentelijk rioleringsplan (2011 - 2014)
Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht en op het gebied van (grond)water. Het GRP bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.
5.2.6 Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.
5.3 Beschrijving Watersysteem Plangebied
5.3.1 Checklist watersysteem
Checklist Watersysteem | |
Hoofdwatergang cq open water | Nee |
zijwatergang | Ja, KD 114 & 115 |
Keurgebied binnen plangebied? | Ja |
Binnen 25-100 jaarszone? | Nee |
Binnen boringsvrije zone? | Nee |
Ecologische verbindingszone? | Ja, strook valt binnen de Ecologische Hoofdstructuur |
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? | Nee |
Attentiegebied EHS | Nee |
Rioolwatertransportleiding | Nee |
Waterschap gemaal | Nee |
Landelijke afvoernorm binnen plangebied | 1,33 l/s/ha |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Staan vermeld in de bodemparagraaf |
Infiltratie praktisch mogelijk? | Nee |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | Nee |
5.3.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water
Binnen het plangebied (Gijzenrooi) Putten zorgen de zijwatergangen KD114 en KD115 voor de ontwatering van het plangebied. Beide wateren vallen binnen de keur van waterschap de Dommel. In het zuiden van het plangebied valt een strook binnen de ecologische hoofdstructuur zoals door de provincie Noord-Brabant vastgelegd.
5.3.3 Oppervlaktewater
Op de KD114, KD115 en wat kleine sloten na is er geen noemenswaardig open water in en nabij het plangebied aanwezig
5.3.4 Verharding
Het plangebied ligt in landelijk gebied en bevat naar verhouding weinig verharde oppervlakten ten opzichte van het groen. De aanwezige verharding bestaat hoofdzakelijk uit openbare wegen en woningen met terreinverharding. Het westen van het plangebied grenst aan bestaand stedelijk gebied.
5.3.5 Bodemopbouw
De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. Zonder het treffen van bodem verbeterende maatregelen wordt infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied niet reëel geacht. Eventueel bekende bodemverontreinigingen zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.
5.3.6 Grondwater
In en nabij het plangebied bevinden zich peilbuizen. De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar. Ter indicatie: de grondwaterstand varieert thans tussen de NAP 16,80 & 17,90 m. Het plangebied staat bij de gemeente bekend als gebied met hoge winterse grondwaterstanden. Drainage is binnen het plangebied aanwezig om overlast te voorkomen.
5.3.7 Regenwater
Regenwater dat op daken en wegen valt is aangesloten op het regenwaterstelsel in de wijk. Dit stelsel loost uiteindelijk op het EIndhovensche kanaal. Overtollig regenwater infiltreert, afhankelijk van de doorlatendheid, in de bodem of wordt afgevoerd via het aanwezige open water.
5.3.8 Afvalwater
Alle panden in het plangebied zijn aangesloten op het vuilwaterriool dat afvoert naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldebarneveltlaan.
5.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
5.4.1 Verharding
Momenteel zijn geen ontwikkelingen bekend die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen. Het plangebied is geheel voorzien van gescheiden riolering.
Voor alle bestaande en eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt de minimale eis: (huishoudelijk)afvalwater en regenwater van verharde oppervlakken gescheiden aanleveren tot de gemeentelijke erfgrens. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden. Momenteel bestaan er geen plannen om het reeds aanwezige gescheiden stelsel beter te benutten door meer verhard oppervlak daarop te gaan aansluiten.
5.4.2 Berging
Conform landelijk, provinciaal en waterschapsbeleid geld voor toekomstige ontwikkeling het zogenaamde 'hydrologisch neutraal' bouwen. Voor het bepalen van de vereiste bergingscompensatie voor regenwater, afkomstig van verharde oppervlak, wordt de HNO rekentool van waterschap de Dommel gebruikt. Hiermee wordt de grootte van voorzieningen bepaald waarmee pieklozingen op riolering en uiteindelijk oppervlaktewater te voorkomen zijn.
Omdat de grondslag in Eindhoven overwegend minder geschikt is voor het infiltreren van regenwater, betekent dit praktisch dat voor iedere m2 toename van het verhard oppervlak er extra waterberging gecreëerd moet worden. Bij zowel eigen plannen als plannen van derden gaat de gemeente Eindhoven ervan uit dat de benodigde bergingscompensatie op eigen terrein wordt gerealiseerd tenzij expliciet anders overeengekomen. Dergelijke voorzieningen, indien aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel, dienen het geborgen regenwater vertraagd te lozen op het stelsel, evenredig aan de in het plangebied geldende landelijke afvoernorm.
5.4.3 Oppervlaktewater
Er zijn geen plannen bekend die veranderingen aanbrengen in het oppervlaktewater systeem. De zijwatergangen KD114 en 115, inclusief de daaraan grenzende keurgebieden, blijven gehandhaafd, evenals de aanwijzing Ecologische Hoofdstructuur.
5.4.4 Waterkwaliteit
Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken. Conform de handreiking "afkoppelen & niet aankoppelen" dienen de verharde oppervlakken gekwalificeerd te worden.
Het saneren van vervuilde waterbodems van oppervlaktewateren heeft een positieve uitwerking op de waterkwaliteit. De gemeente Eindhoven heeft een meerjarenprogramma opgesteld, daarin zijn de oppervlaktewateren van dit plangebied niet opgenomen.
5.4.5 Advies / overleg Waterschap
In april 2012 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:
- 1. In april 2012 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:
Hemelwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal gescheiden van het huishoudelijke afvalwater worden ingezameld; - 2. Om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd hemelwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of deze wel of niet afgekoppeld moeten worden;
- 3. Ontwikkelingen die invloed hebben op de waterhuishouding van het plangebied dienen altijd aan het waterschap te worden voorgelegd;
- 4. Bij nog nader uit te werken concretisering plannen dienen wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van bouwplannen betrokken te worden.
Op 19 juni 2012 heeft Waterschap de Dommel positief gereageerd op deze waterparagraaf.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "Puttense Dreef oost" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2008. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.
6.2 Planmethodiek
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.
6.3 Verbeelding
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt gegeven.
Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2008 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi.
Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen omdat de manier van raadplegen verschillend. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
6.4 Planregels
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.
De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.
In Artikel 1 Begrippenwordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels gebruikte begrippen niet in dit artikel voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik.
In "Artikel 2 Wijze van meten" worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Bestemming "Wonen - 1” ( Artikel 6 Wonen - 1)
Dit plangebied is tot stand gekomen aan de hand van een specifiek stedenbouwkundig plan met bijbehorende regels. In dit bestemmingsplan zijn de bouwvlakken uit het stedenbouwkundig plan overgenomen. Ook zijn de regels overgenomen zoals deze zijn eerder zijn vastgesteld bij het 'Bestemmingsplan Gijzenrooi, herziening 4e uitwerkingsplan'.
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met woningen en de bijbehorende voor- en achtererven .
In de regels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen. Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw. Bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen zijn in architectonisch opzicht te onderscheiden van, en ondergeschikt aan, het hoofdgebouw.
Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakken volledig mogen worden bebouwd. In overeenstemming met het stedenbouwkundig plan mag de dakhelling van het hoofdgebouw mag niet minder dan 35o en niet meer dan 50o bedragen. Daarnaast dient de dakvorm een gelijkbenig zadeldak te zijn.
Het bestemmingsplan maakt geen uitbreidingen mogelijk aan voorgevel.
De voorzijde van woningen bepaalt namelijk in hoge mate het straatbeeld, evenals de onderlinge samenhang van de gevels.
Een rommelig gevelbeeld doet afbreuk aan de belevingswaarde van het straatbeeld. Daarom wordt bij een goed stedenbouwkundig plan uitgegaan van een helder en evenwichtig gevelbeeld waarbij de gevels van de afzonderlijke woningen een aantrekkelijk ensemble opleveren. Daarbij dient ook samenhang te ontstaan tussen de afmetingen van het profiel van de openbare ruimte en de gevelhoogten en gevelbreedten.
Uitbreidingen aan de voorzijde zijn enkel mogelijk indien dit o.a. vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig geen bezwaren oplevert.
Voor wat betreft aan- en bijgebouwen is op de verbeelding een vlak aangegeven waar bijgebouwen zijn toegelaten. Daarnaast is ook expliciet aangegeven waar niet gebouwd mag worden. Hiervoor is de 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwde zijde' opgenomen.
Aan huis-verbonden-beroepen
Het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming toegestaan (tot maximaal 50 m2). Met een ontheffing is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 75 m² vloeroppervlak te benutten voor aan huis gebonden beroepen.
Tevens is het op basis van een ontheffing onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid.
Bestemming "Wonen - 2” ( Artikel 7 Wonen - 2)
Voor enkele percelen gelden geen extra regels met betrekking tot vormgeving van het hoofdgebouw. Voor deze woningen is de bestemming Wonen - 2 opgenomen. In het plangebied is één groot perceel aanwezig (Rijsven 2-2a) waarvoor in het vorige bestemmingsplan reeds een aparte regeling is getroffen. Daarnaast bevinden zich nog enkele woningen aan Rielsedijk waar deze bestemming ook voor is opgenomen.
Bestemming "Groen” ( Artikel 3 Groen)
Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen´. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen.
Bestemming "Natuur” ( Artikel 4 Natuur)
De gronden die onderdeel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur zijn expliciet voorzien van de bestemming `Natuur´.
Bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied” ( Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied)
Het gaat bij deze bestemming om de wegen die primair dienen c.q. zullen dienen voor de ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen gronden, zoals winkelerven, pleinen, woonstraten, woonerven en paden. Ook is deze bestemming bedoeld voor de parkeerterreinen en voor de groenstrookjes die een onderdeel zijn van de straatinrichting.
Bestemming "Leiding - Water” ( Artikel 8 Leiding - Water)
In het plangebied ligt een grote waterleiding, die eigendom is van Brabant Water. In verband met de veiligheid en de leveringszekerheid van de drinkwatervoorziening in Eindhoven is het uitgesloten om op deze gronden bouwwerken op te richten. Daarom is een dubbelbestemming opgenomen in de regels, waarin het bouwen van bouwwerken niet is toegelaten.
Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, de Parkeernormen en deAlgemene afwijkingsregels.
In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrechten deSlotregel opgenomen.
Voorts zijn aanduidingen opgenomen voor:
- 1. Monumenten (zowel rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten); voor de desbetreffende panden zijn de Monumentenwet dan wel de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing;
- 2. Grondwaterbeschermingsgebied; voor de gronden in kwestie zijn de desbetreffende bepalingen van de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant van toepassing;
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
De gemeente heeft in maart 2009 het toezicht- en handhavingsprogramma 2009 vastgesteld.
In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop.
Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen.
De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.
Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.
De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.
Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door 7 basisprincipes:
- Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
- Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
- Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
- Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
- In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
- In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
- We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.
Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.
Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:
- Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
- Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
- Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .
Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2008). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.
In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.
De handhavingscapaciteit is beperkt zodat het college jaarlijks de handhavingsprioriteiten vastlegt in een werkprogramma handhaving.
7.2 Handhaving Voorliggend Plan
Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.
Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.
Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afzien indien de het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.
Ook kan er sprake zijn van zogenaamde “kruimelgevallen”. Het komt er hierbij op neer dat de door de gemeente te maken kosten beperkt zijn en de kosten verhaald kunnen worden via de legesverordening.
Voorwaarde hierbij is dat er geen sprake is van fasering, locatie - eisen of eisen aan woningbouwcategorieën.
Voor dit conserverende bestemmingsplan geldt dat het kostenverhaal voor de kavels die nog uitgegeven kunnen worden verzekerd is door gemeentelijke gronduitgifte.
Voor het overige geldt dat het bestemmingsplan conserverend van karakter is, waarbij kostenverhaal niet aan de orde is.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro
Op 11 oktober 2012 is in Groot Eindhoven het voornemen van burgemeester en wethouders tot het opstellen van een bestemmingsplan voor Puttense Dreef oost geplaatst.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het plan is in concept verzonden aan Brabant Water N.V. Per email hebben zij aangegeven dat de ligging en de zone van de leiding goed op de verbeelding is weergegeven. De regels dienden aangepast te worden, zodanig dat op de gronden niet mag worden gebouwd. Het bestemmingsplan is hierop aangepast.
In het kader van meerdere actualisatieplannen is het bestemmingsplan besproken met het Waterschap. Op 19 juni 2012 heeft Waterschap de Dommel positief gereageerd.
Toesturen aan provincie.
9.3 Inspraak En Samenspraak
Voor dit bestemmingsplan is geen inspraak en samenspraak gehouden. De huidige situatie is vastgelegd om te voldoen aan de actualiseringsplicht. Er is geen gewijzigd beleid.
Wel is het bestemmingsplan toegezonden aan Trefpunt Groen en aan bewonersvereniging Putten.
Het bestemmingsplan is besproken met de bewonersvereniging. Het verslag van dit overleg staat in Bijlage 2. Ook heeft de bewonersvereniging een reactie gegeven, waarbij zij vooral heeft gekeken of de nieuwe regeling aansluit op de oude regeling. De opmerkingen van de bewonersvereniging en de gemeentelijke reactie hierop staan in bijlage 3.
Daarnaast is een wijkinfo verspreid binnen het plangebied om alle eigenaren op de hoogte te stellen van de bestemmingsplanprocedure.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 31 januari 2013 tot en met woensdag 13 maart 2013 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan kenbaar te maken.
Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 30 januari 2013 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.Naar aanleiding van de tervisielegging zijn geen zienswijzen ontvangen.
9.5 Ambtshalve Aanpassingen
Ambtshalve is een aantal aanpassingen doorgevoerd. Deze aanpassingen zijn opgenomen in het raadsvoorstel.
Bijlage 1 Parkeernormen
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan Puttense Dreef oost
SBI- code | Nr | Omschrijving | Afstanden in meters | Cate-gorie | |||||
geur | stof | geluid | gevaar | grootste afstand | |||||
01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||
011,012, 013 | Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) | 10 | 10 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||
011, 012, 013, 016 | 0 | Tuinbouw: | |||||||
011, 012, 013 | 1 | - bedrijfsgebouwen | 10 | 10 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
011, 012, 013 | 2 | - kassen zonder verwarming | 10 | 10 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
011, 012, 013 | 3 | - kassen met gasverwarming | 10 | 10 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
0113 | 4 | - champignonkwekerijen (algemeen) | 30 | 10 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
0113 | 5 | - champignonkwekerijen met mestfermentatie | 100 | 10 | 30 C | 10 | 100 | 3.2 | |
0163 | 6 | - bloembollendroog- en prepareerbedrijven | 30 | 10 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
011 | 7 | - witlofkwekerijen (algemeen) | 30 | 10 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
0141, 0142 | Fokken en houden van rundvee | 100 | 30 | 30 C | 0 | 100 | 3.2 | ||
0143, 0145 | 0 | Fokken en houden van overige graasdieren: | |||||||
0143 | 1 | - paardenfokkerijen | 50 | 30 | 30 C | 0 | 50 | 3.1 | |
0145 | 2 | - overige graasdieren | 50 | 30 | 30 C | 0 | 50 | 3.1 | |
0146 | Fokken en houden van varkens | 200 | 30 | 50 C | 0 | 200 D | 4.1 | ||
0147 | 0 | Fokken en houden van pluimvee: | |||||||
0147 | 1 | - legkippen | 200 | 30 | 50 C | 0 | 200 D | 4.1 | |
0147 | 2 | - opfokkippen en mestkuikens | 200 | 30 | 50 C | 0 | 200 | 4.1 | |
0147 | 3 | - eenden en ganzen | 200 | 50 | 50 C | 0 | 200 | 4.1 | |
0147 | 4 | - overig pluimvee | 100 | 30 | 50 C | 0 | 100 D | 3.2 | |
0149 | 0 | Fokken en houden van overige dieren: | |||||||
0149 | 1 | - nertsen en vossen | 200 | 30 | 30 C | 0 | 200 | 4.1 | |
0149 | 2 | - konijnen | 100 | 30 | 30 C | 0 | 100 | 3.2 | |
0149 | 3 | - huisdieren | 30 | 0 | 50 C | 10 | 50 | 3.1 | |
0149 | 4 | - maden, wormen e.d. | 100 | 0 | 30 C | 10 | 100 | 3.2 | |
0149 | 5 | - bijen | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
0149 | 6 | - overige dieren | 30 | 10 | 30 C | 0 | 30 D | 2 | |
0150 | Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief) | 100 | 30 | 30 C | 0 | 100 | 3.2 | ||
016 | 0 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||||||
016 | 1 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m2 | 30 | 10 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
016 | 2 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. <= 500 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
016 | 3 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m2 | 30 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
0162 | KI-stations | 30 | 10 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
02 | - | BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW | |||||||
021, 022, 024 | Bosbouwbedrijven | 10 | 10 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||
03 | - | VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN | |||||||
0311 | Zeevisserijbedrijven | 100 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | ||
0312 | Binnenvisserijbedrijven | 50 | 0 | 50 C | 10 | 50 | 3.1 | ||
032 | 0 | Vis- en schaaldierkwekerijen: | |||||||
032 | 1 | - oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven | 100 | 30 | 50 C | 0 | 100 | 3.2 | |
032 | 2 | - visteeltbedrijven | 50 | 0 | 50 C | 0 | 50 | 3.1 | |
08 | - | TURFWINNING | |||||||
089 | Turfwinningbedrijven | 50 | 50 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | ||
06 | - | AARDOLIE- EN AARDGASWINNING | |||||||
061, 062 | 0 | Aardolie- en aardgaswinning: | |||||||
061 | 1 | - aardoliewinputten | 100 | 0 | 200 C | 200 R | 200 | 4.1 | |
062 | 2 | - aardgaswinning incl. gasbeh.inst.: < 10.000.000 N m3/d | 30 | 0 | 500 C | 200 R | 500 | 5.1 | |
062 | 3 | - aardgaswinning incl. gasbeh.inst.: >= 10.000.000 N m3/d | 50 | 0 | 700 CZ | 200 R | 700 | 5.2 | |
08 | - | WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT E.D. | |||||||
0812 | 0 | Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht): | |||||||
0812 | 1 | - algemeen | 10 | 100 | 200 | 10 | 200 D | 4.1 | |
0812 | 2 | - steenbrekerijen | 10 | 200 | 700 Z | 10 | 700 | 5.2 | |
0893 | Zoutwinningbedrijven | 50 | 10 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | ||
0899 | Mergel- en overige delfstoffenwinningbedrijven | 10 | 200 | 500 C | 50 | 500 | 5.1 | ||
10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||
101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||||
101, 102 | 1 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 100 | 0 | 100 C | 50 R | 100 D | 3.2 | |
101 | 2 | - vetsmelterijen | 700 | 0 | 100 C | 30 | 700 | 5.2 | |
101 | 3 | - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval | 300 | 0 | 100 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
101 | 4 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m2 | 100 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | |
101 | 5 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m2 | 50 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m2 | 30 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
101, 102 | 7 | - loonslachterijen | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
108 | 8 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant- en klaarmaaltijden p.o. < 2.000 m2 | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
102 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | |||||||
102 | 1 | - drogen | 700 | 100 | 200 C | 30 | 700 | 5.2 | |
102 | 2 | - conserveren | 200 | 0 | 100 C | 30 | 200 | 4.1 | |
102 | 3 | - roken | 300 | 0 | 50 C | 0 | 300 | 4.2 | |
102 | 4 | - verwerken anderszins: p.o. > 1000 m2 | 300 | 10 | 50 C | 30 | 300 D | 4.2 | |
102 | 5 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m2 | 100 | 10 | 50 | 30 | 100 | 3.2 | |
102 | 6 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m2 | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 | |
1031 | - | Aardappelproductenfabrieken: | |||||||
1031 | 1 | - vervaardiging van aardappelproducten | 300 | 30 | 200 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
1031 | 2 | - vervaardiging van snacks met p.o, < 2.000 m2 | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
1032, 1039 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrireken: | |||||||
1032, 1039 | 1 | - jam | 50 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
1032, 1039 | 2 | - groente algemeen | 50 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
1032, 1039 | 3 | - met koolsoorten | 100 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
1032, 1039 | 4 | - met drogerijen | 300 | 10 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 | |
1032, 1039 | 5 | - met uienconservering (zoutinleggerij) | 300 | 10 | 100 C | 10 | 300 | 4.2 | |
104101 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke olieën en vetten: | |||||||
104101 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 30 | 100 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
104101 | 2 | - p.c. > 250.000 t/j | 300 | 50 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
104101 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke olieën en vetten: | |||||||
104102 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 10 | 100 C | 100 R | 200 | 4.1 | |
104101 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 10 | 300 CZ | 200 R | 300 | 4.2 | |
1042 | 0 | Margarinefabrieken: | |||||||
1042 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 100 | 10 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
1042 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 200 | 10 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
1051 | 0 | Zuivelproductenfabrieken: | |||||||
1051 | 1 | - gedroogde producten, p.c. >= 1,5 t/u | 200 | 100 | 500 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
1051 | 2 | - geconcentreerde producten, verdamp.cap. >= 20 t/u | 200 | 30 | 500 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
1051 | 3 | - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j | 50 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | |
1051 | 4 | - melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 t/j | 100 | 0 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
1051 | 5 | - overige zuivelproductenfabrieken | 50 | 50 | 300 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
1052 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken p.o. > 200 m2 | 50 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | |
1052 | 2 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
1061 | 0 | Meelfabrieken: | |||||||
1061 | 1 | - p.c. >= 500 t/u | 200 | 100 | 300 CZ | 100 R | 300 | 4.2 | |
1061 | 2 | - p.c. < 500 t/u | 100 | 50 | 200 C | 50 R | 200 | 4.1 | |
1061 | Grutterswarenfabrieken | 50 | 100 | 200 C | 50 | 200 D | 4.1 | ||
1062 | 0 | Zetmeelfabrieken: | |||||||
1062 | 1 | - p.c. < 10 t/u | 200 | 50 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
1062 | 2 | - p.c. >= 10 t/u | 300 | 100 | 300C Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
1091 | - | Veevoerfabrieken: | |||||||
1091 | 1 | - destructiebedrijven | 700 | 30 | 200 C | 50 | 700 D | 5.2 | |
1091 | 2 | - beender-, veren-, vis- en vleesmeelfabriek | 700 | 100 | 100 C | 30 R | 700 D | 5.2 | |
1091 | 3 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water | 300 | 100 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 | |
1091 | 4 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. >= 10 t/u water | 700 | 200 | 300 CZ | 50 | 700 | 5.2 | |
1091 | 5 | - mengvoeder, p.c. < 100 t/u | 200 | 50 | 200C | 30 | 200 | 4.1 | |
1091 | 6 | - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | 300 | 100 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 200 | 100 | 200 C | 30 | 200 | 4.1 | ||
1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||
1071 | 1 | - v.c. < 7500 kg meel/week | 30 | 10 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
1071 | 2 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 100 | 30 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
1072 | Banket-, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 10 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | ||
1081 | 0 | Suikerfabrieken: | |||||||
1081 | 1 | - v.c. < 2.500 t/j | 500 | 100 | 300 C | 100 R | 500 | 5.1 | |
1081 | 2 | - v.c. >= 2.500 t/j | 1000 | 200 | 700 CZ | 200 R | 1000 | 5.3 | |
10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||
10821 | 1 | - cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m2 | 500 | 50 | 100 | 50 R | 500 | 5.1 | |
10821 | 2 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 | 100 | 30 | 50 | 30 | 100 | 3.2 | |
10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
10821 | 4 | - suikerwerkfabrieken met suiker branden | 300 | 30 | 50 | 30 R | 300 | 4.2 | |
10821 | 5 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m2 | 100 | 30 | 50 | 30 R | 100 | 3.2 | |
10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
1073 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | ||
1083 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | |||||||
1083 | 1 | - koffiebranderijen | 500 | 30 | 200 C | 10 | 500 D | 5.1 | |
1083 | 2 | - theepakkerijen | 100 | 10 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | |
108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 200 | 30 | 50 | 10 | 200 | 4.1 | ||
1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 200 | 30 | 50 | 30 | 200 D | 4.1 | ||
1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 200 | 50 | 50 | 50 R | 200 | 4.1 | ||
1089 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | |||||||
1089 | 1 | - zonder poederdrogen | 100 | 10 | 50 | 10 | 100 | 3.2 | |
1089 | 2 | - met poederdrogen | 300 | 50 | 50 | 50 R | 300 | 4.2 | |
1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 200 | 50 | 50 | 30 | 200 | 4.1 | ||
110101 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 300 | 30 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 | ||
110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | |||||||
110102 | 1 | - p.c. < 5.000 t/j | 200 | 30 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
110102 | 2 | - p.c. >= 5.000 t/j | 300 | 50 | 300 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
1105 | Bierbrouwerijen | 300 | 30 | 100 C | 50 R | 300 | 4.2 | ||
1106 | Mouterijen | 300 | 50 | 100 C | 30 | 300 | 4.2 | ||
1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 10 | 0 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
12 | - | VERWERKING VAN TABAK | |||||||
120 | Tabakverwerkende industrie | 200 | 30 | 50 C | 30 | 200 | 4.1 | ||
13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||
132 | 0 | Weven van textiel: | |||||||
132 | 1 | - aantal weefgetouwen < 50 | 10 | 10 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
132 | 2 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 10 | 30 | 300 Z | 50 | 300 | 4.2 | |
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
139 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
1393 | Tapijt-, kokos- en vloetmattenfabrieken | 100 | 30 | 200 | 10 | 200 | 4.1 | ||
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | ||
15 | - | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | |||||||
151, 152 | Lederfabrieken | 300 | 30 | 100 | 10 | 300 | 4.2 | ||
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50D | 3.1 | ||
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||
16101 | Houtzagerijen | 0 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | |||||||
16102 | 1 | - met creosootolie | 200 | 30 | 50 | 10 | 200 | 4.1 | |
16102 | 2 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
162 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 0 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
17 | - | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | |||||||
1711 | Vervaardiging van pulp | 200 | 100 | 200 C | 50 R | 200 | 4.1 | ||
1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | |||||||
1712 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 C | 30 C | 50 | 3.1 | |
1712 | 2 | - p.c. 3 - 15 t/u | 100 | 50 | 200 CZ | 50 R | 200 | 4.1 | |
1712 | 3 | - p.c. >= 15 t/u | 200 | 100 | 300 CZ | 100 R | 300 | 4.2 | |
172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 30 | 30 | 100 C | 30 R | 100 | 3.2 | ||
17212 | 0 | Golfkartonfabrieken: | |||||||
17212 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 30 | 30 | 100 C | 30 R | 100 | 3.2 | |
17212 | 2 | - p.c. >= 3 t/u | 50 | 30 | 200 CZ | 30 R | 200 | 4.1 | |
58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
1811 | Drukkerijen van dagbladen | 30 | 0 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | ||
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 30 | 0 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
1814 | A | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
1814 | B | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
1813 | Grafische reproductie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 30 | 2 | ||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 30D | 2 | ||
182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
19 | - | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | |||||||
191 | Cokesfabrieken | 1000 | 700 | 1000CZ | 100 R | 1000 | 5.3 | ||
19201 | Aardolieraffinaderijen | 1500 | 100 | 1500CZ | 1500 R | 1500 | 6 | ||
19202 | A | Smeerolieën- en vettenfabrieken | 50 | 0 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
19202 | B | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 300 | 0 | 100 | 50 R | 300 | 4.2 | |
19202 | C | Aardolieproductenfabrieken n.e.g. | 300 | 0 | 200 | 50 R | 300D | 4.2 | |
201, 212, 244 | Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven | 10 | 10 | 100 | 1500 | 1500 D | 6 | ||
20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||||
2011 | 0 | Vervaardiging van industriële gassen: | |||||||
2011 | 1 | - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 t/d lucht | 10 | 0 | 700 CZ | 100 R | 700 | 5.2 | |
2011 | 2 | - overige gassenfabrieken, niet explosief | 100 | 0 | 500 C | 100 R | 500 | 5.1 | |
2011 | 3 | - overige gassenfabrieken, explosief | 100 | 0 | 500 C | 300 R | 500 | 5.1 | |
2012 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 200 | 0 | 200 C | 200 R | 200D | 4.1 | ||
2012 | 0 | Anorg, chemische grondtsoffenfabrieken: | |||||||
2012 | 1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 100 | 30 | 300 C | 300 R | 300D | 4.2 | |
2012 | 2 | - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 300 | 50 | 500 C | 700 R | 700 D | 5.2 | |
20141 | A0 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | |||||||
20141 | A1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 300 | 10 | 200 C | 300 R | 300D | 4.2 | |
20141 | A2 | - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 1000 | 30 | 500 C | 700 R | 1000 D | 5.3 | |
20141 | B0 | Methanolfabrieken: | |||||||
20141 | B1 | - p.c. < 100.000 t/j | 100 | 0 | 200 C | 100 R | 200 | 4.1 | |
20141 | B2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 200 | 0 | 300 CZ | 200 R | 300 | 4.2 | |
20149 | 0 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | |||||||
20149 | 1 | - p.c. < 50.000 t/j | 300 | 0 | 200 C | 100 R | 300 | 4.2 | |
20149 | 2 | - p.c. >= 50.000 t/j | 500 | 0 | 300 CZ | 200 R | 500 | 5.1 | |
2015 | Kustmeststoffenfabrieken | 500 | 300 | 500 C | 500 R | 500 | 5.1 | ||
2016 | Kunstharsenfabrieken e.d. | 700 | 30 | 300 C | 500 R | 700 | 5.2 | ||
202 | 0 | Landbouwchemicaliënfabrieken: | |||||||
202 | 1 | - fabricage | 300 | 50 | 100 C | 1000 R | 1000 | 5.3 | |
202 | 2 | - formulering en afvullen | 100 | 10 | 30 C | 500 R | 500 D | 5.1 | |
203 | Verf-, lak- en vernisfabrieken | 300 | 30 | 200 C | 300 R | 300D | 4.2 | ||
2110 | 0 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | |||||||
2110 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | 200 | 10 | 200 C | 300 R | 300 | 4.2 | |
2110 | 2 | - p.c. >= 1.000 t/j | 300 | 10 | 300 C | 500 R | 500 | 5.1 | |
2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||||
2120 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 300 | 100 | 200 C | 100 R | 300 | 4.2 | ||
2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 300 | 30 | 50 C | 50 R | 300 | 4.2 | ||
2051 | Kruit-, vuurwerk- en springstoffenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 1000 V | 1000 | 5.3 | ||
2052 | - | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | |||||||
2052 | 1 | - zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 10 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2052 | 2 | - met dierlijke grondstoffen | 500 | 30 | 100 | 50 | 500 | 5.1 | |
205902 | Fotochemische productenfabrieken | 50 | 10 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
205903 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
205903 | B | Overige chemische productenfabrieken n.e.g. | 200 | 30 | 100 C | 200 R | 200 D | 4.1 | |
2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 300 | 30 | 300 C | 200 R | 300 | 4.2 | ||
22 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | |||||||
221101 | Rubberbandenfabrieken | 300 | 50 | 300 C | 100 R | 300 | 4.2 | ||
221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |||||||
221102 | 1 | - vloeropp. < 100 m2 | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 | 3.1 | |
221102 | 2 | - vloeropp. >= 100 m2 | 200 | 50 | 100 | 50 R | 200 | 4.1 | |
2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 10 | 50 | 50 R | 100 D | 3.2 | ||
222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |||||||
222 | 1 | - zonder fenolharsen | 200 | 50 | 100 | 100 R | 200 | 4.1 | |
222 | 2 | - met fenolharsen | 300 | 50 | 100 | 200 R | 300 | 4.2 | |
222 | 3 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststof bouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||||
231 | 0 | Glasfabrieken: | |||||||
231 | 1 | - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
231 | 2 | - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 t/j | 30 | 100 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
231 | 3 | - glaswol en glasvezels, p.c. < 5.000 t/j | 300 | 100 | 100 | 30 | 300 | 4.2 | |
231 | 4 | - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j | 500 | 200 | 300 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||||||
232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
232, 234 | 2 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
233 | A | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 30 | 200 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
233 | B | Dakpannenfabrieken | 50 | 200 | 200 | 100 R | 200 | 4.1 | |
2351 | 0 | Cementfabrieken: | |||||||
2351 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 300 | 500 C | 30 R | 500 | 5.1 | |
2351 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 30 | 500 | 1000CZ | 50 R | 1000 | 5.3 | |
235201 | 0 | Kalkfabrieken: | |||||||
235201 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 | |
235201 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 50 | 500 | 300 Z | 50 R | 500 | 5.1 | |
235202 | 0 | Gipsfabrieken; | |||||||
235202 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 | |
235202 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 50 | 500 | 300 Z | 50 R | 500 | 5.1 | |
23611 | 0 | Betonwarenfabrieken: | |||||||
23611 | 1 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrillers | 10 | 100 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
23611 | 2 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d | 10 | 100 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | |
23611 | 3 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 t/d | 30 | 200 | 700 Z | 30 | 700 | 5.2 | |
23612 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | |||||||
23612 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
23612 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 300 Z | 30 | 300 | 4.2 | |
2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||
2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | |||||||
2363, 2364 | 1 | - p.c. < 100 t/u | 10 | 50 | 100 | 100 R | 100 | 3.2 | |
2363, 2364 | 2 | - p.c >= 100 t/u | 30 | 200 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips): | |||||||
2365, 2369 | 1 | - p.c. < 100 t/d | 10 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
2365, 2369 | 2 | - p.c. >= 100 t/d | 30 | 200 | 300 Z | 200 R | 300 | 4.2 | |
237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||
237 | 1 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 0 | 100 D | 3.2 | |
237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 | 10 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
237 | 3 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | 10 | 100 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
237 | 4 | - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 700 Z | 10 | 700 | 5.2 | |
2391 | Slijp- en polijstmiddelenfabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
2399 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | |||||||
2399 | A1 | - p.c. < 100 t/u | 300 | 100 | 100 | 30 | 300 | 4.2 | |
2399 | A2 | - p.c. >= 100 t/u | 500 | 200 | 200 Z | 50 | 500 | 5.1 | |
2399 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | |||||||
2399 | B1 | - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | 100 | 200 | 300 CZ | 30 | 300 | 4.2 | |
2399 | B2 | - overige isolatiematerialen | 200 | 100 | 100 C | 50 | 200 | 4.1 | |
2399 | C | Minerale productenfabrieken n.e.g. | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 D | 3.2 | |
2399 | D0 | Asfaltcentrales p.c. < 100 ton/uur | 100 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
2399 | D1 | - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur | 200 | 100 | 300 Z | 50 | 300 | 4.2 | |
24 | - | VERVAARDIGING VAN METALEN | |||||||
241 | 0 | Ruwijzer- en staalfabrieken: | |||||||
241 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | 700 | 500 | 700 | 200 R | 700 | 5.2 | |
241 | 2 | - p.c. >= 1.000 t/j | 1500 | 1000 | 1500CZ | 300 R | 1500 | 6 | |
245 | 0 | IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: | |||||||
245 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 500 | 30 | 500 | 5.1 | |
245 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 100 | 1000 Z | 50 R | 1000 | 5.3 | |
243 | 0 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | |||||||
243 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | |
243 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 50 | 700 Z | 50 R | 700 | 5.2 | |
244 | A0 | Non-ferro-metaalfabrieken: | |||||||
244 | A1 | - p.c. < 1.000 t/j | 100 | 100 | 300 | 30 R | 300 | 4.2 | |
244 | A2 | - p.c. >= 1.000 t/j | 200 | 300 | 700 Z | 50 R | 700 | 5.2 | |
244 | B0 | Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: | |||||||
244 | B1 | - p.o. < 2.000 m2 | 50 | 50 | 500 | 50 R | 500 | 5.1 | |
244 | B2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 200 | 100 | 1000 Z | 100 R | 1000 | 5.3 | |
2451, 2452 | 0 | IJzer- en staalgieterijen/-smelterijen: | |||||||
2451, 2452 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 C | 30 R | 300 | 4.2 | |
2451, 2452 | 2 | - p.c. >= 4.000 t/j | 200 | 100 | 500 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
2453, 2454 | 0 | Non-ferro-metaalgieterijen/-smelterijen: | |||||||
2453, 2454 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 C | 30 R | 300 | 4.2 | |
2453, 2454 | 2 | - p.c. >= 4.000 t/j | 200 | 100 | 500 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
25, 31 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDDELEN) | |||||||
251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen: | |||||||
251, 331 | 1 | - gesloten gebouw | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
251, 331 | 2 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
251, 331 | 3 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 200 | 300 Z | 30 | 300 | 4.2 | |
2529, 3311 | 0 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | |||||||
2529, 3311 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 300 | 30 R | 300 | 4.2 | |
2529, 3311 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 100 | 500 Z | 50 R | 500 | 5.1 | |
2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 30 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||
255, 331 | A | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 10 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
255, 331 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | |||||||
2561, 3311 | 1 | - algemeen | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 10 | - stralen | 30 | 200 | 200 | 30 | 200 D | 4.1 | |
2561, 3311 | 11 | - metaalharden | 30 | 50 | 100 | 50 | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 12 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 30 | 100 | 50 R | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 2 | - scoperen (opspuiten van zink) | 50 | 50 | 100 | 30 R | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 3 | - thermisch verzinken | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 4 | - thermisch vertinnen | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 5 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 6 | - anodiseren, eloxeren | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 7 | - chemische oppervlaktebehandeling | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 8 | - emailleren | 100 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 9 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) | 30 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2562, 3311 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
259, 331 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | |||||||
259, 331 | A1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
259, 331 | A2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 100 | 500 Z | 30 | 500 | 5.1 | |
269, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
27, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | |||||||
27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken: | |||||||
27, 28, 33 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
27, 28, 33 | 2 | - p.o. >= 2.000 M2 | 50 | 30 | 200 | 30 | 200 D | 4.1 | |
28, 33 | 3 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 Z | 30 | 300 D | 4.2 | |
26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||
26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
26, 27, 33 | - | VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | |||||||
271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 50 | 200 | 4.1 | ||
271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 200 | 10 | 30 | 50 | 200 | 4.1 | ||
273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 100 | 10 | 200 | 100 R | 200 D | 4.1 | ||
272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||
274 | Lampenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 300 R | 300 | 4.2 | ||
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
2790 | Koelelectrodenfabrieken | 1500 | 300 | 1000CZ | 200 R | 1500 | 6 | ||
26, 33 | - | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | |||||||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||
26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
29 | - | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | |||||||
291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven: | |||||||
291 | 1 | - p.o. < 10.000 m2 | 100 | 10 | 200 C | 30 R | 200 D | 4.1 | |
291 | 2 | - p.o. >= 10.000 m2 | 200 | 30 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
29201 | Carrosseriefabrieken | 100 | 10 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 | ||
29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 30 | 10 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||
293 | Auto-onderdelenfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | ||
30 | - | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | |||||||
301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |||||||
301, 3315 | 1 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
301, 3315 | 2 | - kunststof schepen | 100 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
301, 3315 | 3 | - metalen schepen < 25 m | 50 | 100 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
301, 3315 | 4 | - metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW | 100 | 100 | 500 CZ | 50 | 500 | 5.1 | |
3831 | Scheepssloperijen | 100 | 200 | 700 | 100 R | 700 | 5.2 | ||
302, 317 | - | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | |||||||
302, 317 | 1 | - algemeen | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
302, 317 | 2 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 Z | 30 R | 300 | 4.2 | |
303, 3316 | 0 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | |||||||
303, 3316 | 1 | - zonder proefdraaien motoren | 50 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
303, 3316 | 2 | - met proefdraaien motoren | 100 | 30 | 1000 Z | 100 R | 1000 | 5.3 | |
309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | ||
3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | ||
31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||
310 | 1 | Meubelfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 0 | 10 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 30 | 2 | ||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
323 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
38 | - | VOORBEREIDING TOT RECYCLING | |||||||
383201 | Metaal- en autoschredders | 30 | 100 | 500 Z | 30 | 500 | 5.1 | ||
383202 | A0 | Puinbrekerijen en -malerijen: | |||||||
383202 | A1 | - v.c. < 100.000 t/j | 30 | 100 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
383202 | A2 | - v.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 700 | 10 | 700 | 5.2 | |
383202 | B | Rubberregeneratiebedrijven | 300 | 50 | 100 | 50 R | 300 | 4.2 | |
383202 | C | Afvalscheidingsinstallaties | 200 | 200 | 300 C | 50 | 300 | 4.2 | |
35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||
35 | A0 | Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe) | |||||||
35 | A1 | - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth | 100 | 700 | 700 CZ | 200 | 700 | 5.2 | |
35 | A2 | - oliegestookt, thermisch vermogen >= 75 MWth | 100 | 100 | 500 CZ | 100 | 500 | 5.1 | |
35 | A3 | - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth | 100 | 100 | 500 CZ | 100 R | 500 | 5.1 | |
35 | A4 | - kerncentrales met koeltorens | 10 | 10 | 500 C | 1500 | 1500 D | 6 | |
35 | A5 | - warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth | 30 | 30 | 500 CZ | 100 R | 500 | 5.1 | |
35 | B0 | bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe: | |||||||
35 | B1 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 100 | 50 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
35 | B2 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 50 | 50 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||
35 | C1 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
35 | C2 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
35 | C3 | - 100 - 200 MVA | 0 | 0 | 100C | 50 | 100 | 3.2 | |
35 | C4 | - 200 - 1000 MVA | 0 | 0 | 300 CZ | 50 | 300 | 4.2 | |
35 | C5 | - >= 1000 MVA | 0 | 0 | 500 CZ | 50 | 500 | 5.1 | |
35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||
35 | D1 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | 0 | 0 | 300 C | 100 | 300 | 4.2 | |
35 | D2 | - gascompressorstations vermogen >= 100 MW | 0 | 0 | 500 C | 200 R | 500 | 5.1 | |
35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A | 0 | 0 | 10 C | 10 | 10 | 1 | |
35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
35 | D5 | - gasontvang- en verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50C | 50 R | 50 | 3.1 | |
35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||
35 | E1 | - stadsverwarming | 30 | 10 | 100 C | 50 | 100 | 3.2 | |
35 | E2 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||||
36 | A0 | Waterwinning-/bereiding bedrijven: | |||||||
36 | A1 | - met chloorgas | 50 | 0 | 50 C | 1000 R | 1000 D | 5.3 | |
36 | A2 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||
36 | B1 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
36 | B2 | - 1 - 15 MW | 0 | 0 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
36 | B3 | - >= 15 MW | 0 | 0 | 300 C | 10 | 300 | 4.2 | |
41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||||
41, 42, 43 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
41, 42, 43 | 1 | - bouwbedrijven algemeen: b.o <= 2.000 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
41, 42, 43 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
41, 42, 43 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000 m2 | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
451 | Groothandel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 10 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
45204 | A | Autoplaatwerkerijen | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
45204 | B | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | |
45204 | C | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 R | 50 | 3.1 | |
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accesoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
473 | 0 | Benzineservicestations: | |||||||
473 | 1 | - met LPG > 1000 m3/jr | 30 | 0 | 30 | 200 R | 200 | 4.1 | |
473 | 2 | - met LPG < 1000 m3/jr | 30 | 0 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | |
473 | 3 | - zonder LPG | 30 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
4621 | 0 | Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders | 30 | 30 | 50 | 30 R | 50 | 3.1 | |
4621 | 1 | Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 100 | 100 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
4622 | Groothandel in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4623 | Groothandel in levende dieren | 50 | 10 | 100 C | 0 | 100 | 3.2 | ||
4624 | Groothandel in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 50 | 3.1 | ||
46217, 4631 | Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | ||
4632, 4633 | Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsolieën | 10 | 0 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | ||
4634 | Groothandel in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4635 | Groothandel in tabaksproducten | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4638, 4639 | Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | |||||||
46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 10 | 0 | 30 | 10 V | 30 | 2 | |
46499 | 2 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 10 | 0 | 30 | 50 V | 50 | 3.1 | |
46499 | 3 | - professioneel vuurwerk, netto expl.massa per bewaarplaats < 750 kg (en > 25 kg theatervuurwerk) | 10 | 0 | 30 | 500 V | 500 | 5.1 | |
46499 | 4 | professioneel vuurwerk, netto expl.massa per bewaarplaats 750 kg tot 6 ton | 10 | 0 | 30 | 1000 V | 1000 | 5.3 | |
46499 | 5 | - munitie | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 | |
46711 | 0 | Groothandel in vaste brandstoffen: | |||||||
46711 | 1 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
46711 | 2 | - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2 | 50 | 500 | 500 Z | 100 | 500 | 5.1 | |
46712 | 0 | Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | |||||||
46712 | 1 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 | 50 | 0 | 50 | 200 R | 200 D | 4.1 | |
46712 | 2 | - vloeistoffen, o.c >= 100.000 m3 | 100 | 0 | 50 | 500 R | 500 D | 5.1 | |
46712 | 3 | - tot vloeistof verdichte gassen | 50 | 0 | 50 | 300 R | 300 D | 4.2 | |
46713 | Groothandel in minerale olieproducten (excl. brandstoffen) | 100 | 0 | 30 | 50 | 100 | 3.2 | ||
46721 | 0 | Groothandel in metaalertsen: | |||||||
46721 | 1 | - opslag opp. < 2.000 m2 | 30 | 300 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
46721 | 2 | - opslag opp. >= 2.000 m2 | 50 | 500 | 700 Z | 10 | 700 | 5.2 | |
46722, 46723 | Groothandel in metalen en -halffabrikaten | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | |||||||
4673 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4673 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
46735 | 4 | zand en grind: | |||||||
46735 | 5 | - algemeen: b.o. > 200 m2 | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
46735 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m2 | 0 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||
4674 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 0 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4674 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
46751 | Groothandel in chemische producten | 50 | 10 | 30 | 100 R | 100 D | 3.2 | ||
46752 | Groothandel in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
4677 | 0 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
4677 | 1 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m2 | 10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4677 | 0 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 D | 3.2 | |
4677 | 1 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m2 | 10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
466 | 0 | Groothandel in machines en apparaten: | |||||||
466 | 1 | - machines voor de bouwnijverheid | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
466 | 2 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
466, 469 | Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||
47 | A | Detailhandel voor zover n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
471 | Supermarkten, warenhuizen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||
4722, 4723 | Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||
4724 | Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel | 10 | 10 | 10 C | 10 | 10 | 1 | ||
4773, 4774 | Apotheken en drogisterijen | 0 | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | ||
4752 | Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
4778 | Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt | 0 | 0 | 10 | 10 V | 10 | 1 | ||
4791 | Postorderbedrijven | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||
952 | Reparatie t.b.v. partuculieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||
55 | - | LOGIES, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||||
5510 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||
553, 552 | Kampeerterreinen, vakantiecentra e.d. (met keuken) | 30 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | ||
561 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | 10 | 0 | 10 C | 10 | 10 | 1 | ||
563 | 1 | Café's, bars | 0 | 0 | 10 C | 10 | 10 | 1 | |
563 | 2 | Discotheken, muziekcafé's | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 D | 2 | |
5629 | Kantines | 10 | 0 | 10 C | 10 | 10 D | 1 | ||
562 | Cateringbedrijven | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||
49 | - | VERVOER OVER LAND | |||||||
491, 492 | 0 | Spoorwegen: | |||||||
491, 492 | 1 | - stations | 0 | 0 | 100 C | 50 R | 100 D | 3.2 | |
491, 492 | 2 | - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) | 30 | 30 | 300 C | 300 R | 300 D | 4.2 | |
493 | Bus-, tram- en metrostations en -remises | 0 | 10 | 100 C | 0 | 100 D | 3.2 | ||
493 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
493 | Touringcarbedrijven | 10 | 0 | 100 C | 0 | 100 | 3.2 | ||
494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 | 0 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
494 | 1 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 | 0 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 D | 2 | ||
50, 51 | - | VERVOER OVER WATER/DOOR DE LUCHT | |||||||
50, 51 | A | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||
52241 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: | |||||||
52241 | 1 | - containers | 0 | 10 | 500 C | 100 R | 500 | 5.1 | |
52241 | 2 | - stukgoederen | 0 | 30 | 300 C | 100 R | 300 D | 4.2 | |
52241 | 3 | - ertsen, mineralen e.d., opslagopp. >= 2.000 M2 | 50 | 700 | 1000CZ | 50 | 1000 | 5.3 | |
52241 | 4 | - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u | 100 | 500 | 500 CZ | 100 R | 500 | 5.1 | |
52241 | 5 | - steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2 | 50 | 700 | 700 CZ | 100 | 700 | 5.2 | |
52241 | 6 | - olie, LPG e.d. | 300 | 0 | 100 C | 1000 R | 1000 | 5.3 | |
52241 | 7 | - tankercleaning | 300 | 10 | 100 C | 200 R | 300 | 4.2 | |
52242 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | |||||||
52242 | 1 | - containers | 0 | 10 | 300 | 50 R | 300 | 4.2 | |
52242 | 2 | - stukgoederen | 0 | 10 | 100 | 50 R | 100 D | 3.2 | |
52242 | 3 | - ertsen, mineralen e.d., opslagopp. < 2.000 M2 | 30 | 200 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | |
52242 | 4 | - ertsen, mineralen e.d., opslagopp. >= 2.000 M2 | 50 | 500 | 700 Z | 50 | 700 | 5.2 | |
52242 | 5 | - granen of meelsoorten, v.c. < 500 t/u | 50 | 300 | 200 | 50 R | 300 | 4.2 | |
52242 | 6 | - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u | 100 | 500 | 300 Z | 100 R | 500 | 5.1 | |
52242 | 7 | - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 | 50 | 300 | 300 | 50 | 300 | 4.2 | |
52242 | 8 | - steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2 | 50 | 500 | 500 Z | 100 | 500 | 5.1 | |
52242 | 9 | - olie, LPG, e.d. | 100 | 0 | 50 | 700 R | 700 | 5.2 | |
52102, 52109 | A | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 30 | 10 | 50 C | 50 R | 50 D | 3.1 | |
52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
5221 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
5221 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 10 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
5223 | A | Luchthavens | 200 | 50 | 1500 C | 500 R | 1500 D | 6 | |
5223 | B | Helikopterlandplaatsen | 0 | 50 | 500 | 50 | 500 | 5.1 | |
791 | Reisorganisaties | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 D | 1 | ||
53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
61 | A | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 C | 0 | 10 | 1 | |
61 | B0 | Zendinstallaties: | |||||||
61 | B1 | - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) | 0 | 0 | 0 C | 100 | 100 | 3.2 | |
61 | B2 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 C | 10 | 10 | 1 | |
61 | B3 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwergunningplichtig) | 0 | 0 | 0 C | 10 | 10 | 1 | |
64, 65, 66 | - | FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGS- WEZEN | |||||||
64, 65, 66 | A | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | 0 | 0 | 10 C | 0 | 10 | 1 | |
41, 68 | - | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | |||||||
41, 68 | A | Verhuur van en handel in onroerend goed | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 D | 2 | ||
62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||
62 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
58, 63 | B | Datacentra | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | A | Overige zakelijke dienstverlening, kantoren | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 D | 1 | |
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||
82991 | Veilingen voor landbouw- en visserijproducten | 50 | 30 | 200 C | 50 R | 200 | 4.1 | ||
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
84 | - | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | |||||||
84 | A | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
8422 | Defensie-inrichtingen | 30 | 30 | 200 C | 100 | 200 D | 4.1 | ||
8425 | Brandweerkazernes | 0 | 0 | 50 C | 0 | 50 | 3.1 | ||
85 | - | ONDERWIJS | |||||||
852, 8531 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
8532, 854, 855 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 D | 2 | ||
86 | - | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | |||||||
8610 | Ziekenhuizen | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||
8621, 8622, 8623 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
8691, 8692 | Consultatiebureaus | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
871 | 1 | Verpleeghuizen | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
8891 | 2 | Kinderopvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
37, 38, 39 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||
3700 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | |||||||
3700 | A1 | - < 100.000 i.e. | 200 | 10 | 100 C | 10 | 200 | 4.1 | |
3700 | A2 | - 100.000 - 300.000 i.e. | 300 | 10 | 200 CZ | 10 | 300 | 4.2 | |
3700 | A3 | - >= 300.000 i.e. | 500 | 10 | 300 CZ | 10 | 500 | 5.1 | |
3700 | B | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 C | 0 | 30 | 2 | |
381 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
381 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 R | 50 | 3.1 | |
381 | C | Vuiloverslagstations | 200 | 200 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | |
382 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||
382 | A1 | - mestverwerking/korrelfabrieken | 500 | 10 | 100 C | 10 | 500 | 5.1 | |
382 | A2 | - kabelbranderijen | 100 | 50 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | |
382 | A3 | - verwerking radio-actief afval | 0 | 10 | 200 C | 1500 | 1500 | 6 | |
382 | A4 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 | |
382 | A5 | - oplosmiddelterugwinning | 100 | 0 | 10 | 30 R | 100 D | 3.2 | |
382 | A6 | - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW | 300 | 200 | 300 CZ | 50 | 300 D | 4.2 | |
382 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 R | 30 | 2 | |
382 | B | Vuilstortplaatsen | 300 | 200 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
382 | C0 | Composteerbedrijven: | |||||||
382 | C1 | - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr | 300 | 100 | 50 | 10 | 300 | 4.2 | |
382 | C2 | - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr | 700 | 300 | 100 | 30 | 700 | 5.2 | |
382 | C3 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 100 | 100 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
382 | C4 | - belucht v.c. > 20.000 ton/jr | 200 | 200 | 100 | 30 | 200 | 4.1 | |
382 | C5 | - GFT in gesloten gebouw | 200 | 50 | 100 | 100 R | 200 | 4.1 | |
94 | - | DIVERSE ORGANISATIES | |||||||
941, 942 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
9491 | Kerkgebouwen e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
94991 | A | Buurt- en clubhuizen | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 D | 2 | |
94991 | B | Honderdressuurterreinen | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
59 | - | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||
5914 | Bioscopen | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
9004 | Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
9321 | Recreatiecentra, vaste kermis e.d. | 30 | 10 | 300 | 10 | 300 D | 4.2 | ||
8552 | Muziek- en balletscholen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
85521 | Dansscholen | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
9101, 9102 | Bibliotheken, musea, ateliers e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
91041 | Dierentuinen | 100 | 10 | 50 C | 0 | 100 | 3.2 | ||
91041 | Kinderboerderijen | 30 | 10 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
931 | 0 | Zwembaden: | |||||||
931 | 1 | - overdekt | 10 | 0 | 50 C | 10 | 50 | 3.1 | |
931 | 2 | - niet overdekt | 30 | 0 | 200 | 10 | 200 | 4.1 | |
931 | A | Sporthallen | 0 | 0 | 50 C | 0 | 50 | 3.1 | |
931 | B | Bowlingcentra | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
931 | C | Overdekte kunstijsbanen | 0 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | |
931 | D | Stadions en open lucht-ijsbanen | 0 | 0 | 300 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
931 | E | Maneges | 50 | 30 | 30 | 0 | 50 | 3.1 | |
931 | F | Tennisbanen (met verlichting) | 0 | 0 | 50 C | 0 | 50 | 3.1 | |
931 | G | Veldsportcomplex (met verlichting) | 0 | 0 | 50 C | 0 | 50 | 3.1 | |
931 | H | Golfbanen | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
931 | I | Kunstskibanen | 0 | 0 | 30 C | 50 R | 50 | 3.1 | |
931 | 0 | Schietinrichtingen: | |||||||
931 | 1 | - binnenbanen: geweer- en pistoolbanen | 0 | 0 | 200 C | 10 | 200 | 4.1 | |
931 | 10 | - buitenbanen met voorzieningen: pistoolbanen | 10 | 0 | 1000 | 200 | 1000 | 5.3 | |
931 | 11 | - buitenbanen met voorzieningen: boogbanen | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 | |
931 | 2 | - binnenbanen: boogbanen | 0 | 0 | 10 C | 10 | 10 | 1 | |
931 | 3 | - vrije buitenbanen: kleiduiven | 0 | 0 | 200 | 300 | 300 | 4.2 | |
931 | 4 | - vrije buitenbanen: schietbomen | 0 | 0 | 500 | 1500 | 1500 | 6 | |
931 | 5 | - vrije buitenbanen: geweerbanen | 10 | 0 | 1500 | 1500 | 1500 | 6 | |
931 | 6 | - vrije buitenbanen: pistoolbanen | 10 | 0 | 1500 | 1500 | 1500 | 6 | |
931 | 7 | - vrije buitenbanen: boogbanen | 0 | 0 | 10 | 200 | 200 | 4.1 | |
931 | 8 | - buitenbanen met voorzieningen: schietbomen | 10 | 0 | 300 | 500 | 500 | 5.1 | |
931 | 9 | - buitenbanen met voorzieningen: geweerbanen | 10 | 0 | 1000 | 1500 | 1500 | 6 | |
931 | A | Skelter- en kartbanen, in een hal | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
931 | B | Skelter- en kartbanen, open lucht, < 8 uur/week in gebruik | 50 | 30 | 500 C | 30 | 500 | 5.1 | |
931 | C | Skelter- en kartbanen, open lucht, >= 8 uur/ week in gebruik | 50 | 50 | 1000CZ | 30 | 1000 | 5.3 | |
931 | D | Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., < 8 uur/week in gebruik | 100 | 50 | 700 | 50 | 700 | 5.2 | |
931 | E | Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., >= 8 uur/week in gebruik | 100 | 100 | 1500 Z | 50 | 1500 | 6 | |
931 | F | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
932 | G | Jachthavens met diverse voorzieningen | 10 | 10 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
9200 | Casino's | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
92009 | Amusementshallen | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
93229 | Modelvliegtuigvelden | 10 | 0 | 300 | 100 | 300 | 4.2 | ||
96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||
96011 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
96011 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
96013 | A | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
96013 | B | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
9603 | 0 | Begrafenisondernemingen: | |||||||
9603 | 1 | - uitvaartcentra | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
96031 | 2 | - begraafplaatsen | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
96032 | 3 | - crematoria | 100 | 10 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | |
9313, 9604 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
9609 | A | Dierenasiels en -pensions | 30 | 0 | 100 C | 0 | 100 | 3.2 | |
9609 | B | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 0 | 0 | 10 C | 0 | 10 D | 1 |
Bijlage 3 Nokrichting
Bijlage 1 Spelregels Beeldkwaliteitplan Putten
Bijlage 1 Spelregels beeldkwaliteitplan Putten
Bijlage 2 Verslag Overleg Bewonersvereniging
Bijlage 2 Verslag overleg bewonersvereniging