KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Maatschappelijk - Luchthaven
Artikel 6 Maatschappelijk - Militaire Luchthaven
Artikel 7 Maatschappelijk - Militair Terrein
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Water
Artikel 10 Wonen
Artikel 11 Leiding - Brandstof
Artikel 12 Waarde - Archeologie
Artikel 13 Waarde - Ecologie
Artikel 14 Waarde - Ecologische Verbindingszone
Artikel 15 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
Artikel 21 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Het Plangebied
2.2 Historisch Perspectief
2.3 Stedenbouwkundige Structuur
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.6 Verkeer En Parkeren
3.7 Groen
3.8 Detailhandel
3.9 Horeca
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
4.2 Milieueffectrapportage
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Duurzaamheid
4.7 Bodem
4.8 Flora En Fauna
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
5.2 Beleid
5.3 Beschrijving Watersysteem Plangebied
5.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
6.2 Planmethodiek
6.3 Verbeelding
6.4 Planregels
Hoofdstuk 7 Handhaving
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Samenspraak
9.4 Zienswijzen
9.5 Ambtshalve Aanpassingen
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Bij Wonen
Bijlage 2 Veiligheidszones Luchthaven Eindhoven
Bijlage 3 Veiligheidszones Kazerne Oirschot
Bijlage 4 Obstakelbeheergebieden

Luchthaven Eindhoven e.o.

Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven

Vastgesteld op 10-10-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Luchthaven Eindhoven e.o. met identificatienummer NL.IMRO.0772.80231-0301 van de gemeente Eindhoven.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan-huis-verbonden-beroep

een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt tevens verstaan het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf alsmede detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis, dat in of bij een woongebouw wordt uitgevoerd.

Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-maatschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.9 bedrijfsvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.10 beperkt kwetsbaar object

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. b. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  3. c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een bevi- inrichting;
  4. d. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  5. e. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  6. f. objecten die met het onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  7. g. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.11 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.12 bestaande situatie

bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;

bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bijgebouw

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.

1.24 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.26 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.27 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.30 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.31 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.32 geluidgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een onderwijsfunctie of gezondheidsfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2012.

1.33 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.34 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object

nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.

1.35 gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.

1.36 groepsrisico (GR)

een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.

1.37 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.38 hoofdgebouw

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.39 horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.40 hotel

een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.41 invloedsgebied

gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.

1.42 kantoor

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).

1.44 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.45 kwetsbaar object

  1. a. woningen, niet zijnde:
    1. 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare en voor zover die woningen niet behoren tot een Bevi-inrichting;
    2. 2. bedrijfswoningen;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. sociale werkplaatsen, of;
    4. 4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting of;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting.

1.46 landschappelijke waarden

het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.

1.47 luchthaven

een terrein geheel of gedeeltelijk bestemd voor het opstijgen en het landen van luchtvaartuigen met inbegrip van de daarmee verband houdende bewegingen van luchtvaartuigen op de grond en overige bedrijfsmatige activiteiten die verband houden met de afwikkeling van het luchtverkeer.

1.48 Luchthavenbesluit Eindhoven

Besluit van 26 september 2014 (Staatsblad 2014, nr. 356) tot vaststelling van een luchthavenbesluit voor de militaire luchthaven Eindhoven, zoals dit luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp dit bestemmingsplan.

1.49 luchthaventerminal

een gebouw bij een luchthaven waarin zich de aankomst- en vertrekhal(len) bevinden, inclusief daaraan gelieerde voorzieningen. Hieronder worden verstaan: locaties voor afhandeling, security, medical services, serviceverlening en overheidsinstanties zoals Koninklijke Marechaussee, Douane en Inspectiediensten, alsmede bedrijven en instellingen die een functie hebben ten behoeve van de luchthaven met bijbehorende kantoorruimten, instructieruimten, vergaderfaciliteiten, kleedruimte voor medewerkers en/of kantinefaciliteiten. En voorzieningen die niet direct noodzakelijk zijn voor het functioneren van de luchthaventerminal zoals winkels, horeca en autoverhuur.

1.50 lunchroom

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken.

1.51 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.

1.52 nevenactiviteiten

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.

1.53 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.54 Nota Parkeernormen 2016

parkeernormen vastgesteld op 17 mei 2016, gepubliceerd en in werking getreden op 10 juni 2016.

1.55 peil

0.30 m' boven de kruin van de weg.

1.56 plaatsgebonden risico (PR)

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.57 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.58 prostitutiebedrijf

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.

1.59 PR10-6/jaar contour

een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.60 regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)

regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.61 regeling provinciale risicokaart

Regeling van de minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties van 20 april 2007, Stctr. 2007, nr 75.

1.62 registratiebesluit externe veiligheid

Besluit van 28 november 2006 (stb 2006, 656), houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid)

1.63 restaurant

een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.64 rijstrook

gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.65 risicovolle inrichting

  1. 1. inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen(Bevi) respectievelijk artikel 1b van de regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  2. 2. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart of onder het registratiebesluit externe veiligheid;
  3. 3. inrichtingen met toxische gassen;
  4. 4. inrichtingen met een brandbaar tot vloeistof verdicht gas met een inhoud van meer dan 1m3

1.66 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.67 verdieping

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.

1.68 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.69 vlies- of gordijngevelconstructie

gevels in de vorm van stalen sandwichpanelen én gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding worden beschouwd als vliesgevels. Uitzondering hierop vormen stalen gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding waarbij de binnendozen onderdeel uitmaken van de stabiliteitsconstructie.

1.70 voorgevel

de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.71 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.72 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.73 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

1.74 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp dit bestemmingsplan.

1.75 Wet luchtvaart

Wet van 18 juni 1992, houdende algemene regeling met betrekking tot luchtverkeer, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.76 Wet milieubeheer

Wet van 13 juni 1979 (Stb. 442) houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.77 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, nr. 566) houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.78 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.

1.79 woongebouw

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, trappenhuizen, verlichting, overkappingen ten behoeve van vides, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, reclameaanduidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Bos´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d.
    met daarbij behorende:
  1. e. onverharde paden en wegen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1 wordt in ieder geval gerekend het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. onverharde paden;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. kunstobjecten;

met daarbij behorende:

  1. f. verhardingen;
  2. g. parkeervoorzieningen;
  3. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Maatschappelijk - Luchthaven

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Luchthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. luchthaven;
  2. b. luchthaventerminal;
  3. c. aan de luchthaven en aan de luchthaventerminal gelieerde voorzieningen;
  4. d. een luchthavengebonden hotel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca;

met daarbij behorende:

  1. e. parkeervoorzieningen;
  2. f. infrastructurele voorzieningen;
  3. g. geluidwerende voorzieningen;
  4. h. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  5. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. overige voorzieningen;
  8. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

met dien verstande dat:

  1. m. aan de luchthaven en aan de luchthaventerminal gelieerde voorzieningen die niet direct noodzakelijk zijn voor het functioneren van de luchthaventerminal slechts in ondergeschikte vorm zijn toegestaan.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3.2 onder c en toestaan dat het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen reikt buiten de plangrens van het bestemmingsplan, mits gelegen over infrastructuur, water of openbaar groen en het groepsrisico wordt verantwoord conform artikel 13 Bevi.

Artikel 6 Maatschappelijk - Militaire Luchthaven

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire luchthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. militaire luchthaven;
  2. b. een proefdraaifaciliteit uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - militaire luchthaven - 1';
  3. c. munitieopslagplaats, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'munitiedepot uitgesloten';
  4. d. het opwekken van zonne-energie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - militaire luchthaven - zonnepark';
  5. e. een brandstofdepot en/of -leiding ten behoeve van de bestemming Maatschappelijk -Luchthaven;

met daarbij behorende:

  1. f. parkeervoorzieningen;
  2. g. infrastructurele voorzieningen;
  3. h. geluidwerende voorzieningen;
  4. i. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  5. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. k. groenvoorzieningen;
  7. l. overige voorzieningen;
  8. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. n. met uitzondering van het bepaalde onder b, nieuwe geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.2 onder c en toestaan dat het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen reikt buiten de plangrens van het bestemmingsplan, mits gelegen over infrastructuur, water of openbaar groen en het groepsrisico wordt verantwoord conform artikel 13 Bevi.

Artikel 7 Maatschappelijk - Militair Terrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militair terrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. militair terrein;
  2. b. munitieopslagplaats;

met daarbij behorende:

  1. c. parkeervoorzieningen;
  2. d. infrastructurele voorzieningen;
  3. e. geluidwerende voorzieningen;
  4. f. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  5. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen
  7. i. overige voorzieningen;
  8. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. k. nieuwe geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. e. geluidwerende voorzieningen;
  2. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Water´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. alle oppervlaktewateren, zoals kanalen, riveren, beken en andere waterlopen, alsmede sloten, greppels, (infiltratie)vijvers ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
  2. b. waterberging;
  3. c. waterhuishouding;
  4. d. waterlopen;
  5. e. behoud en herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

met de daarbij behorende:

  1. f. andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 9.1 wordt in ieder geval gerekend het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliën en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in artikel10.2.1 onder c, en toetsen aan een nieuwe dan wel gewijzigde Nota Parkeernormen, als deze in werking is getreden en leidt tot een lagere parkeernorm.
  2. b. het bepaalde in artikel 10.2.3 onder c voor wat betreft de maximale goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 11 Leiding - Brandstof

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van brandstof en de daarbij behorende belemmeringenstrook.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten beboeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 meter en een oppervlakte van ten hoogstens 5 m2.
  2. b. ten behoeve van de andere, voor de gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtnemering van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw) regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik gemaakt wordt van de bestaande fundering.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Archeologie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde mits:

  1. a. dit in overeenstemming is met de ter plaatse geldende hoofdbestemming en
  2. b. archeologisch advies is ingewonnen bij de gemeentelijk archeloog en/of
  3. c. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met de oprichting van het bouwwerk waarvoor afwijking wordt gevraagd geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor afwijking wordt gevraagd kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of,
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of,
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Ecologie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de gronden;

met daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 en toestaan dat bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemmingen worden opgericht, mits daarmee geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het in ecologisch opzicht waardevolle gebied. Daarbij zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Ecologische Verbindingszone

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologische verbindingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de verwezenlijking, het behoud en beheer van een ecologische verbindingszone;
  2. b. de verwezenlijking, het behoud, beheer en herstel van watersystemen;

met daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 en toestaan dat bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemmingen worden opgericht, mits daarmee geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het in ecologisch opzicht waardevolle gebied. Daarbij zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waterstaat - Waterbergingsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied;

met daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

17.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.

Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels

18.1 Milieuzone - boringsvrije zone

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - boringsvrije zone' zijn onverminderd het elders in de planregels bepaalde, de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing.

18.2 Luchtvaartverkeerszone - Obstakelbeheergebieden

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerszone - Obstakelbeheergebieden', is het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogten (uitgedrukt in meters boven NAP) zoals aangegeven op de Kaart Obstalkelbeheergebieden (Bijlage 4) in verband met de Vliegfunnel, IHCS en ILS, uitsluitend toegestaan indien voorafgaand aan de vergunningverlening uit een schriftelijk advies van het Rijksvastgoedbedrijf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, blijkt dat de bouwhoogte geen gevaar vormt voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven.

18.3 Luchtvaartverkeerszone - Ke contour

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerszone - Ke contour' zijn geen nieuwe geluidgevoellige objecten toegestaan.

18.4 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan.

18.5 Veiligheidszone - munitie - 1

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - munitie - 1' zijn geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.

18.6 Veiligheidszone - munitie - 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - munitie - 2' is het bouwen van bouwwerken met vlies- of gordijngevelconstructies of met meer dan 25% glasoppervlakten en waarbinnen zich doorgaans een groot aantal personen bevindt, niet toegestaan.

Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels

19.1 Binnenplans afwijken

  1. a. Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
    2. 2. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
    3. 3. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is;
    4. 4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 20 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
    5. 5. de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2.
  2. b. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerszone -Obstakelbeheergebieden', is het toepassen van het bepaalde onder 19.1 sub a, uitsluitend toegestaan indien voorafgaand aan de vergunningverlening uit een schriftelijk advies van het Rijksvastgoedbedrijf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, blijkt dat de bouwhoogte geen gevaar vormt voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

20.2 Afwijken

burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 20.1 met maximaal 10%.

20.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 20.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

20.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 20.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

20.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 20.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

20.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 20.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Luchthaven Eindhoven e.o..

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Vrijwel alle vigerende bestemmingsplannen ter plaatse van de luchthaven Eindhoven, met uitzondering van een klein deel van het plangebied ter plaatse van de terminal en het voorterrein van Eindhoven Airport, zijn sterk verouderd. Dit gegeven en het (nieuwe) Luchthavenbesluit Eindhoven vormen de aanleiding om de bestemmingsplannen ter plaatse van de luchthaven Eindhoven en omgeving te actualiseren. Omdat de vigerende plannen gedateerd zijn, zal de opzet van de actualisatie sterk afwijken van deze plannen, maar inhoudelijk worden er vrijwel geen wijzigingen doorgevoerd. Uitzondering is het zonnepark dat op een deel van het terrein is toegestaan voor gebruik door derden. Het voorgaande bestemmingsplan stond alleen een zonnepark voor eigen gebruik van Defensie toe.

Het bestemmingsplan "Luchthaven Eindhoven e.o." bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied ligt in het westelijk deel van de gemeente, in de wijk Meerhoven en het stadsdeel Strijp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0001.jpg"

Kaart met locatie plangebied binnen gemeente Eindhoven

Het plangebied behelst het luchthavengebied van de militaire luchthaven Eindhoven, alsmede aangrenzende gronden waar nog 'oudere' bestemmingsplannen gelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0002.jpg"

Kaart begrenzing plangebied

Aan de zuidzijde grenst het plangebied van oost naar west aan de bedrijventerreinen Eindhoven Airport, Flight Forum, Park Forum Oost en Park Forum West. Agrarisch gebied in de noordrand van de gemeente Veldhoven vormt de zuidwestelijke grens van het plangebied. Het buitengebied van Wintelre (behorende tot de gemeente Eersel), met vooral agrarisch gebied en een klein aantal bedrijven en woningen, vormt de westelijke begrenzing van het plangebied. Ten noordwesten van het plangebied ligt het herriesportterrein De Landsard. Direct noordelijk van het plangebied ligt de generaal-majoor De Ruyter van Steveninckkazerne in Oirschot. Aan de oostzijde vormt het Beatrixkanaal de begrenzing, met ten oosten daarvan het buitengebied van de gemeente Eindhoven.

1.3 Voorgaande Plannen

Het bestemmingsplan "Luchthaven Eindhoven e.o." vervangt de volgende bestemmingsplannen:

  1. 1. Piroc-Strijpsche Kampen, vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven op 24-06-1996, geheel goedgekeurd door GS op 23-01-1997;
  2. 2. Welschap A, vastgesteld door de gemeenteraad van Veldhoven op 28-11-1983, geheel goedgekeurd door GS op 19-12-1984;
  3. 3. Welschap D, vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven op 11-03-1996, geheel goedgekeurd door GS op 07-06-1996;
  4. 4. Welschap A, herziening II, vastgesteld door de gemeenteraad van Veldhoven op 28-06-1988, geheel goedgekeurd door GS op 08-11-1988;
  5. 5. Welschap A, vastgesteld door de gemeenteraad van Vessem op 27-10-1983, geheel goedgekeurd door GS op 19-12-1984;
  6. 6. Buitengebied 1988, vastgesteld door de gemeenteraad van Veldhoven op 13-02-1990, geheel goedgekeurd door GS op 25-09-1990;
  7. 7. Plan in hoofdzaak gemeente Veldhoven", vastgesteld door de gemeenteraad van Veldhoven op 23-04-1951, geheel goedgekeurd door GS op 23-04-1952;
  8. 8. Welschap E, vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven op 11-11-1996, geheel goedgekeurd door GS op 30-01-1997;
  9. 9. Welschap A.I, vastgesteld door de gemeenteraad van Veldhoven op 30-01-1989, geheel goedgekeurd door GS op 19-05-1989;
  10. 10. I Welschap A (Eindhoven Airport terminal en hotel), vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven op 15-03-2011, in werking getreden op 06-05-2011 en onherroepelijk op 17-04-2012.
  11. 11. II Welschap A (Eindhoven Airport parkeergarage), vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven op 23-02-2016, in werking getreden op 22-04-2016.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is de bestaande situatie beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en zo nodig de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is de wijze beschreven waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Het Plangebied

Het plangebied bestaat voor het grootste deel uit het luchthavengebied zoals aangewezen in het luchthavenbesluit (paragraaf 3.2.5). Daarnaast worden enkele aangrenzende gronden meegenomen. Het gaat om de volgende gebieden:

  • het gebied aan de zuidwestzijde van de luchthaven Eindhoven, direct ten westen van het bedrijventerrein Park Forum West. Het betreft een voormalig complex van de Koninklijke Landmacht (genaamd 'MC Veldhoven') aan de Strijpsebaan 101, waar nu (begin 2014) nog onderhoud aan voertuigen van de landmacht plaatsvindt. Het merendeel van deze gronden bestaat uit bosgebied. Daartussen is een aantal gebouwen gevestigd, er liggen ontsluitingswegen en er is verhard gebied voor parkeren etc. Volgens Defensie (bij brief d.d. 27 augustus 2013) wordt dit landmachtobject op korte termijn gevoegd bij de vliegbasis Eindhoven, worden de bestaande gebouwen verbouwd en zullen deze worden gebruikt voor de opslag van materieel (militaire voertuigen). Op langere termijn zal het terrein waarschijnlijk mede een logistieke functie gaan krijgen. Het terrein blijft in eigendom van- en in gebruik bij Defensie.
  • gronden ten zuiden van de luchthaven Eindhoven. Het betreft percelen bosgebied in het buitengebied van de gemeente Eindhoven.
  • de weg (Scherpenering) langs de zuid- en westzijde van de luchthaven Eindhoven. Deze weg ligt buiten het luchthavengebied, maar binnen onderhavig plangebied.
  • de gronden in de meest westelijke punt van het plangebied, die liggen aan het kruispunt van de Landsardseweg en de Scherpenering.Ter plaatse zijn twee woningen met bijbehorende erven aanwezig, te weten de Landsardseweg 4 en Scherpenering 102.
  • de Landsardseweg langs de westzijde van de luchthaven Eindhoven tot en met de woning op het perceel aan Landsardseweg 30.
  • de gronden ten noorden van het luchthavengebied, die liggen tussen de Landsardseweg, het Beatrixkanaal en een stukje van de Oirschotsedijk. Het betreft hier een klein deel van de Kazerne van Oirschot.

2.2 Historisch Perspectief

Eindhoven Airport ligt ten westen van het stedelijke gebied van Eindhoven, tussen Best en Veldhoven op een afstand van circa 6 km uit het centrum van Eindhoven. Van oorsprong is het een civiel vliegveld (vliegveld Welschap) dat al bestaat sinds 10 september 1932. De eerste plannen voor de aanleg van een luchtvaartterrein in de buurtschap Welschap stamden echter uit 1921. Het vliegveld werd geprojecteerd in een relatief vlak gelegen gebied, namelijk binnen het zuidelijk deel van de Midden-Brabantse dekzandrug gelegen gebied van de Zeeltsche en Oirschotse Heide. Dit heidegebied is in het begin van de 20e eeuw grotendeels ontgonnen en in gebruik genomen als vliegveld en als militair terrein.

In april 1939 werd het militair luchtvaartterrein Eindhoven gevorderd vanwege de algemene mobilisatie. De oorlog maakt een einde aan de ontwikkelingen en aspiraties van het vliegveld Welschap. In de begindagen van de Tweede Wereldoorlog werd het militair luchtvaartterrein Eindhoven bezet en in gebruik genomen door de Luftwaffe. De Duitsers begonnen direct met de uitbreiding van het terrein wat resulteerde in een professioneel vliegveld met drie geplaveide startbanen, 130 opstellingsplaatsen en 53 grote hangars. Na de oorlog waren er tijdelijk enkele Amerikaanse en Engelse squadrons gevestigd. Vanaf 1952 ging het luchtvaartterrein als Vliegbasis Eindhoven over in handen van de Koninklijke Luchtmacht.

Op het militair luchtvaartterrein Eindhoven zijn momenteel vier squadrons gestationeerd. Het terrein wordt echter op grond van een beschikking uit 1982 naast militaire doeleinden ook door de burgerluchtvaart gebruikt. In 1984 werd op het civiele deel van het veld een aankomst/vertrekhal gevestigd. Tegenwoordig is Eindhoven Airport, gekeken naar het aantal passagiers, de grootste regionale luchthaven in Nederland.

2.3 Stedenbouwkundige Structuur

In de Stedenbouwkundige ontwikkelingsvisie uit 2001, opgesteld door Kees Christiaanse, architects & planners in opdracht van Eindhoven Airport, wordt het belang onderkend van de combinatie van luchtvaart en niet-luchtvaart gebonden functies en de onderlinge wisselwerking tussen een drietal internationaal georiënteerde vervoersknopen binnen Eindhoven (het Centraal Station, het Trade Forum en Flight Forum/Eindhoven Airport). Deze vervoerknopen worden verbonden door de zogeheten West-Corridor. De West-Corridor betreft de nieuwe Hoogwaardig Openbaar Vervoerslijn (HOV-lijn) die als een centrale verbindingsas de luchthaven verbindt met het Centraal Station.

De bereikbaarheid van de luchthaven voor het autoverkeer wordt gewaarborgd door middel van een lusvormige boulevard rondom het Flight Forum, met representatieve gebouwen en een hoogwaardige openbare ruimte. Zowel de centrale verbindingsas (de Luchthavenweg) als de boulevard (de ringweg) zorgen met de aansprekende architectuur van de aanliggende bebouwing en de groene profielen voor een ruimtelijk aantrekkelijke ontsluiting van de hoogwaardig stedelijk ruimte van de terminal op de omgeving. De gemeente is voornemens de verkeersstructuur rondom de luchthaven te wijzigen. Het nieuwe tracé wordt de 'Challenge variant' genoemd. In paragraaf 3.6 wordt hierop ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0003.png"

Luchthaven Eindhoven bestaat uit een militair luchtvaartterrein en een deel voor burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). Het militair luchtvaartterrein heeft één start– en landingsbaan met een lengte van circa 3.000 m. Het gebied van Eindhoven Airport grenst aan het bedrijventerrein Eindhoven Airport, een relatief dicht bebouwd gebied met bedrijfsbebouwing tot vier bouwlagen. De civiele terminal ligt in het noordoostelijke gedeelte van het luchtvaartterrein, aan het begin van de startbaan. Aan de westzijde en aan de zuidzijde van het luchtvaartterrein bevinden zich bosopstanden waartussen bebouwing van defensie staat. Aan de noord– en de westzijde wordt het luchtvaartterrein begrensd door natuur– en groengebieden; aan de noordoostzijde door een aan weerszijden van rijksweg A2 gelegen gebied met agrarische gronden en bospercelen.

Bereikbaarheid

De historische ontwikkeling van Eindhoven van een verzameling van oorsprong aanwezige dorpen tot stad heeft geleid tot een sterke radiaal-concentrische opbouw van de stad. Deze opbouw wordt bepaald door een veelheid van radialen die via de oorspronkelijke dorpslinten naar de oude kern leiden en door de zeer centrale ligging van het centrum binnen een ringvormige ontsluitingsstructuur.

Een van de radialen - de Tilburgseweg - leidt vanaf de ring (Beukenlaan) naar de bij het luchtvaartterrein gelegen A2. Hierdoor is sprake van een goede bereikbaarheid van het terrein en - ondanks de ligging van de luchthaven op een afstand van circa 6 km uit het stadscentrum - van een goede ruimtelijk-functionele relatie tussen de luchthaven en de stad. Voor de bereikbaarheid van de luchthaven vanuit het stedelijk gebied van Eindhoven zijn naast de Tilburgseweg, vooral ook de Anthony Fokkerweg en de Poort van Metz (A2) van belang.

Voor de omgeving van Eindhoven is de stad vanuit veel richtingen goed bereikbaar, onder meer via de A2, A50, A58, A67 en meerdere provinciale wegen. Aan de noord–, west– en zuidzijde van Eindhoven zijn deze wegen op een ringvormige wijze met elkaar verbonden. De ligging van de luchthaven bij de stad Eindhoven heeft ervoor gezorgd dat het terrein goed bereikbaar is. Daarbij vormt de A2 met afslag 29 (Eindhoven Airport) de belangrijkste route voor het van buiten Eindhoven afkomstige verkeer. Vanaf de afslag is de luchthaven bereikbaar via het tracé van de Flight Forum en de direct daarop aansluitende Luchthavenweg. De gemeente is voornemens de verkeersstructuur rondom de luchthaven te wijzigen. In paragraaf 3.6 wordt hierop ingegaan.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat het bestemmingsplan past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk de ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging e krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.

Realisatie

Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
  • Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).

  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten. Voor onderhavig bestemmingsplan zijn de regels over Defensie (Titel 2.6) van belang.

In het Barro is opgenomen dat de gronden die behoren tot een militair luchtvaartterrein de bestemming "Maatschappelijk – militaire luchthaven" krijgen. Er mogen geen bestemmingen worden opgenomen die een belemmering kunnen vormen voor de functionele bruikbaarheid van het terrein. In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is opgenomen welke gebied tot het militair luchtvaartterrein behoort. Binnen dit bestemmingsplan valt tevens een klein deel van de Generaal-majoor De Ruyter van Steveninckkazerne in Oirschot. Dit gebied is aangewezen als militair terrein en dient de bestemming "Maatschappelijk - militair terrein" te krijgen.

Verder geldt er op en rondom het luchtvaartterrein een zogenaamd 'beperkingengebied'. Op grond van de Wet luchtvaart en de Wet geluidhinder gelden hier beperkingen ten aanzien van bouwhoogten (obstakelbeheergebied) en geluidszones. In het Barro staat dat hiermee rekening moet worden gehouden in bestemmingsplannen. De betreffende gebieden zijn aangewezen in de Rarro. In de volgende paragrafen wordt verder ingegaan op deze gebieden en de regels die hiervoor gelden. Daarnaast staan in het Barro regels ten aanzien van munitieopslagplaatsen. In paragraaf 4.5.3 wordt hier verder op ingegaan.

Tot slot is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die de EHS vormen worden bij provinciale verordening aangewezen (zie ook 3.3.2). Daarmee is de EHS een provinciaal belang geworden.

3.2.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor onderhavig gebied is het militair luchtvaartterrein en de bijbehorende geluidszone en obstakelbeheergebied relevant. Deze gebieden zijn op onderstaande kaart aangegeven. De kaart behoort bij de Rarro.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0004.png"
Kaart militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro)

Tevens valt de oostelijke hoek van het militaire terrein van Oirschot binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Dit terrein is in het Rarro aangewezen als militair terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0005.png"

Kaart militair terrein - Oirschot (bijlage 1.3 Rarro)

3.2.4 Wet luchtvaart

De Wet luchtvaart regelt het gebruik van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen in Nederland. De wet vervangt stapsgewijs de Luchtvaartwet van 1958. Een belangrijke wijziging van de Wet luchtvaart is de 'Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens'. Deze wijziging is op 1 november 2009 ingegaan en voorziet in een nieuw stelsel van besluitvorming en normen voor alle luchthavens, met uitzondering van Schiphol.

De wijziging is aanleiding voor het opnieuw vaststellen van het luchthavenbesluit Eindhoven. De luchthaven Eindhoven is een militaire luchthaven en blijft onder de verantwoordelijkheid vallen van de minister van Defensie. Met het luchthavenbesluit wordt het burgermedegebruik mogelijk gemaakt door middel van een vergunning. Er wordt een militaire geluidsruimte voor militair vliegverkeer en een burgergeluidsruimte voor het commercieel burgermedegebruik vastgesteld. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op het luchthavenbesluit.

3.2.5 Luchthavenbesluit

Het luchthavenbesluit Eindhoven is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit zijn het terrein van de luchthaven (het luchthavengebied), de gebruiksmogelijkheden (openstellingstijden, de geluidsruimte voor het militaire luchtverkeer en het burgerluchtverkeer, en het maximum aantal recreatieve vliegtuigbewegingen per jaar) en het beperkingengebied vastgelegd. Op onderstaande kaart is het Luchthavengebied weergegeven. Verder is voor het bestemmingsplan het beperkingengebied van belang. Daar wordt hieronder op ingegaan. In paragraaf 4.3 wordt ingegaan op de geluidsruimte voor het luchtverkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0006.png"

Kaart luchthavengebied

Het beperkingengebied

Het beperkingengebied is aangewezen op de kaart van bijlage 2 van het Luchthavenbesluit Eindhoven. Het betreft het gebied rondom het luchthavengebied. In artikel 2.1 lid 3 van het Luchthavenbesluit is opgenomen dat het beperkingengebied is samengestelduit:

  1. 1. Ke-contouren: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer (hier wordt in paragraaf 4.3 op ingegaan). Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en voor standplaatsen en ligplaatsen.
  2. 2. de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
  3. 3. het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0007.png"

Kaart beperkingengebied

De obstakelbeheergebieden

Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten worden bepaald door de vliegfunnel, de IHCS en de ILS.

De vliegfunnel wordt bepaald door de start- en landingsbaan en het verlengde daarvan. Hier gelden beperkingen ten aanzien van het oprichten van hoge obstakels (van 20 tot 170 meter boven NAP).

Het IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) is bedoeld om vliegtuigen die in het circuit vliegen (circuitverkeer), voorafgaand aan de landing, te beschermen tegen hoge objecten. Het betreft een obstakelvrije zone van 45 meter hoog met een straal van 4 km rond de landingsbaan. De hoogte van deze obstakelvrije zone is gerelateerd aan de ligging van de start en landingsbaan ten opzichte van NAP. Buiten deze zone gaat de maximaal toegestane bouwhoogte geleidelijk omhoog.

Op onderstaande kaart zijn de obstakelbeheergebieden voor de vliegfunnels en IHCS aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0008.png"

Kaart obstakelbeheergebieden

Daarnaast beschikt de Luchthaven over een Instrument Landing System (ILS). Dit wordt gebruikt om een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Voor een goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren. Daarom gelden ook in dit gebied beperkingen ten aanzien van de bouwhoogten van gebouwen en bouwwerken (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0009.png"

Kaart ILS-verstoringsgebied

In de regels is opgenomen dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogten (uitgedrukt in meters boven NAP) in verband met de Vliegfunnel, IHCS en ILS, uitsluitend is toegestaan indien uit een advies van het Ministerie van Defensie blijkt dat de bouwhoogte geen gevaar vormt voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven. Deze regels gelden voor het beperkingengebied, dus het gebied rondom het luchthavengebied.


Het vogelbeheersgebied

Binnen het vogelbeheersgebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

  • oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  • natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • vishouderijen met extramurale bassins;
  • extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • afvalwaterzuiveringsinstallaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0010.png"

Kaart Vogelbeheersgebied

In het plangebied liggen enkele wateren. Deze dienen voor de afwatering en berging van grondwater en hemelwater afkomstig van de aangesloten verharding. De bestaande wateren zijn op de verbeelding opgenomen en hebben de bestemming water.

3.2.6 De Luchtvaartnota

In de Luchtvaartnota zet het kabinet de visie op de Nederlandse luchtvaart voor de komende twintig jaar uiteen. De visie is gericht op het verder ontwikkelen van een concurrerende en duurzame luchtvaart en luchthavens voor een sterke Nederlandse economie. Een optimale internationale bereikbaarheid door de lucht is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De ambitie is om de verbindingsplaats in Europa te zijn waar nationale en internationale bedrijven hun mondiale ambities kunnen realiseren. Het kabinet wil dat de groeiruimte voor de luchtvaart vooral “verdiend” wordt door de sector. Op het gebied van duurzaamheid zijn er mogelijkheden om grote winst te behalen op het stiller, schoner en zuiniger maken van de luchtvaart. Innovatie en technologische vernieuwing in de sector zijn daarvoor cruciaal.

Hoewel de afspraken voor de lange termijn voor de planhorizon van dit plan minder relevant zijn, zijn de geformuleerde uitgangspunten wel van belang voor de gemeente Eindhoven. Ten aanzien van de luchthaven Eindhoven gelden de volgende uitgangspunten:

  • de status van de luchthaven als militaire luchthaven blijft onveranderd;
  • voor de ontwikkeling van Schiphol op middellange termijn zal Eindhoven 25.000 vliegtuigbewegingen per jaar tot 2020 extra accommoderen. Deze afspraken zijn in het Luchthavenbesluit (zie paragraaf 3.2.5) vastgelegd;
  • de uitbreiding van het civiele medegebruik mag niet ten koste gaan van de Nederlandse militaire functies op de luchthaven;
  • de ontwikkeling dient zo veel mogelijk aan te sluiten bij de groene innovatieve ambitie van de regio en Brainport-doelen.

In 2011 is de Luchtvaartnota geactualiseerd. De belangrijkste conclusie van de actualisatie van de luchtvaartnota en de herijking naar de marktontwikkeling in de luchtvaart is dat er serieus rekening gehouden moet worden dat de grens op Schiphol van 510.000 vliegtuigbewegingen binnen 5 à 10 jaar aan de orde kan zijn.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0011.png"

Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:

1. de groenblauwe structuur
De groenblauwe structuur bestaat uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Dit is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.

2. het landelijk gebied
Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De provincie streeft hier naar een multifunctionele gebruiksruimte, met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.

3. de stedelijke structuur
De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.

4. de infrastructuur Het infrastructuurnetwerk bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen, spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in noordwest Europa. De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische clusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid. Zo wordt ruimte gemaakt voor het versterken van de (inter)nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.

Uitwerking structuurvisie
De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.

Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

3.3.2 Verordening Ruimte

Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de 'Verordening Ruimte 2014' vastgesteld. Op 18 november 2016 is deze opnieuw en gewijzigd vastgesteld. In de Verordening Ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt.

Algemene regels
In de verordening zijn algemene regels opgenomen die altijd en voor heel Brabant gelden. Deze regels hebben betrekking op zorgvuldig ruimtegebruik en op het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van Brabant. In het algemeen houdt dit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde. Het doel van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren.

Structuren (hoofdkaart)
Verder onderscheidt de verordening de volgende structuren:

  • Bestaand stedelijk gebied
  • Natuur Netwerk Brabant
  • Groenblauwe mantel
  • Gemengd landelijk gebied

Deze structuren zijn gekoppeld aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en zijn Brabant dekkend. Elk ruimtelijk oppervlak van Brabant valt onder één van deze structuren. Per structuur is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden en onder welke voorwaarden. De structuren staan op de hoofdkaart van de verordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0012.png"

Themakaarten
Naast de hoofdkaart zijn er vijf themakaarten opgenomen in de Verordening Ruimte. Voor onderhavig plangebied zijn de volgende themakaarten van belang.

Themakaart stedelijke ontwikkeling Op deze themakaart staan het bestaand stedelijk gebied, zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, integratie stad-land en de regionale bedrijventerreinen. Het plangebied is grotendeels aangeduid als 'Zoekgebied voor Stedelijke ontwikkeling, stedelijk concentratiegebied'. Een klein deel van het plangebied is aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied'. Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkelingen in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0013.png"

Themakaart agrarische ontwikkeling en windturbines Op deze kaart staan de structuren en aanduidingen rond landbouw en windturbines. Nagenoeg het hele plangebied is aangeduid als 'Beperkingen veehouderij' en 'Gemengd landelijk gebied'.

Ter plaatse van de aanduiding 'Beperkingen veehouderij' is de uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij niet toegestaan. Dit is in voorliggend bestemmingsplan niet aan de orde. De aanduiding 'Gemengd landelijk gebied' onderscheidt gebieden waar een gemengde plattelandseconomie of een een agrarische economie wordt nagestreefd. In voorliggend plangebied zijn geen agrarische bedrijven of agrarische structuur aanwezig waar rekening mee moet worden gehouden.

Themakaart water Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen die betrekking hebben op water. Een deel van het plangebied, ten zuidoosten, is aangeduid als 'Boringsvrije zone'. Binnen deze zone geldt de minst strikte vorm van bescherming, namelijk behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. In de Provinciale Milieuverordening zijn regels opgenomen ter bescherming van deze kleilaag. De aanduiding 'Boringsvrije zone' op de verbeelding van dit bestemmingsplan heeft uitsluitend een signalerende functie.

Daarnaast komen in het plangebied de aanduidingen 'Behoud en herstel watersystemen' en 'Regionale waterberging' voor. De eerstgenoemde aanduiding strekt tot de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen. Een bestemmingsplan dient regels te stellen om te voorkomen dat een gebied hier minder geschikt voor wordt. De aanduiding 'Behoud en herstel watersystemen' komt overeen met de provinciale aanduiding 'Ecologische Verbindingszone'. De aangeduide gronden krijgen in voorliggend bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische Verbindingszone'. In de regels wordt opgenomen dat bij het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of het ophogen van gronden schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap.

De 'Regionale Waterberging' strekt tot het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied. De waterberging heeft de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' gekregen. In de regels is opgenomen dat bij het ophogen van gronden en/of het aanbrengen of wijzigen van kaden schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0014.png"

Themakaart natuur en landschap Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen rondom natuur en landschap. In het plangebied komen de aanduidingen 'Behoud en herstel watersystemen', 'Ecologische hoofdstructuur' en 'Ecologische verbindingszone' voor. Eerstgenoemde aanduiding is hiervoor (onder Themakaart water) beschreven.

De aanduiding 'Ecologische hoofdstructuur' strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. In het bestemmingsplan dienen regels ter bescherming van deze waarden en kenmerken te worden opgenomen. Zolang de ecologische hoofdstructuur niet is gerealiseerd, zijn de bestaande bebouwing en de bestaande planologische gebruiksactiviteit toegelaten. In het Barro is opgenomen dat militaire terreinen geen onderdeel van de ecologische hoofdstructuur uitmaken (art. 2.10.2 Barro). Voor militaire luchtvaartterreinen is deze uitzondering niet gemaakt. Derhalve is in voorliggend bestemmingsplan een regeling voor de ecologische hoofdstructuur opgenomen.

De aanduiding 'Ecologische verbindingszone' strekt tot de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone. In voorliggend plangebied komt de Ecologische verbindingszone overeen met de provinciale aanduiding 'Behoud en herstel watersystemen'. In het bestemmingsplan is het gebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische verbindingszone'. Er is een regeling opgenomen om te voorkomen dat het gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en beheer van de ecologische verbindingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0015.png"

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Interimstructuurvisie 2009

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.

De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart met de 'Ruimtelijke hoofdstructuur' en de kaart 'Gebruik van de ruimte'.

3.5 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden

3.5.1 Archeologie

De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologisch 2008-2012' , waarmee de raad in september 2008 heeft ingestemd. De gemeente houdt bij het bestemmen van de in het plan begrepen grond, rekening met bekende of verwachte archeologische waarden. De gemeente gaat daarbij uit van de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart. Deze kaart maakt deel uit van de Cultuurhistorische Waardenkaart, die door de raad is vastgesteld in 2008.

De gebieden die op de Archeologische Waardenkaart staan worden onderverdeeld in 5 categorieën. Per categorie gelden andere consequenties bij voorgenomen bouw- of andere bodemverstorende activiteiten. Voorafgaand aan een vergunningverlening kan een rapportage worden verlangd waarin de archeologische waarde van het gebied is vastgesteld. Conform het rijks- en provinciaal beleid is behoud van archeologische waarden 'in situ' het uitgangspunt. Als dat niet mogelijk is, wordt een archeologische vindplaats opgegraven.

Archeologische waarden plangebied

Op de Archeologische Waardenkaart is binnen het plangebied van Luchthaven Eindhoven één archeologisch gebied aangegeven, het gebied Ekkersrijt (zie onderstaande afbeelding). Dit archeologisch gebied ligt op een kleine dekzandrug. In het gebied is een vindplaats van vuursteen uit de midden steentijd aangetroffen. De gegevens van deze vindplaats zijn opgenomen in het archeologisch archief van de gemeente Eindhoven. Omdat dit soort vindplaatsen erg gevoelig is voor verstoringen en de archeologische laag erg ondiep zit, is dit gebied ingedeeld in categorie 2: Gebied met archeologische waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0018.png"

Het Gebied met archeologische waarde Ekkersrijt is roodgerasterd.

In onderhavig bestemmingsplan is voor dit gebied een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Hiermee worden de ter plaatse aanwezige archeologische waarden beschermd. Door het stellen van voorwaarden is het niet zonder meer mogelijk om bodemverstorende ingrepen uit te voeren. Via de bouwregels en vergunningvereisten in de regels, worden de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden beschermd en veiliggesteld. Bij alle verstoringen onder het maaiveld geldt een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en bij bepaalde werkzaamheden is een omgevingsvergunning voor aanleg vereist.

3.5.2 Cultuurhistorische waarden

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

Van oudsher is de historisch geografische structuur van Eindhoven bepaald door de beekdalen van Dommel en Gender. De stad ontstond aan de samenvloeiing van deze twee waterlopen. De beekdalen vormden veelal de grens tussen de verschillende stadsdelen van Eindhoven (voorheen aparte gemeenten). In het plangebied ligt een klein stukje van de Ekkersrijt. Dit beekdal vormde in het verleden de grens met Best. In het bestemmingsplan heeft de Ekkersrijt de bestemming water.

3.6 Verkeer En Parkeren

Eindhoven is in beweging en richt zich op de toekomst. In het verleden bestond het wegennet van Eindhoven uit (historische) radialen die met elkaar verbonden waren door verschillende ringen. Het succes van Eindhoven als veelzijdige stad zal sterk worden bepaald door de verbinding van de “places to be”. Deze nieuwe routes vallen niet altijd samen met de radiale ordening, maar hebben als uitgangspunt dat ze wel goed moeten aansluiten op de bestaande Ring en Radialen.

Er wordt voorrang gegeven aan duurzame wijze van verplaatsen, wat betekent dat de voetganger en fietser veel belangrijker gaan worden. Dit alles is verwoord in het beleidsplan “Eindhoven op Weg” dat op 19 november 2013 door de raad is vastgesteld. In dit beleidsplan wordt het toekomstperspectief op verschillende schaalniveaus beschreven. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnen het schaalniveau “Regio en Randweg”. De schaalniveaus worden in relatie gebracht met duurzame mobiliteit vanuit vier hoofdvervoerswijzen:

  • Voetganger
  • Fietser
  • (H)OV-reiziger
  • automobilist.

Voor elke vervoerswijze wil Eindhoven een aantrekkelijke en duurzaam bereikbare stad worden.

Voetganger
Binnen het plangebied is geen aangewezen “places to be” aanwezig. Het gebied wordt ontsloten via het aangrenzende Flightforum wat wel als een aangewezen “places to be” behoort. In Eindhoven op weg wordt deze “places to be” aangekaart als Eindhoven Airport. Vanwege de ontsluiting heeft het wel een (in)directe invloed op dit plangebied.

Deze nieuwe “places to be”- gebieden kenmerken zich door een nieuwe economische dynamiek, waarin de kernwaarden technologie, design en kennis centraal staan. De aantrekkelijkheid van deze gebieden wordt voor een groot deel gevormd door het feit dat deze economische dimensie ruimtelijk is georganiseerd in een campus-model en gecombineerd met uiteenlopende publieke functies en voorzieningen. In een “places to be” is sprake van een openbare ruimte met een levendig sociaal-maatschappelijke atmosfeer, gericht op persoonlijke ontmoetingen. De voetganger staat centraal en er heerst een stedelijke dynamiek van komen en gaan in een openbare ruimte met een hoge verblijfskwaliteit. Deze “places to be” worden door nieuwe routes en duurzame vormen met elkaar verbonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0019.png"

In het plangebied zijn geen specifieke looproutes aangegeven. Over het algemeen geldt dat voetpaden goed beloopbaar moeten zijn.

Fietser
Voor de verbetering van de doorstroming van de fietser worden onder andere een aantal regionale en lokale snelfietsroutes door Eindhoven ontwikkeld. Door het plangebied lopen geen specifieke (snel)fietsroutes. Wel komt er een aansluiting met 'Slowlane'. Dit is een 32 km lang fietspad dat verschillende locaties in Eindhoven, waaronder Flight Forum, met elkaar verbindt. Alle belangrijke bestemmingen zijn voorzien van voldoende, aantrekkelijke en goed vormgegeven fietsparkeervoorzieningen die goed aansluiten op de fietsroutes en looproutes.

(H)OV-reiziger
In Eindhoven wordt ingezet op de ontwikkeling van een HOV-netwerk. Hoogwaardig Openbaar Vervoer is snel, hoogfrequent, betrouwbaar, comfortabel en bij uitstek geschikt om grote groepen reizigers op een efficiënte wijze door de stad te vervoeren. Het HOV-tracé krijgt een eigen ruimtelijke identiteit (een eigen baan, halte, meubilair, reisinformatie etc.). De HOV-corridors verbinden de “places to be”. De overige stads- en streekontsluitingslijnen gaan via gebieds-, wijk- en/of buurtontsluitingswegen. Het openbaar vervoer is vraaggericht en efficiënt; daar waar het relevant is en goed ruimtelijk inpasbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0020.png"

Met Rijk, provincie, betrokken gemeenten, bedrijfsleven en vervoerders (NS, Hermes) wordt gewerkt aan het vergroten van de bereikbaarheid van Eindhoven Airport via het Openbaar Vervoer. Er is een visie opgesteld voor de ontwikkeling van een Multi Modaal Transferpunt aan het spoor ter hoogte van Acht en daarmee samenhangend de doorontwikkeling van het HOV. In samenwerking met de verschillende partijen wordt een roadmap uitgewerkt langs welke stappen de visie de komende jaren kan worden gerealiseerd. De inzet is daarbij in ieder geval te komen tot een sprinterstation in Acht, in onderlinge samenhang met het functioneren van de andere stations op de lijn als transferpunten (Best, Strijp-S, Eindhoven).

Verder is in 2016 de OV-bereikbaarheid van Eindhoven Airport verbeterd met de invoering van de nieuwe vervoersconcessie. Hierbij is de totale frequentie van twee buslijnen structureel verhoogd van 10 naar 12 maal per uur. Voor beide lijnen is ook nieuw geleed (18 m) en elektrisch materieel ingezet. Daarnaast geeft de nieuwe lijn 20 nu niet alleen verbinding tussen Airport en Best, maar ook tussen Airport en Veldhoven centrum, ASML/Maxima Medisch Centrum en de High Tech Campus (2 maal per uur).

Automobilist
Het plangebied Eindhoven Airport ligt aan de rand van de gemeente Eindhoven tegen de gemeentegrenzen aan van zowel de gemeente Veldhoven, Eersel als Oirschot. Aan de noord-oostzijde ligt het Beatrixkanaal. De ontsluiting van de luchthaven loopt voor het autoverkeer via de Luchthavenweg (deels binnen plangebied) en indirect het Flight Forum (buiten plangebied). Eindhoven Airport is binnen 5 minuten bereikbaar vanaf de A2. De Luchthavenweg ligt aan de oost-zuid zijde van dit gebied en is de enige gebiedsontsluitingsweg van dit plan. De gebiedsontsluitingswegen zijn lokale hoofdwegen met snelheden van 50 km en/of 70 km/u binnen de bebouwde kom. Op de Luchthavenweg is de maximale snelheid 50 km/u. Op de gebiedsontsluitingswegen geldt het “fast-forward” principe; het optimaliseren van de verkeersafwikkeling.

Challenge variant
De gemeente Eindhoven is voornemens om de verkeersstructuur rondom de luchthaven te wijzigen. Dit houdt verband met de zogenaamde “Challenge Variant”, waarbij de Spottersweg doorgetrokken wordt naar de Anthony Fokkerweg (de “backbone”). Hierdoor ontstaat een ontsluitingsroute vanaf de Anthony Fokkerweg in de noordelijke richting, die de luchthaven primair zal gaan bedienen. Het belang van de Luchthavenweg naar het Flight Forum zal dan afnemen. Grotendeels vindt dit niet binnen het plangebied plaats, maar het heeft wel (in)direct invloed op het plangebied. De ontsluiting van het Multi Purpose Building (MPB) is geschikt voor zowel de huidige als de toekomstige wegenstructuur. Voor de nieuwe verkeersstructuur wordt een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen. In 2020 dient de nieuwe verkeersstructuur gereed te zijn.

In de eindsituatie dient de bereikbaarheid van Eindhoven Airport en de omliggende bedrijven en voorzieningen (onder andere de busterminal) goed te blijven voor het auto- en fietsverkeer en voor voetgangers. Het verkeer voor het kortparkeren gaat niet meer via de Luchthavenweg, waardoor een acceptabele verkeersintensiteit ontstaat voor overstekend langzaam verkeer. De nieuwe fietsvoorzieningen naast of op de Luchthavenweg zullen aansluiten op de regionale fietsroutestructuur in de omgeving van het plangebied. Voor voetgangers wordt een boulevard gerealiseerd, die zorgt voor een barrièrevrije voetgangersverbinding tussen de verschillende parkeerterreinen en de terminal van Eindhoven Airport.

Parkeren
Ten aanzien van de parkeerbehoefte van de luchthaven wordt onderscheid gemaakt tussen het parkeren voor de militaire luchthaven en het parkeren voor de burgerluchthaven (Eindhoven Airport). De parkeerbehoefte voor het militair deel wordt geheel op eigen terrein afgewikkeld, zowel voor personeel als voor bezoekers. Voor de parkeerbehoefte voor Eindhoven Airport wordt onderscheid gemaakt tussen kort en langparkeren.

Kortparkeren
In 2016 is voor het kortparkeren de bouw van het Multipurpose Building (MPB) gestart. Het gebouw heeft een capaciteit van 808 parkeerplaatsen. Hiermee wordt de beschikbare capaciteit voor kortparkeerders op eigen terrein van de luchthaven vergroot met circa 400 plaatsen. Dit is een verdubbeling van de capaciteit op deze parkeerlocatie. Naar verwachting zijn in 2025 circa 700 tot 750 parkeerplaatsen nodig voor kort parkeren. Daarnaast wordt nog rekening gehouden met parkeerplaatsen voor het hotel. Met de realisatie van het MPB kan deze toekomstige kortparkeerbehoefte worden geaccommodeerd.

Langparkeren
Ten aanzien van het langparkeren heeft Eindhoven Airport eveneens een berekening opgesteld. Hierin is een doorkijk gegeven voor de planperiode tot 2025. Ook voor het langparkeren is het van belang dat dit zoveel mogelijk op eigen terrein van Eindhoven Airport kan worden geaccommodeerd. Daarom wordt ingezet op intensivering en vergroting van de bestaande langparkeer-locaties.

Als de mogelijkheden voor langparkeren op eigen terrein in de toekomst zijn uitgeput, wil Eindhoven Airport deelnemen aan enkele potentiele mulitifunctionele parkeerlocaties. Het gaat daarbij om Westfields (Oirschot), Flight Forum en Park- en Ride voorziening Acht. Een optimale ontsluiting van deze locaties per (hoogwaardig) openbaar vervoer en een directe verbinding met de luchthaven zijn dan wel van belang.

Parkeren op eigen terrein
Over de ontwikkeling van de luchthaven na 2020 moet nog besluitvorming door het Rijk plaatsvinden. Wat betreft de parkeerbehoefte die daarmee samenhangt, wordt gewerkt aan meerdere scenario's. Deze zijn afhankelijk van de door het Rijk te nemen besluiten over het aantal vliegbewegingen in de toekomst. Voor de bereikbaarheid en voor het functioneren van Eindhoven Airport is het van belang dat de parkeerbehoefte zoveel mogelijk op eigen terrein wordt afgewikkeld en in directe nabijheid van het terminalgebouw. Het voorliggende bestemmingsplan maakt het realiseren van parkeervoorzieningen op eigen terrein mogelijk.

3.7 Groen

3.7.1 Groenbeleidsplan

Het Groenbeleidsplan 2001, zoals op 5 november 2001 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als doel het duurzaam veilig stellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende functies. Onder de groenstructuur wordt verstaan: het stelsel van terreinen en/of elementen met ecologische, waterhuishoudkundige, recreatieve en/of ruimtelijk structurerende betekenis.

Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0021.png"

Figuur: Groen en recreatievoorzieningen

Onderhavig plangebied is in de kaart 'Ruimtelijke Strategieën' in het Groenbeleidsplan voor het grootste deel aangeduid als 'stad, groen beeldbepalend'. Het gebiedsdeel met bebouwing en parkeren aan de Luchthavenweg en Castendijkweg is aangeduid als 'stad, rood beeldbepalend'. Daarnaast is de meest noordelijk punt van het plangebied aangeduid als 'Natuur' en loopt langs de Ekkersrijt om het luchthaventerrein een ecologische verbindingszone.

Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend
In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten (kaart blz. 37 Groenbeleidsplan) wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.

Strategie 2: Stad, groen beeldbepalend
Het betreft gebieden met een bijzonder groen imago, vaak gelegen aan de periferie van de stad. Uitgangspunt voor deze gebieden is het behouden en ontwikkelen van het bijzondere groene karakter. Het deel van het plangebied dat is aangeduid als 'Stad, groen beeldbepalend' heeft de bestemming Groen.

Strategie 6: Natuur
In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.

De gebieden omvatten de door het rijk en de provincie ontwikkelde ecologische hoofdstructuur (EHS) en bepaalde daarop aansluitende beleidscategorieën als door de provincie aangegeven, zoals ecologische verbindingszones en groenblauwe mantel. Overigens liggen in onderhavig plangebied ook als EHS aangewezen delen die in het gemeentelijk Groenbeleidsplan als 'stad, groen beeldbepalend' zijn aangeduid. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).

Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.

3.7.2 Verordening bomen

Op 7 april 2015 heeft de gemeenteraad de Verordening Bomen 2015 vastgesteld. Deze is op 24 augustus 2016 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels Bomen samen, vervangen het onderdeel houtopstanden uit de Algemene Plaatselijke Verordening, het Bomenbeleidsplan 2008 en de Nota Niet kappen tenzij.

Het bomenbeleid is gebaseerd op drie pijlers: behoud, versterking en ruimte voor dynamiek. Eindhoven wil een aantrekkelijke groene stad zijn en blijven. Bomen spelen daarbij een voorname rol. Een hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en recht doet aan het groene imago van de stad is waar de gemeente naar streeft. Duurzaam behoud van de groene signatuur staat voorop. Het bomenbestand dient echter ook aan te sluiten op intensief gebruik van de openbare ruimte en de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent soms dat in een bepaalde situatie andere belangen preferabel zijn en bomen moeten wijken. Het bomenbeleid voorziet in die gevallen in de mogelijkheden tot mitigatie en compensatie.

Groene kaart
Een belangrijk onderdeel van de Verordening Bomen is de Groene Kaart. Het is een topografische kaart met daarop aangegeven de beschermde houtopstand. De Groene Kaart bevat verschillende categorieën houtopstanden. Voor bomen in gemeentelijk eigendom (publiek eigendom) kent de Groene Kaart zes categorieën:

  • Monumentale bomen;
  • Waardevolle bomen;
  • Basisbomen;
  • Bomen hoofdstructuur;
  • Bomen nevenstructuur;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend.

De Groene Kaart kent daarnaast voor bomen in particulier eigendom (privaat eigendom) drie categorieën:

  • Waardevolle bomen;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend;
  • Bomen op percelen van 500 m2 of groter.

Voor het vellen van een houtopstand die deel uit maakt van tenminste één van deze categorieën is, behoudens een aantal vrijstellingen, een omgevingsvergunning verplicht.

Nadere regels
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels Bomen. Deze zijn op 19 juli 2016 vastgesteld door het college en op 4 augustus 2016 in werking getreden. De beleidsregels geven inzicht in de wijze waarop het college gebruik maakt van de aan haar in de Verordening toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van houtopstanden op de Groene Kaart. Tevens zijn richtlijnen uitgewerkt voor omgang met overlast, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de weigeringsgronden bij beoordeling van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting is houtopstanden.

Het plangebied
Langs de randen van het plangebied zijn op enkele plaatsen waardevolle bomen aangegeven en grotere aantallen basisbomen (gemeentelijke bomen in GeoFundament). Buiten de landingsstrip bevinden zich nog talrijke houtopstanden op het terrein (bosjes, singels, solitaire bomen). Daarin kunnen zich ook nog waardevolle bomen bevinden. Omdat onderhavig plan een actualisatieplan is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt die op basis van voorgaande plannen niet mogelijk waren, is hiervoor geen bomeneffectrapportage voorzien.

3.8 Detailhandel

Op 15 december 2015 is de Eindhovense detailhandelsnota “Wie kiest, wordt gekozen” vastgesteld. De detailhandelssector heeft te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet.

In de detailhandelsnota wordt ook ingegaan op trafficlocaties (stations, ziekenhuizen, campussen, tankstations). Deze worden een steeds belangrijkere aankoopplaats. Detailhandel op dergelijke locaties past dan ook binnen de huidige trends en ontwikkelingen. Omvang en invulling hiervan moeten passen bij de functie van de locatie en het gebied en is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit. De detailhandel dient dus hoofdzakelijk gericht te zijn op de reizigers / forensen of werkers / studenten op de locatie en mag niet concurreren met de reguliere winkelgebieden.

Het bestemmingsplan staat toe dat aan de luchthaven gelieerde voorzieningen in de luchthaventerminal en in het MPB zijn toegestaan. Hieronder wordt verstaan: locaties voor afhandeling, security, medical services, winkels, horeca, autoverhuur, serviceverlening en diverse overheidsinstanties zoals Koninklijke Marechaussee, Douane en Inspectiediensten. Voorzieningen die niet direct noodzakelijk zijn voor het functioneren van de luchthaventerminal (zoals winkels, horeca, autoverhuur, etc.), zijn slechts in ondergeschikte vorm toegestaan.

3.9 Horeca

Op 11 maart 2014 heeft de gemeenteraad het nieuwe horecabeleidsplan 'Kennis maken met een gastvrije stad' vastgesteld. Eindhoven wil aantrekkelijk zijn om er te komen, verblijven, studeren, wonen en werken. Horeca speelt hierbij een belangrijke rol. Het horecabeleidsplan bevat een aantal speerpunten om ervoor te zorgen dat de horeca in Eindhoven kan meebewegen met de ontwikkelingen in de stad. De gemeente wil de vestiging van kwalitatief goede horecabedrijven stimuleren. Daarbij is een wederzijdse versterking van de nabije andere functies belangrijk.

Op Eindhoven Airport zijn horecavoorzieningen ondergebracht in de luchthaventerminal, in het Multi Purpose Building en op het voorterrein. Het aanwezige horeca-aanbod richt zich in eerste instantie op de bezoekers van de luchthaven. Daarnaast vervult deze horeca een rol voor de ‘bewoners’ van het aangrenzende, gelijknamige bedrijventerrein. Zoals op andere bestaande bedrijventerreinen geldt ook hier dat horeca slechts is toegestaan voor zover deze ondersteunend is aan de hoofdfunctie van het gebied. Een autonome horecafunctie, die in bedrijf is buiten de tijden dat het vliegveld open is, is niet toegestaan. Ook het hotel op Eindhoven Airport is ondersteunend aan de hoofdfunctie.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf

4.1 Bedrijven En Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat er voldoende ruimtelijke scheiding aanwezig is tussen milieubelastende bedrijven (en activiteiten) en milieugevoelige functies. Dit wordt gedaan aan de hand van milieuzonering.

4.1.1 VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering

Om de milieuruimte van bedrijven in beeld te brengen, wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze publicatie zijn richtafstanden opgenomen tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk.

Een rustige woonwijk is gedefinieerd als een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.

Staat van bedrijfsactiviteiten
De indeling van bedrijven en bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG circulaire. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in categorieën met potentiële milieuemissies. Per bedrijfsactiviteit is voor geur, stof, geluid en gevaar een richtafstand aangegeven. Deze richtafstand moet in beginsel worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen). Dit is om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand tussen de bedrijfsactiviteit en een milieugevoelig object.

Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op het omgevingstype 'rustige woonwijk';
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

Luchthaven Eindhoven
Een luchthaven is in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ingedeeld in categorie 6. Grootste hinderfactor daarbij is geluid.

SBI-code Nr Omschrijving Afstanden in meters Categorie
geur stof geluid gevaar grootste afstand
5223 A Luchthavens 200 50 1500 C 500 R 1500 D 6


Zoals hiervoor aangegeven is bij het bepalen van de richtafstanden uitgegaan van 'gemiddelde' bedrijfsactiviteiten en afstanden tot een 'rustige woonwijk'. In deze paragraaf wordt voor de verschillende milieuaspecten ingegaan op de specifieke situatie van Luchthaven Eindhoven.

4.2 Milieueffectrapportage

Op 26 september 2014 is voor de luchthaven Eindhoven een luchthavenbesluit vastgesteld. In het luchthavenbesluit zijn het terrein van de luchthaven (het luchthavengebied), de gebruiksmogelijkheden (openstellingstijden, de geluidsruimte voor het militaire luchtverkeer en het burgerluchtverkeer, en het maximum aantal recreatieve vliegtuigbewegingen per jaar) en het beperkingengebied vastgelegd (zie ook paragraaf 3.2.5).

In het kader van het luchthavenbesluit is in 2012 een milieueffectrapportage procedure gevolgd. Daarbij zijn de milieueffecten van het luchthavenbesluit in beeld gebracht. Het gaat om de effecten vanwege het luchtverkeer op geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit. Daarnaast zijn de effecten op wegverkeer, gezondheid en natuur beschreven.

Het milieueffectrapport is niet opgesteld voor voorliggend bestemmingsplan. Het luchthavenbesluit houdt wel verband met dit bestemmingsplan. Het beperkingengebied en de Ke-contouren worden overgenomen in het bestemmingsplan. Daarom wordt hieronder kort ingegaan op het milieueffectrapport. Voor de effecten van het bestemmingsplan op de verschillende milieuaspecten wordt verwezen naar paragraaf 4.3 en verder.

Voorgenomen activiteit en referentiesituatie
De voorgenomen activiteit gaat uit van een bestendiging van de huidige militaire functies: Eindhoven blijft de thuisbasis van de vastvleugelige transportvliegtuigen van het ministerie van Defensie. Het verschil is dat de taakstelling voor F-16 jachtvliegen wordt verminderd. Het commercieel civiele luchtverkeer daarentegen, groeit in de voorgenomen activiteit. Dit gebeurt in twee tranches.

De effecten van de voorgenomen activiteit zijn vergeleken met de referentiesituatie. Deze gaat voor het militaire luchtverkeer uit van het feitelijk gebruik in het jaar 2007 met een opslag van 5% en het gebruik van één squadron F-16 jachtvliegtuigen gedurende zes maanden. Het civiel commerciële luchtverkeer bestaat uit het feitelijk gebruik in 2007 met een opslag van 12,5%.

Geluid
De effecten op geluid vanwege luchtverkeer zijn bepaald in de wettelijke eenheid Ke. Daarnaast is geluid ter informatie bepaald in Lden en Lnight. Uit de rekenresultaten blijkt dat de eerste tranche van de voorgenomen activiteit resulteert in minder effecten op woningen en geluidgevoelige bestemmingen ten opzichte van de referentiesituatie en de tweede tranche in beperkte mate meer effecten.

Externe veiligheid
De voorgenomen activiteit geeft een verbetering van het plaatsgebonden risico vanwege luchtverkeer ten opzichte van de referentiesituatie. Dit heeft te maken met de verminderde taakstelling van de F-16 jachtvliegtuigen. Het groepsrisico neemt in de voorgenomen activiteit af ten opzichte van de referentiesituatie vanwege de routeoptimalisatie van het commercieel civiele luchtverkeer.

Luchtkwaliteit
De effecten op luchtkwaliteit worden bepaald voor het luchtverkeer, de grondgebonden activiteiten en het wegverkeer gerelateerd aan de groei van het civiele luchtverkeer (toename wegverkeer vanwege groei aantal passagiers) voor de componenten stifkstof en fijnstof. Uit de vergelijking blijkt dat in de voorgenomen activiteit de luchtkwaliteit voldoet aan wettelijke normen. Het luchtverkeer en het extra wegverkeer ten gevolgde van de groei van Eindhoven Airport heeft een beperkte invloed heeft op de luchtkwaliteit.

Wegverkeer
In de huidige en autonome situatie is de doorstroming op enkele wegvakken op A2, A67 en A58 in de ochtend- en avondspits al beperkt. De effecten van het extra wegverkeer vanwege de groei van Eindhoven Airport op de landzijdige bereikbaarheid zijn minimaal. Uit de berekeningen volgt dat, ook zonder uitbreiding van Eindhoven Airport, het wenselijk is maatregelen te treffen.

Natuur
De voorgenomen activiteit leidt niet tot effecten van stikstofdepositie, visuele verstoring en geluidbelasting op Natura2000-gebieden, Beschermde natuurmonumenten en EHS in vergelijking met de referentiesituatie. De voorgenomen activiteit is neutraal gewaardeerd ten opzichte van de referentiesituatie.

Gezondheid Voor geluid vanwege luchtverkeer is in de eerste tranche sprake van een geringe verbetering ten opzichte van de referentie. In de tweede tranche is sprake zijn van een geringe verslechtering. Dit geldt zowel voor de geluidbelasting overdag als 's nachts. Voor luchtkwaliteit is sprake van een lichte verbetering in de voorgenomen activiteit ten opzichte van de referentie. De gezondheidsrisico's vanwege externe veiligheid nemen in beide tranches lichtelijk af ten opzichte van de referentiesituatie.

Overige aspecten
Uit het milieueffectrapport blijkt dat voor andere aspecten als grondgebonden geluid, grondgebonden externe veiligheid, grondwater, oppervlaktewater, recreatie en toerisme, landschap, cultuurhistorie en archeologie geen effecten van de voorgenomen activiteit worden verwacht ten opzichte van de referentiesituatie.

4.3 Geluid

4.3.1 Algemeen

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan met ontheffing tot een bepaalde maximale hoogte in een aantal gevallen mag worden afgeweken. De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen.

In het voorliggend bestemmingsplan zijn geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen opgenomen. Daarom is een nader akoestisch onderzoek voor het wegverkeerslawaai en het railverkeerslawaai niet nodig. Voor voorliggend bestemmingsplan zijn vooral het industrielawaai en luchtvaartlawaai relevant. Daar wordt hieronder nader op ingegaan.

4.3.2 Industrielawaai

Op het luchtvaartterrein worden sinds decennia vliegtuigmotoren beproefd na (correctief) onderhoud of reparaties. Vanwege dit proefdraaien, is het luchtvaartterrein een inrichting die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken. Het luchtvaartterrein is daarom een gezoneerd industrieterrein op grond van de Wet geluidhinder.

Geluidszone industrielawaai
Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In dat kader is in 1993 van rechtswege een geluidszone vastgelegd rondom het industrieterrein waar zowel Vliegbasis Eindhoven als Eindhoven Airport bij horen. Op grond van de wet (Wgh) behoort het gebied tussen het industrieterrein en de buitengrens van de zone, tot de geluidszone. Het industrieterrein zelf (het luchthavengebied) maakt dus geen deel uit van de zone. Buiten de geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0022.jpg"

Geluidszone industrielawaai Vliegbasis Eindhoven/Eindhoven Airport

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0023.png"

Geluidscontour voor militaire luchtvaartterein (rood: 55 dB(A) / blauw: 50 dB(A))

In 2011 is een vrijstelling van het bestemmingsplan verleend als bedoeld in artikel 19 lid 1 van de voormalige Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), voor het verplaatsen van de proefdraailocatie. De daarbij behorende wijziging van de geluidzone is, met de daarbij behorende MTG-waarden, per 29 april 2015 onherroepelijk geworden (zie bovenstaande figuur). De wijzigingen zijn tevens in het Barro en Rarro opgenomen.

Geluidgevoelige functies binnen de geluidzone
Binnen de geluidszone zijn bestaande woonbestemmingen en andere bestaande geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting aan de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Voor woningen is in bepaalde gevallen en onder voorwaarden, de vaststelling van een hogere waarde mogelijk (de uiterste grenswaarde). In de omgeving van het militaire luchtvaartterrein zijn per 29 april 2015 voor enkele woningen dergelijke hogere waarden of MTG's onherroepelijk geworden. De geluidszone is met een gebiedsaanduiding in het bestemmingsplan opgenomen. In de regels is opgenomen dat nieuwe geluidsgevoelige functies binnen deze zone niet zijn toegestaan.

Conclusie
Met de vaststelling van dit bestemmingsplan wordt de begrenzing van de geluidzone behorende bij de nieuwe proefdraailocatie vastgelegd. De geluidszone wordt met een gebiedsaanduiding op de verbeelding opgenomen.

4.3.3 Luchtvaartlawaai

Luchthaven Eindhoven is een militair vliegveld met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). De Wet luchtvaart regelt het gebruik van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen in Nederland. De wet voorziet in regels over besluitvorming en normen voor alle luchthavens. Op basis van deze wet is voor luchthaven Eindhoven een luchthavenbesluit vastgesteld.

De Wet luchtvaart regelt onder andere dat grenswaarden moeten worden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen. Deze geluidsbelasting wordt uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). De nadere regelgeving over de geluidsbelasting staat in het Besluit militaire luchthavens. De grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor het burgerluchtverkeer en voor het militaire luchtverkeer is in beginsel 35 Ke. Deze grenswaarde geldt voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen (art. 1 Besluit militaire luchthavens jo artikel 1.1 Bouwbesluit 2012) en voor standplaatsen en ligplaatsen.

De ligging van de Ke contouren is opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven. In bijlage 7 is de 35 Ke contour voor het militaire luchtverkeer aangewezen en in bijlage 8 de contour van het commercieel burgerluchtverkeer. De cumulatieve Ke contouren staan in bijlage 3. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan is de cumulatieve 35 Ke contour opgenomen, voorzover deze buiten het luchthavengebied ligt. In de regels is bepaald dat hierbinnen geen geluidsgevoelige objecten (woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede standplaatsen en ligplaatsen) zijn toegestaan. De 35 Ke contour is tevens in het Barro en Rarro verwerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0024.jpg"

Cumulatieve Ke-contouren luchthaven Eindhoven zoals opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Wettelijk kader

Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden.

4.4.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties met niet meer dan 1500 nieuwe woningen of kantoorlocaties met niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakten. Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Samengevat

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

4.4.3 Besluit gevoelige bestemmingen

Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer. Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken.

Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemming' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg. Als een 'gevoelige bestemming' worden de volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen aangemerkt : scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.

In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.

4.4.4 Goede ruimtelijke ordening

Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen.

4.4.5 Planbeschrijving en toetsing

Het bestemmingsplan voor Luchthaven Eindhoven is een conservend plan. Het plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk, die op basis van de geldende bestemmingsplannen niet mogelijk zouden zijn. Het aantal vluchten wordt geregeld in het Luchthavenbesluit. Hiervoor is een milieueffectrapportage (MER) uitgevoerd. In deze MER is luchtkwaliteit uitvoerig meegenomen. De conclusie luidt:

  • de jaargemiddelde concentratie van NO2, PM10 en PM2,5 wordt in belangrijke mate bepaald door de achtergrondconcentratie;
  • de bijdrage van de luchtvaart aan de concentratie op leefniveau neemt toe tot maximaal 6,1 µg/m3 NO2 en voor PM10 maximaal 3,3 µg/m3;
  • daarmee wordt voldaan aan de normen van bijlage 2 van de Wet milieubeheer.

Voor een gedetailleerdere conclusie wordt verwezen naar het luchtkwaliteitsrapport behorend bij de MER van de luchthaven. Verder zijn er op of nabij de luchthaven geen gevoelige objecten gelegen. De luchthaven zelf is ook geen gevoelig object. Luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Eerst wordt het wettelijk kader op nationaal niveau beschreven, daarna het gemeentelijk beleid en vervolgens overige wet- en regelgeving die voor het plangebied relevant is. Tot slot wordt het groepsrisico verantwoord.

4.5.1 Wettelijk kader

Op nationaal niveau zijn er verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt; april 2015). En voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.

Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid te worden gekeken naar:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water, door de lucht of leidingen.

Hieronder wordt op deze aspecten ingegaan.

4.5.2 Gemeentelijk beleid: Visie Externe Veiligheid

De gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de Visie externe veiligheid vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen wordt omgegaan met het veiligstellen van een acceptabel niveau voor risico's in het kader van externe veiligheid en de beheersbaarheid ervan. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen een verantwoording van het groepsrisico uitgewerkt. Voor Luchthaven Eindhoven geldt dat risicovolle activiteiten mogen uitbreiden als de 10-6/jaar contour binnen de grenzen van de inrichting (dit is het luchthavengebied) ligt en de personen binnen het invloedsgebied zelfredzaam zijn.

4.5.3 Externe veiligheid bedrijven

In deze subparagraaf wordt beschreven welke risicovolle inrichtingen in of nabij het plangebied liggen. Externe veiligheid als gevolg van vliegbewegingen komt in de volgende subparagraaf aan de orde.

Bevi-inrichtingen
Uit de provinciale risicokaart blijkt dat het plangebied binnen het invloedsgebied van het bedrijf Edco Eindhoven B.V. ligt en binnen het invloedsgebied van een pluimvee- en varkenshouderij aan de Landsardseweg 33a te Wintelre. Tevens wordt op een deel van het militaire luchtvaartterrein munitie opgeslagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0025.png"

Edco Eindhoven BV
Edco valt vanwege de opslag van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen onder het Bevi. Voor het bedrijf is geen plaatsgebonden risicocontour vastgelegd. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Ten aanzien van het groepsrisico geldt een invloedsgebied van 896 meter. Het plangebied ligt binnen deze zone. Uit de QRA blijkt dat het groepsrisico vanwege Edco in de huidige situatie twee potentiële slachtoffers telt. Vanuit het Bevi is pas sprake van een relevant groepsrisico bij tien of meer potentiële slachtoffers. In de huidige situatie is er vanwege de inrichting van Edco dan ook geen sprake van een relevant groepsrisico. Het bestemmingsplan staat binnen het invloedsgebied nog wel bebouwing toe. Met een maximale invulling van het bestemmingsplan blijft het groepsrisico nog onder de 10 slachtoffers, waardoor er geen sprake is van een relevant groepsrisico.

Pluimvee- en varkenshouderij
Het bedrijf valt vanwege de opslag van propaan >13 m3 in de bovengrondse tank onder het Bevi. Sinds 1 juli 2015 gelden voor propaantanks tot 50 m3 met een maximale doorzet van 600 m3/jaar, vaste afstanden. De maximale plaatsgebonden risicocontour van dergelijke installaties bedraagt 55 meter en het invloedsgebied 150 meter. Het plangebied ligt op circa 230 meter van de propaaninstallatie. Het plangebied ligt hiermee niet binnen de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied.

Munitiecomplexen
Het militaire luchtvaartterrein is aangewezen als munitieopslagplaats. Het externe veiligheidsbeleid voor munitiecomplexen is geregeld in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). In het Rarro is het luchthavengebied aangewezen als munitieopslagplaats. Tevens zijn veiligheidszones vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden. Er wordt onderscheid gemaakt in drie verschillende zones. Binnen deze zones gelden op grond van artikel 2.6.7. Barro beperkingen:

  1. 1. Zone A: binnen deze zone mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten (als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen) mogelijk maken, of de aanleg van autowegen, autosnelwegen, spoorwegen of druk bevaren waterwegen, parkeerterreinen of recreatieve voorzieningen toestaan. Ook mogen er geen agrarische bestemmingen worden opgenomen die niet kunnen worden gerealiseerd zonder een meer dan incidentele aanwezigheid van enkele personen.
  1. 2. Zone B: binnen deze zone mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten (als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichitngen) toestaan.
  1. 3. Zone C: binnen deze zone mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken met vlies- of gordijngevelconstructies of grote glasoppervlakten en waarbinnen zich doorgaans een groot aantal personen bevindt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0026.png"

Kaart munitieopslagplaats en zoneringen (bijlage 12.33 Rarro)

In het bestemmingsplan is opgenomen dat munitieopslag is toegestaan voorzover de veiligheidszones A, B en C binnen de begrenzing van de zones zoals vastgelegd in bijlage 12.33 Rarro, blijven.

In het bestemmingsplan moet tevens rekening worden gehouden met de beperkingen die gelden binnen de veiligheidszones. Volgens de toelichting van het Rarro (behorende bij artikel 2.1. lid 11) gelden deze beperkingen alleen voor de gronden om het luchthavengebied heen. De zones liggen deels buiten het luchthavengebied, maar binnen de grenzen van het plangebied. In het bestemmingsplan zijn hiervoor algemene aanduidingsregels opgenomen.

In het plangebied van dit bestemmingsplan ligt ook een klein deel van de Generaal-majoor De Ruyter van Steveninckkazerne in Oirschot. Het betreft de oostelijke hoek van dit militair terrein. Op dit terrein is tevens munitieopslag toegestaan. Ook hiervoor geldt dat de veiligheidszones A, B en C binnen de begrenzing van de zones zoals vastgelegd in het Rarro, moeten blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0027.png"

Kaart munitieopslagplaats en zoneringen (bijlage 12.5 Rarro)

Verder gelden er beperkingen binnen de munitiezoneringen. Voorzover deze zones buiten het militaire terrein liggen, dient hiermee rekening gehouden te worden in bestemmingsplannen. De zones liggen deels buiten het militaire terrein, maar deze liggen niet over het plangebied van dit bestemmingsplan. Derhalve hoeft met de beperkingen binnen deze zones geen rekening te worden gehouden in dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid als gevolg van bedrijvigheid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Omdat er geen groepsrisico is, hoeft verantwoording niet plaats te vinden. De regels die verband houden met de munitieopslagplaats zijn op de verbeelding en in de regels doorvertaald.

4.5.4 Externe veiligheid transport

In deze subparagraaf wordt het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van wegverkeer, railverkeer, waterwegen, buisleidingen en luchtverkeer beschreven.

Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Hierin zijn regels opgenomen met betrekking tot het plaatsgevonden risico, het groepsrisico en plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet maakt onderscheid tussen een beperkte verantwoording en een uitgebreide verantwoording. Tussen 0 meter en 200 meter dient afhankelijk van de hoogte van het groepsrisico en/of de toename van het groepsrisico een volledige groepsrisicoverantwoording te worden doorlopen. Voor gebieden tussen 200 meter en einde invloedsgebied (in onderhavige situatie 4 kilometer) dient beperkt te worden verantwoord.

Snelweg A2
Het plangebied ligt op circa 700 meter van de snelweg A2 en daarmee buiten de 200 meter, maar binnen het invloedsgebied. Daarmee is beperkte verantwoording van het groepsrisico aan de orde. Conform artikel 7 van het Bevt dient advies te worden gevraagd aan de Veiligheidsregio over de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid.

De gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de Visie externe veiligheid vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen wordt omgegaan met het veilig stellen van een acceptabel niveau voor risico's in het kader van externe veiligheid en de beheersbaarheid ervan. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen een verantwoording van het groepsrisico uitgewerkt. De Veiligheidsregio is betrokken geweest bij het opstellen van de visie externe veiligheid en heeft hierin ook een adviesrol gehad. Er hoeft derhalve niet opnieuw advies te worden gevraagd aan de Veiligheidsregio.

Buisleidingen In het plangebied is een buisleiding gelegen, namelijk een DPO-leiding. Het plaatsgebonden risico van deze leiding bedraagt 0 meter. Wel geldt er een belemmeringenstrook van 5 meter vanaf het hart van de leiding. De belemmeringenstrook is op de verbeelding weergegeven. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen bepaalt dat een buisleiding in het bestemmingsplan moet worden opgenomen, tenzij deze deelt uitmaakt van een inrichting (art. 2 lid 3 onder a Besluit externe veiligheid inrichtingen jo art. 1.1. Wet milieubeheer). De militaire luchthaven Eindhoven is een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer. Daar waar de ondergrondse brandstofleiding is gelegen op het terrein van de luchthaven Eindhoven, maakt deze onderdeel uit van de inrichting, en hoeft deze niet te worden opgenomen in het bestemmingsplan.

De leiding heeft een invloedsgebied van 25 meter. Binnen het invloedsgebied zijn geen objecten gelegen/bestemd, hierdoor is er geen sprake van een groepsrisico. Daarnaast is er, op circa 90 meter van het plangebied een hogedruk aardgasleiding (Z-506-01) gelegen. Het invloedsgebied van deze leiding bedraagt 140 meter en het plaatsgebonden risico 0 meter. Het gedeelte van het plangebied binnen het invloedsgebied van deze leiding is parkeerterrein. Ook in dit geval is er geen sprake van een groepsrisico.

Luchtverkeer
Voor de luchthaven van Eindhoven is op 26 september 2014 een nieuw Luchthavenbesluit vastgesteld. Voor militaire luchthavens is nog geen normering voor externe veiligheid. De mogelijk toekomstige normstelling voor militaire luchthavens zal naar verwachting in grote lijnen overeenkomen met de normstelling voor regionale burgerluchthavens. Dit betekent dat binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour een bouwverbod gaat gelden voor kwetsbare objecten zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit burgerluchthavens. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een 'nee, tenzij' beleid.

Met een brief van 11 december 2006 heeft de toenmalige Staatssecretaris van VROM aan het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant verzocht interimbeleid externe veiligheid op te stellen voor de luchthaven Eindhoven (binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour). Dit beleid heeft als doel om te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden gerealiseerd die niet verenigbaar zijn met het streven naar een vanuit veiligheid duurzame ruimtelijke inpassing van de luchthaven in zijn (gebouwde) omgeving.

Daarnaast is voor het Luchthavenbesluit een Milieueffectrapport opgesteld. Hierin is het externe veiligheidsrisico rondom de luchthaven als gevolg van militair luchtverkeer en burgerluchtverkeer onderzocht. Onder andere de plaatsgebonden risicocontouren voor de waarde 10-6 zijn berekend.

Momenteel is nog niet duidelijk of het Rijk rondom andere luchthavens dan Schiphol ook het groepsrisico als norm/toetsingskader wil hanteren. Vooralsnog geldt dit nog niet als toetsingskader.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan. Daar waar nodig zijn regels in het kader van externe veiligheid opgenomen.

4.6 Duurzaamheid

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het
raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Belangrijke thema's daarbij zijn:

  • Eindhoven Energieneutraal
    Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken. Eindhoven heeft in 2008 de ambitie vastgelegd om 'energieneutraal' te worden in de toekomst (2035 - 2045). Dat wil zeggen dat alle energie die de stad dan nog gebruikt, duurzaam wordt opgewekt.

    Daarbovenop heeft de gemeenteraad in de 'Klimaatverordening gemeente Eindhoven 2016' vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. Dit betekent dat bij elk project of ontwikkeling enerzijds ingezet moet worden op een zo groot mogelijke bijdrage aan de beperking van de CO2 emissie, en anderzijds dat in de planontwikkeling gekwantificeerd moet worden wat voor en na de ingreep de omvang van de CO2 emissie is, uitgedrukt in kg CO2/jaar.

    Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is ook Rijksbeleid. Hoewel er op dit moment geen eis tot 'aardgasloos bouwen' kan worden opgelegd, is het verstandig voor bouwers en ontwikkelaars om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden. Het is wijs om nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst mogelijk is.
  • Circulaire Economie
    Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur.
  • Duurzame mobiliteit
    Duurzame Mobiliteit richt zich onder andere op het voorkomen van verplaatsingen, het veranderen van de keuze van vervoermiddelen naar meer duurzaam vervoer en het verschonen van het vervoer (Trias Mobilica). Duurzame mobiliteit leidt tot minder energiegebruik en het gezonder worden van de leefomgeving. Duurzame mobiliteit en energiebesparing zijn belangrijke ambities in de in 2013 vastgestelde visie 'Eindhoven op weg, duurzaam verbinden van mensen en locaties in Eindhoven veelzijdige stad'. De visie geeft met een inspirerend vergezicht voor 2040 invulling aan de ambities.
  • Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
    Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is voor ons een belangrijke en uitdagende opgave. Aan de ene kant zijn wij er voor het verbeteren van de kwaliteit van de samenleving en doen we impliciet dus aan MVO. Aan de andere kant zijn we een organisatie als elke andere en kunnen MVO-thema's ook gewoon binnen de eigen muren aan de orde komen. MVO richt zich enerzijds op het verduurzamen van de eigen bedrijfsvoering en anderzijds op samenwerking met en het stimuleren van MVO bij partners in de stad, waaronder bedrijven en kennisinstellingen.

The Natural Step
Samenwerking tussen de partners in de stad en co-creatie zijn essentieel. Om te zorgen dat we een gedeelde taal spreken, gebruiken wij de aanpak van The Natural Step (TNS) om duurzaamheid vorm te geven. In het kort komt het erop neer dat we duurzaam handelen door met vier principes van duurzaamheid rekening te houden:

  • We gaan zuinig om met energie en kiezen voor groene, duurzame energie
  • We kiezen voor recyclebare of gerecyclede materialen of materialen die door de natuur afgebroken kunnen worden en we gebruiken producten die geen schade toebrengen aan mens en milieu
  • We gaan zuinig om met de natuur en breiden die waar mogelijk uit
  • We gaan uit van de eigen kracht van onze inwoners en zorgen voor hen waar het even moeilijk mee gaat. Mensen in de rest van de wereld ondervinden geen nadelen van ons handelen en waar mogelijk verbeteren we hun kwaliteit van leven.

4.6.1 Planbeschrijving

Eindhoven Airport heeft de beschikking over een eigen warmte- en koudeopslaginstallatie. Daarnaast heeft Defensie, samen met de gemeente Eindhoven en enkele Energiecoöperaties uit de regio, het initiatief genomen om te onderzoeken of de bouw van een groot zonnepark op de luchthaven mogelijk is. Zonne-energie draagt bij aan de ambitie van de gemeente Eindhoven om de CO2-emissie sterk te beperken. De beoogde locatie is het voormalige zweefvliegterrein op de luchthaven. Dit terrein is circa 10 hectare groot.

Het zonnepark kan op een duurzame manier ruim 6 GWh elektriciteit per jaar produceren. Dit is voldoende om gemiddeld 2.000 huishoudens te voorzien van elektriciteit. Met de aanleg van het zonnepark dragen zowel Defensie als de gemeente Eindhoven bij aan hun duurzaamheidsdoelstellingen. Defensie wil vooral de direct omwonenden van het vliegveld de mogelijkheid bieden hier duurzame energie op te wekken. Omwonenden kunnen collectief participeren in het zonnepark en zo hun energiehuishouding verduurzamen. De beschikbare oppervlakte is dermate groot dat ook voor andere partijen de mogelijkheid bestaat om duurzame energie op te wekken.

Het zonnepark is met een aanduiding opgenomen op de verbeelding. Het hiervoor geldende bestemmingsplan stond een zonnepark voor eigen gebruik van Defensie toe. Omdat het beoogde zonnepark energie op gaat wekken voor derden, paste dit niet in het voorgaande bestemmingsplan. In dit nieuwe bestemmingsplan is het zonnepark toegestaan, ongeacht of het energie gaat opwekken voor Defensie of voor derden. Qua ruimtelijk impact op de omgeving maakt dit immers geen verschil. Voor de volledigheid is het plan getoetst ten aanzien van verschillende (milieu) wet- en regelgeving. Er zijn geen belemmeringen voor het realiseren van het zonnepark.

4.7 Bodem

In het plangebied zijn diverse bodemverontreinigingen aanwezig. De verontreinigen worden door defensie aangepakt. Ze leveren echter geen risico's of belemmeringen op voor de functie van het terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0028.png"

Kaart: Bodemverontreiniging in het plangebied.

4.8 Flora En Fauna

De Flora- en faunawet biedt het juridisch kader voor het beschermen van dier- en plantensoorten in Nederland. In relatie tot een bestemmingsplan kan aanwezigheid van beschermde soorten en/of het voorkomen van een beschermde leefomgeving van invloed zijn op de uitwerking van bestemmingen.

Uit de Nationale Databank Flora en Fauna blijkt dat er de afgelopen jaren tal van beschermde soorten in het plangebied zijn waargenomen (onder andere vogels, vleermuizen, wilde planten, amfibieën etc.). Omdat onderhavig plan een actualisatieplan is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt die op basis van voorgaande plannen niet mogelijk waren, is hiervoor geen onderzoek voorzien.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moeten voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk binnen bestaande (water)structuren af. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Beleid

5.2.1 Rijksbeleid

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).

Nationaal Waterplan 2016 – 2021

Het op 10 december 2015 door de minister van Infrastructuur en milieu vastgestelde Nationaal Waterplan 2016 - 2021 moet voor wat de ruimtelijke aspecten betreft gezien worden als een structuurvisie en is bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem, het waterplan beschrijft de strategische doelen voor het water beheer. In een 'Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren' van Rijkswaterstaat worden de condities en maatregelen voor het operationeel beheer beschreven die gericht zijn op het bereiken van die doelen. Lagere overheden dienen het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 in hun beleid te verwerken.

5.2.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021
Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (hierna: PMWP) is op 18 december 2015 door Provinciale Staten vastgesteld. Het plan staat voor het samen werken aan een provincie waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving en waarin de zorg voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving centraal staat. De agenda van Brabant plaatst provinciaal beleid in dienst van gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Het PMWP integreert de milieu- en de wateropgave en het zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Behalve het PMWP is er een provinciaal natuurbeleidsplan (Brabant Uitnodigend Groen), een energieplan (Energieagenda) en is er beleid om de Brabantse agrofoodsector duurzaam te maken (Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood). Het PMWP vult deze plannen aan daar waar er grote raakvlakken zijn met het milieu- en waterbeleid. Gedacht kan dan worden aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op deze manier wordt gewerkt aan een integrale benadering van de duurzame fysieke leefomgeving.

Wettelijke taken
De wettelijke taken op het gebied van milieu en water worden zorgvuldig uitgevoerd. Voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen het omgevingsrecht besteedt de provincie de uitvoering van taken uit aan de drie Brabantse omgevingsdiensten. De gemeente Eindhoven valt onder het werkgebied van de Omgevingsdienst Oost Brabant (ODZOB). Afstemming vindt plaats in het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht. De provincie bereid zich voor op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Integrale en gezamenlijke aanpak
Provincie en partners blijven samenwerken (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal). De provinciale rol hangt af van het onderwerp en van de onzekerheid die er is over doel en route. De provincie werkt waar mogelijk gebiedsgericht samen en dat moet uiteindelijk vanzelfsprekend worden. Daarbij worden alle belangen zoveel mogelijk meegenomen. De provincie nodigt de Brabantse partners (gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders, bedrijven en maatschappelijke organisaties) uit om een gezamenlijke klimaatagenda voor Brabant op te stellen. De provincie heeft daarbij de rol van kennismakelaar en verbinder (integratie van projecten en uitrol van goede voorbeelden. In de klimaatagenda worden gezamenlijke ambities en maatregelen vastgelegd. Ook op Europees niveau blijft de provincie samenwerken aan de milieu- en wateropgaven.

Bij grote ruimtelijke en infrastructurele werken wordt gezocht naar oplossingen met minder milieueffecten, bijvoorbeeld door de hoogwaardige inzet van secundaire materialen. Groene inpassing krijgt veel aandacht. De gronden en provinciale wegen die bij de provincie in bezit zijn worden beheerd op een natuur- en milieuvriendelijke manier. De provincie brengt de duurzaamheidsaspecten van nieuwe grote projecten en programma's bij aanvang in beeld middels een duurzaamheidsscan.

De provincie gaat verder met het Programma DuurzaamDoor. Provincie en partners kijken samen wie welke rol kan oppakken bij het stimuleren van gedrag dat bijdraagt aan gezondheid, veiligheid en groene groei in relatie tot milieu en water.

5.2.3 Beleid Waterschap

Waterbeheerplan 'Waardevol Water'
Waterschap de Dommel heeft op 29 september 2015 het Waterbeheerplan “Waardevol Water” vastgesteld. Dit strategisch document dat op 1 januari 2016 in werking getreden beschrijft de doelstellingen voor de periode 2016-2021 en op welke wijze zij die wil bereiken. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Stroomgebiedbeheerplan de Dommel, het Nationaal en het Provinciaal Milieu- en Waterplan.

Dit plan biedt ruimte voor initiatieven van derden en speelt in op kansen die zich in het waterschapgebied voordoen, waarbij de in het plan beschreven doelen leidend zijn. In de projecten zelf worden de doelen van het Waterbeheerplan uitgewerkt in concrete maatregelen. Het waterschap heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd die richtinggevend zijn voor de plannen en oplossingen.

  • Beekdalbenadering: ook al zijn de verschillen tussen stad en buitengebied groot toch maken zij deel uit van hetzelfde beekdal waar logische natuurwetten gelden. Door dit beekdal als groter geheel steeds voor ogen te houden, kan integraler en effectiever worden gewerkt. Wel is samenwerking met andere overheden, waterpartners en inwoners daarbij essentieel. Water verbindt de stad met het buitengebied.
  • De gebruiker centraal: de omgeving wordt op heel veel verschillende manieren gebruikt en de behoeften en belangen van de gebruikers veranderen continu. Ook de waarde van water verandert mee en daarop moet worden ingespeeld.
  • Samen sterker: door samen te werken met andere overheden en waterpartners, boeren en bedrijven en door samen oplossingen te zoeken en uitvoering te geven wordt het meest bereikt. Het waterschap wil daarin een inspirerende rol spelen en partijen daartoe de ruimte bieden. Door flexibel te zijn in de samenwerking met en rekening te houden met de inbreng en ideeën van andere partijen wordt de uitvoeringskracht versterkt.
  • Gezonde toekomst: ook toekomstige generaties moeten over voldoende, veilig en schoon water kunnen beschikken. Ook in de maatschappij is het streven naar duurzaamheid steeds actueler en de kringloopgedachte sluit hierop aan. Het waterschap ziet dit als een inspirerende uitdaging en wil mensen bewust maken van de waarde van water en het belang van een duurzaam gebruik ervan.

Keur Waterschap De Dommel 2015
De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.

Hydrologisch neutraal bouwen
Hydrologisch neutraal bouwen is opgenomen in de Keur. In de Algemene Regels en in de Beleidsregels wordt nader beschreven en uitgewerkt waar dit voor staat en welke maatregelen er nodig zijn om daaraan te kunnen voldoen. Hieronder is een samenvatting voor Hydrologisch neutraal bouwen opgenomen.

Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatsen van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden.

Bij het afkoppelen van verhard oppervlak zal de neerslag die valt op de verharding niet meer worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering maar rechtstreeks op de ontvangende waterloop worden geloosd. Ook dit zorgt voor een versnelde en/of extra afvoer richting het ontvangende oppervlaktewater.

Realisatie van nieuw verhard oppervlak en het afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit houdt in dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft. Hierbij wordt getoetst aan de trits “vasthouden-bergen-afvoeren”. Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zoveel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of door het infiltreren van water in de bodem. Dit past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewatersysteem als het grondwatersysteem. Ingeval niet of onvoldoende kan worden geïnfiltreerd is een aanvullende voorziening die het water tijdelijk bergt noodzakelijk. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.

5.2.4 Gemeentelijk beleid

Gemeentelijk Rioleringsplan (2015 - 2018)
Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht op het gebied van het afval- en oppervlakte- en grondwater. Het GRP bevat de geplande activiteiten gericht op het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.

Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald

5.3 Beschrijving Watersysteem Plangebied

5.3.1 Checklist watersysteem

Checklist Watersysteem
A-wateren binnen plangebied Ja
B-wateren binnen plangebied Ja
Beschermde keurgebieden binnen plangebied? Ja, Beschermd gebied waterhuishouding
Binnen 25-100 jaarszone? Nee
Binnen boringsvrije zone? Ja
Ecologische verbindingszone? Ja
Binnen reserveringsgebied waterberging? Ja, Regionale waterberging
Attentiegebied EHS Nee
Rioolwatertransportleiding Nee
Waterschap gemaal Nee
Verdachte/verontreinigde locaties? Ja, zie de bodemparagraaf
Infiltratie praktisch mogelijk? Nee
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid Nee

5.3.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water

Het plangebied ligt ten westen van het centrum in het stadsdeel Strijp. Ten noorden van het plangebied ligt het Beatrixkanaal. In het plangebied bevinden zich diverse A en B wateren, waaronder de Ekkersrijt. Dit zijn keurwatergangen van Waterschap de Dommel. De wateren vervullen een belangrijke afwaterende functie voor de omgeving. Het Beatrixkanaal is aangewezen als ecologische verbindingszone die het Wilhelminakanaal en de Dommel met elkaar verbindt. Het kanaal heeft een natuurvriendelijke inrichting die gekenmerkt wordt door hoge beboste oeverzones.

Het plangebied valt binnen de boringsvrije zone van waterwingebied Welschap. De boringsvrije zone is de zone waarbinnen (diepliggende) beschermende kleilagen niet zonder meer doorboord mogen worden. Behoudens een beschikking van Gedeputeerde Staten is het verboden in boringsvrije zones de grond te roeren, inclusief het verrichten van grondboringen dieper dan 3 meter onder het maaiveld. Deze verbodsbepaling beperkt zich uitsluitend tot de boringsvrije zone en is gericht op het tegengaan van bodemaantastingen dieper dan 3 meter onder het maaiveld. Voor inrichtingen die vallen onder de Wet milieubeheer en gelegen zijn binnen de boringsvrije zone worden voor ingrepen op of in de bodem door het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbonden. Voor deze zone is geen regeling opgenomen in de planregels, aangezien de bepalingen in de Provinciale Milieuverordening afdoende zijn.

5.3.3 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied zijn verschillende leggerwatergangen aanwezig. De watergangen ER1, ER9, ER32 en ER36 heeft het waterschap aangeduid als A wateren. Verder zijn er diverse B wateren in het plangebied aanwezig. Deze wateren dienen voor de afwatering en berging van grondwater en hemelwater afkomstig van de aangesloten verharding. Een watergang nabij de Jan Hilersweg scheidt het burger en het militaire deel van de vliegbasis van elkaar. In het bestemmingsplan zijn de A en B wateren opgenomen en voorzien van de bestemming 'Water'.

5.3.4 Verharding

Het plangebied bevat zowel verharde oppervlakten als groen. Verharding bestaat hoofdzakelijk uit terreinverharding en bedrijfspanden. Groen of onverharde gebieden zijn aanwezig. Het plangebied grenst aan bestaand stedelijk gebied en aan buitengebied.

5.3.5 Bodemopbouw

De bodemopbouw is van invloed op de karakteristiek van het watersysteem. De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. Zonder het treffen van bodem verbeterende maatregelen wordt infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied niet reëel geacht. Eventueel bekende bodemverontreinigingen zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.

5.3.6 Grondwater

In het plangebied bevinden zich peilbuizen. De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar. Ter indicatie: de grondwaterstand varieert thans tussen de NAP 16,80 & 18,20m. Het terrein van de vliegbasis wordt gedraineerd om potentiële grondwateroverlast te voorkomen. De drainage loost onder vrije uitstroming op het aanwezige oppervlaktewater. De aanwezige grondwatersaneringen op de Vliegbasis Eindhoven lozen met watervergunning het gezuiverde water op het oppervlaktewater.

5.3.7 Regenwater

Het regenwater dat op daken en wegen valt, stroomt overwegend af naar het oppervlaktewater. De landingsbaan en het terrein ten zuidwesten van de landingsbaan wateren via een olie- benzineafscheider af op de Landsardseplas. De Landsardseplas is ingericht om de piekafvoer van het afstromende verhard oppervlak te bergen en vertraagd af te voeren naar het oppervlaktewater. De plas maakt onderdeel uit van het watersysteem maar is geen onderdeel van dit bestemmingsplan. De opstelplatforms van de burgerluchtvaart van Eindhoven Airport voeren het afstromende water via een hemelwaterriool af naar de waterberging ten noorden van de Castendijkweg. De platforms van Defensie en de omgeving van de Luchthavenweg lozen op andere locaties op het oppervlaktewater. Overtollig regenwater infiltreert, afhankelijk van de doorlatendheid, in de bodem of wordt afgevoerd via het aanwezige open water.

5.3.8 Afvalwater

Alle panden in het plangebied zijn aangesloten op het gemengd riool dan wel het vuilwaterriool. Beide stelsels voeren af naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldebarneveltlaan. Een gedeelte van de basis voert het afvalwater af naar de Legerplaats Oirschot alwaar het gezuiverd wordt. Vanaf 2016 wordt dit water ingezameld door het waterschap en via het transportstelsel van het waterschap afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldebarneveltlaan.

5.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem

5.4.1 Verharding

Momenteel zijn er naast de ontwikkelingen rondom Brainport Industries Campus (BIC) geen ontwikkelingen bekend die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen. Het plangebied is voorzien van een gescheiden riolering.

De ontwikkeling van Brainport Industries Campus (BIC) heeft naar verwachting invloed op verharding en het oppervlaktewater in de omgeving van de Luchthaven. Voor alle bestaande en eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt de minimale eis: (huishoudelijk)afvalwater en regenwater van verharde oppervlakken gescheiden aanleveren tot de gemeentelijke erfgrens. Daar waar er een gescheiden stelsel ligt dient er gescheiden te worden aangesloten. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden. Momenteel bestaan er geen plannen om het reeds aanwezige gescheiden stelsel beter te benutten dan wel uit te bereiden en het verhard oppervlak daarop te gaan aansluiten.

5.4.2 Oppervlaktewater

Er zijn naast BIC geen plannen bekend die mogelijk veranderingen aanbrengen in het oppervlaktewater systeem. De bestaande A en B- wateren, inclusief de keurgebieden, blijven gehandhaafd. De ontwikkelingen omtrent BIC zijn naar verwachting van invloed op het oppervlaktewater systeem. Ook voor deze aanpassingen geld de hierboven genoemde eis voor afvalwater en regenwater.

5.4.3 Waterkwaliteit

Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken. Conform de handreiking “afkoppelen & niet aankoppelen” dienen de verharde oppervlakken gekwalificeerd te worden.

In de toekomst neemt het aantal vliegbewegingen toe en worden er op Eindhoven Airport zogenaamde homecarriers geplaatst. Om de veiligheid te garanderen wordt verwacht dat in de wintermaanden frequenter gladheidsbestrijding wordt ingezet en dat vliegtuigen worden gede-iced. Om de impact voor het milieu te beperken zijn reeds milieu beschermende voorzieningen aanwezig.

5.4.4 Advies / overleg Waterschap

In september 2015 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:

  1. 1. hemelwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal gescheiden van het huishoudelijke afvalwater worden ingezameld;
  2. 2. om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd hemelwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of deze wel of niet afgekoppeld moeten worden;
  3. 3. ontwikkelingen die invloed hebben op de waterhuishouding van het plangebied dienen altijd aan het waterschap te worden voorgelegd;
  4. 4. bij nog nader uit te werken concretisering plannen, waaronder de ontwikkelingen rondom Brainport Industries Campus (BIC), dienen wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van bouwplannen betrokken te worden.

Op 21 april 2016 heeft Waterschap de Dommel positief gereageerd op deze waterparagraaf.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan "Luchthaven Eindhoven e.o." is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.

6.2 Planmethodiek

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.

6.3 Verbeelding

Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi.
Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

6.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.
In "Artikel 1 Begrippen" wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Artikel 2 Wijze vanmeten" zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemming 'Bos' (Artikel 3)
Deze bestemming is gelegd op drie percelen in het zuiden van het plangebied. Deze percelen zijn onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur.

Bestemming `Groen' (Artikel 4)
Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen´. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen.

Bestemming 'Maatschappelijk - Luchthaven' (Artikel 5)
In het Barro is opgenomen dat de gronden die behoren tot een militair luchtvaartterrein de bestemming 'Maatschappelijk – militaire luchthaven' krijgen. Een gedeelte van het luchtvaartterrein wordt tevens gebruikt voor burgerluchtvaart. Deze gronden hebben de bestemming 'Maatschappelijk - Luchthaven' gekregen.

Luchthaventerminal en Multi Purpose Building
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Luchthaven' zijn een luchthaventerminal en aan de luchthaven(terminal) gelieerde voorzieningen toegestaan. Hieronder worden verstaan: locaties voor afhandeling, security, medical services, serviceverlening en diverse overheidsinstanties zoals Koninklijke Marechaussee, Douane en Inspectiediensten, alsmede bedrijven en instellingen die een functie hebben ten behoeve van de luchthaven met bijbehorende kantoorruimten, instructieruimten, vergaderfaciliteiten, kleedruimte voor medewerkers en/of kantinefaciliteiten. Voor de overheidsdiensten moet tevens rekening gehouden worden met ruimten voor visitatie, tijdelijke inbewaringstelling en aparte kleedruimtes met wapenlockers.

Naast de hiervoor genoemde voorzieningen zijn tevens voorzieningen toegestaan zoals winkels, horeca en autoverhuur. Deze voorzieningen zijn niet direct noodzakelijk zijn voor het functioneren van de luchthaventerminal en daarom slechts in ondergeschikte vorm aan het gebruik van de terminal toegestaan.

Luchthavengebonden hotel
Ter plaatste van de functieaanduiding 'horeca' is een luchthavengebonden hotel toegestaan. Uit externe veiligheidsoverwegingen geldt voor een deel van het gebouw dat het gebruik daarvan voor gemeenschappelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld de lobby, fitnessruimten, relaxruimten, enzovoort, niet is toegestaan. Dit deel van het gebouw (het noordwestelijk deel dat in het zicht ligt van het luchthavenplatform) is voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1'. In de 'specifieke gebruiksregels' is hiervoor een regeling opgenomen. Gelet op het huidige gebruik van de terminal en het feit dat de beschermende bepalingen juist gelden voor die delen die hoger zijn dan de overige bebouwing, geldt deze beperking niet voor de eerste twee bouwlagen.

Bestemming 'Maatschappelijk - Militaire luchthaven' (Artikel 6)
In het Barro is opgenomen dat de gronden die behoren tot een militair luchtvaartterrein de bestemming 'Maatschappelijk – militaire luchthaven' krijgen. Binnen deze bestemming is het gebruik van de gronden als militaire luchthaven geregeld. Naast het gebruik van de luchthaven als militair luchtvaartterrein, wordt de luchthaven tevens gebruikt voor burgerluchtvaart. Dit deel heeft een aparte bestemming.

Proefdraaifaciliteit
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - militaire luchthaven - 1' is een proefdraaiplaats toegestaan. De proefdraaiplaats bestaat uit een zogeheten Ground Run-up Enclosure (GRE). Dit is een platform, waarop het toestel dat moet proefdraaien wordt geplaatst. Het platform heeft een oppervlakte van circa 5000 m2 en is aan drie zijden voorzien van een afscherming met een hoogte varierend van minimaal 9 meter tot 25 meter hoog. Het platform wordt mogelijk aan de voorzijde afgesloten door een verschuifbare deur, met een vergelijkbare hoogte als de afscherming. Verder zullen in directe omgeving van de GRE een controlekamer en een technische ruimte aanwezig zijn. Een deel van de afscherming zal worden vormgegeven als geluidswanden, al dan niet opgesloten tussen keerwanden. De proefdraaifaciliteit zal middels een betonnen rolbaan worden ontsloten op de start- en landingsbanen. Hieronder is de plattegrond van de proefdraaifaciliteit (GRE) weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0029.png"

Bestemming 'Maatschappelijk - Militair terrein' (Artikel 7)
Deze bestemming is gelegd op het noordelijk deel van het plangebied. Het betreft een klein deel van de Generaal-majoor De Ruyter van Steveninckkazerne te Oirschot. De kazerne is in het Rarro aangewezen als militair terrein (artikel 2.1. en bijlage 1.3 Rarro). Artikel 2.6.3. Barro bepaalt dat voor deze gronden de bestemming 'Maatschappelijk – militair terrein' moet worden opgenomen.

Bestemming `Verkeer' (Artikel 8)
Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

Bestemming `Water´ (Artikel 9)
Binnen deze bestemming vallen de grotere oppervlaktewateren c.q. die oppervlaktewateren die een functie hebben in het watersysteem.

Bestemming `Wonen' (Artikel 10)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met woningen en de bijbehorende voor- en achtererven. In de regels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen. Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw. Bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen zijn in architectonisch opzicht te onderscheiden van, en ondergeschikt aan, het hoofdgebouw. Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakken volledig mogen worden bebouwd.

Aan huis-verbonden-beroepen Het gebruik van ruimten voor een aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming toegestaan tot maximaal 50 m2. Onder bepaalde voorwaarden is het toegestaan om maximaal 75 m² vloeroppervlak te benutten voor een aan huis gebonden beroepen of om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid.

Dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof' (Artikel 11)
Deze dubbelbestemming is gelegd op de ondergrondse transportleiding van brandstof en de daarbij behorende belemmeringenstrook. De belemmeringenstrook heeft een breedte van 5 meter aan weerszijden van de leiding, gemeten vanaf het hart van de leiding. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen bepaalt dat een buisleiding in het bestemmingsplan moet worden opgenomen, tenzij deze deelt uitmaakt van een inrichting (art. 2 lid 3 onder a Besluit externe veiligheid inrichtingen jo art. 1.1. Wet milieubeheer). De militaire luchthaven Eindhoven is een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer. Daar waar de ondergrondse brandstofleiding is gelegen op het terrein van de luchthaven Eindhoven, maakt deze onderdeel uit van de inrichting, en hoeft deze niet in het bestemmingsplan (op de verbeelding) te worden opgenomen.

Dubbelbestemming `Waarde - Archeologie´ (Artikel 12)
Deze dubbelbestemming geldt voor die delen in het plangebied, waarbij bij bepaalde ingrepen eerst nader archeologisch onderzoek vereist is. Door middel van een dubbelbestemming wordt gezorgd dat de aanwezige waarden optimaal beschermd worden.

Dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' (Artikel 13)
Deze dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. Zolang de ecologische hoofdstructuur niet is gerealiseerd, zijn de bestaande bebouwing en de bestaande planologische gebruiksactiviteit toegelaten.

Dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische verbindingszone' (Artikel 14)
Deze dubbelbestemming is gelegd op de gebieden die in de provinciale verordening zijn aangeduid als 'Behoud en herstel watersystemen' en 'Ecologische Verbindingszone'. Er is een regeling opgenomen om te voorkomen dat het gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en beheer van de ecologische verbindingszone. Voor het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of het ophogen van gronden dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij het Waterschap.

Dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' (Artikel 15)
Het waterbergingsgebied heeft de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' gekregen. In de regels is opgenomen dat bij het ophogen van gronden en/of het aanbrengen of wijzigen van kaden schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap.

Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, de Algemenegebruiksregels, de Algemene aanduidingsregels en deAlgemene afwijkingsregels. In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrechten deSlotregel opgenomen.

Verder zijn de volgende gebiedsaanduidingen opgenomen:

  • Milieuzone - boringsvrije zone: binnen deze boringsvrije zone van waterwingebied Welschap gelden de regels van de Provinciale Milieuverordening ten aanzien van bodemaantastingen dieper dan 3 meter onder het maaiveld.
  • Luchtvaartverkeerszone - Obstakelbeheergebieden: binnen deze aanduiding gelden, als gevolge van het vliegverkeer op en rondom de luchthaven, maximale hoogten voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken.
  • Luchtvaartverkeerszone - Ke contour: het betreft hier de cumulatieve 35 Ke contour waarbinnen geen geluidsgevoelige objecten (woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen) zijn toegestaan.
  • Geluidzone - industrie: als gevolg van de proefdraaiplaats is een geluidzone vastgesteld. Binnen deze zone zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan.
  • Veiligheidszone - munitie - 1: deze aanduiding heeft betrekking op veiligheidszone B als gevolg van munitieopslag. Binnen deze zone zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
  • Veiligheidszone - munitie - 2: deze aanduiding heeft betrekking op veiligheidszone C als gevolg van munitieopslag. Binnen deze zone is het bouwen van bouwwerken met vlies- of gordijngevelconstructies of met meer dan 25% glasoppervlakten en waarbinnen zich doorgaans een groot aantal personen bevindt, niet toegestaan.

Hoofdstuk 7 Handhaving

De gemeente stelt jaarlijks het toezicht- en handhavingsprogramma vast. In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop. Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen. De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.

Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening, bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk. De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.


Handhavingsmodel
Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door zeven basisprincipes:

  1. 1. Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
  2. 2. Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
  3. 3. Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
  4. 4. Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
  5. 5. In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
  6. 6. In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
  7. 7. We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.

Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.

Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:

  • Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
  • Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
  • Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .

Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.


Duidelijke regels
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2012). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.

In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen. De handhavingscapaciteit is beperkt zodat het college jaarlijks de handhavingsprioriteiten vastlegt in een werkprogramma handhaving.

Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten die de gemeente maakt voor het mogelijk maken van een ontwikkeling, te verhalen op de initiatiefnemer. Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst. Ook kan er sprake zijn van zogenaamde “kruimelgevallen”. Dit is het geval als de door de gemeente te maken kosten beperkt zijn en de kosten verhaald kunnen worden via de legesverordening.

Voor dit conserverende bestemmingsplan geldt dat sprake is van een 'kruimelgeval'. Er zijn geen verhaalbare kosten als bedoeld in het Bro. Het bestemmingsplan is namelijk grotendeels conserverend van karakter. Uitzondering is het zonnepark waarvan in dit bestemmingsplan het gebruik door derden (anders dan Defensie) wordt toegestaan. De kosten voor de ontwikkeling hiervan komen voor rekening van de initiatiefnemers. De financiering vindt plaats op basis van een kostenneutrale exploitatie over een periode van circa 15 jaar.

Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro

Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 5 maart 2014. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van artikel 3.1.1. Bro naar diverse instanties gezonden. Hieronder is een samenvatting van de ontvangen reacties en van de overleggen weergegeven.

Naam Adres Datum ontvangst
Provincie Noord-Brabant Postbus 90151
5200 MC 's-Hertogenbosch
10 augustus 2016
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Rijksvastgoedbedrijf Postbus 90004
3509 AA Utrecht
13 juli 2016
Waterschap De Dommel Postbus 10001
5280 DA Boxtel
6 juli 2016
Gemeente Eersel Postbus 12
5520 AA Eersel
30 juni 2016

Provincie Noord-Brabant

Het bestemmingsplan is getoetst aan het provinciaal ruimtelijke beleid. De NNB (voorheen EHS) en NNB-evz (voorheen evz) hebben een passende bescherming gekregen met een dubbelbestemming waarde - ecologie of - ecologische verbindingszone. Wij kunnen hiermee instemmen. Voorts gelden overeenkomstig het Barro ten aanzien van munitieopslagplaatsen verschillende veiligheidszones. Deze zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.

Verder constateren wij dat een perceel aan de noordzijde en een kleine snipper aan de westzijde de bestemming 'Groen' hebben gekregen. Omdat deze gronden niet tot de NNB/EHS behoren, achten wij dit een juiste bestemming.

Aan de zuidzijde van het plangebied heeft een drietal perceeltjes eveneens de bestemming 'Groen' gekregen met een dubbelbestemming 'Waarde ecologie'. Dit achten wij minder passend nu deze gronden binnen de NNB/EHS zijn gelegen en binnen de bestemming 'Groen' volgens de regels ook verhardingen, parkeervoorzieningen en bouwwerken -geen gebouwen zijnde- mogelijk zijn. Een bestemming Natuur of Bos zou passender zijn, temeer omdat deze percelen niet tot het luchthaventerrein behoren.

Gemeentelijk standpunt: de drie perceeltjes aan de zuidzijde hebben de bestemming 'Bos' gekregen. Het groen aan de noordzijde maakt onderdeel uit van de Genm. de Ruijter vanSteveninckkazerne en heeft derhalve, conform het Rarro, de bestemming Maatschappelijk - militair terrein gekregen (zie ook reactie Rijksvastgoedbedrijf).

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninrijksrelaties, Rijksvastgoedbedrijf

Op 23 juni 2016 is overleg geweest met het Rijksvastgoedbedrijf. Daarnaast heeft het Rijksvastgoedbedrijf op 13 juli 2016 schriftelijk een reactie ingediend. De reactie is hieronder samengevat en van een gemeentelijk standpunt voorzien.

Bestemming terrein Eindhoven Airport
Het terrein van Eindhoven Airport is bestemd als Maatschappelijk- militaire luchthaven, dit is niet juist. In de ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is de begrenzing van de diverse militaire terreinen vastgesteld. Het terrein van Eindhoven Airport is niet gelegen binnen de begrenzing van de militaire vliegbasis Eindhoven. Daarbij heeft het terrein van Eindhoven Airport feitelijk geen militaire functie. Weliswaar maakt het terrein van Eindhoven Airport op grond van de Wet luchtvaart onderdeel uit van de militaire luchthaven, maar dat dient een ander doel. Ik verzoek u om het terrein van Eindhoven Airport een andere bestemming te geven.

Gemeentelijk standpunt: het bestemmingsplan is aangepast. De gronden die behoren tot de militaire vliegbasis krijgen de bestemming 'Maatschappelijk – militaire luchthaven' en de gronden die behoren tot Eindhoven Airport krijgen de bestemming 'Maatschappelijk – luchthaven'.

Obstakelbeheergebied en overige zoneringen
Rondom de militaire vliegbasis Eindhoven is een veelvoud aan zones gelegen. De zones hebben een externe werking en zijn daarmee niet van toepassing op de bestemming Maatschappelijk- militaire luchthaven. Dit blijkt uit het Barro (er wordt steeds gesproken over zoneringen rondom militaire terreinen) en uit vaste jurisprudentie (geluidscontour voor het grondgebonden geluid). Daarbij stelt het Barro dat het bestemmingsplan geen bestemmingen en regels mag bevatten, die een belemmering vormen of kunnen vormen voor de functionele bruikbaarheid van de militaire vliegbasis Eindhoven en de uitoefening van de defensietaak. In een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is dit, in ieder geval betreffende de munitiezoneringen, bevestigd. Ik verzoek u om de zoneringen niet op de verbeelding weer te geven over de bestemming Maatschappelijk- militaire luchthaven, dan wel door aan te geven dat deze zoneringen geen betrekking hebben op de bestemming Maatschappelijk- militair.

Gemeentelijk standpunt: er zijn verschillende zones. Voor de vraag of de regels van deze zones betrekking hebben op de bestemming 'Maatschappelijk - Militaire luchthaven', maken we onderscheid tussen het beperkingengebied en de munitiezoneringen.

Het beperkingengebied: in het Luchthavenbesluit Eindhoven zijn het luchthavengebied en het beperkingengebied vastgelegd. In artikel 2.1 lid 3 van dit besluit staat dat het beperkingengebied is samengesteld uit de Ke-contouren, het obstakelbeheergebied (bestaande uit de zones behorende bij het Instrument Landing System (ILS), de Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS) en de funnel) en het vogelbeheergebied. Het beperkingengebied is aangewezen in bijlage 2 van het Luchthavenbesluit. Hieruit blijkt dat het beperkingengebied, het gebied rondom het luchthavengebied is. De aanduidingen Luchtvaartverkeerszone – Obstakelbeheergebieden' en 'luchtvaarverkeerszone – Ke contour' worden daarom niet over de bestemming 'Maatschappelijk - Militaire luchthaven' gelegd. Het bestemmingsplan is hierop aangepast.

Munitiezoneringen: op de verbeelding is het munitiedepot aangeduid. In het Rarro is het hele militaire luchthavengebied aangeduid als munitieopslagplaats. Het bestemmingsplan is hierop aangepast. In de regels is opgenomen dat op het hele luchthavengebied (zoals aangewezen in Rarro), munitieopslag is toegestaan. Dit is toegestaan voorzover de veiligheidszones A, B en C binnen de begrenzing van de zones zoals vastgelegd in bijlage 12.33 Rarro, blijven. De bijlage is tevens als bijlage aan de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.

Tevens zijn in het Rarro munitiezoneringen opgenomen. Uit het Barro en Rarro blijkt niet duidelijk dat de beperkingen die hieruit voortvloeien alleen gelden voor de gronden buiten het luchthavengebied. De Nota van Toelichting behorende bij het Rarro (art. 2.1 lid 11) is hierover wel duidelijk. Hierin staat dat de veiligheidszones om de munitieopslagplaatsen heen liggen. Als deze zones buiten het militaire terrein liggen, dienen de bestemmingsplannen hiermee rekening te houden. Dat betekent dat de regels behorende bij de zones alleen gelden voor de gronden buiten het gebied dat als luchthavengebied (en tevens munitieopslagplaats) is aangewezen. Het bestemmingsplan is aangepast. Voor de zones B en C zijn aanduidingsregels (veiligheidszone - munitie) opgenomen. De beperkingen die hieruit voortvloeien gelden niet voor het luchthavengebied.

Planregels

  • artikel 4.1.f en 4.3.1.b: Deze artikelen voorzien op de aanwezigheid van een munitiedepot op de militaire vliegbasis Eindhoven. De aanwijzing van dit munitiedepot is niet juist, daarbij is het aanwijzen van een specifieke functie op een militair terrein niet relevant en niet wenselijk. Ik verzoek u om deze artikelen uit de planregels en de bijbehorende functieaanduiding van de verbeelding te verwijderen.

    Gemeentelijk standpunt: in het Rarro is het hele militaire terrein aangeduid als munitieopslagplaats. Het bestemmingsplan is aangepast.
  • artikel 4.1.n: Middels dit artikel worden –onder meer- nieuwe risicovolle inrichtingen uitgesloten. Een militair terrein is geen inrichting in het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waardoor een risicovolle inrichting in mijn optiek niet uitgesloten kan worden. Daarentegen is het uitsluiten van risicovolle inrichtingen niet wenselijk omdat op het terrein opslag van –onder meer- kerosine plaatsvindt. De opslag van kerosine dient op korte termijn uitgebreid te worden door de oprichting van een nieuw depot, elders op de militaire vliegbasis Eindhoven. Dit was op basis van de vigerende bestemmingsplannen mogelijk en dat dient ook mogelijk te blijven.

    Gemeentelijk standpunt: het bestemmingsplan is aangepast. Onder voorwaarden zijn risicovolle inrichtingen toegestaan.
  • artikel 4.2.1.a: Bouwen van gebouwen is alleen toegestaan binnen het bouwvlak, zoals aangegeven op de verbeelding. Graag hier een uitzondering maken voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bewakingsdoeleinden met een maximaal bouwoppervlakte van 5 m2.

    Gemeentelijk standpunt: aangepast.
  • artikel 9.2.2: Graag de maximaal toegestane hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde verhogen naar 2,5 meter, dit in verband met de hoogte van een beveiligingshekwerk.

    Gemeentelijk standpunt: aangepast.
  • artikel 9.3: In dit artikel wordt verwezen naar artikel 10.2.1 en 10.2.2. Dit moet zijn 9.2.1 en 9.2.2.

    Gemeentelijk standpunt: aangepast.
  • artikel 10.2.2: Graag de maximaal toegestane hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde verhogen naar 2,5 meter, dit in verband met de hoogte van een beveiligingshekwerk.

    Gemeentelijk standpunt: aangepast.
  • artikel 11.2.2: Graag de maximaal toegestane hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde verhogen naar 2,5 meter, dit in verband met de hoogte van een beveiligingshekwerk.

    Gemeentelijk standpunt: aangepast.
  • artikel 13: Graag de parkeereis niet van toepassing verklaring op de bestemming Maatschappelijk- militaire luchthaven. Het parkeren door medewerkers en bezoekers van de militaire vliegbasis Eindhoven vindt per definitie plaats op het eigen terrein. Het terrein voorziet ruimschoots in deze behoefte.

    Gemeentelijk standpunt: aangepast.
  • artikel 15.2: Hier is terecht bepaald dat schriftelijk advies moet worden aangevraagd bij het ministerie van Defensie. Dit moet zijn ministerie van Defensie (ic het Rijksvastgoedbedrijf).

    Gemeentelijk standpunt: Dit is aangepast in 'Rijksvastgoedbedrijf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties'.
  • artikel 16: Dit artikel voorziet op het binnenplans afwijken, ik mis hier de toevoeging 'mits niet in strijd met hetgeen bepaald in artikel 15.2 tot en met 15.6. Graag deze bepaling toevoegen, of een soortgelijke bepaling opnemen waardoor een dergelijke binnenplanse afwijking ter advisering wordt voorgelegd aan het ministerie van Defensie (ic het Rijksvastgoedbedrijf).

    Gemeentelijk standpunt: aangepast.

Verbeelding

  • De gebiedsaanduiding Veiligheidszone – munitie, aan de zijde van de Landsardseweg, is niet gelegen op het terrein van de militaire vliegbasis Eindhoven. Als bijlage bij de reactie is een kaart met daarop de (nieuwe) munitiezonering van de naastgelegen Genm. de Ruijter van Steveninckkazerne, toegevoegd. Graag deze gebiedsaanduiding verwijderen.
    Gemeentelijk standpunt: de bijlage met de (nieuwe) munitiezonering van de naastgelegen kazerne maakt onderdeel uit van het Rarro (bijlage 12.5). De verbeelding is aangepast.
  • Het noordelijk gedeelte van het plangebied heeft de bestemming Groen. Dit terrein maakt echter onderdeel uit van de naastgelegen Genm. de Ruijter van Steveninckkazerne en dient bestemd te worden als 'Maatschappelijk- militair terrein'.

    Gemeentelijk standpunt: het betreffende gedeelte heeft, conform de regels in het Barro, de bestemming 'Maatschappelijk - militair terrein' gekregen. Het bestemmingsplan is aangepast.
  • De vroegere waterloop de Ekkersrijt, welke in het noordwestelijk gebied van de verbeelding is gelegen en gedeeltelijk is gelegen in de gebiedsaanduiding Specifieke vorm van maatschappelijk- militaire luchthaven-3, is niet meer aanwezig in het terrein.Verzocht wordt om deze bestemming van de verbeelding te verwijderen.

    Gemeentelijk standpunt: aangepast.
  • De gebiedsaanduiding Veiligheidszone- externe veiligheid heeft (blijkbaar) betrekking op de munitiezonering B. Graag dit wijzigen in gebiedsaanduiding Veiligheidszone – munitie2 (of: munitieB).

    Gemeentelijk standpunt: aangepast.
  • De functieaanduiding Specifieke vorm van maatschappelijk- militaire luchthaven-3 is juist ingetekend.

    Gemeentelijk standpunt: de reactie is ter kennisgeving aangenomen.
  • In het meest westelijk gedeelte van het plangebied, ter plaatse van de bestemming Groen, is een ondergrondse militaire brandstofleiding gelegen. Ik verzoek u om deze brandstofleiding conform titel 2.9 van het Barro juncto artikel 14.1 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen op te nemen in de planregels en op de verbeelding.

    Gemeentelijk standpunt: de leiding is opgenomen.

Waterschap De Dommel

Het Waterschap stemt in met de wateraspecten zoals opgenomen in het plan. Eerdere opmerkingen zijn ambtelijk besproken.

Gemeentelijk standpunt: de opmerkingen die ambtelijk zijn besproken worden verwerkt.

Gemeente Eersel

De gemeente Eerstel heeft geen opmerkingen ten aanzien van het bestemmingsplan.

Gemeentelijk standpunt: de reactie is ter kennisgeving aangenomen.

9.3 Samenspraak

Per 1 oktober 2008 is de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008" in werking getreden. Het voorontwerp bestemmingsplan heeft in het kader van samenspraak van 2 juni 2016 tot en met 29 juni 2016 ter inzage gelegen. In die periode is iedereen in de gelegenheid gesteld een reactie in te dienen. Hieronder is een samenvatting van de ontvangen reacties weergegeven. De reacties zijn van een gemeentelijk standpunt voorzien. In verband met de privacy zijn de naam- en adresgegevens van de indieners van een samenspraak reactie in een aparte bijlage opgenomen voor zover het geen rechtspersonen betreft. Deze bijlage is niet digitaal beschikbaar, maar wel analoog.

Naam Adres Datum ontvangst
Eindhoven Airport N.V.
Luchthavenweg 13
5657 EA Eindhoven
1 juli 2016
Bewoner van een woning aan Zandkasteel 29 juni 2016
Bewoner van een woning aan Scherpenering 28 juni 2016
Trefpunt Groen Eindhoven Postbus 44047
5604 LA Eindhoven
30 januari 2017

Eindhoven Airport N.V.

Eindhoven Airport heeft op 1 juli 2016 een schriftelijke reactie toegestuurd. Daarvoor heeft op 23 juni 2016 overleg plaatsgevonden met Eindhoven Airport. Tijdens het overleg en in de schriftelijke reactie is geconstateerd dat het bouwvlak ter plaatse van het medegebruik voor burgerluchtvaart niet juist is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Daarnaast zijn enkele tekstuele opmerkingen gemaakt ten aanzien van de toelichting en regels.

Gemeentelijk standpunt: het bouwvlak is aangepast. De tekstuele opmerkingen zijn grotendeels overgenomen.

Bewoner Zandkasteel

Gesteld wordt dat er sprake is van een conserverend bestemmingsplan en dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen niet worden voorzien. Hiermee wordt voorbij gegaan aan de dynamiek van Luchthaven Eindhoven. Inspreker staat stil bij enkele onderdelen.

Gemeentelijk standpunt: het bestemmingsplan 'Luchthaven Eindhoven e.o.' is een conserverend bestemmingsplan. De functies en bouwmogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen worden overgenomen. Het nieuwe bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk, die op basis van de geldende bestemmingsplannen niet mogelijk zouden zijn. Uitzondering is het zonnepark dat op basis van het geldende bestemmingsplan alleen was toegestaan voor Defensie en niet voor derden. In dit nieuwe bestemmingsplan is het zonnepark toegestaan, ongeacht of het energie gaat opwekken voor Defensie of voor anderen.

De gebruiksmogelijkheden van de luchthaven (de openstellingstijden, de geluidsruimte voor het militaire luchtverkeer en het burgerluchtverkeer, en het maximum aantal recreatieve vliegbewegingen per jaar) worden in het Luchthavenbesluit geregeld. Voor het Luchthavenbesluit is in 2012 een milieueffectrapportage procedure gevolgd. Daarbij zijn de milieueffecten op de omgeving in beeld gebracht. Het milieueffectrapport is niet opgesteld voor voorliggend bestemmingsplan. Daarom is hier in het bestemmingsplan slechts summier op ingegaan.

Bereikbaarheid Eindhoven Airport verwerkt door de jaren heen steeds meer passagiers. De gevolgen daarvan op de omgeving zijn lange tijd genegeerd. Een belangrijk punt is de landzijdige bereikbaarheid. Is dit niet op orde, dan ontstaat sluipverkeer in de wijde omgeving. Ook door de naastgelegen woonwijk meerhoven. Welke effecten van de steeds toenemende verkeersstroom voorziet de gemeente Eindhoven en hoe wordt een blijvend goede kwaliteit van de leefomgeving rondom Eindhoven Airport gewaarborgd?

Gemeentelijk standpunt: Voor een goede landzijdige bereikbaarheid zijn afspraken gemaakt aan de Alderstafel. De concrete planvorming en uitwerking daarvan vindt plaats aan verschillende tafels. Om de autobereikbaarheid te verbeteren is in overleg met verschillende partijen de zogenaamde 'Challengevariant' uitgewerkt. Dit is een aanpassing van bestaande en aanleg van nieuwe weginfrastructuur in het noordwestelijk deel van Eindhoven en de aangrenzende delen van Best en Oirschot. Deze oplossing levert een robuuste ontsluiting op voor Eindhoven Airport, het aanliggende bedrijventerrein, Flight Forum, Brainport Industries Campus, GDC/De Schakel en Westfields (Oirschot). De effectiviteit van deze oplossing is in beeld gebracht via diverse verkeersstudies. De resultaten daarvan zijn beschreven in het recent in procedure gebrachte bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven Noordwest, Oirschot en Best'. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van de nieuwe weginfrastructuur mogelijk. De realisatie van de Challengevariant is gepland in 2020.

Voor de korte termijn wordt in overleg met belanghebbenden bedrijvenorganisaties (o.a. OKEA, Flight Forum) gewerkt aan een plan om de actuele problematiek in de auto-ontsluiting te verbeteren. Daarbij wordt ingezet op het zo snel mogelijk realiseren van onderdelen van de Challengevariant tot het onderzoeken van no-regret aanpassingen binnen de bestaande structuur.

Daarnaast wordt gewerkt aan het vergroten van de landzijdige bereikbaarheid via het Openbaar Vervoer. Met rijk, provincie, betrokken gemeenten, bedrijfsleven en vervoerders (NS, Hermes) is hiervoor een visie opgesteld. Deze richt zich op de ontwikkeling van een Multi Modaal Transferpunt aan het spoor ter hoogte van Acht en daarmee samenhangend de doorontwikkeling van het HOV (HOV3 tussen WoensXL en Eindhoven Airport). In samenwerking met de verschillende partijen wordt een roadmap uitgewerkt langs welke stappen de visie de komende jaren kan worden gerealiseerd. De inzet is daarbij in ieder geval te komen tot een basisstation in Acht, in onderlinge samenhang met het functioneren van de andere stations op de lijn als transferpunten (Best, Strijp-S, Eindhoven).

Medio december 2016, is de ov-bereikbaarheid van Eindhoven Airport verbeterd met de invoering van de nieuwe vervoersconcessie. Hierbij is de totale frequentie van de buslijnen via de westcorridor (lijn 401) en Woensel (lijn 400 / Airport Shuttle) structureel verhoogd (van 10 naar 12 maal per uur). Voor beide lijnen wordt per die datum ook nieuw geleed (18 m) en elektrisch materieel ingezet. Daarnaast geeft de nieuwe lijn 20 nu niet alleen verbinding tussen Airport en Best, maar ook tussen Airport en Veldhoven centrum, ASML/Maxima Medisch Centrum en de High Tech Campus (2 maal per uur).

Parkeren
Door de uitbreiding van de functies op Luchthaven Eindhoven en/of het toestaan van grotere vliegtuigen met meer capaciteit, neemt niet alleen de hoeveelheid verkeer, maar ook de parkeerbehoefte toe. Hoeveel parkeerplaatsen zijn nodig en kan in de behoefte worden voorzien in lengte van jaren? Wat zijn de gevolgen van de ontwikkelingen op de parkeerdruk in de omgeving?

Gemeentelijk standpunt: De opvang van de parkeervraag voor Eindhoven Airport is een serieus vraagstuk. Met de ontwikkeling van het nieuwe multi purpose gebouw, inclusief parkeergarage en busstation, wordt daar voor de korte termijn invulling aan gegeven. Voor de langere termijn wordt, in opdracht van de Stuurgroep Brainport City, door de samenwerkende partijen in samenhang met de ontwikkeling van de openbaar vervoersstructuur voor de westflank van de Brainport een parkeerstrategie voor Eindhoven Airport ontwikkeld. Daarin wordt gezocht naar de optimale combinatie van aanbod van parkeren ten behoeve van de diverse functies en bedrijven én de ontwikkeling van vervoerwaarde en stimulering van het openbaar vervoer gebruik. Het voorkomen van parkeeroverlast in gebieden zoals woonwijken en recreatiegebieden is daarbij een uitgangspunt.

Geluidhinder
In het bestemmingsplan is in de planregels aandacht voor de proefdraaifaciliteit. Waarom niet in de toelichting? Hoe is het proefdraaien nu en in de toekomst geregeld? Wat betekent dit voor de kwaliteit van de leefomgeving? Op welke termijn is de nieuwe proefdraailocatie in werking en waarom duurt het zo lang?

Gemeentelijk standpunt: Het proefdraaien van militaire vliegtuigen vindt nu plaats op de zogenaamde ‘bromtol’. Dit is een platform zonder enige geluidwerende voorzieningen en is gelegen in het zuidwestelijk deel van de vliegbasis. De nieuwe proefdraailocatie is gelegen aan de noordwest zijde op de vliegbasis Eindhoven. De nieuwe proefdraaifaciliteit zal bestaan uit een zogeheten Ground Run-up Enclosure (GRE). Dit is een platform met een oppervlakte van circa 5000m2 dat aan drie zijden is voorzien van een afscherming met een hoogte van minimaal 9 meter tot 25 meter hoog. In paragraaf 6.4 van dit bestemmingsplan wordt hierop ingegaan.

Voor het realiseren van de nieuwe proefdraaiplaats is een vrijstellingsprocedure doorlopen. In de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing is ingegaan op de effecten van de proefdraaiplaats op de omgeving. Naar verwachting is de proefdraaiplaats het eerste kwartaal van 2019 operationeel. De reden dat dit zo lang duurt heeft voornamelijk te maken met het feit dat het hier een erg complex bouwwerk betreft, wat eerst nog ontwikkeld moest worden.

Luchtkwaliteit
Het milieueffect van de luchtkwaliteit wordt terzijde gelegd omdat sprake zou zijn van een conserverend plan. Dit gaat voorbij aan de maatschappelijke onrust rondom vliegvelden en de productie van fijn stof. Voor mij onvoorstelbaar, aangezien hier wel degelijk sprake is van nieuwe ontwikkelingen. Denk aan nieuwe uitbreidingen voor het toenemende aantal vliegtuigen en aantal passagiers. Dit is van invloed op de omgeving en de mate van luchtkwaliteit. Welke grenswaarden spelen een rol en hoe zorgt de gemeente Eindhoven dat die grenswaarden in beeld komen en niet overschreden worden.

Gemeentelijk standpunt: Voor de luchthaven is op 26 september 2014 het luchthavenbesluit Eindhoven vastgesteld. Hiermee zijn de extra vluchten en de daarbij behorende transportbewegingen geregeld. Voor dit luchthavenbesluit is een milieueffectrapportage (MER) opgesteld. Bij deze MER hoort een luchtkwaliteitsrapport. Uit dit rapport blijkt dat voldaan wordt aan de normen voor NO2, PM10 en PM2,5. Het luchthavenbesluit staat overigens los van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan regelt de bouwwerken, de functie en indeling van het terrein. De aantallen vluchten worden niet geregeld met het bestemmingsplan. Hierdoor kan gesteld worden dat de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan niet toeneemt. Overigens wordt, zoals blijkt uit het luchtkwaliteitsrapport behorend bij de MER, overal aan de normen voor luchtkwaliteit voldaan.

Bewoner Scherpenering

Bij 7.4.1.d staat dat het gebruik voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet mag betreffen de vervaardiging van voedsel. Deze gebruiksbeperking staat niet in het vigerende bestemmingsplan (Welschap D). Deze toevoeging verkleint de gebruiksmogelijkheden. Bovendien tref ik in de stukken geen motivatie aan. Ik verzoek u derhalve om 7.4.1.d te schrappen.

Gemeentelijk standpunt: aangepast.

Voorts heeft mijn woning een maximum goothoogte en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 9 m. In het vigerende bestemmingsplan (Welschap D) was dit respectievelijk 6 en 10 m. Dit verkleint dus, in vergelijking met de huidige bestemmingsplansituatie, de mogelijkheden en dus de waarde van mijn pand in de markt. Bovendien heeft men voor de woningen van mijn buurman en een woning verderop wel 6 en 10 m aangehouden. Ik verzoek u om ook voor mijn woning de 6 m en 10 m over te nemen in het nieuwe bestemmingsplan.

Gemeentelijk standpunt: aangepast.

Een derde reactie betreft het kruisbeeld op het perceel tussen onze woning en de honderbewakingskennel van het vliegveld. Mijn inziens is dit cultuurhistorische monument op de bestemmingsplanverbeelding onterecht niet aangemerkt als "cultuurhistorische waarde". Ik verzoek u dit alsnog te doen. Daarbij zou Defensie als eigenaar van die grond moeten zorgdragen voor het behoud en onderhoud van het monument.

Gemeentelijk standpunt: ten aanzien van het kruisbeeld is contact opgenomen met de inspreker. Het kruisbeeld is geen cultuurhistorisch monument. Naar aanleiding van de reactie wordt wel gekeken of de gemeente het kruisbeeld kan toevoegen aan de inventarisatie van (religieus) erfgoed in de Erfgoedkaart van Eindhoven. Daarmee is het nog niet aangemerkt als monument of cultuurhistorisch waardevol object, maar al wel geregistreerd als religieus erfgoedobject. Dit staat verder los van het bestemmingsplan.

Trefpunt Groen Eindhoven

Het advies van TGE luidt positief. Het bestemmingsplan zit goed doordacht in elkaar en mag het komende decennium vigeren.

Gemeentelijk standpunt: de reactie is ter kennisgeving aangenomen.

9.4 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft van donderdag 9 februari tot en met woensdag 22 maart 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan kenbaar te maken.

Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de Staatscourant en in Groot Eindhoven van woensdag 8 februari 2017 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om een digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan te raadplegen via de de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl en via de gemeentelijke website www.bestemmingsplannen.eindhoven.nl. Naar aanleiding van de ter inzage legging zijn vijf zienswijzen ontvangen. Deze zijn in de 'nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen' samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt.

9.5 Ambtshalve Aanpassingen

Naast de aanpassingen naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen zijn ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. De aanpassingen zijn in de 'nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen' opgenomen.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Bij Wonen

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen

Bijlage 2 Veiligheidszones Luchthaven Eindhoven

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0030.png"

Kaart veiligheidszones Luchthaven Eindhoven (bijlage 12.33 Rarro)

Bijlage 3 Veiligheidszones Kazerne Oirschot

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0031.png"

Kaart veiligheidszones Generaal-majoor De Ruyter van Steveninckkazerne (bijlage 12.5 Rarro)

Bijlage 4 Obstakelbeheergebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80231-0301_0032.jpg"