Woensel-Noord 2021
Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven
Vastgesteld op 14-03-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Naar verwachting treedt op 1 juli 2023 de Omgevingswet in werking. Eindhoven heeft ervoor gekozen om alle bestemmingsplannen op dat moment actueel te hebben. De bestemmingsplannen 'Woensel Noord-Oost 2007' en 'Centraal Woensel 2007' zijn (ruim) 10 jaar geleden vastgesteld. Om die reden is actualisatie nu aan de orde.
Het bestemmingsplan "Woensel-Noord 2021" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied ligt in het noordelijk deel van de gemeente en wordt globaal als volgt begrensd:
- noordzijde: gedeelte Hondsruglaan, Tempellaan, Eindhovenseweg, Anconalaan;
- oostzijde: gedeelte Italiëlaan, Dommelpad/Dommeldal, gedeelte Kosmoslaan;
- zuidzijde: gedeelte Sterrenlaan, gedeelte Winston Churchilllaan;
- westzijde: gedeelte Huizingalaan, gedeelte Ellertsveldstraat, gedeelte Vaalsterbergweg, Baronielaan, Holterberglaan.
Luchtfoto plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Het bestemmingsplan 'Woensel Noord 2021' vervangt de bestemmingsplannen 'Woensel Noord - Oost 2007' en 'Centraal Woensel 2007', beiden vastgesteld door de raad op 21 oktober 2008.
Het plan vervangt tevens het bestemmingsplan 'I Woensel Noord-Oost 2007 (reparatie)', vastgesteld door de raad op 30 oktober 2013 en bestemmingsplan 'I Centraal Woensel 2007 (Meierijlaan-Huizingalaan)', vastgesteld door de raad op 18 oktober 2016.
Het plan vervangt tevens deels het bestemmingsplan 'HOV- baan Sterrenlaan', vastgesteld door de raad op 31 mei 2011.
Verder is op 12 juni 2018 het 'Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing' vastgesteld. Dit plan bevat bepalingen over parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing. Ook is op 24 november 2020 het 'Paraplubestemmingsplan waterberging 2020' vastgesteld. Dit plan bevat bepalingen voor waterberging bij nieuwe ontwikkelingen. Het bestemmingsplan 'Woensel Noord 2021' is zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met beide paraplubestemmingsplannen.
Tot slot vervangt dit bestemmingsplan ook het bestemmingsplan 'III Centraal Woensel 2007 (Vlokhovenseweg 41-41A)', vastgesteld op 8 maart 2022.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de samenspraak/inspraak).
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historisch Perspectief
Eindhoven is ontstaan uit een middeleeuwse stad en de omliggende dorpen. Eén van deze dorpen was Woensel. Het vroegere zelfstandige Woensel bestond uit verschillende gehuchten. De middeleeuwse kern was 'De Oude Toren'. De naam 'Woensel' komt van Wodan, de godheid die door de Germaans-Frankische bewoners werd vereerd op het Begijnenbroek. Rond 1900 werden door 'Eindhoven Vooruit', een voorloper van een woningbouwcorporatie, twaalf arbeiderswoningen in twee rijen gebouwd aan de reeds bestaande radialen. Van buurtvorming was nog geen sprake.
Vanaf 1920 werd het steeds drukker met bebouwing aan de radialen, terwijl zich daarachter een landelijk gebied uitstrekte met akkers en weiden. De behoefte aan een sterke stedelijke structuur groeide. De architecten Cuypers en Kooken kregen de opdracht een ontwerp voor een stad te maken, oftewel tot het maken van 'een gezonde, mooie, praktisch aangelegde industriestad'.
Belangrijk element voor het ontwerpen van de hele stad Eindhoven was het zogenoemde 'spinnenweb-idee'. Het annexatieproces om tot één sterke gemeente te komen - waarbij de vijf aanliggende dorpen, waaronder Woensel, samengaan met Eindhoven - liet echter nog 10 jaar op zich wachten en startte pas in 1929. Zo werd Woensel een buitenwijk van Eindhoven.
In de jaren dertig werd een aantal buurten gebouwd waarin de op Frank Lloyd Wright geïnspireerde architectuur van de twintiger en dertiger jaren herkenbaar aanwezig is. In de jaren zestig en zeventig richtte de aandacht van de gemeente zich vooral op het centrumgebied en de stadsontwikkeling. Daartussen lag een vergeten gebied dat werd gebruikt voor verkeersdoorbraken. Langs de Veldmaarschalk Montgomerylaan en de John F. Kennedylaan ontstond de 'uitvalswegenstructuur' met hoge flatgebouwen. De Rondweg werd van grote betekenis voor de verbinding met de aanliggende wijken Strijp en Tongelre.
In de jaren negentig ontstond meer visie op de stedenbouwkundige ruimtelijke kwaliteit, waaronder tevens de wens om meer ruimtelijk te gaan verdichten oftewel het bebouwen van open plekken in de bebouwde kom. Door de economische welvaart werden eind jaren negentig veel kantoren gebouwd. Ook werd aandacht gevraagd voor een hoogwaardigere architectuur met heldere ontwerpprincipes.
De laatste decennia hebben zich nauwelijks relevante ontwikkelingen voorgedaan binnen het plangebied. Op een aantal plekken is het gebruik van individuele bestaande panden gewijzigd op basis van een zogenaamde 'kruimelafwijking'. Daarnaast heeft het schoolgebouw aan de Meierijlaan plaatsgemaakt voor een kleinschalige inbreiding met woningbouw. Hetzelfde staat te gebeuren bij het voormalige politiebureau aan de Koning Arthurlaan.
2.2 Stedenbouwkundige Structuur
Opbouw
Algemeen
Woensel is één van de vijf lobben die rond het centrum van Eindhoven zijn ontwikkeld. Deze lobben zijn te vergelijken met bloemblaadjes geformeerd rondom het hart; het centrum. De scheiding tussen de lobben is duidelijk waarneembaar en wordt gevormd door groengebieden en bedrijfsterreinen. Bij Woensel wordt de scheiding tussen de lobben gevormd door de westelijk en oostelijk gelegen groengebieden.
De structuur van het stadsdeel Woensel wordt bepaald door de radiale- en tangentstructuur van Eindhoven. De radialen verdelen Woensel als het ware in 'taartpunten' en worden gevormd door de toegangswegen naar het centrum van Eindhoven. Voorbeelden van deze radialen zijn de John F. Kennedylaan, de Huizingalaan-Dr. Cuyperslaan en de Boschdijk.
De taartpunten worden doorsneden door zogenaamde ringwegen waarvan De Ring de belangrijkste is. De ringwegen verbinden de radiale wegen, die als spaken in een wiel naar het centrum lopen. Belangrijke ringwegen, naast de reeds genoemde De Ring zijn: Marathonloop-Hondsruglaan-Tempellaan en 1e Lieven De Keylaan-Winston Churchilllaan-Sterrenlaan.
Bij de opzet van het stadsdeel Woensel rond 1950 diende het toekomstige wonen van het 'Nieuwe Eindhoven' vormgegeven te worden. Het nieuwe stadsdeel ten noorden van de spoorbaan heeft een oppervlakte die ongeveer 1/3 deel van de totale stadsoppervlakte bedraagt. Het uitbreidingsplan Woensel werd gezien als een grote sprong voorwaarts in de ontwikkeling van de stad. De uitvalsweg in noordelijke richting is een hoofdelement van het plan. De wijken en buurten zijn zelfstandige eenheden, ieder met een eigen centrum, en zijn tussen de hoofdwegenstructuur gelegd. De invalswegen hebben een monumentaal en 'grootstedelijk' karakter door het brede profiel en de hoge woongebouwen daarlangs. Bij de hoofdopzet van het stadsdeel Woensel is gestreefd naar een duidelijke wijk- en buurtopbouw.
Plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit een aantal (woon)buurten. Deze worden in paragraaf 2.3 beschreven. De (woon)buurten zijn geïnspireerd op de ideeën van het Nieuwe Bouwen en zijn veelal in de jaren '60 en '70 gerealiseerd. Kenmerkend voor de opbouw van deze gebieden is de duidelijke functiescheiding tussen wonen, werken, winkelen, groen en verkeer.
In het verkeerssysteem is een duidelijke hiërarchie aanwezig in ontsluitingswegen, woonstraten en autovrije zones. Binnen de gebieden is vaak sprake van strokenverkaveling en hofverkaveling waarbij parkeren wordt geconcentreerd en autovrije woonstraten ontstaan. De gebouwen en gebouwencomplexen bestaan uit eenvoudige, rechthoekige bouwblokken die als abstracte composities in de openbare ruimte zijn geplaatst. Herhalingen van gelijke complexen, ook wel 'stempels' genoemd, treden op. Deze stempels zijn veelal opgebouwd uit een mix van verschillende woningtypes zoals vrijstaande woningen, rijenhuizen en flatgebouwen. De hogere bouwmassa's zijn aan de randen geplaatst met daartussen laagbouwcomplexen. Wijkvoorzieningen zijn geaccentueerd door middel van middelhoogbouw. In de gebieden is veel open ruimte voor verkeer, groen en waterpartijen.
De industriële bouwmethoden bepalen het uiterlijk van de architectuur. Soms liggen geprefabriceerde bouwdelen en zelfs betonskeletten in het zicht. Veel rijtjeshuizen zijn voorzien van een langskap en in vrijesectorclusters zijn vooral semi-bungalows gebouwd in traditionele stijl vrijstaand of één tot twee bouwlagen met kap. Bij oudere flatgebouwen is veel aandacht besteed aan de plasticiteit van de gevel, detaillering en ornamentering, wat bijvoorbeeld naar voren komt in de uitwerking van portieken, dakranden en balkons.
Verkeersstructuur
Voor het plangebied vormen de radialen een goede verbinding met de binnenstad en de regio. De bereikbaarheid van de verschillende buurten is mogelijk door de buurtontsluitingswegen. Er is een duidelijke hiërarchie aanwezig in de ontsluitingswegen, woonstraten en autovrije zones. De opzet van de buurten is zodanig dat deze niet uitnodigend is voor sluipverkeer.
Groen en water
Bomenrijen en plantsoenen zijn vooral te vinden in de buurten uit de jaren '60/'70. De stroomwegen, met de bomen erlangs, zijn een groene binnenkomer in de stad. Ze lopen voor een deel parallel aan het plangebied en zullen worden behouden als groene beelddrager. Deze wegen worden echter steeds meer gedomineerd door het verkeer. Ook komt de uitstraling langs deze radialen niet overal even goed uit de verf door de kwaliteit van de bebouwing.
Woensel Noord is een relatief ruim opgezette en groene woonwijk met veel buurtgroen in de vorm van gazons. Het Henri Dunantpark ligt als stadspark centraal binnen het noordelijk deel. Het park maakt deel uit van de groenstructuur richting Grote Beek die als een groene wig Noord Woensel binnendringt.
2.3 De Buurten
Overzicht buurten 'Woensel Noord'
Heesterakker
Heesterakker is de meest noordelijk gelegen woonbuurt van de wijk Dommelbeemd. De buurt wordt gescheiden van de buurt Vaartbroek door de Mirabelweg. Deze loopt over vrijwel de gehele breedte van de wijk Dommelbeemd. Deze weg is tevens een van de belangrijkste ontsluitingswegen van de buurt. Verder kent de buurt enigszins een radiaalontsluiting, gevormd door wegen als de Florencelaan, Venetiëstraat en Italiëlaan. Het is nog een redelijk jonge buurt. Deze buurt kent een diversiteit aan woningtypen. De gehele westzijde van de buurt bestaat uit patiowoningen die grotendeels met de rug liggen tegen de afrit van de John F. Kennedylaan. In het noordwesten van Heesterakker bevinden zich nog enkele vrijstaande woningen en deels geschakelde woningen. Het overgrote deel echter is rijenwoningen. Aan de zuidzijde van de weg Kruburg liggen enkele kleinere bedrijfspanden met een diversiteit aan bedrijfjes. Midden in Heesterakker zijn enkele maatschappelijke functies gesitueerd. In de groene as die vanuit de buurt Vaartbroek Heesterakker binnenkomt liggen een gemeenschapshuis en enkele scholen. Midden in het oostelijk deel van Heesterakker, aan de Livornostraat, ligt eveneens een school. Het oostelijk deel van Heesterakker, waarvan de straatnamen overigens vrijwel allemaal ontleend zijn aan Italiaanse steden, bestaat grotendeels uit rijenwoningen. In de bebouwingstructuur zijn duidelijk vele hofjes en binnenpleintjes te herkennen. Deze zijn veelal ingericht als parkeerplaatsen, een enkele keer in combinatie met een speelvoorziening. De oostzijde van Heesterakker grenst aan het buitengebied van Eindhoven. Vanuit de Italiëlaan is het natuurgebied rondom het Dommeldal goed toegankelijk. De nabijheid van de natuur geeft de buurt een extra kwaliteit.
Vaartbroek
Ten zuiden van de Mirabelweg begint de buurt Vaartbroek. Deze buurt is aan de oostzijde begrensd door het buitengebied en het Dommeldal, aan de zuidzijde door de Airbornelaan. De westzijde wordt begrensd door de John F. Kennedylaan, en aan de noordzijde de Mirabelweg, Parallel aan de John F. Kennedylaan ligt een viertal grote flatgebouwen. Deze schermen de overige bebouwing van Vaartbroek af van de drukke John F. Kennedylaan. De straten Vaartbroek, Tarwelaan, De Stoutheuvel en Mirabelweg vormen een ring die de gehele buurt ontsluit. De meeste bebouwing in Vaartbroek bestaat uit rijenwoningen. De buurt kent vele hofjes en kleine lusstructuren. Deze zijn voor het langzaamverkeer onderling met elkaar verbonden. Langs deze verbindingen en in de hofjes komen kleine groenelementen voor. In de hofjes bevinden zich veelal extra parkeerplaatsen voor de buurt. Daarbij kent de buurt een groot aantal garageboxen. Aan de oostzijde van Vaartbroek komt wat meer geschakelde en vrijstaande bebouwing voor. In de zuidoosthoek van Vaartbroek liggen een vijftal, volledig in het groen, gesitueerde hofjes met vrijstaande woningen. De gehele oostzijde van de buurt grenst aan het buitengebied en is daarmee goed toegankelijk en geeft een bijzondere meerwaarde. Centraal in de buurt ligt in verticale richting een grote parkachtige groenstructuur, die de buurt als het ware in tweeën deelt. Ten zuiden van dit park ligt een groot langwerpig appartementengebouw dat gedeeltelijk over het park is gebouwd. Op de hoek van de Tarwelaan en De Stoutheuvel ligt het winkelcentrum Vaartbroek waarin onder andere een aantal supermarkten, diverse winkels, een sportschool, een jeugdhonk en een bibliotheek zijn gehuisvest. Behalve het winkelcentrum liggen hier ook nog een school, kerk en gemeenschapshuis. De locatie heeft dan ook een centrumfunctie voor de wijk Dommelbeemd.
Eckart
De buurt Eckart wordt aan de noordzijde begrensd door de Airbornelaan, de oostzijde wordt gevormd door de waterpartijen van de oude Dommelarm die diagonaal door de wijk Dommelbeemd liggen. De Sterrenlaan is de grens aan de zuidzijde en de westzijde wordt begrensd door de John F. Kennedylaan. Een opvallend element in de buurt Eckart is de bovengrondse hoogspanningsleiding die eveneens diagonaal door de buurt heen snijdt. Onder deze hoogspanningsleiding bevindt zich een langgerekte groenstructuur die door loopt tot in de omliggende buurten. De buurt wordt in noordzuid richting ontsloten via de Mercuriuslaan, een brede laan met middenberm die loopt van de Airbornelaan tot aan de Sterrenlaan. De Planetenlaan en de Firmamentlaan zorgen verder voor de ontsluiting naar de naastgelegen buurt De Luytelaer. Voor de rest kent Eckart een sterk rechthoekig opgezet stratenpatroon. In de strook langs het water bevindt zich een aantal functies, zo ligt er in de noordoost punt van Eckart een sporthal en een bedrijfsverzamelgebouw. Zuidelijker, aan de Weegschaalstraat, ligt een centrum voor begeleid wonen. Aan de Orionstraat en in de nabijheid hiervan liggen een buurthuis, gezondheidscentrum, een kerk en een aantal supermarkten. Aan de Planetenlaan ligt nog een basisschool, maar verder bestaat Eckart voor het grootste deel uit wonen. De bebouwing van Eckart bestaat voornamelijk uit rijenwoningen. Op een aantal plaatsen worden de rijen onderbroken door een appartementengebouw. Op de hoek van de Mercuriuslaan en de Firmamentlaan staat een groot appartementengebouw dat als landmark fungeert voor de buurt. In het westen van Eckart ligt langs de op- en afritten van de John F. Kennedylaan een aantal appartementengebouwen.
De buurt kent vele garageboxen die mede het straatbeeld bepalen. In Eckart is veel gebruik gemaakt van hofjes en doodlopende straten, mede hierdoor ontstaan verkeersluwe woonstraten. In de hofjes, maar ook langs de straten is buurtgroen aanwezig al dan niet in combinatie met speelvoorzieningen.
De Luytelaer
In de driehoek, gevormd door de dode Dommelarm, de Kosmoslaan en de Sterrenlaan, ligt de buurt De Luytelaer. Het is een woonbuurt zonder verdere bijzondere functies. Er bevindt zich een aantal verschillende woningtypen, patiowoningen, bungalows, villa's, van vrijstaande tot geschakelde varianten. De Luytelaer wordt doorsneden door de bovengrondse hoogspanningsleiding die vanuit de naastgelegen buurt Eckart de buurt binnenkomt. De inrichting onder de leiding bestaat uit groenvoorzieningen. De hoogspanningsleiding is een opvallend element in de buurt. Aan de noord-west en de noord-oostkant van de buurt kent De Luytelaer, mede door de ligging aan het water, een sterk groen en parkachtig karakter. Deze buurt wordt via de Planetenlaan, de Firmamentlaan en de Kosmoslaan ontsloten. De Luytelaer kent verder een speels opgezet stratenpatroon en wijkt daarmee af van de overige buurten van Dommelbeemd. Het stratenpatroon bestaat voornamelijk uit lusstructuren en gedeelten waar met hofjes is gewerkt.
Woenselse Heide
De Woenselse Heide wordt begrensd door de Huizingalaan, Hondsruglaan, Rode Kruislaan en Roelantlaan. Voor het bedrijventerrein dat deel uit maakt van de buurt, de zogenaamde 'autowijk', dat globaal wordt begrensd door de Baronielaan en Holterberglaan is een apart bestemmingsplan opgesteld. Dit bedrijventerrein wordt door een brede groenstrook van de woonbebouwing gescheiden en heeft een directe ontsluiting op de Hondsruglaan en Huizingalaan zodat de overlast voor omwonenden beperkt blijft. De buurt is na 1965 ontwikkeld en kenmerkt zich als een groot gebied met overwegend laagbouwwoningen. De diversiteit aan woningen en het gemengd woningbezit, de verhouding tussen huur- en koopwoningen is goed te noemen. Flats zijn er niet alleen aan de randen, maar ook in het midden van de wijk zoals het verzorgingstehuis Den Eerdband en de winkels en bibliotheek op het Nederlandplein. Van de ca. 2.200 woningen zijn er ca. 700 in de periode 1945-1969 gebouwd en de overige 1.400 na 1970. Door de centrale ligging zijn in de directe omgeving van de buurt veel bovenbuurtse voorzieningen aanwezig zoals het buitengebied in de vorm van landelijk groen, het recreatiepark Aqua Best en het stedelijk park Henri Dunant. In het Henri Dunantpark ligt tevens het grootschalige speelpark 'De Splinter'. Scholen, ziekenhuis en het gemeentelijk sportpark Woensel liggen in de directe nabijheid van de buurt. De buurt heeft een heldere orthogonale (rechthoekige) structuur van gesloten bouwblokken die voornamelijk worden gevormd door eengezinswoningen. De groengebieden binnen de buurt volgen voornamelijk de hoofdbuurtontsluiting hetgeen de oriëntatie binnen de buurt versterkt. Afgezien van de randen bevindt het groen zich langs de Noordzeelaan- Grebbeberglaan- Veluwelaan- Holterberglaan en Baronielaan. Ook de oost-west georiënteerde groenstructuur langs de Schouwenlaan-Louwerszeeweg-Nederlandplein-Sallandlaan, is goed waarneembaar en bevordert de oriëntatie. Langs deze groene routes bevinden zich dan ook de voorzieningen binnen de buurt. Door de ligging aan wijkontsluitingswegen heeft de buurt een goede bereikbaarheid en is zowel met de auto als met openbaar vervoer goed bereikbaar. Ook de overzichtelijke rechthoekige opbouw van de buurt speelt daarbij een rol.
De Tempel
De buurt wordt begrensd door de Rode Kruislaan, de Tempellaan, de John F. Kennedylaan en de Bisschop Bekkerslaan. De ontwikkeling van voornamelijk laagbouw huurwoningen heeft na 1965 plaatsgevonden. Van de ca. 2.300 woningen zijn er een kleine 1.000 in de periode 1945-1969 gebouwd en de overige 1.300 na 1979. Evenals de Woenselse Heide heeft De Tempel een heldere orthogonale structuur gevormd door rechthoekige bouwblokken van voornamelijk eengezinswoningen. Aan de randen bevindt zich afwijkende bebouwing in de vorm van urban-vila's. De buurt ligt aan de rand van de stad. Zowel het landelijk groen, het stedelijk park Henri Dunant en het gemeentelijk sportpark Woensel Noord met veel sportgerelateerde indoorvoorzieningen, liggen in de directe nabijheid. Het Henri Dunantpark maakt deel uit van de groenstructuur richting Groote Beek. Ten oosten van de Brussellaan bevindt zich strokenbouw rondom een binnenhof dat zich herhaalt in zogenaamde 'stempels'. De binnenhoven zijn alleen bereikbaar vanaf de Brussellaan. In het centrum van de buurt, aan het Belgiëplein, ligt een buurtwinkelcentrum dat overzichtelijk en goed bereikbaar is. Er is redelijk veel buurtgroen aanwezig in de vorm van geïsoleerde gazons en perken. Daarnaast is achter de woningen aan de Bosvoordelaan een samenhangende groenstructuur aanwezig. In de zuidoosthoek van de buurt ligt een klein bedrijventerrein met enkele grootschalige detailhandelsvestigingen. Voor de omliggende woningen is er nagenoeg geen overlast door een directe auto-ontsluiting op de Bisschop Bekkerslaan. Bovendien zijn de randen van het bedrijventerrein naar de woningen toe zorgvuldig afgewerkt door strokenbebouwing met daarlangs goed onderhouden groenstroken.
Door de heldere rechthoekige opzet van de buurt is de bereikbaarheid zowel met de auto als met het openbaar vervoer goed.
Jagershoef
De buurt wordt begrensd door de Huizingalaan (radiaal), de Roelantlaan, de Genovevalaan en de Winston Churchilllaan. Het betreft een naoorlogs woongebied waarvan het grootste deel, ca. 1.500, van de in totaal ca. 1.750 woningen in de periode 1945-1969 zijn gebouwd. De overige woningen zijn van na 1979. Hoewel het grootste deel van de woningen huurwoningen zijn wordt de buurt erg aantrekkelijk gevonden. Bewoners vinden het een prettige en rustige buurt. Vrijkomende woningen zijn vaak snel weer verhuurd. Er is ook een evenwichtige bewonersopbouw die samenhangt met de aantrekkelijkheid van de buurt. De buurt wijkt qua stedenbouwkundige structuur af van de veelal rechthoekige opbouw die typerend is voor veel buurten in Woensel. Deze afwijkende opbouw is toe te rekenen aan de min of meer driehoekige vorm van de buurt. De stedenbouwkundige opbouw van de buurt wordt getypeerd door een binnenring die congruent is aan de wegen die de buurt omsluiten. Vanaf de binnenring worden de omliggende woningen ontsloten. De woningen bestaan voornamelijk uit grondgebonden eengezinswoningen in de vorm van strokenbouw die rondom een groen binnenhof zijn gebouwd. Langs de Huizingalaan zijn voornamelijk flatwoningen in hoogbouw strokenbouw aanwezig die de laan als belangrijke radiaal extra accentueren. De binnenring maakt een groene indruk en kan gezien worden als het groene hart van de buurt. Hoewel het noordelijk deel van de binnenring bebouwd is zijn de woningen wel in een groene setting geplaatst. Het zuidelijk deel van de binnenring is, naast enkele buurtvoorzieningen, grotendeels onbebouwd.
't Hool en Winkelcentrum Woensel
't Hool is een rustige, groene en ruim opgezette woonbuurt bestaande uit ca. 1000 woningen die in de periode na 1970 gebouwd zijn. Medewerkers van het NatLab (Natuurkundig Laboratorium) van Philips stonden aan de wieg van 't Hool. Uit onvrede met de bestaande tekortschietende volkshuisvesting richtten ze in 1961 een eigen woningbouwvereniging op. Leden van Huis en Wijk schakelden architect Jaap Bakema in voor het ontwerp van de nieuwe woonbuurt. Het eindresultaat was een uitgebalanceerde totaalcompositie waar stedenbouw, architectuur, materiaalgebruik en groenaanleg naadloos op elkaar zijn afgestemd. De wijk voorziet in een variatie aan markante woningtypes die tegemoetkomt aan de verschillende woonwensen van bewoners, zoals drive-inwoningen, patiowoningen en splitlevelwoningen.
Kenmerkend voor de buurt is de hofachtige structuur. De buurt ligt tegen het stadsdeelwinkelcentrum Woensel dat qua stedenbouwkundige opzet en architectonische uitstraling een samenhangend geheel met 't Hool vormt. 't Hool en het winkelcentrum worden begrensd door autowegen met een hoge verkeersintensiteit zoals de Bisschop Bekkerslaan, de Franklin D. Rooseveltlaan, de Winston Churchillllaan en Genovevalaan.
De noordrand wordt gevormd door hoge flats met veel eenpersoonshuishoudens. Het middendeel bestaat uit koopwoningen met een grote diversiteit in de architectuur. De nabijheid van voorzieningen in de vorm van winkels, banken en medische voorzieningen is een sterk punt van de buurt. Ook de ligging ten opzichte van de uitvalswegen is goed te noemen. Kenmerkend voor 't Hool is de rechthoekige opzet van de bouwblokken die consequent voor de gehele buurt is doorgevoerd. De buurt bestaat uit gebouwen met platte daken. Kappen en schuine daken zijn niet aanwezig. Centraal gelegen ligt het Dalheimpad dat evenwijdig loopt aan een brede plantsoenstrook. Ook elders is veel groen aanwezig in de vorm van ruim opgezette plantsoenen zoals aan de Clervauxlaan en de Luxemburglaan.
Winkelcentrum Woensel fungeert als stadsdeelcentrum voor het woongebied Woensel. De woonvoorziening is in een later stadium uitgebreid met de appartementsgebouwen Athos, Aramis en Porthos. Laatstgenoemde is met de drieëndertig verdiepingen een blikvanger van het winkelcentrum. Ondergronds parkeren geldt alleen voor de bewoners van Porthos.
Vlokhoven
De buurt is vrij gevarieerd van opbouw met een rand van hoogbouw en kent een bedrijfsconcentratie rond de Jericholaan. Er is veel groen in de buurt, vooral in de vorm van bomen. Ook de nabijheid van voorzieningen zoals winkels en bushaltes, is een sterk punt. De buurt heeft een kleine 1.700 woningen waarvan ruim 40 voor 1945, ruim 800 in de periode 1945-1969 en ruim 800 na 1970 zijn gebouwd. De bereikbaarheid van de buurt is goed. De verkeersveiligheid daarentegen is niet overal goed te noemen is. Vooral de oversteek op de Winston Churchilllaan naar het verzorgingshuis Brunswijck is onveilig. Centraal en diagonaal door de orthogonaal (rechthoekig) opgezette buurt loopt de Vlokhovenseweg die voorheen deel uitmaakte van een historische radiale weg richting Nijmegen. De bebouwing aan deze weg, vooral rond de rooms-katholieke O.L. Vrouw van Lourdeskerk, bestaat voornamelijk uit vooroorlogse woningbouw, de pastorie en het kleuterschoolgebouw. Achter de kerk, aan de Smetsakker, ligt het kerkhof. Het karakteristieke gebied rond de kerk geeft nog heel herkenbaar de vroegere historische kern aan die in lintbebouwing is vormgegeven. In de noordoostelijke hoek van de buurt ligt een klein bedrijventerrein aan de Jericholaan. De lichte bedrijvigheid veroorzaakt geen noemenswaardige overlast voor de omwonenden. Aan de Baltesakker is een concentratie van 'niet zakelijke dienstverlening' aanwezig.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.
Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.
Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.
Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.
In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.
Realisatie
Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.
De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:
- Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
- Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
- Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
- Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).
- Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
- Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.
Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.
De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Daarin staat: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Dit bestemmingsplan richt zich op het vastleggen van de bestaande situatie en van de functionele en ruimtelijke structuur. Er is dus geen sprake van een stedelijke ontwikkeling waarvoor een ladderonderzoek nodig is.
3.2.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In Nederland staan we voor een aantal urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Denk aan de opgaven op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Deze opgaven zullen Nederland flink veranderen. Door goed in te spelen op deze veranderingen kan Nederland vooroplopen en kansen verzilveren. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.
In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:
- ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
- duurzaam economisch groeipotentieel
- sterke en gezonde steden en regio's
- toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.
De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet. De NOVI is op 11 september 2020 vastgesteld.
In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.
3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.
Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van het Nationaal NatuurNetwerk (NNN) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die het NNN vormen worden bij provinciale Interim Omgevingsverordening aangewezen (zie ook paragraaf 3.3.3) waarmee het NNN een provinciaal belang is geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd. Op de luchthaven wordt nader ingegaan in paragraaf 3.2.5.
3.2.4 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening
In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor Eindhoven zijn de geluidszone en het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. In paragraaf 3.2.5 wordt nader ingegaan op de beperkingengebieden van de luchthaven en in paragraaf 4.3.5 op geluid (luchtvaartlawaai).
3.2.5 Luchthavenbesluit
In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.
Het beperkingengebied bestaat uit:
- de geluidszone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer (hier wordt in paragraaf 4.3.5 op ingegaan). Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
- de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
- het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt niet binnen de geluidzone of vliegfunnel van Eindhoven Airport. Wel ligt het noordwestelijke deel van het plangebied (delen van Woenselse Heide, Jagershoef, de Tempel, 't Hool en Winkelcentrum Woensel) binnen het ILS-verstoringsgebied en ligt een deel van het plangebied (delen van Woenselse Heide, Jagershoef, 't Hool en Winkelcentrum Woensel) binnen het obstakelbeheergebied (IHCS) en vogelbeheersgebied van de luchthaven. Dit bestemmingsplan is echter conserverend van aard en maakt geen (nieuwe) functies en activiteiten mogelijk die vogels aantrekken. De bouwhoogte van de woningen en overige toegestane bouwwerken binnen het plangebied valt ruimschoots onder de vastgestelde obstakelvrije hoogte. Dit bestemmingsplan wordt dan ook niet belemmerd door het luchthavenbesluit en omgekeerd vormt het plan geen belemmering voor de luchthaven.
3.2.6 Bakens luchthaven Eindhoven en radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel
Bij het bepalen van de maximaal toegestane bouwhoogte in het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de bakens van luchthaven Eindhoven en het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.
Bakens luchthaven Eindhoven
Op en nabij de luchthaven Eindhoven zijn bakens (zie figuur 3.1) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen:
- een VDF baken: Vertical Directional Finder. Dit is een hulpmiddel voor de luchtverkeersleiding om de richting te kunnen bepalen van het vliegtuig waarmee op dat moment wordt gecommuniceerd.
- een NDB; Non Directional Beacon. Dit wordt door vliegtuigen gebruikt als navigatiehulpmiddel op luchtroutes. Het is een bakenzender die een radiosignaal uitzendt dat door een peilontvanger in het vliegtuig wordt opgevangen. Hierdoor wordt de richting van het signaal ten opzichte van het vliegtuig bepaald. Door de richting van twee verschillende bakens te peilen kan de piloot zijn/haar positie bepalen.
De toetsingsgebieden van VDF beslaan nagenoeg het gehele plangebied, maar hebben gezien de maximaal toegestane bouwhoogte geen consequenties.
Figuur 3.1. Afbeelding hoogtebelemmeringen bakens nabij luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen= VDF. Rode lijnen= NDB.
Radarverstoringsgebieden
Om het ongestoord functioneren van radar- en communicatie-apparatuur op de vliegbasis Volkel te waarborgen ligt er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 50 nautische mijl (=27,8 km), gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied moet voor ieder obstakel hoger dan 65 meter worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Het plangebied valt niet binnen die cirkel. Buiten die cirkel is eveneens nog sprake van een radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel, waarbinnen een hoogtebeperking geldt van 114 meter voor windturbines. Het plangebied bevindt zich weliswaar daarbinnen, maar omdat de ontwikkelingen niet voorzien in de bouw van windturbines is het functioneren van het radarstation niet in het geding.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie
De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2021 wordt ingevoerd.
In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
3.3.2 Structuurvisie
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:
1. de groenblauwe structuur
De groenblauwe structuur bestaat uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Dit is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.
2. het landelijk gebied
Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De provincie streeft hier naar een multifunctionele gebruiksruimte, met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.
3. de stedelijke structuur
De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.
4. de infrastructuur
Het infrastructuurnetwerk bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen, spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in noordwest Europa. De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische clusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid. Zo wordt ruimte gemaakt voor het versterken van de (inter)nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.
Uitwerking structuurvisie
De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.
Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
3.3.3 Interim omgevingsverordening
De Interim omgevingsverordening is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019 en vervangt een aantal provinciale verordeningen:
- provinciale milieuverordening
- verordenring natuurbescherming
- verordening ontgrondingen
- verordening ruimte
- verordening water
- verordening wegen
Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een ‘Interim’ omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de ‘definitieve’ omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.
De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving).Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.
In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:
- Burgers en bedrijven: dit zijn zogenaamde rechtstreeks werkende regels voor activiteiten. Deze regels bevatten voorwaarden om zo’n activiteit te verrichten en geven ook aan of je bijvoorbeeld eerst een melding moet doen voordat je mag beginnen.
- Bestuursorganen van de overheid: dit zijn zogenaamde instructieregels. Met deze regels kan de provincie een opdracht geven aan gemeenten over onderwerpen die zij in het bestemmingsplan moeten opnemen of aan het waterschap over de manier waarop ze hun taken uitvoeren.
Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven
Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn in de Interim Omgevingsverordening voor de volgende thema’s rechtsreekse regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw. De meeste van deze regels waren eerst opgenomen in de Provinciale milieuverordening, de Verordening wegen, de Verordening ontgrondingen en de Verordening natuurbescherming.
Binnen het plangebied zijn rechtstreekse regels van toepassing voor grondwateronttrekking. Volgens Kaart 1: Rechtstreeks werkende regels: milieubeschermingsgebieden, natuur en wegen van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is het plangebied in zijn geheel aangeduid als 'Diep grondwaterlichaam' en 'Geen attentiezone waterhuishouding'. Volgens artikel 2.20 van de Interim omgevingsverordening is de onconventionele winning van koolwaterstoffen verboden boven, in of onder een diep grondwaterlichaam. Artikel 2.21 regelt dat onder bepaalde voorwaarden geen vergunning tot het onttrekken van grondwater ten behoeve van een bodemenergiesysteem, bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onder b, Waterwet, is vereist als sprake is van de zone 'Geen Attentiezone waterhuishouding'.
De rechtstreeks werkende regels voor landbouw zijn niet van toepassing aangezien dit plan geen agrarische bestemmingen bevat of agrarische activiteiten mogelijk maakt.
Instructieregels
Dit zijn de regels die tot voor kort waren opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant. De regels zijn gekoppeld aan de aanduidingen die op de verschillende kaarten van de Interim omgevingsverordening zijn opgenomen.
Het plangebied is in zijn geheel gelegen binnen de aanduidingen 'Stedelijk gebied' en 'Concentratiegebied'. Het 'stedelijk gebied' is primair aangewezen om stedelijke functies zoals wonen, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen op te vangen. In de interim omgevingsverordening zijn hier regels aan gekoppeld. Bij nieuwe ontwikkelingen moet aan deze regels worden getoetst. Dat is bij dit bestemmingsplan niet aan de orde. De huidige functies binnen het plangebied passen binnen de op basis van de verordening toegestane functies binnen stedelijk gebied.
Verder is het gehele plangebied gelegen binnen de aanduiding 'Stalderingsgebied'. Aan deze aanduiding zijn specifieke regels voor veehouderijen verbonden. Aangezien dit bestemmingsplan geen veehouderijen bevat of mogelijk maakt, zijn de betreffende bepalingen uit de Interim omgevingsverordening niet van toepassing op dit bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan is een actualisering die past binnen de regels van de Interim omgevingsverordening.
Ontwerp omgevingsverordening Noord-Brabant
De provincie heeft als eerste stap een Interim omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels zijn samengevoegd. Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. De huidige regels in de Interim omgevingsverordening zijn gehanteerd als uitgangspunt. De belangrijkste wijzigingen zijn:
- Er is aansluiting gezocht bij de opbouw van de rijksregels. Diverse nadere regelingen zijn in de Omgevingsverordening verwerkt.
- Vanwege het vervallen van de Wet bodembescherming zijn nieuwe regels opgenomen om verontreiniging van het grondwater te voorkomen. Het voorstel is om daarvoor ook voorbeschermingsregels vast te stellen.
- De aanwijzing van voor verzuring gevoelige kwetsbare gebieden (Wav-kaarten) is vervallen.
- De rechtstreeks werkende regels voor de ontwikkeling van veehouderij en mestbewerking vervallen. Het voorstel is om die te vervangen door voorbeschermingsregels.
- Er is een attentiezone geluid opgenomen langs provinciale wegen waarbinnen aandacht wordt gevraagd voor het oprichten van geluidgevoelige bebouwing.
De ontwerp Omgevingsverordening Noord-Brabant is op 23 maart 2021 vastgesteld en heeft van 9 april tot en met 20 mei ter inzage gelegen. De Omgevingswet verplicht dat de provincie een omgevingsverordening vaststelt. Provinciale Staten stellen de Brabantse Omgevingsverordening naar verwachting eind 2021 vast, waarna die op 1 juli 2022, gelijk met de Omgevingswet, in werking treedt.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Omgevingsvisie Eindhoven
Samen met de stad heeft de gemeente Eindhoven een omgevingsvisie opgesteld. Met ons hebben meegedacht: inwoners, ondernemers, belangenorganisaties, GGD, Veiligheidsregio, Omgevingsdienst, woningcorporaties, projectontwikkelaars, investeerders en andere overheden (buurgemeentes, provincie, rijk). Op 16 juni 2020 is de omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad.
De omgevingsvisie is een integraal verbindende visie voor de fysieke leefomgeving die focus aanbrengt bij het inrichten van onze stad en stimuleert om samen te werken aan de stedelijke opgaven. De omgevingsvisie is gebaseerd op bestaand beleid. Het hebben van een omgevingsvisie is onder de nieuwe Omgevingswet verplicht. Omdat een omgevingsvisie allesomvattend is, willen we die lerende wijs ontwikkelen. Dat betekent concreet dat we, eerder dan wettelijk verplicht, met een omgevingsvisie komen. Maar dan wel een 'light-variant' (versie 1.0), die we één of twee jaar later gaan aanvullen en verfijnen.
Deze omgevingsvisie (versie 1.0) is gebaseerd op het bestaand beleid. Het document vervangt niet de bestaande beleidsdocumenten, maar is een aanvullend beleidsdocument. De interim structuurvisie blijft daarom nog steeds van kracht. Bij het opstellen van een omgevingsvisie versie 2.0 wordt de interim structuurvisie wel ingetrokken.
Brainportregio
De Brainportregio is een technologische topregio en één van de belangrijkste pijlers van de Nederlandse economie. De sleutel tot dit succes is samenwerking. Het is een regio van contrasten en dat maakt ons uniek: een hecht netwerk van steden, stedelijke buurgemeenten, dorpen en bewoond landelijk gebied. Je bent snel in de stad of juist in het groen, er is cultuur én natuur. We zijn sterk in high tech, design en innovaties en kennen een dynamische economie en een gastvrije bourgondische levensstijl. De strategie van de regio is gericht op het sterker maken van deze kwaliteiten door aan te haken op de eigen kracht en identiteit van de deelgebieden.
Ambitie
Als centrumstad vervult Eindhoven een cruciale rol bij de versterking van Brainport Eindhoven als economische wereldspeler op het gebied van kennisintensieve maakindustrie en design. Om internationaal concurrerend te blijven, streeft Eindhoven samen met de regio naar een excellent woon- en werkklimaat. Eindhoven zet daarom in op gezonde en duurzame verstedelijking met behoud van stedelijke en dorpse kwaliteiten en met bijzondere aandacht voor sociale cohesie en inclusie. Eindhoven is in staat om zich snel aan te passen aan de steeds veranderende vraag naar geschikte en betaalbare ruimte om te wonen, werken, verblijven en recreëren. Deze ambitie vertaalt zich naar vier deelambities. Eindhoven als:
- economische wereldspeler;
- gezonde en toekomstbestendige stad;
- een sociale, inclusieve en gastvrije stad en
- een authentieke stad met sterke gebieden.
Van ambitie naar stedelijke opgaven
Als we onze ambities leggen naast de huidige kwaliteiten en structuren van de stad en de actuele trends en ontwikkelingen, zien we een aantal stedelijke opgaven voor de stad. Brainport Eindhoven blijft groeien, mede door de sterke economische positie.
De ambities en groei vragen om ruimte voor nieuwe woningen, bedrijven en voorzieningen. Ruimte die we bieden door te verdichten in het gebied binnen
de Ring en door te verdichten nabij voorzieningen als HOV en winkelcentra. Met name binnen de Ring is voldoende ruimte om te verdichten, omdat er nog relatief weinig mensen wonen. Met de keuze voor verdichten binnen de Ring gaan we duurzaam om met de (groene) ruimte die de stad heeft. We behouden hiermee de kwaliteit van de groenstedelijke woonwijken, de landschapsparken en het buitengebied.
De keuze voor een compact stedelijke woonmilieu gaat gepaard met forse investeringen in o.a. bereikbaarheid, luchtkwaliteit, groen en voorzieningen.
Eindhoven wil een leefbare en een inclusieve stad zijn waar iedereen kan profiteren van het succes van de Brainport. Dat vraagt om keuzes ten aanzien van het woning- en voorzieningenaanbod. Het verschil tussen de ambitie en de huidige stand van zaken in Eindhoven leidt tot zes concrete stedelijke opgaven:
- Werken aan een gezonde groei van de stad
- Werken aan een aantrekkelijk en hoogstedelijk centrum
- Werken aan leefbare, sociale wijken met een sterke identiteit
- Werken aan een duurzame en concurrerende economie
- Werken aan de energietransitie van de stad
- Werken aan een goede stedelijke bereikbaarheid
Samen werken aan de stedelijke opgaven
Dit zijn de opgaven waar we als gemeente de komende jaren samen met onze partners aan werken. Wij werken zelf aan deze opgaven, maar stimuleren ook andere partijen in de stad om dit te doen. We bepalen samen met de stad en regio wat kansrijke initiatieven en locaties zijn. We geven prioriteit aan initiatieven die bijdragen aan meerdere stedelijke opgaven tegelijkertijd en kwaliteit toevoegen aan de stad. Hiernaast zetten we in op het beschermen en versterken van de stedelijke en groene hoofdstructuur van de stad. De gemeente organiseert het werken aan de stedelijke opgaven met thematische en gebiedsprogramma's en stimuleert o.a. via regels en uitgangspunten zoals opgenomen in de omgevingsvisie dat ook andere initiatiefnemers bijdragen aan het realiseren van de opgaven.
Plangebied
Dit bestemmingsplan is niet gericht op ontwikkeling. Het bereiken van de doelen uit de omgevingsvisie gebeurt met name door ontwikkeling. Wel ziet dit bestemmingsplan op de doelen van de omgevingsvisie die zich richten op bescherming. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het beschermen van ons natuurnetwerk, het in stand
houden van ecologische verbindingszones en het beperken van risico's bij branden, rampen en crisis door het opnemen van regels vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Ook het beschermen van erfgoed zoals historische radialen, historisch groen en historische stedenbouwkundige structuur vallen hieronder.
Daarnaast draagt dit bestemmingsplan bij aan een goede gezondheid van inwoners en een veilige leefomgeving. Zo is een specifieke bestemming voor het groen in het plangebied opgenomen en wordt ruimte geboden voor het realiseren van voet- en fietspaden en het bouwen van sport- en spelvoorzieningen in het openbare gebied.
Daarnaast is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen voor waterberging wanneer zich ontwikkelingen voordoen. Dit draagt bij aan een beter functionerend watersysteem.
In de omgevingsvisie is ook aangegeven dat de gemeente ruimte biedt aan de buurteconomie, deeleconomie en andere initiatieven die bijdragen aan de levendigheid van wijken. Denk aan kleine bedrijfjes aan huis en ruimte voor creatief ondernemerschap. In dit bestemmingsplan zijn regels opgenomen waarbinnen beroep en bedrijf aan huis is toegestaan. Dit draagt bij aan de verbetering van de economische structuur en de levendigheid in de wijken.
Het bestemmingsplan is dus in lijn met de uitgangspunten van de omgevingsvisie.
3.4.2 Interimstructuurvisie 2009
In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
3.5 Volkshuisvesting
In het onderhavige plangebied zijn geen concrete nieuwe ontwikkelingen voorzien. Indien zich nieuwe ontwikkelingen in het gebied voordoen op het gebied van wonen zal dit worden getoetst aan het volkshuisvestingsbeleid.
3.5.1 Regionaal beleid
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt dan ook geen nieuwe woningen mogelijk. Evenwel wordt hierna ingegaan op de huidige regionale woningbouwafspraken.
Het ruimtelijk verzorgingsgebied voor eventuele woningbouw binnen het plangebied betreft in beginsel gemeente Eindhoven. Hierbij wordt opgemerkt dat in de gehele regio Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE) de woningvraag groter is dan de totale harde plancapaciteit. Voor de behoefte aan woningen, zowel naar kwantiteit als naar kwaliteit, baseren we ons op het onderzoek "Marktmechanismen op de Eindhovense woningmarkt 2018" van Companen. De woningbehoefte voor Eindhoven is voor de periode 2019 t/m 2023 berekend op 15.000 woningen. Deze kwantitatieve behoefte van 15.000 woningen voor de periode 2019 t/m 2023 is ook opgenomen in de Woondeal.
Op 7 maart 2019 hebben de minister van Binnenlandse Zaken (BZK), de provincie Noord-Brabant en het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE) de Woondeal ondertekend. Met de ondertekening van de Woondeal zetten partijen zich in om de woonopgave in deze regio aan te pakken. De Woondeal helpt de gewenste versnelling van de woonopgave in Eindhoven en de andere acht gemeenten binnen het SGE te realiseren: meer woningen, op de juiste locatie en voor de goede doelgroep. De versnelling moet in de periode tot 2024 zo'n 27.000 woningen opleveren. Dit komt in Eindhoven neer op een forse versnelling van de jaarlijkse woningbouwproductie naar ongeveer 3.000 woningen gemiddeld per jaar. De Woondeal gaat daarnaast ook over de werking van de woningmarkt (met name op het gebied van regelgeving), de plancapaciteit (de periode tot 2040) en integrale gebiedsontwikkeling in Eindhoven. De Woondeal is een eerste stap van een langjarig partnerschap met de betrokken partijen.
Versnellen woningbouwproductie
Het SGE heeft behoefte aan 27.000 woningen in de periode 2019 tot en met 2023. Deze behoefteraming geldt als richtinggevend bij de versnelling van de woningbouwproductie. De minister, de provincie en het SGE hebben hierover het volgende afgesproken in de Woondeal:
- Het zwaartepunt voor het realiseren van groen-stedelijke woonmilieus ligt - zoals vastgelegd in het Afsprakenkader Wonen SGE 2017 - in de negen prioritaire locaties: Aarle, Brandevoort, Blixembosch, Ekenrooi Zuid, Nuenen West, Meerhoven, Tongelrese Akkers, Waalre Noord en Zilverackers. De minister, de provincie en het SGE volgen de ontwikkeling van deze locaties als geheel op het gebied van aantallen en exploitatie. Het zwaartepunt voor het realiseren van centrum-stedelijke woonmilieus ligt in Eindhoven binnen de Ring.
- Onderzoek toont aan dat de woningbehoefte in Eindhoven de komende vijf jaar ca. 15.000 woningen bedraagt (als onderdeel van het totaal van 27.000 voor het SGE). Dit vraagt een forse versnelling van de jaarlijkse woningbouw-productie naar ca. 3.000 woningen gemiddeld per jaar.
- De minister, de provincie en het SGE onderzoeken of de versnelling kan worden uitgevoerd binnen de bestaande mogelijkheden. Indien aanpassingen nodig zijn in bijvoorbeeld provinciale beleidskaders, regelgeving of instrumenten, dan spannen de provincie en het SGE zich gezamenlijk in om deze wijzigingen door te voeren. De minister spant zich in om, indien nodig, het toepassen van bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte mogelijk te maken.
Monitoren van de woningbouwplanning en -programmering
De woningmarkt is per definitie - en zeker voor de middellange en langere termijn - omkleed met de nodige onzekerheden, samenhangend bijvoorbeeld met (veranderende) demografische, economische en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen. Om hier goed op in te kunnen spelen wordt in 2019 door het SGE en de provincie een monitoringssysteem ingericht op basis waarvan jaarlijks afspraken worden gemaakt over de woningbouwplanning en -programmering in het SGE. De richtinggevende principes uit de Brabantse Agenda Wonen en de principes uit het Afsprakenkader Wonen 2017 zijn hierbij leidraad. Uitgangspunt is te voorzien in een realistisch, flexibel planaanbod op basis waarvan woningbouwlocaties versneld en vraaggericht worden ontwikkeld. Doel van de monitoring is om steeds een actueel, gezamenlijk beeld te hebben van wat er speelt op de regionale woningmarkt, waar knelpunten zijn of dreigen en welke strategieën moeten worden ingezet om de voortgang van de woningbouwproductie te bevorderen.
Afspraken in Woondeal over voldoende plancapaciteit
Plancapaciteit
Het SGE heeft de behoefte om tussen 2024 en 2040 tussen de 22.500 en 35.000 woningen te realiseren, waarvan voor Eindhoven tussen de 12.500 en 25.000. Om deze productie mogelijk te maken is ook hier bovenstaande formulering onder punt c. van toepassing. Ter onderbouwing gaat het SGE in 2020, in samenwerking met de provincie, de regionale woningbehoefte nader onderzoeken. De uitkomsten hiervan worden gebruikt voor een actualisatie van het woningbouwprogramma vanaf 2024, als onderdeel van het huidige Afsprakenkader 2017.
Monitoren
Op basis van het bovengenoemde monitoringssysteem bespreken de minister, Eindhoven, de provincie en het SGE jaarlijks de ontwikkeling van de feitelijke woningbouwproductie en de woningbehoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief, evenals de (harde en zachte) plancapaciteit, met specifieke aandacht voor de betaalbaarheid. Indien nodig wordt op basis van deze monitoring extra inzet gepleegd.
3.5.2 Lokaal beleid
Woonvisie
De Woonvisie is op 15 december 2015 vastgesteld. In de woonvisie gaat de gemeente in op haar ambities op het gebied van bouwen en wonen. Daarmee maken we de richting waarin we ons willen ontwikkelen duidelijk aan de stad, haar bewoners en alle partijen die een rol spelen in de verdere ontwikkeling van de stad.
Ambitieuze stad
Eindhoven groeit en dat creëert een nieuwe vraag naar wonen. Eindhoven wil verder verstedelijken. Onder stedelijkheid verstaan we een gemengde en gevarieerde omgeving waar mensen wonen, werken en elkaar ontmoeten. En een stad die tegelijk ook groen en gemoedelijk blijft.
We staan voor de unieke kans om de stad als geheel, en het gebied binnen de Rondweg in het bijzonder, de komende jaren te laten groeien. We verwachten dat het inwonersaantal van Eindhoven de komende 10 jaar fors zal toenemen, harder dan de prognoses nu voorspellen. De bijzondere bevolkingsopbouw van Eindhoven (een relatief jonge bevolking) draagt daaraan bij. Die groei moet ook op het vlak van wonen gefaciliteerd worden.
Tot 2030 willen we minstens twee derde van de extra woningcapaciteit binnen de Rondweg realiseren. Voor het gebied binnen de Rondweg staan met projecten als Strijp S, Stations- omgeving, NRE en Philips Lighting in deze periode al circa 5.000 nieuwe woningen in de planning. Daarnaast is de wens dat boven winkels wooneenheden worden gerealiseerd en kantoren worden omgebouwd tot woningen. Hierin is de markt aan zet.
Eindhoven formuleert in deze Woonvisie geen concreet woningbouwprogramma, gegoten in cijfers en categorieën. Dat zou niet passen bij de rol van een gemeente anno 2015. We willen ruimte geven aan de markt om gewenste ontwikkelingen te realiseren. Zonder op voorhand aan te geven wat-waar-wanneer gebouwd moet worden. Dat doen we door gebruik te maken van een model voor de onderbouwing van de wenselijkheid van nieuwe initiatieven. Daarin vragen we van initiatiefnemers (projectontwikkelaars, corporaties, gemeentelijke grondexploitaties) om in te gaan op een aantal punten zoals bijvoorbeeld het marktsegment, het woonmilieu en de periode van oplevering.
Solidaire stad
Wij willen dat Eindhoven een samenleving is, waarvan iedereen onderdeel is. De meeste inwoners kunnen zelfstandig hun plaats vinden in die samenleving, sommigen hebben een steuntje in de rug nodig. We zorgen dat er voor hen een vangnet is.
We hebben oog voor mensen in lastige situaties: asielzoekers, daklozen, mensen in psychische nood en ex-gedetineerden. Door de decentralisatie in de zorg moeten meer mensen met een beperking een plek in de wijk vinden. De vergrijzing zet de komende jaren stevig door. Veel ouderen, met of zonder zorgvraag, zullen langer thuis blijven wonen. Het is belangrijk dat er voor al deze mensen een plek blijft op de woningmarkt. Concentratie in bepaalde wijken is ongewenst.
De sociale woningvoorraad is onderdeel van de sociale basisinfrastructuur. In theorie is in Eindhoven de sociale woningvoorraad in balans met de doelgroep. Twee ontwikkelingen vragen echter om aandacht: de samenstelling van de sociale woningvoorraad en de positie van de 13.500 huishoudens met een middeninkomen. Met de inwerkingtreding van de nieuwe woningwet 2015 moeten woningcorporaties hun woningen 'passend toewijzen'. Minimaal 80% van de vrijkomende sociale huurwoningen moet aan huishoudens met een laag inkomen worden toegewezen. Daarnaast is er ruimte om 10% van de woningen toe te wijzen aan huishoudens met een middeninkomen. De resterende 10% sociale huurwoningen mogen woningcorporaties vrij toewijzen, maar daarbij moeten zij wel voorrang geven aan mensen die door bijvoorbeeld fysieke of psychische beperkingen moeilijk aan voor hen passende huisvesting kunnen komen.
Het aantal eenpersoons- en tweepersoonshuishoudens groeit. Dit betekent een grote uitdaging. Niet alleen in woonwensen maar ook in betaalbaarheid, want alleen wonen is relatief duur. We zetten in op transformatie en ander gebruik. Bij de transformatie van grotere kantoren, zorg- en onderwijsgebouwen kunnen (collectief) particulier opdrachtgeverschap en nieuwe woonconcepten een oplossing bieden. Ook het gebruik van eengezinswoningen door bijvoorbeeld twee eenpersoonshuishoudens, met name in het gebied buiten de Rondweg, behoort tot de mogelijkheden.
Innovatieve stad
We gaan partijen uitdagen om klantgeoriënteerd, sneller, goedkoper en duurzamer te produceren. En ook in de aanpak van de bestaande voorraad en in de transformatie van kantoren en zorggebouwen is er een grote behoefte aan vernieuwing en aan creatieve, betaalbare oplossingen.
Een andere ontwikkeling is het zogenaamde flexwonen. Tot voor kort kende de woningmarkt een vrij overzichtelijk aanbod: koop- of huurwoningen, zelfstandige of onzelfstandige woonruimten, grondgebonden woningen of appartementen. Maar de vraagkant is de afgelopen jaren sterk veranderd. Er komen steeds meer groepen die behoefte hebben aan tijdelijke woonruimte. Denk bijvoorbeeld aan studenten, expats, arbeidsmigranten, mensen die een echtscheiding achter de rug hebben, ex-gedetineerden en mensen die uit een opvangvoorziening komen. Deze mensen zijn op zoek naar goede tijdelijke huisvesting, met passende voorzieningen, die snel beschikbaar is en tegen een prijs die past bij hun budget. Dit flexwonen wordt een belangrijke nieuwe woonvorm in Eindhoven. Het biedt tevens kansen voor de transformatie van leegstaand vastgoed.
Verder willen we in de koopsector dat inwoners zoveel mogelijk invloed hebben op hun eigen woning en woonomgeving, bijvoorbeeld door het stimuleren (collectief) particulier opdrachtgeverschap. En we willen dat zelf bouwen niet alleen bereikbaar is voor de huishoudens met een hoger inkomen. Ook in de huursector is er sinds de herziening van de Woningwet meer aandacht voor mede-eigendom en zelfbeheer, bijvoorbeeld via het model van wooncoöperaties. Wooncoöperaties zijn een soort tussenvorm van huur en koop. Samen met de corporaties willen we de vraag naar deze eigendoms- en beheervorm en de mogelijkheden in Eindhoven onderzoeken.
3.5.3 Kamerverhuur en woningsplitsing
Op 12 juni 2018 heeft de gemeenteraad het paraplubestemmingsplan 'parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing' vastgesteld. Tot het moment van inwerkingtreding van dit paraplubestemmingsplan, werd via de huisvestingsverordening voorkomen dat woningen zonder vergunning werden gesplitst, omgezet, onttrokken en samengevoegd. Hoewel kamerverhuur en woningsplitsing verschillend zijn en andere toetsingskaders kennen, hebben beiden wel een zelfde soort ruimtelijk effect op de omgeving en is het wenselijk om deze initiatieven soortgelijk te reguleren in bestemmingsplannen. Door de regeling in het paraplubestemmingsplan wordt kamerverhuur en woningsplitsing voortaan via één vergunning (omgevingsvergunning) geregeld. Deze regeling moet in opvolgende bestemmingsplannen zoals het onderhavige worden overgenomen om geldend te blijven voor het betreffende plangebied. Om die reden is de regeling uit dit paraplubestemmingsplan in dit bestemmingsplan overgenomen.
3.6 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.6.1 Archeologie
Nationaal beleid
Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld wanneer andere belangen zwaarder wegen, dan moeten de waarden worden opgegraven en daarmee ex situ worden behouden. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente het bevoegd gezag op het gebied van archeologie en cultuurhistorie. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen en het toekomstig omgevingsplan houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden door het stellen van regels. Het al dan niet stellen van regels ten aanzien van archeologie dient te rusten op voldoende informatie over de archeologische situatie. Deze informatie kan worden verkregen door gebiedsdekkende kaarten waarop de archeologische (te verwachten) waarden in de ondergrond zichtbaar zijn. Op basis hiervan kan archeologisch beleid worden ontwikkeld.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Eindhoven beschikt, als invulling van haar verantwoordelijkheid volgens de Erfgoedwet, over een eigen Archeologische verwachtingen- en waardenkaart. Met deze kaart wil de gemeente het ondergronds cultureel erfgoed van Eindhoven behouden door behoedzame ontwikkeling en beheer.
De Archeologische verwachtingen- en waardenkaart (vastgesteld op 21 juni 2022) wordt beschouwd als een bureauonderzoek op gemeentelijk schaalniveau en geldt vanaf het moment van vaststelling als onderlegger voor nieuwe bestemmingsplannen en - na inwerkingtreding van de Omgevingswet - het omgevingsplan.
Op de archeologische verwachtingen- en waardenkaart zijn de archeologische waarden en verwachtingswaarden binnen de gemeentegrenzen aangegeven door middel van categorieën (de categorieën 1 tot en met 8). Ter bescherming van de archeologische waarden worden de op dit bestemmingsplangebied van toepassing zijnde categorieën (met uitzondering van categorie 8) op de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Hieraan zijn per categorie regels gekoppeld. Deze regels geven aan wanneer archeologisch onderzoek verplicht is. (Bouw)werkzaamheden die binnen de in de regels vermelde oppervlakten én diepte vallen worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Hierdoor kunnen bij ruimtelijke ordeningsprocedures sneller beslissingen worden genomen en kan de archeologie in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen.
Archeologisch kader
De van oorsprong hoger gelegen oude bouwlanden met een dik plaggendek, waaruit een groot deel van het gemeentelijk grondgebied bestond, blijken een goed geconserveerd bodemarchief te herbergen. Maar ook andere landschappelijke eenheden - zoals de nattere beekdalen en de flanken daarvan, de vennen of het 'restveen' - blijken vaak een waardevol archeologisch gegevensbestand te bevatten. Het gemeentelijk bodemarchief geeft blijk van een bewoningsgeschiedenis van duizenden jaren en herbergt archeologische resten daterend uit de (late) prehistorie, de Romeinse tijd, de vroege middeleeuwen, de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat geschreven bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.
Een bijzondere betekenis heeft de historische kern van Eindhoven, die als stad al in de loop van de late middeleeuwen een belangrijke regionale economische en bestuurlijke rol vervulde. Daarnaast kent de gemeente uit deze periode een aantal (verdwenen) hoeven, kasteeltjes, kerken, (water)molens en dergelijke die zowel archeologisch en cultuurlandschappelijk van hoge waarde zijn. Archeologische waarnemingen binnen en ook buiten de van oorsprong laatmiddeleeuwse historische kernen bieden mogelijkheden om meer te weten te komen over de ontstaansgeschiedenis, ontwikkeling en bewoningsdynamiek tussen de plattelandsdorpen en de stad in wording en kunnen daarmee een verrijking vormen voor de lokale, regionale en landelijke geschiedenis. Daarnaast zijn in de gemeente resten van ondergronds militair erfgoed te verwachten. In de Tweede Wereldoorlog lag hier bijvoorbeeld een militair vliegveld ('Fliegerhorst Eindhoven') en het grondgebied van de gemeente maakte deel uit van het operatieterrein 'Market Garden' van het geallieerde bevrijdingsleger.
Toetsing archeologische situatie
Binnen de grenzen van het (bestemmings)plangebied bevinden zich op de archeologische verwachtingen- en waardenkaart verschillende categorieën met archeologische (verwachtings)waarden. Deze categorieën zijn in de hieronder staande tabel opgenomen. Vanuit beleidsmatig oogpunt is per categorie aangegeven wat voor een archeologische onderzoeksplicht hieraan gekoppeld is. Is de oppervlakte én diepte van de bodemverstorende activiteiten ten behoeve van een planontwikkeling groter dan de ondergrens, dan is een archeologisch (voor)onderzoek verplicht. De gemeentelijk adviseur archeologie kan aangeven welke vorm van archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk is voor de aanvraag.
Is de oppervlakte óf diepte van de bodemverstorende activiteiten ten behoeve van een planontwikkeling kleiner dan de ondergrens, dan is een archeologisch (voor)onderzoek niet verplicht.
Ontwerp bestemmingsplan "Woensel-Noord 2021". De bestemmingsplangrens aangegeven door een zwarte lijn met stippen geprojecteerd op een uitsnede van de archeologische verwachtingen- en waardenkaart.
De verwachting en bijbehorende oppervlakte- en dieptegrens voor de binnen het
(bestemmings)plangebied voorkomende beleidscategorieën (Berkvens/Arts 2022).
De categorieën zijn op de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 3' (gebieden van categorie 3), 'Waarde - Archeologie 4' (gebieden van categorie 4), 'Waarde - Archeologie 5' (gebieden van categorie 5), 'Waarde - Archeologie 6' (gebieden van categorie 6 en 'Waarde - Archeologie 7' (gebieden van categorie 7).
Meldingsplicht toevalsvondsten
Ook gebieden waarvoor geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (categorie 8) is opgenomen, of die op basis van archeologische (voor)onderzoeken worden vrijgegeven is niet geheel uit te sluiten dat er alsnog archeologische resten kunnen worden aangetroffen.
De wettelijke meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten geldt altijd (art. 5.10 Erfgoedwet 2016). Mochten tijdens grondwerkzaamheden (vermoedelijke) archeologische resten (vondsten, muurwerk, grondsporen et cetera) worden aangetroffen, dan dienen deze direct gemeld te worden aan de Minister van OCW en bij de (afdeling Omgevingskwaliteit) gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden.
3.6.2 Cultuurhistorie
Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.
Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart
Historische stedenbouw/Gebouwd erfgoed
Nationaal wederopbouwgebied 't Hool
In 2016 is de wijk 't Hool, die al sinds 2008 op de CHW kaart staat als waardevolle structuur, door de minister genoemd als een wederopbouwgebied van nationaal belang (in totaal 30 in Nederland). De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft daarom een cultuurhistorische rapportage opgesteld, die als bijlage 1 is gevoegd bij deze toelichting. Qua waardering is dit hetzelfde als een rijksbeschermd stadsgezicht, reden waarom ter plaatse is voorzien in de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'. Hierdoor is voorzien in het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het aangewezen gebied en de bebouwing daarin.
Het groen in de wijk 't Hool is eigendom van Stichting Gemeenschappelijke Voorzieningen 't Hool, een belangrijk ontwerppunt van deze wijk.
Winkelcentrum Woensel
Winkelcentrum Woensel vormt op de gemeentelijke CHW één gebied met 't Hool als waardevolle structuur, maar is geen onderdeel van het aangewezen nationaal wederopbouwgebied. Teneinde de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het aangewezen gebied en de bebouwing daarin te behouden, herstellen en bevorderen is hier voorzien in de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 1'.
Aan de weg gerelateerde bebouwing langs de Kennedylaan
De groene parkways met flankerende bebouwing van aanzienlijke bouwhoogte zijn typerend voor de late wederopbouw (na 1960) in Eindhoven. Karakteristiek is de relatie tussen de infrastructuur en de vrije ligging van de repeterende hoge gebouwen in het groen. De daar geldende hoofdbestemmingen 'Wonen' en 'Groen' voorzien in voldoende mate in de bescherming van de hierboven beschreven karakteristiek van deze bebouwing. Voor de gebouwen geldt een maximale bouwhoogte en op de verbeelding zijn de bouwvlakken aangegeven. Op basis van een nadere cultuurhistorische analyse is ook de architectuur van de bebouwing langs de Kennedylaan onderzocht. Uit deze analyse (zie bijlage 2) komt naar voren dat de gebouwen zich kenmerken door een over het algemeen eenvoudige maar verzorgde architectuur, typerend voor de bouwperiode. De flats aan de Kruisakker 18 t/m 88, Maalakker 18 t/m 88, Korfakker 18 t/m 88 en Heeghtakker 18 t/m 88 (westzijde van de Kennedylaan tussen Bisschop Bekkerslaan en Sterrenlaan) zijn in het bijzonder fraai vormgegeven. Het betreft een interessant ontwerp, dat zich kenmerkt door opvallende architectuur met wisselende balkonplaatsing, gedeeltelijk uitstekend buiten de gevels. Het levert een verzorgd geheel op met een verfijnde plasticiteit van de gevels en een levendig spel van de betonbanden als afwisseling en contrast met de baksteen. Deze panden hebben een aanduiding 'karakteristiek' gekregen op de verbeelding. Aan deze aanduiding is een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.
Historisch stedenbouwkundige structuur: voormalig gehucht Vlokhoven
De oude kern Vlokhoven is nog een fysieke verwijzing naar de pre-stedelijke situatie in dit stadsdeel, namelijk toen Vlokhoven nog een afzonderlijk gehucht was in de gemeente Woensel. Het oude Woenselse lint strekte zich van zuid naar noord over de gehele gemeente uit. Aan de lint ontstonden kleine gehuchten als eilanden in het landschap. Vanaf 1900/20 groeide de dorpen langs het lint langzaam aan elkaar en na de oorlog werd het overgrote deel van het lint en de gehuchten opgeofferd voor nieuwe woonwijken. De kern Vlokhoven en de historische radiaal zijn echter voor een deel behouden en hebben hun organisch gegroeide karakter behouden. Op basis van een cultuurhistorische analyse (zie bijlage 3) zijn de kenmerken en kwaliteiten van de kern Vlokhoven en het lint nader inzichtelijk gemaakt. Het historische karakter kenmerkt zich door een lintbebouwing van deels aaneengesloten, deels vrijstaande woningen, bestaande uit een- of twee lagen met kap. De verstedelijking heeft hier, ook na de Tweede Wereldoorlog, niet geleid tot schaalvergroting.
Teneinde de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het aangewezen gebied en de bebouwing daarin te behouden, herstellen en bevorderen is hier voorzien in de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 1'.
Daarnaast bevindt zich in de kern Vlokhoven en langs het historische lint een aantal gebouwen die de cultuurhistorische kenmerken borgen in maat en positionering, maar ook in hun vormgeving, architectuur en gaafheid (goed geconserveerd) onderscheiden ze zich en zijn ze van waarde. Het gaat om de volgende panden:
- Jericholaan 10-12 (als boerderij markeert dit pand de oorspronkelijke structuur)
- Vlokhovenseweg 4-34 (beeldbepalend ensemble van rijwoningen uit de jaren '30)
- Vlokhovenseweg 41 (schoolgebouw uit de jaren '30, ensemble met kerk, aangewezen als gemeentelijk monument)
- Vlokhovenseweg 73-75
Deze panden hebben een aanduiding 'karakteristiek' gekregen op de verbeelding. Aan deze aanduiding is een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.
Historisch landschap
Algemeen
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de gemeente uit 2008 zijn landschappelijke/groene waarden van het historisch landschap (historische wegenstructuren, waterlopen en waterwegen, historisch landschap en groenstructuren) in kaart gebracht. In 2018-2019 is in opdracht van de gemeente Eindhoven een cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Dit onderzoek had als doel de gemeentelijke Cultuurhistorische Waardenkaart wat betreft het onderdeel historisch landschap nader te onderbouwen en waar nodig aan te vullen. Door middel van een cultuurhistorische inventarisatie en waardering is met dit onderzoek het stedelijk gebied van Eindhoven, waaronder het onderhavig plangebied, gedetailleerd in beeld gebracht. In 2019 zijn de resultaten van dit onderzoek gepubliceerd in het rapport 'Het landschap onder de stad' (Bijlage 2 t/m 5). De 'RAAPkaarten' zijn verwerkt in de nieuwe cultuurhistorische waardenkaart, die met de Erfgoedverordening door de raad op 29 november 2022 is vastgesteld.
Het rapport geeft de landschappelijke diversiteit weer binnen de landschappen zoals deze zich tussen omstreeks 1840 en het moment van verstedelijking en deels ook al daarvoor manifesteerden. De kaartbijlagen bij het rapport geven een overzicht van de 'afgedekte cultuurlandschappen (landschapstypen)' met de nog bestaande en verdwenen landschapselementen (Kenmerkenkaart, Bijlage 3), de mate van herkenbaarheid van het prestedelijk landschap in de afzonderlijke deelgebieden (Herkenbaarheid prestedelijk landschap, Bijlage 4) en de waarde van nog bestaande prestedelijke landschapselementen (Waarderingskaart landschapselementen, Bijlage 5).
Tot ver in de 20e eeuw breidde Eindhoven zich vooral uit over de oude akkers van Woensel, Strijp, Stratum, Tongelre en Gestel. Alhoewel deze ontwikkelingen veel van het vroegere landelijke karakter van het gebied hebben uitgewist, is er zeker nog het nodige in het stedelijk gebied te herkennen dat voortkomt uit de oude structuur van het platteland, het vroegere agrarisch cultuurlandschap, het prestedelijk landschap.
Het kan daarbij gaan om grotere structuren, zoals groene gebieden, maar ook om kleine verwijzingen als het verloop van een rooilijn, een oude boom of een wegtracé. De mate waarin dit prestedelijk landschap nog herkenbaar is, hangt mede af van de stedenbouwkundige ontwikkelingswijze van de stad. Met name in de wederopbouwperiode is veel van het bestaande landschap als een tabula rasa overschreven, terwijl vóór de Tweede Wereldoorlog en na 1975/1980 er meer aandacht bestond voor verwijzingen naar de vroegere situatie. Zelfs wanneer een gebied door stedelijke ontwikkeling sterk gewijzigd is, zijn er nog verwijzingen naar het vroegere agrarisch cultuurlandschap te vinden.
Algemene karakteristiek plangebied
Het cultuurlandschap van Woensel was in belangrijke mate georiënteerd op het Dommeldal, dat van zuidwest naar noordoost verloopt. Parallel aan het beekdal lag een langgerekte dekzandrug, die verder zuidelijk doorliep in het dorpsgebied van Strijp en verder noordelijk in de gemeente Son en Breugel. Het landschap bestond uit een fraaie gradiënt van oost naar west. In het oosten lag het beekdal van de Dommel, nu grotendeels nog steeds buitengebied. Een (gegraven?) zijtak daarvan was de Doode Gracht, (Oude Gracht). Het dal van de Doode Gracht bestond uit een watergang die met het dal meeboog, en korte strookvormige kavels die daar haaks opstonden. In de 19e eeuw was een aanzienlijk aantal van de strookkavels, die overigens allemaal door randbeplanting (elzen?) werden begrensd, als (hakhout)bos in gebruik.
Westelijk van het beekdal begon de hoger gelegen open akker van Woensel, in feite een samensmelting van vermoedelijk oorspronkelijk veel kleinere akkercomplexen. Aansluitend ging het landschap nog in de vroege 20e eeuw over in de Woenselse Heide, waar het vee werd geweid en waar strooisel en plaggen werden gewonnen.
Met name langs de dekzandrug, aan de zijde van de heide, lag een groot aantal gehuchten, waaronder binnen het plangebied Voor Vlokhoven en Achter Vlokhoven. Deze gehuchten lagen steeds op de plekken waar smalle dalen door de dekzandrug sneden om in het Dommeldal uit te monden. Het akkercomplex moet tot ver in de 19e eeuw een uitgesproken open karakter hebben gehad, waarvan de oorsprong al in de late middeleeuwen ligt. Rond de gehuchten lagen kleine, door beplanting omgeven akkertjes en weiden voor het verbouwen van tuinbouwgewassen, het houden van kleinvee etc. Dicht bij deze zone met nederzettingen en daaraan verbonden perceeltjes lagen ook de eerste systematische heideontginningen, waarvan de vroegste uit de late 18e of vroege 19e eeuw zullen dateren.
Het plangebied op een uitsnede uit RAAP-kaartbijlage 1. Prestedelijke kenmerkenkaart. Voor de legenda zie de betreffende bijlage bij het bestemmingplan.
De verstedelijking van het landschap
Bij zowel de dorpen als de gehuchten werd agrarische bebouwing geleidelijk aangevuld met of vervangen door burger- en arbeiderswoningen. In de 19e en vroege 20e eeuw ging het daarbij nog om een relatief beperkt aantal gebouwen, maar zeker na 1920 werden complete woonblokken neergezet, vooral langs de oude linten. Woensel verstedelijkte in hoge mate, waarbij slechts enkele panden en structuren bewaard bleven die herinneren aan het agrarisch verleden of de dorpsontwikkeling van vóór 1900. Karakteristiek voor de vroege uitbreidingen is de inpassing van bestaande landschappelijke structuren, zoals wegen, en het voortbouwen op de bestaande verkaveling van het landschap. Waar de stijl minder aansloot op de bestaande verkaveling, werd veelal wel binnen bestaande landschappelijke eenheden, zoals een afzonderlijk akkercomplex, gebouwd. Met name na 1960 ging men met de aanwezige structuren heel anders om dan daarvoor. Een nieuw rationeel plan overschreef de oude structuur, en inpassing kwam slechts heel beperkt voor. De verst gelegen delen van Woensel bleven nog relatief lang landelijk, maar de keuze van Eindhoven om juist in Woensel na 1960 grootschalig uit te breiden zorgde voor een rap verdwijnen van het prestedelijke karakter van Woensel. Van de oude akkers van Woensel aan weerszijden van de huidige John F. Kennedylaan is daardoor helemaal niets meer te herkennen. In Woensel ten noorden van de Europalaan is het bestaande landschap grotendeels onherkenbaar is overschreven. Van de oude wegen- en padenstructuur door bijvoorbeeld de akkers van Woensel of over de Woenselse Heide, waar de wijken in de tweede helft van de vorige eeuw ontwikkeld zijn, is vrijwel niets ingepast.
Een uitzondering daarop wordt gevormd door het lint Frankrijkstraat - Tonnaerstraat - Woenselsestraat - Vlokhovenseweg (-Jericholaan), dat fragmentarisch en met verlies van veel van de oude bebouwing uiteindelijk in de nieuwe structuur werd ingepast. Het lint bleef tussen de nieuwe wijken deels bewaard. In andere gevallen is de infrastructuur verdwenen, maar zijn losse bewaard gebleven boerderijen aan de nieuwe of sterk aangepaste infrastructuur aangetakt, zoals de boerderij met erf aan de Jericholaan 10-12.
Het lint is nog aanwezig ter plaatse van de Frankrijkstraat -Tonnaerstraat, dan een onderbreking, vervolgens de Woenselsestraat tot aan de Veldmaarschalk Montgomerylaan en vervolgens opnieuw een onderbreking, waarna de weg binnen het plangebied weer verder gaat als Vlokhovenseweg tot vlak voorbij de kerk. Daar liep de weg eerst verder langs de westelijke parallelweg langs de Vlokhovenseweg, en vervolgens schuin door richting Jericholaan, waar Jericholaan 10-12 nog aan dit oude tracé herinnert.
Beschrijving Historisch Landschappelijke waarden
Herkenbaarheid prestedelijke landschapstypen (gebieden)
Binnen het plangebied hebben enkele gebieden een middel of hoge herkenbaarheid van het prestedelijk landschap (landschapstype). Dit betreft een deel van het historisch lint van Vlokhoven, een deel van een historisch gehucht aan de Jericholaan 10-12, het dal van de Oude Gracht en een deel van het Dommeldal.
Het plangebied op een uitsnede uit RAAP-kaartbijlage 2. Herkenbaarheid prestedelijk landschap. Donker paars = hoge herkenbaarheid; midden paars = middel herkenbaarheid; licht paars = lage herkenbaarheid. De midden en donker paarse gebieden zijn in dit bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2'.
Kampontginningen met plaatselijk essen (akkers en kampen)
Van de oude akkers van Woensel aan weerszijden van de huidige John F. Kennedylaan is helemaal niets meer te herkennen. Een van de kenmerken van kampontginningen die vaak beter bewaard zijn gebleven is daarbij behorende infrastructuur. Zo heeft het lint langs de Vlokhovenseweg door de oriëntatie nog deels een middel herkenbaarheid als kampontginning (uitsnede RAAP-kaartbijlage 2: midden paars).
Nederzettingen
Van het historisch gehucht Vlokhoven heeft een deel van het historisch lint, met huizenblok dat nog in de oude verkaveling ligt, een middel herkenbaarheid als nederzetting (uitsnede RAAP-bijlage 2: gerasterd midden paars).
De boerderij met directe omgeving aan de Jericholaan 10-12 heeft een hoge herkenbaarheid als deel van een historisch gehucht. De historische infrastructuur is verdwenen, maar de losse bewaard gebleven boerderij is als geïsoleerd bouwkundig relict aan de nieuwe infrastructuur aan getakt (uitsnede RAAP-kaartbijlage 2: gerasterd donkerpaars).
Uitsnede uit RAAP-kaartbijlage 2. Herkenbaarheid prestedelijk landschap: Vlokhoven en Jericholaan 10-12.
Beekdalen
Een onderdeel van de parkenzone langs de Dommel heeft een hoge herkenbaarheid als landschapstype beekdalen en broeken (beekdal met strookvormige verkaveling) (uitsnede RAAP-kaartbijlage 2: donkerpaars).
Het beekdal van de Oude Gracht heeft een middel herkenbaarheid als landschapstype beekdalen en broeken (beekdal met strookvormige verkaveling). Alhoewel het gebied is veranderd in een wijkpark en er sprake is van een sterk verbrede waterpartij is de oorsprong als dal met beekloop nog voorstelbaar (uitsnede RAAP-kaartbijlage 2: midden paars).
Uitsnede uit RAAP-kaartbijlage 2. Herkenbaarheid prestedelijk landschap: Dommeldal en Oude Gracht.
Waardevolle historische landschapselementen
Binnen het plangebied is een aantal historische landschapselementen bewaard gebleven. Dat betreft wegen en paden, watergangen, opgaand groen en funerair erfgoed. Een deel van de infrastructuur en het opgaand groen is hoog of zeer hoog gewaardeerd.
Op onderstaande Uitsnede uit RAAP-kaartbijlage 3. Waarderingskaart landschapselementen zijn deze elementen te zien. De rode structuren zijn zeer hoog gewaardeerd en de oranje structuren zijn hoog gewaardeerd. De onderbroken lijnen geven opgaand groen aan (bomenrijen) en de doorgetrokken lijnen infrastructuur.
Deze hoog gewaardeerde bomenrijen vinden we onder andere nog in het Henri Dunantpark. Ze vormden een structurerend element langs bijna allemaal verdwenen wegen. Alleen in het zuidoosten van het park is een deel van een historisch pad (aangelegd tussen 1832 en 1953) bewaard gebleven. Dit pad is midden gewaardeerd. De bomenrijen en het pad zijn als prestedelijke elementen bewaard gebleven bij de aanleg van het park in een latere fase. Het Henri Dunantpark heeft overigens ook als park een cultuurhistorische waarde en krijgt daarom als geheel een dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie - 2' (zie verder hieronder bij Henri Dunantpark).
Henri Dunantpark
Het Henri Dunantpark vormt ruimtelijk gezien een belangrijke groene schakel tussen de groenstructuren van de omliggende wijken, in het bijzonder de groene opzet van 't Hool, en het buitengebied. Als 'stadspark' voor Woensel had het bovendien een belangrijke functie als 'ontspanningsgroen' voor een grote groep bewoners. Begin jaren '70 werd het park door hoofdontwerper Ramp getekend en in het ontwerp wordt zowel rekening gehouden met een duidelijke hoofd-groenstructuur in aansluiting op de omgeving als de meer gedetailleerde aanleg, waarin ruimte werd gegeven aan een bepaalde mate van flexibiliteit, als antwoord op de groeiende rol van maatschappelijk verzet en betrokkenheid bij de ruimtelijke inrichting van de stad. Ook tekende zich een duidelijk verschil af met de groen-ontwerpen uit de wederopbouw (o.a. van Frans Fontaine), gekenmerkt door een open parkaanleg. Ramp koos juist voor een meer besloten park, wat onder meer blijkt uit de forse beplantingszone waarmee het park omzoomd is. Enerzijds ervaart de bezoeker zich zo 'los van de bebouwing en in de natuur'. Het zicht op de flats in de omgeving benadrukt dan wel weer dat het om een stadspark gaat. Ook in de huidige inrichting zijn de ontwerpprincipes van Ramp duidelijk zichtbaar en nog altijd functioneert het park als belangrijke groene ruimte in het stadsdeel Woensel.
Om de aanwezige cultuurhistorische waardevolle groeninrichting te beschermen is er in het bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' opgenomen.
Uitsnede uit RAAP-kaartbijlage 3. Waarderingskaart landschapselementen (plangebied = blauw omlijnd). De rode en oranje structuren zijn waardevol en zijn in dit bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2'.
Regeling in het bestemmingsplan
Om de aanwezige cultuurhistorisch landschappelijk waardevolle gebieden en elementen te beschermen is er in het bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' opgenomen. Deze dubbelbestemming geldt voor de gebieden die een middel of hoge herkenbaarheid hebben en voor de landschapselementen die een hoge of zeer hoge waarde hebben. Naast wat in de hoofdbestemming is geregeld zijn hier ook regels met betrekking tot cultuurhistorie van toepassing. Daarnaast is een aantal werken en werkzaamheden in de dubbelbestemming opgenomen dat niet zonder omgevingsvergunning mag worden uitgevoerd.
De betreffende landschapselementen die binnen een gebied met dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' liggen, zijn niet apart op de verbeelding aangegeven, omdat die bestemming al op het gehele gebied ligt en daarmee ook op de elementen. De elementen die niet binnen een gebied met dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' liggen zijn wel apart op de verbeelding aangegeven.
3.7 Verkeer En Parkeren
De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. In de volgende paragrafen zijn de essentiële elementen voor het plangebied beschreven.
Autoverkeer
De wegencategorisering is in Eindhoven op Weg geactualiseerd. Er is een nieuwe tussencategorie opgenomen ten opzichte van de vorige wegencategorisering: de zogenaamde 'wijk- en buurtontsluitingsweg'.
Uitsnede kaart 'Eindhoven op weg', Regio en Randweg / Automobilist
In het plangebied zijn de volgende routes als wijk- en buurtontsluitingsweg aangewezen: Antwerpenlaan - Turnhoutlaan - Bruggelaan, Henegouwenlaan - Brussellaan, Florencelaan - De Stoutheuvel - Tarwelaan - Suikerpeerstraat - Mercuriuslaan, Airbornelaan, Anconalaan - Italiëlaan - Vaartbroek - Peterselieweg - Kosmoslaan. Hier geldt een snelheidsregime van 30 of 50 km/uur. Vaak maken deze 'wijk- en buurtontsluitingswegen deel uit van busroutes of primaire dan wel secondaire routes voor hulpdiensten. Dat legt beperkingen op met betrekking tot het aantal en de vorm van snelheidsremmende voorzieningen.
De Hondsruglaan, Tempellaan, Huizingalaan, Winston Churchilllaan, Rode Kruislaan, Roelantlaan, Bisschop Bekkerslaan, Genovevalaan en de Franklin D. Rooseveltlaan zijn aangewezen als gebiedsontsluitingsweg. Hier wordt het verkeer gebundeld en is sprake van een snelheidsregime van 50 of 70 km/uur.
De John F. Kennedylaan is voorts aangewezen als stroomweg. Stroomwegen zijn de auto(snel)wegen met gescheiden rijbanen en ongelijkvloerse aansluitingen met verschillende snelheidsregimes van 50 tot 120 km/uur (buiten de kom).
Alle overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen met een snelheidsregime van 30 km/uur.
Fietsverkeer
De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. In de mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is een fietsnetwerk opgenomen dat bestaat drie soorten fietsroutes. In volgorde van belangrijkheid; snelfietsroutes, primaire fietsroutes en secundaire fietsroutes. Deze fietsroutes zijn weergegeven in onderstaande afbeelding
Uitsnede kaart 'Eindhoven op weg', Regio en Randweg / Fietser
De snelfietsroutes in het plangebied worden gevormd door:
- Blauw (onderdeel van route Best - Geldrop): Genovevalaan - Rode Kruislaan;
- Bruin (onderdeel van route Veldhoven - Nuenen): Mercuriuslaan - Suikerpeerstraat - Stoutheuvel - Florencelaan - Heerenweg;
- Rood (Slowlane): Dommelpad - Kosmoslaan.
De snelfietsroutes zijn van het hoogste kwaliteitsniveau. Op een snelfietsroute moet een fietser in principe non-stop, comfortabel en veilig kunnen fietsen. Het zijn brede, vrijliggende asfaltfietspaden met goede verlichting en in principe voorrang op kruisend verkeer.
Langs de noordelijke en zuidelijke grenzen van het plangebied lopen voorts primaire fietsroutes (Hondsruglaan - Tempellaan - Eindhovenseweg en Winston Churchilllaan - Sterrenlaan). De primaire fietsroutes zijn ook van een hoog kwaliteitsniveau. De kenmerken komen overeen met die van snelfietsroutes, maar het ambitieniveau om deze kenmerken te realiseren is iets lager.
Daarnaast is een groot aantal secundaire fietsroutes aanwezig in het plangebied. Dat zijn de dunne gestippelde lijnen in voorgaande afbeelding. Secundaire fietsroutes hebben geen specifieke inrichtingseisen, maar worden wel gekenmerkt door een of andere vorm van fietsvoorzieningen. Dat kunnen vrijliggende of aanliggende fietspaden zijn, maar ook fietsstroken of fietssuggestiestroken.
Openbaar vervoer
Eindhoven op Weg gaat uit van twee netwerken voor het openbaar vervoer: een Hoogwaardig Openbaar Vervoer netwerk (HOV-netwerk) en een netwerk van ontsluitende buslijnen.
Uitsnede kaart 'Eindhoven op weg', Regio en Randweg / (H)OV reiziger
Langs de westelijke en zuidelijke plangrens lopen HOV-tracés die onderdeel uitmaken van het regionaal HOV-netwerk Eindhoven centrum-WC Woensel-Son en Breugel-Uden-Oss. Winkelcentrum Woensel is in dat kader aangeduid als 'place to be'.
Autoparkeren
De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Uitgangspunt daarbij is dat deze op eigen terrein worden gerealiseerd. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld. Deze nota is inmiddels geactualiseerd met de komst van de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019.
De Actualisatie Nota Parkeernormen 2019 is vanaf 4 oktober 2019 van kracht en past in de ontwikkeling naar een groenere, bereikbare en duurzame stad. Eindhoven heeft te maken met een grote verdichtingsopgave en tegelijk moeten het centrum van Eindhoven goed bereikbaar blijven. Er is straks minder plaats voor autoverkeer en parkeren in en om het autoluwe centrum. Daarom streeft gemeente Eindhoven nu naar het aanleggen van zo min mogelijk nieuwe parkeerplaatsen en wordt zoveel mogelijk ingezet op duurzame alternatieve vervoerswijzen: lopen, fietsen en openbaar vervoer.
In de nota is dat uitgewerkt in de zogenaamde verplichte "HOV-reductie" (minder parkeerplaatsen bij stations en Hoogwaardig openbaar vervoer-haltes) en het stimuleren van gebruik van deelauto's voor bewoners. Als tweede aanpassing willen we de bestaande (privé) parkeercapaciteit beter en efficiënter gaan benutten ten opzichte van realisatie van parkeerplaatsen op eigen terrein. De derde belangrijke aanpassing is dat ontwikkelaars een bijdrage in het mobiliteitsfonds moeten storten, bij gebruik van reeds aanwezige openbare parkeerplaatsen. Het mobiliteitsfonds is bedoeld om stadsbrede mobiliteitsvoorzieningen te ontwikkelen. In de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019 zijn eveneens de fietsparkeernormen geactualiseerd en daar wordt uitgebreider op getoetst en gehandhaafd.
Verder is van belang dat elk bestaand adres of een nieuw adres waar een omgevingsvergunning is afgegeven na 2016 in het POET-overzicht (parkeren op eigen terrein) komt. Adressen uit dit overzicht kunnen geen (nieuwe) parkeervergunning aanvragen en hebben geen recht op een bezoekersregeling binnen betaald parkeergebieden. Bestaande parkeervergunningen worden niet meer verlengd. Dat wordt in een vroeg stadium gecommuniceerd met de nieuwe bewoners.
3.8 Groen
3.8.1 Groenbeleidsplan
Begin 2017 is een actualisatie van Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. Het groenbeleidsplan heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met daarin passende functies. Hiermee levert de toepassing van het groenbeleid een wezenlijke bijdrage aan een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving als karakteristieke kwaliteit van Eindhoven. Een omgeving die leefbaar en klimaatadaptief is en een volwaardig vestigingsklimaat biedt voor Brainport.
Het groenbeleid sluit aan op de geomorfologische structuur van de stad: de structuur van dekzandruggen en beken (Dommel en Gender) die Eindhoven hebben gevormd. Op basis van de tuinstad gedachte is bij de verdere ontwikkeling van Eindhoven sterk ingezet op het behoud van de groene ruimten tussen de voormalige dorpen. Genneper Parken (tussen Stratum en Gestel), Brainport Park (tussen Strijp en Woensel) en De Karpen (tussen Woensel en Tongelre) vormen nog altijd imposante, groene wiggen, die tot diep in de stad reiken. Het behoud van de robuuste groenstructuur, die vanuit het buitengebied, via de wiggen tot aan de bomen bij de voordeur reikt, is een belangrijk uitgangspunt van het groenbeleidsplan.
Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.
In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.
Uitsnede Ruimtelijke Strategieënkaart (plangebied rood omlijnd)
Binnen het plangebied van dit bestemminsplan is ingevolge het Groenbeleidsplan 2017 hoofdzakelijk de strategie 'Stad, rood beeldbepalend' van toepassing. Op het Henri Dunantpark, langs de voornaamste straten en wegen, ter plaatse van het Amandelpark en rondom de Doode Gracht is de strategie 'Structureel stadsgroen' van toepassing. Langs de oostelijke plangrens is voorts sprake van respectievelijk de strategieën 'Natuur en landschap' (Dommeldal), Multifunctioneel groen' (ten oosten van het Dommelpad) en 'Stad, groen beeldbepalend' (Avocadohof en Citrushof).
Strategie Stad, rood beeldbepalend
In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.
Strategie Stad, groen beeldbepalend
Het betreft gebieden met een bijzonder groen imago, vaak gelegen aan de periferie van de stad. Uitgangspunt voor deze gebieden is het behouden en ontwikkelen van het bijzondere groene karakter. Deze gebieden maken ook onderdeel uit van de groene kaart (onderdeel verordening bomen en nadere regels). Voor de kap van bomen (met een omtrek van 45 centimeter op een stam hoogte van 130 centimeter) in deze gebieden is een vergunning verplicht. Uitzondering hierop vormt de taxus welke vanaf een omtrek van 30 centimeter een vergunningplicht kent.
Strategie Structureel stadsgroen
Deze gebieden zijn bedoeld voor groene dooradering van de stad, voor intensieve recreatie en ontspanning (parken), natuur en waterberging. Het beleid is gericht op het versterken van de functionaliteit van deze gebieden en het verbinden tot robuuste structuren. Toevoeging van niet-groene voorzieningen is slechts mogelijk als sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, als er geen alternatieven voorhanden zijn, als door een 'groen-inclusief ontwerp' de groene kwaliteit tenminste wordt gehandhaafd en als compensatie plaatsvindt van de per saldo verloren deel van de groenstructuur.
Strategie: Multifunctioneel groen
Het betreft voornamelijk aan de stadsrand gelegen gebieden met uiteenlopende groenfuncties, gericht op relatief intensieve benutting van het landschap. Het beleid is gericht op het versterken van het contact tussen de stedelingen en het landschap, derhalve met een relatief intensieve benutting van het landschap. Uitgangspunt daarbij is het behouden van de aanwezige natuur- en landschapskwaliteiten en waar mogelijk deze verder te ontwikkelen. Gebruiksfuncties zijn veelal volkstuinen, golfbanen, bos, natuureducatie, kleinschalige sportgebieden, maneges, wandelen, fietsen, maar ook landbouw.
Gebieden met deze aanduiding liggen voor een belangrijk deel in het Natuur Netwerk Brabant. Verdere verstedelijking (toevoeging van niet aan het groen gebonden functies of gebouwen) is in deze categorie derhalve niet aan de orde tenzij in geval van zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie. De aanleg van nieuwe sportcomplexen wordt uitgesloten (wel eventueel verplaatsing van sportterreinen naar minder kwetsbare locaties). Uitbreiding van sportcomplexen kan echter niet worden uitgesloten. Versterking van multifunctioneel groen als element van de ruimtelijke hoofdstructuur is in het bijzonder gewenst langs de Oirschotsedijk (verbinding met groengebied Groene Woud).
Strategie Natuur en landschap
In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.
De gebieden omvatten het door het rijk en de provincie ontwikkelde Natuur Netwerk Nederland en een nadere detaillering van de door het provincie aangegeven Natuur Netwerk Brabant, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).
Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.
Het plangebied
Daar waar sprake is van de strategieën 'Structureel stadsgroen', 'Natuur en landschap' en 'Multifunctioneel groen' is de bestemming 'Groen' opgenomen. Ter hoogte van Avocadohof en Citrushof zijn de gronden rondom en tussen de woonpercelen eveneens bestemd als 'Groen'.
Beleidsregel groencompensatie
Op 13 maart 2018 is de 'Regeling Groencompensatiefonds' vastgesteld. Bij deze regeling hoort de 'Beleidsregel Groencompensatie'. Deze beleidsregel is bedoeld als afwegingskader bij aanvragen voor (ruimtelijke) ontwikkelingen die kunnen leiden tot aantasting van groen. Bij aantasting en verlies van groen is compensatie vereist, de Beleidsregel geeft hiervoor de richtlijnen.
3.8.2 Beleid Bomen
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2021. Deze is op 6 april 2021 door de gemeenteraad vastgesteld en de verordening met bijbehorende regels is op 23 april 2021 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels voor compensatie is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming is van toepassing op:
- bossen die buiten de 'bebouwde kom Wnb' liggen;
- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;
- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.
Voor bomen geldt dus of de Wet natuurbescherming of de Verordening Bomen 2021. Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing.
Verordening Bomen 2021
In de Verordening Bomen 2021 is de bescherming van bomen geregeld, doordat voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig is. Daarbij kan ook nog worden gezorgd voor herplant van de te kappen bomen (compensatieplicht). De verordening bevat regels over hoe wordt omgegaan met overlast door bomen, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de beoordeling (weigeringsgronden) van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting in bomen.
Conform de verordening is een vergunning voor kappen van bomen nodig als:
- bomen vanaf 45 cm stamomtrek op gemeentegrond of op particuliere percelen groter dan 250 m2;
- een houtopstand die voor de eerste keer wordt teruggesnoeid tot op de hoofdtakken of stam;
- een houtopstand, ongeacht de stamomtrek, die is aangelegd op grond van een herplant-, compensatie en/of instandhoudingsplicht op grond van artikel 6 of een overeenkomst met het college;
- voor het voorhanden of in voorraad hebben dan wel het vervoeren van een gekapte houtopstand of delen ervan met een plantenziekte is een omgevingsvergunning vereist, voor zover deze plantenziekte zich kan verspreiden is wel een vergunning nodig.
Groene kaart
Er is een groene kaart waarop ter informatie het volgende is aangegeven:
- Groenstructuur van de gemeente Eindhoven (groene wiggen, groene dooradering en hoofgroenstructuur);
- Groenarme gebieden;
- Centrumgebied;
- Bebouwde komgrens Wet natuurbescherming;
- (Particuliere) percelen groter dan 250 m2.
De informatie op de groene kaart is nodig om:
- Te duiden waar de waardevolle bomen staan;
- Te duiden waar de monumentale bomen staan;
- Inzicht te geven in de Bebouwde komgrens wet natuurbescherming;
- Inzicht te geven in de gebieden waar een compensatiefactor geldt in het geval financiële compensatie aan de orde is, het centrumgebied en de groenarme gebieden.
Om de kaart actueel te houden wordt de informatie over de bomen op de kaart en de kadastrale situatie op de kaart zeer frequent bijgewerkt. Zo blijft de kaart up-to-date en betrouwbaar voor zowel interne als externe gebruikers.
Compensatieplicht bomen
Door het kappen van bomen gaat groen verloren. Het weggevallen groen moet in beginsel worden gecompenseerd. Aan een omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand (bomen) kunnen voorschriften worden verbonden. Onder andere kan een compensatieplicht worden opgelegd. In de Nadere regels Verordening bomen 2021 is bepaald wanneer een compensatieplicht ontstaat en hoe die wordt bepaald.
Nadere regels voor compensatie
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels voor compensatie. Deze zijn op 21 april 2021 vastgesteld door het college en op 23 april 2021 in werking getreden. Het college mag op basis van de Verordening bomen 2021 compensatie opleggen zoals uitgewerkt in de 'Nadere Regels voor compensatie'.
Het plangebied
Wanneer in het plangebied sprake is van activiteiten met betrekking tot kappen en compensatie van bomen, is de bescherming van bomen niet geregeld in het bestemmingsplan. De bomenverordening 2021 is in die gevallen van toepassing. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Nader onderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk.
3.9 Maatschappelijke Voorzieningen
Tot de maatschappelijke functies worden gerekend educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede begraafplaatsen. In het plangebied is een aantal maatschappelijke voorzieningen aanwezig, zoals het DAF-museum en meerdere kerken, begraafplaatsen, scholen (zowel basis-, voortgezet- als voorbereidend beroepsonderwijs), kinderopvanglocaties, gemeenschaps- en verzorgingshuizen.
3.10 Sport En Recreatie
De bestemming 'Sport' komt als zodanig niet voor in onderhavig bestemmingsplan. De aanwezige sporthallen 'De Tempel' en 'Eckart' zijn voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk'. Direct ten westen van het plangebied is het gemeentelijk sportcomplex Eindhoven-Noord gelegen waar diverse sporten beoefend kunnen worden.
Speelpark 'De Splinter', gelegen in het Henri Dunantpark is voorzien van de bestemming 'Recreatie'. Het betreft een uitgebreide speeltuin met zwembad en kinderboerderij.
Speelpark 'De Splinter'
3.11 Detailhandel
Leegstaande winkelpanden en borden met ‘opheffingsuitverkoop’ en ‘leegverkoop’ sieren de Nederlandse winkelstraten. Door onder meer de economische crisis en de toenemende invloed van internetverkopen heeft de retail-sector het erg moeilijk. Tegelijkertijd bieden de veranderingen in de sector ook nieuwe uitdagingen en mogelijkheden voor innovatieve concepten. Duidelijk is in ieder geval dat regionale afstemming steeds meer noodzakelijk wordt. Bovendien vraagt de provincie in de Verordening Ruimte om regionale afstemming en zijn regionale afspraken van belang voor de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Naar aanleiding hiervan heeft de Metropoolregio Eindhoven een detailhandelsvisie opgesteld. Hierin zijn de verschillende trends en ontwikkelingen en de gevolgen daarvan beschreven. Vervolgens is er een visie opgesteld, op basis waarvan concrete afspraken geformuleerd zijn. In de subregio’s is vervolgens gewerkt aan subregionale detailhandelsvisies. Deze visies bieden een kader, maar vragen wel nog om lokale verankering. Dat is gebeurd in de gemeentelijke Detailhandelsnota. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende visies. De gemeenteraad heeft op 15 december 2015 ingestemd met de regionale en subregionale visies. In diezelfde raadsvergadering is ook de gemeentelijke detailhandelsnota vastgesteld. Deze is op 2 november 2016 gepubliceerd.
3.11.1 Regionale detailhandelsvisie Metropoolregio Eindhoven
De detailhandelswereld is de laatste jaren sterk veranderd. Er zijn een aantal belangrijke trends en ontwikkelingen die daaraan ten grondslag liggen: de economische crisis, toename internetdetailhandel, vergrijzing, huishoudenssamenstelling, veranderend consumentengedrag, het verdwijnen van supermarkten en andere voorzieningen (zoals banken, bibliotheken etc.) in centra en branchevervaging. Deze trends en ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor het winkellandschap.
Goed voorzieningenniveau
Het doel van de regionale detaihandelsvisie is om een goed voorzieningenniveau voor de inwoners van de regio te creëren. De detailhandelsstructuur in de regio is opgebouwd uit verschillende lagen. Het centrum van Eindhoven en Ekkersrijt vormen de top van de piramide. Beiden hebben een bovenregionaal verzorgingsgebied. De tweede laag van de piramide bestaat uit regionaal en bovenlokaal verzorgende centra. Deze centra hebben een belangrijke functie in de subregio of voor de omliggende gemeenten. Daarna volgen de grote en kleine kernverzorgende centra, de belangrijkste winkelcentra in de kernen met een lokaal verzorgingsgebied. De onderste laag van de piramide zijn de wijk- en buurtcentra (inclusief kerkdorpen). Naast alle centra zijn er in de regio diverse PDV-locaties. Op Ekkersrijt en de Engelseweg na hebben deze locaties veelal een lokaal verzorgingsgebied.
Detailhandelsstructuur Metropoolregio Eindhoven
Specifieke thema's
Op drie regionale thema’s is specifiek ingezoomd. Het gaat om supermarkten, internetdetailhandel en marketing. Supermarkten zelf hebben de voorkeur voor een vestigingsplaats aan de rand van een centrum of net buiten het centrum. Echter, een gevarieerd aanbod in een centrum is van groot belang voor de levensvatbaarheid van het centrum. Daarom is het essentieel om supermarkten zoveel mogelijk in centra te vestigen of te behouden. Daarbij is het wel van belang dat de overheid de supermarkten zo goed mogelijk faciliteert (bijvoorbeeld bij parkeren, goede bereikbaarheid of een slimme oplossing voor een uitbreidingsvraag).
Internetdetailhandel kent allerlei (verschijnings)vormen met verschillende ruimtelijke consequenties. In de visie wordt ingegaan op deze vormen en aangegeven waar deze het beste gevestigd kunnen worden (zie de regionale afspraken die hieronder zijn beschreven).
Tot slot het thema marketing. Gemeenten moeten niet allemaal hetzelfde willen zijn, maar een statement maken en dat ook met trots uitdragen. Vervolgens is het goed om evenementen en activiteiten aan te bieden die passen bij het profiel en het ook kunnen versterken.
Regionale afspraken
Op basis van de trends en ontwikkelingen en de visie, zijn in de detailhandelsvisie regionale afspraken geformuleerd. In de subregionale detailhandelsvisies worden deze afspraken nader uitgewerkt.
- Detailhandel wordt geconcentreerd in bestaande winkelgebieden (ruimtelijke concentratie) om zo de hoofdstructuur te behouden en te versterken;
- Nieuwe detailhandelsontwikkelingen moeten passen bij het verzorgingsgebied en aantoonbaar kwaliteit toevoegen en de structuur versterken;
- Nieuwe detailhandelsontwikkelingen vinden in principe alleen plaats in de concentratiegebieden of op plekken waar dat voor de leefbaarheid noodzakelijk is;
- Supermarkten worden gerealiseerd in of aan de rand van bestaande winkelgebieden;
- Solitaire supermarkten op bedrijventerreinen of perifere detailhandelslocaties zijn niet toegestaan;
- Perifere detailhandel (PDV) met een bovenlokale impact wordt geclusterd op bestaande locaties. Er worden in principe geen nieuwe PDV-locaties met een bovenlokale functie toegevoegd;
- Er komt geen Retail Park of mega mall in de regio;
- Internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheid voor de consument zijn toegestaan op bedrijventerreinen (passen in reguliere bestemming);
- Zuivere afhaalpunten (pick-up points) worden geconcentreerd op bestaande detailhandelslocaties of op een kruispunt van passanten;
- Internetwinkels met een fysieke bezoekmogelijkheid en een showroom worden gezien als reguliere winkels en worden gerealiseerd op een bestaande detailhandelslocatie;
- Ontwikkelingen met een bovenlokale impact worden subregionaal afgestemd (nader gespecificeerd in subregionale detailhandelvisies), ontwikkelingen met een regionale impact worden regionaal afgestemd.
3.11.2 Detailhandelsvisie Stedelijk Gebied Eindhoven
In de detailhandelsvisie van de subregio Stedelijk Gebied Eindhoven wordt gestreefd naar een sterke, vitale en dynamische detailhandelsstructuur. Het beleid is gericht op het versterken van de bestaande detailhandelsstructuur. Nieuwe vestigingslocaties voor detailhandel mogen niet ten koste gaan van de bestaande (perspectiefrijke) winkelgebieden.
Detailhandelsstructuur Stedelijk Gebied Eindhoven
Het regionaal detailhandelsbeleid streeft naar een heldere en evenwichtige voorzieningenstructuur, waarbij onderscheid en complementariteit van winkelgebieden centraal staan. Dit houdt in dat detailhandel zoveel mogelijk wordt geclusterd in winkelgebieden en verspreide bewinkeling wordt afgebouwd. Dit geldt ook voor grootschalige winkels zoals tuincentra en bouwmarkten. Indien deze ruimtelijk niet inpasbaar zijn, dan is vestiging buiten de aangewezen winkelgebieden in regionaal verband bespreekbaar. De afwegingen voor het al dan niet toestaan van nieuwvestiging van een tuincentrum of bouwmarkt is gericht op de consumentenverzorging in het verzorgingsgebied.
De hoofdwinkelgebieden hebben allemaal een eigen functie in de structuur. Aard, omvang en samenstelling van het aanbod zijn afgestemd op de verzorgingsfunctie. De binnenstad van Eindhoven moet streven naar het toevoegen van het topsegment om haar positie te verstevigen.
Perifere concentraties hebben een complementair en aanvullend aanbod ten opzichte van de centrumvoorzieningen en buurt- en wijkvoorzieningen. Verbreding van het aanbod is niet het uitgangspunt. Uitzondering hierop is de locatie Ekkersrijt. De consument verwacht in dit winkelgebied een compleet aanbod op het gebied van ‘in en om het huis’. Ekkersrijt dient uit te groeien tot één van de leidende perifere winkelconcentraties in Nederland.
De komst van een Retail Park (Mega Mall) in de regio is niet wenselijk. Een dergelijke ontwikkeling heeft een verstorend effect op de bestaande structuur en ondermijnt de ontwikkelingskansen van andere clusters.
Internetafhaalpunten voor consumenten (met of zonder showroom) kunnen bestaande winkelgebieden versterken en worden daarom zoveel mogelijk in of aansluitend aan deze gebieden gesitueerd.
Nieuwe initiatieven
Het Rijk heeft de "Ladder voor duurzame verstedelijking" in het leven geroepen om nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan te toetsen. In de regionale detailhandelsvisie is ook een soort 'ladder' opgenomen voor nieuwe initiatieven. Aan nieuwe winkelontwikkelingen wordt in principe meegewerkt als:
- de initiatiefnemer kan aantonen dat het initiatief een meerwaarde heeft voor de lokale en/of regionale detailhandelsstructuur.
- aangetoond kan worden dat het initiatief resulteert in een versterking van de bestaande detailhandelslocaties. Wanneer dit niet het geval is, dient nadrukkelijk beargumenteerd te worden of er sprake is van meerwaarde en waarom het initiatief niet in- of aangrenzend aan een bestaand winkelgebied kan worden gefaciliteerd. De argumenten dienen van ruimtelijke aard te zijn, bijvoorbeeld grootschaligheid/ ruimtelijke inpassing, bereikbaarheid en parkeren en bevoorrading.
- aangetoond kan worden dat het initiatief geen (blijvende) negatieve effecten heeft op de bestaande detailhandelsstructuur en/of in het beleid aangegeven ontwikkeling daarvan.
Wanneer er op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau ingestemd wordt met een initiatief, dient het initiatief onderbouwd te worden op basis van ruimtelijke ordening relevante criteria (in de ruimtelijke onderbouwing). De ladder en de criteria zijn in regionale detailhandelsvisie uitgebreid beschreven.
3.11.3 Detailhandelsnota gemeente Eindhoven
Op 15 december 2015 is de Eindhovense detailhandelsnota “Wie kiest, wordt gekozen” vastgesteld. Zoals hiervoor beschreven heeft de detailhandelssector te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet. In de nota wordt eerst ingegaan op verschillende onderdelen. Vervolgens wordt per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven.
Beleid op onderdelen
Op onderdelen is de detailhandel aan grote veranderingen onderhevig. De volgende onderdelen zijn nadrukkelijk opnieuw tegen het licht gehouden:
Detailhandel op bedrijventerreinen
Vanuit het bedrijventerreinenbeleid is het ‘zuiver’ houden van bedrijventerreinen van belang. Bedrijventerreinen zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die niet in woon- en/of centrumgebieden gewenst zijn vanwege hun impact op de omgeving. In principe is detailhandel op bedrijventerreinen niet toegestaan. Wel is productiegebonden detailhandel toegestaan. Dit sluit aan bij de ambitie van Eindhoven om ruimte te bieden aan experimenten en ondernemerschap.
Voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen geldt als uitgangspunt dat dit ondergeschikt blijft aan de bedrijfsactiviteiten. Bovendien mag het geen afbreuk doen of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven op het bedrijventerrein. De voorkeur gaat ernaar uit dat er geen showroom bij een bedrijf komt. Bedrijven kunnen hun verkoopbare goederen via daarvoor bestemde locaties (winkelpanden) aanbieden. Indien er toch de wens, nut en/of noodzaak is om producten ter plekke te tonen, dan mag hier in principe maximaal 20% van het totale bedrijfsoppervlak voor worden gebruikt, met een maximum van 200 m². Vanwege de diversiteit van de initiatieven, dient elk initiatief echter afzonderlijk beoordeeld te worden op eventuele (structuurverstorende) effecten voor de perspectiefrijke winkelgebieden in Eindhoven en het betreffende bedrijventerrein. Bovendien moet een initiatief voldoen aan het meest recente beleid op het gebied van externe veiligheid.
Internethandel
Met de komst van internethandel is een nieuw type bedrijf ontstaan met bijbehorende kenmerken. We maken onderscheid tussen twee typen internethandel:
1. Internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid
Bij deze vorm van internethandel is er geen contact tussen internetwinkel en klant. Alle klantencontacten met de klant en de verzending van de goederen gebeurt uitsluitend via het internet of per post. Deze vorm van internethandel wordt in ruimtelijke zin niet aangemerkt als detailhandel. Zij kunnen voorkomen als uitsluitend kantoor maar ook als bezorgdienst.
Locaties waar deze kantoorachtige internethandel zich kan vestigen zijn: bedrijventerreinen, kantoorlocaties, woonwijken (kleinschalig en mits zij geen overlast bezorgen), buitengebied en PDV-locaties. Locaties waar internet bezorgdiensten zich zouden kunnen vestigen zijn bedrijventerreinen, kantoorlocaties en PDV-locaties.
2. Internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid
Hier kan de klant de internethandel bezoeken om de bestelde artikelen af te halen, te retourneren (de zogenaamde afhaalpunten). Daarnaast zijn er ook afhaalpunten waar ook andere zaken mogelijk zijn, zoals het presenteren, kopen, bestellen en omruilen van artikelen (de webwinkel).
Een afhaalpunt is een vorm van internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en rekenen we juridisch-planologisch tot detailhandel. Dat wil zeggen dat afhaalpunten in principe ingepast kunnen worden op (de vele) locaties waar reeds een detailhandelsbestemming op zit. Door deze benadering is het mogelijk om grip te houden op de verdere ontwikkeling van dit fenomeen. Zelfstandige afhaalpunten, ook wel Pick-Up- Points, kunnen alleen of geclusterd (meerdere afhaalpunten dus) gevestigd worden. Door clustering kunnen verkeersstromen beter geconcentreerd worden.
Webwinkels (waar ook artikelen gepresenteerd worden en / of waar men ook niet via internet bestelde artikelen kan kopen) beschouwen we als detailhandel. Ter voorkoming van ongewenste concurrentie op ruimtelijke aspecten zoals bereikbaarheid, parkeren of gebiedsbestemming bieden we voor deze vorm van detailhandel alleen mogelijkheden in winkelcentra en (mits passend in branchering) op PDV-locaties.
Kringloopbedrijven en –winkels
Kringloopwinkels (oftewel tweedehands winkels) richten zicht op het verhandelen van nog bruikbare artikelen die via diverse kanalen worden verkregen. Daarnaast is er een bedrijfstak ontstaan die zich het best laat benoemen als kringloopbedrijven. Deze richten zich op het opruimen van boedels waarbij vervolgens, in het bedrijf, bruikbare en onbruikbare zaken van elkaar worden gescheiden en bovendien artikelen die nog bruikbaar gemaakt kunnen worden, worden opgeknapt of verwerkt tot grondstof of 'halffabricaat'. Kringloopbedrijven hebben daardoor een andere ruimtelijke impact op hun omgeving dan kringloopwinkels / tweedehands winkels.
Vanwege de koppeling van de verkoop met andere bedrijfsmatige activiteiten en het doelgerichte bezoek door consumenten, is de vestiging van kringloopbedrijven op bedrijventerreinen min of meer gemeengoed geworden. Voor kringloopbedrijven geldt dan ook dezelfde beleidslijn als voor perifere detailhandel. Kringloopbedrijven zijn op de reguliere zgn. PDV-locaties (Categorie III) toegestaan voor wat betreft hun detailhandelsactiviteiten, omdat het aanbod voor een zeer groot deel voor “in en om het huis” is. Verder kan de beleidslijn voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen een uitkomst bieden voor kringloopbedrijven.
Kringloopwinkels (winkels in tweedehands goederen zonder het totaalconcept van inzamelen en verwerken/repareren) worden als detailhandel beschouwd. Mogelijkheden voor vestiging in Eindhoven worden hiervoor dan ook alleen geboden in winkelcentra en op de zgn. PDV-locaties (Cat. III, ook vanwege het grote aandeel “in en om het huis”).
Trafficlocaties
Trafficlocaties (stations, ziekenhuizen, campussen, tankstations) worden een steeds belangrijkere aankoopplaats. Detailhandel op dergelijke locaties past dan ook binnen de huidige trends en ontwikkelingen. Omvang en invulling hiervan moeten passen bij de functie van de locatie en het gebied en is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit. De detailhandel dient dus hoofdzakelijk gericht te zijn op de reizigers / forensen of werknemers / studenten op de locatie en mag niet concurreren met de reguliere winkelgebieden. Denk hierbij aan mandjeswinkels of micromarkten (onbemande gemakswinkels met bijv. gekoelde drank en versartikelen). Het vestigen van afhaalpunten op deze locaties is mogelijk. Voor trafficlocaties geldt dat vanwege de diversiteit in verschijningsvorm elk initiatief afzonderlijk beoordeeld wordt.
Voormalige (buurt)winkelstrips
De toekomstwaarde van (buurt)winkelstrips staat, met name door het veranderde consumentengedrag, sterk onder druk. Dit uit zich in een toenemende winkelleegstand en functiewijziging. Beleidsmatig wordt hier dan ook niet ingezet op behoud van de winkelfunctie. Voor het nog aanwezige winkelaanbod in de perspectiefarme strip kan verplaatsing naar een nabijgelegen perspectiefrijk wijk- of buurtcentrum een optie zijn. De winkeltrip aan de Hobbemastraat is hier een voorbeeld van.
De gemeentelijke doelstelling is in ieder geval behoud van ruimtelijke kwaliteit en het voorkomen van verpaupering. Het heeft de voorkeur dat de "plek" voor de buurt behouden blijft. Ervaringen in Eindhoven (b.v. Genderdal) en elders in Nederland hebben uitgewezen dat de meest duurzame oplossingen meestal uit het gebied zelf afkomstig zijn. Ook hier is echter de initiële rol van de gemeente het faciliteren van het gesprek tussen de belanghebbenden. Vervolgens moeten er keuzes gemaakt worden voor toekomstig gebruik, mede afhankelijk van ligging en kwaliteit van de bebouwing en de potentie in de omgeving.
Winkelleegstand
Leegstand van winkelpanden heeft diverse oorzaken, bestaat al langer en is een zichtbaar gevolg van de dynamiek in het winkellandschap. Leegstand is in de visie van de gemeente Eindhoven een maatschappelijk probleem wanneer de veiligheid in het geding komt of een dermate grote invloed op de directe omgeving heeft (zie ook paragraaf over voormalige (buurt)winkelstrips) dat hierdoor de vitaliteit van centrumgebieden onder druk komt te staan. Dat is immers niet altijd het geval. Zolang dat niet het geval is, is leegstand vooral een probleem van de eigenaar van het vastgoed.
Het belang van leefbaarheid en waar mogelijk beperken van (mogelijke) leegstand is een van de uitgangspunten van de detailhandelsnota. Dat wordt gedaan door in eerste instantie scherpe keuzes te maken over waar we welke vormen van detailhandel een plek bieden en dus ook waar niet. Ook blijven we winkellocaties ruim bestemmen zodat verandering van functie eenvoudig blijft.
Bijzondere initiatieven
In de toekomst kunnen en zullen zich kansen voordoen waarbij een nieuw (on brand) initiatief (Technologie, Design of Kennis), naar aard, reikwijdte en schaal, passend bij de ambities van Brainport Eindhoven zich wil vestigen op een locatie die daarvoor niet bestemd is. Een ondergeschikte vorm van detailhandel kan hier deel van uitmaken en valt dan ook buiten de daarvoor aangewezen locaties in de detailhandelsstructuur, zoals vastgelegd in deze nota. Het voorbeeld bij uitstek is Piet Hein Eek op Strijp R. In de detailhandelsnota zijn voorwaarden opgenomen waaronder dergelijke initiatieven kunnen worden toegestaan.
Het plangebied
Woensel-Noord is het grootste stadsdeel van Eindhoven en afgezet tegen het aantal inwoners is er een bovengemiddeld aanbod in de dagelijkse artikelensector. Woensel-Noord heeft een uitermate dichte voorzieningenstructuur op het vlak van boodschappen doen. Vrijwel iedere buurt beschikt over een eigen concentratie. Dit terwijl in het stadsdeel eveneens het complete WoensXL is gevestigd. Een en ander heeft tot gevolg dat de verzorgingsgebieden van diverse winkelconcentraties elkaar overlappen, waardoor het draagvlak per concentratie veelal beperkt is. Dit geldt met name voor de Ardèchelaan in combinatie met Biarritzplein en Eckart in combinatie met Vaartbroek. Deels is dit ook het geval voor Belgiëplein in combinatie met Nederlandplein, echter in de praktijk blijkt dat deze verzorgingsgebieden worden gescheiden door de barrièrefunctie van het Henri Dunantpark. De ontwikkeling van laatstgenoemde centra worden meer in relatie tot WoensXL beschouwd, gezien de korte afstand en dus overlap in verzorgingsgebieden.
WoensXL
Met een viertal supermarkten is WoensXL hèt boodschappencluster in Eindhoven. Het aanbod is zeer divers en ongeveer de helft van de detailhandelsmeters behoort tot de branchegroep 'mode en luxe'. WoensXL huisvest dan ook landelijke trekkers als H&M, C&A en WE. Naast detailhandel is er een ruim aanbod aan horeca en dienstverleners.
De leegstand is de laatste jaren afgenomen tot 3%. Het aantal mutaties was bovendien gering. De afgelopen jaren is WoensXL uitgebreid en opgewaardeerd. Het winkelcentrum heeft dan ook een stevige positie in de structuur en een eventuele verdere versterking dient vooral kwalitatief van aard te zijn. Het is in eerste instantie vooral zaak in te zetten op herinvulling van de leegstaande panden.
Behoud van de aantrekkingskracht van het winkelcentrum staat centraal. Er wordt inventief gekeken naar kansen voor nieuwe en aanvullende bezoekmotieven, zoals afhaalpunt(en) voor internetverkopen.
Belgiëplein en Nederlandplein
De nabijheid van WoensXL beperkt de versterkingsmogelijkheden van de winkelcentra Belgiëplein en Nederlandplein. Een verdere kwantitatieve versterking van deze winkelgebieden is dan ook niet gewenst. Waar voor Belgiëplein een stabilisatie wenselijk is, wordt voor Nederlandplein wel een versterking voorzien, zij het vooral kwalitatief. De ruimtelijke structuur van Nederlandplein is suboptimaal en de uitstraling laat te wensen over.
Vaartbroek, Eckart
Idealiter zou in Woensel-Noord ten oosten van de Kennedylaan eveneens gestreefd worden naar één compleet wijkcentrum. Vaartbroek is met het oog op het reeds aanwezige (complete) aanbod en centrale ligging in het verzorgingsgebied logisch. Dit betekent voor Eckart dat qua ontwikkelingsrichting wat anders dan stabilisatie of versterken. Echter, gezien de recente investeringen in Eckart, is het niet reëel te veronderstellen dat dit buurtcentrum uit de structuur verdwijnt. Gezien het afnemende boodschappenaanbod in Eckart is dit cluster in de toekomstige structuur wel eerder te typeren als buurtsteunpunt. Echter, behoud van dit steunpunt mag niet ten koste gaan van het functioneren van het winkelcentrum Vaartbroek en Cassandraplein.
3.12 Horeca
Op 11 maart 2014 heeft de gemeenteraad het nieuwe horecabeleidsplan 'Kennis maken met een gastvrije stad' vastgesteld. De nota is op 2 november 2016 gepubliceerd. Eindhoven wil aantrekkelijk zijn om er te komen, verblijven, studeren, wonen en werken. Horeca speelt hierbij een belangrijke rol. Het horecabeleidsplan bevat een aantal speerpunten om ervoor te zorgen dat de horeca in Eindhoven kan meebewegen met de ontwikkelingen in de stad. De gemeente wil de vestiging van kwalitatief goede horecabedrijven stimuleren. Daarbij is een wederzijdse versterking van de nabije andere functies belangrijk. Om dit bewerkstelligen maakt het horecabeleidsplan onderscheid gebiedtypen en in typen horeca.
Typen horeca
Het horecabeleidsplan maakt onderscheid in twee typen horeca:
Nat & Droog
Het al dan niet schenken van alcohol is vanuit de taken van de overheid zeer bepalend. Om die reden is een eerste onderscheid naar nat en droog logisch. Indien een horecabedrijf geen alcoholische dranken verstrekt, wordt deze gerekend tot de droge horeca. Natte horeca verstrekt alcoholische dranken.
Dag, Avond & Nacht
Naast de indeling op basis van het schenken van alcoholhoudende dranken moeten we echter ook kijken naar de exploitatietijden. Op basis hiervan kan worden gekeken naar de tijden waarop een horecabedrijf invloed heeft op zijn omgeving. Ook dit heeft weer een verband met wanneer de overheid welke taak heeft. Hierin kunnen in beginsel drie typen worden onderscheiden: dag-, avond en nachthoreca. Van belang is hierbij de combinatie met nat of droog.
Regels over het schenken van alcohol en openingstijden zijn opgenomen in de drank- en horecawet en in de APV. In het bestemmingsplan worden hierover geen regels opgenomen. Wel wordt in het bestemmingsplan opgenomen welke vorm van horeca is toegestaan. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de lijst van Horeca-activiteiten (Bijlage 3).
Gebiedstypen
In het horecabeleidsplan wordt onderscheid gemaakt in drie gebiedstypen:
- Stimuleringsgebied: gebieden waar uitbouw van de horecasector mogelijk is.
- Toelatingsgebied: gebieden waar per aanvraag wordt bezien of nieuwe horeca of uitbreiding van bestaande horeca inpasbaar is. Dit is afhankelijk van onder andere infrastructuur, woonbelangen, levendigheid, leefbaarheid en milieu-aspecten.
- Restrictiegebied: gebieden waar (vanuit leefbaarheid) een vermindering van het aantal horecavestigingen wordt nagestreefd.
Per deelgebied of cluster wordt aangegeven welk gebiedstype van toepassing is.
Het plangebied
Het horecabeleidsplan omschrijft geen positie en perspectief per stadsdeel. Onderhavig plangebied omvat woongebieden, winkelcentra, parken, scholen, culturele instellingen en bedrijventerrein. Per functie omschrijft het horecabeleidsplan een strategie, welke hierna uiteengezet wordt.
Woongebieden
Woongebieden worden aangemerkt als restrictiegebieden. Bestaande horeca kan worden gehandhaafd en in beperkte mate worden uitgebreid, mits daarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie. De bestaande horecabedrijven moeten in staat worden gesteld om aan de potentiële vraag te kunnen voldoen. Uitbreiding van het horeca-aanbod is hier echter niet gewenst. Indien een horecagelegenheid sluit wegens marktomstandigheden of wordt gesloten, is een nieuw bedrijf op deze locatie niet gewenst.
Winkelcentra/-gebieden
Winkelcentra en winkelgebieden in woonwijken worden aangemerkt als toelatingsgebieden. Met betrekking tot nieuwe horeca wordt een terughoudend beleid gevoerd. Primaire en doorslaggevende toets zal daarbij zijn of zij de woonfunctie bedreigen. Uitbreiding met nieuwe horecavestigingen zal voornamelijk gaan om locaties in of aan bestaande (buurt)winkelcentra en andere gemeenschaps- of multifunctionele centra. Horeca kan voor een zekere levendigheid zorgen, nodig voor de leefbaarheid in een wijk. Overigens geldt voor (nieuwe) woonwijken dat hier altijd ontwikkelingsmogelijkheden aanwezig moeten zijn voor buurt- en wijkgebonden horeca. Het gaat dan om horecavoorzieningen die geïntegreerd worden in een wijkwinkelcentrum, waar ook andere publieksgerichte voorzieningen aanwezig zijn.
Parken
Parken worden getypeerd als toelatingsgebied. Een (bescheiden) horeca-inrichting kan het gebruik van Eindhovense parken een meerwaarde geven. Diverse bestaande horecagelegenheden in parken en recreatieschappen (buiten Eindhoven) bewijzen dit. Horeca in parken moet zich verhouden met de omgeving. De exploitatie van een horeca-inrichting in een park mag dus wel een autonome functie hebben maar mag geen onevenredige afbreuk doen aan de gebruikswaarde van het park. Dit betekent onder meer dat zaken als bereikbaarheid, parkeren, afval, bevoorrading, geluid ed. grenzen stellen aan de mogelijkheden.
Scholen
Bij scholen (onderwijsinstellingen) gaat het om de totale omvang van de school c.q. het schoolterrein en het daarmee gemoeide draagvlak voor horeca. Het is niet de bedoeling dat horecavoorzieningen op schoolterreinen een autonome horecafunctie hebben. De perspectieven van horeca in dit soort specifieke milieus zijn sterk projectgebonden en dienen dus als zodanig per project beoordeeld te worden. Scholen worden aangemerkt als toelatingsgebied.
Culturele instellingen
Culturele instellingen worden gerekend tot paracommerciële rechtspersonen van sociaal-culturele aard, als bedoeld in afdeling 10 van de APV Eindhoven. Zij verstrekken uitsluitend alcohol op maandag tot en met zondag van 12.00 uur tot 24.00 uur tijdens activiteiten of bijeenkomsten die passen binnen de statutaire doelstelling van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon. De burgemeester kan een paracommerciële rechtspersoon ontheffing verlenen van de gestelde schenktijden. Het is paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sociaal-culturele aard niet toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken anders dan tijdens bijeenkomsten met een sociaal-cultureel karakter. Het is ze voor ten hoogste zes al dan niet aaneengesloten dagen per jaar toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken buiten de genoemde schenktijden en buiten de genoemde bijeenkomsten. De bijeenkomsten zonder een sociaal-cultureel karakter dienen uiterlijk drie weken voor aanvang bij de burgemeester te worden gemeld.
Bedrijventerreinen algemeen
De exploitatie van een horeca-inrichting op een bedrijventerrein mag geen onevenredige afbreuk doen aan of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven op het bedrijventerrein. De horeca- inrichting moet voldoen aan het meest recente gemeentelijke beleid op het gebied van de externe veiligheid, waarbij rekening gehouden moet worden met het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van een risicoveroorzakende inrichting. Een horeca-inrichting op een bedrijventerrein is dus bij voorkeur gelegen aan de rand van een industrieterrein en is niet te groot, zodat er geen grote groepen personen tegelijkertijd zich in het pand bevinden (minder dan 50 personen). Dit laatste heeft dus te maken met de hoogte van het groepsrisico.
3.13 Bedrijvigheid
Op 15 maart 2016 heeft de gemeenteraad de Bedrijventerreinennota met de titel 'Aan de slag voor waardevolle locaties' vastgesteld. Deze is gepubliceerd op 2 november 2016. Met deze nota wordt richting gegeven aan het beleid voor en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen. De nota heeft betrekking op de 16 grootste (>5 ha) bedrijventerreinen van Eindhoven, inclusief campussen. De helft van de werkgelegenheid in Eindhoven en de regio hangt samen met deze 16 bedrijventerreinen. Daarmee zijn de terreinen een heel belangrijke pijler onder Brainport, de tweede economische motor van Nederland en een van de meest prominente hightech centra van Europa. Veel Brainport (gerelateerde) bedrijvigheid en economische clusters zijn op deze bedrijventerreinen - en die in de regio - gevestigd.
Doel van de nota is de grote waarde die de terreinen hebben naar de toekomst toe te borgen en verder te vergroten. Dit in het belang van het functioneren van de bedrijven en de welvaart en het welzijn van de inwoners in Eindhoven en Brainport. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het brede palet aan economische activiteiten en daarmee samenhangende wensen en eisen die aan de bedrijventerreinen in Eindhoven worden gesteld.
Het plangebied
In de nota worden de bedrijventerreinen van Eindhoven verdeeld in vier typen terreinen. Binnen het plangebied is bedrijventerrein Vlokhoven/De Tempel aangewezen als binnenstedelijk gebied.
Binnenstedelijk kenmerkt zich door een dichtbebouwde versteende omgeving met functionaliteit en uitstraling van vastgoed en een niet bijzondere kwaliteit van openbare ruimte. Vaak zijn de terreinen divers, met een verscheidenheid aan functies. Zorgpunt daarbij is dat we waakzaam moeten blijven dat bedrijvigheid er plek en plaats kan blijven houden als broeiplaats-, starters- en ontwikkellocatie van MKB bedrijvigheid. Rapenland en Vlokhoven/De tempel zijn dergelijke stadsverzorgende terreinen met een meer divers karakter. Dit uit zich in vestiging van kleinere bedrijven met een focus op bijvoorbeeld internet, autoreparatie of sport. Woenselse Heide heeft een specifiek profiel als autoboulevard. Dit profiel is afzonderlijk geborgd in het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Woensel 2017" en maakt dan ook geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Vlokhoven/De Tempel maakt wel onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Conform de nota is hier ruimte voor verkleuring binnen de van toepassing zijnde kaders.
Verkleuring
Op een aantal bedrijventerreinen neemt de groei van andere functies toe, ook wel 'verkleuring' genoemd. Denk daarbij aan vestiging van sportscholen, detailhandel en (kamer) bewoning. Dit is vooral waarneembaar op binnenstedelijke terreinen. Daarnaast vindt met name op de modernere bedrijventerreinen een toename van kantoorachtige bedrijvigheid (herprofilering) plaats.
De terreinen krijgen hierdoor een andere uitstraling, maar ook nieuw toekomstperspectief. Verkleuring kan de waarde van de bedrijventerreinen vergroten. Tegelijkertijd kan verkleuring bedrijventerreinen beperken in hun functionaliteit voor de oorspronkelijke bedrijvigheid. Verkleuring moet dus zorgvuldig plaatsvinden, passend bij de desbetreffende locatie.
We onderscheiden drie gradaties van verkleuring:
- lichte verkleuring met functies dienstbaar aan de zittende bedrijvigheid, zoals catering, vergaderfaciliteit, etc.
- herprofilering: verkleuring waardoor het proiel van het terrein wijzigt, maar wel de economische functie behouden blijft. Denk aan invulling met kantoorachtige bedrijvigheid.
- transformatie: verkleuring waarbij de economische functie van de locatie verdwijnt. Denk aan transformatie naar wonen.
Zoals in vorige subparagraaf al is benoemd, is verkleuring van het bedrijventerrein Vlokhoven/De Tempel mogelijk binnen de van toepassing zijnde kaders. Dit bestemmingsplan is echter conserverend van aard en maakt dan ook geen verkleuring in de zin van herprofilering of transformatie mogelijk. Lichte verkleuring is wel mogelijk op basis van de regels en in het bijzonder de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de regels is opgenomen.
Kleinschalige bedrijfslocaties
Naast de 16 bedrijventerreinen groter dan 5 hectare kent Eindhoven een 32-tal kleinere bedrijfslocaties. Van deze locaties zijn er 4 kleiner dan 2 hectare en 26 zelfs kleiner dan 1 hectare. Deze terreinen liggen verspreid door de stad, met een hoge concentratie in het stadsdeel Gestel. Het gaat om circa 200 bedrijven met in totaal 1500 tot 2000 werknemers.
Het gaat veelal om kleinschalige bedrijven met lage milieucategorieën (1 en 2) die goed passen in het binnenstedelijk milieu. Naast de traditionele bedrijfsfuncties zijn er bedrijven die zich vooral richten op de wijk, bijvoorbeeld een sportschool of een reparatiebedrijfje.
De kleinschalige bedrijfslocaties in Eindhoven zijn aantrekkelijk voor bedrijvigheid vanwege de wijkgebondenheid en de prijs-kwaliteitverhouding. Deze terreinen zijn van waarde voor de stad door het bieden van werkgelegenheid, het geven van ruimte voor start ups, de doorontwikkeling van de lokale bedrijvigheid, de stedelijke dienstverlening en de sociaaleconomische wijkfunctie.
Een aantal van deze locaties liggen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan:
- Kruburg: Deze locatie wordt getypeerd als een 'Kwaliteitslocatie voor de toekomst.
- Rosseelstraat: Deze locatie is getypeerd als 'Gemengde bedrijfszone'. Hier is de markt aan zet.
- Vlokhovenseweg/Pachtakker: Deze locatie is aangewezen als transformatielocatie. In de huidige situatie is hier een steunpunt plus kinderdagverblijf gevestigd.
3.14 Kantoren
De Kantorenstrategie 2012-2020 (vastgesteld op 26 juni 2012) is niet langer (alleen) gebaseerd op het voeren van regie op de nieuwbouw kantorenmarkt. Juist op de bestaande markt zijn maatregelen nodig om deze gezonder te maken. Dat vraagt enerzijds om een positieve en actieve grondhouding van gebouweigenaren. Anderzijds is er vaak nog een (andere) vastgoedpartij nodig die op creatieve wijze met de leegstand aan de slag wil gaan. De gemeente Eindhoven speelt daarbij in toenemende mate een stimulerende en faciliterende rol. De Eindhovense werkwijze is afgestemd met de andere ‘kantoorgemeenten’ in de stedelijke regio. Dit is vastgelegd in een 'Regionale programmering kantoorlocaties' d.d. november 2013.
Het grootste deel van de werkgelegenheid in de regio Eindhoven is gehuisvest in een kantooromgeving. Door diverse oorzaken is de Nederlandse en ook de regionale kantorenmarkt de laatste jaren flink uit balans geraakt. De aanbodpercentages liggen op dit moment rond de 16%; ruim twee keer zoveel als bij een gezonde kantorenmarkt hoort. Het totale aanbod van kantoren in Eindhoven bedroeg op 1 januari 2015 circa 250.000 m². Dit overaanbod aan kantoorruimte is voor een groot deel structureel van aard. Dit is een bedreiging voor de economische ambities van (de regio) Eindhoven en vraagt dus om gericht handelen.
In het nieuwe beleid wordt niet alleen op nieuwbouw gestuurd, maar ook op de bestaande kantorenmarkt. De focus ligt daarbij op het terugdringen van kantorenleegstand in bestaande gebouwen. Met deze aanpak hoopt het college vraag en aanbod op de Eindhovense kantorenmarkt in kwantitatieve én kwalitatieve zin beter op elkaar af te stemmen, zodat een goede balans ontstaat met toekomstbestendige locaties, die bijdragen aan de realisatie van de Brainport-ambities van stad en regio.
Binnen Eindhoven worden drie afzonderlijke nieuwbouw kantorenmilieus onderscheiden, te weten Stationsgebied, Strijp-S en Flight Forum. Deze verschillende kantorenmilieus voorzien in een specifieke en onderscheidende behoefte. Het is belangrijk om deze onderscheidende kwaliteiten de komende jaren verder uit te bouwen. Het is daarnaast belangrijk dat ongebreidelde groei van de kantorenvoorraad, door toevoeging van niet duurzame/toekomst- bestendige nieuwbouw, wordt voorkomen. Kantoorgebruikers die op zoek zijn naar nieuwe huisvesting worden daarom zoveel mogelijk bediend op de bestaande kantorenmarkt. Nieuwbouw van kantoren op geprioriteerde locaties en door middel van toekomstbestendige gebouwen is nog slechts met inachtneming van hiervoor genoemde uitgangspunten mogelijk.
De gemeente voert geen leegstandsverordening in. De uitvoering hiervan kost veel inspanning, terwijl ervaringen elders leren dat het gewenste resultaat veelal uitblijft. Wel komt er een ‘Eindhovense Leegstandsmonitor kantoren’ (actueel overzicht van leegstaande kantoren), bedoeld als stimulerend middel om marktpartijen ertoe aan te zetten ‘iets’ met leegstaande gebouwen te gaan doen. De gemeente Eindhoven zal ook proactief partijen met elkaar in verbinding brengen, om zo bij te dragen aan mogelijke nieuwe samenwerkingsverbanden en creatieve oplossingen voor dit vraagstuk. In onze ‘slimme regio’ zijn legio partijen die samen in staat zijn om ‘slimme oplossingen’ te bedenken.
De gemeente Eindhoven zal, uiteraard passend binnen wet- en regelgeving, proactief meewerken aan gewenste transformatie van leegstaande kantoren. Echter niet alle kantoren zijn geschikt voor andere functies. Soms vanwege technische aspecten of locatiegebonden aspecten. Een deel van de kantoren zal dus naar verwachting op termijn gesloopt worden.
Plangebied
Geen van bovenstaande prioritaire gebieden ligt binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Woensel Noord 2021'. Naast de geprioriteerde grootschalige kantorenlocaties is ook op 'overige locaties' de ontwikkeling van (kleinschalige) kantoren mogelijk. Het gaat hierbij om locaties binnen de stad welke eigendom zijn van ontwikkelaars en waar, veelal van oudsher, een nieuwbouw kantoorontwikkeling is toegestaan. De gemeente laat deze initiatieven echter over aan de markt en beperkt zich tot, voor zover aan de orde, het toetsen van deze initiatieven aan de (in de Prioriteitennota) gestelde voorwaarden, zoals haalbaarheid en wenselijkheid. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt niet onder de noemer 'overige locaties'.
3.15 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Alleen ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden moeten op de verbeelding en in de regels worden opgenomen. Binnen het plangebied van dit plan bevindt zich de 150 kV bovengrondse hoogspanningslijn Eindhoven Noord-Oost met een belemmerende strook van 2x20 meter. Deze strook is op de verbeelding opgenomen en ter bescherming ervan zijn regels opgenomen. Verder komen er geen kabels, leidingen of straalpaden voor die planologisch beschermd moeten worden.
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Milieueffectrapportage
4.1.1 Wettelijk kader
Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een m.e.r. moet worden opgesteld.
Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor een m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.
De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:
- Kolom 1: de activiteit zelf
- Kolom 2: drempelwaarden activiteit
- Kolom 3: de kaderstellende plannen (zoals een bestemmingsplan)
- Kolom 4: de besluiten
De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemmingsplan, als voor besluiten.
4.1.2 Conclusie
Dit bestemmingsplan richt zich op het vastleggen van de bestaande situatie en van de functionele en ruimtelijke structuur. Er worden met onderhavig bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Gelet op het bovenstaande zijn de ontwikkelingen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt niet genoemd als activiteit in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Er is om die reden geen sprake van een noodzakelijke MER of m.e.r.-beoordelingsplicht.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijven en/of inrichtingen in het plangebied zijn toegestaan. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
In deze brochure worden richtafstanden gegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.
4.2.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG - brochure. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied worden toegestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elke ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven. Deze afstand moet in beginsel worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
- de richtafstanden hebben betrekking op het omgevingstype 'rustige woonwijk';
- de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
- categorie 1: grootste afstand 10 meter;
- categorie 2: grootste afstand 30 meter;
- categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
- categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
- categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
- categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
- categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
- categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
- categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
- categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.
Voor dit bestemmingsplan is de staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG aangepast. Bedrijven die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten niet passend zijn op een bedrijventerrein, zijn niet in de staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen (denk bijvoorbeeld aan bioscopen, dierentuinen, sporthallen, kantoren, etc.). Daarnaast worden bedrijven die gezien hun aard en activiteiten niet in onderhavig plangebied thuishoren en/of voor kunnen komen, uitgesloten (bijvoorbeeld visserij- en visteeltbedrijven, aardolie- en gaswinning, etc.). Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied, al dan niet met ontheffing, toegelaten milieucategorie (categorieën 1 t/m 3.2).
4.3 Geluid
4.3.1 Wettelijk kader
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.
De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.
Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.
In het voorliggende bestemmingsplan liggen de volgende geluidgevoelige bestemmingen:
- een woongebouw
- een onderwijsgebouw;
- een verzorgingstehuis;
- een kinderdagverblijf
4.3.2 Wegverkeerslawaai
Het plangebied ligt deels in de zones van de Hondsruglaan, Tempellaan, John F. Kennedylaan, Winston Churchilllaan, Huizingalaan, Roelantlaan, Bisschop Bekkerslaan, Rode Kruislaan, Genovevalaan en Franklin D. Rooseveltlaan, zijnde wegen gelegen in stedelijk gebied met een maximumsnelheid van 50/70 km per uur, bestaande uit 2-4 rijstroken, met een zonebreedte van 200-350 meter aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de as daarvan.
In het kader van de nota "Eindhoven op weg" zijn alle overige wegen in en nabij het plangebied 30 km per uur wegen. Deze wegen en woonerven hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone. Gezien de beperkte verkeersintensiteit op deze wegen in het plangebied kunnen deze verder buiten beschouwing worden gelaten.
De Wet geluidhinder maakt onderscheid tussen zogenaamde bestaande situaties en nieuwe situaties. Ingevolge hoofdstuk VI, afdeling 3 ("bestaande situaties") van de Wet geluidhinder behoeft voor de reeds aanwezige geluidgevoelige bebouwing geen nieuw akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen.
Reconstructies van wegen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, die leiden tot een toename van de geluidbelasting met 2 dB of meer, zijn niet toegestaan.
4.3.3 Railverkeerslawaai
Het plangebied ligt niet in de geluidzone van de spoorlijn.
4.3.4 Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidzone van industrie.
4.3.5 Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt niet binnen de 25 Ke-zone van het vliegveld (Eindhoven Airport).
4.4 Luchtkwaliteit
4.4.1 Wettelijk kader
Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.
4.4.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:
- woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
- kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
- kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.
Samengevat
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.
4.4.3 Besluit gevoelige bestemmingen
Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.
Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemmingen' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.
In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.
4.4.4 Goede ruimtelijke ordening
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.
4.4.5 Planbeschrijving en toetsing
Dit plan betreft een actualisatie en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Daarom kan gesteld worden dat er geen sprake is van een "in betekende mate" project, zodat de realisatie van het plan niet zal leiden tot overschrijding van de luchtkwaliteitseisen. Het plan maakt geen nieuwe gevoelige bestemmingen in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) mogelijk. Gelet op het voorgaande vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor dit plan.
4.5 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen (inrichtingen, transportroutes en buisleidingen). Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Hierbij wordt ook een beschrijving gegeven van het wettelijk kader op gebied van externe veiligheid.
4.5.1 Wettelijk kader
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt; april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het Plaatsgebonden risico en het Groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
Het plangebied
Hieronder wordt beschreven welke risicovolle inrichtingen in of nabij het gebied liggen, of er vervoer van gevaarlijke stoffen in het gebied plaatsvindt en of er risicovolle buisleidingen liggen.
Plangebied met risicobronnen
Gasdrukregel- en meetstations
In het plangebied is een aantal gasdruk-, meet- en regelstations gelegen.
Ingevolge het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer gelden hiervoor veiligheidsafstanden ten opzichte van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Om te borgen dat deze niet binnen de veiligheidsafstanden kunnen worden gerealiseerd worden regels in het bestemmingsplan opgenomen. In onderstaande tabel zijn de afstanden weergegeven.
Figuur Tabel 3.12 Activiteitenbesluit
In de regels van dit bestemmingsplan is gewaarborgd dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasreduceerstation' geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden. In onderstaande tabel zijn de bijbehorende veiligheidsafstanden opgenomen.
Locatie | Veiligheidsafstand kwetsbare objecten | Veiligheidsafstand beperkt kwetsbaar object |
Venetiëlaan / Udinestraat | 10 meter | 4 meter |
Orionstraat | 10 meter | 4 meter |
Aardbeistraat | 10 meter | 4 meter |
Sonseweg | 10 meter | 4 meter |
Genovevalaan | 10 meter | 4 meter |
Kapitein Pulverstraat | 10 meter | 4 meter |
Echternachlaan/Luxemburglaan | 10 meter | 4 meter |
Belgiëplein | 15 meter | 4 meter |
Woldberglaan | 15 meter | 4 meter |
LPG tankstation De Haan Minerale Oliën B.V.
Tegen de zuidwestgrens van het plangebied, aan de Huizingalaan 2, is een LPG-tankstation gelegen. Het tankstation beschikt over een LPG tank van 40 m3 met een doorzet van 1.000 m3 per jaar. Het plaatsgebonden risico (PR 10-6/jaar) is op de verbeelding en in de regels vastgelegd. Deze zijn 35 meter vanaf het vulpunt, 25 meter vanaf het reservoir en 15 meter vanaf de twee afleverzuilen. Het invloedsgebied bedraagt 150 meter, gemeten vanaf het vulpunt en het reservoir. De huidige situatie levert geen belemmeringen op met betrekking tot het plaatsgebonden risico. Met het huidige plan worden er geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Voor dit LPG-tankstation dient wel een verantwoording van het groepsrisico opgesteld te worden, aangezien er meer dan 10 personen binnen het invloedsgebied verblijven. Deze verantwoording is terug te vinden in paragraaf 4.5.4.
Nabij het plangebied
Zwembad aan de Vijfkamplaan 12 (ir. Ottenbad)
Deze inrichting valt niet binnen de werkingssfeer van het Bevi. Hierbij is geen plaatsgebonden risicocontour of invloedsgebied van toepassing. Het aspect externe veiligheid zorgt bij deze inrichting niet voor belemmeringen voor onderhavig plan.
Benzineservicestation met LPG, Eindhovenseweg 37 (Gulf)
Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de daaraan verbonden regeling kan worden geconcludeerd dat het invloedsgebied niet tot over het plangebied reikt.
Imperial Logistics
Het distributiecentrum Imperial Logistics gevestigd op Ekkersrijt 7604 te Son en Breugel is een BRZO-bedrijf, waarvan het invloedsgebied reikt over onderhavig plangebied. De inrichting valt onder het BRZO vanwege de opslag van zeer giftige stoffen en aqua-toxische stoffen. In 2016 is een risicoanalyse uitgevoerd. Uit deze analyse blijkt dat het plaatsgebonden risico binnen de gemeente Son en Breugel blijft, het plan valt echter wel binnen het invloedsgebied van deze inrichting. Hiervoor dient een verantwoording van het groepsrisico opgesteld te worden. Deze verantwoording is terug te vinden in paragraaf 4.5.4.
Gemeentelijke wegen
Het plan is gelegen binnen 200 meter van de John F. Kennedylaan. Deze transportroute is niet vermeld in de Regeling Basisnet, maar is door de gemeente Eindhoven wel opgenomen in de rapportage "Transport gevaarlijke stoffen door de gemeente Eindhoven - actualisatie van het onderzoek naar de externe veiligheidsrisico's van bulktransport over gemeentelijke wegen binnen Eindhoven" vastgesteld in 2010. Hierin wordt aangegeven dat de John F. Kennedylaan geen plaatsgebonden risico heeft, maar wel een invloedsgebied. Het plan ligt binnen dit invloedsgebied.
In de Visie Externe Veiligheid Eindhoven uit 2009 worden hierbij enkele voorwaarden gesteld. Hierin staat o.a. dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen (minder dan 50 woningen, waarbij de woningen niet specifiek bedoeld zijn voor een hulpbehoevende of minderjarige doelgroep) binnen 200 meter van de lokale wegen de standaard verantwoording groepsrisico geldt. De Kennedylaan is gelegen binnen het plangebied. Het betreft echter een conserverend plan, waarbij geen ontwikkelingen voorzien zijn binnen het invloedsgebied van deze weg. De situatie past binnen het criteria van de standaardverantwoording van de gemeente Eindhoven. Deze is opgenomen in paragraaf 4.5.4.
Hoogspanningslijnen
Door het bestemmingsplan Woensel-Noord loopt een bovengrondse hoogspanningslijn. Het betreft een hoogspanningslijn met een spanning van 150kV. Voor deze hoogspanningslijn geldt een indicatieve magneetveldzone, deze magneetveldzones markeren een contour, waarbinnen de magnetische veldsterkten boven de 0,4 microtesla liggen. Een langdurige blootstelling hieraan kan zorgen voor een (mogelijk) verhoogde kans op kinderleukemie. Daarom is het rijksbeleid gericht om te voorkomen dat er nieuwe situaties ontstaan waar kinderen langdurig worden blootgesteld aan deze magnetische veldsterkten.
4.5.2 Gemeentelijk beleid: Visie Externe Veiligheid
De Gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de Visie externe veiligheid vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen wordt omgegaan met het veilig stellen van een acceptabel niveau voor risico's in het kader van externe veiligheid en de beheersbaarheid ervan. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen (o.m. het gebied > 200m van het spoor) een verantwoording van het groepsrisico uitgewerkt.
Hierin staat o.a. dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen (minder dan 50 woningen, waarbij de woningen niet specifiek bedoeld zijn voor een hulpbehoevende of minderjarige doelgroep) binnen 200 meter van de lokale wegen de standaard verantwoording groepsrisico geldt. Het plan past binnen de criteria.
4.5.3 Verantwoording groepsrisico
Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient het groepsrisico te worden verantwoord door de gemeenteraad. Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen het belang van een ruimtelijke ontwikkeling en het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ramp of incident met gevaarlijke stoffen.
Het bestemmingsplan vervangt de bestemmingsplannen 'Woensel Noord - Oost 2007 én Centraal Woensel 2007'. De risico's veranderen niet. Ook de zelfredzaamheid van de mensen blijft hetzelfde. Het plangebied is voor de hulpdiensten goed (tweezijdig) bereikbaar en er zijn voldoende bluswatervoorzieningen.
Algemeen
Mogelijkheden voor de hulpdiensten
Het plangebied is goed bereikbaar en de zelfredzaamheid blijft onveranderd.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Het betreft een conserverend plan, waarbij geen nieuwe locaties gerealiseerd kunnen worden waar zich verminderd zelfredzame personen kunnen bevinden.
Gemeentelijke wegen
Binnen zone van 0 tot 200 m zijn de blootstelling aan brandbare gassen (BLEVE) en toxische gassen de bepalende scenario's. Uitgaande van de diverse elementen van de verantwoordingsplicht leidt dit tot het volgende standaard externe veiligheidsadvies:
- De "Beleidsregels bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid gemeente Eindhoven" zijn van toepassing;
- De ontvluchtingsrichting vanuit het bouwwerk moet van de risicobron af gericht zijn;
- Eigenaren van bouwwerken moeten, indien van toepassing, ontruimingsafspraken maken met de gebruikers daarvan;
- Er is geen specifiek verzoek om advies van de Veiligheidsregio noodzakelijk.
Imperial Logistics
Hoogte van het groepsrisico
De hoogte van het groepsrisico is berekend in de QRA van april 2013. Hierbij is geconstateerd dat de hoogte van het groepsrisico ver onder de oriënterende waarde blijft.
Maatregelen
In de vergunning van Imperial Logistics is rekening gehouden met de Best Beschikbare Technieken (BBT's).
De voor en nadelen voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico
Met onderhavig bestemmingsplan neemt de hoogte van het groepsrisico niet toe.
Mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van een ramp
Het plangebied is goed bereikbaar en de zelfredzaamheid blijft onveranderd.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe mogelijkheden gecreëerd waarbij er zich verminderd zelfredzame personen bevinden binnen het invloedsgebied van het tankstation
LPG-tankstation
Hoogte van het groepsrisico
De hoogte van het groepsrisico is berekend op 26-02-2019, aangezien er geen wijzigingen zijn binnen het invloedsgebied zal de hoogte van het groepsrisico niet wijzigen. De hoogte van het groepsrisico betreft 0,77 * de oriënterende waarde.
Maatregelen
De installatie voor het afleveren van LPG valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Ingevolge dit besluit zijn diverse veiligheidsmaatregelen voorgeschreven om risico's te voorkomen en te beheersen. Zo dient het beheer van een LPG-afleverinstallatie te worden uitgevoerd door ter zake geïnstrueerde personen. De met het toezicht belaste persoon moet over voldoende deskundigheid beschikken, zowel ten aanzien van de bij een normaal bedrijf in acht te nemen veiligheidsvoorschriften, als ten aanzien van de in geval van een gaslekkage of brand noodzakelijk te verrichten handelingen. Daarnaast dient een noodplan te zijn uitgewerkt. Het bedienend personeel moet op de hoogte zijn van de inhoud van het noodplan en de werkbaarheid van de vastgestelde noodprocedure moet regelmatig in de praktijk worden beproefd. Tevens zijn voorschriften opgenomen ten aanzien van blusmiddelen.
Voor het onderhavige tankstation is de LPG doorzet in de omgevingsvergunning milieu beperkt tot maximaal 999 m³ per jaar. Daarnaast heeft het leveren van LPG in een tank met een hittewerende coating een sterk risico-reducerend effect. Het onderhavige LPG-tankstation heeft een distributeur die uitsluitend gebruik maakt van tankwagens met een hittewerende coating. Door deze maatregel blijft de hoogte van het groepsrisico ver onder de oriëntatiewaarde.
De voor en nadelen voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico
Met onderhavig bestemmingsplan neemt de hoogte van het groepsrisico niet toe.
Mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van een ramp
Het plangebied is goed bereikbaar en de zelfredzaamheid blijft onveranderd.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe mogelijkheden gecreëerd waarbij er zich verminderd zelfredzame personen bevinden binnen het invloedsgebied van het tankstation.
Advies Veiligheidsregio
In maart 2019 is de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost om advies gevraagd over het conserverend bestemmingsplan 'Woensel Noord 2021' in Eindhoven. Gedeeltes van de plangebied liggen in de invloedsgebieden van de LPG-tankstations en een BRZO-inrichting Imperial Logistics.
Voor het bestemmingsplan zijn geen op- of aanmerkingen gemaakt door de Veiligheidsregio.
4.5.4 Conclusie
Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen voor onderhavig plan.
4.6 Duurzaamheid
De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Onderstaande tekst legt concreet uit wat we als stad willen en waar dat op gebaseerd is.
- CO2 reductie
Het klimaat verandert door de toegenomen uitstoot van CO2. Dat gaat sneller dan we gedacht hadden. De temperatuur op aarde neemt toe waardoor de weersomstandigheden extremer worden: meer hitte, meer droogte, hevigere neerslag, meer stormen enz. Om de gevolgen van de klimaatverandering beperkt te houden, moet de CO2 uitstoot drastisch dalen. Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken: het klimaatakkoord van Parijs. Eindhoven onderschrijft dat akkoord door de in 2016 vastgestelde Klimaatverordening040. Hierin is vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. In januari 2017 heeft de gemeenteraad in het Klimaatplan 2016-2020 de doelstellingen van de klimaatverordening uitgewerkt.
1A) Aardgasloze verwarming
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is nadrukkelijk ook het Rijksbeleid. Per 1 juli 2018 is de Wet voortgang energietransitie in werking getreden. Te bouwen bouwwerken (in gewone taal: nieuwbouw) voor kleinverbruikers – woningen, winkels, kantoren – mogen niet langer worden aangesloten op aardgasnetten. Daarnaast streeft de gemeente er nadrukkelijk naar te voorkomen dat ALLE nieuwe ontwikkelingen nog op aardgas worden aangesloten.
In het Klimaatplan 2016-2020 heeft de gemeenteraad vastgelegd dat 'zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat nieuwbouw nog wordt aangesloten op aardgas'. Het is voor bouwers en ontwikkelaars verstandig om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden en ook daar waar het nog niet wettelijk is bepaald nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst zonder grote ingrepen mogelijk is.
1B) Duurzame mobiliteit
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot in 2050 te bereiken, is een volledig CO2-emissievrije mobiliteit noodzakelijk. Dit betekent dat op termijn voertuigen op fossiele brandstoffen (benzine, diesel en LPG) volledig zullen verdwijnen en vervangen zullen worden door emissievrije voertuigen (elektrisch, waterstof of anderszins). Naast emissievrije voertuigen, willen we ook minder voertuigen in het centrum van de stad om daarmee de leefbaarheid in onze groeiende stad overeind te houden. Dat betekent meer ruimte voor fietsen, wandelen smart mobility concepten, met een belangrijke rol voor autodelen, autonoom rijden en slimme openbaar vervoerconcepten.
1C) warmte- en energiebesparing
Om tot een reductie van 95% CO2 uitstoot te komen in 2050 moeten we naast het dichtdraaien van de aardgaskraan, het overgaan op emissievrije mobiliteit en het zoveel mogelijk duurzaam opwekken, ook naar grote besparingen in energie en warmte. Dit kan door isolatie, mogelijkheden voor opslag, innovatieve technieken enz.
1D) duurzame energie opwekking
Naast de reductie in CO2, willen we als stad ook graag in 2045 energieneutraal zijn. Dat betekent dat de hoeveelheid energie die we dan als stad gebruiken, bij voorkeur binnen de grenzen van stad of regio duurzaam opgewekt wordt. Om dit te realiseren is het noodzakelijk dat alle kansen voor duurzame opwekking genomen worden. Met name op gebied van zonne-energie zijn er kansen in Eindhoven.
2 Circulaire Economie
Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur. In ons plan van aanpak CE 2018-2020 hebben we de rijksambitie om in 2050 een circulaire economie te hebben onderschreven net als de ambitie om in 2030 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken.
2A) duurzame materialen
Materialen die in gesloten kringlopen steeds weer opnieuw gebruikt kunnen worden zonder schadelijke gevolgen voor mens of natuur, of die biologisch afbreekbaar zijn, zijn duurzame materialen.
2B) geen afval
In 2020 willen we 0% restafval hebben. In eerste instantie geldt deze ambitie voor het huishoudelijk afval maar uiteindelijk voor alle afval.
2C) flexibel en demontabel bouwen
Om te voorkomen dat gebouwen afgebroken moeten worden, moet bij het ontwerp al rekening gehouden worden met de flexibiliteit en demonteerbaarheid van het gebouw.
2D) deeleconomie/ as a service concepten
De deeleconomie biedt een nieuw model voor consumptie en bezit. In plaats van telkens nieuwe goederen aan te schaffen, kunnen we de spullen die we al bezitten delen en zo beter benutten.
Betalen voor vervoer, verlichting, werkruimte enz. voorkomt dat we zelf voertuigen, lampen, stoelen enz. moeten bezitten. Door diensten als een service aan te bieden en niet als een product, kunnen ze efficiënter gebruikt worden en blijft de verantwoordelijkheid voor het (hergebruik van het) product bij de leverancier.
3) Natuur
Eindhoven de groenste! Groene daken en gevels, biodiversiteit, klimaatadaptatie (het wordt steeds warmer en natter), stadslandbouw en aantrekkelijk groen voor recreatie, ontspanning en bewegen. Hoe dragen nieuwe en herontwikkelingen in Eindhoven hieraan bij? Brengt het schade toe aan bestaande natuur of biedt het kansen voor toevoeging/uitbreiding?
3A) biodiversiteit
Om biodiversiteit te behouden wordt op Europees niveau gewerkt aan een duurzaam ecologisch netwerk van grote natuurgebieden met goede verbindingen. Ook in Eindhoven willen we ecologische versnippering in onze stad tegen gaan.
3B) oppervlakte groen
We willen geen verlies van groen in de openbare ruimte en daar waar mogelijk het groen versterken, ook op of aan onze gebouwen.
4. Sociale basisbehoeften
The Natural Step neemt de 9 menselijke behoefte van Manfred Max Neef als uitgangspunt. Omdat het hier om ruimtelijke projecten en activiteiten gaat, richten wij ons op de ruimtelijke component van deze basisbehoeften. We hebben het dan over klimaatadaptatie; gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid; openbare ruimte om te ontmoeten en bewegen; bereikbaarheid van voorzieningen en het betrekken van bewoners bij projecten. Daarnaast spelen de sociale menselijke basisbehoeften wel een rol bij de aanschaf van materialen en diensten (we willen dat er maatschappelijk verantwoord ingekocht wordt).
4A) Klimaatadaptatie
Extreme regen en onweersbuien, hittegolven en droogte komen steeds vaker voor. In het Klimaatplan 2016-2020 is de ambitie opgenomen dat de gemeente Eindhoven in 2020 klimaatrobuust handelt en dat de gehele stad in 2050 klimaatrobuust is. Met de beleidsregel 'Klimaatrobuust' beogen we in Eindhoven risico op schade in de nabije toekomst te beperken. Nieuwe (her)inrichtingen en ruimtelijke ontwikkelingen in de openbare en de private ruimte, waarbij de gemeente een rol heeft, worden voortaan aan de hand van deze beleidsregel ontwikkeld. We hanteren als uitgangspunt de voorkeursvolgorde gebruiken, vasthouden (infiltreren), vertragen en afvoeren van hemelwater. Groene maatregelen worden hierbij beloond met een lagere bergingsnorm en dragen tevens bij aan het voorkomen van hittestress.
4B) gezonde verstedelijking
Hieronder verstaan we: gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid en mogelijkheden om te bewegen en ontmoeten in de openbare ruimte
4C) participatieve stad, betrokkenheid van burgers en bereikbare voorzieningen
We betrekken onze inwoners graag bij de ontwikkelingen en veranderingen die hen aangaan. Dit leidt tot meer draagvlak en betere eindresultaten. Onze ambities op gebied van duurzame mobiliteit mogen niet leiden tot een geringere bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen.
Specifiek Eindhovens
Daarnaast is er nog een aantal factoren die we specifiek op dit moment en in deze stad belangrijk vinden en die we extra waarderen. Het gaat dan om de zichtbaarheid van de duurzame successen, de duurzaamheid van de betrokken partijen zelf (hun MVO beleid) en het aansluiten bij het DNA van Eindhoven: TDK (technologie, design en kennis). Wat dat laatste betreft sluit innovatie daar dus goed bij aan.
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MVO is een integrale visie op een duurzame bedrijfsvoering. Een bedrijf dat maatschappelijk verantwoord onderneemt, maakt bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging tussen de verschillende maatschappelijke en economische effecten hiervan, en houdt hierbij rekening met stakeholderbelangen. Elke bedrijfsbeslissing heeft immers invloed op de stakeholders (belanghebbenden) van een bedrijf. Dat kunnen medewerkers of klanten zijn, maar bijvoorbeeld ook omwonenden, leveranciers, investeerders en ook 'de maatschappij' in algemene zin.
4.7 Bodem
Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn de gegevens van alle bekende bodemonderzoeken opgenomen.
Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. Dergelijke locaties zijn op dit moment binnen het plangebied dan ook niet bekend.
Wel zijn binnen het plangebied de volgende locaties bekend waar sprake is (geweest) van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Zie onderstaand overzicht:
- Nederlandplein: verontreinigd grondwater 150 m²/750 m³;
- Bisschop Bekkerlaan: verontreinigde grond 100 m², gesaneerd;
- Bisschop Bekkerlaan: verontreinigd grondwater op 15 m diepte;
- Bisschop Bekkerslaan (Tinq): verontreinigd grondwater 250 m²/500 m³;
- Bisschop Bekkerslaan (Tinq): verontreinigde grond 150 m²/100 m³, gesaneerd;
- Brussellaan: verontreinigd grondwater 6 m²/8 m³;
- Brussellaan: verontreinigde grond 6 m²/8 m³; gesaneerd;
- John F. Kennedylaan (Shell): verontreinigd grondwater 80 m²/600 m³, 15 m³ gesaneerd;
- John F. Kennedylaan (Shell): verontreinigde grond - mthyl-tertiair-butylether - 40 m²/70 m³;
- Wijngaardplein: verontreinigde grond 180 m²;
- Tarwelaan: verontreinigd grondwater 200 m²/800 m³;
- Tarwelaan: verontreinigde grond 75 m²/300 m³;
- Jericholaan: verontreinigde grond 30 m²/425 m³; gesaneerd;
- Winkelcentrum Woensel: verontreinigd grondwater 4.400 m³, gesaneerd;
- Koning Arthurlaan: verontreinigd grondwater - benzeen ethylbenzeen Minerale olie C10 - C40 Minerale olie C6 - C10 naftaleen som xyleen-isomeren tolueen - 820 m²/9.690 m³;
- Koning Arthurlaan: verontreinigde grond - benzeen ethylbenzeen Minerale olie C10 - C40 Minerale olie C6 - C10 naftaleen som xyleen-isomeren tolueen - 430 m²/3.540 m³;
- Huizingalaan (Haan): verontreinigd grondwater 100 m²/300 m³;
- Huizingalaan (Haan): verontreinigde grond 100 m²/300 m³, gesaneerd.
- Herentalsweg: verontreinigd grondwater 30m³
- Herentalsweg; verontreinigde grond 20 m³
Binnen het plangebied zijn geen gevallen van bodemverontreiniging bekend die op dit moment een risico voor de gezondheid vormen.
Daarnaast kan in sommige gevallen toch ook sprake zijn van beperkingen in het gebruik of extra kosten die gemaakt moeten worden als grond moet worden afgevoerd. Het verdient dan ook sterk aanbeveling om bij grondtransacties, bouwactiviteiten of grondverzet vooraf het bodeminformatiesysteem van de gemeente te raadplegen. In sommige gevallen is het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij het aanvragen van sommige vergunningen en bij het afvoeren van vrijkomende partijen grond.
Conclusie
Het aspect bodem vorm geen belemmering bij dit bestemmingsplan.
4.8 Natuur
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden. Door de inwerkingtreding van deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet komen te vervallen. Het is de bedoeling dat deze nieuwe wet en de bijbehorende Bnb en Rnb uiteindelijk opgaan in de nieuwe Omgevingswet waarvan verwacht wordt dat die in 2021 in werking treedt.
Wet natuurbescherming
De nieuwe wet beoogt zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de Europese kaders (o.a. vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Volgens de wetgever is hiermee sprake van een hoog beschermingsniveau van de natuur. De Europese beschermingskaders zijn met het oog op een goede doorwerking en duidelijkheid over de consequenties daarvan zo veel mogelijk één-op één opgenomen in de wet zelf. Alleen voor zover nodig voor een adequate bescherming van natuurwaarden die niet beschermd worden door Europese regelgeving, voorziet de Wnb in een aanvullende bescherming. Dit betreft bijvoorbeeld de bescherming van diersoorten die niet vallen onder de Europese beschermingskaders. De Wnb voorziet in een instrumentarium in de vorm van beheerplannen en programma's voor gebieden en soorten, teneinde de samenhang tussen gebieds- en soortenbescherming mogelijk te maken. Verder is gekozen voor één vergunning- en ontheffingprocedure en is tegen besluiten rechtsbescherming in twee instanties mogelijk. Zoals eerder al gezegd zijn de provincies in hoofdzaak verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeschermingsbeleid.
Gelijktijdig met de in werkingtreding van Wnb veranderen de lijsten met beschermde soorten. Zo is een aantal plantensoorten (o.a. orchideeën) en insecten- en vissoorten (o.a. kleine modderkruiper en bittervoorn) niet langer meer beschermd. Andersom zijn dieren die voorheen niet beschermd waren (o.a. haas, bosmuis en kleine ereprijs) nu wel beschermd. Voor de soorten die beschermd zijn geldt een verbod om die opzettelijk te verstoren als dat van wezenlijke invloed is op de gunstige staat van instandhouding.
Door de integratie van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet in de nieuwe Wnb is er nog maar één natuurvergunning nodig van één bevoegd gezag.
Houtopstanden
De regeling zoals die was vervat in de voormalige Boswet is grotendeels ongewijzigd overgenomen in de Wnb en is gericht op het behoud van het bosareaal en is van toepassing op alle bossen en houtopstanden buiten de door de gemeenteraad in dat kader vastgestelde grenzen van de bebouwde kom, die een grotere oppervlakte beslaan dan 1000 m2 en op rijbeplantingen van meer dan 20 bomen. De begrenzing van de bebouwde kom als bedoeld in artikel 4.1 Wnb hoeft niet samen te vallen met de bebouwde kom in het kader van de wegenverkeerswet. De op grond van de Boswet vastgestelde bebouwde kom grens blijft ook onder de nieuwe Wnb gelden totdat deze opnieuw wordt vastgesteld.
De Wnb (artikel 4.1) vindt geen toepassing als het gaat om onder andere:
- houtopstanden op erven en tuinen
- windschermen langs boomgaarden
- wegbeplantingen en eenrijige beplanting van populier of wilg op of langs landbouwgronden en waterwegen
- fruitbomen
- naaldbomen (bedoeld als kerstbomen niet ouder dan 20 jaar)
- kweekgoed.
Voor het (doen) vellen van een houtopstand (geheel of gedeeltelijk) die onder de Nbw valt, moet eerst een melding bij gedeputeerde staten worden ingediend. Verder moet de eigenaar (of degene die een beperkt genotsrecht heeft op de grond) er voor zorgdragen dat binnen drie jaar nadat tot velling is overgegaan het betreffende perceel opnieuw en op bosbouwkundig verantwoorde wijze is herplant. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen teneinde de herplantplicht uit te voeren op een ander perceel dan het perceel waar de velling heeft plaatsgevonden.
Het plangebied
In het plangebied is uit waarnemingen bekend dat er diverse beschermde soorten voorkomen (o.a. vogels, zoogdieren en amfibieën).
De buurten Heesterakker en Vaartbroek grenzen aan het buitengebied, meer specifiek het Dommeldal; een ecologische verbindingszone die langs de rivier De Dommel loopt.
Dit bestemmingsplan betreft een actualisatieplan en richt zich voornamelijk op het vastleggen van de bestaande situatie. Het aspect flora en fauna levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.
Het bestemmingsplan Woensel-Noord 2021 heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk af binnen bestaande (water)structuren. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.
5.2 Beleid
5.2.1 Rijksbeleid
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).
5.2.2 Provinciaal beleid
5.2.3 Beleid Waterschap
5.2.4 Gemeentelijk beleid
5.2.5 Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.
5.3 Eindhovense Klimaattoets
Het klimaat verandert. Dat heeft gevolgen voor Eindhoven. We krijgen onder andere te maken met meer en hevigere buien, langere perioden van droogte en meer hitte(stress). Om in de toekomst prettig te wonen en te werken in onze groeiende stad, is het noodzakelijk nú maatregelen te nemen. Dit betekent dat we 'klimaatrobuust' te werk moeten gaan.
5.3.1 Klimaatadaptiebeleid
In samenwerking met Brabantse overheden en kennisinstellingen is een prototype klimaatadaptatie-toets ontwikkeld met richtlijnen en ontwerpnormen voor de (her)inrichting en ruimtelijke ontwikkeling van stedelijk gebied op straat- en wijkniveau.
De toets omvat 3 hoofdregels en deze vormen de basis voor het Eindhovens klimaatadaptatie beleid:
- Zorg voor voldoende bergingsruimte om extreme buien tijdelijk op te vangen en vertraagd af te voeren.
- Infiltreer regenwater zoveel mogelijk en waar mogelijk op de plek waar het valt, en voorkom daarmee droogte.
- Zorg dat de straat niet onnodig opwarmt en voldoende plekken voor verkoeling heeft op het heetst van de dag.
Voor de klimaatadaptatie normen en richtlijnen is een indeling gemaakt naar ruimtelijke ontwikkelingen op privaat terrein (circa 60% van het areaal) en op publiek terrein (circa 40% van het areaal). In de binnenstad ligt deze verhouding zelfs op 80-20%. Bovenstaand is vertaald in een waterbergingsnorm.
5.3.2 Waterbergingsnorm
5.3.3 Toelichting rekentool
De gemeente Eindhoven maakt bij de beoordeling van de voor een nieuwe ontwikkeling in een plangebied voorgestelde maatregelen gebruik van een rekentool. Deze rekentool klimaatopgave, beschikbaar op rekentool.eindhovenduurzaam.nl, maakt het een ontwikkeling mogelijk interactief haar plangebied en de te nemen maatregelen te beschrijven en te controleren of aan de gemeentelijke eisen wat betreft waterberging en vergroening wordt voldaan. Bovendien kan een afschrift van de beschrijving van het plangebied en de keuze van de maatregelen met voorbeelden voor de verdere uitwerking gedownload worden om bijgevoegd te worden bij de eventuele watertoets of aanvraag van de omgevingsvergunning.
De werking van de rekentool kan worden aangepast aan nieuwe inzichten en de uitkomst van de laatste versie van de tool is maatgevend.
5.4 Beschrijving Watersysteem Plangebied
5.4.1 Checklist watersysteem
Checklist Watersysteem | |
A-wateren binnen plangebied | Ja, Oude Gracht |
B-wateren binnen plangebied | Nee |
Beschermde keurgebieden binnen plangebied? | Ja, Beekdalen en Attentiegebieden |
Binnen 25-100 jaarszone? | Nee |
Binnen boringsvrije zone? | Nee |
Ecologische verbindingszone? | Nee |
Binnen reserveringsgebied waterberging | Ja, klein gebied aan oostgrens |
Attentiegebied NNB | Ja, oostgrens plangebied |
Rioolwatertransportleiding | Nee |
Waterschap gemaal | Ja, ten noorden van de Doode gracht |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Staan vermeld in de bodemparagraaf |
Infiltratie praktisch mogelijk? | Nee tenzij infiltratieonderzoek anders uitwijst |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | Nee |
5.4.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water
Ten oosten, net buiten het plangebied, stroomt de rivier de Dommel. De Dommel is een wezenlijk onderdeel voor de afwatering van Eindhoven en valt onder de Keur van Waterschap de Dommel. Binnen het plangebied bevindt zich een deel van de waterstructuur Oude Gracht, die in verbinding staat met de Dommel. De Oude Gracht is een keurwatergang van Waterschap de Dommel.
Aangrenzend aan de Dommel liggen (binnen het plangebied) diverse beschermde gebieden waaruit provinciaal beleid en wetenschapsbeleid voortvloeit. Binnen het plangebied zijn gebieden aangemerkt als Beekdalen, Attentiegebieden, reserveringsgebied waterberging en attentiegebied NNB Natuurnetwerk Brabant). Op de verbeelding zijn de B-wateren en beschermde gebieden aangegeven. Voor reserveringsgebieden waterberging geldt dat het afgeraden wordt binnen deze contouren kapitaalintensieve investeringen te doen. Deze gebieden zijn door het waterschap aangewezen als waterbergingszones bij hoogwateroverlast. Als voorbeeld moet er gedacht worden aan het niet plaatsen van elektrische installaties beneden de te verwachten hoogwater peilen.
In een attentiegebied NNB geldt dat waterhuishoudkundige maatregelen in het teken van verdrogingsbestrijding dienen te staan om natuurdoelen te behalen.
Beekdalen zijn hydrologisch erg gevoelige gebieden. Ter bescherming van de natuur wordt hier eenzelfde beschermingszone gehanteerd als voor beschermde gebieden waterhuishouding.
5.4.3 Oppervlaktewater
De Oude Gracht is op de legger van Waterschap de Dommel aangemerkt als een A-watergang. Het peil van dit oppervlaktewater wordt gereguleerd door het waterschap middels een pomp ter hoogte van de Kosmoslaan en een schuif ter plaatse van de Amazonelaan (buiten dit plangebied).
Bij de op- en afritten van de John F. Kennedylaan ter hoogte van de Eindhovenseweg zijn twee vijvers gelegen. Deze dienen voor de opvang van het regenwater van (een deel) van de John F. Kennedylaan. De vijvers worden middels een pompgemaal op peil gehouden.
Verder bevindt zich in het noorden van het plangebied tussen de Tempellaan, RodeKruisalaan en Bisschop Bekkerslaan het Henri Dunantpark met daarin een vijverpartij. Deze vijver wordt gevuld door regenwater en grondwater en heeft een overloop naar de waterstructuur Blixembosch. Een grondwaterpomp zorgt ervoor dat in droge periodes de waterstand op peil wordt gehouden.
In het zuidwesten van het plangebied, op de hoek Winston Churchillaan - Huizingalaan, zijn twee waterpartijen aanwezig. Deze maken onderdeel uit van watersysteem Eindhoven Noord en wateren uiteindelijk af op de Groote Beek.
5.4.4 Verharding
Het plangebied bevat zowel verharde oppervlakten als groen. Verharding bestaat hoofdzakelijk uit woningen met terreinverharding en openbare wegen. Openbaar groen of onverharde gebieden zijn aanwezig. Het plangebied grenst aan bestaand stedelijk gebied en aan de oostzijde aan het buitengebied.
5.4.5 Bodemopbouw
De bodemopbouw is van invloed op de karakteristiek van het watersysteem. In het plangebied treft men een toplaag aan die sterk is geroerd door de stedelijke ontwikkelingen. Een deel van het plangebied ligt in het rivierdal van de Dommel. Door afzettingen in het rivierdal is de doorlatendheid van de bodem hier laag. De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat voornamelijk uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. Zonder het treffen van bodem verbeterende maatregelen wordt infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied niet reëel geacht. Eventueel bekende bodemverontreinigingen zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.
5.4.6 Grondwater
Het grondwater in het plangebied stroomt (noord)oostwaarts naar de Dommel, die een drainerende werking heeft op de omgeving. In het plangebied bevinden zich peilbuizen. De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar. Ter indicatie: de grondwaterstand varieert thans tussen de NAP 14,00 en 15,50 m.
5.4.7 Regenwater
Het regenwater dat op daken en wegen valt, stroomt overwegend af naar de riolering. In het plangebied zijn twee type rioolstelsels aanwezig.
De riolering in het gebied is grotendeels gemengd uitgevoerd, waarbij regenwater samen met afvalwater naar de zuivering wordt afgevoerd. Uitzondering hierop zijn de John F. Kennedylaan, Winkelcentrum Woensel en omgeving Henri Dunantpark, waar een gescheiden stelsel aanwezig is.
Aan beide kanten van het Henri Dunantpark (Woenselse Heide oost en Tempel West) wordt het regenwater afkomstig van de verharding en woningen via het hemelwaterstelsel afgevoerd naar de vijver.
Winkelcentrum is voor een groot deel voorzien van gescheiden riolering waarbij regenwater wordt afgevoerd richting de waterpartijen op de hoek Huizingalaan - Winston Churchillaan.
In de John F. Kennedy wordt afstromend hemelwater eveneens via een hemelwaterriool afgevoerd.
Overtollig regenwater infiltreert, afhankelijk van de doorlatendheid, in de bodem.
5.4.8 Afvalwater
Voor zover bekend zijn alle panden in het plangebied aangesloten op het gemengd riool dan wel het vuilwaterriool. Beide stelsels voeren af naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldebarneveltlaan.
5.5 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
5.5.1 Verharding
Momenteel zijn geen ontwikkelingen bekend die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen. Indien er in de toekomst zich binnen het plangebied kansen voordoen om het gemengde rioolstelsel verder om te bouwen naar een gescheiden stelsel zal de gemeente deze kansen, indien effectief en doelmatig, proberen te benutten.
De gemeente Eindhoven volgt het beleid om zoveel mogelijk regenwater separaat in te zamelen en (vertraagd) af te voeren naar oppervlaktewater dan wel te infiltreren in de bodem.
De ombouw naar een gescheiden stelsel, in overleg met het waterschap, vindt plaats op de momenten dat de aanleg gecombineerd kan worden met een wijk- c.q. herinrichting of rijbaanvernieuwing binnen het plangebied.
Voor alle nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan de klimaatdoelstellingen zoals benoemd in het GRP2019-2022. Om initiatiefnemers te ondersteunen is informatie te vinden op www.eindhovenduurzaam.nl/klimaat. Met behulp van de rekentool kan de wateropgave berekend worden en worden er voorbeelden geïllustreerd om invulling te geven aan de opgave.
Daar waar er een gescheiden stelsel ligt dient (na het voldoen aan de opgelegde wateropgave) er gescheiden te worden aangesloten. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden.
Momenteel bestaan er geen plannen om het reeds aanwezige gescheiden stelsel beter te benutten dan wel uit te bereiden en het verhard oppervlak daarop te gaan aansluiten.
5.5.2 Oppervlaktewater
Er zijn geen plannen bekend die veranderingen aanbrengen in het oppervlaktewatersysteem. De bestaande B-wateren, inclusief de keurgebieden, blijven gehandhaafd.
Wel wordt de Henry Dunant Vijver in onderhoud aan het waterschap overgedragen. Hierdoor zal de vijver op dat moment aangemerkt worden als A-watergang.
5.5.3 Waterkwaliteit
Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken.
5.5.4 Advies / overleg Waterschap
In maart 2019 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:
- Ontwikkelingen die invloed hebben op de waterhuishouding van het plangebied dienen altijd aan het waterschap te worden voorgelegd.
- Hemelwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal gescheiden van het huishoudelijke afvalwater worden ingezameld met inachtneming van de beleidsregel "Klimaatrobuust ontwikkelen en (her)inrichten" verder uitgewerkt in het GRP 2019-2022.
- Om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd hemelwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of er speciale maatregelen dienen te worden getroffen.
- Bij nog nader uit te werken concretisering plannen, dienen wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van bouwplannen betrokken te worden.
Op 17 april 2019 heeft Waterschap de Dommel positief gereageerd op deze waterparagraaf met opmerkingen. Deze zijn verwerkt.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "Woensel-Noord 2021" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.
6.2 Planmethodiek
Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.
6.3 Verbeelding
Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
6.4 Planregels
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. DeInleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In"Artikel 1 Begrippen" wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Artikel 2 Wijze van meten" zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
In geval meerdere dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen gelijktijdig van toepassing zijn op een gebied of in het geval dat er meerdere bepalingen van toepassing zijn binnen één bouwperceel, geldt dat deze bepalingen qua rangorde gelijk zijn aan elkaar. Dit betekent dat aan alle voorwaarden uit de relevante bepalingen voldaan moet worden. Logischerwijs heeft dit tot gevolg dat de meest beperkende bepaling geldt.
Bestemming “Bedrijf ” (Artikel 3)
Deze bestemming is toegekend aan de gronden en opstallen van bedrijven in het plangebied.
Ter plaatse van de nadere functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' zijn bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2, alsmede bestaande bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 3.2 als bedoeld in de bij deze regels behorende “Lijst van bedrijfsactiviteiten". Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure “ Bedrijven en milieuzonering ”.
Ter plaatse van de nadere functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' zijn bedrijven toegestaan behorende tot categorie 3.1 en 3.2. Bedrijven behorende tot de categorie 2 zijn uitsluitend toegestaan voor zover het betreft bedrijven met een omvang van meer dan 5.000 m². Bestaande bedrijven behorende tot categorie 1 en 2 als bedoeld in de bij deze regels behorende "Lijst van bedrijfsactiviteiten" zijn ook toegestaan.
Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn en risicovolle inrichtingen, zijn uitgesloten. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de gelijknamige functieaanduiding. Productiegebonden detailhandel is onder voorwaarden toegelaten. Andere detailhandel uitsluitend als bestaand.
Er kan ook meegewerkt worden aan de vestiging van bedrijven die niet voorkomen op de “Lijst van bedrijfsactiviteiten maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd. De bouwvlakken zijn dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.
Op enkele panden is een aanduiding 'karakteristiek' gelegd. Het gaat hier om cultuurhistorisch waardevolle panden welke niet zonder meer gesloopt mogen worden. Ook is voor de toegestane goot- en bouwhoogte een afwijkende regeling opgenomen. Deze is als bestaand.
Bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' (Artikel 4)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen en gasdrukmeet- en regelstations. Bij een gasdrukmeet- en regelstation is een aanduiding 'veiligheidszone - gasreduceerstation' opgenomen, ter plaatse waarvan geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten zijn toegestaan.
Bestemming `Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met LPG” (Artikel 5)
Deze bestemming is gelegd op het in het plangebied gelegen tankstation met LPG-functie aan de Huizingalaan.
Bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG" (Artikel 6)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen tankstations zonder LPG-functie waar deze bestaand zijn, en voor zover dit mogelijk is vanuit het oogpunt van externe veiligheid en milieuhinder.
Bestemming `Centrum´ (Artikel 7)
Deze bestemming is gelegd op de winkelcentra Haagdijk. De bestemming beperkt zich niet alleen tot winkels. Naast detailhandel zijn ook dienstverlenende bedrijven en instellingen, bestaande kantoren, maatschappelijke voorzieningen alsmede woningen toegelaten. Binnen de bestemming `Centrum´ is ook horeca toegestaan. Deze is beperkt tot en met categorie 1 ingevolge de "Lijst van horeca-activiteiten". Detailhandel, horeca, dienstverlening zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan.
Bestemming `Dienstverlening” (Artikel 8)
Deze bestemming is gelegd op vestigingen ten behoeve van dienstverlening waarbij sprake is van meer dan beroepsuitoefening aan huis (bijvoorbeeld makelaarskantoren, financiële adviesbureaus, reclame-adviesbureaus e.d.). De planregeling voorziet tevens in de aanwezigheid van woningen.
Bestemming `Groen” (Artikel 9)
Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen´. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen.
Bestemming `Kantoor” (Artikel 10)
Deze bestemming is gelegd op specifieke kantoorvestigingen waarbij sprake is van meer dan beroepsuitoefening aan huis. De grenzen van de bouwvlakken zijn ook in dit geval dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is. Kantoren die zijn gelegen in centrum-/concentratiegebied, zijn meegenomen in de bestemming `Centrum´.
Bestemming `Maatschappelijk” (Artikel 11)
Het betreft hier een "verzamelbestemming" ten behoeve van medische, sociaal-culturele, religieuze, educatieve en openbare dienstverlenende (non-profit) instellingen en voorzieningen ten behoeve van sport. Concreet gaat het hier om voorzieningen als kerken, scholen, buurtcentra, sporthallen, bejaardenhuizen, welzijnsvoorzieningen, medische (groeps)praktijken e.d. Gekozen is voor een flexibele regeling, zodat uitwisseling van alle functies die passen binnen de omschrijving mogelijk is.
Horeca is uitsluitend toegestaan ondergeschikt aan dan wel ter ondersteuning van de desbetreffende maatschappelijke functie(s). Ook detailhandelsvoorzieningen, dienstverlenende bedrijven en dienstverlenende instellingen zijn toegestaan voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening.
Op enkele panden is een aanduiding 'karakteristiek' gelegd. Het gaat hier om cultuurhistorisch waardevolle panden welke niet zonder meer gesloopt mogen worden. Ook is voor de toegestane goot- en bouwhoogte een afwijkende regeling opgenomen. Deze is als bestaand.
Ter plaatse van de aanwezige begraafplaats(en) in het plangebied is de nadere functieaanduiding 'begraafplaats' geprojecteerd.
Bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' (Artikel 12)
Deze gronden zijn bestemd voor recreatieve voorzieningen in de vorm van dagrecreatie. Verblijfsrecreatie is uitdrukkelijk niet toegestaan.
Horeca is uitsluitend toegestaan van de categorie 1 en ondergeschikt aan dan wel ter ondersteuning van de desbetreffende dagrecreatieve functie(s).
Bestemming `Verkeer” (Artikel 13)
Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
Bestemming `Verkeer - Verblijfsgebied” (Artikel 14)
Het gaat bij deze bestemming om de wegen die primair dienen c.q. zullen dienen voor de ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen gronden, zoals winkelerven, pleinen, woonstraten, woonerven en paden. Ook is deze bestemming bedoeld voor de parkeerterreinen en voor de groenstrookjes die een onderdeel zijn van de straatinrichting.
Bestemming Water (Artikel 15)
innen deze bestemming vallen de grotere oppervlaktewateren c.q. die oppervlaktewateren die een functie hebben in het watersysteem.
Bestemming `Wonen” (Artikel 16)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met woningen en de bijbehorende voor- en achtererven. In de regels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen. Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw. Bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen zijn in architectonisch opzicht te onderscheiden van, en ondergeschikt aan, het hoofdgebouw.
Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakken volledig mogen worden bebouwd. Bij "grondgebonden woningen" is in beginsel uitgegaan van een diepte van het bouwvlak van 12 m, gemeten vanaf de voorgevel(rooilijn). Daarbij dient de resterende achtertuin een diepte van minimaal 10 m te hebben. Indien deze minimum diepte in de gegeven situatie niet mogelijk is, is voor het bouwvlak een diepte van 10 m aangehouden. Indien ook dan een ontoereikende diepte van de achtertuin resteert, is een diepte van het bouwvlak overeenkomstig de bestaande situatie aangegeven.
Er is gekozen voor standaardisering van de diepte van het bouwvlak met het oog op rechtsgelijkheid. Veel "grondgebonden woningen" hebben een bestaande diepte van 8 tot 10 m. Mogelijkheden tot uitbreiding van hoofdbebouwing naar 12 m is substantieel en praktisch. Bij de bepaling van de minimaal te behouden tuindiepte worden reeds in de tuin gerealiseerde bijgebouwen buiten beschouwing gelaten. Door het bepalen van de diepte van het bouwvlak vervalt de noodzaak om de achtergevelrooilijn vast te leggen.
Bij vrijstaande woningen op relatief ruime kavels is als diepte van het bouwvlak in beginsel een maat van 15 m aangehouden. Voor minimaal resterende diepte van de achtertuinen bestaan dezelfde uitgangspunten als bovenstaand zijn verwoord. Bij meergezinswoningen is voor de bepaling van het bouwvlak de bestaande situatie aangehouden.
Het bestemmingsplan maakt geen uitbreidingen mogelijk aan voorgevel. De voorzijde van woningen bepaalt namelijk in hoge mate het straatbeeld, evenals de onderlinge samenhang van de gevels. Een rommelig gevelbeeld doet afbreuk aan de belevingswaarde van het straatbeeld. Daarom wordt bij een goed stedenbouwkundig plan uitgegaan van een helder en evenwichtig gevelbeeld waarbij de gevels van de afzonderlijke woningen een aantrekkelijk ensemble opleveren. Daarbij dient ook samenhang te ontstaan tussen de afmetingen van het profiel van de openbare ruimte en de gevelhoogten en gevelbreedten. Uitbreidingen aan de voorzijde zijn enkel mogelijk indien dit o.a. vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig geen bezwaren oplevert. Omdat dit nagenoeg altijd “ maatwerk “ is, is hiervoor gekozen voor beleidsregels, genaamd "ontheffingen aan- uit- en bijgebouwen bij woningen”.
In deze beleidsregels zijn ook uitbreidingsmogelijkheden aangegeven voor aan-, uit- en bijgebouwen. Ook zijn in deze beleidsregels mogelijkheden opgenomen voor het realiseren van mantelzorgwoningen.
In de regeling zijn specifieke regels opgenomen voor de bouw van een dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een woning. In onderstaande figuur is hiervan een uitwerking opgenomen:
Voor de uitbreiding van een bungalow/patiowoning is ook een regeling voor de uitbeiding hiervan opgenomen. In onderstaande figuur is hiervan een uitwerking opgenomen:
Aan huis-verbonden-beroepen
Het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming toegestaan (tot maximaal 50 m2). Via een afwijking is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 75 m² vloeroppervlak te benutten voor aan huis gebonden beroepen.
Tevens is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid.
Dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'
Deze bestemming geldt voor een zone die uitgaat van de hoogspanningsleiding die door/over het plangebied loopt, waarbinnen in beginsel uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leidingen zijn toegestaan. Door middel van een dubbelbestemming wordt gezorgd dat geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast.
Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3 tot en met 7'
Deze bestemmingen gelden voor die delen in het plangebied, waarbij bij bepaalde ingrepen eerst nader archeologisch onderzoek vereist is. Door middel van een dubbelbestemming wordt gezorgd dat de aanwezige waarden optimaal beschermd worden.
Dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht
Deze bestemming is een dubbelbestemming over de onderliggende basisbestemmingen, dat gericht is op bescherming van de aanwezige waarden van het beschermd stadsgezicht 't Hool. De bouwregels zijn zodanig opgesteld dat nagenoeg geen (bouw)activiteiten mogen plaats vinden die de cultuurhistorische waarden kunnen aantasten. Bij afwijkingen ten aanzien van het bouwverbod dient een afweging plaats te vinden waarbij aan de toetsing van de cultuurhistorische waarde een belangrijk gewicht wordt toegekend.
Dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gebieden waar de bebouwing binnen het plangebied van cultuurhistorische waarde is. De regels zijn opgesteld ten behoeve van het behoud van de cultuurhistorische waarden van die bebouwing. Waar nodig is met een aanduiding 'karakteristiek' voor specifieke panden aanvullend geregeld dat de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum gelden en is aan de aanduiding een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.
Dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 2
De gebieden en landschapselementen in het plangebied welke cultuurhistorisch waardevol zijn, hebben de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie-2 gekregen. De begrenzing van de gebieden en de landschapselementen zijn gebaseerd op het rapport van RAAP 3398 "Het landschap onder de stad' d.d. 13 november 2018 kaartbladen 1, 2 en 3. Ter toelichting en onderbouwing is dit rapport als bijlage bij deze toelichting gevoegd (Bijlage 3 tot en met 6). In de regeling is opgenomen dat advies wordt gegeven door de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur. Dit advies wordt uitgebracht op basis van genoemd onderzoek.
Dubbelbestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied
Deze bestemming is geprojecteerd op waterbergingsgebied, waar in beginsel enkel mag worden gebouwd ten behoeve van deze dubbelbestemming en waarbij bij bepaalde ingrepen eerst advies van het Waterschap vereist is. Door middel van een dubbelbestemming wordt gezorgd dat het waterbergend vermogen van het gebied wordt behouden, alsmede dat het behoud, beheer en herstel van watersystemen wordt verwezenlijkt.
Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, de Overige regels en deAlgemene afwijkingsregels.
Voorwaardelijke verplichting waterberging
In de overige regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de aanleg van waterberging bij de bouw van bouwwerken. Op grond van deze verplichting mag er alleen gebouwd worden als er voldoende waterberging is aangelegd, eventueel in combinatie met andere maatregelen die bijdragen aan het klimaatbestendig maken van de stad. Deze verplichting is ontleend aan paragraaf 5.5 en de beleidsregel “Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen” in bijlage 5 van het Gemeentelijk Rioleringsplan Eindhoven 2019-2022 (verder: GRP). Bij bouwwerken met een oppervlakte van 150 m² of meer moet in principe een waterberging aangelegd worden tot 75 mm per m² oppervlakte van het bouwwerk. Voor bouwwerken met een oppervlakte tussen 50 m² en 150 m² geldt een lagere bergingseis: daar moet in principe worden voorzien in een waterberging tot 25 mm per vierkante meter bouwoppervlakte. In groenarme gebieden geldt een hogere eis, omdat daar een grotere opgave ligt.
Een deel van de vereiste waterberging kan worden gecompenseerd met andere maatregelen die in lijn zijn met het beleid voor klimaatadaptatie, dat is beschreven in de beleidsregel Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het aanplanten van nieuwe bomen (die zorgen voor vasthouden van regenwater en beschaduwing) of het aanleggen van gevelgroen. De exacte omvang van de benodigde waterberging en de omvang van andere maatregelen is sterk afhankelijk van de kenmerken van het bouwplan en de locatie. De wijze waarop de benodigde maatregelen moeten worden bepaald, is uitgewerkt in de genoemde beleidsregel.
De gemeente heeft een rekentool beschikbaar gesteld waarmee initiatiefnemers eenvoudig kunnen nagaan wat de omvang van de maatregelen moet zijn, op basis van een aantal gegevens van hun initiatief en de locatie. Deze rekentool is te raadplegen op https://rekentool.eindhovenduurzaam.nl. De rekentool is dynamisch van aard, dat wil zeggen dat deze kan worden aangepast.
Bestaande situaties gesplitste woningen
Voor de bedoelde bestaande situaties zoals in dit bestemmingsplan geregeld in de begrippenlijst gaat het uitsluitend om legale bestaande gevallen op grond van het bestemmingsplan en niet om bestaande legale gevallen op basis van de huisvestingswet en/of - verordening. Hierdoor worden de bestaande legale situaties op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan (en situaties die beschikken over een betreffende vergunning voor planologisch strijdig gebruik), in dit bestemmingsplan ook positief bestemd.
In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht en deSlotregel opgenomen.
Hoofdstuk 7 Handhaving
Handhavingsnota Leefomgeving 2018-2021
In Eindhoven streven we naar een aantrekkelijke stad waar inwoners en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen. Voor het behoud van een prettige leefomgeving zijn regels nodig. Het voorkomen van overtredingen en de bereidheid om regels na te leven heeft een hoge prioriteit. Hoe dit wordt vormgegeven staat in de 'nota Handhaving Leefomgeving 2018-2021'. De nota is op 27 februari 2018 door het college vastgesteld. Het is een integraal beleidsplan waarin op hoofdlijnen de keuzes voor het handhaven van de fysieke leefomgeving staan beschreven. Op basis van de nota wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld waarin de aanpak wordt geconcretiseerd.
Uitgangspunten
Bij de vertaling van dit beleidskader naar een concreet, jaarlijks uitvoeringsplan worden een aantal uitgangspunten in acht genomen. De belangrijkste uitgangspunten zijn:
- Informatie gestuurd
De gemeente Eindhoven ziet informatie gestuurde handhaving als een belangrijke pijler. Er zijn ontwikkelingen op het gebied van ICT en data analyse. Door gemeentelijke en andere informatiebronnen te ontsluiten, te analyseren en te combineren kunnen we een problematiek eerder (of preventief) en gerichter aanpakken.
- Gebiedsgericht
Om optimaal in te kunnen spelen op vraagstukken van inwoners zet de gemeente Eindhoven binnen het ruimtelijk domein al geruime tijd in op gebiedsgericht toezicht. Dit doen we door - vanuit een actieve samenwerking met wijkteams - te kijken naar naleefgedrag, oorzaken en oplossingen gerelateerd aan geografische gebieden. Er zijn verschillende vragen, doelgroepen en belangen. Kennis wordt gedeeld en ervaringen van inwoners en bedrijven worden verzameld. Deze input is van invloed op de prioriteiten in het jaarlijkse uitvoeringsplan, waar mogelijk toegespitst op een specifieke wijk. Per wijk kunnen er dus op basis van gebiedsanalyses en bijvoorbeeld buurtcontracten verschillende bouwstenen zijn voor het uitvoeringsplan.
- Risico- en oplossingsgerichte benadering
De gemeente Eindhoven benadert toezicht en handhaving risico- en oplossingsgericht. De prioriteiten worden in beginsel gebaseerd op een inschatting van de veiligheids- en gezondheidsrisico's voor inwoners. Ook aspecten als leefbaarheid, duurzaamheid en omgevingskwaliteit wegen in belangrijke mate mee. Daarnaast worden prioriteiten mede gebaseerd op wat inwoners en bedrijven belangrijk vinden. Eindhoven hecht eraan om vraagstukken waar mogelijk gezamenlijk op te lossen.
Er zijn onderwerpen die in algemene zin aandacht vragen. Brandveilig gebruik van woongebouwen verdient (nog) meer aandacht, in de context van kwetsbare groepen die langer zelfstandig blijven wonen. Ook aanpak van jeugdoverlast, duurzaamheid en de bestaande bouw zijn voorbeelden. Er wordt gezocht naar de beste oplossing die nodig is voor het versterken van de veiligheid in de leefomgeving van onze inwoners. Hiermee ontstaat een risicoanalyse op basis waarvan vervolgens de prioriteiten binnen het toezicht worden gesteld.
- Consequent en doelmatig
Uitvoeringsplannen en jaarverslagen bevatten een overzicht van de inzet en capaciteit voor handhaving. In het verlengde van informatie gestuurde en oplossingsgerichte handhaving vergt doelmatige handhaving een analyse van resultaten. Meetbare doelen om te beoordelen of de beschikbare capaciteit zo doelmatig mogelijk wordt ingezet. We beogen in de komende jaren een ontwikkeling door te maken in de vierslag capaciteit – prioriteit – risicoanalyse - nalevingsniveau. Dit moet onder andere leiden tot meer inzicht in de relatie tussen handhavingsinspanningen en het nalevingsniveau (effect).
Prioritering
De gemeente Eindhoven maakt keuzes om ervoor te zorgen dat de beschikbare capaciteit zo adequaat mogelijk wordt ingezet. Om goede prioriteiten te stellen is inzicht noodzakelijk in mogelijke problemen, de risico's en negatieve effecten. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op de grootste ergernissen en notoire overtreders en draagt handhaving bij aan een verhoogd gevoel van veiligheid. Met inachtneming van de uitgangspunten zijn in de nota prioriteiten gesteld. Aan de hand van deze prioriteiten, het budget uit de programmabegroting, incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag van burgers en bedrijven, wordt jaarlijks het uitvoeringsplan voor toezicht en handhavingsprogramma opgesteld.
Uitvoeringsplan
In het uitvoeringsplan wordt op hoofdlijnen opgenomen waar de capaciteit dat jaar wordt ingezet. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in:
- Object en informatiegericht
- Bouwen en Wonen
- Openbare leefomgeving
- Bedrijven
- Gebiedsgericht
- Pilot Veiligheid en leefbaarheid
- Actiegebieden
- Themagericht
Bij ieder onderdeel worden jaarlijks een aantal belangrijke ontwikkelingen op het gebied van toezicht en handhaving opgenomen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om woonoverlast bij de Activiteiten Bouwen & Wonen. Of duurzaamheid en energiebesparing bij de Activiteiten Bedrijven.
Bovengenoemde onderverdeling komt in elk uitvoeringsplan terug. Per jaar wordt aangegeven welke prioriteit een onderdeel heeft en hoeveel capaciteit er wordt ingezet.
Duidelijke regels
Om overtredingen te voorkomen en goed te kunnen handhaven is het belangrijk dat regels duidelijk zijn. Het moet duidelijk zijn wat wel en niet mag. Regels dienen niet voor verschillende uitleg vatbaar te zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geschreven, dat deze in de praktijk goed toetsbaar zijn. De juridische toelichting op het bestemmingsplan en de begrippenlijst geven nadere uitleg over de regels en over de begrippen die gebruikt worden.
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.
Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.
Ook kan er sprake zijn van zogenaamde “kruimelgevallen”. Het komt er hierbij op neer dat de door de gemeente te maken kosten beperkt zijn en de kosten verhaald kunnen worden via de legesverordening. Voorwaarde hierbij is dat er geen sprake is van fasering, locatie-eisen of eisen aan woningbouwcategorieën.
Voor dit conserverende bestemmingsplan geldt dat het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd door gemeentelijke gronduitgifte of bij een overeenkomst of omdat er enkel sprake is van “kruimelgevallen”.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Ambtshalve Aanpassingen
Naast de aanpassingen naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen zijn ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. De aanpassingen zijn in de 'nota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen' opgenomen.
9.2 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro
Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 5 september 2018. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.
9.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Bij de voorbereiding is overleg geweest met:
- Provincie Noord-Brabant
- Waterschap de Dommel
- Trefpunt Groen Eindhoven
- Henri van Abbestichting
- Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven
- Veiligheidsregio Zuidoost Brabant
- TenneT B.V.
Wij hebben van alle vooroverlegpartners een reacties ontvangen. Hieronder is een samenvatting van de ontvangen vooroverlegreacties weergegeven met het gemeentelijk standpunt op die reacties.
1. Provincie Noord Brabant
Het voorontwerpbestemmingsplan is beoordeeld aan de hand van de Brabantse Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening Noord Brabant. Het plan is in overeenstemming met de provinciale belangen.
antwoord
Wij vinden het prettig te vernemen dat het voorontwerpbestemmingsplan voldoet aan de provinciale belangen. Ambtshalve hebben wij aan het einde van paragraaf 3.3.3 van de toelichting (laatste alinea) als volgt aangepast:
“De ontwerp Omgevingsverordening Noord-Brabant is op 23 maart 2021 vastgesteld en heeft van 9 april tot en met 20 mei ter inzage gelegen. De Omgevingswet verplicht dat de provincie een omgevingsverordening vaststelt. Provinciale Staten stellen de Brabantse Omgevingsverordening naar verwachting eind 2021 vast, waarna die op 1 juli 2022, gelijk met de Omgevingswet, in werking treedt.”.
2. Waterschap de Dommel
Het waterschap voert het volgende aan.
Aaneengesloten A-watergang
De A-watergang DL 1-7 loopt door het plangebied en is opgenomen op de planverbeelding met de bestemming 'Water'. Deze watergang wordt gekruist door de Sterrenlaan, Firmamentlaan, Planetenlaan en Kosmoslaan. Ter hoogte van deze kruisingen valt de bestemming 'Water' weg ten faveure van de op maaiveld gelegen bestemmingen. Gevraagd wordt op de planverbeelding ter plaatse van deze kruisingen de A-watergangen te voorzien van een aanduiding 'Water', zodat ten alle tijden de locatie van A-watergang duidelijk is en ook de onderlinge connectie van de delen van de watergang. Tevens wordt gevraagd deze aanduiding op te nemen in de planregels. Dit verzoek is is ook gedaan en ingewilligd bij het bestemmingsplan 'Tongelre binnen de Ring 2020'.
Water gerelateerde zones langs de Dommel
De in het bestemmingsplan 'Attentiezone waterhuishouding' en 'waterstaat waterbergingsgebied' zijn correct in het bestemmingsplan opgenomen.
antwoord
Aaneengesloten A-watergang
Het voorstel van het waterschap op dit punt wordt overgenomen. Ter hoogte van de genoemde kruisingen wordt op de verbeelding de aanduiding 'water' opgenomen, zodat de ligging van de A-watergang duidelijk is. In de regels van de betreffende bestemmingen ('Groen en Verkeer-Verblijfsgebied') wordt in de bestemmingsomschrijving opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens een A-watergang is toegestaan.
Water gerelateerde zones langs de Dommel
Wij vinden het prettig te vernemen dat deze aspecten correct zijn opgenomen in het bestemmingsplan.
3. Trefpunt Groen Eindhoven (TGE)
Het TGE heeft een aantal veranderingen gevonden in de groenbestemmingen. Er zijn twee groenstroken die zijn verdwenen, die volgens TGE niet kloppen. Voor het overige zijn er geen opmerkingen.
Links en rechts: uitsneden verbeelding Centraal Woensel 2007
Links en rechts: bijbehorende luchtfoto's
antwoord
Op de genoemde locatie is sprake van kleine stukjes groen, het zogenaamde snippergroen.Conform de, in overleg met de vakspecialist gemaakte werkafspraken, bestemmen we snippergroen als 'Verkeer' of als 'Verkeer-Verblijfsgebied'. In dit geval hebben de genoemde locaties de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' gekregen. De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn ook bestemd voor groenvoorzieningen.
4. Henri van Abbestichting
Gerefereerd wordt aan een opmerking die al jaren wordt gemaakt namelijk dat bij het opstellen van bestemmingsplannen voor wat betreft archeologie nog steeds wordt uitgegaan van het beleidsplan 2008-2012 en wat cultuurhistorie betreft van de cultuurhistorische waardenkaart van 2008. Er wordt dringend verzocht om actualisatie van dit beleidsplan en van de waardenkaart.
Cultuurhistorie:
Waarom is voor de Vlokhovenseweg op de plankaart de 'Waarde – Cultuurhistorie -1' niet voor de hele belendende bebouwing aan beide zijden aangegeven?
Niet overal is aan de Vlokhovenseweg de maximum bouw- en goothoogte aangegeven
(bijvoorbeeld bij de huisnummers 333-335) en waarom is geen kap voorgeschreven?
Archeologie:
Inhoudelijk is het archeologisch gezien een opmerkelijk voorontwerp. Er zijn geen archeologische verwachtingen (laag, midden of hoog) opgenomen, maar er is volstaan
met het noemen van twee archeologische waarden. Bij de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie – 1” staat geen specifieke omvang en verstoringsdiepte, waarbij archeologisch onderzoek dient plaats te vinden. De beschrijving van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' is dusdanig dat wordt afgevraagd hoe hierop structureel gehandhaafd zou kunnen worden. Gehoopt wordt dat er alsnog een nadere beschrijving wordt gemaakt en toegevoegd want zo is het archeologisch gezien een onwerkbaar bestemmingsplan.
antwoord
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012', dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld.
De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.
In 2020 is de gemeentelijke archeologische waardenkaart uit 2008 geactualiseerd in de vorm van een archeologische verwachtingen- en waardenkaart. De kaart uit 2020 wordt beschouwd als een gemeentedekkend bureauonderzoek. Hierbij zijn de archeologische waarden en verwachtingen omgezet in beleidscategorieën en zijn deze gecombineerd met verstoringsinformatie en de resultaten van eerdere onderzoeken binnen de gemeente. Op de verwachtingen- en waardenkaart komen binnen de plangrenzen van het voorontwerp bestemmingsplan verschillende categorieën archeologische verwachting en waarde voor met daaraan gekoppeld vastgestelde oppervlakte en diepte ondergrenzen. De planning is dat de nieuwe kaart in het najaar van 2021 als onderdeel van de geactualiseerde Erfgoedverordening ter vaststelling wordt voorgelegd aan de raad. De regels in de erfgoedverordening zullen dan, dus na vaststelling door de raad, per 1 januari 2022 overgaan in het Omgevingsplan van rechtswege. Aanvragen zullen dan worden getoetst aan de nieuwe kaart.
Cultuurhistorie:
Naar aanleiding van de gemaakte opmerking is vastgesteld dat voor de belendende bebouwing ten onrechte geen dubbelbestemming 'Waarde- Cultuurhistorie – 1' is opgenomen. Ook de dubbelbestemming 'Waarde- Cultuurhistorie – 2' is niet overal goed verwerkt op de verbeelding. Dit zal alsnog gebeuren in het ontwerpbestemmingsplan op basis van de cultuurhistorische waardenkaart. Dit heeft tot gevolg dat voor het bouwen van hoofdgebouwen in aanvulling of afwijking van de andere daar voorkomende bestemmingen de bestaande voorgevelrooilijn niet mag worden overschreden, de bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden overschreden en van de bestaande dakvorm, dakhelling en nokrichting van gebouwen mag niet worden afgeweken. Dat geldt dadelijk ook voor Vlokhovenseweg 33 en 35. De adressen Vlokhovenseweg 333 en 335 bestaan niet.
Archeologie:
Naar aanleiding van de reactie is paragraaf 3.6.1 van de toelichting aangepast. In de regels bij de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie -1' (artikel 18.2.1, 18.4.1 en 18.4.3) worden de juiste ondergrenzen (omvang en diepte) genoemd voor het gebied met een hoge archeologische verwachting. De regels zijn juridisch bindend en handhaafbaar.
5. Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven
De Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven heeft in haar vergadering het bestemmingsplan Woensel Noord 2021 besproken. Zij heeft ten aanzien van het bestemmingsplan geen opmerkingen.
antwoord
Wij vinden het prettigte vernemen dat de Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven zich kan vinden in het voorontwerpbestemmingsplan.
6. Veiligheidsregio Brabant Zuidoost
In maart 2019 heeft de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost geadviseerd over het conserverend bestemmingsplan 'Woensel Noord 2021'. Gedeeltes van de plangebied liggen in de invloedsgebieden van de LPG-tankstations en een BRZO-inrichting Imperial Logistics. Voor het bestemmingsplan zijn geen op- of aanmerkingen gemaakt door de Veiligheidsregio. Het bestemmingsplan vervangt de bestemmingsplannen 'Woensel Noord - Oost 2007 en 'Centraal Woensel 2007'. De risico's veranderen niet. Ook de zelfredzaamheid van de mensen blijft hetzelfde. Het plangebied is voor de hulpdiensten goed (tweezijdig) bereikbaar en er zijn voldoende bluswatervoorzieningen. De Veiligheidsregio Brabant Zuidoost heeft dan ook geen op- of aanmerkingen.
antwoord
Wij vinden het prettigte vernemen dat de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost zich kan vinden in het voorontwerpbestemmingsplan.
7. TenneT B.V.
Het plan betreft een actualisatie in verband met de op komst zijnde Omgevingswet. Binnen de grenzen van dit plan bevindt zich de 150.000 Volt hoogspanningsverbinding Eindhoven Noord – Eindhoven Oost. Het voorontwerpbestemmingsplan geeft TenneT aanleiding voor de volgende reactie.
Onder artikel 17 zijn de regels opgenomen voor de dubbelbestemming 'Leiding – Hoogspanningsverbinding'. Met name de onder 17.4.1 aangegeven verboden dienen uitgebreid te worden om een goede bescherming voor invloeden van buitenaf te kunnen voorkomen.
Ter bescherming van de belangen van TenneT wordt verzocht om de regels over te nemen zoals weergegeven in de toegevoegde bijlage en deze als vaste regels te gebruiken voor alle bestemmingsplannen waar een hoogspanningsverbinding in is opgenomen.
antwoord
De op dit moment in artikel 17 opgenomen regels voor de dubbelbestemming 'Leiding – Hoogspanningsverbinding' bieden naar onze mening voldoende ruimtelijke bescherming. Volgens het huidige artikel 17.1 is ter plaatste alleen een hoogspanningsleiding mogelijk met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Daarmee is de aanleg van wegen, parkeerplaatsen en zonneparken sowieso niet mogelijk. Ook het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen is niet aan de orde, omdat zich ter plaatse van de dubbelbestemming geen bestaande watergang bevindt. Het aanleggen van een nieuwe watergang behoort evenmin tot de mogelijkheden: het huidige plan is een actualisatie en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Het bepaalde in artikel 17 van de planregels gaat, voor zover er van een tegenstrijdigheid sprake is met het bepaalde in een enkelbestemming, voor.
9.4 Inspraak
Per 1 oktober 2008 is de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008" in werking getreden. Het doel hiervan is het betrekken van burgers bij de besluitvorming. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft 6 weken ter inzage gelegen van 8 april 2021 tot en met 19 mei 2021. In die periode is iedereen in de gelegenheid gesteld een reactie ten aanzien van het voorontwerp in te dienen. Naast de officiële publicatie in het huis aan huis blad Groot Eindhoven en op de gemeentelijke website heeft een extra publicatie in het Groot Eindhoven plaatsgevonden op 2 september 2020. Ook is de ter inzage legging gedurende twee weken dagelijks via Facebook onder de aandacht gebracht en is melding gedaan aan de woningcorporaties, die bezit hebben binnen het plangebied. Deze aanvullende manieren om de ter inzage legging van het voorontwerpbestemmingsplan onder de aandacht te brengen, zijn gekozen, omdat het in de periode dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage lag niet mogelijk was om inloopavonden te organiseren vanwege Covid-19. Tevens is eenieder de mogelijkheid geboden om telefonisch of per email vragen te stellen over het voorontwerpbestemmingsplan.
Hieronder is een verkorte samenvatting van de ontvangen reacties weergegeven met het gemeentelijk standpunt op die reacties.
Inspraakreacties:
1. Bewoners Vlokhovenseweg 26
De bewoners voeren aan dat zij wonen aan een mooi pleintje schuin tegenover de kerk. Ze vragen zich af waarom de gemeente dat pleintje kleiner wil maken. Zij kunnen nu af en toe de auto al bijna niet kwijt. Ze zijn hier juist gaan wonen vanwege het feit dat je hier altijd plaats hebt om te parkeren en dat wil de gemeente nu ook al afnemen.
Er staan bomen voor de deur die steeds groter worden en steeds meer rotzooi laten vallen drie keer per jaar. Daardoor zijn er nog minder parkeerplaatsen beschikbaar. Bomen horen hier niet. Er schijnt een extra haag te komen tussen de parkeer plaatsen en de woningen. De bewoners vragen zich af waarom Dat heeft tot gevolg dat om de haag heen gelopen moet worden om bij de eigen woning te kunnen komen. Dit is nooit besproken met de bewoners. Er is sowieso niets besproken met de bewoners.
Tot slot wordt opgemerkt dat de Vlokhovenseweg nu een racebaan is, vooral s' avonds en s' nachts. Dat terwijl de maximumsnelheid 30 km/u bedraagt. Verzocht wordt hieraan iets te doen.
antwoord
De nieuwe en oude kaart zijn met elkaar vergeleken. Geconcludeerd wordt dat het genoemde plein niet kleiner is gemaakt. Door de verschillende schaalgrootte is bij de bewoners mogelijk een vertekend beeld ontstaan waardoor zaken groter of kleiner lijken. Er is dus niets veranderd en dat is ook de bedoeling: het bestemmingsplan wordt in een nieuw jasje gestoken en er worden geen nieuwe ontwikkelingen meegenomen. Als het goed is sluit de nieuwe kaart aan bij de feitelijke en bestaande situatie op dit moment. Dat wat groen is, blijft groen, daar waar gewoond wordt, blijft dat zo en daar waar wegen liggen blijft dat ook zo.
Nieuwe kaart
Oude kaart
De aanwezigheid van de bomen hebben op zich niets met het nieuwe bestemmingsplan te maken. Daarin is enkel geregeld waar een bestemming groen moet liggen, maar niet wat voor groen dat moet of kan zijn. Geadviseerd is om de klachten over de bomen kenbaar te maken via de 'Buiten Beter-app', het meldingsformulier op de website van de gemeente of via telefoonnummer 14 040. Ook de opmerking over de (mogelijke) haag heeft niets met het bestemmingsplan te maken. Het plan van de haag is overigens niet bekend bij de maker van het bestemmingsplan. Geadviseerd is deze ongerustheid hierover ook kenbaar te maken via de app, het meldingsformulier of via het genoemde telefoonnummer. Hetzelfde geldt voor de gereden snelheid in de straat. Geadviseerd is om hiervan melding te maken via de app, het meldingsformulier of via het genoemde telefoonnummer.
De bewoners zijn hierover reeds geïnformeerd per email.
2. Bewoner Pijlweg 12
De reactie ziet op perceelnummer 1501. Dit perceel heeft momenteel een bestemming 'Verkeers- Verblijfsgebied'. In het verleden heeft dit perceel onderdeel uitgemaakt van een voetgangerspad, echter het aangrenzende perceelnummer 1500, dat ook ooit onderdeel was van dit voetgangerspad, heeft in het verleden een bestemmingswijziging gekregen en is verkocht aan de eigenaar van het perceel met nummer 1032, tevens bewoners van Pijlweg 12.
Sinds januari 2020 woont de bewoner op Pijlweg 12. Het zou naar zijn mening beter zijn als perceelnummer 1501 ook een woonbestemming zou krijgen. Hierdoor ontstaat voor de bewoner of voor eventuele andere gegadigden de mogelijkheid het perceel te kopen, waardoor er een veiliger omgeving ontstaat, omdat het doodlopende voetgangerspad dan vervalt. Als de bewoner de grond eventueel kan aankopen, ontstaan er voor hem meer mogelijkheden om invulling te geven aan het plan om een tiny house te plaatsen. Hierdoor kan hij op een duurzame wijze een kleine bijdrage te leveren aan de oplossing van het woningtekort.
Uitsnede nieuwe plankaart
antwoord
Het veranderen van een bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' naar een bestemming 'Wonen' wordt gezien als een nieuwe ontwikkeling. Het bestemmingsplan 'Woensel-Noord 2021' is een actualisatieplan. Het uitganspunt daarbij is dat geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Indien er sprake is van een concrete en onderbouwde ontwikkeling dan wordt deze getoetst en, in het geval deze toets positief uitpakt, wordt in overweging genomen om die mee te nemen. Daarvan is nu onvoldoende sprake. Geadviseerd wordt om daarom alsnog een concreet en gemotiveerd verzoek in te dienen, in ieder geval een aantal weken voordat het plan ter vaststelling wordt aangeboden aan de gemeenteraad. Voor een planning kan contact worden opgenomen met de behandelend ambtenaar.
3. Driessen Advies en Beheer namens Van de Laar C.V.
Aangegeven wordt dat Van de Laar C.V. sinds 2010 eigenaar en verhuurder is van het winkelcentrum aan het Nederlandplein. Van de Laar ziet ter plaatse graag de juiste en flexibele bestemming opgenomen in het belang van een duurzame, goede exploitatie. De eigenaar wil samen met de huurders inspanningen en investeringen doen met zaken die de komende jaren op het programma staan: onderhoud met enige verbetering of modernisering van het aanzicht en verbetering van supermarkten vanuit verschillende perspectieven bezien.
Van de Laar is het niet eens met het bepaalde in paragraaf 3.11.3 van de toelichting waarin staat: 'Een verdere kwantitatieve versterking van deze winkelgebieden is dan ook niet gewenst.' en 'De ruimtelijke structuur van Nederlandplein is suboptimaal en de uitstraling laat te wensen over.'. Dit is volgens Van de Laar te kort door de bocht. Er zal de komende jaren enige verandering nodig zijn, waarbij ook een beperkte kwantitatieve aanpassing mogelijk moet zijn. In dat verband wordt gerefereerd aan twee bestaande supermarkten Jumbo en Lidl. Deze moeten kunnen optimaliseren. Bij Jumbo bestaan geen concrete plannen, maar bij Lidl wel. Daar moet bij deze herziening goed naar gekeken worden. De Lidl wenst een paar honderd meter uit te breiden, in het belang van het assortiment, het comfort van de consument en de eigen logistiek processen en diensten aan klant en personeel. Dit in verband met het behoud van een duurzaam rendabele en toekomstbestendige vestiging.
Zowel voor de gewenste uitbreiding van de Lidl als de uitwisselbaarheid en het duurzaam goed functioneren van de overige functies in retail en dienstverlening voor publiek en wijk is het gewenst voor de huidige bouwvlakken meer flexibiliteit op te nemen. Daarom wordt verzocht de opgeknipte bouwvlakken met begrenzingen op de huidige gevels samen te voegen en in één groter vlak flexibiliteit mogelijk te maken. Dat kan dan in de loop der jaren worden benut in de samenwerking tussen betrokken partijen. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat aan alle verdere relevante voorwaarden voor uitbreiding kan worden voldaan als er een goed plan is. Gedacht wordt daarbij ook aan een adequate aanpassing van het parkeren en de bevoorrading.
Een uitbreiding met of zonder uitwisseling van functies stuit nu op een belemmering gezien het bepaalde in artikel 7.1 onder a onder 2 van de planregels.
Op grond van het bovenstaand wordt verzocht de regels en de verbeelding aan te passen. Ook wordt gevraagd om een overleg met partijen, waaronder Lidl, op korte termijn om tot een maatwerkoplossing te komen.
antwoord
Paragraaf 3.11.3 zal niet worden aangepast. Dit heeft te maken met de ligging vanWoensXL dat de versterkingsmogelijkheden van de winkelcentra Belgiëplein en Nederlandplein in kwantitatieve zin beperkt en daarom niet gewenst is. Erkend wordt dat voor het Nederlandplein wel een kwalitatieve versterking nodig is, omdat de ruimtelijke structuur suboptimaal is en de uitstraling te wensen over laat. Dit zal niet worden bewerkstelligd door de vlakken met de bestemming 'Centrum' samen te voegen tot één groot vlak, omdat dat wordt gezien als een nieuwe ontwikkeling. Het bestemmingsplan 'Woensel-Noord 2021' is echter een actualisatieplan. Het uitgangspunt daarbij is dat geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Indien er sprake is van een tijdig ingediend, concreet en aanvaardbaar initiatief dan wordt dit getoetst. In het geval deze toets positief uitpakt, wordt deze ontwikkeling wel meegenomen. Dit speelt mogelijk bij de Lidl. Zo'n ontwikkeling wordt vertaald en meegenomen in het bestemmingsplan 'Woensel-Noord 2021'. Dat leidt tot een aanpassing van de verbeelding en de regels.
Voor het vervolg van dit antwoord wordt verwezen naar het hierna gegeven antwoord onder punt 7 (reactie Lidl).
Uitsnede nieuwe kaart winkelcentrum Nederlandplein
Uitsnede oude kaart winkelcentrum Nederlandplein
4. Bewoner Bolognalaan 5
De bewoner vraagt aandacht voor de oude (nog steeds geldende) verbeelding waarop twee kleine onjuistheden staan. De daarop genoemde straat heet de Bolognalaan en niet de Bolognelaan. De weg die toegang geeft tot de garageboxen hoort bij de Bolognalaan en niet bij de Milaanstraat. De bewoner merkt op dat hij geen inhoudelijke opmerkingen heeft.
antwoord
Op de nieuwe verbeelding komen geen straatnamen meer voor. Daarmee worden de terecht opgemerkte onjuistheden opgelost.
5. Bewoners Sagittalaan 2
Het volgende valt de bewoners op de verbeelding en in de regels op.
a. Het daadwerkelijke bouwblok van hun hoofdbebouwing is groter dan wat nu opgenomen is op de verbeelding van het voorontwerp. Het hoofdgebouw bestaat namelijk uit een schakeling van twee volumes, die tot aan de oostelijke perceelgrens doorlopen. Bij een calamiteit zou het herbouwen van hetzelfde volume conform dit bouwvlak niet mogelijk zijn, waarbij wordt verwezen naar artikel 28.1 van de planregels (overgangsbepaling). Deze constatering geldt ook voor het buurperceel waarop de bebouwing niet goed is ingetekend. Verderop in de straat, op nummer 6 en 8 is dit vervolgens wel weer royaal ingetekend, bij nummer 6 zelfs veel ruimer. Daarmee worden de mogelijkheden op hun perceel beperkt.
b. In artikel 16.2.2 onder a onder 4 van de planregels staat dat een dakopbouw of soortgelijke uitbreiding minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrenzen moet blijven. Daarmee voldoet dit nog niet altijd aan het Burgerlijk Wetboek. Immers bij een opbouw met zicht op het naburig perceel en draaiende delen moet die afstand 2 meter zijn.
c. Langs de randen van hun perceel (zuid/zuidwest/westkant) was eerder een erfafscheiding tot 3 meter hoog toegestaan i.v.m. de geluidswerende werking ter hoogte van de Sterrenlaan. Deze staat nu niet opgenomen in artikel 16.2.6. van de planregels. In het bestemmingsplan HOV Sterrenlaan is in de bestemming 'Groen' een scherm tot maximaal 2,5 meter toegestaan, mits anders is aangeduid. Het zou fijn zijn om deze twee, aan elkaar gerelateerde, bestemmingsplannen in lijn met elkaar te brengen. In hun ogen kan dat door de functieaanduiding 'geluidscherm' aan te brengen op de bedoelde begrenzing van het perceel. In het voorontwerp bestemmingsplan 'Woensel-Noord 2021' is de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde binnen de bestemming 'Groen' overigens maximaal 4 meter.
d. Een deel van hun tuin heeft een dubbelbestemming 'Cultuurhistorie -2'. Zij begrijpen dat dit voortkomt uit de (monumentale) eiken die grenzen aan hun tuin. Buiten deze dubbelbestemming staat echter 1 eik die de groeiplaats van 2 andere, waaronder 1 binnen de cultuurhistorische waarde, belemmert (geen mooie ronde kroonprojectie, verdrukking van takken). Het is aan te bevelen deze eik er tussenuit te halen om daarmee de karakteristieke uitstraling te waarborgen en te versterken.
antwoord
a. Naar aanleiding hiervan zijn de genoemde adressen gecontroleerd. Ter plaatse van het adres Sagittalaan 2 heeft dit geleid tot aanpassing van het bouwvlak. Voor de overige adressen is geeb aanlelding gevonden om het bouwvlak aan te passen.
b. Bij een bestemmingsplan draait het om een goede ruimtelijke ordening. Wanneer bij de gemeente een verzoek wordt ingediend om medewerking te verlenen aan een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, hoeft geen rekening te worden gehouden met het Burgerlijk Wetboek. De gemeente moet hiermee wel rekening houden in het geval sprake is van een evidente privaatrechtelijke beperking, bijvoorbeeld in het geval evident is dat de eigendomsverhouding aan de verwezenlijking van de ontwikkeling in de weg staat. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat en de uitvoering van een activiteit. Ook de aanwezigheid van zakelijke rechten is in beginsel niet doorslaggevend. Wanneer tussen partijen een verschil van mening bestaat over een privaatrechtelijk aspect, hoeft de bestuursrechter volgens de jurisprudentie van de Afdeling met juistheid geen evidente privaatrechtelijke belemmering aan te nemen. Daarbij komt nog dat bij een opbouw zonder zicht de afstand van 1 meter afdoende is. Bij het realiseren van een opbouw kan daarom niet zonder meer worden gesproken van een evidente belemmering. Een initiatiefnemer moet uiteraard wel rekening houden met de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek.
c. Ten zuiden van Sagittalaan 2 ligt het bestemmingsplan 'Oude Gracht 2017'. Op grond hiervan is binnen de bestemming 'Verkeer' de grond mede bestemd voor geluidwerende voorzieningen en bedraagt de maximum bouwhoogte van geluidschermen is 2,5 m. Dit bestemmingsplan blijft gelden en maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Woensel-Noord 2021'. Ten zuidwesten / westen van het perceel ligt het bestemmingsplan 'HOV-baan Sterrenlaan' op grond waarvan ter plaatse van de functieaanduiding 'geluidscherm' een geluidscherm mag worden opgericht van maximaal 3,5 meter. Het is de bedoeling dat het bestemmingsplan 'HOV-baan Sterrenlaan' deels opgaat in het bestemmingsplan 'Woensel-Noord 2021' (zie de afbeelding hieronder), maar dat is niet goed gebeurd in het voorontwerp. Dit zal in de fase van het ontwerp worden aangepast in die zin dat de verbeelding en de regels zullen worden veranderd: er komt een functieaanduiding 'geluidscherm' en er wordt rekening gehouden met de verschillende hoogtes van de geluidschermen in die zin dat die hoogtes worden vertaald in de planregels. In het verlengde hiervan wordt kritisch gekeken naar de begrenzing van het bestemmingsplan 'Oude Gracht 2017' en 'HOV-baan Sterrenlaan' in relatie het bestemmingsplan 'Woensel-Noord 2021'.
Deel van het bestemmingsplan 'HOV-baan Sterrenlaan'
d. Het bestemmingsplan regelt waar de dubbelbestemming 'Cultuurhistorie -2' komt, ook in een deel van de tuin van de bewoners. In de RAAP rapportages is namelijk terug te vinden dat het hier gaat om een hoog gewaardeerde bomenrij in de categorie opgaand groen wat leidt tot deze dubbelbestemming. De opmerking van de bewoners dat 1 eik de groeiplaats van 2 andere eiken belemmert is doorgezet naar de vakspecialisten van de afdeling cultuurhistorie en groen. Het heeft geen echter geen consequenties voor het bestemmingsplan
6. Bewoner Zoekant 8
De bewoner heeft twee inspraakreacties gestuurd. In de eerste wordt ingegaan op de bewoners brief. Er worden daarover inhoudelijke vragen gesteld zoals bijvoorbeeld 'Waarom moet iets opnieuw vastgesteld worden als slechts de verschijningsvorm verandert? en 'Waarom liggen er dan nu al procedures voorontwerpbestemmingsplan?'.
De bewoner spreekt van een schijnbaar geruststellende - juridisch sluitende brief, maar met in zijn ogen een vilein voelende achtergrond.
Vervolgens geeft de bewoners aan sowieso tegen de veranderingen in het bestemmingsplan 'Woensel - Noord 2021' te zijn. Het gaat om vage tekst met tussen de regels te lezen veel niet benoemde plannen, met verregaande consequenties. Kijkend hoe nieuwe straten zijn aangelegd en ook nu weer andere straten onder handen worden genomen, dan is dat uitermate slecht uitgevoerd, niet in technisch opzicht, maar bijvoorbeeld in maatvoering. De gemeente houdt genoeg onder de klep om er argwanend tegenover te staan. Dan is er volgens de bewonder slechts één conclusie mogelijk: vage plannen met veel mitsen en maren afwijzen.
antwoord
De nieuwe vaststelling vloeit voort uit de wet, meer in het bijzonder uit artikel 3.1 lid 2 Wet ruimtelijke ordening waarin staat dat de bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde regels, wordt binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw vastgesteld.
De gemeente is gehouden om nieuwe regels en beleid van het rijk, de provincie, het waterschap en de gemeente te vertalen in bestemmingsplannen.
Het uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen, die nog niet vergund zijn, niet meenemen in het te actualiseren bestemmingsplan. De reden daarvoor is dat het plangebied zo ontzettend groot is dat, als nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen, mensen die over het hoofd zouden kunnen zien en daardoor geen gebruik maken van de mogelijkheid om op een ontwikkeling te reageren (bijvoorbeeld omdat ze het er niet mee eens zijn). Voor nieuwe ontwikkelingen dient daarom een aparte, op zichzelf staande, procedure te worden gevolgd (publicatie, inzage, rechtsbescherming etc.). In uitzonderlijke gevallen nemen we een nieuwe ontwikkeling mee, maar dat vermelden we dan expliciet. Dat laatste speelt niet in het onderhavige plan. Omdat de bewoners de ogen en oren van de gemeente zijn worden zij zo vroeg mogelijk bij een bestemmingsplanprocedure betrokken.
Waar de bewoner het concreet niet mee eens is, wordt niet benoemd. De feitelijke uitvoering van de aanleg van nieuwe straten vloeit niet voort uit deze bestemmingsplanprocedure.
Op de eerste reactie is reeds per email gereageerd.
7. Lidl
Lidl heeft verschillende documenten overgelegd die zien op een (voorgenomen) verbouwplan van Lidl aan het Nederlandplein 114 (huurlocatie) en de daarover met de gemeente concreet gemaakte afspraken. Het project wordt momenteel verder uitgewerkt en het streven is om dit kalenderjaar nog een aanvraag omgevingsvergunning in te dienen. Gezien deze uitbreiding en de onderliggende afspraken wordt verzocht om de toekomstige situatie vast te leggen in het bestemmingsplan.
Dit geldt ook voor de verleende omgevingsvergunning voor de locatie van Lidl in Winkelcentrum Woensel 410 (eigendomslocatie). Dit project is sinds medio maart 2021 in uitvoering en zal op 28 oktober 2021 in de nieuwe vorm heropenen. Gevraagd wordt de nieuwe situatie (bouwvlak, bestemming) mee te nemen in de het nieuwe bestemmingsplan.
antwoord
Vanwege de reeds vergunde situatie van de locatie van de Lidl aan Winkelcentrum Woensel 410 zal met de (geplande) uitbreiding rekening worden gehouden in de planregels en op de verbeelding. Daarvoor zijn de artikelen 7.1 onderdeel a, sub 2 en 7.2.1 onderdeel c van de planregels gewijzigd en is de verbeelding voorzien van maatvoering.
Met betrekking tot de gewenste uitbreiding van de Lidl aan Nederlandplein 114 kan op dit moment (fase ontwerp) nog niet gesproken worden van een tijdig, concreet en aanvaardbaar bouwplan. Aangesloten is daarom bij de mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan. Het gewenste aantal m² is wel vermeld op de verbeelding.
8. Bewoner Smetsakker 47F
De bewoner geeft aan dat de locatie Smetsakker 47, 47A - 47 G in het voorontwerpbestemmingsplan bestemd zijn als 'Maatschappelijk'. Deze locatie is echter herontwikkeld vanaf 2017, waarbij wordt verwezen naar drie omgevingsvergunningen (V17/29495, V17/31124 en V19/36188). Op grond daarvan dient de locatie een bestemming 'Wonen' te krijgen. Gevraagd wordt dit aan te passen.
antwoord
Op verzoek van de bewoner wordt de genoemde locatie bestemd als 'Wonen'.
8. Bewoner Lenningenhof 14 in persoon en namens het bestuur van de Stichting Gemeenschappelijke Voorzieningen 't Hool (SGV 't Hool) merkt het volgend op.
Toelichting
Op zich bestaat tevredenheid over de wijze waarop de historisch waardevolle wijk 't Hool nu een plek heeft gekregen in de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan.
Wel hoort de aanwijzing als wederopbouwgebied van nationaal belang in de paragraaf '3.2 Rijksbeleid' thuis. Ook ontbreekt in de toelichting de bijzondere situatie rond het groeneigendom van de SGV 't Hool. Dat is immers een van de belangrijke ontwerppunten van de wijk.
Onduidelijk bestaat hoe er met woningsplitsing in dit beschermde stadsgezicht wordt omgegaan en of dat geheel verboden is, De toelichting is onduidelijk en de regels zouden zo geïnterpreteerd kunnen interpreteren.
Verbeelding en regels
Op sommige plekken in de regels kan de bescherming beter kan worden vormgegeven. Dit betreffen de volgende punten:
1. De stroken in eigendom van de SGV 't Hool, zijn ten onrechte niet als groen aangegeven, terwijl zij voor de groenstructuur van cruciaal belang zijn. Door ze geheel bij de bestemming 'Wonen' te trekken betekent dat hier ook gebouwd mag worden en dat kan niet de bedoeling zijn. Ook in de toelichting bij groen komen deze stroken niet voor.
2. In artikel 19.3 van de planregels is de mogelijkheid genoemd dat burgemeester en wethouders ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van het gebied en ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen kunnen stellen aan de kleurstelling en het materiaalgebruik voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De vraag wordt gesteld of de bestaande welstandscriteria gelijk gelden als nadere regels (en dus van kracht blijven), of dat zij uitdrukkelijk moeten worden genoemd in dit artikel, dan wel dat er een nieuw besluit moet worden genomen. In artikel 19 zou ook een expliciet splitsingsverbod kunnen worden opgenomen. In artikel 19.4 krijgen burgemeester en wethouders een afwijkingsbevoegdheid: zij kunnen afwijken van de verbodsbepaling in lid 19.2.1. Het bepaalde onder d. zou moeten worden aangevuld met achtertuinen. Deze zijn immers op de hoeken van hofjes direct grenzend aan de openbare ruimte. Verder wordt het vreemd gevonden dat in artikel 20.4 de afwijkingsbevoegdheid geclausuleerd is (vooraf is een advies van de gemeentelijke cultuurhistorisch adviseur en/of commissie ruimtelijke kwaliteit ingewonnen waaruit blijkt dat afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken) terwijl deze verplichte adviesfunctie ook in artikel 19.5.3. opgenomen moet worden.
antwoord
Toelichting
We stellen ons op het standpunt dat de informatie over de wijk 't Hool juist is verwoord in de cultuurhistorische paragraaf (3.6.2). Dit sluit aan bij de systematiek die wij voor alle bestemmingsplannen hanteren en doet recht aan de voorkeur voor uniformiteit.
Voor de een reactie op de opmerking over woningsplitsing wordt verwezen naar het antwoord onder Verbeelding en regels (punt 2). De regels zijn, in tegenstelling tot de toelichting, bieden het juridisch bindende kader.
Verbeelding en regels
1. De groenstroken in eigendom van de SGV 't Hool, op de afbeelding hieronder weergegeven in donkergroen en blauw, hebben alsnog de bestemming 'Groen' gekregen.
2. Met betrekking tot artikel 19.3 geldt dat de bestaande welstandscriteria kunnen helpen bij het bepalen van nadere eisen. Deze hoeven niet expliciet te worden genoemd in het artikel.
Er ligt een splitsingsverbod op grond van de bestemming 'Wonen'. Artikel 16.1.1. onder r vermeldt daarover 'een woning en/of kamersgewijs bewoonde woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen'. Daar waar ter plaatse ook de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermde stadsgezicht' geldt (artikel 19 van de planregels) is woningsplitsing dus niet toegestaan. Dit staat ook vermeld in paragraaf 3.5.3 van de toelichting.
Het wordt niet nodig gevonden om voor de dubbelbestemming 'Waarde- Beschermd stadsgezicht' een verplichte adviesfunctie op te nemen, omdat het hier, behoudens interne verbouwingen, niet is toegestaan om te bouwen (bouwverbod) en daarmee al sprake is van strengere regels. Dit in tegelstelling tot de locatie met de dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorie – 1' waar geen bouwverbod geldt.
Artikel 19.4 onder d is aangevuld met 'achtertuinen'.
9.5 Zienswijzen
Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 31 maart 2022 tot en met woensdag 11 mei 2022 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp van het bestemmingsplan kenbaar te maken.
Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van het Gemeenteblad en het weekblad Groot Eindhoven van woensdag 30 maart 2022 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.
Naar aanleiding van de tervisielegging zijn vijf zienswijzen ontvangen.
Verder zijn ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.
In de nota van zienswijzen is beargumenteerd op de zienswijzen ingegaan en zijn de ambtshalve wijzigingen toegelicht. Deze nota is als bijlage 8 'Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen bestemmingsplan Woensel-Noord 2021' bij deze toelichting opgenomen.
Bijlage 1 Cultuurhistorische Rapportage 'T Hool
bijlage 1 Cultuurhistorische rapportage 't Hool
Bijlage 2 Cultuurhistorische Analyse Architectuur En Inrichting Kennedylaan
bijlage 2 Cultuurhistorische analyse architectuur en inrichting Kennedylaan
Bijlage 3 Cultuurhistorische Analyse Vlokhoven
bijlage 3 Cultuurhistorische analyse Vlokhoven
Bijlage 4 Rapport Raap 3398 'Het Landschap Onder De Stad'
bijlage 4 Rapport RAAP 3398 'Het landschap onder de stad'
Bijlage 5 Het Landschap Onder De Stad Kb 1
bijlage 5 Het landschap onder de stad KB 1
Bijlage 6 Het Landschap Onder De Stad Kb 2
bijlage 6 Het landschap onder de stad KB 2
Bijlage 7 Het Landschap Onder De Stad Kb 3
bijlage 7 Het landschap onder de stad KB 3
Bijlage 8 Nota Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen Bestemmingsplan Woensel-noord 2021
bijlage 8 Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen bestemmingsplan Woensel-Noord 2021
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Woensel-Noord 2021 met identificatienummer NL.IMRO.0772.80336-0301 van de gemeente Eindhoven.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan-huis-verbonden-beroep
een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Bijvoorbeeld gastouderopvang; detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis; of het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf.
Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-maatschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.
1.8 aardkundige waarden
landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding, (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.9 Actualisatie nota parkeernormen
parkeernormen gepubliceerd op 3 oktober 2019 en in werking getreden op 4 oktober 2019.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door een daartoe gecertificeerde instantie en werkend volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
1.11 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.12 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bed & breakfast
een accommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt. Het is gevestigd in een huis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal 2 verhuurde kamers.
1.15 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.16 bedrijfsvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.17 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein wenselijk is.
1.18 beeldbepalende boom
Bomen met een hoge esthetische en belevingswaarde voor de directe omgeving of voor de wijk. De bomen zijn door hun leeftijd, omvang of verschijningsvorm onvervangbaar voor het karakter van de omgeving en vormen bovendien een buitengewoon structurerend element voor de openbare ruimte. Het criterium beeldbepalend zegt tevens iets over de zichtbaarheid.
Een beeldbepalende boom dient voor >50% van de omvang zichtbaar te zijn vanaf openbaar terrein.
1.19 behoud ex situ
behoud van archeologische informatie door middel van een opgraving.
1.20 behoud in situ
behoud van archeologische resten op dezelfde plaats door planaanpassing (behoudsmaatregelen).
1.21 belemmeringenstrook
een strook grond ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht en/of werken en werkzaamheden (niet zijnde bouwen) mogen worden uitgevoerd die van invloed kunnen zijn op de ongestoorde ligging van de buisleiding.
1.22 beperkt kwetsbaar object
- verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
- kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een bevi- inrichting;
- sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
- objecten die met het onder a. tot en met e. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.23 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)
Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.24 bestaand
bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.25 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.26 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.27 bijgebouw
een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.28 boerderij
Een boerderij is een gebouw waarin de woonfunctie van een boerenbedrijf is gevestigd, in combinatie met interne bedrijfsruimte.
1.29 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.30 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.31 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.32 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.33 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.34 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.35 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.36 buitenschoolse opvang (BSO)
het in georganiseerd verband opvangen van meer dan 6 kinderen in de leeftijdscategorie 4 tot 13 jaar voor en na schooltijd, in de middagpauze en tijdens schoolvakanties.
1.37 café
horeca, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.38 cafetaria/snackbar/afhaalservice
een bedrijf gericht op het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.39 coffeeshop
een bedrijf gericht op het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.
1.40 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.
1.41 dagrecreatie
Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.
1.42 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.43 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel/webwinkel, afhaalpunten en supermarkt.
1.44 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.45 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.46 discotheek of dancing
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en daarmee vergelijkbare evenementen.
1.47 eengezinswoningen
als type eengezinswoning wordt beschouwd: elke woning welke tevens een geheel pand vormt. Hieronder vallen vrijstaande woningen, aaneengebouwde woningen, zoals twee onder één kap gebouwde hele huizen, boerderijen met woningen en voorts alle rijenhuizen.
1.48 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.49 evenementen
een evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
1.50 garagebox
gebouwen voor de stalling van auto´s en andere voertuigen.
1.51 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.52 gebruiken
het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.
1.53 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.54 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.55 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.56 gemeentelijk adviseur archeologie
een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen aantoonbaar ervaringsdeskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
1.57 gemeentelijk archeologisch monument
archeologisch monument dat overeenkomstig de erfgoedverordening als beschermd monument is aangewezen en is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister.
1.58 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object
nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.
1.59 gevaarlijke stoffen
gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.
1.60 GR (groepsrisico)
een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.
1.61 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.62 hoofdgebouw
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.63 horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.64 hotel
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.65 huishouden
een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is, die duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren.
1.66 internetwinkel
Internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:
- de transactie via internet of andere media tot stand komt, en;
- de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of
- de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of
- de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.
1.67 invloedsgebied
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.
1.68 kamerverhuur
woonvorm waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen afzonderlijke toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche/bad en/of toilet) buiten die onzelfstandige woonruimte, met dien verstande dat hieronder niet wordt verstaan maatschappelijke voorzieningen in de vorm van beschermd en/of verzorgd wonen.
1.69 kantoor
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bestuurlijk/ambtelijk of bedrijfsmatig uitoefenen van juridische, financiële, administratieve en naar de aard daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, zoals sociaal wetenschappelijke onderzoek of een architectenbureau.
1.70 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).
1.71 kleinschalig kamperen
Kleinschalig kamperen is een kampeerfunctie, uitsluitend als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf.
1.72 koffie-/theehuis
een bedrijf gericht op het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.
1.73 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.74 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.75 kwetsbaar object
- woningen, niet zijnde:
- verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- bedrijfswoningen;
- gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
- (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- scholen;
- sociale werkplaatsen, of;
- gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting of;
- complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
- kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting.
1.76 landschappelijke waarden
het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.
1.77 lijst van bedrijfsactiviteiten
de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.
1.78 lijst van horeca-activiteiten
lijst met een onderverdeling van horeca-activiteiten naar de mate van mogelijke overlast voor de omgeving zoals opgenomen in Bijlage 3 Lijst van horeca-activiteiten behorende bij deze regels.
1.79 lunchroom
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken.
1.80 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
1.81 manege
een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
1.82 mantelzorg
het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.
1.83 meergezinswoningen
als meergezinswoning wordt beschouwd: elke woning die samen met andere woonruimten c.q. bedrijfsruimten een pand vormt. Hieronder vallen flats, galerij-, portiek-, beneden- en bovenwoningen, appartementen en woningen boven bedrijfsruimten, voorzover deze zijn voorzien van een buiten de bedrijfsruimte gelegen toegangsdeur.
1.84 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.85 nevenactiviteiten
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.
1.86 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.87 onzelfstandige woonruimte
woonruimte, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.
1.88 parkeerbalans
met een parkeerbalans wordt de (on)balans berekend tussen parkeervraag en parkeeraanbod binnen een bepaald gebied. Vaak valt de parkeervraag van functies niet samen in de tijd. Gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen is dan mogelijk (dubbelgebruik).
1.89 peil
0.30 m' boven de kruin van de weg.
1.90 pension
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.
1.91 PR (plaatsgebonden risico)
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.92 plasbrandaandachtsgebied
het gebied tot 30 meter van de weg of spoor waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand.
1.93 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.94 prostitutiebedrijf
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.
1.95 PR10-6/jaar contour
een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.96 recreatiewoning
een gebouw of woning (geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde) bedoeld voor recreatief gebruik in de vorm van recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.97 Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen)
regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan (zoals opgenomen in Bijlage 5).
1.98 regeling provinciale risicokaart
Regeling van de minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties van 20 april 2007, Stctr. 2007, nr 75.
1.99 registratiebesluit externe veiligheid
Besluit van 28 november 2006 (stb 2006, 656), houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid).
1.100 restaurant
een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.101 rijstrook
gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.102 risicovolle inrichting
- inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) (Bijlage 4 van de regels) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) (Bijlage 5 van de regels);
- inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart (Bijlage 6 van de regels) of onder het Registratiebesluit Externe Veiligheid;
- inrichtingen met toxische gassen;
- inrichtingen waar een brandbaar tot vloeistof verdicht gas met een inhoud van meer dan 1m3 wordt gebezigd of opgeslagen.
1.103 showroom
een uitstallingsruimte van groothandels - of productiebedrijven ten behoeve van wederverkopers of afnemers voor het gebruik in eigen bedrijf of instelling.
1.104 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.105 SPIL centrum
‘SPIL ( Spelen, Integreren, Leren); een hechte samenwerking tussen onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang met als doel optimale ontwikkelingskansen te creëren voor kinderen van 0 tot 12 jaar.
1.106 stacaravan
een permanent kampeermiddel in de vorm van een caravan, die als een gebouw valt aan te merken.
1.107 tuincentrum
een kwekerij en/of een verkoopplaats waar artikelen voor verwerking/gebruik in tuin en huis, daaronder ook begrepen dierbenodigdheden voor huisdieren, direct aan particulieren ter verkoop worden aangeboden, van welke verkoopplaats een koffiehoek deel kan uitmaken ter ondersteuning van de tuincentrumfunctie.
1.108 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.109 verdieping
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.
1.110 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.111 voorgevel
de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.112 voorgevelrooilijn
De denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
1.113 water
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.114 waterberging
voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte van een bouwwerk.
1.115 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).
1.116 werkatelier
ruimte bestemd voor de uitoefening van creatieve bedrijfsmatige activiteiten tot maximaal milieucategorie 2
1.117 Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.118 Wet milieubeheer
Wet van 13 juni 1979 (Stb. 442) houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.119 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, nr. 566) houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.120 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.121 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.
1.122 woongebouw
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
2.2 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' bestemd voor bedrijven genoemd in de "lijst van bedrijfsactiviteiten", behorende tot:
- categorieën 1 of 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- categorieën 3.1 en 3.2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen uitsluitend voor zover het gaat om een bestaande situatie;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' bestemd voor bedrijven genoemd in de "lijst van bedrijfsactiviteiten" behorende tot:
- categorieën 3.1 en 3.2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- categorie 2 uitsluitend voor zover het betreft bedrijven met een omvang van meer dan 5.000 m² met uitzondering van geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- categorie 1 en 2, uitsluitend voor zover het gaat om een bestaande situatie;
- productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder sub a. en b., met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
- handel in auto's, motorfietsen en scooters alleen voor zover bestaand;
- bestaande (bedrijfs)woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- detailhandel, uitsluitend:
- ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel', met dien verstande dat de bestaande oppervlakte niet mag worden vergroot.
- voor zover bestaand;
- een dansschool toegestaan met zalencentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dansschool';
- een sportschool en zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportschool';
- kantoren, uitsluitend voor zover bestaand;
- maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend voor zover bestaand;
met de daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met dien verstande dat:
- een (bedrijfs)woning en/of kamersgewijs bewoonde (bedrijfs)woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere (bedrijfs)woningen;
- kamerverhuur bij (bedrijfs)woningen niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep bij een (bedrijfs)woning niet meer dan 50 m² mag bedragen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:
- het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan, en;
- het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.
3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- nutsvoorzieningen;
- open terreinen, waaronder begrepen parkeergelegenheid;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met LPG´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG met een doorzet van minder dan 1.000 m3 per jaar met bijbehorend detailhandelsverkooppunt tot een maximum van 100 m2 en overige bijbehorende voorzieningen;
met daarbij behorende
- open terreinen, waaronder begrepen parkeergelegenheid;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG met bijbehorend detailhandels- verkooppunt tot een maximum van 100 m2 en overige bijbehorende voorzieningen;
- open terreinen, waaronder begrepen parkeergelegenheid;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Centrum
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Centrum´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- detailhandel, met dien verstande dat:
- detailhandel uitsluitend is toegestaan op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie al detailhandel op de verdieping aanwezig is;
- een supermarkt is toegestaan;
- horeca, genoemd in de `Lijst van horeca-activiteiten´ (Bijlage 3) behorende tot maximaal categorie 1, met dien verstande dat:
- horeca uitsluitend is toegestaan op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie al horeca op de verdieping aanwezig is;
- horeca in een andere categorie uitsluitend is toegestaan indien dit een bestaande situatie betreft;
- dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instellingen, met dien verstande dat het dienstverlenende bedrijf of de dienstverlenende instelling uitsluitend is toegestaan op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie al een dienstverlenende bedrijf of dienstverlenende instelling op de verdieping aanwezig is;
- maatschappelijke voorzieningen;
- woningen, uitsluitend op de verdiepingen, tenzij een woning(en) reeds op de begane grond aanwezig is/zijn, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
- zelfstandige kantoren, uitsluitend voor zover bestaand;
met daarbij behorende:
- tuinen, erven en terreinen;
- wegen en paden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met dien verstande dat:
- een woning en/of kamersgewijs bewoonde woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
- kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft.
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m² mag bedragen.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Dienstverlening
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Dienstverlening´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling, met dien verstande dat het dienstverlenende bedrijf of de dienstverlenende instelling uitsluitend is toegestaan op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie al een dienstverlenende bedrijf of dienstverlenende instelling op de verdieping aanwezig is;
- wonen op de verdieping, tenzij een woning reeds op de begane grond aanwezig is, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
met daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- wegen en paden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met dien verstande dat:
- een woning en/of kamersgewijs bewoonde woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
- kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft.
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m² mag bedragen.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- bermen en beplanting;
- paden;
- speelvoorzieningen;
- geluidschermen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;
- kunstobjecten;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1', tevens voor een dierenweide;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 2', tevens voor een kiosk;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1', tevens voor een cafetaria;
- ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens voor een a-watergang;
met daarbij behorende:
- verhardingen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Kantoor
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Kantoor´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- zelfstandige kantoorvestigingen;
- woningen, uitsluitend voor zover bestaand, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
met de daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- wegen en paden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met dien verstande dat:
- een woning en/of kamersgewijs bewoonde woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
- kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m² mag bedragen.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
10.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maatschappelijke voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend een begraafplaats;
- (bedrijfs)woningen, uitsluitend voor zover bestaand, al dan niet in combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
met daarbij behorende:
- horecavoorzieningen, detailhandelsvoorzieningen en/of dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening;
- tuinen, erven en terreinen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met dien verstande dat:
- een (bedrijfs)woning en/of kamersgewijs bewoonde (bedrijfs)woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere (bedrijfs)woningen;
- kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m² mag bedragen.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
11.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 12 Recreatie - Dagrecreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Recreatie - Dagrecreatie´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- dagrecreatieve voorzieningen;
- gebouwen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen;
- horeca, uitsluitend voor zover ten dienste van en/of ter ondersteuning van de dagrecreatieve voorziening en zover genoemd in de Lijst van horeca-activiteiten behorende tot maximaal categorie 1;
met de daarbij behorende:
- wegen en paden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen en straten;
- voet- en fietspaden;
- groenvoorzieningen;
- kunstwerken, zoals bruggen, tunnels en duikers;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- geluidschermen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
met daarbij behorende:
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer - Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woonstraten;
- pleinen;
- voet- en fietspaden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens voor een a-watergang;
met daarbij behorende:
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Water´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- alle oppervlaktewateren, zoals kanalen, riveren, beken en andere waterlopen, alsmede sloten, greppels, (infiltratie)vijvers ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
- waterberging;
- waterhuishouding;
- waterlopen;
met de daarbij behorende:
- oevers en taluds;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 15.1 wordt in ieder geval gerekend:
- het aanleggen van woonschepen;
- het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliën en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft
de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
16.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
16.5 Specifieke gebruiksregels
16.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 17 Leiding - Hoogspanningsverbinding
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Leiding - Hoogspanningsverbinding´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- hoogspanningsleiding;
met daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ingeval van strijdigheid van regels in dit bestemmingsplan, gaan de regels van dit artikel voor op de regels die op grond van de andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn
17.2 Bouwregels
Op of in deze dubbelbestemming begrepen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, afwijken van het bepaalde in lid 17.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waarde - Archeologie 3
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' (terrein van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 18.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
- dit in overeenstemming is met de andere ter plaatse geldende bestemming(en) en;
- met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waarde - Archeologie 4
19.1 Betemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' (hoge verwachting, historische kern) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 19.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
- dit in overeenstemming is met de andere ter plaatse geldende bestemming(en) en;
- met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Waarde - Archeologie 5
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' (hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 20.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
- dit in overeenstemming is met de andere ter plaatse geldende bestemming(en) en;
- met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Waarde - Archeologie 6
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' (middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 21.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
- dit in overeenstemming is met de andere ter plaatse geldende bestemming(en) en;
- met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Archeologie 7
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 7' (lage archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
22.2 Bouwregels
22.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 22.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
- dit in overeenstemming is met de andere ter plaatse geldende bestemming(en) en;
- met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de ontheffing de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het aangewezen gebied en de bebouwing daarin.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
23.2 Bouwregels
23.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van het gebied en ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan de kleurstelling en het materiaalgebruik voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de verbodsbepaling in lid 23.2.1 voor het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen, alsmede voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
- de bestaande voorgevelrooilijnen niet worden overschreden;
- de bestaande goot- en bouwhoogte niet wordt overschreden;
- van de bestaande dakvorm, dakhelling en nokrichting van gebouwen niet wordt afgeweken;
- niet wordt gebouwd in voor-, zij- en achtertuinen, voor zover grenzend aan de openbare ruimte.
23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie - 1
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het aangewezen gebied en de bebouwing daarin.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
24.2 Bouwregels
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels in aanvulling of afwijking van de andere daar voorkomende bestemmingen:
- de bestaande voorgevelrooilijn mag niet worden overschreden;
- de bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden overschreden;
- van de bestaande dakvorm, dakhelling en nokrichting van gebouwen mag niet worden afgeweken.
24.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van het gebied en ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2, mits vooraf een advies van de gemeentelijke cultuurhistorisch adviseur en/of commissie ruimtelijke kwaliteit is ingewonnen waaruit blijkt dat afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken. Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor de cultuurhistorische waarden en kenmerken kunnen worden behouden.
Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie - 2
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het aangewezen gebied en/of de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle en kenmerkende (landschaps)elementen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
25.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- het bouwen van bouwwerken is mogelijk krachtens de onderliggende andere bestemming(en), met dien verstande dat:
- advies is ingewonnen bij de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur en/of commissie ruimtelijke kwaliteit waaruit blijkt dat met werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheden geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waardenen kenmerkende elementen;
- als blijkt dat het bouwen van het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheden leidt tot onevenredige verstoring van die cultuurhistorische waarden en kenmerken, aan de omgevingsvergunning de verplichting kan worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor cultuurhistorische waardevolle en kenmerkende elementen kunnen worden behouden.
25.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het belang van het behoud van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerkende elementen, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Waterstaat - Waterbergingsgebied
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van het waterbergend vermogen van het regionaal waterbergingsgebied, met de daarbij behorende gebouwen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
26.2 Bouwregels
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.1 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het waterbergend vermogen van de gronden niet onevenredig wordt aangetast. Alvorens burgemeester en wethouders beslissen op een daartoe strekkende omgevingsvergunning winnen zij advies in van het waterschap.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 28 Algemene Gebruiksregels
28.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.
Artikel 29 Algemene Aanduidingsregels
29.1 Overige zone - attentiezone waterhuishouding
29.2 veiligheidzone - bevi
- op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan. Daarnaast is wijziging van gebruik van beperkt kwetsbaar naar kwetsbaar niet toegestaan.
- het bepaalde onder sub a. is niet van toepassing op kwetsbare objecten die een functionele binding hebben met de risicobron zoals bedoeld in artikel 14 lid 4 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004.
- burgemeester en wethouders zijn bevoegd om beperkt kwetsbare objecten binnen deze aanduiding toe te staan. Hierbij dient de nut en noodzaak te worden aangetoond en een advies te worden ingediend bij de Veiligheidsregio.
29.3 veiligheidszone - gasreduceerstations
29.4 Veiligheidszone - invloedsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - invloedsgebied' zijn geen nieuwe gebouwen toegestaan die zijn bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van groepen verminderd zelfredzame personen. Daartoe behoren in ieder geval (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen, basisscholen, sociale werkplaatsen, of gebouwen of gedeelten daarvan bestemd voor dagopvang van minderjarigen. Het wijzigen van bestaande gebouwen voor het gebruik voor verminderd zelfredzame personen is eveneens niet toegestaan.
29.5 Veiligheidszone - hoogspanningsverbinding
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' zijn geen nieuwe functies (zoals woningen, scholen, kinderopvangplaatsen en ziekenhuizen) toegestaan waar kinderen langdurig kunnen verblijven.
Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels
30.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie-1 geen gebruik kan worden gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid voor zover het betreft afwijking ten behoeve van het overschrijden van de voorgevelrooilijnen, de bestaande goot- en bouwhoogte of de bestaande dakhelling;
- de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
- de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is.
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 40 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
- de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2.
Artikel 31 Overige Regels
31.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
- Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregels Actualisatie nota parkeernormen wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
- Als de onder sub a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
31.2 Afwijken van parkeereis
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.1 indien:
- uit een parkeerbalans blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
- het voldoen aan de in lid 31.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.
31.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 31.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
31.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging
- Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat wordt voorzien in een waterberging of andere maatregelen die bijdragen aan de klimaatbestendigheid.
- De inhoud van de waterberging en de omvang van de andere maatregelen worden vastgesteld met toepassing van de beleidsregel "Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen" behorende bij de bijlage uit het Gemeentelijk Rioleringsplan Eindhoven 2019-2022;
- Als de onder sub b. bedoelde (beleids)regeling wordt gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
32.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
32.2 Afwijken
het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 32.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 32.1 met maximaal 10%.
32.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 32.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
32.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
32.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 32.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
32.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 32.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
32.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 32.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 33 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Woensel-Noord 2021.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan Woensel-Noord 2021
SBI- code | Nr | Omschrijving | Afstanden in meters | Cate-gorie | |||||
geur | stof | geluid | gevaar | grootste afstand | |||||
01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||
016 | 3 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m2 | 30 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||
1052 | 2 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||
1071 | 1 | - v.c. < 7500 kg meel/week | 30 | 10 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
1071 | 2 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 100 | 30 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
1072 | Banket-, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 10 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | ||
10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||
10821 | 2 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 | 100 | 30 | 50 | 30 | 100 | 3.2 | |
10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
10821 | 5 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m2 | 100 | 30 | 50 | 30 R | 100 | 3.2 | |
10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
1073 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | ||
1083 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | |||||||
1083 | 2 | - theepakkerijen | 100 | 10 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | |
110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | |||||||
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||
132 | 0 | Weven van textiel: | |||||||
132 | 1 | - aantal weefgetouwen < 50 | 10 | 10 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
139 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | ||
15 | - | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | |||||||
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50D | 3.1 | ||
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||
16101 | Houtzagerijen | 0 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | |||||||
16102 | 2 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
162 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 0 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
17 | - | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | |||||||
1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | |||||||
1712 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 C | 30 C | 50 | 3.1 | |
172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 30 | 30 | 100 C | 30 R | 100 | 3.2 | ||
17212 | 0 | Golfkartonfabrieken: | |||||||
17212 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 30 | 30 | 100 C | 30 R | 100 | 3.2 | |
58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
1811 | Drukkerijen van dagbladen | 30 | 0 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | ||
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 30 | 0 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
1814 | A | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
1814 | B | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
1813 | Grafische reproductie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 30 | 2 | ||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 30D | 2 | ||
182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
19 | - | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | |||||||
19202 | A | Smeerolieën- en vettenfabrieken | 50 | 0 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||||
2011 | 0 | Vervaardiging van industriële gassen: | |||||||
2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||||
2120 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
2052 | - | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | |||||||
2052 | 1 | - zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 10 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
205902 | Fotochemische productenfabrieken | 50 | 10 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
205903 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
22 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | |||||||
221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |||||||
221102 | 1 | - vloeropp. < 100 m2 | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 | 3.1 | |
2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 10 | 50 | 50 R | 100 D | 3.2 | ||
222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |||||||
222 | 3 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststof bouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||||
231 | 0 | Glasfabrieken: | |||||||
231 | 1 | - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||||||
232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
232, 234 | 2 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||
2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | |||||||
2363, 2364 | 1 | - p.c. < 100 t/u | 10 | 50 | 100 | 100 R | 100 | 3.2 | |
2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips): | |||||||
2365, 2369 | 1 | - p.c. < 100 t/d | 10 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||
237 | 1 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 0 | 100 D | 3.2 | |
237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 | 10 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
2391 | Slijp- en polijstmiddelenfabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
2399 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | |||||||
25, 31 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDDELEN) | |||||||
251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen: | |||||||
251, 331 | 1 | - gesloten gebouw | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
255, 331 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | |||||||
2561, 3311 | 1 | - algemeen | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 11 | - metaalharden | 30 | 50 | 100 | 50 | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 12 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 30 | 100 | 50 R | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 2 | - scoperen (opspuiten van zink) | 50 | 50 | 100 | 30 R | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 3 | - thermisch verzinken | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 4 | - thermisch vertinnen | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 5 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 6 | - anodiseren, eloxeren | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 7 | - chemische oppervlaktebehandeling | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 8 | - emailleren | 100 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 9 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) | 30 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2562, 3311 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
259, 331 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | |||||||
269, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
27, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | |||||||
27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken: | |||||||
27, 28, 33 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||
26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
26, 27, 33 | - | VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | |||||||
272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
26, 33 | - | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | |||||||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||
26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
29 | - | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | |||||||
291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven: | |||||||
293 | Auto-onderdelenfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | ||
30 | - | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | |||||||
301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |||||||
301, 3315 | 1 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
301, 3315 | 2 | - kunststof schepen | 100 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||
310 | 1 | Meubelfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 0 | 10 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 30 | 2 | ||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
323 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||
35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||
35 | C1 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
35 | C2 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
35 | C3 | - 100 - 200 MVA | 0 | 0 | 100C | 50 | 100 | 3.2 | |
35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||
35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A | 0 | 0 | 10 C | 10 | 10 | 1 | |
35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
35 | D5 | - gasontvang- en verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50C | 50 R | 50 | 3.1 | |
35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||
35 | E1 | - stadsverwarming | 30 | 10 | 100 C | 50 | 100 | 3.2 | |
35 | E2 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||||
36 | A0 | Waterwinning-/bereiding bedrijven: | |||||||
36 | A2 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||
36 | B1 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
36 | B2 | - 1 - 15 MW | 0 | 0 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||||
41, 42, 43 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
41, 42, 43 | 1 | - bouwbedrijven algemeen: b.o <= 2.000 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
41, 42, 43 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
41, 42, 43 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000 m2 | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; | |||||||
452 | reparatie- en servicebedrijven (auto's en motorfietsen) | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
451 | Groothandel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 10 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
45204 | A | Autoplaatwerkerijen | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
45204 | B | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | |
45204 | C | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 R | 50 | 3.1 | |
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
4622 | Groothandel in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4624 | Groothandel in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 50 | 3.1 | ||
46217, 4631 | Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | ||
4632, 4633 | Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsolieën | 10 | 0 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | ||
4634 | Groothandel in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4635 | Groothandel in tabaksproducten | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4638, 4639 | Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | |||||||
46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 10 | 0 | 30 | 10 V | 30 | 2 | |
46499 | 2 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 10 | 0 | 30 | 50 V | 50 | 3.1 | |
46499 | 5 | - munitie | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 | |
46711 | 0 | Groothandel in vaste brandstoffen: | |||||||
46711 | 1 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
46713 | Groothandel in minerale olieproducten (excl. brandstoffen) | 100 | 0 | 30 | 50 | 100 | 3.2 | ||
46721 | 0 | Groothandel in metaalertsen: | |||||||
46722, 46723 | Groothandel in metalen en -halffabrikaten | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | |||||||
4673 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4673 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
46735 | 4 | zand en grind: | |||||||
46735 | 5 | - algemeen: b.o. > 200 m2 | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
46735 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m2 | 0 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||
4674 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 0 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4674 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
46751 | Groothandel in chemische producten | 50 | 10 | 30 | 100 R | 100 D | 3.2 | ||
46752 | Groothandel in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
4677 | 0 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
4677 | 1 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m2 | 10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4677 | 0 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 D | 3.2 | |
4677 | 1 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m2 | 10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
466 | 0 | Groothandel in machines en apparaten: | |||||||
466 | 1 | - machines voor de bouwnijverheid | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
466 | 2 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
466, 469 | Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
47 | - | REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||
952 | Reparatie t.b.v. partuculieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||
49 | - | VERVOER OVER LAND | |||||||
491, 492 | 0 | Spoorwegen: | |||||||
494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 | 0 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
494 | 1 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 | 0 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 D | 2 | ||
52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||
52242 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | |||||||
52242 | 2 | - stukgoederen | 0 | 10 | 100 | 50 R | 100 D | 3.2 | |
52102, 52109 | A | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 30 | 10 | 50 C | 50 R | 50 D | 3.1 | |
52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
5221 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 10 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 D | 1 | ||
53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
61 | A | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 C | 0 | 10 | 1 | |
61 | B0 | Zendinstallaties: | |||||||
61 | B1 | - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) | 0 | 0 | 0 C | 100 | 100 | 3.2 | |
61 | B2 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 C | 10 | 10 | 1 | |
61 | B3 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwergunningplichtig) | 0 | 0 | 0 C | 10 | 10 | 1 | |
77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 D | 2 | ||
62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||
62 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
58, 63 | B | Datacentra | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||
37, 38, 39 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||
3700 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | |||||||
3700 | B | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 C | 0 | 30 | 2 | |
381 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
381 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 R | 50 | 3.1 | |
382 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||
382 | A2 | - kabelbranderijen | 100 | 50 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | |
382 | A4 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 | |
382 | A5 | - oplosmiddelterugwinning | 100 | 0 | 10 | 30 R | 100 D | 3.2 | |
382 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 R | 30 | 2 | |
382 | C0 | Composteerbedrijven: | |||||||
382 | C3 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 100 | 100 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||
96011 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
96011 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
96013 | A | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
96013 | B | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Bij Wonen
bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen
Bijlage 3 Lijst Van Horeca-activiteiten
bijlage 3 Lijst van horeca-activiteiten
Bijlage 4 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 2
bijlage 4 Besluit externe veiligheid inrichtingen, artikel 2
Bijlage 5 Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 1b
bijlage 5 Regeling externe veiligheid inrichtingen, artikel 1b