KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Gebiedsontwikkeling Brainport Park
2.2 Ontwikkeling Brainport Industries Campus (Bic)
2.3 Wegenstructuur Brainport Park
2.4 Verbindingsweg Door Bic-noord
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.6 Verkeer En Parkeren
3.7 Groen
3.8 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Milieueffectrapport Voor Brainport Park Eindhoven
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Duurzaamheid
4.7 Bodem
4.8 Natuur
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
5.2 Huidige Situatie Van Het Watersysteem
5.3 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
6.2 Planmethodiek
6.3 Verbeelding
6.4 Planregels
Hoofdstuk 7 Handhaving
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Milieueffectrapport Gebiedsontwikkeling Brainport Park
Bijlage 2 Aanvulling Op Het Milieueffectrapport Gebiedsontwikkeling Brainport Park
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Bestemmingsplan 'Weginfrastructuur Omgeving Eindhoven-noordwest, Oirschot En Best'
Bijlage 4 Oplegnotitie Akoestisch Onderzoek
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Waterstaat - Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Bijlage 1 Natuurcompensatie Langs De Ekkersrijt
Bijlage 2 Waterberging

1e wijziging Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best

Wijzigingsplan - gemeente Eindhoven

Vastgesteld op 05-11-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend wijzigingsplan maakt het mogelijk om een brug over de beek de Ekkersrijt te realiseren in het noordelijk deel van de Brainport Industries Campus (BIC). Deze brug is onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park en is al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. Nadat het hierboven genoemde bestemmingsplan onherroepelijk was geworden bleek dat het ontwerp van de brug in strijd was met een bestemmingsplanregel met betrekking tot de ecologische verbindingszone ter plaatse van de Ekkersrijt. Omdat de brug zowel binnen gemeente Eindhoven als Best is geprojecteerd, wordt ook een wijzigingsplan voor het deel van de brug in Best opgesteld.

Het wijzigingsplan "1e wijziging Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels. Bij het wijzigingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het wijzigingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het wijzigingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied ligt in het noordwestelijk deel van de gemeente Eindhoven in het noordelijk deel van de Brainport Industries Campus (BIC). BIC-Noord wordt begrensd door het Beatrixkanaal aan de westzijde, de A2/E25 aan de oostzijde en de Oirschotsedijk aan de zuidzijde. De brug, die in voorliggend plangebied mogelijk wordt gemaakt, is onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park.

verplicht

Uitsnede van de kaart van gemeente Eindhoven met blauw gearceerd globaal de ligging van het plangebied. Bron: Geofundament d.d. 24-10-2018.

verplicht

Uitsnede van de kaart van gemeente Eindhoven ter plaatse van BIC-Noord, met rood omrand globaal de ligging van het plangebied. Bron: Gemeenteatlas d.d. 24-10-2018.

1.3 Voorgaande Plannen

Het wijzigingsplan "1e wijziging Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best" vervangt een klein gedeelte van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best', vastgesteld door de raad op 6 juni 2017, onherroepelijk op 4 juli 2018.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het wijzigingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het wijzigingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het wijzigingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het wijzigingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Gebiedsontwikkeling Brainport Park

In Brainport regio Eindhoven wordt structureel gewerkt aan het versterken van het internationaal vestigingsklimaat voor kennisintensieve bedrijven en kenniswerkers en daarmee bij te dragen aan de internationale concurrentiepositie van Nederland. Een essentiële stap daarin is de gebiedsontwikkeling van Brainport Park. De gebiedsontwikkeling Brainport Park bestaat vooral uit:

  1. de ontwikkeling van Brainport Industries Campus (BIC);
  2. het uitbreiden en aanpassen van de infrastructuur in het noordwesten van Eindhoven en de aangrenzende delen van Oirschot en Best;
  3. het versterken van het Groene Raamwerk.

Brainport Park is een groot groen en landelijk gebied in de periferie van het stedelijk gebied in het noordwesten van Eindhoven. Het gebied van circa 1.400 hectare groot is nu reeds een plek om te wonen, te werken en te recreëren in een groene omgeving. Brainport Park bestaat grofweg uit twee delen. In het noordelijke deel van Brainport Park is de ontwikkeling van Brainport Industries Campus (BIC) voorzien. Het zuidelijke deel is een overwegend groen gebied met diverse andere functies, zoals de Campus Internationale School, het trainingscomplex van PSV (de Herdgang), GGzE medisch centrum De Grote Beek en de Philips Fruittuin.

verplicht

Afbeelding ligging Brainport Park.

verplicht

Afbeelding gebied Brainport Park en (daarbinnen) BIC.

2.2 Ontwikkeling Brainport Industries Campus (Bic)

De Brainport Industries Campus (BIC) bestaat uit een deel ten zuiden van de Oirschotsedijk (BIC-Zuid) en een noordelijk deel (BIC-Noord). De ontwikkeling van BIC zal gefaseerd plaatsvinden. Het eerste cluster in BIC-Zuid wordt in 2018 gerealiseerd op basis van het bestemmingsplan 'Brainport Industries Campus (cluster 1)'.

verplicht

Verbeelding van bestemmingsplan 'Brainport Industries Campus (cluster 1)'. Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 25-10-2018.

Een belangrijk onderdeel van het campus-concept voor BIC is dat het in een groene en parkachtige omgeving ligt. BIC ligt midden in Brainport Park, dat als het ware een groene poort vormt naar uitgestrekte natuurgebieden (Groene Woud en Oirschotse Heide) en naar het centrum van de stad. Naast deze groen-recreatieve betekenis biedt Brainport Park een groene en parkachtige vestigingslocatie voor BIC. Deze campus bestaat uit clusters van bedrijven in een groot park. Het park draagt bij aan een stimulerende werkomgeving, uitstraling en imago en aan de toegankelijkheid van de industrie voor de maatschappij. Groene campussen dragen bij aan het verbeteren van het werkklimaat en hebben aantrekkingskracht op zowel de vestiging van hoogwaardige bedrijvigheid als het aantrekken van hooggekwalificeerde werknemers.

Vanwege de hierboven genoemde uitgangspunten heeft de gemeente Eindhoven een visie opgesteld voor het functioneren van het Natuur Netwerk Brabant (NNB, voormalige ecologische hoofdstructuur), in samenhang met de ontwikkeling van BIC (zie "Gebiedsontwikkeling Brainport Park, Aantrekkelijk landschap, sterke natuur", Antea Group, 2015, Bijlage 3 bij de regels van het bestemmingsplan 'Brainport Industries Campus (cluster 1)'). De doelen van deze visie zijn:

  • het versterken van de natuurwaarden en het vergroten van de biodiversiteit in BIC, en;
  • het versterken van de ecologische verbindingszones (EVZ) die door Brainport Park en BIC lopen.

Het versterken van de EVZ betreft in de eerste plaats de verbinding tussen de landgoederen, bossen en parken ten oosten van BIC met de bos- en heidegebieden westelijk van BIC en de overgang naar het Groene Woud. Deze verbinding loopt via twee assen: de Groene Corridor langs de Oirschotsedijk/Eindhovensedijk, en langs het Beatrixkanaal.

In de tweede plaats gaat het om de ecologische verbindingszone (EVZ) van de Ekkersrijt. De Ekkersrijt is stroomopwaarts en stroomafwaarts gedeeltelijk al ingericht als EVZ door het concreet bestemmen van de EVZ en door een inrichting die meer ruimte biedt aan water, flora en fauna. In het noordelijk deel van BIC lag de Ekkersrijt ingeklemd tussen agrarische percelen. De visie voor de Ekkersrijt is dat langs de beek (met een nader te bepalen breedte en in een nader te bepalen vorm) stroken worden bestemd en ingericht als EVZ. De breedte van de EVZ voldoet tenminste aan de provinciale vereisten, maar zal waar mogelijk en (ecologisch) zinvol breder worden gemaakt. De inrichting van de stroken langs de beek moet er ook toe leiden dat de waterhuishouding (ook vanuit ecologisch perspectief) verbetert en dat biotopen ontstaan voor flora en fauna.

Op basis van de hierboven genoemde visie is het uitgangspunt voor het 1e cluster van BIC om het bouwcluster voor de bedrijven zoveel als mogelijk te projecteren buiten het NNB. Ondanks dit uitgangspunt betekende het bestemmingsplan voor BIC, cluster 1, dat gebieden die vielen onder het NNB in enige mate zouden worden aangetast. In verband met de beschermde status van deze gebieden moest de aantasting volgens de regels van de provinciale Verordening ruimte worden vertaald in een wijziging van de begrenzing van het NNB en compensatie voor de aantasting van het NNB. Overeenkomstig de provinciale Verordening ruimte en de gemeentelijke visie over het functioneren van het NNB in samenhang met de ontwikkeling van BIC, vindt de compensatie plaats langs de oostzijde van de Ekkersrijt door inrichting van de oevers van de Ekkersrijt als ecologische verbindingszone (EVZ). De uitvoering en instandhouding van de hierboven genoemde natuurcompensatie langs de Ekkersrijt is in de regels van het bestemmingsplan voor het eerste cluster van BIC geborgd. De gronden waar deze compensatie langs de Ekkersrijt is voorzien, zijn in het bestemmingsplan 'Brainport Industries Campus (cluster 1)' bestemd tot 'Natuur-1'.

Ter plaatse van een klein deel van deze natuurcompensatie langs de oostzijde van de Ekkersrijt geldt inmiddels het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' ten behoeve van de wegenstructuur Brainport Park. Op basis van het laatstgenoemde bestemmingsplan geldt ter plaatse van deze natuurcompensatie langs de Ekkersrijt de bestemming 'Verkeer' met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4' en de bestemming 'Groen' met de aanduiding 'specieke vorm van groen - 1'.

verplicht

Verbeelding van o.a. bestemmingsplan 'Brainport Industries Campus (cluster 1)' aan de oostzijde langs de Ekkersrijt en bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. De rode cirkel is globaal de ligging van het voorliggende plangebied. Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 29-10-2018.

2.3 Wegenstructuur Brainport Park

De aanpassing en uitbreiding van de weginfrastructuur in het noordwestelijk deel van Eindhoven en de aangrenzende delen van Best en Oirschot was noodzakelijk vanwege de bestaande problemen met de bereikbaarheid van economisch belangrijke functies (luchthaven Eindhoven en luchthavengebied, bedrijventerreinen Westfields en Goederendistributiecentrum Acht (GDC Acht), andere werk- en woongebieden) in het gebied. De bereikbaarheidsknelpunten namen toe als gevolg van de autonome groei en als gevolg van de verdere ontwikkeling van Eindhoven Airport en het luchthavengebied. De aanpak van de infrastructuur is tevens gerelateerd aan de Gebiedsontwikkeling Brainport Park, die onder andere voorziet in de ontwikkeling van Brainport Industries Campus (BIC) en in maatregelen om het Groene Raamwerk te versterken.

De keuze voor de tracés, die zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' zijn gebaseerd op een lang en uitgebreid voortraject waarin alternatieven en varianten zijn onderzocht en afgewogen op doelbereik en op de effecten op natuur, milieu en ruimtelijke kwaliteit. Ook is geanticipeerd op de aanpassingen die door het rijk aan de snelweg A58 (meer specifiek bij de aansluiting A58) zullen worden gedaan.

De wegenstructuur Brainport Park, die mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' bestaat uit de volgende infrastructurele maatregelen:

  1. Opwaarderen van de afwikkelcapactiteit van de Anthony Fokkerweg, de aansluitingen op de N2 en Flight Forum;
  2. Aanleggen van een verbindingsweg westelijk langs het Beatrixkanaal tussen de A58 en de Anthony Fokkerweg (waaronder Spottersweg) en bijbehorende aansluiting op de Landsardseweg en de Luchthavenweg;
  3. Aanleggen van een verbindingsweg tussen het bedrijventerrein Goederendistributiecentrum Acht (GDC Acht) en de A58 via BIC-Noord;
  4. Realisatie van een hoogwaardig openbaar vervoer (HOV)-verbinding op de Landsard;
  5. Realisatie van een aansluiting op bedrijventerrein Westfields.

verplicht

Overzicht van de infrastructurele maatregelen die het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' mogelijk maakt. De aansluiting van de Erica in Oirschot op de A58, die is afgebeeld op bovenstaande kaart, wordt niet in dat bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

Het nu voorliggende wijzigingsplan is een onderdeel van de verbindingsweg tussen GDC Acht en de A58 via BIC-Noord (hierboven genoemde maatregel nr. 3).

2.4 Verbindingsweg Door Bic-noord

Eén van de infrastructurele maatregelen van de wegenstructuur Brainport Park, die mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best', is een verbindingsweg tussen het bedrijventerrein Goederendistributiecentrum Acht (GDC Acht) en de A58 via BIC-Noord.

Het GDC Acht en de nog te ontwikkelen noordelijke bedrijvenclusters van BIC krijgen een aansluiting op de verbindingsweg. De weg door BIC-Noord loopt van de rotonde bij de Schakel (op GDC Acht) onder de N2/A2 door via BIC-Noord naar de verbindingsweg A58- A. Fokkerweg. Ter plaatse van de ecologische verbindingszone van de beek de Ekkersrijt in BIC-Noord komt een brug van ongeveer 60 meter. In deze 60 meter kan onder de brug door een ecologische verbindingszone worden gerealiseerd. Vervolgens gaat de weg door BIC-Noord over een nieuwe aan te leggen brug over het Beatrixkanaal en sluit aan op de verbindingsweg A58 - A. Fokkerweg. De weg door BIC-Noord zal bestaan uit 2 rijstroken.

Zoals beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' (paragraaf 2.3) wordt de weg door BIC-Noord gesitueerd in een open landschap waar de Ekkersrijt doorheen stroomt. Een krachtige boomstructuur (drie tot vier rijen) markeert een nieuwe lijn in dit landschap. Deze lijn refereert aan andere landschappelijke lijnen zoals de Groene Corridor, het Beatrixkanaal, de Ekkersrijt, de Slowlane en de nog aan te leggen weg door BIC-Zuid die geflankeerd wordt door 1 of meerdere bomenrijen. In de toekomst, als de noordelijke BIC-clusters zijn gerealiseerd, maakt deze weg onderdeel uit van de Brainport Industries Campus.

verplicht

Doorsnede van de weg door BIC-Noord, zoals afgebeeld in de toelichting (par. 2.3) van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'.

verplicht

Brug over de Ekkersrijt in BIC-Noord zoals gevisualiseerd in de toelichting (par. 2.3) van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'.

2.4.1 Wijzigingsplan voor brug over Ekkersrijt

Door het nu voorliggende wijzigingsplan wordt het mogelijk een gering deel van de verbindingsweg tussen het bedrijventerrein Goederendistributiecentrum Acht (GDC Acht) en de A58 via BIC-Noord te wijzigen. Binnen het plangebied kan een brug over de beek de Ekkersrijt worden gerealiseerd in het noordelijk deel van de Brainport Industries Campus. De wegenstructuur Brainport Park, waar de verbindingsweg tussen GDC Acht en de A58 via BIC-Noord onderdeel van is, is al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. Nadat het hierboven genoemde bestemmingsplan onherroepelijk was geworden bleek dat het ontwerp van de brug in strijd was met een bestemmingsplanregel met betrekking tot de ecologische verbindingszone (EVZ) ter plaatse van de Ekkersrijt. Een klein deel van de brug (kophoofd) was namelijk geprojecteerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4' binnen de bestemming 'Verkeer' (zie onderstaande figuur). Ter plaatse van de hiervoor genoemde aanduiding is op maaiveld uitsluitend de ontwikkeling, behoud en herstel van ecologische waarden ten behoeve van de ecologische verbindingszone Ekkersrijt toegestaan. Middels een wijzigingsbevoegdheid in dit bestemmingsplan kunnen de grenzen van de aanduiding zodanig worden gewijzigd dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of wordt vergroot en de grenzen van die aanduiding daarbij met niet meer dan 5 meter worden verschoven. Door de aanduiding aan beide zijden tot maximaal 5 meter te verkleinen kan de brug en de daarbij behorende kophoofden buiten deze aanduiding worden geprojecteerd.

verplicht

Ontwerp van de brug (in blauw) geprojecteerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4' (=lichtgeel gekleurde vlak) in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. Lichtgeel gekleurde vlak met stippellijn omrand is de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4' die aan beide zijden 5 meter is verkleind ten opzichte van het vlak in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'.

verplicht

Ontwerp van de brug (in blauw) geprojecteerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-4' (=grijs gekleurd vlak) in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. Het grijs gekleurde vlak met stippellijn omrand is de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4' in de nieuwe situatie c.q. voorliggend wijzigingsplan zonder de compensatie vanwege de verkleining van de betreffende aanduiding. De lichtblauw gekleurde strook is de Ekkersrijt.

verplicht

Ontwerp van de brug (in blauw) geprojecteerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-4' (=grijs gekleurd vlak) in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. Het groen gekleurde vlak is de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1'. De compensatie vanwege de verkleining van de betreffende aanduidingen is 102 m² (lichtgroen gekleurd vlak). De lichtblauw gekleurde strook is de Ekkersrijt.

Op grond van artikel 14.1.1. van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' is deze wijziging van de aanduidingsregels slechts toelaatbaar indien er een evenredige belangenafweging plaatsvindt, waarbij betrokken worden:

  • de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

In hoofdstuk 3.3.3 (paragraaf 'Verordening ruimte', bij het kopje 'themakaart natuur en landschap') wordt de hierboven, onder de eerste bullit genoemde belangenafweging, nader beschreven. De ecologische waarden ten behoeve van de ecologische verbindingszone Ekkersrijt worden binnen onderhavig plangebied middels de aanduidingen 'specifieke vorm van verkeer - 4' en 'specifieke vorm van groen -1' geborgd. De gronden met deze aanduiding zijn op maaiveld uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling, behoud en herstel van ecologische waarden ten behoeve van de ecologische verbindingszone Ekkersrijt (artikel 3.1, sub e, artikel 4.1, sub h). Bovendien moet de EVZ ter plaatse van de hiervoor genoemde aanduidingen worden ingericht overeenkomstig Bijlage 1 ('Natuurcompensatie langs de Ekkersrijt') bij de regels.

De gronden binnen onderhavig plangebied zijn eigendom van gemeente Eindhoven. De belangen van de eigenaren van de gronden in onderhavig plangebied worden daarom niet geschaad.

De aspecten die zijn genoemd in de derde bullit zijn in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' en in de inleiding van deze paragraaf nader beschreven.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.

Bereikbaarheid

Over Eindhoven en het onderwerp bereikbaarheid bevat de Structuurvisie samengevat de volgende inhoud. Het Rijk wil de beperkte beschikbare middelen niet versnipperen. Het investeert dáár waar onze nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio's van Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven. Gebiedsontwikkelingen van nationaal belang worden doorgezet, zoals de Zuidas, Schiphol-Almere, Brainport Avenue en Rotterdam-Zuid. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen zoekt het Rijk in samenwerking met marktpartijen en andere overheden naar vernieuwing van realisatie en financiering.

Om de bereikbaarheid te verbeteren zet het Rijk in op Investeren, Innoveren en In stand houden. De ergste knelpunten in de bereikbaarheid worden met voorrang aangepakt. Dat betekent dat de stedelijke regio's rond de main-, brain- en greenports en de belangrijkste verbindingen met onze buurlanden prioriteit krijgen. Om keuzes goed te onderbouwen, introduceert het Rijk een bereikbaarheidsindicator die laat zien welke investeringen de meeste toegevoegde waarde opleveren.

Op de weg wordt doorgaand verkeer en bestemmingsverkeer zoveel mogelijk gescheiden. Dat komt de doorstroming ten goede. Op de hoofdverbindingen buiten de Randstad waar congestie een structureel probleem is, wordt 2x3 rijstroken de standaard. In de Randstad is de standaard 2x4 rijstroken. Bij de inpassing van infrastructuur waarborgt het Rijk de wettelijke eisen (bijvoorbeeld op het gebied van geluid).

We moeten innovatief omgaan met het benutten van onze infrastructuur. Een efficiënte benutting is nodig voor een goede doorstroming op de weg, het spoor en het water. Het Rijk lanceert een programma Beter benutten, waarin tal van maatregelen zijn opgenomen. Voorbeelden zijn het ruimer openstellen van spitsstroken en de introductie van intelligente transportsystemen, afspraken met werkgevers om het woon-werkverkeer terug te dringen en uitbreiding van het aantal fietsstallingen bij stations.

Realisatie

Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
  • Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).

  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), zie hiervoor paragraaf 3.2.3. Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.

Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.

Toets aan ladder voor duurzame verstedelijking

Het nu voorliggende wijzigingsplan behoeft geen toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op de realisatie van de wegenstructuur in Brainport Park, omdat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

De Raad van State onderschrijft in haar uitspraak over het bestemmingsplan 'aansluiting N323-A15' d.d. 14 januari 2015 (nr. 201407302/1/R6) deze conclusie. In deze casus werd een verbindingsweg gerealiseerd. De RvS oordeelde dat bij de realisatie van de verbindingsweg gezien de aard en omvang van de ontwikkeling geen sprake was van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

3.2.2 Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport 2015 (MIRT 2015)

De transformatie van Brainport Avenue naar een hoogwaardig, internationaal concurrerend vestigingsmilieu voor de hightech maak- en kennisindustrie is opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport 2015 (MIRT, 2015) van het Rijk onder de titel 'Brainport Eindhoven'. In het MIRT 2015 zijn de gebiedsopgave, de oplossingen, de financiële en politiek-bestuurlijke afspraken van Brainport Eindhoven weergegeven.

De hoofdopgaven voor Brabant zijn:

  • Kenniseconomie: Het versterken van de economische (innovatieve) clusters en het creëren van een excellent (internationaal) vestigingsklimaat. Voor het zuidoosten van Brabant betekent dit de ontwikkeling van Brainport Zuidoost-Nederland met een hecht netwerk van onderzoeks- en kennisinstellingen, kennisintensieve bedrijven en hoogwaardige maakindustrie;
  • Bereikbaarheid: Voor de bereikbaarheid van Brabant zijn goede verbindingen met name met de Randstad en het buitenland nodig. De verbindingen door Brabant naar het achterland zijn van belang voor o.a. de Brainport Zuidoost-Nederland. Daarbij hoort de ontwikkeling van een adequaat logistiek netwerk met sterke intermodale verbindingen. Het Rijk zet in op het handhaven van een goede bereikbaarheid via weg (o.a. op de A2 en op de A58), water (Wilhelminakanaal, Zuid Willemsvaart), spoor en de lucht (o.a. via Eindhoven Airport). Voor de bereikbaarheidsopgave binnen Brabant zet de regio in op het versterken van het stedelijk netwerk door de realisatie van een duurzaam en robuust verkeer- en vervoersysteem in combinatie met de ontwikkeling van hoogstedelijke zones. Het verbinden van deze zones levert naar verwachting een belangrijke bijdrage aan het vergroten van de agglomeratiekracht van het Brabants stedelijk netwerk.
  • Quality of life en vestigingsklimaat: Het vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers vraagt om gevarieerde woonmilieus, concurrerende werklocaties en een aantrekkelijk landschap. Daarbij gaat de aandacht uit naar de ontwikkeling van dynamische steden (hoogstedelijke zones en stedelijke knooppunten) en vitale dorpen.
  • Duurzaamheid en energie: In het westelijk deel van Brabant ligt een opgave voor het aanwijzen van voorkeursgebieden voor grootschalige windenergie en het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV).

De transformatie van Brainport Avenue bestaat o.a. uit de volgende onderdelen:

  • De realisatie van de Brainport Industries Campus (BIC);
  • Realisatie van een 'slowlane' (snelfietspad) dat alle economische hotspots met elkaar verbindt;
  • De realisatie van vrijliggende busvoorzieningen in het gebied;
  • De ontwikkeling van een multimodaal transferpunt;
  • De ontwikkeling van een groen recreatief raamwerk (Groene Raamwerk);
  • Een verbeterde ontsluitingsstructuur op de bestaande aansluiting Randweg A2/N2 en de A58 t.b.v. Eindhoven Airport, Brainport Industries Campus en GDC-Acht.

Brainport Zuidoost-Nederland/Brainport Eindhoven is één van de twee stedelijke regio's in Brabant met een concentratie van topsectoren. Brainport Eindhoven is de spil van de Brainport Zuidoost-Nederland. Voor de versterking van de internationale concurrentiepositie is een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak nodig. Het gaat niet alleen om een goede (inter)nationale bereikbaarheid, maar ook om 'quality of life'. Deze integrale opgaven worden in lijn met de Brainport 2020 agenda opgepakt, in het kader van de verdere ontwikkeling van Eindhoven Airport conform het Aldersadvies, de Brainport Avenue aan de westzijde van Eindhoven en de afspraken over Brainport-Oost aan de oostelijke zijde.

Voor versterking van de internationale concurrentiepositie van Brainport Eindhoven op de lange termijn is, op basis van een brede analyse van het vestigingsklimaat en van meerdere ruimtelijk-economische ontwikkelingsperspectieven, een gebiedsvisie Brainport Avenue 2020-2040 opgesteld. Deze visie bevat ook een voorkeursalternatief voor de OV-bereikbaarheid van Eindhoven Airport. Parallel wordt gewerkt aan quick wins op de korte termijn.

3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.

Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze ligt in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Er ligt geen 380-Kv-hoogspanningsleiding binnen onderhavig plangebied.

Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die het NNB vormen worden bij provinciale verordening aangewezen (zie ook paragraaf 3.3.3). Daarmee is het NNB een provinciaal belang geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd.

3.2.4 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Het plangebied ligt volgens het Rarro binnen het obstakelbeheergebied rondom vliegbasis Eindhoven en binnen de geluidszone (Ke) (zie onderstaand figuur). In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op geluid en in paragraaf 3.2.5 op de beperkingengebieden. Onderstaande kaart behoort bij de Rarro.

verplicht

kaart militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro)
Bron: http://wetten.overheid.nl

Artikel 2.6.9. van het Barro en artikel van het 2.4 Rarro ziet op radarverstoringsgebieden. Over het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel is meer opgenomen in hoofdstuk 3.2.6 van deze toelichting.

3.2.5 Luchthavenbesluit

In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het wijzigingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.

Het beperkingengebied bestaat uit:

  1. de geluidszone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer (hier wordt in paragraaf 4.3.4 op ingegaan). Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
  2. de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
  3. het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.

Hieronder wordt nader ingegaan op het obstakelbeheergebied en het vogelbeheersgebied.

verplicht

Kaart beperkingengebied

De obstakelbeheergebieden

Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten voor onderhavig plangebied worden bepaald door de vliegfunnel, de IHCS en de ILS.

verplicht

verplicht

Vliegfunnel
De vliegfunnel wordt bepaald door de start- en landingsbaan en het verlengde daarvan. Hier gelden beperkingen ten aanzien van het oprichten van obstakels. Deze beperking loopt op van 20 tot 170 meter boven NAP.

Het plangebied ligt in de zone waar een hoogtebeperking van NAP +55 meter geldt. Het maaiveld in het plangebied ligt op circa 17 meter boven NAP. De maximale bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals kunstwerken binnen het plangebied is 8 meter. In de binnenplanse afwijkingsregeling ten aanzien van de bouwhoogte van specifieke bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is bepaald dat een maximum geldt van 20 meter.

Gelet op de hierboven genoemde regels wordt aan de hoogtebeperking voor vliegfunnels voldaan.

Obstakelbeheergebied (Inner Horizontal and Conical Surface, IHCS)
Het IHCS is bedoeld om vliegtuigen die in het circuit vliegen (circuitverkeer), voorafgaand aan de landing, te beschermen tegen hoge objecten. Het betreft een zone van 4 km rond de landingsbaan waar maximaal 45 meter hoog mag worden gebouwd. Dit betekent dat rondom de gehele luchthaven een obstakelvrij vlak (IHCS) ligt van 45 meter hoog ten opzichte van de start- en landingsbaan; dit is NAP +65 meter, omdat de baan op een hoogte van NAP + 20 meter ligt. Buiten deze zone gaat de maximaal toegestane bouwhoogte geleidelijk omhoog. Het plangebied valt binnen het obstakelbeheergebied. Onderhavig plan voorziet in de aanleg en aanpassing van de weginfrastructuur. Er wordt in dit wijzigingsplan geen ruimte geboden voor het bouwen van bouwwerken die hoger zijn dan 45 meter.

verplicht

Kaart obstakelbeheergebieden voor de vliegfunnel en IHCS

ILS
De Luchthaven beschikt daarnaast ook over een Instrument Landing System (ILS). Dit wordt gebruikt om een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Voor een goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren. Daarom gelden ook in dit gebied beperkingen ten aanzien van de bouwhoogten van gebouwen en bouwwerken (zie onderstaande afbeelding).

verplicht

Kaart ILS-verstoringsgebied

Het plangebied ligt in de zone waar een hoogtebeperking van NAP +40,3 meter geldt. Het maaiveld in het plangebied ligt op circa 17 meter + NAP. De maximale bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals kunstwerken binnen het plangebied is 8 meter. In de binnenplanse afwijkingsregeling ten aanzien van de bouwhoogte van specifieke bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is bepaald dat een maximum geldt van 20 meter. Gelet op de hierboven genoemde regels vormen de hoogtebeperkingen voor de ILS geen belemmering voor dit wijzigingsplan.


Het vogelbeheersgebied

Binnen het vogelbeheersgebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

  • oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  • natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • vishouderijen met extramurale bassins;
  • extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • afvalwaterzuiveringsinstallaties.

In dit bestemmingsplan wordt onder andere natuur gerealiseerd ten behoeve van de ecologische verbindingszone langs de Ekkersrijt. Deze locaties (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4' en 'specifieke vorm van groen - 1') liggen in het vogelbeheersgebied. Dit vogelbeheersgebied ziet met name toe op grote groepen vogels die voornamelijk voorkomen bij oppervlaktewater. Het inrichtingsplan van de EVZ langs de Ekkersrijt voorziet hier niet in. Het vogelbeheersgebied vormt derhalve geen beperking. Voor de invulling van de EVZ langs de Ekkersrijt wordt verwezen naar Bijlage 1 bij de regels.

verplicht

Kaart Vogelbeheersgebied

3.2.6 Bakens luchthaven Eindhoven en radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel

Bij het bepalen van de maximaal toegestane bouwhoogte in het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de bakens van luchthaven Eindhoven en het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.


Bakens luchthaven Eindhoven

Op en nabij de luchthaven Eindhoven zijn bakens (zie de afbeelding hieronder) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen:

  • een VDF baken: Vertical Directional Finder. Dit is een hulpmiddel voor de luchtverkeersleiding om de richting te kunnen bepalen van het vliegtuig waarmee op dat moment wordt gecommuniceerd.
  • een NDB; Non Directional Beacon. Dit wordt door vliegtuigen gebruikt als navigatiehulpmiddel op luchtroutes. Het is een bakenzender die een radiosignaal uitzendt dat door een peilontvanger in het vliegtuig wordt opgevangen. Hierdoor wordt de richting van het signaal ten opzichte van het vliegtuig bepaald. Door de richting van twee verschillende bakens te peilen kan de piloot zijn/haar positie bepalen.

De toetsingsgebieden liggen voor VDF geheel over het plangebied, maar hebben gezien de maximaal toegestane bouwhoogte geen consequenties.

verplicht

Afbeelding hoogtebelemmeringen bakens nabij luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen= VDF. Rode lijnen= NDB.

Radarverstoringsgebied Volkel

Om het ongestoord functioneren van radar- en communicatie-apparatuur op de vliegbasis Volkel te waarborgen ligt er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 50 nautische mijl (=27,8 km), gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied moet voor ieder obstakel hoger dan 65 meter worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen dit radarverstoringsgebied.

verplicht

Uitsnede uit kaart hoogtebelemmeringen als gevolg van luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen- arcering= radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.

3.2.7 Crisis- en herstelwet

Met de Crisis- en herstelwet (Chw) wil het kabinet de procedures voor grote projecten versnellen. Hiermee wordt een stap gezet om de gevolgen van de economische crisis te bestrijden.

Brainport Eindhoven/Eindhoven A2 is opgenomen als project in bijlage II van de Crisis- en herstelwet. Brainport Eindhoven bestaat uit Brainport Avenue (A2-zone vanaf knooppunt Leenderheide tot en met Ekkersrijt) en de Westcorridor (de stedelijke as vanaf het stationsgebied via Strijp S naar Eindhoven Airport). De aard van het project 'Eindhoven A2 zuidelijke aansluiting' wordt omschreven als "Integrale gebiedsontwikkeling: aanleg infrastructuur en herstructurering werklandschappen." De Crisis- en herstelwet is van toepassing op voorliggend wijzigingsplan omdat dit moet worden aangemerkt als een besluit dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een ruimtelijk project zoals genoemd in bijlage II van de Crisis- en herstelwet (art. 1.1 Chw). De regels uit de Chw betreffen in deze met name het bestuursprocesrecht waardoor de doorlooptijd van procedures voor het aangewezen project kan worden verkort.

Op basis van artikel 7c, lid 13, onder o en bijlage 62 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet is voor Brainport Park een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' mogelijk. De mogelijkheid die dit artikel biedt, kan ook worden ingezet voor dit wijzigingsplan, maar uitsluitend voor het grondgebied van de gemeente Eindhoven. Van deze mogelijkheid wordt bij dit wijzigingsplan geen gebruik gemaakt.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie

De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. In december 2018 is de Brabantse Omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma’s. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2021 wordt ingevoerd.

In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

3.3.2 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:

1. de groenblauwe structuur
De groenblauwe structuur bestaat uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Dit is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.

2. het landelijk gebied
Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De provincie streeft hier naar een multifunctionele gebruiksruimte, met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.

3. de stedelijke structuur
De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.

4. de infrastructuur
Het infrastructuurnetwerk bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen, spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in noordwest Europa. De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische clusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid. Zo wordt ruimte gemaakt voor het versterken van de (inter)nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.

Uitwerking structuurvisie
De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.

Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

3.3.3 Verordening ruimte

De 'Verordening ruimte Noord-Brabant' is voor het eerst in april 2010 vastgesteld. Sinds 2010 zijn er verordeningen vastgesteld in 2011, 2012 en 2014. In de verordening staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt.

Algemene regels
In de verordening zijn algemene regels opgenomen die altijd en voor heel Brabant gelden. Deze regels hebben betrekking op zorgvuldig ruimtegebruik en op het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van Brabant. In het algemeen houdt dit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde. Het doel van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren.

Structuren (hoofdkaart)
Verder onderscheidt de verordening de volgende vier structuren:

  • Bestaand stedelijk gebied
  • Natuur Netwerk Brabant
  • Groenblauwe mantel
  • Gemengd landelijk gebied

Deze structuren zijn gekoppeld aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en zijn Brabant dekkend. Elk ruimtelijk oppervlak van Brabant valt onder één van deze structuren. Per structuur is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden en onder welke voorwaarden. De vier structuren staan op de hoofdkaart van de verordening. Het plangebied valt binnen de structuur 'gemengd landelijk gebied'.

verplicht

Themakaarten

Naast de hoofdkaart zijn er vijf themakaarten opgenomen in de Verordening Ruimte. Voor onderhavig plangebied zijn de themakaarten 'stedelijke ontwikkeling', 'agrarische ontwikkeling en windturbines' en 'natuur en landschap' van belang.

Themakaart stedelijke ontwikkeling

Op deze themakaart staan het bestaand stedelijk gebied, zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, integratie stad-land en de regionale bedrijventerreinen. Het plangebied is aangeduid als 'integratie stad-land'. Een bestemmingsplan ter plaatse van deze aanduiding kan voorzien in een stedelijke ontwikkeling mits deze in samenhang en evenredigheid geschiedt met een groene en blauwe landschapsontwikkeling binnen de aanduiding 'Integratie stad-land' of de naaste omgeving. Een stedelijke ontwikkeling wordt in de verordening gedefinieerd als 'nieuw ruimtebeslag, dan wel uitbreiding of wijziging van bestaand ruimtebeslag ten behoeve van een samenhangende structuur van stedelijke functies'. Het begrip 'stedelijke functie' is in de verordening niet nader gedefinieerd. In voorliggend plangebied wordt een geringe wijziging mogelijk gemaakt van een klein onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park. De wegenstructuur Brainport Park wordt mogelijk gemaakt in het (inmiddels onherroepelijke) bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. In onder andere paragraaf 5.8 van de toelichting van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' is nader gemotiveerd hoe de ontwikkeling van de wegenstructuur Brainport Park en groene en blauwe landschapsontwikkeling samengaan.

verplicht

Uitsnede uit de kaart 'stedelijke ontwikkeling' met de aanduiding 'integratie stad-land' (bruin gekleurd) ter plaatse van het plangebied van de Verordening ruimte Noord-Brabant. Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 07-11-2018.

Themakaart agrarische ontwikkeling en windturbines

Op deze kaart staan de structuren en aanduidingen rond landbouw en windturbines. Het plangebied ligt binnen de structuur 'gemengd landelijk gebied' en is aangeduid als 'stalderingsgebied' en als 'beperkingen veehouderij'.

verplicht

Uitsnede uit de kaart 'agrarische ontwikkeling en windturbines' met de de structuur 'gemengd landelijk gebied' en aanduidingen 'stalderingsgebied' en 'beperkingen veehouderij' ter plaatse van het plangebied van de Verordening ruimte Noord-Brabant. Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 26-11-2018.

verplicht

Uitsnede uit de kaart 'agrarische ontwikkeling en windturbines' met de de structuur 'gemengd landelijk gebied' ter plaatse van het plangebied van de Verordening ruimte Noord-Brabant. Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 26-11-2018.

De structuur 'gemengd landelijk gebied' onderscheidt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening gebieden waar:

  • een gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen;
  • een in hoofdzaak agrarische economie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen.

Voor een bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg of wijziging van een gemeentelijke of provinciale weg ter plaatse van de structuur 'gemengd landelijk gebied' moet in de toelichting worden opgenomen:

  • een omschrijving van het gebied waarop het voorbereidend onderzoek was gericht;
  • een beschrijving van de aard van het verkeerskundig probleem waarop dat voorbereidend onderzoek was gericht en van de aard van de ruimtelijk relevante ontwikkelingen in het gebied;
  • een onderbouwing van de voorkeur voor het in het plan opgenomen tracé, mede aan de hand van het voorbereidend onderzoek bedoeld onder a en b;
  • een beschrijving van het aantal te realiseren rijstroken;
  • een beschrijving van de te treffen maatregelen, de inpassing van die maatregelen en de ligging in het terrein;
  • een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken, beperken of compenseren van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk, voor zover die voorzieningen rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het werk.

Voorliggend plangebied maakt een geringe wijziging mogelijk van een klein onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park. De wegenstructuur Brainport Park wordt mogelijk gemaakt in het (inmiddels onherroepelijke) bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. In onder andere hoofdstuk 2 (beschrijving project) en hoofdstuk 5 (milieuparagraaf) van de toelichting van het hier bovengenoemde bestemmingsplan zijn de hierboven genoemde aspecten nader gemotiveerd.

Themakaart natuur en landschap

Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen rondom natuur en landschap. Een klein deel (ter plaatse van de beek de Ekkersrijt) van voorliggend plangebied ligt ter plaatse van de structuur 'Natuur Netwerk Brabant'. Een groot deel van onderhavig plangebied is aangeduid als 'Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone' en als 'behoud en herstel watersystemen'.

verplicht

Uitsnede uit de kaart 'natuur en landschap' van de Verordening ruimte Noord-Brabant. Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 07-11-2018.

verplicht

Uitsnede uit de kaart 'natuur en landschap' en de structuur 'Natuur Netwerk Brabant' (lichtgroen) van de Verordening ruimte Noord-Brabant. Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 07-11-2018.

Behoud en herstel watersystemen

De beek de Ekkersrijt en de aangrenzende oevers ter plaatse van BIC-Noord zijn aangeduid als 'behoud en herstel watersystemen'. Ten aanzien van deze aanduiding bepaalt de verordening dat een bestemmingsplan mede strekt tot de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen waarbij het gebied een breedte heeft van ten minste 25 meter aan weerszijden van de waterloop. Deze 25 meter ligt binnen onderhavig plangebied. Ter plaatse van de aanduiding 'behoud en herstel watersystemen' geldt ook de aanduiding 'Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone'. De hiervoor genoemde gronden worden in voorliggend wijzigingsplan aangeduid als 'specifieke vorm van verkeer - 4' of 'specifieke vorm van groen -1'. Deze gronden zijn op maaiveld uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling, behoud en herstel van ecologische waarden ten behoeve van de ecologische verbindingszone Ekkersrijt (artikel 3.1, sub e, artikel 4.1, sub h). Gelet op de hiervoor genoemde regel vormt onderhavig wijzigingsplan geen belemmering voor het behoud, beheer en herstel van de Ekkersrijt.

Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone

De Ekkersrijt, die door het plangebied loopt, en de aangrenzende oevers zijn aangeduid als 'Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone'. Voor de ecologische verbindingszones geldt op basis van de verordening een beperkt beschermingsregime. Het doel is de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone. Inrichting, beheer en bescherming worden op perceelsniveau in het bestemmingsplan uitgewerkt. Buiten bestaand stedelijk gebied moet het bestemmingsplan een zoekgebied voor de ecologische verbindingszone met een breedte van ten minste 25 meter opnemen. Om te voorkomen dat het gebied voor eerdergenoemd doel minder geschikt wordt stelt het bestemmingsplan beperkingen aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder voor wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing. Daarnaast stelt het bestemmingsplan regels ten aanzien van verhardingen van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.

Ter plaatse van de gronden binnen onderhavig plangebied waar de aanduiding 'Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone' geldt, ligt op basis van dit wijzigingsplan de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4' of 'specifieke vorm van groen -1'. Deze gronden zijn op maaiveld uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling, behoud en herstel van ecologische waarden ten behoeve van de ecologische verbindingszone Ekkersrijt (artikel 3.1, sub e, artikel 4.1, sub h). Onderhavig wijzigingsplan vormt daarom geen belemmering voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van de ecologische verbindingszone de Ekkersrijt.

Natuur Netwerk Brabant (NNB)

Binnen voorliggend plangebied ligt ter plaatse van de beek de Ekkersrijt de structuur 'Natuur Netwerk Brabant'. De gronden met de structuur van NNB zijn aangewezen voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden van een gebied. Het bestemmingsplan moet regels bevatten ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied, rekening houdend met de overige aanwezige waarden en kenmerken (o.a. cultuurhistorische).

De aanleg van de weg c.q. de brug in voorliggend wijzigingsplan is ingepast binnen de doeleinden van het NNB. Dit komt tot uitdrukking in de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4' en 'specifieke vorm van groen -1'. Ter plaatse van de hiervoor genoemde aanduidingen wordt de EVZ ingericht overeenkomstig Bijlage 1 bij de regels (zie profiel hieronder).

verplicht

Profiel inrichting natuurzone aan de oostzijde langs de Ekkersrijt. A: overgangszone met struweelbeplanting, B: bloemrijk vochtig grasland, C: natuurlijkvriendelijke oever, D: bestaande watergang en oever.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp

Voor de introductie van Brainport Park was het gebied in het beleid opgenomen als Landelijk Strijp. In 2009 is voor dit gebied de Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp vastgesteld (maart 2009 instemming door gemeenteraad), waarin in hoofdlijnen de visie op het gebied vastgelegd is. In deze visie worden drie ontwikkelingen benoemd:

  • aanleg van een duurzame en toekomstgerichte internationale toplocatie voor bedrijvigheid in het groen (BIC);
  • aanleg van een ecologische, landschappelijke en recreatieve verbinding van het Nationaal Landschap het Groen Woud met Landelijk Strijp en de stad;
  • realisering van een nieuw aansluitpunt op de A2 ter ontsluiting van diverse ontwikkelingen en voorzieningen (o.a. Eindhoven Airport en BIC).


Er worden drie sleutelprojecten onderscheiden in deze visie: BIC, het Groene Raamwerk en wegenstructuur Brainport Park.


BIC

Brainport Eindhoven wil bijdragen aan het versterken van het internationaal vestigingsklimaat en voor kennisintensieve bedrijven. De ontwikkeling van Brainport Industries Campus (BIC) is daarbij een essentiële stap. Door de ligging tussen het Beatrixkanaal en de A2 en de nabijheid van Eindhoven Airport vormt het gebied een zeer interessant internationaal vestigingsklimaat. In de visie wordt de ambitie uitgesproken om het gebied zowel qua bedrijvigheid als qua ruimtelijk ontwerp vernieuwend in te richten. Het gebied is opgedeeld in een noordelijk en zuidelijk cluster. De visie en strategie voor BIC is verder uitgewerkt in het Ontwikkeldocument Brainport Innovatie Campus. Dit document heeft met name betrekking op het zuidelijke cluster van BIC.

Groene Raamwerk

Het behouden en versterken van het groene karakter van Landelijk Strijp is een van de ambities van de ontwikkelingsvisie. Het gebied vormt een zogenaamde groene poort naar grote natuurgebieden buiten de stad, zoals het Groene Woud.

Wegenstructuur Brainport Park

Om de bereikbaarheid van Landelijk Strijp te verbeteren worden in de visie de volgende maatregelen voorzien:

  • verlenging van de bestaande HOV-verbinding tussen Eindhoven Airport en het beoogde station nabij Acht;
  • aanleg van een verbindingsweg waarmee BIC ontsloten wordt op de aansluiting Erica/A58/Best


Realisering van deze nieuwe infrastructuur moet de andere ontwikkelingen van BIC verkeerskundig mogelijk maken. De Oirschotsedijk kan dan een langzaamverkeerroute worden gemaakt. De ontwikkelingsvisie houdt verder rekening met de komst van een NS station in Acht.

3.4.2 Interimstructuurvisie 2009

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.

De ISV 2009 duidt Brainport Avenue (A2-zone) als ontwikkelingszone voor hoogwaardige kennisindustrie. Hierbij is bereikbaarheid van groot belang. Er dient een optimalisering van alle vervoersstromen plaats te vinden. De aanpassing van het onderliggend wegennet voor de A2-zone is in de ISV 2009 benoemd als investeringsproject binnen de Brainport Avenue.

3.5 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden

3.5.1 Archeologie

Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit wordt samen met de andere onderdelen rond de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving overgeheveld naar de toekomstige Omgevingswet.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012' , dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise.
De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd. Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken. De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

Volgens de Archeologische Waardenkaart kent onderhavig plangebied geen archeologisch waardevolle gebieden of archeologische verwachtingsgebieden. Binnen het wijzigingsplan hoeft dan ook geen rekening te worden gehouden met archeologische waarden of verwachtingen. Wel geldt ten aanzien van archeologie een meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten. Mochten tijdens eventuele grondwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan dienen deze (op grond van de meldingsplicht ingevolge art. 5.10 Erfgoedwet 2016) direct gemeld te worden aan de Minister van OCW en de afdeling Omgevingskwaliteit van de gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden.

3.5.2 Cultuurhistorie

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. Volgens de Erfgoedverordening 2010 dient bij bestemmingsplanwijzigingen die betrekking hebben op cultuurhistorische waarden, die op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangegeven, te worden aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling met de cultuurhistorische waarden in overeenstemming is.

verplicht

Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart Gemeente Eindhoven.

In onderhavig plangebied ligt de beek de Ekkersrijt die op de Cultuurhistorische waardenkaart is aangeduid als 'historische waterloop'.

De Ekkersrijt is vanwege zijn ligging door een ontgonnen heidegebied bepalend voor de latere verkavelingsstructuur, waarbij het de eeuwenoude grens van de gemeente Woensel (v.a. 1920 gemeente Eindhoven) met de gemeente Oirschot markeert. De loop van de Ekkersrijt wordt bij de voorgenomen ontwikkeling niet aangetast.

3.6 Verkeer En Parkeren

3.6.1 Mobiliteitsvisie "Eindhoven op weg"

De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. Met deze visie biedt de gemeente ruimte aan economische ontwikkeling én wordt er gewerkt aan een aantrekkelijke en leefbare stad. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat betekent dat de stad en daarmee economische kerngebieden als Brainport Avenue en Brainport Park, duurzaam bereikbaar moeten zijn. Een robuuste infrastructuur geldt als één van de basics van Brainport. Eindhoven streeft naar een schone en stillere stad met een minimale uitstoot van schadelijke stoffen. Energieneutraliteit in 2040 kan worden bereikt door energiebesparing in het verkeer en een transitie naar het gebruik van duurzame brandstoffen.

"Eindhoven op Weg" is gebaseerd op drie invalshoeken die elkaar versterken: Eindhoven veelzijdige stad, Sturen en Innoveren, en Organiseren.

  • Eindhoven veelzijdige stad: beschrijft de gewenste transformatie van het Eindhoven van nu naar de het Eindhoven straks als centrum van de Brainportregio. Brainport wordt daarbij gevormd door een nieuwe laag van 'bouwstenen' die aan de stad wordt toegevoegd. Naast het centrum en de dorpen van toen zijn dit de nieuwe 'places to be' zoals de High Tech Campus, Strijp-S, TU/e Science Park en Brainport Industries Campus (BIC). Het succes van Eindhoven als veelzijdige stad zal naast het versterken van het centrum worden bepaald door de bereikbaarheid en onderlinge verbindingen tussen de 'places to be'. Bij dit nieuwe netwerk wordt voorrang gegeven aan duurzame wijzen van verplaatsen. 'Slow motion – fast forward': waar het kan krijgen de voetganger, de fietser en het openbaar vervoer het primaat. Waar het moet is er prioriteit voor de auto. Voor het ruimtelijk transformeren geldt het principe 'plaats maken'. Daadwerkelijk ruimte maken voor duurzamer vervoer en verbetering van de stedelijke kwaliteit met meer ruimte voor groen.
  • Sturen en Innoveren: zet in op slim, efficiënt, schoon, gezond en veilig. Er is alles aan gelegen om vraag en aanbod in vervoer slimmer te organiseren en beter op elkaar af te stemmen. Samen met kennisinstituten en bedrijven wordt ingezet op de toepassingsmogelijkheden van nieuwe technologie. De stad als 'proeftuin'.
  • Organiseren: partnerschap in zowel voorbereiding, financiering en uitvoering van projecten is nodig om de ambities te bereiken. Daarbij wordt gebiedsgericht gewerkt aan de uitvoering van de strategie zoals vastgesteld in "Eindhoven op Weg". In overleg met de stakeholders en zo veel mogelijk aansluitend op de actuele (project)mogelijkheden en financieringsstromen.

Autoverkeer

Voorliggend wijzigingsplan maakt het mogelijk om een brug over de beek de Ekkersrijt te realiseren in het noordelijk deel van de Brainport Industries Campus (BIC). Deze brug is onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park en is al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. In hoofdstuk 2 van voorliggende toelichting zijn de verschillende aspecten van de wegenstructuur Brainport Park nader omschreven.

Fietsverkeer
De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. In de mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is een fietsnetwerk opgenomen dat bestaat uit drie soorten fietsroutes. In volgorde van belangrijkheid; snelfietsroutes, primaire fietsroutes en secundaire fietsroutes. Deze fietsroutes zijn weergegeven in onderstaande afbeelding.

verplicht Fietsroutes in Eindhoven. Kaart uit mobiliteitsvisie "Eindhoven op weg".

Onderdeel van de bereikbaarheidsopgave van de wegenstructuur Brainport Park is de fietsstructuur. De twee belangrijkste ontsluitingen voor de fiets aan de noordwestzijde van Eindhoven zijn de Slowlane en de Groene Corridor. De Slowlane is ter plaatse van Brainport Park reeds gerealiseerd en ligt op de oostoever van het Beatrixkanaal. Uitgangspunt is dat de Slowlane ongelijkvloers kruist met het autoverkeer. De Groene Corridor wordt een aantrekkelijke langzaam verkeersverbinding tussen Oirschot en Eindhoven en loopt over de Oirschotsedijk/Eindhovense dijk. De Groene Corridor is ter plaatse van Brainport Park reeds gedeeltelijk gerealiseerd.

Aanvullend op deze twee fietsroutes komen in Brainport Park nog primaire en recreatieve fietsroutes te liggen. Recreatieve fietsroutes maken onderdeel uit van het landschapsplan van BIC. Primaire fietsroutes worden zoveel mogelijk gekoppeld aan de nieuwe en bestaande infrastructuur en krijgen verbindingen met de Slowlane en de Groene Corridor. Om deze verbindingen te kunnen maken worden de nieuwe bruggen over het Beatrixkanaal, die mogelijk zijn gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best', voorzien van fietspaden. In het verlengde van de Luchthavenweg komt een aparte fietsbrug.

De brug die in voorliggend plangebied mogelijk wordt gemaakt wordt niet voorzien van een fietspad. Fietspaden worden op een later moment aangelegd en maken als recreatieve fietsroute onderdeel uit van het landschapsplan van BIC.

Openbaar vervoer
'Eindhoven op Weg' gaat uit van twee netwerken voor het openbaar vervoer: een Hoogwaardig Openbaar Vervoer netwerk (HOV-netwerk) en een netwerk van ontsluitende buslijnen.

verplicht

(H)OV-routes in Eindhoven. Kaart uit mobiliteitsvisie "Eindhoven op weg".

Binnen het bereikbaarheidsplan van de wegenstructuur Brainport Park wordt ingezet op een goede multimodale ontsluiting. De inzet van hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) maakt daar onderdeel van uit. BIC is benoemd als één van de Brainportlocaties die met goed openbaar vervoer ontsloten wordt. De geprojecteerde HOV route Eindhoven Airport – Multimodaal Transfer Punt – WoensXL zal BIC aandoen. Deze route loopt via de Landsard.

Autoparkeren
In het plangebied worden geen ontwikkelingen gerealiseerd die aanleiding geven om extra parkeervoorzieningen te realiseren. Het wijzigingsplan voorziet alleen in de wijziging en aanleg van infrastructuur en ecologische verbindingszone.

3.7 Groen

3.7.1 Groenbeleidsplan

Begin 2017 is een actualisatie van Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. Het groenbeleidsplan heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met daarin passende functies. Hiermee levert de toepassing van het groenbeleid een wezenlijke bijdrage aan een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving als karakteristieke kwaliteit van Eindhoven. Een omgeving die leefbaar en klimaatadaptief is en een volwaardig vestigingsklimaat biedt voor Brainport.

Het groenbeleid sluit aan op de geomorfologische structuur van de stad: de structuur van dekzandruggen en beken (Dommel en Gender) die Eindhoven hebben gevormd. Op basis van de tuinstad gedachte is bij de verdere ontwikkeling van Eindhoven sterk ingezet op het behoud van de groene ruimten tussen de voormalige dorpen. Genneper Parken (tussen Stratum en Gestel), Brainport Park (tussen Strijp en Woensel) en De Karpen (tussen Woensel en Tongelre) vormen nog altijd imposante, groene wiggen, die tot diep in de stad reiken. Het behoud van de robuuste groenstructuur, die vanuit het buitengebied, via de wiggen tot aan de bomen bij de voordeur reikt, is een belangrijk uitgangspunt van het groenbeleidsplan.

Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.

In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

verplicht

Figuur: Ruimtelijke Strategieënkaart

Onderhavig plangebied is in het Groenbeleidsplan 2017 aangeduid als 'natuur en landschap'. In dit gebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie aangehouden:

Strategie 6: Natuur en landschap

In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.

De gebieden omvatten het door het rijk en de provincie ontwikkelde Natuur Netwerk Nederland en een nadere detaillering van de door het provincie aangegeven Natuur Netwerk Brabant, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).

Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.

Conclusie

In het ontwerp van het tracé van de wegenstructuur Brainport Park, waarvan voorliggende ontwikkeling onderdeel van is, is rekening gehouden met de uitgangspunten van het Groenbeleidsplan 2017.

3.7.2 Beleid Bomen

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2015. Deze is op 7 april 2015 door de gemeenteraad vastgesteld en op 24 augustus 2016 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels Bomen is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming is van toepassing op:
- bossen die buiten de 'bebouwde komgrens Wnb' liggen;
- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;
- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.

Voor bomen geldt dus of de Wet natuurbescherming of de Verordening Bomen 2015. Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing. Omdat onderhavig plangebied buiten de 'bebouwde komgrens Wnb' ligt, geldt niet de Verordening Bomen 2015 maar de regelgeving van de Wet natuurbescherming.

verplicht

Kaart bebouwde komgrens Wet natuurbescherming zoals vastgesteld op 27 november 2018 door gemeenteraad. Deze komgrens is in werking getreden d.d. 25 februari 2019, gepubliceerd gemeenteblad 2019, nr. 44385.

3.8 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Binnen het plangebied liggen geen leidingen die ruimtelijk relevante belemmeringen opleveren waarmee rekening moet worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf

4.1 Milieueffectrapport Voor Brainport Park Eindhoven

Voor de gehele gebiedsontwikkeling Brainport Park is de procedure van een milieueffectrapportage uitgevoerd. Het doel van een milieueffectrapportage is om vroegtijdig in het planproces het milieubelang in te brengen. Het milieueffectrapport (MER) is onderverdeeld in de effecten van de Brainport Industries Campus (BIC), het groene raamwerk in Brainport Park en de nieuwe wegenstructuur in Brainport Park. De conclusies uit het MER zijn meegenomen in de milieuparagraaf van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' (onherroepelijk d.d. 04-07-2018). Dit bestemmingsplan maakt realisatie van (delen van) de wegenstructuur Brainport Park mogelijk. In voorliggend plangebied wordt een zeer geringe wijziging mogelijk gemaakt van een klein onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park.

Het "Milieueffectrapport Gebiedsontwikkeling Brainport Park" (Bijlage 1 bij deze toelichting, van Anteagroup, d.d. 29 juni 2015, projectnr. 243878) bevat:

  • een beschrijving van de huidige situatie van Brainport Park en (autonome) ontwikkelingen in de omgeving;
  • een toelichting op de voorgenomen ontwikkelingen in Brainport Park en de nut en noodzaak van de gebiedsontwikkeling in relatie tot de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking';
  • de te beschouwen alternatieven en varianten die worden onderzocht in het MER. Daarnaast komt de onderzoekmethodiek van de alternatieven en varianten aan de orde ten opzichte van de referentiesituatie, in relatie tot de driesporenaanpak van de bestemmingsplannen;
  • de milieueffecten van de alternatieven en varianten ten opzichte van de referentiesituatie, wederom in relatie tot de driesporenaanpak; Achtereenvolgens komen de milieueffecten van de volgende milieuthema's aan de orde: verkeer, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, gezondheid, archeologie, cultuurhistorie en landschap, ruimtelijke kwaliteit, bodem en water, natuur en duurzaamheid;
  • de conclusies van de milieueffectenstudie en de integrale vergelijking van de alternatieven en varianten in relatie tot de driesporenaanpak;
  • een weergave van de leemte in kennis en een voorzet van het evaluatieprogramma.

Voorgenomen activiteiten in Brainport Park

In het MER worden de kenmerken van de gebiedsontwikkelingen toegelicht. De gebiedsontwikkeling Brainport Park bestaat uit drie hoofdelementen:

  • het Groene Raamwerk;
  • Brainport Industries Campus (BIC);
  • wegenstructuur Brainport Park.

Groene raamwerk: De ontwikkeling van het groene raamwerk zet in op het versterken van natuur- en landschapsontwikkeling, recreatie mogelijkheden en het verbinden van stad en land (in de vorm van het derde stadspark van Eindhoven) door het wegnemen van barrières, het realiseren van nieuwe verbindingen en het (door)ontwikkelen van de groene omgeving. Deze combinatie van elementen geven de locatie een uniek karakter en een hoge potentie.

Brainport Industries Campus: In de nabijheid van Brainport Park zijn reeds diverse hoogwaardige, kennisintensieve bedrijven op de bestaande werklocaties Eindhoven Airport en Flight Forum gevestigd. Met de ontwikkeling van het nieuwe Brainport Industries Campus (BIC) in het gebied wordt Brainport Park de thuishaven van de toeleverende bedrijven in de Brainportketen, op basis van de open supply-chain aanpak door hightech mechatronicabedrijven, kleinere systeembedrijven en specialistische kennistoeleveranciers. Deze kennisintensieve bedrijven in de toeleverende maakindustrie gaan door open innovatie en kennisdeling nauw met elkaar samenwerken op BIC.

Het BIC, bestaand uit een bedrijvencampus met een aantal grote uitgeefbare kavels (gezamenlijk uiteindelijk maximaal 65 hectare) in een groene omgeving van in totaal 180 hectare, ligt tussen de A2, het Beatrixkanaal, de A58 en de Anthony Fokkerweg. Er is een belangrijke ruimtelijke voorwaarde: de bedrijven bouwen ook mee aan een gebied met een hoge ruimtelijke kwaliteit als schakel tussen land en stad. Niet alleen in een fysiek stedenbouwkundige en landschappelijke opzet maar ook in de gebruikswaarde voor de regio en andere doelgroepen (recreatiemogelijkheden).

Wegenstructuur Brainport Park: Parallel aan de realisatie van het Groene Raamwerk en het BIC speelt de noodzaak om de verkeersstructuur in het noordwestelijk deel van Eindhoven te verbeteren. Dit is nodig voor een vlotte en betrouwbare bereikbaarheid van de luchthaven Eindhoven en komt ten goede aan de bereikbaarheid van de bedrijventerreinen Eindhoven Airport, Flight Forum, Park Forum, het Goederen Distributie Centrum Acht (GDC Acht) en van Bedrijvenpark Westfields in Oirschot. De verbetering van de bereikbaarheid is tevens nodig voor de bereikbaarheid van de onderdelen van BIC, zowel voor de korte termijn als voor de uiteindelijk beoogde omvang van BIC.

In het MER is rekening gehouden met een voorkeursvariant voor de verbetering van de infrastructuur, deze wordt aangeduid als Challenge variant. De belangrijkste infrastructurele maatregelen uit deze Challenge variant betreffen:

  • het opwaarderen van de afwikkelcapaciteit op de Anthony Fokkerweg en de aansluiting op de snelweg A2;
  • het aanleggen van een parallelstructuur westelijk langs het Beatrixkanaal tussen de A58 en de Anthony Fokkerweg;
  • een verbinding tussen GDC Acht en de A58 via BIC noord.

Daarnaast wordt de Oirschotsedijk een langzaamverkeerroute gemaakt en wordt de Landsard onderdeel van de hoogwaardige busverbinding.

Alternatieven en varianten

Gezien de gefaseerde ontwikkeling van BIC is voor de milieueffectenstudie onderscheid gemaakt in alternatieven en varianten tot 2020 en alternatieven en varianten tot 2030. Voor de situatie in 2020 bevatten de alternatieven de ontwikkeling van BIC-Zuid en de infrastructurele maatregelen volgens de Challenge variant (met drie mogelijke tracés voor de weg tussen GDC Acht en de aansluiting Best op de A58). Voor de situatie in 2030 bevatten de alternatieven de drie infravarianten en de clusters (in totaal 50 dan wel 65 ha uitgeefbaar) van de ontwikkeling van BIC.

verplichtDrie varianten voor infrastructuur met één stedenbouwkundige opzet in BIC-Zuid in 2020.

Conclusie MER

Het MER richt zich op de (milieugevolgen van) samenhangende ontwikkelingen in Brainport Park. De elementen van die ontwikkelingen zijn het raamwerk van wegen, watergangen en groen, alsmede de delen binnen het raamwerk waar bedrijven kunnen worden gevestigd. Omdat het project (als onderdeel van Brainport Avenue) valt onder de Crisis- en herstelwet vervalt de verplichting om alle alternatieven te onderzoeken. Het MER richt zich daarom op de voorgenomen stedenbouwkundige opzet van het gebied. Ten aanzien van het aspect weginfrastructuur zijn verschillende varianten onderzocht.

Uit deze alternatieven- en variantenvergelijking blijkt dat de verschillen in doelbereik (effecten op de verkeersdoorstroming en bereikbaarheid) en de milieueffecten tussen de varianten beperkt zijn. De vergelijking van de varianten spitst zich toe op de vergelijking tussen de verschillende tracés van de infrastructuur door het plangebied van BIC-Noord en de daarmee samenhangende ligging van de tracés ten westen van het Beatrixkanaal. Variant C heeft de meest positieve invloed op het doelbereik voor bereikbaarheid, echter bij deze variant doorsnijdt het tracé het archeologisch monument. Dit is niet het geval bij variant B. Op basis van de informatie in het MER heeft variant A niet de voorkeur vanwege het inpassingsknelpunt op de plaats waar de Ekkersrijt en de infrastructuur elkaar kruisen, en omdat variant A slecht past bij beoogde ruimtelijke kwaliteit van BIC.

Toetsingsadvies Commissie MER

De Commissie m.e.r. is gevraagd de kwaliteit van de informatie in het MER te beoordelen. Zij constateert in haar toetsingsadvies (d.d. 07-10-2015, rapportnummer. 3034-ts) dat het MER zeer toegankelijk is door de heldere structuur en het uitgebreide gebruik van kaarten en afbeeldingen. Het voornemen, dat bestaat uit meerdere activiteiten die op verschillende momenten tussen nu en 2030 gerealiseerd gaan worden, maakt het MER echter ook inherent complex. Daardoor wordt het moeilijk om voor ieder te nemen besluit informatie 'op maat' te leveren. De Commissie maakt om die reden in haar beoordeling onderscheid tussen de informatie die nodig is voor het eerst te nemen besluit (het bestemmingsplan voor BIC 1e cluster (ca. 8 ha), voor de aanpassing van de infrastructuur en tenslotte voor de besluiten over vervolgfasen van BIC.

De Commissie concludeert dat voor de realisatie van de volgende fasen van BIC en voor de aanpassing van de infrastructuur op enkele punten nog de volgende essentiële informatie ontbreekt:

  • de effecten van bebouwing en infrastructuur op de aanwezige natuurwaarden in het BIC-gebied ten noorden van de Oirschotsedijk worden in het MER ten onrechte als neutraal beoordeeld. Ook is geen rekening gehouden met negatieve effecten als gevolg van wijzigingen in de waterhuishouding. Omdat de alternatieven voor bebouwing en voor de ligging van infrastructuur hierin onderscheidend kunnen zijn, is op dit moment nog geen goed onderbouwde keuze mogelijk.
  • doordat kwantitatieve doelen voor bereikbaarheid in het MER ontbreken is niet duidelijk waarop de effectbeoordeling van de infrastructuur alternatieven en de vergelijking van de alternatieve tracés op de criteria bereikbaarheid, veiligheid en verbetering langzaam verkeer is gebaseerd. Een onderbouwde keuze voor één van de infrastructuuralternatieven is daardoor nu nog niet mogelijk.

De Commissie adviseert om voor de gesignaleerde tekortkomingen aanvullende informatie te verstrekken, voordat besluiten worden genomen over vervolgfasen van BIC en de aanpassing van de infrastructuur.

In de zomer van 2016 is op bovengenoemde punten een aanvullling op het MER opgesteld (Bijlage 2 van deze toelichting, "Gebiedsontwikkeling Brainport Park", Aanvulling MER, van Anteagroup, d.d. 20 oktober 2016, projectnr. 243878). De Commissie MER heeft in november 2016 op basis van de aanvulling op het MER een nieuw toetsingsadvies uitgebracht. De Commissie oordeelt positief en concludeert dat:

"Op basis van de informatie in het MER en de Aanvulling kunnen de gemeenten een goed onderbouwde keuze maken tussen de tracés voor nieuwe infrastructuur ten noordwesten van Eindhoven mits gekozen wordt voor een bebouwingscluster in BIC-Noord van 65 ha met 680.000 m2 bedrijfsoppervlak. De effectbeoordeling van het MER is in de Aanvulling aangepast op de aspecten bereikbaarheid en natuur. Het meest noordelijke tracé (tracé C) scoort hierdoor overall slechter dan de zuidelijker gelegen tracés (tracé A en B)".

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

Voorliggend wijzigingsplan maakt het mogelijk om een brug over de beek de Ekkersrijt te realiseren in het noordelijk deel van de Brainport Industries Campus (BIC). Deze brug is onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park en is al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. De vestiging van nieuwe bedrijven is niet aan de orde. Ook zijn er geen bedrijven in de omgeving aanwezig die een belemmering vormen voor dit plan.

4.3 Geluid

4.3.1 Wettelijk kader

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.

De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.

Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.

In het plangebied van het voorliggende wijzigingsplan liggen geen geluidgevoelige bestemmingen en er worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. De brug, die in voorliggend plangebied is voorzien, is onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park en is al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. Binnen het plangebied van dit wijzigingsplan wordt een weg met een zone als bedoeld in artikel 74 Wet geluidhinder mogelijk gemaakt. Binnen de geluidzone van de brug in het plangebied liggen geen geluidgevoelige bestemmingen.

4.3.2 Wegverkeerslawaai

Voorliggend wijzigingsplan maakt het mogelijk om een brug te realiseren in BIC-Noord. Deze brug is onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park en is al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. De akoestische consequenties van de aanleg van de verschillende infrastructurele maatregelen van het het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' voor de aangrenzende geluidgevoelige bestemmingen zijn door Antea Group in beeld gebracht (zie Bijlage 3 en Bijlage 4 bij deze toelichting).

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd op basis van het Voorlopig Ontwerp. In de uitwerking naar Definitief Ontwerp is het tracé van de wegenstructuur Brainport Park op enkele punten gewijzigd. In een oplegnotitie zijn de effecten van deze ontwerpoptimalisaties beschouwd (Bijlage 4 bij deze toelichting).

In de akoestisch rapport en de oplegnotitie bij het akoestisch rapport staan de berekeningsresultaten weergegeven. Uit dit rapport en de oplegnotitie blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op de nieuw aan te leggen weg over BIC-Noord de geluidbelasting ter plaatse van de (niet) geluidgevoelige bestemmingen ten hoogste 48 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Uit de rekenresultaten van de in Bijlage 4 van deze toelichting opgenomen oplegnotitie bij het akoestische onderzoek blijkt dat, ten gevolge van de aanleg van de weg over BIC-Noord ter plaatse van onderhavig plangebied bij de geluidgevoelige bestemmingen de waarde van 41 dB nergens wordt overschreden.

4.3.3 Industrielawaai

In het plangebied van voorliggend wijzigingsplan liggen geen geluidgevoelige bestemmingen en er worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Verder zijn zoneringsplichtige bedrijven (grote lawaaimakers) in de zin van de Wet geluidhinder in dit plan niet toegestaan. Industrielawaai speelt hierdoor geen rol in dit plan. Het plangebied ligt niet in de zone (dB(A)) van Vliegbasis Eindhoven.

4.3.4 Luchtvaartlawaai

Het plangebied ligt op enige afstand (circa 2 km) van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militaire luchthaven met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). De Wet luchtvaart regelt het gebruik van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen in Nederland. De wet voorziet in regels over besluitvorming en normen voor alle luchthavens. Op basis van deze wet is voor luchthaven Eindhoven een luchthavenbesluit vastgesteld.

De Wet luchtvaart regelt onder andere dat grenswaarden moeten worden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen. Deze geluidsbelasting wordt uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). De nadere regelgeving over de geluidsbelasting staat in het Besluit militaire luchthavens. De grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor het burgerluchtverkeer en voor het militaire luchtverkeer is in beginsel 35 Ke. Deze grenswaarde geldt voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen (art. 1 Besluit militaire luchthavens jo artikel 1.1 Bouwbesluit 2012) en voor standplaatsen en ligplaatsen.

De ligging van de Ke contouren is opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven. In bijlage 7 is de 35 Ke contour voor het militaire luchtverkeer aangewezen en in bijlage 8 de contour van het commercieel burgerluchtverkeer. De cumulatieve Ke contouren staan in bijlage 3. De 35 Ke contour is tevens in het Barro en Rarro verwerkt. Hierbinnen zijn geen geluidsgevoelige objecten (woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede standplaatsen en ligplaatsen) toegestaan. Het plangebied ligt binnen deze geluidszone. Omdat in voorliggend bestemmingsplan geen geluidgevoelige bestemmingen liggen en er geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt speelt luchtvaartlawaai geen rol in dit plan.

verplicht

Cumulatieve Ke-contouren luchthaven Eindhoven zoals opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Wettelijk kader

Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.

4.4.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:

  • woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
  • kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Luchtkwaliteit wijzigingsplan

Voorliggend wijzigingsplan maakt het mogelijk om een brug te realiseren in BIC-Noord. Deze brug is onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park en is al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. Het totale project "Brainport Park" is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betekent dat met deze ontwikkeling rekening is gehouden in het kader van de luchtkwaliteit. In het kader van het wijzigingsplan is geen toets nodig aan de normen van de luchtkwaliteit. Met de NSL-monitoringstool wordt jaarlijks de luchtkwaliteit gemonitord en gerapporteerd.

4.4.3 Besluit gevoelige bestemmingen

Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.

Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemmingen' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.

In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.

Het wijzigingsplan maakt geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk. Het wijzigingsplan verandert ook niet het tracé van Rijkswegen of provinciale wegen.

4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen (inrichtingen, transportroutes en buisleidingen). Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Voorliggend wijzigingsplan maakt het mogelijk een brug te realiseren in BIC-Noord. Deze brug is onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park en is al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. In het plangebied zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig en/of mogelijk.

4.5.1 Wettelijk kader

Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt; april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het Plaatsgebonden risico en het Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';

Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Het plangebied
Hieronder wordt beschreven of nabij het gebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Transport
Het projectgebied ligt nabij de Rijkswegen A2 en A58. Over deze wegen worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De basisnetafstand (maximale PR 10-6 contour) van de A2 reikt niet tot het projectgebied. Het plaatsgebonden risico van de A2 is daarom geen relevant thema. De Basisnetafstand (maximale PR 10-6 contour) van de A58 reikt ook niet tot het plangebied. Het plaatsgebonden risico van de A58 is daarom geen relevant thema.

verplicht

Uitsnede Geofundament Eindhoven (d.d. 19-11-2018) ter plaatse van BIC-Noord met daarop de risicocontouren voor wegen (A2 en A58) in het groen en voor het vliegveld in het blauw. Het plangebied ligt ongeveer ter plaatse van rode rechthoek.

Groepsrisico

Het projectgebied ligt niet in het invloedsgebied van de snelwegen. Het groepsrisico van de snelwegen is daarom geen relevant thema. In het milieueffectrapport zijn de effecten van de volledige ontwikkeling Brainport Park op het groepsrisico onderzocht. Het groepsrisico van de A58/A2 ligt in de huidige situatie ruim onder de oriëntatiewaarde (Milieueffectrapport Gebiedsontwikkeling Brainport Park, bijlage 1 bij deze toelichting).

Ook als gevolg van de nieuwe infrastructuur kan het groepsrisico toenemen. Echter de omliggende wegen kennen geen effect. Hierdoor is er ook als gevolg van de nieuwe infrastructuur geen effect te verwachten.

Luchthaven Eindhoven

Wetgeving
Het plangebied ligt in de nabijheid van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militair vliegveld met medegebruik door de burgerluchtvaart. De luchtvaart wordt beschouwd als een risicovolle activiteit. De voormalige Luchtvaartwet kende nog geen normstelling en beoordelingskader voor externe veiligheid. In de vigerende Wet luchtvaart is het reguleringsregime uitgebreid met de milieuthema's externe veiligheid en lucht. Het regiem voor externe veiligheid is voor burgerluchthavens direct in werking getreden. Voor een militair vliegveld kan de minister van defensie besluiten dat te doen. De minister kan van die mogelijkheid op een nader te bepalen tijdstip gebruik maken.

Regelgeving voor luchthaven Eindhoven
Eind 2009 is de Regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML) in werking getreden. Op basis van deze regelgeving moet een luchthavenbesluit worden opgesteld, waarin een grenswaarde voor externe veiligheid kan worden opgenomen. Het Luchthavenbesluit Eindhoven is op 1 oktober 2014 in werking getreden, zonder dat daarin regels over externe veiligheid zijn opgenomen. Voorafgaand aan deze procedure is een milieueffectrapportage (m.e.r.) uitgevoerd. In het MER zijn o.a. de gevolgen voor geluid, de luchtkwaliteit en externe veiligheid weergegeven voor de maximaal mogelijke gebruiksruimte van de luchthaven.

Ruimtelijk interimbeleid voor luchthaven Eindhoven

In een brief van 28 oktober 2009 van het (voormalig) Ministerie van VROM is het ruimtelijke interimbeleid voor externe veiligheid voor de luchthaven Eindhoven opgenomen. In de bijlage van deze brief staan de voorwaarden opgenomen waaraan een gemeente zich moeten houden binnen de 10-6 en 10-5 plaatsgebonden risicocontouren van luchthaven Eindhoven. Dit beleid betekent dat:

  • er geen objecten mogen worden geprojecteerd in de 10-5 PR contour waar mensen verblijven;
  • voor zogenoemde 'pijplijnplannen' (voor gemeente Eindhoven zijn dat BIC en GDC Acht Noord) binnen de 10-6 PR-contour geldt een personendichtheid van 100 personen per hectare (richtwaarde) waarbij de bebouwing zo laag mogelijk wordt gehouden;
  • functies voor groepen beperkt zelfredzame mensen, grote publiekstrekkers en evenementen worden uitgesloten.

Onderhavig plangebied ligt niet binnen de 10-6 en 10-5 plaatsgebonden risicocontouren vanwege de luchthaven Eindhoven. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voor luchthavens bestaat geen wet- en regelgeving ten aanzien van groepsrisico. Dit aspect is daarom tevens geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

verplicht

Uitsnede Geofundament Eindhoven (d.d. 19-11-2018) ter plaatse van BIC-Noord met daarop de risicocontouren voor wegen (A2 en A58) in het groen en voor het vliegveld in het blauw. Het plangebied ligt ongeveer ter plaatse van rode rechthoek.

4.5.2 Gemeentelijk beleid: Visie Externe Veiligheid

De Gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de Visie externe veiligheid vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen wordt omgegaan met het veilig stellen van een acceptabel niveau voor risico's in het kader van externe veiligheid en de beheersbaarheid ervan. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen (o.m. het gebied > 200m van het spoor) een verantwoording van het groepsrisico uitgewerkt.

Verantwoording groepsrisico

Voorliggend wijzigingsplan maakt het mogelijk een brug te realiseren in BIC-Noord. Deze brug is onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park en is al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. In de toelichting (par. 5.5) van het hierboven genoemde bestemmingsplan is over de verantwoording van het groepsrisico vanwege de wegenstructuur Brainport Park het volgende vermeld.

De wegenstructuur Brainport Park betreft wegen welke niet zijn opgenomen in het Basisnet weg. Dat betekent dat over deze wegen geen structureel omvangrijk vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, zodat het niet noodzakelijk is om hiervoor een risicoplafond vast te stellen. Dat de wegen niet in het basisnet zijn opgenomen betekent echter niet dat er geen vervoer van gevaarlijke stoffen over deze wegen plaatsvindt. De omvang hiervan is echter zodanig beperkt dat er geen 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico is, en dus ook geen juridische beperkingen vanuit het plaatsgebonden risico bestaan. Het vervoer en de populatiedichtheid in de omgeving is ook zodanig beperkt dat het groepsrisico, bepaalt met behulp van de vuistregels, lager zal zijn dan 10% van de oriëntatiewaarde. Dit betekent dat op basis van artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes een beperkte verantwoording van het groepsrisico mag plaatsvinden voor de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

De brandweer ziet verder geen bezwaren tegen de voorgestelde plannen in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'.

4.5.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig wijzigingsplan.

4.6 Duurzaamheid

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Onderstaande tekst legt concreet uit wat we als stad willen en waar dat op gebaseerd is.

  1. CO2 reductie

Het klimaat verandert door de toegenomen uitstoot van CO2. Dat gaat sneller dan we gedacht hadden. De temperatuur op aarde neemt toe waardoor de weersomstandigheden extremer worden: meer hitte, meer droogte, hevigere neerslag, meer stormen enz. Om de gevolgen van de klimaatverandering beperkt te houden, moet de CO2 uitstoot drastisch dalen. Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken: het klimaatakkoord van Parijs. Eindhoven onderschrijft dat akkoord door de in 2016 vastgestelde Klimaatverordening040. Hierin is vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. In januari 2017 heeft de gemeenteraad in het Klimaatplan 2016-2020 de doelstellingen van de klimaatverordening uitgewerkt.

2 Circulaire Economie

Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur. In ons plan van aanpak CE 2018-2020 hebben we de rijksambitie om in 2050 een circulaire economie te hebben onderschreven net als de ambitie om in 2030 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken.

3) Natuur

Eindhoven de groenste! Groene daken en gevels, biodiversiteit, klimaatadaptatie (het wordt steeds warmer en natter), stadslandbouw en aantrekkelijk groen voor recreatie, ontspanning en bewegen. Hoe dragen nieuwe en herontwikkelingen in Eindhoven hieraan bij? Brengt het schade toe aan bestaande natuur of biedt het kansen voor toevoeging/uitbreiding?

4. Sociale basisbehoeften

The Natural Step neemt de 9 menselijke behoefte van Manfred Max Neef als uitgangspunt. Omdat het hier om ruimtelijke projecten en activiteiten gaat, richten wij ons op de ruimtelijke component van deze basisbehoeften. We hebben het dan over klimaatadaptatie; gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid; openbare ruimte om te ontmoeten en bewegen; bereikbaarheid van voorzieningen en het betrekken van bewoners bij projecten. Daarnaast spelen de sociale menselijke basisbehoeften wel een rol bij de aanschaf van materialen en diensten (we willen dat er maatschappelijk verantwoord ingekocht wordt).

Specifiek Eindhovens

Daarnaast is er nog een aantal factoren die we specifiek op dit moment en in deze stad belangrijk vinden en die we extra waarderen. Het gaat dan om de zichtbaarheid van de duurzame successen, de duurzaamheid van de betrokken partijen zelf (hun MVO beleid) en het aansluiten bij het DNA van Eindhoven: TDK (technologie, design en kennis). Wat dat laatste betreft sluit innovatie daar dus goed bij aan.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MVO is een integrale visie op een duurzame bedrijfsvoering. Een bedrijf dat maatschappelijk verantwoord onderneemt, maakt bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging tussen de verschillende maatschappelijke en economische effecten hiervan, en houdt hierbij rekening met stakeholderbelangen. Elke bedrijfsbeslissing heeft immers invloed op de stakeholders (belanghebbenden) van een bedrijf. Dat kunnen medewerkers of klanten zijn, maar bijvoorbeeld ook omwonenden, leveranciers, investeerders en ook 'de maatschappij' in algemene zin.

4.6.1 Planbeschrijving

Voorliggend wijzigingsplan maakt het mogelijk om een brug over de beek de Ekkersrijt te realiseren in BIC-Noord. Deze brug is onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park en is al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. De nieuwe wegenstructuur in Brainport Park zal een doorsnijding van de bestaande natuur tot gevolg hebben. Om de gevolgen voor de natuur te beperken wordt de infrastructuur landschappelijk ingepast. Verder wordt de natuur zoveel als mogelijk gecompenseerd in de directe omgeving waar de verstoring plaatsvindt.

Daarnaast wordt in het wegontwerp rekening gehouden met een dusdanige dimensionering zodat er long vehicles (road trains) gebruik van kunnen maken. Dat maakt een efficiënte manier van transport mogelijk.

Andere elementen aan de nieuwe wegenstructuur in Brainport Park die duurzaamheid stimuleren zijn:

  • aanleg van HOV;
  • aanleg van een bescheiden wegprofiel met beperkt ruimtegebruik;
  • stimuleren van fietsgebruik door uitstekende fietsverbindingen;
  • het voorkomen van verkeersopstoppingen (luchtkwaliteit) door verkeer zo snel als mogelijk naar de hoofdwegenstructuur te leiden.

Daarnaast wordt er gestreefd naar duurzame toepassingen zoals warmteopslag vanuit het wegdek. De uitvoerbaarheid hiervan en de toepassing binnen het gehele project wordt in een later stadium bepaald. In de aanbesteding zullen duurzaamheidscriteria worden gesteld waarop kan worden gescoord. Dit gaat met name over energiebesparing in het productieproces, kansen voor innovatieve oplossingen, het gebruik van duurzame materialen en sociale particpatie.

4.7 Bodem

Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn al deze gegevens geregistreerd.

Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen.

Op basis van een onderzoek uit 2016 (Rapport verkennend bodem-, asfalt- en funderingsonderzoek wegenstructuur Eindhoven Noordwest, Oirschot en Best, kenmerk 181210-1 (ter vervanging 154649-1 en 154649-2)), blijkt dat ter plaatse van onderhavig plangebied geen noemenswaardige verontreinigingen zijn aangetroffen (zie onderstaande figuur).

verplicht

4.8 Natuur

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden. Door de inwerkingtreding van deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet komen te vervallen. Het is de bedoeling dat deze nieuwe wet en de bijbehorende Bnb en Rnb uiteindelijk opgaan in de nieuwe Omgevingswet waarvan verwacht wordt dat die in 2021 in werking treedt. Met het van kracht worden van deze wet komen vrijwel alle verantwoordelijkheden bij de provincies te liggen.

4.8.1 Wet natuurbescherming

De nieuwe wet beoogt zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de Europese kaders (o.a. vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Volgens de wetgever is hiermee sprake van een hoog beschermingsniveau van de natuur. De Europese beschermingskaders zijn met het oog op een goede doorwerking en duidelijkheid over de consequenties daarvan zo veel mogelijk één-op één opgenomen in de wet zelf. Alleen voor zover nodig voor een adequate bescherming van natuurwaarden die niet beschermd worden door Europese regelgeving, voorziet de Wnb in een aanvullende bescherming. Dit betreft bijvoorbeeld de bescherming van diersoorten die niet vallen onder de Europese beschermingskaders. Door de integratie van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet in de nieuwe Wnb is er nog maar één natuurvergunning nodig van één bevoegd gezag.

Houtopstanden

De regeling zoals die was vervat in de voormalige Boswet is grotendeels ongewijzigd overgenomen in de Wnb en is gericht op het behoud van het bosareaal en is van toepassing op alle bossen en houtopstanden buiten de door de gemeenteraad in dat kader vastgestelde grenzen van de bebouwde kom, die een grotere oppervlakte beslaan dan 1.000 m2 en op rijbeplantingen van meer dan 20 bomen.

verplicht

Kaart: grens bebouwde kom Wet Natuurbescherming, vastgesteld door gemeenteraad d.d. 27 november 2018. Deze komgrens is in werking getreden d.d. 25 februari 2019, gepubliceerd gemeenteblad 2019, nr. 44385.

De Wnb (artikel 4.1) vindt geen toepassing als het gaat om onder andere:

  • houtopstanden op erven en tuinen
  • windschermen langs boomgaarden
  • wegbeplantingen en eenrijige beplanting van populier of wilg op of langs landbouwgronden en waterwegen
  • fruitbomen
  • naaldbomen (bedoeld als kerstbomen niet ouder dan 20 jaar)
  • kweekgoed.

Voor het (doen) vellen van een houtopstand (geheel of gedeeltelijk) die onder de Nbw valt, moet eerst een melding bij Gedeputeerde Staten worden ingediend. Verder moet de eigenaar (of degene die een beperkt genotsrecht heeft op de grond) er voor zorgdragen dat binnen drie jaar nadat tot velling is overgegaan het betreffende perceel opnieuw en op bosbouwkundig verantwoorde wijze is herplant. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen teneinde de herplantplicht uit te voeren op een ander perceel dan het perceel waar de velling heeft plaatsgevonden.

Wnb en onderscheid in gebieden

De Wnb gaat uit van vijf gebiedssoorten te weten: Natura 2000-gebieden, het Natuur Netwerk Nederland, bijzondere nationale natuurgebieden, nationale parken, bijzondere provinciale natuurgebieden en bijzondere provinciale landschappen. De Wnb verplicht tot het tot stand brengen van het Natuur Netwerk Nederland en tot het aanwijzen van Natura 2000-gebieden, die beide van cruciaal belang zijn voor het nakomen van de verplichtingen uit de Habitatrichtlijn.

De provincies kunnen voor de bescherming van het Natuur Netwerk Nederland, de bijzondere provinciale natuurgebieden en bijzondere provinciale landschappen zorg dragen door die gebieden op te nemen in de provinciale ruimtelijke verordeningen door daarin te bepalen dat die in de door de gemeente vast te stellen bestemmingsplannen dienen te worden beschermd. Voor de Natura 2000-gebieden en bijzondere nationale natuurgebieden voorziet de Wnb zelf in verschillende beschermingsregimes, waaronder een vergunningenregime, een toetsingsregime voor (bestemmings)plannen aan de zorgplicht, het programma en het beheerplan. Het aanwijzen van andere soorten natuurgebieden is op grond van deze Wnb niet uitgesloten.

Uittgangspunt voor bestemmingsplannen waarin gebieden zijn begrepen die behoren tot het Natuur Netwerk Nederland is dat deze geen mogelijkheden mogen bieden voor ruimtelijke ontwikkelingen die (per saldo) een siginficante aantasting tot gevolg hebben van de wezenlijke waarden en/of kemerken en/of een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden en/of van de samenhang tussen die gebieden. Alleen als sprake is van een groot openbaar belang én er geen reële alternatieven zijn én mits de negatieve effecten worden gecompenseerd kan van dit uitgangspunt worden afgeweken.

Natura 2000-gebieden

Natura 2000-gebieden worden aangewezen door de minster van EZ. Hij is ook bevoegd om eerder genomen besluiten geheel of gedeeltelijk te wijzigen of in te trekken. In het aanwijzingsbesluit dient beschreven te worden voor welke vogel- en habitatsoorten en habitattypen het gebied wordt aangewezen alsmede de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (voor zover nodig ter uitvoering van de Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (voor zover nodig ter uitvoering van de Habitatrichtlijn).

Het beheerplan

Voor Natura 2000-gebieden dienen door Gedeputeerde Staten van de provincie waarbinnen het gebied zich bevindt, beheersplannen te worden vastgesteld die gericht dienen te zijn op het behoud of het herstel van een gunstige staat van instandhouding van de soorten en typen waarvoor het betreffende Natura 2000 gebied is aangewezen.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het wijzigingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.

Voorliggend wijzigingsplan maakt het mogelijk om een brug te realiseren in BIC-Noord. Deze brug is onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park en is al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. De hydrologische consequenties van de aanleg van de verschillende infrastructurele maatregelen van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' zijn in de waterparagraaf van de toelichting van dat bestemmingsplan al in beeld gebracht. Met dit wijzigingsplan veranderen deze hydrologische gevolgen niet tot nauwelijks. Daarom zijn slechts de meest relevante paragrafen uit de waterparagraaf van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' hieronder overgenomen.

5.2 Huidige Situatie Van Het Watersysteem

5.2.1 Checklist watersysteem

Checklist Watersysteem
Hoofdwatergang cq open water Ja, Ekkersrijt
Zijwatergang Ja, diverse B-waterlopen
Keurgebied binnen plangebied? Ja, langs watergangen
Binnen 25-100 jaarszone? Nee
Binnen boringsvrije zone? Nee
Ecologische verbindingszone? Ja, de zone langs de Ekkersrijt is aangewezen als EVZ
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? Nee
Attentiegebied EHS
Rioolwatertransportleiding Nee
Waterschap gemaal Nee
Landelijke afvoernorm binnen plangebied 60 mm (de afvoer naar oppervlaktewater mag maximaal 1 l/s/ha zijn)
Verdachte/verontreinigde locaties? Nee
Infiltratie praktisch mogelijk? Door de lemige ondergrond infiltreert het water moeizaam.

5.2.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water

Het plangebied ligt in en aan de rand van het dal van de Ekkersrijt. Het gebied ligt nabij de rijkswegen A2 en A58 en het Beatrixkanaal. Het deel dat het tracé doorkruist is in de huidige situatie nagenoeg onbebouwd. De nieuwe infrastructuur kruist zowel de Ekkersrijt als het Beatrixkanaal.

5.2.3 Oppervlaktewater

In het gebied loopt de Ekkersrijt, een waterloop die slechts een deel van de tijd watervoerend is. De zone langs het kanaal en de Ekkersrijt is aangewezen als zoekgebied voor zowel ecologische verbindingszone als voor behoud en herstel van waterlopen. Naast de Ekkersrijt zijn nog B-waterlopen in het plangebied aanwezig.

5.2.4 Verharding

Het gebied waar de brug wordt gerealiseerd is nu onverhard.

5.2.5 Bodemopbouw

De bodem bestaat uit leemhoudend fijn zand afgewisseld met leemlenzen. De bodem kan worden gekarakteriseerd als matig tot slecht doorlatend.

5.2.6 Grondwater

Nabij de Ekkersrijt komt het grondwater tot circa 30 cm onder het maaiveld. Het grondwater kan in droge periodes wegzakken tot 80 tot 120 cm onder het maaiveld.

5.2.7 Regenwater

Het regenwater infiltreert voor het grootste deel. Bij zwaardere neerslag zal het overtollige water via greppels, watergangen en via het maaiveld afstromen naar de Ekkersrijt.

5.3 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem

De gemeente Eindhoven heeft samen met RHDHV het ontwerp van het toekomstig afwateringssysteem van de toekomstige infrastructuur uitgewerkt. De uitwerking is toegelicht in het rapport “Waterhuishouding Challenge variant, gemeente Eindhoven, maart 2016”. In deze rapportage is ook het betreffende deel nabij de Ekkersrijt opgenomen.

5.3.1 Verharding

Het verhard oppervlak van de brug zal in een aparte waterberging worden opgevangen voordat het vertraagd wordt afgevoerd naar de Ekkersrijt.

5.3.2 Berging

De berging van het hemelwater vindt plaats in oppervlakkige voorzieningen waarbij een standaard profiel wordt toegepast (0,5 m bodembreedte, talud 1:1,5 en bodemhoogte 1 m –mv.) over de lengte van de weg (tweezijdig).

Voor de berging is rekening gehouden met 0,5 m waterdiepte in het profiel. De opvang voorziening van het hemelwater moet voldoen aan 60 mm waterberging (beleid waterschap de Dommel). Hiervan mag 1 l/s/ha (ten opzichte van het bruto oppervlak) worden afgevoerd. De afvoercapaciteit van de watergang moet hierin voorzien. De benodigde berging wordt niet gerealiseerd in de leggerwatergangen. Daar waar de bergingsvoorzieningen afwateren op Ekkersrijt wordt deze afvoer gemaximaliseerd op 1 l/s/ha.

Voor de berging is ruimte gereserveerd in het ontwerp. Het geborgen water zal deels infiltreren en deels vertraagd worden afgevoerd naar de Ekkersrijt. Het beheer en onderhoud van de bergingsvoorzieningen vindt plaats vanaf de 3,5 m tot 4 m brede obstakelvrije strook langs de weg. Voor het beheer en onderhoud van de watergangen en bergingsvoorzieningen met een A- status is een obstakelvrije zone van 5 m vanaf de insteek vereist. Het betreft de locaties weergegeven in onderstaande figuur 6.2.

verplicht

Figuur 6.2: locaties met 5 m brede obstakelvrije zone t.b.v. onderhoud

Voor een uitgebreide beschrijving van de uitwerking van de berging per wegvak wordt verwezen naar de bovengenoemde notitie van RHDHV en het “Waterhuishouding Challenge variant, gemeente Eindhoven, 2016”. De nadere uitwerking van de waterhuishouding vindt plaats in overleg met de waterbeheerder.

5.3.3 Oppervlaktewater

Het dempen van de huidige waterlopen ten gevolge van de aanleg van de weg en de brug dient gecompenseerd te worden in nieuw aan te leggen oppervlaktewater. De nieuwe watergangen kunnen vertraagd leeglopen naar de Ekkersrijt door middel van het toepassen van een stuw met doorlaat. Het oppervlaktewater in de omgeving zal zijn functie als afvoerende waterlopen blijven behouden. De nadere uitwerking van de waterhuishouding vindt plaats in overleg met de waterbeheerder.

5.3.4 Waterkwaliteit

De toegevoegde verharding betreft wegoppervlak. Bij de bouw zullen geen uitlogende stoffen worden gebruikt. Het hemelwater dat op de weg terecht komt zal over het algemeen via de 3,5 tot 4 m brede zuiverende berm onder vrij verval afwateren naar een oppervlakkige bergingsvoorziening. Daardoor zal de kwaliteit van het afstromende water hooguit beperkt worden beïnvloed.

5.3.5 Advies / overleg Waterschap

In het kader van het ontwerp heeft afstemming plaatsgevonden met het waterschap. De concept waterparagraaf is samen met het concept wijzigingsplan voorgelegd aan het waterschap. Bij brief van 1 februari 2019 stemt het waterschap in met de waterparagraaf voor dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Algemeen

Het wijzigingsplan "1e wijziging Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het wijzigingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.

6.2 Planmethodiek

Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.

6.3 Verbeelding

Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

6.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. DeInleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In"Artikel 1 Begrippen" wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Artikel 2 Wijze van meten" zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemming `Groen” (Artikel 3)

De landschappelijke inpassing van de weg door BIC-Noord vindt plaats in de bestemming `Groen´. Binnen deze bestemming zijn de volgende elementen mogelijk: groenvoorzieningen, bermen en beplanting, kunstobjecten, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Verder zijn deze gronden bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en natuurwaarden.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen -1' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling, behoud en herstel van ecologische waarden ten behoeve van de ecologische verbindingszone Ekkersrijt.

Bestemming `Verkeer” (Artikel 4)

Voorliggend wijzigingsplan maakt het mogelijk om een brug over de beek de Ekkersrijt te realiseren in het noordelijk deel van de Brainport Industries Campus (BIC). Deze brug is onderdeel van de wegenstructuur Brainport Park en is al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. Deze brug is een onderdeel van de verbindingsweg tussen het bedrijventerrein Goederendistributiecentrum Acht (GDC Acht) en de A58 via BIC-Noord. Deze bestemming is geprojecteerd op de brug c.q. verbindingsweg en die is primair gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Binnen deze bestemming is de realisatie van wegen mogelijk van ten hoogste 2x1 doorgaande rijstroken. Daarnaast zijn binnen deze bestemming tevens mogelijk voet- en fietspaden, groen- en parkeervoorzieningen, kunstwerken, geluidwerende- en faunavoorzieningen.

Bij de kruising met de Ekkersrijt is de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4 opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden op het maaiveld uitsluitend bestemd voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de ecologische waarden voor de ecologische verbindingszone Ekkersrijt. In afwijking hiervan zijn ter plaatse van deze aanduiding wel pilaren/palen van een brug toegestaan. De weg gaat hier namelijk over de ecologische verbindingszone heen met een brug.

Tot strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend indien binnen 4 jaar na 31 augustus 2018 de natuurcompensatie langs de Ekkersrijt overeenkomstig Bijlage 1 bij deze regels niet is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden.

Dubbelbestemming 'Waterstaat - Water' (Artikel 5)

De A-watergangen zijn, in samenspraak met het waterschap, met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Water' in het plan opgenomen. Hiermee is de instandhouding van de watergangen geborgd. Ten aanzien van de toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden is de Keur van het waterschap van belang. Deze heeft eenzelfde juridische status als het bestemmingsplan.

Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, de Algemene gebruiksregels, deAlgemene afwijkingsregels en de Overige regels.

In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrechten deSlotregel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Handhaving

Handhavingsnota Leefomgeving 2018-2021

In Eindhoven streven we naar een aantrekkelijke stad waar inwoners en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen. Voor het behoud van een prettige leefomgeving zijn regels nodig. Het voorkomen van overtredingen en de bereidheid om regels na te leven heeft een hoge prioriteit. Hoe dit wordt vormgegeven staat in de 'nota Handhaving Leefomgeving 2018-2021'. De nota is op 27 februari 2018 door het college vastgesteld. Het is een integraal beleidsplan waarin op hoofdlijnen de keuzes voor het handhaven van de fysieke leefomgeving staan beschreven. Op basis van de nota wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld waarin de aanpak wordt geconcretiseerd.

Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten

Exploitatieplan

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin een 'bouwplan' mogelijk wordt gemaakt, moet de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vaststellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten, die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt voor welke 'bouwplannen' een exploitatieplan moet worden vastgesteld. De ontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is geen 'bouwplan' als bedoeld in artikel 6.2.1. Bro. Hierdoor hoeft geen exploitatieplan voor dit plan te worden vastgesteld. De kosten voor zowel het opstellen als het realiseren van het plan worden bekostigd uit reeds beschikbare en toegezegde bijdragen en subsidies.

Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro

Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig wijzigingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 28 november 2018. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Bij de voorbereiding is overleg geweest met het waterschap De Dommel (zie paragraaaf 5.3.5).

9.3 Zienswijzen

Het ontwerp van het wijzigingsplan heeft met ingang van donderdag 22 augustus 2019 tot en met woensdag 2 oktober 2019 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp van het wijzigingsplan kenbaar te maken.

Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 21 augustus 2019 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp wijzigingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.

Naar aanleiding van de tervisielegging zijn geen zienswijzen ontvangen.

Bijlage 1 Milieueffectrapport Gebiedsontwikkeling Brainport Park

bijlage 1 Milieueffectrapport Gebiedsontwikkeling Brainport Park

Bijlage 2 Aanvulling Op Het Milieueffectrapport Gebiedsontwikkeling Brainport Park

bijlage 2 Aanvulling op het milieueffectrapport Gebiedsontwikkeling Brainport Park

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Bestemmingsplan 'Weginfrastructuur Omgeving Eindhoven-noordwest, Oirschot En Best'

bijlage 3 Akoestisch onderzoek bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'

Bijlage 4 Oplegnotitie Akoestisch Onderzoek

bijlage 4 Oplegnotitie akoestisch onderzoek

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan 1e wijziging Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best met identificatienummer NL.IMRO.0772.80338-0301 van de gemeente Eindhoven.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aardkundige waarden

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding, (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.7 abiotische waarde

geheel van waarden in verband met het abiotische milieu (=niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige verschijnselen zoals steilranden en bodemovergangen.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voorbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren.

glastuinbouwbedrijf:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend is gericht op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn.

grondgebonden agrarisch bedrijf;

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.

intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden vee, anders dan melkvee, weidevee of paarden, en/of het houden van pluimvee en/of pelsdieren de hoofdzaak is en waarbij dientengevolge sprake is van specifieke belasting van de leefomgeving en het natuurlijk milieu door stank/geur, mest en ammoniak.

niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.

paardenhouderij;

een agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het africhten van paarden dan wel het bieden van verblijf aan paarden (bijvoorbeeld paardenpension).

1.9 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling dat voldoet aan de meest actuele versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in het gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 belemmeringenstrook

een strook grond ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht en/of werken en werkzaamheden (niet zijnde bouwen) mogen worden uitgevoerd die van invloed kunnen zijn op de ongestoorde ligging van de buisleiding.

1.13 beperkt kwetsbaar object

  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  3. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een bevi- inrichting;
  4. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  5. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  6. objecten die met het onder a. tot en met e. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  7. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.14 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)

Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit wijzigingsplan.

1.15 bestaande situatie

bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;

bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijgebouw

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 boerderij

Een boerderij is een gebouw waarin de woonfunctie van een boerenbedrijf is gevestigd, in combinatie met interne bedrijfsruimte.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.

1.28 dagrecreatie

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.29 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.30 evenementen

een evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

1.31 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.34 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.35 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.36 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.37 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object

nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.

1.38 gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.

1.39 GR (groepsrisico)

een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.

1.40 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.41 hoofdgebouw

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.42 huishouden

een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is, die duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.43 invloedsgebied

gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.

1.44 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).

1.45 kleinschalig kamperen

Kleinschalig kamperen is een kampeerfunctie, uitsluitend als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf.

1.46 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.47 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.48 kwetsbaar object

  1. woningen, niet zijnde:
    1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
    2. bedrijfswoningen;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen;
    3. sociale werkplaatsen, of;
    4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting of;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting.

1.49 landschappelijke waarden

het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.

1.50 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.51 nevenactiviteiten

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.

1.52 Nota Parkeernormen 2016

parkeernormen vastgesteld op 17 mei 2016, gepubliceerd en in werking getreden op 10 juni 2016.

1.53 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.54 peil

0.30 m' boven de kruin van de weg.

1.55 PR (plaatsgebonden risico)

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.56 plasbrandaandachtsgebied

het gebied tot 30 meter van de weg of spoor waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand.

1.57 PR10-6/jaar contour

een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.58 regeling provinciale risicokaart

Regeling van de minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties van 20 april 2007, Stctr. 2007, nr 75.

1.59 registratiebesluit externe veiligheid

Besluit van 28 november 2006 (stb 2006, 656), houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid).

1.60 rijstrook

gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.61 stacaravan

een permanent kampeermiddel in de vorm van een caravan, die als een gebouw valt aan te merken.

1.62 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:

  • laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
  • laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  • hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
  • hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 2,5 m met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;
  • overig: vraatnetten, boomteelthekken.

1.63 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.64 verdieping

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.

1.65 voorgevel

de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.66 voorkeursgrenswaarde

de toelaatbare waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.67 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.68 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

1.69 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit wijzigingsplan.

1.70 Wet milieubeheer

Wet van 13 juni 1979 (Stb. 442) houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit wijzigingsplan.

1.71 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, nr. 566) houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit wijzigingsplan.

1.72 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.

1.73 woongebouw

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.74 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw, niet zijnde een woning, dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplanting;
  3. het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en natuurwaarden;
  4. kunstobjecten;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen -1' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling, behoud en herstel van ecologische waarden ten behoeve van de ecologische verbindingszone Ekkersrijt;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);

met daarbij behorende:

  1. extensieve recreatie, zoals voet-, fiets- en ruiterpaden;
  2. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.1 of lid 3.2.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gericht zijn op het natuurbelang of de natuurbeleving, zoals uitkijktorens, kijkhutten en vleermuiskelders, en met een maximale bouwhoogte van 6 meter.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten, alsmede opstelstroken, in- en uitvoegstroken en op- en afritten, bestaande uit maximaal 2x1 doorgaande rijstroken;
  2. voet- en fietspaden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. kunstwerken, zoals bruggen, tunnels of duikers;
  6. geluidwerende voorzieningen;
  7. faunavoorzieningen;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4' zijn de gronden op maaiveld uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling, behoud en herstel van ecologische waarden ten behoeve van de ecologische verbindingszone Ekkersrijt. In afwijking hiervan zijn wel pilaren/palen van een brug toegestaan;

met daarbij behorende:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels met het oog op de realisering van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of het opwekken van duurzame energie, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer tot maximaal 100 m2 (bvo) en een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 4.1 wordt in ieder geval gerekend indien binnen 4 jaar na 31 augustus 2018 de natuurcompensatie langs de Ekkersrijt overeenkomstig Bijlage 1 bij deze regels niet is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden.

Artikel 5 Waterstaat - Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. oppervlaktewateren, zoals beken en andere waterlopen, alsmede sloten, greppels, (infiltratie)vijvers ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
  2. waterberging en waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  1. andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere op de verbeelding aangewezen bestemmingen (enkelbestemmingen) gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot de vraag of door het bouwen het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 meter is;
  3. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 meter is.
  4. de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemmingsgrenzen met maximaal 5 meter te verschuiven en de grenzen van de (functie)aanduidingen zodanig te wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of wordt vergroot en de grenzen van die (functie)aanduidingen daarbij met niet meer dan 5 meter worden verschoven.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregels Nota Parkeernormen 2016 wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
  2. Als de onder sub a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

10.2 Afwijken van parkeereis

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 indien:

  1. uit een parkeeronderzoek blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  2. het voldoen aan de in lid 10.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 10.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

11.2 Afwijken

het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 11.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 met maximaal 10%.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan 1e wijziging Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best.

Bijlage 1 Natuurcompensatie Langs De Ekkersrijt

bijlage 1 Natuurcompensatie langs de Ekkersrijt

Bijlage 2 Waterberging

bijlage 2 Waterberging