Deelgebieden Woensel-Zuid 2021
Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven
Vastgesteld op 24-01-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Naar verwachting treedt op 1 juli 2022 de Omgevingswet in werking. Gemeente Eindhoven heeft ervoor gekozen om alle bestemmingsplannen op dat moment actueel te hebben. De bestemmingsplannen 'Woensel buiten de Ring' II 2006 en 'Limbeek - Woenselse Watermolen 2007' zijn ruim meer dan 10 jaar geleden vastgesteld. Om die reden is actualisatie nu aan de orde.
Het bestemmingsplan "Deelgebieden Woensel-Zuid 2021" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied ligt in het noordwestelijke deel van het stedelijk gebied van Eindhoven en bestaat uit het deelgebied Mensfort-Kronenhoef, een klein deel van De Barrier en de buurten Limbeek en Woenselse Watermolen.
Deelgebied Mensfort - Kronenhoef wordt begrensd door Boschdijk in het westen en loopt dan via de Pieter Zeemanstraat, de Groenewoudseweg en de straat Vredeoord rondom het gelijknamige voormalige Philips-terrein (dat zelf geen deel uitmaakt van dit bestemmingsplan). Vanaf de 2e Lieven de Keylaan loopt de grens dan weer terug naar de Boschdijk.
Het gebied De Barrier is voor een klein deel meegenomen, te weten het deel gelegen tussen de Barrierweg en de Alard du Hamelstraat. Vanaf de Boschdijk loopt de grens namelijk verder via de Alard du Hamelstraat naar de Dr. Berlagelaan. Daar loopt de lijn naar het noorden tot aan de 1e Lieven de Keylaan. De oostelijke grens ligt op de Dr. Cuyperslaan en de Kloosterdreef. In het zuiden ligt de begrenzing op de Kronehoefstraat/Marconilaan.
De buurt Limbeek wordt begrensd door de spoorlijn Eindhoven-'s-Hertogenbosch, de Marconilaan, de Boschdijk, Fellenoord en de Elisabethtunnel.
De buurt Woenselse Watermolen wordt begrensd door de Veldmaarschalk Montgomerylaan, de Onze Lieve Vrouwestraat, de John F. Kennedylaan en Fellenoord.
Luchtfoto met plangebied aangeduid met blauwe belijning
1.3 Voorgaande Plannen
Het bestemmingsplan "Deelgebieden Woensel-Zuid 2021" vervangt en actualiseert de volgende bestemmingsplannen":
- 'Woensel buiten de Ring II 2006', vastgesteld op 6 maart 2007;
- 'I Woensel buiten de Ring II 2006', vastgesteld op 20 juli 2010;
- 'II Woensel buiten de Ring II 2006 (Menno van Coehoornlaan)', vastgesteld op 15 maart 2011;
- 'III Woensel buiten de Ring II 2006 (Frankrijkstraat-Dr. Berlagelaan)', vastgesteld op 22 januari 2013;
- 'IV Woensel buiten de Ring II 2006 (Kloosterdreef 34-44)', vastgesteld op 21 augustus 2012;
- 'V Woensel buiten de Ring II 2006 (Frankrijkstraat 40)', vastgesteld op 25 juni 2013;
- 'VII Woensel buiten de Ring II 2006 (Boschdijk 366-Marterstraat)', vastgesteld op 28 november 2017;
- 'Limbeek-Woenselse Watermolen 2007', vastgesteld op 18 maart 2008;
- 'I Limbeek-Woenselse Watermolen 2007 (Einsteinstraat e.o.)', vastgesteld op 19 december 2017;
- 'Kennedylaan-Rachelsmolen (herinrichting kruising)', vastgesteld op 2 juni 2015
Daarnaast worden de volgende omgevingsvergunningen in dit bestemmingsplan verwerkt:
- Omgevingsvergunning Europalaan 3-5, definitief verleend op 9 juli 2013;
- Omgevingsvergunning Zernikestraat 2-20, definitief verleend op 12 september 2014;
- Omgevingsvergunning Lijmbeekstraat 199, definitief verleend op 18 december 2015;
- Omgevingsvergunning Lijmbeekstraat 128, definitief verleend op 24 mei 2018;
Verder is op 12 juni 2018 het "Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing" vastgesteld. Dit plan bevat bepalingen over parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing. Ook is op 24 november 2020 het "Paraplubestemmingsplan waterberging 2020" vastgesteld. Dit plan bevat bepalingen voor waterberging bij nieuwe ontwikkelingen. De bepalingen van beide paraplubestemmingsplannen zijn zoveel mogelijk in het bestemmingplan "Deelgebieden Woensel-Zuid 2021" verwerkt.
Toekomstige ontwikkelingen
Aan de Zoutstraat 2-4 speelt op dit moment een ontwikkeling die onvoldoende concreet is om te worden vertaald in het onderhavige bestemmingsplan en die om die reden niet wordt meegenomen in deze actualisatie. Door deze locatie niet in het plangebied van het actualiseringsplan op te nemen, komen de procedures niet met elkaar in de knel. Daarnaast kan op die manier participatie voor de ontwikkelgebieden plaatsvinden die recht doet aan de ontwikkelingen die hier plaatsvinden.
Ook het plangebied van het bestemmingsplan 'VI Limbeek-Woenselse Watermolen 2007 (Boschdijk Veste)' gelegen aan Boschdijk 131-139 is nu niet meegenomen in deze actualisatie, omdat dit een concrete ontwikkeling betreft en hiervoor een aparte procedure wordt gevolgd.
Locatie plangebied 'VI Limbeek-Woenselse Watermolen 2007 (Boschdijk Veste)'
Tot slot zijn er nog een aantal andere locaties waarvoor in de loop der tijd afzonderlijke specifieke bestemmingsplannen (zogenaamde postzegelbestemmingplannen) zijn opgesteld en die weliswaar binnen de genoemde plangrenzen van dit bestemmingsplan vallen, maar die geen onderdeel zullen gaan uitmaken van dit plan. Hiervoor blijven de betreffende postzegelbestemmingsplannen gelden. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen:
- 'VI Woensel buiten de Ring II 2006 (Van Vorststraat)', vastgesteld op 22 mei 2018;
- 'VIII Woensel buiten de Ring II 2006 (Kronehoef)', vastgesteld op 24 november 2020;
- 'IX Woensel buiten de Ring II 2006 (Egelstraat-Frankrijkstraat)', vastgesteld op 24 november 2020;
- 'II Limbeek-Woenselse Watermolen (hoek Marconilaan-Boschdijk)', vastgesteld op 23 januari 2018;
- 'IV Limbeek-Woenselse Watermolen (De Bunker)', vastgesteld op 27 november 2018;
- 'Vredeoord', vastgesteld op 20 september 2017;
- 'Uitwerking bestemmingsplan Vredeoord', vastgesteld op 5 februari 2019.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het wettelijk vooroverleg en de inspraak- en zienswijzeprocedure).
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historisch Perspectief
Algemeen
Eindhoven is ontstaan uit een middeleeuwse stad en de omliggende dorpen. Eén van deze dorpen was Woensel. Woensel wordt al in 1161 in een oorkonde van Paus Victor IV vermeld als "Gunsella" en wordt in de volgende eeuwen herhaaldelijk genoemd (oorkondenboek Noord-Brabant tot 1312, H.P.H. Camps). De oudste bewoningssporen dateren uit de volle middeleeuwen (2008 Archeologisch rapport nr. 30, Liesbet Van den Bruel en anderen). Het vroegere zelfstandige Woensel bestond uit verschillende gehuchten, die dikwijls aan een doorgaande weg lagen, zoals de Lijmbeekstraat, de inmiddels verdwenen Broekseweg die vanuit Eindhoven aansloot op de Eckartseweg-Zuid en de Frankrijkstraat en het verlengde daarvan. De middeleeuwse kern heette: 'De Oude Toren'. Deze naam verwijst naar de oude kerktoren uit de 15e eeuw die er nog steeds staat. Een mogelijke verklaring van de naam 'Woensel' is dat deze komt van Wodan, de godheid die door de Germaans-Frankische bewoners werd vereerd bij de Oude Toren. Rond 1900 lag het zwaartepunt rond de St. Petruskerk. Daar in de buurt werd toen ook de Woenselse Markt aangelegd. Door 'Eindhoven Vooruit', een voorloper van een woningcorporatie, werden twaalf arbeiderswoningen in twee rijen gebouwd. Deze woningen waren bedoeld als proef voor een buurtje.
Vanaf het einde van de 19e eeuw werd de bebouwing aan de radialen steeds meer uitgebreid, terwijl zich daarachter een landelijk gebied uitstrekte met akkers en weiden. De behoefte aan een sterke stedelijke structuur groeide. De architecten Cuypers en Kooken kregen de opdracht een ontwerp voor een stad te maken. Eindhoven moest "een gezonde, mooie, praktisch aangelegde industriestad" worden. Belangrijk element voor het ontwerpen van de hele stad was het zogenoemde 'tuinstadidee'. Het plan Cuypers-Kooken dateert van 1918 als voorbereiding op de annexatie. Het annexatieproces om tot één sterke gemeente te komen waarbij de vijf aanliggende dorpen samengaan met Eindhoven startte in 1920. Woensel werd een buitenwijk van Eindhoven. Het stadsdeel ten zuiden van De Ring kreeg de naam Woensel-Zuid. Woensel-Zuid bestaat uit de buurten Gildebuurt, Hemelrijken en de in dit bestemmingsplan gelegen buurten Limbeek en Woenselse Watermolen.
Intussen was in Woensel binnen De Ring al voor 1920 een moderne woonwijk opgetrokken langs de Hemelrijken e.o., die zich uitstrekte tot de Pastoriestraat. In de jaren twintig werd ook buiten de Ring gebouwd in onder meer de buurten Groenewoud (Edisonbuurt) en De Barrier. Het Pastoor van Arsplein is nog een voorbeeld van de toenmalige stedenbouwkundige visie: een buurtcentrum met kerk, winkels en nabije scholen in een gemêleerde wijk (arbeiders en middenstand).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog had de stad veel te lijden van de bombardementen. In de wederopbouwplannen stond de 'wijkgedachte' centraal. Daarin werd ook een nieuwe uitvalsweg naar het noorden opgenomen met een stedelijke bebouwing erlangs die bij de entree van de stad passend werd geacht. Aanvankelijk was de Veldmaarschalk Montgomerylaan als uitvalsweg bedoeld. Toen bleek dat de provincie hier niet mee wilde instemmen, werd op het einde van de weg een winkelcentrum aangelegd. Omdat nog niet bekend was waar de nieuwe weg wel zou komen, concentreerde de nieuwe woningbouw zich in deze tijd in het westen van het stadsdeel, onder meer lang de Dr. Berlagelaan (de oude uitvalsweg naar 's-Hertogenbosch). Langs de Veldmaarschalk Montgomerylaan en de John F. Kennedylaan ontstond de 'uitvalswegenarchitectuur' met hoge flats. Pas na de aanleg van de John F. Kennedylaan kwam de woningbouw in het oostelijk deel van Woensel op gang. Het stelsel van rondwegen waar Cuypers en Kooken vóór 1920 al de eerste aanzetten voor hadden gegeven, werd in de naoorlogse jaren langzaam voltooid. De Ring werd van grote betekenis voor de verbinding met de aanliggende stadsdelen Strijp en Tongelre.
In de jaren zestig en zeventig richtte de aandacht van de gemeente zich vooral op het centrumgebied en de stadsontwikkeling. Daartussen lag een vergeten gebied dat werd gebruikt voor verkeersdoorbraken. In de jaren negentig had men meer oog voor de stedenbouwkundige ruimtelijke kwaliteit. De wens ontstond om meer ruimtelijk te gaan verdichten, c.q. open plekken in de bebouwde kom te bebouwen. Door de economische welvaart werden eind jaren negentig veel kantoren gebouwd. Ook werd aandacht gevraagd voor een hoogwaardiger architectuur op basis van heldere ontwerpprincipes.
Mensfort
De buurt Mensfort is vernoemd naar een voormalig, twee kilometer noordelijker gelegen, gehucht. Het gebied is gebouwd in de naoorlogse tijd, 1945-1965, en telt nogal wat laagbouw-huurwoningen.
Kronehoef
De buurt Kronehoef is vernoemd naar een hoevecomplex dat al in 1378 werd genoemd als Gruythuys en dat aan de Pastoriestraat lag. De (vernieuwde) hoeve uit de negentiende eeuw is in 2021 gesloopt.
De buurt Kronehoef is zeer gemêleerd van opbouw, zowel qua functies (wonen/niet-wonen), als qua woningtypes (en dus ook bewoning).
De Barrier
Een klein deel van het bestemmingsplan ligt binnen de buurt De Barrier. De naam van de buurt verwijst naar het Woenselse tolhuis. Aan de Boschdijk lagen twee tolhuizen: de Achtse Barrier en de (Woenselse) Barrier. De Barrier lag net voorbij de hoek van de huidige Barrierweg. De buurt bestaat bijna volledig uit goedkope, vooroorlogse, gerenoveerde arbeiderswoningen. Het centrale deel wordt gevormd door de omgeving van het Hendrik de Keijzerplein met ongeveer 400 woningen.
Vredeoord
De wegstructuur rondom voormalige Philips-terrein Vredeoord, behoort eveneens tot het plangebied. De naam van de buurt verwijst naar het landgoed Vredeoord. Vredeoord kent een lange geschiedenis van transformaties. Het oorspronkelijke heidegebied werd in de negentiende eeuw bebost en voorzien van een landgoed: Landgoed Vredeoord.
Begin twintigste eeuw werd leem uit de bodem gewonnen. Nadat al het leem ontgonnen was, nam Philips zijn intrek in het gebied. Vredeoord werd een besloten kantorenpark, ontoegankelijk voor het publiek, maar wel met een herkenbaar baken: het Philips-hoofdkantoor. Dit markante gebouw is in 1964 gebouwd en onderscheidt zich door een bijzondere draagconstructie. Het gebouw is gelegen aan de Boschdijk en was tot 2001 het hoofdkantoor van Philips Nederland. Het gebouw was tot 1999 het hoogste gebouw van Eindhoven.
Limbeek
De naam 'Limbeke' werd al in 1273 genoemd. De Limbeek, of Lijmbeek, later Windgraaf vormde vroeger een natuurlijke grens tussen Woensel in het noorden en Strijp in het zuiden. Limbeek zou afgeleid zijn van limb-beek wat zo veel betekent als waterloopje bij het moeras. Limb betekent slappe bodem of weke prut. Als Windgraaf kwam hij in de 16e eeuw net voor de Emmasingel uit in de Gender om zo gezamenlijk de stadsgracht van Eindhoven in te stromen. De Windgraaf had als functie de afvoer van regenwater van de weilanden. Toen de riolering kwam werd hij overbodig. (J.Spoorenberg in de Eindhoven-encyclopedie).
Limbeek is een voormalig actiegebied in het kader van stadsvernieuwing. Plannen zijn indertijd met name gericht op woningverbetering en herinrichting van de openbare ruimte. Een voorbeeld hiervan is de Lijmbeekstraat. Al in het Algemeen Uitbreidingsplan van Eindhoven van 1930, opgesteld door De Casseres, staat deze locatie aangegeven als een te ontwikkelen woningbouwlocatie. Deze status behield het terrein in het Uitbreidingsplan van 1946, opgesteld door Kuiper. Een deel van Limbeek stond bekend als 'Terrein van Hapert', genoemd naar de daar gevestigde steenfabriek, één van de belangrijkste stenenleveranciers voor het Philips Woningbedrijf. Rond 1952 is deze locatie door Woningstichting Hertog Hendrik van Lotharingen ontwikkeld met de bouw van 555 woningen naar ontwerp van Arentzen en De Bruin.
Woenselse Watermolen
De naam Woenselse Watermolen is ontleend aan de vroeger bij de Brugstraat gelegen, uit de 16e eeuw daterende, Schimmelse Watermolen (de molen was veel ouder en wordt voor het eerst vermeld in 1379). Oorspronkelijk lag in dit gebied een eiken-berkenbos, dat al in de Romeinse tijd werd gekapt. In het gebied waren zeer grote hoogteverschillen aanwezig. De laaggelegen delen vormden een overloop van de Gender naar het Dommeldal. Het was een laagkomachtig gebied, waarnaar de naam Neckerspoel verwijst. Volgens de legende is een Necker een watergeest, die mensen in het water omlaag trekt. Het ontgonnen deel van het laaggelegen gebied vormde een graslandgebied, terwijl op de hoger gelegen delen bouwlanden of akkergebieden waren gelegen. De Broekseweg vormde de verbinding tussen Eindhoven en Son, terwijl deze weg tevens de grens was tussen de hooggelegen gebieden en het laagkomgebied.
De oudste bewoningssporen dateren uit de volle middeleeuwen (2008 Archeologisch rapport nr. 30, Liesbet Van den Bruel en anderen). In de omgeving van de kruising tussen de Brugstraat en de Broekseweg situeren historici de oudste bebouwing van Woensel, hoewel het gebied Woenselse Watermolen geen enkel element bevat dat verwijst naar het verleden. Door de sanering van de Broekseweg, de Brugstraat en de Pastoriestraat, de aanleg van de John F. Kennedylaan en de Veldmaarschalk Montgomerylaan, evenals het verleggen van de Dommel, werden alle banden met het verleden definitief verbroken. Indertijd werd besloten tot sanering, omdat de kwaliteit van het merendeel van de hier aanwezige panden bijzonder slecht was en omdat de Broekseweg niet ingepast kon worden in de nieuw ontwikkelde structuren. In de periode 1984-1989 werd er tussen de Veldmaarschalk Montgomerylaan en de John F. Kennedylaan nieuwbouw neergezet. De nieuwe buurt werd Woenselse Watermolen genoemd. De monumentale watermolen stond eigenlijk op het huidige terrein van de Technische Universiteit, tot ze in 1955 door de gemeente onnodig (naar later bleek) werd gesloopt om de grond bouwrijp te maken voor de Technische hogeschool Eindhoven.
2.2 Stedenbouwkundige Structuur
2.2.1 Opbouw
Woensel is één van de vijf lobben die rond het centrum van Eindhoven zijn ontwikkeld. Deze lobben zijn te vergelijken met een bloem waarvan de blaadjes (de lobben) rondom het hart zijn geformeerd. De scheiding tussen de lobben is duidelijk waarneembaar en wordt gevormd door groengebieden of bedrijventerreinen. Voor Woensel wordt de scheiding tussen de lobben gevormd door de westelijk en oostelijk gelegen groengebieden die vanuit het buitengebied lopen tot aan De Ring.
De structuur van het stadsdeel Woensel wordt bepaald door de radiale- en tangentstructuur ('rasterstructuur') van Eindhoven. De radialen verdelen Woensel als het ware in 'taartpunten' en worden gevormd door de toegangswegen naar het centrum van Eindhoven zoals de John F. Kennedylaan, de Huizingalaan-Dr. Cuyperslaan en de Boschdijk. De taartpunten worden doorsneden door zogenaamde ringwegen, waarvan De Ring de belangrijkste is. De ringwegen verbinden de radiale wegen, die als spaken in een wiel naar het centrum lopen. Belangrijke ringwegen, naast de reeds genoemde De Ring, zijn: Marathonloop-Hondsruglaan-Tempellaan en 1e Lieven De Keylaan-Winston Churchilllaan- Sterrenlaan.
Bij de opzet van het stadsdeel Woensel rond 1950 diende het toekomstige wonen van het 'Nieuwe Eindhoven' vormgegeven te worden. Het nieuwe stadsdeel ten noorden van de spoorbaan heeft een oppervlakte dat ongeveer 1/3 deel van de totale stadsoppervlakte bedraagt. Het uitbreidingsplan Woensel werd gezien al een grote sprong voorwaarts in de ontwikkeling van de stad. De uitvalsweg in noordelijke richting is een hoofdelement van het plan. De wijken en buurten zijn zelfstandige eenheden, ieder met een eigen centrum, en worden tussen de hoofdwegenstructuur gelegd. De invalswegen hebben een monumentaal en 'grootstedelijk' karakter door het brede profiel en de hoge woongebouwen daarlangs. Bij de hoofdopzet van het stadsdeel Woensel is gestreefd naar een duidelijke wijk- en buurtopbouw.
De industriële bouwmethoden bepalen het uiterlijk van de architectuur. Soms zijn zelfs geprefabriceerde bouwdelen en betonskeletten van gebouwen zichtbaar in het ontwerp. Veel rijtjeshuizen zijn voorzien van een langskap en in de vrije sectorclusters zijn vooral semi-bungalows gebouwd in traditionele stijl vrijstaand, één tot twee bouwlagen met kap. Bij oudere flatgebouwen is veel aandacht besteed aan de plasticiteit van de gevel, detaillering en ornamentering, wat bijvoorbeeld naar voren komt in de uitwerking van portieken, dakranden en balkons.
Mensfort
De buurt is in de periode 1960-1970 ontstaan volgens het idee van de 'Wijkgedachte'. Om de buurt aan te laten sluiten op de wegenstructuur van Woensel, werd toentertijd bijzondere aandacht besteed aan de Lieven de Keylaan die een parkachtig en recreatief karakter zou krijgen, als onderdeel van de groene gordel van het plan Woensel. Bij de hoofdopzet van Mensfort is de buurtopbouw afgeleid van de parochiegedachte. Men vindt hiervoor als centraal motief een grote speelweide waaraan grenzend het parochiecentrum, bestaande uit kerk met scholen en kleuterschool en een plein met buurtwinkels. Deze centrale groene ruimte vormt tevens voor een groot deel de scheiding tussen de grote complexen van eengezinshuizen aan de westzijde en de etagewoningen in een lossere groepering langs de oost- en noordrand. Omdat al het wijkverkeer buiten de wijk wordt omgeleid ontstaat een autoluw binnengebied.
Voorts valt op dat de bebouwingsrichtingen ontleend zijn aan de richtingen van de omgeven wegen. Het groene centrum vangt het hoekverschil op tussen de richtingen en krijgt daardoor een wigvorm.
De Dr. Berlagelaan is de centrale as van de buurt waarlangs de 'woonhoven' zich herhalen. Binnen deze woonhoven (of stempels) zijn ontsluiting, parkeren en groenvoorzieningen opgenomen. Door het ritme van blokken in laag- en middenhoogbouw ontstaat een goede ruimtewerking per eenheid.
Parallel achter de Dr. Berlagelaan ligt de Jan Heynslaan. Deze straat heeft een aangename afwisseling in groen en bebouwing, terwijl de verschillende bouwhoogtes goed op elkaar zijn afgestemd
Kronehoef
Het deel van de buurt Kronehoef dat deel uitmaakt van het plangebied wordt begrensd door de Barrierweg, Dr. Berlagelaan, Kloosterdreef, Kronehoefstraat en Boschdijk. Het woongebied is vrij gemêleerd en herbergt een groot aantal voorzieningen in zich zoals scholen en opleidingscentra, detailhandel, kantoren, bedrijven, horeca en een grote begraafplaats aan de Boschdijk. Relatief weinig woningen zijn voor 1945 gebouwd. Het grootste deel is in de periode 1945-1969 en na 1970 gebouwd. Door het relatief groot aantal plantsoenen en speelterreinen heeft de buurt een aantrekkelijk en groen karakter. In het hart van de buurt ligt een groot sport- en speelterrein aan de Van Vorststraat. De vorm van dit driehoekige groene hart ontstaat doordat de bebouwingsrichtingen ontleend zijn aan de richtingen van de omgeven wegen, de Dr. Berlagelaan de Van Thienenlaan. Het terrein vangt het hoekverschil op tussen de richtingen en krijgt daardoor een wigvorm. Ook de begraafplaats draagt bij tot het groene karakter van de buurt. Aan de Frankrijkstraat en Muntstraat ligt een tweetal gemeentelijke monumenten, een villa en een woonhuis. De straten zelf maken deel uit van het historisch stratenpatroon en zijn van voor 1900. Ook aan de Kloosterdreef liggen twee monumenten: het voormalig raadhuis van Woensel als rijksmonument en de apotheek als gemeentelijk monument. De Kloosterdreef en Kronenhoefstraat maken beide uit van het historisch stratenpatroon van voor 1900.
De Barrier
Het gedeelte van De Barrier omsloten door de Alard Du Hamelstraat, Barrierweg en Boschdijk maakt onderdeel uit van dit plan. Dit karakteristieke deel heeft een driehoekige vorm en bestaat voornamelijk uit vooroorlogse woningen, een kerk en enkele schoolgebouwen. Het hart van de als tuindorp ontworpen buurt bestaat uit een driehoekig plein dat congruent is aan vorm van de buurt. Aan de noordoostzijde wordt het plein begrensd door de kerk die samen met de pastorie en de aan het plein liggende woningen een stedenbouwkundig geheel vormt. De kerk, de pastorie, de woningen rond het Pastoor van Arsplein en aan de Sint Philomenastraat zijn dan ook gemeentelijke monumenten.
Limbeek
Limbeek kent geen eenduidige structuur. De van oudsher aanwezige Lijmbeekstraat slingert door de buurt en verdeelt samen met de Steenstraat en Kramerstraat de wijk in een aantal deelgebieden. De bebouwing langs de Lijmbeekstraat is erg divers, dit geldt ook voor enkele zijstraten van de Lijmbeekstraat. De andere delen van de wijk kennen wel een meer planmatige structuur. Het noordwestelijke deel van Limbeek kenmerkt zich door een grote hoeveelheid aan meergezinswoningen. Op de hoek van de Marconilaan met de Anthony van Leeuwenhoeklaan staat een groot appartementencomplex. Dit gebouw met negen lagen is een echte 'landmark' voor de buurt. Ten noorden van de 's Gravensandenstraat bevinden zich een aantal meergezinswoningen die aan de zijde van de Marconilaan een stedelijke wand maken van 4,5 bouwlagen. Aan de Einsteinstraat is onlangs het hofje van grondgebonden rijwoningen vernieuwd. De woningen bestaan uit 2 bouwlagen met kap met aan de achterzijde een openbaar binnenerf dat niet voor auto's toegankelijk is. Aan de zuidkant van de 's Gravensandestraat liggen tweelaags (studenten)woningen. Aan de haaks hierop liggende Anthony van Leeuwenhoeklaan bevindt zich een langgerekt vierlaags appartementencomplex. In het verlengde van deze bebouwing bevinden zich vier blokken bestaande uit niet-gestapelde woningen.
Aan de korte zijstraten van de Anthony van Leeuwenhoeklaan bevinden zich een aantal appartementencomplexen. De zijstraten komen uit op de Metiuslaan die aan de oostkant ook weer een langgerekte bebouwing kent van appartementen. Door de opzet van hoven en open strokenverkaveling haaks op het park is er een zeer open en groene structuur ontstaan die een hechte relatie heeft met het park aan de overzijde van de Antony van Leeuwenhoeklaan. Ten zuiden van de Steenstraat - Kramersstraat - Lijmbeekstraat - Zernikestraat ligt een planmatig opgezet deel van Limbeek. Het betreffen hier niet-gestapelde woningen in de vorm van geclusterde rijenwoningen. De woningen hebben aan de achterzijde een openbaar binnenerf, waarvan de meesten ook per auto te bereiken zijn.
Limbeek wordt aan de zuidzijde begrensd door een groot appartementencomplex dat in het midden nog een extra verhoging heeft en een wand vormt naar Fellenoord toe. De bebouwing aan de oostzijde van de Boschdijk kenmerkt zich weer in diversiteit, zowel qua bebouwing als qua functie. Er bevinden zich kleine woningen en winkels maar ook grote kantoren en appartementencomplexen.
Woenselse Watermolen
Ook de wijk Woenselse Watermolen kent niet echt een eenduidige structuur. Het gebied bestaat uit een aantal deelgebieden. De deelgebieden zijn erg divers qua bebouwing en qua functie. Het noordelijke deel van Woenselse Watermolen wordt gevormd door gebouwen van de Fontys Hogeschool. De schoolgebouwen variëren in hoogte van een enkele laag tot vijf lagen. Ze sluiten hiermee aan op de overige grootschalige bebouwing langs de Onze Lieve Vrouwestraat. Het Fontys-terrein maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Ten zuiden van Rachelsmolen ligt een kleine buurt met rijtjeswoningen. Kenmerkend voor de buurt is het blokvormige stratenpatroon. Het straatbeeld wordt in belangrijke mate bepaald door een ingetogen materiaal- en kleurgebruik. Ten westen van deze buurt bevindt zich een langgerekt appartementencomplex van vijf lagen. Dit complex ligt parallel aan de Veldmaarschalk Montgomerylaan en omsluit als het ware de eerdergenoemde woningen. Ten zuiden van deze appartementen bevindt zich nog een appartementencomplex dat enerzijds uitkijkt op de Veldmaarschalk Montgomerylaan en anderzijds op de Vincent van den Heuvellaan. Tussen deze appartementen en het meer oostelijk gelegen studentencentrum 'de Bunker', dat eveneens geen onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan, bevinden zich nog een aantal rijtjeswoningen. Ten zuiden van de Vincent van den Heuvellaan bevinden zich kantoren, variërend van enkele tot tien bouwlagen. De kantoren bevinden zich in de buurt Fellenoord en zijn voornamelijk georiënteerd op de weg Fellenoord. Dit stukje Fellenoord wordt meegenomen in onderhavig bestemmingsplan.
2.2.2 Groen en water
Mensfort, Kronehoef en De Barrier
Bomenrijen en plantsoenen zijn vooral te vinden in de buurten uit de jaren '60/'70. In de vooroorlogse buurten zijn ze vrijwel geheel afwezig. De stroomwegen, met de bomen erlangs, zijn een groene binnenkomer in de stad, lopen voor een deel door het stadsdeel en zullen worden behouden als groene beelddrager. Deze wegen worden echter steeds meer gedomineerd door het verkeer. Ook komt de uitstraling langs deze radialen niet overal even goed uit de verf door de kwaliteit van de bebouwing. Dit geldt vooral voor de Boschdijk. Wel zijn de gemeentelijke plannen erop gebaseerd om de Boschdijk, voor het gedeelte buiten de Ring, te herinrichten en een meer groene uitstraling te geven. Het meest opvallend van het plangebied is dat er veel groenarme buurten zijn. Het betreft hier met name de buurt Kronehoef.
Binnen het plangebied is vooral de spoorwegzone langs de Groenewoudseweg belangrijk. Het gaat namelijk om beeldbepalend en structureel stadsgroen. De zone maakt onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur. De zone vervult functies voor de groene dooradering en geleding van de stad, intensieve recreatie en ontspanning, natuur en waterberging.
Water speelt in toenemende mate een rol in de ordening en beheer van de ruimte. De systemen ven grond- en oppervlaktewater gaan een belangrijkere rol spelen. Daarbij is onder meer van belang:
- het langer vasthouden van gebiedseigen water door vertraging van de afvoer, met het oog op het bestrijden van verdroging en het voorkomen van wateroverlast benedenstrooms;
- tegengaan van verdroging en handhaven van kwelsituaties door inzijging (infiltratie) naar het grondwater te bevorderen;
- verhoging van de milieukwaliteit van water en waterbodems.
Voor het groenbeleid is aandacht voor water vooral van belang omdat water in sterke mate de kwaliteit, de ruimtelijke verschijningsvorm en de gebruiksmogelijkheden van het groen bepaalt.
Limbeek
Vrijwel over de gehele zuidwestzijde van Limbeek, tegen de spoordijk aan, ligt een groenstrook. Deze begint in het noorden met een volkstuinencomplex en gaat dan over in een grote parkachtige zone. Hier bevindt zich ook de Philips speeltuin. De zone maakt deel uit van het als zodanig aangewezen structureel stadsgroen. Rondom en tussen de appartementencomplexen in het noordwestelijk deel van Limbeek is veel buurtgroen gelegen dat deel uitmaakt van de stedenbouwkundige opzet van de appartementen. Het betreft hier met name grasvelden en klein struikgewas. In het zuidelijke deel van Limbeek, veelal tussen de parkeerplaatsen of als wegbegeleiding, is wat blokgroen aanwezig
Woenselse Watermolen
In Woenselse Watermolen is niet echt sprake van een groenstructuur. Het meeste groen wordt gevormd door het structurerend groen, dat langs de grote wegen ligt, die langs en door het gebied lopen. Rondom de appartementencomplexen bevinden zich grasvelden en kleine bossages, die op buurtniveau zorgen voor een groen straatbeeld. Ten noorden van voormalig studentencentrum 'de Bunker' ligt een geluidswal met een meer dichte begroeiing. Deze wal schermt de achterliggende huizen af van het studentencentrum. Midden tussen de niet-gestapelde woningen ligt een groenveldje met enkele speelvoorzieningen.
2.2.3 Bereikbaarheid
Voor het plangebied vormen de radialen een goede verbinding met de binnenstad en de regio. Bereikbaarheidsproblemen in de verschillende buurten worden gevormd door lokale tekorten aan parkeercapaciteit en drukkere erftoegangswegen.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.
Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.
Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.
Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.
In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.
Realisatie
Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.
De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:
- Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
- Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
- Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
- Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).
- Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
- Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.
Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.
De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Daarin staat: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Dit bestemmingsplan richt zich op het vastleggen van de bestaande situatie en van de functionele en ruimtelijke structuur. Er is dus geen sprake van een stedelijke ontwikkeling waarvoor een ladderonderzoek nodig is.
3.2.2 Ontwerp Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In Nederland staan we voor een aantal urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Denk aan de opgaven op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Deze opgaven zullen Nederland flink veranderen. Door goed in te spelen op deze veranderingen kan Nederland vooroplopen en kansen verzilveren. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.
In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:
- ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
- duurzaam economisch groeipotentieel
- sterke en gezonde steden en regio’s
- toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.
De NOVI is op 9 september 2020 vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.
3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.
Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van het Nationaal NatuurNetwerk (NNN) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die het NNN vormen worden bij provinciale Interim Omgevingsverordening aangewezen (zie ook paragraaf 3.3.3) waarmee het NNN een provinciaal belang is geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd. Op de luchthaven wordt nader ingegaan in paragraaf 3.2.5.
3.2.4 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening
In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor Eindhoven zijn de geluidszone en het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. In paragraaf 3.2.5 wordt nader ingegaan op de beperkingengebieden van de luchthaven en in paragraaf 4.3.5 op geluid (luchtvaartlawaai).
3.2.5 Luchthavenbesluit
In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.
Het beperkingengebied bestaat uit:
- de geluidszone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer (hier wordt in paragraaf 4.3.5 op ingegaan). Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
- de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
- het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt niet binnen de geluidzone, vliegfunnel of ILS verstoringsgebied van Eindhoven Airport. Wel ligt het noordwestelijke deel van het plangebied (Vredeoord, Barrier, Mensfort en delen van Kronehoef en Limbeek) binnen het obstakelbeheergebied (IHCS) en vogelbeheersgebied van de luchthaven. Dit bestemmingsplan is echter conserverend van aard en maakt geen (nieuwe) functies en activiteiten mogelijk die vogels aantrekken. De bouwhoogte van de woningen en overige toegestane bouwwerken binnen het plangebied valt ruimschoots onder de vastgestelde obstakelvrije hoogte. Dit bestemmingsplan wordt dan ook niet belemmerd door het luchthavenbesluit en omgekeerd vormt het plan geen belemmering voor de luchthaven
3.2.6 Bakens luchthaven Eindhoven en radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel
Bij het bepalen van de maximaal toegestane bouwhoogte in het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de bakens van luchthaven Eindhoven en het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.
Bakens luchthaven Eindhoven
Op en nabij de luchthaven Eindhoven zijn bakens (zie figuur 3.1) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen:
- een VDF baken: Vertical Directional Finder. Dit is een hulpmiddel voor de luchtverkeersleiding om de richting te kunnen bepalen van het vliegtuig waarmee op dat moment wordt gecommuniceerd.
- een NDB; Non Directional Beacon. Dit wordt door vliegtuigen gebruikt als navigatiehulpmiddel op luchtroutes. Het is een bakenzender die een radiosignaal uitzendt dat door een peilontvanger in het vliegtuig wordt opgevangen. Hierdoor wordt de richting van het signaal ten opzichte van het vliegtuig bepaald. Door de richting van twee verschillende bakens te peilen kan de piloot zijn/haar positie bepalen.
De toetsingsgebieden van VDF beslaan nagenoeg het gehele plangebied, maar hebben gezien de maximaal toegestane bouwhoogte geen consequenties.
Figuur 3.1. Afbeelding hoogtebelemmeringen bakens nabij luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen= VDF. Rode lijnen= NDB.
Radarverstoringsgebieden
Om het ongestoord functioneren van radar- en communicatie-apparatuur op de vliegbasis Volkel te waarborgen ligt er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 50 nautische mijl (=27,8 km), gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied moet voor ieder obstakel hoger dan 65 meter worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Het plangebied valt niet binnen die cirkel. Buiten die cirkel is eveneens nog sprake van een radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel, waarbinnen een hoogtebeperking geldt van 114 meter voor windturbines. Het plangebied bevindt zich weliswaar daarbinnen, maar omdat de ontwikkelingen niet voorzien in de bouw van windturbines is het functioneren van het radarstation niet in het geding.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie
De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2021 wordt ingevoerd.
In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
3.3.2 Structuurvisie
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:
1. de groenblauwe structuur
De groenblauwe structuur bestaat uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Dit is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.
2. het landelijk gebied
Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De provincie streeft hier naar een multifunctionele gebruiksruimte, met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.
3. de stedelijke structuur
De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.
4. de infrastructuur
Het infrastructuurnetwerk bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen, spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in noordwest Europa. De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische clusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid. Zo wordt ruimte gemaakt voor het versterken van de (inter)nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.
Uitwerking structuurvisie
De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.
Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
3.3.3 Interim omgevingsverordening
De Interim omgevingsverordening is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019 en vervangt een aantal provinciale verordeningen:
- provinciale milieuverordening
- verordenring natuurbescherming
- verordening ontgrondingen
- verordening ruimte
- verordening water
- verordening wegen
Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een ‘Interim’ omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de ‘definitieve’ omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.
De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving).Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.
In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:
- Burgers en bedrijven: dit zijn zogenaamde rechtstreeks werkende regels voor activiteiten. Deze regels bevatten voorwaarden om zo’n activiteit te verrichten en geven ook aan of je bijvoorbeeld eerst een melding moet doen voordat je mag beginnen.
- Bestuursorganen van de overheid: dit zijn zogenaamde instructieregels. Met deze regels kan de provincie een opdracht geven aan gemeenten over onderwerpen die zij in het bestemmingsplan moeten opnemen of aan het waterschap over de manier waarop ze hun taken uitvoeren.
Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven
Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn in de Interim Omgevingsverordening voor de volgende thema's rechtstreekse regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw. De meeste van deze regels waren eerst opgenomen in de Provinciale milieuverordening, de Verordening wegen, de Verordening ontgrondingen en de Verordening natuurbescherming.
Kaart 1: Rechtstreeks werkende regels: milieubeschermingsgebieden, natuur en wegen. (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Binnen het plangebied zijn rechtstreekse regels van toepassing voor grondwateronttrekking. Volgens Kaart 1: Rechtstreeks werkende regels: milieubeschermingsgebieden, natuur en wegen van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is het plangebied in zijn geheel aangeduid als 'Diep grondwaterlichaam' en 'Geen attentiezone waterhuishouding'. Volgens artikel 2.20 van de Interim omgevingsverordening is de onconventionele winning van koolwaterstoffen verboden boven, in of onder een diep grondwaterlichaam. Artikel 2.21 regelt dat onder bepaalde voorwaarden geen vergunning tot het onttrekken van grondwater ten behoeve van een bodemenergiesysteem, bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onder b, Waterwet, is vereist als sprake is van de zone 'Geen Attentiezone waterhuishouding'.
Daarnaast gelden voor een specifiek deel van Woenselse Watermolen rechtstreeks werkende regels vanwege een voormalige stortplaats. Binnen dit specifieke gebied is het volgens de Interim Omgevingsverordening verboden om in, op, onder of over een voormalige stortplaats werken te realiseren of in stand te houden. Ook is het er verboden om stoffen of voorwerpen, niet zijnde afvalstoffen, te storten, te plaatsen, neer te leggen, of te laten staan of liggen. Ten slotte is het er verboden om andere handelingen te verrichten of handelingen na te laten als daardoor de aanleg van nazorgvoorzieningen verhinderd kan worden of de aanwezige nazorgvoorzieningen beschadigd kunnen worden. In de Interim omgevingsverordening zijn een aantal uitzonderingen opgenomen en voorwaarden waaronder vergunningen kunnen worden verleend of wanneer een melding moet worden gedaan.
De rechtstreeks werkende regels voor landbouw zijn niet van toepassing aangezien dit plan geen agrarische bestemmingen bevat of agrarische activiteiten mogelijk maakt.
Instructieregels
Dit zijn de regels die tot voor kort waren opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant. De regels zijn gekoppeld aan de aanduidingen die op de verschillende kaarten van de Interim omgevingsverordening zijn opgenomen.
Het plangebied is in zijn geheel gelegen binnen de aanduidingen 'Stedelijk gebied' en 'Concentratiegebied'. Het 'stedelijk gebied' is primair aangewezen om stedelijke functies zoals wonen, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen op te vangen. In de interim omgevingsverordening zijn hier regels aan gekoppeld. Bij nieuwe ontwikkelingen moet aan deze regels worden getoetst. Dat is bij dit bestemmingsplan niet aan de orde. De huidige functies binnen het plangebied passen binnen de op basis van de verordening toegestane functies binnen stedelijk gebied.
Verder is het gehele plangebied gelegen binnen de aanduiding 'Stalderingsgebied'. Aan deze aanduiding zijn specifieke regels voor veehouderijen verbonden. Aangezien dit bestemmingsplan geen veehouderijen bevat of mogelijk maakt, zijn de betreffende bepalingen uit de Interim omgevingsverordening niet van toepassing op dit bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan is een actualisering die past binnen de regels van de Interim omgevingsverordening.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Omgevingsvisie Eindhoven
Samen met de stad heeft de gemeente Eindhoven een omgevingsvisie opgesteld. Met ons hebben meegedacht: inwoners, ondernemers, belangenorganisaties, GGD, Veiligheidsregio, Omgevingsdienst, woningcorporaties, projectontwikkelaars, investeerders en andere overheden (buurgemeentes, provincie, rijk). Op 16 juni 2020 is de omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad.
De omgevingsvisie is een integraal verbindende visie voor de fysieke leefomgeving die focus aanbrengt bij het inrichten van onze stad en stimuleert om samen te werken aan de stedelijke opgaven. De omgevingsvisie is gebaseerd op bestaand beleid. Het hebben van een omgevingsvisie is onder de nieuwe Omgevingswet verplicht. Omdat een omgevingsvisie allesomvattend is, willen we die lerende wijs ontwikkelen. Dat betekent concreet dat we, eerder dan wettelijk verplicht, met een omgevingsvisie komen. Maar dan wel een 'light-variant' (versie 1.0), die we één of twee jaar later gaan aanvullen en verfijnen.
Deze omgevingsvisie (versie 1.0) is gebaseerd op het bestaand beleid. Het document vervangt niet de bestaande beleidsdocumenten, maar is een aanvullend beleidsdocument. De interim structuurvisie blijft daarom nog steeds van kracht. Bij het opstellen van een omgevingsvisie versie 2.0 wordt de interim structuurvisie wel ingetrokken.
Brainportregio
De Brainportregio is een technologische topregio en één van de belangrijkste pijlers van de Nederlandse economie. De sleutel tot dit succes is samenwerking. Het is een regio van contrasten en dat maakt ons uniek: een hecht netwerk van steden, stedelijke buurgemeenten, dorpen en bewoond landelijk gebied. Je bent snel in de stad of juist in het groen, er is cultuur én natuur. We zijn sterk in high tech, design en innovaties en kennen een dynamische economie en een gastvrije bourgondische levensstijl. De strategie van de regio is gericht op het sterker maken van deze kwaliteiten door aan te haken op de eigen kracht en identiteit van de deelgebieden.
Ambitie
Als centrumstad vervult Eindhoven een cruciale rol bij de versterking van Brainport Eindhoven als economische wereldspeler op het gebied van kennisintensieve maakindustrie en design. Om internationaal concurrerend te blijven, streeft Eindhoven samen met de regio naar een excellent woon- en werkklimaat. Eindhoven zet daarom in op gezonde en duurzame verstedelijking met behoud van stedelijke en dorpse kwaliteiten en met bijzondere aandacht voor sociale cohesie en inclusie. Eindhoven is in staat om zich snel aan te passen aan de steeds veranderende vraag naar geschikte en betaalbare ruimte om te wonen, werken, verblijven en recreëren. Deze ambitie vertaalt zich naar vier deelambities. Eindhoven als:
- economische wereldspeler;
- gezonde en toekomstbestendige stad;
- een sociale, inclusieve en gastvrije stad en
- een authentieke stad met sterke gebieden.
Van ambitie naar stedelijke opgaven
Als we onze ambities leggen naast de huidige kwaliteiten en structuren van de stad en de actuele trends en ontwikkelingen, zien we een aantal stedelijke opgaven voor de stad. Brainport Eindhoven blijft groeien, mede door de sterke economische positie.
De ambities en groei vragen om ruimte voor nieuwe woningen, bedrijven en voorzieningen. Ruimte die we bieden door te verdichten in het gebied binnen De Ring en door te verdichten nabij voorzieningen als HOV en winkelcentra. Met name binnen De Ring is voldoende ruimte om te verdichten, omdat er nog relatief weinig mensen wonen. Met de keuze voor verdichten binnen de Ring gaan we duurzaam om met de (groene) ruimte die de stad heeft. We behouden hiermee de kwaliteit van de groenstedelijke woonwijken, de landschapsparken en het buitengebied.
De keuze voor een compact stedelijke woonmilieu gaat gepaard met forse investeringen in o.a. bereikbaarheid, luchtkwaliteit, groen en voorzieningen.
Eindhoven wil een leefbare en een inclusieve stad zijn waar iedereen kan profiteren van het succes van de Brainport. Dat vraagt om keuzes ten aanzien van het woning- en voorzieningenaanbod. Het verschil tussen de ambitie en de huidige stand van zaken in Eindhoven leidt tot zes concrete stedelijke opgaven:
- Werken aan een gezonde groei van de stad
- Werken aan een aantrekkelijk en hoogstedelijk centrum
- Werken aan leefbare, sociale wijken met een sterke identiteit
- Werken aan een duurzame en concurrerende economie
- Werken aan de energietransitie van de stad
- Werken aan een goede stedelijke bereikbaarheid
Samen werken aan de stedelijke opgaven
Dit zijn de opgaven waar we als gemeente de komende jaren samen met onze partners aan werken. Wij werken zelf aan deze opgaven, maar stimuleren ook andere partijen in de stad om dit te doen. We bepalen samen met de stad en regio wat kansrijke initiatieven en locaties zijn. We geven prioriteit aan initiatieven die bijdragen aan meerdere stedelijke opgaven tegelijkertijd en kwaliteit toevoegen aan de stad. Hiernaast zetten we in op het beschermen en versterken van de stedelijke en groene hoofdstructuur van de stad. De gemeente organiseert het werken aan de stedelijke opgaven met thematische en gebiedsprogramma's en stimuleert o.a. via regels en uitgangspunten zoals opgenomen in de omgevingsvisie dat ook andere initiatiefnemers bijdragen aan het realiseren van de opgaven.
Plangebied
Dit bestemmingsplan is niet gericht op ontwikkeling. Het bereiken van de doelen uit de omgevingsvisie gebeurt met name door ontwikkeling. Wel ziet dit bestemmingsplan op de doelen van de omgevingsvisie die zich richten op bescherming. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het beschermen van ons natuurnetwerk, het in stand houden van ecologische verbindingszones en het beperken van risico's bij branden, rampen en crisis door het opnemen van regels vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Ook het beschermen van erfgoed zoals historische radialen, historisch groen en historische stedenbouwkundige structuur vallen hieronder.
Daarnaast draagt dit bestemmingsplan bij aan een goede gezondheid van inwoners en een veilige leefomgeving. Zo is een specifieke bestemming voor het groen in het plangebied opgenomen en wordt ruimte geboden voor het realiseren van voet- en fietspaden en het bouwen van sport- en spelvoorzieningen in het openbare gebied.
Daarnaast is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen voor waterberging wanneer zich ontwikkelingen voordoen. Dit draagt bij aan een beter functionerend watersysteem.
In de omgevingsvisie is ook aangegeven dat de gemeente ruimte biedt aan de buurteconomie, deeleconomie en andere initiatieven die bijdragen aan de levendigheid van wijken. Denk aan kleine bedrijfjes aan huis en ruimte voor creatief ondernemerschap. In dit bestemmingsplan zijn regels opgenomen waarbinnen beroep en bedrijf aan huis is toegestaan. Dit draagt bij aan de verbetering van de economische structuur en de levendigheid in de wijken.
Het bestemmingsplan is dus in lijn met de uitgangspunten van de Omgevingsvisie.
3.4.2 Interimstructuurvisie 2009
In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
3.5 Volkshuisvesting
In het onderhavige plangebied zijn geen concrete nieuwe ontwikkelingen voorzien. Indien zich nieuwe ontwikkelingen in het gebied voordoen op het gebied van wonen zal dit worden getoetst aan het volkshuisvestingsbeleid.
3.5.1 Regionaal beleid
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt dan ook geen nieuwe woningen mogelijk. Evenwel wordt hierna ingegaan op de huidige regionale woningbouwafspraken.
Het ruimtelijk verzorgingsgebied voor eventuele woningbouw binnen het plangebied betreft in beginsel gemeente Eindhoven. Hierbij wordt opgemerkt dat in de gehele regio Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE) de woningvraag groter is dan de totale harde plancapaciteit. Voor de behoefte aan woningen, zowel naar kwantiteit als naar kwaliteit, baseren we ons op het onderzoek "Marktmechanismen op de Eindhovense woningmarkt 2018" van Companen. De woningbehoefte voor Eindhoven is voor de periode 2019 t/m 2023 berekend op 15.000 woningen. Deze kwantitatieve behoefte van 15.000 woningen voor de periode 2019 t/m 2023 is ook opgenomen in de Woondeal.
Op 7 maart 2019 hebben de minister van Binnenlandse Zaken (BZK), de provincie Noord-Brabant en het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE) de Woondeal ondertekend. Met de ondertekening van de Woondeal zetten partijen zich in om de woonopgave in deze regio aan te pakken. De Woondeal helpt de gewenste versnelling van de woonopgave in Eindhoven en de andere acht gemeenten binnen het SGE te realiseren: meer woningen, op de juiste locatie en voor de goede doelgroep. De versnelling moet in de periode tot 2024 zo'n 27.000 woningen opleveren. Dit komt in Eindhoven neer op een forse versnelling van de jaarlijkse woningbouwproductie naar ongeveer 3.000 woningen gemiddeld per jaar. De Woondeal gaat daarnaast ook over de werking van de woningmarkt (met name op het gebied van regelgeving), de plancapaciteit (de periode tot 2040) en integrale gebiedsontwikkeling in Eindhoven. De Woondeal is een eerste stap van een langjarig partnerschap met de betrokken partijen.
Versnellen woningbouwproductie
Het SGE heeft behoefte aan 27.000 woningen in de periode 2019 tot en met 2023. Deze behoefteraming geldt als richtinggevend bij de versnelling van de woningbouwproductie. De minister, de provincie en het SGE hebben hierover het volgende afgesproken in de Woondeal:
- Het zwaartepunt voor het realiseren van groen-stedelijke woonmilieus ligt - zoals vastgelegd in het Afsprakenkader Wonen SGE 2017 - in de negen prioritaire locaties: Aarle, Brandevoort, Blixembosch, Ekenrooi Zuid, Nuenen West, Meerhoven, Tongelrese Akkers, Waalre Noord en Zilverackers. De minister, de provincie en het SGE volgen de ontwikkeling van deze locaties als geheel op het gebied van aantallen en exploitatie. Het zwaartepunt voor het realiseren van centrum-stedelijke woonmilieus ligt in Eindhoven binnen de Ring.
- Onderzoek toont aan dat de woningbehoefte in Eindhoven de komende vijf jaar ca. 15.000 woningen bedraagt (als onderdeel van het totaal van 27.000 voor het SGE). Dit vraagt een forse versnelling van de jaarlijkse woningbouw-productie naar ca. 3.000 woningen gemiddeld per jaar.
- De minister, de provincie en het SGE onderzoeken of de versnelling kan worden uitgevoerd binnen de bestaande mogelijkheden. Indien aanpassingen nodig zijn in bijvoorbeeld provinciale beleidskaders, regelgeving of instrumenten, dan spannen de provincie en het SGE zich gezamenlijk in om deze wijzigingen door te voeren. De minister spant zich in om, indien nodig, het toepassen van bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte mogelijk te maken.
Monitoren van de woningbouwplanning en -programmering
De woningmarkt is per definitie - en zeker voor de middellange en langere termijn - omkleed met de nodige onzekerheden, samenhangend bijvoorbeeld met (veranderende) demografische, economische en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen. Om hier goed op in te kunnen spelen wordt in 2019 door het SGE en de provincie een monitoringssysteem ingericht op basis waarvan jaarlijks afspraken worden gemaakt over de woningbouwplanning en -programmering in het SGE. De richtinggevende principes uit de Brabantse Agenda Wonen en de principes uit het Afsprakenkader Wonen 2017 zijn hierbij leidraad. Uitgangspunt is te voorzien in een realistisch, flexibel planaanbod op basis waarvan woningbouwlocaties versneld en vraaggericht worden ontwikkeld. Doel van de monitoring is om steeds een actueel, gezamenlijk beeld te hebben van wat er speelt op de regionale woningmarkt, waar knelpunten zijn of dreigen en welke strategieën moeten worden ingezet om de voortgang van de woningbouwproductie te bevorderen.
Afspraken in Woondeal over voldoende plancapaciteit
Plancapaciteit
Het SGE heeft de behoefte om tussen 2024 en 2040 tussen de 22.500 en 35.000 woningen te realiseren, waarvan voor Eindhoven tussen de 12.500 en 25.000. Om deze productie mogelijk te maken is ook hier bovenstaande formulering onder punt c. van toepassing. Ter onderbouwing gaat het SGE in 2020, in samenwerking met de provincie, de regionale woningbehoefte nader onderzoeken. De uitkomsten hiervan worden gebruikt voor een actualisatie van het woningbouwprogramma vanaf 2024, als onderdeel van het huidige Afsprakenkader 2017.
Monitoren
Op basis van het bovengenoemde monitoringssysteem bespreken de minister, Eindhoven, de provincie en het SGE jaarlijks de ontwikkeling van de feitelijke woningbouwproductie en de woningbehoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief, evenals de (harde en zachte) plancapaciteit, met specifieke aandacht voor de betaalbaarheid. Indien nodig wordt op basis van deze monitoring extra inzet gepleegd.
3.5.2 Lokaal beleid
Woonvisie
De Woonvisie is op 15 december 2015 vastgesteld. In de woonvisie gaat de gemeente in op haar ambities op het gebied van bouwen en wonen. Daarmee maken we de richting waarin we ons willen ontwikkelen duidelijk aan de stad, haar bewoners en alle partijen die een rol spelen in de verdere ontwikkeling van de stad.
Ambitieuze stad
Eindhoven groeit en dat creëert een nieuwe vraag naar wonen. Eindhoven wil verder verstedelijken. Onder stedelijkheid verstaan we een gemengde en gevarieerde omgeving waar mensen wonen, werken en elkaar ontmoeten. En een stad die tegelijk ook groen en gemoedelijk blijft.
We staan voor de unieke kans om de stad als geheel, en het gebied binnen de Rondweg in het bijzonder, de komende jaren te laten groeien. We verwachten dat het inwonersaantal van Eindhoven de komende 10 jaar fors zal toenemen, harder dan de prognoses nu voorspellen. De bijzondere bevolkingsopbouw van Eindhoven (een relatief jonge bevolking) draagt daaraan bij. Die groei moet ook op het vlak van wonen gefaciliteerd worden.
Tot 2030 willen we minstens twee derde van de extra woningcapaciteit binnen de Rondweg realiseren. Voor het gebied binnen de Rondweg staan met projecten als Strijp S, Stations- omgeving, NRE en Philips Lighting in deze periode al circa 5.000 nieuwe woningen in de planning. Daarnaast is de wens dat boven winkels wooneenheden worden gerealiseerd en kantoren worden omgebouwd tot woningen. Hierin is de markt aan zet.
Eindhoven formuleert in deze Woonvisie geen concreet woningbouwprogramma, gegoten in cijfers en categorieën. Dat zou niet passen bij de rol van een gemeente anno 2015. We willen ruimte geven aan de markt om gewenste ontwikkelingen te realiseren. Zonder op voorhand aan te geven wat-waar-wanneer gebouwd moet worden. Dat doen we door gebruik te maken van een model voor de onderbouwing van de wenselijkheid van nieuwe initiatieven. Daarin vragen we van initiatiefnemers (projectontwikkelaars, corporaties, gemeentelijke grondexploitaties) om in te gaan op een aantal punten zoals bijvoorbeeld het marktsegment, het woonmilieu en de periode van oplevering.
Solidaire stad
Wij willen dat Eindhoven een samenleving is, waarvan iedereen onderdeel is. De meeste inwoners kunnen zelfstandig hun plaats vinden in die samenleving, sommigen hebben een steuntje in de rug nodig. We zorgen dat er voor hen een vangnet is.
We hebben oog voor mensen in lastige situaties: asielzoekers, daklozen, mensen in psychische nood en ex-gedetineerden. Door de decentralisatie in de zorg moeten meer mensen met een beperking een plek in de wijk vinden. De vergrijzing zet de komende jaren stevig door. Veel ouderen, met of zonder zorgvraag, zullen langer thuis blijven wonen. Het is belangrijk dat er voor al deze mensen een plek blijft op de woningmarkt. Concentratie in bepaalde wijken is ongewenst.
De sociale woningvoorraad is onderdeel van de sociale basisinfrastructuur. In theorie is in Eindhoven de sociale woningvoorraad in balans met de doelgroep. Twee ontwikkelingen vragen echter om aandacht: de samenstelling van de sociale woningvoorraad en de positie van de 13.500 huishoudens met een middeninkomen. Met de inwerkingtreding van de nieuwe woningwet 2015 moeten woningcorporaties hun woningen 'passend toewijzen'. Minimaal 80% van de vrijkomende sociale huurwoningen moet aan huishoudens met een laag inkomen worden toegewezen. Daarnaast is er ruimte om 10% van de woningen toe te wijzen aan huishoudens met een middeninkomen. De resterende 10% sociale huurwoningen mogen woningcorporaties vrij toewijzen, maar daarbij moeten zij wel voorrang geven aan mensen die door bijvoorbeeld fysieke of psychische beperkingen moeilijk aan voor hen passende huisvesting kunnen komen.
Het aantal eenpersoons- en tweepersoonshuishoudens groeit. Dit betekent een grote uitdaging. Niet alleen in woonwensen maar ook in betaalbaarheid, want alleen wonen is relatief duur. We zetten in op transformatie en ander gebruik. Bij de transformatie van grotere kantoren, zorg- en onderwijsgebouwen kunnen (collectief) particulier opdrachtgeverschap en nieuwe woonconcepten een oplossing bieden. Ook het gebruik van eengezinswoningen door bijvoorbeeld twee eenpersoonshuishoudens, met name in het gebied buiten de Rondweg, behoort tot de mogelijkheden.
Innovatieve stad
We gaan partijen uitdagen om klantgeoriënteerd, sneller, goedkoper en duurzamer te produceren. En ook in de aanpak van de bestaande voorraad en in de transformatie van kantoren en zorggebouwen is er een grote behoefte aan vernieuwing en aan creatieve, betaalbare oplossingen.
Een andere ontwikkeling is het zogenaamde flexwonen. Tot voor kort kende de woningmarkt een vrij overzichtelijk aanbod: koop- of huurwoningen, zelfstandige of onzelfstandige woonruimten, grondgebonden woningen of appartementen. Maar de vraagkant is de afgelopen jaren sterk veranderd. Er komen steeds meer groepen die behoefte hebben aan tijdelijke woonruimte. Denk bijvoorbeeld aan studenten, expats, arbeidsmigranten, mensen die een echtscheiding achter de rug hebben, ex-gedetineerden en mensen die uit een opvangvoorziening komen. Deze mensen zijn op zoek naar goede tijdelijke huisvesting, met passende voorzieningen, die snel beschikbaar is en tegen een prijs die past bij hun budget. Dit flexwonen wordt een belangrijke nieuwe woonvorm in Eindhoven. Het biedt tevens kansen voor de transformatie van leegstaand vastgoed.
Verder willen we in de koopsector dat inwoners zoveel mogelijk invloed hebben op hun eigen woning en woonomgeving, bijvoorbeeld door het stimuleren (collectief) particulier opdrachtgeverschap. En we willen dat zelf bouwen niet alleen bereikbaar is voor de huishoudens met een hoger inkomen. Ook in de huursector is er sinds de herziening van de Woningwet meer aandacht voor mede-eigendom en zelfbeheer, bijvoorbeeld via het model van wooncoöperaties. Wooncoöperaties zijn een soort tussenvorm van huur en koop. Samen met de corporaties willen we de vraag naar deze eigendoms- en beheervorm en de mogelijkheden in Eindhoven onderzoeken.
3.5.3 Kamerverhuur en woningsplitsing
Op 12 juni 2018 heeft de gemeenteraad het paraplubestemmingsplan 'parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing' vastgesteld. Tot het moment van inwerkingtreding van dit paraplubestemmingsplan, werd via de huisvestingsverordening voorkomen dat woningen zonder vergunning werden gesplitst, omgezet, onttrokken en samengevoegd. Hoewel kamerverhuur en woningsplitsing verschillend zijn en andere toetsingskaders kennen, hebben beiden wel een zelfde soort ruimtelijk effect op de omgeving en is het wenselijk om deze initiatieven soortgelijk te reguleren in bestemmingsplannen. Door de regeling in het paraplubestemmingsplan wordt kamerverhuur en woningsplitsing voortaan via één vergunning (omgevingsvergunning) geregeld. Deze regeling moet in opvolgende bestemmingsplannen zoals het onderhavige worden overgenomen om geldend te blijven voor het betreffende plangebied. Om die reden is de regeling uit dit paraplubestemmingsplan in dit bestemmingsplan overgenomen.
3.6 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.6.1 Archeologie
Wettelijk en beleidsmatig kader
Nationaal beleid
Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld wanneer andere belangen zwaarder wegen, dan moeten de waarden worden opgegraven en daarmee ex situ worden behouden. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente het bevoegd gezag op het gebied van archeologie en cultuurhistorie. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen en het toekomstig omgevingsplan houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden door het stellen van regels. Het al dan niet stellen van regels ten aanzien van archeologie dient te rusten op voldoende informatie over de archeologische situatie. Deze informatie kan worden verkregen door gebiedsdekkende kaarten waarop de archeologische (te verwachten) waarden in de ondergrond zichtbaar zijn. Op basis hiervan kan archeologisch beleid worden ontwikkeld.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Eindhoven beschikt, als invulling van haar verantwoordelijkheid volgens de Erfgoedwet, over een eigen Archeologische verwachtingen- en waardenkaart. Met deze kaart wil de gemeente het ondergronds cultureel erfgoed van Eindhoven behouden door behoedzame ontwikkeling en beheer.
De Archeologische verwachtingen- en waardenkaart (vastgesteld op 21 juni 2022) wordt beschouwd als een bureauonderzoek op gemeentelijk schaalniveau en geldt vanaf het moment van vaststelling als onderlegger voor nieuwe bestemmingsplannen en - na inwerkingtreding van de Omgevingswet - het omgevingsplan.
Op de archeologische verwachtingen- en waardenkaart zijn de archeologische waarden en verwachtingswaarden binnen de gemeentegrenzen aangegeven door middel van categorieën (de categorieën 1 tot en met 8). Ter bescherming van de archeologische waarden worden de op dit bestemmingsplangebied van toepassing zijnde categorieën (met uitzondering van categorie 8) op de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Hieraan zijn per categorie regels gekoppeld. Deze regels geven aan wanneer archeologisch onderzoek verplicht is. (Bouw)werkzaamheden die binnen de in de regels vermelde oppervlakten én diepte vallen worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Hierdoor kunnen bij ruimtelijke ordeningsprocedures sneller beslissingen worden genomen en kan de archeologie in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen.
Archeologisch kader
De van oorsprong hoger gelegen oude bouwlanden met een dik plaggendek, waaruit een groot deel van het gemeentelijk grondgebied bestond, blijken een goed geconserveerd bodemarchief te herbergen. Maar ook andere landschappelijke eenheden - zoals de nattere beekdalen en de flanken daarvan, de vennen of het 'restveen' - blijken vaak een waardevol archeologisch gegevensbestand te bevatten. Het gemeentelijk bodemarchief geeft blijk van een bewoningsgeschiedenis van duizenden jaren en herbergt archeologische resten daterend uit de (late) prehistorie, de Romeinse tijd, de vroege middeleeuwen, de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat geschreven bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.
Een bijzondere betekenis heeft de historische kern van Eindhoven, die als stad al in de loop van de late middeleeuwen een belangrijke regionale economische en bestuurlijke rol vervulde. Daarnaast kent de gemeente uit deze periode een aantal (verdwenen) hoeven, kasteeltjes, kerken, (water)molens en dergelijke die zowel archeologisch en cultuurlandschappelijk van hoge waarde zijn. Archeologische waarnemingen binnen en ook buiten de van oorsprong laatmiddeleeuwse historische kernen bieden mogelijkheden om meer te weten te komen over de ontstaansgeschiedenis, ontwikkeling en bewoningsdynamiek tussen de plattelandsdorpen en de stad in wording en kunnen daarmee een verrijking vormen voor de lokale, regionale en landelijke geschiedenis. Daarnaast zijn in de gemeente resten van ondergronds militair erfgoed te verwachten. In de Tweede Wereldoorlog lag hier bijvoorbeeld een militair vliegveld ('Fliegerhorst Eindhoven') en het grondgebied van de gemeente maakte deel uit van het operatieterrein 'Market Garden' van het geallieerde bevrijdingsleger.
Toetsing archeologische situatie
Binnen de grenzen van het (bestemmings)plangebied bevinden zich op de archeologische verwachtingen- en waardenkaart verschillende categorieën met archeologische (verwachtings)waarden. Deze categorieën zijn in de hieronder staande tabel opgenomen. Vanuit beleidsmatig oogpunt is per categorie aangegeven wat voor een archeologische onderzoeksplicht hieraan gekoppeld is. Is de oppervlakte én diepte van de bodemverstorende activiteiten ten behoeve van een planontwikkeling groter dan de ondergrens, dan is een archeologisch (voor)onderzoek verplicht. De gemeentelijk adviseur archeologie kan aangeven welke vorm van archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk is voor de aanvraag. Is de oppervlakte óf diepte van de bodemverstorende activiteiten ten behoeve van een planontwikkeling kleiner dan de ondergrens, dan is een archeologisch (voor)onderzoek niet verplicht.
Ontwerp bestemmingsplan “Deelgebieden Woensel-Zuid 2021”. De bestemmingsplangrens aangegeven door een zwarte lijn met stippen geprojecteerd op een uitsnede van de archeologische verwachtingen- en waardenkaart.
De verwachting en bijbehorende oppervlakte- en dieptegrens voor de binnen het (bestemmings)plangebied voorkomende beleidscategorieën (Berkvens/Arts 2022).
De categorieën zijn op de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' (gebieden van categorie 2), 'Waarde - Archeologie 3' (gebieden van categorie 3), 'Waarde - Archeologie 4' (gebieden van categorie 4), 'Waarde - Archeologie 5' (gebieden van categorie 5), 'Waarde - Archeologie 6' (gebieden van categorie 6).
Meldingsplicht toevalsvondsten
Ook gebieden waarvoor geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (categorie 8) is opgenomen, of die op basis van archeologische (voor)onderzoeken worden vrijgegeven is niet geheel uit te sluiten dat er alsnog archeologische resten kunnen worden aangetroffen.
De wettelijke meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten geldt altijd (art. 5.10 Erfgoedwet 2016). Mochten tijdens grondwerkzaamheden (vermoedelijke) archeologische resten (vondsten, muurwerk, grondsporen et cetera) worden aangetroffen, dan dienen deze direct gemeld te worden aan de Minister van OCW en bij de (afdeling Omgevingskwaliteit) gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden.
3.6.2 Cultuurhistorie
Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.
Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart
Zoals op de cultuurhistorische waardenkaart van gemeente Eindhoven te zien is, zijn er meerdere cultuurhistorisch waardevolle elementen binnen het plangebied aanwezig. Daarnaast komen verspreid over het plangebied, maar met name binnen de hierna genoemde gebieden, meerdere rijks- en gemeentelijke monumenten voor. Het gaat om de volgende gebieden:
- Historische wegenstructuur:
- Voor 1900: Boschdijk (Vredeoord, Barrier, Limbeek), Barrierweg, (Barrier), Tonnaerstraat (Mensfort), Frankrijkstraat, Runstraat, Robbenstraat, Kloosterdreef, Kronehoefstraat (allen Kronehoef), Lijmbeekstraat en Bondstraat (beiden Limbeek)
- Na 1900: Marconilaan (Limbeek), Veldmaarschalk Montgomerylaan, John F. Kennedylaan en Fellenoord (allen WoenseleWatermolen).
- Historische stedenbouwkundige structuren:
- Historisch stedenbouwkundige structuur:
- De bebouwing rondom het Pastoor van Arsplein en de St. Philomenastraat. Hier zijn meerdere monumenten aanwezig (Barrier).
- De bebouwing op de hoek van de Kronehoefstraat en de Kloosterdreef (tussen Robbenstraat en Wezelstraat) (Kronehoef)
- De bebouwing rondom de Runstraat en de kruisingen met de Frankrijkstraat en Kloosterdreef Runstraat. (Kronehoef)
- Jaren '50 woonbuurt voor arbeiders, met name geconcentreerd aan de Marconilaan en de Anthony van Leeuwenhoeklaan / Metiuslaan (Limbeek)
- Aan de weg gerelateerde structuur:
- De bebouwing aan de Marconilaan en Kronehoefstraat (Kronehoef)
- De bebouwing aan de Frankrijkstraat, Tonnaerstraat (Kronehoef / Mensfort)
- De bebouwing aan de Lijmbeekstraat en Bondstraat (Limbeek)
- Historisch stedenbouwkundige structuur:
- Historisch landschap:
- De laanbeplanting parallel aan de Frankrijkstraat, tussen het Marconiplein en de Robbenstraat (Kronehoef).
Na de vaststelling van de cultuurhistorische waardenkaart zijn er verschillende cultuurhistorische onderzoeken uitgevoerd die een verdieping en actualisatie vormen op de geconstateerde waarden op deze kaart. Voor dit bestemmingsplan zijn met name de volgende onderzoeken van belang:
- Cultuurhistorische beschrijving en waardering wegstructuren Woensel buiten de Ring II;
- Mensfort; cultuurhistorische verkenning (Van Meijel 2019);
- Kronehoef; cultuurhistorische verkenning (Van Meijel 2019);
- Limbeek-Noord: redengevende omschrijving.
De cultuurhistorische onderzoeken zijn als bijlagen 1 t/m 4 aan de toelichting gehecht.
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt dan ook geen ontwikkelingen mogelijk die afbreuk kunnen doen aan de cultuurhistorische waarden in het gebied. Gelet op de aard van het bestemmingsplan wordt voor een uitgebreide cultuurhistorische verkenning en beschrijving kortheidshalve verwezen naar de bijlagen. In deze toelichting volstaat het benoemen van de keuzes die gemaakt zijn bij het toekennen van bestemmingen en aanduidingen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.
Om het behoud van de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied te beschermen, zijn de volgende aanduiding en dubbelbestemmingen opgenomen. Per aanduiding en dubbelbestemming wordt beschreven welke waarden met de bestemming of aanduiding beschermd worden.
Waarde - Cultuurhistorie 1
Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van historisch stedenbouwkundige structuren en de bebouwing langs de historische wegstructuren voor 1900. Zodoende is de dubbelbestemming opgenomen ter plaatse van:
Historisch stedenbouwkundige structuur: Limbeek
Ten noorden van het centrum gelegen kleine wijk uit 1950-1955, begrensd door de Anthony van Leeuwenhoeklaan, Lijmbeekstraat, Metiuslaan, bestaande uit enkele haaks op de Anthony van Leeuwenhoeklaan geplaatste drie- en vierlaagse flatgebouwen gescheiden door brede plantsoenen. Opvallend bij de flats is de verspringende bovenverdieping en de balkons aan zowel voor- als achterzijde. De flats vormen vroege hoogbouwprojecten in Eindhoven. Ten oosten hiervan aan de Metiuslaan liggen zogeheten triplex-woningen met voortuinen. De wijk werd in 1954 opgetrokken in opdracht van Philips' Woning- en Grondbedrijf (naar architectuur van G. Arendzen en H.C. de Bruin). De wijk vormde de eerste echte breuk met het tot dan toe bestaande ideaal van eengezinswoningen. De stedenbouwkundige structuur en de bebouwing van de wijk zijn nog gaaf.
Historisch stedenbouwkundige structuur: Kronehoef
Kern van Woensel, tot 1920 een zelfstandige gemeente. De vroegere kern lag bij de Oude Toren. De bebouwing ontstond aan de Kloosterdreef na de bouw van de St. Petruskerk in 1870 en is nu nog herkenbaar aan een ensemble van monumenten. Ten zuiden daarvan ontstond rond 1900 op een splitsing van wegen de Woenselse Markt. In het noorden sloot deze kern via de Runstraat aan op de Frankrijkstraat met een gevarieerde lintbebouwing. Ondanks een gewijzigd bebouwingsbeeld is de historische structuur nog herkenbaar.
Historisch stedenbouwkundige structuur: De Barrier (Pastoor van Arsplein)
Ten noorden van het centrum, in het stadsdeel Woensel gelegen kleine woonwijk met driehoekig stratenplan uit omstreeks 1930. Het bebouwingspatroon werd beïnvloed door de oorspronkelijk aanwezige verkaveling. De woonwijk werd ontworpen door Van Beek. De wijk kent overwegend een strokenbouw met eenlaagse woningen onder een kap. Centraal staat de Heilige Johannes Vianneykerk, enkele winkels en scholen. De wijk vormt een gave stedenbouwkundige eenheid en is karakteristiek voor de stadsuitbreidingen in deze periode waarbij de kerk een centrale plaats in de wijk innam. Structuur en bebouwingsbeeld zijn in hoofdzaak nog gaaf.
Historische wegstructuren voor 1900
De volgende wegen behoren tot de wegenstructuur van vóór 1900: Boschdijk (Vredeoord, Barrier, Limbeek), Barrierweg, (Barrier), Tonnaerstraat (Mensfort), Frankrijkstraat, Runstraat, Robbenstraat, Kloosterdreef, Kronehoefstraat (allen Kronehoef), Lijmbeekstraat en Bondstraat (beiden Limbeek)
De bebouwing aan de op de cultuurhistorische waardenkaart aangeduide historische radialen en wegstructuren kenmerken zich voor het overgrote deel door een bescheiden maat, kleine variaties in bouwhoogte, rooilijnverschillen, afwisseling in vrijstaande en aaneengesloten bebouwing en een diversiteit aan bouwperioden. Ter plaatse is de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1 opgenomen. De tracés van de historische wegstructuren zijn afdoende geborgd met de hoofdbestemming verkeer.
Waarde - Cultuurhistorie 2
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart zijn landschappelijke/groene waarden van het historisch landschap (historische wegenstructuren, waterlopen en waterwegen, historisch landschap en groenstructuren) in kaart gebracht.
In 2015-2017 en 2018-2019 zijn in opdracht van de gemeente Eindhoven cultuurhistorische onderzoeken uitgevoerd door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Deze onderzoeken hadden als doel de gemeentelijke Cultuurhistorische Waardenkaart wat betreft het onderdeel historisch landschap nader te onderbouwen en waar nodig aan te vullen. Door middel van een cultuurhistorische inventarisatie en waardering is met deze onderzoeken allereerst het buitengebied en vervolgens het stedelijk gebied van Eindhoven gedetailleerd in beeld gebracht. In 2017 zijn de resultaten van het onderzoek naar het buitengebied gepubliceerd in het rapport 'De groene zoom van Eindhoven' en in 2019 verscheen het rapport van het stedelijk gebied 'Het landschap onder de stad' (zie Bijlage 5). Onderhavig plangebied valt onder het onderzoek van het stedelijk gebied.
Het rapport geeft de diversiteit weer binnen de landschappen zoals deze zich tussen omstreeks 1840 en het moment van verstedelijking en deels ook al daarvoor manifesteerden. De 'Prestedelijke Kenmerkenkaart' bij het rapport geeft een overzicht van de afgedekte cultuurlandschappen (landschapstypen) met de nog bestaande en verdwenen landschapselementen. De de kaart 'Herkenbaarheid prestedelijk landschap' geeft de mate van herkenbaarheid van het prestedelijk landschap in de afzonderlijke deelgebieden weer. De waardering van nog bestaande landschapselementen wordt weergegeven op de 'Waarderingskaart landschapselementen'.
Tot ver in de 20e eeuw breidde Eindhoven zich vooral uit over de oude akkers van Woensel, Strijp, Stratum, Tongelre en Gestel. Alhoewel deze ontwikkelingen veel van het vroegere landelijke karakter van het gebied hebben uitgewist, is er zeker nog het nodige in het buitengebied en stedelijk gebied te herkennen dat voortkomt uit de oude structuur van het platteland, het vroegere agrarisch cultuurlandschap. Het kan daarbij gaan om grotere structuren, zoals groene gebieden, maar ook om kleine verwijzingen als het verloop van een rooilijn, een oude boom of bomenrij of een wegtracé.
De mate waarin dit historisch landschap nog herkenbaar is, hangt mede af van de stedenbouwkundige ontwikkelingswijze van de stad. Met name in de wederopbouwperiode is veel van het bestaande landschap als een tabula rasa overschreven, terwijl vóór de Tweede Wereldoorlog en na 1975/1980 er meer aandacht bestond voor verwijzingen naar de vroegere situatie. Zelfs wanneer een gebied door stedelijke ontwikkeling sterk gewijzigd is, zijn er nog verwijzingen naar het vroegere agrarisch cultuurlandschap te vinden
Algemene karakteristiek plangebied
Het cultuurlandschap van Woensel was in belangrijke mate georiënteerd op het Dommeldal, dat van noordnoordoost naar zuidzuidwest verloopt. Parallel aan het beekdal lag een langgerekte dekzandrug, die verder zuidelijk doorliep in het dorpsgebied van Strijp. Met name langs deze denkzandrug, aan de westzijde, lag een groot aantal gehuchten, waaronder het Frankrijk. Deze gehuchten lagen steeds op de plekken waar smalle dalen door de dekzand sneden om in het Dommeldal uit te monden.
Het Woenselse landschap bestond uit een fraaie gradiënt van oost naar west. In het oosten lag het beekdal van de Dommel. Het zuidelijk deel van Woensel lag direct aan het beekdal, dat dicht beplant was en zeer onregelmatig verkaveld. Westelijk van het beekdal begon de hoger gelegen open akker van Woensel, in feite een samensmelting van vermoedelijk oorspronkelijk veel kleinere akkercomplexen. Het akkercomplex moet tot ver in de 19e eeuw een uitgesproken open karakter hebben gehad, waarvan de oorsprong al in de late middeleeuwen ligt. Hoe anders was de zone westelijk van deze rug, waar de meeste nederzettingen lagen. Rond de gehuchten lagen kleine, door beplanting omgeven akkertjes en weiden voor het verbouwen van tuingewassen, het houden van kleinvee etc.
Dicht bij deze zone met nederzettingen lagen ook de eerste systematische heideontginningen, waarvan de vroegste uit de late 18e of vroege 19e eeuw zullen dateren. Aansluitend ging het landschap nog in de vroege 20e eeuw over in de Woenselse Heide, waar het vee werd geweid en strooisel en plaggen werden gewonnen.
Uitsnede uit de Prestedelijke kenmerkenkaart met het plangebied. Bron: RAAP-rapport 3398 'Het landschap onder de stad' Gemeente Eindhoven, kaartbijlage 1 (2019).
Woenselse Watermolen
Met de ontwikkeling van deze buurt is het prestedelijk landschap vrijwel volledig verdwenen. Het landschap, de voormalige nederzetting en de oude wegenstructuur zijn uitgewist. Slechts een klein gedeelte van de Rachelsmolen bij de John F Kennedylaan en de Bisschopsmolen ten noorden van de Hooidonksemolen corresponderen nog met de oorspronkelijke wegenstructuur. Vanwege de geringe herkenbaarheid zullen deze elementen niet in het bestemmingsplan worden opgenomen.
Uitsnede uit de kaart Herkenbaarheid prestedelijk landschap, Bron: RAAP-rapport 3398, Het landschap onder de stad, Gemeente Eindhoven, kaartbijlage 2 (2019).
Limbeek
Ook hier is het overgrote deel van het cultuurhistorisch landschap verdwenen onder de planmatig opgezette woonbuurten. Een gedeelte van het voormalige gehucht Limbeek is echter nog herkenbaar rond de Lijmbeekstraat, tussen de Kramersstraat en de Jacob de Gelderstraat. De Laanbeplanting aan de Lijmbeekstraat tussen het Stieltjespad en de Jacob de Gelderstraat is een hoge waarde toegekend. Het pad in het verlengde van de Van Swindenstraat, in het park langs de Antony van Leeuwenhoeklaan daterend van voor1832 en de spoorlijn zijn eveneens hoog gewaardeerd. Deze elementen zullen in het bestemmingsplan worden opgenomen.
Uitsnede uit de kaart Herkenbaarheid prestedelijk landschap, Bron: RAAP-rapport 3398, Het landschap onder de stad, Gemeente Eindhoven, kaartbijlage 2 (2019).
Kronehoef (ten westen van Kloosterdreef)
Bij het erf behorende bij Kronehoefstraat 62 is de herkenbaarheid van de droge kampontginning en de voormalige nederzetting hoog. Het gebied dat wordt omsloten door de Kronehoefstraat, de Kloosterdreef, de Robbenstraat en de Wezelstraat heeft ook een hoge prestedelijke herkenbaarheid. Beide zullen in het bestemmingsplan worden opgenomen. De Frankrijkstraat verwijst nog naar het voormalige gehucht 'het Frankrijk'. Verder is het landschap verdwenen door de verstedelijking. De laanbeplanting aan de Barrierweg heeft een zeer hoge waarde. De bomen aan de noordzijde van begraafplaats St. Paulus, de laanbeplanting aan de Runstraat en de Greide en een fragment van de laanbeplanting aan de Frankrijkstraat zijn hoog gewaardeerd. Deze zullen eveneens worden opgenomen in het bestemmingsplan.
Uitsnede uit de kaart Herkenbaarheid prestedelijk landschap, Bron: RAAP-rapport 3398, Het landschap onder de stad, Gemeente Eindhoven, kaartbijlage 2 (2019).
Mensfort
Alleen in het zuidelijke puntje van Mensfort is het cultuurhistorisch landschap nog te herkennen. De Tonnaerstraat en wat begeleidende bebouwing heeft een hoge herkenbaarheid als onderdeel van het prestedelijk lint van Woensel en wordt in het bestemmingsplan opgenomen. De laanbeplanting aan de Tonnaerstraat heeft een hoge waarde. De Hamsterstraat is een restant van een route van voor 1832 en heeft ook een hoge waarde. Beide elementen worden in het bestemmingsplan opgenomen.
Uitsnede uit de kaart Herkenbaarheid prestedelijk landschap, Bron: RAAP-rapport 3398, Het landschap onder de stad, Gemeente Eindhoven, kaartbijlage 2 (2019).
Vredeoord (Ring)
De feitelijke locatie Vredeoord valt buiten dit bestemmingsplan. Het betreft hier slechts De Ring bestaande uit de Boschdijk, Vredeoord, de Groenewoudseweg en de Pieter Zeemanstraat. Binnen dit gebied zijn geen waardevolle gebieden of elementen aanwezig.
Uitsnede uit de kaart Herkenbaarheid prestedelijk landschap, Bron: RAAP-rapport 3398, Het landschap onder de stad, Gemeente Eindhoven, kaartbijlage 2 (2019).
Om de aanwezige cultuurhistorisch landschappelijk waardevolle gebieden en elementen te beschermen is er in het bestemmingsplan voor een groot deel van deze gebieden en elementen een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' opgenomen. Deze dubbelbestemming geldt voor de gebieden die een hoge herkenbaarheid hebben en voor de elementen die een hoge of zeer hoge waarde hebben. Naast wat in de hoofdbestemming is geregeld zijn hier ook regels met betrekking tot cultuurhistorie van toepassing.
De betreffende landschapselementen die binnen een gebied met dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' liggen, vallen onder die dubbelbestemming. De elementen die niet binnen een gebied met dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' liggen, zijn apart op de verbeelding opgenomen met een dubbelbestemming.
Monumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden
Binnen het plangebied komen meerdere monumenten voor. Bescherming van de monumentenstatus geschiedt middels de gemeentelijke Erfgoedverordening en de Erfgoedwet.
Een aantal beeldbepalende panden hebben een aanduiding 'karakteristiek' gekregen op de verbeelding. Aan deze aanduiding is een sloopvergunningsstelsel gekoppeld. De volgende panden zijn in architectonisch opzicht en 'typologisch' (representatief voor een fase in de ontwikkeling van het gebied) van waarde:
- Mensfort:
- Cluster schoolgebouwen aan de Hendrik Staetslaan 54, hoek Willem van Kesselstraat (1960-1968), o.a. vanwege de scholentypologie (portiek- en buitenschool), de verzorgde architectuur en de markante situering op de noordelijke kop van het centrale plantsoen.
- Strokenbouw met ster- en portiekflats tussen de 1e Lieven de Keylaan en de Jan van den Eyndestraat - Poelaertstraat (1961), o.a. als markante rand van de wijk in een afwisseling van woningtypes en vanwege de verzorgde architectuur waarin de betonnen vloerbanden het samenbindende element zijn.
- Jan Heynslaan 46 (voormalige dagwinkel en consultatiebureau uit 1961)
- Kronehoef: Reeks van vier verschillende praktijkwoningen aan de:
- Dr. Berlagelaan 7, tandartswoning uit 1960-1962 naar ontwerp in modernistische stijl van architect R. Tybout met gevelkunstwerk.
- Pasqualinistraat 6, huisartswoning uit 1960-1962 naar ontwerp in modernistische stijl van architect R. Tybout met gevelkunstwerk.
- Pasqualinistraat 8, praktijkwoning uit 1963-1964 naar ontwerp in shake handsarchitectuur van architect J.W.A. Gubbels, met drie gevelreliëfs van W. Gubbels voorstellende het planten-, dieren- en mensenleven.
- Pasqualinistraat 10, praktijkwoning van architect W.F. van de Kerkhof in modernistische stijl uit 1963-1969 met glas-in-beton
- Historische schoolgebouwen: Alard du Hamelstraat 31 en Barrierweg 180;
- Kronehoefstraat 30a (voormalig openbare schoolgebouw uit 1933);
- Runstraat 1 (karakteristieke trapgevel uit 1929, gebouwd en eigendom van bekende Eindhovense fotograaf André van de Kerkhof) Historische stedenbouwkundige structuur: Woensel en gelegen aan een Historische wegenstructuur voor 1900;
- Runstraat 21 (lage arbeiderswoning uit 1914) Historische stedenbouwkundige structuur: Woensel en gelegen aan een Historische wegenstructuur voor 1900;
- Runstraat 25-29 (lage woning neorenaissance uit 1904, achterbouw uit 1905 en deeltje links uit 1914) Historische stedenbouwkundige structuur: Woensel en gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
- Frankrijkstraat 128 (fraaie wederopbouwarchitectuur, voormalig pand Boerenleenbank uit 1956) Aan de weg gerelateerde bebouwing, gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
- Frankrijkstraat 37-59 (fraaie vooroorlogse architectuur uit 1935). Aan de weg gerelateerde bebouwing en gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
- Frankrijkstraat 63-73 (fraaie vooroorlogse architectuur uit 1935). Aan de weg gerelateerde bebouwing en gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
- Boschdijk 408-410 (fraaie vooroorlogse architectuur uit 1936) gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
- Boschdijk 416 (fraaie vooroorlogse architectuur uit 1936) gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
- Boschdijk 418-422 (fraaie vooroorlogse architectuur uit 1936) gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
- Limbeek: Woningbouwcomplex Limbeek-Noord, bestaande uit de panden:
- Johannes van der Waalsweg 2-96, Marconilaan 25-183, 's-Gravesandestraat 2-80
- Jacob de Gelderstraat 2-32, Lijmbeekstraat 2-30, 's-Gravesandestraat 11-39
- Metiuslaan 1-125, Anthony van Leeuwenhoeklaan 3-35
- De Sitterstraat 2-80, Kraijenhoffstraat 2-64, Nieuwlandstr. 2-80, Steenstr. 2-80, Swammerdamstr. 2-80, Van Swindenstr. 2-80
- Bosschastraat 2-16, Eisingastraat 2-16, Kapteynstraat 2 16, Van Marumstraat 2-16
- Lijmbeekstraat 142-146 (lage arbeiderswoningen uit 1900) Aan de weg gerelateerde bebouwing en gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
- Lijmbeekstraat 148-150 (lage arbeiderswoningen uit 1907) Aan de weg gerelateerde bebouwing en gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
- Radialen en historische wegenstructuren:
- Lijmbeekstraat 102-106 (1926-1930), 101-109 (ca. 1922), 115 (1920), 137 (1885) en 183-185 (1900)
- Frankrijkstraat 9 (1921), 22 (1868), 25-27 (1889, kern mogelijk ?1830)
- Runstraat 14-18 (1913), 22-28 (1917)
- Kloosterdreef 30-32 (1907), 46 -48 (1897)
- Boschdijk 362 (1934), 364 (1934), 366/368 (1930) als uitzonderlijk ensemble typerend voor de ruimere radiaalbebouwing buiten de Ring.
Ter plaatse van een aantal panden, waaronder een aantal hoofdgebouwen gelegen aan het Pastoor van Arsplein, is tot slot een specifieke bouwaanduiding geprojecteerd ingevolge waarvan de goot- en bouwhoogte van de (hoofd)gebouwen ter plaatse van die aanduiding niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.
3.7 Verkeer En Parkeren
De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. In de volgende paragrafen zijn de essentiële elementen voor het plangebied beschreven.
Autoverkeer
De wegencategorisering is in Eindhoven op Weg geactualiseerd. Er is een nieuwe tussencategorie opgenomen ten opzichte van de vorige wegencategorisering: de zogenaamde 'wijk- en buurtontsluitingsweg'.
Uitsnede kaart 'Eindhoven op weg', Regio en Randweg / Automobilist
In of rondom het plangebied zijn de straten Vredeoord, Dr. Cuyperslaan, Kloosterdreef, Veldmaarschalk Montgomerylaan, een deel van de John F. Kennedylaan en de Fellenoord als wijk- en buurtontsluitingsweg aangewezen. Hier geldt een snelheidsregime van 30 of 50 km/uur. Vaak maken deze 'wijk- en buurtontsluitingswegen' deel uit van primaire dan wel secondaire routes voor hulpdiensten. Dat legt beperkingen op met betrekking tot het aantal en de vorm van snelheidsremmende voorzieningen.
De straten Boschdijk, Dr. Berlagelaan, Europalaan, Marconilaan, Marconiplein en Kronehoefstraat, Huizingalaan, Hondsruglaan, Tempellaan en John F. Kennedylaan zijn aangewezen als gebiedsontsluitingsweg. Hier wordt het verkeer gebundeld en is sprake van een snelheidsregime van 50 of 70 km/uur.
Alle overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen met een snelheidsregime van 30 km/uur.
Fietsverkeer
De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. In de mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is een fietsnetwerk opgenomen dat bestaat drie soorten fietsroutes. In volgorde van belangrijkheid; snelfietsroutes, primaire fietsroutes en secundaire fietsroutes. Deze fietsroutes zijn weergegeven in onderstaande afbeelding
Uitsnede kaart 'Eindhoven op weg', Regio en Randweg / Fietser
Langs de randen van het plangebied ligt één snelfietsroute, namelijk de route Best-Geldrop. Deze route volgt de Kloosterdreef en de Dr. Berlagelaan en een deel van de Dr. Cuyperslaan.
De snelfietsroutes zijn van het hoogste kwaliteitsniveau. Op een snelfietsroute moet een fietser in principe non-stop, comfortabel en veilig kunnen fietsen. Het zijn brede, vrijliggende asfaltfietspaden met goede verlichting en in principe voorrang op kruisend verkeer.
Aan de Vredeoord, Boschdijk, Marconilaan, Kronehoefstraat, Veldmaarschalk Montgomerylaan en Steenstraat-Zernikestraat zijn primaire fietsroutes gelegen. De primaire fietsroutes zijn ook van een hoog kwaliteitsniveau. De kenmerken komen overeen met die van snelfietsroutes, maar het ambitieniveau om deze kenmerken te realiseren is iets lager.
Tot slot is een aantal secundaire fietsroutes aanwezig in het plangebied. In dit geval gaat het om de Barrierweg, Frankrijkstraat, Tonnaerstraat, Dr. Cuyperslaan, Rachelsmolen en John F. Kennedylaan. Secundaire fietsroutes hebben geen specifieke inrichtingseisen, maar worden wel gekenmerkt door een of andere vorm van fietsvoorzieningen. Dat kunnen vrijliggende of aanliggende fietspaden zijn, maar ook fietsstroken of fietssuggestiestroken.
Openbaar vervoer
Eindhoven op Weg gaat uit van twee netwerken voor het openbaar vervoer: een Hoogwaardig Openbaar Vervoer netwerk (HOV-netwerk) en een netwerk van ontsluitende buslijnen.
Uitsnede kaart 'Eindhoven op weg', Regio en Randweg / (H)OV reiziger
Door het plangebied zelf loopt geen HOV-tracé. Wel maakt de Veldmaarschalk Montgomerylaan onderdeel uit het HOV-tracé in de richting van bedrijventerrein Ekkersrijt. Daarnaast lopen er diverse lokale buslijnen van de stadsbus door het plangebied. Deze routes zijn niet op de afbeelding weergegeven.
Autoparkeren
De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Uitgangspunt daarbij is dat deze op eigen terrein worden gerealiseerd. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld. Deze nota is inmiddels geactualiseerd met de komst van de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019.
De Actualisatie Nota Parkeernormen 2019 is vanaf 4 oktober 2019 van kracht en past in de ontwikkeling naar een groenere, bereikbare en duurzame stad. Eindhoven heeft te maken met een grote verdichtingsopgave en tegelijk moeten het centrum van Eindhoven goed bereikbaar blijven. Er is straks minder plaats voor autoverkeer en parkeren in en om het autoluwe centrum. Daarom streeft gemeente Eindhoven nu naar het aanleggen van zo min mogelijk nieuwe parkeerplaatsen en wordt zoveel mogelijk ingezet op duurzame alternatieve vervoerswijzen: lopen, fietsen en openbaar vervoer.
In de nota is dat uitgewerkt in de zogenaamde verplichte "HOV-reductie" (minder parkeerplaatsen bij stations en Hoogwaardig openbaar vervoer-haltes) en het stimuleren van gebruik van deelauto's voor bewoners. Als tweede aanpassing willen we de bestaande (privé) parkeercapaciteit beter en efficiënter gaan benutten ten opzichte van realisatie van parkeerplaatsen op eigen terrein. De derde belangrijke aanpassing is dat ontwikkelaars een bijdrage in het mobiliteitsfonds moeten storten, bij gebruik van reeds aanwezige openbare parkeerplaatsen. Het mobiliteitsfonds is bedoeld om stadsbrede mobiliteitsvoorzieningen te ontwikkelen. In de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019 zijn eveneens de fietsparkeernormen geactualiseerd en daar wordt uitgebreider op getoetst en gehandhaafd.
Verder is van belang dat elk bestaand adres of een nieuw adres waar een omgevingsvergunning is afgegeven na 2016 in het POET-overzicht (parkeren op eigen terrein) komt. Adressen uit dit overzicht kunnen geen (nieuwe) parkeervergunning aanvragen en hebben geen recht op een bezoekersregeling binnen betaald parkeergebieden. Bestaande parkeervergunningen worden niet meer verlengd. Dat wordt in een vroeg stadium gecommuniceerd met de nieuwe bewoners.
Fietsparkeren
In de 'Actualisatie Nota Parkeernormen (2019)' zijn eveneens de fietsparkeernormen geactualiseerd, waarop uitgebreider zal worden getoetst en gehandhaafd. Bij besluit van 20 april 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders als uitwerking van de 'Actualisatie Nota Parkeernormen (2019)' de 'Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen' vastgesteld.
Het succes van een fietsenstalling hangt sterk af van de kwaliteit, de bruikbaarheid, sociale veiligheid en het comfort ervan. Er zijn voorbeelden van stallingen waar fietsers onvoldoende gebruik van maken, terwijl er in de omgeving toch grote behoefte aan fietsparkeerplaatsen is. De aanwezigheid van een fietsenstalling op zich is nog geen garantie dat hij goed wordt gebruikt.
De belangrijkste kwaliteitseisen voor toegankelijkheid, inrichting en bruikbaarheid zijn om die reden vastgesteld.
3.8 Groen
3.8.1 Groenbeleidsplan
Begin 2017 is een actualisatie van Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. Het groenbeleidsplan heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met daarin passende functies. Hiermee levert de toepassing van het groenbeleid een wezenlijke bijdrage aan een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving als karakteristieke kwaliteit van Eindhoven. Een omgeving die leefbaar en klimaatadaptief is en een volwaardig vestigingsklimaat biedt voor Brainport.
Het groenbeleid sluit aan op de geomorfologische structuur van de stad: de structuur van dekzandruggen en beken (Dommel en Gender) die Eindhoven hebben gevormd. Op basis van de tuinstad gedachte is bij de verdere ontwikkeling van Eindhoven sterk ingezet op het behoud van de groene ruimten tussen de voormalige dorpen. Genneper Parken (tussen Stratum en Gestel), Brainport Park (tussen Strijp en Woensel) en De Karpen (tussen Woensel en Tongelre) vormen nog altijd imposante, groene wiggen, die tot diep in de stad reiken. Het behoud van de robuuste groenstructuur, die vanuit het buitengebied, via de wiggen tot aan de bomen bij de voordeur reikt, is een belangrijk uitgangspunt van het groenbeleidsplan.
Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.
In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.
Uitsnede Ruimtelijke Strategieënkaart (plangebied blauw omlijnd)
Binnen het plangebied van dit bestemminsplan is ingevolge het Groenbeleidsplan 2017 hoofdzakelijk de strategie 'Stad, rood beeldbepalend' van toepassing. Aan de randen van de woonbuurten is 'Structureel stadsgroen' aanwezig. Binnen het deelgebied 'Limbeek' is daarnaast een klein gebied met de strategie 'Stad, groen bepalend' aanwezig.
Strategie Stad, rood beeldbepalend
In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.
Strategie Stad, groen beeldbepalend
Het betreft gebieden met een bijzonder groen imago, vaak gelegen aan de periferie van de stad. Uitgangspunt voor deze gebieden is het behouden en ontwikkelen van het bijzondere groene karakter. Deze gebieden maken ook onderdeel uit van de groene kaart (onderdeel verordening bomen en nadere regels). Voor de kap van bomen (met een omtrek van 45 centimeter op een stam hoogte van 130 centimeter) in deze gebieden is een vergunning verplicht. Uitzondering hierop vormt de taxus welke vanaf een omtrek van 30 centimeter een vergunningplicht kent.
Strategie Structureel stadsgroen
Deze gebieden zijn bedoeld voor groene dooradering van de stad, voor intensieve recreatie en ontspanning (parken), natuur en waterberging. Het beleid is gericht op het versterken van de functionaliteit van deze gebieden en het verbinden tot robuuste structuren. Toevoeging van niet-groene voorzieningen is slechts mogelijk als sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, als er geen alternatieven voorhanden zijn, als door een 'groen-inclusief ontwerp' de groene kwaliteit tenminste wordt gehandhaafd en als compensatie plaatsvindt van de per saldo verloren deel van de groenstructuur.
Het plangebied
Daar waar de strategieën 'Stad, rood bepalend', 'Stad, groen bepalend' en 'Structureel stadsgroen' gelden zijn de bestaande groenstructuren als 'Groen' bestemd. Het snippergroen is opgenomen binnen de bestemming 'Groen', 'Verkeer' of 'Verkeer-Verblijfsgebied'. Binnen al deze bestemmingen is groen toegestaan. Hiermee wordt het aanwezige groen op een goede wijze beschermd.
Beleidsregel groencompensatie
Op 13 maart 2018 is de 'Regeling Groencompensatiefonds' vastgesteld. Bij deze regeling hoort de 'Beleidsregel Groencompensatie'. Deze beleidsregel is bedoeld als afwegingskader bij aanvragen voor (ruimtelijke) ontwikkelingen die kunnen leiden tot aantasting van groen. Bij aantasting en verlies van groen is compensatie vereist, de Beleidsregel geeft hiervoor de richtlijnen.
3.8.2 Beleid Bomen
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2021. Deze is op 6 april 2021 door de gemeenteraad vastgesteld en de verordening met bijbehorende regels is op 23 april 2021 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels voor compensatie is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming is van toepassing op:
- bossen die buiten de 'bebouwde kom Wnb' liggen;
- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;
- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.
Voor bomen geldt dus of de Wet natuurbescherming of de Verordening Bomen 2021. Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing.
Verordening Bomen 2021
In de Verordening Bomen 2021 is de bescherming van bomen geregeld, middels de omgevingsvergunningplicht voor het kappen van bomen. Daarbij kan ook nog worden gezorgd voor herplant van de te kappen bomen (compensatieplicht). De verordening bevat regels over hoe wordt omgegaan met overlast door bomen, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de beoordeling (weigeringsgronden) van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting in bomen.
Conform de verordening is een vergunning voor kappen van bomen nodig als:
bomen vanaf 45 cm stamomtrek op gemeentegrond of op particuliere percelen groter dan 250 m2;
- een houtopstand die voor de eerste keer wordt teruggesnoeid tot op de hoofdtakken of stam;
- een houtopstand, ongeacht de stamomtrek, die is aangelegd op grond van een herplant-, compensatie en/of instandhoudingsplicht op grond van artikel 6 of een overeenkomst met het college.
- voor het voorhanden of in voorraad hebben dan wel het vervoeren van een gekapte houtopstand of delen ervan met een plantenziekte is een omgevingsvergunning vereist, voor zover deze plantenziekte zich kan verspreiden is wel een vergunning nodig.
Groene kaart
Er is een groene kaart waarop ter informatie het volgende is aangegeven:
- Groenstructuur van de gemeente Eindhoven (groene wiggen, groene dooradering en hoofgroenstructuur);
- Groenarme gebieden;
- Centrumgebied;
- Bebouwde komgrens Wet natuurbescherming;
- (Particuliere) percelen groter dan 250 m2.
De informatie op de groene kaart is nodig om:
- Te duiden waar de waardevolle bomen staan;
- Te duiden waar de monumentale bomen staan;
- Inzicht te geven in de Bebouwde komgrens wet natuurbescherming;
- Inzicht te geven in de gebieden waar een compensatiefactor geldt in het geval financiële compensatie aan de orde is, het centrumgebied en de groenarme gebieden.
Om de kaart actueel te houden wordt de informatie over de bomen op de kaart en de kadastrale situatie op de kaart, indien nodig bijgewerkt. Zo blijft de kaart up-to-date en betrouwbaar voor zowel interne als externe gebruikers.
Compensatieplicht bomen
Door het kappen van bomen gaat groen verloren. Het weggevallen groen moet in beginsel worden gecompenseerd. Aan een omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand (bomen) kunnen voorschriften worden verbonden. Onder andere kan een compensatieplicht worden opgelegd. In de Nadere regels Verordening bomen 2021 is bepaald wanneer een compensatieplicht ontstaat en hoe die wordt bepaald.
Nadere regels Bomen
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels voor compensatie. Deze zijn op 21 april 2021 vastgesteld door het college en op 23 april 2021 in werking getreden. Het college mag op basis van de Verordening bomen 2021 compensatie opleggen zoals uitgewerkt in de 'Nadere Regels voor compensatie'
Het plangebied
Binnen het plangebied staan grote aantallen basisbomen, deze bomen zijn volgens het beleid in principe vervangbaar. Daarnaast zijn er ook waardevolle bomen binnen het plangebied. Waardevolle (gemeentelijk en particulier) en monumentale bomen dienen in principe te worden behouden waarbij, bij ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden in de buurt van deze bomen, uit een bomeneffectanalyse moet blijken of en welke maatregelen nodig zijn voor behoud. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Nader onderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk.
3.9 Maatschappelijke Voorzieningen
Tot de maatschappelijke functies worden gerekend educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede begraafplaatsen. In het plangebied is een aantal maatschappelijke voorzieningen aanwezig, zoals meerdere kerken, begraafplaatsen, scholen (zowel basis-, voortgezet- als voorbereidend beroepsonderwijs), kinderopvanglocaties, gemeenschaps- en verzorgingshuizen.
3.10 Detailhandel
Leegstaande winkelpanden en borden met ‘opheffingsuitverkoop’ en ‘leegverkoop’ sieren de Nederlandse winkelstraten. Door onder meer de economische crisis en de toenemende invloed van internetverkopen heeft de retail-sector het erg moeilijk. Tegelijkertijd bieden de veranderingen in de sector ook nieuwe uitdagingen en mogelijkheden voor innovatieve concepten. Duidelijk is in ieder geval dat regionale afstemming steeds meer noodzakelijk wordt. Bovendien vraagt de provincie in de Verordening Ruimte om regionale afstemming en zijn regionale afspraken van belang voor de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Naar aanleiding hiervan heeft de Metropoolregio Eindhoven een detailhandelsvisie opgesteld. Hierin zijn de verschillende trends en ontwikkelingen en de gevolgen daarvan beschreven. Vervolgens is er een visie opgesteld, op basis waarvan concrete afspraken geformuleerd zijn. In de subregio’s is vervolgens gewerkt aan subregionale detailhandelsvisies. Deze visies bieden een kader, maar vragen wel nog om lokale verankering. Dat is gebeurd in de gemeentelijke Detailhandelsnota.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende visies. De gemeenteraad heeft op 15 december 2015 ingestemd met de regionale en subregionale visies. In diezelfde raadsvergadering is ook de gemeentelijke detailhandelsnota vastgesteld. Deze is op 2 november 2016 gepubliceerd.
3.10.1 Regionale detailhandelsvisie Metropoolregio Eindhoven
De detailhandelswereld is de laatste jaren sterk veranderd. Er zijn een aantal belangrijke trends en ontwikkelingen die daaraan ten grondslag liggen: de economische crisis, toename internetdetailhandel, vergrijzing, huishoudenssamenstelling, veranderend consumentengedrag, het verdwijnen van supermarkten en andere voorzieningen (zoals banken, bibliotheken etc.) in centra en branchevervaging. Deze trends en ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor het winkellandschap.
Goed voorzieningenniveau
Het doel van de regionale detaihandelsvisie is om een goed voorzieningenniveau voor de inwoners van de regio te creëren. De detailhandelsstructuur in de regio is opgebouwd uit verschillende lagen. Het centrum van Eindhoven en Ekkersrijt vormen de top van de piramide. Beiden hebben een bovenregionaal verzorgingsgebied. De tweede laag van de piramide bestaat uit regionaal en bovenlokaal verzorgende centra. Deze centra hebben een belangrijke functie in de subregio of voor de omliggende gemeenten. Daarna volgen de grote en kleine kernverzorgende centra, de belangrijkste winkelcentra in de kernen met een lokaal verzorgingsgebied. De onderste laag van de piramide zijn de wijk- en buurtcentra (inclusief kerkdorpen). Naast alle centra zijn er in de regio diverse PDV-locaties. Op Ekkersrijt en de Engelseweg na hebben deze locaties veelal een lokaal verzorgingsgebied.
Detailhandelsstructuur Metropoolregio Eindhoven
Specifieke thema's
Op drie regionale thema’s is specifiek ingezoomd. Het gaat om supermarkten, internetdetailhandel en marketing. Supermarkten zelf hebben de voorkeur voor een vestigingsplaats aan de rand van een centrum of net buiten het centrum. Echter, een gevarieerd aanbod in een centrum is van groot belang voor de levensvatbaarheid van het centrum. Daarom is het essentieel om supermarkten zoveel mogelijk in centra te vestigen of te behouden. Daarbij is het wel van belang dat de overheid de supermarkten zo goed mogelijk faciliteert (bijvoorbeeld bij parkeren, goede bereikbaarheid of een slimme oplossing voor een uitbreidingsvraag).
Internetdetailhandel kent allerlei (verschijnings)vormen met verschillende ruimtelijke consequenties. In de visie wordt ingegaan op deze vormen en aangegeven waar deze het beste gevestigd kunnen worden (zie de regionale afspraken die hieronder zijn beschreven).
Tot slot het thema marketing. Gemeenten moeten niet allemaal hetzelfde willen zijn, maar een statement maken en dat ook met trots uitdragen. Vervolgens is het goed om evenementen en activiteiten aan te bieden die passen bij het profiel en het ook kunnen versterken.
Regionale afspraken
Op basis van de trends en ontwikkelingen en de visie, zijn in de detailhandelsvisie regionale afspraken geformuleerd. In de subregionale detailhandelsvisies worden deze afspraken nader uitgewerkt.
- Detailhandel wordt geconcentreerd in bestaande winkelgebieden (ruimtelijke concentratie) om zo de hoofdstructuur te behouden en te versterken;
- Nieuwe detailhandelsontwikkelingen moeten passen bij het verzorgingsgebied en aantoonbaar kwaliteit toevoegen en de structuur versterken;
- Nieuwe detailhandelsontwikkelingen vinden in principe alleen plaats in de concentratiegebieden of op plekken waar dat voor de leefbaarheid noodzakelijk is;
- Supermarkten worden gerealiseerd in of aan de rand van bestaande winkelgebieden;
- Solitaire supermarkten op bedrijventerreinen of perifere detailhandelslocaties zijn niet toegestaan;
- Perifere detailhandel (PDV) met een bovenlokale impact wordt geclusterd op bestaande locaties. Er worden in principe geen nieuwe PDV-locaties met een bovenlokale functie toegevoegd;
- Er komt geen Retail Park of mega mall in de regio;
- Internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheid voor de consument zijn toegestaan op bedrijventerreinen (passen in reguliere bestemming);
- Zuivere afhaalpunten (pick-up points) worden geconcentreerd op bestaande detailhandelslocaties of op een kruispunt van passanten;
- Internetwinkels met een fysieke bezoekmogelijkheid en een showroom worden gezien als reguliere winkels en worden gerealiseerd op een bestaande detailhandelslocatie;
- Ontwikkelingen met een bovenlokale impact worden subregionaal afgestemd (nader gespecificeerd in subregionale detailhandelvisies), ontwikkelingen met een regionale impact worden regionaal afgestemd.
3.10.2 Detailhandelsvisie Stedelijk Gebied Eindhoven
In de detailhandelsvisie van de subregio Stedelijk Gebied Eindhoven wordt gestreefd naar een sterke, vitale en dynamische detailhandelsstructuur. Het beleid is gericht op het versterken van de bestaande detailhandelsstructuur. Nieuwe vestigingslocaties voor detailhandel mogen niet ten koste gaan van de bestaande (perspectiefrijke) winkelgebieden.
Detailhandelsstructuur Stedelijk Gebied Eindhoven
Het regionaal detailhandelsbeleid streeft naar een heldere en evenwichtige voorzieningenstructuur, waarbij onderscheid en complementariteit van winkelgebieden centraal staan. Dit houdt in dat detailhandel zoveel mogelijk wordt geclusterd in winkelgebieden en verspreide bewinkeling wordt afgebouwd. Dit geldt ook voor grootschalige winkels zoals tuincentra en bouwmarkten. Indien deze ruimtelijk niet inpasbaar zijn, dan is vestiging buiten de aangewezen winkelgebieden in regionaal verband bespreekbaar. De afwegingen voor het al dan niet toestaan van nieuwvestiging van een tuincentrum of bouwmarkt is gericht op de consumentenverzorging in het verzorgingsgebied.
De hoofdwinkelgebieden hebben allemaal een eigen functie in de structuur. Aard, omvang en samenstelling van het aanbod zijn afgestemd op de verzorgingsfunctie. De binnenstad van Eindhoven moet streven naar het toevoegen van het topsegment om haar positie te verstevigen.
Perifere concentraties hebben een complementair en aanvullend aanbod ten opzichte van de centrumvoorzieningen en buurt- en wijkvoorzieningen. Verbreding van het aanbod is niet het uitgangspunt. Uitzondering hierop is de locatie Ekkersrijt. De consument verwacht in dit winkelgebied een compleet aanbod op het gebied van ‘in en om het huis’. Ekkersrijt dient uit te groeien tot één van de leidende perifere winkelconcentraties in Nederland.
De komst van een Retail Park (Mega Mall) in de regio is niet wenselijk. Een dergelijke ontwikkeling heeft een verstorend effect op de bestaande structuur en ondermijnt de ontwikkelingskansen van andere clusters.
Internetafhaalpunten voor consumenten (met of zonder showroom) kunnen bestaande winkelgebieden versterken en worden daarom zoveel mogelijk in of aansluitend aan deze gebieden gesitueerd.
Nieuwe initiatieven
Het Rijk heeft de "Ladder voor duurzame verstedelijking" in het leven geroepen om nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan te toetsen. In de regionale detailhandelsvisie is ook een soort 'ladder' opgenomen voor nieuwe initiatieven. Aan nieuwe winkelontwikkelingen wordt in principe meegewerkt als:
- de initiatiefnemer kan aantonen dat het initiatief een meerwaarde heeft voor de lokale en/of regionale detailhandelsstructuur.
- aangetoond kan worden dat het initiatief resulteert in een versterking van de bestaande detailhandelslocaties. Wanneer dit niet het geval is, dient nadrukkelijk beargumenteerd te worden of er sprake is van meerwaarde en waarom het initiatief niet in- of aangrenzend aan een bestaand winkelgebied kan worden gefaciliteerd. De argumenten dienen van ruimtelijke aard te zijn, bijvoorbeeld grootschaligheid/ ruimtelijke inpassing, bereikbaarheid en parkeren en bevoorrading.
- aangetoond kan worden dat het initiatief geen (blijvende) negatieve effecten heeft op de bestaande detailhandelsstructuur en/of in het beleid aangegeven ontwikkeling daarvan.
Wanneer er op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau ingestemd wordt met een initiatief, dient het initiatief onderbouwd te worden op basis van ruimtelijke ordening relevante criteria (in de ruimtelijke onderbouwing). De ladder en de criteria zijn in regionale detailhandelsvisie uitgebreid beschreven.
3.10.3 Detailhandelsnota gemeente Eindhoven
Op 15 december 2015 is de Eindhovense detailhandelsnota “Wie kiest, wordt gekozen” vastgesteld. Zoals hiervoor beschreven heeft de detailhandelssector te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet. In de nota wordt eerst ingegaan op verschillende onderdelen. Vervolgens wordt per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven.
Beleid op onderdelen
Op onderdelen is de detailhandel aan grote veranderingen onderhevig. De volgende onderdelen zijn nadrukkelijk opnieuw tegen het licht gehouden:
Detailhandel op bedrijventerreinen
Vanuit het bedrijventerreinenbeleid is het ‘zuiver’ houden van bedrijventerreinen van belang. Bedrijventerreinen zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die niet in woon- en/of centrumgebieden gewenst zijn vanwege hun impact op de omgeving. In principe is detailhandel op bedrijventerreinen niet toegestaan. Wel is productiegebonden detailhandel toegestaan. Dit sluit aan bij de ambitie van Eindhoven om ruimte te bieden aan experimenten en ondernemerschap.
Voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen geldt als uitgangspunt dat dit ondergeschikt blijft aan de bedrijfsactiviteiten. Bovendien mag het geen afbreuk doen of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven op het bedrijventerrein. De voorkeur gaat ernaar uit dat er geen showroom bij een bedrijf komt. Bedrijven kunnen hun verkoopbare goederen via daarvoor bestemde locaties (winkelpanden) aanbieden. Indien er toch de wens, nut en/of noodzaak is om producten ter plekke te tonen, dan mag hier in principe maximaal 20% van het totale bedrijfsoppervlak voor worden gebruikt, met een maximum van 200 m². Vanwege de diversiteit van de initiatieven, dient elk initiatief echter afzonderlijk beoordeeld te worden op eventuele (structuurverstorende) effecten voor de perspectiefrijke winkelgebieden in Eindhoven en het betreffende bedrijventerrein. Bovendien moet een initiatief voldoen aan het meest recente beleid op het gebied van externe veiligheid.
Internethandel
Met de komst van internethandel is een nieuw type bedrijf ontstaan met bijbehorende kenmerken. We maken onderscheid tussen twee typen internethandel:
1. Internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid
Bij deze vorm van internethandel is er geen contact tussen internetwinkel en klant. Alle klantencontacten met de klant en de verzending van de goederen gebeurt uitsluitend via het internet of per post. Deze vorm van internethandel wordt in ruimtelijke zin niet aangemerkt als detailhandel. Zij kunnen voorkomen als uitsluitend kantoor maar ook als bezorgdienst.
Locaties waar deze kantoorachtige internethandel zich kan vestigen zijn: bedrijventerreinen, kantoorlocaties, woonwijken (kleinschalig en mits zij geen overlast bezorgen), buitengebied en PDV-locaties. Locaties waar internet bezorgdiensten zich zouden kunnen vestigen zijn bedrijventerreinen, kantoorlocaties en PDV-locaties.
2. Internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid
Hier kan de klant de internethandel bezoeken om de bestelde artikelen af te halen, te retourneren (de zogenaamde afhaalpunten). Daarnaast zijn er ook afhaalpunten waar ook andere zaken mogelijk zijn, zoals het presenteren, kopen, bestellen en omruilen van artikelen (de webwinkel).
Een afhaalpunt is een vorm van internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en rekenen we juridisch-planologisch tot detailhandel. Dat wil zeggen dat afhaalpunten in principe ingepast kunnen worden op (de vele) locaties waar reeds een detailhandelsbestemming op zit. Door deze benadering is het mogelijk om grip te houden op de verdere ontwikkeling van dit fenomeen. Zelfstandige afhaalpunten, ook wel Pick-Up- Points, kunnen alleen of geclusterd (meerdere afhaalpunten dus) gevestigd worden. Door clustering kunnen verkeersstromen beter geconcentreerd worden.
Webwinkels (waar ook artikelen gepresenteerd worden en / of waar men ook niet via internet bestelde artikelen kan kopen) beschouwen we als detailhandel. Ter voorkoming van ongewenste concurrentie op ruimtelijke aspecten zoals bereikbaarheid, parkeren of gebiedsbestemming bieden we voor deze vorm van detailhandel alleen mogelijkheden in winkelcentra en (mits passend in branchering) op PDV-locaties.
Kringloopbedrijven en –winkels
Kringloopwinkels (oftewel tweedehands winkels) richten zicht op het verhandelen van nog bruikbare artikelen die via diverse kanalen worden verkregen. Daarnaast is er een bedrijfstak ontstaan die zich het best laat benoemen als kringloopbedrijven. Deze richten zich op het opruimen van boedels waarbij vervolgens, in het bedrijf, bruikbare en onbruikbare zaken van elkaar worden gescheiden en bovendien artikelen die nog bruikbaar gemaakt kunnen worden, worden opgeknapt of verwerkt tot grondstof of 'halffabricaat'. Kringloopbedrijven hebben daardoor een andere ruimtelijke impact op hun omgeving dan kringloopwinkels / tweedehands winkels.
Vanwege de koppeling van de verkoop met andere bedrijfsmatige activiteiten en het doelgerichte bezoek door consumenten, is de vestiging van kringloopbedrijven op bedrijventerreinen min of meer gemeengoed geworden. Voor kringloopbedrijven geldt dan ook dezelfde beleidslijn als voor perifere detailhandel. Kringloopbedrijven zijn op de reguliere zgn. PDV-locaties (Categorie III) toegestaan voor wat betreft hun detailhandelsactiviteiten, omdat het aanbod voor een zeer groot deel voor “in en om het huis” is. Verder kan de beleidslijn voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen een uitkomst bieden voor kringloopbedrijven.
Kringloopwinkels (winkels in tweedehands goederen zonder het totaalconcept van inzamelen en verwerken/repareren) worden als detailhandel beschouwd. Mogelijkheden voor vestiging in Eindhoven worden hiervoor dan ook alleen geboden in winkelcentra en op de zgn. PDV-locaties (Cat. III, ook vanwege het grote aandeel “in en om het huis”).
Trafficlocaties
Trafficlocaties (stations, ziekenhuizen, campussen, tankstations) worden een steeds belangrijkere aankoopplaats. Detailhandel op dergelijke locaties past dan ook binnen de huidige trends en ontwikkelingen. Omvang en invulling hiervan moeten passen bij de functie van de locatie en het gebied en is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit. De detailhandel dient dus hoofdzakelijk gericht te zijn op de reizigers / forensen of werknemers / studenten op de locatie en mag niet concurreren met de reguliere winkelgebieden. Denk hierbij aan mandjeswinkels of micromarkten (onbemande gemakswinkels met bijv. gekoelde drank en versartikelen). Het vestigen van afhaalpunten op deze locaties is mogelijk. Voor trafficlocaties geldt dat vanwege de diversiteit in verschijningsvorm elk initiatief afzonderlijk beoordeeld wordt.
Voormalige (buurt)winkelstrips
De toekomstwaarde van (buurt)winkelstrips staat, met name door het veranderde consumentengedrag, sterk onder druk. Dit uit zich in een toenemende winkelleegstand en functiewijziging. Beleidsmatig wordt hier dan ook niet ingezet op behoud van de winkelfunctie. Voor het nog aanwezige winkelaanbod in de perspectiefarme strip kan verplaatsing naar een nabijgelegen perspectiefrijk wijk- of buurtcentrum een optie zijn. De winkeltrip aan de Hobbemastraat is hier een voorbeeld van.
De gemeentelijke doelstelling is in ieder geval behoud van ruimtelijke kwaliteit en het voorkomen van verpaupering. Het heeft de voorkeur dat de "plek" voor de buurt behouden blijft. Ervaringen in Eindhoven (b.v. Genderdal) en elders in Nederland hebben uitgewezen dat de meest duurzame oplossingen meestal uit het gebied zelf afkomstig zijn. Ook hier is echter de initiële rol van de gemeente het faciliteren van het gesprek tussen de belanghebbenden. Vervolgens moeten er keuzes gemaakt worden voor toekomstig gebruik, mede afhankelijk van ligging en kwaliteit van de bebouwing en de potentie in de omgeving.
Winkelleegstand
Leegstand van winkelpanden heeft diverse oorzaken, bestaat al langer en is een zichtbaar gevolg van de dynamiek in het winkellandschap. Leegstand is in de visie van de gemeente Eindhoven een maatschappelijk probleem wanneer de veiligheid in het geding komt of een dermate grote invloed op de directe omgeving heeft (zie ook paragraaf over voormalige (buurt)winkelstrips) dat hierdoor de vitaliteit van centrumgebieden onder druk komt te staan. Dat is immers niet altijd het geval. Zolang dat niet het geval is, is leegstand vooral een probleem van de eigenaar van het vastgoed.
Het belang van leefbaarheid en waar mogelijk beperken van (mogelijke) leegstand is een van de uitgangspunten van de detailhandelsnota. Dat wordt gedaan door in eerste instantie scherpe keuzes te maken over waar we welke vormen van detailhandel een plek bieden en dus ook waar niet. Ook blijven we winkellocaties ruim bestemmen zodat verandering van functie eenvoudig blijft.
Bijzondere initiatieven
In de toekomst kunnen en zullen zich kansen voordoen waarbij een nieuw (on brand) initiatief (Technologie, Design of Kennis), naar aard, reikwijdte en schaal, passend bij de ambities van Brainport Eindhoven zich wil vestigen op een locatie die daarvoor niet bestemd is. Een ondergeschikte vorm van detailhandel kan hier deel van uitmaken en valt dan ook buiten de daarvoor aangewezen locaties in de detailhandelsstructuur, zoals vastgelegd in deze nota. Het voorbeeld bij uitstek is Piet Hein Eek op Strijp R. In de detailhandelsnota zijn voorwaarden opgenomen waaronder dergelijke initiatieven kunnen worden toegestaan.
Het plangebied
Voor dit bestemmingsplan zijn de buurtwinkelconcentraties 'Mensfort, Boschdijk, Rapenland' met name van belang, aangezien deze binnen het plangebied liggen. Ook gelet op de komst van een nieuw buurtcentrum aan het Gerretsonplein in Woensel-Noord is het perspectief voor deze buurtwinkelconcentraties matig tot slecht. Vooral buurtcentrum Mensfort gaat hier hinder van ondervinden, zeker gezien de toch al korte afstand tot WoensXL en de supermarkt in Rapenland. De verzorgingsgebieden overlappen elkaar dusdanig dat het draagvlak per concentratie zeer beperkt is. In dit perspectief is de nieuwe supermarkt aan de Boschdijk geen structuurversterkende ontwikkeling. Laatste locatie is bovendien op zeer korte afstand van Woensel West en de supermarktconcentratie aan de Woenselse Markt gelegen.
3.11 Horeca
Op 11 maart 2014 heeft de gemeenteraad het nieuwe horecabeleidsplan 'Kennis maken met een gastvrije stad' vastgesteld. De nota is op 2 november 2016 gepubliceerd. Eindhoven wil aantrekkelijk zijn om er te komen, verblijven, studeren, wonen en werken. Horeca speelt hierbij een belangrijke rol. Het horecabeleidsplan bevat een aantal speerpunten om ervoor te zorgen dat de horeca in Eindhoven kan meebewegen met de ontwikkelingen in de stad. De gemeente wil de vestiging van kwalitatief goede horecabedrijven stimuleren. Daarbij is een wederzijdse versterking van de nabije andere functies belangrijk. Om dit bewerkstelligen maakt het horecabeleidsplan onderscheid gebiedtypen en in typen horeca.
Typen horeca
Het horecabeleidsplan maakt onderscheid in twee typen horeca:
Nat & Droog
Het al dan niet schenken van alcohol is vanuit de taken van de overheid zeer bepalend. Om die reden is een eerste onderscheid naar nat en droog logisch. Indien een horecabedrijf geen alcoholische dranken verstrekt, wordt deze gerekend tot de droge horeca. Natte horeca verstrekt alcoholische dranken.
Dag, Avond & Nacht
Naast de indeling op basis van het schenken van alcoholhoudende dranken moeten we echter ook kijken naar de exploitatietijden. Op basis hiervan kan worden gekeken naar de tijden waarop een horecabedrijf invloed heeft op zijn omgeving. Ook dit heeft weer een verband met wanneer de overheid welke taak heeft. Hierin kunnen in beginsel drie typen worden onderscheiden: dag-, avond en nachthoreca. Van belang is hierbij de combinatie met nat of droog.
Regels over het schenken van alcohol en openingstijden zijn opgenomen in de drank- en horecawet en in de APV. In het bestemmingsplan worden hierover geen regels opgenomen. Wel wordt in het bestemmingsplan opgenomen welke vorm van horeca is toegestaan. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de lijst van Horeca-activiteiten (Bijlage 3).
Gebiedstypen
In het horecabeleidsplan wordt onderscheid gemaakt in drie gebiedstypen:
- Stimuleringsgebied: gebieden waar uitbouw van de horecasector mogelijk is.
- Toelatingsgebied: gebieden waar per aanvraag wordt bezien of nieuwe horeca of uitbreiding van bestaande horeca inpasbaar is. Dit is afhankelijk van onder andere infrastructuur, woonbelangen, levendigheid, leefbaarheid en milieu-aspecten.
- Restrictiegebied: gebieden waar (vanuit leefbaarheid) een vermindering van het aantal horecavestigingen wordt nagestreefd.
Per deelgebied of cluster wordt aangegeven welk gebiedstype van toepassing is.
Het plangebied
Het horecabeleidsplan omschrijft geen positie en perspectief per stadsdeel. Dit bestemmingsplan heeft met name betrekking op woonwijken gelegen tussen enkele radiaalwegen. Deze woonwijken omvatten woongebieden, winkelcentra, parken, scholen en culturele instellingen.
Woongebieden
Woongebieden worden aangemerkt als restrictiegebieden. Bestaande horeca kan worden gehandhaafd en in beperkte mate worden uitgebreid, mits daarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie. De bestaande horecabedrijven moeten in staat worden gesteld om aan de potentiële vraag te kunnen voldoen. Uitbreiding van het horeca-aanbod is hier echter niet gewenst. Indien een horecagelegenheid sluit wegens marktomstandigheden of wordt gesloten, is een nieuw bedrijf op deze locatie niet gewenst.
Winkelcentra/-gebieden
Winkelcentra en winkelgebieden in woonwijken worden aangemerkt als toelatingsgebieden. Met betrekking tot nieuwe horeca wordt een terughoudend beleid gevoerd. Primaire en doorslaggevende toets zal daarbij zijn of zij de woonfunctie bedreigen. Uitbreiding met nieuwe horecavestigingen zal voornamelijk gaan om locaties in of aan bestaande (buurt)winkelcentra en andere gemeenschaps- of multifunctionele centra. Horeca kan voor een zekere levendigheid zorgen, nodig voor de leefbaarheid in een wijk. Overigens geldt voor (nieuwe) woonwijken dat hier altijd ontwikkelingsmogelijkheden aanwezig moeten zijn voor buurt- en wijkgebonden horeca. Het gaat dan om horecavoorzieningen die geïntegreerd worden in een wijkwinkelcentrum, waar ook andere publieksgerichte voorzieningen aanwezig zijn.
Parken
Parken worden getypeerd als toelatingsgebied. Een (bescheiden) horeca-inrichting kan het gebruik van Eindhovense parken een meerwaarde geven. Diverse bestaande horecagelegenheden in parken en recreatieschappen (buiten Eindhoven) bewijzen dit. Horeca in parken moet zich verhouden met de omgeving. De exploitatie van een horeca-inrichting in een park mag dus wel een autonome functie hebben maar mag geen onevenredige afbreuk doen aan de gebruikswaarde van het park. Dit betekent onder meer dat zaken als bereikbaarheid, parkeren, afval, bevoorrading, geluid ed. grenzen stellen aan de mogelijkheden.
Scholen
Bij scholen (onderwijsinstellingen) gaat het om de totale omvang van de school c.q. het schoolterrein en het daarmee gemoeide draagvlak voor horeca. Het is niet de bedoeling dat horecavoorzieningen op schoolterreinen een autonome horecafunctie hebben. De perspectieven van horeca in dit soort specifieke milieus zijn sterk projectgebonden en dienen dus als zodanig per project beoordeeld te worden. Scholen worden aangemerkt als toelatingsgebied.
Culturele instellingen
Culturele instellingen worden gerekend tot paracommerciële rechtspersonen van sociaal-culturele aard, als bedoeld in afdeling 10 van de APV Eindhoven. Zij verstrekken uitsluitend alcohol op maandag tot en met zondag van 12.00 uur tot 24.00 uur tijdens activiteiten of bijeenkomsten die passen binnen de statutaire doelstelling van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon. De burgemeester kan een paracommerciële rechtspersoon ontheffing verlenen van de gestelde schenktijden. Het is paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sociaal-culturele aard niet toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken anders dan tijdens bijeenkomsten met een sociaal-cultureel karakter. Het is ze voor ten hoogste zes al dan niet aaneengesloten dagen per jaar toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken buiten de genoemde schenktijden en buiten de genoemde bijeenkomsten. De bijeenkomsten zonder een sociaal-cultureel karakter dienen uiterlijk drie weken voor aanvang bij de burgemeester te worden gemeld.
Bedrijventerreinen algemeen
De exploitatie van een horeca-inrichting op een bedrijventerrein mag geen onevenredige afbreuk doen aan of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven op het bedrijventerrein. De horeca- inrichting moet voldoen aan het meest recente gemeentelijke beleid op het gebied van de externe veiligheid, waarbij rekening gehouden moet worden met het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van een risicoveroorzakende inrichting. Een horeca-inrichting op een bedrijventerrein is dus bij voorkeur gelegen aan de rand van een industrieterrein en is niet te groot, zodat er geen grote groepen personen tegelijkertijd zich in het pand bevinden (minder dan 50 personen). Dit laatste heeft dus te maken met de hoogte van het groepsrisico.
3.12 Bedrijvigheid
Op 15 maart 2016 heeft de gemeenteraad de Bedrijventerreinennota met de titel 'Aan de slag voor waardevolle locaties' vastgesteld. Deze is gepubliceerd op 2 november 2016. Met deze nota wordt richting gegeven aan het beleid voor en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen. De nota heeft betrekking op de 16 grootste (>5 ha) bedrijventerreinen van Eindhoven, inclusief campussen. De helft van de werkgelegenheid in Eindhoven en de regio hangt samen met deze 16 bedrijventerreinen. Daarmee zijn de terreinen een heel belangrijke pijler onder Brainport, de tweede economische motor van Nederland en een van de meest prominente hightech centra van Europa. Veel Brainport (gerelateerde) bedrijvigheid en economische clusters zijn op deze bedrijventerreinen - en die in de regio - gevestigd.
Doel van de nota is de grote waarde die de terreinen hebben naar de toekomst toe te borgen en verder te vergroten. Dit in het belang van het functioneren van de bedrijven en de welvaart en het welzijn van de inwoners in Eindhoven en Brainport. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het brede palet aan economische activiteiten en daarmee samenhangende wensen en eisen die aan de bedrijventerreinen in Eindhoven worden gesteld.
Het plangebied
In de nota worden de bedrijventerreinen van Eindhoven verdeeld in vier typen terreinen. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan komen geen locaties voor die van belang zijn in het kader van de Bedrijventerreinennota.
Wel is in het noordoosten van Mensfort een kleinschalig bedrijventerrein aanwezig ter plaatse van de Willem Rosestraat en De Greefstraat. Daarnaast zijn er enkele afzonderlijke bedrijfspercelen of clusters binnen het plangebied aanwezig binnen Limbeek, Kronehoef en Mensfort.
De bedrijven in het plangebied zijn in het kader van de voorbereiding van dit bestemmingsplan geïnventariseerd. Uit deze inventarisatie is gebleken dat de bedrijven uit milieuoogpunt bezien geen onaanvaardbare effecten hebben op de omgeving. De geldende planologische situatie wordt dan ook in dit bestemmingsplan overgenomen. Kleinschalige bedrijvigheid in de vorm van een bedrijf aan huis is onder voorwaarden toegelaten bij de woonfuncties.
3.13 Kantoren
De Kantorenstrategie 2012-2020 (vastgesteld op 26 juni 2012) is niet langer (alleen) gebaseerd op het voeren van regie op de nieuwbouw kantorenmarkt. Juist op de bestaande markt zijn maatregelen nodig om deze gezonder te maken. Dat vraagt enerzijds om een positieve en actieve grondhouding van gebouweigenaren. Anderzijds is er vaak nog een (andere) vastgoedpartij nodig die op creatieve wijze met de leegstand aan de slag wil gaan. De gemeente Eindhoven speelt daarbij in toenemende mate een stimulerende en faciliterende rol. De Eindhovense werkwijze is afgestemd met de andere ‘kantoorgemeenten’ in de stedelijke regio. Dit is vastgelegd in een 'Regionale programmering kantoorlocaties' d.d. november 2013.
Het grootste deel van de werkgelegenheid in de regio Eindhoven is gehuisvest in een kantooromgeving. Door diverse oorzaken is de Nederlandse en ook de regionale kantorenmarkt de laatste jaren flink uit balans geraakt. De aanbodpercentages liggen op dit moment rond de 16%; ruim twee keer zoveel als bij een gezonde kantorenmarkt hoort. Het totale aanbod van kantoren in Eindhoven bedroeg op 1 januari 2015 circa 250.000 m². Dit overaanbod aan kantoorruimte is voor een groot deel structureel van aard. Dit is een bedreiging voor de economische ambities van (de regio) Eindhoven en vraagt dus om gericht handelen.
In het nieuwe beleid wordt niet alleen op nieuwbouw gestuurd, maar ook op de bestaande kantorenmarkt. De focus ligt daarbij op het terugdringen van kantorenleegstand in bestaande gebouwen. Met deze aanpak hoopt het college vraag en aanbod op de Eindhovense kantorenmarkt in kwantitatieve én kwalitatieve zin beter op elkaar af te stemmen, zodat een goede balans ontstaat met toekomstbestendige locaties, die bijdragen aan de realisatie van de Brainport-ambities van stad en regio.
Binnen Eindhoven worden drie afzonderlijke nieuwbouw kantorenmilieus onderscheiden, te weten Stationsgebied, Strijp-S en Flight Forum. Deze verschillende kantorenmilieus voorzien in een specifieke en onderscheidende behoefte. Het is belangrijk om deze onderscheidende kwaliteiten de komende jaren verder uit te bouwen. Het is daarnaast belangrijk dat ongebreidelde groei van de kantorenvoorraad, door toevoeging van niet duurzame/toekomst- bestendige nieuwbouw, wordt voorkomen. Kantoorgebruikers die op zoek zijn naar nieuwe huisvesting worden daarom zoveel mogelijk bediend op de bestaande kantorenmarkt. Nieuwbouw van kantoren op geprioriteerde locaties en door middel van toekomstbestendige gebouwen is nog slechts met inachtneming van hiervoor genoemde uitgangspunten mogelijk.
De gemeente voert geen leegstandsverordening in. De uitvoering hiervan kost veel inspanning, terwijl ervaringen elders leren dat het gewenste resultaat veelal uitblijft. Wel komt er een ‘Eindhovense Leegstandsmonitor kantoren’ (actueel overzicht van leegstaande kantoren), bedoeld als stimulerend middel om marktpartijen ertoe aan te zetten ‘iets’ met leegstaande gebouwen te gaan doen. De gemeente Eindhoven zal ook proactief partijen met elkaar in verbinding brengen, om zo bij te dragen aan mogelijke nieuwe samenwerkingsverbanden en creatieve oplossingen voor dit vraagstuk. In onze ‘slimme regio’ zijn legio partijen die samen in staat zijn om ‘slimme oplossingen’ te bedenken.
De gemeente Eindhoven zal, uiteraard passend binnen wet- en regelgeving, proactief meewerken aan gewenste transformatie van leegstaande kantoren. Echter niet alle kantoren zijn geschikt voor andere functies. Soms vanwege technische aspecten of locatiegebonden aspecten. Een deel van de kantoren zal dus naar verwachting op termijn gesloopt worden.
Plangebied
Geen van bovenstaande prioritaire gebieden ligt binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Deelgebieden Woensel-Zuid 2021'. Naast de geprioriteerde grootschalige kantorenlocaties is ook op 'overige locaties' de ontwikkeling van (kleinschalige) kantoren mogelijk. Het gaat hierbij om locaties binnen de stad welke eigendom zijn van ontwikkelaars en waar, veelal van oudsher, een nieuwbouw kantoorontwikkeling is toegestaan. De gemeente laat deze initiatieven echter over aan de markt en beperkt zich tot, voor zover aan de orde, het toetsen van deze initiatieven aan de (in de Prioriteitennota) gestelde voorwaarden, zoals haalbaarheid en wenselijkheid. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt niet onder de noemer 'overige locaties'.
3.14 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Alleen ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden moeten op de verbeelding en in de regels worden opgenomen. Binnen het plangebied van dit plan is parallel aan het spoor ter plaatse van de Groenewoudseweg een ondergrondse 150kV hoogspanningsleiding gelegen. Deze leiding heeft in dit bestemmingsplan een passende dubbelbescherming gekregen waarmee deze kabel is beschermd. Verder komen er geen kabels, leidingen of straalpaden voor die planologisch beschermd moeten worden.
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Milieueffectrapportage
4.1.1 Wettelijk kader
Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een m.e.r. moet worden opgesteld.
Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor een m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.
De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:
- Kolom 1: de activiteit zelf
- Kolom 2: drempelwaarden activiteit
- Kolom 3: de kaderstellende plannen (zoals een bestemmingsplan)
- Kolom 4: de besluiten
De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemmingsplan, als voor besluiten.
4.1.2 Conclusie
Dit bestemmingsplan richt zich op het vastleggen van de bestaande situatie en van de functionele en ruimtelijke structuur. Er worden met onderhavig bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Gelet op het bovenstaande zijn de ontwikkelingen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt niet genoemd als activiteit in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Er is om die reden geen sprake van een noodzakelijke MER of m.e.r.-beoordelingsplicht.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijven en/of inrichtingen in het plangebied zijn toegestaan. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
In deze brochure worden richtafstanden gegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.
4.2.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG - brochure. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied worden toegestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elke ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven. Deze afstand moet in beginsel worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
- de richtafstanden hebben betrekking op het omgevingstype 'rustige woonwijk';
- de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
Voor dit bestemmingsplan is de staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG aangepast. Bedrijven die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten niet passend zijn op een bedrijventerrein, zijn niet in de staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen (denk bijvoorbeeld aan bioscopen, dierentuinen, sporthallen, kantoren, etc.). Daarnaast worden bedrijven die gezien hun aard en activiteiten niet in onderhavig plangebied thuishoren en/of voor kunnen komen, uitgesloten (bijvoorbeeld visserij- en visteeltbedrijven, aardolie- en gaswinning, etc.). Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied, al dan niet met ontheffing, toegelaten milieucategorie (categorieën 1 t/m 3.2).
4.3 Geluid
4.3.1 Wettelijk kader
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.
De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.
Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.
In het voorliggende bestemmingsplan liggen de volgende geluidgevoelige bestemmingen:
- een woongebouw
- een onderwijsgebouw;
- een verzorgingstehuis;
- een kinderdagverblijf
4.3.2 Wegverkeerslawaai
Een deel van het plangebied ligt binnen de zones van wegen gelegen in stedelijke gebied met een maximumsnelheid van 50/70 km per uur, bestaande uit 2-4 rijstroken, met een zonebreedte van 200-350 meter aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de as daarvan. Het gaat vooral om wegen met een gebiedsontsluitingsfunctie rondom de verschillende deelgebieden (Groenewoudseweg (klein deel), Vredeoord, Boschdijk, 1e Lieve de Keylaan, Fellenoord, Veldmaarschalk Montgomerylaan, John F. Kennedylaan, Marconilaan, Kronehoefstraat, Europalaan, Dr. Berlagelaan en Dr. Cuyperslaan).
In het kader van de nota "Eindhoven op weg" zijn alle overige wegen in en nabij het plangebied 30 km per uur wegen. Deze wegen en woonerven hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone. Gezien de beperkte verkeersintensiteiten op deze wegen in het plangebied kunnen deze verder buiten beschouwing worden gelaten.
De Wet geluidhinder maakt onderscheid tussen zogenaamde bestaande situaties en nieuwe situaties. Ingevolge hoofdstuk VI, afdeling 3 ("bestaande situaties") van de Wet geluidhinder behoeft voor de reeds aanwezige geluidgevoelige bebouwing geen nieuw akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen.
Reconstructies van wegen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, die leiden tot een toename van de geluidbelasting met 2 dB of meer, zijn niet toegestaan.
4.3.3 Railverkeerslawaai
Een deel van het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidzone van de spoorweg Eindhoven-Boxtel. Deze zone bedraagt 350 meter. De zone reikt dan ook over delen van de buurten Limbeek en Woenselse Watermolen.
4.3.4 Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidzone van industrie.
4.3.5 Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt niet binnen de 25 Ke-zone van het vliegveld (Eindhoven Airport).
4.4 Luchtkwaliteit
4.4.1 Wettelijk kader
Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.
4.4.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:
- woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
- kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
- kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.
Samengevat
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.
4.4.3 Besluit gevoelige bestemmingen
Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.
Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemmingen' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.
In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.
4.4.4 Goede ruimtelijke ordening
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.
4.4.5 Planbeschrijving en toetsing
Dit plan betreft een actualisatie en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Daarom kan gesteld worden dat er geen sprake is van een "in betekende mate" project, zodat de realisatie van het plan niet zal leiden tot overschrijding van de luchtkwaliteitseisen. Het plan maakt geen nieuwe gevoelige bestemmingen in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) mogelijk. Gelet op het voorgaande vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor dit plan.
4.5 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen (inrichtingen, transportroutes en buisleidingen). Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Hierbij wordt ook een beschrijving gegeven van het wettelijk kader op gebied van externe veiligheid.
4.5.1 Wettelijk kader
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt; april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het Plaatsgebonden risico en het Groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
Het plangebied
Hieronder wordt beschreven welke risicovolle inrichtingen in of nabij het gebied liggen, of er vervoer van gevaarlijke stoffen in het gebied plaatsvindt en of er risicovolle buisleidingen liggen. De risicobronnen worden afgeleid van de risicokaart van gemeente Eindhoven. Onderstaand is een uitsnede van de risicokaart weergegeven.
Plangebied met risicobronnen
Inrichtingen
Gasdrukregel- en meetstations
In het plangebied is een aantal gasdruk-, meet- en regelstations gelegen. Ingevolge het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer gelden hiervoor veiligheidsafstanden ten opzichte van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Om te borgen dat deze niet binnen de veiligheidsafstanden kunnen worden gerealiseerd worden regels in het bestemmingsplan opgenomen. In onderstaande tabel zijn de afstanden weergegeven.
Figuur Tabel 3.12 Activiteitenbesluit
In de regels van dit bestemmingsplan is gewaarborgd dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasreduceerstation' geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden. In onderstaande tabel zijn de bijbehorende veiligheidsafstanden opgenomen.
Locatie | Veiligheidsafstand kwetsbare objecten | Veiligheidsafstand beperkt kwetsbaar object |
Steenstraat 80 N01 | 10 meter | 4 meter |
Peter Noorwitspad 1 N01 | 10 meter | 4 meter |
Veldmaarschalk Montgomerylaan 20 N01 | 15 meter | 4 meter |
Fellenoord 15 (Station Rabobank) | 10 meter | 4 meter |
Voor andere gasdrukmeet- en regelstations die in het plangebied voorkomen is geen planologische bescherming nodig via dit bestemmingsplan.
Verkooppunt motorbrandstoffen inclusief LPG
Aan Vredeoord 2 zit is een benzineservicestation gevestigd waar ook LPG wordt verkocht. Het tankstation heeft een vergunning voor het in werking hebben van een tankstation met LPG. Er is een ondergrondse tank van 20 m³ vergund. Op 24 augustus 2005 is de doorzet LPG beperkt tot 1.000 m³. In het kader van het bestemmingsplan "Vredeoord" (vastgesteld 20-09-2017) is een risicoanalyse voor externe veiligheid opgesteld. Deze risicoanalyse is als bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd. Uit dat onderzoek blijkt dat voor het LPG-tankstation drie plaatsgebonden risicocontouren gelden. Het groepsrisico ligt hierbij onder de oriënterende waarde. Hoewel de inrichting zelf niet binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen, liggen de risicocontouren wel gedeeltelijk binnen dit bestemmingsplan. Binnen deze contour worden in dit bestemmingsplan echter geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd. Hierdoor wordt voldaan aan artikel 5 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het plaatsgebonden risico is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' op de verbeelding opgenomen. Ten behoeve van het groepsrisico is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - invoedsgebied' op de verbeelding opgenomen.
Spoorwegemplacement
Nabij het plangebied is het spoorwegemplacement Eindhoven Centrum gelegen. De inrichting valt onder artikel 2, lid1, sub c van het Bevi. In de Wm-vergunning zijn kaders voor het emplacement uitgewerkt. De plaatsgebonden risicocontour moet binnen het emplacement blijven en de oriënterende waarde voor het groepsrisico mag niet worden overschreden. Het emplacement wordt in principe niet gebruikt voor handelingen met wagons met gevaarlijke stoffen. Uitsluitend in overmachtsituaties mag het emplacement (incidenteel) worden gebruikt voor tijdelijk parkeren van een trein met gevaarlijke stoffen en het kopmaken. Uit de jaarlijkse verantwoording van ProRail blijkt dat dit zo sporadisch voorkomt dat het groepsrisico beduidend onder de oriënterende waarde blijft.
Het plaatsgebonden risico levert geen beperkingen op voor dit bestemmingsplan. Het plan is conserverend van aard en is geen aanleiding voor een toename van het groepsrisico.
Overige inrichtingen
Verder zijn er geen noemenswaardige inrichtingen binnen of in de nabijheid van het plan die van invloed zijn op dit plan of waarvoor planologische bescherming in dit bestemmingsplan nodig is.
Transport
Voor dit plangebied is één transportroute van belang waarvoor een nadere afweging nodig is op het onderdeel externe veiligheid. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Tilburg - Eindhoven. Verder zijn er binnen of in de omgeving van het plangebied geen andere vervoersbronnen aanwezig die van invloed zijn op de situatie met betrekking tot externe veiligheid in het plangebied.
Spoorlijn Tilburg - Eindhoven
Een klein deel van het bestemmingsplan (Limbeek, een klein deel van Watermolen en een deel van Vredeoord) ligt binnen het invloedsgebied van het spoor. Het gaat hier om het traject Tilburg - Eindhoven, waarvan de onderdelen van het tracé met trajectnummers 12AT.3 en 12AU.3 voor dit bestemmingsplan van belang zijn. De gemeente Eindhoven heeft in de "Visie externe veiligheid - Risico's de maat genomen, 2009" een zone van 200 meter rond transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden, aangewezen waarin rekening gehouden moet worden met de gevaren hiervan. Deze zone is opgenomen in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes dient een verantwoording van het groepsrisico te worden doorlopen. Binnen de gemeente Eindhoven is voor het gehele grondgebied een groepsrisicoverantwoording gedaan voor plannen vanaf 200 meter van de transportassen. Aangezien het plan ook binnen de 200 meter van het spoor valt wordt voor dit gedeelte de verantwoording doorlopen, zie hoofdstuk 4.5.4.
Het plaatsgebonden risico (1 tot 6 meter) levert geen beperkingen op voor dit bestemmingsplan. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan komen er geen (beperkt) kwetsbare objecten voor binnen de plaatsgebonden risicocontour.
Voor zover het plasbrandaandachtsgebied van het spoor gelegen is binnen dit plangebied, is op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - plasbrand aandachtsgebied' opgenomen. Ten behoeve van het groepsrisico is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - invloedsgebied' op de verbeelding opgenomen.
Lokale weg
Op voorgaande uitsnede van de risicokaart van gemeente Eindhoven is te zien dat het plangebied niet gelegen is binnen het invloedsgebied (200 meter) van deze transportroutes over lokale wegen (mintgroene zone, zoals onder andere opgenomen ten oosten van het plangebied).
Buisleidingen
Binnen het plangebied liggen geen buisleidingen die bescherming behoeven in het kader van externe veiligheid. Ten westen van de spoorlijn Tilburg - Eindhoven ligt een hogedruk gasleiding van Gasunie. Het plangebied is niet binnen de plaatsgebonden risicocontour van de leiding gelegen. Alleen het gedeelte Bezuidenhoutseweg en Groenewoudseweg ter hoogte van het Vredeoord terrein liggen binnen het invloedsgebied van deze buisleiding. Binnen het invloedgebied ligt echter openbaar gebied (groen- en verkeersbestemming) waarbinnen geen (beperkt)kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt. Met een gebiedsaanduiding en daaraan gekoppelde regels heeft de buisleiding planologische bescherming gekregen in dit bestemmingsplan.
Hoogspanningslijnen
Binnen het plangebied van dit plan is parallel aan het spoor ter plaatse van de Groenewoudseweg een ondergrondse 150kV hoogspanningsleiding gelegen. Deze leiding heeft in dit bestemmingsplan een passende dubbelbescherming gekregen waarmee deze kabel is beschermd. Verder komen er geen kabels, leidingen of straalpaden voor die planologisch beschermd moeten worden.
4.5.2 Gemeentelijk beleid: Visie Externe Veiligheid
De Gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de Visie externe veiligheid vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen wordt omgegaan met het veilig stellen van een acceptabel niveau voor risico's in het kader van externe veiligheid en de beheersbaarheid ervan. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen (o.m. het gebied > 200m van het spoor) een verantwoording van het groepsrisico uitgewerkt.
Hierin staat o.a. dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen (minder dan 50 woningen, waarbij de woningen niet specifiek bedoeld zijn voor een hulpbehoevende of minderjarige doelgroep) binnen 200 meter van de lokale wegen de standaard verantwoording groepsrisico geldt. Het plan past binnen de criteria.
4.5.3 Verantwoording groepsrisico
Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient het groepsrisico te worden verantwoord door de gemeenteraad. Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen het belang van een ruimtelijke ontwikkeling en het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ramp of incident met gevaarlijke stoffen.
Risicobronnen
Spoorweg Tilburg - Eindhoven
Door het plangebied loopt het spoortraject Tilburg - Eindhoven waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden. De gevaarlijke stoffen die hierover vervoerd worden zijn in onderstaande tabel weergeven. In de bijlagen van de toelichting is de berekening van het groepsrisico opgenomen.
Naam transportroute | Spoordeel | A | B2 | B3 | C3 | D3 | D4 |
Tilburg - Eindhoven | AT / AU / AV / AW / AX / AY | 3650 | 2300 | 0 | 4600 | 3750 | 0 |
Inrichtingen (spoorwegemplacement en benzineservicestation met LPG) en buisleiding
Het invloedsgebied van de buisleiding en het LPG-tankstation reikt niet over een gebied, waar binnen het plan (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd kunnen worden. Het betreft hier slechts een verkeerbestemming met openbaar groen. In het bestemmingsplan Vredeoord wordt het LPG-tankstation verantwoord.
Verantwoording groepsrisico spoorweg
Het groepsrisico wordt hieronder conform artikel 8 van het Bevt verantwoordt, aangezien het plan is gelegen binnen 200 meter van het spoor.
Bepaling van de dichtheid van personen
In de herziening van het bestemmingsplan is vastgesteld dat de samenstelling van de populatie onveranderd blijft. Dit bestemmingsplan zorgt dan ook niet voor een verhoging in de dichtheid van personen ten aanzien van het betreffende wegtracé.
Hoogte van het groepsrisico
De hoogte van het groepsrisico is berekend op 27-05-2021. De hoogte hiervan bedraagt 3.4 * de oriënterende waarde. Het hoogste punt van het groepsrisico is gelegen aan de PSV-laan. Ontwikkelingen in en rondom het centrum bepalen hierbij de hoogte van het groepsrisico. Het volledige rapport is opgenomen in de bijlagen.
Mogelijkheden voor de hulpdiensten
Het gehele gebied is goed bereikbaar. Verder voldoen de bluswatervoorzieningen aan de richtlijn 'Bluswater en bereikbaarheid'.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Dit bestemmingsplan is een actualisatieplan, waarbij geen nieuwe locaties gerealiseerd kunnen worden waar zich verminderd zelfredzame personen kunnen bevinden. Ten behoeve van de risico-communicatie wordt aangesloten bij het project 'Op het juiste spoor'.
Maatregelen ter beperking van de hoogte van het groepsrisico
In het bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen die van invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico. Extra maatregelen worden hierbij dan ook niet in dit plan opgesteld.
Voor- en nadelen van andere mogelijkheden met lager groepsrisico
Het plangebied is een actualisatieplan. Hierdoor worden andere mogelijkheden met een lager groepsrisico niet verder besproken.
Advies Veiligheidsregio
Conform artikel 9 van het Besluit externe veiligheid transportroutes dient advies te worden gevraagd aan de Veiligheidsregio in verband met de zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid. De Veiligheidsregio heeft in dit geval het standaard-advies (zie bijlage) uitgebracht. Gezien het plan volledig conserverend is en tevens goed bereikbaar aan beide kanten van het spoor, voldoet het plan hiermee aan het standaardadvies.
4.5.4 Vergunningvrij bouwen
In artikel 5, derde lid onder c bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is geregeld dat de bepalingen voor vergunningsvrij bouwen uit artikel 2, onderdelen 3 (bijbehorend bouwwerk bij een woning) en 22 (het gebruiken van een bestaand bouwwerk voor huisvesting in verband met mantelzorg) bijlage II Bor, niet van toepassing zijn op een activiteit die plaatsvindt in:
- een in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen veiligheidszone, getypeerd als A-zone of B-zone, rondom een munitieopslag of een inrichting voor activiteiten met ontplofbare stoffen;
- een gebied waarin die activiteit op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening niet is toegestaan vanwege het overschrijden van het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar als gevolg van de aanwezigheid van een inrichting, transportroute of buisleiding dan wel vanwege de ligging in een belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding;
- een gebied dat is gelegen binnen een van toepassing zijnde afstand als bedoeld in artikel 3.12, 3.18, 3.28, 3.30a, 4.3, 4.4, 4.5, 4.5a, 4.5b, 4.77 of 4.81 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Gelet op deze bepaling is het dus niet nodig om in het bestemmingsplan regels op te nemen om te voorkomen dat binnen deze zones vergunningsvrij kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten kunnen worden gebouwd of uitgebreid.
4.5.5 Conclusie
Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen voor onderhavig plan.
4.6 Duurzaamheid
De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Onderstaande tekst legt concreet uit wat we als stad willen en waar dat op gebaseerd is.
- CO2 reductie
Het klimaat verandert door de toegenomen uitstoot van CO2. Dat gaat sneller dan we gedacht hadden. De temperatuur op aarde neemt toe waardoor de weersomstandigheden extremer worden: meer hitte, meer droogte, hevigere neerslag, meer stormen enz. Om de gevolgen van de klimaatverandering beperkt te houden, moet de CO2 uitstoot drastisch dalen. Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken: het klimaatakkoord van Parijs. Eindhoven onderschrijft dat akkoord door de in 2016 vastgestelde Klimaatverordening040. Hierin is vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. In januari 2017 heeft de gemeenteraad in het Klimaatplan 2016-2020 de doelstellingen van de klimaatverordening uitgewerkt.
1A) Aardgasloze verwarming
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is nadrukkelijk ook het Rijksbeleid. Per 1 juli 2018 is de Wet voortgang energietransitie in werking getreden. Te bouwen bouwwerken (in gewone taal: nieuwbouw) voor kleinverbruikers – woningen, winkels, kantoren – mogen niet langer worden aangesloten op aardgasnetten. Daarnaast streeft de gemeente er nadrukkelijk naar te voorkomen dat ALLE nieuwe ontwikkelingen nog op aardgas worden aangesloten.
In het Klimaatplan 2016-2020 heeft de gemeenteraad vastgelegd dat 'zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat nieuwbouw nog wordt aangesloten op aardgas'. Het is voor bouwers en ontwikkelaars verstandig om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden en ook daar waar het nog niet wettelijk is bepaald nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst zonder grote ingrepen mogelijk is.
1B) Duurzame mobiliteit
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot in 2050 te bereiken, is een volledig CO2-emissievrije mobiliteit noodzakelijk. Dit betekent dat op termijn voertuigen op fossiele brandstoffen (benzine, diesel en LPG) volledig zullen verdwijnen en vervangen zullen worden door emissievrije voertuigen (elektrisch, waterstof of anderszins). Naast emissievrije voertuigen, willen we ook minder voertuigen in het centrum van de stad om daarmee de leefbaarheid in onze groeiende stad overeind te houden. Dat betekent meer ruimte voor fietsen, wandelen smart mobility concepten, met een belangrijke rol voor autodelen, autonoom rijden en slimme openbaar vervoerconcepten.
1C) warmte- en energiebesparing
Om tot een reductie van 95% CO2 uitstoot te komen in 2050 moeten we naast het dichtdraaien van de aardgaskraan, het overgaan op emissievrije mobiliteit en het zoveel mogelijk duurzaam opwekken, ook naar grote besparingen in energie en warmte. Dit kan door isolatie, mogelijkheden voor opslag, innovatieve technieken enz.
1D) duurzame energie opwekking
Naast de reductie in CO2, willen we als stad ook graag in 2045 energieneutraal zijn. Dat betekent dat de hoeveelheid energie die we dan als stad gebruiken, bij voorkeur binnen de grenzen van stad of regio duurzaam opgewekt wordt. Om dit te realiseren is het noodzakelijk dat alle kansen voor duurzame opwekking genomen worden. Met name op gebied van zonne-energie zijn er kansen in Eindhoven.
2 Circulaire Economie
Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur. In ons plan van aanpak CE 2018-2020 hebben we de rijksambitie om in 2050 een circulaire economie te hebben onderschreven net als de ambitie om in 2030 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken.
2A) duurzame materialen
Materialen die in gesloten kringlopen steeds weer opnieuw gebruikt kunnen worden zonder schadelijke gevolgen voor mens of natuur, of die biologisch afbreekbaar zijn, zijn duurzame materialen.
2B) geen afval
In 2020 willen we 0% restafval hebben. In eerste instantie geldt deze ambitie voor het huishoudelijk afval maar uiteindelijk voor alle afval.
2C) flexibel en demontabel bouwen
Om te voorkomen dat gebouwen afgebroken moeten worden, moet bij het ontwerp al rekening gehouden worden met de flexibiliteit en demonteerbaarheid van het gebouw.
2D) deeleconomie/ as a service concepten
De deeleconomie biedt een nieuw model voor consumptie en bezit. In plaats van telkens nieuwe goederen aan te schaffen, kunnen we de spullen die we al bezitten delen en zo beter benutten.
Betalen voor vervoer, verlichting, werkruimte enz. voorkomt dat we zelf voertuigen, lampen, stoelen enz. moeten bezitten. Door diensten als een service aan te bieden en niet als een product, kunnen ze efficiënter gebruikt worden en blijft de verantwoordelijkheid voor het (hergebruik van het) product bij de leverancier.
3) Natuur
Eindhoven de groenste! Groene daken en gevels, biodiversiteit, klimaatadaptatie (het wordt steeds warmer en natter), stadslandbouw en aantrekkelijk groen voor recreatie, ontspanning en bewegen. Hoe dragen nieuwe en herontwikkelingen in Eindhoven hieraan bij? Brengt het schade toe aan bestaande natuur of biedt het kansen voor toevoeging/uitbreiding?
3A) biodiversiteit
Om biodiversiteit te behouden wordt op Europees niveau gewerkt aan een duurzaam ecologisch netwerk van grote natuurgebieden met goede verbindingen. Ook in Eindhoven willen we ecologische versnippering in onze stad tegen gaan.
3B) oppervlakte groen
We willen geen verlies van groen in de openbare ruimte en daar waar mogelijk het groen versterken, ook op of aan onze gebouwen.
4. Sociale basisbehoeften
The Natural Step neemt de 9 menselijke behoefte van Manfred Max Neef als uitgangspunt. Omdat het hier om ruimtelijke projecten en activiteiten gaat, richten wij ons op de ruimtelijke component van deze basisbehoeften. We hebben het dan over klimaatadaptatie; gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid; openbare ruimte om te ontmoeten en bewegen; bereikbaarheid van voorzieningen en het betrekken van bewoners bij projecten. Daarnaast spelen de sociale menselijke basisbehoeften wel een rol bij de aanschaf van materialen en diensten (we willen dat er maatschappelijk verantwoord ingekocht wordt).
4A) Klimaatadaptatie
Extreme regen en onweersbuien, hittegolven en droogte komen steeds vaker voor. In het Klimaatplan 2016-2020 is de ambitie opgenomen dat de gemeente Eindhoven in 2020 klimaatrobuust handelt en dat de gehele stad in 2050 klimaatrobuust is. Met de beleidsregel 'Klimaatrobuust' beogen we in Eindhoven risico op schade in de nabije toekomst te beperken. Nieuwe (her)inrichtingen en ruimtelijke ontwikkelingen in de openbare en de private ruimte, waarbij de gemeente een rol heeft, worden voortaan aan de hand van deze beleidsregel ontwikkeld. We hanteren als uitgangspunt de voorkeursvolgorde gebruiken, vasthouden (infiltreren), vertragen en afvoeren van hemelwater. Groene maatregelen worden hierbij beloond met een lagere bergingsnorm en dragen tevens bij aan het voorkomen van hittestress.
4B) gezonde verstedelijking
Hieronder verstaan we: gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid en mogelijkheden om te bewegen en ontmoeten in de openbare ruimte
4C) participatieve stad, betrokkenheid van burgers en bereikbare voorzieningen
We betrekken onze inwoners graag bij de ontwikkelingen en veranderingen die hen aangaan. Dit leidt tot meer draagvlak en betere eindresultaten. Onze ambities op gebied van duurzame mobiliteit mogen niet leiden tot een geringere bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen.
Specifiek Eindhovens
Daarnaast is er nog een aantal factoren die we specifiek op dit moment en in deze stad belangrijk vinden en die we extra waarderen. Het gaat dan om de zichtbaarheid van de duurzame successen, de duurzaamheid van de betrokken partijen zelf (hun MVO beleid) en het aansluiten bij het DNA van Eindhoven: TDK (technologie, design en kennis). Wat dat laatste betreft sluit innovatie daar dus goed bij aan.
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MVO is een integrale visie op een duurzame bedrijfsvoering. Een bedrijf dat maatschappelijk verantwoord onderneemt, maakt bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging tussen de verschillende maatschappelijke en economische effecten hiervan, en houdt hierbij rekening met stakeholderbelangen. Elke bedrijfsbeslissing heeft immers invloed op de stakeholders (belanghebbenden) van een bedrijf. Dat kunnen medewerkers of klanten zijn, maar bijvoorbeeld ook omwonenden, leveranciers, investeerders en ook 'de maatschappij' in algemene zin.
4.7 Bodem
Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn de gegevens van alle bekende bodemonderzoeken opgenomen.
Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. Dergelijke locaties zijn op dit moment binnen het plangebied dan ook niet bekend.
Uitsnede van de kaart Schone bodem uit de Atlas van de ondergrond van gemeente Eindhoven. Het plangebied is met blauw omlijnd
Uit de kaart 'Schone bodem' (zie hiervoor) uit de Atlas van de ondergrond van gemeente Eindhoven blijkt dat er binnen het plangebied meerdere locaties bekend zijn waar sprake is (geweest) van een ernstig geval van bodemverontreiniging (zie onderstaande verbeelding).
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt dan ook geen nieuwe functies of bodemingrepen mogelijk vergeleken met het vorige bestemmingsplan. In geval van nieuwe activiteiten kan het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij het aanvragen van sommige vergunningen en bij het afvoeren van vrijkomende partijen grond.
Niet gesprongen explosieven
Het plangebied is deels verdacht op het voorkomen van niet gesprongen explosieven. Bij herontwikkeling, nieuwe activiteiten, zal hier rekening mee moeten worden gehouden.
Boringsvrije zones en waterwingebieden
Het plangebied ligt in zijn geheel niet in een boringsvrije zone of waterwingebied, zodat hierdoor geen beperkingen zijn.
Het aspect bodem vorm geen belemmering bij dit bestemmingsplan.
4.8 Natuur
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden. Door de inwerkingtreding van deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet komen te vervallen. Het is de bedoeling dat deze nieuwe wet en de bijbehorende Bnb en Rnb uiteindelijk opgaan in de nieuwe Omgevingswet waarvan verwacht wordt dat die in 2021 in werking treedt.
Wet natuurbescherming
De nieuwe wet beoogt zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de Europese kaders (o.a. vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Volgens de wetgever is hiermee sprake van een hoog beschermingsniveau van de natuur. De Europese beschermingskaders zijn met het oog op een goede doorwerking en duidelijkheid over de consequenties daarvan zo veel mogelijk één-op één opgenomen in de wet zelf. Alleen voor zover nodig voor een adequate bescherming van natuurwaarden die niet beschermd worden door Europese regelgeving, voorziet de Wnb in een aanvullende bescherming. Dit betreft bijvoorbeeld de bescherming van diersoorten die niet vallen onder de Europese beschermingskaders. De Wnb voorziet in een instrumentarium in de vorm van beheerplannen en programma's voor gebieden en soorten, teneinde de samenhang tussen gebieds- en soortenbescherming mogelijk te maken. Verder is gekozen voor één vergunning- en ontheffingprocedure en is tegen besluiten rechtsbescherming in twee instanties mogelijk. Zoals eerder al gezegd zijn de provincies in hoofdzaak verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeschermingsbeleid.
Gelijktijdig met de in werkingtreding van Wnb veranderen de lijsten met beschermde soorten. Zo is een aantal plantensoorten (o.a. orchideeën) en insecten- en vissoorten (o.a. kleine modderkruiper en bittervoorn) niet langer meer beschermd. Andersom zijn dieren die voorheen niet beschermd waren (o.a. haas, bosmuis en kleine ereprijs) nu wel beschermd. Voor de soorten die beschermd zijn geldt een verbod om die opzettelijk te verstoren als dat van wezenlijke invloed is op de gunstige staat van instandhouding.
Door de integratie van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet in de nieuwe Wnb is er nog maar één natuurvergunning nodig van één bevoegd gezag.
Houtopstanden
De regeling zoals die was vervat in de voormalige Boswet is grotendeels ongewijzigd overgenomen in de Wnb en is gericht op het behoud van het bosareaal en is van toepassing op alle bossen en houtopstanden buiten de door de gemeenteraad in dat kader vastgestelde grenzen van de bebouwde kom, die een grotere oppervlakte beslaan dan 1000 m2 en op rijbeplantingen van meer dan 20 bomen. De begrenzing van de bebouwde kom als bedoeld in artikel 4.1 Wnb hoeft niet samen te vallen met de bebouwde kom in het kader van de wegenverkeerswet. De op grond van de Boswet vastgestelde bebouwde kom grens blijft ook onder de nieuwe Wnb gelden totdat deze opnieuw wordt vastgesteld.
De Wnb (artikel 4.1) vindt geen toepassing als het gaat om onder andere:
- houtopstanden op erven en tuinen
- windschermen langs boomgaarden
- wegbeplantingen en eenrijige beplanting van populier of wilg op of langs landbouwgronden en waterwegen
- fruitbomen
- naaldbomen (bedoeld als kerstbomen niet ouder dan 20 jaar)
- kweekgoed.
Voor het (doen) vellen van een houtopstand (geheel of gedeeltelijk) die onder de Nbw valt, moet eerst een melding bij gedeputeerde staten worden ingediend. Verder moet de eigenaar (of degene die een beperkt genotsrecht heeft op de grond) er voor zorgdragen dat binnen drie jaar nadat tot velling is overgegaan het betreffende perceel opnieuw en op bosbouwkundig verantwoorde wijze is herplant. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen teneinde de herplantplicht uit te voeren op een ander perceel dan het perceel waar de velling heeft plaatsgevonden.
Het plangebied
In het plangebied is uit waarnemingen bekend dat er diverse beschermde soorten voorkomen (o.a. vogels, zoogdieren en amfibieën). Dit bestemmingsplan betreft een actualisatieplan en richt zich voornamelijk op het vastleggen van de bestaande situatie. Het aspect flora en fauna levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
Algemene zorgplicht
Artikel 1.11 Wnb voorziet in de zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat werkzaamheden, die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten, in redelijkheid zo veel mogelijk nagelaten moeten worden of dat maatregelen genomen moeten worden om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen. Die plicht is niet alleen van belang voor soorten maar ook voor gebieden. De zorgplicht fungeert als vangnet ten opzichte van de bij en krachtens de Wnb gestelde voorschriften. Bestuursrechtelijke handhaving van de zorgplicht is mogelijk in kennelijke gevallen van onzorgvuldig handelen en in situaties waarin er geen concreet voorschrift ter bescherming van de desbetreffende natuurwaarde van toepassing is.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.
Het bestemmingsplan Deelgebieden Woensel-Zuid 2021 heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk af binnen bestaande (water)structuren. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.
5.2 Beleid
5.2.1 Rijksbeleid
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).
5.2.2 Provinciaal beleid
5.2.3 Beleid Waterschap
5.2.4 Gemeentelijk beleid
5.2.5 Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.
5.3 Eindhovense Klimaattoets
Het klimaat verandert. Dat heeft gevolgen voor Eindhoven. We krijgen onder andere te maken met meer en hevigere buien, langere perioden van droogte en meer hitte(stress). Om in de toekomst prettig te wonen en te werken in onze groeiende stad, is het noodzakelijk nú maatregelen te nemen. Dit betekent dat we 'klimaatrobuust' te werk moeten gaan.
5.3.1 Klimaatadaptiebeleid
In samenwerking met Brabantse overheden en kennisinstellingen is een prototype klimaatadaptatie-toets ontwikkeld met richtlijnen en ontwerpnormen voor de (her)inrichting en ruimtelijke ontwikkeling van stedelijk gebied op straat- en wijkniveau.
De toets omvat 3 hoofdregels en deze vormen de basis voor het Eindhovens klimaatadaptatie beleid:
- Zorg voor voldoende bergingsruimte om extreme buien tijdelijk op te vangen en vertraagd af te voeren.
- Infiltreer regenwater zoveel mogelijk en waar mogelijk op de plek waar het valt, en voorkom daarmee droogte.
- Zorg dat de straat niet onnodig opwarmt en voldoende plekken voor verkoeling heeft op het heetst van de dag.
Voor de klimaatadaptatie normen en richtlijnen is een indeling gemaakt naar ruimtelijke ontwikkelingen op privaat terrein (circa 60% van het areaal) en op publiek terrein (circa 40% van het areaal). In de binnenstad ligt deze verhouding zelfs op 80-20%. Bovenstaand is vertaald in een waterbergingsnorm.
5.3.2 Waterbergingsnorm
5.3.3 Toelichting rekentool
De gemeente Eindhoven maakt bij de beoordeling van de voor een nieuwe ontwikkeling in een plangebied voorgestelde maatregelen gebruik van een rekentool. Deze rekentool klimaatopgave, beschikbaar op rekentool.eindhovenduurzaam.nl, maakt het een ontwikkeling mogelijk interactief haar plangebied en de te nemen maatregelen te beschrijven en te controleren of aan de gemeentelijke eisen wat betreft waterberging en vergroening wordt voldaan. Bovendien kan een afschrift van de beschrijving van het plangebied en de keuze van de maatregelen met voorbeelden voor de verdere uitwerking gedownload worden om bijgevoegd te worden bij de eventuele watertoets of aanvraag van de omgevingsvergunning.
De werking van de rekentool kan worden aangepast aan nieuwe inzichten en de uitkomst van de laatste versie van de tool is maatgevend.
5.4 Beschrijving Watersysteem Plangebied
5.4.1 Checklist watersysteem
Checklist Watersysteem | |
A-wateren binnen plangebied | Nee |
B-wateren binnen plangebied | Nee |
Beschermde keurgebieden binnen plangebied? | Nee |
Binnen 25-100 jaarszone? | Nee |
Binnen boringsvrije zone? | Nee |
Ecologische verbindingszone? | Nee |
Binnen reserveringsgebied waterberging | Nee |
Attentiegebied NNB | Nee |
Rioolwatertransportleiding | Nee |
Waterschap gemaal | Nee |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Staan vermeld in de bodemparagraaf |
Infiltratie praktisch mogelijk? | Nee tenzij infiltratieonderzoek anders uitwijst |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | Nee |
5.4.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water
De opbouw van de bodem is van invloed op de karakteristiek van het watersysteem. In het plangebied treft men een toplaag aan die sterk is geroerd door de stedelijke ontwikkelingen (waaronder door de aanleg van wegen en gebouwen). Een watersysteem kent verscheidene waterstromen (met verschillende kwantiteit en kwaliteit), aan de hand daarvan wordt het watersysteem van dit plangebied beschreven. Daarbij wordt over de grens van het plangebied gekeken.
5.4.3 Oppervlaktewater
Van oorsprong behoort het plangebied tot het vennencomplex van de Woenselse Heide. Oppervlaktewater is echter niet aanwezig in het plangebied.
5.4.4 Grondwater
Het plangebied ligt vrijwel in zijn geheel op een dekzandvlakte en binnen het voormalige Woenselse Vennengebied. Een klein deel van het plangebied (een klein deel van Limbeek en een klein deel van Woensele Watermolen) ligt in het beekdal van de Dommel.
De maaiveldhoogten van het plangebied van noordoost (Mensfort) naar zuidwest (Barrier - Kronehoef) varieert van ongeveer 16,5 +NAP tot 19,5 m +NAP. De bodemhoogte van de Dommel ligt op ongeveer 14,0 m +NAP. Natuurlijke kwel komt hier niet voor. Het wegvallen van de natuurlijke kwel hangt onder andere samen met de grondwateronttrekkingen bij de voormalige Philipscomplexen V (Vredeoord) en S (Strijp S).
De maaiveldhoogten van het deelplangebied Limbeek variëren van circa 17,5 m +N.A.P. in het westen, tot circa 18,5 m +N.A.P. in het noordwesten. De spoorbaan ligt aanzienlijk hoger.
De maaiveldhoogten van het deelplangebied Woenselse Watermolen variëren van circa 16,25 m +N.A.P. in het zuiden tot circa 19,5 m +N.A.P. in het noorden.
De ontwatering van het gebied geschiedt door ondergrondse afstroming naar oppervlaktewater. Daarnaast is het plangebied onderdeel van het regionale systeem. Zoals grondwater het gebied instroomt, zo stroomt grondwater het gebied ook uit. De stromingsrichting in het plangebied is over het algemeen van west naar oost in de richting van de Dommel.
5.4.5 Regenwater
Het regenwater dat op daken en wegen valt, stroomt overwegend af naar de riolering. De riolering in dit gebied is een gemengd rioolstelsel, waarbij regenwater en afvalwater wordt gemengd en gezamenlijk wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldenbarneveltlaan (zie verder onder het kopje Afvalwater). Overig regenwater infiltreert, afhankelijk van de doorlatendheid, in de bodem. Verdamping wordt in dit plan buiten beschouwing gelaten. Het plangebied staat bij de gemeente niet bekend als knelpunt voor wateroverlast door regenval.
5.4.6 Afvalwater
Alle panden in het plangebied zijn aangesloten op het gemengd riool of op het vuilwaterriool. Op enkele plaatsen ligt alleen regenwater riolering. De panden lozen hun afvalwater op het rioolstelsel dat leidt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldenbarneveltlaan.
5.5 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
Momenteel zijn geen ontwikkelingen bekend die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen. Indien er in de toekomst zich binnen het plangebied kansen voordoen om het gemengde rioolstelsel verder om te bouwen naar een gescheiden stelsel zal de gemeente deze kansen, indien effectief en doelmatig, proberen te benutten.
De gemeente Eindhoven volgt het beleid om zoveel mogelijk regenwater separaat in te zamelen en (vertraagd) af te voeren naar oppervlaktewater dan wel te infiltreren in de bodem.
De ombouw naar een gescheiden stelsel, in overleg met het waterschap, vindt plaats op de momenten dat de aanleg gecombineerd kan worden met een wijk- c.q. herinrichting of rijbaanvernieuwing binnen het plangebied.
Voor alle nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan de klimaatdoelstellingen zoals benoemd in het GRP2019-2022. Om initiatiefnemers te ondersteunen is informatie te vinden op www.eindhovenduurzaam.nl/klimaat. Met behulp van de rekentool kan de wateropgave berekend worden en worden er voorbeelden geïllustreerd om invulling te geven aan de opgave.
Daar waar er een gescheiden stelsel ligt dient (na het voldoen aan de opgelegde wateropgave) er gescheiden te worden aangesloten. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden.
Momenteel bestaan er geen plannen om het reeds aanwezige gescheiden stelsel beter te benutten dan wel uit te bereiden en het verhard oppervlak daarop te gaan aansluiten.
5.5.1 Advies / overleg Waterschap
Op 18 augustus werd de reactie van Waterschap De Dommel ontvangen op het concept voorontwerp. Het plan heeft volgens het Waterschap geen gevolgen voor de waterhuishouding. De actualisatie maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die binnen de huidige bestemmingsplannen nog niet mogelijk zijn. Het Waterschap heeft nog wel aandacht gevraagd voor de borging van de bepalingen uit het "Parapluplan waterberging 2020".
In de overige regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de aanleg van waterberging bij de bouw van bouwwerken. Op grond van deze verplichting mag er alleen gebouwd worden als er voldoende waterberging is aangelegd, eventueel in combinatie met andere maatregelen die bijdragen aan het klimaatbestendig maken van de stad.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "Deelgebieden Woensel-Zuid 2021" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.
6.2 Planmethodiek
Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.
6.3 Verbeelding
Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
6.4 Planregels
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. DeInleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In"Artikel 1 Begrippen" wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Artikel 2 Wijze van meten" zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
In geval meerdere dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen gelijktijdig van toepassing zijn op een gebied of in het geval dat er meerdere bepalingen van toepassing zijn binnen één bouwperceel, geldt dat deze bepalingen qua rangorde gelijk zijn aan elkaar. Dit betekent dat aan alle voorwaarden uit de relevante bepalingen voldaan moet worden. Logischerwijs heeft dit tot gevolg dat de meest beperkende bepaling geldt.
Bestemming 'Bedrijf' (Artikel 3)
Deze bestemming is toegekend aan de gronden en opstallen van bedrijven in het plangebied.
Hierbinnen zijn bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bestaande bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 3.2 als bedoeld in de bij deze regels behorende "Lijst van bedrijfsactiviteiten" toegestaan. Voornoemde lijst is gebaseerd op de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering".
Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn en risicovolle inrichtingen, zijn uitgesloten. (Bedrijfs)woningen zijn uitsluitend toegestaan voor zover bestaand ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen'. Productiegebonden detailhandel is onder voorwaarden toegelaten. Andere detailhandel uitsluitend als bestaand.
Er kan ook meegewerkt worden aan de vestiging van bedrijven die niet voorkomen op de “Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd. De bouwvlakken zijn dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.
Op enkele panden is een aanduiding 'karakteristiek' gelegd. Het gaat hier om cultuurhistorisch waardevolle panden welke niet zonder meer gesloopt mogen worden. Ook is voor de toegestane goot- en bouwhoogte een afwijkende regeling opgenomen. Deze is als bestaand.
Bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' (Artikel 4)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen en gasdrukmeet- en regelstations. Bij een gasdrukmeet- en regelstation is een aanduiding 'veiligheidszone - gasreduceerstation' opgenomen, ter plaatse waarvan geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten zijn toegestaan.
Bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG' (Artikel 5)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen tankstations zonder LPG-functie waar deze bestaand zijn, en voor zover dit mogelijk is vanuit het oogpunt van externe veiligheid en milieuhinder.
Bestemming `Dienstverlening' (Artikel 6)
Deze bestemming is gelegd op vestigingen ten behoeve van dienstverlening waarbij sprake is van meer dan beroepsuitoefening aan huis (bijvoorbeeld makelaarskantoren, financiële adviesbureaus, reclame-adviesbureaus e.d.). De planregeling voorziet tevens in de aanwezigheid van (boven)woningen. De grenzen van de bouwvlakken zijn dusdanig bepaald dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is. Dienstverlenende bedrijven die zijn gelegen op locaties waar meerdere functies voorkomen, zijn meegenomen in de bestemming 'Centrum' en 'Gemengd 1 t/m 3'.
Bestemming 'Gemengd - 1' (Artikel 7)
Deze bestemming voorziet in een veelheid aan functies, die onderling uitwisselbaar zijn. Het betreft panden / clusters van panden waarbij een diversiteit aan functies gewenst is.
De toegestane functies zijn detailhandel, wonen, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, bedrijven tot en met categorie 2. Detailhandel kent een beperking voor supermarkten tot 800 m2. In de bestemming is een mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de regels ten behoeve van een supermarkt groter dan 800 m2. Hiermee kunnen de effecten om de omgeving gereguleerd en beoordeeld worden.
Bestemming 'Gemengd - 2' (Artikel 8)
Deze bestemming voorziet in een veelheid aan functies, die onderling uitwisselbaar zijn. Het betreft panden / clusters van panden waarbij een diversiteit aan functies gewenst is.
De toegestane functies zijn detailhandel, wonen, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, bedrijven tot en met categorie 2 en horeca tot categorie 1. Detailhandel kent een beperking voor supermarkten tot 800 m2. In de bestemming is een mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de regels ten behoeve van een supermarkt groter dan 800 m2. Hiermee kunnen de effecten om de omgeving gereguleerd en beoordeeld worden.
De insteek is dat wonen op de verdieping plaatsvindt en de overige functies op de begane grond. Alleen in bestaande situaties kan hiervan worden afgeweken.
Ter plaatse van het winkelcentrum Haagdijk- waar voorheen de bestemming Centrum was geprojecteerd - is een functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd' opgenomen om de bestemmingsomschrijving hier op maat te maken.
Bestemming 'Gemengd - 3' (Artikel 9)
Deze bestemming voorziet in een veelheid aan functies, die onderling uitwisselbaar zijn. Het betreft panden / clusters van panden waarbij een diversiteit aan functies gewenst is. De mogelijkheden in deze bestemming sluiten met name aan bij de bestemming Detailhandel, die was opgenomen in het hiervoor geldende bestemmingsplan. Hierbij zijn dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen aan toegevoegd.
Bestemming `Groen' (Artikel 10)
Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen´. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen.
Bestemming 'Horeca' (Artikel 11)
Deze bestemming is gelegd op de solitair gelegen horecavestigingen in het plangebied. De planregeling voorziet ook in de aanwezigheid van woningen. Horecavestigingen die zijn gelegen in centrum-/concentratiegebieden, zijn opgenomen in de bestemming `Centrum´ of 'Gemengd - 2'. Naar analogie van de "Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten" bij de bestemming `Bedrijf´ is bij deze bestemming gebruik gemaakt van een "lijst van horeca-inrichtingen".
Horeca - 1 'Maaltijdverstrekkend'
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden.
Horeca - 2 'Drankverstrekkend'
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse.
Horeca - 3 'Multifunctioneel horecabedrijf"
Een inrichting die gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen.
Horeca - 4 'Vermaak, sport, spel en ontspanning'
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak, sport, spel en ontspanning.
Horeca - 5 'Logiesverstrekkend'
Hotels en pensions.
Horeca - 6 'Ontmoetingscentra / Maatschappelijke instellingen'
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het in verenigingsverband of anderszins georganiseerd bieden van ontmoetingsgelegenheid al dan niet in combinatie met verstrekking van drank en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd kunnen worden.
Ter plaatse van de solitaire horecabestemmingen geldt dat horeca in categorie 1 is toegestaan dan wel een andere categorie horeca voor zover deze reeds bestaand is. De horecafunctie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de begane grond tenzij horeca reeds op de verdieping gevestigd is. Ook is wonen op de verdieping toegestaan en op de begane grond voor zover dit een bestaande situatie is.
Bestemming `Kantoor' (Artikel 12)
Deze bestemming is gelegd op specifieke kantoorvestigingen waarbij sprake is van meer dan beroepsuitoefening aan huis. De grenzen van de bouwvlakken zijn ook in dit geval dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is. Kantoren die zijn gelegen in centrum-/concentratiegebied, zijn meegenomen in de bestemming 'Gemengd - 1 en - 2'.
Bestemming `Maatschappelijk' (Artikel 13)
Het betreft hier een "verzamelbestemming" ten behoeve van medische, sociaal-culturele, religieuze, educatieve en openbare dienstverlenende (non-profit) instellingen en voorzieningen ten behoeve van sport. Concreet gaat het hier om voorzieningen als kerken, scholen, buurtcentra, sporthallen, bejaardenhuizen, welzijnsvoorzieningen, medische (groeps)praktijken e.d. Gekozen is voor een flexibele regeling, zodat uitwisseling van alle functies die passen binnen de omschrijving mogelijk is.
Horeca is uitsluitend toegestaan ondergeschikt aan dan wel ter ondersteuning van de desbetreffende maatschappelijke functie(s). Ook detailhandelsvoorzieningen, dienstverlenende bedrijven en dienstverlenende instellingen zijn toegestaan voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening.
Op enkele panden is een aanduiding 'karakteristiek' gelegd. Het gaat hier om cultuurhistorisch waardevolle panden welke niet zonder meer gesloopt mogen worden. Ook is voor de toegestane goot- en bouwhoogte een afwijkende regeling opgenomen. Deze is als bestaand.
Bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' (Artikel 14)
Deze bestemming is opgenomen voor de Speeltuinvereniging Philipsdorp. Ter plaatse van de aanduiding 'volkstuinen' is een volkstuinencomplex toegestaan.
Binnen deze bestemming zijn bouwregels opgenomen voor een (verenigings)gebouwen en zijn beperkte mogelijkheden gegeven voor bebouwing per uitgegeven volkstuin.
Bestemming `Verkeer' (Artikel 15)
Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
Bestemming 'Verkeer - Railverkeer' (Artikel 16)
Deze bestemming is opgenomen voor de railverkeersvoorzieningen ter plaatse van de twee spoorlijnen: Tilburg - Eindhoven en 's-Hertogenbosch - Eindhoven. Bijbehorende voorzieningen zijn ook toegestaan.
Bestemming `Verkeer - Verblijfsgebied' (Artikel 17)
Het gaat bij deze bestemming om de wegen die primair dienen c.q. zullen dienen voor de ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen gronden, zoals winkelerven, pleinen, woonstraten, woonerven en paden. Ook is deze bestemming bedoeld voor de parkeerterreinen en voor de groenstrookjes die een onderdeel zijn van de straatinrichting.
Bestemming `Wonen' (Artikel 18)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met woningen en de bijbehorende voor- en achtererven. In de regels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen. Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw. Bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen zijn in architectonisch opzicht te onderscheiden van, en ondergeschikt aan, het hoofdgebouw.
Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakken volledig mogen worden bebouwd. Bij "grondgebonden woningen" is in beginsel uitgegaan van een diepte van het bouwvlak van 12 m, gemeten vanaf de voorgevel(rooilijn). Daarbij dient de resterende achtertuin een diepte van minimaal 10 m te hebben. Indien deze minimum diepte in de gegeven situatie niet mogelijk is, is voor het bouwvlak een diepte van 10 m aangehouden. Indien ook dan een ontoereikende diepte van de achtertuin resteert, is een diepte van het bouwvlak overeenkomstig de bestaande situatie aangegeven.
Er is gekozen voor standaardisering van de diepte van het bouwvlak met het oog op rechtsgelijkheid. Veel "grondgebonden woningen" hebben een bestaande diepte van 8 tot 10 m. Mogelijkheden tot uitbreiding van hoofdbebouwing naar 12 m is substantieel en praktisch. Bij de bepaling van de minimaal te behouden tuindiepte worden reeds in de tuin gerealiseerde bijgebouwen buiten beschouwing gelaten. Door het bepalen van de diepte van het bouwvlak vervalt de noodzaak om de achtergevelrooilijn vast te leggen.
Bij vrijstaande woningen op relatief ruime kavels is als diepte van het bouwvlak in beginsel een maat van 15 m aangehouden. Voor minimaal resterende diepte van de achtertuinen bestaan dezelfde uitgangspunten als bovenstaand zijn verwoord. Bij meergezinswoningen is voor de bepaling van het bouwvlak de bestaande situatie aangehouden.
Het bestemmingsplan maakt geen uitbreidingen mogelijk aan voorgevel. De voorzijde van woningen bepaalt namelijk in hoge mate het straatbeeld, evenals de onderlinge samenhang van de gevels. Een rommelig gevelbeeld doet afbreuk aan de belevingswaarde van het straatbeeld. Daarom wordt bij een goed stedenbouwkundig plan uitgegaan van een helder en evenwichtig gevelbeeld waarbij de gevels van de afzonderlijke woningen een aantrekkelijk ensemble opleveren. Daarbij dient ook samenhang te ontstaan tussen de afmetingen van het profiel van de openbare ruimte en de gevelhoogten en gevelbreedten. Uitbreidingen aan de voorzijde zijn enkel mogelijk indien dit o.a. vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig geen bezwaren oplevert. Omdat dit nagenoeg altijd “ maatwerk “ is, is hiervoor gekozen voor beleidsregels, genaamd "ontheffingen aan- uit- en bijgebouwen bij woningen”.
In deze beleidsregels zijn ook uitbreidingsmogelijkheden aangegeven voor aan-, uit- en bijgebouwen. Ook zijn in deze beleidsregels mogelijkheden opgenomen voor het realiseren van mantelzorgwoningen.
In de regeling zijn specifieke regels opgenomen voor de bouw van een dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een woning. In onderstaande figuur is hiervan een uitwerking opgenomen:
Voor de uitbreiding van een bungalow/patiowoning is ook een regeling voor de uitbeiding hiervan opgenomen. In onderstaande figuur is hiervan een uitwerking opgenomen:
Aan huis-verbonden-beroepen
Het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming toegestaan (tot maximaal 50 m2). Via een afwijking is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 75 m² vloeroppervlak te benutten voor aan huis gebonden beroepen.
Tevens is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid.
Dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' (Artikel 19)
Deze bestemming geldt voor een zone die uitgaat van de hoogspanningsleiding die door/over het plangebied loopt, waarbinnen in beginsel uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leidingen zijn toegestaan. Door middel van een dubbelbestemming wordt gezorgd dat geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast.
Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 2 tot en met 7' (Artikel 20 tot en met 25)
Deze bestemming geldt voor die delen in het plangebied, waarbij bij bepaalde ingrepen eerst nader archeologisch onderzoek vereist is. Door middel van een dubbelbestemming wordt gezorgd dat de aanwezige waarden optimaal beschermd worden.
Dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' (Artikel 26)
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gebieden waar de bebouwing binnen het plangebied van cultuurhistorische waarde is. De regels zijn opgesteld ten behoeve van het behoud van de cultuurhistorische waarden van die bebouwing. Waar nodig is met een aanduiding 'karakteristiek' voor specifieke panden aanvullend geregeld dat de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum gelden en is aan de aanduiding een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.
Dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' (Artikel 27)
De gebieden en landschapselementen in het plangebied welke cultuurhistorisch waardevol zijn, hebben de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie-2 gekregen. De begrenzing van de gebieden en de landschapselementen zijn gebaseerd op het rapport van RAAP 3398 "Het landschap onder de stad' d.d. 13 november 2018 kaartbladen 1, 2 en 3. Ter toelichting en onderbouwing is dit rapport als bijlage bij deze toelichting gevoegd (Bijlage 3 tot en met 6). In de regeling is opgenomen dat advies wordt gegeven door de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur. Dit advies wordt uitgebracht op basis van genoemd onderzoek.
Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, de Overige regels en deAlgemene afwijkingsregels.
In de overige regels is o.a. een regeling opgenomen betreffende de parkeereis en de aanleg van waterberging.
Bestaande situaties gesplitste woningen
Voor de bedoelde bestaande situaties zoals in dit bestemmingsplan geregeld in de begrippenlijst gaat het uitsluitend om legale bestaande gevallen op grond van het bestemmingsplan en niet om bestaande legale gevallen op basis van de huisvestingswet en/of - verordening. Hierdoor worden de bestaande legale situaties op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan (en situaties die beschikken over een betreffende vergunning voor planologisch strijdig gebruik), in dit bestemmingsplan ook positief bestemd.
In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht en deSlotregel opgenomen.
Hoofdstuk 7 Handhaving
Handhavingsnota Leefomgeving 2018-2021
In Eindhoven streven we naar een aantrekkelijke stad waar inwoners en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen. Voor het behoud van een prettige leefomgeving zijn regels nodig. Het voorkomen van overtredingen en de bereidheid om regels na te leven heeft een hoge prioriteit. Hoe dit wordt vormgegeven staat in de 'nota Handhaving Leefomgeving 2018-2021'. De nota is op 27 februari 2018 door het college vastgesteld. Het is een integraal beleidsplan waarin op hoofdlijnen de keuzes voor het handhaven van de fysieke leefomgeving staan beschreven. Op basis van de nota wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld waarin de aanpak wordt geconcretiseerd.
Uitgangspunten
Bij de vertaling van dit beleidskader naar een concreet, jaarlijks uitvoeringsplan worden een aantal uitgangspunten in acht genomen. De belangrijkste uitgangspunten zijn:
- Informatie gestuurd
De gemeente Eindhoven ziet informatie gestuurde handhaving als een belangrijke pijler. Er zijn ontwikkelingen op het gebied van ICT en data analyse. Door gemeentelijke en andere informatiebronnen te ontsluiten, te analyseren en te combineren kunnen we een problematiek eerder (of preventief) en gerichter aanpakken.
- Gebiedsgericht
Om optimaal in te kunnen spelen op vraagstukken van inwoners zet de gemeente Eindhoven binnen het ruimtelijk domein al geruime tijd in op gebiedsgericht toezicht. Dit doen we door - vanuit een actieve samenwerking met wijkteams - te kijken naar naleefgedrag, oorzaken en oplossingen gerelateerd aan geografische gebieden. Er zijn verschillende vragen, doelgroepen en belangen. Kennis wordt gedeeld en ervaringen van inwoners en bedrijven worden verzameld. Deze input is van invloed op de prioriteiten in het jaarlijkse uitvoeringsplan, waar mogelijk toegespitst op een specifieke wijk. Per wijk kunnen er dus op basis van gebiedsanalyses en bijvoorbeeld buurtcontracten verschillende bouwstenen zijn voor het uitvoeringsplan.
- Risico- en oplossingsgerichte benadering
De gemeente Eindhoven benadert toezicht en handhaving risico- en oplossingsgericht. De prioriteiten worden in beginsel gebaseerd op een inschatting van de veiligheids- en gezondheidsrisico's voor inwoners. Ook aspecten als leefbaarheid, duurzaamheid en omgevingskwaliteit wegen in belangrijke mate mee. Daarnaast worden prioriteiten mede gebaseerd op wat inwoners en bedrijven belangrijk vinden. Eindhoven hecht eraan om vraagstukken waar mogelijk gezamenlijk op te lossen.
Er zijn onderwerpen die in algemene zin aandacht vragen. Brandveilig gebruik van woongebouwen verdient (nog) meer aandacht, in de context van kwetsbare groepen die langer zelfstandig blijven wonen. Ook aanpak van jeugdoverlast, duurzaamheid en de bestaande bouw zijn voorbeelden. Er wordt gezocht naar de beste oplossing die nodig is voor het versterken van de veiligheid in de leefomgeving van onze inwoners. Hiermee ontstaat een risicoanalyse op basis waarvan vervolgens de prioriteiten binnen het toezicht worden gesteld.
- Consequent en doelmatig
Uitvoeringsplannen en jaarverslagen bevatten een overzicht van de inzet en capaciteit voor handhaving. In het verlengde van informatie gestuurde en oplossingsgerichte handhaving vergt doelmatige handhaving een analyse van resultaten. Meetbare doelen om te beoordelen of de beschikbare capaciteit zo doelmatig mogelijk wordt ingezet. We beogen in de komende jaren een ontwikkeling door te maken in de vierslag capaciteit – prioriteit – risicoanalyse - nalevingsniveau. Dit moet onder andere leiden tot meer inzicht in de relatie tussen handhavingsinspanningen en het nalevingsniveau (effect).
Prioritering
De gemeente Eindhoven maakt keuzes om ervoor te zorgen dat de beschikbare capaciteit zo adequaat mogelijk wordt ingezet. Om goede prioriteiten te stellen is inzicht noodzakelijk in mogelijke problemen, de risico's en negatieve effecten. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op de grootste ergernissen en notoire overtreders en draagt handhaving bij aan een verhoogd gevoel van veiligheid. Met inachtneming van de uitgangspunten zijn in de nota prioriteiten gesteld. Aan de hand van deze prioriteiten, het budget uit de programmabegroting, incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag van burgers en bedrijven, wordt jaarlijks het uitvoeringsplan voor toezicht en handhavingsprogramma opgesteld.
Uitvoeringsplan
In het uitvoeringsplan wordt op hoofdlijnen opgenomen waar de capaciteit dat jaar wordt ingezet. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in:
- Object en informatiegericht
- Bouwen en Wonen
- Openbare leefomgeving
- Bedrijven
- Gebiedsgericht
- Pilot Veiligheid en leefbaarheid
- Actiegebieden
- Themagericht
Bij ieder onderdeel worden jaarlijks een aantal belangrijke ontwikkelingen op het gebied van toezicht en handhaving opgenomen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om woonoverlast bij de Activiteiten Bouwen & Wonen. Of duurzaamheid en energiebesparing bij de Activiteiten Bedrijven.
Bovengenoemde onderverdeling komt in elk uitvoeringsplan terug. Per jaar wordt aangegeven welke prioriteit een onderdeel heeft en hoeveel capaciteit er wordt ingezet.
Duidelijke regels
Om overtredingen te voorkomen en goed te kunnen handhaven is het belangrijk dat regels duidelijk zijn. Het moet duidelijk zijn wat wel en niet mag. Regels dienen niet voor verschillende uitleg vatbaar te zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geschreven, dat deze in de praktijk goed toetsbaar zijn. De juridische toelichting op het bestemmingsplan en de begrippenlijst geven nadere uitleg over de regels en over de begrippen die gebruikt worden.
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.
Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst. Ook kan er sprake zijn van zogenaamde “kruimelgevallen”. Het komt er hierbij op neer dat de door de gemeente te maken kosten beperkt zijn en de kosten verhaald kunnen worden via de legesverordening. Voorwaarde hierbij is dat er geen sprake is van fasering, locatie-eisen of eisen aan woningbouwcategorieën.
Voor dit conserverende bestemmingsplan dat geen ontwikkelingen mogelijk maakt, is dit alles niet aan de orde en niet van toepassing.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro
Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 26 februari 2020. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Bij de voorbereiding is overleg geweest met:
- Provincie Noord-Brabant
- Waterschap de Dommel
- Trefpunt Groen Eindhoven
- Henri van Abbestichting
- Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven
- Veiligheidsregio
9.2.1 Vooroverlegreacties
- Provincie Noord-Brabant
De Provincie heeft het plan bekeken aan de hand van de provinciale belangen zoals die
zijn verwoord in de Brabantse Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (lOV) en geconcludeerd dat het plan in overeenstemming met de provinciale belangen is.
- Waterschap
Het Waterschap kan instemmen met het vooronwerpbestemmingsplan. Het plan heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding. Wel vraagt het Waterschap om in de plantoelichting nog aandacht te besteden aan het nieuwe Waterbeheerprogramma 2022-2027 (WBP5). De verwachting is dat het WBP5 al van kracht zal zijn als onderhavig bestemmingsplan wordt vastgesteld.
Reactie gemeente
In de plantoelichting is een tekst opgenomen over het WBP5.
- Stichting Henri van Abbe
Archeologie
Dringend wordt verzocht ambtelijke capaciteit vrij te maken voor de vaststelling en van het nieuwe archeologisch beleid en bijbehorende waardenkaart.
De omgevingsdienst Z-O Brabant (ODZOB) heeft een nieuw onderzoek uitgevoerd naar de archeologische verwachtingen in onder andere dit gebied. Ga daar na hoe de kaart er uit gaat zien (is nog niet vastgesteld, maar dat gebeurt binnenkort).
Verzocht wordt om niet alleen de monumenten op te nemen maar ook de cultuurhistorisch waardevolle panden te vermelden.
Toelichting, paragraaf 2.1 Historisch perspectief:
- Het historisch perspectief dient o.i. aan te vangen met: Woensel wordt al in 1161 in een oorkonde van Paus Victor IV vermeld als "Gunsella" en wordt in de volgende eeuwen herhaaldelijk genoemd (oorkondenboek Noord-Brabant tot 1312, H.P.H. Camps). Overigens is de verklaring van de herkomst van de naam Woensel een mogelijkheid en geen stelligheid.
- De oudste bewoningssporen dateren uit de volle middeleeuwen (2008 Archeologisch rapport nr. 30, Liesbet Van den Bruel en anderen).
- Van een begijnhof is in de germaans-frankische tijd geen sprake.
- De woningen van Eindhoven Vooruit waren bedoeld als proef voor een buurtje en lagen niet aan een bestaande radiaal.
- De verdichting langs de radialen was eind 19e eeuw al gaande en niet pas vanaf 1920.
- Het plan Cuypers-Kooken dateert van 1918 als voorbereiding op de annexatie, die in
1920 en niet pas 10 jaar later plaatsvond.
- Het idee van spinnenweb heeft alleen betrekking op de verkeersstructuur, aan de uitbreidingsplannen lag vooral de tuinstadgedachte ten grondslag.
- Oud-Woensel is de wijknaam, het stadsdeel heet Woensel-Zuid.
- De zin over de naoorlogse wijkgedachte klopt op zich maar staat midden in een alinea over de ontwikkeling van de Fellenoord, die er niets mee te maken heeft.
- Met Lijmbeek wordt niet de Gender bedoeld. De Limbeek, of Lijmbeek, later Windgraaf vormde vroeger een natuurlijke grens tussen Woensel in het noorden en Strijp in het zuiden. Limbeek zou afgeleid zijn van limb-beek wat zo veel betekent als waterloopje bij het moeras. Limb betekent slappe bodem of weke prut. Als Windgraaf kwam hij in de 16e eeuw net voor de Emmasingel uit in de Gender om zo gezamenlijk de stadsgracht van Eindhoven in te stromen. De Windgraaf had als functie de afvoer van regenwater van de weilanden. Toen de riolering kwam werd hij overbodig. (J.Spoorenberg in de Eindhoven-encyclopedie)
- De naam Schimmelse watermolen dateert weliswaar uit de 16e eeuw maar de molen was veel ouder en wordt voor het eerst vermeld in 1379.
- De oudste bewoningssporen dateren uit de volle middeleeuwen (2008 Archeologisch rapport nr. 30, Liesbet Van den Bruel en anderen).
- pagina 12 Kronehoef: De (vernieuwde) hoeve uit de negentiende eeuw is in 2021 gesloopt.
Paragraaf 3.6.2. Cultuurhistorie
De, mede in overleg met deelnemers van onze stichting gedane, aanbevelingen zijn in het algemeen goed overgenomen. Desondanks ook hier enkele kanttekeningen.
- Waarde Cultuurhistorie 1, Historische wegstructuren:
De aanname dat de historische tracés voldoende geborgd zijn met de hoofdbestemming verkeer is discutabel. Bij ingrepen zoals herinrichting of herbestemming hoeft dan geen cultuurhistorische toetsing meer plaats te vinden. Wij betwijfelen of de Waarde Cultuurhistorie 1 voldoende houvast biedt voor de kleinschalige open bebouwingsstructuur met doorzichten.
- Regeling in het bestemmingsplan: Bouwaanduiding 'karakteristiek'.
Hierbij zijn niet alleen panden van belang die in architectonisch opzicht van waarde zijn, maar ook panden die 'typologisch', namelijk representatief voor een fase in de ontwikkeling van het gebied zijn.
Monumenten pagina 46
Ons voorstel is om ook hier de cultuurhistorisch waardevolle panden te vermelden, waarbij wij aan de volgende panden denken (overigens noemen wij in Limbeek ook een paar panden waarvan de aanduiding karakteristiek wat ons betreft mag vervallen).
Mensfort:
-Jan Heynslaan 46 (voormalige dagwinkel en consultatiebureau uit 1961).
Kronehoef:
-Kronehoefstraat 30a (voormalig openbare schoolgebouw uit 1933);
-Runstraat 1 (karakteristieke trapgevel uit 1929, gebouwd en eigendom van bekende Eindhovense fotograaf André van de Kerkhof) Historische stedenbouwkundige structuur: Woensel en gelegen aan een Historische wegenstructuur voor 1900;
-Runstraat 21 (lage arbeiderswoning uit 1914) Historische stedenbouwkundige structuur: Woensel en gelegen aan een Historische wegenstructuur voor 1900;
-Runstraat 27 (lage woning neorenaissance uit 1904, achterbouw uit 1905 en deeltje links uit 1914) Historische stedenbouwkundige structuur: Woensel en gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
-Frankrijkstraat 128 (fraaie wederopbouwarchitectuur, voormalig pand Boerenleenbank uit 1956) Aan de weg gerelateerde bebouwing, gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900 en historisch landschap;
-Frankrijkstraat 37-59 (fraaie vooroorlogse architectuur uit 1935). Aan de weg gerelateerde bebouwing en gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
-Frankrijkstraat 63-73 (fraaie vooroorlogse architectuur uit 1935). Aan de weg gerelateerde bebouwing en gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900 ;
-Boschdijk 408-410 (fraaie vooroorlogse architectuur uit 1936) gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
-Boschdijk 416 (fraaie vooroorlogse architectuur uit 1936) gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
-Boschdijk 418-422 (fraaie vooroorlogse architectuur uit 1936) gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900.
Limbeek:
-Lijmbeekstraat 102-106 mag komen te vervallen. Weinig karakteristieke panden;
-Lijmbeekstraat 105 mag komen te vervallen. Weinig karakteristiek pand;
-Lijmbeekstraat 142-146 (lage arbeiderswoningen uit 1900) Aan de weg gerelateerde bebouwing en gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
-Lijmbeekstraat 148-150 (lage arbeiderswoningen uit 1907) Aan de weg gerelateerde bebouwing en gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900;
-Lijmbeekstraat 152 (lage arbeiderswoning uit 1898) Aan de weg gerelateerde bebouwing en gelegen aan een historische wegenstructuur voor 1900.
Reactie gemeente
Archeologie
De 'doorvertaling' van het nieuwe beleid en de in 2020 geactualiseerde archeologische waardenkaart naar ruimtelijke plannen is pas aan de orde als dit beleid is vastgesteld. Tot die tijd dient er beleidsmatig getoetst te worden aan de 'oude' archeologische waardenkaart uit 2008. Bij nieuwe ontwikkelbestemmingsplannen worden initiatiefnemers overigens wel al sinds begin 2020 uitgebreid geïnformeerd over de geactualiseerde kaart in relatie tot het betreffende plangebied.
Cultuurhistorie
De tekstvoorstellen voor paragraaf 2.1 'Historisch perspectief' zijn één op één verwerkt.
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt dan ook geen ontwikkelingen mogelijk die afbreuk kunnen doen aan de cultuurhistorische waarden van de betreffende wegstructuren. Bij ingrepen zoals herinrichting of herbestemming vormt de dubbelbestemming 'Waarde Cultuurhistorie 1' de juridische borging van cultuurhistorische toetsing die dan zal plaatsvinden in het kader van de nieuwe planologische regeling. Deze dubbelbestemming is juist bedoeld om historische wegstructuren en de bebouwing daarlangs te beschermen. In de dubbelbestemmingen voor cultuurhistorie is naast de regels voor de bebouwing ook een mogelijkheid voor het college opgenomen om nadere eisen te stellen ten aanzien van situering van gebouwen. In het bestemmingsplan wordt overigens alleen datgene geregeld waarvoor een vergunning nodig is. Het bestemmingsplan is niet van invloed op hetgeen vergunningsvrij op basis van de regels van het Rijk is toegestaan.
De uitleg van de bouwaanduiding 'karakteristiek' is aangevuld met: "'typologisch', (representatief voor een fase in de ontwikkeling van het gebied)".
De paragraaf 'Monumenten' wordt hernoemd naar 'Monumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden' en samengevoegd met de paragraaf 'Bouwaanduiding 'karakteristiek'. De cultuurhistorisch waardevolle panden worden daar vermeld, inclusief de door uw Stichting voorgestelde aanvullingen.
De aanduiding 'karakteristiek' ter plaatse van de door uw Stichting genoemde panden in Limbeek handhaven we, omdat deze panden naar onze mening wel degelijk de karakteristiek van dat deel van de Lijmbeekstraat bepalen en daarom niet zonder vergunning en dus overweging op basis van cultuurhistorie gesloopt mogen worden.
- Stichting Wederopbouwerfgoed Eindhoven
De Stichting verzoekt om de benoeming en verklaring van de termen als 'karakteristiek' en 'specifieke bouwaanduiding -1' in de toelichting.
Reactie gemeente
De bouwaanduiding 'karakteristiek' wordt in paragraaf 3.6.2 van de toelichting benoemd en nader toegelicht (onder het kopje: 'Monumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden')
De specifieke bouwaanduiding (- 1) die is geprojecteerd ter plaatse van (onder meer) de hoofdgebouwen aan het Pastoor van Arsplein houdt in dat de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ter plaatse van die aanduiding niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte. Dit betreft een bouwregel (artikel 19.2.1, sub c.). Deze specifieke bouwaanduiding is alsnog benoemd en nader toegelicht in de toelichting, onder paragraaf 3.6.2.
- Stichting Trefpunt Groen Eindhoven
De Stichting is akkoord, behoudens een tweetal vragen.
1. Is het groen aan de Willem van Kesselstraat dat nu de bestemming Maatschappelijk heeft gekregen gecompenseerd?
2. Kan de bestemming Groen opnieuw worden opgenomen ter plaatse van de brede groenstroken aan de Korenwolfstraat?
Reactie gemeente
1. Voor deze locatie is in 2009 vergunning (vrijstelling ex artikel 19, lid 2 WRO) verleend voor de bouw van een Gezondheidscentrum. In de ruimtelijke onderbouwing is onder de paragraaf 'Stedenbouwkundige afweging' vermeld: "Bestaande bomen zijn zoveel mogelijk ingepast, en indien dit niet mogelijk is, is voor compensatie gezorgd."In de door Pius Floris Boomverzorging Vught opgestelde Bomeninventarisatie staat verder: "Boomkeuring en waardebepaling van 8 bomen. Compensatie is geregeld door bomen in het tegenover de projectlocatie gelegen park te planten." Op basis van deze informatie kan worden geconcludeerd dat compensatie heeft plaatsgevonden.
2. Ter plaatste van de groenstroken bij de Korenwolfstraat zal alsnog de bestemming 'Groen' worden geprojecteerd. Dit betreft een omissie.
9.3 Inspraak
Per 1 oktober 2008 is de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008" in werking getreden. Het doel hiervan is het betrekken van burgers bij de besluitvorming. Het voorontwerpbestemmingsplan 'Deelgebieden Woensel-Zuid 2021' heeft van donderdag 23 september 2021 tot en met woensdag 3 november 2021 ter inzage gelegen.
Gedurende deze termijn zijn vijf inspraakreacties eontvangen. Hieronder zijn alle reacties samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt.
9.3.1 Inspraakreacties
- Bewoners pand Kloosterdreef
In het vigerend bestemmingsplan 'Woensel buiten de Ring II 2006', heeft het perceel Kloosterdreef 48 de bestemming “Horecadoeleinden” waarbinnen de functie wonen is toegestaan. Dit geldt ook voor het buurperceel (nummer 46).
In het voorontwerpbestemmingsplan is de bestemming van het perceel Kloosterdreef 48 gewijzigd naar 'Wonen' en is het bijgebouw met adres Kloosterdreef 48b niet ingetekend.
De bestemming van het buurpand is wel ongewijzigd gebleven.
Indieners beroepen zich op het gelijkheidsbeginsel en wensen de vigerende bestemming tte behouden. Verder wensen indieners beide adressen 48 en 48b te behouden. Het bijgebouw heeft een eigen toegang en voorzieningen.
Reactie gemeente
Voor het buurpand Kloosterdreef 46 (samen met adres Fluwijnstraat 1A) loopt een omgevingsvergunningtraject. Zo lang die omgevingsvergunning niet is verleend, wordt die nieuwe aangevraagde situatie (wonen, in de vorm van in totaal zeven appartementen) niet positief bestemd in dit nieuwe bestemmingsplan. In dat soort gevallen nemen wij de vigerende situatie zo lang over. Vandaar dat daar opnieuw de bestemming horeca is geprojecteerd.
Een voormalig eigenaar van het perceel van indieners heeft in 2013 en nogmaals in 2018 verzocht om de wijziging van de bestemming Horecadoeleinden naar de bestemming Wonen. Bij brief van 11 januari 2018 is door de gemeente aan de toenmalige eigenaar toegezegd dat de bestemming in de volgende actualisatieronde zou worden gewijzigd naar een pure woonbestemming. In voornoemde brief wordt gesteld dat op nummer 48 ten tijde van het van kracht worden van het vigerend bestemmingsplan al sprake van een woning was. Met onderhavige bestemming is dus als afgesproken tegemoet gekomen aan het verzoek van de voormalig eigenaar van dit pand.
Het vorenstaande is evenwel geen steekhoudend argument voor het wegbestemmen van de vigerende bestemming 'Horecadoeleinden' wanneer indieners, zijnde de huidige eigenaren,zich daar tegen verzetten. Wij beschouwen dit dan ook als een misverstand en zullen de bestemming 'Horeca' opnieuw opnemen.
Voor zover indieners bedoelen dat het adres Kloosterdreef 48b moet worden opgenomen in het bestemmingsplan heeft te gelden dat een bestemmingsplan niet ziet op adressen. Een huisnummer wordt via een aparte procedure toegekend en geeft geen planologisch bindende rechten. Dat nummer 48b te zien was op de plankaart van het vigerende bestemmingsplan heeft puur te maken met de destijds gebruikte ondergrond.Aan de ondergrond kunnen geen planologische rechten worden ontleend. Dit plan is met een ondergrond zonder huishummers gemaakt.
De woonbestemming heeft verder een bouwregeling voor bijgebouwen, zodat een vergund bijgebouw daar gewoon aanwezig mag zijn en blijven.
Voor zover indieners bedoelen dat het bijgebouw wordt gebruikt als een zelfstandige woning, heeft te gelden dat indieners deze stelling dienen te bewijzen. Meer specifiek dient in dat geval te worden bewezen dat die zelfstandige bewoning van het bijgebouw al aanwezig was op het moment dat het vigerende bestemmingsplan 'Woensel buiten de Ring II 2006' van kracht werd (d.d. 10 mei 2007) en sindsdien aaneengesloten als zodanig in gebruik is geweest. Dan kan de gemeente pas toekomen aan de overweging om het bijgebouw als een zelfstandige woning te bestemmen.
Gelet op de huidige betekenis van het begrip 'bestaand' namelijk vergund, in plaats van aanwezig ten tijde van de in werking treding van het bestemmingsplan, wordt de bestemmingsomschrijving voor wat betreft de functie wonen op de begane grond binnen de bestemming 'Horeca' aangepast naar: "een woning op de begane grond is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen' en daar wanneer een bestaande woning op de begane grond aanwezig is, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep" en wordt de aanduiding 'wonen' toegevoegd voor dit perceel.
- Bewoners Barrierweg e.o.
Barrierweg 217A en achterliggende panden Van Thienenlaan 69 tot en met 81
In het voorontwerpbestemmingsplan is ter plaatse van deze percelen de bestemming 'Maatschappelijk' geprojecteerd. Het feitelijk gebruik van deze panden is niet maatschappelijk. Er is sprake van kamerbewoning die voor de nodige overlast voor de leefomgeving zorgt en in strijd is met de beleidsregels voor kamerbewoning, aldus indieners.
Indieners verzoeken het college om strenger op te treden tegen illegale kamerbewoning en niet zomaar vergunning te verlenen.
Barrierweg 219
In het voorontwerpbestemmingsplan is ter plaatse van dit perceel de bestemming 'Dienstverlening' geprojecteerd. Tot voor kort was op dit perceel een architectenbureau gevestigd. Uit een krantenbericht van 2 september 2021 In het ED hebben indieners vernomen dat hier met ingang van 1 januari 2022 een jeugdkliniek voor dagbehandeling van jongeren wordt gevestigd. Indieners zijn van mening dat deze functie niet passend is midden in hun woonwijk die naar de mening van indieners al overbelast is door de aanwezigheid van meerdere zorg- en maatschappelijke instellingen en kamerbewoning.
In de directe nabijheid van Barrierweg 219 zijn een coffeeshop en een café gevestigd. Indierners stellen dat daar vaak sprake is van wild parkeren en overlast door zwerfvuil afkomstig van coffeeshop en café.
Indieners geven het college in overweging om de Barrierweg en directe omgeving aan te wijzen als een gebied waar geen nieuwe kamerbewoning meer wordt toegestaan.
Reactie gemeente
Voor genoemde panden Barrierweg 217A en Van Thienenlaan 69 tot en met 81 is geen sprake van een (aangevraagde) omgevingsvergunning voor kamerverhuur.
De vestiging van een jeugdkliniek voor dagbehandeling op adres Barrierweg 219 is niet bekend bij de gemeente.
Voor zover het gebruik van percelen of gebouwen afwijkt van het in het bestemmingsplan toegestane gebruik kan hiertegen handhavend worden opgetreden. Daarvoor is een andere (wettelijke) procedure voorzien. Dit mag en kan daarom in deze bestemmingsplanprocedure niet aan de orde komen.
De door indieners genoemde overlast in de vorm van wildparkeren en zwerfafval kan voorts gemeld worden via de ‘Buiten Beter-app’, het meldingsformulier op de gemeentelijke website, of via het algemene gemeentelijke telefoonnummer 14 040.
- TRC advocaten namens bedrijf aan de De Greefstraat
Op het perceel van cliënt is een bedrijfspand met bedrijfswoning gerealiseerd. Het perceel is voorzien van de bestemming 'Bedrijf'.
Het bedrijf valt in categorie 3.1 en is onder het overgangsrecht gebracht.
In de toelichting bij het bestemmingsplan staat: "De bedrijven in het plangebied zijn in het kader van de voorbereiding van dit bestemmingsplan geïnventariseerd. Uit de inventarisatie is gebleken dat de bedrijven uit milieuoogpunt bezien geen onaanvaardbare effecten hebben op de omgeving. De meldende planologische situatie wordt dan ook in dit bestemmingsplan overgenomen."
Blijkens de toelichting is het niet de bedoeling om de bedrijfsvoering onder het overgangsrecht te brengen.
Het bedrijf dient positief bestemd te worden, aangezien het de intentie is de actuele situatie te handhaven, temeer nu het bedrijf al sinds 2002 aanwezig is en geen onaanvaardbare effecten heeft op de omgeving, aldus indiener.
Reactie gemeente
Dit betreft inderdaad een omissie.
Ter plaatse zal de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' worden geprojecteerd ten behoeve van (tevens) een lasbedrijf behorend tot categorie 3.1 en een bijbehorende bedrijfswoning op de bovenverdieping, uitsluitend voor zover bestaand.
Voor wat betreft de ruimtelijke uitstraling van dit bedrijf is het inderdaad zo dat de bedrijfsvoering van dit bedrijf uit milieuoogpunt bezien geen onaanvaardbare effecten heeft op de omgeving. In het vigerend bestemmingsplan 'Woensel buiten de Ring II' is de ruimtelijke uitstraling van dit bedrijf onderzocht en is geconstateerd dat deze feitelijk gelijk is aan een bedrijf behorend tot de categorie 2 (verwezen wordt naar paragraaf 4.2.2 van de toelichting van dat bestemmingsplan).
- Eigenaar pand De Greefstraat
Ter plaatse van de woning van indiener is de bestemming 'Bedrijf' geprojecteerd. Er is vergunning verleend voor woningen, die ook als zodanig worden gebruikt. Dit volgt ook uit de BAG. Daarom is bestemming bedrijf op het adres niet correct, en dient dit wonen te zijn, aldus indiener.
Reactie gemeente
Hier is sprake van een kleinschalig bedrijventerrein.
(Bedrijfs)woningen zijn met onderhavig bestemmingsplan uitsluitend voor zover bestaand (legaal/vergund) toegestaan. In het voorontwerpbestemmingsplan is in artikel 3.1, sub d. van de regels opgenomen dat binnen de bestemming Bedrijf aanwezige (bedrijfs)woningen uitsluitend voor zover bestaand zijn toegestaan.
Daar waar sprake is van enige vorm van legaal (vergund) wonen - zoals in het pand van indiener - zal de functieaanduiding 'wonen' worden geprojecteerd, zodat dit beter kenbaar is. De regeling blijft inhoudelijk verder hetzelfde. Een enkelbestemming Bedrijf met daar waar van toepassing de aanduiding 'wonen' ten behoeve van (bedrijfs)woningen en/of onzelfstandige woonruimten, uitsluitend voor zover bestaand (zoals vergund).
Overigens leidt de enkele situatie dat personen op een bepaald adres zijn ingeschreven in de BAG, niet tot de conclusie dat sprake is van bestaand (legaal) gebruik.
- Bewoner De Greefstraat
Ter plaatse van de woning van indiener is de bestemming 'Bedrijf' geprojecteerd. Dit is volgens indiener niet correct, aangezien het gaat om een bedrijfspand op de begane grond met daarboven gelegen appartementen. Dit geldt over de gehele lengte van de straat aan de kant van de oneven huisnummers.
Reactie gemeente
Hier is sprake van een kleinschalig bedrijventerrein.
(Bedrijfs)woningen zijn met onderhavig bestemmingsplan uitsluitend voor zover bestaand (legaal/vergund) toegestaan. In het voorontwerpbestemmingsplan is in artikel 3.1, sub d. van de regels opgenomen dat binnen de bestemming Bedrijf aanwezige (bedrijfs)woningen uitsluitend voor zover bestaand zijn toegestaan.
Daar waar sprake is van enige vorm van legaal (vergund) wonen - zoals in het pand van indiener - zal de functieaanduiding 'wonen' worden geprojecteerd, zodat dit beter kenbaar is. De regeling blijft inhoudelijk verder hetzelfde. Een enkelbestemming Bedrijf met daar waar van toepassing de aanduiding 'wonen' ten behoeve van (bedrijfs)woningen en/of onzelfstandige woonruimten, uitsluitend voor zover bestaand (zoals vergund) aanwezig.
Anders dan indiener stelt, is het niet zo dat de gehele straat aan de kant van de oneven huisnummers sprake is van bestaande woningen als hiervoor omschreven.
- Eigenaar pand Sabastiaan van Noyestraat
Indiener refereert aan het op 12 juni 2018 vastgestelde “Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing”.
Indiener heeft een pand met een daarvoor verleende kamerverhuurvergunning in eigendom en verzoekt om opname van het gebruik kamerverhuur voor zijn pand in het bestemmingsplan.
Reactie gemeente
Voor dit pand is reeds in 2014 vergunning verleend voor kamerbewoning. Er is hier dus sprake van een bestaande (legale) situatie. Een functieaanduiding 'kamerbewoning' of iets dergelijks is dan ook niet nodig, aangezien bestaande situaties als de onderhavige al rechtstreeks positief zijn bestemd ingevolge artikel 19.1.1, sub s. van de planregels.
9.4 Ambtshalve Wijzigingen
Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan zijn nog enkele aanvullende aanpassingen doorgevoerd die noemenswaardig zijn:
- Binnen de bestemming 'Bedrijf' is de functieaanduiding 'wonen' opgenomen voor uitsluitend voor zover bestaand (legaal/vergund) aanwezige (bedrijfs)woningen en onzelfstandige woonruimten. Daar waar in de huidige situatie sprake is van enige vorm van legaal (vergund) wonen is die aanduiding geprojecteerd. Het gaat om: De Greefstraat 2/2B, 3A/B, 5A/B, 7B/C, 9C/D, 11 en 13, Van Thienelaan 170 en 172, Frankrijkstraat 128, Gemmastraat 53 en 55, Jacob de Gelderstraat 1 en Bondstraat 5/5A en 7/7A;
- Ter plaatse van het perceel De Waghemakerstraat 1D is de functieaanduiding 'sportschool' opgenomen binnen de bestemming Bedrijf, t.b.v. een aldaar vergunde sportschool;
- Ter plaatse van het perceel Willem Rosestraat 2A is de functieaanduiding 'dansschool' opgenomen binnen de bestemming Bedrijf, t.b.v. een aldaar vergunde dansschool;
- Ter plaatse van het perceel Willem Rosestraat 7 is de bestemming Bedrijf gewijzigd naar Wonen;
- De bestemming Centrum (Hendrik Staetslaan) is gewijzigd naar de bestemming Gemengd-2, voorzien van een functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - centrum' om de verschillen tussen de bestemmingsomschrijving Centrum en Gemengd-2 op te heffen;
- De functie 'terras' ten behoeve van aangrenzende bestemmingen opnemen in de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied';
- Binnen de bestemmingen 'Dienstverlening' en 'Horeca' is de bestemmingsomschrijving voor de functie 'wonen' aangepast, zodanig dat wonen op de verdieping rechtstreeks is toegestaan en wonen op de begane grond voor zover bestaand;
- Het plangebied van het bestemmingsplan 'VI Limbeek-Woenselse Watermolen 2007 (Boschdijk Veste)', gelegen aan Boschdijk 131-139, is uit het plangebied geknipt, omdat dit een concrete ontwikkeling betreft en hiervoor een aparte procedure wordt gevolgd.
9.5 Zienswijzen
Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 31 maart 2022 tot en met woensdag 11 mei 2022 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp van het bestemmingsplan kenbaar te maken.
Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van het Gemeenteblad en het weekblad Groot Eindhoven van woensdag 30 maart 2022 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerpbestemmingsplan via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.
Naar aanleiding van de tervisielegging zijn zeven zienswijzen ontvangen.
Verder zijn ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.
In de nota van zienswijzen is beargumenteerd op de zienswijzen ingegaan en zijn de ambtshalve wijzigingen toegelicht. Deze nota is als bijlage 12 'nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen BP Deelgebieden Woensel - Zuid 2021' bij deze toelichting opgenomen.
Bijlage 1 Cultuurhistorische Beschrijving Wegstructuren
bijlage 1 Cultuurhistorische beschrijving wegstructuren
Bijlage 2 Mensfort; Cultuurhistorische Verkenning (Van Meijel 2019)
bijlage 2 Mensfort; cultuurhistorische verkenning (Van Meijel 2019)
Bijlage 3 Kronehoef; Cultuurhistorische Verkenning (Van Meijel 2019)
bijlage 3 Kronehoef; cultuurhistorische verkenning (Van Meijel 2019)
Bijlage 4 Limbeek-noord Redengevende Omschrijving
bijlage 4 Limbeek-Noord redengevende omschrijving
Bijlage 5 Rapport Raap 3398 'Het Landschap Onder De Stad'
bijlage 5 Rapport RAAP 3398 'Het landschap onder de stad'
Bijlage 6 Het Landschap Onder De Stad Kb 1
bijlage 6 Het landschap onder de stad KB 1
Bijlage 7 Het Landschap Onder De Stad Kb 2
bijlage 7 Het landschap onder de stad KB 2
Bijlage 8 Het Landschap Onder De Stad Kb 3
bijlage 8 Het landschap onder de stad KB 3
Bijlage 9 Risicoanalyse Vredeoord
bijlage 9 Risicoanalyse Vredeoord
Bijlage 10 Berekening Spoor Woensel-zuid
bijlage 10 Berekening spoor Woensel-Zuid
Bijlage 11 Advies Veiligheidsregio
bijlage 11 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 12 Nota Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen Bp Woensel-zuid 2021
bijlage 12 Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen BP Woensel-Zuid 2021
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Deelgebieden Woensel-Zuid 2021 met identificatienummer NL.IMRO.0772.80373-0301 van de gemeente Eindhoven.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan-huis-verbonden-beroep
een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Bijvoorbeeld gastouderopvang; detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis; of het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf.
Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-maatschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.
1.8 aardkundige waarden
landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding, (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.9 Actualisatie nota parkeernormen
parkeernormen gepubliceerd op 3 oktober 2019 en in werking getreden op 4 oktober 2019.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door een daartoe gecertificeerde instantie en werkend volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.11 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden);
1.12 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden);
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bed & breakfast
een accommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt. Het is gevestigd in een huis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal 2 verhuurde kamers.
1.15 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.16 bedrijfsvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.17 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein wenselijk is.
1.18 beeldbepalende boom
Bomen met een hoge esthetische en belevingswaarde voor de directe omgeving of voor de wijk. De bomen zijn door hun leeftijd, omvang of verschijningsvorm onvervangbaar voor het karakter van de omgeving en vormen bovendien een buitengewoon structurerend element voor de openbare ruimte. Het criterium beeldbepalend zegt tevens iets over de zichtbaarheid.
Een beeldbepalende boom dient voor >50% van de omvang zichtbaar te zijn vanaf openbaar terrein.
1.19 behoud in situ
behoud van archeologische resten op dezelfde plaats door planaanpassing (behoudsmaatregelen);
1.20 behoud ex situ
behoud van archeologische informatie door middel van een opgraving;
1.21 belemmeringenstrook
een strook grond ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht en/of werken en werkzaamheden (niet zijnde bouwen) mogen worden uitgevoerd die van invloed kunnen zijn op de ongestoorde ligging van de buisleiding.
1.22 beperkt kwetsbaar object
- verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
- kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een bevi- inrichting;
- sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
- objecten die met het onder a. tot en met e. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.23 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)
Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.24 bestaand
bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.25 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.26 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.27 bijgebouw
een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.28 boerderij
Een boerderij is een gebouw waarin de woonfunctie van een boerenbedrijf is gevestigd, in combinatie met interne bedrijfsruimte.
1.29 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.30 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.31 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.32 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.33 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.34 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.35 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.36 buitenschoolse opvang (BSO)
het in georganiseerd verband opvangen van meer dan 6 kinderen in de leeftijdscategorie 4 tot 13 jaar voor en na schooltijd, in de middagpauze en tijdens schoolvakanties.
1.37 café
horeca, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.38 cafetaria/snackbar/afhaalservice
een bedrijf gericht op het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.39 coffeeshop
een bedrijf gericht op het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.
1.40 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.
1.41 dagrecreatie
Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.
1.42 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.43 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel/webwinkel, afhaalpunten en supermarkt.
1.44 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.45 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.46 discotheek of dancing
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en daarmee vergelijkbare evenementen.
1.47 eengezinswoningen
als type eengezinswoning wordt beschouwd: elke woning welke tevens een geheel pand vormt. Hieronder vallen vrijstaande woningen, aaneengebouwde woningen, zoals twee onder één kap gebouwde hele huizen, boerderijen met woningen en voorts alle rijenhuizen.
1.48 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.49 evenementen
een evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
1.50 garagebox
gebouwen voor de stalling van auto´s en andere voertuigen.
1.51 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.52 gebruiken
het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.
1.53 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.54 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.55 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.56 gemeentelijk adviseur archeologie
een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen aantoonbaar ervaringsdeskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.57 gemeentelijk archeologisch monument
archeologisch monument dat overeenkomstig de erfgoedverordening als beschermd monument is aangewezen en is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;
1.58 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object
nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.
1.59 gevaarlijke stoffen
gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.
1.60 GR (groepsrisico)
een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.
1.61 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.62 hoofdgebouw
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.63 horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.64 hotel
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.65 huishouden
een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is, die duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren.
1.66 internetwinkel
Internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:
- de transactie via internet of andere media tot stand komt, en;
- de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of
- de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of
- de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.
1.67 invloedsgebied
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.
1.68 kamerbewoning
woonvorm waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen afzonderlijke toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche/bad en/of toilet) buiten die onzelfstandige woonruimte, met dien verstande dat hieronder niet wordt verstaan maatschappelijke voorzieningen in de vorm van beschermd en/of verzorgd wonen.
1.69 kantoor
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bestuurlijk/ambtelijk of bedrijfsmatig uitoefenen van juridische, financiële, administratieve en naar de aard daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, zoals sociaal wetenschappelijke onderzoek of een architectenbureau.
1.70 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).
1.71 kleinschalig kamperen
Kleinschalig kamperen is een kampeerfunctie, uitsluitend als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf.
1.72 koffie-/theehuis
een bedrijf gericht op het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.
1.73 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.74 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.75 kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen
Bij collegebesluit van 20 april 2021 vastgestelde nadere regels ter uitwerking van de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019)
1.76 kwetsbaar object
- woningen, niet zijnde:
- verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- bedrijfswoningen;
- gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
- (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- scholen;
- sociale werkplaatsen, of;
- gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting of;
- complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
- kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting.
1.77 landschappelijke waarden
het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.
1.78 lijst van bedrijfsactiviteiten
de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.
1.79 lijst van horeca-activiteiten
lijst met een onderverdeling van horeca-activiteiten naar de mate van mogelijke overlast voor de omgeving zoals opgenomen in Bijlage 3 Lijst van horeca-activiteiten behorende bij deze regels.
1.80 lunchroom
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken.
1.81 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang. Een bioscoop is geen maatschappelijke voorziening.
1.82 manege
een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
1.83 mantelzorg
het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.
1.84 meergezinswoningen
als meergezinswoning wordt beschouwd: elke woning die samen met andere woonruimten c.q. bedrijfsruimten een pand vormt. Hieronder vallen flats, galerij-, portiek-, beneden- en bovenwoningen, appartementen en woningen boven bedrijfsruimten, voorzover deze zijn voorzien van een buiten de bedrijfsruimte gelegen toegangsdeur.
1.85 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.86 nevenactiviteiten
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.
1.87 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.88 onzelfstandige woonruimte
woonruimte, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.
1.89 peil
0.30 m' boven de kruin van de weg.
1.90 pension
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.
1.91 PR (plaatsgebonden risico)
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.92 plasbrandaandachtsgebied
het gebied tot 30 meter van de weg of spoor waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand.
1.93 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.94 prostitutiebedrijf
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.
1.95 PR10-6/jaar contour
een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.96 recreatiewoning
een gebouw of woning (geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde) bedoeld voor recreatief gebruik in de vorm van recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.97 Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen)
regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan (zoals opgenomen in Bijlage 6).
1.98 regeling provinciale risicokaart
Regeling van de minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties van 20 april 2007, Stctr. 2007, nr 75.
1.99 registratiebesluit externe veiligheid
Besluit van 28 november 2006 (stb 2006, 656), houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid).
1.100 restaurant
een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.101 rijstrook
gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.102 risicovolle inrichting
- inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) (Bijlage 5 van de regels) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) (Bijlage 6 van de regels);
- inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart (Bijlage 7 van de regels) of onder het Registratiebesluit Externe Veiligheid;
- inrichtingen met toxische gassen;
- inrichtingen waar een brandbaar tot vloeistof verdicht gas met een inhoud van meer dan 1m3 wordt gebezigd of opgeslagen.
1.103 showroom
een uitstallingsruimte van groothandels - of productiebedrijven ten behoeve van wederverkopers of afnemers voor het gebruik in eigen bedrijf of instelling.
1.104 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.105 SPIL centrum
‘SPIL ( Spelen, Integreren, Leren); een hechte samenwerking tussen onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang met als doel optimale ontwikkelingskansen te creëren voor kinderen van 0 tot 12 jaar.
1.106 stacaravan
een permanent kampeermiddel in de vorm van een caravan, die als een gebouw valt aan te merken.
1.107 tuincentrum
een kwekerij en/of een verkoopplaats waar artikelen voor verwerking/gebruik in tuin en huis, daaronder ook begrepen dierbenodigdheden voor huisdieren, direct aan particulieren ter verkoop worden aangeboden, van welke verkoopplaats een koffiehoek deel kan uitmaken ter ondersteuning van de tuincentrumfunctie.
1.108 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.109 verdieping
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.
1.110 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.111 voorgevel
de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.112 voorgevelrooilijn
De denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
1.113 water
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.114 waterberging
voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte van een bouwwerk.
1.115 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).
1.116 werkatelier
ruimte bestemd voor de uitoefening van creatieve bedrijfsmatige activiteiten tot maximaal milieucategorie 2
1.117 Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.118 Wet milieubeheer
Wet van 13 juni 1979 (Stb. 442) houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.119 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, nr. 566) houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.120 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.121 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.
1.122 woongebouw
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
2.2 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven genoemd in de in Bijlage 1 opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten', behorende tot de categorieën 1 of 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' tevens bedrijven genoemd in de in Bijlage 1 opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten', behorende tot categorie 3.1 of 3.2, uitsluitend voor zover bestaand;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -1': tevens een lasbedrijf behorend tot categorie 3.1;
- handel in auto's, uitsluitend voor zover bestaand;
- ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens (bedrijfs)woningen en/of onzelfstandige woonruimten, uitsluitend voor zover bestaand;
- ter plaatse van de aanduiding 'sportschool' tevens een sportschool;
- ter plaatse van de aanduiding 'dansschool', tevens een dansschool;
- ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
- maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend voor zover bestaand;
met de daarbij behorende:
- productie gebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder sub a. en b., met uitzondering van detailhandel in voedings - en genotmiddelen;
- erven en terreinen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met dien verstande dat:
- een (bedrijfs)woning en/of kamersgewijs bewoonde (bedrijfs)woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere (bedrijfs)woningen;
- kamerbewoning bij (bedrijfs)woningen niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep bij een (bedrijfs)woning niet meer dan 50 m² mag bedragen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de in Bijlage 1 opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten', of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:
- het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan, en;
- het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- nutsvoorzieningen;
- open terreinen, waaronder begrepen parkeergelegenheid;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG met bijbehorend detailhandels- verkooppunt tot een maximum van 100 m2 en overige bijbehorende voorzieningen;
- open terreinen, waaronder begrepen parkeergelegenheid;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Dienstverlening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Dienstverlening´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling, met dien verstande dat het dienstverlenende bedrijf of de dienstverlenende instelling uitsluitend is toegestaan op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie al een dienstverlenende bedrijf of dienstverlenende instelling op de verdieping aanwezig is;
- wonen op de verdieping, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
- een woning op de begane grond is toegestaan daar waar een bestaande woning op de begane grond aanwezig is, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
met daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- wegen en paden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met dien verstande dat:
- een woning en/of kamersgewijs bewoonde woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
- kamerbewoning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft.
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m² mag bedragen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;
- bedrijven genoemd in de in Bijlage 1 opgenomen "Lijst van bedrijfsactiviteiten", behorende tot de categorieën 1 of 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen en met dien verstand dat handel in auto's uitsluitend voor zover bestaand is toegestaan;
- detailhandel met dien verstande een supermarkt met een verkoopvloeroppervlakte tot maximaal 800 m² is toegestaan tenzij in de bestaande situatie al een groter verkoopvloeroppervlak aanwezig is. In dat geval geldt dit bestaande verkoopvloeroppervlak als maximum;
- maatschappelijke voorzieningen;
- zelfstandige kantoren;
- wonen voor zover bestaand, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
- ter plaatse van de aanduiding 'dansschool', tevens een dansschool met zalencentrum;
met de daarbij behorende:
- horecavoorzieningen, voor zover ten dienste van detailhandel;
- erven en terreinen;
- wegen en paden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat:
- een woning en/of kamersgewijs bewoonde woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
- kamerbewoning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m² mag bedragen.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, al dan niet in combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
- detailhandel, met dien verstande dat:
- detailhandel uitsluitend is toegestaan op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie al detailhandel op de verdieping aanwezig is;
- een supermarkt met een verkoopvloeroppervlakte tot maximaal 800 m² is toegestaan tenzij in de bestaande situatie al een groter verkoopvloeroppervlak aanwezig is. In dat geval geldt dit bestaande verkoopvloeroppervlak als maximum;
- horeca, genoemd in Bijlage 3 `Lijst van horeca-activiteiten´ behorende tot categorie 1, met dien verstande dat:
- horeca uitsluitend is toegestaan op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie al horeca op de verdieping aanwezig is;
- horeca in een andere categorie uitsluitend is toegestaan indien dit een bestaande situatie betreft;
- dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instellingen, met dien verstande dat het dienstverlenende bedrijf of de dienstverlenende instelling uitsluitend is toegestaan op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie al een dienstverlenende bedrijf of dienstverlenende instelling op de verdieping aanwezig is;
- maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat maatschappelijke voorzieningen uitsluitend is toegestaan op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie al maatschappelijke voorzieningen op de verdieping aanwezig is;
- kantoren, met dien verstande dat kantoren uitsluitend is toegestaan op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie al kantoren op de verdieping aanwezig is;
- ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn uitsluitend garageboxen toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - centrum' is wonen op de begane grond uitsluitend toegestaan voor zover bestaand, is de functie maatschappelijk ook op de verdieping toegestaan en is de functie kantoren niet toegestaan;
met de daarbij behorende:
- horecavoorzieningen, voor zover ten dienste van detailhandel;
- erven en terreinen;
- wegen en paden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat:
- een woning en/of kamersgewijs bewoonde woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
- kamerbewoning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m² mag bedragen.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Gemengd - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, al dan niet in combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
- detailhandel, met dien verstande dat:
- detailhandel uitsluitend is toegestaan op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie al detailhandel op de verdieping aanwezig is;
- een supermarkt met een verkoopvloeroppervlakte tot maximaal 800 m² is toegestaan, tenzij in de bestaande situatie al een groter verkoopvloeroppervlak aanwezig is. In dat geval geldt dit bestaande verkoopvloeroppervlak als maximum;
- dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instellingen, met dien verstande dat het dienstverlenende bedrijf of de dienstverlenende instelling uitsluitend is toegestaan op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie al een dienstverlenende bedrijf of dienstverlenende instelling op de verdieping aanwezig is;
met de daarbij behorende:
- horecavoorzieningen, voor zover ten dienste van detailhandel;
- erven en terreinen;
- wegen en paden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat:
- een woning en/of kamersgewijs bewoonde woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
- kamerbewoning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m² mag bedragen.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- bermen en beplanting;
- paden;
- speelvoorzieningen;
- geluidwerende voorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;
- kunstobjecten;
met daarbij behorende:
- verhardingen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Horeca´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- horecabedrijven genoemd in de Lijst van horeca-activiteiten behorende tot maximaal categorie 1; met dien verstande dat:
- horeca uitsluitend is toegestaan op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie al detailhandel op de verdieping aanwezig is;
- horeca in een andere categorie uitsluitend is toegestaan indien dit een bestaande situatie betreft;
- ter plaatse van de aanduiding 'hotel', tevens voor een hotel;
- wonen op de verdieping, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
- een woning op de begane grond is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen' en daar wanneer een bestaande woning op de begane grond aanwezig is, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
met daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- wegen en paden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met dien verstande dat:
- een woning en/of kamersgewijs bewoonde woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
- kamerbewoning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m² mag bedragen.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 11.1 tevens horecabedrijven toestaan die niet worden vermeld onder categorie 1 in de `Lijst van horeca-activiteiten' en/of worden vermeld in een hogere categorie doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de horecabedrijven die zijn genoemd onder die categorie van de `Lijst van horeca-activiteiten'.
11.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 12 Kantoor
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Kantoor´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- zelfstandige kantoorvestigingen;
- woningen, uitsluitend voor zover bestaand, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
- ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' op de begane grond uitsluitend voor garageboxen;
met de daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- wegen en paden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met dien verstande dat:
- een woning en/of kamersgewijs bewoonde woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
- kamerbewoning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m² mag bedragen.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maatschappelijke voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend een begraafplaats;
- (bedrijfs)woningen, uitsluitend voor zover bestaand, al dan niet in combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
met daarbij behorende:
- horecavoorzieningen, detailhandelsvoorzieningen en/of dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening;
- tuinen, erven en terreinen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met dien verstande dat:
- een (bedrijfs)woning en/of kamersgewijs bewoonde (bedrijfs)woning niet mag worden gewijzigd naar twee of meerdere (bedrijfs)woningen;
- kamerbewoning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m² mag bedragen.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Recreatie - Dagrecreatie´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- dagrecreatieve voorzieningen;
- gebouwen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen;
- horeca, uitsluitend voor zover ten dienste van en/of ter ondersteuning van de dagrecreatieve voorziening en zover genoemd in de Lijst van horeca-activiteiten behorende tot maximaal categorie 1;
met de daarbij behorende:
- wegen en paden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.
14.2 Bouwregels
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen en straten;
- voet- en fietspaden;
- groenvoorzieningen;
- kunstwerken, zoals bruggen, tunnels en duikers;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
met daarbij behorende:
- geluidwerende voorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Verkeer - Railverkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer - Railverkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- railverkeersvoorzieningen;
- viaducten, tunnels en andere voorzieningen ten behoeve van het wegverkeer;
- wegen ter plaatse van de spoorwegovergangen;
- groenvoorzieningen;
- geluidwerende voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer - Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woonstraten;
- pleinen;
- voet- en fietspaden;
- ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- terrassen ten behoeve van horecabedrijven en/of andere functies waarbij een terras gebruikelijk is, gesitueerd in de aangrenzende bestemming;
met daarbij behorende:
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft
de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Leiding - Hoogspanningsverbinding´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- de aanleg, het beheer en de instandhouding van de ondergrondse hoogspanningsverbinding, zodat geen aantasting kan plaatsvinden van het doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse hoogspanningsverbinding;
met daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ingeval van strijdigheid van regels in dit bestemmingsplan, gaan de regels van dit artikel voor op de regels die op grond van de andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn
19.2 Bouwregels
Op of in deze dubbelbestemming begrepen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, afwijken van het bepaalde in lid 19.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' terrein van hoge archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 20.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
a. dit in overeenstemming is met de andere ter plaatse geldende bestemming(en) en;
b. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Waarde - Archeologie 3
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' (terrein van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 21.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
a. dit in overeenstemming is met de andere ter plaatse geldende bestemming(en) en
b. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Archeologie 4
22.1 Betemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' (hoge verwachting, historische kern) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
22.2 Bouwregels
22.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 22.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
- dit in overeenstemming is met de andere ter plaatse geldende bestemming(en) en;
- met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Archeologie 5
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' (hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
23.2 Bouwregels
23.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 23.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
- dit in overeenstemming is met de andere ter plaatse geldende bestemming(en) en;
- met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologie 6
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' (middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
24.2 Bouwregels
24.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 24.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
- dit in overeenstemming is met de andere ter plaatse geldende bestemming(en) en;
- met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Waarde - Archeologie 7
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 7' (lage archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
25.2 Bouwregels
25.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 25.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
- dit in overeenstemming is met de andere ter plaatse geldende bestemming(en) en;
- met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de ontheffing de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie - 1
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het aangewezen gebied en de bebouwing daarin.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
26.2 Bouwregels
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels in aanvulling of afwijking van de andere daar voorkomende bestemmingen:
- de bestaande voorgevelrooilijn mag niet worden overschreden;
- de bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden overschreden;
- van de bestaande dakvorm, dakhelling en nokrichting van gebouwen mag niet worden afgeweken.
26.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van het gebied en ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
26.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2, mits vooraf een advies van de gemeentelijke cultuurhistorisch adviseur en/of commissie ruimtelijke kwaliteit is ingewonnen waaruit blijkt dat afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken. Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor de cultuurhistorische waarden en kenmerken kunnen worden behouden.
Artikel 27 Waarde - Cultuurhistorie - 2
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het aangewezen gebied en/of de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle en kenmerkende (landschaps)elementen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
27.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- het bouwen van bouwwerken is mogelijk krachtens de onderliggende andere bestemming(en), met dien verstande dat:
- advies is ingewonnen bij de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur en/of commissie ruimtelijke kwaliteit waaruit blijkt dat met werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheden geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waardenen kenmerkende elementen;
- als blijkt dat het bouwen van het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheden leidt tot onevenredige verstoring van die cultuurhistorische waarden en kenmerken, aan de omgevingsvergunning de verplichting kan worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor cultuurhistorische waardevolle en kenmerkende elementen kunnen worden behouden.
27.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het belang van het behoud van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerkende elementen, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 29 Algemene Gebruiksregels
29.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.
Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels
30.1 veiligheidzone - bevi
- op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan. Daarnaast is wijziging van gebruik van beperkt kwetsbaar naar kwetsbaar niet toegestaan.
- het bepaalde onder sub a. is niet van toepassing op kwetsbare objecten die een functionele binding hebben met de risicobron zoals bedoeld in artikel 14 lid 4 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004.
- burgemeester en wethouders zijn bevoegd om beperkt kwetsbare objecten binnen deze aanduiding toe te staan. Hierbij dient de nut en noodzaak te worden aangetoond en een advies te worden ingediend bij de Veiligheidsregio.
30.2 veiligheidszone - gasreduceerstations
30.3 Veiligheidszone - invloedsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - invloedsgebied' zijn geen nieuwe gebouwen toegestaan die zijn bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van groepen verminderd zelfredzame personen. Daartoe behoren in ieder geval (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen, basisscholen, sociale werkplaatsen, of gebouwen of gedeelten daarvan bestemd voor dagopvang van minderjarigen. Het wijzigen van bestaande gebouwen voor het gebruik voor verminderd zelfredzame personen is eveneens niet toegestaan.
30.4 Veiligheidszone - leiding
Binnen de aangegeven gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' zijn geen gebouwen toegestaan die zijn bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van verminderd zelfredzame personen.
30.5 veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied
Binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied' zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. Uitbreiding van bestaande kwetsbare objecten is ook niet toegestaan.
Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels
31.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie-1 geen gebruik kan worden gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid voor zover het betreft afwijking ten behoeve van het overschrijden van de voorgevelrooilijnen, de bestaande goot- en bouwhoogte of de bestaande dakhelling;
- de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
- de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is.
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 40 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
- de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2.
Artikel 32 Overige Regels
32.1 Bouwregel parkeren
- bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat aan de hand van de beleidsregeling 'Actualisatie nota parkeernormen' en de beleidsregeling 'Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen' wordt bepaald of hieraan voldaan is;
- als de onder a. genoemde beleidsregelingen worden gewijzigd, wordt aan de hand van de nieuwe beleidsregeling(en) bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
32.2 Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan in bijzondere gebieden of situaties worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.1, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en/of ruimtelijke situatie.
32.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de (fiets)parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 32.1, indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
32.4 Verbod
Als gebruik in strijd met het bestemmingsplan geldt het wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming, indien niet in voldoende mate parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, een en ander volgens de beleidsregeling 'Actualisatie Nota Parkeernormen (2019)' van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven zoals vastgesteld op 24 september 2019 en opgenomen in Bijlage 4 bij de planregels.
32.5 Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan in bijzondere gebieden of situaties worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.4, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en/of ruimtelijke situatie.
32.6 Voorwaardelijke verplichting waterberging
- Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat wordt voorzien in een waterberging of andere maatregelen die bijdragen aan de klimaatbestendigheid.
- De inhoud van de waterberging en de omvang van de andere maatregelen worden vastgesteld met toepassing van de beleidsregel "Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen" behorende bij de bijlage uit het Gemeentelijk Rioleringsplan Eindhoven 2019-2022;
- Als de onder sub b. bedoelde (beleids)regeling wordt gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsrecht
33.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
33.2 Afwijken
het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 33.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 33.1 met maximaal 10%.
33.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 33.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
33.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
33.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 33.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
33.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 33.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
33.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 33.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 34 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Deelgebieden Woensel-Zuid 2021.
Bijlage 1 Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
bijlage 1 Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Bij Wonen
bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen
Bijlage 3 Lijst Van Horeca-activiteiten
bijlage 3 Lijst van horeca-activiteiten
Bijlage 4 Actualisatie Nota Parkeernormen
bijlage 4 Actualisatie nota parkeernormen
Bijlage 5 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 2
bijlage 5 Besluit externe veiligheid inrichtingen, artikel 2
Bijlage 6 Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 1b
bijlage 6 Regeling externe veiligheid inrichtingen, artikel 1b