KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historisch Perspectief
2.2 Stedenbouwkundige Structuur
2.3 Profiel Bedrijventerrein
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.6 Verkeer En Parkeren
3.7 Groen
3.8 Detailhandel
3.9 Horeca
3.10 Bedrijvigheid
3.11 Kantoren
3.12 Prostitutie
3.13 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Milieueffectrapportage
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Duurzaamheid
4.7 Bodem
4.8 Natuur
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
5.2 Beleid
5.3 Beschrijving Watersysteem Plangebied
5.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
6.2 Planmethodiek
6.3 Verbeelding
6.4 Planregels
Hoofdstuk 7 Handhaving
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Rapport Raap 3398 'Het Landschap Onder De Stad'
Bijlage 2 Het Landschap Onder De Stad Kb 1
Bijlage 3 Het Landschap Onder De Stad Kb 2
Bijlage 4 Het Landschap Onder De Stad Kb 3
Bijlage 5 Bijlage Rapport Externe Veiligheid Flight Forum
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Kantoor
Artikel 7 Natuur
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Water
Artikel 10 Leiding - Gas
Artikel 11 Leiding - Riool
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel
Bijlage 3 Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 1b
Bijlage 4 Regeling Provinciale Risicokaart, I
Bijlage 5 Hoogtebeperkingen Vliegbasis Eindhoven

Flight Forum 2020

Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven

Vastgesteld op 30-11-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Naar verwachting treedt op 1 januari 2022 de Omgevingswet in werking. Eindhoven heeft ervoor gekozen om alle bestemmingsplannen op dat moment actueel te hebben. Het bestemmingsplan 'Flight Forum' is op 23-08-2007 vastgesteld. Om die reden is actualisatie van dit bestemmingsplan nu aan de orde.

Het bestemmingsplan "Flight Forum 2020" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan ligt in het westelijk deel van de gemeente Eindhoven tegen het noorden van de wijk Meerhoven. Het plangebied grenst, in grote lijnen, aan Eindhoven Airport aan de noordwestzijde en aan het Beatrixkanaal en de Sliffertsestraat aan de noordoostzijde. Aan de zuidoostzijde wordt de grens gevormd door het woongebied Zandrijk (Zandhagedis en Zandgolf). Aan de zuidwestzijde grenst het plangebied aan Park Forum en aan Vliegbasis Eindhoven. De oppervlakte van het gebied bedraagt ruim 63 ha.

verplicht

Figuur 1 plangebied

1.3 Voorgaande Plannen

Het voorliggende bestemmingsplan "Flight Forum 2020" vervangt grotendeels het bestemmingsplan ´Flight Forum´, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 augustus 2007.

Het plan "Flight Forum 2020" vervangt tevens het bestemmingsplan ´Flight Forum (cluster 8)', vastgesteld door de gemeenteraad op 15 november 2011.

Daarnaast vervangt voorliggend plan ook de volgende paraplubestemmingsplannen:

  • 'Paraplubestemmingsplan waterberging', (ontwerp, 18 juni 2020)
  • 'Paraplubestemmingsplan parkeren', kamerverhuur en woningsplitsing, vastgesteld op 12 juni 2018.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Historisch Perspectief

Flight Forum is een bedrijventerrein van ongeveer 63 hectare groot (bruto oppervlak). Het bedrijventerrein is gelegen in het voormalig plangebied Meerhoven. Meerhoven biedt ruimte voor woningen en de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de woningbehoefte in Eindhoven en Veldhoven. Het bestemmingsplan Meerhoven bood ruimte (ca. 226 ha) voor de aanleg van bedrijventerreinen alsmede voor kantoren en regionale voorzieningen. Ongeveer 63 ha van deze ruimte was bestemd voor het gebied Flight Forum. Het bouwrijp maken en de aanleg van de infrastructuur in het gebied is in 2000 gerealiseerd op basis van het globale bestemmingsplan Meerhoven.

Intussen is het hele gebied zo goed als ontwikkeld en hebben diverse bedrijven in bedrijfsgebouwen en kantoren Flight Forum in gebruik genomen Dit bestemmingsplan legt dan ook de bestaande situatie vast voor deze kavels.

2.2 Stedenbouwkundige Structuur

Opbouw

De hoofdstuctuur van bedrijventerrein Flight forum bestaat uit een tweetal voornamelijk noord-zuid georiënteerde wegen en de HOV lijn die van noord naar zuid door het gebied loopt. Vanaf deze twee hoofdwegen zijn zes verschillende gebieden te bereiken die in een klaverblad-achtige structuur zijn gesitueerd. Rondom deze bouw vlakken lopen toegangswegen tot de percelen en een rondweg voor normaal verkeer. De hoofdontsluiting is een flexibel wegtracé zonder tegenliggers. Hierdoor zijn veel adressen via de hoofdontsluiting te bereiken. Door de bedrijven te oriënteren op de hoofdontsluiting zijn (bijna) alle locaties zichtlocaties. De hoofdontsluiting loopt bij de diverse bedrijventerreinen (de zogenaamde clusters) over in een clusterrondweg middels het principe van weefzones. Bij het terrein voor de kantorencluster loopt de hoofdontsluiting middels weefzones over in de perceelsweg. Rond dit cluster is geen clusterrondweg aanwezig. De clusterrondwegen sluiten op een aantal punten aan op gemeenschappelijke perceelswegen van de bedrijvenclusters.

De kantoren en bedrijven zijn 'gebundeld' in zeven clusters. De groenstrook en het Beatrixkanaal, aan de noord-oost zijde van het plangebied, is een scheidend element tussen het Flight Forum en golfbaan Welschap. Ook in het zuiden van het plangebied zorgt een groenstrook voor een belangrijke scheiding tussen woonwijken grenzend aan de Zandgolf en de Zandhagedis. De groenstroken om het bedrijventerrein heen geven een duidelijke overgang van het bedrijventerrein naar woonwijken. Het kanaal kan vanuit het plangebied alleen via de fietsbrug vanaf de zandgolf en aan de noordzijde van het plangebied via de Anthony Fokkerweg worden overgestoken.

Over het algemeen bestaat de bebouwing op Flight Forum uit een mix van bedrijfsbebouwing in de vorm van ovalen structuren en grootschalige bedrijfsgebouwen. In het noordwesten van het plangebied presenteert Flight forum zich met een gebied dat bestaat uit kantoorgebouwen en torens. Hierdoor ontstaat een segmentering tussen de kantorenfunctie en de functie bedrijventerrein waar meer logistieke bedrijven zijn gevestigd op Flight Forum.

Bouwvlakken

De kantoren en bedrijven zijn 'gebundeld' in 6 clusters. Deze bouwvlakken zijn inmiddels allemaal gerealiseerd. In dit actualisatieplan is deze bebouwing overeenkomstig met de huidige situatie opgenomen. Daar waar de kavels nog niet volledig zijn opgevuld wordt uit gegaan van de rooilijn en de bouwgrens zoals deze is opgenomen in vigerend bestemming plan 'Flight Forum' (23 augustus 2007).

2.3 Profiel Bedrijventerrein

Bedrijventerrein Flight Forum is een bestaand bedrijventerrein in Eindhoven dat nagenoeg ingevuld is. Het bedrijventerrein ligt tussen de snelweg A2/Beatrixkanaal en de oksel van vliegveld Eindhoven. Het gebied valt onder het stadsdeel Strijp. De oppervlakte van het bedrijventerrein Flight Forum is ongeveer 63 hectare.

De logistieke-, IT-sector domineert de economische structuur van bedrijventerrein Flight forum. Daarnaast is er ook een belangrijk kantoren cluster ontwikkelt op het bedrijventerrein. De belangrijkste branches op het bedrijventerrein zijn: dienstverlening, logistiek, sanitaire industrie, en IT. Het terrein is continu in ontwikkeling. Bedrijven zoeken naar uitbreidingsmogelijkheden of stoten juist gebouwen af. Daarnaast dient zich regelmatige nieuwe bedrijvigheid aan met specifieke huisvestingsvragen.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.

Realisatie

Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
  • Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).

  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.

Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder voor duurzame verstedelijking werkt volgens drie stappen:

  1. beoordeling door betrokken overheden of beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en gemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen;
  2. indien er een vraag is aangetoond, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
  3. indien herstructurering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.


Het bestemmingsplan 'Flight Forum 2020' betreft een actualiseringsplan, waarbij de bestaande functies worden toegelaten. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet nodig.

3.2.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

In Nederland staan we voor een aantal urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Denk aan de opgaven op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Deze opgaven zullen Nederland flink veranderen. Door goed in te spelen op deze veranderingen kan Nederland vooroplopen en kansen verzilveren. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.

In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • duurzaam economisch groeipotentieel
  • sterke en gezonde steden en regio’s
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.


Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.


De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet. De NOVI is op 11 september 2020 vastgesteld.

In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.

3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.

Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van het Nationaal NatuurNetwerk (NNN) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die het NNN vormen worden bij provinciale Interim Omgevingsverordening aangewezen (zie ook paragraaf 3.3.3) waarmee het NNN een provinciaal belang is geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd.

3.2.4 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor onderhavig gebied zijn de geluidszone en het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. Deze gebieden zijn op onderstaande kaart aangegeven. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op geluid en in paragraaf 3.2.5 op de beperkingengebieden. Onderstaande kaart behoort bij de Rarro.

verplicht

kaart militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro)
Bron: http://wetten.overheid.nl

3.2.5 Luchthavenbesluit

In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.

Het beperkingengebied bestaat uit:

  1. de geluidszone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer (hier wordt in paragraaf 4.2.5 op ingegaan). Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
  2. de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
  3. het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.

Hieronder wordt nader ingegaan op het obstakelbeheergebied en het vogelbeheersgebied.

verplicht

Kaart beperkingengebied

De obstakelbeheergebieden

Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten worden bepaald door de vliegfunnel, de IHCS en de ILS.


IHCS
Het IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) is bedoeld om vliegtuigen die in het circuit vliegen (circuitverkeer), voorafgaand aan de landing, te beschermen tegen hoge objecten.

Het betreft een zone van 4 km rond de landingsbaan waar maximaal 44 meter hoog mag worden gebouwd. Buiten deze zone gaat de maximaal toegestane bouwhoogte geleidelijk omhoog.

Het plangebied valt binnen de IHCS zone waar tot maximaal 65 meter hoog, ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (NAP)mag worden gebouwd. In voorliggend bestemmingsplan is een maximale bouwhoogte van 45 meter ten opzichte van het maaiveld opgenomen.

Het bestemmingsplan geeft geen belemmeringen op de IHCS.

verplicht

Kaart obstakelbeheergebieden voor de vliegfunnel en IHCS

ILS
Daarnaast beschikt de Luchthaven over een Instrument Landing System (ILS). Dit wordt gebruikt om een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Voor een goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren. Daarom gelden ook in dit gebied beperkingen ten aanzien van de bouwhoogten van gebouwen en bouwwerken (zie onderstaande afbeelding).

verplicht

Kaart ILS-verstoringsgebied


Ongeveer de helft van het plangebied valt binnen een vlak van de ILS waarbinnen maximale bouwhoogten zijn toegestaan oplopend van 40.3 meter tot 42.4 meter ten opzichte van NAP. Het NAP varieert in het plangebied tussen de 14 en 24 meter.

Met dit actualisatieplan blijft de bestaande situatie behouden en worden geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan. Binnen de huidige situatie is de maximum bouwhoogte 45 meter ten opzichte van het maaiveld.

Outer-Horizontal

In het kader van ´een goede ruimtelijke ordening is rekening gehouden met de “outer-horizontal”. Hoge objecten door de “outer-horizontal” kunnen leiden tot aanpassing van de vliegprocedures wat het, bijvoorbeeld, minder goed mogelijk maakt om het vliegverkeer van- en naar Eindhoven te spreiden.

Deze “outer-horizontal” heeft een radius van 15 kilometer rondom het midden van de start- en landingsbaan en ligt op een hoogte van 150 meter boven maaiveld (gerelateerd aan de baan). Objecten hoger dan 150 meter zijn toelaatbaar indien aangetoond is dat deze geen impact hebben op het vliegverkeer. Op de bijgevoegde kaart is aangegeven binnen welke gebieden hoogbouw/windturbines kansrijk (groen), kansarm (oranje) of onmogelijk (rood) zijn. In de oranje gekleurde gebieden kan vooraf advies worden gevraagd bij de luchtverkeersleiding van de vliegbasis of hoogbouw/winturbines op die locatie mogelijk worden geacht.

verplicht

Met dit actualisatieplan blijft de bestaande situatie behouden en worden geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan. Binnen de huidige situatie is de maximum bouwhoogte 45 meter ten opzichte van het maaiveld, dat is ruim onder de radius van de "outer-horizontal" van 150 meter boven het maaiveld.


Het vogelbeheersgebied

Binnen het vogelbeheersgebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

  • oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  • natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • vishouderijen met extramurale bassins;
  • extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • afvalwaterzuiveringsinstallaties.

verplicht

Kaart Vogelbeheersgebied


Er worden geen bedrijven toegelaten die zorgen voor de aantrekking van extra vogels in het plangebied.

3.2.6 Bakens luchthaven Eindhoven en radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel

Bij het bepalen van de maximaal toegestane bouwhoogte in het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de bakens van luchthaven Eindhoven en het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.


Bakens luchthaven Eindhoven

Op en nabij de luchthaven Eindhoven zijn bakens (zie figuur 3.1) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen:

  • een VDF baken: Vertical Directional Finder. Dit is een hulpmiddel voor de luchtverkeersleiding om de richting te kunnen bepalen van het vliegtuig waarmee op dat moment wordt gecommuniceerd.
  • een NDB; Non Directional Beacon. Dit wordt door vliegtuigen gebruikt als navigatiehulpmiddel op luchtroutes. Het is een bakenzender die een radiosignaal uitzendt dat door een peilontvanger in het vliegtuig wordt opgevangen. Hierdoor wordt de richting van het signaal ten opzichte van het vliegtuig bepaald. Door de richting van twee verschillende bakens te peilen kan de piloot zijn/haar positie bepalen.

De toetsingsgebieden liggen voor VDF geheel over het plangebied, maar hebben gezien de maximaal toegestane bouwhoogte geen consequenties.

verplicht

Figuur 3.1. Afbeelding hoogtebelemmeringen bakens nabij luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen= VDF. Rode lijnen= NDB.

Conclusie

In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit het rijksbeleid opgenomen. Het bestemmingsplan voldoet hiermee aan het rijksbeleid.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie

De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2021 wordt ingevoerd.

In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

3.3.2 Structuurvisie

De structuurvisie is naast de Brabantse omgevingsvisie op moment van schrijven nog steeds in werking en wordt daarom meegenomen in deze beleidsanalyse. Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

verplicht

Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn

1. de groenblauwe structuur
De groenblauwe structuur bestaat uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Dit is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.

2. het landelijk gebied
Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De provincie streeft hier naar een multifunctionele gebruiksruimte, met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.

3. de stedelijke structuur
De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.

4. de infrastructuur
Het infrastructuurnetwerk bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen, spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in noordwest Europa. De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische clusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid. Zo wordt ruimte gemaakt voor het versterken van de (inter)nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.

Uitwerking structuurvisie

De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.

Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

3.3.3 Interim omgevingsverordening

De Interim omgevingsverordening is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019 en vervangt een de volgende provinciale verordeningen:

  • provinciale milieuverordening
  • verordenring natuurbescherming
  • verordening ontgrondingen
  • verordening ruimte
  • verordening water
  • verordening wegen

Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een ‘Interim’ omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de ‘definitieve’ omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.

De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving). Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.

In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:

  • Burgers en bedrijven: dit zijn zogenaamde rechtstreeks werkende regels voor activiteiten. Deze regels bevatten voorwaarden om zo’n activiteit te verrichten en geven ook aan of je bijvoorbeeld eerst een melding moet doen voordat je mag beginnen.
  • Bestuursorganen van de overheid: dit zijn zogenaamde instructieregels. Met deze regels kan de provincie een opdracht geven aan gemeenten over onderwerpen die zij in het bestemmingsplan moeten opnemen of aan het waterschap over de manier waarop ze hun taken uitvoeren.

Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven

Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn in de Interim Omgevingsverordening voor de volgende thema’s rechtsreekse regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw. De meeste van deze regels waren eerst opgenomen in de Provinciale milieuverordening, de Verordening wegen, de Verordening ontgrondingen en de Verordening natuurbescherming.

Binnen het plangebied zijn voor de volgende werkingsgebieden rechtstreekse regels van toepassing:

  • Stedelijk gebied
  • Boringsvrije zones
  • waterwingebied voor menselijke consumptie

verplicht

Stedelijk gebied

Dit werkingsgebied is relevant voor de rechtstreeks regels ten aanzien van landbouw. Binnen het plangebied is geen landbouw aanwezig of toegestaan. Om die reden is dit werkingsgebied voor dit plangebied niet relevant.


Boringsvrije zone

Doel van de regels in boringsvrije zone is het beschermen van de diepere watervoerende pakketten door te voorkomen dat de beschermende kleilaag wordt doorboord. Binnen boringsvrije zone gelden geen absolute verboden. Vanuit het doel zijn wel voorwaarden gesteld aan activiteiten die een risico geven voor schade aan de beschermende kleilaag. In dit bestemmingsplan zijn aanvullende regels opgenomen in verband met de boringsvrije zone.


Waterwingebied

Het waterwingebied is het gebied waar het drinkwater daadwerkelijk wordt gewonnen. Daarvoor is een zeer stringente bescherming nodig. Doel van de regels is om te voorkomen dat de bodem en het zich daarin bevindende grondwater verontreinigd raakt, door activiteiten en functies te verbieden die risico geven voor de kwaliteit van het grondwater. De relevante regels zijn opgenomen in artikel 2.3 tot en met 2.6 van de Interim Omgevingsverordening.

Grondwaterbeschermingsgebied

Doel van de regels in grondwaterbeschermingsgebied is om te voorkomen dat:

  • de bodem en het zich daarin bevindende grondwater verontreinigd raakt door het gebruik, het lozen en de uitspoeling van schadelijke stoffen;
  • werkzaamheden in de bodem verstorend werken voor de kwaliteit van het grondwater.

De relevante regels zijn opgenomen in artikel 2.7 tot en met 2.17 van de Interim Omgevingsverordening.


Instructieregels

Dit zijn de regels die tot voor kort waren opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant.

Voor het onderhavige plangebied gaat het om de volgende thema's:

  • stedelijkgebied
  • waterwingebied
  • concentratiegebied
  • grondwaterbeschermingsgebied
  • boringsvrije zone
  • attentiezone waterhuishouding
  • behoud en herstel watersystemen

Op de verbeelding en in de regels is opgenomen dat het niet is toegestaan om te boren of andere activiteiten te verrichten die van invloed zijn op de waterkwaliteit en -huishouding.

Dit bestemmingsplan betreft een actualisering die past binnen de regels van de Interim omgevingsverordening.

Ontwerp omgevingsverordening Noord-Brabant

De provincie heeft als eerste stap een Interim omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels zijn samengevoegd. Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. De huidige regels in de Interim omgevingsverordening zijn gehanteerd als uitgangspunt. De belangrijkste wijzigingen zijn:Er is aansluiting gezocht bij de opbouw van de rijksregels. Diverse nadere regelingen zijn in de Omgevingsverordening verwerkt.

  • Vanwege het vervallen van de Wet bodembescherming zijn nieuwe regels opgenomen om verontreiniging van het grondwater te voorkomen. Het voorstel is om daarvoor ook voorbeschermingsregels vast te stellen.
  • De aanwijzing van voor verzuring gevoelige kwetsbare gebieden (Wav-kaarten) is vervallen.
  • De rechtstreeks werkende regels voor de ontwikkeling van veehouderij en mestbewerking vervallen. Het voorstel is om die te vervangen door voorbeschermingsregels.
  • Er is een attentiezone geluid opgenomen langs provinciale wegen waarbinnen aandacht wordt gevraagd voor het oprichten van geluidgevoelige bebouwing.

Gedeputeerde Staten hebben op 23 maart 2021 het ontwerp van de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze ligt vanaf 9 april 2021 ter inzage voor de duur van zes weken.

In het ontwerp van de omgevingsverordening Noord-Brabant zijn geen wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de interim omgevingsverordening die relevant zijn voor onderhavig plangebied.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Eindhoven

Samen met de stad heeft de gemeente Eindhoven een omgevingsvisie opgesteld. Met ons hebben meegedacht: inwoners, ondernemers, belangenorganisaties, GGD, Veiligheidsregio, Omgevingsdienst, woningcorporaties, projectontwikkelaars, investeerders en andere overheden (buurgemeentes, provincie, rijk). Op 16 juni 2020 is de omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad.

De omgevingsvisie is een integraal verbindende visie voor de fysieke leefomgeving die focus aanbrengt bij het inrichten van onze stad en stimuleert om samen te werken aan de stedelijke opgaven. De omgevingsvisie is gebaseerd op bestaand beleid. Het hebben van een omgevingsvisie is onder de nieuwe Omgevingswet verplicht. Omdat een omgevingsvisie allesomvattend is, willen we die lerende wijs ontwikkelen. Dat betekent concreet dat we, eerder dan wettelijk verplicht, met een omgevingsvisie komen. Maar dan wel een 'light-variant' (versie 1.0), die we één of twee jaar later gaan aanvullen en verfijnen.

Deze omgevingsvisie (versie 1.0) is gebaseerd op het bestaand beleid. Het document vervangt niet de bestaande beleidsdocumenten, maar is een aanvullend beleidsdocument. De interim structuurvisie blijft daarom nog steeds van kracht. Bij het opstellen van een omgevingsvisie versie 2.0 wordt de interim structuurvisie wel ingetrokken.

Brainportregio

De Brainportregio is een technologische topregio en één van de belangrijkste pijlers van de Nederlandse economie. De sleutel tot dit succes is samenwerking. Het is een regio van contrasten en dat maakt ons uniek: een hecht netwerk van steden, stedelijke buurgemeenten, dorpen en bewoond landelijk gebied. Je bent snel in de stad of juist in het groen, er is cultuur én natuur. We zijn sterk in high tech, design en innovaties en kennen een dynamische economie en een gastvrije bourgondische levensstijl. De strategie van de regio is gericht op het sterker maken van deze kwaliteiten door aan te haken op de eigen kracht en identiteit van de deelgebieden.

Ambitie

Als centrumstad vervult Eindhoven een cruciale rol bij de versterking van Brainport Eindhoven als economische wereldspeler op het gebied van kennisintensieve maakindustrie en design. Om internationaal concurrerend te blijven, streeft Eindhoven samen met de regio naar een excellent woon- en werkklimaat. Eindhoven zet daarom in op gezonde en duurzame verstedelijking met behoud van stedelijke en dorpse kwaliteiten en met bijzondere aandacht voor sociale cohesie en inclusie. Eindhoven is in staat om zich snel aan te passen aan de steeds veranderende vraag naar geschikte en betaalbare ruimte om te wonen, werken, verblijven en recreëren. Deze ambitie vertaalt zich naar vier deelambities. Eindhoven als:

  • economische wereldspeler;
  • gezonde en toekomstbestendige stad;
  • een sociale, inclusieve en gastvrije stad en
  • een authentieke stad met sterke gebieden.

Van ambitie naar stedelijke opgaven

Als we onze ambities leggen naast de huidige kwaliteiten en structuren van de stad en de actuele trends en ontwikkelingen, zien we een aantal stedelijke opgaven voor de stad. Brainport Eindhoven blijft groeien, mede door de sterke economische positie.De ambities en groei vragen om ruimte voor nieuwe woningen, bedrijven en voorzieningen.Ruimte die we bieden door te verdichten in het gebied binnen de Ring en door te verdichten nabij voorzieningen als HOV en winkelcentra. Met name binnen de Ring is voldoende ruimte om te verdichten, omdat er nog relatief weinig mensen wonen.

Met de keuze voor verdichten binnen de Ring gaan we duurzaam om met de (groene) ruimte die de stad heeft. We behouden hiermee de kwaliteit van de groenstedelijke woonwijken, de landschapsparken en het buitengebied.

De keuze voor een compact stedelijke woonmilieu gaat gepaard met forse investeringen in o.a. bereikbaarheid, luchtkwaliteit, groen en voorzieningen.

Eindhoven wil een leefbare en een inclusieve stad zijn waar iedereen kan profiteren van het succes van de Brainport. Dat vraagt om keuzes ten aanzien van het woningen- en voorzieningenaanbod. Het verschil tussen de ambitie en de huidige stand van zaken in Eindhoven leidt tot zes concrete stedelijke opgaven:

  • Werken aan een gezonde groei van de stad;
  • Werken aan een aantrekkelijk en hoogstedelijk centrum;
  • Werken aan leefbare, sociale wijken met een sterke identiteit;
  • Werken aan een duurzame en concurrerende economie;
  • Werken aan de energietransitie van de stad;
  • Werken aan een goede stedelijke bereikbaarheid.

Samen werken aan de stedelijke opgaven

Dit zijn de opgaven waar we als gemeente de komende jaren samen met onze partners aan werken. Wij werken zelf aan deze opgaven, maar stimuleren ook andere partijen in de stad om dit te doen. We bepalen samen met de stad en regio wat kansrijke initiatieven en locaties zijn. We geven prioriteit aan initiatieven die bijdragen aan meerdere stedelijke opgaven tegelijkertijd en kwaliteit toevoegen aan de stad. Hiernaast zetten we in op het beschermen en versterken van de stedelijke en groene hoofdstructuur van de stad. De gemeente organiseert het werken aan de stedelijke opgaven met thematische en gebiedsprogramma's en stimuleert o.a. via regels en uitgangspunten zoals opgenomen in de omgevingsvisie dat ook andere initiatiefnemers bijdragen aan het realiseren van de opgaven.

Plangebied

Dit bestemmingsplan is niet gericht op ontwikkeling. Het bereiken van de doelen uit de omgevingsvisie gebeurt met name door ontwikkeling. Wel ziet dit bestemmingsplan op de doelen van de omgevingsvisie die zich richten op bescherming. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het beschermen van ons natuurnetwerk, het in stand houden van ecologische verbindingszones en het beperken van risico's bij branden, rampen en crisis door het opnemen van regels vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Ook het beschermen van erfgoed zoals historische radialen, historisch groen en historische stedenbouwkundige structuur vallen hieronder.

Daarnaast draagt dit bestemmingsplan bij aan een goede gezondheid van inwoners en een veilige leefomgeving. Zo is een specifieke bestemming voor het groen in het plangebied opgenomen.

Daarnaast is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen voor waterberging wanneer zich ontwikkelingen voordoen. Dit draagt bij aan een beter functionerend watersysteem.

Het bestemmingsplan is dus in lijn met de uitgangspunten van de omgevingsvisie.

3.4.2 Interimstructuurvisie 2009

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit. Bij bestaande bedrijventerreinen wordt sterk ingezet op kwaliteitsverbetering van het bestaande terrein.

Voorliggend bestemmingsplan ligt buiten een transformatiegebied van de Interimstructuurvisie 2009. Tevens is het gebied in 2007 reeds ontwikkeld tot bedrijventerrein.

3.5 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden

3.5.1 Archeologie

Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is door vertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van archeologie. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit wordt samen met de andere onderdelen rond de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving overgeheveld naar de toekomstige Omgevingswet.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012' , dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise.
De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd.
Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.

De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

Volgens de Archeologische Waardenkaart 2008 kent onderhavig plangebied een voormalig archeologisch verwachtingsgebied, het gebied Tarfsven. Hier werd een urnenveld uit de brons- en/of ijzertijd verwacht. Het terrein bleek echter bij een onderzoek in 1998 geheel verstoord en werd daarom afgevoerd als verwachtingsgebied.

Binnen het plangebied bevinden zich volgens de Archeologische Waardenkaart van 2008 geen archeologische waarde- of verwachtingsgebieden (meer).

Daarnaast is onderhavig plan een actualiseringsplan waarbinnen geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Binnen het bestemmingsplan hoeft dan ook geen rekening te worden gehouden met archeologische waarden of verwachtingen. Wel geldt ten aanzien van archeologie een meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten. Mochten tijdens eventuele grondwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan dienen deze (op grond van de meldingsplicht ingevolge art. 5.10 Erfgoedwet 2016) direct gemeld te worden aan de Minister van OCW en de afdeling Omgevingskwaliteit van de gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden.

verplicht

Uitsnede archeologische waardenkaart 2008 (De ronde rode markeringen geven Archeologisch onderzochte gebieden aan)

3.5.2 Cultuurhistorie

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

Op onderstaande kaart is de waarderingskaart 'herkenbaarheid prestedelijk landschap' weergegeven. Hierop zijn gebiedswaarderingen aangegeven. Uitgangspunt bij bestemmingsplannen is dat enkel gebieden met een hoge herkenbaarheid een dubbelbestemming waarde-cultuurhistorie 2 voor wordt opgenomen. Dat is voor dit plangebied niet het geval.

verplicht

De volgende kaart is de waarderingskaart 'landschapselementen'. Hierop zijn element- en structuurwaarderingen aangegeven. Uitgangspunt bij bestemmingsplannen is dat ter plaatse van alle zaken met een hoge (oranje) én zeer hoge (rode) waardering een regeling wordt opgenomen. Binnen het plangebied is een element (opgaand groen) van hoge (oranje) waarde gelegen en een deel van een oude weg van middenwaarde (geel). Het groen maakt onderdeel uit van de bestemming Groen en de weg heeft de bestemming Verkeersdoeleinden.

verplicht

3.6 Verkeer En Parkeren

De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. In de volgende paragrafen is het relevante beleid en de essentiële elementen voor het gebied ´Flight Forum 2020´ beschreven.


Autoparkeren
Omdat de ruimte in de stad beperkt en kostbaar is, moet de gemeente de schaarse ruimte efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een plan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld waarin normen zijn vastgelegd voor parkeren. Deze nota is inmiddels geactualiseerd door de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019.

De Actualisatie Nota Parkeernormen 2019 is vanaf 4 oktober 2019 van kracht en past in de ontwikkeling naar een groenere, bereikbare en duurzame stad. Eindhoven heeft een grote verdichtingsopgave en tegelijk moet de stad goed bereikbaar blijven. Daarom wordt gestreefd naar het aanleggen van zo min mogelijk nieuwe parkeerplaatsen en wordt waar mogelijk ingezet op duurzame alternatieve vervoerswijzen: lopen, fietsen en openbaar vervoer.

In de nota Parkeernormen is dat uitgewerkt in de zogenaamde verplichte "HOV-reductie" (minder parkeerplaatsen bij stations en Hoogwaardig openbaar vervoer-haltes) en het stimuleren van gebruik van deelauto's voor bewoners. Als tweede aanpassing is het de bedoeling bestaande (privé) parkeercapaciteit beter en efficiënter te gaan benutten in plaats van realisatie van parkeerplaatsen op eigen terrein. De derde belangrijke aanpassing is dat ontwikkelaars een bijdrage in het mobiliteitsfonds moeten storten, bij gebruik van reeds aanwezige openbare parkeerplaatsen. Deze middelen zijn bestemd voor de ontwikkeling van stadsbrede mobiliteitsvoorzieningen. In de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019 zijn eveneens de fietsparkeernormen geactualiseerd.

Van belang is dat elk bestaand adres of een nieuw adres waar een omgevingsvergunning is afgegeven na 2016 op de lijst uitsluiting parkeervergunningen (voorheen POET-overzicht) komt. Adressen op deze lijst kunnen geen (nieuwe) parkeervergunning aanvragen en hebben geen recht op een bezoekersregeling binnen betaald parkeergebieden.

Het plangebied

Hoofdontsluiting
De hoofdstuctuur van bedrijventerrein Flight forum bestaat uit een tweetal voornamelijk noord-zuid georiënteerde wegen en de HOV lijn die van noord naar zuid door het gebied loopt. Vanaf deze twee hoofdwegen zijn zes verschillende gebieden te bereiken die in een klaverblad-achtige structuur zijn gesitueerd. Rondom deze bouw vlakken lopen toegangswegen tot de percelen en een rondweg voor doorgaand verkeer. De hoofdontsluiting is het eenrichtingscircuit (in aansluiting op de genoemde clusterrondwegen in de volgende alinea) zonder tegenliggers. Hierdoor zijn veel adressen via de hoofdontsluiting te bereiken.

Door de bedrijven te oriënteren op de hoofdontsluiting zijn (bijna) alle locaties zichtlocaties. De hoofdontsluiting loopt bij de diverse bedrijventerreinen (de zogenaamde clusters) over in een clusterrondweg middels het principe van weefzones. Bij het terrein voor het kantorencluster loopt de hoofdontsluiting middels weefzones over in de perceelsweg. Rond dit cluster is geen clusterrondweg aanwezig. De clusterrondwegen sluiten op een aantal punten aan op gemeenschappelijke perceelswegen van de bedrijvenclusters.

HOV-net, fiets- en voetgangerspaden
Het HOV-net doorkruist het gebied in noord-zuidelijke richting. Het tracé is kruisingvrij ontworpen. De hoofdontsluitng wordt door het HOV-net vanuit Meerhoven achtereenvolgens eenmaal door een tunnel en tweemaal door een viaduct gekruist. In het kantorencluster is een HOV-station gerealiseerd. Fiets- en voetgangerspaden zijn gerealiseerd langs het HOV-net en binnen de bestemming Groenvoorzieningen. Tevens is een fietspad gerealiseerd langs de Anthony Fokkerweg. Voor langzaamverkeerroutes geldt dat alle kruisingen met het HOV-net ongelijkvloers zijn gerealiseerd.

Parkeren

De te hanteren parkeernormen, afkomstig uit Actualisatie Nota Parkeernormen 2019 van Eindhoven zijn gebaseerd op de normen van het CROW (kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur). Flight Forum ligt qua parkeenormen in get zogenaamde restgebied. Voor het kantoren cluster wordt uitgegaan van een parkeernorm van 1.2 parkeerplaatsen per 100 M2 bvo voor kantoren zonder baliefunctie en een parkeernorm van 2 parkeer plaatsen per 100 M2 bvo voor kantoren met baliefunctie. De parkeervoorzieningen zijn gerealiseerd onder(parkeergarage) of boven maaiveldniveau in het kantoren cluster. Voor de overige clusters (bedrijventerrein) in het plangebied van Flight Forum geldt vanuit de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019 een normen van 2,0 (voor bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief) 0,6 (voor bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief) en 1,2 (voor een bedrijfsverzamelgebouw) per 100 m2 bvo.

Het voorliggend plan is een actualiseringsplan. Hierin zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen, maar wel is het meest actuele beleid verwerkt in de regeling. Met betrekking tot parkeren zullen toekomstige bouwontwikkelingenNieuwe ontwikkelingen zullen getoetst worden aan de actualisatie nota parkeernormen 2019 van de gemeente Endhoven.

3.7 Groen

3.7.1 Groenbeleidsplan

Begin 2017 is een actualisatie van het Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen, "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. Het groenbeleidsplan heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met daarin passende functies. Hiermee levert de toepassing van het groenbeleid een wezenlijke bijdrage aan een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving als karakteristieke kwaliteit van Eindhoven. Een omgeving die leefbaar en klimaatadaptief is en een volwaardig vestigingsklimaat biedt voor Brainport.

Het groenbeleid sluit aan op de geomorfologische structuur van de stad: de structuur van dekzandruggen en beken (Dommel en Gender) die Eindhoven hebben gevormd. Op basis van de tuinstad gedachte is bij de verdere ontwikkeling van Eindhoven sterk ingezet op het behoud van de groene ruimten tussen de voormalige dorpen. Genneper Parken (tussen Stratum en Gestel), Brainport Park (tussen Strijp en Woensel) en De Karpen (tussen Woensel en Tongelre) vormen nog altijd imposante, groene wiggen, die tot diep in de stad reiken. Het behoud van de robuuste groenstructuur, die vanuit het buitengebied, via de wiggen tot aan de bomen bij de voordeur reikt, is een belangrijk uitgangspunt van het groenbeleidsplan.

Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.

In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

verplicht

Figuur: Ruimtelijke Strategieënkaart

Onderhavig plangebied is in het Groenbeleidsplan 2017 aangeduid als 'Stad, rood beeldbepalend', 'Structureel stadsgroen' en voor een klein deel 'Natuur en landschap'. In deze gebieden worden als ordeningsprincipe de volgende strategieën aangehouden:

Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend

In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.

Strategie 2: Structureel stadsgroen

Deze gebieden zijn bedoeld voor groene dooradering van de stad, voor intensieve recreatie en ontspanning (parken), natuur en waterberging. Het beleid is gericht op het versterken van de functionaliteit van deze gebieden en het verbinden tot robuuste structuren. Toevoeging van niet-groene voorzieningen is slechts mogelijk als sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, als er geen alternatieven voorhanden zijn, als door een 'groen-inclusief ontwerp' de groene kwaliteit tenminste wordt gehandhaafd en als compensatie plaatsvindt van de per saldo verloren deel van de groenstructuur.

Strategie 3: Natuur en landschap

In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.

De gebieden omvatten het door het rijk en de provincie ontwikkelde Natuur Netwerk Nederland en een nadere detaillering van de door het provincie aangegeven Natuur Netwerk Brabant, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).

Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.

Beleidsregel groencompensatie

Op 13 maart 2018 is de 'Regeling Groencompensatiefonds' vastgesteld. Bij deze regeling hoort de 'Beleidsregel Groencompensatie'. Deze beleidsregel is bedoeld als afwegingskader bij aanvragen voor (ruimtelijke) ontwikkelingen die kunnen leiden tot aantasting van groen. Bij aantasting en verlies van groen is compensatie vereist, de Beleidsregel geeft hiervoor de richtlijnen.

In dit plan wordt geen groen weggehaald, het bestaande groen wordt als zodanig bestemd.

3.7.2 Beleid Bomen

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2021. Deze is op 6 april 2021 door de gemeenteraad vastgesteld en de verordening met bijbehorende regels is op 23 april 2021 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels voor compensatie is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming is van toepassing op:
- bossen die buiten de 'bebouwde kom Wnb' liggen;
- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;
- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.

Voor bomen geldt dus of de Wet natuurbescherming of de Verordening Bomen 2021. Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing.

Verordening Bomen 2021

In de Verordening Bomen 2021 is de bescherming van bomen geregeld, doordat voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig is. Daarbij kan ook nog worden gezorgd voor herplant van de te kappen bomen (compensatieplicht). De verordening bevat regels over hoe wordt omgegaan met overlast door bomen, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de beoordeling (weigeringsgronden) van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting in bomen.

Conform de verordening is een vergunning voor kappen van bomen nodig als:

  • bomen vanaf 45 cm stamomtrek op gemeentegrond of op particuliere percelen groter dan 250 m2;
  • een houtopstand die voor de eerste keer wordt teruggesnoeid tot op de hoofdtakken of stam;
  • een houtopstand, ongeacht de stamomtrek, die is aangelegd op grond van een herplant-, compensatie en/of instandhoudingsplicht op grond van artikel 6 of een overeenkomst met het college;
  • voor het voorhanden of in voorraad hebben dan wel het vervoeren van een gekapte houtopstand of delen ervan met een plantenziekte is een omgevingsvergunning vereist, voor zover deze plantenziekte zich kan verspreiden is wel een vergunning nodig.

Groene kaart

Er is een groene kaart waarop ter informatie het volgende is aangegeven:

  • Groenstructuur van de gemeente Eindhoven (groene wiggen, groene dooradering en hoofgroenstructuur);
  • Groenarme gebieden;
  • Centrumgebied;
  • Bebouwde komgrens Wet natuurbescherming;
  • (Particuliere) percelen groter dan 250 m2.

De informatie op de groene kaart is nodig om:

  • Te duiden waar de waardevolle bomen staan;
  • Te duiden waar de monumentale bomen staan;
  • Inzicht te geven in de Bebouwde komgrens wet natuurbescherming;
  • Inzicht te geven in de gebieden waar een compensatiefactor geldt in het geval financiële compensatie aan de orde is, het centrumgebied en de groenarme gebieden.

Om de kaart actueel te houden wordt de informatie over de bomen op de kaart en de kadastrale situatie op de kaart zeer frequent bijgewerkt. Zo blijft de kaart up-to-date en betrouwbaar voor zowel interne als externe gebruikers.

Compensatieplicht bomen
Door het kappen van bomen gaat groen verloren. Het weggevallen groen moet in beginsel worden gecompenseerd. Aan een omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand (bomen) kunnen voorschriften worden verbonden. Onder andere kan een compensatieplicht worden opgelegd. In de Nadere regels Verordening bomen 2021 is bepaald wanneer een compensatieplicht ontstaat en hoe die wordt bepaald.

Nadere regels voor compensatie
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels voor compensatie. Deze zijn op 21 april 2021 vastgesteld door het college en op 23 april 2021 in werking getreden. Het college mag op basis van de Verordening bomen 2021 compensatie opleggen zoals uitgewerkt in de 'Nadere Regels voor compensatie'.

Het plangebied
Wanneer in het plangebied sprake is van activiteiten met betrekking tot kappen en compensatie van bomen, is de bescherming van bomen niet geregeld in het bestemmingsplan. De bomenverordening 2021 is in die gevallen van toepassing. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Nader onderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk.

3.8 Detailhandel

Leegstaande winkelpanden en borden met ‘opheffingsuitverkoop’ en ‘leegverkoop’ sieren de Nederlandse winkelstraten. Door onder meer de economische crisis en de toenemende invloed van internetverkopen heeft de retail-sector het erg moeilijk. Tegelijkertijd bieden de veranderingen in de sector ook nieuwe uitdagingen en mogelijkheden voor innovatieve concepten. Duidelijk is in ieder geval dat regionale afstemming steeds meer noodzakelijk wordt. Bovendien vraagt de provincie in de Verordening Ruimte om regionale afstemming en zijn regionale afspraken van belang voor de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Naar aanleiding hiervan heeft de Metropoolregio Eindhoven een detailhandelsvisie opgesteld. Hierin zijn de verschillende trends en ontwikkelingen en de gevolgen daarvan beschreven. Vervolgens is er een visie opgesteld, op basis waarvan concrete afspraken geformuleerd zijn. In de subregio’s is vervolgens gewerkt aan subregionale detailhandelsvisies. Deze visies bieden een kader, maar vragen wel nog om lokale verankering. Dat is gebeurd in de gemeentelijke Detailhandelsnota. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende visies. De gemeenteraad heeft op 15 december 2015 ingestemd met de regionale en subregionale visies. In diezelfde raadsvergadering is ook de gemeentelijke detailhandelsnota vastgesteld. Deze is op 2 november 2016 gepubliceerd.

3.8.1 Regionale detailhandelsvisie

De detailhandelswereld is de laatste jaren sterk veranderd. Er zijn een aantal belangrijke trends en ontwikkelingen die daaraan ten grondslag liggen: de economische crisis, toename internetdetailhandel, vergrijzing, huishoudenssamenstelling, veranderend consumentengedrag, het verdwijnen van supermarkten en andere voorzieningen (zoals banken, bibliotheken etc.) in centra en branchevervaging. Deze trends en ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor het winkellandschap.

Goed voorzieningenniveau

Het doel van de regionale detaihandelsvisie is om een goed voorzieningenniveau voor de inwoners van de regio te creëren. De detailhandelsstructuur in de regio is opgebouwd uit verschillende lagen. Het centrum van Eindhoven en Ekkersrijt vormen de top van de piramide. Beiden hebben een bovenregionaal verzorgingsgebied. De tweede laag van de piramide bestaat uit regionaal en bovenlokaal verzorgende centra. Deze centra hebben een belangrijke functie in de subregio of voor de omliggende gemeenten. Daarna volgen de grote en kleine kernverzorgende centra, de belangrijkste winkelcentra in de kernen met een lokaal verzorgingsgebied. De onderste laag van de piramide zijn de wijk- en buurtcentra (inclusief kerkdorpen). Naast alle centra zijn er in de regio diverse PDV-locaties. Op Ekkersrijt en de Engelseweg na hebben deze locaties veelal een lokaal verzorgingsgebied.

verplicht

Detailhandelsstructuur Metropoolregio Eindhoven

Specifieke thema's

Op drie regionale thema’s is specifiek ingezoomd. Het gaat om supermarkten, internetdetailhandel en marketing. Supermarkten zelf hebben de voorkeur voor een vestigingsplaats aan de rand van een centrum of net buiten het centrum. Echter, een gevarieerd aanbod in een centrum is van groot belang voor de levensvatbaarheid van het centrum. Daarom is het essentieel om supermarkten zoveel mogelijk in centra te vestigen of te behouden. Daarbij is het wel van belang dat de overheid de supermarkten zo goed mogelijk faciliteert (bijvoorbeeld bij parkeren, goede bereikbaarheid of een slimme oplossing voor een uitbreidingsvraag).

Internetdetailhandel kent allerlei (verschijnings)vormen met verschillende ruimtelijke consequenties. In de visie wordt ingegaan op deze vormen en aangegeven waar deze het beste gevestigd kunnen worden (zie de regionale afspraken die hieronder zijn beschreven).

Tot slot het thema marketing. Gemeenten moeten niet allemaal hetzelfde willen zijn, maar een statement maken en dat ook met trots uitdragen. Vervolgens is het goed om evenementen en activiteiten aan te bieden die passen bij het profiel en het ook kunnen versterken.

Ontwikkelingen met een bovenlokale impact worden subregionaal afgestemd (nader gespecificeerd in subregionale detailhandelvisies), ontwikkelingen met een regionale impact worden regionaal afgestemd.

Regionale afspraken

Op basis van bovenstaande visie zijn de volgende regionale afspraken geformuleerd.

  • Detailhandel wordt geconcentreerd / geclusterd in bestaande winkelgebieden (ruimtelijke concentratie) om zo de hoofdstructuur te behouden en te versterken;
  • Nieuwe detailhandelsontwikkelingen moeten passen bij het verzorgingsgebied en aantoonbaar kwaliteit toevoegen en de structuur versterken (bij bovenlokale en regionale ontwikkelingen eventueel te toetsen door een onafhankelijke commissie – zie uitvoeringsprogramma);
  • Nieuwe detailhandelsontwikkelingen vinden in principe alleen plaats in de concentratiegebieden of op plekken waar dat voor de leefbaarheid noodzakelijk is (eventuele uitzonderingen hierop worden getoetst door een onafhankelijke commissie – zie uitvoeringsprogramma);
  • Supermarkten worden gerealiseerd in of aan de rand van bestaande winkelgebieden;
  • Solitaire supermarkten op bedrijventerreinen / perifere detailhandelslocaties zijn niet toegestaan;
  • Perifere detailhandel (PDV) met een bovenlokale impact wordt geclusterd op bestaande locaties (eventuele uitzonderingen worden getoetst door een onafhankelijke commissie). Er worden in principe geen nieuwe PDV-locaties met een bovenlokale functie toegevoegd;
  • Er komt geen Retail Park of mega mall in de regio;
  • Internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheid voor de consument zijn toegestaan op bedrijventerreinen (passen in reguliere bestemming);
  • Zuivere afhaalpunten (pick-up points) worden geconcentreerd op bestaande detailhandelslocaties of op een kruispunt van passanten;
  • Internetwinkels met een fysieke bezoekmogelijkheid en een showroom worden gezien als reguliere winkels en worden gerealiseerd op een bestaande detailhandelslocatie;
  • Ontwikkelingen met een bovenlokale impact worden subregionaal afgestemd (nader gespecificeerd in subregionale detailhandelvisies), ontwikkelingen met een regionale impact worden regionaal afgestemd.

Deze regionale afspraken vormen de regionale kaders. De uitgangspunten zijn daarna ook uitgewerkt en verankerd in het lokaal beleid van de gemeente Eindhoven.

3.8.2 Detailhandelsnota gemeente Eindhoven

Op 15 december 2015 is de Eindhovense detailhandelsnota “Wie kiest, wordt gekozen” vastgesteld. Zoals hiervoor beschreven heeft de detailhandelssector te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet. In de nota wordt eerst ingegaan op verschillende onderdelen. Vervolgens wordt per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven.

Beleid op onderdelen

Op onderdelen is de detailhandel aan grote veranderingen onderhevig. Het volgende onderdeel is opnieuw tegen het licht gehouden:

Detailhandel op bedrijventerreinen
Vanuit het bedrijventerreinenbeleid is het ‘zuiver’ houden van bedrijventerreinen van belang. Bedrijventerreinen zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die niet in woon- en/of centrumgebieden gewenst zijn vanwege hun impact op de omgeving. In principe is detailhandel op bedrijventerreinen niet toegestaan. Wel is productiegebonden detailhandel toegestaan. Dit sluit aan bij de ambitie van Eindhoven om ruimte te bieden aan experimenten en ondernemerschap.

Voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen geldt als uitgangspunt dat dit ondergeschikt blijft aan de bedrijfsactiviteiten. Bovendien mag het geen afbreuk doen of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven op het bedrijventerrein. Vanwege de diversiteit van de initiatieven, dient elk initiatief echter afzonderlijk beoordeeld te worden op eventuele (structuurverstorende) effecten voor de perspectiefrijke winkelgebieden in Eindhoven en het betreffende bedrijventerrein. Bovendien moet een initiatief voldoen aan het meest recente beleid op het gebied van externe veiligheid.

Het Plangebied

Op Flight Forum is detailhandel in principe niet toegelaten. Wel is er een mogelijkheid om in het facilitair centrum, dat toegestaan is binnen de bestemming 'Kantoor', detailhandel in de vorm van een supermarkt of stomerij of iets dergelijks toe te staan.

3.9 Horeca

Op 11 maart 2014 heeft de gemeenteraad het nieuwe horecabeleidsplan 'Kennis maken met een gastvrije stad' vastgesteld. De nota is op 2 november 2016 gepubliceerd. Eindhoven wil aantrekkelijk zijn om er te komen, verblijven, studeren, wonen en werken. Horeca speelt hierbij een belangrijke rol. Het horecabeleidsplan bevat een aantal speerpunten om ervoor te zorgen dat de horeca in Eindhoven kan meebewegen met de ontwikkelingen in de stad. De gemeente wil de vestiging van kwalitatief goede horecabedrijven stimuleren. Daarbij is een wederzijdse versterking van de nabije andere functies belangrijk. Om dit bewerkstelligen maakt het horecabeleidsplan onderscheid gebiedtypen en in typen horeca.

Typen horeca

Het horecabeleidsplan maakt onderscheid in twee typen horeca:

Nat & Droog
Het al dan niet schenken van alcohol is vanuit de taken van de overheid zeer bepalend. Om die reden is een eerste onderscheid naar nat en droog logisch. Indien een horecabedrijf geen alcoholische dranken verstrekt, wordt deze gerekend tot de droge horeca. Natte horeca verstrekt alcoholische dranken.

Dag, Avond & Nacht
Naast de indeling op basis van het schenken van alcoholhoudende dranken moeten we echter ook kijken naar de exploitatietijden. Op basis hiervan kan worden gekeken naar de tijden waarop een horecabedrijf invloed heeft op zijn omgeving. Ook dit heeft weer een verband met wanneer de overheid welke taak heeft. Hierin kunnen in beginsel drie typen worden onderscheiden: dag-, avond en nachthoreca. Van belang is hierbij de combinatie met nat of droog.

Regels over het schenken van alcohol en openingstijden zijn opgenomen in de drank- en horecawet en in de APV. In het bestemmingsplan worden hierover geen regels opgenomen. Wel wordt in het bestemmingsplan opgenomen welke vorm van horeca is toegestaan.


Het plangebied

Flight Forum is een bedrijventerrein.

De exploitatie van een horeca-inrichting op een bedrijventerrein mag geen onevenredige afbreuk doen aan of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven op het bedrijventerrein. De horeca- inrichting moet voldoen aan het meest recente gemeentelijke beleid op het gebied van de externe veiligheid, waarbij rekening gehouden moet worden met het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van een risicoveroorzakende inrichting.

In het plangebied is een hotel aanwezig. Daarnaast zijn binnen de facilitaire voorzieningen mogelijkheden aanwezig voor een restaurant ten dienste van de aanwezige kantoren.

3.10 Bedrijvigheid

Op 15 maart 2016 heeft de gemeenteraad de Bedrijventerreinennota met de titel 'Aan de slag voor waardevolle locaties' vastgesteld. Deze is gepubliceerd op 2 november 2016. Met deze nota wordt richting gegeven aan het beleid voor en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen. De nota heeft betrekking op de 16 grootste (>5 ha) bedrijventerreinen van Eindhoven, inclusief campussen. De helft van de werkgelegenheid in Eindhoven en de regio hangt samen met deze 16 bedrijventerreinen. Daarmee zijn de terreinen een heel belangrijke pijler onder Brainport, de tweede economische motor van Nederland en een van de meest prominente hightech centra van Europa. Veel Brainport (gerelateerde) bedrijvigheid en economische clusters zijn op deze bedrijventerreinen - en die in de regio - gevestigd.

Doel van de nota is de grote waarde die de terreinen hebben naar de toekomst toe te borgen en verder te vergroten. Dit in het belang van het functioneren van de bedrijven en de welvaart en het welzijn van de inwoners in Eindhoven en Brainport. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het brede palet aan economische activiteiten en daarmee samenhangende wensen en eisen die aan de bedrijventerreinen in Eindhoven worden gesteld.

Het plangebied
In de nota worden de bedrijventerreinen van Eindhoven verdeeld in vier typen terreinen. Onderhavig plangebied is aangewezen als 'Modern gemengd'.

Modern gemengd
kenmerkt zich door moderner en hoogwaardiger vastgoed en een verzorgde openbare ruimte. Deze bedrijventerreinen functioneren doorgaans goed en kennen over het algemeen een lager leegstandspercentage. Het zijn gewilde locaties vanwege de goede ligging en bereikbaarheid. Er vestigen zich veel industriële-, maak-, bouw- en groothandelsbedrijven.

Flight Forum een goed functionerend bedrijventerrein, daarom wordt deze regeling binnen dit actualiseringsplan zoveel mogelijk gehouden zoals deze nu is.

3.11 Kantoren

De Kantorenstrategie 2012-2020 (vastgesteld op 26 juni 2012) is verschenen midden in de financiële crisis van 2008 tot circa 2014. Deze crisis liet onder andere zijn sporen na op de nationale vastgoedmarkt. De kantorenmarkt kende toen vrijwel overal een hoog leegstandscijfer, zo ook in Eindhoven. Vandaar dat toen een gemeentelijk kantorenbeleid is ontwikkeld dat zich niet alleen richt op het voeren van regie op de nieuwbouw kantorenmarkt. Juist op de bestaande markt zijn maatregelen geïntroduceerd om deze gezonder te maken. Dat vraagt enerzijds om een positieve en actieve grondhouding van gebouweigenaren. Anderzijds is er vaak nog een (andere) vastgoedpartij nodig die op creatieve wijze met de leegstand aan de slag wil gaan. De gemeente Eindhoven speelt daarbij vooral een stimulerende en faciliterende rol. De Eindhovense werkwijze is toentertijd afgestemd met de andere 'kantoorgemeenten' in de stedelijke regio. Dit is vastgelegd in een 'Regionale programmering kantoorlocaties' d.d. november 2013.

Op de bestaande kantorenmarkt ligt de focus op het goed op elkaar afstemmen van vraag en aanbod op de Eindhovense kantorenmarkt in kwantitatieve én kwalitatieve zin. Op die manier ontstaat een goede balans met toekomstbestendige locaties die bijdragen aan de realisatie van de Brainport-ambities van stad en regio. Binnen Eindhoven worden drie afzonderlijke nieuwbouw kantorenmilieus onderscheiden, te weten Stationsgebied, Strijp-S en Flight Forum. Deze verschillende kantorenmilieus voorzien in een specifieke en onderscheidende behoefte. Het is belangrijk om deze onderscheidende kwaliteiten de komende jaren verder uit te bouwen. Het is daarnaast belangrijk dat ongebreidelde groei van de kantorenvoorraad, door toevoeging van niet duurzame / toekomstbestendige nieuwbouw, wordt voorkomen. Kantoorgebruikers die op zoek zijn naar nieuwe huisvesting worden daarom zoveel mogelijk bediend op de bestaande kantorenmarkt. Nieuwbouw van kantoren op geprioriteerde locaties en door middel van toekomstbestendige gebouwen is alleen met inachtneming van hiervoor genoemde uitgangspunten mogelijk.

De gemeente Eindhoven werkt, uiteraard passend binnen wet- en regelgeving, mee aan de transformatie van leegstaande kantoren op het moment dat het een 'kansarm' gebouw betreft. We spreken van 'kansarm' op het moment dat de kans dat het gebouw nog als kantoor verhuurd kan worden, niet groot is. Op die manier draagt het beleid bij aan een gezonde, Eindhovense kantorenmarkt.

Geen van bovenstaande prioritaire gebieden is gelegen binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. De bestaande aanwezige kantoren functioneren goed en worden binnen voorliggend actualiseringsplan behouden. Binnen de bestemming ' Bedrijventerrein" zijn geen nieuwe zelfstandige kantoren toegelaten.

3.12 Prostitutie

Er bevinden zich in het plangebied geen prostitutiebedrijven.

3.13 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Er bevinden zich in het plangebied geen relevante kabels, leidingen en straalpaden die voor een belemmering van dit plan zorgen.

Langs het plangebied ligt een gasleiding. De beschermingszone van de gasleiding ligt deels in het plangebied.

verplicht

Figuur: ligging gasleiding grenzend aan het plangebied.

Daarnaast ligt nog een rioolpersleiding door het gebied:

verplicht

Figuur: persleiding

Verder is nog sprake van een a-watergang met een leiding. Deze is in onderstaande figuur opgenomen.

verplicht

Figuur: a-watergang

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf

4.1 Milieueffectrapportage

4.1.1 Wettelijk kader

Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een m.e.r. moet worden opgesteld.

Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor een m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.

De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:

  • Kolom 1: de activiteit zelf
  • Kolom 2: drempelwaarden activiteit
  • Kolom 3: de kaderstellende plannen (zoals een bestemmingsplan)
  • Kolom 4: de besluiten

De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemmingsplan, als voor besluiten.

In dit kader zijn met name 11.2 en 11.3 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. van belang. Het gaat daarbij om:

  • D 11.2: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen;
  • D 11.3: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein.

4.1.2 Conclusie

Er worden binnen dit actualiseringsplan geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan. Een milieueffectrapportage is niet aan de orde.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijven en/of inrichtingen in het plangebied zijn toegestaan. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.

In deze brochure worden richtafstanden gegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.

4.2.1 Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG - brochure. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied worden toegestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elke ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven. Deze afstand moet in beginsel worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op het omgevingstype 'rustige woonwijk';
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.

  • categorie 1: grootste afstand 10 meter;
  • categorie 2: grootste afstand 30 meter;
  • categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
  • categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
  • categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
  • categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
  • categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
  • categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
  • categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
  • categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.

Voor dit bestemmingsplan is de staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG aangepast. Bedrijven die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten niet passend zijn op een bedrijventerrein, zijn niet in de staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen (denk bijvoorbeeld aan bioscopen, dierentuinen, sporthallen, etc.). Daarnaast worden bedrijven die gezien hun aard en activiteiten niet in onderhavig plangebied thuishoren en/of voor kunnen komen, uitgesloten (bijvoorbeeld visserij- en visteeltbedrijven, aardolie- en gaswinning, etc.). Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied, al dan niet met ontheffing, toegelaten milieucategorie (categorieën 1 t/m 3.2).


Toepassing op bedrijventerrein Flight Forum

In het bestemmingsplan Flight Forum is bepaald dat de te vestigen bedrijven dienen voor te komen in de categorieën 2 en 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, danwel qua milieubelasting daarmee kunnen worden gelijkgesteld. Milieucategorie 2 - bedrijven is hierbij beperkt tot bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw, bedrijven met een minimale bvo van 1000 m² of groothandelsbedrijven. Indien dit, gelet op de afstand tot het aangrenzende woongebied, uit milieuhygiënisch oogpunt verantwoord is, kunnen burgemeester en wethouders afwijken voor bedrijven uit hogere milieucategorieën, dan wel daarmee gelijk te stellen bedrijven. Voordat de afwijking wordt goedgekeurd wordt advies gevraagd aan de Milieudienst Regio Eindhoven.


Vanwege de nabijheid van woningen is op de kaart binnen clusters 5 en 6 (in het zuiden van het plangebied) de bestemming 'Bedrijventerrein' met aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' en 'bedrijf tot en met categorie 3.2 opgenomen. Hierdoor wordt er voldoende afstand gehouden van de woningen grenzend aan het plangebied.

4.3 Geluid

4.3.1 Wettelijk kader

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.

De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.

Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.

In het voorliggende bestemmingsplan liggen geen geluidgevoelige bestemmingen en functies. Wel is het mogelijk om een kinderdagverblijf toe te staan in het facilitair centrum binnen de bestemming 'Kantoor'. Wanneer deze ontwikkeling zich voordoet zal hier nader naar gekeken moeten worden aangezien een kinderdagverblijf een geluidgevoelige functie is.

4.3.2 Wegverkeerslawaai

De weg Flight forum is 50 km weg en is daardoor onderzoeksplichtig. In het kader van dit actualiseringsplan heeft onderzoek plaatsgevonden op basis van het vigerend plan (Flight Forum (23-08-2007)). Op basis daarvan is gebleken dat er geen overschrijding is van de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).

Ook ligt in het plande zone van Flightlane dit is een een HOV lijn die door het plangebied loopt, een weg gelegen in stedelijke gebied met een maximumsnelheid van meer dan 30 km per uur (50 km per uur), bestaande uit twee rijstroken.

Het openbaar gebied is overwegend bestemd voor langzaam verkeer, de ontsluiting van de binnengelegen terreinen, voor maaiveld parkeren, alsook voor het kort parkeren ten behoeve van het laden en lossen en voor de nooddiensten.

In het kader van "Duurzaam Veilig" zijn alle overige wegen in het plangebied 30 km per uur wegen geworden. Deze wegen en erven hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone, zodat deze verder buiten beschouwing kunnen blijven.

De Wet geluidhinder maakt onderscheid tussen zogenaamde bestaande situaties en nieuwe situaties. Ingevolge hoofdstuk VI, afdeling 3 ("bestaande situaties") van de Wet geluidhinder hoeft voor de reeds aanwezige geluidgevoelige bebouwing geen nieuw akoestisch onderzoek te worden ingesteld.

Hier is sprake van een bestaande situatie en een actualiseringsplan waardoor nadere toetsing niet aan de orde is.

4.3.3 Industrielawaai

Voorliggend plan betreft een niet gezoneerd bedrijventerrein aangezien er geen 'grote lawaaimakers' (Bijlage 1, onderdeel D Bor) aanwezig zijn op het bedrijventerrein en deze ook niet worden toegestaan. In de buurt van het bedrijventerrein Flight Forum ligt wel een gezoneerd bedrijventerrein, daarom is de gluidszone afkomstig van dit bedrijventerrein overgenomen op de verbeelding bij dit plan.

Op de vliegbasis Eindhoven worden sinds decennia vliegtuigmotoren beproefd na (correctief) onderhoud of reparaties. Vanwege dit proefdraaien, is het luchtvaartterrein een inrichting die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken. Het luchtvaartterrein is daarom een gezoneerd industrieterrein op grond van de Wet geluidhinder.

In 1993 is van rechtswege een geluidszone vastgelegd rondom het industrieterrein waar zowel Vliegbasis Eindhoven als Eindhoven Airport bij horen.

In 2011 is een vrijstelling van het bestemmingsplan verleend, als bedoeld in artikel 19 lid 1 van de voormalige Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), voor het verplaatsen van de proefdraailocatie. Deze vergunning, met de daarbij behorende MTG-waarden, is per 29 april 2015 onherroepelijk geworden. Door de verplaatsing van de proefdraailocatie en de vastgestelde MTG-waarden is de geluidzone ten opzichte van 1993 gewijzigd (zie onderstaande figuur). De wijzigingen zijn tevens in het Barro en Rarro opgenomen. Ter hoogte van Flight Forum is de ligging van de zone verruimd.

verplichtZone van het luchtvaartterrein (zone is de blauwe lijn, 50 dB(A))

Buiten de zone mag de geluidsbelasting vanwege het proefdraaien niet hoger zijn dan 50 dB(A). Binnen de zone zijn geen geluidgevoelige functies toegestaan.

Het plangebied ligt volledig binnen deze geluidscontour van vliegveld Eindhoven. Er zijn geen geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig zijn op bedrijventerrein Flight Forum, daarom werkt deze geluidszone niet belemmerend voor onderhavig plan.

4.3.4 Luchtvaartlawaai

Het plangebied grenst nagenoeg direct aan de luchthaven Eindhoven. Dit is een militaire luchthaven met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). De Wet luchtvaart regelt het gebruik van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen in Nederland. De wet voorziet in regels over besluitvorming en normen voor alle luchthavens. Op basis van deze wet is voor luchthaven Eindhoven een luchthavenbesluit vastgesteld.

De Wet luchtvaart regelt onder andere dat grenswaarden moeten worden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen. Deze geluidsbelasting wordt uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). De nadere regelgeving over de geluidsbelasting staat in het Besluit militaire luchthavens. De grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor het burgerluchtverkeer en voor het militaire luchtverkeer is in beginsel 35 Ke. Deze grenswaarde geldt voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen (art. 1 Besluit militaire luchthavens jo artikel 1.1 Bouwbesluit 2012) en voor standplaatsen en ligplaatsen.

De gemeente Eindhoven heeft zich echter in het verleden, conform het eindadvies van de zgn. Alderstafel, gecommitteerd dat geen medewerking wordt verleend aan het realiseren van grootschalige woningbouwplannen binnen (m.a.w. vanaf) de 20 Ke-lijn, tenzij dit volgens vigerende bestemmingsplannen reeds is toegestaan. Zie verder ook de Regionale overeenkomst Airport d.d. 24 augustus 2000 en wijziging daarop d.d. 29 april 2003, tussen o.a. gemeente Eindhoven, omliggende gemeenten, Eindhoven Airport en Provincie Noord-Brabant.

De ligging van de 35 Ke contouren is opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven. In bijlage 7 is de 35 Ke contour voor het militaire luchtverkeer aangewezen en in bijlage 8 de contour van het commercieel burgerluchtverkeer. De cumulatieve Ke contouren staan in bijlage 3. De 35 Ke contour is tevens in het Barro en Rarro verwerkt.

verplicht

35 Ke en 45 Ke-contouren uit het luchthavenbesluit

De 20 Ke contouren zijn niet in het luchthavenbesluit opgenomen, maar wel aan de gemeente Eindhoven aangeleverd. Deze contour is in de volgende afbeelding opgenomen.

verplicht

20 Ke contour

Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen deze geluidscontour van vliegveld Eindhoven. Er zijn geen geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig op bedrijventerrein Flight Forum, deze geluidszone werkt niet belemmerend voor onderhavig plan.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Wettelijk kader

Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.

4.4.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:

  • woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
  • kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Samengevat

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

4.4.3 Besluit gevoelige bestemmingen

Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.

Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemmingen' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.

In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.

4.4.4 Goede ruimtelijke ordening

Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.

4.4.5 Planbeschrijving en toetsing

Aangezien voorliggend plan een actualiseringsplan is dat in gaat op reeds bestaande bedrijven en kantoren en er geen nieuwe ontwikkelingen worden toegelaten kan gesteld worden dat er geen sprake is van een 'in betekenende mate' project zodat de realisatie van het plan niet zal leiden tot overschrijding van de luchtkwaliteitseisen. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.


Binnen de bestemming ´kantoor´ is het mogelijk om een facilitair centrum met een kinderdagverblijf toe te staan. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel gekeken naar het besluit gevoelige bestemmingen. Dit facilitair centrum ten behoeven van de kantoor bestemming ligt op een afstand van meer dan 600 meter van een Rijksweg en vormt daarom geen belemmeringen. Hiermee voldoet het plan aan het besluit gevoelige bestemmingen en is geen extra onderzoek nodig.

4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.


In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Eerst wordt het wettelijk kader op nationaal niveau beschreven, daarna het gemeentelijk beleid en vervolgens overige wet- en regelgeving die voor het plangebied relevant is. Tot slot wordt het groepsrisico verantwoord.

4.5.1 Wettelijk kader

Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt; april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het Plaatsgebonden risico en het Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';

Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen

Op 1 april 2015 is het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen van kracht geworden. Dit Basisnet geeft aan over welke routes (spoor, water en weg) gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling.


4.5.2 Gemeentelijk beleid: Visie Externe Veiligheid

De gemeenteraad van Eindhoven heeft de visie Externe Veiligheid ('Risico's de maat genomen') vastgesteld. Met deze visie wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoorde veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen in het Programma Brabant Veiliger. In de visie wordt aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheid verhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het aanpakken van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.


De beleidsvisie is opgebouwd aan de hand van een aantal gebiedsgerichte risicoprofielen. Daarin zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid voorwaarden opgenomen. Het plangebied (geheel Flight Forum m.u.v. kantorencluster) ligt binnen gebiedsgerichte risicoprofiel A 'Bedrijventerrein'. Het kantorencluster van Flight Forum valt onder risicoprofiel C.


Aan dit gebied stelt de visie van het oogpunt van externe veiligheid de volgende voorwaarden voor risicoprofiel A:

- Risicovolle bedrijven zijn aanwezig;

- Bestemmingsplan staat uitbreiding en nieuwe risicovolle bedrijven onder voorwaarden toe;

- Nieuwe risicovolle activiteiten gecontroleerd mogelijk maken indien ontwikkeling ook vanuit zelfredzaamheid en hulpverlening aanvaardbaar is;

- Milieu-beschermingsniveau bij bedrijven moet conform landelijke wetgeving voldoen aan BBT (Best Beschikbare Technieken)/ VBS;

- Zelfredzaamheid en beheersbaarheid worden op peil gebracht en restrisico's worden acceptabel bevonden;

- Perceelsoverschrijdende bestaande risicocontouren PR-10-6/jaar krimpen tot binnen perceelsgrens en binnen deze contouren geen kwetsbare objecten;

- Geen nieuwe en geen uitbreiding van bestaande perceelsoverschrijdende risicocontouren PR-10-6/jaar.


Voor risicoprofiel C geldt dat er geen risicovolle bedrijven zijn en dat deze zich er ook niet mogen vestigen. Daarnaast worden er in dit gebied ook geen grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen voorzien.


4.5.3 Toepassing plangebied

Binnen en in de omgeving van het plangebied liggen verschillende risicobronnen, zoals weergegeven in onderstaande figuur.

verplicht

Het plangebied ligt net verder dan 200 meter van de snelweg A2 (1) en ligt in het invloedsgebied van een aardgasbuisleiding (2). Daarnaast ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de Bevi-inrichting EDCO (3).

Aangezien het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een buisleidingen, dient hiervoor een risicoberekening te worden uitgevoerd. Dit gebeurt aan de hand met het rekenprogramma Carola. Ook liggen er verschillende risicovolle inrichtingen in of rondom het plangebied. De uitkomsten van risicoberekeningen worden hieronder weergeven. Het volledige rapport 'Bijlage rapport externe veiligheid Flight Forum' is als bijlage 5 gevoegd bij de toelichting.


Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor

Volgens het Bevt dient het groepsrisico te worden verantwoord indien een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk is gelegen binnen 200 meter van een transportroute. Het plangebied ligt op een respectievelijke 515 meter van de snelweg A2 knooppunt de Hogt. Gezien deze afstand wordt het groepsrisico hiervan niet berekend. Het restrisico van objecten buiten 200 meter van transportroutes wordt reeds verantwoord in de visie externe veiligheid van de gemeente Eindhoven.


Buisleidingen

Volgens het Bevb dient het groepsrisico te worden verantwoord indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk is gelegen binnen het invloedsgebied van de buisleiding. Het plangebied is gelegen in het invloedsgebied van de volgende aardgasleiding:

- Z-506-01

Voor de buisleiding geldt geen plaatsgebonden risico contour (10-6/jaar). Er blijft echter een belemmeringenstrook gelden van 4 meter. Volgens het Bevb dient het groepsrisico te worden berekend en verantwoord indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk is gelegen binnen het invloedsgebied van de buisleiding.


Voor de berekeningen zijn de leidinggegevens aangeleverd door de Gasunie. Volgens de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) dient het groepsrisico voor de buisleiding te worden berekend met het rekenprogramma "Carola". Op 16 juli 2021 is de berekening voor alle relevante buisleidingen uitgevoerd. In de bijlagen zijn de volledige berekeningen opgenomen. In dit rapport worden de FN-curve weergegeven en hoogte van het groepsrisico benoemd.


Groepsrisico


Z-519-06 huidige situatie

De hoogte van het groepsrisico van buisleiding Z-519-06 is berekend op 0,02* de oriënterende waarde.

verplicht

Figuur FN-curve Z-519-06 huidige situatie

Gezien de hoogte van het groepsrisico van het groepsrisico (kleiner dan 0,1) en het hier een conserverend bestemming betreft is er ook geen toename van 10%. Hierdoor kan een beperkte verantwoording conform art. 8 lid 3 Bevb volstaan. Hierbij wordt in ieder geval ingegaan op de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied ten tijden van een calamiteit.

Inrichtingen

Rondom het plangebied zijn verschillende risicovolle inrichtingen gevestigd.

EDCO Eindhoven B.V., Adriaan Mulderweg 9-11

Direct naast het plangebied is EDCO Eindhoven B.V. gevestigd. Dit is een opslag- en transportbedrijf waarbij grootschalige opslag van verpakte gevaarlijke stoffen is toegestaan. Het betreft een vergunningsplichtig bedrijf en een Bevi-inrichting. Het invloedsgebied van deze inrichting bedraagt 896 meter, waardoor het gehele plangebied binnen dit invloedsgebied is gelegen. Voor het bedrijf is in november 2013 een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd (QRA). Deze is opgenomen in de omgevingsvergunning van 20 februari 2014. Hieruit blijkt dat het bedrijf geen plaatsgebonden risicocontour (PR10-06) kent.

Daarnaast is het groepsrisico berekend. Uit de berekeningen kan worden geconcludeerd dat voor de activiteiten binnen de inrichting van EDCO op basis van de gehanteerde uitgangspunten geen sprake van een relevant groepsrisico. Doordat er sprake is van geen groepsrisico zal er ook verder ook geen verantwoording van groepsrisico conform art. 13 Bevi worden opgesteld. Het maatgevend scenario voor een calamiteit bij EDCO is het toxisch scenario. Gezien de realisatie van een mogelijkheid voor een kinderopvang (verminderd zelfredzame personen) dient de mechanische ventilatie handmatig uitgezet te kunnen worden conform Art. 3.31 Bouwbesluit.

Meyer Burger (Netherlands) B.V., Luchthavenweg 10

Op ongeveer 700 meter van het plangebied is Meyer Burger B.V. gevestigd. Dit bedrijf ontwikkelt en bouwt machines. Binnen deze inrichting worden gevaarlijke stoffen opgeslagen. Het bedrijf kent geen plaatsgebonden risicocontour (PR10-06). De maximale effectafstand (LC01) bedraagt 30 meter en ligt niet over het plangebied.

Eindhoven Airport N.V., Luchthavenweg 1

Op ongeveer 700 meter is het vliegveld Eindhoven Airport gevestigd. Op deze locatie worden er tanks met zeer licht ontvlambare vloeistoffen (kerosine) opgeslagen. In totaal wordt er 68 m3 in tanks opgeslagen. Deze activiteit kent alleen een plaatsgebonden risicocontour van 35 meter en ligt niet over het plangebied.

4.5.4 Verantwoording groepsrisico

Gezien de hoogte van het groepsrisico en de ligging ten opzichte van de aardgasbuisleiding binnen dit plan wordt er een verantwoording van het groepsrisico gegeven. Hierdoor wordt er onder andere ingegaan op de hoogte van het groepsrisico, (bron) maatregelen, mogelijkheden voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid. Ook is er wettelijk advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Brabant Zuid-Oost (VRBZO).

Advies veiligheidsregio

Conform artikel 12 Bevb dient advies te worden gevraagd aan de Veiligheidsregio in verband met de zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid. Voor dit bestemmingsplan is standaardadvies van toepassing. Op 26 oktober 2021 is er advies ontvangen. Het advies van de Veiligheidsregio luidt als volgt:

- communiceer actief met de omwonenden in het plangebied over de risico's van de gevaarlijke stoffen. Geef daarbij aan wat omwonenden moeten doen bij een incident, namelijk vluchten van de risicobron af. Dit bevordert de zelfredzaamheid van omwonenden. Dit advies geldt ook voor bedrijfshulpverleningsorganisaties;

- pas de beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening van VRBZO toe;

- nieuw op te richten gebouwen moeten aan het Bouwbesluit 2012 voldoen. In dit besluit is geregeld dat gebouwen uitgevoerd moeten worden met een mechanische ventilatie die uitgezet kan worden;

Verantwoording groepsrisico

Hoogte groepsrisico en de dichtheid van personen

Het plangebied voorziet in een bedrijventerrein van ongeveer 63 hectare. Daarnaast is het plangebied direct gelegen aan de wijk Meerhoven. Binnen deze wijk zijn ongeveer 6.000 woningen, met bijbehorende voorzieningen gerealiseerd.

De hoogte van het groepsrisico van aardgasbuisleiding Z-506-01 is berekend op 0,013* de oriënterende waarde.

Bronmaatregelen

Binnen de bedrijfsvoering is bij de Gasunie (eigenaar van zowel de aardgasbuisleiding en gasdrukregel- en meetstation) wordt Best Beschikbare Technieken (BBT) toegepast

De mogelijkheden voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid

Het plangebied ligt in het noordwestelijke deel van de gemeente en is goed bereikbaar voor hulpdiensten. Verkeerskundig gezien is er sprake van een goede ontsluiting voor hulpdiensten. Het plangebied Flight Forum is via de noordzijde via de Anthony Fokkerweg bereikbaar. Aan de zuidzijde zijn meerdere ontsluitingen naar de Sliffertsestraat en de Zanddreef. Via de westzijde kent het plangebied ontsluitingen via Eindhoven Airport en vervolgens de Landsard.

De zelfredzaamheid

Binnen het plan op de bestemming kantoorfunctie is de mogelijkheid gecreëerd om een locatie waarbij verminderd zelfredzame personen aanwezig zijn te realiseren. Deze functie is uitgesloten voor het gedeelte dat gelegen is binnen het invloedsgebied van de aardgasbuisleiding. De andere functies binnen dit plan (kantoren en bedrijfsruimtes), zijn doorgaans niet bestemd voor verminderd zelfredzame personen. Om de zelfredzaamheid bij de huidige populatie en de toekomstige populatie nog te vergroten, kunnen verschillende maatregelen genomen worden:

- het actief informeren van de werknemers en bewoners over de aanwezige risico's en handelingsperspectieven. Hiermee wordt invulling gegeven aan het risicobewustzijn van de aanwezige personen. De informatie zorgt er daarnaast voor dat de gebruikers op het moment dat een incident plaats vindt direct weten hoe ze moeten handelen.

4.5.5 Conclusie externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen voor het dit bestemmingsplan.

4.6 Duurzaamheid

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Onderstaande tekst legt concreet uit wat we als stad willen en waar dat op gebaseerd is.

  1. CO2 reductie

Het klimaat verandert door de toegenomen uitstoot van CO2. Dat gaat sneller dan we gedacht hadden. De temperatuur op aarde neemt toe waardoor de weersomstandigheden extremer worden: meer hitte, meer droogte, hevigere neerslag, meer stormen enz. Om de gevolgen van de klimaatverandering beperkt te houden, moet de CO2 uitstoot drastisch dalen. Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken: het klimaatakkoord van Parijs. Eindhoven onderschrijft dat akkoord door de in 2016 vastgestelde Klimaatverordening040. Hierin is vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. In januari 2017 heeft de gemeenteraad in het Klimaatplan 2016-2020 de doelstellingen van de klimaatverordening uitgewerkt.

1A) Aardgasloze verwarming

Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is nadrukkelijk ook het Rijksbeleid. Per 1 juli 2018 is de Wet voortgang energietransitie in werking getreden. Te bouwen bouwwerken (in gewone taal: nieuwbouw) voor kleinverbruikers – woningen, winkels, kantoren – mogen niet langer worden aangesloten op aardgasnetten. Daarnaast streeft de gemeente er nadrukkelijk naar te voorkomen dat ALLE nieuwe ontwikkelingen nog op aardgas worden aangesloten.

In het Klimaatplan 2016-2020 heeft de gemeenteraad vastgelegd dat 'zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat nieuwbouw nog wordt aangesloten op aardgas'. Het is voor bouwers en ontwikkelaars verstandig om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden en ook daar waar het nog niet wettelijk is bepaald nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst zonder grote ingrepen mogelijk is.

1B) Duurzame mobiliteit
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot in 2050 te bereiken, is een volledig CO2-emissievrije mobiliteit noodzakelijk. Dit betekent dat op termijn voertuigen op fossiele brandstoffen (benzine, diesel en LPG) volledig zullen verdwijnen en vervangen zullen worden door emissievrije voertuigen (elektrisch, waterstof of anderszins). Naast emissievrije voertuigen, willen we ook minder voertuigen in het centrum van de stad om daarmee de leefbaarheid in onze groeiende stad overeind te houden. Dat betekent meer ruimte voor fietsen, wandelen smart mobility concepten, met een belangrijke rol voor autodelen, autonoom rijden en slimme openbaar vervoerconcepten.

1C) warmte- en energiebesparing

Om tot een reductie van 95% CO2 uitstoot te komen in 2050 moeten we naast het dichtdraaien van de aardgaskraan, het overgaan op emissievrije mobiliteit en het zoveel mogelijk duurzaam opwekken, ook naar grote besparingen in energie en warmte. Dit kan door isolatie, mogelijkheden voor opslag, innovatieve technieken enz.

1D) duurzame energie opwekking

Naast de reductie in CO2, willen we als stad ook graag in 2045 energieneutraal zijn. Dat betekent dat de hoeveelheid energie die we dan als stad gebruiken, bij voorkeur binnen de grenzen van stad of regio duurzaam opgewekt wordt. Om dit te realiseren is het noodzakelijk dat alle kansen voor duurzame opwekking genomen worden. Met name op gebied van zonne-energie zijn er kansen in Eindhoven.

2 Circulaire Economie

Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur. In ons plan van aanpak CE 2018-2020 hebben we de rijksambitie om in 2050 een circulaire economie te hebben onderschreven net als de ambitie om in 2030 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken.

2A) duurzame materialen

Materialen die in gesloten kringlopen steeds weer opnieuw gebruikt kunnen worden zonder schadelijke gevolgen voor mens of natuur, of die biologisch afbreekbaar zijn, zijn duurzame materialen.

2B) geen afval

In 2020 willen we 0% restafval hebben. In eerste instantie geldt deze ambitie voor het huishoudelijk afval maar uiteindelijk voor alle afval.

2C) flexibel en demontabel bouwen

Om te voorkomen dat gebouwen afgebroken moeten worden, moet bij het ontwerp al rekening gehouden worden met de flexibiliteit en demonteerbaarheid van het gebouw.

2D) deeleconomie/ as a service concepten

De deeleconomie biedt een nieuw model voor consumptie en bezit. In plaats van telkens nieuwe goederen aan te schaffen, kunnen we de spullen die we al bezitten delen en zo beter benutten.

Betalen voor vervoer, verlichting, werkruimte enz. voorkomt dat we zelf voertuigen, lampen, stoelen enz. moeten bezitten. Door diensten als een service aan te bieden en niet als een product, kunnen ze efficiënter gebruikt worden en blijft de verantwoordelijkheid voor het (hergebruik van het) product bij de leverancier.

3) Natuur

Eindhoven de groenste! Groene daken en gevels, biodiversiteit, klimaatadaptatie (het wordt steeds warmer en natter), stadslandbouw en aantrekkelijk groen voor recreatie, ontspanning en bewegen. Hoe dragen nieuwe en herontwikkelingen in Eindhoven hieraan bij? Brengt het schade toe aan bestaande natuur of biedt het kansen voor toevoeging/uitbreiding?

3A) biodiversiteit

Om biodiversiteit te behouden wordt op Europees niveau gewerkt aan een duurzaam ecologisch netwerk van grote natuurgebieden met goede verbindingen. Ook in Eindhoven willen we ecologische versnippering in onze stad tegen gaan.

3B) oppervlakte groen

We willen geen verlies van groen in de openbare ruimte en daar waar mogelijk het groen versterken, ook op of aan onze gebouwen.

4. Sociale basisbehoeften

The Natural Step neemt de 9 menselijke behoefte van Manfred Max Neef als uitgangspunt. Omdat het hier om ruimtelijke projecten en activiteiten gaat, richten wij ons op de ruimtelijke component van deze basisbehoeften. We hebben het dan over klimaatadaptatie; gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid; openbare ruimte om te ontmoeten en bewegen; bereikbaarheid van voorzieningen en het betrekken van bewoners bij projecten. Daarnaast spelen de sociale menselijke basisbehoeften wel een rol bij de aanschaf van materialen en diensten (we willen dat er maatschappelijk verantwoord ingekocht wordt).

4A) Klimaatadaptatie

Extreme regen en onweersbuien, hittegolven en droogte komen steeds vaker voor. In het Klimaatplan 2016-2020 is de ambitie opgenomen dat de gemeente Eindhoven in 2020 klimaatrobuust handelt en dat de gehele stad in 2050 klimaatrobuust is. Met de beleidsregel 'Klimaatrobuust' beogen we in Eindhoven risico op schade in de nabije toekomst te beperken. Nieuwe (her)inrichtingen en ruimtelijke ontwikkelingen in de openbare en de private ruimte, waarbij de gemeente een rol heeft, worden voortaan aan de hand van deze beleidsregel ontwikkeld. We hanteren als uitgangspunt de voorkeursvolgorde gebruiken, vasthouden (infiltreren), vertragen en afvoeren van hemelwater. Groene maatregelen worden hierbij beloond met een lagere bergingsnorm en dragen tevens bij aan het voorkomen van hittestress.

4B) gezonde verstedelijking

Hieronder verstaan we: gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid en mogelijkheden om te bewegen en ontmoeten in de openbare ruimte

4C) participatieve stad, betrokkenheid van burgers en bereikbare voorzieningen

We betrekken onze inwoners graag bij de ontwikkelingen en veranderingen die hen aangaan. Dit leidt tot meer draagvlak en betere eindresultaten. Onze ambities op gebied van duurzame mobiliteit mogen niet leiden tot een geringere bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen.

Specifiek Eindhovens

Daarnaast is er nog een aantal factoren die we specifiek op dit moment en in deze stad belangrijk vinden en die we extra waarderen. Het gaat dan om de zichtbaarheid van de duurzame successen, de duurzaamheid van de betrokken partijen zelf (hun MVO beleid) en het aansluiten bij het DNA van Eindhoven: TDK (technologie, design en kennis). Wat dat laatste betreft sluit innovatie daar dus goed bij aan.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MVO is een integrale visie op een duurzame bedrijfsvoering. Een bedrijf dat maatschappelijk verantwoord onderneemt, maakt bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging tussen de verschillende maatschappelijke en economische effecten hiervan, en houdt hierbij rekening met stakeholderbelangen. Elke bedrijfsbeslissing heeft immers invloed op de stakeholders (belanghebbenden) van een bedrijf. Dat kunnen medewerkers of klanten zijn, maar bijvoorbeeld ook omwonenden, leveranciers, investeerders en ook 'de maatschappij' in algemene zin.

4.6.1 Planbeschrijving

Bedrijventerrein Flight Forum is een traditioneel bedrijventerrein dat zijn aansluiting vindt bij het vliegveld Eindhoven. Op het gebied van duurzaamheid is er voornamelijk rekening gehouden met groen in het plangebied. Zo is er om het bedrijventerrein heen een groene strook aanwezig en is er ook tussen de verschillende clusters en wegen veel groen gerealiseerd op Flight Forum. Daarnaast biedt het bedrijventerrein volop kansen voor opwekking van zonne-energie waarmee voor een groot deel in de eigen energiebehoefte (elektra) kan worden voorzien.

Verder zijn er geen specifieke acties en regels ten behoeven van duurzaamheid opgenomen in dit actualiseringsplan.

4.7 Bodem

De bodemkwaliteit dient de beoogde bestemmingen (bedrijventerrein en kantoren) niet te belemmeren. Binnen dit actualiseringsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zal dan ook geen grootschalige bodem-aantasting plaatsvinden. In het verleden zijn in het plangebied een aantal verontreinigingen gesaneerd welke gerelateerd waren aan het (voormalige) gebruik van de locatie. Voor het overige zijn er geen bodemverontreinigingen van betekenis aanwezig, die een belemmering vormen voor dit plan.

In geval van nieuwe activiteiten zal ter plaatse een bodemonderzoek plaatsvinden en dient rekening te worden gehouden met niet gesprongen explosieven.

4.8 Natuur

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden. Door de inwerkingtreding van deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet komen te vervallen. Het is de bedoeling dat deze nieuwe wet en de bijbehorende Bnb en Rnb uiteindelijk opgaan in de nieuwe Omgevingswet waarvan verwacht wordt dat die in 2021 in werking treedt. Met het van kracht worden van deze wet komen vrijwel alle verantwoordelijkheden bij de provincies te liggen.

4.8.1 Wet natuurbescherming

De nieuwe wet beoogt zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de Europese kaders (o.a. vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Volgens de wetgever is hiermee sprake van een hoog beschermingsniveau van de natuur. De Europese beschermingskaders zijn met het oog op een goede doorwerking en duidelijkheid over de consequenties daarvan zo veel mogelijk één-op één opgenomen in de wet zelf. Alleen voor zover nodig voor een adequate bescherming van natuurwaarden die niet beschermd worden door Europese regelgeving, voorziet de Wnb in een aanvullende bescherming. Dit betreft bijvoorbeeld de bescherming van diersoorten die niet vallen onder de Europese beschermingskaders. De Wnb voorziet in een instrumentarium in de vorm van beheerplannen en programma's voor gebieden en soorten, teneinde de samenhang tussen gebieds- en soortenbescherming mogelijk te maken. Verder is gekozen voor één vergunning- en ontheffingprocedure en is tegen besluiten rechtsbescherming in twee instanties mogelijk. Zoals eerder al gezegd zijn de provincies in hoofdzaak verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeschermingsbeleid.

Gelijktijdig met de in werkingtreding van Wnb veranderen de lijsten met beschermde soorten. Zo zijn een aantal plantensoorten (o.a. orchideeën) en insecten- en vissoorten (o.a. kleine modderkruiper en bittervoorn) niet langer meer beschermd. Andersom zijn dieren die voorheen niet beschermd waren (o.a. haas, bosmuis en kleine ereprijs) nu wel beschermd. Voor de soorten die beschermd zijn geldt een verbod om die opzettelijk te verstoren als dat van wezenlijke invloed is op de gunstige staat van instandhouding.

Door de integratie van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet in de nieuwe Wnb is er nog maar één natuurvergunning nodig van één bevoegd gezag.

Wnb en onderscheid in gebieden

De Wnb gaat uit van vijf gebiedssoorten te weten: Natura 2000-gebieden, het Natuur Netwerk Nederland, bijzondere nationale natuurgebieden, nationale parken, bijzondere provinciale natuurgebieden en bijzondere provinciale landschappen. De Wnb verplicht tot het tot stand brengen van het Natuur Netwerk Nederland en tot het aanwijzen van Natura 2000-gebieden, die beide van cruciaal belang zijn voor het nakomen van de verplichtingen uit de Habitatrichtlijn.

Voor ruimtelijke ingrepen is met betrekking tot soortenbescherming een zorgvuldige aanpak is vereist met waar nodig onderzoek en een ontheffing. Daarnaast geldt er met betrekking tot grotere houtopstanden een kapmeldingsplicht en herplantplicht (voor kleinere houtopstanden geldt de Verordening Bomen (zie ook paragraaf 3.7.2.).

De wet natuurbescherming is dus op verschillende aspecten van toepassing in dit plangebied. Echter voorziet voorliggend actualiseringsplan niet in nieuwe ontwikkelingen of aanpassingen waarmee geen belemmeringen ten behoeve van de Wnd worden verwacht.

4.8.2 Stikstof

Te veel stikstofneerslag is slecht voor de natuur. Daarom is een natuurvergunning of een ander toestemmingsbesluit nodig voor activiteiten (bijvoorbeeld in de landbouw, woningbouw, wegenbouw of de industrie) waar stikstof bij vrij komt. Ook voor de bouw van de nieuwe woning of bedrijven of kantoren is het nodig inzicht te krijgen in de stikstofdepositie op in de omgeving van het plangebied gelegen Natura-2000 gebieden. Om een zorgvuldige afweging te maken bij nieuwe activiteiten wordt AERIUS Calculator ingezet. Hiermee kan berekend worden welke depositie een project veroorzaakt en op welke natuurgebieden die depositie neerslaat. Met het gebruik van AERIUS Calculator kunnen projecten doorgang vinden waar kan worden aangetoond dat een activiteit niet tot een toename van depositie leidt. Er is dan namelijk geen toestemming vereist voor het aspect stikstofdepositie. Daarnaast is het met AERIUS Calculator mogelijk om vergunningen aan te vragen op grond van intern salderen.

Voorliggend plan betreft een actualiseringsplan. Er worden geen nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt waardoor er geen invloed op natura 2000 gebieden plaatsvindt.

De beoogde ontwikkeling heeft geen nadelige effecten op de natuurwaarden in het plangebied en omliggende natuurgebieden.


Conclusie

Het plangebied ligt niet binnen het Natuurnetwerk Brabant (NNB), een bijzonder nationaal natuurgebied en niet in de buurt van een Natura 2000-gebied, maar is wel van gemeentelijk belang. Binnen het plangebied is daarom de aanduiding ecologische verbindingszone opgenomen over het zuidelijke stuk natuur in het plangebied. Dit gebied vormt de grens tussen bedrijventerrein Flight Forum en de woonwijken Bos- en Zandrijk.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.

Het bestemmingsplan Flight Forum 2020 heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk af binnen bestaande (water)structuren. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Beleid

5.2.1 Rijksbeleid

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).

5.2.2 Provinciaal beleid

5.2.3 Beleid Waterschap

5.2.4 Gemeentelijk beleid

5.2.5 Waterplan

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.

5.3 Beschrijving Watersysteem Plangebied

Een belangrijk actiepunt uit de “Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw”, zoals die op 14 februari 2001 is ondertekend door het Rijk, IPO, VNG en Unie van waterschappen, is het uitwerken en toepassen van de watertoets. Over de watertoets wordt in de overeenkomst het volgende gezegd: “De watertoets wordt vanaf heden toegepast door alle daartoe bevoegde overheden op nieuwe - vanuit waterhuishoudkundig oogpunt relevante - ruimtelijke plannen die nog niet voor inspraak ter inzage zijn gelegd of in het kader van artikel 10 BRO aan mede-overheden zijn aangeboden. De watertoets vormt een integrale toets op alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook waterkwaliteit en verdroging), waarna, afhankelijk van de locatie, een bestuurlijke afweging van aspecten plaatsvindt”.

Hieronder wordt afzonderlijk ingegaan op de oorspronkelijke situatie en voor de nieuwe situatie op oppervlaktewaterkwantiteit, riolering, oppervlaktewaterkwaliteit en grondwater.

Oorspronkelijke situatie vóór de realisatie Flight Forum
In het gebied is van oorsprong geen open water aanwezig. De waterhuishouding kenmerkt zich met name door infiltratie en oppervlakkige afstroming. Aan de oostzijde wordt het gebied begrensd door het Beatrixkanaal. Het gebied werd gebruikt voor landbouw en veeteelt. Er is in het verleden geen riolering in het gebied aangelegd.

Oppervlaktewaterkwantiteit en riolering
Bij de aanleg van nieuwbouwwijken worden door de waterbeheerders en de gemeente onder meer eisen gesteld aan de hoeveelheid regenwater per tijdseenheid die direct uit het gebied mag worden afgevoerd. Dit om te voorkomen dat door een versneld neerslag- afvoerproces piekafvoeren in benedenstrooms gelegen gebied problemen veroorzaken of verergeren. Voor Meerhoven is hiervoor een afvoer van 1 lit/s/ha aangehouden. In het globale bestemmingsplan Meerhoven worden de bestaande en toekomstige waterhuishoudkundige aspecten uitvoerig beschreven.

Ten behoeve van de uitwerking van Flight Forum is een gedetailleerd waterhuishoudings- en rioleringsplan gemaakt. Dit plan is gebaseerd op het structuurplan Meerhoven. Het structuurplan is de basis geweest voor de waterparagraaf in het globale bestemmingsplan. Bij het opstellen van de plannen is het Waterschap De Dommel betrokken geweest.

Voor de omgang met afstromend regenwater in (nieuw) stedelijk gebied hanteert het Waterschap de volgende voorkeursvolgorde:

  • hergebruik;
  • infiltreren (mits geen mobilisatie van vervuiling);
  • afvoer naar oppervlaktewater;
  • afvoer naar riolering via gescheiden stelsel.

In het plan wordt geen hergebruik van water toegepast. Verder is de bovengenoemde voorkeursvolgorde aangehouden. Alleen het schone dakwater wordt geïnfiltreerd. Het waterhuishoudings- en rioleringsplan voorziet verder in de aanleg van een verbeterd gescheiden stelsel voor de wegen en parkeerterreinen. De infiltratievoorzieningen kunnen het overtollige water overstorten op het RWA stelsel dat onder de wegen is aangelegd. Dit water stort over op een nieuwe sloot, “de Ecosloot” genoemd. Deze sloot voert het water vervolgens af naar Meerland waar het water gebufferd wordt. Bij een te groot aanbod aan hemelwater kan het water overstorten op het Beatrixkanaal.

Voor de meest noordelijke cluster is een ontwerp gemaakt waarbij het water, dat niet kan infiltreren, via het RWA-stelsel zowel op de Ecosloot als op een sloot die als afvoer/buffer dient, afwatert. Deze sloot is een reeds bestaande sloot die is aangelegd ten behoeve van de afvoer van saneringswater en ligt ten noordwesten van Flight Forum en watert in extreme situaties af richting de terreinen van Defensie. Om te voorkomen dat deze overstorten regelmatig volkomen wordt het slootpeil beheerst middels een gemaal dat het water naar Meerland pompt.

De poc (het eerste vuile water in het verbeterd gescheiden stelsel) en het vuilwater (huishoudelijk afvalwater) worden door het gemaal in Zandrijk verpompt naar het vrijvervalstelsel in De Hurk in Eindhoven. Het waterschap heeft goedkeuring verleend aan het waterhuishoudings- en rioleringsplan en heeft ontheffing verleend voor het aanleggen van de Ecosloot en de benodigde overstorten vanuit het hemelwaterstelsel.

Oppervlaktewaterkwaliteit
De randvoorwaarden met betrekking tot waterkwaliteit hebben betrekking op twee aspecten. Enerzijds is het van belang te voorkomen dat het afstromende regenwater vervuild raakt en indien dit toch gebeurt dat het water op een correcte wijze wordt gezuiverd. Anderzijds is het tegengaan van een negatieve beïnvloeding van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater van belang. Voor de behandeling van afstromend regenwater is een beslisboom opgesteld, waarmee, aan de hand van het type verharding en het gebruik, bepaald kan worden of bepaalde verharde oppervlakken kunnen worden afgekoppeld.

verplicht

Waterschap De Dommel is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in haar beheersgebied en stelt daarmee eisen aan de kwaliteit van het water dat geloosd wordt op wateren onder haar beheer. Doelstelling hierbij is dat de waterkwaliteit moet voldoen aan de kwaliteitseisen behorende bij de specifieke functiedoelstellingen (bijvoorbeeld viswater of waternatuur) en ten minste aan de grenswaarden volgens het Maximum Toelaatbaar Risico (MTR), vastgelegd in de 4e nota Waterhuishouding. Het Beatrix- kanaal wordt gebruikt voor de afvoer van afstromend regenwater. Het Beatrixkanaal is in de Keur niet nader beschreven. Dit houdt in dat er voor de waterkwaliteit geen aanvullende kwaliteitseisen zijn.

Grondwater
De randvoorwaarden voor grondwater vloeien voort uit landelijk en provinciaal beleid. Zo mag het realiseren van het bedrijventerrein niet leiden tot een blijvende verlaging van de grondwaterstand en dient de natuurlijke grondwateraanvulling zoveel mogelijk op peil te blijven. In het waterhuishoudkundig plan wordt zoveel mogelijk water geïnfiltreerd om zodoende te voorkomen dat er verdroging zal optreden. Het infiltratiesysteem is zo aangelegd dat bij hoge grondwaterstanden overlast zal worden voorkomen. Daarnaast wordt gesteld dat de aanleg van het bedrijventerrein niet mag resulteren in een verontreiniging van het grondwater.

Waterwingebied en boringsvrije zone
Het gehele plangebied van het bestemmingsplan Flight Forum ligt binnen de boringsvrije zone van de grondwaterwinning Welschap. Sinds 1 januari 1996 vallen inrichtingen (bedrijven) alsmede niet inrichtingen (de zogenaamde werken) binnen de werkingssfeer van de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant (PMV). De boringsvrije zone is de zone waarbinnen de bodem, dieper dan 10 meter beneden maaiveld, niet zonder vergunning mag worden geroerd. Ingevolge de bestemmingsplanvoorschriften mogen ondergrondse parkeervoorzieningen worden gebouwd.

Aan de diepte van deze voorzieningen wordt in de voorschriften een maximale diepte van 7 meter opgenomen. De notitie van de Provinciale Planologische Commissie “Bestemmingsplannen en grondwaterbescherming in Noord-Brabant”, gedateerd 11 juni 1997, geeft aan dat de PMV voldoende regels bevat ter bescherming van de boringsvrije zone indien in het algemeen geen bestemming binnen de zone wordt gelegd waarvoor de bodem dieper dan 10 meter beneden maaiveld moet worden geroerd. In een (ambtelijk) overleg met waterleidingsmaatschappij Brabant Water is aangegeven dat ter plaatse in geen geval grondwerkzaamheden mogen worden uitgevoerd dieper dan de scheidende Leemlaag van de Formatie van Kedichem-Tegelen. Laatstgenoemde laag ligt op een diepte van ca. 90 meter beneden maaiveld, hetgeen overeenkomt met een diepte van ca. NAP -70 meter. Gelet op deze diepte heeft de waterleidingsmaatschappij Brabant Water in principe geen bezwaar tegen grondwerkzaamheden dieper dan 10 meter beneden maaiveld, mits daartoe een ontheffing van de PMV wordt verkregen. Het is niet aannemelijk dat, gezien de maximale bouwhoogte (45m.) voor de bedrijfsbebouwing ter plaatse, er grondwerkzaamheden noodzakelijk zijn op een grotere diepte dan de eerdergenoemde scheidende leemlaag. Derhalve biedt de PMV voldoende regels ter bescherming van de boringsvrije zone. In artikel 4.1. van de PMV is bepaald dat het verboden is in boringsvrije zones buiten inrichtingen boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 10 meter onder het maaiveld, alsmede de grond dieper te roeren dan 10 meter onder het maaiveld of anderszins werken in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren; onder deze werken worden in elk geval verstaan ontgrondingen, bodemstabiliseringswerken, grond- en funderingswerken en het plaatsen en verwijderen van damwanden en heipalen. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen voor het bepaalde in 4.1.

Op de verbeelding en de regels is de aanduiding milieuzone-boringsvrije zone opgenomen ter bescherming van dit gebied.

5.3.1 Boringsvrijze zone (facultatief)

Het plangebied is tevens gelegen in een 'boringsvrije zone'. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een 'boringsvrije zone' strekt mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Het is niet noodzakelijk om inhoudelijke bescherming via het ruimtelijke spoor op te nemen omdat in de Provinciale milieuverordening (PMV) al is voorzien in een systeem van melding van dergelijke activiteiten. Van opname in het bestemmingsplan van de boringsvrije zone gaat dan ook vooral een signalerende functie uit.

5.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem

Het betreft hier een actualiseringsplan, waarbij geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt en waarbij ook geen aanpassingen plaats vinden aan het watersysteem.

5.4.1 Advies / overleg Waterschap

P.M.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan "Flight Forum 2020" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.

6.2 Planmethodiek

Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.

6.3 Verbeelding

Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

6.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. DeInleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In"Artikel 1 Begrippen" wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Artikel 2 Wijze van meten" zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

In geval meerdere dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen gelijktijdig van toepassing zijn op een gebied of in het geval dat er meerdere bepalingen van toepassing zijn binnen één bouwperceel, geldt dat deze bepalingen qua rangorde gelijk zijn aan elkaar. Dit betekent dat aan alle voorwaarden uit de relevante bepalingen voldaan moet worden. Logischerwijs heeft dit tot gevolg dat de meest beperkende bepaling geldt.

Bestemming "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG" (Artikel 3)

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen tankstations zonder LPG-functie waar deze bestaand zijn, en voor zover dit mogelijk is vanuit het oogpunt van externe veiligheid en milieuhinder.

Bestemming “Bedrijventerrein” (Artikel 4)

Deze bestemming is toegekend aan de gronden en opstallen van bedrijven in het plangebied tot ten hoogste categorie (3.2) als bedoeld in de bij deze regels behorende “Lijst van bedrijfsactiviteiten". Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”.
Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn, zijn uitgesloten. Prostitutiebedrijven, seksinrichtingen en detailhandel zijn eveneens uitgesloten.
Bepaalde vormen van detailhandel, met name perifere detailhandel zijn op basis van een nadere afweging toegelaten.
Er kan ook meegewerkt worden aan de vestiging van bedrijven die niet voorkomen op de “Lijst van bedrijfsactiviteiten” maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd. De bouwvlakken zijn dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.

Bestemming `Groen” (Artikel 5)

Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen´. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen.

Bestemming `Kantoor” (Artikel 6)

Deze bestemming is gelegd op specifieke kantoorvestigingen waarbij sprake is van meer dan beroepsuitoefening aan huis. De grenzen van de bouwvlakken zijn ook in dit geval dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.

Bestemming "Natuur" (Artikel 7)

Deze bestemming is toegekend aan die gebieden die zijn aangewezen in verband met het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden en landschappelijke waarden;

Bestemming `Verkeer” (Artikel 8)

Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

Bestemming "Water" (Artikel 9)

Binnen deze bestemming vallen de grotere oppervlaktewateren c.q. die oppervlaktewateren die een functie hebben in het watersysteem.

Dubbelbestemming "Leiding - Gas"(Artikel 10)

Deze dubbelbestemming is gericht op de bescherming van een (ondergrondse) gastransportleiding.

Dubbelbestemmming "Leiding - Riool"(Artikel 11)

Deze dubbelbestemming is gericht op de bescherming van een (ondergrondse)rioolleiding.

Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, de Overige regels en deAlgemene afwijkingsregels.

Voorwaardelijke verplichting waterberging

In de overige regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de aanleg van waterberging bij de bouw van bouwwerken. Op grond van deze verplichting mag er alleen gebouwd worden als er voldoende waterberging is aangelegd, eventueel in combinatie met andere maatregelen die bijdragen aan het klimaatbestendig maken van de stad. Deze verplichting is ontleend aan paragraaf 5.5 en de beleidsregel “Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen” in bijlage 5 van het Gemeentelijk Rioleringsplan Eindhoven 2019-2022 (verder: GRP). Bij bouwwerken met een oppervlakte van 150 m² of meer moet in principe een waterberging aangelegd worden tot 75 mm per m² oppervlakte van het bouwwerk. Voor bouwwerken met een oppervlakte tussen 50 m² en 150 m² geldt een lagere bergingseis: daar moet in principe worden voorzien in een waterberging tot 25 mm per vierkante meter bouwoppervlakte. In groenarme gebieden geldt een hogere eis, omdat daar een grotere opgave ligt.

Een deel van de vereiste waterberging kan worden gecompenseerd met andere maatregelen die in lijn zijn met het beleid voor klimaatadaptatie, dat is beschreven in de beleidsregel Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het aanplanten van nieuwe bomen (die zorgen voor vasthouden van regenwater en beschaduwing) of het aanleggen van gevelgroen. De exacte omvang van de benodigde waterberging en de omvang van andere maatregelen is sterk afhankelijk van de kenmerken van het bouwplan en de locatie. De wijze waarop de benodigde maatregelen moeten worden bepaald, is uitgewerkt in de genoemde beleidsregel.

De gemeente heeft een rekentool beschikbaar gesteld waarmee initiatiefnemers eenvoudig kunnen nagaan wat de omvang van de maatregelen moet zijn, op basis van een aantal gegevens van hun initiatief en de locatie. Deze rekentool is te raadplegen op https://rekentool.eindhovenduurzaam.nl. De rekentool is dynamisch van aard, dat wil zeggen dat deze kan worden aangepast.

In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht en de Slotregel opgenomen.

Voorts zijn aanduidingen opgenomen voor:

  1. Monumenten (zowel rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten); voor de desbetreffende panden zijn de Monumentenwet dan wel de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing;
  2. Grondwaterbeschermingsgebied; voor de gronden in kwestie zijn de desbetreffende bepalingen van de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant van toepassing.

Hoofdstuk 7 Handhaving

Handhavingsnota Leefomgeving 2018-2021

In Eindhoven streven we naar een aantrekkelijke stad waar inwoners en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen. Voor het behoud van een prettige leefomgeving zijn regels nodig. Het voorkomen van overtredingen en de bereidheid om regels na te leven heeft een hoge prioriteit. Hoe dit wordt vormgegeven staat in de 'nota Handhaving Leefomgeving 2018-2021'. De nota is op 27 februari 2018 door het college vastgesteld. Het is een integraal beleidsplan waarin op hoofdlijnen de keuzes voor het handhaven van de fysieke leefomgeving staan beschreven. Op basis van de nota wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld waarin de aanpak wordt geconcretiseerd.

Uitgangspunten

Bij de vertaling van dit beleidskader naar een concreet, jaarlijks uitvoeringsplan worden een aantal uitgangspunten in acht genomen. De belangrijkste uitgangspunten zijn:

  • Informatie gestuurd
    De gemeente Eindhoven ziet informatie gestuurde handhaving als een belangrijke pijler. Er zijn ontwikkelingen op het gebied van ICT en data analyse. Door gemeentelijke en andere informatiebronnen te ontsluiten, te analyseren en te combineren kunnen we een problematiek eerder (of preventief) en gerichter aanpakken.
  • Gebiedsgericht
    Om optimaal in te kunnen spelen op vraagstukken van inwoners zet de gemeente Eindhoven binnen het ruimtelijk domein al geruime tijd in op gebiedsgericht toezicht. Dit doen we door - vanuit een actieve samenwerking met wijkteams - te kijken naar naleefgedrag, oorzaken en oplossingen gerelateerd aan geografische gebieden. Er zijn verschillende vragen, doelgroepen en belangen. Kennis wordt gedeeld en ervaringen van inwoners en bedrijven worden verzameld. Deze input is van invloed op de prioriteiten in het jaarlijkse uitvoeringsplan, waar mogelijk toegespitst op een specifieke wijk. Per wijk kunnen er dus op basis van gebiedsanalyses en bijvoorbeeld buurtcontracten verschillende bouwstenen zijn voor het uitvoeringsplan.
  • Risico- en oplossingsgerichte benadering
    De gemeente Eindhoven benadert toezicht en handhaving risico- en oplossingsgericht. De prioriteiten worden in beginsel gebaseerd op een inschatting van de veiligheids- en gezondheidsrisico's voor inwoners. Ook aspecten als leefbaarheid, duurzaamheid en omgevingskwaliteit wegen in belangrijke mate mee. Daarnaast worden prioriteiten mede gebaseerd op wat inwoners en bedrijven belangrijk vinden. Eindhoven hecht eraan om vraagstukken waar mogelijk gezamenlijk op te lossen.
    Er zijn onderwerpen die in algemene zin aandacht vragen. Brandveilig gebruik van woongebouwen verdient (nog) meer aandacht, in de context van kwetsbare groepen die langer zelfstandig blijven wonen. Ook aanpak van jeugdoverlast, duurzaamheid en de bestaande bouw zijn voorbeelden. Er wordt gezocht naar de beste oplossing die nodig is voor het versterken van de veiligheid in de leefomgeving van onze inwoners. Hiermee ontstaat een risicoanalyse op basis waarvan vervolgens de prioriteiten binnen het toezicht worden gesteld.
  • Consequent en doelmatig
    Uitvoeringsplannen en jaarverslagen bevatten een overzicht van de inzet en capaciteit voor handhaving. In het verlengde van informatie gestuurde en oplossingsgerichte handhaving vergt doelmatige handhaving een analyse van resultaten. Meetbare doelen om te beoordelen of de beschikbare capaciteit zo doelmatig mogelijk wordt ingezet. We beogen in de komende jaren een ontwikkeling door te maken in de vierslag capaciteit – prioriteit – risicoanalyse - nalevingsniveau. Dit moet onder andere leiden tot meer inzicht in de relatie tussen handhavingsinspanningen en het nalevingsniveau (effect).

Prioritering

De gemeente Eindhoven maakt keuzes om ervoor te zorgen dat de beschikbare capaciteit zo adequaat mogelijk wordt ingezet. Om goede prioriteiten te stellen is inzicht noodzakelijk in mogelijke problemen, de risico's en negatieve effecten. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op de grootste ergernissen en notoire overtreders en draagt handhaving bij aan een verhoogd gevoel van veiligheid. Met inachtneming van de uitgangspunten zijn in de nota prioriteiten gesteld. Aan de hand van deze prioriteiten, het budget uit de programmabegroting, incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag van burgers en bedrijven, wordt jaarlijks het uitvoeringsplan voor toezicht en handhavingsprogramma opgesteld.

Uitvoeringsplan

In het uitvoeringsplan wordt op hoofdlijnen opgenomen waar de capaciteit dat jaar wordt ingezet. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in:

  • Object en informatiegericht
    - Bouwen en Wonen
    - Openbare leefomgeving
    - Bedrijven
  • Gebiedsgericht
    - Pilot Veiligheid en leefbaarheid
    - Actiegebieden
  • Themagericht
    Bij ieder onderdeel worden jaarlijks een aantal belangrijke ontwikkelingen op het gebied van toezicht en handhaving opgenomen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om woonoverlast bij de Activiteiten Bouwen & Wonen. Of duurzaamheid en energiebesparing bij de Activiteiten Bedrijven.

Bovengenoemde onderverdeling komt in elk uitvoeringsplan terug. Per jaar wordt aangegeven welke prioriteit een onderdeel heeft en hoeveel capaciteit er wordt ingezet.

Duidelijke regels

Om overtredingen te voorkomen en goed te kunnen handhaven is het belangrijk dat regels duidelijk zijn. Het moet duidelijk zijn wat wel en niet mag. Regels dienen niet voor verschillende uitleg vatbaar te zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geschreven, dat deze in de praktijk goed toetsbaar zijn. De juridische toelichting op het bestemmingsplan en de begrippenlijst geven nadere uitleg over de regels en over de begrippen die gebruikt worden.

Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.

Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.

Ook kan er sprake zijn van zogenaamde “kruimelgevallen”. Het komt er hierbij op neer dat de door de gemeente te maken kosten beperkt zijn en de kosten verhaald kunnen worden via de legesverordening. Voorwaarde hierbij is dat er geen sprake is van fasering, locatie-eisen of eisen aan woningbouwcategorieën.

Voor dit conserverende bestemmingsplan geldt dat het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd door gemeentelijke gronduitgifte of bij een overeenkomst of omdat er enkel sprake is van “kruimelgevallen”.

Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro

Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig is geplaatst in Groot Eindhoven op 9 september 2020. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Bij de voorbereiding zijn de volgende partijen uitgenodigd voor het genoemde overleg:

1. Provincie Noord-Brabant

2. Waterschap de Dommel

3. Trefpunt Groen Eindhoven

4. Henri van Abbestichting

5. Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven

6. Gasunie

7. TenneT

8. Ministerie van Defensie (Rijksvastgoedbedrijf)

9. Rijkswaterstaat

10. Brabant Water

11. Prorail.

Wij hebben van de eerste negen partijen vooroverlegreacties ontvangen. Hieronder is een samenvatting van de ontvangen vooroverlegreacties weergegeven met het gemeentelijk standpunt op die reacties.

1. Provincie Noord Brabant

Het ontwerpbestemmingsplan is beoordeeld aan de hand van de Brabantse Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening Noord Brabant. Het plan is in overeenstemming met de provinciale belangen.

antwoord

Wij vinden het prettig te vernemen dat het ontwerpbestemmingsplan voldoet aan de provinciale belangen. De toelichting is aangevuld vanwege het feit dat Gedeputeerde Staten op 23 maart 2021 de ontwerp omgevingsverordening Noord-Brabant hebben vastgesteld en deze vanaf 9 april 2021 ter inzage ligt voor de duur van zes weken.

2. Waterschap de Dommel

Transportleiding Welschap

Op de verbeelding en in de regels ontbreekt de transportleiding Welschap met een diameter van 500 mm en zijn beschermingszone. In de bijlage is het traject aangegeven. Graag het traject van de leiding en een 10 meter brede beschermingsstrook op de verbeelding weergeven. Dit betekent aan iedere kant een 5 meter strook, vanuit het hart van de leiding gezien. Dit ook graag borgen in de regels.

  • Bestemming A-watergang opnemen (RG8)

In de bestemming natuur ligt de leggerwatergang de RG8.

Deze watergang heeft de status van A-watergang en is geregistreerd in de legger overeenkomstig artikel 5.1 van de Waterwet. De watergang is van groot belang voor de waterhuishouding ter plaatse en de directe omgeving. Daarom wordt verzocht om deze watergang op de verbeelding op te nemen met de enkelbestemming 'water' en deze aanpassing ook te borgen in de regels. Het waterschap wil graag worden gehoord indien er werkzaamheden gaan plaats vinden. Indien gewenst kan het waterschap de ligging van de leiding en de a-watergang digitaal aanleveren.

De voorwaardelijke verplichting waterberging is in artikel 13.4 van de planregels van het bestemmingsplan overeenkomstig gemeentelijk beleid goed en helder opgenomen.

antwoord

De terechte opmerking van het waterschap over de transportleiding Welschap heeft ertoe geleid dat wij de transportleiding alsnog hebben opgenomen in het plan. Concreet betekent dit dat wij de dubbelbestemming 'Leiding – Riool hebben opgenomen in de planregels (artikel 11) en op de verbeelding. Tevens is paragraaf 3.13 van de toelichting aangepast.

Als gevolg van de opmerking over de A-watergang hebben wij voor de betreffende watergang de enkelbestemming 'Water' opgenomen in artikel 9 van de planregels en op de verbeelding. Tevens is paragraaf 3.13 van de toelichting aangepast.

De opmerking die verband houdt met artikel 13.4 (bedoeld wordt artikel 16.4) wordt voor kennisgeving aangenomen.

3. Trefpunt Groen Eindhoven

Geconstateerd is dat op basis van het vigerende bestemmingsplan een bepaalde locatie de bestemming 'Groen' heeft en in het ontwerp bestemmingsplan deze locatie de bestemming 'Verkeer' heeft gekregen. Gevraagd wordt of dit wel juist is, gezien het feit dat hier een brede groene berm ligt.

verplichtverplicht

geldende verbeelding verbeelding ontwerpbestemmingsplan

verplicht

Luchtfoto

antwoord

Op de genoemde locatie is sprake van stukjes groen, het zogenaamde snippergroen.Ook loopt daar het zogenaamde rode fietspad doorheen. In overleg met de vakspecialist gemaakte werkafspraken, bestemmen we snippergroen als 'Verkeer' of als 'Verkeer-Verblijfsgebied'. In dit geval heeft de genoemde locatie de bestemming 'Verkeer' gekregen. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn ook bestemd voor groenvoorzieningen.

4. Henri van Abbestichting

De Henri van Abbestichting geeft aan dat zij in deze fase geen opmerkingen heeft tegen het voorontwerpbestemmingsplan. Wel onderschrijft zij de reactie van Trefpunt Groen.

antwoord

Wij vinden het prettigte vernemen dat de Henri van Abbestichting zich kan vinden in het ontwerpbestemmingsplan. Voor wat betreft de reactie op het standpunt van Trefpunt Groen wordt verwezen naar het onder punt 3 geformuleerde antwoord.

5. Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven

De Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven heeft het ontwerpbestemmingsplan Flight Forum 2020 in haar vergadering besproken. Zij heeft ten aanzien van het bestemmingsplan geen opmerkingen.

antwoord

Wij vinden het prettigte vernemen dat de Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven zich kan vinden in het ontwerpbestemmingsplan.

6. Gasunie

De Gasunie heeft het ontwerpbestemmingsplan beoordeeld en komt tot de volgende opmerking over de verbeelding.

De leiding van Gasunie ligt (mogelijk) net buiten het plangebied, maar de belemmeringenstrook valt deels (mogelijk) in het plangebied. Verzocht wordt om de ligging van de genoemde leiding en de belemmeringenstrook in het plangebied te controleren en aan te passen.

Als bijlagen bij de reactie zijn bijgevoegd een document met daarin de digitale ligging van de gasleiding inclusief onze standaard artikel leiding-gas.

antwoord

Op verzoek van Gasunie hebben wij de ligging van de gasleiding gecontroleerd. Geconcludeerd is dat de gasleiding niet in het plangebied ligt, maar daarnaast. De belemmeringenstrook (beschermzone) ligt wel (deels) in het plangebied. We hebben daarom in de regels (artikel 10) en op de verbeelding de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' opgenomen. Tevens is paragraaf 3.13 van de toelichting aangepast.

7. TenneT

Aangegeven wordt dat TenneT binnen de grenzen van dit bestemmingsplan bovengrondse noch ondergrondse hoogspanningsverbindingen in beheer heeft. Er zijn dan ook geen opmerkingen.

antwoord

Wij vinden het prettigte vernemen dat TenneT zich kan vinden in het ontwerpbestemmingsplan.

8. Ministerie van Defensie (Rijksvastgoedbedrijf)

Vermeld wordt dat het Ministerie van Defensie geen op- of aanmerkingen heeft.

antwoord

Wij vinden het prettigte vernemen dat het ministerie zich kan vinden in het ontwerpbestemmingsplan.

9. Rijkswaterstaat

Vermeld wordt dat het ontwerpbestemmingsplan is beoordeeld door de adviseur Ruimtelijke Ordening op de beheerdersaspecten, zoals deze door Rijkswaterstaat Zuid-Nederland worden behartigd. Het ontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

antwoord

Wij vinden het prettigte vernemen dat Rijkswaterstaat zich kan vinden in het ontwerpbestemmingsplan.

Brabant Water (10) en Prorail (11) hebben, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid zijn gesteld, niet gereageerd op het ontwerpbestemmingsplan.

9.3 Zienswijzen

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 10 juni 2021 tot en met woensdag 21 juli 2021 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp van het bestemmingsplan kenbaar te maken.

Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 9 juni 2021 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.

Naar aanleiding van de tervisielegging zijn geen zienswijzen ontvangen.

Bijlage 1 Rapport Raap 3398 'Het Landschap Onder De Stad'

bijlage 1 Rapport RAAP 3398 'Het landschap onder de stad'

Bijlage 2 Het Landschap Onder De Stad Kb 1

bijlage 2 Het landschap onder de stad KB 1

Bijlage 3 Het Landschap Onder De Stad Kb 2

bijlage 3 Het landschap onder de stad KB 2

Bijlage 4 Het Landschap Onder De Stad Kb 3

bijlage 4 Het landschap onder de stad KB 3

Bijlage 5 Bijlage Rapport Externe Veiligheid Flight Forum

bijlage 5 Bijlage rapport externe veiligheid Flight Forum

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Flight Forum 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0772.80381-0301 van de gemeente Eindhoven.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Actualisatie nota parkeernormen 2019

parkeernormen gepubliceerd op 3 oktober 2019 en in werking getreden op 4 oktober 2019.

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.8 bedrijfsverzamelgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van meerdere bedrijven.

1.9 bedrijfsvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.10 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein wenselijk is.

1.11 beperkt kwetsbaar object

  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  3. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een bevi- inrichting;
  4. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  5. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  6. objecten die met het onder a. tot en met e. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  7. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.12 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)

Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.13 bestaande situatie

bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;

bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel/webwinkel, afhaalpunten en supermarkt.

1.22 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.23 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.24 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.25 facilitaire voorzieningen

een facilitair centrum met daarin een restaurant gericht op de zakelijke markt, detailhandel zoals een stomerij, supermarkt en dergelijke, kinderopvang, sportvoorzieningen, kantoren voor douanefaciliteiten, en dergelijke.

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.28 geluidbeperkende voorzieningen

een al dan niet gebouwde voorziening kennelijk bedoeld voor het beperken van geluidhinder ten behoeve van een geluidgevoelige bestemming als bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.29 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.30 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.31 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object

nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.

1.32 gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.

1.33 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.34 hotel

een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.35 internetwinkel

Internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:

  • de transactie via internet of andere media tot stand komt, en;
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.

1.36 invloedsgebied

gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.

1.37 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bestuurlijk/ambtelijk of bedrijfsmatig uitoefenen van juridische, financiële, administratieve en naar de aard daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, zoals sociaal wetenschappelijke onderzoek of een architectenbureau.

1.38 kleinschalig kamperen

Kleinschalig kamperen is een kampeerfunctie, uitsluitend als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf.

1.39 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.40 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.41 kwetsbaar object

  1. woningen, niet zijnde:
    1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
    2. bedrijfswoningen;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen;
    3. sociale werkplaatsen, of;
    4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting of;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting.

1.42 landschappelijke waarden

het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.

1.43 lijst van bedrijfsactiviteiten

de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.

1.44 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.45 parkeerbalans

met een parkeerbalans wordt de (on)balans berekend tussen parkeervraag en parkeeraanbod binnen een bepaald gebied. Vaak valt de parkeervraag van functies niet samen in de tijd. Gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen is dan mogelijk (dubbelgebruik).

1.46 peil

0.30 m boven de kruin van de weg.

1.47 PR (plaatsgebonden risico)

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.48 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.49 prostitutiebedrijf

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.

1.50 PR10-6/jaar contour

een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.51 Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen)

regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan (zoals opgenomen in Bijlage 3).

1.52 regeling provinciale risicokaart

Regeling van de minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties van 20 april 2007, Stctr. 2007, nr 75.

1.53 Registratiebesluit externe veiligheid

Besluit van 28 november 2006 (stb 2006, 656), houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid).

1.54 restaurant

een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.55 rijstrook

gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.56 risicovolle inrichting

  1. inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) (Bijlage 2 van de regels) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) (Bijlage 3 van de regels);
  2. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart (Bijlage 4 van de regels) of onder het Registratiebesluit externe veiligheid;
  3. inrichtingen met toxische gassen;
  4. inrichtingen waar een brandbaar tot vloeistof verdicht gas met een inhoud van meer dan 1 m3 wordt gebezigd of opgeslagen.

1.57 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.58 verminderd zelfredzame personen

personen die alleen met individuele begeleiding een onveilige zone kunnen verlaten zoals bijvoorbeeld personen verblijvend of woonachtig in een kinderdagverblijf, basisschool, bejaardenhuis, verpleeghuis of ziekenhuis.

1.59 voorgevel

de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.60 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.61 waterberging

voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte van een bouwwerk.

1.62 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

1.63 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.64 Wet milieubeheer

Wet van 13 juni 1979 (Stb. 442) houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.65 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, nr. 566) houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.66 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.67 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw, niet zijnde een woning, dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG met bijbehorend detailhandelsverkooppunt en overige bijbehorende voorzieningen;
  2. een wasstraat;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. geluidbeperkende voorzieningen;
  6. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  7. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG gelden de volgende regels:

  1. het maximum bedrijfsvloeroppervlak voor detailhandel is 400 m2;
  1. het maximum bedrijfsvloeroppervlak voor de wasstraat is 750 m2;
  2. de PR10-6/jaar contour van het bedrijf verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG mag niet buiten de bestemmingsgrens liggen. In afwijking hiervan mag de PR10-6/jaar contour buiten de bestemmingsgrens vallen voor zover de contour over de bestemming 'Verkeer' ligt;
  3. het invloedsgebied van het verkooppunt mag alleen buiten het plangebied van het bestemmingsplan reiken voorzover het invloedsgebied is gelegen over water, infrastructuur of openbaar groen;
  4. permanente bulkopslag van meer dan 1 m3 van tot vloeistof verdichte brandbare gassen moet ondergronds plaatsvinden;
  5. het opslaan en leveren van waterstof is niet toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.4 bepaalde ten einde het opslaan en leveren van waterstof toe te staan, mits:

  1. de PR10-6/jaar contour van het verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG niet buiten de bestemmingsgrens ligt. In afwijking hiervan mag de PR10-6/jaar contour buiten de bestemmingsgrens vallen voor zover de contour over de bestemming 'Verkeer' ligt;
  2. het invloedsgebied van het verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG binnen het plangebied is gelegen. In afwijking hiervan mag het invloedsgebied buiten het plangebied van het bestemmingsplan reiken voor zover het is gelegen over water, infrastructuur of groen;
  3. bij een toename van het groepsrisico uit een advies van de Veiligheidsregio Zuidoost Brabant blijkt dat er voldoende mogelijkheden zijn tot zelfredzaamheid voor de bevolking en voldoende mogelijkheden voor de bereikbaarheid voor hulpverlening en rampbestrijding.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Bedrijventerrein´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven genoemd in de van Lijst van bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat:
  1. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" zijn uitsluitend bedrijven in de categorie 2 zijn toegelaten;
  2. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2 zijn bedrijven in de categorie 3.1. en categorie 3.2. toegelaten;
  3. bedrijven in de categorie 2 zijn daarnaast toegelaten:
  • in een bedrijfsverzamelgebouw;
  • bij een bedrijfsvloeroppervlakte van meer 1000 m²;
  • bij groothandelsbedrijven.
  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en zelfstandig kantoor zijn niet toegelaten;
  1. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
  2. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  3. op het adres Flight Forum 2500 een autoparkeerbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - parkeerbedrijf';
  4. wegen met een maximum aantal rijstroken van 2 met de daarbij behorende in- en uitvoegstroken ten behoeve van de ontsluiting van de bedrijvenclusters;
  5. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  6. een loopbrug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. laad- en losruimte;
  3. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  7. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplanting;
  3. paden;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;
  6. kunstobjecten;

met daarbij behorende:

  1. verhardingen;
  2. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2.1 bepaalde onder a voor het bouwen van grotere overige gebouwen, zoals kiosken en vitrines, mits:

  1. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
  2. de oppervlakte per gebouw maximaal 25 m² bedraagt;
  3. de afstand tot enig ander gebouw ten minste 15 m bedraagt.

Artikel 6 Kantoor

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Kantoor´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. zelfstandige kantoorvestigingen;
  2. facilitaire voorzieningen ten behoeve van de onder sub a toegestane kantoren en ten behoeve van de in artikel 4, lid 4.1 sub a toegestane bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor uitgesloten - kinderdagverblijf'geen kinderdagverblijf mogelijk is;
  3. één bestaand hotel ter plaatse van de aanduiding 'hotel';
  4. een loopbrug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  5. wegen met een overwegende en/of exclusieve stroomfunctie met daarbij behorende in- en uitvoegstroken ten behoeve van de ontsluiting van het kantorencluster;
  6. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  7. verblijfsgebieden;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  6. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.2.1 sub 9 en lid 6.2.4 sub a, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte 45 meter mag bedragen, mits de totale bouwhoogte maximaal 65 meter +NAP bedraagt;
  2. lid 6.2.1 sub e voor de bouw van een (al dan niet overdekte) loopbrug tussen gebouwen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt acceptabel is.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Natuur´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  2. het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden;
  1. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden en landschappelijke waarden;

met daarbij behorende:

  1. extensief recreatief medegebruik;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten, bestaande uit maximaal 2 rijstroken;
  2. vrijliggende busbanen (HOV-net);
  3. voet- en fietspaden;
  4. groenvoorzieningen;
  5. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  1. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' tevens voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden en landschappelijke waarden;

met daarbij behorende:

  1. geluidbeperkende voorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  4. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Water´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. alle oppervlaktewateren, zoals kanalen, rivieren, beken en andere waterlopen, alsmede sloten, greppels, (infiltratie)vijvers ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
  2. waterberging;
  3. waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  1. oevers en taluds;
  2. groenvoorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 voor het bouwen van kunstwerken, met inachtneming van de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van bruggen is 5m;
  2. de verkeersveiligheid niet in het gedrang komt;
  3. er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat plaatsvindt;
  4. er geen onevenredige inbreuk wordt toegebracht aan het gebruik van de belendende percelen.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 9.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het aanleggen van woonschepen;
  2. het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliën en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Leiding - Gas´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een (ondergrondse) gastransportleiding;
  2. met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

In geval van strijdigheid van regels in dit bestemmingsplan, gaan de regels van dit artikel voor op de regels die op grond van de andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1, en toestaan bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Leiding - Riool

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Leiding - Riool´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een (ondergrondse)rioolleiding;
  2. met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

In geval van strijdigheid van regels in dit bestemmingsplan, gaan de regels van dit artikel voor op de regels die op grond van de andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1, en toestaan bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

13.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 Milieuzone - boringsvrije zone

Binnen de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - boringsvrije zone' zijn de gronden mede bestemd voor:

  1. het behoud van de weerstandbiedende bodemlagen;
  2. voorkomen van schade aan de beschermende kleilaag in de bodem en het zich daarin bevindende grondwater.

14.2 Luchtvaartverkeerszone

14.3 Geluidzone - industrie

Binnen de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn geen geluidgevoelige functies toegestaan.

14.4 Geluidzone - luchtvaartlawaai (20 Ke-zone)

Binnen de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - luchtvaartlawaai (20 Ke-zone)' zijn geen geluidgevoelige functies toegestaan.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
  3. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is.
  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 40 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
  5. de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregels Actualisatie nota parkeernormen 2019 wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
  2. Als de onder sub a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

16.2 Afwijken van parkeereis

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 indien:

  1. uit een parkeerbalans blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  2. het voldoen aan de in lid 16.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 16.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

16.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging

  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat wordt voorzien in een waterberging of andere maatregelen die bijdragen aan de klimaatbestendigheid.
  2. De inhoud van de waterberging en de omvang van de andere maatregelen worden vastgesteld met toepassing van de beleidsregel "Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen" behorende bij de bijlage uit het Gemeentelijk Rioleringsplan Eindhoven 2019-2022;
  3. Als de onder sub b bedoelde (beleids)regeling wordt gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

17.2 Afwijken

het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 17.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.

17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Flight Forum 2020.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan Flight Forum 2020

SBI-
code
Nr Omschrijving Afstanden in meters Cate-gorie
geur
stof geluid gevaar
grootste
afstand
10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 C 50 R 100 D 3.2
101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken:
p.o. > 1000 m2
100 0 100 C 50 R 100 3.2
101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken:
p.o. <= 1000 m2
50 0 50 C 30 50 3.1
101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken:
p.o. <= 200 m2
30 0 50 10 50 3.1
101, 102 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1
108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant- en klaarmaaltijden p.o. < 2.000 m2 50 0 50 10 50 3.1
1031 - Aardappelproductenfabrieken:
1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o, < 2.000 m2 50 10 50 50 R 50 3.1
1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrireken:
1032, 1039 1 - jam 50 10 100 C 10 100 3.2
1032, 1039 2 - groente algemeen 50 10 100 C 10 100 3.2
1032, 1039 3 - met koolsoorten 100 10 100 C 10 100 3.2
1051 0 Zuivelproductenfabrieken:
1051 3 - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100 C 50 R 100 3.2
1052 1 Consumptie-ijsfabrieken p.o. > 200 m2 50 0 100 C 50 R 100 3.2
1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 10 0 30 0 30 2
1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week 30 10 30 C 10 30 2
1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 100 30 100 C 30 100 3.2
1072 Banket-, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 C 30 100 3.2
1081 0 Suikerfabrieken:
10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 100 30 50 30 100 3.2
10821 3 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 30 10 30 10 30 2
10821 5 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden:
p.o. > 200 m2
100 30 50 30 R 100 3.2
10821 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden:
p.o. <= 200 m2
30 10 30 10 30 2
1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1
1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2
1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1089 1 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 100 3.2
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 C 0 30 2
1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 R 100 3.2
13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2
132 0 Weven van textiel:
132 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2
133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1
139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1
14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1
15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN
(EXCL. KLEDING)
151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50D 3.1
152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1
16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
16101 Houtzagerijen 0 50 100 50 R 100 3.2
16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1
1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2
162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2
162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 0 30 50 0 50 3.1
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2
17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 C 30 C 50 3.1
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 C 30 R 100 3.2
17212 0 Golfkartonfabrieken:
17212 1 - p.c. < 3 t/u 30 30 100 C 30 R 100 3.2
58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE
VAN OPGENOMEN MEDIA
581 Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 10 1
1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 C 10 100 3.2
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2
1814 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1
1814 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
1813 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 30D 2
182 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1
19 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
19202 A Smeerolieën- en vettenfabrieken 50 0 100 30 R 100 3.2
20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2120 0 Farmaceutische productenfabrieken:
2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 50 3.1
2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2
2052 - Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 100 3.2
205902 Fotochemische productenfabrieken 50 10 100 50 R 100 3.2
205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 50 3.1
22 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER
EN KUNSTSTOF
221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1
2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 R 100 D 3.2
222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststof bouwmaterialen 50 30 50 30 50 3.1
23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
231 0 Glasfabrieken:
231 1 - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 100 3.2
231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1
232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2
232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2
23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:
23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 100 3.2
2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 100 3.2
2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:
2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 100 R 100 3.2
2365, 2369 0 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips):
2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 R 100 3.2
237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 10 30 100 0 100 D 3.2
237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 10 30 50 0 50 3.1
2391 Slijp- en polijstmiddelenfabrieken 10 30 50 10 50 D 3.1
2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2399 C Minerale productenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 100 D 3.2
25, 31 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDDELEN)
251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:
251, 331 1 - gesloten gebouw 30 30 100 30 100 3.2
251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1
255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 100 D 3.2
255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 D 3.1
2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2561, 3311 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 11 - metaalharden 30 50 100 50 100 D 3.2
2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 R 100 D 3.2
2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 R 100 D 3.2
2561, 3311 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 100 3.2
2561, 3311 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2
2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2
2561, 3311 8 - emailleren 100 50 100 50 R 100 3.2
2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) 30 30 100 50 100 3.2
2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 D 3.2
2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 10 30 50 10 50 D 3.1
259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
269, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2
259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1
27, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken:
27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 100 30 100 D 3.2
26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2
26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 100 3.2
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 30 2
26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 50 30 50 D 3.1
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1
26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 30 0 30 2
29 - VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven:
293 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2
30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN
(EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1
301, 3315 2 - kunststof schepen 100 50 100 50 R 100 3.2
302, 317 - Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
302, 317 1 - algemeen 50 30 100 30 100 3.2
309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2
3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 100 D 3.2
31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 D 3.2
9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 D 3.1
35 - PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 B0 bio-energieinstallaties elektrisch vermogen
< 50 MWe:
35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 100 50 100 30 R 100 3.2
35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van
overige biomassa
50 50 100 30 R 100 3.2
35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2
35 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50 C 30 50 3.1
35 C3 - 100 - 200 MVA 0 0 100C 50 100 3.2
35 D0 Gasdistributiebedrijven:
35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A 0 0 10 C 10 10 1
35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 C 10 30 2
35 D5 - gasontvang- en verdeelstations, cat. D 0 0 50C 50 R 50 3.1
35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 E1 - stadsverwarming 30 10 100 C 50 100 3.2
35 E2 - blokverwarming 10 0 30 C 10 30 2
36 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 A0 Waterwinning-/bereiding bedrijven:
36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 10 0 50 C 30 50 3.1
36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2
36 B2 - 1 - 15 MW 0 0 100 C 10 100 3.2
41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 10 30 100 10 100 3.2
41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o <= 2.000 m2 10 30 50 10 50 3.1
41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats:
b.o. > 1000 m2
10 30 50 10 50 3.1
41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats:
b.o. < 1000 m2
0 10 30 10 30 2
45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2
451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) 10 10 100 10 100 3.2
45204 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2
45204 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1
45204 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 50 3.1
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2
46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 10 1
4621 0 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders 30 30 50 30 R 50 3.1
4622 Groothandel in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
4623 Groothandel in levende dieren 50 10 100 C 0 100 3.2
4624 Groothandel in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1
46217, 4631 Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1
4632, 4633 Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsolieën 10 0 30 50 R 50 3.1
4634 Groothandel in dranken 0 0 30 0 30 2
4635 Groothandel in tabaksproducten 10 0 30 0 30 2
4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2
4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2
4638, 4639 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2
464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2
46499 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:
46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 30 2
46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 10 0 30 50 V 50 3.1
46499 5 - munitie 0 0 30 30 30 2
46711 0 Groothandel in vaste brandstoffen:
46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1
46713 Groothandel in minerale olieproducten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2
46722, 46723 Groothandel in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2
4673 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
4673 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 10 50 10 50 3.1
4673 2 - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 0 10 30 10 30 2
46735 4 zand en grind:
46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m2 0 30 100 0 100 3.2
46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m2 0 10 30 0 30 2
4674 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 0 50 10 50 3.1
4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 0 0 30 0 30 2
46751 Groothandel in chemische producten 50 10 30 100 R 100 D 3.2
46752 Groothandel in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2
4676 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2
4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 10 30 100 30 100 3.2
4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m2 10 10 50 10 50 3.1
4677 0 Overige groothandel in afval en schroot:
b.o. > 1000 m2
10 30 100 10 100 D 3.2
4677 1 - overige groothandel in afval en schroot:
b.o. <= 1000 m2
10 10 50 10 50 3.1
466 0 Groothandel in machines en apparaten:
466 1 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 100 3.2
466 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1
466, 469 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) 0 0 30 0 30 2
49 - VERVOER OVER LAND
491, 492 0 Spoorwegen:
494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 0 0 100 C 30 100 3.2
494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 0 0 50 C 30 50 3.1
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 C 10 30 D 2
52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52242 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
52242 2 - stukgoederen 0 10 100 50 R 100 D 3.2
52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30 10 50 C 50 R 50 D 3.1
52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 C 10 30 2
5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 C 30 100 3.2
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 0 0 10 0 10 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 0 0 10 0 10 D 1
53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2
61 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C 0 10 1
61 B0 Zendinstallaties:
61 B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 0 0 0 C 100 100 3.2
61 B2 - FM en TV 0 0 0 C 10 10 1
61 B3 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwergunningplichtig) 0 0 0 C 10 10 1
77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 D 2
62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 10 1
58, 63 B Datacentra 0 0 30 C 0 30 2
72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 30 2
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2
37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
3700 B rioolgemalen 30 0 10 C 0 30 2
381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1
381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 50 3.1
382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1
382 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 R 100 D 3.2
382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 30 2
96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 C 30 50 3.1
96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2
96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2
96013 B Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 10 1

Bijlage 2 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel

bijlage 2 Besluit externe veiligheid inrichtingen, artikel

Bijlage 3 Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 1b

bijlage 3 Regeling externe veiligheid inrichtingen, artikel 1b

Bijlage 4 Regeling Provinciale Risicokaart, I

bijlage 4 Regeling provinciale risicokaart, I

Bijlage 5 Hoogtebeperkingen Vliegbasis Eindhoven

bijlage 5 Hoogtebeperkingen Vliegbasis Eindhoven