KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historisch Perspectief
2.2 Beschrijving Toekomstige Situatie Stedenbouwkundige Structuur
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.6 Kabels, Leidingen En Straalpaden
3.7 Verkeer
3.8 Groen
Hoofdstuk 4 Verwerving Van Gronden
Hoofdstuk 5 Milieuparagraaf
5.1 Milieueffectrapportage
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
5.3 Geluid
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Duurzaamheid
5.7 Bodem
5.8 Natuur
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
6.1 Inleiding
6.2 Beleid
6.3 Eindhovense Klimaattoets
6.4 Beschrijving Watersysteem Plangebied
6.5 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
Hoofdstuk 7 Juridische Vormgeving
7.1 Algemeen
7.2 Planmethodiek
7.3 Verbeelding
7.4 Planregels
Hoofdstuk 8 Handhaving
8.1 Handhavingsnota Leefomgeving 2018-2021
Hoofdstuk 9 Financiële Aspecten
9.1 Exploitatieplan
9.2 Verwerving/onteigening Gronden
Hoofdstuk 10 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
10.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro
10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
10.3 Inspraak
10.4 Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 1 Tekening Kwaliteitsverbetering Landschap
Bijlage 2 Compensatie- Inrichtingsplan Nnb
Bijlage 3 Bureauonderzoek Archeologie
Bijlage 4 Mobiliteitstoets Groene Corridor
Bijlage 5 Bomen Effect Analyse
Bijlage 6 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 7 Akoestisch Rapport
Bijlage 8 Rapportage Luchtkwaliteit
Bijlage 9 Rapportage Stikstofdepositie
Bijlage 10 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 11 Nader Onderzoek Ecologie
Bijlage 12 Besluit Hogere Waarden Wet Geluidhinder
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Natuur - 1
Artikel 5 Natuur - 2
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 8 Leiding - Gas
Artikel 9 Waarde - Archeologie 2
Artikel 10 Waarde - Archeologie 3
Artikel 11 Waarde - Archeologie 4
Artikel 12 Waarde - Archeologie 5
Artikel 13 Waarde - Archeologie 7
Artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie - 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 19 Samenloop
Artikel 20 Voorwaardelijke Verplichting Waterberging
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel
Bijlage 1 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 2
Bijlage 2 Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 1b
Bijlage 3 Regeling Provinciale Risicokaart, Bijlage I
Bijlage 4 Compensatie- Inrichtingsplan Nnb
Bijlage 5 Tekening Kwaliteitsverbetering Landschap

Oirschotsedijk-A. Fokkerweg (Groene Corridor)

Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven

Vastgesteld op 26-11-2024 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Groene Corridor is de recreatieve fietsverbinding tussen het Van Gogh Nationaal Park en het centrum van Eindhoven. Vandaag de dag realiseren we ons dat deze fietsverbinding ook een belangrijke functie zal krijgen voor het utilitair fietsverkeer. Het is immers een directe route, parallel aan de A58. Werknemers uit de regio Oirschot – Best die in Eindhoven werken kunnen gebruik maken van dit fietspad als alternatief voor het wegverkeer over de A58/A2/N2.

verplicht

Sfeerimpressie Groene Corridor als geheel: "Waar stad en platteland elkaar ontmoeten"

Al sinds 2012 zijn concrete afspraken gemaakt over de aanleg van de Groene Corridor, geïnitieerd door Brabants Landschap, de Erven Frits Philips, de gemeente Eindhoven en gemeente Oirschot. Het initiatief is uitgewerkt door Adriaan Geuze en West 8 in de integrale Visie voor de Groene Corridor.

De doorfietsroute Groene Corridor loopt vanaf de markt in Oirschot via Eindhoven Noordwest naar het 18 Septemberplein in Eindhoven. De weg wordt waar mogelijk vrijgemaakt van gemotoriseerd verkeer en bestemd voor langzaam verkeer door het groen (een laan met aan weerszijden rijen met bomen).

De Groene Corridor bestaat in Eindhoven uit de volgende deelgebieden:

  1. Oirschotsedijk tussen Beatrixkanaal en A2
  2. Oirschotsedijk tussen A2 en Anthony Fokkerweg, inclusief fietsbrug over de Anthony Fokkerweg en een alternatieve ontsluiting voor het crematorium en de wijk Tegenbosch.
  3. Oirschotsedijk 1 (tussen Anthony Fokkerweg en Bezuidenhoutseweg)
  4. Zwaanstraat
  5. Torenallee
  6. Mathildelaan

In Eindhoven is een deel van de Groene Corridor (deelgebieden 3 t/m 6) al gereed. Strijp-S en de Zwaanstraat zijn vergroend en een deel van de Oirschotsedijk is samen met de Zwaanstraat autoluw gemaakt. Deelgebied 1, de Oirschotsedijk tussen het Beatrixkanaal en de A2, kan heringericht worden binnen het vigerende bestemmingsplan.

Onderhavig bestemmingsplan biedt een planologisch kader voor de realisatie van deelgebied 2.

De weg wordt ingericht als een royale fietsverbinding begeleid door eikenbomen tussen Eindhoven en Oirschot. Samen met landschappelijke structuren als het Beatrixkanaal, de Ekkersrijt en de bosstructuren in het gebied wordt door deze landschappelijke sterke structuurelementen gestalte gegeven aan de ambitie om stad en land met elkaar te verbinden en zodanig de vestigingskwaliteit van de regio voor bewoners en bedrijfsleven te versterken.

Het bestemmingsplan "Oirschotsedijk-A. Fokkerweg (Groene Corridor)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van eengoede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied omvat een deel van de te realiseren Groene Corridor, namelijk dat deel van de Oirschotsedijk dat loopt van de kruising met de Tegenboschweg tot aan de N2/A2. Het gedeelte dat loopt tot het Beatrixkanaal kan zonder bestemmingsplanwijziging worden gerealiseerd.

Onderhavig plangebied omvat ook een deel van de Anthony Fokkerweg, te weten vanaf de kruising met de Oirschotsedijk, alwaar een fietsbrug zal worden gerealiseerd, tot aan de nieuw te realiseren afslag naar het crematorium. Ook de locatie van de nieuwe kruising ten behoeve van de ontsluiting van de buurt Tegenbosch is in het plangebied opgenomen. Tot slot omvat het plangebied de te compenseren natuur (NNB) en waterberging tussen de Anthony Fokkerweg en de woonbuurt Tegenbosch.

De Groene Corridor loopt door het Brainport Park. Ten noorden van het plangebied is het Goederendistributiecentrum Acht gelegen. Ten zuidwesten van het plangebied ligt het crematorium. En direct ten zuidoosten van het plangebied ligt de woonbuurt Tegenbosch.

verplicht

Plangebied (rood omlijnd) geprojecteerd in luchtfoto

1.3 Voorgaande Plannen

Het plangebied omvat delen van de volgende geldende bestemmingsplannen:

  • 'Buitengebied Eindhoven 2023', ontwerp d.d. 16 februari 2023;
  • 'Weginfrastructuur Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best, vastgesteld op 20 juni 2017;
  • 'HOV3 (Marathonloop-A.Fokkerweg-De Schakel-Mispelhoefstraat-Oirschotsedijk), vastgesteld op 30 november 2021;
  • 'Bedrijventerrein GDC-Noord 2009', vastgesteld op 2 september 2014
  • 'Kapelbeemd - GDC-Zuid 2021', vastgesteld op 4 april 2022;
  • 'Tegenbosch', vastgesteld op 17 augustus 2012.

Het plangebied omvat in de huidige feitelijke situatie een deel van de Oirschotsedijk, een deel van de Anthony Fokkerweg en aanliggende gronden.

Gelet op de aanleg van een fietsbrug over de Anthony Fokkerweg en nieuwe ontsluitingen van de woonbuurt Tegenbosch en het crematorium op de Anthony Fokkerweg is een nieuw planologisch kader noodzakelijk, waarin onderhavig bestemmingsplan voorziet. Ten behoeve van de compensatie van een gedeelte NNB en waterberging, zijn de gronden gelegen tussen de woonbuurt Tegenbosch en de Anthony Fokkerweg ook opgenomen in het plangebied.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied en het planvoornemen gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is de wijze beschreven waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de samenspraak/inspraak).

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Historisch Perspectief

Het plangebied omvat het gedeelte van de Oirschotsedijk en directe omgeving, lopend tussen de kruising met de weg Tegenbosch en de N2/A2 en een gedeelte van de Anthony Fokkerweg vanaf de kruising met de Oirschotsedijk tot en met de afslag naar het crematorium.

De Oirschotsedijk dateert van de 18e eeuw (1770). Een kaarsrechte weg vanaf de spoorwegovergang Lijmbeekstraat/Beukenlaan. Het eerste deel is na de oorlog omgeploegd en hier is industrieterrein Strijp-T aangelegd.

Tussen de Oirschotsedijk en de spoorlijn naar Den Bosch ligt de buurt Herdgang. Aan de westzijde van de Oirschotsedijk ligt de Wielewaal. Beide buurten vormen een omvangrijk groengebied in het noordoosten van het stadsdeel Strijp (voorheen behorend tot de oude gemeente Woensel).

De naam Herdgang wordt al sinds de middeleeuwen gebruikt en heeft betrekking op een stuk grond, waarop het vee uit de gemeente gezamenlijk wordt geweid. De Herdgang is de naam van het trainingscomplex van PSV en wordt sinds de vijftiger jaren als sportterrein gebruikt. Noordelijk van het trainingscomplex ligt de Philips Fruittuin en ten zuiden ligt het Philips de Jongh wandelpark. Tot circa 1990 was de naam voor dit gebied "Landelijk Strijp". Die naam spreekt voor zichzelf. De buurt wordt begrensd door de Anthony Fokkerweg, Achtseweg Zuid, Bezuidenhoutseweg en Oirschotsedijk.

De Wielewaal is een landgoed van 142 hectare in Eindhoven Noordwest. Het is in 2022 aangekocht door de gemeente Eindhoven. Het landgoed is nu nog niet toegankelijk voor het publiek, maar daar komt in de toekomst verandering in. Voor het wordt opengesteld maakt de gemeente een ontwikkelingsvisie, met plannen, wensen en ambities voor de Wielewaal en de omgeving: het grote groene stadsbos waar het landgoed een onderdeel van is.

verplicht

De Wielewaal

De naald- en loofbossen op dit landgoed zijn aangeplant in de periode 1850-1919. De bossen worden doorsneden door een rationeel stelsel van lanen en wegen afgewisseld met slingerende paden, enkele vijvers, bosweiden en een beekje. Centraal staat min of meer een landhuis uit 1935 en de villa 'het zwarte huis' uit 1933 van waaruit een zichtas in zuidwestelijke richting voert. Op het eindpunt van deze zichtas is in het bestaande bos een stervormige structuur aangelegd. Het nabij gelegen wandelpark Philips de Jongh is in 1920 door de familie Philips aan de gemeente Eindhoven geschonken. Het huidige park is in 1929 aangelegd en omvat slingerende paden, enkele statige lanen, een monument en een centraal gelegen openluchttheater.

Rondom Acht en ten zuidoosten van het plangebied is gedurende de eerste helft van de 19e eeuw een brede strook met landbouw ontstaan. Van de ontginning van Acht is nog een groot deel herkenbaar: de buitencontour in de vorm van een deel van De Anthony Fokkerweg en de Mispelhoefstraat.

Het gebied ten noorden van de Anthony Fokkerweg heeft een fijnmazig en afwisselend beeld. Het is een mozaïek waarin kleinschalige bossen, weiden en akkers elkaar afwisselen. Daarnaast geven monumentale lanen als de Landsard, Rijtackerweg, Mispelhoefstraat en de Oirschotsedijk het gebied structuur.

De geschiedenis van de boerderij De Mispelhoef gaat terug tot einde 16e eeuw, maar het huidige gebouw is van 1774. Omstreeks deze tijd kreeg de boerderij ook de functie van herberg, daar hij was gelegen aan de in 1770 aangelegde Oirschotsedijk.

De boerderij werd op een gegeven ogenblik eigendom van de familie Philips, welke er een zetboer plaatste. Nadat de boerderij door Frits Philips was verkocht werd het gebouw gerenoveerd. Het heeft nog steeds een horecafunctie. De boerderij heeft ook een overwelfde kelder. Bij de boerderij bevindt zich een bakhuis en een put.

In 1972 werd de boerderij geklasseerd als Rijksmonument.

verplicht

De Mispelhoef

2.2 Beschrijving Toekomstige Situatie Stedenbouwkundige Structuur

Eindhoven is het centrum van de Brainport regio. De mobiliteit in de stad blijft daardoor voorlopig groeien. Zonder maatregelen zit die groei vooral in het autoverkeer. Dit heeft negatieve gevolgen op de leefbaarheid in onze stad. Bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid, geluid en luchtkwaliteit. Daarom investeren we in alternatieven voor de auto, waaronder hoogwaardige en landschappelijk aantrekkelijke fiets- en wandelverbindingen als de Groene Corridor.

Het project ziet op het voltooien van de Groene Corridor (Oirschotsedijk) en omvat:

  1. de herinrichting van de Oirschotsedijk tussen de Anthony Fokkerweg en het Beatrixkanaal, in welk kader de Oirschotsedijk autoluw wordt gemaakt en de weg wordt ingericht als een royale fiets- en wandelverbinding begeleid door eikenbomen;
  2. de realisatie van een ongelijkvloerse kruising/fiets- en voetgangersbrug over de Anthony Fokkerweg met de aansluitingen op de bestaande fiets- en wandelpaden;
  3. een nieuwe ontsluiting van de woonwijk Tegenbosch en crematorium op de Anthony Fokkerweg (verlegging kruispunt);
  4. compensatie van Natuur Netwerk Brabant en waterberging.


In pagragraaf 3.7 zijn de bij de uitwerking van het voorlopig ontwerp (VO) gehanteerde algemene verkeerskundige uitgangspunten voor het tracé gedeelte binnen het plangebied uiteengezet.

verplicht

Nieuwe fiets- en wandelbrug over de Anthony Fokkerweg

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • duurzaam economisch groeipotentieel
  • sterke en gezonde steden en regio’s
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.

De NOVI is op 9 september 2020 vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.

In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Daarin staat: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Voorafgaand aan het doorlopen van de ladder voor duurzame verstedelijking is het belangrijk om te bepalen of met het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt en of derhalve de ladder voor duurzame verstedelijking aan de orde is op de betreffende ontwikkeling. In dit bestemmingsplan gaat het om het realiseren van een fiets- en wandeltracé met een totale lengte van circa 1 kilometer.

Uit jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2015:448 en ECLI:NL:RVS:2015:2929) is gebleken dat de aanleg van een weg of een busbaan niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.6.1, tweede lid van het Bro. Daarbij heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het volgende afgewogen: "Gelet op de nota van toelichting en de strekking van de regeling die mede gericht is op het tegengaan van leegstand, is de Afdeling van oordeel dat de busbaan, evenals een weg, niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, in samenhang met artikel 1.1.1, aanhef en eerste lid, onder i, van het Bro."


De beoogde route voor langzaam verkeer maakt deel uit van de verbinding van het centrum van Eindhoven met de Markt in Oirschot. De aanleg van de Groene Corridor zal niet zorgen voor leegstand elders. In lijn met de voorgenoemde jurisprudentie kan dan ook worden geconcludeerd dat de aanleg van een route voor langzaam verkeer niet als een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro kan worden aangemerkt. Een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking kan dan ook achterwege blijven.

3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Het Barro bevestigt in juridische zin kaderstellende uitspraken. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd.

Voor Eindhoven is de 380 Kv-hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in het noorden en deels oosten van Eindhoven. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van Natuurnetwerk Nederland (NNN) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die de NNN vormen worden bij provinciale verordening aangewezen. Daarmee is de NNN een provinciaal belang geworden, namelijk Natuurnetwerk Brabant (NNB). Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd.

Het plangebied ligt niet nabij de hoogspanningsleiding. Wel is het plangebied gelegen in/nabij NNB. Hier wordt in paragraaf 3.3.2. nader op ingegaan.

Volgens de kaarten behorende bij het Rarro is het plangebied gelegen binnen het obstakelbeheergebied van de vliegbasis Eindhoven. Hiervoor gelden verschillende maximum bouwhoogten. Het bestemmingsplan maakt geen dergelijke bouwhoogte mogelijk, zodat kan worden geconcludeerd dat kan worden voldaan aan het obstakelbeheergebied.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie

De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2024 wordt ingevoerd.

In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

Het Brainport Park wordt één van de grote parken van Eindhoven en zal worden ontwikkeld als een zogenoemd hoogwaardig landschap. Het is deel van nationaal park het Groene Woud. Met het inrichten van de Groene corridor zal het Groene Raamwerk ter plaatse worden versterkt. Daarbij dragen de fietsverbindingen bij aan het voldoen aan de regionale bereikbaarheidsopgave en in het bijzonder aan de bereikbaarheid van dit deel van Eindhoven.

3.3.2 Interim omgevingsverordening

3.3.3 Omgevingsverordening Noord-Brabant

De provincie heeft als eerste stap een Interim omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels zijn samengevoegd. Provinciale Staten hebben vervolgens op 11 maart 2022 de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. De verordening treedt gelijktijdig met de Omgevingswet in werking. In de definitieve verordening zijn, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. De huidige regels in de Interim omgevingsverordening zijn gehanteerd als uitgangspunt.


De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • Er is aansluiting gezocht bij de opbouw van de rijksregels. Diverse nadere regelingen zijn in de Omgevingsverordening verwerkt.
  • Vanwege het vervallen van de Wet bodembescherming zijn nieuwe regels opgenomen om verontreiniging van het grondwater te voorkomen. Het voorstel is om daarvoor ook voorbeschermingsregels vast te stellen.
  • De aanwijzing van voor verzuring gevoelige kwetsbare gebieden (Wav-kaarten) is vervallen.
  • De rechtstreeks werkende regels voor de ontwikkeling van veehouderij en mestbewerking vervallen. Het voorstel is om die te vervangen door voorbeschermingsregels.
  • Er is een attentiezone geluid opgenomen langs provinciale wegen waarbinnen aandacht wordt gevraagd voor het oprichten van geluidgevoelige bebouwing.


In de omgevingsverordenig Noord-Brabant zijn geen wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de interim omgevingsverordening die relevant zijn voor onderhavig plangebied.

3.3.4 Landschappen van Allure

Het voornemen is om een groene verbinding te maken tussen stad en platteland als drager voor de ambities van Brainport Park en de Groene Corridor. De Groene Corridor als geheel komt voort uit een gezamenlijk belang van onder andere de provincie Noord-Brabant, gemeente Oirschot en Eindhoven en Brabants Landschap en fungeert als groene ruimtelijke drager van het Brainport Park en vormt de stadland verbinding in dit stadspark.

De Groene Corridor is één van de drie Landschappen van Allure in Noord-Brabant. De provincie Noord-Brabant wil met de 'Landschappen van Allure' een gerichte bijdrage leveren aan de ambitie om van Noord-Brabant een hoogwaardige kennis- en innovatieregio te maken. Hoogwaardige groene landschappen zijn van belang voor een aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Eindhoven

Samen met de stad heeft de gemeente Eindhoven een omgevingsvisie opgesteld. Met ons hebben meegedacht: inwoners, ondernemers, belangenorganisaties, GGD, Veiligheidsregio, Omgevingsdienst, woningcorporaties, projectontwikkelaars, investeerders en andere overheden (buurgemeentes, provincie, rijk). Op 16 juni 2020 is de omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad.

De omgevingsvisie is een integraal verbindende visie voor de fysieke leefomgeving die focus aanbrengt bij het inrichten van onze stad en stimuleert om samen te werken aan de stedelijke opgaven. De omgevingsvisie is gebaseerd op bestaand beleid. Het hebben van een omgevingsvisie is onder de nieuwe Omgevingswet verplicht. Omdat een omgevingsvisie allesomvattend is, willen we die lerende wijs ontwikkelen. Dat betekent concreet dat we, eerder dan wettelijk verplicht, met een omgevingsvisie komen. Maar dan wel een 'light-variant' (versie 1.0), die we één of twee jaar later gaan aanvullen en verfijnen.

Deze omgevingsvisie (versie 1.0) is gebaseerd op het bestaand beleid. Het document vervangt niet de bestaande beleidsdocumenten, maar is een aanvullend beleidsdocument. De interim structuurvisie blijft daarom nog steeds van kracht. Bij het opstellen van een omgevingsvisie versie 2.0 wordt de interim structuurvisie wel ingetrokken.

Brainportregio

De Brainportregio is een technologische topregio en één van de belangrijkste pijlers van de Nederlandse economie. De sleutel tot dit succes is samenwerking. Het is een regio van contrasten en dat maakt ons uniek: een hecht netwerk van steden, stedelijke buurgemeenten, dorpen en bewoond landelijk gebied. Je bent snel in de stad of juist in het groen, er is cultuur én natuur. We zijn sterk in high tech, design en innovaties en kennen een dynamische economie en een gastvrije bourgondische levensstijl. De strategie van de regio is gericht op het sterker maken van deze kwaliteiten door aan te haken op de eigen kracht en identiteit van de deelgebieden.

Ambitie

Als centrumstad vervult Eindhoven een cruciale rol bij de versterking van Brainport Eindhoven als economische wereldspeler op het gebied van kennisintensieve maakindustrie en design. Om internationaal concurrerend te blijven, streeft Eindhoven samen met de regio naar een excellent woon- en werkklimaat. Eindhoven zet daarom in op gezonde en duurzame verstedelijking met behoud van stedelijke en dorpse kwaliteiten en met bijzondere aandacht voor sociale cohesie en inclusie. Eindhoven is in staat om zich snel aan te passen aan de steeds veranderende vraag naar geschikte en betaalbare ruimte om te wonen, werken, verblijven en recreëren. Deze ambitie vertaalt zich naar vier deelambities. Eindhoven als:

  • economische wereldspeler;
  • gezonde en toekomstbestendige stad;
  • een sociale, inclusieve en gastvrije stad en
  • een authentieke stad met sterke gebieden.

Van ambitie naar stedelijke opgaven

Als we onze ambities leggen naast de huidige kwaliteiten en structuren van de stad en de actuele trends en ontwikkelingen, zien we een aantal stedelijke opgaven voor de stad. Brainport Eindhoven blijft groeien, mede door de sterke economische positie.

De ambities en groei vragen om ruimte voor nieuwe woningen, bedrijven en voorzieningen. Ruimte die we bieden door te verdichten in het gebied binnen de Ring en door te verdichten nabij voorzieningen als HOV en winkelcentra. Met name binnen de Ring is voldoende ruimte om te verdichten, omdat er nog relatief weinig mensen wonen. Met de keuze voor verdichten binnen de Ring gaan we duurzaam om met de (groene) ruimte die de stad heeft. We behouden hiermee de kwaliteit van de groenstedelijke woonwijken, de landschapsparken en het buitengebied.

De keuze voor een compact stedelijke woonmilieu gaat gepaard met forse investeringen in o.a. bereikbaarheid, luchtkwaliteit, groen en voorzieningen.

Eindhoven wil een leefbare en een inclusieve stad zijn waar iedereen kan profiteren van het succes van de Brainport. Dat vraagt om keuzes ten aanzien van het woning- en voorzieningenaanbod. Het verschil tussen de ambitie en de huidige stand van zaken in Eindhoven leidt tot zes concrete stedelijke opgaven:

  • Werken aan een gezonde groei van de stad
  • Werken aan een aantrekkelijk en hoogstedelijk centrum
  • Werken aan leefbare, sociale wijken met een sterke identiteit
  • Werken aan een duurzame en concurrerende economie
  • Werken aan de energietransitie van de stad
  • Werken aan een goede stedelijke bereikbaarheid

Samen werken aan de stedelijke opgaven

Dit zijn de opgaven waar we als gemeente de komende jaren samen met onze partners aan werken. Wij werken zelf aan deze opgaven, maar stimuleren ook andere partijen in de stad om dit te doen. We bepalen samen met de stad en regio wat kansrijke initiatieven en locaties zijn. We geven prioriteit aan initiatieven die bijdragen aan meerdere stedelijke opgaven tegelijkertijd en kwaliteit toevoegen aan de stad. Hiernaast zetten we in op het beschermen en versterken van de stedelijke en groene hoofdstructuur van de stad. De gemeente organiseert het werken aan de stedelijke opgaven met thematische en gebiedsprogramma's en stimuleert o.a. via regels en uitgangspunten zoals opgenomen in de omgevingsvisie dat ook andere initiatiefnemers bijdragen aan het realiseren van de opgaven.

Beoordeling planvoornemen

De Groene Corridor wordt de ruggengraat van Brainport Park en verbindt Centrum Eindhoven met de Markt in Oirschot. Daarmee draagt deze langzaamverkeersroute bij aan een verbeterde bereikbaarheid tussen stad en platteland. Daarnaast draagt de verbinding bij aan het stimuleren van het fietsgebruik, zowel recreatief als voor forenzen. Uitgangspunt bij de realisatie is een verkeersveilige inrichting en vormgeving van de fietsroute en een goede, groene inpassing in deze omgeving.

De Groene Corridor wordt in de Omgevingsvisie benoemd als een onderdeel van de Stedelijke en groene hoofdstructuur met omgevingskwaliteit in de stad, in de vorm van een herkenbaar verbindend landschapselement.

verplicht

verplicht

Stedelijke en groene hoofdstructuur gemeente Eindhoven

3.4.2 Interimstructuurvisie 2009

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.

Ruimtelijke hoofdstructuur

De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de ontwikkelingen ten opzichte van de ruimtelijke hoofdstructuur. Met andere woorden de kaart geeft de ontwikkelingen aan binnen de hoofdstructuur.

verplicht

De realisering van de groene corridor: een verbinding van Eindhoven met het

nationale landschap Het Groene Woud wordt in de Interimstructuurvisie genoemd als punt van betekenis in de doorwerking van de bovenlokale context in het kader van een aaneensluitend netwerk van groen.

In de paragraaf over strategische investeringszones wordt vermeld dat er in het kader van de kenmerkende verwevenheid met het landschap (een Brainportkwaliteit) in de Brainportzone in het bijzonder veel aandacht is voor groene ontwikkelingen, zoals de groene corridor (verbinding met Groene Woud).

Ook wordt de Groene Corridor genoemd als ruimtelijke opgave in het kader van Strategie 6 Natuur: "Het versterken van de verbinding naar het Groene Woud door de realisatie van de groene corridor, in het kader van de ontwikkelingen van Landelijk Gebied Strijp."

3.4.3 Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp

In 2007 heeft de gemeenteraad, met de vaststelling van de 'startnotitie Landelijk Strijp', besloten om een ontwikkelingsvisie voor 'Landelijk Strijp' (nu: Brainport Park) op te stellen. In de startnotitie zijn onder andere de ruimtelijke kaders en randvoorwaardelijke elementen/ontwikkelingen vastgelegd. De ontwikkeling van de Oirschotsedijk tot ‘Groene Corridor’ is één van de belangrijkste onderdelen die op voorhand bepalend zijn geweest voor de locatiekeuze van de Brainport Innovatie Campus.

De ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp (december 2008) en de daarin opgenomen locatiekeuze voor de Brainport Innovatie Campus, is het resultaat van een integrale afweging van de bepalende onderdelen en diverse belangen. De ambitie is om zowel in type bedrijvigheid als in ruimtelijk beeld een vernieuwende omgeving te creëren.

Het groen karakter van Landelijk Strijp speelt hierin de hoofdrol: het Groene Raamwerk vormt de basis voor de ontwikkelingen waar de Groene Corridor een belangrijk onderdeel van is.

3.4.4 Gebiedsvisie Noordwest

De in september 2023 door de raad vastgestelde (overkoepelende) gebiedsvisie Noordwest is de kapstok voor de verschillende ontwikkelingen in de deelgebieden. Het schetst de positie en kansen van Noordwest in de schaalsprong van Brainport.

Aan de basis van de gebiedsontwikkeling van Noordwest ligt de Ontwikkelvisie Landelijk Strijp (Gemeente Eindhoven, 2008). Eén van de belangrijkste ambities van die visie was om Noordwest meer als één gebied te kunnen beleven, door het slechten van de barrières van zware infrastructuur en door verbetering van het onderliggende stelsel van paden en lanen voor langzaam verkeer. De meest prominente uiting van die ambitie is de realisatie van de Groene Corridor, maar ook de gerealiseerde fietsbrug over de A2/N2, de ecologische verbindingszone Ekkersrijt en tal van kleine verbeteringen voor langzaam verkeer hebben afgelopen jaren bijgedragen aan het beter en prettiger toegankelijk worden van Noordwest voor fietsers en voetgangers. Afgelopen 15 jaar hebben bovendien veel nieuwe functies deze kwaliteit ontdekt of uitgebouwd. De Internationale School, Philips Fruittuin en de Brainport Industries Campus zijn geïnitieerd en/of doorgegroeid met een sterke inzet op een relatie met de groene omgeving. De recente transformatie van het voorterrein van Eindhoven Airport draagt bij aan een aangename ontvangst van reizigers in Noordwest.

Eeuwenoude cultuurhistorische landschapselementen vormen de contramal voor de snel ontwikkelende hoogwaardige technologie waar Brainport Eindhoven zo bekend van is. Het recent aangekochte Landgoed de Wielewaal is daarvan een goed voorbeeld. Eens gesloten privébezit, in de toekomst een toegankelijke ontsnapping naar rust en natuur voor alle Eindhovenaren en andere bezoekers; een echte buitenplaats midden in de dynamiek van de Brainportregio.

Met de Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp is in 2008 een ontwikkeling ingezet waarin Noordwest groeit naar een krachtig economisch gebied waar de inrichting van het landschap een onlosmakelijke bijdrage aan levert. De aangekondigde ontwikkelingen uit de visie Landelijk Strijp zijn grotendeels gerealiseerd (denk aan BIC, de Groene Corridor en de nieuwe wegenstructuur). Bovendien wordt Noordwest daardoor in toenemende mate ontdekt als prettig uitloopgebied van de stad met steeds meer stedelijke functies. De ontwikkeling van Noordwest komt daarmee in een nieuwe fase waarin de betekenis van Noordwest voor de stad en de Brainportregio verder wordt uitgebouwd.

Ieder deelgebied binnen Noordwest kent zijn eigen ontwikkeling. Op deelgebiedniveau vindt concrete uitwerking plaats met projecten. Denk aan de gebiedsvisie en uitvoeringsprogramma Eindhoven Airport District, het Kwaliteitsboek BIC en de nog te realiseren ontwikkelvisie stadsbos en Wielewaal.

3.4.5 Conclusie

Gelet op al het voorgaande past het planvoornemen goed binnen het opgestelde beleidskader van de gemeente Eindhoven.

3.5 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden

3.5.1 Archeologie

Wettelijk en beleidsmatig karakter

Nationaal beleid

Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld wanneer andere belangen zwaarder wegen, dan moeten de waarden worden opgegraven en daarmee ex situ worden behouden. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente het bevoegd gezag op het gebied van archeologie en cultuurhistorie. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen en het toekomstig omgevingsplan houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden door het stellen van regels. Het al dan niet stellen van regels ten aanzien van archeologie dient te rusten op voldoende informatie over de archeologische situatie. Deze informatie kan worden verkregen door gebiedsdekkende kaarten waarop de archeologische (te verwachten) waarden in de ondergrond zichtbaar zijn. Op basis hiervan kan archeologisch beleid worden ontwikkeld.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Eindhoven beschikt, als invulling van haar verantwoordelijkheid volgens de Erfgoedwet, over een eigen Archeologische verwachtingen- en waardenkaart. Met deze kaart wil de gemeente het ondergronds cultureel erfgoed van Eindhoven behouden door behoedzame ontwikkeling en beheer.

De geactualiseerde Archeologische verwachtingen- en waardenkaart (vastgesteld op 21 juni 2022) wordt beschouwd als een bureauonderzoek op gemeentelijk schaalniveau en geldt vanaf het moment van vaststelling als onderlegger voor nieuwe bestemmingsplannen en – na inwerkingtreding van de Omgevingswet – het omgevingsplan.

Op de archeologische verwachtingen- en waardenkaart zijn de archeologische waarden en verwachtingen binnen de gemeentegrenzen aangegeven door middel van categorieën (de categorieën 1 tot en met 8). Ter bescherming van de archeologische waarden zijn deze (met uitzondering van categorie 8) op de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemming Waarde – Archeologie. Hieraan zijn per categorie regels gekoppeld. Deze regels geven aan wanneer archeologisch onderzoek verplicht is.

verplicht

Uitsnede Archeologische verwachtingen- en waardenkaart gemeente Eindhoven 2022

Voor dit plangebied is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Het archeologisch bureauonderzoek is een verdiepingsslag op plangebiedniveau. De categorieën met de desbetreffene ondergrenzen van de archeologische verwachtingen- en waardenkaart zijn hierop dus niet meer van toepassing. Op basis daarvan is het bestemmingsplan op twee locaties een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' opgenomen. Bij bodemingrepen dieper dan 50 cm-mv, dient op deze locaties archeologisch vervolgonderzoek te worden uitgevoerd. Dit tenzij naar oordeel van het bevoegd gezag geen sprake is van een onevenredige aantasting van (mogelijke) archeologische waarden.

(Bouw)werkzaamheden die binnen de in de regels vermelde oppervlakten én diepte vallen worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Hierdoor kunnen bij ruimtelijke ordeningsprocedures sneller beslissingen worden genomen en kan de archeologie in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen.

Archeologisch kader

De van oorsprong hoger gelegen oude bouwlanden met een dik plaggendek, waaruit een groot deel van het gemeentelijk grondgebied bestond, blijken een goed geconserveerd bodemarchief te herbergen. Maar ook andere landschappelijke eenheden - zoals de nattere beekdalen en de flanken daarvan, de vennen of het 'restveen' - blijken vaak een waardevol archeologisch gegevensbestand te bevatten. Het gemeentelijk bodemarchief geeft blijk van een bewoningsgeschiedenis van duizenden jaren en herbergt archeologische resten daterend uit de (late) prehistorie, de Romeinse tijd, de vroege middeleeuwen, de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat geschreven bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.

Een bijzondere betekenis heeft de historische kern van Eindhoven, die als stad al in de loop van de late middeleeuwen een belangrijke regionale economische en bestuurlijke rol vervulde. Daarnaast kent de gemeente uit deze periode een aantal (verdwenen) hoeven, kasteeltjes, kerken, (water)molens en dergelijke die zowel archeologisch en cultuurlandschappelijk van hoge waarde zijn. Archeologische waarnemingen binnen en ook buiten de van oorsprong laatmiddeleeuwse historische kernen bieden mogelijkheden om meer te weten te komen over de ontstaansgeschiedenis, ontwikkeling en bewoningsdynamiek tussen de plattelandsdorpen en de stad in wording en kunnen daarmee een verrijking vormen voor de lokale en regionale geschiedenis. Daarnaast zijn in de gemeente resten van ondergronds militair erfgoed te verwachten. In de Tweede Wereldoorlog lag hier bijvoorbeeld een militair vliegveld ('Fliegerhorst Eindhoven') en de gemeente maakte deel uit van het operatieterrein 'Market Garden' van het geallieerde bevrijdingsleger.

Archeologisch bureauonderzoek

Door het ter zake deskundig bureau Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant is een Archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd, dat als Bijlage 3 aan onderhavige toelichting is gehecht.

De bekende archeologische gegevens geven voor het plangebied voldoende concrete aanwijzigingen voor een lage archeologische verwachting voor het aantreffen van resten van bewonen en begraven uit de periode Laat-Paleolithicum tot en met het Mesolithicum.

De archeologische verwachting voor de periode Neolithicum tot en met de Volle Middeleeuwen wordt als middelhoog ingeschat.

Vanwege de aanwezigheid van bewoning uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd langs de Oirschotsedijk, wordt de kans op resten uit die tijd op twee plaatsen aan en ter plaatse van die historische weg hoog ingeschat.

Vanwege het intensieve gebruik van het plangebied en de recente infrastructurele ingrepen vanaf de jaren '60 van de vorige eeuw wordt de kans dat op de rest van het tracé sporen van perceelsindeling zoals greppels worden aangetroffen als laag ingeschat.

De kans op het aantreffen van de waterloop en duikers, die het ontgonnen gebied omgrensde wordt als hoog ingeschat.

Tenslotte wordt de kans op het aantreffen van waardevolle resten uit de Tweede Wereldoorlog ter plaatse van het nu verdwenen kamp Beatrixoord/Siedlung aan de Oirschotsedijk als hoog ingeschat.

verplicht

Advieskaart vervolgonderzoek

Zoals hiervoor beschreven, is de kans op het aantreffen van resten van historische bebouwing, de historische weg en de waterloop langs de ontginning op twee plaatsen in het plangebied zeer groot.

Het gaat om het gebied ten oosten van de snelweg A2, in de omgeving van de Mispelhoef en het gebied nabij de kruising van de Oirschotsedijk met de Anthony Fokkerweg. Deze locaties zijn op bovenstaande afbeelding aangeduid met oranje kaders.

Het voorgaande betekent in de praktijk dat vervolgonderzoek wordt aanbevolen in geval van de volgende werkzaamheden (dieper dan 0,50 m -mv):

  • het verwijderen van de fundering van de huidige weg en het fietspad;
  • het planten van bomen;
  • het aanleggen van de fietsbrug, afhankelijk van de funderingswijze.

Omdat archeologisch onderzoek voorafgaand aan de grondwerkzaamheden voor de herinrichting waarschijnlijk praktisch niet uitvoerbaar is, wordt geadviseerd om hier een proefsleuvenonderzoek en/ of opgraving onder de variant archeologische begeleiding uit te voeren conform de protocollen proefsleuven en/ of opgraven uit de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 4.1).

Het vervolgonderzoek dient plaats te vinden aan de hand van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen en uitgevoerd te worden door een archeologisch bedrijf bevoegd tot het uitvoeren van archeologische opgravingen (Erfgoedwet 2016, art. 5.4 en Besluit Erfgoedwet art. 3).

Het doel van het onderzoek is het documenteren van gegevens en het veilig stellen van materiaal van de verwachte en bekende vindplaatsen om daarmee informatie te behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden. Het archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd door middel van het volgen van de graafmachine op de plaats(en) waar het oorspronkelijke bodemprofiel definitief verstoord wordt. Er dient op aanwijzing van de archeoloog in de sleuven een leesbaar vlak en vooral ook bodemprofielen te worden aangelegd met als doel eventuele archeologische resten te identificeren, te inventariseren en te documenteren, waarbij voldoende tijd wordt geboden voor het uitvoeren van het archeologisch onderzoek. Aanwezige archeologische waarden worden zo volledig als mogelijk gedocumenteerd en geborgen om deze voor duurzaam ex situ behoud in aanmerking te laten komen. De begrenzing van de archeologische begeleiding komen in zowel het horizontale als het verticale vlak overeen met de te verstoren vlakken, als gevolg van de graafwerkzaamheden. Indien de aangetroffen sporen buiten de begrenzing van de geplande ingrepen doorlopen, wordt een waarderingsadvies opgesteld aan de hand van de waarderingscriteria in de KNA en een advies gegeven ten aanzien van inrichting en beheer.

Aan de zuidwest kant van het onderzoeksgebied lag de Siedlung aan de Oirschotsedijk. Het is de verwachting dat deze vindplaats net buiten het plangebied ligt. Hier vinden in het kader van het project Groene Corridor geen werkzaamheden plaats. Daarom wordt hier geen vervolgonderzoek geadviseerd.

Voor de rest van het onderzoeksgebied wordt geen nader onderzoek geadviseerd. Mochten er tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische vondsten naar boven komen, dan wordt dit op basis van de Erfgoedwet 2016 zo spoedig mogelijk gemeld bij het bevoegd gezag.

3.5.2 Cultuurhistorie

Op 29 november 2022 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven geactualiseerd. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart bestaat uit twee deelwaardenkaarten, te weten de waardenkaart historisch cultuurlandschap en de waardenkaart historische stedenbouw en erfgoed.

Op de waardenkaart historisch cultuurlandschap zijn aangegeven en gewaardeerd de historische landschappelijke gebieden (incl. historische nederzettingslocaties) en elementen (landschapselementen infrastructuur, waterstaat, opgaand groen, religie en funerair erfgoed en reliëf), die belangrijk zijn voor de herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van Eindhoven.

Op de waardenkaart historische stedenbouw en erfgoed zijn aangegeven de beschermde rijks- en gemeentelijke monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, gemeentelijke archeologische monumenten, cultuurhistorisch waardevolle objecten, historisch waardevolle kunstwerken, historische wegen en waterlopen, historisch-stedenbouwkundige structuren en waardevol aangelegd groen en bomen, die belangrijk zijn voor de herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van Eindhoven.

Beoordeling plan

De Oirschotsedijk maakt onderdeel uit van de historische wegenstructuur van vóór 1900. Omdat de Groene Corridor wordt gerealiseerd ter plaatse van de huidige infrastructuur en het aanwezige groen gerespecteerd en opgewaardeerd wordt, is veeleer sprake van de versterking van de cultuurhistorische waarde. Door de aanleg van de Groene Corridor wordt de historische lijn van de Oirschotsedijk versterkt, hetgeen een licht positief effect (0 / +) op de cultuurhistorische waarden van deze lijn geeft.

Aan de Oirschotsedijk, ter hoogte van Goederendistributiecentrum Acht, staat een bomenrij met een zeer hoge waardering. Het aangrenzende landschap is ook van historische waarde. Even verderop, richting de Anthony Fokkerweg is tot slot sprake van een Watergang, graaf van voor 1963 (nu verschoven), die is aangeduid met een hoge waardering.

verplicht

verplicht

verplicht

verplicht

verplicht

Om voornoemde cultuurhistorisch landschappelijk waardevolle elementen te beschermen is er in het bestemmingsplan voor deze gebieden en elementen een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' opgenomen. Naast hetgeen in de hoofdbestemming is geregeld zijn hier ook regels met betrekking tot cultuurhistorie van toepassing.

3.6 Kabels, Leidingen En Straalpaden

De aanwezige kabels en leidingen vormen geen belemmering voor dit plan omdat alle knelpunten op te lossen zijn door leidingen te verleggen of aan te passen.

De gasleiding die het plangebied circa 150 meter ten zuiden van de kruising met de Mispelhoefstraat kruist, is met een dubbelbestemming met een vrijwaringszone in de verbeelding en regels verwerkt. Voor het overige liggen in het plangebied geen planologisch relevante leidingen of leidingstraten.

3.7 Verkeer

3.7.1 Beleidskader

De Mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld en in 2022 geactualiseerd. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven.

verplicht

Metrokaart doorfietsroutes

De Groene Corridor is in de visie opgenomen als onderdeel van het Brainport Fietsnet, meer specifiek als de bovenlokale route F58 Tilburg - Oirschot - Eindhoven CS (zie blauwe route in bovenstaande afbeelding).

"Eindhoven op Weg" is gebaseerd op drie invalshoeken die elkaar versterken: Eindhoven veelzijdige stad, Sturen en Innoveren, en Organiseren.

Eindhoven veelzijdige stad

Beschrijft de gewenste transformatie van het Eindhoven van nu naar het Eindhoven van straks als centrum van de Brainportregio. Brainport wordt daarbij gevormd door een nieuwe laag van 'bouwstenen' die aan de stad wordt toegevoegd. Naast het centrum en de dorpen van toen zijn dit de nieuwe 'places to be' zoals de High Tech Campus, Strijp-S, TU/e Science Park en Brainport Industries Campus (BIC). Het succes van Eindhoven als veelzijdige stad zal naast het versterken van het centrum worden bepaald door de bereikbaarheid en onderlinge verbindingen tussen de 'places to be'. Bij dit nieuwe netwerk wordt voorrang gegeven aan duurzame wijzen van verplaatsen. 'Slow motion – fast forward': waar het kan krijgen de voetganger, de fietser en het openbaar vervoer het primaat. Waar het moet is er prioriteit voor de auto. Voor het ruimtelijk transformeren geldt het principe 'plaats maken'. Daadwerkelijk ruimte maken voor duurzamer vervoer en verbetering van de stedelijke kwaliteit met meer ruimte voor groen.

Sturen en Innoveren

Zet in op slim, efficiënt, schoon, gezond en veilig. Er is alles aan gelegen om vraag en aanbod in vervoer slimmer te organiseren en beter op elkaar af te stemmen. Samen met kennisinstituten en bedrijven wordt ingezet op de toepassingsmogelijkheden van nieuwe technologie. De stad als 'proeftuin'.

Organiseren

Partnerschap in zowel voorbereiding, financiering en uitvoering van projecten is nodig om de ambities te bereiken. Daarbij wordt gebiedsgericht gewerkt aan de uitvoering van de strategie zoals vastgesteld in "Eindhoven op Weg". In overleg met de stakeholders en zo veel mogelijk aansluitend op de actuele (project)mogelijkheden en financieringsstromen.

Conclusie

De realisatie van de Groene Corridor is bij uitstek een ontwikkeling van het netwerk in het kader van de opgave van de Mobiliteitsvisie.De steekwoorden voor de invulling luiden: groen, duurzaam en recreatief.

3.7.2 Mobiliteitstoets

Ten behoeve van het bestemmingplan Groene Corridor is onderzoek gedaan naar de verkeerskundige effecten van de beoogde ontwikkeling. De rapportage met bijlagen is als Bijlage 4 aan deze toelichting gehecht. Hierna volgt de conclusie van dit onderzoek en van de belangrijkste bevindingen.

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van de ontbrekende schakel in de langzaam verkeerverbinding, De Groene Corridor, mogelijk. Hiervoor worden verschillende verkeersmaatregelen genomen.

Een belangrijke maatregel daarvoor is de aanleg van een fiets- en wandelbrug over de Anthony Fokkerweg. Hiermee krijgt de verkeersveiligheid van met name het langzaam verkeer op Oirschotsedijk dat de Anthony Fokkerweg wil oversteken een sterke kwaliteitsimpuls. Fietsers en voetgangers kunnen hierdoor immers de Anthony Fokkerweg conflictvrij kruisen. De fietsbrug zorgt in het algemeen voor een verbetering van de kwaliteit van het fietsnetwerk (meer comfort, meer samenhang, hoere aantrekkelijkheid en verbeterde doorstroming) en draagt daarmee bij aan het fietsgebruik en daarmee de bereikbaarheid in dit deel van Eindhoven. Ook is sprake van een impuls in de kwaliteit van het wandelnetwerk.

Een andere maatregel die met het beoogde plan mogelijk wordt gemaakt betreft de verplaatsing van het bestaande kruispunt Anthony Fokkerweg – Crematorium. Ook hier zal de verkeersveiligheid worden verbeterd .Doordat dit kruispunt wordt uitgerust met een VRI kan het crematorium namelijk veilig worden bereikt voor zowel gemotoriseerd verkeer als door fietsers. De uitrusting van het kruispunt met een VRI past ook bij de inrichtingseisen van Duurzaam Veilig voor zulke kruispunten.

Aan dit te verplaatsen kruispunt zal in de beoogde situatie tevens een zuidelijke tak worden toegevoegd. Daarmee wordt de bereikbaarheid van de scouting en de woningen langs de Oirschotsedijk en de Wielewaal geborgd. Het verkeer van deze bestemmingen zal na realisatie van het plan namelijk via de interne verkeersstructuur van de wijk Tegenbosch aantakken op dit kruispunt.

Ook het verkeer van de wijk Tegenbosch ontsluit straks via dit kruispunt, waardoor een directere ontsluiting voor de wijk mogelijk wordt gemaakt. De capaciteit van de interne verkeersstructuur van de wijk en de capaciteit het te verplaatsen kruispunt is voldoende om te dienen als nieuwe ontsluiting voor dit verkeer. De bereikbaarheid van de wijk Tegenbosch, de scouting en de woningen aan de Oirschotsedijk en de Wielewaal is, met de nieuwe ontsluiting minstens gelijkwaardig aan de bereikbaarheid in bestaande situatie, waarbij ontsloten wordt op de Anthony Fokkerweg via de Oirschotsedijk. De verkeersintensiteit op de interne verkeerstructuur in de wijk Tegenbosch na realisatie van het plan is daarnaast dermate gering dat de verkeersveiligheid hier ook is geborgd.

Verder zal met het beoogde plan de Oirschotsedijk tussen de Mispelhoef en de Anthony Fokkerweg worden afgesloten voor gemotoriseerd verkeer waardoor de Mispelhoef in de beoogde situatie kan worden bereikt via het bedrijventerrein GDC Acht. Omdat de Mispelhoef met name buiten werktijden verkeer aantrekt en het dan rustiger is op het bedrijventerrein, is de bereikbaarheid van de Mispelhoef daarmee geborgd en voor fietsers sterk verbeterd. Daarnaast profiteert de Mispelhoef ook van de nieuwe aansluiting Spottersdijk - GDC Acht (Dirk Noordhoflaan). Bovendien betekent dit een einde aan de verkeersonveilige situatie voor fietsers bij de huidige oversteek naar de Mispelhoefstraat.

Tenslotte leidt het opheffen van de aansluiting Oirschotsedijk – Anthony Fokkerweg tot een verbetering van de doorstroming op de Anthony Fokkerweg doordat de afstand tussen de VRI geregelde kruispunten in de beoogde situatie groter wordt.

3.7.3 Keuze locatie nieuw kruispunt

Uit kruispuntberekeningen voor 2030 blijkt dat de wachtrij voor het verkeer komend vanaf de N2 bij het nieuwe kruispunt A. Fokkerweg - Tegenbosch - DELA ongeveer 120 meter (per rijstrook) wordt. Hierbij is uitgegaan van een gelijke verdeling tussen de linker en rechter rijstrook. De afstand tussen de nieuwe kruising en de N2 wordt ongeveer 400 meter. Ruim voldoende dus om de wachtrij op te laten stellen, ook als de verdeling van de voertuigen over de linker en rechter rijstrook niet gelijk zal zijn.

In de huidige situatie komt het voor dat vrachtauto's bij het kruispunt A. Fokkerweg - Oirschotsedijk al op de linker strook voor rechtdoorgaand verkeer staan voorgesorteerd om vervolgens bij het kruispunt A. Fokkersweg - Schakel linksaf te kunnen gaan. Dit wordt deels veroorzaakt omdat deze linker strook doorloopt in de linksaf strook van de kruising A. Fokkerweg - Schakel. Voor een deel komt dit ook omdat de afstand tussen de kruispunten Oirschotsedijk en De Schakel relatief kort is (245 meter). De afstand tussen de nieuwe kruising en De Schakel wordt met ongeveer 460 meter aanzienlijk langer waardoor het voortijdig voorsorteren minder zal optreden.

Als de nieuwe verkeersregelinstallatie op de nieuwe kruising wordt geplaatst zal de gemeenten ook een vorm van coördinatie met de verkeerslichten bij het kruispunt A. Fokkerweg - op- en afrit N2 maken, aangevuld met een filemeetpunt. Mochten er onverhoopt toch problemen met de terugslag naar de N2 optreden, dan heeft de gemeente de juiste instrumenten in handen om dat op te lossen en daarmee goed te regelen. Terugslag en overlast blijven daarmee dus het minimum beperkt.

3.7.4 Conclusie

Gelet op het voorgaande vormt het aspect verkeer geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

3.8 Groen

3.8.1 Groenbeleidsplan

Begin 2017 is een actualisatie van Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. Het groenbeleidsplan heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met daarin passende functies. Hiermee levert de toepassing van het groenbeleid een wezenlijke bijdrage aan een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving als karakteristieke kwaliteit van Eindhoven. Een omgeving die leefbaar en klimaatadaptief is en een volwaardig vestigingsklimaat biedt voor Brainport.


Het groenbeleid sluit aan op de geomorfologische structuur van de stad: de structuur van dekzandruggen en beken (Dommel en Gender) die Eindhoven hebben gevormd. Op basis van de tuinstad gedachte is bij de verdere ontwikkeling van Eindhoven sterk ingezet op het behoud van de groene ruimten tussen de voormalige dorpen. Genneper Parken (tussen Stratum en Gestel), Brainport Park (tussen Strijp en Woensel) en De Karpen (tussen Woensel en Tongelre) vormen nog altijd imposante, groene wiggen, die tot diep in de stad reiken. Het behoud van de robuuste groenstructuur, die vanuit het buitengebied, via de wiggen tot aan de bomen bij de voordeur reikt, is een belangrijk uitgangspunt van het groenbeleidsplan.


Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.


In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

verplicht

Kaart ruimtelijke strategieën Groenbeleidsplan 2017

Beoordeling plan

In het onderhavige plangebied is volgens het Groenbeleidsplan 2017 grotendeels gelegen in de ruimtelijke strategie 'Natuur en landschap' en 'Multifunctioneel groen'.

Strategie 'Natuur en landschap' omvat gebieden die zijn opgenomen in het door de provincie ontwikkelde Natuur Netwerk Brabant (NNB, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), gebieden die door gemeente in bestemmingsplannen als “Natuur” en “Bos” zijn bestemd en stedelijke ecologische verbindingszones.

Deze Beleidsregel is niet van toepassing bij locaties buiten het bestaand stedelijk gebied, zoals aangegeven in de plankaart behorend bij de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant. In dat gebied is de Verordening ruimte (is nu Interim Verordening) leidend. Onderhavig plangebied is gelegen binnen het werkingsgebied 'Landelijk gebied' en het planvoornemen is dus onderhavig aan de regels over de kwaliteitsverbetering. Dit is in paragraaf 3.3.2 nader uitgewerkt.

In enkele van deze gebieden staat een vrijwel ongestoord verloop van ecologische processen voorop, om de natuur haar gang te laten gaan. In andere gebieden is het wenselijk om met beheer of een bepaalde (agrarische) gebruiksvorm een gebied in een bepaalde fase in het ecologische proces vast te houden of een historisch waardevol landschap met specifieke natuurwaarden in stand te houden. Het beleid is er op gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door scheiding van functies na te streven. De functies die aanwezig zijn of worden ontwikkeld staan in dienst van het primaire doel; namelijk natuur- en landschapsbehoud en ontwikkeling. De aanpak van verdroging is daarbij een van de belangrijkste thema's, uiteraard met respect voor het cultuurhistorisch waardevol landschap. De gebieden in de strategie Natuur en landschap kennen een hoge mate van biodiversiteit. Het streven naar behoud en vergroting van de biodiversiteit krijgt in deze gebieden vorm door wettelijke opgaven betreffende gebiedsbescherming (NNB) en bijzondere soorten (Wet natuurbescherming).

Voorts is het beleid gericht op het behoud van rust en duisternis. Functies met een geluidsstorend effect passen niet. Uitgangspunt is geen verlichting. Dit is zowel van belang voor de daar aanwezige natuur als voor de beleving van het gebied als “buitengebied”. Maatwerk kan soms aan de orde zijn bij belangrijke fietsroutes, in combinatie met technologische innovaties die verstoring van de aanwezige natuur tot een minimum beperken. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire functies, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik.

Er is ruimte om te recreëren en natuur en landschap te beleven, voor zover daar geen verstorende inrichtingsmaatregelen voor nodig zijn. Andere bestaande voorzieningen of gebouwen ter ondersteuning en behoud van natuur en (historisch) landschap worden gedoogd. Gebouwen zonder functie voor het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde, tenzij het gaat om zwaarwegende maatschappelijke belangen, waarvoor alternatieven ontbreken, en met toepassing van compensatie.

Onderhavig bestemminsplan voorziet in de realisatie van een fietspad binnen een gebied dat binnen het Groenbeleidsplan is aangeduid met de strategie 'Natuur'. Het realiseren van infrastructuur is binnen een dergelijk gebied in principe niet gewenst. Een uitzondering wordt gemaakt voor projecten met een zwaarwegend maatschappelijk belang, waarvoor geen deugdelijke alternatieven zijn en waarvoor compensatie zal plaatsvinden.

De Groene Corridor wordt ingepast binnen het huidige profiel van de Oirschotsedijk. Door het autoluw maken van de Oirschotsedijk wordt de recreatieve kwaliteit versterkt. Juist in het kader van de Groene Corridor is het de bedoeling dat de landschapstructuur wordt versterkt. Het bestaande groen wordt in stand gehouden en waar mogelijk versterkt en uitgebreid. Ook wordt het groen in de nadere uitwerking van het ontwerp waar mogelijk verder versterkt met extra groen.

3.8.2 Beleid Bomen

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2021. Deze is op 6 april 2021 door de gemeenteraad vastgesteld en de verordening met bijbehorende regels is op 23 april 2021 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels voor compensatie is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming is van toepassing op:
- bossen die buiten de 'bebouwde kom Wnb' liggen;
- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;
- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.

Voor bomen geldt dus of de Wet natuurbescherming of de Verordening Bomen 2021. Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing.

Verordening Bomen 2021

In de Verordening Bomen 2021 is de bescherming van bomen geregeld, doordat voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig is. Daarbij kan ook nog worden gezorgd voor herplant van de te kappen bomen (compensatieplicht). De verordening bevat regels over hoe wordt omgegaan met overlast door bomen, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de beoordeling (weigeringsgronden) van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting in bomen.

Conform de verordening is een vergunning voor kappen van bomen nodig als:

  • bomen vanaf 45 cm stamomtrek op gemeentegrond of op particuliere percelen groter dan 250 m2;
  • een houtopstand die voor de eerste keer wordt teruggesnoeid tot op de hoofdtakken of stam;
  • een houtopstand, ongeacht de stamomtrek, die is aangelegd op grond van een herplant-, compensatie en/of instandhoudingsplicht op grond van artikel 6 of een overeenkomst met het college.
  • voor het voorhanden of in voorraad hebben dan wel het vervoeren van een gekapte houtopstand of delen ervan met een plantenziekte is een omgevingsvergunning vereist, voor zover deze plantenziekte zich kan verspreiden is wel een vergunning nodig.

Groene kaart

Er is een groene kaart waarop ter informatie het volgende is aangegeven:

  • Groenstructuur van de gemeente Eindhoven (groene wiggen, groene dooradering en hoofgroenstructuur);
  • Groenarme gebieden;
  • Centrumgebied;
  • Bebouwde komgrens Wet natuurbescherming;
  • (Particuliere) percelen groter dan 250 m2.

De informatie op de groene kaart is nodig om:

  • Te duiden waar de waardevolle bomen staan;
  • Te duiden waar de monumentale bomen staan;
  • Inzicht te geven in de Bebouwde komgrens wet natuurbescherming;
  • Inzicht te geven in de gebieden waar een compensatiefactor geldt in het geval financiële compensatie aan de orde is, het centrumgebied en de groenarme gebieden.

Om de kaart actueel te houden wordt de informatie over de bomen op de kaart en de kadastrale situatie op de kaart, zeer frequent bijgewerkt. Zo blijft de kaart up-to-date en betrouwbaar voor zowel interne als externe gebruikers.

Compensatieplicht bomen
Door het kappen van bomen gaat groen verloren. Het weggevallen groen moet in beginsel worden gecompenseerd. Aan een omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand (bomen) kunnen voorschriften worden verbonden. Onder andere kan een compensatieplicht worden opgelegd. In de Nadere regels Verordening bomen 2021 is bepaald wanneer een compensatieplicht ontstaat en hoe die wordt bepaald.

Nadere regels voor compensatie
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels voor compensatie. Deze zijn op 21 april 2021 vastgesteld door het college en op 23 april 2021 in werking getreden. Het college mag op basis van de Verordening bomen 2021 compensatie opleggen zoals uitgewerkt in de 'Nadere Regels voor compensatie'.

Het plangebied

Voor het gehele plangebied is een Bomen Effect Analyse uitgevoerd die als Bijlage 5 aan onderhavige toelichting is gehecht.

Het plangebied is onderverdeeld in 10 geanalyseerde locaties. In de BEA wordt beschreven hoe het planvoornemen is beoordeeld op mogelijke consequenties voor de aanwezige bomen. Alle negatieve effecten die het voorgenomen ontwerp direct en/of indirect heeft op de boven- en ondergrondse situatie van de bomen, zijn beschreven.

De uitwerking per locatie bestaat uit het benoemen van de knelpunten, een groeiplaatsonderzoek, de effecten analyse en aanbevelingen.

Knelpunten

Met alle benodigde tekeningen is ter plaatse het ontwerp bestudeerd. Gemeente
Eindhoven heeft zelf enkele knelpunten aangewezen welke uitgebreid zijn onderzocht
en aangevuld met ter plaatse geconstateerde knelpunten.

Groeiplaatsonderzoek

Ter ondersteuning van de effecten analyse en het geven van de juiste aanbevelingen zijn waar nodig profielkuilen gegraven om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de bodem en de groei van wortels.

verplicht

Effecten Analyse

In dit onderdeel wordt de huidige situatie van de bomen beschreven en de geplande
werkzaamheden bestudeerd. Op basis van kennis en ervaring en een uitgevoerd
groeiplaatsonderzoek zijn de effecten op de bomen inzichtelijk gemaakt. Hierbij wordt
de verwachte schade aan het wortelgestel, de stam of de kroon vastgesteld.


Vervolgens is geconcludeerd of duurzaam behoud van de boom wel of niet mogelijk
is. Over het algemeen heeft schade aan het wortelgestel de meeste invloed op het
wel dan niet duurzaam behouden van bomen. Schade aan het wortelgestel wordt
over het algemeen als volgt beoordeeld:

  • < 15 % wortelverlies: Geen of nauwelijks gevolgen
  • 15-20 % wortelverlies: Tijdelijke conditievermindering
  • 20-40 % wortelverlies: Structurele conditievermindering en verlaagde toekomstverwachting
  • > 40 % wortelverlies: Stabiliteitsrisico’s, bomen zijn met huidige habitus niet duurzaam te behouden


Het percentage wortelverlies wordt ingeschat op basis van de resultaten van het veldwerk en jarenlange opgebouwde kennis en ervaring van bomen, bodemprofiel, voedingstoestand en de beworteling.

Aanbevelingen

Aanbevelingen met betrekking tot het behouden of niet behouden van bomen en eventuele noodzakelijke maatregelen zijn hier beschreven. Indien behoud mogelijk is, zijn aanbevelingen gedaan voor een betere inrichting en bescherming van de boom tijdens de werkzaamheden.

Hoofdstuk 4 Verwerving Van Gronden

Voor de herinrichting van de Oirschotsedijk en realisatie van nieuwe infrastructuur zoals mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan is het noodzakelijk een aantal (delen van) percelen aan te kopen. Het betreft de percelen zoals weergegeven in de onderstaande figuren. In deze figuren zijn de kadastrale nummers van de te verwerven (delen van) percelen weergegeven en de bestemming (Verkeer - Verblijfsgebied, Groen) op basis van voorliggend bestemmingsplan. In figuur 4.1 is een totaaloverzicht van de verschillende delen van de ontwikkeling afgebeeld.

Als minnelijke verwerving van deze grond niet leidt tot het gewenste resultaat zal het instrument van onteigening worden ingezet.

verplichtFiguur 4.1. Totaal overzicht van de verschillende deelgebieden met te verwerven gronden.

verplicht

Figuur 4.2. Deelgebied in uiterste noordwesthoek van het plangebied met te verwerven gronden.

verplicht

Figuur 4.3. Deelgebied in zuidoosthoek van het plangebied (langs de Oirschotsedijk) met te verwerven gronden.

verplicht

Figuur 4.4. Deelgebied in het zuiden van het plangebied (langs de A. Fokkerweg) met te verwerven gronden.

Hoofdstuk 5 Milieuparagraaf

5.1 Milieueffectrapportage

5.1.1 Wettelijk kader

Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een m.e.r. moet worden opgesteld.

Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor een m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.

De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:

  • Kolom 1: de activiteit zelf
  • Kolom 2: drempelwaarden activiteit
  • Kolom 3: de kaderstellende plannen (zoals een bestemmingsplan)
  • Kolom 4: de besluiten

De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemmingsplan, als voor besluiten.

5.1.2 Milieueffectrapport Gebiedsontwikkeling Brainport Park

De Groene Corridor, onderdeel van het groene raamwerk, valt onder één van de drie hoofdelementen van de gebiedsontwikkeling Brainport Park waarvoor als geheel een milieueffectrapport (d.d. 29 juni 2015) is opgesteld.

Betreffende rapportage ziet inhoudelijk vooral op de realisatie van het BIC. De groene corridor wordt hierin genoemd als één van de natuurlijke, rustige en ruimtelijke (landschaps)elementen die voorwaarden zijn voor een hoogwaardige leefomgeving en die in combinatie met andere elementen en met de mogelijkheden tot recreatief gebruik het gebied een uniek karakter en een hoge potentie geven.

5.1.3 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Het project ziet op het voltooien van de Groene Corridor (Oirschotsedijk) en omvat:

  1. de herinrichting van de Oirschotsedijk tussen de Anthony Fokkerweg en het Beatrixkanaal, met als aandachtspunt ter hoogte van De Mispelhoef het realiseren van 'shared space' ter hoogte van de kruising Mispelhoefstraat-Oirschotsedijk;
  2. de ongelijkvloerse kruising/fietsbrug over de Anthony Fokkerweg met de aansluitingen op de bestaande fietspaden;
  3. een nieuwe ontsluiting van de woonwijk Tegenbosch en crematorium op de A. Fokkerweg.

In kolom 1 bij D1.2 van het Besluit MER staat als activiteit vermeld: “De wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een, autosnelweg of autoweg.”

Onderhavig planvoornemen 'voltooien Groene Corridor' valt hier in ieder geval niet onder.

In kolom 2 van D9 (landinrichtingsproject, dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan) staat o.a. vermeld: “In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw”.

Onder functiewijziging wordt verstaan de verandering in het ruimtelijk grondgebruik van het landelijk gebied (NvT bij het wijzigingsbesluit van 23 december 2004, Stb. 2005, 7, p. 20). Het gaat hierbij om een functiewijziging in planologische zin, derhalve een wijziging in de bestemming die ingevolge een ruimtelijk plan aan de desbetreffende gronden wordt gegeven.

De nieuwe ontsluitingen voor Tegenbosch en het crematorium en de nieuwe fietspaden liggen volgens de huidige bestemmingsplannen in de bestemmingen 'Agrarisch met Waarden-Landschap', 'Natuur' en 'Agrarisch'. Deze worden gewijzigd in een verkeersbestemming. Daarmee is sprake van een landinrichtingsproject in de zin van onderdelen D van de bijlagen van het Besluit m.e.r. en is een vormvrije m.e.r.-notitie opgesteld die als Bijlage 6 aan deze toelichting is gehecht.

De conclusie van deze notitie luidt dat activiteiten die mogelijk worden gemaakt met de voorliggende ontwikkeling, gelet op de kenmerken en de plaats van de activiteiten en de kenmerken van de potentiële effecten, niet zodanig van invloed op het milieu zijn dat er sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.

Het voorstel is om het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven op basis van deze notitie te laten besluiten dat geen milieueffectrapportage nodig is.

5.2 Bedrijven En Milieuzonering

Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijven en/of inrichtingen in het plangebied zijn toegestaan. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een langzaamverkeersroute. Dit betreft geen zoneplichtige activiteit of inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Activiteitenbesluit en er gelden conform de VNG-publicatie geen richtafstanden. Het fietspad is daarnaast niet als kwetsbaar object aan te merken. Het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' is dan ook niet aan de orde.

5.3 Geluid

5.3.1 Wettelijk kader

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.

De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.

Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.

Beoordeling plan

Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, waarbij sprake is van de realisatie van een geluidgevoelig object, moet worden getoetst aan de Wet geluidhinder. In de Wet geluidhinder is bepaald hoe voor een gebied waar een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt, dient te worden omgegaan met geluidhinder als gevolg van wegverkeer, industrie en spoorwegen.

Met onderhavig planvoornemen worden er geen nieuwe geluidgevoelige objecten gerealiseerd. Wel vinden er fysieke wijzigingen plaats aan de infrastructuur. Teneinde de geluidbelasting in de huidige en toekomstige situatie inzichtelijk te maken voor de geluidgevoelige functies in de omgeving is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is als Bijlage 7 aan deze toelichting gehecht. Hierna volgt een samenvatting van de resultaten en de conclusie uit/van dit onderzoek.

Uit het onderzoek is gebleken dat geluidbelasting op de Anthony Fokkerweg (crematorium), de Oirschotsedijk, de Mispelhoefstraat, Landsard en de nieuwe weg (t.b.v. de wijk Tegenbosch) onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB blijft.

Het verkeer op de Anthony Fokkerweg heeft een geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor het grootste gedeelte van de woningen is geen sprake van een reconstructie-effect. Bij slechts één woning is sprake van een reconstructie ingevolge de Wet geluidhinder. Het toepassen van bron- of overdrachtsmaatregelen is niet doelmatig. De woning voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld in het hogere waarde beleid van de gemeente Eindhoven. Daarnaast neemt de geluidbelasting ten hoogste 4 dB toe waardoor wordt voldaan aan de eis dat de geluidbelasting ten hoogste 5 dB mag toenemen.

Naar aanleiding daarvan wordt geadviseerd om voor de woning aan de Tegenboschweg 9 een hogere waarde vast te stellen. Aanvullend dient onderzoek te worden uitgevoerd of het binnenniveau van deze woningen voldoet aan de eisen uit artikel 3.10 van het Besluit geluidhinder. Het besluit hogere waarden is opgenomen in Bijlage 12 van deze toelichting.

Ten gevolge van dit planvoornemen is er geen sprake van een uitstralingseffect. Andere wegen zullen niet drukker worden door de voorgenomen aanpassingen of zijn in het verleden al onderzocht. Het afsluiten van de Oirschotsedijk is het gevolg van de nieuw aan te leggen weg onder de A2/N2. Het effect hiervan is in het verleden onderzocht. Naar aanleiding hiervan is er geen aanleiding om het uitstralingseffect opnieuw in kaart te brengen.

5.4 Luchtkwaliteit

5.4.1 Wettelijk kader

Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.

5.4.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:

  • woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
  • kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

5.4.3 Besluit gevoelige bestemmingen

Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.

Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemmingen' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.

In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.

5.4.4 Goede ruimtelijke ordening

Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.

Gelet op het voorgaande is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. De rapportage is als Bijlage 8 bij deze toelichting gehecht.

De luchtkwaliteit in de nieuwe situatie is berekend en getoetst aan de grenswaarden. De zeezoutcorrectie is meegenomen in de berekeningen. Bij de berekening zijn de intensiteiten voor het jaar 2034 gekozen om een worst-case situatie te nemen.

De resultaten van de berekeningen zijn getoetst aan de grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Uit de berekening van het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat overal op 10 meter van de weg voor de stoffen NO2, PM10 en PM2,5 wordt voldaan aan de normen.

Hieruit volgt:

  • dat in het plangebied geen overschrijdingen zijn voor het 2034 ten gevolge van de nieuwe weg voor NO2 op 10 meter van de weg;
  • dat voor PM10 overal wordt voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie op 10 meter van de weg;
  • dat het 24-uursgemiddelde van 50 µg/m3, dat maximaal 35 dagen per kalenderjaar mag worden overschreden, nergens de 35 dagen overschrijdt op 10 meter van de weg. Hiermee wordt voldaan aan hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer.
  • dat voor PM2,5 overal wordt voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie op 10 meter van de weg;

5.4.5 Conclusie

Gelet op het voorgaande vormt het aspectie luchtkwaliteit geen belemmering voor het realiseren van het plan.

5.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen (inrichtingen, transportroutes en buisleidingen). Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Hierbij wordt ook een beschrijving gegeven van het wettelijk kader op gebied van externe veiligheid.

5.5.1 Wettelijk kader

Het algemene Rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen door bedrijven (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen);
  • het gebruik van luchthavens.

Dat gebeurt o.a. door te voorkomen dat te dicht bij kwetsbare bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

Voor ruimtelijke ontwikkelingen moet getoetst worden aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

Risiconormering

In het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico:

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht.

Hiernaast moeten nieuwe ontwikkelingen in Eindhoven passen binnen de Visie Externe Veiligheid Eindhoven.

5.5.2 Toepassing plangebied

In de omgeving van het plangebied zijn meerdere risicobronnen aanwezig. Truckstop Acht en de Rijksweg A2 hebben risicocontouren die over het plan reiken. Aangezien het volledige plan slechts de bestemmingen 'natuur' en 'verkeer' kent, is de vestiging van een (beperkt) kwetsbaar object zoals benoemd in artikel 1 van het Bevi, niet mogelijk. Dit houdt in dat er op deze locatie geen personen vast verblijven. Hierbij hoeft dus niet getoetst te worden aan het plaatsgebonden risico of groepsrisico.

5.5.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

5.6 Duurzaamheid

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Onderstaande tekst legt concreet uit wat we als stad willen en waar dat op gebaseerd is.

1 CO2 reductie

Het klimaat verandert door de toegenomen uitstoot van CO2. Dat gaat sneller dan we gedacht hadden. De temperatuur op aarde neemt toe waardoor de weersomstandigheden extremer worden: meer hitte, meer droogte, hevigere neerslag, meer stormen enz. Om de gevolgen van de klimaatverandering beperkt te houden, moet de CO2 uitstoot drastisch dalen. Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken: het klimaatakkoord van Parijs. Eindhoven onderschrijft dat akkoord door de in 2016 vastgestelde Klimaatverordening040. Hierin is vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. De gemeenteraad heeft in het Klimaatplan 2021-2025 de doelstellingen van de klimaatverordening uitgewerkt.

1A) Aardgasloze verwarming

Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is nadrukkelijk ook het Rijksbeleid. Per 1 juli 2018 is de Wet voortgang energietransitie in werking getreden. Te bouwen bouwwerken (in gewone taal: nieuwbouw) voor kleinverbruikers – woningen, winkels, kantoren – mogen niet langer worden aangesloten op aardgasnetten. Daarnaast streeft de gemeente er nadrukkelijk naar te voorkomen dat ALLE nieuwe ontwikkelingen nog op aardgas worden aangesloten.

In het Klimaatplan 2021-2025 heeft de gemeenteraad vastgelegd dat 'zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat nieuwbouw nog wordt aangesloten op aardgas'. Het is voor bouwers en ontwikkelaars verstandig om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden en ook daar waar het nog niet wettelijk is bepaald nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst zonder grote ingrepen mogelijk is.

1B) Duurzame mobiliteit

Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot in 2050 te bereiken, is een volledig CO2-emissievrije mobiliteit noodzakelijk. Dit betekent dat op termijn voertuigen op fossiele brandstoffen (benzine, diesel en LPG) volledig zullen verdwijnen en vervangen zullen worden door emissievrije voertuigen (elektrisch, waterstof of anderszins). Naast emissievrije voertuigen, willen we ook minder voertuigen in het centrum van de stad om daarmee de leefbaarheid in onze groeiende stad overeind te houden. Dat betekent meer ruimte voor fietsen, wandelen smart mobility concepten, met een belangrijke rol voor autodelen, autonoom rijden en slimme openbaar vervoerconcepten.

1C) warmte- en energiebesparing

Om tot een reductie van 95% CO2 uitstoot te komen in 2050 moeten we naast het dichtdraaien van de aardgaskraan, het overgaan op emissievrije mobiliteit en het zoveel mogelijk duurzaam opwekken, ook naar grote besparingen in energie en warmte. Dit kan door isolatie, mogelijkheden voor opslag, innovatieve technieken enz.

1D) duurzame energie opwekking

Naast de reductie in CO2, willen we als stad ook graag in 2045 energieneutraal zijn. Dat betekent dat de hoeveelheid energie die we dan als stad gebruiken, bij voorkeur binnen de grenzen van stad of regio duurzaam opgewekt wordt. Om dit te realiseren is het noodzakelijk dat alle kansen voor duurzame opwekking genomen worden. Met name op gebied van zonne-energie zijn er kansen in Eindhoven.

2 Circulaire Economie

Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur. In ons plan van aanpak CE 2018-2020 hebben we de rijksambitie om in 2050 een circulaire economie te hebben onderschreven net als de ambitie om in 2030 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken.

2A) duurzame materialen

Materialen die in gesloten kringlopen steeds weer opnieuw gebruikt kunnen worden zonder schadelijke gevolgen voor mens of natuur, of die biologisch afbreekbaar zijn, zijn duurzame materialen.

2B) geen afval

In 2050 willen we 0% restafval hebben. In eerste instantie geldt deze ambitie voor het huishoudelijk afval maar uiteindelijk voor alle afval.

2C) flexibel en demontabel bouwen

Om te voorkomen dat gebouwen afgebroken moeten worden, moet bij het ontwerp al rekening gehouden worden met de flexibiliteit en demonteerbaarheid van het gebouw.

2D) deeleconomie/ as a service concepten

De deeleconomie biedt een nieuw model voor consumptie en bezit. In plaats van telkens nieuwe goederen aan te schaffen, kunnen we de spullen die we al bezitten delen en zo beter benutten.

Betalen voor vervoer, verlichting, werkruimte enz. voorkomt dat we zelf voertuigen, lampen, stoelen enz. moeten bezitten. Door diensten als een service aan te bieden en niet als een product, kunnen ze efficiënter gebruikt worden en blijft de verantwoordelijkheid voor het (hergebruik van het) product bij de leverancier.

3) Natuur

Eindhoven de groenste! Groene daken en gevels, biodiversiteit, klimaatadaptatie (het wordt steeds warmer en natter), stadslandbouw en aantrekkelijk groen voor recreatie, ontspanning en bewegen. Hoe dragen nieuwe en herontwikkelingen in Eindhoven hieraan bij? Brengt het schade toe aan bestaande natuur of biedt het kansen voor toevoeging/uitbreiding?

3A) biodiversiteit

Om biodiversiteit te behouden wordt op Europees niveau gewerkt aan een duurzaam ecologisch netwerk van grote natuurgebieden met goede verbindingen. Ook in Eindhoven willen we ecologische versnippering in onze stad tegen gaan.

3B) oppervlakte groen

We willen geen verlies van groen in de openbare ruimte en daar waar mogelijk het groen versterken, ook op of aan onze gebouwen.

4. Sociale basisbehoeften

The Natural Step neemt de 9 menselijke behoefte van Manfred Max Neef als uitgangspunt. Omdat het hier om ruimtelijke projecten en activiteiten gaat, richten wij ons op de ruimtelijke component van deze basisbehoeften. We hebben het dan over klimaatadaptatie; gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid; openbare ruimte om te ontmoeten en bewegen; bereikbaarheid van voorzieningen en het betrekken van bewoners bij projecten. Daarnaast spelen de sociale menselijke basisbehoeften wel een rol bij de aanschaf van materialen en diensten (we willen dat er maatschappelijk verantwoord ingekocht wordt).

4A) Klimaatadaptatie

Extreme regen en onweersbuien, hittegolven en droogte komen steeds vaker voor. In het Klimaatplan 2016-2020 is de ambitie opgenomen dat de gemeente Eindhoven in 2020 klimaatrobuust handelt en dat de gehele stad in 2050 klimaatrobuust is. Met de beleidsregel 'Klimaatrobuust' beogen we in Eindhoven risico op schade in de nabije toekomst te beperken. Nieuwe (her)inrichtingen en ruimtelijke ontwikkelingen in de openbare en de private ruimte, waarbij de gemeente een rol heeft, worden voortaan aan de hand van deze beleidsregel ontwikkeld. We hanteren als uitgangspunt de voorkeursvolgorde gebruiken, vasthouden (infiltreren), vertragen en afvoeren van hemelwater. Groene maatregelen worden hierbij beloond met een lagere bergingsnorm en dragen tevens bij aan het voorkomen van hittestress.

4B) gezonde verstedelijking

Hieronder verstaan we: gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid en mogelijkheden om te bewegen en ontmoeten in de openbare ruimte

4C) participatieve stad, betrokkenheid van burgers en bereikbare voorzieningen

We betrekken onze inwoners graag bij de ontwikkelingen en veranderingen die hen aangaan. Dit leidt tot meer draagvlak en betere eindresultaten. Onze ambities op gebied van duurzame mobiliteit mogen niet leiden tot een geringere bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen.

Specifiek Eindhovens

Daarnaast is er nog een aantal factoren die we specifiek op dit moment en in deze stad belangrijk vinden en die we extra waarderen. Het gaat dan om de zichtbaarheid van de duurzame successen, de duurzaamheid van de betrokken partijen zelf (hun MVO beleid) en het aansluiten bij het DNA van Eindhoven: TDK (technologie, design en kennis). Wat dat laatste betreft sluit innovatie daar dus goed bij aan.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

MVO is een integrale visie op een duurzame bedrijfsvoering. Een bedrijf dat maatschappelijk verantwoord onderneemt, maakt bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging tussen de verschillende maatschappelijke en economische effecten hiervan, en houdt hierbij rekening met stakeholderbelangen. Elke bedrijfsbeslissing heeft immers invloed op de stakeholders (belanghebbenden) van een bedrijf. Dat kunnen medewerkers of klanten zijn, maar bijvoorbeeld ook omwonenden, leveranciers, investeerders en ook 'de maatschappij' in algemene zin.

Planbeschrijving

De Groene Corridor wordt op een duurzame wijze ontwikkeld. Daarom wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande infrastructuur en zal alleen indien noodzakelijk de volledige fundering worden vervangen. In andere gevallen vervangen we enkel de deklaag.

Daarnaast worden op zoveel mogelijk locaties nieuwe bomen, heesters en kruidenrijk gras geplant. Deze bomen worden op een duurzame manier aangeplant zodat deze tot volledig wasdom kunnen komen en daarmee een bijdrage leveren aan een robuuste groenstructuur. Zoveel mogelijk bestaande bomen blijven behouden. Met de nieuwe inrichting van het groen, wordt direct gekeken naar het bergen van het water. Met de toenemende piekbuien is het van belang de afwatering goed te regelen.

Concluderend zijn deze maatregelen positief voor het milieu en duurzaam.

5.7 Bodem

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient, bij een nieuw bestemmingsplan waarmee nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk worden gemaakt, aangegeven te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie. Daarbij gaat het enerzijds om de bodemgesteldheid en anderzijds om bodemverontreiniging.

Voor de beoogde ontwikkeling moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de beoogde functie.

Planologisch gezien verandert de functie voor het fietspad niet, zodat een bodemonderzoek hier niet nodig is.

De nieuwe ontsluitingen en de taluds naar de fietsbrug worden ter plaatse van natuur en agrarische grond gerealiseerd, zodat bodemonderzoek hier ook niet aan de orde is.

In zijn algemeenheid geldt dat het (industriële) verleden van Eindhoven zijn sporen in de bodem heeft nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn de gegevens van alle bekende bodemonderzoeken opgenomen.

Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen.

Dergelijke locaties zijn op dit moment binnen onderhavig plangebied ook niet bekend.

De volgende bodemonderzoeken zijn bekend voor (de directe omgeving van) het plangebied:

  1. Verkennend onderzoek crematorium, Grontmij, rapportnummer 109/1726/S, d.d. 12 augustus 1994;
  2. Nulsituatie-onderzoek crematorium, Tebodin, rapportnummer 334110, d.d. 26 augustus 1997;
  3. Verkennend onderzoek crematorium, Tebodin, rapportnummer 334111, d.d. 26 augustus 1997;
  4. Verkennend onderzoek Buitenplaats Tegenbosch, Grontmij, rapportnummer 31.9583.1 /31 /R001, d.d. 6 december 1999;
  5. Verkennend onderzoek Acht Ecozone, gemeente Eindhoven, rapportnummer 105755, d.d. 31 mei 2001;
  6. Verkennend onderzoek Achtseweg Noord 1, Geofox, rapportnummer 540/WW/bh , d.d. 17 december 2002;
  7. Monitoringsrapportage crematorium, Tebodin, rapportnummer 331 51 OOA, d.d. 26 april 2003;
  8. Verkennend onderzoek Tegenboschweg, Lankelma, rapportnummer 61381, d.d. 28 april 2006;
  9. Nulsituatie-onderzoek Oirschotsedijk - Anthony Fokkerweg, Heijmans, rapportnummer bapo3/wime5/45733, d.d. 1 november 2006;
  10. Monitoringsrapportage crematorium, Mos Grondmechanica, rapportnummer 596808, d.d. 16 december 2008;
  11. Verhardings- en bodemonderzoek Oirschotseweg ong., Lankelma, rapportnummer 66166, d.d. 15 mei 2013;
  12. Grondonderzoek toplaag bermen Anthony Fokkerweg, Lankelma, rapportnummer 67029 , d.d. 25 november 2014.

Uit voornoemde onderzoeken is in zijn algemeenheid gebleken dat de bodemgesteldheid van betreffende onderzoekslocaties niet verdacht was en dat de bodem geschikt was voor de betreffende doeleinden.

Gelet op het voorgaande vormt het aspect bodem geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

5.7.1 Ontplofbare oorlogsresten

Aangezien voorgenomen werkzaamheden gepaard gaan met bodemingrepen, heeft een ter zake deskundig bureau een zogenoemd Vooronderzoek na-conflictperiode (VNC) Ontplofbare Oorlogsresten (OO) en een Risico Analyse (RA) Ontplofbare Oorlogsresten (OO) uitgevoerd. Hierna volgt een korte samenvatting van voornoemde onderzoeken.

Resultaten vooronderzoek OO na-conflictperiode

Uit het vooronderzoek OO na-conflictperiode is gebleken dat er meerdere op OO verdachte gebieden zijn binnen het projectgebied Groene Corridor. Dit betekent dat er tijdens de uitvoering van de geplande werkzaamheden een risico is op het aantreffen van OO en mogelijke werking hiervan. Er zijn verschillende hoofdsoorten OO die binnen het projectgebied kunnen worden aangetroffen.

De soorten OO zijn afwerpmunitie en submunitie. Deze OO kunnen de volgende gevaarsfactoren bevatten zoals, voorgespannen slagpinveer, gewapende ontsteker, witte fosfor en veroudering. Wanneer één van de mogelijk aan te treffen OO tot uitwerking komt, zijn er verschillende uitwerkingsfactoren mogelijk, zoals scherfwerking, gas-/luchtdrukwerking, schokgolf en brand/hitte.

Conclusies VNC en RA

Uit de resultaten van het VNC is gebleken dat er sprake is van bodemingrepen na-conflictperiode. Op basis hiervan is bepaald of, en zo ja tot welke diepte minus huidig maaiveld / huidige (water)bodem en ten opzichte van NAP de aanwezigheid van OO kan worden uitgesloten. De Oirschotsedijk en Tegenboschweg waren reeds aanwezig ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. In 1969 zijn het fietspad en trottoir langs de Oirschotsedijk aangelegd. De Anthony Fokkerweg is in de jaren '80 aangelegd en heeft een deel van de Tegenboschweg vervangen. De Anthony Fokkerweg is tussen 1988 en 2008 verbreed. De percelen aangrenzend aan de wegen hebben grotendeels een agrarische functie, al zijn er ook onverharde delen in gebruik geweest als sportveld en opslagdepot.

Per onderdeel van de benodigde sloop- en nieuwbouwwerkzaamheden is voorts een advies geformuleerd. Indien nodig zal verder detectieonderzoek plaatsvinden vóórdat tot realisatie van de werkzaamheden wordt overgegaan.

5.8 Natuur

5.8.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000, stikstofdepositie

Op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb) is het niet toegestaan een plan of project te realiseren dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.

Het kabinet heeft besloten om de stikstofproblematiek structureel aan te gaan pakken, wat heeft geleid tot de introductie van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn), welke op 1 juli 2021 in werking is getreden. Met deze wet wordt beoogd de natuur te versterken en de stikstofuitstoot en depositie te verminderen. De wet bevatte ook een gedeeltelijke vrijstelling van de natuurvergunningplicht voor de bouwsector.

Naar aanleiding van de ‘Porthos-uitspraak’ omtrent de bouw-/aanlegfase van 2 november 2022 moet worden geconcludeerd dat de vrijstelling, zoals opgenomen was onder de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn), niet in overeenstemming is met de Europese wetgeving. Daarom dient naast de gebruiksfase ook de aanlegfase betrokken te worden in de planvorming/vergunningverlening en bijbehorende berekening stikstofdepositie.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied ligt op circa 7 km afstand ten westen van het plangebied. Het betreft het gebied het Kempenland-West. Het gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux ligt circa 10 km ten zuiden van het plangebied.

De rapportage van het stikstofonderzoek is als Bijlage 9 aan deze toelichting gehecht.

Uit de rekenresultaten van de projectberekening volgt dat als gevolg van de beoogde ontwikkeling (peiljaar 2034) van de Groene Corridor geen sprake is van en toe- of afname op de stikstofdepositie ter plaatse van de omliggende Natura 2000-gebieden ten opzichte van de bestaande situatie (peiljaar 2023). Stikstofdepositie vormt daarmee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

NNB

Zoals in paragraaf 3.3.2 van de toelichting is aangegeven is een deel van het plangebied conform de Omgevingsverordening aangeduid als 'Natuur Netwerk Brabant'. Binnen deze gebieden is het beleid erop gericht om natuur en water te versterken. Er is sprake van directe aantasting van de NNB, in de vorm van ruimtebeslag. Negatieve effecten op de ecologische waarden en kenmerken van het NNB in het plangebied kunnen niet worden uitgesloten.

Aangezien sprake is van ruimtebeslag binnen het NNB op de locatie, kan het project alleen doorgang vinden door herbegrenzing van het NNB. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 3.3.2.

5.8.2 Soortenbescherming

De bescherming van soorten is geregeld in de Wnb. Onder de werking van deze wet vallen circa 1.000 dier- en plantensoorten. Zo zijn alle inheemse zoogdieren, amfibieën en reptielen een beschermde status, evenals een aantal soorten planten, vissen, insecten en ongewervelden. Volgens de wet mogen beschermde soorten niet worden verwond, gevangen, opzettelijk worden verontrust en gedood. Ook mogen voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen niet worden beschadigd, vernield of verstoord. Om een goed beeld te vormen van de binnen het plangebied aanwezige beschermde soorten en habitats is een natuurtoets noodzakelijk.

Quickscan

Door het ter zake deskundig bureau Ecologica is een zogenoemde quickscan flora & fauna opgesteld, welke als Bijlage 10 aan onderhavige toelichting is gehecht. Hierna volgt een uiteenzetting van de onderzoeksresultaten.

Grondgebonden zoogdieren

Ondanks de aanwezigheid van zeer intensief gebruikte infrastructuur zijn de bosranden, grazige ruigtes en bossen geschikt voor diverse kleine niet-kritische grondgebonden zoogdieren zoals muizen, spits-muizen, egel en konijn. Voor deze soorten geldt een provinciale vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming in het kader van de voorgenomen maatregelen.

In de omgeving komen echter ook strenger beschermde zoogdiersoorten voor zoals de eekhoorn en bunzing. De eekhoorn komt voor in de bossen rond Tegenbosch, landgoed de Wielewaal en de Herdgang. Het grootste deel van de werkzaamheden wordt buiten het leefgebied van de eekhoorn uitgevoerd. Alleen het geplande dunnen van de strook bos langs de Oirschotsedijk en het verwijderen van ondergroei kan tot negatieve effecten leiden. Tijdens het veldbezoek zijn geen eekhoornnesten waargenomen. Deze kunnen evenwel zijn gemist. Bovendien gebruiken eekhoorns vaak meerdere nesten en maken relatief snel een nieuwe waardoor er ten tijde van de start van de werkzaamheden nieuwe, in gebruik zijnde nesten aanwezig kunnen zijn binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de eekhoorn is op voorhand daarom niet uit te sluiten. Nader onderzoek is dan ook noodzakelijk.

De steenmarter is eveneens in de omgeving waargenomen waaronder op het terrein van de nabijgelegen Internationale School aan de Oirschotse dijk (Ecologica, 2021). De steenmarter zal delen van het plangebied gebruiken als, waarschijnlijk relatief gering, onderdeel van het foerageergebied. De werkzaamheden zullen voor deze flexibele soort met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet leiden tot een overtreding van verbodsbepalingen. Verblijfplaatsen worden binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden niet verwacht.

Uit de Interim omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant volgt dat de bescherming van een aantal grondgebonden zoogdieren is veranderd. De kleine marterachtigen (bunzing, hermelijn, wezel) worden in de provincie strenger beschermd doordat deze niet meer algemeen worden vrijgesteld voor ruimtelijke ingrepen. De bunzing is diverse keren in de omgeving als verkeersslachtoffer gemeld en zal delen van het plangebied waarschijnlijk als onderdeel van het leefgebied beschouwen. Van wezel en hermelijn zijn geen waarnemingen bekend in of in de directe omgeving van het plangebied. Met name de bosranden, houtsingels en ruigtes rond Tegenbosch zijn wel geschikt voor kleine marterachtigen. Deze liggen echter voor een groot deel buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden. De zone met drie rijen zomereiken ten noorden van de Anthony Fokkerweg is geheel ongeschikt voor kleine marterachtigen aangezien beschutting geheel ontbreekt en de foerageermogelijkheden naar alle waarschijnlijkheid beperkt zijn.

Aan de hand van de Handreiking kleine marters van de provincie Brabant (Bouwens, 2017) is gekeken naar mogelijke effecten van de uit te voeren werkzaamheden. De aanleg van de fietsbrug zal gezien de locatie direct naast intensieve infrastructuur en het beperkte ruimtebeslag niet leiden tot een overtreding van verbodsbepalingen. De te veranderen toegangswegen leiden eveneens met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet tot een overtreding van verbodsbepalingen. Het oppervlakte waar daadwerkelijk werkzaamheden worden uitgevoerd en vegetatie verdwijnt is relatief gering. Er is wel sprake van versnippering. De braakliggende akker en aangrenzende ruigte wordt doorsneden door de nieuwe toegangsweg. Deze nieuwe weg wordt echter slechts vrij extensief gebruikt terwijl de huidige toegangsweg in de toekomst niet meer door gemotoriseerd verkeer zal worden gebruikt. Het resterende deel van de akker is te klein om dienst te doen als zelfstandig leefgebied. Dit deel zal geen wezenlijk onderdeel uitmaken van het foerageergebied gezien de beperkte resterende grootte en de ligging naast zeer intensief gebruikte infrastructuur en bijbehorende verlichting. Nader onderzoek of ontheffing is niet nodig. Overige streng beschermde soorten grondgebonden zoogdieren zijn niet, of alleen als incidentele zwerver, te verwachten binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden.

Vleermuizen

In de NDFF zijn waarnemingen van gewone- en ruige dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis bekend uit de directe omgeving van het plangebied. Andere soorten zijn, zeker in de ruimere omgeving, echter wel te verwachten. Het voorkomen van soorten vleermuizen is vaak niet goed onderzocht, terwijl vleermuizen op veel plekken aanwezig zijn en grote gebieden gebruiken. In gebieden op relatief korte afstand is in ieder nog gewone grootoorvleermuis aangetroffen (Ecologica, 2021).

Vleermuizen maken gebruik van onder meer bebouwing en holtes of scheuren in bomen als verblijfplaats. Deze verblijfplaatsen zijn jaarrond streng beschermd. Bebouwing is niet aanwezig binnen het plangebied. De bomen buiten de bospercelen grenzend aan het plangebied zijn allen goed onderhouden en in de meeste gevallen vrij hoog opgesnoeid. Voor vleermuizen potentieel geschikte holtes en scheuren zijn hier niet aangetroffen. Bovendien staan de meeste bomen binnen het plangebied naast intensief gebruikte infrastructuur met bijbehorende kunstverlichting. Verblijfplaatsen in deze bomen kunnen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden uitgesloten.

De bospercelen grenzend aan de Oirschotsedijk bevatten echter diverse oudere bomen met potentieel geschikte holtes en scheuren. Ook indien er uitsluitend bomen zonder holtes of scheuren worden verwijderd, zijn negatieve effecten niet uit te sluiten aangezien het microklimaat rond eventueel aanwezige verblijfplaatsen in te behouden bomen kan zijn aangetast. Nader onderzoek is dan ook noodzakelijk.

Naast de mogelijke verblijfplaatsen dienen ook mogelijke effecten op foerageergebied en vliegroutes worden beoordeeld. Omdat vleermuizen hiervoor van veel elementen in hun leefgebied gebruik maken, zijn deze niet altijd per definitie beschermd, maar wel wanneer ze van cruciaal belang zijn. Deze zogenaamde essentiële foerageergebieden of vliegroutes van vleermuizen zijn beschermd onder de Wet natuurbescherming omdat deze noodzakelijk zijn voor het functioneren van voortplantings- of rustplaatsen van vleermuizen. Binnen het plangebied en zeker daar direct aan grenzend zijn veel bomen en ander opgaand houtig groen aanwezig. Het is daarom aannemelijk dat het plangebied onder-deel uitmaakt van het foerageergebied van vleermuizen. Aangezien het plangebied slechts een smalle strook betreft en aanwezige bomenbehouden blijven, zijn effecten op deze foerageerfunctie met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verwaarloosbaar. Het verwijderen van struweel of enkele bomen heeft geen dermate groot effect op de foerageerfunctie, dat dit vervolgens leidt tot een overtreding van verbodsbepalingen. De in (de directe omgeving van) het plangebied aanwezige lijnvormige structuren blijven grotendeels behouden. De nieuwe toegangsweg naar Tegenbosch doorsnijdt wel de houtsingel langs de Anthony Fokkerweg. Met name de onverlichte zuidzijde kan onderdeel zijn van een vliegroute. Langs de Tegenbosch weg is gedeeltelijk een houtsingel aanwezig die wellicht als alternatieve route dienst kan doen. Deze houtsingel is echter niet aaneengesloten en zal eveneens worden doorsneden door de nieuwe toegangsweg. Als gevolg van de aanleg van de fietsbrug worden bomen gerooid in de bermen van de Oirschotsedijk ten noordwesten van de kruising met de Anthony Fokker-weg. De bomen langs de Oirschotse dijk kunnen onderdeel uitmaken van een vaste vliegroute. Het hogere struweel evenwijdig aan de sloot aan de oostzijde en mogelijk deels ook de dubbele rijen eiken ten westen van de berm kunnen als mogelijk alternatieve route dienst doen. Om effecten uit te sluiten is nader onderzoek ook voor dit deel noodzakelijk. Nader onderzoek naar het huidige terreingebruik en eventueel aanwezige vliegroute(s) is evenwel noodzakelijk.

Vogels

Binnen het plangebied zijn naast de bospercelen langs de Oirschotse dijk ook kleinere ruigtes, struwelen en andere kleinere bosaanplant aanwezig waarin vogels broedgelegenheid kunnen vinden. Het rooien of kappen van bomen, heesters en andere hogere vegetatie dient dan ook buiten de broedperiode te worden uitgevoerd. Tijdens het uitgevoerde veldbezoek is verder gelet op aanwezige jaarrond beschermde nesten. In de bomen zijn deze niet aangetroffen en worden ook niet verwacht binnen de directe invloedssfeer van de werkzaamheden. Nader onderzoek naar vogels is niet nodig.

Amfibieën

Met uitzondering van de reeds verharde delen is het overgrote deel van het plangebied geschikt als onderdeel van het landbiotoop van diverse soorten voor amfibieën. Aan de noordoost-zijde van de Oischotsedijk tussen de Anthony Fokkerweg en de A2 is een natte ecologische verbindingszone aanwezig met open water en flauwe oevers met riet en moerasvegetatie. Met uitzondering van de alpenwatersalamander zijn streng beschermde soorten niet binnen de invloedssfeer te verwachten; zowel op basis van biotoopvoorkeuren als op basis van verspreidingsgegevens. Voor deze soorten geldt een provinciale vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming in het kader van de voorgenomen maatregelen. De alpenwatersalamander is, buiten de geheel open en verharde delen, overal als zwerver te verwachten. Er vinden geen werkzaamheden plaats aan potentiële voortplantingswateren. Ook het waarschijnlijke landhabitat, de strook ten noordoosten van de Oirschotsedijk ten noorden van de kruising, blijft geheel gevrijwaard van werkzaamheden. Aangezien de soort in het overige deel alleen als zwerver te verwachten is, is nader onderzoek of een ontheffing niet nodig.

Planten

Het plangebied, en overigens ook de directe omgeving daarvan, is in zijn geheel niet geschikt voor beschermde planten. Deze zijn dan ook niet aangetroffen tijdens het uitgevoerde veldbezoek. Nader onderzoek of ontheffing is niet nodig.

Reptielen, vissen en ongewervelden

Het plangebied, en overigens ook de directe omgeving daarvan, is in zijn geheel niet geschikt voor beschermde vissen en ongewervelden. Vanwege het ontbreken van oppervlaktewater en het ontbre-ken van geschikt habitat in het plangebied en de directe omgeving ervan is de aanwezigheid van deze soorten met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uit te sluiten. Derhalve is aanvullend onderzoek of een ontheffingsaanvraag niet nodig.

Nader onderzoek

Uit de quickscan volgt concreet dat nader onderzoek naar vleermuizen en de eekhoorn noodzakelijk is in het kader van de geplande werkzaamheden in het bosperceel langs de Oirschotsedijk en de te rooien bomen ten noordwesten van de kruising.

Een dergelijk onderzoek is uitgevoerd. De rapportage hiervan is als Bijlage 11 aan deze toelichting gehecht. Hierna volgt een uiteenzetting van de conclusie en het advies dat uit dit onderzoek volgt.

Eekhoorn

Om aan te tonen of en waar er eekhoornnesten aanwezig zijn in de te rooien bomen is gedurende de winterperiode (na bladval) op 23 maart 2023 een inspectie uitgevoerd en zijn deze bomen nader bekeken. Ook de bomen in de directe omgeving direct grenzend aan het plangebied zijn bekeken.

Er zijn geen eekhoornnesten aangetroffen in de te rooien bomen of in de bomen in de directe omgeving er van. Tijdens het veldbezoek zijn ook geen eekhoorns waargenomen.

Vleermuizen

Het onderzoek naar vleermuizen is uitgevoerd volgens het vigerende Vleermuisprotocol. Inventarisaties die volgens deze richtlijnen worden uitgevoerd door een ervaren vleermuisonderzoeker, zowel in tijd als met het gebruik van de voorgeschreven apparatuur, voldoen aan de eisen, die gesteld worden door de bevoegde gezagen.

Er zijn essentiële vliegroutes vastgesteld van laatvlieger, gewone dwergvleermuis en rosse vleermuis. Om het functioneren van deze routes te garanderen zijn mitigerende maatregelen noodzakelijk. Verblijfplaatsen zijn niet aangetroffen binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden. Ook leiden de werkzaamheden niet tot een dermate grote aantasting van foerageergebied dat er sprake is van een mogelijk overtreding van verbodsbepalingen.


De aangewezen mitigerende maatregelen draaien dan ook allemaal rond het behoud van de kritische vliegroute en de oversteekbaarheid van de Anthony Fokkerweg en de Oirschotsedijk voor vleermuizen. De totale hoeveelheid verlichting mag niet toenemen als gevolg van de werkzaamheden. Tijdens de bouw van de fietsbrug mag er in de periode april tot en met oktober geen sprake zijn van extra verlichting. Met de herinrichting van het kruispunt dient nog eens kritisch gekeken te worden naar welke verlichting echt noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid. In overleg met een vleermuisdeskundige zijn wellicht verdere aanpassingen nodig ten aanzien van plaatsing, kleur verlichting en de type armaturen. De verlichting van het kruispunt kan vervangen worden door vleermuisvriendelijke verlichting.

Daarnaast kan er door een slim ontwerp en aanvullende aanplant ervoor worden gezorgd dat de aan te leggen fietsbrug een donkere oversteekplek over het kruispunt garandeert voor vleermuizen. Aangeraden wordt bomen aanplanten langs de zuidwestelijke kant van de Oirschotsedijk tussen de A. Fokkerweg en de ‘eggdrive’ om de vliegroute te versterken. Aanvullend wordt aangeraden om op de middellange termijn de felle witte ledverlichting van het fietspad op het zuidoostelijke deel van de Oirschotsedijk kritisch te bekijken en herevalueren. Deze heeft duidelijk een sterk negatief effect op aanwezige vleermuizen.


Alleen indien de fietsbrug landschappelijk goed wordt ingepast, met de nodige aanvullende beplanting én het kritisch herbekijken van de huidige verlichting en zonder nodeloze “artistieke” verlichting van de nieuwe structuur, kan, in overleg met een vleermuisdeskundige, een overtreding van verbodsbepalingen worden voorkomen. Zo niet zal de aanleg een significant negatief effect hebben op essentiële vliegroutes van drie verschillende soorten vleermuizen en daarmee een evidente overtreding van verbodsbepalingen.

Conclusie

Voornoemde mitigerende maatregelen zijn uivoerbaar en zullen worden toegepast, zodat het aspect soortenbescherming geen belemmering vormt voor dit planvoornemen.

5.8.3 Algemene zorgplicht

Op alle in het wild voorkomende planten- en diersoorten, ongeacht of deze beschermd of vrijgesteld zijn of als een ontheffing is verkregen, is de zorgplicht van toepassing. De zorgplicht verplicht iedereen om voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Handelingen met nadelige gevolgen moeten zoveel mogelijk achterwege gelaten worden of er moeten maatregelen worden getroffen om nadelige gevolgen te voorkomen of beperken.

Zo dient het verwijderen van bomen, struwelen en ruigtes buiten de broedperiode plaats te vinden. Men dient alert te zijn op mogelijk aanwezige zeer vroeg of juist zeer late broedgevallen van niet kritische broedvogelsoorten, zoals bijvoorbeeld de houtduif.

5.8.4 Ecologische voorzieningen

Binnen het plangebied worden tot slot een faunapassage en wildbegeleidende voorzieningen bij de Anthony Fokkerweg gerealiseerd. De nieuw te realiseren ecologische voorzieningen bestaan meer concreet uit:

  • Kruiden- en faunarijk grasland met greppels/ondiepe slootjes (wisselvochtige delen). Dit geeft habitat voor kruiden, insecten, kleine- en middelgrote zoogdieren (mogelijk ook grazende reeën), vogels (er is een buizerdterritorium), amfibieën (landhabitat);
  • Houtsingels gebaseerd op historische kleinschalige verkaveling en een structuurrijke bosrand langs bomen bij de weg Tegenbosch. Deze bieden habitat voor insecten, kleine- en middelgrote zoogdieren én vleermuizen, vogels, amfibieën (overwintering);
  • Nieuwe, verbeterde faunatunnel onder de A. Fokkerweg, met geleidingen. Deze werkt voor amfibieën en kleine- en middelgrote zoogdieren tot grootte van een vos;
  • Rillen met takhout, als schuilplaats, nestplaats, overwinteringsplek, dekking gevende geleiding. Dat werkt voor vogels en kleine zoogdieren.
  • Nieuwe fietsbrug met windluwe balustrade, aanvullende aansluitende houtopstanden en afgestemde verlichting, geschikt als hop-over viaduct voor vleermuizen óver de Anthony Fokkerweg.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Inleiding

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.

6.2 Beleid

6.2.1 Rijksbeleid

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).

6.2.2 Provinciaal beleid

6.2.3 Beleid Waterschap

6.2.4 Gemeentelijk beleid

6.2.5 Waterplan

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.

6.3 Eindhovense Klimaattoets

Het klimaat verandert. Dat heeft gevolgen voor Eindhoven. We krijgen onder andere te maken met meer en hevigere buien, langere perioden van droogte en meer hitte(stress). Om in de toekomst prettig te wonen en te werken in onze groeiende stad, is het noodzakelijk nú maatregelen te nemen. Dit betekent dat we 'klimaatrobuust' te werk moeten gaan.

6.3.1 Klimaatadaptiebeleid

In samenwerking met Brabantse overheden en kennisinstellingen is een prototype klimaatadaptatie-toets ontwikkeld met richtlijnen en ontwerpnormen voor de (her)inrichting en ruimtelijke ontwikkeling van stedelijk gebied op straat- en wijkniveau.

De toets omvat 3 hoofdregels en deze vormen de basis voor het Eindhovens klimaatadaptatie beleid:

  • Zorg voor voldoende bergingsruimte om extreme buien tijdelijk op te vangen en vertraagd af te voeren.
  • Infiltreer regenwater zoveel mogelijk en waar mogelijk op de plek waar het valt, en voorkom daarmee droogte.
  • Zorg dat de straat niet onnodig opwarmt en voldoende plekken voor verkoeling heeft op het heetst van de dag.

Voor de klimaatadaptatie normen en richtlijnen is een indeling gemaakt naar ruimtelijke ontwikkelingen op privaat terrein (circa 60% van het areaal) en op publiek terrein (circa 40% van het areaal). In de binnenstad ligt deze verhouding zelfs op 80-20%. Bovenstaand is vertaald in een waterbergingsnorm.

6.3.2 Waterbergingsnorm

6.3.3 Toelichting rekentool

De gemeente Eindhoven maakt bij de beoordeling van de voor een nieuwe ontwikkeling in een plangebied voorgestelde maatregelen gebruik van een rekentool. Deze rekentool klimaatopgave, beschikbaar op rekentool.eindhovenduurzaam.nl, maakt het een ontwikkeling mogelijk interactief haar plangebied en de te nemen maatregelen te beschrijven en te controleren of aan de gemeentelijke eisen wat betreft waterberging en vergroening wordt voldaan. Bovendien kan een afschrift van de beschrijving van het plangebied en de keuze van de maatregelen met voorbeelden voor de verdere uitwerking gedownload worden om bijgevoegd te worden bij de eventuele watertoets of aanvraag van de omgevingsvergunning.

De werking van de rekentool kan worden aangepast aan nieuwe inzichten en de uitkomst van de laatste versie van de tool is maatgevend.

6.4 Beschrijving Watersysteem Plangebied

Binnen het project Groene Corridor wordt de fietsbrug over de Anthony Fokkerweg en de aansluiting met het crematorium en Tegenbosch gerealiseerd. In deze paragraaf worden alle water gerelateerde zaken benoemd en wordt aangegeven hoe het totale systeem aan waterhuishoudkundige voorzieningen in de toekomst gaat functioneren.

6.4.1 Checklist watersysteem

Checklist Watersysteem
Hoofdwatergang cq open water Ja, ER 40 en ER 41
zijwatergang Ja
Keurgebied binnen plangebied? Ja
Binnen 25-100 jaarszone? Nee
Binnen boringsvrije zone? Ja
Ecologische verbindingszone? Nee
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? Nee
Attentiegebied EHS Nee
Rioolwatertransportleiding Nee
Waterschap gemaal Nee
Landelijke afvoernorm binnen plangebied
Verdachte/verontreinigde locaties? Nee
Infiltratie praktisch mogelijk? Waarschijnlijk beperkt
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid -

6.4.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water

Het gebied is gelegen binnen het buitengebied van de gemeente Eindhoven en wordt begrenst aan de zuidzijde door de wijk Tegenbosch, aan de noordzijde door het buitengebied, en aan de westzijde door het bedrijventerrein GDC-Zuid.

6.4.3 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied zijn twee A-watergangen gelegen; de ER40 en de ER41. Vanaf het zuiden van de Anthony Fokkerweg wordt water via de ER41 afkomstig uit Tegenbosch en het landelijke gebied afgevoerd in noordelijke richting. Vanuit oosten wordt het water van het landelijke gebied, uitlaten van dakwater van het bedrijventerrein en water afkomstig uit het Verbeterd gescheiden stelsel van GDC Zuid afgevoerd via de ER40 en de daaraan gekoppelde waterberging evenwijdig aan de Oirschotsedijk. De ER40 kan via een stuw overlopen op een duiker die loost in het Beatrixkanaal.

Ten noorden aan de Anthony Fokkerweg is een B-watergang gelegen evenals aan de westzijde van de Oirschotsedijk (ten noorden van de Anthony Fokkerweg). Vanaf Tegenbosch loopt een B-watergang die later overgaat in de ER41.

verplicht

Ligging A- en B watergangen

6.4.4 Verharding

Voor de verharding is onderscheid gemaakt in drie sub gebieden, namelijk;

  • Aansluiting Tegenbosch / crematorium;
  • Oirschotsedijk;
  • Anthony Fokkerweg.

Onderstaande tabel geeft de huidige verharding weer binnen het plangebied voor alle drie de sub gebieden.

Subgebied Huidig aantal m2
a. Aansluiting Tegenbosch/crematorium 0
b. Oirschotsedijk 9.911
c. Anthony Fokkerweg 15.079
Totaal 24.990

5.4.5 Bodemopbouw

Op basis van BRO is te verwachten dat de bodem tot circa 2m-mv hoofdzakelijk bestaat uit leem, met weinig fijn en midden zand en een spoor veen en grof zand.

6.4.5 Grondwater

Op basis van het grondwatermodel van de gemeente Eindhoven zit de GHG aan de zuidzijde van de Anthony Fokkerweg op circa 0,5 tot 0,9 m beneden maaiveld. Het maaiveld aan de zuidzijde van de Anthony Fokkerweg zit rond de NAP + 18,4 m; GHG zit dan op circa NAP + 17,9 m tot NAP + 17,5 m.

Aan de Noordzijde van de Anthony Fokkerweg zit de GHG op circa 0,9 tot 1,3 m beneden maaiveld, Het maaiveld ligt rond de NAP + 18,4 m. De GHG zit dan op NAP + 17,5 m tot NAP 17,1 m.

verplicht

GHG- Eindhoven

De GLG ligt een rond de NAP + 15,0 m a NAP + 15,50 m; circa 2 m tot 2,5 m beneden maaiveld.

6.4.6 Regenwater

Regenwater vallende op de Anthony Fokker weg wordt bovengronds of via leidingen afgevoerd naar de watergangen evenwijdig aan de weg. Dit is ook het geval voor afstromend regenwater van de Oirschotsedijk en crematorium. De wijk Tegenbosch loost met een regenwaterriool op het regionale watersysteem. Het bedrijventerrein GDC Zuid loost via een VGS- stelsel op de ER40 en de daaraan gekoppelde waterberging. Regenwater vallende op onverhard terrein zal via het grondwater afvoeren naar het regionale watersysteem.

6.4.7 Afvalwater

Het afvalwater van Tegenbosch wordt onder vrijverval ingezameld en middels een gemaal afgevoerd naar het gemaal van het bedrijventerrein GDC Zuid. Vanuit het bedrijventerrein wordt het afvalwater verpompt naar de het vrijvervalstelsel in de Schakel. Vanuit hier wordt het afvalwater getransporteerd naar de RWZI.

6.4.8 Boringsvrije zone

Het plangebied is tevens gelegen in een 'boringsvrije zone'. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een 'boringsvrije zone' strekt mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Het is niet noodzakelijk om inhoudelijke bescherming via het ruimtelijke spoor op te nemen omdat in de Provinciale milieuverordening (PMV) al is voorzien in een systeem van melding van dergelijke activiteiten. Van opname in het bestemmingsplan van de boringsvrije zone gaat dan ook vooral een signalerende functie uit.

6.5 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem

Door de realisatie van de nieuwe brug, een nieuwe aansluiting naar Tegenbosch en het crematorium vanaf de Anthony Fokkerweg dienen waterhuishoudkundige aanpassingen te worden gedaan. De aanpassingen bestaan uit:

  1. Compensatie toename verhard oppervlak;
  2. Verlengen duiker ER41-KDU1;
  3. Verwijderen duiker ER40-KDU6 en aanleggen watergang;
  4. Dempen en uitbreiden waterberging GDC Zuid;
  5. Verleggen watergangen;
  6. Verleggen persleidingen.

6.5.1 Verharding

Aansluiting Tegenbosch

Door de aanleg van de aansluiting Tegenbosch en het crematorium neemt de verharding met circa 2100 m2 toe.

verplicht

Toename en afname verharding

Compensatie toename verhard oppervlak

Om de toename van de verharding te compenseren wordt aan weerszijde van de aansluiting Tegenbosch een watergang aangelegd. Bij de aansluiting bij het crematorium wordt aan de noordzijde een watergang aangelegd/ verlegd. In totaal is de toename aan verharding circa 2.100 m2. Op basis van een compensatie opgave van 60 mm dient circa 126 m3 berging te worden gerealiseerd. In de watergangen wordt circa 0,5 m3 berging per strekkende meter watergang.

De lengte van de watergangen aan weerszijde van de aansluiting Tegenbosch is circa 200 m. In deze watergangen kan dus circa 100 m3 berging worden gerealiseerd. Daarnaast wordt aan de zuidzijde van de Anthony Fokkerweg tussen de weg Tegenbosch waterberging gerealiseerd. Het oppervlak van deze bergingen is circa 6500 m2. Met een bergende waterdiepte van 0,5 m boven de GHG en uitgaande dat de helft van deze waterberging netto kan worden benut (i.v.m. landschappelijke inpassing) wordt circa 1650 m3 waterberging gerealiseerd.

De bestaande watergangen en de nieuw te realiseren watergangen en bergingen staan onderling met elkaar in verbinding. Het is niet zondermeer mogelijk om middels één of meerdere stuwen het water vast te houden in de sub gebieden. Om eveneens het overschot aan berging als 'klimaatbuffer' te laten functioneren worden de watergangen en bergingen aangesloten op het bestaande regionale watersysteem en niet voorzien van een 'nieuwe' stuw. In de nadere uitwerking van het plan wordt dit in samenspraak met het Waterschap De Dommel afgestemd.

Anthony Fokkerweg

Door de aanpassingen aan de Anthony Fokkerweg neemt het verhard oppervlak af. Dit is met name het gevolg van het vervallen van de aansluiting met de Oirschosedijk.

Compensatie toename verhard oppervlak

Doordat er geen toename is worden er ook geen compenserende maatregelen getroffen. Wel dienen een aantal watergangen aan de noord- en de zuidzijde van de Anthony Fokkerweg te worden verplaatst. De watergangen krijgen eenzelfde afmeting als in de huidige situatie.

Oirschotsedijk

Doordat de Oirschotsedijk een fietspad wordt neemt met name het verhard oppervlak aan de noordzijde van de Anthony Fokkerweg sterk af.

Compensatie toename verhard oppervlak

Doordat er geen toename is worden er ook geen compenserende maatregelen getroffen. Wel dienen een aantal watergangen aan de zuidzijde van de Anthony Fokkerweg te worden verplaatst.

In onderstaande tabel is het huidige verhard oppervlak weergegeven per deelgebied en het nieuwe verhard oppervlak na realisatie van het project.

Huidig aantal m2 Toekomstig aantal m2 Toename / afname aantal m2
Aansluiting Tegenbosch/crematorium 0 2.102 2.102
Oirschotsedijk 9.911 7.307 -2.605
Anthony Fokkerweg 15.079 14.971 -108
Totaal 24.990 24.379 -611

6.5.2 Verlengen duiker ER41-KDU1

Door het aanpassen van de aansluiting Tegenbosch en het crematorium dient de bestaande duiker ER41-KDU1 te worden verlengd. De huidige duiker heeft een lengte van circa 50 m en zal worden verlegd met circa 20 m. Het verlengen past binnen de beleidsregels van het waterschap de Dommel daarnaast heeft het waterschap op basis van expert-judgement aangegeven dat het verlengen van de duiker niet tot een negatief effect leidt voor de waterhuishouding in dit gebied.

6.5.3 Verwijderen duiker ER40-KDU6

De duiker ten noorden van de Anthony Fokkerweg die de Oirschotsedijk kruist wordt verwijderd en vervangen door een watergang. Het verwijderen van duikers en vervangen door watergangen past binnen de beleidsuitgangspunten van het waterschap De Dommel. Aangezien de duiker onderdeel uitmaakt van een A-watergang dient in de toekomst een onderhoudspad te worden gerealiseerd van 5 m.

6.5.4 Dempen en uitbreiden waterberging GDC Zuid

Door de aanleg van de brug over de Anthony Fokkerweg komt een deel van het talud naar de brug in de bestaande waterberging van GDC- Zuid te liggen. Hierdoor komt circa 600 m2 aan waterberging te vervallen (exclusief talud). Om dit te compenseren wordt de waterberging aan de noordzijde uitgebreid met 600 m2 aan waterberging. Inclusief taluds wordt de waterberging uitgebreid met circa 1100 m2.

6.5.5 Verleggen watergangen

Door de aanpassingen aan de Anthony Fokkerweg dienen de watergangen aan zowel de zuidzijde als de noordzijde te worden verplaatst. De nieuwe watergangen krijgen eenzelfde afmeting als de reeds bestaande watergangen.

Ook de watergang aan de oostzijde van de Oirschotsedijk (ten zuiden van de Anthony Fokkerweg) wordt verlegd. Ook hier geld dat de nieuwe watergang eenzelfde afmeting krijgt als de reeds bestaande watergangen.

6.5.6 Verleggen persleidingen

Door de aanleg van de aansluiting Tegenbosch, de waterberging en de brug dienen de bestaande persleidingen van de wijk Tegenbosch en de bersleiding van het crematorium deels te worden verlegd.

6.5.7 Waterkwaliteit

De waterkwaliteit van het oppervlakte- en grondwater mag ten gevolge van deze ontwikkelingen niet verslechteren. De gemeente streeft daarbij naar een goede waterkwaliteit die voldoet aan gestelde eisen. Van belang is zo min mogelijk vervuilende stoffen toe te voegen aan grond- en oppervlaktewatersysteem. Bij deze ontwikkeling wordt alleen hemelwater afkomstig van wegen/fietspaden via bermen afgevoerd naar bodem en/of oppervlaktewater. Traditioneel afvalwater is binnen het plangebied niet aanwezig en hoeft dus niet via riolering te worden afgevoerd.

6.5.8 Advies / overleg Waterschap

In 2023 heeft overleg plaatsgevonden met het waterschap de Dommel over het verlengen van de duiker ER41-KDU1 en het verwijderen van de duiker ER40-KDU6 (vervangen door watergang). In de mail van 26 april 2023 van waterschap de Dommel is ingestemd met deze maatregelen. Het waterschap geeft in haar reactie op het ontwerp bestemmingsplan d.d. 15 januari 2024 aan dat zij op hoofdlijnen akkoord is met de watertoets als nadere afstemming/overleg en een positief watervergunningtraject wordt doorlopen. De diverse ingrepen moeten voldoen aan de waterschapsverordening en de beleidsregels, aldus het waterschap. Alle benoemde werkzaamheden zullen worden uitgevoerd door de gemeente Eindhoven.

.


Hoofdstuk 7 Juridische Vormgeving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan "Oirschotsedijk-A. Fokkerweg (Groene Corridor)" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.

7.2 Planmethodiek

Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.

7.3 Verbeelding

Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

7.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In "Artikel 1 Begrippen" wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Artikel 2 Wijze van meten" zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

In geval meerdere dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen gelijktijdig van toepassing zijn op een gebied of in het geval dat er meerdere bepalingen van toepassing zijn binnen één bouwperceel, geldt dat deze bepalingen qua rangorde gelijk zijn aan elkaar. Dit betekent dat aan alle voorwaarden uit de relevante bepalingen voldaan moet worden. Logischerwijs heeft dit tot gevolg dat de meest beperkende bepaling geldt.

Bestemmingsregels

Bestemming 'Groen'

Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen´. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen.

Bestemmingen 'Natuur - 1' en 'Natuur - 2'

Bestemming Natuur - 1

Deze bestemming beperkt zich tot grond die ingevolge de provinciale Interim omgevingsverordening behoort tot de ruimtelijke werkingsgebied Natuur Netwerk Brabant (NNB). Deze gronden genieten een hoge mate van bescherming tegen ontwikkelingen die een inbreuk kunnen betekenen op de ecologische waarden en kwaliteiten ervan. Extensief medegebruik (bijvoorbeeld wandelen en fietsen) is een belangrijk functioneel onderdeel hiervan.

Bestemming Natuur - 2

De gronden die ingevolge de provinciale Interim omgevingsverordening (IOV) niet behoren tot het werkingsgebied Natuur Netwerk Brabant, maar wel natuurwaarden hebben zijn voorzien van deze bestemming. Deze bestemming is gericht op het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van natuur- en watersystemen en het landschap. Ook hier is extensief recreatief medegebruik van belang.

Bestemming 'Verkeer'

Deze bestemming is geprojecteerd op de bestaande tracés van de Anthony Fokkerweg en de Mispelhoefstraat. Deze wegen zijn met name bedoeld zijn voor de afwikkeling van doorgaand verkeer.

Bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'

Deze bestemming rust op het tracé van de Oirschotsedijk binnen het plangebied, de fietsbrug over de A. Fokkerweg, de nieuwe ontsluitingen van de wijk Tegenbosch en het crematorium Rijtackers en de daarbij behorende bermen en taluds.

Dubbelbestemming 'Artikel 8 Leiding - Gas'

Deze dubbelbestemming rust op een ondergrondse hoge druk gastransportleiding. De hierop betrekking hebbende regels hebben tot doel de leiding te beschermen.

Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2', Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4, Waarde - Archeologie 5, Waarde - Archeologie 7

Volgens de vastgestelde archeologische verwachtingen- en waardenkaart van Eindhoven (Berkvens/Arts 2022) is er sprake van een archeologische verwachting en waarde in het plangebied. Ter bescherming hiervan zijn in het Paraplubestemmingsplan Archeologie 2023 regels opgenomen, met daarbij een verklaring van de meest relevante begrippen (artikel 1). Door middel van deze dubbelbestemmingen wordt gezorgd dat de aanwezige waarden worden beschermd. De vigerende bestemmingsregeling voor archeologie is opgenomen in het vast te stellen bestemmingsplan.

Dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2'

De gebieden en kenmerkende (landschaps)elementen in het plangebied welke cultuurhistorisch waardevol zijn, hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2'. De begrenzing van de gebieden en landschapselementen zijn gebaseerd op het Cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd door RAAP (rapportnr. 3258: 'De groene zoom van Eindhoven - Een cultuurhistorische waardenkaart van het buitengebied van Eindhoven, alsmede enkele groene delen van de bebouwde kom').

Algemene regels

Onder de Algemene regels zijn de Anti-dubbeltelregel, Algemene gebruiksregels, Algemene aanduidingsregels, Algemene afwijkingsregels, de bepaling over Samenloop en de Voorwaardelijke verplichting waterberging opgenomen. Deze regels gelden voor het hele plan.

Overgangs- en slotregels

In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht en de Slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 8 Handhaving

8.1 Handhavingsnota Leefomgeving 2018-2021

In Eindhoven streven we naar een aantrekkelijke stad waar inwoners en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen. Voor het behoud van een prettige leefomgeving zijn regels nodig. Het voorkomen van overtredingen en de bereidheid om regels na te leven heeft een hoge prioriteit. Hoe dit wordt vormgegeven staat in de 'nota Handhaving Leefomgeving 2018-2021'. De nota is op 27 februari 2018 door het college vastgesteld. Het is een integraal beleidsplan waarin op hoofdlijnen de keuzes voor het handhaven van de fysieke leefomgeving staan beschreven. Op basis van de nota wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld waarin de aanpak wordt geconcretiseerd.

8.1.1 Uitgangspunten

Bij de vertaling van dit beleidskader naar een concreet, jaarlijks uitvoeringsplan worden een aantal uitgangspunten in acht genomen. De belangrijkste uitgangspunten zijn:

  • Informatie gestuurd
    De gemeente Eindhoven ziet informatie gestuurde handhaving als een belangrijke pijler. Er zijn ontwikkelingen op het gebied van ICT en data analyse. Door gemeentelijke en andere informatiebronnen te ontsluiten, te analyseren en te combineren kunnen we een problematiek eerder (of preventief) en gerichter aanpakken.
  • Gebiedsgericht
    Om optimaal in te kunnen spelen op vraagstukken van inwoners zet de gemeente Eindhoven binnen het ruimtelijk domein al geruime tijd in op gebiedsgericht toezicht. Dit doen we door - vanuit een actieve samenwerking met wijkteams - te kijken naar naleefgedrag, oorzaken en oplossingen gerelateerd aan geografische gebieden. Er zijn verschillende vragen, doelgroepen en belangen. Kennis wordt gedeeld en ervaringen van inwoners en bedrijven worden verzameld. Deze input is van invloed op de prioriteiten in het jaarlijkse uitvoeringsplan, waar mogelijk toegespitst op een specifieke wijk. Per wijk kunnen er dus op basis van gebiedsanalyses en bijvoorbeeld buurtcontracten verschillende bouwstenen zijn voor het uitvoeringsplan.
  • Risico- en oplossingsgerichte benadering
    De gemeente Eindhoven benadert toezicht en handhaving risico- en oplossingsgericht. De prioriteiten worden in beginsel gebaseerd op een inschatting van de veiligheids- en gezondheidsrisico's voor inwoners. Ook aspecten als leefbaarheid, duurzaamheid en omgevingskwaliteit wegen in belangrijke mate mee. Daarnaast worden prioriteiten mede gebaseerd op wat inwoners en bedrijven belangrijk vinden. Eindhoven hecht eraan om vraagstukken waar mogelijk gezamenlijk op te lossen.
    Er zijn onderwerpen die in algemene zin aandacht vragen. Brandveilig gebruik van woongebouwen verdient (nog) meer aandacht, in de context van kwetsbare groepen die langer zelfstandig blijven wonen. Ook aanpak van jeugdoverlast, duurzaamheid en de bestaande bouw zijn voorbeelden. Er wordt gezocht naar de beste oplossing die nodig is voor het versterken van de veiligheid in de leefomgeving van onze inwoners. Hiermee ontstaat een risicoanalyse op basis waarvan vervolgens de prioriteiten binnen het toezicht worden gesteld.
  • Consequent en doelmatig
    Uitvoeringsplannen en jaarverslagen bevatten een overzicht van de inzet en capaciteit voor handhaving. In het verlengde van informatie gestuurde en oplossingsgerichte handhaving vergt doelmatige handhaving een analyse van resultaten. Meetbare doelen om te beoordelen of de beschikbare capaciteit zo doelmatig mogelijk wordt ingezet. We beogen in de komende jaren een ontwikkeling door te maken in de vierslag capaciteit – prioriteit – risicoanalyse - nalevingsniveau. Dit moet onder andere leiden tot meer inzicht in de relatie tussen handhavingsinspanningen en het nalevingsniveau (effect).

8.1.2 Prioritering

De gemeente Eindhoven maakt keuzes om ervoor te zorgen dat de beschikbare capaciteit zo adequaat mogelijk wordt ingezet. Om goede prioriteiten te stellen is inzicht noodzakelijk in mogelijke problemen, de risico's en negatieve effecten. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op de grootste ergernissen en notoire overtreders en draagt handhaving bij aan een verhoogd gevoel van veiligheid. Met inachtneming van de uitgangspunten zijn in de nota prioriteiten gesteld. Aan de hand van deze prioriteiten, het budget uit de programmabegroting, incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag van burgers en bedrijven, wordt jaarlijks het uitvoeringsplan voor toezicht en handhavingsprogramma opgesteld.

8.1.3 Uitvoeringsplan

In het uitvoeringsplan wordt op hoofdlijnen opgenomen waar de capaciteit dat jaar wordt ingezet. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in:

  • Object en informatiegericht
    - Bouwen en Wonen
    - Openbare leefomgeving
    - Bedrijven
  • Gebiedsgericht
    - Pilot Veiligheid en leefbaarheid
    - Actiegebieden
  • Themagericht
    Bij ieder onderdeel worden jaarlijks een aantal belangrijke ontwikkelingen op het gebied van toezicht en handhaving opgenomen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om woonoverlast bij de Activiteiten Bouwen & Wonen. Of duurzaamheid en energiebesparing bij de Activiteiten Bedrijven.

Bovengenoemde onderverdeling komt in elk uitvoeringsplan terug. Per jaar wordt aangegeven welke prioriteit een onderdeel heeft en hoeveel capaciteit er wordt ingezet.

8.1.4 Duidelijke regels

Om overtredingen te voorkomen en goed te kunnen handhaven is het belangrijk dat regels duidelijk zijn. Het moet duidelijk zijn wat wel en niet mag. Regels dienen niet voor verschillende uitleg vatbaar te zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geschreven, dat deze in de praktijk goed toetsbaar zijn. De juridische toelichting op het bestemmingsplan en de begrippenlijst geven nadere uitleg over de regels en over de begrippen die gebruikt worden.

Hoofdstuk 9 Financiële Aspecten

9.1 Exploitatieplan

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin een 'bouwplan' mogelijk wordt gemaakt, moet de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vaststellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten, die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt voor welke 'bouwplannen' een exploitatieplan moet worden vastgesteld. De ontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is geen 'bouwplan' als bedoeld in artikel 6.2.1. Bro. Hierdoor hoeft geen exploitatieplan voor dit bestemmingsplan te worden vastgesteld. De kosten voor zowel het opstellen als het realiseren van het bestemmingsplan worden bekostigd uit reeds beschikbare en toegezegde bijdragen en subsidies.

Voor de realisatie van de Groene Corridor als onderdeel van de wegenstructuur van Brainport Park is een sluitende begroting opgesteld. Alle kosten worden gedekt door bijdragen van Rijk, provincie, gemeenten Best, Oirschot, Eindhoven, Eindhoven Airport en Flight Forum. In de begroting is rekening gehouden met alle relevante kosten voor de realisatie van de weg waarbij gedacht wordt aan engineering, civiele werken, verwerving, planschade, compenserende maatregelen voor de aantasting van NNB, en de landschappelijke inpassing. De begroting is niet openbaar in verband met de aanbestedingsgevoelige informatie.

9.2 Verwerving/onteigening Gronden

Voor de realisering van het plan is het noodzakelijk om een aantal percelen (geheel of gedeeltelijk) te verwerven (zie Hoofdstuk 4). Indien verwerving op minnelijke wijze niet mogelijk blijkt, zal zo nodig tot onteigening worden overgegaan.

Hoofdstuk 10 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

10.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro

Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in het Gemeenteblad op 18 mei 2022 (nr. 219440). Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.

10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

De provincie Noord-Brabant, waterschap De Dommel en de Gasunie zijn in het kader van dit bestemmingsplan betrokken in het vooroverleg.

  1. Overlegreactie Provincie Noord Brabant:

Het voorliggende plan voorziet in de duurzame aanleg van een groene, recreatieve langzaamverkeersroute die de landschapsstructuur versterkt. In de basis strookt deze ontwikkeling met de ambities vanuit het provinciale ruimtelijke beleid. Het bestemmingplan voldoet op het onderdeel waterhuishouding echter nog niet aan de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (Iov). Ook heeft de provincie een opmerking over de herbegrenzing van het werkingsgebied Natuur Netwerk Brabant (NNB).

In de toelichting (waterparagraaf) mist de provincie nog een beschrijving van het huidige en toekomstige watersysteem. Opgenomen is dat de “attentiezone waterhuishouding” wordt gecompenseerd samen met het NNB, maar op welke wijze is onduidelijk. Vanwege het ruimtebeslag in NNB en de te realiseren natuurcompensatie is voor het plan een herbegrenzing van de in de Iov opgenomen werkingsgebieden nodig. Deze wijziging is in principe voorstelbaar. De provincie vraagt een toelichting van deze herbegrenzing NNB en de compensatieopgave in relatie tot de Iov en de provinciale Omgevingsverordening (Ovr).

Reactie gemeente Eindhoven

De waterparagraaf was ten tijde van het ter inzage leggen van het voorontwerp bestemmingsplan nog niet gereed. Het ontwerp bestemmingsplan is aangevuld op het thema water, met aandacht voor de door het waterschap aangegeven punten.

Tevens is het ontwerp bestemmingsplan aangevuld met de onderbouwing dat de voorgenomen herbegrenzing van het werkingsgebied NNB zowel aan de regels van de Iov als aan de regels van de Ovr voldoet.

  1. Overlegreactie Waterschap De Dommel

De volgende punten worden opgemerkt over het voorontwerp bestemmingsplan.

  1. Water is niet uitgewerkt in de toelichting of de bijlage van dit bestemmingsplan . Zowel de beschrijving van huidige watersysteem als toekomstige watersysteem ontbreekt (paragraaf 5.4 en 5.5).
  2. De huidige en toekomstige verharding ontbreekt. Is er sprake van een hydrologische neutrale ontwikkeling?
    Is er volgens gemeentelijk beleid en de Keur een waterbergingsopgave van toepassing waarvoor een waterbergingsvoorziening dient te worden gerealiseerd.
  3. Ook ontbreekt de uitleg over het verloren gaan van de bestaande waterberging en waar die gecompenseerd gaat worden.
  4. Welke bestaande a- ,b- en c-watergangen en duikers worden aangepast en hoe blijft het watersysteem goed functioneren.
  5. De rekentool van de gemeente ontbreekt ook.

Graag in de toelichting de punten opnemen zoals die hierboven in de reactie puntsgewijs zijn beschreven. Daarnaast aangegeven dat er een watervergunningtraject dient te worden doorlopen en alles in goed overleg gaat met het waterschap.

Reactie gemeente Eindhoven

De waterparagraaf was ten tijde van het ter inzage leggen van het voorontwerp bestemmingsplan nog niet gereed. Het ontwerp bestemmingsplan is aangevuld op het thema water, met aandacht voor de door het waterschap aangegeven punten.

3. Overlegreactie Gasunie

Verzocht wordt in overleg te treden omdat de realisatie van de Groene Corridor mogelijk gevolgen heeft voor de gasleiding.

Reactie gemeente Eindhoven

Naar aanleiding van deze reactie is contact opgenomen met de Gasunie en een overleg gepland op korte termijn.

10.3 Inspraak

Per 1 oktober 2008 is de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008" in werking getreden. Het doel hiervan is het betrekken van burgers bij de besluitvorming.

In het kader van de deze verordening is dit bestemmingsplan als voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Tijdens de ter inzage termijn zijn inspraakreacties ontvangen van Trefpunt Groen Eindhoven (TGE), de ondernemers van De Mispelhoef en Brabants Landschap. Ook heeft op 9 oktober 2023 een inloopavond plaatsgevonden voor omwonenden. De belangrijkste en meest gehoorde reacties tijdens deze avond worden in deze paragraaf benoemd.

  1. Inspraakreactie Trefpunt Groen Eindhoven

Trefpunt Groen Eindhoven staat positief tegenover een wijziging van dit bestemmingsplan. De realisatie van het fietspad langs de gehele Oirschotsedijk is een sterke impuls voor zachte mobiliteit binnen Eindhoven. Het project waar dit bestemmingplan betrekking op heeft, heeft ook als doel de oversteek van de A. Fokkerweg, een weg met veel auto- en vrachtverkeer, te verbeteren door de aanleg van een fietsbrug. Hoewel de aanleg van de fietsbrug een deel van het bos binnen het NNB zal aantasten, is het gepresenteerde compensatieplan goed uitgewerkt en lijkt het geschikt volgens TGE. Het groeninrichtingsplan voor het gehele ontbrekende deel van de Groene Corridor binnen Eindhoven (tussen de A. Fokkerweg en het Beatrixkanaal) is ambitieus en TGE hoopt dat het volledig zal worden gerealiseerd. (zie ook: Reactie op bestemmingsplan Oirschotsedijk - Anthony Fokkerweg (Groene Corridor) | Trefpunt Groen Eindhoven )

Reactie gemeente Eindhoven

Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

  1. Inspraakreactie Brabants Landschap

Het plan geeft een goede invulling aan de doelstellingen van de Groene Corridor. Er wordt aandacht gevraagd voor twee punten:

- Verzoek dat de Oirschotsedijk – A. Fokkerweg toegankelijk blijft voor beheerverkeer van Brabants Landschap om eikenbomenrijen te onderhouden en de biologische akker te kunnen blijven bewerken. Daarvoor onderstaande inrit mogelijk maken:
verplicht

- Brabants Landschap gaat er van uit dat hun eigendom (het huidige 'onverharde' pad ten zuiden van de akker) de aanduiding blijft houden als zandpad/natuur en voor behoud van cultuurhistorische waarde. En dit geen nieuwe ontsluiting voor De Mispelhoef wordt.

Reactie gemeente Eindhoven

De gemeente zal in overleg met Brabants Landschap de mogelijkheden onderzoeken voor het beheerverkeer naar de eikenbomenrijen en hun akker, waarna dit indien nodig zal worden aangepast in het bestemmingsplan 'Oirschotsedijk - A. Fokkerweg (Groene Corridor)'.

Het benoemde (onverharde) pad is geen onderdeel van dit bestemmingsplan en dus wijzigt de bestemming van dit pad niet door dit bestemmingsplan. Dit pad is wel gelegen in het in procedure zijnde bestemmingsplan 'Buitengebied Eindhoven 2023'. Het ontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied Eindhoven 2023' kunt u raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl.

  1. Inspraakreactie exploitanten De Mispelhoef

De ondernemers exploiteren al jaren horecagelegenheid De Mispelhoef aan de Oirschotsedijk 9. Zij vrezen dat deze exploitatie en daarmee de toekomst van de onderneming in gevaar komt bij een ongewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. Hieronder een samenvatting van de benoemde aandachtspunten in de inspraakreactie:

- De Mispelhoef is een horecagelegenheid die sterk afhankelijk is van de goede en onbelemmerde bereikbaarheid voor diverse doelgroepen. Deze goede bereikbaarheid komt in gevaar door dit nieuwe bestemmingsplan, omdat De Mispelhoef dan voor de dagelijkse, zakelijke klant (waaronder ook koffietafelgasten van crematorium Rijtackers) nog slechts uit één richting, over een industrieterrein via de Mispelhoefstraat, bereikbaar is. Volgens De Mispelhoef is bij benadering 70% van de omzet afkomstig uit de zakelijke markt en die markt zou er enkel zijn vanwege de goede bereikbaarheid in de huidige vorm. Zodra die bereikbaarheid wordt aangepast en/of ingeperkt, zal een aanzienlijk deel van de klanten afhaken, volgens deze ondernemers. In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen dient sprake te zijn van een belangenafweging. Deze belangenafweging schiet tekort volgens De Mispelhoef, mede omdat een tussen gemeente en exploitanten besproken mogelijkheid inzake het tracé van de nieuwe fiets- en voetgangersverbinding niet is verwerkt in het plan.

- Bovendien moet rekening worden gehouden met het feit dat het tevens een woonsituatie betreft van één van de exploitanten. De ontsluiting van deze woning zal straks over het toekomstige fietspad moeten plaatsvinden, waardoor gevaarlijke situaties ontstaan. Ook is de bereikbaarheid voor openbare ophaaldiensten en calamiteitendiensten ver te zoeken volgens de ondernemers.

Verzocht wordt om te komen tot een handreiking en een alternatieve invulling van hetgeen de gemeente nu voor ogen heeft in het nieuwe bestemmingsplan.

Reactie gemeente Eindhoven

Belang autovrij maken van de Groene Corridor
Om de bereikbaarheid van de luchthaven Eindhoven, bedrijventerreinen Eindhoven Airport en het Goederen Distributie Centrum (GDC) Acht in de toekomst te kunnen blijven garanderen en nieuwe ontwikkelingen zoals de Brainport Industries Campus (BIC) mogelijk te maken, is afgelopen jaren flink geïnvesteerd in de infrastructuur in Eindhoven Noordwest.

Er is een nieuwe wegenstructuur opgeleverd met onder andere een nieuwe aansluiting vanaf het GDC Acht naar de A58, een nieuwe aansluiting van de luchthaven Eindhoven/ bedrijventerrein Eindhoven Airport op de Anthony Fokkerweg en verbeteringen van de aansluitingen van de Anthony Fokkerweg op de A2/N2.

Tevens wordt Eindhoven Noordwest beter bereikbaar met het openbaar vervoer door aanleg van de 3e Hoogwaardig Openbaar Vervoer-lijn van Eindhoven (projectnaam HOV3). HOV3 loopt vanaf busstation Woensel via de Huizingalaan, Marathonloop, bedrijventerrein GDC Acht en BIC naar de luchthaven Eindhoven/Eindhoven Airport.

Aanvullend worden in het kader van de mobiliteitstransitie voor de Brainportregio afspraken gemaakt met bedrijven over het stimuleren van openbaar vervoer en fiets naar en tussen de diverse werklocaties.

Door deze ingrepen blijven de bedrijven in het gebied (waaronder het bedrijf 'De Mispelhoef') goed bereikbaar en kunnen nieuwe bedrijven zich vestigen. Naast verbeteringen voor de autobereikbaarheid, kunnen natuur, landschap en recreatie worden versterkt. In de Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp is in 2009 al de ambitie uiteengezet voor de realisatie van een ecologische, landschappelijke en recreatieve verbinding van het Nationaal Landschap het Groene Woud met Landelijk Strijp en de stad (middels de Groene Corridor) en het autoluw maken van de Oirschotsedijk. Deze ambitie is opnieuw als uitgangspunt opgenomen in de Gebiedsvisie Eindhoven Noordwest (vastgesteld door de raad in september 2023). In deze visie is ook vastgelegd dat autoverkeer en langzaam verkeer van elkaar worden gescheiden om de kwaliteit voor auto, fiets en voetganger te verbeteren.

Met uitvoering van de Groene Corridor is jaren geleden al gestart. Met de eerste fase van het project zijn het gedeelte Oirschotsedijk tussen de A. Fokkerweg en Bezuidenhoutseweg en de Zwaanstraat al autoluw gemaakt. Vervolgens is met de realisatie Wegenstructuur Eindhoven Noordwest en de fietsbrug over de verlengde Spottersweg in 2020 de Oirschotsedijk vanaf het westen al afgesloten voor autoverkeer. Tevens is in bijbehorend bestemmingsplan ook vastgelegd dat de Landsard enkel nog toegankelijk zal zijn voor HOV na aanleg van de Rein Welschenlaan.

Het voorliggend ontwerp bestemmingsplan geeft invulling aan de afronding van de Groene Corridor met het autoluw maken van het laatste gedeelte van de Oirschotsedijk tussen de A2/N2 en de A. Fokkerweg. De Groene Corridor is een hoogwaardige, landschappelijke fietsverbinding die het centrum verbindt met het buitengebied. Met een fietsbrug over de Anthony Fokkerweg ontstaat een veilige en obstakelvrije route, die een aantrekkelijk alternatief biedt voor autoverkeer op de A58.

Gelet op bovenstaande overwegingen is het nodig dat er een fietsbrug over de Anthony Fokkerweg wordt gerealiseerd en dat de Oirschotsedijk zoveel als mogelijk als fietsstraat wordt ingericht en afgesloten voor gemotoriseerd verkeer.

Vergelijking huidige situatie en toekomstige situatie naar De Mispelhoef

Hieronder worden met behulp van Google Maps de huidige rijtijden van diverse bestemmingen in Eindhoven Noordwest naar De Mispelhoef en de toekomstige rijtijden met elkaar vergeleken om een beeld te schetsen van de verandering in de autobereikbaarheid.

Van DELA Rijtackers naar De Mispelhoef

verplichtverplicht

Figuur 1. Huidige situatie vanaf DELA Figuur 2. Toekomstige situatie vanaf DELA

Reistijd met de auto in de huidige situatie: 3 minuten

Reistijd met de auto in de toekomstige situatie: 5 minuten

verplicht

Figuur 3.

Reistijd met de fiets huidige en toekomstige situatie: 5 minuten

Tevens is er voor voetgangers de mogelijkheid om gebruik te maken van het zandpad over de Strijpse Es.

Van Flight Forum (FF) naar De Mispelhoef

verplichtverplicht

Figuur 4. Huidige situatie vanaf FF Figuur 5. Toekomstige situatie vanaf FF

Reistijd met de auto in de huidige situatie: 4 minuten

Reistijd met de auto in de toekomstige situatie: 7 minuten

verplicht

Figuur 6.

Reistijd met de fiets huidige en toekomstige situatie: 8 minuten

Van Brainport Industries Campus cluster 1 (BIC) naar De Mispelhoef

verplichtverplichtFiguur 7. Huidige situatie vanaf BIC Figuur 8. Toekomstige situatie vanaf BIC

Reistijd met de auto in de huidige situatie: 2 minuten

Reistijd met de auto in de toekomstige situatie: 8 minuten

Echter in de toekomst wordt de Rein Welschenlaan vanaf BIC cluster 1 doorgetrokken richting de T-kruising Spottersweg-Landsardseweg zoals aangegeven met een blauwe stippellijn in figuur 8. De reistijd met de auto zal hierdoor naar verwachting nog afnemen.

verplicht

Figuur 9.

Reistijd met de fiets huidige en toekomstige situatie: 4 minuten

Van GoederenDistributieCentrum Acht (GDC Acht) naar De Mispelhoef

Vanaf GDC verandert de route naar De Mispelhoef niet voor auto en fiets.

verplichtverplicht

Figuur 10. Situatie vanaf GDC voor auto Figuur 11. Situatie vanaf GDC voor fiets

Conclusie: De autoreistijden naar De Mispelhoef nemen vanaf DELA, Flight Forum en de Brainport Industries Campus met een paar minuten toe. Vanaf GDC zijn er geen veranderingen. Voor fietsers veranderen de routes niet of nauwelijks, echter zal de kwaliteit van de routes en de veiligheid van de fietsers toenemen door aanleg van de Groene Corridor. De fiets vormt een aantrekkelijk alternatief voor deze korte afstanden vanaf de diverse werklocaties naar De Mispelhoef. Dit sluit aan op de gemeentelijke ambitie om fietsverkeer op korte afstanden en tussen werklocaties te stimuleren.

Onderzoek naar het door De Mispelhoef aangedragen alternatief

Tijdens diverse gesprekken is door de ondernemers van De Mispelhoef een alternatieve auto-ontsluiting naar de horecagelegenheid aangedragen. Het voorstel is om vanaf de nieuwe kruising A. Fokkerweg-DELA-Tegenbosch een bestaand zandpad tussen DELA Rijtackers en De Mispelhoef, over de Strijpse Es, toegankelijk te maken voor autoverkeer naar De Mispelhoef.

Het beoogde pad voor deze verbinding is niet in eigendom van de gemeente Eindhoven, maar van Brabants Landschap. Brabants Landschap heeft als reactie op dit voorstel aan de ondernemers en aan de gemeente laten weten dat zij zich inzet voor het behoud van zandpaden en onverharde wegen vanwege de ecologische en landschappelijk waarden. En dat ze in en rond hun terreinen geen toename wensen van gemotoriseerd verkeer om verstoring en verkeersslachtoffers van fauna en overlast voor andere recreanten te voorkomen. De gemeente kan zich hierin vinden en daarbij zijn tevens de onderstaande aspecten betrokken. De huidige onverharde laan kan niet worden ingericht voor autoverkeer zonder de bomen aan te tasten door extra worteldruk. Ook is de Strijpse Es een cultuurhistorisch waardevol onderdeel van het Stadsbos. De aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg voor autoverkeer wijkt af van de ontwikkelingsvisie Stadsbos en van de gewenste scheiding van langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer op routes waar de gemeente juist het langzame recreatieverkeer wil faciliteren.

Overwogen andere alternatieven

Er zijn ook andere alternatieven overwogen om tegemoet te komen aan de wensen van de ondernemers van De Mispelhoef

  • Openhouden van de Oirschotsedijk voor autoverkeer

Het openhouden van de Oirschotsedijk voor autoverkeer past niet binnen de Gebiedsvisie Eindhoven Noordwest, de Visie Groene Corridor en de concept ontwikkelingsvisie Stadsbos en Landgoed De Wielewaal (ter visie gelegd van 19 september 2023 tot en met 27 oktober 2023). Juist door de onlangs opgeleverde Wegenstructuur Eindhoven Noordwest en door de aanleg van HOV3 ontstaat de mogelijkheid om het fietsnetwerk en natuur en landschap te versterken. De hoogwaardige, vrij liggende fietsverbinding Groene Corridor vormt een belangrijke schakel in het fietsnetwerk die (werk)gebieden, stad en land met elkaar verbindt. De keuze om de Oirschotsedijk autoluw te maken is eerder al gemaakt en deels uitgevoerd met de bouw van de fietsbrug over de verlengde Spottersweg. Bovendien kan het openhouden van de Oirschotsedijk voor autoverkeer vanaf de Anthony Fokkerweg niet worden gecombineerd met de gewenste fietsbrug over de Anthony Fokkerweg. Natuurontwikkeling kan niet of beperkt plaatsvinden en het beperkt de doorstroming op de A. Fokkerweg.

  • Openhouden van de Landsard voor autoverkeer

In de bestemmingsplannen 'Brainport Industries Campus (cluster 1)' en 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' is al vastgelegd dat de Landsard enkel toegankelijk is voor HOV, zodra de Rein Welschenlaan voor BIC cluster 1 en BIC cluster 2 gereed is. Het openhouden van de Landsard is daarmee een gepasseerd station. Zodra de Rein Welschenlaan gereed is, zal de Landsard enkel nog voor openbaar vervoer beschikbaar zijn.

Aangeboden tegemoetkomingen aan De Mispelhoef

De verkeerssituatie in de omgeving van De Mispelhoef verandert. Zoals hierboven geschetst zijn er geen mogelijkheden om een alternatieve auto-ontsluiting naar de horecagelegenheid te faciliteren. De gemeente wil echter wel tegemoet komen aan andere wensen van de ondernemers. In de gevoerde gesprekken hebben de ondernemers aangegeven dat zij zoeken naar meer parkeerruimte, overwegen hun onderneming uit te breiden met recreatiewoningen en dat zij het tracé van de nieuwe fiets- en voetgangersverbinding bij voorkeur laten afbuigen achter het historische bakhuisje en de waterput langs.

De gemeente heeft getracht invulling te geven aan een aantal van deze wensen in de concept ontwikkelvisie Stadsbos. Zo kan de opgenomen openbare parkeergelegenheid aan de Strijpse Es vanaf de A. Fokkerweg ook door bezoekers van De Mispelhoef worden gebruikt. En zijn de recreatiewoningen opgenomen als kans voor het gebied dat nog wel om een nader uit te werken ruimtelijk plan vraagt.

Er is ook met de ondernemers gesproken over aanpassing van het tracé van de nieuwe fiets- en voetgangersverbinding op de Oirschotsedijk. De gemeente wil tegemoetkomen aan deze wens en heeft het ontwerp bestemmingsplan daar op aangepast naar aanleiding van de gesprekken en de inspraakreactie. verplichtverplicht

Figuur 12 en 13. Links het oorspronkelijk ontwerp van de Groene Corridor ter hoogte van

De Mispelhoef en rechts het aangepast ontwerp met omleiding van het fietspad.

Het is denkbaar dat bezoekers van De Mispelhoef na uitvoering van het bestemmingsplan 'Oirschotsedijk - A. Fokkerweg (Groene Corridor)' de route per auto minder goed kunnen vinden. De gemeente zal daarom bewegwijzering naar de horecabestemming plaatsen om er voor te zorgen dat autoverkeer met de nieuwe wegenstructuur wederom haar weg vindt naar de horecabestemming.

Ook is door het bestuur met vaststelling van de Gebiedsvisie Eindhoven Noordwest toegezegd om het autoluw maken van de Oirschotsedijk een half jaar na het nemen van het verkeersbesluit te evalueren. Tevens geldt altijd voor eenieder het recht om na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan een verzoek om tegemoetkoming in planschade in te dienen.

Afsluitend gaan we in op de zorgen van De Mispelhoef omtrent veiligheid, calamiteitendiensten en ophaaldiensten. De Oirschotsedijk wordt een fietsstraat waarop bestemmingsverkeer te gast is. Daar hoort een maximum snelheid van 30 km/u bij. Ook is maar een beperkt aantal adressen en voorzieningen gelegen aan de Oirschotsedijk tussen de A. Fokkerweg en het Beatrixkanaal. Daarom wordt in de mobiliteitstoets geconcludeerd dat de situatie veilig is. De fietsstraat wordt ingericht op bestemmingsverkeer inclusief ophaaldiensten, waardoor ook dit niet tot problemen zal leiden. Het Voorlopig Ontwerp voor de Groene Corridor is gepresenteerd aan het Centraal VerkeersOverleg (CVO) waar ook de calamiteitendiensten in zijn vertegenwoordigd. In het ontwerp is bereikbaarheid van de Oirschotsedijk voor calamiteitendiensten te allen tijde geborgd.

Inloopavond Voorontwerp Bestemmingsplan 'Oirschotsedijk - A. Fokkerweg (Groene Corridor)', d.d. 9 oktober 2023

Ongeveer 30 tot 35 personen hebben gebruik gemaakt van inloopavond. De volgende punten zijn gedurende de avond door omwonenden onder de aandacht gebracht. Hierbij is ook de gemeentelijke reactie vermeld.

  • Ontsluiting Tegenbosch, Scouting Wielewaal en de woningen gelegen aan Oirschotsedijk 18 t/m 24. Bewoners maken zich zorgen over de auto-oversteek vanaf de weg Tegenbosch, over het fietspad Oirschotsedijk, naar de adressen Oirschotsedijk 18 t/m 24.

Gemeentelijke reactie: De ontsluitingsmogelijkheden naar Tegenbosch, Scouting Wielewaal en de woningen gelegen aan Oirschotsedijk 18 t/m 24 zijn eerder al onderzocht. De gemaakte keuze in het Voorlopig Ontwerp Stedenbouwkundig Plan is toegelicht in het document 'Toelichting Voorlopig Ontwerp Groene Corridor juli 2023' en terug te vinden op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/groenecorridor. Naar aanleiding van de informatieavond zijn de mogelijkheden nogmaals bekeken. We concluderen wederom dat de voorgestelde variant de beste optie is voor de ontsluiting van deze adressen en het behoud van groen. Bij de uitwerking van het definitief ontwerp (DO) kijken we naar aanvullende maatregelen om de oversteek veilig vorm te geven, zoals een drempel, stopbord en/of stopstreep. Ook zullen we hierbij letten op het overzicht voor de automobilist, zodat zij fietsers vanaf de fietsbrug en de ISE goed zien aankomen.

  • Locatie van het nieuwe kruispunt Tegenbosch-DELA. Bewoners hebben de voorkeur om het kruispunt op de huidige locatie in stand te houden.

Gemeentelijke reactie: Met de verwachte toename van het verkeer op de A. Fokkerweg in de toekomst, zal een verkeersregelinstallatie ter hoogte van de DELA nodig worden. Een T-kruising DELA-A. Fokkerweg, T-kruising Oirschotsedijk-A. Fokkerweg en T-kruising De Schakel-A. Fokkerweg op korte afstand van elkaar zal zorgen voor extra congestie op de A. Fokkerweg. Daarom is gezocht naar de meest optimale locatie voor een kruising waarbij de ontsluiting van de DELA en de wijk Tegenbosch gecombineerd kan worden.

  • Zorgen rondom de snelheid op diverse wegen, waaronder de A. Fokkerweg, Tegenboschweg, Tegenbosch en de Oirschotsedijk.

Gemeentelijke reactie: De toegestane snelheid op de A. Fokkerweg is 80 km/uur. Deze snelheid zal voorlopig niet worden aangepast, omdat het een belangrijke gebiedsontsluitingsweg is. De toegestane snelheid op de Tegenboschweg, Tegenbosch en de Oirschotsedijk is 30 km/uur, passend bij een fietsstraat of woonstraat.

  • Behoud van houtopstanden naast de A. Fokkerweg om inkijk richting de wijk Tegenbosch te voorkomen.

Gemeentelijke reactie: We hebben invulling gegeven aan de oproep om inkijk richting de wijk Tegenbosch te voorkomen door de aanleg/verbreding van een structuurrijke bosrand langs de Tegenboschweg. Met de uitwerking van het voorlopig ontwerp (VO) naar een DO zullen we de huidige houtopstanden in kaart brengen en duidelijk aangeven welk groen niet behouden kan worden.

  • Uitstraling structuurrijke bosrand aan de Tegenboschweg.

Gemeentelijke reactie: Een structuurrijke bosrand is een in hoogte oplopende bosrand. Vanaf het kruidenrijke grasland loopt de hoogte op naar struweel, bestaande uit diverse struiksoorten. Daarachter staan de bomen van de bosrand. Een structuurrijke bosrand is ecologisch waardevol, omdat het voedsel en schuilplaatsen biedt voor dieren. Bovendien is het een groene, dichte bosrand waardoor het zicht vanaf de A. Fokkerweg op de wijk Tegenbosch (en vice versa) wordt ontnomen. Dit is tevens een wens van de bewoners.

  • Parkeeroverlast in de wijk Tegenbosch

Gemeentelijke reactie: De gemeente ziet op dit moment geen aanleiding om een parkeerverbod in te stellen in de wijk Tegenbosch. Het is toegestaan om hier in de openbare ruimte te parkeren. Mocht er in de toekomst, bijvoorbeeld naar aanleiding van ontwikkelingen in het Stadsbos, een noodzaak ontstaan voor het nemen van parkeermaatregelen, dan kunnen op dat moment de mogelijkheden worden onderzocht.

  • Verloedering van het perceel tussen de A. Fokkerweg en de wijk Tegenbosch. Hier wordt regelmatig afval gedumpt.

Gemeentelijke reactie: Dit perceel is reeds in eigendom van de gemeente en wordt beheerd. In de toekomst zal het perceel opnieuw ingericht worden met de natuurcompensatie.

  • Inkijk vanaf de fietsbrug naar de woningen in de wijk Tegenbosch.

Gemeentelijke reactie: Naast de taluds van de fietsbrug staat bos wat het zicht richting de woningen zal beperken. Wij verwachten nauwelijks tot geen inkijk bij deze woningen of tuinen.

  • Zorgen omtrent de Ontwikkelvisie Stadsbos.

Gemeentelijke reactie: Bewoners uit de wijk Tegenbosch hebben hun zorgen geuit over een aantal onderdelen van de Ontwikkelvisie. Het gaat om:

  • De opgenomen parkeerplaats ten noorden van de A. Fokkerweg. Bewoners maken zich zorgen om de omvang, het aantal bezoekers, de doelgroep (airport parkeren?) en wat dit voor hun wijk betekent.
  • Ingetekende tunnels/bruggen over A2/N2 vanaf Welschap.
    Waar landen die, wat betekent dat voor de wijk, welke kosten zijn hieraan verbonden?
  • Toekomstige functie of bestemming van door de gemeente aangekochte percelen in de wijk Tegenbosch.
    De gemeente heeft tijdens de informatieavond aangegeven dat er op dit moment geen concrete plannen zijn voor deze percelen.

De Ontwikkelvisie Stadsbos is geen onderdeel van deze inspraakprocedure voor dit bestemmingsplan. De genoemde zorgen zijn doorgegeven aan het projectteam dat werkt aan het Stadsbos.

10.4 Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor de duur van zes weken op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn was iedereen in de gelegenheid om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken.

Kennisgeving van de terinzagelegging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is gepubliceerd in het Gemeenteblad van 20 december 2023. Tevens is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.

Er zijn 2 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn van een gemeentelijk standpunt voorzien in de nota van zienswijzen en ambshalve wijzigingen. Ook zijn een aantal ambtshalve
wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. In voornoemde nota is hierop ingegaan.

Bijlage 1 Tekening Kwaliteitsverbetering Landschap

bijlage 1 Tekening Kwaliteitsverbetering landschap

Bijlage 2 Compensatie- Inrichtingsplan Nnb

bijlage 2 Compensatie- inrichtingsplan NNB

Bijlage 3 Bureauonderzoek Archeologie

bijlage 3 Bureauonderzoek Archeologie

Bijlage 4 Mobiliteitstoets Groene Corridor

bijlage 4 Mobiliteitstoets Groene Corridor

Bijlage 5 Bomen Effect Analyse

bijlage 5 Bomen Effect Analyse

Bijlage 6 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

bijlage 6 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 7 Akoestisch Rapport

bijlage 7 Akoestisch rapport

Bijlage 8 Rapportage Luchtkwaliteit

bijlage 8 Rapportage luchtkwaliteit

Bijlage 9 Rapportage Stikstofdepositie

bijlage 9 Rapportage stikstofdepositie

Bijlage 10 Quickscan Flora En Fauna

bijlage 10 Quickscan flora en fauna

Bijlage 11 Nader Onderzoek Ecologie

bijlage 11 Nader onderzoek ecologie

Bijlage 12 Besluit Hogere Waarden Wet Geluidhinder

bijlage 12 Besluit hogere waarden Wet geluidhinder

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.2 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 aardkundige waarden

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding, (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.4 abiotische waarde

geheel van waarden in verband met het abiotische milieu (=niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige verschijnselen zoals steilranden en bodemovergangen.

1.5 archeologisch onderzoek

onderzoek dat voldoet aan de 'Archeologierichtlijnen' van de gemeente Eindhoven, welk onderzoek wordt verricht door een daartoe gecertificeerde instantie en werkend volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).".

1.6 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 beeldbepalende boom

Bomen met een hoge esthetische en belevingswaarde voor de directe omgeving of voor de wijk. De bomen zijn door hun leeftijd, omvang of verschijningsvorm onvervangbaar voor het karakter van de omgeving en vormen bovendien een buitengewoon structurerend element voor de openbare ruimte. Het criterium beeldbepalend zegt tevens iets over de zichtbaarheid.
Een beeldbepalende boom dient voor >50% van de omvang zichtbaar te zijn vanaf openbaar terrein.

1.10 behoud ex situ

behoud van archeologische informatie door middel van een opgraving.

1.11 behoud in situ

behoud van archeologische resten op dezelfde plaats door planaanpassing (behoudsmaatregelen).

1.12 belemmeringenstrook

een strook grond ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht en/of werken en werkzaamheden (niet zijnde bouwen) mogen worden uitgevoerd die van invloed kunnen zijn op de ongestoorde ligging van de buisleiding.

1.13 beperkt kwetsbaar object

  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  3. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een bevi- inrichting;
  4. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  5. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  6. objecten die met het onder a. tot en met e. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  7. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.14 bestaand

bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;

bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)

Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.19 Bodemingreep

alle grondwerkzaamheden/activiteiten die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologisch bodemarchief.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.

1.26 dagrecreatie

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.27 ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied,

waartoe behoren natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen,

waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, mate van stilte, donkerte, openheid,

landschapsstructuur en belevingswaarde;

1.28 evenementen

een evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

1.29 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.32 gebruiksfunctie

een gebruiksfunctie passend binnen een bestemming waarbij sprake is van een auto- en fietsparkeerbehoefte conform de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019).

1.33 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.34 gemeentelijk adviseur archeologie

een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen aantoonbaar ervaringsdeskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.35 gemeentelijk archeologisch monument

archeologisch monument dat overeenkomstig de erfgoedverordening als beschermd monument is aangewezen en is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister.

1.36 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object

nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.

1.37 gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.

1.38 GR (groepsrisico)

een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.

1.39 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.40 invloedsgebied

gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.

1.41 kiosk

een uitgiftepunt voor hoofdzakelijk koffie en/of thee (geen alcohol) met dezelfde openingstijden als de horecagelegenheid waar de kiosk deel van uitmaakt

1.42 kleinschalig kamperen

Kleinschalig kamperen is een kampeerfunctie, uitsluitend als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf.

1.43 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.44 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.45 kwetsbaar object

  1. woningen, niet zijnde:
    1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
    2. bedrijfswoningen;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen;
    3. sociale werkplaatsen, of;
    4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting of;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting.

1.46 landschappelijke waarden

het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.

1.47 langzaam verkeer

niet-motorvoertuigen, fietsers, voetgangers, en geleiders/berijders van een dier en motorvoertuigen met een snelheidsbeperking, zoals landbouwvoertuigen.

1.48 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.49 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.50 onevenredige verstoring archeologische waarden

van een onevenredige verstoring is in ieder geval sprake als naar het oordeel van het college archeologische resten in de bodem bij voorkeur behouden moeten worden.

1.51 peil

0.30 m' boven de kruin van de weg.

1.52 plan

het bestemmingsplan Oirschotsedijk-A. Fokkerweg (Groene Corridor) met identificatienummer NL.IMRO.0772.80423-0301 van de gemeente Eindhoven.

1.53 plasbrandaandachtsgebied

het gebied tot 30 meter van de weg of spoor waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand.

1.54 PR (plaatsgebonden risico)

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.55 PR10-6/jaar contour

een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.56 regeling provinciale risicokaart

Regeling van de minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties van 20 april 2007, Stctr. 2007, nr 75.

1.57 registratiebesluit externe veiligheid

Besluit van 28 november 2006 (stb 2006, 656), houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid).

1.58 Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen)

regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan (zoals opgenomen in Bijlage 2).

1.59 rijstrook

gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.60 risicovolle inrichting

  1. inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) (Bijlage 1 van de regels) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) (Bijlage 2 van de regels);
  2. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart (Bijlage 3 van de regels) of onder het Registratiebesluit Externe Veiligheid;
  3. inrichtingen met toxische gassen;
  4. inrichtingen waar een brandbaar tot vloeistof verdicht gas met een inhoud van meer dan 1m3 wordt gebezigd of opgeslagen.

1.61 voorkeursgrenswaarde

de toelaatbare waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.62 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.63 waterberging

voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte van een bouwwerk.

1.64 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

1.65 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.66 Wet milieubeheer

Wet van 13 juni 1979 (Stb. 442) houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.67 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, nr. 566) houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplanting;
  3. paden;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - kiosk' een uitgiftepunt uitsluitend ten behoeve van de aan Oirschotsedijk 9 gevestigde horecagelegenheid;
  5. speel- en recreatieve voorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;
  8. kunstobjecten;
  9. een terras uitsluitend ten behoeve van de aangrenzende horecagelegenheid ter plaatse van de aanduiding 'terras';

met daarbij behorende:

  1. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Natuur - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Natuur - 1´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. extensief recreatief medegebruik;
  4. instandhouding van (onverharde) wegen, voet- en fietspaden;

met daarbij behorende:

  1. voorzieningen, zoals informatieborden, banken, picknicktafels en prullenbakken.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 4.2.2 onder a tot en met c en een bouwhoogte van 4 m toestaan, mits dit noodzakelijk is voor het natuurbeheer.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Natuur - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Natuur - 2´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, herstel en duurzame ontwikkeling van biotopen van flora en fauna, aardkundige waarden, natuurwaarden en landschappelijke waarden;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. extensief recreatief medegebruik;
  4. instandhouding van (onverharde) wegen, voet- en fietspaden;

met daarbij behorende:

  1. voorzieningen, zoals (onverharde) voet- en fietspaden, informatieborden, banken, picknicktafels en prullenbakken;
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 4.2.2 onder a tot en met c en een bouwhoogte van 4 m toestaan, mits dit noodzakelijk is voor het natuurbeheer.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten bestaande uit maximaal 2x1 doorgaande rijstroken, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 3' maximaal 5x1 doorgaande rijstroken zijn toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' een brug voor langzaam verkeer over de Anthony Fokkerweg;
  3. voet- en fietspaden;
  4. kunstwerken, zoals bruggen, tunnels of duikers;
  5. groenvoorzieningen;
  6. ecologische voorzieningen zoals wildbegeleidende voorzieningen en faunapassages;
  7. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  8. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. geluidwerende voorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. gebouwen;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2.2 bepaalde voor het overschrijden van de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximum bouwhoogte van 18 m, mits de afwijking vanuit verkeers-, milieu- of waterstaatkundig oogpunt noodzakelijk is.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Verkeer - Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonstraten;
  2. wegen en paden;
  3. voet- en fietspaden;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' is uitsluitend langzaam verkeer toegestaan, uitgezonderd calamiteitenverkeer;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. speelvoorzieningen;
  8. kunstobjecten;
  9. kunstwerken, zoals bruggen, tunnels, of duikers;
  10. nutsvoorzieningen;
  11. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  12. ecologische voorzieningen, zoals wildbegeleidende voorzieningen en faunapassages;

met daarbij behorende:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. gebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Voorwaardelijke verplichting compensatie NNB en kwaliteitsverbetering landschap

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 7.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. indien binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan de compensatie van NNB overeenkomstig Bijlage 4 bij deze regels niet is gerealiseerd en/of niet in stand is gehouden;
  2. indien binnen 3 jaar na ingebruikname van de nieuwe infrastructuur op het tracé gedeelte Oirschotsedijk de ruimtelijke kwaliteitsverbetering landschap overeenkomstig Bijlage 5 bij deze regels, niet is gerealiseerd en/of niet in stand is gehouden;
  3. indien de kwaliteitsverbetering landschap anders wordt ingericht/gerealiseerd dan overeenkomstig Bijlage 5 behorende bij deze regels, tenzij minimaal sprake is van een vergelijkbare kwaliteitsverbetering.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Leiding - Gas´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een (ondergrondse) gastransportleiding;
  2. met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

In geval van strijdigheid van regels in dit bestemmingsplan, gaan de regels van dit artikel voor op de regels die op grond van de andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1, en toestaan bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waarde - Archeologie 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' (terrein van hoge archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' (terrein van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Archeologie 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' (hoge verwachting, historische kern) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Archeologie 5

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' (hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Archeologie 7

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' (lage archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het aangewezen gebied en/of de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle en kenmerkende (landschaps)elementen.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. het bouwen van bouwwerken is mogelijk krachtens de onderliggende andere bestemming(en), met dien verstande dat:
    1. advies is ingewonnen bij de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur en/of commissie ruimtelijke kwaliteit waaruit blijkt dat met het bouwen van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waardenen kenmerkende elementen;
    2. als blijkt dat het bouwen van het bouwwerk leidt tot onevenredige verstoring van die cultuurhistorische waarden en kenmerken, aan de omgevingsvergunning de verplichting kan worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor cultuurhistorische waardevolle en kenmerkende elementen kunnen worden behouden.

14.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met het oog op het belang van het behoud van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerkende elementen, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Gebruiksregels

16.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.

Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels

17.1 Geluidzone - industrie

Binnen de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn geen nieuwe geluidgevoellige functies toegestaan.

17.2 Luchtvaartverkeerszone

Binnen de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerszone' zijn geen nieuwe geluidgevoellige functies toegestaan.

17.3 Milieuzone - boringsvrije zone

17.4 Overige zone - in Omgevingsverordening te verwijderen Natuur Netwerk Brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - in Omgevingsverordening te verwijderen Natuur Netwerk Brabant' worden de gronden onttrokken aan het behoud, de ontwikkeling en het beheer van de ecologische waarden en kenmerken van het NNB.

17.5 Overige zone - in Omgevingsverordening toe te voegen Natuur Netwerk Brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - in Omgevingsverordening toe te voegen Natuur Netwerk Brabant' worden de gronden bij besluit van Gedeputeerde Staten aangewezen en daarmee toegevoegd aan het behoud, de ontwikkeling en het beheer van de ecologische waarden en kenmerken van het NNB.

17.6 Veiligheidszone - gasreduceerstations

17.7 Veiligheidszone - invloedsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - invloedsgebied' zijn geen nieuwe gebouwen toegestaan die zijn bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van groepen verminderd zelfredzame personen. Daartoe behoren in ieder geval (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen, basisscholen, sociale werkplaatsen, of gebouwen of gedeelten daarvan bestemd voor dagopvang van minderjarigen. Het wijzigen van bestaande gebouwen voor het gebruik voor verminderd zelfredzame personen is eveneens niet toegestaan.

17.8 Vrijwaringszone - weg

  1. ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - weg' zijn, ongeacht het bepaalde in afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe bouwwerken toegestaan, met uitzondering van de met de Rijksweg verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen;
  2. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - weg', mits door de bouw van dit bouwwerk de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder worden gehoord.

Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels

18.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
  3. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is.
  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 40 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
  5. de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2.

Artikel 19 Samenloop

Indien een bodemingreep plaats vindt op één of meerdere bouwpercelen, welke in meerdere dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie (Artikel 9, Artikel 10, Artikel 11, Artikel 12 t/m Artikel 13) is of zijn gelegen, geldt de dubbelbestemming met het hoogste beschermingsniveau als beoordelingskader voor het geheel, tenzij de gronden met het hoogste beschermingsniveau voor minder dan 10% deel uitmaken van de gronden waar het gehele project betrekking op heeft.

Artikel 20 Voorwaardelijke Verplichting Waterberging

20.1 Voorwaardelijke verplichting waterbergingen

  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat wordt voorzien in een waterberging of andere maatregelen die bijdragen aan de klimaatbestendigheid;
  2. De inhoud van de waterberging en de omvang van de andere maatregelen worden vastgesteld met toepassing van de beleidsregeling 'Water- en klimaatadaptatie Aanpak (WKA) Gemeente Eindhoven 2023-2026';
  3. Als de onder lid 2 bedoelde beleidsregeling worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

20.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de waterberging, zoals bedoeld in lid 20.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

21.2 Afwijken

het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 21.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 21.1 met maximaal 10%.

21.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 21.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

21.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 21.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

21.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 21.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

21.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 21.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Oirschotsedijk-A. Fokkerweg (Groene Corridor).

Bijlage 1 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 2

bijlage 1 Besluit externe veiligheid inrichtingen, artikel 2

Bijlage 2 Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 1b

bijlage 2 Regeling externe veiligheid inrichtingen, artikel 1b

Bijlage 3 Regeling Provinciale Risicokaart, Bijlage I

bijlage 3 Regeling provinciale risicokaart, Bijlage I

Bijlage 4 Compensatie- Inrichtingsplan Nnb

bijlage 4 Compensatie- inrichtingsplan NNB

Bijlage 5 Tekening Kwaliteitsverbetering Landschap

bijlage 5 Tekening kwaliteitsverbetering landschap