KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Tuin - 2
Artikel 5 Wonen - Vrijstaand
Artikel 6 Waarde-archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti - Dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Opzet Van De Toelichting
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie En Ontwikkeling
2.1 Huidige Situatie En Ontwikkeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Milieu En Duurzaamheid
4.1 Archeologie
4.2 Bodem
4.3 Waterhuishoudkundige Aspecten
4.4 Flora En Fauna
4.5 Milieuzonering
4.6 Geluidhinder
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Besluit Milieueffectrapportage
4.10 Conclusie
Hoofdstuk 5 Beschrijving Van Het Plan
5.1 Planvorm
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Toetsing En Overleg
7.1 Overleg
7.2 Zienswijzen
Hoofdstuk 8 Overzicht Van Wijzigingen

Grauwe Polder 86 - 88

Bestemmingsplan - gemeente Etten-Leur

Vastgesteld op 23-06-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan ' Grauwe Polder 86-88' met identificatienummer NL.IMRO.0777.0081GRPOLDER8688-3001 van de gemeente Etten-Leur;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aan- of uitbouw:

een uit de gevel springend bijgebouw dat in architectonisch opzicht een ondergeschikt deel van een hoofdgebouw is die door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt overeenkomstig de functie van het hoofdgebouw, zoals serres, bijkeukens, erkers, hobbykamers, veranda’s, wasruimtes en dergelijke;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-gebonden-beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch gebied of hiermee gelijk te stellen dienstverlenende beroepen en ambachtelijke en verzorgende bedrijven, zoals bijvoorbeeld een architect, tandarts, kunstenaar, edelsmid, adviseur en dergelijke;

1.7 achtergevel:

het meest achterwaarts gelegen deel van het hoofdgebouw;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een vrijstaand bijgebouw dat qua ligging hoort tot het perceel van de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding gehuisvest is;

1.9 archeologisch deskundige:

de regionale (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie;

1.10 archeologisch onderzoek:

bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage:

een op de planverbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.13 bestaand:

bebouwing en/of gebruik bestaande ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen en functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, zoals garages, bergingen, schuurtjes, hobbykassen, tuinhuisjes, dierenverblijven en dergelijke;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van zolder en onderbouw;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat postorderbedrijven en daarmee vergelijkbare internetwinkels niet worden aangemerkt als detailhandel, tenzij ter plaatse sprake is van fysiek klantcontact;

1.25 erf:

een al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij en/of in functioneel opzicht ten dienste staat van en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst;

1.26 erfafscheiding:

bouwwerk geen gebouw zijnde dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst in of rondom een erf of terrein;

1.27 erker:

een uitbouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een woning;

1.28 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

1.29 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 geluidbelaste gevel

een gevel met een geluidbelasting van meer dan 48 dB na correctie ex. artikel 110g Wet geluidhinder.

1.32 geluidgevoelig gebouw:

Woning of ander geluidgevoelig gebouw, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.33 geluidzone:

een zone van een weg als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder.

1.34 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.35 huishouden:

de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  1. de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van verwanten of andere personen;

  2. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband;

1.36 mantelzorg:

zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening voortvloeit uit de sociale relatie. Het gaat om zorg die meer is dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is;

1.37 normale onderhoudswerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van gronden en bouwwerken;

1.38 praktijkruimte:

een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd voor de uitoefening van een (aan huis gebonden) beroep of bedrijf;

1.39 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of worden toegepast in het productieproces dan wel worden bewerkt voor toepassingen elders, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.40 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

1.41 raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

1.42 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.43 straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

1.44 tijdelijke woonunit mantelzorg:

een woonunit ten behoeve van huisvesting voor mantelzorg in de vorm van een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw, onder welke benaming ook aangeduid, doch in het spraakgebruik als woonunit wordt aangemerkt, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- en/of nachtverblijf;

1.45 voorgevel:

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.46 voorgevellijn:

een denkbeeldige lijn die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde niet mag worden overschreden;

1.47 voorste perceelsgrens:

de naar de weg gekeerde grens van een bouwperceel, waarop het hoofdgebouw is georiënteerd.

1.48 vrijstaande woning:

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

1.49 woning:

een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.50 weg:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan;

1.51 wet/wettelijke regelingen:

indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d. dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald;

1.52 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van administratieve diensten aan of ten behoeve van bedrijven en/of personen, zoals administratie-, advertentie-, advocaten-, makelaars-, werkbemiddelings-, advies- en ingenieursbureaus met een beperkte publieksgerichte functie en instellingen voor educatieve training (kortlopende trainingen/seminars, niet zijnde volwaardig onderwijs).

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Meten

bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.2 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de aangrenzende gronden;

alsmede voor (bijbehorende):

  1. verhardingen;

  2. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 3.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:

Artikel 4 Tuin - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de aangrenzende gronden;

  2. hobbymatige agrarische activiteiten;

  3. groenvoorzieningen;

  4. volkstuinen;

alsmede voor (bijbehorende):

  1. verhardingen;

  2. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 4.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Wonen - Vrijstaand

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen-Vrijstaand’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. vrijstaande woningen;

alsmede voor (bijbehorende):

  1. tuinen, erven en bijbehorende verhardingen;

  2. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 5.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Waarde-archeologie 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als benoemd in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming 'Waarde-Archeologie 4'.

6.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en dieper dan 0,40 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;

  2. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;

  1. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti - Dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen

  1. Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

  1. Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak, met inachtneming van het bepaalde ten aanzien van afstanden tot perceelsgrenzen;

  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil;

  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4,00 meter onder peil.

8.2 Radarverstoringsgebied

  1. al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 63 m boven NAP, in verband met de bescherming van het radarverstoringsgebied van vliegbasis Woensdrecht;

  2. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het toestaan van bouwwerken hoger dan 63 m boven NAP, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de werking van de radar en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de radar.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

  1. het is verboden de in dit bestemmingsplan begrepen gronden, alsmede gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;

  2. tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor seksinrichtingen en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Geluidzone - industrie

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie’, betreffende de gronden gelegen binnen de 50 dB(A)-contour van het industrieterrein Vosdonk, is het bouwen van geluidsgevoelige gebouwen uitsluitend toegestaan indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

10.2 Luchtvaartverkeerzone

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone (met nummer)’ dat ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 1': 54,14 m boven NAP;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 2': de bouwhoogte die wordt verkregen door de lineaire interpolatie van 54,14 m boven NAP en 109,14 m boven NAP;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 3': 109,14 m boven NAP;

in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:

  1. het in geringe mate overschrijden van het plan, zoals een bouwgrens of bouwvlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat de grenzen met niet meer dan 2,00 m mogen worden overschreden;

  2. het overschrijden van de voorgeschreven maatvoeringen met maximaal 10%.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregel

12.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van wettelijke regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in de planregels opgenomen artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen aan te passen, indien deze wettelijke regelingen na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het genoemde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam:

Planregels bestemmingsplan "Grauwe Polder 86-88".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggende bestemmingsplanherziening betreft het splitsen van het perceel Grauwe Polder 88 in twee kavels (Grauwe Polder 86 en 88) om de bouw van twee vrijstaande woningen met bijgebouw mogelijk te maken.
De bouwregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Herziening 1 bedrijventerrein Vosdonk" bieden geen mogelijkheid voor het splitsen van het perceel in twee kavels. Om een en ander planologisch te regelen, is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk.

1.2 Plangebied

Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Etten-Leur, sectie H, nummer 3430, gelegen aan de Grauwe Polder 88 te Etten-Leur. Het plangebied heeft een oppervlakte van 5443 m2. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door het perceel Grauwe Polder 84, aan de oostzijde door de weg Grauwe Polder, aan de zuidzijde door het perceel Grauwe Polder 90 en aan de westzijde door de waterloop Lokkervaart.
Het plangebied is op onderstaande luchtfoto aangegeven.

[image]

Uitsnede luchtfoto ligging plangebied (gemeenteviewer, 2014)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Herziening 1 bedrijventerrein Vosdonk", vastgesteld door de gemeenteraad op 2 februari 2015 en op 1 mei 2015 in werking getreden. Het plan werd tevens onherroepelijk op 1 mei 2015.
Op grond van voornoemd bestemmingsplan heeft de locatie Grauwe Polder 88 de bestemmingen "Tuin", "Tuin - 2", "Wonen-Vrijstaand" en "Waarde-Archeologie 4".

[image]

Uitsnede planverbeelding bestemmingsplan "Herziening 1 bedrijventerrein Vosdonk"

1.4 Opzet Van De Toelichting

In deze toelichting worden de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan "Grauwe Polder 86 - 88" weergegeven. De bestaande situatie en de ontwikkeling worden beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan relevante (rijks-, provinciaal en gemeentelijk) beleid. Diverse mogelijke randvoorwaarden zoals bijvoorbeeld archeologie, geluidhinder, bodemverontreiniging en water komen aan bod in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op het juridische deel van het bestemmingsplan, de planregels en de planverbeelding. Hoofdstukken 6 en 7 hebben betrekking op de economische uitvoerbaarheid respectievelijk de maatschappelijke toetsing en het overleg zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. In de fase van vaststelling van het bestemmingsplan zal hoofdstuk 8 worden ingevuld.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie En Ontwikkeling

2.1 Huidige Situatie En Ontwikkeling

Huidige situatie

[image]Het plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom van Etten-Leur (stedelijk gebied), in de wijk "Grauwe Polder". Het plangebied grenst aan de Grauwe Polder, een weg die deel uit maakt van de hoofdwegen- structuur. De Grauwe Polder is uitgerust met een asfaltlaag en er geldt een maximum snelheid van 50 km/uur. Langs de westzijde van de Grauwe Polder ligt een trottoir, langs de oostzijde een vrijliggend, dubbelbereden fietspad. Er is sprake van een gevarieerd bebouwingsbeeld in de straat wat gekenmerkt wordt door individuele woningen en een grote mate van diversiteit.

Op de locatie Grauwe Polder 88 zijn op dit moment een vrijstaand woonhuis (bungalow) en een aantal bijgebouwen aanwezig. De locatie heeft 2 opritten en een voor- en achtertuin. Een deel van de gronden is in gebruik als moestuin en het meest westelijk deel van het perceel is in gebruik als grasland (ca. 2800 m
2). Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten plaats.

Grauwe Polder 88OntwikkelingHet is de bedoeling dat het perceel Grauwe Polder 88 wordt gesplitst in 2 kavels (Grauwe Polder 86 en 88) en dat er op elk van de kavels een vrijstaande woning met bijgebouw wordt gebouwd. Alle bestaande bebouwing op het perceel Grauwe Polder 88 wordt gesloopt.

De bouw van twee woningen tussen de Grauwe Polder 84 en 90 is ruimtelijk gezien mogelijk en past binnen het gevarieerde bebouwingsbeeld langs de Grauwe Polder. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
Het bestemmingsplan "Grauwe Polder 86-88" maakt de bouw van 2 vrijstaande woningen met bijgebouw mogelijk. Het perceel Grauwe Polder 88 is gesplitst in 2 kavels van ca. 16 meter breed aan de straatzijde (Grauwe Polder 86 en 88). Op de planverbeelding is voor beide kavels een bouwvlak van ca. 10 meter breed en 15 meter diep ingetekend. De voor het plangebied relevante planregels uit het bestemmingsplan "Herziening 1 bedrijventerrein Vosdonk" zijn één op één in voorliggend bestemmingsplan overgenomen. De gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn daarmee ongewijzigd gebleven.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid dat van toepassing is op het beoogde initiatief.

3.1 Rijksbeleid

Wet ruimtelijke ordening

De rijksoverheid hecht grote waarde aan de digitalisering van bestemmingsplannen.

Wijziging, uitwisseling, vergelijking, monitoring en toetsing van digitale bestemmingsplannen is technisch vele malen eenvoudiger dan van bestemmingsplannen in papieren vorm. Digitaal uitwisselbare bestemmings- plannen ondersteunen de doelstelling van de nieuwe Wro met betrekking tot de actualisering. Het wijzigen van gedigitaliseerde bestemmingsplannen is technisch gemakkelijk hetgeen de actualiteit van bestemmingsplannen bevordert.

Het bestemmingsplan "Grauwe Polder 86 - 88" is opgesteld conform de Wro. Dit betekent dat de planverbeelding en de planregels zijn opgesteld volgens de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Daarnaast wordt er voldaan aan de verplichting om een digitaal gecodeerd plan aan te leveren conform het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012).

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Het rijksbeleid voor de ruimte is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'(maart 2012). Op het gebied van verstedelijking, groene ruimte en landschap ligt het accent bij provincie en gemeenten. De ladder van duurzame verstedelijking geldt als leidraad. De ladder zet in tot optimaal benutten van bestaand stedelijk gebied door herstructurering en transformatie. Daarbij is het uitgangspunt dat toenemende ruimtebehoefte in beginsel wordt opgevangen in bestaand stedelijk gebied. Op deze manier kan verder ruimtebeslag elders zo veel mogelijk worden voorkomen. Met de invulling van de percelen Grauwe Polder 86 en 88 in binnenstedelijk gebied wordt hieraan voldaan.

3.2 Provinciaal Beleid

Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 provincie Noord-Brabant

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 7 februari 2014 vastgesteld. De Structuurvisie geeft de samenhang weer tussen het beleid op het gebied van milieu, verkeer en vervoer en water. Daarnaast houdt de Structuurvisie ruimtelijke ordening rekening met provinciaal beleid op economisch, sociaal-cultureel en ecologisch vlak. De provincie geeft in de Structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De provincie streeft naar een complete kennis- en innovatieregio. Daarnaast zijn een aantrekkelijke woon- en leefomgeving, natuur- en landschapsontwikkeling, een robuust verkeer- en vervoersysteem en een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven van cruciaal belang. Duurzaam en zorgvuldig omgaan met de schaarse ruimte staat daarbij centraal. Het plangebied "Grauwe Polder 86 - 88" is op de visiekaart behorende bij de Structuurvisie aangewezen als 'stedelijk concentratiegebied'.

Verordening ruimte 2014 Noord-Brabant

De Verordening ruimte 2014 is door Provinciale Staten op 7 februari en 14 maart 2014 vastgesteld en op 18 maart 2014 in werking getreden. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten in hun vergadering van 18 maart 2014 besloten de Verordening ruimte 2014 op onderdelen te wijzigen. Deze wijzigingsverordening is op 19 maart 2014 in werking getreden. De Verordening ruimte is een uitvoeringsinstrument voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.

De onderwerpen die in de Verordening ruimte staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. Dat betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een bijdrage dienen te leveren aan de kernkwaliteiten van Brabant en dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen het principe van zorgvuldig ruimtegebruik moeten toepassen. Hiermee wordt beoogd de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag op het buitengebied af te remmen. Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Dit betekent dat de realisering van woningbouw, bedrijventerreinen, overige stedelijke voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden (bestaand stedelijk gebied van de grotere kernen). Nieuw ruimtebeslag buiten deze gebieden kan slechts als inbreiding of herstructurering in bestaand stedelijk gebied niet tot de mogelijkheden behoren. In de Verordening ruimte wordt aandacht gevraagd voor de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking zoals deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Daarnaast zijn in relatie tot het principe 'meer aandacht voor de onderste lagen' ook water en archeologie van belang. In hoofdstuk 4 wordt aan deze aspecten aandacht besteed.

Regionale woningbouwafspraken
Op regionaal niveau zijn afspraken gemaakt over het aantal te bouwen woningen in de periode tot 2020. Etten-Leur mag ca. 780 nieuwe woningen toevoegen. De (per saldo) extra woning waarvoor voorliggend bestemmingsplan een regeling biedt, maakt onderdeel uit van het woningbouwprogramma.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Plus, Etten-Leur in Bloei 2020

Op 23 mei 2005 heeft de gemeenteraad de StructuurvisiePlus vastgesteld. In deze visie is voor de woningbouw bepaald dat een deel binnenstedelijk moet worden gerealiseerd, door het benutten van binnenstedelijke bouwlocaties. De locatie Grauwe Polder 88 is zo'n locatie.


Welstandsnota
Op 25 mei 2010 heeft de gemeenteraad de welstandsnota voor de gemeente Etten-Leur vastgesteld. Deze nota bevat criteria die burgemeester en wethouders toepassen bij de beoordeling of bouwplannen voldoen aan de redelijke eisen van welstand. De welstandscriteria die van toepassing zijn voor het gebied waarbinnen het plangebied is gelegen, kunnen onverkort worden toegepast.

Beleidsnotitie “Huisvesting mantelzorg gemeente Etten-Leur”

Op 14 juli 2009 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie ‘huisvesting mantelzorg gemeente Etten-Leur’ vastgesteld. Deze notitie is bedoeld om ruimtelijke mogelijkheden te bieden om huisvesting voor mantelzorg bij woningen mogelijk te maken. Naast huisvesting in permanente aan-, uit- of bijgebouwen biedt de notitie ook de mogelijkheid tot het plaatsen van een tijdelijke woonunit. Aan deze afwijking hangt de voorwaarde dat indien de mantelzorg ten einde is een en ander weer terug gebracht moet worden conform het bestemmingsplan. De regeling is verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.

Beleidsregel aan huis gebonden beroepen en bedrijven

Bestemmingsplannen kennen al een (ruime) regeling voor aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven. Uit de praktijk blijkt dat er soms onduidelijkheid bestaat over welke beroepen of bedrijven nu rechtstreeks toestaan zijn. Om discussies te voorkomen, hebben burgemeester en wethouders op 16 maart 2010 de beleidsregel 'aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven' vastgesteld. Deze beleidsregel is op 22 maart 2010 in werking getreden. Deze beleidsregel is integraal als bijlage bij de toelichting opgenomen.

3.4 Conclusie

Het bestemmingsplan "Grauwe Polder 86 - 88" is opgesteld conform de landelijke standaarden voor digitaal raadpleegbare bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Er kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan past binnen het landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu En Duurzaamheid

In dit hoofdstuk komen de onderwerpen met betrekking tot de kwaliteit van de leefomgeving aan de orde die van belang zijn voor de herziening van het plangebied "Grauwe Polder 86 - 88".

4.1 Archeologie

Archeologie

In Europees verband is het zogenaamde Verdrag van Malta tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit te laten plaatsvinden wordt naast de in ontwikkeling zijnde regelgeving en beleid een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald. Archeologie wordt een vast onderdeel van de planvoorbereiding van ingrepen in en om de bodem. Plannen worden getoetst aan het belang van het behoud van het archeologisch erfgoed en de consequenties voor het archeologisch bodemarchief worden nagegaan. Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De eigen rol van de overheden is daarmee officieel. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen.

Op 11 oktober 2010 heeft de gemeenteraad een actualisatie van het archeologiebeleid, de archeologische beleidskaart en de erfgoedverordening vastgesteld. De beleidskaart is gebaseerd op de laatste archeologische stand van zaken en de actuele inzichten over dit onderwerp. De beleidskaart is leidend voor lokale projecten.

De archeologische verwachtingswaarde van het plangebied is laag. Dit betekent dat aan het plangebied de dubbelbestemming "Waarde-archeologie 4" kan worden toegekend. In geval van een te verstoren gebied groter dan 10.000 m2 met bodemingrepen dieper dan 40 cm dient vroegtijdig archeologisch onderzoek plaats te vinden.
In onderhavig geval betreft het de bouw van 2 woningen met bijgebouwen ter plaatse van de bestaande woning Grauwe Polder 88 met bijbehorende bijgebouwen, verharding en tuin (waar de grond reeds verstoord is). Bovendien wordt de minimale oppervlakte van 10.000 m2 niet gehaald. Verkennend archeologisch onderzoek is op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid dan ook niet noodzakelijk.

4.2 Bodem

Wettelijk is bepaald dat een vergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein dat er schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Bij nieuwbouw waarbij de bodemkwaliteit relevant is, zal voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning moeten worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. In verband daarmee is er voor de locatie Grauwe Polder 88 (rondom de huidige woning) een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (LAWIJN milieu-advies, rapportnr. 15.2309-A1, januari 2015).

Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek wordt het volgende geconcludeerd:

  • Bij het onderzoek naar de chemische bodemkwaliteit (parameters: zware metalen, PAK, minerale olie en PCB) zijn in de boven- en ondergrond van de locatie geen verontreinigingen aangetroffen.

  • in de puinhoudende bovenlaag, onder de klinkerverharding, op het erfgedeelte ten westen van het woonhuis is plaatselijk een sterke verontreiniging met asbest geconstateerd (boring/inspectiegat 5). Voor de bovengrond ter plaatse van de twee opritten bestaat, aan de noordoostzijde en de noordwestzijde van de locatie, geen indicatie voor een verontreiniging met asbest.

  • In het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn geen verontreinigingen aangetroffen.

Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat, conform de richtlijnen van de Wet bodembescherming, aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek, ter plaatse van de sterke verontreiniging met asbest in de puinhoudende bodemlaag. Het doel van nader onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de verspreiding van de sterke verontreiniging in de puinlaag en bodem.
De aangetroffen asbestverontreiniging dient, nadat het geval volledig is ingekaderd, gesaneerd te worden. Ten behoeve van de bouw van de nieuwe woningen dient, na sloop van alle opstallen, aanvullend nog een verkennend bodemonderzoek van de bovengrond van die opstallen te worden uitgevoerd.

4.3 Waterhuishoudkundige Aspecten

Sinds 1 november 2003 is het wettelijk geregeld dat in alle ruimtelijke plannen een watertoets dient te worden uitgevoerd. Het doel van de watertoets is in een vroeg stadium waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar te maken en evenwichtig mee te nemen bij ruimtelijke plannen. Er wordt met name ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding en de beschrijving van de maatregelen die worden getroffen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Brabantse Delta.

Beleid gemeente Etten-Leur

Bij nieuwbouw is het beleid (verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2009-2013) van de gemeente erop gericht zo min mogelijk relatief schoon hemelwater via het rioolstelsel naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) af te voeren. Daarom dient bij uitbreidingen 100% van het verharde oppervlak niet af te voeren naar de RWZI en bij inbreidingen minimaal 60%. Bij nieuwbouw wordt daarom een rioleringssysteem aangelegd waarmee schoon hemelwater gescheiden wordt afgevoerd. Hierbij valt te denken aan:

  • een verbeterd gescheiden stelsel in combinatie met Smartdrain;

  • een verbeterd gescheiden stelsel in combinatie met een schoon hemelwaterstelsel;

  • een stelsel met een riool voor huishoudelijk afvalwater en minder schoon hemelwater en een riool voor schoon hemelwater.

Het uitgangspunt is waterneutraal bouwen. Dit houdt in dat de wateropgave bij nieuwbouw niet mag toenemen. Qua hemelwatersysteem is het beleid gericht op geen water op straat in berekening met bui 09 (Leidraad Riolering module C 2100) en geen overlast/schade in berekening met bui 2006 (gemeten bui in augustus 2006).

Bij nieuwbouwprojecten dient het stedelijke afvalwater apart te worden aangeleverd bij de perceelgrens, zowel bij inbreidingen als bij uitbreidingen. Bij inbreidingen wordt vervolgens bepaald wat de meest doelmatige wijze van inzamelen en transporteren is: gescheiden of gemengd. Dit is afhankelijk van het type rioolstelsel waar op aangesloten wordt. Bij uitbreidingen van woningen en bedrijven worden verbeterde gescheiden stelsels toegepast of stelseltypen met een vergelijkbaar milieurendement, zoals een verbeterd gescheiden stelsel met een Smartdrain.


In het deel van de weg Grauwe Polder waaraan het plangebied is gelegen, is drukriolering aanwezig voor het inzamelen en afvoeren van huishoudelijk afvalwater. Bij inbreiding c.q. uitbreiding van woningen dienen hier het huishoudelijk afvalwater en het regenwater gescheiden te worden aangeboden.
Een bijzonderheid hier is dat op het perceel Grauwe Polder 88 een tweetal verzamelleidingen op het perceel aanwezig zijn die het huishoudelijk afvalwater transporteren naar een drukrioolgemaal. Voor het hebben en onderhouden van deze leidingen zijn zakelijke rechten gevestigd op het perceel en deze moeten worden gehandhaafd.
Het regenwater dient apart van het huishoudelijk afvalwater te worden aangeboden en kan worden afgevoerd via een verzamelleiding die op de perceelsgrens aan de voorzijde van het perceel is gelegen of naar de aan de achterzijde van het perceel gelegen waterloop. Indien het schone hemelwater toch geloosd wordt op de waterloop dient dit gemeld te worden bij het waterschap

Beleid waterschap Brabantse Delta

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits en -kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer. Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheerplan 2010-2015, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie. Het waterschap heeft in een toetsingskader RO "De ruimte blauw geordend" aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's / speerpunten uit het waterbeheerplan en heeft het waterschap een eigen verordening: De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij de uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'Beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009'.

Watertoets

Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. In dit kader hebben waterschap en gemeente vooroverleg gevoerd, waaruit de volgende doelen, uitgangspunten en criteria voor dit plan zijn afgesproken (advies waterschap Brabantse Delta d.d. 30 januari 2015):

"Het verhard oppervlak zal in de nieuwe situatie op de percelen Grauwe Polder 86 en 88 niet meer dan 2000 m2 toenemen. Volgens vigerend beleid adviseert het waterschap om het hemelwater dat afkomstig is van het verhard oppervlak zo veel als mogelijk op eigen terrein te verwerken of her te gebruiken en zo min mogelijk aan te sluiten op het aanwezig drukriool.
Er dient gebruik te worden gemaakt van milieuvriendelijke bouwmaterialen en uitlogende materialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC dienen achterwege te worden gelaten. Dergelijke stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
Direct ten westen van het plangebied, langs de bestemming "Tuin - 2" loopt een categorie A oppervlaktewaterlichaam (de Lokkervaart). Zoals in de legger van het waterschap is vastgelegd, ligt hier een aangepaste onderhoudsstrook van 1,00 meter. Dit betekent dat 1,00 meter vanaf de insteek van het oppervlaktewaterlichaam altijd vrij moet blijven van obstakels. Hier is de Keur van het waterschap van toepassing. De planregels en planverbeelding geven geen aanleiding tot het maken van opmerkingen".

Samenvattend
Voor elke ontwikkeling is het streven om in te zetten op een waterneutrale situatie. Dit betekent dat het hemelwater zoveel als mogelijk op het eigen terrein verwerkt moet worden (bijvoorbeeld infiltratie) en te zorgen dat er zo min mogelijk hemelwater afgewenteld wordt op het watersysteem of de riolering. Indien infiltratie waterhuishoudkundig niet mogelijk is, mag er in dit geval rechtstreeks geloosd worden op het aanwezige oppervlaktewaterlichaam. Dit moet gemeld worden bij het waterschap. Indien er met het hemelwater aangesloten wordt op de bestaande verzamelleiding aan de voorzijde van het perceel moet dit gemeld worden bij de gemeente.

4.4 Flora En Fauna

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In deze wet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). De doelstelling van de wet is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is ‘nee, tenzij’. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing in principe verboden zijn.

Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 is gericht op gebiedsbescherming. De wet is op 1 oktober 2005 gewijzigd en sindsdien zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van deze wet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden);

  • Beschermde natuurmonumenten en

  • Wetlands.


Voor de locatie Grauwe Polder 88 (de bebouwing en directe omgeving) is een quick scan Flora- en faunawet opgesteld (Adviesbureau Mertens B.V., rapportnr. 2015.1911, januari 2015).
Er is vastgesteld dat het voorkomen van matig of zwaar beschermde soorten is uitgesloten. De bebouwing bezit geen gaten waarin vleermuizen of vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen zich zouden kunnen ophouden. Voor overige soort(groep)en is het gebied verder volledig ongeschikt. Wel vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. In verband met het voorkomen van algemene broedvogels is het van belang om te starten met werken buiten het broedseizoen of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen (eventuele nestkasten weghalen). Er komen verder algemene licht beschermde zoogdieren en amfibieën voor. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling van de Flora- en faunawet.
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde soorten uitgesloten; de realisatie en uitvoering van het plan is niet strijdig met het gestelde binnen de Flora- en faunawet.

4.5 Milieuzonering

Vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient er een goede ruimtelijke scheiding te zijn tussen milieugevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningbouw) en milieubelastende activiteiten. Uitgangspunt daarbij is dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Afstemming van bestaande en nieuwe functies dient te gebeuren door voldoende afstand in acht te houden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de VNG-uitgave: Bedrijven en milieuzonering 2009. Hierin wordt een handreiking gegeven voor een goede ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende bestemmingen. Er worden richtafstanden gegeven voor de aan te houden afstanden tussen dergelijke bestemmingen.

In de directe omgeving van het plangebied vinden geen milieubelastende activiteiten plaats. Er wordt dan ook ruimschoots voldaan aan de in acht te nemen richtafstanden.

Obstakelvlakken vliegveld Seppe
Op en rond vliegveld Seppe gelden, op grond van regels van de International Civil Aviation Organisation (ICAO), obstakelvlakken in verband met de veiligheid van het luchtvaartverkeer. Doel hiervan is het luchtruim op en rond luchthavens vrij te houden van (hoge) objecten om zodoende de vliegtuigoperaties van en naar de luchthaven veilig te kunnen uitvoeren. Het obstakelvlak voor het plangebied is vertaald als 'luchtvaart- verkeerzone - 3'. In de algemene aanduidingsregels (artikel 10) zijn de hoogtebeperkingen opgenomen die hieruit voortvloeien (voor 'luchtvaartverkeerzone - 3' 109,14 boven NAP). De hoogtes zijn gerelateerd aan het NAP.

Radarverstoringsgebied vliegbasis Woensdrecht
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt volledig binnen het radarverstoringsgebied van de radar op vliegbasis Woensdrecht. Verspreid over Nederland staat een aantal militaire en burgerradarstations. Deze dienen ter beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militaire en civiele luchtverkeer. Objecten hoger dan 63 meter boven NAP kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld. In de planregels is een algemene bouwregel opgenomen (artikel 8). Deze regel bevat een bouwverbod voor bebouwing hoger dan 63 meter boven NAP.
De bouw van bouwwerken tot voornoemde hoogten is in voorliggend bestemmingsplan echter niet aan de orde.

4.6 Geluidhinder

Wegverkeerslawaai

Ingevolge artikel 74 Wet geluidhinder (Wgh) zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt en woonerven. De Grauwe Polder is een 50 kilometerweg. De geluidzone valt binnen het plangebied. Een akoestisch onderzoek is verplicht.Het onderzoek geeft uitsluitsel over de geluidsbelasting op nieuwe woningen binnen die geluidszone. De wettelijke voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Burgemeester en wethouders kunnen hogere grenswaarden vaststellen tot maximaal 63 dB.
Het bestemmingsplan "Grauwe Polder 86-88" voorziet in de bouw van nieuwe woningen. Voor het weg- verkeerslawaai is een akoestisch onderzoek verricht. De resultaten zijn opgenomen in het rapport van de Omgevingsdienst Midden en West Brabant: Akoestisch onderzoek Grauwe Polder 86 en 88 (nr. 15010039 d.d. 5 februari 2015).
Uit de berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De geluidbelastingen leiden voor de woningen Grauwe Polder 86 en 88 tot een belasting van respectievelijk 52 dB en 53 dB (na aftrek). De grens voor het bepalen van hogere grenswaarden wordt niet overschreden.

Voorafgaand aan vaststelling van het bestemmingsplan moeten hogere grenswaarden worden vastgesteld (zie conclusie).

Industrielawaai

Een bedrijventerrein waar vestiging mogelijk is van bedrijven die horen tot het Besluit omgevingsrecht onder D bijlage 1 (zogenaamde 'grote lawaaimakers') moet worden gezoneerd. Een gezoneerd bedrijventerrein is een terrein of gedeelte daarvan waarop zich bedrijven bevinden of worden toegestaan die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. Rondom een gezoneerd bedrijventerrein wordt een gebied aangewezen waarbuiten het geluidniveau ten gevolge van de activiteiten van alle bedrijven op het bedrijventerrein de 50 dB(A) niet mag overschrijden. De 50 dB(A)-contour vormt de grens van het gebied en moet ingevolge de Wet geluidhinder worden vastgelegd in het bestemmingsplan.

De 50 dB(A)-contour is ook in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd en loopt over een zeer klein gedeelte van het plangebied (het meest noordwestelijk deel van het plangebied). De bouwvlakken waarbinnen de nieuwe woningen worden opgericht, liggen echter ruimschoots buiten deze 50 dB(A)-contour. Industrielawaai vormt dan ook geen belemmering voor de plannen.


Conclusie
Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan "Grauwe Polder 86-88" moeten hogere grenswaarden voor het wegverkeer worden vastgesteld. De vaststelling van hogere grenswaarden past in het ontheffingenbeleid. Het terugdringen van het verkeersaanbod ligt vanwege de functie van de weg Grauwe Polder niet in de reden. De Grauwe Polder is recent nog voorzien van een type stil asfalt en voor het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen langs de weg is geen ruimte aanwezig.
Burgemeester en wethouders hebben op 19 mei 2015 hogere grenswaarden Wet geluidhinder vastgesteld.

4.7 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn in hoofdstuk 5 (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen) bepalingen opgenomen over luchtkwaliteit. Artikel 5.16 eerste lid van de Wm bepaalt in hoofdlijnen dat het bevoegd gezag er op toeziet dat een voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot een overschrijding van luchtkwaliteitgrenswaarden zoals die zijn aangegeven in bijlage 2 van de Wm. Bijlage 2 van de Wm bevat voor diverse luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht grenswaarden en plandrempels. Bestemmingsplannen worden aan deze normen getoetst.


Woningbouwprojecten met minder dan 500 woningen behoeven niet aan de luchtkwaliteitsgrenswaarden uit bijlage 2 te worden getoetst. Dergelijke projecten worden geacht onder de algemene maatregel van bestuur Niet in betekenende Mate (NIBM) te vallen en derhalve de luchtkwaliteitsgrenzen niet te overschrijden.

Het bestemmingsplan "Grauwe Polder 86 - 88" voorziet in de bouw van twee vrijstaande woningen en valt derhalve onder de hiervoor genoemde algemeen maatregel van bestuur. Het aspect luchtkwaliteit is voor de voorgestane ontwikkeling dan ook geen belemmering.

4.8 Externe Veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de produktie als op het transport van gevaarlijke stoffen. Centraal staat de vraag hoe groot het risico is dat een individu of een groep individuen hierbij loopt. Bij het bepalen van het risico worden twee soorten risico’s onderscheiden, te weten het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer van gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen.

Volgens de risicokaart van de provincie Noord-Brabant zijn er in de omgeving van het plangebied geen Bevi-inrichtingen gevestigd. Het plangebied ligt niet binnen de contour van het plaatsgebonden risico noch binnen een invloedsgebied van een dergelijk bedrijf. Ook ligt het plangebied buiten het invloedsgebied van rijksweg A58. Externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering.

4.9 Besluit Milieueffectrapportage

Op grond van het Besluit milieueffectraportage (Besluit mer) dient bij de bepaling of er voor een bepaalde activiteit een milieueffectbeoordeling en/of rapportage moet worden gemaakt de omvang van de activiteit, de ruimtelijke context en de cumulatie met de omgeving beoordeeld te worden.

Met de voorgestane ontwikkeling op de locaties Grauwe Polder 86 en 88 is er geen sprake van activiteiten waarvoor het maken van een milieueffectrapport (rechtstreeks) verplicht is. Ook worden er geen drempelwaarden overschreden. Een milieueffectbeoordeling is derhalve niet aan de orde.

4.10 Conclusie

Het bestemmingsplan "Grauwe Polder 86 - 88" past binnen de geldende regelgeving en beleid met betrekking tot milieu en duurzaamheid. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er in het plangebied situaties voorkomen die vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar zijn.

Hoofdstuk 5 Beschrijving Van Het Plan

5.1 Planvorm

Dit bestemmingsplan bevat een planologisch-juridische regeling voor de ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied "Grauwe Polder 86 - 88". De bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan "Herziening 1 bedrijventerrein Vosdonk" zijn uitgangspunt voor dit nieuwe bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard voor Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012.

Er is sprake van een planopzet met vier bestemmingen, een gedetailleerde planverbeelding en een uniforme opzet van de planregels. Uitgangspunt is dat de planverbeelding zoveel mogelijk informatie biedt over de toelaatbare gebruiksvorm en de bouwmogelijkheden op een perceel. Voordeel hiervan is een snel inzicht in de gebruiks- en bouwmogelijkheden waardoor het mogelijk is gebruikers van het bestemmingsplan goed te informeren.

Het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de planverbeelding met planregels. Bij ieder plan hoort een toelichting. Deze heeft als zodanig geen rechtskracht. De planregels zijn opgebouwd uit inleidende regels (hoofdstuk 1), bestemmingsregels ( hoofdstuk 2), algemene regels (hoofdstuk 3) en overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

Algemeen.

Alvorens per artikel een toelichting wordt gegeven, is het van belang om in te gaan op de regeling voor aan-huis-gebonden beroepen en de regeling om huisvesting voor mantelzorg mogelijk te maken.

Aan- huis-gebonden beroepen.

Bij de woonbestemmingen is bepaald dat het gebruik van een deel van de woning inclusief de aan- of uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen of een vrijstaande praktijkruimte voor een aan-huis-gebonden beroep onder voorwaarden niet strijdig is met de woonbestemming. Gezien de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen zal dit gebruik in de toekomst alleen maar toenemen.

In bijlage 1 bij deze toelichting is uiteengezet welke beroepen/bedrijven passend zijn in een woonomgeving. Hiermee worden eventuele onduidelijkheden voorkomen.

Mantelzorg.

Bij de woonbestemming zijn regels opgenomen om huisvesting voor mantelzorg mogelijk te maken. Dit kan rechtstreeks via inwoning of met een afwijking van de planregels voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit of voor het geschikt maken van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte.

Inleidende regels.

Begrippen (artikel 1).

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2).

In dit artikel wordt aangegeven hoe de in de regels gehanteerde maten gemeten moeten worden.

Bestemmingsregels.

Tuin (artikel 3)

De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor tuinen behorende bij de aangrenzende gronden. Er mogen uitsluitend erkers, tochtportalen of entreepartijen worden gebouwd, waarvoor nadere bebouwingsregels zijn gegeven. Daarnaast zijn bouwregels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Tuin - 2 (artikel 4).

De gronden met de bestemming 'Tuin - 2' zijn bestemd voor tuinen behorende bij de aangrenzende gronden, hobbymatige agrarische activiteiten, bos- en natuurgebied en recreatief medegebruik. Binnen deze bestemming mag per bouwperceel maximaal één gebouw worden gerealiseerd, met een oppervlakte van maximaal 60 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter. In de regels zijn bouwregels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Wonen - Vrijstaand (artikel 5).

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor wonen in de vorm van vrijstaande woningen, met daarbij behorende tuinen, erven en verhardingen. Woningen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de op de verbeelding aangegeven maximale goot- en bouwhoogte gelden. Binnen en buiten het bouwvlak zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Binnen de bestemming zijn voor alle bouwwerken bouwregels opgenomen.

Waarde - Archeologie 4 (artikel 6).

De gronden binnen deze bestemming zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Voor bouwwerken, groter dan 10.000 m2 en met een verstoringsdiepte groter dan 40 cm, dient een archeologisch onderzoek te worden verricht. Het bevoegd gezag kan naar aanleiding van dit onderzoek voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen en de bestemming geheel of gedeeltelijk te laten vervallen.

Algemene regels.

Anti-dubbeltelregel (artikel 7).

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze zogenaamde anti-dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels (artikel 8).

In de algemene bouwregels zijn regelingen opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen.
Ook is een regel opgenomen, die een bouwhoogtebeperking bevat, met als doel de bescherming van het radarverstoringsgebied van vliegbasis Woensdrecht.

Algemene gebruiksregels (artikel 9).

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken in strijd met de bestemming. Er is onder andere geregeld dat seksinrichtingen en prostitutie niet zijn toegestaan.

Algemene aanduidingsregels (artikel 10).

De algemene aanduidingsregels bevatten regelingen voor de (gebieds)aanduidingen die op de verbeelding zijn opgenomen. Er zijn regels opgenomen voor de geluidzone vanwege industrielawaai en voor de obstakelvlakken vanwege vliegveld Seppe (gebiedsaanduiding 'luchtverkeerzone').

Algemene afwijkingsregels (artikel 11).
In dit artikel zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen het onder voorwaarden overschrijden van bouwgrenzen of bouwvlakken en het overschrijden van de voorgeschreven maatvoeringen.

Algemene wijzigingsregel (artikel 12).

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van artikelen op grond van recente wetgeving.

Overgangs- en slotregels.

Overgangsrecht (artikel 13).
Het is een wettelijke verplichting om dit artikel in het bestemmingsplan op te nemen.In lid 1 zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen opgenomen. Bouwwerken, die op het moment dat het plan inwerking is getreden, bestaan of (kunnen) worden gebouwd op grond van een verleende omgevingsvergunning en die afwijken van het bestemmingsplan mogen gedeeltelijk worden veranderd of vernieuwd mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot. Is het bouwwerk verloren gegaan door een calamiteit dan mag het bouwwerk volledig worden vernieuwd of veranderd mits de aanvraag om omgevingsvergunning binnen 2 jaar na de calamiteit wordt ingediend.
Lid 2 betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het moment dat dit plan inwerking is getreden. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor niet wordt vergroot.

Het overgangsrecht geldt niet voor bouwwerken die zonder omgevingsvergunning (bouwvergunning) zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan en voor illegaal gebruik van bouwwerken en gronden.

Slotregel (artikel 14).

Deze regel verwijst naar de naam van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld om gemeentelijke kosten te kunnen verhalen. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig als het kostenverhaal anderszins (via een anterieure overeenkomst) is verzekerd.

Er is sprake van een particulier initiatief. Legeskosten in verband met het opstellen en vaststellen van het bestemmingsplan, de procedure tot vaststellen van hogere grenswaarden ingevolge de Wet geluidhinder en beoordelen van het verkennend bodemonderzoek , alsmede eventuele kosten voor planschade komen voor rekening van de initiatiefnemers. Met initiatiefnemers is een anterieure overeenkomst gesloten waarin voornoemde zaken zijn geregeld. Doordat het kostenverhaal anderszins is geregeld, hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Toetsing En Overleg

7.1 Overleg

Ontwerp-kaders
De gemeente heeft aangegeven mee te willen werken aan de splitsing van het perceel Grauwe Polder 88 in twee kavels om de bouw van twee vrijstaande woningen met bijgebouw mogelijk te maken. Hiervoor zijn ontwerp-kaders opgesteld. De gemeenteraad heeft ingestemd met deze ontwerp-kaders. De ontwerp-kaders zijn tevens besproken met de omwonenden.

Wettelijk vooroverleg

In het kader van het wettelijk voorgeschreven vooroverleg ex. artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn de volgende instanties op 30 december 2014 digitaal geïnformeerd over het plan voor splitsing van het perceel Grauwe Polder 88 in twee bouwkavels.

  • Provincie Noord-Brabant.

  • Waterschap Brabantse Delta.

De betreffende instanties zijn tot en met 9 februari 2015 in de gelegenheid gesteld een reactie in te dienen.
Zowel provincie Noord-Brabant als waterschap Brabantse Delta hebben een reactie ingediend. De provincie (reactie ontvangen op 7 januari 2015) heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben. Waterschap Brabantse Delta (reactie ontvangen op 2 februari 2015) heeft enkele aandachtspunten meegegeven, maar een positief wateradvies gegeven. De aandachtspunten van het waterschap zijn in deze toelichting verwerkt.
De reacties van provincie en waterschap zijn als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan "Grauwe Polder 86-88" heeft gedurende de periode 12 maart 2015 tot en met 22 april 2015 ter inzage gelegen in het stadskantoor. Daarnaast was het ontwerp-bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar op de gemeentelijke internetsite en de landelijke internetsite www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende de periode 12 maart 2015 tot en met 22 april 2015 is de mogelijkheid geboden om ten aanzien van het ontwerp-bestemmingsplan "Grauwe Polder 86-88" een zienswijze in te dienen bij de gemeenteraad. De bekendmaking heeft plaatsgevonden in het weekblad 'Etten-Leurse Bode' d.d. 11 maart 2015, de Staatscourant, www.overheid.nl, de gemeentelijke internetpagina en het gemeentelijk publicatiebord. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 8 Overzicht Van Wijzigingen

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Grauwe Polder 86-88" zijn geen wijzigingen aangebracht ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan.