KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inhoud Van De Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 2 Regels
Artikel 3 Titel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Historische Ontwikkeling
2.2 Huidige Situatie
2.3 Beoogde Situatie
2.4 De Wijzigingsregels
2.5 Toetsing Aan De Wijzigingsregels
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Verkeer En Parkeren
4.2 Wegverkeerslawaai
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.4 Bodem
4.5 Ecologie
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Kabels En Leidingen
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Bedrijven En Milieuhinder
4.10 Water
4.11 Onderzoeksplicht Vanwege Mer-wetgeving
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Onderdeel Van Vigerend Bestemmingsplan
5.3 Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Bezonningsstudie
Bijlage 2 Uitvoer Geluidsberekeningen Appartementen
Bijlage 3 Uitvoer Geluidsberekeningen Nieuwe Weg
Bijlage 4 Bodemonderzoek Keizersdijk 34
Bijlage 5 Bodemonderzoek Keizersdijk 14-32
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek En Asbest Keizersdijk 30-34
Bijlage 7 Quick-scan Ecologie
Bijlage 8 Onderzoek Vleermuizen
Bijlage 9 Quick Scan Flora En Fauna 2015
Bijlage 10 Veldonderzoek Gierzwaluwen
Bijlage 11 Nota Zienswijzen

Keizersdijk 30-34, Raamsdonksveer

Wijzigingsplan - Gemeente Geertruidenberg

Vastgesteld op 29-09-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inhoud Van De Regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

Plan

het wijzigingsplan Keizersdijk 30-34, Raamsdonksveer met identificatienummer NL.IMRO.0779.RVBPWKeizersdijk30-vs01 behorende bij het bestemmingsplan 'Centrum Raamsdonksveer' van de gemeente Geertruidenberg.

Artikel 2 Regels

De regels van het bestemmingsplan 'Centrum Raamsdonksveer' zijn van overeenkomstige toepassing op dit plan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' tevens een blibliotheek is toegestaan, alsmede detailhandel op de verdieping tot maximaal 300 m2 per eenheid of maximaal 6 appartementen op de verdieping.

Artikel 3 Titel

Dit plan kan worden aangehaald onder de naam 'Keizersdijk 30-34, Raamsdonksveer'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Vastgoedontwikkelaar Kieboom heeft het voornemen om een bibliotheek in combinatie met detailhandel of in combinatie met maximaal 6 woningen te realiseren op de locatie Keizersdijk 30-34 te Raamsdonksveer. Door de gemeente Geertruidenberg wordt ter plaatse een doorsteek gerealiseerd tussen de Keizersdijk en het achterliggende parkeerterrein. De ontwikkeling is niet rechtstreeks mogelijk op basis van het bestemmingsplan Centrum Raamsdonksveer. De voorgenomen ontwikkeling heeft namelijk een grotere goothoogte en bouwhoogte dan op basis van de huidige bestemming is toegestaan, waarbij het ook niet is toegestaan detailhandel op de verdieping te vestigen. Tevens is het binnen de huidige bestemming niet mogelijk om de doorsteek te realiseren. Wel is voor de gronden een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee onderhavige ontwikkeling juridisch planologisch mogelijk kan worden gemaakt. Voorliggend wijzigingsplan voorziet hier in.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt ter hoogte van de Keizersdijk 30-34 en wordt begrensd door de Keizersdijk in het zuidwesten, het parkeerterrein Touwbaan in het noordoosten en de panden Keizersdijk 28 en 36 aan weerszijden. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.RVBPWKeizersdijk30-vs01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Centrum Raamsdonksveer. Dit bestemmingsplan is op 27 juni 2013 vastgesteld. De gronden hebben de bestemming Gemengd 1 en Groen. Zoals aangegeven geldt er een wijzigingsbevoegdheid voor het plangebied waarmee het college van burgemeester en wethouders de bestemmingen kunnen wijzigen in de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied en Gemengd 1, al dan niet met de aanduiding 'detailhandel'. In figuur 1.2 is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.RVBPWKeizersdijk30-vs01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerend plan. Het plangebied ligt ter hoogte van de blauwe pijl

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is de planbeschrijving opgenomen. Hierin is de bestaande situatie beschreven alsmede de beoogde ontwikkeling en toetsing van het plan aan de wijzigingsregels. In hoofdstuk 3 is verslag gedaan van de toetsing aan het beleidskader van de diverse overheden. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op de verschillende omgevingsaspecten (zoals verkeer en parkeren, archeologie, milieuaspecten en ecologie), waarna in hoofdstuk 5 de plansystematiek wordt beschreven. Hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Historische Ontwikkeling

De grens van Raamsdonksveer gaat terug naar die van een middeleeuwse parochie, waarvan de naam voor het eerst in 1273 als ‘Dunc’ in akten voorkomt. De kern Raamsdonksveer vormt samen met de kernen Geertruidenberg en Raamsdonk de gemeente Geertruidenberg. Raamsdonksveer ligt tussen de kernen Geertruidenberg en Raamsdonk, in het agrarisch laagveenlandschap.

De kern Raamsdonksveer is ontstaan aan de oever van de Donge en op enige afstand van de rivier de Maas. Raamsdonksveer ligt aan de zuidoost-zijde van de Donge. De kern is van oorsprong een samenstel van enkele lintbebouwde dijken. De oorspronkelijke lintbebouwing langs dijken is te vinden in de Hoofdstraat, Schoolpad, Prins Hendrikstraat, Julianalaan, de Grote Kerkstraat-Sandoel.

In Raamsdonksveer Centrum is de historische lintenstructuur nog duidelijk herkenbaar. Door planmatige uitbreidingen in de 20e eeuw zijn tussengelegen gebieden ‘opgevuld’, waardoor er een duidelijk contrast tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ zichtbaar is.

De Keizersdijk, Prins Bernhardstraat, Wilhelminalaan en Maasdijk zijn onderdeel van het traject van de zogenaamde Napoleonswegen tussen Breda en Gorinchem. Ter plaatse van het Fort Lunet lag een oude tolbrug. Met deze brug stond de stad Geertruidenberg in verbinding met de Napoleonsweg op Veergrondgebied. Genoemde wegen vormen, gekeken naar de cultuurhistorische context, ‘gebiedsvreemde lijnen’. Zij doorbreken het trouw opgezette orthogonale verkavelingspatroon. Te zien is dat deze van oorsprong ‘gebiedsvreemde lijnen’ in Raamsdonksveer geheel zijn opgenomen in de structuur.

Langs de centrale as Keizersdijk-Wilhelminalaan heeft zich het huidige centrum ontwikkeld. Het centrum is ‘verdikt’ ter hoogte van het Heereplein (Schoolpad, Hoofdstraat, Poststraatje). De kern heeft zich vervolgens uitgebreid tussen de historische linten. Andere uitbreidingen bevinden zich ten oosten en westen van het centrum van Raamsdonksveer.

2.2 Huidige Situatie

Bebouwing

Lint Prins Bernhardstraat-Keizersdijk

De lintbebouwde Prins Bernhardstraat-Keizersdijk is de hoofdstraat van Raamsdonksveer en deelt de kern in twee delen. Aan dit lint komt een grote differentiatie in bebouwing voor. De bebouwing varieert in bouwhoogte, bouwmassa en kapvorm. Deze is door deze grote mate aan variatie individueel duidelijk afleesbaar. De bebouwing grenst veelal direct aan het openbaar gebied. De uitstraling van deze en andere nieuwbouwontwikkelingen in het lint sluit zoveel mogelijk aan bij de traditionele uitstraling van de kleinschalige panden aan de Keizersdijk.

De bebouwing aan de Prins Bernhardstraat-Keizersdijk maakt onderdeel uit van het centrum en huisvest dan ook verschillende functies. De aanwezigheid van winkels, met daarbij horende reclame-uitingen, bepaalt het straatbeeld.

Binnen het plangebied varieert de bebouwing eveneens. De bouwhoogtes zijn redelijk gelijk maar door de verspringende goothoogten en gevelindelingen is het straatbeeld heel divers.

De Prins Bernhardstraat-Keizersdijk was jarenlang de belangrijkste ontsluitingsweg voor het centrum. In de jaren 90 is de weg afgesloten voor bestuurders komend uit de richting van Geertruidenberg. De doorgaande route loopt nu om het centrum heen en bestaat uit Het spant, de Rambrandtlaan en de Sint Jozeflaan.

Het plangebied zelf wordt ontsloten via de Keizersdijk en het achterliggende parkeerterrein Touwbaan. Recent is een doorsteek gerealiseerd tussen de Keizersdijk en het parkeerterrein voor gemotoriseerd verkeer. Dit is de toegangsweg voor het parkeerterrein vanuit het zuiden.

In de huidige situatie zijn er in het plangebied langs de Keizersdijk 3 panden aanwezig die al geruime tijd leegstaan. De drie panden bestaan uit één bouwlaag met een kap. Aan de achterzijde grenzen de tuinen aan een openbaar parkeerterrein Touwbaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.RVBPWKeizersdijk30-vs01_0003.png"

Figuur 2.1 Huidige bebouwing Keizersdijk 30-34

Gezien vanaf de Keizersdijk bevindt zich aan de rechterzijde van het pand op nummer 30 een snackbar, 'Broodje piraat' met een woning. Het pand aan de linkerzijde van het plangebied, nummer 36, is in gebruik als winkel.

2.3 Beoogde Situatie

In de nieuwe situatie wordt de huidige bebouwing, Keizersdijk 30, 32 en 34 gesloopt. Deze bebouwing maakt plaats voor de bouw van een bibliotheek, met 300 m² bvo aan commerciële ruimte verdeeld over de verdieping, dan wel maximaal zes woningen, en een doorsteek tussen de Keizersdijk en het achterliggende parkeerterrein.

De bibliotheek komt op de begane grond en krijgt aan twee zijden een entree, zowel aan de Keizersdijk als aan de achterzijde. De entree gelegen aan de Keizersdijk vormt de hoofdingang. Via een interne trap kunnen de twee bovengelegen commerciële ruimten van respectievelijk 100 m² en 200 m² worden bereikt.

Het gebouw zelf bestaat uit twee bouwlagen waarbij de bovenste bouwlaag overgaat in een gesplitste kap. De goothoogte bedraagt, bezien vanaf de Keizersdijk, aan de linkerzijde 4,5 m en aan de rechterzijde 6,4 m en de bouwhoogte 10 m. Omdat de Keizersdijk zelf hoger ligt dan het achtergelegen parkeerterrein is de fysieke verschijning aan de Keizersdijk lager dan aan de achterzijde. Het bouwwerk is hoofdzakelijk voorzien van bruin-rood metselwerk onderbroken door verticale glaspartijen. Het dak is bekleed met zinkplaten. De architectuur en materiaalkeuze geeft het pand een eigentijds gezicht zodat een fraai contrast wordt gevormd met de omliggende (historische) bebouwing. De Monumentencommissie heeft een positief pre-advies uitgebracht.

De doorsteek naar het achtergelegen parkeerterrein komt tussen het nieuwe gebouw en het perceel Keizersdijk 36 te liggen. Hierdoor wordt automatisch ruimte gecreëerd tot de bestaande (lagere) woonbebouwing.

Door de beoogde ontwikkeling is – behalve in de zomer – in de ochtend sprake van een toename van de schaduw op perceel Keizersdijk 36 (zie de bezonningsstudie in Bijlage 1). Door het draaien van de stand van de zon is van schaduwwerking in de middag en avond geen sprake. Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling geen onaanvaardbare toename van de schaduwwerking geeft op de omliggende bebouwing ten opzichte van de huidige situatie, omdat de toename van schaduw zich uitsluitend voordoet in de ochtend buiten de zomerperiode .

Aan de zijde van Keizersdijk 28 is de nieuwe bebouwing direct tegen dit perceel gesitueerd. De privacy hier is gewaarborgd door het toepassen van een blinde gevel.

Door de beoogde ontwikkeling is er op het perceel Keizersdijk 28 uitsluitend in de zomer sprake van een toename van de schaduw in de namiddag en avond ten opzichte van de huidige situatie (zie de bezonningsstudie in Bijlage 1). Deze extra schaduw bevindt zich echter aan de uiterste oostzijde van het perceel. Daarbij bevindt het achterterrein van dit perceel zich in deze periode na 18:00 uur voor een groeiend deel in de schaduw van de eigen bebouwing. Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling geen onaanvaardbare toename van de schaduw geeft ten opzichte van de huidige situatie, omdat de schaduwwerking slechts effect heeft op een klein deel van het perceel voor een korte periode (de avond).

De functie van bibliotheek en detailhandel of maximaal zes woningen voegt zich prima in de bestaande omgeving. Zoals in paragraaf 2.2 omschreven wordt de Keizersdijk gekenmerkt door een zeer gemeleerd programma van winkels en bovenwoningen.

In onderstaande figuren is een impressie van het beoogde bouwplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.RVBPWKeizersdijk30-vs01_0004.png"Figuur 2.2 Impressie bouwplan gezien vanaf de Keizersdijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.RVBPWKeizersdijk30-vs01_0005.png"

Figuur 2.3 Impressie bouwplan van bovenaf gezien, zijde parkeerterrein

2.4 De Wijzigingsregels

Het voorliggende bouwplan wordt mogelijk gemaakt op basis van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan Centrum Raamsdonksveer. De wijzigingsregels luiden als volgt:

22.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor het gebied ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 3’ het bestemmingsplan te wijzigen en de bestemmingen te wijzigen in de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’, voor het mogelijk maken van een extra doorsteek voor verkeer, en in de bestemming ‘Gemengd – 1’, al dan niet in combinatie met de toevoeging van de aanduiding ‘detailhandel’ voor het toestaan van nieuwe detailhandel en het aanpassen van het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. a. de goothoogte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 7 m en de bouwhoogte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 10 m;
  2. b. dienstverlening, maatschappelijke en culturele voorzieningen zijn toegestaan op de begane grond;
  3. c. de vestiging van een bibliotheek is toegestaan zowel op de begane grond als op de verdieping;
  4. d. wonen op de verdieping is toegestaan, waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 6;
  5. e. de oppervlakte van nieuwe detailhandel niet meer mag bedragen dan 300 m2 per eenheid;
  6. f. de wijziging inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  7. g. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  8. h. rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
  9. i. voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  10. j. voldaan wordt aan de parkeernormen zoals opgenomen in de CROW.

2.5 Toetsing Aan De Wijzigingsregels

  1. a. het bouwplan heeft een maximale goothoogte van 6,4 m en een maximale bouwhoogte van 10 m.
  2. b. op de begane grond wordt een bibliotheek gehuisvest, dit betreft een maatschappelijke bestemming.
  3. c. aan deze regel wordt voldaan, zie punt b.
  4. d. het plan voorziet in maximaal 6 woningen zodat aan deze wordt voldaan. De woningen worden niet direct gerealiseerd maar de mogelijkheid voor maximaal zes woningen wordt open gehouden.
  5. e. het plan voorziet in totaal in 300 m² bvo aan commerciële ruimte, verdeeld over twee ruimtes.
  6. f. omdat het bouwplan nog niet volledig is goedgekeurd door de welstandscommissie kan het zijn dat de bovenstaande beschrijving afwijkt van de uiteindelijke uitvoering. De Monumentencommissie heeft wel een positief pre-advies uitgebracht (zie paragraaf 2.3).
  7. g. op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van de milieuhygienische bodemkwaliteit geen belemmeringen aanwezig zijn voor de beoogde ontwikkeling van de locatie (zie paragraaf 4.4).
  8. h. de ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse (zie paragraaf 4.10).
  9. i. het gehele plangebied ligt in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Op basis van deze lage verwachtingswaarde is het niet noodzakelijk om archeologisch onderzoek uit te voeren. Eventuele vondsten tijdens de bouw dienen te worden gemeld bij het bevoegd gezag. De aanpassing van het gebied leidt ook niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden (zie paragraaf 4.3).
  10. j. De ontsluiting van de locatie is goed te noemen. Op het parkeerterrein Touwbaan zijn voldoende parkeerplaatsen beschikbaar om de parkeerbehoefte behorende bij de voorgenomen ontwikkeing (zie paragraaf 4.1).

Het beoogde bouwplan voldoet aan de wijzigingsregels zodat dan ook toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Op 13 maart 2012 is de SVIR vastgesteld. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daarin streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

In de SVIR wordt het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De SVIR verstevigt het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt blijft. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral door de gemeente. De SVIR staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.1.2 AMvB Ruimte (2012)

De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, worden geborgd in de AMvB Ruimte. Deze AMvB wordt in juridische termen aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met de AMvB Ruimte geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Voor onderhavig plangebied zijn geen zaken die van belang zijn voor de AMvB Ruimte.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen volgen de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. b. indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt nagegaan in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. c. als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt nagegaan in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toetsing

Actuele regionale behoefte (stap a.)

Met dit wijzigingsplan wordt een stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt in de vorm van maatschappelijke voorzieningen en detailhandel. Deze ontwikkeling voorziet in de behoefte bij consumenten aan goede maatschappelijke en commerciële voorzieningen in het belangrijkste centrumgebied van de gemeente.

De beoogde bibliotheekvoorziening is onderdeel van de gemeentelijke investeringen in deze maatschappelijke voorziening en is gericht op een optimalisering van de bestaande bibliotheekvoorzieningen in de gemeente. Deze ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de leegstand in de gemeente, omdat de gemeente zelf de herinvulling van eventueel achter te laten locaties kan bepalen.

De omvang van de commerciële ruimte(n)in de beoogde ontwikkeling is beperkt, waardoor de eventuele invulling ervan geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de leegstand in de gemeente. Ook past de ontwikkeling binnen de regionale afspraken omtrent detailhandelsontwikkeling (zie paragraaf 3.3). Daarbij zorgt de totale ontwikkeling voor het oplossen van langdurige leegstand ter plaatse, waarmee per saldo een positieve bijdrage wordt geleverd aan het woon-, leef- en ondernemersklimaat van de gemeente.

Als bij de bibliotheek geen commerciele ruimte wordt ontwikkeld dan zullen er maximaal 6 woningen in de ontwikkeling worden opgenomen. Dit aantal past binnen de gemeentelijke plancapaciteit voor de bouw van appartementen in het centrumgebied (zie paragraaf 3.4). Deze capaciteit is bepaald op basis van de provinciale prognose. De uitwerking ervan is in het kader van het opstellen van de gemeentelijke woonvisie afgestemd binnen de regio in het algemeen en met de buurgemeenten in het bijzonder.

Inpassing in bestaand stedelijk gebied (stap b.)

De ontwikkeling vindt plaats door herstructurering en transformatie binnen bestaand stedelijk gebied.

Zoeken naar een nieuwe locatie buiten bestaand stedelijk gebied (stap c.)

Deze derde stap uit de ladder is niet van toepassing nu de ontwikkeling plaatsvindt binnen bestaand stedelijk gebied.

Geconcludeerd wordt dat het rijksbeleid de beoogde ontwikkeling niet in de weg staat.

3.2 Provinciaal Beleid

Structuurvisie ruimtelijke ordening (2010)

Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Structuurvisie ruimtelijke ordening vastgesteld. De structuurvisie is vanaf 1 januari 2011 van kracht. De Structuurvisie ruimtelijke ordening geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040) weer.

Het onderhavig plangebied is onderdeel van de stedelijke structuur. Ten aanzien van de stedelijke structuur richt het beleid zich op de volgende uitgangspunten:

  1. 1. concentratie van verstedelijking;
  2. 2. zorgvuldig ruimtegebruik;
  3. 3. meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit;
  4. 4. betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur;
  5. 5. versterking van de economische kennisclusters.

Binnen de stedelijke structuur wordt onder andere onderscheid gemaakt tussen stedelijke concentratiegebieden, hoogstedelijke zones, stedelijke knooppunten, zoekgebieden verstedelijking en kernen in het landelijk gebied. Onderhavig plangebied is hierbij aangewezen als een kern in het landelijk gebied. In de kernen in het landelijk gebied met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking wordt de lokale behoefte voor verstedelijking opgevangen. Stedelijke ontwikkelingen moeten echter qua maat en schaal wel bij de kern passen.

Conclusie

Onderhavig plan betreft de uitbreiding/verplaatsing van een stedelijke functies in een kern gelegen in het landelijk gebied. Met de beoogde ontwikkelingen wordt qua aard, schaal en functie aangesloten bij de dorpskern van Raamsdonk. Het plan is derhalve in overeenstemming met de Structuurvisie ruimtelijke ordening van de provincie Noord-Brabant.

Verordening ruimte Noord-Brabant (2014)

Op 14 maart 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening ruimte vastgesteld. De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. In de Verordening ruimte spelen de volgende thema's een rol:

  • stedelijk gebied;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • waterberging;
  • integrale zonering;
  • glastuinbouw en glasboomteelt.

Artikel 4.2 en 4.3 van de verordening stelt, dat stedelijke ontwikkelingen uitsluitend zijn toegestaan binnen bestaand stedelijk gebied of daarop aan dient te sluiten. Onderhavig plangebied is volgens de plankaart van de verordening gelegen in bestaand stedelijk gebied. Voor het vestigen van maatschappelijke voorzieningen zijn geen regels opgenomen in de Verordening ruimte. Bij de realisatie van woningen moet worden getoetst aan artikel 4.3 Nieuwbouw van woningen. Voor het vestigen van detailhandel dient te worden getoetst aan artikel 4.8 Detailhandelslocaties.

4.3 Nieuwbouw van woningen

  1. 1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwbouw van woningen bevat een verantwoording over de wijze waarop:
    1. a. de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg bedoeld in artikel 35.4 onder b, worden nagekomen;
    2. b. de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken bedoeld onder a, en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw.
  2. 2. Onder harde plancapaciteit voor woningbouw als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan de capaciteit voor nieuw te bouwen woningen waarover een gemeente beschikt:
    1. a. die wordt uitgedrukt in aantallen woningen, en
    2. b. is opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan waarvan de bestemming nog niet is verwezenlijkt.

In paragraaf 3.4 is onderbouwd dat de mogelijkheid tot realisatie van 6 appartementen past in de gemeentelijke plancapaciteit. Deze plancapaciteit is gebaseerd op de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose. De uitwerking van het woningbouwprogramma is in het kader van het opstellen van de gemeentelijke woonvisie afgestemd binnen de regio in het algemeen en met de buurgemeenten in het bijzonder.

4.8 Detailhandelslocaties

  1. 1. Een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied kan voorzien in een ontwikkeling of een uitbreiding van een detailhandelslocatie tenzij deze ontwikkeling of uitbreiding leidt tot een bovenregionale detailhandelslocatie.
  2. 2. Onder een bovenregionale detailhandelslocatie als bedoeld in het eerste lid, wordt begrepen een detailhandelslocatie waarbij:
    1. a. uit onderzoek blijkt dat ten minste 20% van de bezoekers afkomstig is buiten een straal van 35 kilometer vanaf de beoogde detailhandelslocatie; of
    2. b. het te verwachten aantal bezoekers ten minste 2.500.000 per jaar bedraagt.
  3. 3. De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ontwikkeling of een uitbreiding van een detailhandelslocatie bevat een verantwoording over de wijze waarop de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg bedoeld in artikel 37.4, onder b, worden nagekomen.

De mogelijkheid tot het realiseren van detailhandel in de beoogde ontwikkeling is kleinschalig. Deze leidt niet tot een bovenregionale detailhandelslocatie als bedoeld in de provinciale Verordening. De ontwikkeling bevindt zich binnen het centrumgebied van Raamsdonksveer, wat aansluit bij de regionale afspraken omtrent detailhandelsontwikkeling (zie paragraaf 3.3).

3.3 Regionaal Beleid

Visie op de detailhandelsstructuur 2009-2020 West Brabant

In 2009 is de Visie op de detailhandelsstructuur 2009-2020 West Brabant opgesteld. Het hoofddoel van het regionale detailhandelsbeleid is het tot stand brengen van een evenwichtig en duurzaam detailhandelsapparaat in West-Brabant, waarbij rekening gehouden wordt met de aanwezige marktverhoudingen en ontwikkelingen, en gestreefd wordt naar een maatschappelijk verantwoorde, samenhangende en op elk niveau van de voorzieningenhiërarchie gezonde winkelstructuur.

De visie vormt een leidraad voor een uitwerking op gemeentelijk niveau: enerzijds in gemeentelijk detailhandelsbeleid, anderzijds in de bestemmingsplannen. Nieuwe detailhandelsinitiatieven kunnen hieraan door gemeenten getoetst worden. Er kunnen echter ook initiatieven zijn die door aard en/of omvang bovengemeentelijke effecten hebben, en daarmee de regionale detailhandelsstructuur raken. In dergelijke gevallen is een regionale afstemming gewenst. Onder bovengemeentelijke effecten wordt verstaan: winkelprojecten in de benoemde reguliere winkelcentra en perifere detailhandelslocaties met een kernverzorgingsfunctie vanaf 2.500 m2 bvo. De totale oppervlakte van de eventueel te realiseren ruimte voor detailhandel is maximaal 300 m2 bvo, daarom hoeft geen melding of toetsing van het bestuur SES West-Brabant plaats te vinden.

Een van de, voor Raamsdonksveer, belangrijkste beleidslijnen is de Ruimtelijke concentratie. Bij concentratie en clustering van winkels ontstaat een meerwaarde voor de betreffende bedrijven. Nieuwe ontwikkelingen dienen daarom zoveel mogelijk plaats te vinden binnen de door de regiogemeenten aangewezen winkelcentra en locaties van perifere detailhandel. De mogelijk voor detailhandel die het plan biedt bevindt zich aansluitend aan het bestaande winkelcentrum. Hiermee wordt een concentratie en clustering van de detailhandel bewerkstelligd.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Geertruidenberg 2030

In de structuurvisie wordt ingezet op de ontwikkeling van een aantrekkelijke gemeente – zowel om te wonen, als te werken en te recreëren. De opgave en kansen voor de gemeente liggen vooral in het onderhouden en versterken van bestaande kwaliteiten.

Onderhavige locatie is aangegeven als één van de ontwikkelingslocaties in het centrum van Raamsdonksveer. Het realiseren van de beoogde bibliotheek met commerciële ruimte(n) past binnen het streven naar een aantrekkelijke woongemeente met goede voorzieningen.

Visie Detailhandel 2013-2018

Een aantrekkelijk winkelaanbod is van groot belang voor de inwoners en de ondernemers van de gemeente. Het is een wezenlijk onderdeel van de levendigheid en de leefbaarheid van onze kernen. Door trends in consumentengedrag en door ontwikkelingen in de economie staat het winkelbestand, net als elders in Nederland, ook in de gemeente Geertruidenberg onder druk.

De Visie Detailhandel Geertruidenberg is een strategisch document en een kader voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in de detailhandel van de gemeente Geertruidenberg voor de komende 5 jaar met een beperkte doorkijk tot 2023. Met de Structuurvisie Geertruidenberg en de Visie Detailhandel wil de gemeente uitnodigen tot ontwikkeling van de detailhandel. Voor initiatiefnemers is het duidelijk welke ontwikkeling waar mogelijk is.

Ten aanzien van het centrum van Raamsdonksveer meldt de visie dat dit gebied primair een verzorgingsgebied voor de circa 21.500 inwoners van de gehele gemeente Geertruidenberg.

Om het centrum van Raamsdonksveer de 'huiskamer' van de gehele gemeente laten zijn, is het van belang dat de horeca en de maatschappelijke functies (zoals de bibliotheek, een gezondheidscentrum) in of aan de rand van het gebied geconcentreerd zijn.

Realisatie van de bibliotheek met met commerciële ruimte(n) past binnen het streven om het centrum van Raamsdonksveer te versterken.

Welstandsnota 2012

In het bestemmingsplan Centrum Raamsdonksveer worden de functie en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing geregeld. Het bestemmingsplan vormt de basis voor de stedenbouwkundige opzet van het centrumgebied. De architectonische verschijning wordt gewaarborgd door middel van een welstandsnota of een beeldkwaliteitplan. De welstandsnota Geertruidenberg is vastgesteld op 28 juni 2012.


In de welstandsnota is het grondgebied van de gemeente Geertruidenberg onderverdeeld in verschillende bebouwingstypen. Een groot deel van het plangebied is in de welstandsnota aangeduid als ‘Historisch dorpsgebied’ (H1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.RVBPWKeizersdijk30-vs01_0006.jpg"

Figuur 3.1 Bebouwingstypen

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.RVBPWKeizersdijk30-vs01_0007.jpg"

Figuur 3.2 Welstandbeleid

Het centrum van Raamsdonksveer is uit cultuurhistorisch, architectonisch en stedenbouwkundig oogpunt van belang. Voor de historisch waardevolle gebieden en monumenten/ beeldbepalende panden wordt een uitgebreide welstandstoets beoogd. Voor de rest van het plangebied is een minder uitgebreide welstandstoets aan de orde.

Woonvisie 2012-2016

Op 29 maart 2012 is de Woonvisie 2012-2016 van de gemeente Geertruidenberg vastgesteld. De woonvisie geeft de visie op het wonen in de gemeente Geertruidenberg. De visie geeft aan hoe de gemeente omgaat met nieuwbouwplannen, bestaande woningen, de kwaliteit van de woon- en leefomgeving en de voorzieningen binnen de gemeente. In de woonvisie zijn concrete doelstellingen geformuleerd.

Doelstellingen voor de nieuwbouwwoningen

De gemeenteraad stelt middels een startnotitie vooraf de beleidskaders vast voor nieuwbouwplannen van 5 woningen of meer, welke niet passen binnen het bestemmingsplan. De nieuwbouwmogelijkheden uit het einddocument van de pilot ‘Bouwen binnen strakke contouren’ worden gefaseerd gerealiseerd.

Voor het totale meerjaren bouwprogramma wordt als basisdifferentiatie gehanteerd:

  • 30% goedkoop (30% koop en 0% huur);
  • 50% middelduur (20% koop en 30% huur);
  • 20% duur (10% koop en 10% huur).

Als kwaliteitscriteria zijn uitgangspunt ‘het realiseren van levensloopbestendige woningen’, ‘het ambitieniveau uit het Manifest Duurzaam Dongemond’ en ‘het Politiekeurmerk Veilig Wonen’. De mogelijkheid tot het realiseren van ‘Brabantwoningen’ wordt onderzocht en gestimuleerd.

Doelstellingen voor de bestaande woningen en wijken

Door de gemeente wordt de wijzigende behoefte naar het voorzieningenniveau in de gemeente in de gaten gehouden en hierop wordt het voorzieningenniveau en het accommodatiebeleid zo goed mogelijk afgestemd. In de prestatieafspraken tussen de gemeente en de corporaties wordt vastgelegd op welke wijze er aan de vernieuwing van de bestaande woningvoorraad wordt gewerkt, de minimaal noodzakelijke kernvoorraad huurwoningen naar prijs, kwaliteit en ligging en de mogelijkheden tot verkoop van bestaande huurwoningen.

Volkshuisvestelijk is in de woonvisie opgenomen dat extra aandacht moet zijn voor de realisatie van goedkope koopwoningen en middeldure en dure huurwoningen. Daarnaast is in de woonvisie aangegeven dat aandacht moet zijn voor bestaande woningen en wijken. Het centrumplan Raamsdonksveer wordt apart genoemd om kansen te zoeken om tot verdere uitwerking over te gaan. In de woonvisie is rekening gehouden met de realisatie van 30 appartementen in het centrum.

Gezien het bovenstaande past de beoogde mogelijkheid tot realisatie van 6 appartementen in combinatie met de bibliotheek in de gemeentelijke beleidskaders.

Masterplan Raamsdonksveer Centrum 2010

In november 2010 is het Masterplan Raamsdonksveer Centrum vastgesteld. De aanleiding voor het Masterplan is dat het centrum van Raamsdonksveer al jaren onderwerp van discussie is. Het centrum is ten dele al opgeknapt maar er is behoefte aan een integraal plan. Aanpakken van diverse aspecten is daarbij van belang, zoals: de kwaliteit van de openbare ruimte, leegstand, verwaarlozing van panden en parkeeroverlast op diverse plaatsen. Het Masterplan biedt oplossingsrichtingen en geeft richting aan nieuwe ontwikkelingen waaronder voorliggend initiatief.

In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • Het Masterplan vormt een duurzaam ruimtelijk-functioneel beeld, dat de contouren voor het centrum voor de komende 10 tot 20 jaar vastlegt.
  • Het Masterplan geeft een integrale visie op het centrumgebied: er wordt niet alleen vanuit een ruimtelijk invalshoek, maar ook vanuit een sociaal-economisch perspectief naar de ontwikkeling van het centrum worden gekeken.
  • Het Masterplan handelt over structuren en hoofdlijnen. De visie geeft duidelijk aan welke ontwikkelingen gewenst zijn.
  • Het behoud van historische en/of kenmerkende structuren, en het behoud van markante panden en monumenten is uitgangspunt.
  • Het Masterplan gaat enerzijds in op een significante kwaliteitsverbetering van de publieke ruimte, maar doet zeker ook uitspraken op kwaliteitsverbetering van particuliere panden.
  • Het Masterplan is een interactief beleidsstuk: de visie is in nauwe samenwerking met belanghebbenden tot stand te komen: gemeenteraad, bewoners van het centrum, ondernemers, winkeliers etc.
  • Het Masterplan zal gefaseerd tot uitvoering worden gebracht en zal om die reden een bepaalde flexibiliteit moeten hebben.

De voorliggende ontwikkeling vloeit voort uit het Masterplan. Omdat de excate invulling nog niet bekend was is bij het opstellen van het bestemmingsplan Centrum Raamsdonksveer een wijzgingsbevoegdheid opgenomen. Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in de invulling van deze bevoegdheid.

Geconcludeerd wordt dat het wijzigingsplan past binnen het gemeentelijke beleid, zodat dit aspect de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg staat.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Verkeer En Parkeren

Ontsluiting

De ontsluiting van het plangebied vindt plaats vanaf de Keizersdijk. De Keizersdijk is een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom van Raamsdonksveer. Ten zuiden van Raamsdonksveer ligt de Rijksweg A59 en ten oosten de Rijksweg A27. Vanaf de Rijksweg A59 wordt de Keizersdijk bereikt via de wegen Oosterhoutseweg, Wilhelminalaan en Prins Bernhardstraat, die over gaat in de Keizersdijk. De Keizersdijk heeft een verkeersluw karakter en kent deels éénrichtingsverkeer. De hoofdroute voor autoverkeer door Raamsdonksveer loopt via de Sint Jozeflaan, Pieter Breughelstraat en Het Spant buiten het centrum om. Ten zuiden van het plangebied is er sprake van tweerichtingsverkeer op de Keizersdijk. Het verkeer kan via een doorsteek ter hoogte van Keizersdijk 12 van en naar het parkeerterrein Touwbaan rijden. Vanaf de Keizersdijk komt men linksaf via een T-splitsing op Het Spant, de Rembrandtlaan en de Sint Jozeflaan weer op de Wilhelminalaan. Op dezelfde T-splitsing kan men rechtdoor richting Geertruidenberg en naar de noordkant van Raamsdonksveer.

Fietsverkeer maakt gebruik van dezelfde infrastructuur als het autoverkeer. Op gebiedsontsluitingswegen wordt fietsverkeer via (vrijliggende) fietspaden afgewikkeld.

Met het voorliggend wijzigingsplan wordt een tweede ontsluiting van het parkeerterrein Touwbaan met de Keizersdijk gerealiseerd.

De locatie is op loopafstand van de bushalte aan de Maasdijk (in het verlengde van de Keizersdijk) bereikbaar met het openbaar vervoer. De bushalte ligt op een afstand van circa 320 m.

De ontsluiting van de locatie is goed te noemen.

Parkeren

Voor het parkeren kan gebruik worden gemaakt van het parkeerterrein Touwbaan. Op basis van de CROW publicatie (317) is de parkeervraag voor de ontwikkeling berekend. Voor de bibliotheek bedraagt het parkeerkencijfer 0,2-0,7 parkeerplaatsen per 100 m² bvo, uitgaande van een centrumgebied in een matig stedelijke gemeente. De bibliotheek krijgt een oppervlak van 830 m² waarmee de parkeerbehoefte op minimaal 2 en maximaal 6 parkeerplaatsen komt. Voor detailhandel bedraagt het parkeerkencijfer 2,8-3,8 parkeerplaatsen per 100 m² bvo, uitgaande van het functietype 'stadscentrum'. Voor de 300 m² bvo commerciële ruimten bedraagt de parkeerbehoefte minimaal 9 en maximaal 12 parkeerplaatsen. Wanneer in plaats van commerciële ruimten 6 appartementen gerealiseerd worden bedraagt de parkeerbehoefte minimaal 6 en maximaal 11 parkeerplaatsen. Hierbij is uitgegaan van het kencijfer voor appartementen (koop, etage, midden) van 1,0 -1,8 parkeerplaatsen per woning. De commerciëlen ruimten zijn dus maatgevend aangezien voor deze functie meer parkeerplaatsen benodigd zijn.

De totale parkeerbehoefte komt daarmee op minimaal 11 en maximaal 18 parkeerplaatsen. Uitgaande van een 'worst-case' scenario wordt uitgegaan van een behoefte van circa 18 parkeerplaatsen. Binnen het centrum zijn voldoende parkeerplaatsen beschikbaar om deze parkeerbehoefte op te vangen.

4.2 Wegverkeerslawaai

Onderhavig plan maakt onder meer nieuwe appartementen mogelijk. Ook wordt een nieuwe verbinding mogelijk gemaakt tussen het parkeerterrein en de Keizersdijk. Er is sprake van de volgende relevante akoestische situaties:

  • Nieuwe geluidsgevoelige functies

Woningen zijn geluidsgevoelige functies waarvoor op grond van de Wet geluidhinder (Wgh), indien deze gelegen zijn binnen de geluidszone van een gezoneerde (spoor)weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.

Langs alle wegen bevinden zich ingevolge de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen en rond het plangebied zijn 30 km/h-wegen aanwezig. De meest relevante 30 km/h-weg in de omgeving is de Keizersdijk. De overige wegen zijn op basis van de lage verkeersintensiteit akoestisch niet relevant en worden buiten beschouwing gelaten. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient aangetoond te worden dat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. De locatie ligt formeel binnen de wettelijke geluidszone van de 50 km/h-weg Het Spant.

  • Verbinding parkeerterrein - Keizersdijk

Vanaf het parkeerterrein zal een nieuwe weg gerealiseerd worden, welke aansluit op de Keizersdijk. In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij fysieke wijzigingen aan een weg met aanliggende geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) een zogenaamd reconstructie onderzoek te worden uitgevoerd. Binnen het reconstructiegebied liggen bestaande geluidsgevoelige functies. Aangezien de Keizersdijk een snelheidsregime heeft van 30 km/h dient dit onderzoek plaats te vinden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Het nieuw aan te leggen wegdeel wordt gezien als nieuwe weg in het kader van de Wgh. Om de effecten op de bestaande en nieuwe geluidsgevoelige functies in beeld te brengen dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Aangezien de nieuwe weg een snelheid van 30 km/h zal krijgen dient dit onderzoek uitgevoerd te worden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Toetsingskader

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde. Voor nieuwe situaties (nieuwe wegen of nieuwe woningen) bedraagt deze 48 dB.

De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger. Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend of ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg een hogere waarde vaststellen. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (maximale ontheffingswaarde).

De maximale ontheffingswaarde voor een nieuwe woning in binnenstedelijk gebied langs een bestaande weg bedraagt 63 dB. De relevante grenswaarden voor woningen bij nieuwe wegaanleg zijn 63 dB (bestaande woning) en 58 dB (nieuwe woning).

Voor 30 km/h-wegen geldt geen formeel toetsingskader. In het kader van een goede ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie worden deze wegen wel betrokken in het akoestisch onderzoek. Om te beoordelen of er sprake is van een acceptabel akoestisch klimaat wordt aangesloten bij het toetsingskader dat de Wgh kent voor gezoneerde wegen. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt als richtwaarde en de maximale ontheffingswaarde als maximaal aanvaardbare waarde gehanteerd.

Dosismaat

De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Aftrek artikel 110g Wgh

Op basis van artikel 110g Wgh mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Op alle in deze paragraaf genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek conform artikel 3.4 uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012 (RMG 2012) toegepast, tenzij anders vermeld.

Reconstructie situaties

Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh, indien er fysieke wijzigingen op of aan een bestaande weg optreden en waarbij als gevolg van deze veranderingen de geluidsbelasting met 2 dB of meer toeneemt (waarbij opvulling tot 48 dB is toegestaan). Het dient hierbij te gaan om een wijziging in fysieke zin, bijvoorbeeld:

  • wijziging van profiel, wegbreedte, hoogteligging of wegdek;
  • wijziging van het aantal rijstroken;
  • aanleg van kruispunten;
  • aanleg van aansluitingen;
  • verwijdering, plaatsing of wijziging van verkeerstekens.

Als voorkeursgrenswaarde bij reconstructie dient de geluidsbelasting te worden aangehouden van de situatie één jaar voor reconstructie. Indien deze geluidsbelasting lager is dan 48 dB, bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Wanneer een hogere waarde is vastgesteld, geldt de laagste van de volgende waarden als voorkeursgrenswaarde:

  • de heersende geluidsbelasting;
  • de eerder vastgestelde hogere waarde.

In eerste instantie geldt bij de beoordeling van de optredende geluidsbelasting, dat gestreefd wordt naar een 'status quo'-situatie waarbij de geluidsbelasting toeneemt met niet meer dan 1 dB ten opzichte van de voorkeursgrenswaarde. In dat geval is er geen sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wgh. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden met 2 dB of meer, is sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wgh en dienen maatregelen te worden onderzocht om de geluidstoename te beperken tot 1 dB of minder. Hebben geluidsreducerende maatregelen onvoldoende effect of zijn deze ongewenst, dan kan door het bevoegd gezag onder bepaalde voorwaarden een hogere waarde worden vastgesteld met een toename van 2 tot 5 dB, met dien verstande dat deze de uiterste vast te stellen grenswaarde niet te boven mag gaan.

Uitgangspunten akoestisch onderzoek

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. Voor de uitgangspunten is aangesloten bij het 'Akoestisch onderzoek wegverkeer, Keizersdijk 14-24, Raamsdonksveer', Croonen, 15 mei 2014. Hierin wordt uitgegaan van de toekomstige situatie inclusief alle ontwikkelingen rond de locatie. De verkeersgegevens en de uitvoer van de geluidsberekeningen van de appartementen zijn opgenomen in bijlage 2 en van de nieuwe weg in Bijlage 3.

Resultaten nieuwe appartementen

De afstand van de gevel tot de wegas van de Keizersdijk bedraagt circa 15 m. De afstand tot Het Spant bedraagt circa 60 m. Aangezien tussen de locatie en de weg veel afschermende bebouwing aanwezig is, is in de berekeningen uitgegaan van een halve zichthoek.

Ten gevolge van het verkeer op de Keizersdijk bedraagt de maximale geluidsbelasting 50 dB. De Keizersdijk heeft een snelheidsregime van 30 km/h. De richtwaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB niet.

Ten gevolge van Het Spant bedraagt de geluidsbelasting 47 dB. Het Spant is een gezoneerde weg. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Er is dan ook sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Ten gevolge van de Keizersdijk wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden. Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting denkbaar. Een mogelijkheid is om de functie van de weg, samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De functie als erftoegangsweg met de daarbij behorende maximumsnelheid van 30 km/h dient behouden te blijven voor de ontsluiting van het omliggende gebied. Erftoegangswegen behoren tot de laagste wegcategorie. Wijziging hiervan of van de samenstelling van het verkeer ten behoeve van verdere geluidsreductie is daarom niet wenselijk. Bovendien zijn op de Keizersdijk al maatregelen genomen om het doorgaand verkeer te weren en de intensiteit te verlagen.

De Keizersdijk is voorzien van een klinkerverharding. Het toepassen van een stille elementenverharding stuit op overwegende bezwaren van financiële aard.

Maatregelen in het overdrachtsgebied zoals geluidsschermen zijn niet inpasbaar. Ook is het vergroten van de afstand tussen de wegas en de ontwikkeling niet mogelijk; het bouwplan is dan niet meer inpasbaar.

Resultaten nieuwe weg

Om de intensiteit op de nieuwe weg te bepalen is de verkeersgeneratie van het parkeerterrein berekend. Uitgaande van circa 200 parkeerplaatsen en een turnover van 4 bedraagt de verkeersgeneratie 1.600 mvt/etmaal. Hiervan maakt ongeveer een derde, 500 mvt/etmaal, gebruik van de nieuwe weg. Dit omdat de Keizersdijk ter hoogte van de ontwikkeling eenrichtingsverkeer is.

Langs de nieuwe weg zijn bestaande en nieuwe woningen gelegen. De nieuwe woningen zijn hierbij maatgevend aangezien deze op kortste afstand liggen. De minimale afstand van de gevel tot de wegas bedraagt circa 3 m.

Ten gevolge van het verkeer op de nieuwe weg bedraagt de maximale geluidsbelasting op deze afstand 51 dB. De richtwaarde van 48 dB wordt hierbij overschreden, de maximaal aanvaardbare waarde van 58 dB (nieuwe weg - nieuwe woning) niet.

Ten gevolge van de nieuwe weg wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden. Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting denkbaar. Een mogelijkheid is om de functie van de weg, samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De functie als erftoegangsweg met de daarbij behorende maximumsnelheid van 30 km/h dient behouden te blijven voor de ontsluiting van het parkeerterrein. Erftoegangswegen behoren tot de laagste wegcategorie. Wijziging hiervan of van de samenstelling van het verkeer ten behoeve van verdere geluidsreductie is daarom niet wenselijk.

De nieuwe weg wordt voorzien van een klinkerverharding. Het toepassen van een stille elementenverharding stuit op overwegende bezwaren van financiële aard. De maatregel is dan ook niet doelmatig.

Maatregelen in het overdrachtsgebied zoals geluidsschermen zijn niet inpasbaar. Ook is het vergroten van de afstand tussen de wegas en de ontwikkeling niet mogelijk; het bouwplan is dan niet meer inpasbaar.

Resultaten reconstructieonderzoek

Ervan uitgaande dat de nieuwe weg in 2016 gerealiseerd zal worden bedraagt de intensiteit op de Keizersdijk één jaar voor reconstructie (2015) circa 6.400 mvt/etmaal. In 2026 (tien jaar na reconstructie) bedraagt de intensiteit circa 1.700 mvt/etmaal. Omdat de intensiteit afneemt, kan de maximale geluidsbelasting op de gevel niet toenemen. Ten gevolge van de nieuwe aansluiting aan de Keizersdijk is dan ook geen sprake van reconstructiesituaties. De geluidsbelasting aan de gevels van de bestaande woningen zal niet toenemen.

Conclusie

Ter plaatse van de ontwikkeling is geen sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde als gevolg van gezoneerde wegen. Wel wordt ten gevolge van de niet-gezoneerde Keizersdijk en de nieuwe weg naar het parkeerterrein de richtwaarde van 48 dB overschreden. Geconcludeerd wordt dat maatregelen niet mogelijk, wenselijk en/of doelmatig zijn. Aangezien sprake is van een geringe overschrijding van de richtwaarde en de maximaal aanvaardbare waarde niet wordt overschreden is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Tevens is geen sprake van een toename van de geluidsbelasting aan de gevels van de bestaande woningen langs de Keizersdijk als gevolg van de nieuwe aansluiting.

Verdere procedures zijn ingevolge de Wgh niet noodzakelijk.

4.3 Archeologie En Cultuurhistorie

4.3.1 Archeologie

Op grond van de Monumentenwet dient de gemeente bij bestemmingsplannen rekening te houden met archeologische (verwachtings)waarden. De wet schrijft niet voor in welke mate met archeologie rekening dient te worden gehouden. De gemeente heeft wat dit betreft beleidsvrijheid en kan het archeologische belang afwegen ten opzichte van andere belangen, de belangen van de burger en van de gemeente. De provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart, die overigens grofmazig is en niet volledig, geeft voor het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde aan. De gemeente Geertruidenberg heeft besloten, mede gezien de nieuwe regelgeving, een eigen archeologiebeleid te formuleren. Dit gemeentelijke archeologiebeleid is nog in ontwikkeling, maar er zijn al wel relevante beleidsuitgangspunten voor voorliggend bestemmingsplan. Deze beleidsuitgangspunten zijn mede tot stand gekomen na advies van het archeologisch bureau dat belangrijke bouwstenen heeft aangedragen voor het beleid, intern en extern overleg en overleg met de provincie. In onderstaande afbeelding is het

beleid in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.RVBPWKeizersdijk30-vs01_0008.png"

Figuur 4.xx Uitsnede provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart - Archeologische verwachting

Volgens deze beleidsuitgangspunten worden enkele zones onderscheiden binnen het gemeentelijke grondgebied. Aan elke zone is een beleidsadvies te koppelen bij welke mate van bodemverstoring vooraf een archeologisch onderzoek te adviseren is. De gemeente kiest er vooralsnog voor om alleen archeologie te beschermen in bestemmingsplannen voor gebieden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor andere gebieden met een lagere archeologische verwachtingswaarde dan zeer hoog worden vooralsnog geen archeologiebeschermende bestemmingsplanregels opgenomen, dit vanwege planschaderisico’s van dergelijke regels onder de huidige wetgeving en mede in relatie hiermee vanwege de belangen van de gemeente en van de burger om gevrijwaard te zijn van een onevenredig hoge financiële belasting als uitvloeisel van een bestemmingsplanmatige bescherming van archeologie.

Onderzoek en conclusie

Het gehele plangebied ligt in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Op basis van deze lage verwachtingswaarde is het niet noodzakelijk om archeologisch onderzoek uit te voeren. Eventuele vondsten tijdens de bouw dienen te worden gemeld bij het bevoegd gezag.

4.3.2 Cultuurhistorie

Aan de noordzijde van het plangebied is de oude dijk van de Halve Zolenlijn aangemerkt als een lijn met een zeer hoge historische waarde. Andere lijnen met een redelijk hoge historische waarde zijn de historische structuurdragers. Het betreft de Keizersdijk, Prins Hendrikstraat/Julianalaan, de Wilhelminalaan en de Grote Kerkstraat-Sandoel. Aan deze bebouwingslinten zijn veel monumenten gelegen. Binnen het plangebied zijn geen monumenten aanwezig.

Het bestemmingsplan betreft wel een ontwikkeling, maar op de plek van bestaande, niet cultuurhistorisch waardevolle, bebouwing. De aanpassing van het gebied leidt niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden. Daarnaast is er in dit plangebied geen sprake van een provinciaal cultuurhistorisch belang.

Binnen het plangebied zijn geen monumenten en bouwwerken aanwezig die als beeldbepalend zijn aangemerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.RVBPWKeizersdijk30-vs01_0009.png"

Figuur 4.xx Uitsnede provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart - Cultuurhistorische verwachting

4.4 Bodem

Beleid en Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling zijn verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd (Rasenberg Milieutechniek B.V., VO/82619-11e, d.d. 20 februari 2009 en VB/821121-3, d.d. 7 januari 2013)(bijlage 4 en 5). Het doel van deze bodemonderzoeken is het krijgen van inzicht in de huidige milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.

Uit het bodemonderzoek voor de locatie Keizersdijk 14-30 blijkt dat het gebied grotendeels onverdacht is. Voor het perceel Keizersdijk 30 wordt geadviseerd om een aanvullend onderzoek uit te voeren in verband met de aanwezigheid van een 3.000 liter benzinetank en bijbehorend leidingwerk.

Uit de resultaten van het veld- en laboratoriumonderzoek voor de locatie Keizersdijk 34 blijkt het volgende:

Grond:

  • Tijdens de uitvoering van het veldonderzoek zijn bijmengingen met puin en baksteen waargenomen, deze waarnemingen kunnen duiden op een eventuele aanwezigheid van een bodemverontreiniging;
  • In de grond zijn maximaal lichte verontreinigingen met lood en zink aangetoond. De ondergrond is niet verontreinigd.

Grondwater:

  • Tijdens de bemonstering van het grondwater zijn geen bijzonderheden waargenomen die kunnen duiden op een eventuele aanwezigheid van een bodemverontreiniging;
  • In het grondwater is een lichte verontreiniging met barium aangetoond;
  • Er is een hoog gehalte aan troebelheid gemeten (meer dan 10 NTU). Een te hoog gehalte aan troebelheid kan een overschatting geven voor organische vervuiling. Verdere actie is in dit geval niet nodig, daar maximaal een lichte verontreiniging met barium is aangetoond.

Aangezien er lichte verontreinigingen in de bodem zijn aangetoond, dient de vooraf gestelde hypothese “onverdachte locatie” formeel gezien te worden verworpen. De onderzoeksresultaten voor de Keizersdijk 32 en 34 (geen overschrijdingen van de tussen- en/of interventiewaarden) geven echter geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen. Voor de locatie Keizersdijk 30 dient een aanvullend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Uiterlijk voor de vaststelling van het wijzigingsplan dient duidelijkheid te worden verkregen of er een noodzaak is tot het nemen van sanerende maatregelen.

Op basis van voorgaande onderzoeken en conclusies is een nieuw verkennend bodem- en asbestonderzoek, specifiek gericht op de locatie Keizersdijk 30-34, uitgevoerd (Econsultancy, GEE.RHO.NEA 15063653 D1, d.d. 16 septamber 2015, bijlage 6). Uit het onderzoek blijkt dat de ondergrondse benzinetank inmiddels is verwijderd. Er is geen verontreiniging aangetroffen. Voor het overige terrein is bij één boring geconstateerd dat de bovengrond sterk verontreinigd is met Kobalt. Deze verontreiniging zou mogelijk een belemmering kunnen vormen voor de herontwikkeling. Geadviseerd wordt om de verontreiniging nader te onderzoeken.

In de bodem van het plangebied zijn geen verontreinigingen van asbest of asbestverdachte materialen aangetroffen. Nader onderzoek naar asbest is niet noodzakelijk.

4.5 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit verharding en bebouwing

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan voorziet in realisatie van een commerciële ruimte en een bibliotheek. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • sloopwerkzaamheden;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Beleid en Normstelling

Provinciale Verordening

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden is geregeld via de provinciale Verordening Ruimte.

Het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen ecologische hoofdstructuur) is een netwerk van natuurgebieden en verbindingszones. Planten en dieren kunnen zich zo van het ene naar het andere gebied verplaatsen. Op plekken waar gaten in het netwerk zitten, legt de provincie nieuwe natuur aan.

Het Nationaal Natuurnetwerk (NNN) is in de eerste plaats belangrijk als netwerk van leefgebieden voor veel planten en dieren. Robuuste leefgebieden voor planten en dieren zijn nodig om soorten van uitsterven te behoeden. Maar het netwerk is er ook voor mensen die willen genieten van de schoonheid van de natuur, om te recreëren en tot rust komen.

De provincie wil in 2027 alle gaten in het netwerk hebben gedicht met nieuwe natuur. De concrete ambities staan in het natuurbeheerplan. Hierin staan twee kaarten: de beheertypekaart en de ambitiekaart. De beheertypekaart laat zien hoe natuur en landschap in Brabant er nu voor staan. De ambitiekaart geeft aan hoe zij er uit moeten gaan zien.

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang;
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  1. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  2. 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  3. 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  4. 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  1. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  1. a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  2. b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  3. c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Hetzelfde geldt voor de ecologische doelen van de beschermde natuurmonumenten (b), voor zover deze gebieden niet overlappen met Natura 2000.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek en conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied in de kern van Raamsdonksveer vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natura 2000-gebied Biesbosch ligt circa 2 km ten noordwesten van het plangebied.

De ontwikkeling voorziet in realisatie van functies met een lokaal tot regionaal bereik. Het aantal verkeersbewegingen langs of door het Natura 2000-gebied Biesbosch neemt dan ook niet toe. Vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie treedt dan ook niet op. Gezien de afstand kunnen verstoring, versnippering, areaalverlies en verandering van de waterhuishouding eveneens worden uitgesloten. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Op basis van een quick scan (bijlage 7) is bepaald dat in het plangebied mogelijk vaste verblijfplaatsen van vleermuizen voorkomen. In 2013 en 2014 is daarom nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd (zie bijlage 8). Uit dit onderzoek is gebleken dat in het plangebied geen vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn. Uit de aanvullende quick scan uit 2015 (bijlage 9) blijkt dat onderzoek naar gierzwaluw noodzakelijk is. Een dergelijk onderzoek is uitgevoerd in juni/juli 2015 (bijlage 10). Op basis van dit veldonderzoek blijkt dat er binnen het plangebied voor de Keizersdijk 30-34 geen nesten van gierzwaluwen zijn aangetroffen. Effecten op gierzwaluwen worden dan ook uitgesloten.

Bij de uitvoering van de werkzaamheden moet daarnaast rekening worden gehouden met:

  • de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
  • Nader onderzoek naar gierzwaluwen is noodzakelijk. Om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen dienen maatregelen te worden getroffen, zoals het slopen en bouwen buiten het broedseizoen en het aanbieden van nieuwe nestplaatsen (al dan niet op de nieuwe bebouwing).
  • Voor de sloop van de bebouwing wordt in verband met vleermuizen geadviseerd om dit door middel van strippen te doen.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.6 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek

Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen en dat er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het plangebied.

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg .

4.7 Kabels En Leidingen

Afwegingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek

Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.8 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toesting van grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
Uurgemiddelde concentratie Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24 -uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Het plan voorziet in de ontwikkeling van een bibliotheek in combinatie met detailhandel of in combinatie met 6 woningen. Tevens wordt een doorsteek gerealiseerd tussen de Keizersdijk en het achterliggende parkeerterrein. De combinatie bibliotheek met detailhandel betreft het scenario waarbij het meeste verkeer gegenereerd wordt. Ten gevolgde van deze variant betreft de verkeersgeneratie maximaal 183,4 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 1%. Uit de Nimb-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,18 µg/m³ en van fijn stof van 0,04 µg/m³. Beide toenames blijven beneden de 1,2 µg/m³. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Op het plan is daarom het besluit Nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven. Gezien het feit dat de variant waarbij het meeste verkeer gegenereerd wordt niet in betekenende mate bijdraagt aan deluchtkwaliteit kan gesteld worden dat ook de variant van de bibliotheek met 6 woningen niet in betekenende mate zal bijdragen aan de luchtkwaliteit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2014 (www.nsl-mon) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Keizersdijk (als maatgevende doorgaande weg in de omgeving van het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de wetgeving lagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.

4.9 Bedrijven En Milieuhinder

Beleid en normstelling

Bij de ontwikkeling van woningen dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder als gevolg van (bedrijfs)activiteiten. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies reeds naast elkaar voorkomen of gewenst zijn, zoals centrumgebieden, wordt niet gebruikgemaakt van richtafstanden. Deze gebieden worden getypeerd als gebieden met functiemenging. Voor deze gebieden wordt een Staat van Functiemenging gehanteerd waarin per bedrijfsactiviteit wordt aangegeven in welke mate deze direct naast, boven of onder woningen toelaatbaar is.

Onderzoek en conclusies

In de omgeving van het plangebied zijn verschillende functies aanwezig, namelijk woningen, bedrijven, kantoren en detailhandel. Dit is kenmerkend voor een centrumgebied waar ter plaatse sprake van is. Het plangebied is hierdoor te categoriseren als gebied met functiemenging.

De beoogde activiteiten bibliotheken, detailhandel en werk-/kantoorruimten zijn op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) allen aan te merken als categorie A activiteiten. Categorie A activiteiten zijn activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze direct naast of beneden woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend. Ter plaatse van de aanpandige woningen is na realisatie van de beoogde ontwikkeling dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Bij de indeling in milieucategorieën is tevens rekening gehouden met de verkeersaantrekkende werking van de activiteiten. Ook van indirecte hinder is dan ook geen sprake.

Naast dat een bibliotheek een milieuhinderlijke functie kan zijn, is het ook een milieugevoelige functie omdat hier rust en stilte wordt nagestreefd. Daarnaast zijn boven de bibliotheek woningen beoogd die ook milieugevoelig zijn. In de directe omgeving van de beoogde bibliotheek en woningen zijn al detailhandel en kantoren aanwezig en dit is ook beoogd. Zoals aangegeven vallen deze activiteiten ook binnen categorie A, waardoor deze activiteiten in een gebied met functiemenging direct naast of beneden woningen of andere gevoelige functies mogelijk zijn. Ter plaatse van de beoogde woningen is dus sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Omdat dit voor woningen het geval is, zal ter plaatse van de bibliotheek ook sprake zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

Ter plaatse van de beoogde functies en beoogde en omliggende woningen zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.10 Water

Waterbeheer en watertoets

Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf is overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015

Waterschapsbeleid

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits en - kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.

De drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hebben hun keuren en waterschapsbeleid geharmoniseerd. Als onderdeel van dit harmonisatietraject hanteren de waterschappen sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Hiermee geven de waterschappen ook invulling aan de wens van met name de zogenaamde grensgemeentes die in het verleden te maken hadden met verschillend beleid van de waterschappen.

Bij een toename en afkoppelen van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Het doel van dit uitgangspunt is om te voorkomen dat hemelwater als gevolg van uitbreiding van het verhard oppervlak versneld op het watersysteem wordt geloosd. Voor lozingen op een oppervlaktewater eist het Waterschap daarom een vervangende berging, die de extra afvoer van het nieuwe verharde oppervlak als het ware neutraliseert. Gemeenten stellen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid voorwaarden aan de afvoer via een rioleringsstelsel. Bij het invullen van de compensatieopgave wordt tevens gekeken naar de mogelijke realisering van andere waterdoelen. Het gaat hierbij dus om een optimale inpassing van een plan in zijn omgeving, waarbij ook gekeken moet worden naar het huidig en toekomstig functioneren van het totale (deel)stroomgebied waar de ontwikkeling onderdeel van uitmaakt. Naast het behoud van voldoende systeemrobuustheid, kan hiermee beter invulling worden gegeven aan de gewenste doelmatigheid. Bovendien biedt dit mogelijkheden voor waterschappen en gemeenten om ook andere dan hydrologische aspecten mee te nemen in de afweging. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het oplossen van waterkwaliteitsknelpunten of het tegengaan van verdroging.

De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Dit heeft er toe geleid dat voor kleine plannen kan worden volstaan met het toepassen van een eenvoudige rekenregel voor het bepalen van de compensatie-opgave. Deze rekenregel is onderdeel van de algemene regel en wordt in onderliggend document toegelicht. Voor grotere plannen volstaat de rekenregel niet voor het bepalen van de compensatie-opgave, omdat de impact van dergelijke plannen op het watersysteem (veel) groter is. Voor grote plannen is daarom altijd een waterhuishoudkundig onderzoek door de initiatiefnemer noodzakelijk en dient het waterschap vroegtijdig te worden betrokken.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen aan de Keizersdijk 30-34 in Raamsdonksveer en bestaat uit woonbebouwing met tuin.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zeekleigrond. Er is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand van nature varieert tussen 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt. Uit het bodemonderzoek blijkt dat het grondwater tijdens de bemonstering is aangetroffen op 1,5 m-mv.

Waterkwantiteit

In de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater gelegen.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet binnen de kern-/beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een gescheiden rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een bibliotheek in combinatie met commerciële verhuurbare ruimten of 6 woningen en een ontsluitingsweg.

Waterkwantiteit

Een toename in verhard oppervlak dient gecompenseerd te worden door de aanleg van functioneel open water. Conform de hydraulische randvoorwaarden van het Waterschap Brabantse Delta dient per hectare verharding 604 m3 water gecompenseerd te worden. De beoogde ontwikkeling voorziet in vervangende nieuwbouw binnen een plangebied van circa 1.280 m2. Er is dus geen sprake van een toename in verharding met meer dan 1 hectare. Watercompensatie is dan ook niet nodig voor de beoogde ontwikkeling.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De beoogde ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI,
  • aansluiten op gescheiden rioleringsstelsel.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.11 Onderzoeksplicht Vanwege Mer-wetgeving

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De totale beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een bibliotheek in combinatie met een beperkt oppervlak aan detailhandel of een bibliotheek in combinatie met 6 woningen en een ontsluitingsweg. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In het vigerende bestemmingsplan 'Centrum Raamsdonksveer' is een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Op basis van deze bevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders het plan binnen de wijzigingsregels wijzigen door middel van een wijzigingsbesluit. In de volgende paragrafen wordt uiteengezet welke regels op het plangebied van het wijzigingsbesluit van toepassing zijn.

5.2 Onderdeel Van Vigerend Bestemmingsplan

Dit wijzigingsplan maakt, na inwerkingtreding, onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Centrum Raamsdonksveer'. Als gevolg van het wijzigingsbesluit zijn de volgende artikelen uit het bestemmingsplan 'Centrum Raamsdonskveer' op het plangebied van toepassing:

  • artikel 5 Gemengd - 1;
  • artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied;
  • Inleidende regels (hoofdstuk 1);
  • algemene regels (hoofdstuk 3);
  • overgangs- en slotbepalingen (hoofdstuk 4).

Verbeelding

Dit wijzigingsplan wijzigt het vigerende bestemmingsplan van Gemengd - 1 en Groen naar Gemengd - 1 en Verkeer - Verblijfsgebied.

Nieuwe aanduiding

Binnen de bestemming Gemengd - 1 wordt een nieuwe aanduiding opgenomen, 'specifieke vorm van gemengd - 1'. Met deze aanduiding wordt een bibliotheek mogelijk gemaakt, alsmede detailhandel dan wel zes woningen op de verdieping toegestaan.

5.3 Regels

Ten aanzien van het wijzigingsplan is een aantal regels opgenomen:

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen.

Artikel 2: Regels

Uit dit artikel blijkt expliciet dat de regels van het bestemmingsplan 'Centrum Raamsdonksveer' van toepassing zijn op het wijzigingsplan.

Artikel 3: Titel

Dit artikel bevat de slotbepaling.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voor gebieden waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet ingevolge artikel 6.12 van de Wro tegelijk met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of het sluiten van een overeenkomst met de eigenaar.

Aangezien in voorliggend geval het kostenverhaal is vastgelegd door middel van een project- en realisatieovereenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer, kan de vaststelling van een exploitatieplan achterwege blijven.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerp wijzigingsplan heeft van 26 juni 2015 tot en met 6 augustus 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Belanghebbenden konden in die periode een zienswijze op het plan indienen. Conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is tegelijkertijd het wijzigingsplan toegezonden aan overlegpartners.

Er zijn drie zienswijzen op het wijzigingsplan ingediend en er is een overlegreactie gegeven. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in een Nota zienswijzen. De overlegreactie, die geen aanleiding geeft tot inhoudelijke wijzigingen, is eveneens behandeld in de Nota zienswijzen. De nota is opgenomen als bijlage

Bijlage 1 Bezonningsstudie

Bijlage 1 Bezonningsstudie

Bijlage 2 Uitvoer Geluidsberekeningen Appartementen

Bijlage 2 Uitvoer geluidsberekeningen appartementen

Bijlage 3 Uitvoer Geluidsberekeningen Nieuwe Weg

Bijlage 3 Uitvoer geluidsberekeningen nieuwe weg

Bijlage 4 Bodemonderzoek Keizersdijk 34

Bijlage 4 Bodemonderzoek Keizersdijk 34

Bijlage 5 Bodemonderzoek Keizersdijk 14-32

Bijlage 5 Bodemonderzoek Keizersdijk 14-32

Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek En Asbest Keizersdijk 30-34

Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek en asbest Keizersdijk 30-34

Bijlage 7 Quick-scan Ecologie

Bijlage 7 Quick-scan ecologie

Bijlage 8 Onderzoek Vleermuizen

Bijlage 8 Onderzoek vleermuizen

Bijlage 9 Quick Scan Flora En Fauna 2015

Bijlage 9 Quick scan flora en fauna 2015

Bijlage 10 Veldonderzoek Gierzwaluwen

Bijlage 10 Veldonderzoek gierzwaluwen

Bijlage 11 Nota Zienswijzen

Bijlage 11 Nota zienswijzen