KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 1
Artikel 4 Bedrijf - 2
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Wonen
Artikel 8 Waarde - Archeologie Hoog
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
2.1 Historisch Perspectief En Huidige Situatie
2.2 Plan
2.3 Duurzame En Gezonde Leefomgeving
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Nationaal Niveau
3.2 Provinciaal Niveau
3.3 Regionaal Afsprakenkader
3.4 Waterschap
3.5 Gemeentelijk Niveau
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieueffectrapportage
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Geluidhinder
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Geurhinder Veehouderijen
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
4.8 Bodemkwaliteit
4.9 Trillingen
4.10 Volksgezondheid
Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten
5.1 Waterhuishouding
5.2 Flora En Fauna
5.3 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
6.1 Financieel
6.2 Maatschappelijk
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemeen
7.2 Planregels
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Kennisgeving Voorbereiding Bestemmingsplan
8.2 Inspraak / Omgevingsdialoog
8.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.4 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan
8.5 Vaststelling Bestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijf
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Wonen
Bijlage 1 M.e.r.-aanmeldnotitie
Bijlage 2 Externe Veiligheidsonderzoek Spoor
Bijlage 3 Externe Veiligheidsonderzoek Buisleidingen
Bijlage 4 Verantwoording Externe Veiligheid Hoogte Groepsrisico
Bijlage 5 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Verkeerslawaai
Bijlage 7 Onderzoek Bmz Industrielawaai
Bijlage 8 Memo Bodemkwaliteit De Hoefkens 5, Helmond
Bijlage 9 Overzicht Bodemopbouw
Bijlage 10 Watertoets
Bijlage 11 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 12 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 13 Nader Onderzoek Vleermuizen
Bijlage 14 Omgevingsdialoog
Bijlage 15 Nota Van Zienswijzen

't Hout - De Hoefkens

Bestemmingsplan - Gemeente Helmond

Vastgesteld op 20-06-2023 - niet in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 't Hout - De Hoefkens met identificatienummer NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000 van de gemeente Helmond;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden bedrijf

een ambachtelijk bedrijf dat, uitsluitend door de bewoner(s) van een woning, in of vanuit een (gedeelte van) een woning en/of in of vanuit een (gedeelte van) een daarbij behorend bijgebouw wordt uitgeoefend waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.4 aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat uitsluitend door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aanduidingsvlak

een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

1.9 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw;

1.10 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.11 appartement

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat, dan wel een woning op een verdieping in een gebouw waarbij de begane grond een andere functie dan een woonfunctie bevat;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.14 bebouwingsvlak

een op de kaart als zodanig aangegeven vlak, dat niet door bebouwing mag worden overschreden, tenzij die overschrijding krachtens deze regels is of kan worden toegestaan.

1.15 bestaand

  • bij bouwwerken; een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, die verleend is vóór het tijdstip van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak, met eenzelfde bestemming;

1.18 bijbouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, voorzien van de aanduiding 'bijgebouwen' waarop volgens deze regels aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.19 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat zowel qua afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

de begane grond of een verdieping van een gebouw. Een onderhuis, een geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen parkeerlaag, zolderverdieping, vliering of kapverdieping worden hier niet onder begrepen;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegestaan;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden - waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop - het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inbegrepen het daarbij behorend en daaraan ondergeschikt verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse;

1.28 erker

een ondergeschikte toevoeging in de vorm van een op de begane grond en buiten de gevel van een hoofdgebouw uitgebouwd gedeelte van een ruimte, meestal uitgevoerd in glas, metselwerk en/of hout;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt;

1.30 gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.31 geschakelde woning

woning waarvan het hoofdgebouw door middel van een aan- of uitbouw verbonden is met een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingese perceelsgrens wordt gebouwd;

1.32 groenvoorzieningen

voorzieningen in de vorm van de aanplant van struiken en heesters, plantsoenen, parken, etcetera.

1.33 halfvrijstaande woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee via de hoofdgebouwen verbonden woningen;

1.34 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals een café, restaurant, hotel, pension en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;

1.36 kap

afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°;

1.37 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil;

1.38 overkapping

een overdekt en voor mensen toegankelijk bouwwerk, dat niet met wanden of slechts gedeeltelijk met wanden wordt omsloten (minimaal aan één zijde volledig open en maximaal 3 wanden, waarvan er maximaal 2 tot de constructie behoren);

1.39 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.40 peil

  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld ter plaatse van die hoofdtoegang;

1.41 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.42 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische /pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.43 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.44 straatmeubilair

alle zodanige gebouwde bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, verkeersborden, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

1.45 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.46 uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.47 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw welke door gevelindeling als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;

1.48 voorgevellijn

een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.49 vrijstaande woning

woning, welke niet door het hoofdgebouw noch middels een aanbouw met een andere woning of ander gebouw verbonden is;

1.50 wonen

het bewonen van een woning of als zodanig bestemd gebouw binnen de bestemming wonen;

1.51 woning

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.52 woningtype

een type woning, zoals vrijstaande woningen, aaneengesloten woningen, halfvrijstaande woningen, geschakelde woningen, appartementen en patiowoningen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dan wel de harten van de scheidsmuren;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen

gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een

daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de hoogte van een bouwlaag

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen bouwlagen;

2.6 de horizontale diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een hoofdgebouw;

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of

het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,

neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein

ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de verticale diepte van een bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergrond gelegen (deel van het) gebouw;

2.10 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.1 van in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf, met inbegrip van bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoren, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' (gw) een geluidwal aanwezig moet zijn met een minimale hoogte van 4 m;
    2. 2. uitsluitend bedrijven in de categorie 3.1 zijn toegestaan met volgens genoemde Staatvan Bedrijfsactiviteiten - bedrijf een geurcontour van niet meer dan 30 m;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -2' voor bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 van in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' (gw) een geluidwal aanwezig moet zijn met een minimale hoogte van 4 m;

een en ander met bijbehorende (bedrijfs)gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen en openbare nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, wegen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 3.1 onder a voor:
    1. 1. bedrijven welke niet voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - bedrijf, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met dien verstande dat uitsluitend bedrijven zijn toegestaan met een geurcontour van niet meer dan 30 m;
    2. 2. bedrijven welke voorkomen in categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -bedrijf, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving gelijkwaardig zijn aan bedrijven die vallen onder categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -bedrijf met dien verstande dat uitsluitend bedrijven zijn toegestaan met volgens genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf een geurcontour van niet meer dan 30 m;
  2. b. artikel 3.1 onder b voor:
    1. 1. bedrijven welke niet voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - bedrijf, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;
    2. 2. bedrijven welke voorkomen in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -bedrijf, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving gelijkwaardig zijn aan bedrijven die vallen onder categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -bedrijf.

Artikel 4 Bedrijf - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3' bedrijven in de categorieën 1 en 2 van in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoren;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4' bedrijven in de categorieën 1, 2 en 3.1 van in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoren;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedrijfswoningen met aan huis gebonden beroepen;
  4. d. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende (bedrijfs)gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, wegen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 4.1 onder a voor:
    1. 1. bedrijven welke niet voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - bedrijf, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;
    2. 2. bedrijven welke voorkomen in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving gelijkwaardig zijn aan bedrijven die vallen onder categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf;
  2. b. artikel 4.1 onder b voor:
    1. 1. bedrijven welke niet voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - bedrijf, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;
    2. 2. bedrijven welke voorkomen in categorie 4 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving gelijkwaardig zijn aan bedrijven die vallen onder categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • speelvoorzieningen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
  • voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

een en ander met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m²;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten en andere masten bedraagt maximaal 5 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m;
  4. d. op overkluisde waterlopen mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 onder c voor een bouwhoogte van kunstwerken tot maximaal 10 m, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer;
  2. b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen;
  3. c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
  4. d. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m²;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 8 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 3 m;

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen;
  2. b. aan huis gebonden beroepen met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.3.1 onder f;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Waarde - Archeologie Hoog

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde Archeologie- hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden verwachte hoge archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Binnen het gebied als bedoeld in lid 1 mag niet gebouwd worden, uitgezonderd:

  1. a. verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;
  2. b. bouwen van een bijgebouw of de uitbreiding/oprichting van een hoofdgebouw met een maximum oppervlakte van 100 m² waarbij dieper dan 0,50 m¹ ten opzichte van het maaiveld mag worden gebouwd;
  3. c. bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd met een oppervlakte van meer dan 100 m² en dieper dan 0,50 m¹ ten opzichte van het maaiveld.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in lid 1 genoemde doeleinden dan wel ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits:

  1. a. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
  3. c. in voldoende mate is gegarandeerd dat de te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen;
  4. d. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde-Archeologie Hoog' wordt verwijderd, indien en voorzover met een archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  2. b. eventueel aanwezige archeologische waarden zijn behouden door een archeologische opgraving dan wel;
  3. c. in voldoende mate is gegarandeerd dat de te verwachten archeologische waarden door technische maatregelen worden veiliggesteld;
  4. d. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd, zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.

8.5 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

8.6 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

  1. a. Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen, een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.
  2. b. Voor het uitvoeren van ondergrondse bouwwerken, geen gebouw zijnde alsmede ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, gelden, geen nadere beperkingen.
  3. c. Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitgezonderd de zichtbare delen van de ondergrondse gebouwen en parkeergarages;
    2. 2. de verticale diepte mag ten hoogste 3 m bedragen.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en/of de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en/of bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, waaronder begrepen consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk alsmede detailhandel in consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk
  4. d. een gebruik van gronden voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport alsmede voor het racen of crossen al dan niet in wedstrijdverband met motorvoertuigen, motoren, bromfietsen, scooters en fietsen;
  5. e. militaire oefeningen, uitgezonderd marsoefeningen waarbij geen motorvoertuigen worden gebruikt;
  6. f. volkstuinen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  7. g. een gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
    1. 1. een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
    2. 2. een coffeeshop;
    3. 3. een amusementshal voor speel- en gokautomaten;
    4. 4. kienhal;
    5. 5. casino

en hiermee gelijk te stellen vormen van horeca, verkoop en amusement.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10 procent van deze maten;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  4. d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

12.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 bij dit artikel kan slechts worden verleend indien:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels

13.1 Wijzigen van het plan

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad en;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ''t Hout - De Hoefkens'

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "'t Hout - De Hoefkens" van de gemeente Helmond.

1.1 Aanleiding En Doel

Op de locatie aan de Hoefkens 5 is binnen de bedrijfsbestemming een leegstaand bedrijfspand gesitueerd. De initiatiefnemer is voornemens om de bestaande bebouwing te saneren en ter plaatse 31 woningen, bestaande uit rijwoningen en levensloopbestendige patiowoningen te realiseren.

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan “'t Hout”, omdat ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' de realisatie van reguliere woningbouw is uitgesloten. De gemeente Helmond heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en regels voor het realiseren van 31 woningen.

1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden van de woningbouwontwikkeling zijn kadastraal bekend gemeente Helmond, sectie T, nummer 8019. De oppervlakte van het plangebied bedraagt ca. 7.450 m2.

In verband met het verlagen van de milieucategorie voor delen van enkele omliggende percelen (zie paragraaf 4.7) is het plangebied alleen voor deze planologische regeling vergroot tot onderstaand plangebied.

De toelichting van voorliggend bestemmingsplan concentreert zich verder op het ontwikkelingsgebied.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLANNEN

Ontwikkelingslocatie

Ter plaatse van het plangebied van de ontwikkelingslocatie vigeert het bestemmingsplan "'t Hout", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 3 april 2012. Bovenstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding.

De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Bedrijf'.

De gronden in de bestemming 'Bedrijf' zijn onder andere aangewezen voor bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoren, leidingen en openbare nutsvoorzieningen.

Verder zijn bijbehorende (bedrijfs)gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, wegen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen bestemd voor de aangewezen gronden.

Conclusie

Het planvoornemen omvat de realisatie van 31 woningen binnen de bestemming 'Bedrijf'. Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan, omdat ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' geen reguliere woningen zijn toegestaan. Het opstellen van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.

Bedrijfslocaties verlaging milieucategorie

Ter plaatse van de zuidelijke percelen vigeert ook het bestemmingsplan "'t Hout" met de bestemming 'Bedrijf' waar bedrijven in categorie 1 en 2 zijn toegestaan. Daarnaast geldt ter plaatse ook de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'. Daar zijn bedrijven in de categorieën 1, 2 en 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoren toegestaan.

Ten noorden het plangebied vigeert op de bedrijfspercelen het bestemmingsplan “t Hout - Hoek Dr. Dreeslaan – Hoefkens”. Hier zijn gronden als de bestemming 'Bedrijf' bestemd met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2'. Daar zijn bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoren toegestaan.

Conclusie

Beide bestemmingen met de bedrijfsmogelijkheden zorgen voor een belemmering voor de ontwikkeling van de woningen. Om het initiatief toch te kunnen realiseren is besloten ter plaatse van deze gronden de milieucategorieën te beperken tot milieucategorie 2 en 3.1. Het meenemen van de betreffende gronden binnen voorliggend bestemmingsplan is daarvoor noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

In dit hoofdstuk worden zowel het gebied waar de ontwikkeling plaats gaat vinden als het plan zelf beschreven. Tevens wordt ingegaan op de stedenbouwkundige en ruimtelijke effecten van het plan. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Historisch Perspectief En Huidige Situatie

2.1.1 Historisch perspectief

Helmond is circa 850 jaar geleden ontstaan op een kruispunt van routes aan het beekdal van de rivier de Aa. Van oudsher is ’t Hout een klein kerkdorp dat gelegen is tussen Helmond, Stiphout en Mierlo. ‘t Hout lag aan de straatweg Houtsche straat (nu: Mierloseweg, Hoofdstraat en Houtsestraat) tussen de drie kernen in en de bebouwing concentreerde zich met name op deze wegen.

Sinds 1968 is ‘t Hout een stadsdeel van Helmond geworden. Hiervoor hoorde ‘t Hout bij gemeente Mierlo. ’t Hout is vanaf 1950 flink getransformeerd. Nu zijn er ongeveer 11.000 inwoners. De transformatie is in meerdere stappen verlopen, waardoor ’t Hout een lappendeken is geworden van buurten die achter de historische wegen en de Heeklaan gelegen zijn.

2.1.2 Huidige situatie

Het plangebied ligt aan straat De Hoefkens en is gelegen in het noorden van de wijk 't Hout., in het zuidwesten van Helmond.

In de huidige situatie is ter plaatse van De Hoefkens 5 een leegstaand bedrijfspand met bijhorende parkeervoorzieningen gelegen en wordt het plangebied middels twee ontsluitingen op De Hoefkens ontsloten.

Het plangebied grenst aan de noord-, oost-, en voor een deel aan de zuidkant aan bedrijven. Ten zuidwesten van het plangebied is groen aanwezig in de vorm van bomen en beplanting. Daarnaast grenst het plangebied aan de westkant en voor een deel aan de zuidkant aan woningen. Verder is in de nabijheid van het plangebied de spoorlijn Eindhoven-Venlo gelegen.

2.2 Plan

2.2.1 Bebouwing en functies

Het nieuwbouwplan voorziet in 31 grondgebonden woningen. Onderstaande afbeeldingen geven de beoogde toestand van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0005.png"

INRICHTINGSSCHETS

Het voornemen bestaat om aan de Hoefkens 5, ter plaatse van de bedrijfsbestemming, het leegstaand bedrijfspand te slopen en ter plaatse 31 woningen te realiseren. Van de 31 woningen worden 16 patiowoningen en 15 rijwoningen gerealiseerd.

Van de 16 patiowoningen zullen 14 twee-onder-een-kap woningen en 2 geschakelde woningen worden gerealiseerd. De patiowoningen beschikken over anderhalve bouwlaag. Met zowel de slaapkamer, badkamer en berging op de begane grond, worden de patiowoningen levensloopbestendig ingericht. De patiowoningen hebben allemaal een voor- en achtertuin en zijn voorzien van een eigen oprit waarop 1 parkeerplaats per patiowoning worden gerealiseerd. De patiowoningen zijn bedoeld voor één a twee persoonshuishoudens, met als doelgroep 55+.

De rijwoningen zullen beschikken over twee bouwlagen met een kap en worden daarmee als een volwaardige gezinswoning gerealiseerd. De rijwoningen hebben een voor- en achtertuin. De achtertuinen beschikken allemaal over een berging. De rijwoningen zijn bedoeld voor eengezinshuishoudens.

Met deze ontwikkeling worden nieuwe woningen in de nabijheid van de voorzieningen gerealiseerd. Verder sluiten de nieuwe woningen aan bij de reeds aanwezige woningen in de directe omgeving van het plangebied.

De volgende gevelaanzichten en 3D-impressies geven een beeld van de beoogde situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0006.png"

ZIJAANZICHTEN

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0007.png"

VOORAANZICHTEN PATIOWONINGEN

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0008.png"

VOORAANZICHTEN RIJWONINGEN

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0013.jpg"

3D-IMPRESSIES

2.2.2 Verkeer en parkeren

2.2.3 Groen en water

Binnen het initiatief worden de woningen voorzien van individueel in te richten voor- en achtertuinen. In de noordzijde van het plangebied aan De Hoefkens wordt een openbare groenstrook gerealiseerd. Het planvoornemen omvat geen aanleg van oppervlaktewater.

2.3 Duurzame En Gezonde Leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

2.3.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt bij aan de energietransitie, omdat de woningen 'aardgasvrij' worden gebouwd.

2.3.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • waterberging op eigen terrein;
  • groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2;
  • half-open verharde parkeerplaatsen ten behoeve van de waterberging.

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • waterschap;
  • gemeentelijk niveau.

3.1 Nationaal Niveau

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is één integrale visie, waarin het duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland tot 2050 staat omschreven. Het uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ingrepen niet afzonderlijk van elkaar kunnen plaatsvinden, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn.


De NOVI is op 11 september 2020 ondertekend en inmiddels in werking treden. De NOVI is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, en de overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:

  1. 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  2. 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
  3. 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties;
  4. 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  5. 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
  6. 6. Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem;
  7. 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit;
  8. 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving;
  9. 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten;
  10. 10. Beperken van klimaatverandering;
  11. 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur;
  12. 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen;
  13. 13. Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie;
  14. 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit);
  15. 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoendebeschikbaarheid van zoetwater;
  16. 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat;
  17. 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit;
  18. 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie;
  19. 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang;
  20. 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit;
  21. 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.


Analyse

Het initiatief betreft het slopen van een leegstaand bedrijfspand aan De Hoefkens 5 in Helmond en ter plaatse 31 woningen, waaronder 16 levensloopbestendige patiowoningen en 15 rijwoningen te realiseren.

Deze ontwikkeling draagt bij aan de opgave om tussen 2020 en 2035 circa 1,1 miljoen woningen toe te voegen aan de bestaande Nederlandse woningvoorraad. Middels deze ontwikkeling wordt zorg gedragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften in Nederland. Hierbij worden kwaliteit en bereikbaarheid onder meer als uitgangspunten genomen, waardoor een goede leefomgevingskwaliteit gerealiseerd kan worden. Daarnaast wordt bij het realiseren van de woonwijk rekening gehouden met het veranderende klimaat en wordt middels diverse maatregelen ervoor gezorgd dat er sprake is van een klimaatbestendige ontwikkeling. Op deze manier draagt het planvoornemen bij aan de nationale doelstelling om de gebouwde omgeving in 2050 CO2-arm, klimaatbestendig en natuurinclusief te maken. Bovendien blijkt uit diverse uitgevoerde onderzoeken ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling, dat deze ontwikkeling geen negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid heeft. Hiermee wordt een gezonde en veilige fysieke leefomgeving gewaarborgd.

Conclusie

Het plan geeft invulling aan het beleid, zoals omschreven in de Nationale Omgevingsvisie.

3.1.2 Besluit en regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Om de 13 nationale belangen door te laten werken in ruimtelijke plannen van lagere overheden zijn naast de SVIR het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 2014) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro, 2014) in werking getreden. Voor Helmond zijn de volgende aspecten hieruit relevant, in die zin dat ze direct dienen door te werken in bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen:

  • Vrijwaringszones langs rijksvaarwegen (i.c. Zuid-Willemsvaart);
  • Tracés van hoogspanningsverbindingen (i.c. door Brandevoort);
  • Radarverstoringsgebied Herwijnen, enkel voor het oprichten van windturbines met een tiphoogte van de wieken van meer dan 90 meter boven de NAP-hoogte van radarstation Herwijnen;
  • Radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel, enkel voor het oprichten van windturbines met een tiphoogte van de wieken van meer dan 114 meter boven de NAP-hoogte van vliegbasis Volkel;
  • Obstakelbeheergebied van vliegbasis De Peel. De maximaal toelaatbare hoogte binnen dit horizontale vlak ligt op 177,1 meter boven de NAP-hoogte van vliegbasis De Peel.

Analyse

Het plangebied valt niet binnen vrijwaringszones langs rijksvaarwegen, noch binnen tracés voor hoogspanningsverbindingen.

Het plangebied is gelegen binnen het 'Radarverstoringsgebied' van radarstation Volkel en Herwijnen. Defensie heeft zeven radarstations in gebruik. Deze vervullen taken voor zowel het militaire apparaat (verkeers- en gevechtsleiding) als voor de nationale veiligheid. Om de werking van deze radarstations niet te beperken, zijn om deze stations radarverstoringsgebieden aangewezen waarbinnen windmolens en hoge gebouwen beperkt mogelijk zijn. Met het planvoornemen wordt bebouwing van ten hoogste 10 meter toegestaan. Hiermee wordt de werking van de radarstations niet beperkt.

Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).

Betekenis voor het plangebied

Het plan voorziet in de realisatie van 31 woningen, waaronder 16 patiowoningen en 15 rijwoningen, op de locatie waar in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijf' geldt. Dit betekent dat de ze locatie nog niet als woningbouwlocatie is bestemd en in totaal 0 woningen mogelijk zijn. Met voorliggende ontwikkeling is sprake van een toename van 31 extra wooneenheden. Het planvoornemen valt onder de definitie van 'stedelijke ontwikkeling'.

Regionale afstemming

De negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven werken al jaren samen. Deze samenwerking is vastgelegd in de Samenwerkingsagenda 2018 – 2025. In deze agenda is vastgelegd welke thema's en onderwerpen de gemeenten binnen de samenwerking oppakken, waaronder het thema Wonen.

De samenwerking tussen de negen SGE gemeenten op het terrein van wonen heeft in oktober 2017 geresulteerd in het 'Afsprakenkader Wonen 2017, Aantrekkelijke woonmilieus in Stedelijk Gebied Eindhoven'. Deze notitie heeft de gemeenteraad van Helmond eind 2017 vastgesteld. Hierin is onder andere afgesproken samen toe te werken naar een regionale visie op wonen.

Deze visie is inmiddels opgesteld. De visie heeft tot doel voldoende woningen te realiseren om de groei van de bevolking op te kunnen vangen, instromers aan te trekken en starters en doorstromers vast te houden aan de regio. In de visie is nadrukkelijk aandacht geschonken aan de unieke kwaliteiten van de regio, het gaat daarbij om:

  • City of villages, unieke mix van stedelijkheid en dorpscultuur.
  • Roltrap regio, vele verhuisbewegingen binnen en tussen gemeenten in de regio afhankelijk van de levensfasen van een huishouden.
  • Kwadrantenbenadering, welke nog nader uitgewerkt moet worden, benadrukt de unieke eigenschappen van ieder dorp en stad.
  • Brainport principes, kwaliteitscriteria waar ieder woningbouwproject aan moet voldoen.

De Visie op Wonen gaat uit van een inclusieve en gezonde verstedelijking. Voor de gemeente Helmond is een functie weggelegd als “city of arrival” (inwoners starten vaak als 1-persoonhuishouden, naar enkele jaren verhuist men al of niet binnen de gemeente).

In de kwadrantenbenadering wordt de gemeente Helmond getypeerd door de kwaliteiten centrum, shop & culture, bedrijvigheid en eigenheid. Het Stedelijk Gebied Eindhoven zal in de periode tot 2040 met 50.000 inwoners groeien naar 550.000 inwoners. De groei van de gemeente Helmond bedraagt in deze periode 10.000 inwoners. De ontwikkeling van de woningbouwcapaciteit in het centrumplan van Helmond past in de regionale afspraken.

In het voorjaar van 2019 heeft het Stedelijk Gebied Eindhoven, de provincie Noord-Brabant en het ministerie van BZK een woondeal gesloten. Hierin is een versnelling van de woningbouwproductie afgesproken (27.000 woningen in de periode 2019 tot en met 2023), daarbij is het volgende afgesproken:

  • Het zwaartepunt voor het realiseren van groen-stedelijke woonmilieus ligt – zoals vastgelegd in het Afsprakenkader Wonen SGE 2017 – in de negen prioritaire locaties.
  • Onderzoek toont aan dat de woningbehoefte in Eindhoven de komende vijf jaar ca. 15.000 woningen bedraagt (als onderdeel van het totaal van 27.000 voor het SGE). Dit vraagt een forse versnelling van de jaarlijkse woningbouwproductie naar ca. 3.000 gemiddeld per jaar.
  • De minister, provincie en het SGE onderzoeken of de versnelling kan worden uitgevoerd binnen de bestaande mogelijkheden.

Voor de gemeente Helmond betekent de versnelling dat de jaarlijks woningbouwproductie voor de komende periode moet worden verhoogd naar ca. 800 woningen per jaar. De realisatie van onderhavig planvoornemen maakt onderdeel uit van deze woningbouwproductie.

Verantwoording

De toevoeging van 31 extra woningen sluit aan bij de toenemende vraag naar woningen in de regio. Voor de gemeente Helmond ligt een actuele vraag naar in totaal 5.500 woningen tot 2030. Met de toevoeging van 31 extra wooneenheden en de vergroting van de diversiteit van de woningen voldoet het bestemmingsplan aan de gemeentelijke woonvisie (zie paragraaf 3.5.2). Daarnaast zijn in de woningbouwplanning van de gemeente Helmond ruim 1.000 nieuwe woningen in het Centrum of nabij het Centrum opgenomen. Voorts voorziet de ontwikkeling in een intensivering van (delen van) de bestaande bebouwing, waardoor het realiseren van extra woningen mogelijk wordt. De binnen het plangebied opgenomen nieuwbouw van woningen kan worden aangemerkt als transformatie binnen bestaand stedelijk gebied.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking. De binnen het plangebied opgenomen nieuwbouw van woningen kan worden aangemerkt als transformatie binnen bestaand stedelijk gebied.

3.1.4 Nationaal Waterprogramma 2022-2027

Het Nationaal Water Programma 2022-2027 is vastgesteld op 18 maart 2022 en geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast.

In het Nationaal Water Programma 2022-2027 worden ambities opgenomen om te werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Daarnaast worden de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en het beheer van de rijkswateren en rijksvaarwegen beschreven aan de hand van drie hoofdambities voor het waterbeleid:

  • Een veilige en klimaatbestendige delta
  • Een concurrerende, duurzame en circulaire delta
  • Een schone en gezonde delta met hoogwaardige natuur

Analyse

Met voorliggend initiatief is de waterhuishoudkundige situatie beoordeeld. De waterhuishoudkundige situatie van zowel de bestaande als de toekomstige situatie wordt in paragraaf 5.1 behandeld. Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet tot planologische belemmeringen voor het aspect 'Water' leidt.

Conclusie

Voorliggend plan past binnen het Nationaal Water Programma 2022-2027.

3.1.5 Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie

De relevante beleidsontwikkelingen op het gebied van water worden bij het Rijk opgenomen in het Deltaprogramma. Hierin is voor verschillende thema's beschreven wat het beleid is en hoe het Rijk dat in overleg met overige partners wil gaan bereiken. Het Deltaprogramma bestaat uit verschillende onderwerpen op het gebied van water. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie het meest relevant, omdat hierin de consequenties van de klimaatontwikkelingen voor Nederland zijn opgenomen, evenals de maatregelen die we moeten nemen om 'klimaatadaptief' te worden. Een deel van deze maatregelen zal ruimtelijke impact hebben.

Met 'klimaatadaptief' wordt bedoeld: het klimaatrobuust en klimaatbestendig inrichten van Nederland, gegeven de klimaatontwikkelingen die op ons afkomen. Op basis van de internationale en nationale klimaatmodellen is de verwachting dat het weer in Nederland extremer gaat worden. Dat betekent: meer hevige regenbuien (veel neerslag in korte tijd) en langere periodes met droogte en hitte. Dit heeft consequenties voor de leefbaarheid in steden en dorpen en voor bijna alle (economische) sectoren in Nederland. Met het nemen van klimaatrobuuste maatregelen wordt ingespeeld op deze veranderingen waarmee we steden en dorpen leefbaar houden en (economische) schade door wateroverlast, droogte en hitte beperken.

Analyse

Met voorliggend initiatief wordt het water op eigen terrein geborgen, wordt groen aangelegd ten behoeve van opname van stikstof en CO2 en worden half-open verharde parkeerplaatsen ten behoeve van de waterberging gerealiseerd. Hiermee wordt rekening gehouden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Conclusie

Voorliggend plan past binnen het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie.

3.2 Provinciaal Niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant;
  • Provinciaal Regionaal Water – en Bodem Programma (RWP 2022-2027).

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.

De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem. Met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte, biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid, knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden).

Dit is vertaald in de volgende 14 provinciale ruimtelijke belangen:

  • Regionale contrasten;
  • Een multifunctioneel landelijk gebied;
  • Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;
  • Een betere waterveiligheid door preventie;
  • Koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
  • Duurzaam gebruik van de ondergrond;
  • Ruimte voor duurzame energie;
  • Concentratie van verstedelijking;
  • Sterk stedelijk netwerk;
  • Groene geledingszones tussen steden;
  • Goed bereikbare voorzieningen;
  • Economische kennisclusters;
  • (inter)nationale bereikbaarheid;
  • Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0014.png"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING

Analyse nieuwe woningen binnen stedelijk concentratiegebied

Het plangebied ligt binnen Helmond dat onderdeel is van het 'stedelijk concentratiegebied'. Conform het structuurvisiebeleid wordt in het stedelijk concentratiegebied (met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking) het grootste gedeelte van de verstedelijkingsopgave opgevangen. Daarbij is zuinig ruimtegebruik aan de orde: functiemenging, herstructurering en inbreiding vóór stedelijke uitbreidingen.

Het plan omvat het toevoegen van 31 woningen ter plaatse van een leegstaand bedrijfspand. De lokale behoefte is aangetoond in het gemeentelijke woningbouwprogramma, zie paragraaf 3.5.3.

Conclusie

De ontwikkeling past binnen de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010.

3.2.2 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  1. 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  2. 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  3. 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  4. 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Het plan voorziet in de realisatie van 31 woningen. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1. De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied worden aardgasvrij gebouwd en zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de wooneenheden. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.
ad 2. Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de wooneenheden kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Met voorliggend initiatief wordt het water op eigen terrein geborgen, wordt groen aangelegd ten behoeve van opname van stikstof en CO2 en worden parkeerplaatsen met half-open verharding ten behoeve van de waterberging gerealiseerd. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt.
ad 3. Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Het is zaak om bij woningbouw eerst te onderzoeken of dit kan gebeuren binnen bestaand stedelijk gebied. De 31 woningen worden gerealiseerd op de plek van een leegstaand bedrijfspand. Dit houdt in dat het bestaand stedelijk gebied niet wordt vergroot. Hieraan wordt voldaan binnen dit planvoornemen.
ad 4. Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

3.2.3 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2023 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.

3.2.4 Provinciaal Regionaal Water - en Bodem Programma (RWP 2022-2027)

Het Provinciaal Regionaal Water - en Bodem Programma (RWP) is de opvolger van het Provinciaal Milieu en Waterplan. Het is onderdeel van het planstelsel voor de wateropgaven in Nederland, samen met het Nationaal Water Programma en de waterbeheerprogramma's van de waterschappen.

Doel van het RWP is een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Het geeft invulling aan het op orde houden van de basis van het natuurlijk water- en bodemsysteem. Een belangrijke rode draad in het programma is het herstellen van de systeemwerking. Vele generaties lang had het waterbeleid als doel wateroverlast te voorkomen en water zo snel mogelijk af te voeren. Inmiddels is dit gewijzigd naar water zo veel mogelijk vasthouden. Verder vraagt het plan een meer systeemgerichte aanpak van een probleemgerichte aanpak.

De Brabantse Omgevingsvisie kent kernwaarden voor het handelen van de provincie. Deze kernwaarden zijn vertaald in zeven handelingsprincipes, specifiek voor het beleid en de uitvoering op het vlak van water- en bodem:

  • Watervoorraad in balans;
  • Elke druppel telt;
  • Niet alles kan overal;
  • Brabant is in staat extreme weersituaties op te vangen;
  • Bescherming van water- en bodemkwaliteit;
  • Gebruikers zijn maximaal verantwoordelijk;
  • Circulair denken en doen.

Analyse

Met voorliggend initiatief is de waterhuishoudkundige situatie beoordeeld. De waterhuishoudkundige situatie van zowel de bestaande als de toekomstige situatie wordt in paragraaf 5.1 behandeld. Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet tot planologische belemmeringen voor het aspect 'Water' leidt.

Conclusie
Het plan past binnen het Provinciaal Regionaal Water - en Bodem Programma.

3.3 Regionaal Afsprakenkader

3.3.1 Afsprakenkader Wonen 2017, Aantrekkelijke woonmilieus in Stedelijk Gebied Eindhoven

De negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven werken al jaren samen. Deze samenwerking is vastgelegd in de Samenwerkingsagenda 2018 - 2025. In deze agenda is vastgelegd welke thema's en onderwerpen de gemeenten binnen de samenwerking oppakken, waaronder het thema Wonen. De samenwerking tussen de negen SGE gemeenten op het terrein van wonen heeft in oktober 2017 geresulteerd in het 'Afsprakenkader Wonen 2017, Aantrekkelijke woonmilieus in Stedelijk Gebied Eindhoven'. Deze notitie heeft de gemeenteraad van Helmond eind 2017 vastgesteld. Hierin is onder andere afgesproken samen toe te werken naar een regionale visie op wonen. Deze visie is in maart 2019 vastgesteld. De visie heeft tot doel voldoende woningen te realiseren om de groei van de bevolking op te kunnen vangen, instromers aan te trekken en starters en doorstromers vast te houden aan de regio.

In de visie is nadrukkelijk aandacht geschonken aan de unieke kwaliteiten van de regio, het gaat daarbij om:

  • City of villages, unieke mix van stedelijkheid en dorpscultuur.
  • Roltrap regio, vele verhuisbewegingen binnen en tussen gemeenten in de regio afhankelijk van de levensfasen van een huishouden.
  • Kwadrantenbenadering, welke nog nader uitgewerkt moet worden, benadrukt de unieke eigenschappen van ieder dorp en stad.
  • Brainport principes, kwaliteitscriteria waar ieder woningbouwproject aan moet voldoen.


De Visie op Wonen gaat uit van een inclusieve en gezonde verstedelijking. Voor de gemeente Helmond is een functie weggelegd als "city of arrival" (inwoners starten vaak als 1-persoonhuishouden, naar enkele jaren verhuist men al of niet binnen de gemeente).


In de kwadrantenbenadering wordt de gemeente Helmond getypeerd door de kwaliteiten centrum, shop & culture, bedrijvigheid en eigenheid. In het Regionale afsprakenkader wonen 2022 is deze benadering vervangen door een woningmarkt aquarel.
De gemeente Helmond is hierin opgedeeld in drie deelgebieden:

  • het centraal stedelijk gebied (Stedelijk centrum, actieve binnenstad met gemengde functies, bedrijvigheid, voorzieningen, cultuur en wonen. Hoge dynamiek met verstedelijken en versterken voorzieningenniveau, centrumstedelijke woonmilieu en bereikbaarheid met OV voorzieningen).
  • Helmond Oostflank (Groenstedelijk woonmilieu, compacte en groene woonwijken, nabij natuur, bossen en Peel. De drie uitbreidingswijken hebben ieder een heel eigen karakteristiek).
  • Middengebied tussen Dommel en Goorloop (Groenstedelijk en landelijk wonen in buitengebied, met dorpse kwaliteiten, kleinschalig met grotere kavels en kleine centra, geen grootschalige woningbouw maar laagbouwmilieus met lage dichtheid, organisch gegroeid, elke kern een eigen identiteit en sociaal leven, kleinschalige lokale voorzieningenstructuur, overwegend woonfunctie, weinig bedrijventerreinen).


Voor het stedelijk gebied zijn in het voorjaar van 2019 met het rijk en de provincie Noord-Brabant afspraken gemaakt over het versnellen van de woningbouw (de Woondeal). De versnelling moet in de periode tot 2024 zo'n 27.000 woningen opleveren in het SGE en tot 2040 in totaal 62.000 woningen (32% van de totale voorraad van het Stedelijk Gebied Eindhoven). Ook het MIRT-Onderzoek Verstedelijking en Mobiliteit Brainportregio Eindhoven (mei 2020) constateert dat het voor de regio Brainport Eindhoven noodzakelijk is om een duurzame kwalitatieve schaalsprong te maken. De regionale opgave werd eind 2021 door de gemeenteraden vastgelegd in het Regionale afsprakenkader Wonen 2022. Dit afsprakenkader geeft richting aan de kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwopgave, alsmede inzicht in de woningbouwlocaties.

  • Het zwaartepunt voor het realiseren van groen-stedelijke woonmilieus ligt - zoals vastgelegd in het Afsprakenkader Wonen SGE 2017 - in de negen majeure locaties.
  • Onderzoek toont aan dat de woningbehoefte in Eindhoven de komende vijf jaar ca. 15.000 woningen bedraagt (als onderdeel van het totaal van 27.000 voor het SGE). Dit vraagt een forse versnelling van de jaarlijkse woningbouwproductie naar ca. 3.000 gemiddeld per jaar.
  • De minister, provincie en het SGE onderzoeken of de versnelling kan worden uitgevoerd binnen de bestaande mogelijkheden.


In de regio is de afspraak dat ruim baan gegeven wordt aan initiatieven die uitgaan van herstructurering, transformatie en inbreiding. Alle overige initiatieven worden regionaal afgestemd, waarbij geldt dat geen nieuwe uitleglocaties worden ontwikkeld, tenzij aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

In het najaar van 2022 zullen nieuwe woningbouwafspraken gemaakt tussen het Rijk, de Provincie Noord-Brabant en de gemeenten in het SGE gebied.

3.3.2 Concretisering brainport principes

Op 5 maart 2020 is het regionale beleidsdocument 'Concretisering brainport principes' vastgesteld. Voor alle gemeenten die deel uitmaken van het Stedelijk Gebied Eindhoven geldt dat alle nieuwe woningbouwontwikkelingen dienen te worden ontwikkeld aan de hand van 7 Brainport Principes.

De basis voor deze principes is vastgelegd in het regionale Afsprakenkader Wonen - Stedelijk Gebied Eindhoven (oktober 2017).

De Brainport Principes zijn:
1. Koesteren van Identiteit;
2. Ruimte voor Innovatie;
3. Invloed voor bewoners;
4. Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus: de wauw-factor;
5. Vraaggericht ontwikkelen;
6. Benutting regionaal schaalniveau;
7. Gezonde verstedelijking.
afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0015.png"
  1. 1. Koesteren van Identiteit;

Het plan is gelegen in stadsdeel 't Hout in het zuidwesten van Helmond. In dit stadsdeel zijn overwegend bedrijven en woningen gelegen afgewisseld met enkele dagelijkse voorzieningen. De voorgenomen woningbouwontwikkeling op ter plaatse van De Hoefkens 5 sluit daarom aan bij de rest van het stadsdeel. Het toevoegen van woningen aan de De Hoefkens leidt er tevens toe dat meer bewoners van stadsdeel 't Hout gebruik zullen maken van de dagelijkse voorzieningen. De identiteit van het stadsdeel 't Hout, waar wonen centraal staat, wordt met de voorgenomen ontwikkeling versterkt.

  1. 2. Ruimte voor Innovatie;

Het vooroplopen in techniek van de hele Brainportregio hoort een uitwerking te krijgen in de gebouwde omgeving. Het plan omarmt nieuwe gebouwtechnieken om te komen tot een duurzame en gezonde leefomgeving. Op het gebied van duurzaamheid worden de woningen 'aardgasvrij' gebouwd. Aanvullend wordt er groen aangelegd en bomen geplant ten behoeve van de opname van stikstof en CO2 en worden de parkeerplaatsen voorzien van half-open verharding ten behoeve van waterberging.

  1. 3. Invloed voor bewoners;

Er is afgestemd met de bedrijven in de directe omgeving (zie paragraaf 8.2 en bijlage 14). Op basis van de verslaglegging van deze contacten blijkt dat er een positieve houding is over dit plan. De toekomstige bewoners van het plan zijn nog niet bekend, dus daar is geen afstemming mee geweest.

  1. 4. Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus;

Hoewel de woningen wegens de aaneengeschakelde structuur aansluiten bij de omgeving, Aangezien met voorliggend initiatief zowel rijwoningen als levensloopbestendige patiowoningen worden gerealiseerd, biedt het een aantrekkelijke woonlocatie voor diverse doelgroepen. Daarnaast zijn de rijwoningen georiënteerd richting het binnengebied, wat sociale controle bevordert en ontmoetingen met zich meebrengt.

  1. 5. Vraaggericht ontwikkelen;

Met de behoefte naar zowel levensloopbestendige patiowoningen als rijwoningen , zal voorliggend plan inspelen op de vraag naar deze type woningen.

  1. 6. Benutting regionaal schaalniveau;

Het plan ligt binnen het stedelijk gebied van Helmond op een goed bereikbare locatie. Het plangebied ligt op loopafstand van het station. Het plan biedt daarmee mogelijkheden voor zowel bewoners die op Helmond gericht zijn als op de ruimere stedelijke regio.

  1. 7. Gezonde verstedelijking.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt rekening gehouden met een duurzame en gezonde leefomgeving. Het planvoornemen draagt bij aan de energietransitie, aangezien de woningen 'aardgasvrij' worden gebouwd. Daarnaast is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling, aangezien de waterberging plaatsvindt op eigen terrein, er groen aangelegd wordt en bomen geplant worden ten behoeve van de opname van stikstof en CO2 en de parkeerplaatsen voorzien worden half-open verharding ten behoeve van waterberging.

3.4 Waterschap

3.4.1 Waterbeheerplan waterschap Aa en Maas 2022-2027

Waterschap Aa en Maas heeft zijn waterbeleid uitgewerkt in het nieuwe Waterbeheerplan 2022-2027. Om in te spelen op de maatschappelijke veranderingen (waaronder klimaatverandering, stikstofproblematiek, gezondheid, landbouwtransitie etc.) heeft het waterschap 3 programma's geformuleerd: Programma Waterveiligheid, Programma Klimaatbestendig en gezond watersysteem, en Programma Schoon water. In deze programma's hebben ze hun doelen geformuleerd, hoe zij deze doelen gaan bereiken en de kosten die daarbij horen.

Keur

De drie waterschappen in Noord-Brabant (Waterschap de Dommel, Waterschap Aa en Maas en Waterschap Brabantse Delta) hebben de Keur op elkaar afgestemd.

Het waterschap heeft tevens haar regels vastgelegd in de Keur. Het geeft aan welke plichten er zijn voor activiteiten met betrekking tot het oppervlaktewater, grondwater, en kunstwerken. De Keurregels voor afvoeren van hemelwater bevat richtlijnen voor het waterhuishoudkundig onderzoek en kan worden gebruikt voor het uitvoeren daarvan.

Plannen met een verhardingstoename tot 500 m2 worden vrijgesteld van compensatie door waterberging. Het bepalen van de compensatie wordt gedaan conform de rekenregel: benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m). Deze rekenregel is ook gebruikt voor de watertoets paragraaf 5.1.

Analyse

Met voorliggend initiatief is de waterhuishoudkundige situatie beoordeeld. De waterhuishoudkundige situatie van zowel de bestaande als de toekomstige situatie wordt in paragraaf 5.1 behandeld. Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet tot planologische belemmeringen voor het aspect 'Water' leidt.

Conclusie

Dit bestemmingsplan past binnen het beleid van het Waterschap.

3.5 Gemeentelijk Niveau

3.5.1 Structuurvisie Helmond 2030

Door de gemeente Helmond is op 4 februari 2014 de Structuurvisie 'Structuurvisie Helmond 2030' vastgesteld. Deze structuurvisie is geen blauwdrukplan met een vastomlijnde koers, maar juist een flexibel meebewegend beleidskader dat beter toegerust is op de snel veranderende (ruimtelijke) behoeften en opgaven van deze tijd. De structuurvisie gaat veel minder dan voorheen uit van een lagenbenadering. In plaats daarvan is de structuurvisie opgebouwd rond een achttal ruimtelijk relevante thema's de in samenhang het Ruimtelijk perspectief Helmond 2030 vormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0016.png"

UITSNEDE STRUCTUURVISIE hELMOND 2030

De belangrijkste opgave in de woningbouw is gelegen in de transformatie van de huidige woningvoorraad naar de vraag en naar de specifieke eisen die de woonconsument van morgen aan de woning stelt. Dit betekent meer flexibiliteit en het bieden van meer verantwoordelijkheid aan de koper of huurder voor de realisatie van woonwensen. Daarvoor is het nodig dat mensen langer zelfstandig in hun woning kunnen blijven wonen. Uitgangspunt moet niet alleen zijn "kwaliteit gaat voor kwantiteit" maar ook "voeg niet toe wat in de bestaande woningvoorraad al voldoende beschikbaar is".

Analyse

Het plangebied is op de uitsnede uit de structuurvisie weergegeven en ligt binnen het stedelijk gebied van Helmond. Het stedelijk gebied van Helmond is onderdeel van een netwerk van grotere en kleinere woongebieden, werkgebieden, natuur-, landbouw- en recreatiegebieden en infrastructuur. Binnen het plangebied zijn volgens de structuurvisie geen grote ontwikkelingen voorzien, maar transformatie van bedrijvigheid naar wonen past in de gewenste ontwikkeling dat (grotere) bedrijven geleidelijk verdwijnen uit woonwijken. Daarnaast voorziet het plan in het optimaal benutten van inbreidingsmogelijkheden binnen bestaand stedelijk gebied.

Het plan omvat de realisatie van 31 nieuwbouwwoning, bestaande uit rijwoningen en levensloopbestendige patiowoningen. Dit sluit tevens aan bij het zorgen voor het invullen van de kwalitatieve vraag, waarbij de veranderende woningbehoefte een rol speelt. Het planvoornemen voorziet in verschillende type woningen voor diverse doelgroepen.

Conclusie

Het plan sluit aan bij de Structuurvisie Helmond 2030.

3.5.2 Woonvisie 2016 - 2020

Op 10 mei 2016 heeft de gemeenteraad van de gemeente Helmond de Woonvisie 2016 – 2020 vastgesteld. De visie geeft een beleidskader op het gebied van woningbouw, woonruimteverdeling en woningcorporaties.

Voor wat betreft de demografische ontwikkelingen wordt uitgegaan van de provinciale bevolkingsprognose (2014). Deze prognose laat een groei van 90.000 inwoners naar 95.000 inwoners in 2030 zien, waarbij sprake is van verandering in samenstelling van huishoudens (meer 1 persoonshuishoudens) en toenemende vergrijzing.

Het woningbouwprogramma gaat uit van de bouw van 2.750 woningen in de periode 2016 – 2020 met een aandeel sociale huur van 35 %. Voorts wordt er van uitgegaan dat er geen nieuwe uitleglocaties worden ontwikkeld en terughoudendheid wordt betracht met de toevoeging van capaciteit binnenstedelijk/kavelsplitsing. Verder wordt aandacht geschonken in de Woonvisie aan de huisvesting van bijzondere doelgroepen, het langer zelfstandig blijven wonen van ouderen en verandering in wijkopbouw/leefbaarheid.

3.5.3 Woonagenda 2019 - 2021

Elke 2 jaar wordt de Woonvisie geëvalueerd en elke 4 jaar geactualiseerd. In 2019 is gekozen voor het vaststellen van een Woonagenda 2019 – 2021 (gemeenteraad 2 juli 2019).

De Woonagenda is geen volledige actualisatie van de Woonvisie, maar een aanpassing op onderdelen. Vanwege de gewijzigde marktomstandigheden, het coalitieakkoord 2018 – 2022, de hiervoor genoemde regionale afspraken en de geactualiseerde bevolkingsprognose is besloten de Woonvisie 2016 op onderdelen aan te passen. In de Woonagenda is onder andere opgenomen:

  • een verhoogde woningbouwtaakstelling;
  • groei naar ruim 100.000 inwoners in 2040, niet zo zeer door autonome groei maar door een positief migratiesaldo (met name vanuit het buitenland dor arbeidsmigratie en asielzoekers).
  • de huidige plancapaciteit is voldoende voor de komende periode, er is dus geen noodzaak vanuit het aanbod aan plannen extra woningbouwcapaciteit aan te maken.
  • de komende 3 jaar (t/m 2021) wordt ruim baan gegeven aan inbreidingslocaties.
  • het aanbod aan meergezinswoningen moet binnen de huidige plancapaciteit niet worden verruimd, wel is sprake van een verschuiving van huur naar koop (er is gelet op het bestaande aanbod en de marktomstandigheden meer ruimte voor midden- en dure koopappartementen).

Inmiddels wordt gewerkt aan een volledige actualisatie van de Woonvisie.

De gemeente Helmond wil in de periode 2020 -2040 15.000 nieuwe woningen bouwen.

Op basis van de provinciale bevolkingsprognose 2020 is sprake van een woningbouwprogramma van 9.100 woningen, waardoor de woningvoorraad groeit van 40.790 woningen naar 49.890 woningen.

Het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) van 2021 heeft vervolgens geleid tot het formuleren van een schaalsprong: 10.000 woningen in het Centrumgebied. Omdat wordt aangenomen dat reeds 5.000 woningen in de bestaande capaciteit zijn opgenomen gaat het om een opgave van 5.000 woningen extra in het Centrumgebied, of wel een verhoging van de geprognotiseerde opgave met 6.000 woningen.

Jaarlijks dienen gemiddeld 750 nieuwe woningen te worden opgeleverd, ter vergelijking in de afgelopen 20 jaar bedroeg het aantal opgeleverde woningen jaarlijks gemiddeld 450 woningen.

Analyse

Met voorliggend bestemmingsplan wordt op de uitgangspunten uit de woonagenda en op de maatschappelijke en demografische ontwikkelingen van de gemeente Helmond ingespeeld. Het bouwplan voorziet in de ontwikkeling van 31 nieuwbouwwoningen, waarvan 14 twee-onder-een-kap patiowoningen, 2 vrijstaande patiowoningen en 15 rijwoningen. De patiowoningen betreffen koopwoningen voor het middensegment. De patiowoningen zijn bestemd voor één a twee persoonshuishoudens, met als doelgroep 55+. De rijwoningen betreffen koopwoningen voor het goedkope segment en zijn voor eengezinshuishoudens bedoeld.

Conclusie

Gelet hierop is de voorliggende ontwikkeling passend binnen de kaders van de Woonagenda 2019 - 2021.

3.5.4 Duurzaamheid

De gemeente Helmond heeft een breed gedragen klimaatbeleidsvisie met een haalbare ambitie vastgesteld, waarbij in een concreet Meerjaren Uitvoeringsprogramma de uit te voeren projecten verwerkt zijn. De nota Klimaatbeleid is een paraplu van alle gemaakte afspraken, getekende convenanten en ambities op het gebied van klimaat, energie en duurzaam bouwen.

Er zal bij nieuwe ontwikkelingen altijd gestreefd moeten worden naar een zo duurzaam mogelijke energievoorziening. Naast het toepassen van duurzame materialen, worden daarbij afwegingen gemaakt op basis van de zogenaamde 'Trias Energetica'. Dit is een breed geaccepteerd model en beschrijft drie logische en opeenvolgende stappen om te komen tot een duurzame energievoorziening:

  • Energiebesparing; het reduceren van de energievraag. Dat wat niet gevraagd wordt, hoeft ook niet opgewekt te worden.
  • Duurzame energie; de resterende energiebehoefte dient zo veel mogelijk duurzaam opgewekt te worden door het gebruik van duurzame bronnen.
  • Efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen; de energievraag die niet bespaard kan worden en die niet duurzaam opgewekt kan worden, dient zo efficiënt mogelijk met behulp van fossiele brandstoffen opgewekt te worden.

In de gemeente Helmond wordt gestreefd naar duurzame (nieuw)bouw. Voor woningbouw gelden hiertoe voorwaarden waarop wordt getoetst in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.

De gemeente streeft naar nieuwbouw, waarbij het energieverbruik zoveel mogelijk wordt teruggedrongen en het benodigde energiedeel ingevuld wordt door bijvoorbeeld duurzame energie toepassingen. Tevens wordt het toepassen van duurzame materialen gestimuleerd. Vanaf 1 januari 2018 heeft het college expliciet bepaald dat bij de realisatie van nieuwbouwwoningen uitgegaan wordt van aardgasvrij bouwen. Ook voor onderwerpen als openbare verlichting en openbaar groen worden vanuit duurzaamheid eisen gesteld aan het ontwerp en de aanleg ervan.

Bij realisatie dienen in het kader van de toepassing van GPR gebouw hierover nadere afspraken te worden gemaakt. Per 1 januari 2009 is het gebruik van het programma GPR-gebouw ingevoerd. GPR Gebouw staat voor Gemeentelijke Praktijk Richtlijn en is hét hulpmiddel voor het maken van duurzaamheidkeuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, utilitaire gebouwen en scholen. GPR Gebouw® is een praktisch en gebruiksvriendelijk programma om plankwaliteit en milieubelasting van een project in samenhang te optimaliseren. Daarbij spelen 5 modules een rol:

  • Energie (EPC)
  • Milieu
  • Gezondheid
  • Toekomstwaarde
  • Gebruikskwaliteit (PKVW, Bezoek en Aanpasbaarheid)

De prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers. Hierbij behaal je een 7 als je bouwt volgens het Bouwbesluit. Het streven naar maximale duurzaamheid wordt vertaald in een score van 10. De ambities die behaald moeten worden zijn minimaal een 7 voor Energie, waarbij gestreefd moet worden naar een 8, een 8,5 voor Gebruikskwaliteit (afhankelijk van het woningtype zoals seniorenwoning een 9) en gemiddeld een 7 voor de overige modulen. Binnen dit kader bestaat voor de initiatiefnemer enige ruimte/flexibiliteit om de kwaliteitseisen in te vullen.

Analyse

Onderhavig plan voldoet aan het bouwbesluit en aan de GPR-eisen van de gemeente.

Conclusie

Het plan sluit aan bij de duurzaamheidsvisie van de gemeente Helmond.

3.5.5 Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020

Door de gemeente Helmond is op 23 januari 2020 de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020' vastgesteld.

Analyse

Het plan omvat de realisatie van 31 nieuwbouwwoning ter plaatse van een leegstaand bedrijfspand. In paragraaf 2.2.2.2 is met deze gegevens de verkeersaantrekkende werking en de benodigde parkeervoorzieningen berekend.

Conclusie

Het plan sluit aan bij de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020'.

3.5.6 Waterplan Helmond 2012 - 2015/2018

Het waterbeleid van de gemeente Helmond is vastgelegd in het Waterplan 2012-2015/2018 dat door de gemeenteraad is vastgesteld en geeft de kaders aan waarbinnen het waterbeheer in Helmond vorm moet krijgen. Het Waterplan is door de gemeenteraad verlengd voor de periode tot en met 2018 en wordt momenteel nog steeds gebruikt. Het waterplan wordt vanwege de komst van de Omgevingswet niet meer geactualiseerd.


Het gemeentelijke waterplan is een gezamenlijk product van gemeente en waterbeheerder en geeft een uitgewerkte visie op de plaats die het water nu en in de toekomst in Helmond kan innemen. Het geeft daarbij aan wat als gewenste ontwikkeling wordt gezien. De visie is richtinggevend voor het onderdeel water bij planvorming en invulling van projecten. Belangrijke onderwerpen in het Waterplan 2012-2015/2020 zijn:

  • Water en ruimtelijke ordening;
  • Water en ecologie;
  • Beleving van water;
  • Waterkwaliteit;
  • Stedelijk grondwater;
  • Waterketenbeheer (waaronder afkoppelen en de voorkeursvolgorde voor het verwerken van schoon hemelwater);
  • Beheer en onderhoud van stedelijk water

Op deze wijze wordt het mogelijk het aspect water te betrekken bij integrale beleidsafwegingen en daarbij de consequenties van keuzes voor het water aan te geven.

Het onderwerp 'klimaatadaptatie' is benoemd in het programmaplan Duurzame en Gezonde Stad. De gemeente heeft nog geen beleid vastgesteld over dit onderwerp. Naar verwachting wordt in 2021 een uitvoeringsprogramma vastgesteld. Daar waar mogelijk worden klimaatadaptieve maatregelen al wel meegenomen in projecten en plannen.

Analyse

In paragraaf 5.1 is de waterhuishoudkundige uitwerking beschreven.

3.5.7 Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap 2015

In navolging van de beleidsregels 'Kwaliteitsverbetering landschap (artikel 3.9)' uit de omgevingsverordening, heeft de gemeente Helmond de 'Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap 2015' opgesteld. Hierin zijn naast gebieden in het landelijk gebied ook gebieden binnen het stedelijk gebied aangewezen waar kwaliteitsverbetering voor het landschap vereist is.

Op de navolgende afbeelding is te zien dat het plangebied niet is aangeduid als gebied waarvoor een bijdrage geleverd zal moeten worden aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. Hiermee is toetsing aan dit aspect niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0017.png"

UITSNEDE BELEIDSREGELS KWALITEITSVERBETERING LANDSCHAP 2015

Conclusie

Het plan sluit aan bij het Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap 2015.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Inleiding

Ruimtelijke Ordening en Milieubeleid hebben de zorg voor de kwaliteit van de leefomgeving als gemeenschappelijke doelstelling. Alleen in een zorgvuldig afwegingsproces kan een optimale afstemming plaatsvinden tussen aan gebieden toegekende functies en het veilig stellen van een beschermingsniveau van het leefmilieu. Bestaande en nieuwe bestemmingen in een gebied zijn niet altijd op voorhand verenigbaar. Milieudoelstellingen en randvoorwaarden worden daarom integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het ruimtelijke planvormingsproces meegewogen, zodat het gebruik van de schaars beschikbare ruimte niet leidt tot conflictsituaties.

Naast een ruimtelijke invalshoek zijn er ook kwalitatieve aspecten die een rol spelen. De duurzame ontwikkeling van de stad Helmond is een belangrijk uitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen. In dit verband is duurzaamheid op te vatten als “hoe is een plangebied te beheren of te ontwikkelen, zodat het ook door latere generaties optimaal kan worden benut”.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de duurzaamheid en de kwaliteit van de leefomgeving in en rond het plan ‘De Hoefkens, Helmond’. In het hiernavolgende komen de volgende milieuaspecten aan de orde die een rol spelen bij het plan:

  • Milieueffectrapportage;
  • Externe veiligheid;
  • Geluidhinder;
  • Luchtkwaliteit;
  • Geurhinder veehouderijen;
  • Bedrijven en milieuzonering;
  • Bodemkwaliteit;
  • Volksgezondheid.

In het kader van bedrijven en milieuzonering is gebleken dat voor een deel van de omliggende bedrijfsgronden een verlaging van de toegestane milieucategorie benodigd was om de ontwikkeling buiten de richtafstanden van bedrijfsactiviteiten te realiseren. Op deze gronden vinden verder geen nieuwe ontwikkelingen plaats. In de volgende paragrafen is voor de onderzoeken daarom alleen de woningbouwontwikkeling meegenomen als plangebied.

4.2 Milieueffectrapportage

4.2.1 Inleiding

De m.e.r.-regelgeving is erop gericht het milieu een volwaardige plaats in besluitvormingsprocessen te geven. Besluitvorming over ruimtelijke plannen vraagt altijd om een integrale afweging. In bepaalde gevallen is de verplichting opgelegd om de milieugevolgen van een voorgenomen activiteit evenals alternatieven hiervoor en mogelijke maatregelen, te beschrijven. In deze paragraaf is getoetst of sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht.

4.2.2 Analyse

De ontwikkeling in het plangebied is aan te merken als een activiteit genoemd onder D.11.2 (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject) van de bijlage behorend bij het Besluit milieueffectrapportage, maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Het voornemen omvat de bouw van 31 woningen, waaronder 16 levensloopbestendige patiowoningen en 15 rijwoningen. Dat wil zeggen dat er een motivering moet worden gegeven, gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij een m.e.r.-beoordeling, de diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Deze m.e.r.-aanmeldnotitie is bijgevoegd in bijlage 1.

4.2.3 Conclusie

Er heeft een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

4.3 Externe Veiligheid

4.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Risiconormering

In het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico:

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde (= T). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag(veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.

Bron Wanneer groepsrisicoverantwoording
Inrichtingen (Bevi) Altijd wanneer binnen invloedsgebied ruimtelijk besluit wordt genomen.
Buisleidingen (Bevb) Altijd wanneer binnen invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10%en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.
Weg, spoorweg of binnenwater (Bevt) Altijd wanneer binnen invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.

Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.

4.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes) ten opzichte van het plangebied. De ligging van het ontwikkelingsgebied is aangeduid.

Ter plaatse van de bedrijven ten noorden en ten zuiden van het ontwikkelingsgebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In deze deelgebieden wordt alleen en de milieucategorie verlaagd. Deze zijn dan ook niet meegenomen in het onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP220040-2000_0018.png"

UITSNEDE RISICOKAART

Het algemene Rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen door bedrijven;
  • het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen);
  • het gebruik van luchthavens.

Bij de inventarisatie van voornoemde risicovolle activiteiten is gebruik gemaakt van o.a. de provinciale risicokaart en diverse gemeentelijke informatiebronnen. Uit de inventarisatie volgt dat nabij het plangebied aan de De Hoefkens twee relevante risicobron is geïdentificeerd die mogelijk van invloed kan zijn op het plan. Het betreft de spoorlijn Eindhoven – Venlo en een hogedruk aardgasleiding.

Inrichtingen

Het plangebied is niet gelegen binnen de risicocontouren van een inrichting, waarbinnen gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen of waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen.

Transportroutes: Spoorlijn Eindhoven – Venlo

Ten zuiden van het plangebied, op een afstand van circa 65 meter is de spoorlijn Eindhoven-Venlo gelegen. Hiermee is het plangebied binnen het invloedsgebied van de Spoorlijn Eindhoven - Venlo gelegen. Over dit spoor vindt, conform de Regeling basisnet, vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen langs een basisnetroute moeten vooraf worden getoetst aan de voor de desbetreffende basisnetroute vastgestelde basisnetafstand. Daarom heeft Kragten een externe veiligheidsonderzoek voor het spoor uitgevoerd: rapport: 'Externe veiligheid Spoor: De Hoefkens 5 te Helmond' (8 september 2022, HEL119). Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2.

Kragten concludeert dat voor zowel de huidige als toekomstige situatie sprake is van een groepsrisico dat lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Er vindt geen rekenkundige toename van de hoogte van het groepsrisico plaats. De risico's als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen over het spoor dienen meegenomen te worden in een beperkte verantwoording van de hoogte van het groepsrisico.

Buisleidingen: hogedruk aardgasleiding

Ten zuiden van het plangebied, op een afstand van circa 55 meter ligt de hogedruk aardgasleiding 'Z-514-15' van de Gasunie. Hiermee is het plangebied binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgasleiding gelegen. Om te onderzoeken of deze buisleiding een belemmering voor het plangebied vormt, heeft Kragten een externe veiligheidsonderzoek voor buisleidingen uitgevoerd: rapport 'Externe veiligheid buisleidingen: De Hoefkens 5 te Helmond' (8 september 2022, HEL119). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.

Kragten concludeert dat voor zowel de huidige als toekomstige situatie sprake is van een groepsrisico dat lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Er vindt een geringe rekenkundige toename (0,07%) plaats van de hoogte van het groepsrisico na planvorming, echter ook in de toekomstige situatie is nog steeds sprake van een groepsrisico dat lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

In artikel 12 lid 3 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen juncto artikel 8 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen is opgenomen wanneer sprake is van het verantwoorden van het groepsrisico. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht.

Verantwoording hoogte groepsrisico

Om de externe veiligheidsrisico's van zowel de hogedruk aardgasleiding en de Spoorlijn Eindhoven - Venlo inzichtelijk te maken heeft Kragten een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd: Notitie "Verantwoording hoogte groepsrisico De Hoefkens 5 Helmond" (8 september 2022, HEL119). De notitie is bijgevoegd als bijlage 4.

In deze notitie wordt de verantwoordingsplicht ingevuld waarbij antwoord wordt gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen zijn getroffen om het risico zoveel mogelijk te beperken.

Bevt - Water-, weg- en spoorwegtransport

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft de regionale brandweer/Veiligheidsregio een wettelijke adviestaak bij het invullen van de verantwoordingsplicht. Het advies van de regionale brandweer/ Veiligheidsregio gaat vooral over het groepsrisico en mogelijkheden om een ramp of zwaar ongeval te voorkomen of de omvang ervan te beperken en de zelfredzaamheid van personen te vergroten.

In artikel 7 en 8 van het Bevt is opgenomen wanneer sprake is van het verantwoorden van het groepsrisico. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht waarbij de verantwoording dient in te gaan op de volgende onderdelen:

  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en;
  • voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.

Bevb - Transport door buisleidingen

In artikel 12 lid 3 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen juncto artikel 8 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen is opgenomen wanneer sprake is van het verantwoorden van het groepsrisico. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht voor de buisleiding, waarbij de verantwoording dient in te gaan op de volgende onderdelen:

  • Aanwezige en de te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken;
  • Het groepsrisico per kilometer buisleiding op het tijdstip waarop het besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico;
  • De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • De mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.

Advies veiligheidsregio

Overeenkomstig het gestelde in artikel 7, 8 en 12 van het Bevt is de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld om hierover een advies uit te brengen. De Veiligheidsregio heeft het volgende geadviseerd:

Beide adviezen worden ter harte genomen. Bij de uitwerking zal de afdeling planvorming betrokken worden en de nieuwe bewoners zullen worden geïnformeerd over de risico's.

4.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.4 Geluidhinder

4.4.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

4.4.2 Analyse

De planlocatie is gelegen binnen de wettelijke geluidzone van de wegen, Mierloseweg, Hoofdstraat, Houtse Parallelweg en de spoorlijn Helmond Brandevoort – Helmond 't Hout – Helmond centraal. De overige wegen nabij het plangebied zijn 30 km/uur wegen en volgens de Wet geluidhinder uitgezonderd van zonering.

Omdat het plangebied binnen de zone van een weg en spoorweg ligt, is een akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai en spoorweglawaai vereist.

(Spoorweg)verkeerslawaai
Om de akoestische situatie inzichtelijk te maken heeft Kragten een akoestisch onderzoek verkeerslawaai uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek verkeerslawaai De Hoefkens te Helmond" (18 oktober 2022, HEL119). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 6.

Kragten concludeert het volgende:

Wegverkeerslawaai

In het kader van de Wet geluidhinder is de geluidbelasting ten gevolge van de Mierloseweg, Hoofdstraat en de Houtse Parallelweg inzichtelijk gemaakt. De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Mierloseweg, Hoofdstraat en de Houtse Parallelweg respecteren de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor alle woningen.

Spoorweglawaai

De voorkeurswaarde voor de geluidbelasting vanwege het railverkeer van 55 dB (art. 4.9, lid 1 Besluit geluidhinder) voor nieuwe woningen wordt ter plaatse van G-2, G-10 en G-11 overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt 60 dB ter plaatse van G-2. De voorkeurgrenswaarde van 55 dB wordt niet gerespecteerd. De maximale ontheffingswaarde van 68 dB wordt wel gerespecteerd. Maatregelen zijn onderzocht en stuiten op overwegende bezwaren. Alle woningen beschikken wel over een geluidsluwe gevel.

Goede ruimtelijke ordening

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatieve geluidbelasting ten gevolge van alle wegen inzichtelijk gemaakt en de geluidbelasting ten gevolge van omliggende 30 km/uur-wegen berekend.

De geluidbelastingen van de Dr. Dreeslaan en de Noord Parallelweg bedragen niet meer dan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. De geluidbelasting van De Hoefkens bedraagt ten hoogste 50 dB (inclusief aftrek). De voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt niet gerespecteerd, de maximale ontheffingswaarde wordt wel gerespecteerd.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de gecumuleerde en ongecorrigeerde geluidbelasting ten gevolge van alle geluidbronnen (inclusief 30 km/uur-wegen) inzichtelijk gemaakt. Aangezien de wettelijke beoordeling voor railverkeer geldt is de ongecorrigeerde cumulatieve geluidbelasting berekend voor LRL,cum. De ongecorrigeerde gecumuleerde geluidbelasting bedraagt ten hoogste 61 dB.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt geadviseerd om bij het onderzoek naar de geluidwering van de gevel uit te gaan van de cumulatieve geluidbelasting inclusief 30 km/uur-wegen.

Hogere waarde en gemeentelijk geluidbeleid

Het plan voldoet aan het gemeentelijk geluidbeleid. Na het verlenen van een hogere waarde voor de van toepassing zijnde gebouwen, G-2, G-10 en G-11, vormt het aspect geluid vanwege de omliggende spoorlijn geen belemmering voor de realisatie van het plan.

Aangezien in onderhavige situatie sprake is van een procedure hogere waarde wordt voor de woningen een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels noodzakelijk geacht. Bij toepassing van standaard geluidwerende materialen en maatregelen is een goed akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Zoals opgenomen in paragraaf 4.7 dient echter wel beoordeeld te worden of de nieuwe woningen mogelijk hinder ondervinden van de naastgelegen bedrijvigheid en andersom dat deze niet worden belemmerd door de nieuwe woningbouw. Hiervoor is een onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 7 opgenomen en wordt in paragraaf 4.7 nader besproken. Met de aanpassing van de milieucategorieën middels voorliggend bestemmingsplan zijn er geen belemmeringen van uit de omliggende bedrijven.

4.4.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

4.5.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat 31 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.

De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Mierloseweg, Helmond; 43081 '.

categorie grenswaarde 2020 2030
jaargemiddelde concentratie NO2 40 µg/m³ 19,9 13,1
jaargemiddelde concentratie PM10 40 µg/m³ 17,7 15,2
jaargemiddelde concentratie PM2.5 25 µg/m³ 9,9 8,0
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 35 6,2 6,0

Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

4.5.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.6 Geurhinder Veehouderijen

4.6.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

4.6.2 Analyse

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, zie onderstaande tabel.

Concentratiegebied Niet-concentratiegebied
Binnen bebouwde kom diercategorieën Rgv max. 3 ouE/m³ max. 2 ouE/m³
andere diercategorieën min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object
Buiten bebouwde kom diercategorieën Rgv max. 14 ouE/m³ max. 8 ouE/m³
andere diercategorieën min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object

Geurnormen Wgv

De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.

Regeling geurhinder en veehouderij

In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:

  • de geurbelasting wordt bepaald;
  • de afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object) wordt gemeten.

Activiteitenbesluit

Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).

Analyse

Gezien de ligging van het plangebied binnen de bebouwde kom van Helmond zijn er in de directe nabijheid geen veehouderijen aanwezig. De dichtstbijzijnde veehouderij is op circa 1 km afstand gelegen.

4.6.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.7 Bedrijven En Milieuzonering

4.7.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

4.7.2 Analyse

Omgeving

De omgeving van het plangebied bestaat rondom voornamelijk uit (woon)werkbestemmingen. Gezien de omliggende bestemmingen kan het gebied als gemengd gebied worden aangemerkt.

Analyse

Milieukundig onderzoek
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving. Omgekeerd kan het plan wel beperkingen opleggen aan de omliggende bedrijven.

Om te bepalen hoe groot de beperkingen van de woningbouw op de omliggende bedrijven is door Kragten een onderzoek 'Bedrijvenmilieuzonering Industrielawaai' (22 juli 2022, HEL119-0001) uitgevoerd.

Uit het onderzoek blijkt dat de woningen (deels) gelegen zijn binnen de richtafstanden van de bedrijfsgronden ten noorden en zuiden van de woningbouwontwikkeling.

Onderzocht is of het afwaarderen van de milieucategorieën mogelijkheden zou bieden voor de woningbouwontwikkeling.

In de rapportage is getoond met welke milieucategorieën wel voldaan kan worden aan de richtafstanden. Voor de bedrijvigheid ten zuiden van het gebied zijn geen belemmeringen ten aanzien van de bestaande bedrijfsactiviteiten te voorzien bij verlaging van de milieucategorieën naar 3.1 en 2.

Ten noorden van de woningbouwontwikkeling is op De Hoefkens 2a t/m 4n een bedrijfsverzamelgebouw aanwezig met bedrijfsunits waar planologisch gezien onder voorwaarden bedrijfsactiviteiten t/m cat. 3.2 mogelijk zijn. De nieuwe woningbouw ligt binnen de richtafstanden. Ook hier kan met een beperkte verlaging van de toegestane milieucategorieën naar cat 2 en 3.1 de woningbouw buiten de bijbehorende richtafstanden komen liggen.

Beoordeling beperking bedrijfsactiviteiten

Hierna is beoordeeld is of de verlaging van de milieucategorie een onevenredige beperking van de huidige bedrijfsactiviteiten veroorzaakt.

Met betrekking tot de categorie 3.2 op het voorterrein van De Hoefkens 2/4 het volgende. Op het voorterrein is wel de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' opgenomen waar categorie 3.2 mogelijk zou zijn, maar wel onder voorwaarden:

  1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' (gw) een geluidwal aanwezig moet zijn met een minimale hoogte van 4 m;
  2. 2. uitsluitend bedrijven in de categorie 3 zijn toegestaan met volgens genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten een geurcontour van niet meer dan 30 m.

Aan de 1e voorwaarde wordt voor het voorterrein niet voldaan. Dus voor het voorterrein mag in de huidige situatie uitgegaan worden van maximaal categorie 1 en 2. Ook voor de toekomstige situatie kan worden gezegd dat door de inrichting van het terrein met een toegangsweg naar de achtergelegen bedrijfsunits en ligging buiten het bouwvlak geen categorie 3.1 of 3.2 bedrijvigheid gevestigd kan worden en het terugbrengen naar categorie 2 geen beperking is.

Dit betekent dus dat er nu alleen naar het bouwvlak gekeken hoeft te worden.

Feitelijk gezien gaat het over 3 bedrijfsunits die vallen binnen de zone waarvoor wordt voorgesteld deze terug te brengen van categorie 3.2 naar 3.1. Daarom is gekeken of door het terugbrengen naar categorie 3.1 de huidige bedrijven beperkt worden in hun activiteiten.

Voor geen van de units is een melding gedaan of vergunning aangevraagd. Niet ieder bedrijf is vergunning-, dan wel meldingplichtig in het kader van de milieuwetgeving. De zogeheten type A inrichtingen vallen wel onder het Activiteitenbesluit, en moeten zich dus ook aan de voorschriften daarvan houden, maar hoeven geen melding te doen.

Er is door de gemeente een controle uitgevoerd op de units De Hoefkens 2A, 4A en 4B. Uit het verslag van de controle valt op te maken dat er zeker geen sprake is van categorie 3.2 activiteiten.

In unit 2A is een wijnhandel (webshop) gevestigd, met daarnaast stalling van privé-auto's. Deze bedrijfsactiviteiten betreffen hoogstens milieucategorie 2.

In unit 4A is een timmerwerkplaats gevestigd, met voornamelijk opslag van materieel, gereedschappen en hout. Er zijn wel houtbewerkingsmachines aanwezig, maar activiteiten vinden vooral plaats op locatie elders. Een Timmerbedrijf met een productie-oppervlak < 200 m2 valt in milieucategorie 3.1, daarboven in milieucategorie 3.2. De bedrijfsunits zijn kleiner van 200 m2, het gaat dus hoogstens om milieucategorie 3.1.

In unit 4B is een bedrijf gevestigd voor inkoop, reparatie en verkoop van auto's. De bedrijfsactiviteiten zijn kleinschalig. Er vinden geen verfspuitwerkzaamheden plaats, dus geen geuruitstoot. De bedrijfsactiviteiten vallen hoogstens in milieucategorie 3.1. Ook voor dit bedrijf geldt dat gekeken naar de grootte van de bedrijfsunits hier geen categorie 3.2 bedrijf gevestigd kan zijn.

Uit voorgaande kan worden geconcludeerd dat er geen beperking van de huidige bedrijfsactiviteiten plaats zal vinden bij verlaging van de milieucategorie naar respectievelijk 2 en 3.1. Het vestigen van bedrijvigheid in milieucategorie 3.2 kan gezien het gebruik van het voorterrein en de grootte van het bedrijfsunits nu niet plaatsvinden. In de overige bedrijfsunits zou, theoretisch gezien, wel categorie 3.2 bedrijvigheid mogen blijven plaatsvinden.

Gezien het feit dat er in de huidige situatie geen beperkingen optreden en er slechts 3 bedrijfsunits (van de 23) in hun planologische mogelijkheden worden beperkt is beoordeeld dat de verlaging van de milieucategorie geen onevenredige beperking toebrengt aan de bedrijfsmogelijkheden van het bedrijfsverzamelgebouw en zal worden doorgevoerd in het bestemmingsplan.

4.7.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan wanneer de voorgestelde verlaging van de milieucategorieën plaatsvindt. In voorliggend bestemmingsplan zijn daarvoor ook (deels) de gronden van omliggende bedrijven opgenomen om de verlaging van de milieucategorie ook op de verbeelding en in de regels vast te leggen.

4.8 Bodemkwaliteit

4.8.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

4.8.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit van het plangebied inzichtelijk te maken dient voor de gronden ter plaatse van De Hoefkens 5 een bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Gezien het plangebied momenteel nog volledig bebouwd is, is het momenteel niet zinvol om een bodemonderzoek uit te voeren. Na de sloop van de bebouwing zal bodemonderzoek uitgevoerd worden.

Voorafgaand aan het nog uit te voeren bodemonderzoek heeft Lankelma Geotechniek Zuid B.V., op basis van de Concept Nota Randvoorwaarden en Uitgangspunten (d.d. 21 december 2021) over de herontwikkeling van de locatie de Hoefkens 5 te Helmond een memo over de 'bodemkwaliteit' opgesteld. De memo is als bijlage 8 bijgevoegd .

Bodemverontreiniging zware metalen

Lankelma concludeert dat ter plaatse van de planlocatie is sprake van een bodemverontreiniging met zware metalen, welke vrijwel zeker te relateren is aan het gebruik van zinkassen op de locatie. De sterk verhoogde gehalten aan zware metalen worden aangetroffen in de matig tot sterk puinhoudende bovengrond tot een diepte van maximaal 1,1 m-mv. De omvang van deze bodemverontreiniging is in beeld en vastgelegd in een beschikking (kenmerk 1199000321 Mi/PB, d.d. 10 augustus 2011) door de gemeente Helmond.

Overige verontreinigingen

Door de gemeente Helmond (Cluster Milieu) is in de betreffende conceptnota vastgesteld dat sprake is van de volgende overige verontreinigingen:

  • Er is geen nul- en/of eindsituatie onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de verdachte bedrijfsactiviteiten;
  • Er is geen onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van PFAS en/of GenX (locatie is opgenomen in lijst met verdachte bedrijven);
  • Er is mogelijk sprake van de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven en/of de restanten hiervan (locatie ligt aan de rand van verdachte gebieden);
  • Na afloop van de sloopactiviteiten dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd om na te gaan of de sloopactiviteiten niet geleidt hebben tot een additionele bodemverontreiniging

4.8.3 Conclusie

Op basis van de door Lankelma opgestelde memo over de 'bodemkwaliteit' wordt geconcludeerd dat sprake is van een verontreiniging van zware metalen. In de memo wordt het volgende aangehaald:

Ter plaatse van de planlocatie is sprake van een bodemverontreiniging met zware metalen, welke vrijwel zeker te relateren is aan het gebruik van zinkassen op de locatie. De sterk verhoogde gehalten aan zware metalen worden aangetroffen in de matig tot sterk puinhoudende bovengrond tot een diepte van maximaal 1,1 m-mv. De omvang van deze bodemverontreiniging is in beeld en vastgelegd in een beschikking (kenmerk 1199000321 Mi/PB, d.d. 10 augustus 2011) door de gemeente Helmond.

Omdat de bestaande bebouwing een gedegen bodemonderzoek niet toelaat zal na de sloop van de bebouwing ter plaatse het bodemonderzoek uitgevoerd worden. De financiële risico's welke verbonden zijn aan de aanwezigheid van de bodemverontreiniging met zware metalen en de daarmee samenhangende saneringskosten, plus de mogelijke overige verontreinigingen maken onderdeel uit van de herontwikkelingskosten.

Door de opdrachtgever is aangegeven dat deze kosten gedragen kunnen worden door de verwachte revenuen van de herontwikkeling. De financiële risico's zijn hiermee verdisconteerd in de herontwikkelingskosten en derhalve als zodanig niet meer aanwezig.

4.8.4 Conclusie

Het aspect bodem vormt geen planologische belemmering voor het bestemmingsplan.

4.9 Trillingen

4.9.1 Inleiding

Voor trillingen geldt geen wetgeving, wel is er een Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen gepubliceerd door het ministerie van I&W in mei 2019. Deze handreiking hanteert de toetsingscriteria die voorheen ook werden toegepast, dit zijn de beoordelingscriteria zoals opgenomen in de publicatie van de Stichting Bouw Research: Trillingsrichtlijn SBR. In de richtlijn zijn streefwaarden gedefinieerd en hangen af van de aard van de trillingen en van het feit of sprake is van een 'bestaande' of 'nieuwe situatie' en gelden voor het trillingsniveau op de vloer van de woning.

4.9.2 Analyse

Via uitgevoerd trillingsonderzoek van treinen in de gemeente Helmond is gebleken dat zeker tot 100 m trillinghinder kan bestaan vanwege langsrijdende treinen.

Voor het onderzoeksgebied dient rekening gehouden te worden dat trillingsreducerende maatregelen in het ontwerp van de woning dienen te worden getroffen. Hierbij kan worden opgemerkt dat licht bouwen leidt tot een vergroot risico op trillingshinder.

Onderzoek dient te worden gedaan naar zwaardere bouwconstructies om mogelijke trillinghinder vanwege treinen zoveel mogelijk te reduceren. Hieronder zijn de regels met betrekking tot trillingen van treinen opgenomen.

Voordat een omgevingsvergunning voor de bouw kan worden afgegeven dient een trillingsonderzoek te worden uitgevoerd dat de volgende onderwerpen bevat:

  • Een beschrijving van de gebruikte prognosemethode;
  • De gehanteerde uitgangspunten voor de prognose;
  • De geprognosticeerde waarden voor Vmax en Vper;
  • Een beschouwing over de betrouwbaarheid van de geprognosticeerde trillingssterkte;
  • Een beoordeling van de trillingssterkte Vmax en Vper in relatie tot de genoemde streef- en grenswaarden uit artikel 2 en artikel 3;
  • In geval van een overschrijding van de streef- of grenswaarden uit artikel 2 en 3: een omschrijving van de mogelijk te voeren trillingsreducerende maatregelen inclusief hun effect op de trillingssterkte Vmax en Vper;
  • Een beoordeling en beschouwing van de trillingssterkte (Vmax, eventueel Vper) na toepassing van de trillingsreducerende maatregelen.

4.9.3 Conclusie

Om trillinghinder van treinen zoveel mogelijk te reduceren dient nader onderzoek plaats te vinden naar de constructie van de woningen in relatie tot de gestelde streef- en grenswaarden zoals opgenomen in de SBR-B richtlijn. In de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, zodat aan de SBR-B richtlijn voldaan wordt.

Het aspect trillingen vormt, mits de nodige bouwkundige maatregelen getroffen worden, geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.10 Volksgezondheid

4.10.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

4.10.2 Veehouderijen

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen.

Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode. Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 2.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 600 meter rondom het plangebied zijn geen (intensieve) veehouderijen actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.

Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geitenhouderijen.

4.10.3 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van 31 woningen waar personen gedurende langere tijd verblijven. Binnen 50 meter rondom het plangebied zijn geen kwekerijen aanwezig en kunnen geen kwekerijen worden ontwikkeld. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.

4.10.4 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van 31 woningen waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 1.300 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.

4.10.5 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten

5.1 Waterhuishouding

5.1.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan.

Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

Hydrologisch neutraal ontwikkelen

  • Bepalen of het gebied vanuit oppervlaktewater inundatiegevoelig is. Evt. compensatiemaatregelen benoemen;
  • Bepalen of het gebied vanuit grondwater gevoelig is voor wateroverlast. Compenserende en mitigerende maatregelen aangeven.

Voorkomen vervuiling
Uitgangspunt bij elke ruimtelijke ontwikkeling is, dat de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater niet mag verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. Waar mogelijk wordt een verbetering nagestreefd. De waterkwaliteit wordt beïnvloed door het (veranderende) ruimtegebruik en het gebruik van bouwmaterialen.

Het nieuwbouwplan brengt wel enige verandering van het huidige ruimtegebruik met zich mee, maar geen sprake is van een geheel andere situatie. Eerder is in de toekomstige situatie sprake van een vergelijkbare met de huidige, waarbij omdat sprake is van nieuwbouw wel rekening kan worden gehouden met de te gebruiken bouwmaterialen.

Bouwmaterialen

De gemeente streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (koper, zink, lood) om de water- en bodemkwaliteit niet negatief te beïnvloeden. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen en is ook van toepassing op het onderhavige plangebied.

Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat deze het vrijkomende regenwater niet onnodig vervuild en daarom geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt.

Het gebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied, waardoor er geen extra eisen vanuit de Provinciale Milieuverordening van toepassing zijn.

Gebruik onkruidwerende middelen in groen en op verhardingen

Voor het gebruik van onkruidwerende middelen in groen en op verharding volgt de gemeente Helmond het landelijke beleid. Onkruidwerende middelen worden al sinds enkele jaren niet meer gebruikt in openbaar groen. Voor bestrijding op verhardingen vindt gebruik, voor zover toegestaan, plaats via de DOB-systematiek. Vanaf 2015 vindt bestrijding op verhardingen alleen nog mechanisch plaats, dat wil zeggen: branden, heet water en/of borstelen.

5.1.2 Watersysteem

Infiltratiecapaciteit Hoe om te gaan met afstromend hemelwater hangt grotendeels af van de infiltratiecapaciteit van de bodem en de grondwaterfluctuatie ter plaatse. Kragten heeft op locatie infiltratieonderzoek laten uitvoeren door MilBoTech. Tijdens het onderzoek zijn infiltratiemetingen uitgevoerd op een vijftal locaties. De boorprofielen behorende bij deze locaties zijn weergegeven in Bijlage 9. De bodemopbouw bestaat uit zowel een zand- als een kleilaag.

Tijdens het infiltratieonderzoek is gelijkmatig over het onderzoeksgebied machinaal een vijftal boringen geplaatst tot maximaal 4 m-mv (of 1 m beneden de aangetroffen grondwaterstand). Aan de hand van deze boringen is de bodemopbouw inzichtelijk gemaakt en de textuur uit de te onderscheiden horizonten geclassificeerd. De horizontale waterdoorlatendheid van de ondergrond is gemeten op een vijftal plaatsen. De diepte van deze meting is bepaald aan de hand van de aangetroffen bodemopbouw.

De rekenwaarde voor de infiltratiecapaciteit van de zandlaag bedraagt 0,94 m/d. Dit betekent dat deze laag een matige tot goede doorlatendheid heeft en daarmee het meest geschikt is voor infiltratie. De rekenwaarde voor de infiltratiecapaciteit van de kleilaag bedraagt 0,05 m/d. Dit betekent dat deze laag een slechte doorlatendheid heeft en het minst geschikt is voor infiltratie. Het wordt aangeraden infiltratie te laten plaatsvinden in de zandlaag. Deze laag bevindt van maaiveld tot grofweg 1,5 m beneden maaiveld. Een andere mogelijkheid is infiltreren in de zandlaag onder de kleilaag. De verwachting is dat de doorlatendheid hiervan ongeveer gelijk is aan de eerste zandlaag (afgerond 1 m/d).

Oppervlaktewater

Er is in de huidige situatie geen oppervlaktewater in de buurt. Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

Riolering

In de huidige situatie is geen riolering aanwezig. Voor de toekomstige situatie wordt het gebied voorzien van een (verbeterd) gescheiden stelsel. Het plangebied vraagt geen extra zorg met betrekking tot wateroverlast / water-op-straat vanuit het rioolstelsel.

Het verhard oppervlak in de nieuwe situatie is kleiner dan het oorspronkelijke verhard oppervlak. Er zijn dan ook geen compensatiemaatregelen vereist voor de opvang van regenwater.

Wadi's

Ten behoeve van het opvangen en infiltreren van regenwater worden wadi's aangelegd. Waarin ongeveer 200 m3 regenwater opgevangen kan worden.

5.1.3 Beschrijving watersysteem plangebied

Kragten heeft een Watertoets opgesteld waarin de bestaande en nieuwe situatie met betrekking tot het vuil- en regenwater is opgenomen: notitie 'Watertoets De Hoefkens 5, Helmond' (4 juli 2022, HEL119). De notitie is als bijlage 10 bij deze toelichting opgenomen. Hierna is een samenvatting opgenomen.

Regenwatersysteem/omgang met hemelwater

Verhard oppervlak

Volgens de situatietekening van KdV Architectuur van 26-04-2022 bedraagt het verhard oppervlak binnen het projectgebied in de toekomst circa 4.900 m2. Hiervan is circa 2.350 m2 gebouwen en 2.550 m2 terreinverharding. In de huidige situatie beslaat het verhard oppervlak 6.400 m2. Het verhard oppervlak neemt dus af.

Regenwatercompensatie

Omdat het verhard oppervlak niet toeneemt, hoeft geen regenwater op eigen terrein geborgen te worden. Indien de opdrachtgever het projectgebied duurzaam wil inrichten, kan dit natuurlijk nog steeds gedaan worden.

Volgens Waterschap Aan en Maas dient dan de benodigde compensatie voor het toenemend verhard oppervlak als volgt berekent te worden: Benodigde compensatie (in m3) = Toename verhard oppervlak (in m2) * Gevoeligheidsfactor * 0,06 (in m). Hierbij bedraagt de gevoeligheidsfactor 1

Compensatiemaatregelen

Binnen de voorziene plannen is ruimte beschikbaar voor een wadi aan de noordkant van het projectgebied. Hier is ongeveer 150 m2 aan oppervlak beschikbaar voor een wadi. Aan de noordkant van het projectgebied is tevens ongeveer 100 m2 beschikbaar voor een wadi. Aan de zuidkant van het projectgebied is ook ongeveer100 m2 beschikbaar en aan de overkant van de weg (het zuidelijkste punt van het projectgebied) nog eens ongeveer 100 m2. Er is in totaal dus ruim 400 m2 ruimte beschikbaar voor wadi's. Wanneer de wadi's uitgevoerd worden met een diepte van gemiddeld 0,5 m, kan in totaal 400 * 0,5 = 200 m3 regenwater geborgen worden. De GHG ligt ongeveer 1,2 m beneden maaiveld, waar door er dus voldoende ruimte is tussen de onderkant van de wadi en de GHG.

Leegloop

Waterschap Aa en Maas houdt over het algemeen aan dat de voorziening binnen 5 droge dagen weer volledig beschikbaar is. Grofweg uitgaande van een infiltratieoppervlak van 400 m2 is met een infiltratiecapaciteit van 0,94 m/d een volume van 200 m3 binnen (200 * 24 ) / (400 * 0,94) = 13 uur geïnfiltreerd, waardoor de ledigingstijd voldoet aan de eisen.

Overstortmogelijkheid

Voor het geval de bergingsinhoud ter plaatse van de voorzieningen overbelast raakt om welke reden dan ook, dient een overstortmogelijkheid te worden voorzien. Op de perceelsgrens moet het water vrijelijk kunnen overstorten naar het openbare gebied zonder daarbij overlast te veroorzaken. Er liggen geen watergangen in de directe omgeving van het projectgebied liggen. Een overstort op richting de straat (en daarmee naar het rioolstelsel) ligt daarom het meest voor de hand. Dit dient te worden afgestemd met de gemeente.

Riolering

In de toegangsweg naar de zij-ingang van het te slopen pand ligt momenteel riolering van goede kwaliteit. Deze kan mogelijk ingepast worden in het bouwplan. Voor de toekomstige situatie wordt het gebied voorzien van een (verbeterd) gescheiden stelsel die mogelijk aangesloten kan worden op de aanwezige riolering.

Het plangebied vraagt geen extra zorg met betrekking tot wateroverlast / water-op-straat vanuit het rioolstelsel.

5.1.4 Advies / overleg Waterschap

Het Waterschap heeft op basis van het huidig Waterschapsbeleid geen opmerkingen op het voorliggend plan.

5.2 Flora En Fauna

5.2.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.

5.2.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Een NNB-toets met compensatieplicht is daarmee niet aan de orde.

Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport (14 februari 2023, HEL119) is als bijlage 11 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.

Soortenbescherming

Quickscan natuurwetgeving
Bij ontwikkeling van het initiatief kunnen natuurwaarden in het gebied verstoord worden. Kragten heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd om de effecten van het plan op beschermde soorten te bepalen: rapport "Hoefkens 5 te Helmond - Verkennend flora en faunaonderzoek " 24 januari 2022, HEL119). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 12.

Op basis van dit onderzoek concludeert Kragten dat:

  • mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op broedvogels. Daarbij kan aanwezigheid van algemeen voorkomende muizensoorten en egel en vleermuizen binnen het onderzoeksgebied niet worden uitgesloten. Op de overige soortgroepen wordt geen negatief effect op beschermde soorten (of functies) verwacht.
  • negatieve effecten op gebouwbewonende vleermuizen binnen het onderzoeksgebied ten gevolge van de ingreep niet uitgesloten kunnen worden. Hiervoor is een nader onderzoek noodzakelijk.
  • binnen het onderzoeksgebied ten tijde van het veldonderzoek geen jaarrond beschermde nesten van vogelsoorten met vaste rust- en/of verblijfplaatsen en/of nesten van algemene broedvogels aanwezig waren. Hoogstwaarschijnlijk komen algemene soorten als merel en heggemus wel voor in de omgeving van het onderzoeksgebied. Van deze soorten is niet uit te sluiten dat zij tot broeden komen in de aanwezige struikbegroeiing in de aanwezige opgaande houtige beplanting en aangrenzende tuinen.
  • voor algemeen voorkomende muizensoorten en egel de perkjes met lage houtige beplanting en kruiden binnen het onderzoeksgebied mogelijk geschikt leefgebied bieden. Algemeen voorkomende muizensoorten en egels zijn in de provinciale verordening van provincie Noord-Brabant vrijgesteld van ontheffing.
  • bij de sloop en het realiseren van de volgende soortgroepen geen negatieve effecten verwacht worden: flora, overige grondgebonden zoogdieren (knaagdieren, marterachtigen, haasachtigen en overige zoogdieren), amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden gelden
  • Met betrekking tot de uitstraling richting Noord Parallelweg 23 van de (bouw)verlichting moet worden voorkomen ivm verstoring van vleermuizen.

Nader onderzoek natuurwaarden

Op basis van de conclusies uit de quickscan flora en fauna diende een nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd te worden om de negatieve effecten op gebouwbewonende vleermuizen binnen het onderzoeksgebied ten gevolge van de ingreep te kunnen uitsluiten. Uit het nader onderzoek vleermuizen: rapport "Hoefkens 5 te Helmond - Nader onderzoek vleermuizen "7 december 2022, 20221207 RAP2.0) blijkt dat er binnen het onderzoeksgebied geen vleermuizen zijn aangetroffen. Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 13.

Er gaan door de ingreep geen verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis of andere vleermuissoorten verloren. Indien rekening gehouden wordt met het lichtschuw houden van de paarverblijfplaats in het naburige pand op Noord Parallelweg 23, worden geen vleermuizen verstoord door de werkzaamheden, voor wat betreft in de omgeving aanwezige paarplaatsen en foerageergedrag. Overige passende maatregelen zijn niet nodig.

Het onderzoeksgebied fungeert niet als essentieel leefgebied of essentiële vliegroute voor de gewone dwergvleermuis of andere soorten vleermuizen.

De ingreep leidt niet tot een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming.

Bescherming van houtopstanden
In het kader van de beoogde ontwikkeling is geen kap van bomen voorzien. Aangezien er geen bomen gekapt worden, is artikel 4.2 Houtopstanden van de Wet natuurbescherming niet van toepassing.

5.2.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan. Met in acht neming van uitkomsten aanvullend onderzoek.

5.3 Archeologie En Cultuurhistorie

5.3.1 Archeologie

5.3.2 Cultuurhistorie

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

6.1 Financieel

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro). In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.

De gemeente heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer waarmee de kosten 'anderszins verzekerd' zijn.

6.2 Maatschappelijk

Het ontwerpbestemmingsplan ‘'t Hout - De Hoefkens’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. De resultaten van deze procedures zullen te zijner tijd in deze toelichting in hoofdstuk 8 worden vermeld.

Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Bedrijf -1 (artikel 4)

De voor 'Bedrijf-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 'specifieke vorm van bedrijf - 1' de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf,
  • 'specifieke vorm van bedrijf - 2': bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf.

Bedrijf -2 (artikel 3)

De voor 'Bedrijf-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • specifieke vorm van bedrijf - 3' bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf,
  • specifieke vorm van bedrijf - 4' bedrijvigheid in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf.

Groen (artikel 5)

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting; geluidwerende voorzieningen; speelvoorzieningen; waterpartijen, waterberging, waterlopen, wateropvang- en waterinfiltratievoorzieningen; leidingen en openbare nutsvoorzieningen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, leidingen en openbare nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 6)

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer; parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen; geluidwerende voorzieningen; waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen; leidingen en openbare nutsvoorzieningen; met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Wonen (artikel 7)

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

Waarde - Archeologie hoog (artikel 8 )

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' ligt op terreinen waarvoor conform de “Archeologische Waardenkaart Helmond” een hoge archeologische verwachting geldt. Binnen de aangewezen gebieden mag niet worden gebouwd. Hiervan kan worden afgeweken, mits:

  • met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
  • in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
  • in voldoende mate is gegarandeerd dat de te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen;
  • in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 9) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 10) Hierin staat een verbod om te bouwen als daardoor andere bouwwerken met bijbehorend bouwperceel niet langer voldoen aan, en/of meer gaan afwijken van plan.

Algemene gebruiksregels (artikel 11) Hier is een verbod opgenomen om de gronden en/of bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming(en).

Algemene afwijkingsregels (artikel 12) Geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen.

Algemene wijzigingsregels (artikel 13)
Geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om het plan onder voorwaarden te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van de bestemmingsgrenzen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 14) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 15) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  1. 1. Kennisgeving voorbereiding bestemmingsplan
  2. 2. Omgevingsdialoog
  3. 3. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  4. 4. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  5. 5. Vaststelling door gemeenteraad
  6. 6. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Kennisgeving Voorbereiding Bestemmingsplan

Op 24 februari 2022 is de kennisgeving als bedoeld in artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd waarin is aangegeven dat er voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is.

8.2 Inspraak / Omgevingsdialoog

Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening is een omgevingsdialoog gehouden. De eigenaren van de direct liggende bedrijven zijn persoonlijk geïnformeerd. De resultaten hiervan zijn verwerkt in een verslag en is deze als bijlage 14 opgenomen.

8.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. Omdat het een binnenstedelijk plan betreft zijn er geen provinciale belangen aan de orde. Het Waterschap heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben op de in de toelichting en bijlage 10 opgenomen watertoets.

8.4 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan ''t Hout - De Hoefkens' is, conform de wettelijke procedure, op 19 januari 2023 gepubliceerd en heeft vanaf 20 januari 2023 zes weken ter inzage

gelegen. Er zijn binnen genoemde termijn 3 schriftelijke zienswijzen naar voren gebracht die in de Nota van Zienswijzen kort zijn samengevat en becommentarieerd. De Nota van Zienswijzen is opgenomen in bijlage 15.

8.5 Vaststelling Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan ''t Hout - De Hoefkens' is op 20 juni 2023 ongewijzigd vastgesteld.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijf

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Wonen

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - wonen

Bijlage 1 M.e.r.-aanmeldnotitie

Bijlage 1 M.E.R.-aanmeldnotitie

Bijlage 2 Externe Veiligheidsonderzoek Spoor

Bijlage 2 Externe veiligheidsonderzoek spoor

Bijlage 3 Externe Veiligheidsonderzoek Buisleidingen

Bijlage 3 Externe veiligheidsonderzoek buisleidingen

Bijlage 4 Verantwoording Externe Veiligheid Hoogte Groepsrisico

Bijlage 4 Verantwoording Externe veiligheid hoogte groepsrisico

Bijlage 5 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 5 Advies veiligheidsregio

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Verkeerslawaai

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek verkeerslawaai

Bijlage 7 Onderzoek Bmz Industrielawaai

Bijlage 7 Onderzoek BMZ industrielawaai

Bijlage 8 Memo Bodemkwaliteit De Hoefkens 5, Helmond

Bijlage 8 Memo bodemkwaliteit De Hoefkens 5, Helmond

Bijlage 9 Overzicht Bodemopbouw

Bijlage 9 Overzicht bodemopbouw

Bijlage 10 Watertoets

Bijlage 10 Watertoets

Bijlage 11 Stikstofdepositie-onderzoek

Bijlage 11 Stikstofdepositie-onderzoek

Bijlage 12 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 12 Quickscan Flora en Fauna

Bijlage 13 Nader Onderzoek Vleermuizen

Bijlage 13 Nader onderzoek vleermuizen

Bijlage 14 Omgevingsdialoog

Bijlage 14 Omgevingsdialoog

Bijlage 15 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 15 Nota van zienswijzen