KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
2.1 Historisch Perspectief En Huidige Situatie
2.2 Plan
2.3 Duurzame En Gezonde Leefomgeving
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Nationaal Niveau
3.2 Provinciaal Niveau
3.3 Regionaal Afsprakenkader
3.4 Waterschap
3.5 Gemeentelijk Niveau
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieueffectrapportage
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Geluidhinder
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Geurhinder Veehouderijen
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
4.8 Bodemkwaliteit
4.9 Volksgezondheid
Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten
5.1 Waterhuishouding
5.2 Flora En Fauna
5.3 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
6.1 Financieel
6.2 Maatschappelijk
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemeen
7.2 Planregels
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Kennisgeving Voorbereiding Bestemmingsplan
8.2 Inspraak / Omgevingsdialoog
8.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.4 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan
8.5 Vaststelling Bestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 M.e.r.-aanmeldnotitie
Bijlage 2 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Verkeerslawaai
Bijlage 4 Bodemonderzoek Geldropseweg 18-22, Helmond
Bijlage 5 Specifieke Magneetveldzoneberekening
Bijlage 6 Watertoets
Bijlage 7 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 9 Omgevingsdialoog

't Hout - Houtsestraat

Bestemmingsplan - Gemeente Helmond

Vastgesteld op 23-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 't Hout - Houtsestraat met identificatienummer NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000 van de gemeente Helmond;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden bedrijf

een ambachtelijk bedrijf dat, uitsluitend door de bewoner(s) van een woning, in of vanuit een (gedeelte van) een woning en/of in of vanuit een (gedeelte van) een daarbij behorend bijgebouw wordt uitgeoefend waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.4 aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat uitsluitend door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aanduidingsvlak

een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

1.9 aaneengebouwd

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning;

1.10 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw;

1.11 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.12 appartement

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat, dan wel een woning op een verdieping in een gebouw waarbij de begane grond een andere functie dan een woonfunctie bevat;

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.14 bebouwingspercentage

het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.15 bebouwingsvlak

een op de kaart als zodanig aangegeven vlak, dat niet door bebouwing mag worden overschreden, tenzij die overschrijding krachtens deze regels is of kan worden toegestaan.

1.16 bestaand

  • bij bouwwerken; een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, die verleend is vóór het tijdstip van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak, met eenzelfde bestemming;

1.19 bijbouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, voorzien van de aanduiding 'bijgebouwen' waarop volgens deze regels aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.20 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat zowel qua afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

de begane grond of een verdieping van een gebouw. Een onderhuis, een geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen parkeerlaag, zolderverdieping, vliering of kapverdieping worden hier niet onder begrepen;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegestaan;

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden - waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop - het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inbegrepen het daarbij behorend en daaraan ondergeschikt verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse;

1.29 erker

een ondergeschikte toevoeging in de vorm van een op de begane grond en buiten de gevel van een hoofdgebouw uitgebouwd gedeelte van een ruimte, meestal uitgevoerd in glas, metselwerk en/of hout;

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt;

1.31 gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.32 groenvoorzieningen

voorzieningen in de vorm van de aanplant van struiken en heesters, plantsoenen, parken, etcetera.

1.33 halfvrijstaande woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee via de hoofdgebouwen verbonden woningen;

1.34 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals een café, restaurant, hotel, pension en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;

1.36 kap

afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°;

1.37 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil;

1.38 overkapping

een overdekt en voor mensen toegankelijk bouwwerk, dat niet met wanden of slechts gedeeltelijk met wanden wordt omsloten (minimaal aan één zijde volledig open en maximaal 3 wanden, waarvan er maximaal 2 tot de constructie behoren);

1.39 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.40 peil

  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld ter plaatse van die hoofdtoegang;

1.41 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.42 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische /pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.43 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.44 straatmeubilair

alle zodanige gebouwde bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, verkeersborden, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

1.45 twee-aaneen gebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.46 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.47 uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.48 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw welke door gevelindeling als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;

1.49 voorgevellijn

een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.50 vrijstaande woning

woning, welke niet door het hoofdgebouw noch middels een aanbouw met een andere woning of ander gebouw verbonden is;

1.51 wonen

het bewonen van een woning of als zodanig bestemd gebouw binnen de bestemming wonen;

1.52 woning

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.53 woningtype

een type woning, zoals vrijstaande woningen, aaneengesloten woningen, halfvrijstaande woningen, geschakelde woningen, appartementen en patiowoningen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dan wel de harten van de scheidsmuren;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen

gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een

daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de hoogte van een bouwlaag

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen bouwlagen;

2.6 de horizontale diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een hoofdgebouw;

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of

het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,

neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein

ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de verticale diepte van een bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergrond gelegen (deel van het) gebouw;

2.10 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • speelvoorzieningen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
  • voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

een en ander met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m²;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten en andere masten bedraagt maximaal 5 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m;
  4. d. op overkluisde waterlopen mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 onder c voor een bouwhoogte van kunstwerken tot maximaal 10 m, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

3.4 Gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer;
  2. b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen;
  3. c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
  4. d. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', een geluidscherm;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m²;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 8 m;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' is een geluidscherm met een hoogte van maximaal 2,5 m toegestaan.
  4. d. een omgevingsvergunning voor het bouwen van het geluidscherm wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat met het plaatsen van het geluidscherm voldaan wordt aan de maximale ontheffingswaarde genoemd in de Wet geluidhinder;
  5. e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 2 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen,
  2. b. aan huis gebonden beroepen met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.3.1 onder f;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', een geluidscherm;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/ of in deze gronden verwachte middelhoge archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Binnen het gebied als bedoeld in artikel 6.1 mag niet gebouwd worden, uitgezonderd:

  1. a. verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;
  2. b. bouwen van gebouwen met een oppervlakte van maximaal 2500 m² waarbij dieper dan 0,50 m¹ ten opzichte van het maaiveld mag worden gebouwd;
  3. c. bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd met een oppervlakte van meer dan 2500 m² en dieper dan 0,50 m¹ ten opzichte van het maaiveld.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in artikel 6.1 genoemde doeleinden dan wel ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits:

  1. a. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
  3. c. in voldoende mate is gegarandeerd dat de te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen;
  4. d. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.

6.4 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, indien en voorzover met een archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  2. b. eventueel aanwezige archeologische waarden zijn behouden door een archeologische opgraving dan wel;
  3. c. in voldoende mate is gegarandeerd dat de te verwachten archeologische waarden door technische maatregelen worden veiliggesteld dan wel;
  4. d. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.

6.6 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

  1. a. Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen, een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.
  2. b. Voor het uitvoeren van ondergrondse bouwwerken, geen gebouw zijnde alsmede ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, gelden, geen nadere beperkingen.
  3. c. Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitgezonderd de zichtbare delen van de ondergrondse gebouwen en parkeergarages;
    2. 2. de verticale diepte mag ten hoogste 3 m bedragen.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en/of de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en/of bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, waaronder begrepen consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk alsmede detailhandel in consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk
  4. d. een gebruik van gronden voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport alsmede voor het racen of crossen al dan niet in wedstrijdverband met motorvoertuigen, motoren, bromfietsen, scooters en fietsen;
  5. e. militaire oefeningen, uitgezonderd marsoefeningen waarbij geen motorvoertuigen worden gebruikt;
  6. f. volkstuinen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  7. g. een gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
    1. 1. een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
    2. 2. een coffeeshop;
    3. 3. een amusementshal voor speel- en gokautomaten;
    4. 4. kienhal;
    5. 5. casino

en hiermee gelijk te stellen vormen van horeca, verkoop en amusement.

9.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Het gebruiken en/of laten gebruiken van de gronden van de bestemmingen 'Wonen' 'Verkeer -Verblijfsgebied' is alleen toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de toename van de afvoer van afstromend regenwater gecompenseerd wordt conform de eisen van het waterschap en voorzien is een waterberging met voldoende capaciteit;
  2. b. de compensatie tenminste naar evenredigheid van de realisatie van verhardingen gerealiseerd wordt;
  3. c. de compensatie tenminste 60 mm per m2 verharding bedraagt;
  4. d. de waterhuishoudkundige voorzieningen welke strekken tot de berging van het hemelwater als opgenomen in de omgevingsvergunning bouwen, danwel een voorziening die een daarmee vergelijkbaar resultaat bewerkstelligt, dienen voorafgaand/gelijktijdig aan de aanleg van het verhard oppervlak worden gerealiseerd en in stand gehouden.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10 procent van deze maten;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  4. d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

10.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 bij dit artikel kan slechts worden verleend indien:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Wijzigen van het plan

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad en;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ''t Hout - Houtsestraat'

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "'t Hout - Houtsestraat" van de gemeente Helmond.

1.1 Aanleiding En Doel

Aan de Houtsestraat in Helmond, ter hoogte van de kruising met de Hendrik de Swaeffstraat, was in het verleden een tuincentrum gevestigd ter hoogte van het adres Geldropseweg 18-22, ten zuiden van de Houtsestraat 67, is binnen de bedrijfsbestemming een kassencomplex gesitueerd, waar voorheen een tuincentrum in was gevestigd. De initiatiefnemer is voornemens om de bestaande bebouwing (kassencomplex) te saneren en ter plaatse 17 woningen te realiseren, bestaande uit 6 levensloopbestendige twee-onder-een-kapwoningen en 11 eengezinswoningen. Deze 11 eengezinswoningen worden verdeeld over 3 rijblokken, waarvan 5 tussenwoningen voor starters en 6 hoekwoningen met een mogelijkheid om deze levensloopbestendig te maken.

Direct ten noorden van deze herontwikkelingslocatie ligt het perceel Houtsestraat 67. Op dit perceel is een bedrijfswoning en een aantal bijgebouwen gesitueerd, gerelateerd aan het tuincentrum. Ook dit perceel heeft een bedrijfsbestemming. Omdat met het verdwijnen van de bedrijvigheid er geen bedrijfswoning meer nodig is wenst de initiatiefnemer tegelijk met het planvoornemen voor de 17 woningen aan de Houtsestraat de bestemming op dit perceel van 'Bedrijf' te wijzigen naar 'Wonen'. De bestaande woning en het bestaande gebruik ervan blijft op dit perceel gehandhaafd, enkel de bestemming wijzigt omdat de koppeling met het naastgelegen bedrijf niet langer aanwezig is.

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan "'t Hout", omdat ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' de realisatie van reguliere woningbouw is uitgesloten.

De gemeente Helmond heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan beide initiatieven door middel van een herziening van het bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en regels ten behoeve van het realiseren van het planvoornemen.

1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

Houtsestraat

De gronden van de woningbouwontwikkeling zijn kadastraal bekend gemeente Helmond, sectie U, nummers 5059 en 5060. De oppervlakte van het plangebied bedraagt ca. 5.717 m2.

Houtsestraat 67

Het perceel aan de Houtsestraat 67 is kadastraal bekend gemeente Helmond, sectie U, nummer 1967. De oppervlakte van het perceel bedraagt circa 1.385 m².

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLANNEN

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "'t Hout", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 3 april 2012. Bovenstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding weer.

De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Bedrijf'.

De gronden in de bestemming 'Bedrijf' zijn in hoofdzaak bestemd voor bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoren. Verder zijn bijbehorende (bedrijfs)gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, wegen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen bestemd voor de aangewezen gronden.

Het plangebied heeft ter plaatse de functieaanduiding 'tuincentrum'. Voor specifiek de woning aan de Houtsestraat 67 geldt de functieaanduiding 'bedrijfswoning'.

Conclusie

Het planvoornemen omvat enerzijds de realisatie van 17 woningen binnen de bestemming 'Bedrijf'. Anderzijds omvat het planvoornemen een wijziging van de bestemming 'Bedrijf' naar 'Wonen'. Het initiatief kan niet worden gerealiseerd cq. gewijzigd op basis van het vigerende bestemmingsplan omdat respectievelijk ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' geen reguliere woningen zijn toegestaan en binnen de bestemming 'Bedrijf' geen wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen om de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen naar 'Wonen'. Het opstellen van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

In dit hoofdstuk worden zowel het gebied waar de ontwikkeling plaats gaat vinden als het plan zelf beschreven. Tevens wordt ingegaan op de stedenbouwkundige en ruimtelijke effecten van het plan. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Historisch Perspectief En Huidige Situatie

2.1.1 Historisch perspectief

Helmond is circa 850 jaar geleden ontstaan op een kruispunt van routes aan het beekdal van de rivier de Aa. Van oudsher is ’t Hout een klein kerkdorp dat gelegen is tussen Helmond, Stiphout en Mierlo. ‘t Hout lag aan de straatweg Houtsche straat (nu: Mierloseweg, Hoofdstraat en Houtsestraat) tussen de drie kernen in en de bebouwing concentreerde zich met name op deze wegen.

Sinds 1968 is ‘t Hout een stadsdeel van Helmond geworden. Hiervoor hoorde ‘t Hout bij gemeente Mierlo. ’t Hout is vanaf 1950 flink getransformeerd. Nu zijn er ongeveer 11.000 inwoners. De transformatie is in meerdere stappen verlopen, waardoor ’t Hout een lappendeken is geworden van buurten die achter de historische wegen en de Heeklaan gelegen zijn.

2.1.2 Huidige situatie

Het plangebied ligt aan de Houtsestraat en is gelegen in de buurt De Akkers in de wijk 't Hout ten zuidwesten van Helmond.

In de huidige situatie is ter plaatse van de Houtsestraat ter hoogte van het adres Geldropseweg 18-22, een kassencomplex aanwezig met bijbehorende parkeervoorzieningen waar voorheen een tuincentrum in was gevestigd en wat nu tijdelijk verhuurd wordt aan een verandabouwbedrijf. Dit deelgebied heeft een hoofdontsluiting op de Geldropseweg en een nevenontsluiting op de Houtsestraat. Voorheen heeft het kassencomplex dienst gedaan als tuincentrum. Direct gekoppeld aan het tuincentrum is de bedrijfswoning met bijgebouwen aan de Housestraat 67.

Het plangebied grenst aan de noord- en zuidkant aan respectievelijk een kantoor en een autobedrijf en aan de oostkant aan woningen. Ten westen van het plangebied ligt de ontsluitingsweg Geldropseweg met ten westen daarvan woningbouw.

2.2 Plan

In deze paragraaf wordt het planvoornemen beschreven. Aangezien op het perceel aan de Houtsestraat 67 geen ontwikkelingen plaatsvinden, waarvoor voorliggende bestemmingsplan moet worden opgesteld, wordt hieronder kort ingegaan op het woonperceel en wordt daarna ingegaan op het nieuwbouwplan.

2.2.1 Houtsestraat 67

Ter plaatse van het woonperceel zal de bestaande bedrijfswoning worden omgezet naar een reguliere woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0005.png"

LUCHTFOTO VAN HET VOORAAZICHT VA N HET WOONPERCEEL VANAF DE HOUTSESTRAAT (BRON: GOOGLE STREETVIEW).

Om het woon- en leefklimaat van de bestaande woning te verbeteren wordt in dit bestemmingsplan de mogelijkheid geboden om aan de Geldropseweg, aansluitend aan het geluidscherm voor de nieuwbouwontwikkeling, ook een geluidsscherm op te richten.

2.2.2 Bebouwing en functies ontwikkelingslocatie

Het nieuwbouwplan voorziet in 17 grondgebonden woningen. Onderstaande afbeelding geeft de beoogde inrichting van het plangebied indicatief weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0006.png"

INDICATIEVE INRICHTINGSSCHETS

Het voornemen bestaat om aan de Houtsestraat, ter plaatse van het voormalige tuicentrum, het kassencomplex te slopen en ter plaatse 17 woningen te realiseren. Van de 17 woningen worden 11 eengezinswoningen verdeeld over 3 rijblokken (2 keer 3 woningen en 1 keer 5 woningen) gerealiseerd ten zuiden van het plangebied en gedeeltelijk parallel aan de Houtsestraat. De eengezinswoningen bestaan uit 5 tussenwoningen voor starters. De 6 hoekwoningen hebben een mogelijkheid om levensloopbestendig gemaakt te worden. Verder worden 6 levensloopbestendige twee-onder-een-kapwoningen gerealiseerd in het noorden van het plangebied.

De situering van de woningen is vooral gericht op, en zoekt aansluiting met de Houtsestraat. De aansluiting met de Geldropseweg wordt opgeheven. Deze zone wordt groen ingepakt. Een informele groene overgangszone met opgaande struiklagen van 1,5 meter breed zorgt voor de nodige afstand tot het gemeentelijk groen en de aanpalende sloot aan de Geldropseweg. Hierin wordt het noodzakelijke geluidsscherm ingepast.

In het ontwerp is het naar binnen gekeerde woonhof het uitgangspunt. In dit woonhof is de auto te gast in een smal verhard profiel, wat betekent dat spelende kinderen en de voetganger zich vrijelijk en veilig in de openbare ruimte kan begeven. De aansluiting met de Houtsestraat is gezocht door een strook met 5 eengezinsrijwoningen te richten op de Houtsestraat, in het verlengde van de gevelrooilijn van het pand van Woningstichting Compaen. Daarmee vormen zij de inleiding tot het naar achteren gelegen woonhof. Het woonhof is geen gesloten hof, maar opent zich aan de Houtsestraat door middel van een brede openbare zone, waaromheen de woningen zijn gesitueerd. De openbare ruimte wordt omsloten door levensloopbestendige twee-onder-een-kapwoningen en korte rijtjes van 3 woningen wat zorgt voor de nodige diversiteit en de mogelijkheid om vraaggericht te bouwen.

Naast de 6 levensloopbestendige twee-onder-een-kap woningen hebben de 6 hoekwoningen de mogelijkheid deze levensloopbestendig te maken. Hiermee kan flexibel worden ingespeeld op de regionale woningbehoefte.

De woningen beschikken over 2 woonlagen met daarbovenop een kap en sluiten daarmee aan op de woningen in de directe omgeving. De 11 eengezinsrijwoningen hebben een achtertuin met een berging. Van de 11 eengezinsrijwoningen zijn de 6 hoekwoningen geschikt om desgewenst levensloopbestendig te maken in de tuin. Parkeren van de woningen is voorzien op de openbare parkeervoorziening gesitueerd ten zuidwesten van het plangebied, aan de 'achterkant' van de rijwoningen. De 6 levensloopbestendige twee-onder-een-kap-woningen hebben een voor- en achtertuin. De achtertuinen beschikken allemaal over een berging. Voor deze woningen is één parkeerplaats op eigen terrein (voortuin) voorzien. In het openbaar gebied voor de woningen worden een aantal aanvullende parkeerplaatsen gerealiseerd.

De volgende 3D-impressies geven een beeld van de beoogde situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0007.png"

IMPRESSIE VAN HET PLANVVOORNEMEN. OP DE VOORGOND ZIJN DE EENGEZINSRIJWONINGEN PARALLEL AAN DE HOUTSESTRAAT WEERGEGEVEN EN DAARNAAST DE EENGEZINSRIJWONINGEN GERICHT OP HET WOONHOF.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0008.png"

IMPRESSIE VAN HET PLANVOORNEMEN MET ZICHT OP DE EENGEZINSRIJWONINGEN (LINKS) EN DE TWEE-ONDER-EEN-KAPWONINGEN (RECHTS).

2.2.3 Verkeer en parkeren ontwikkelingslocatie

2.2.4 Groen en water ontwikkelingslocatie

Binnen het initiatief worden de woningen voorzien van individueel in te richten voor- en achtertuinen. Ter hoogte van de ontsluiting op de Houtsestraat in het midden van het plangebied wordt openbaar groen gerealiseerd met een wadi. De randen van het plangebied worden voorzien van een groenstrook. Het planvoornemen omvat geen aanleg van oppervlaktewater.

2.3 Duurzame En Gezonde Leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

2.3.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • de woningen worden 'aardgasvrij' gebouwd;
  • de oriëntatie van de woningen is geoptimaliseerd voor zonne-energie (zongericht verkavelen);
  • er wordt gebruikt gemaakt van andere vormen van duurzame energie;
  • de woningen worden volgens het BENG-principe gebouwd.

2.3.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • waterberging op eigen terrein;
  • zo min mogelijk verharding / halfverharding;
  • aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
  • groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress;
  • goede langzaam verkeersnetwerken.

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • waterschap;
  • gemeentelijk niveau.

3.1 Nationaal Niveau

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is één integrale visie, waarin het duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland tot 2050 staat omschreven. Het uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ingrepen niet afzonderlijk van elkaar kunnen plaatsvinden, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn.


De NOVI is op 11 september 2020 ondertekend en inmiddels in werking treden. De NOVI is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, en de overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:

  1. 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  2. 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
  3. 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties;
  4. 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  5. 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
  6. 6. Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem;
  7. 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit;
  8. 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving;
  9. 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten;
  10. 10. Beperken van klimaatverandering;
  11. 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur;
  12. 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen;
  13. 13. Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie;
  14. 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit);
  15. 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoendebeschikbaarheid van zoetwater;
  16. 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat;
  17. 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit;
  18. 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie;
  19. 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang;
  20. 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit;
  21. 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.


Analyse

Het initiatief betreft het slopen van een kassencomplex aan de Geldropseweg 18-22 in Helmond en ter plaatse 17 woningen, waaronder 6 levensloopbestendige twee-onder-een-kapwoningen en 11 eengezinswoningen verdeeld over 3 blokken, waarvan 5 tussenwoningen voor starters en 6 hoekwoningen (met optie om deze levensloopbestendig te maken) te realiseren.

Deze ontwikkeling draagt bij aan de opgave om tussen 2020 en 2035 circa 1,1 miljoen woningen toe te voegen aan de bestaande Nederlandse woningvoorraad. Middels deze ontwikkeling wordt zorg gedragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften in Nederland. Hierbij worden kwaliteit en bereikbaarheid onder meer als uitgangspunten genomen, waardoor een goede leefomgevingskwaliteit gerealiseerd kan worden. Daarnaast wordt bij het realiseren van de woonwijk rekening gehouden met het veranderende klimaat en wordt middels diverse maatregelen ervoor gezorgd dat er sprake is van een klimaatbestendige ontwikkeling. Op deze manier draagt het planvoornemen bij aan de nationale doelstelling om de gebouwde omgeving in 2050 CO2-arm, klimaatbestendig en natuurinclusief te maken. Bovendien blijkt uit diverse uitgevoerde onderzoeken ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling, dat deze ontwikkeling geen negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid heeft. Hiermee wordt een gezonde en veilige fysieke leefomgeving gewaarborgd.

Conclusie

Het plan geeft invulling aan het beleid, zoals omschreven in de Nationale Omgevingsvisie.

3.1.2 Besluit en regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Om de 13 nationale belangen door te laten werken in ruimtelijke plannen van lagere overheden zijn naast de SVIR het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 2014) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro, 2014) in werking getreden. Voor Helmond zijn de volgende aspecten hieruit relevant, in die zin dat ze direct dienen door te werken in bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen:

  • Vrijwaringszones langs rijksvaarwegen (i.c. Zuid-Willemsvaart);
  • Tracés van hoogspanningsverbindingen (i.c. door Brandevoort);
  • Radarverstoringsgebied Herwijnen, enkel voor het oprichten van windturbines met een tiphoogte van de wieken van meer dan 90 meter boven de NAP-hoogte van radarstation Herwijnen;
  • Radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel, enkel voor het oprichten van windturbines met een tiphoogte van de wieken van meer dan 114 meter boven de NAP-hoogte van vliegbasis Volkel;
  • Obstakelbeheergebied van vliegbasis De Peel. De maximaal toelaatbare hoogte binnen dit horizontale vlak ligt op 177,1 meter boven de NAP-hoogte van vliegbasis De Peel.

Analyse

Het plangebied valt niet binnen vrijwaringszones langs rijksvaarwegen, noch binnen tracés voor hoogspanningsverbindingen en noch binnen het obstakelbeheergebied. Het plangebied is gelegen binnen het 'Radarverstoringsgebied' van radarstation Volkel en Herwijnen. Defensie heeft zeven radarstations in gebruik. Deze vervullen taken voor zowel het militaire apparaat (verkeers- en gevechtsleiding) als voor de nationale veiligheid. Om de werking van deze radarstations niet te beperken, zijn om deze stations radarverstoringsgebieden aangewezen waarbinnen windmolens en hoge gebouwen beperkt mogelijk zijn. Met het planvoornemen wordt bebouwing van ten hoogste 10 meter toegestaan. Hiermee wordt de werking van de radarstations niet beperkt.

Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is in 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De grens van een stedelijke ontwikkeling ligt bij woningen op basis van jurisprudentie op circa 11-14 woningen.

In dit geval is sprake van een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Daarom is hierna de woningbehoefte beschreven.

Beschrijving behoefte

De relevante regio voor wonen is zowel stedelijk gebied Eindhoven als De Peel binnen de regio Zuidoost-Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0009.png"

Woonregio's (Bron: Brabantse Agenda Wonen, september 2017)

De woningbehoefte in de gemeente Helmond blijkt uit diverse onderzoeken.

Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, Actualisering 2020

Doordat het aantal huishoudens de komende jaren nog sterk toeneemt, zijn er ook meer huizen nodig. Naar verwachting is in 2050 zo'n 43% van alle huishoudens een éénpersoonshuishouden. Vooral het aantal oudere alleenstaanden van 75 jaar en ouder neemt sterk toe. Vergeleken met de vorige prognose uit 2017 ligt de groei van de Brabantse bevolking duidelijk hoger. De indicatie voor de gemeente Helmond is 5.460 woningen in de periode 2020-2030. Onderstaande tabel is richtinggevend voor het maken van nieuwe regionale afspraken. Versnelling van de woningbouw en (vervolgens) vasthouden van het bouwtempo is een belangrijke doelstelling van de Brabantse Agenda Wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0010.png"

Brabantse Agenda Wonen Voortgangsrapportage 2019/2020

In 2016 zijn in regionaal verband afspraken gemaakt over de woningproductie op basis van de destijds beschikbare prognose. In 2020 is er een nieuwe prognose beschikbaar gekomen.

In de Brabantse Agenda Wonen Voortgangsrapportage 2019/2020 staat dat er in de regio Zuidoost Brabant in de periode 2019-2028 nog 31.000 woningen nodig zijn en er slechts harde plancapaciteit is voor 26.550 woningen.

De eerstkomende tijd zal de feitelijke realisatie van woonruimte in het betaalbare segment extra inspanningen (blijven) vragen. Hierbij zal ook de middenhuur, met huurprijzen net boven de liberalisatiegrens (> €720,-), moeten worden betrokken. Voor de gemeentelijke en (sub)regionale woningbouwplanning en -programmering en de mogelijkheden hier ook daadwerkelijk – bijvoorbeeld via volkshuisvestelijke en/of ruimtelijke instrumenten) op te sturen - zijn dit belangrijke onderwerpen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0011.png"

Woningbouwcapaciteit en opgaven

Woonafspraken De Peel

In november 2019 hebben de wethouders Wonen van de Peel (incl. Helmond) tijdens het 'Bestuurlijk overleg Wonen De Peel' ingestemd met het 'concept Woonafspraken De Peel'. De (concept-)afspraken zijn in lijn met de Brabantse Agenda Wonen, sluiten aan bij de huidige behoeften van de gemeenten en zijn een eerste stap naar afspraken voor de langere termijn. De afspraken gaan o.a. over afstemming van uitbreidingslocaties, niet-traditionele woonvormen en de huisvesting van specifieke doelgroepen, waaronder arbeidsmigranten en doelgroepen die 'claims' leggen op Wmo-budget. Inmiddels zijn de woonafspraken door de colleges vastgesteld. De regionale vaststelling van de afspraken vond plaats tijdens het bestuurlijk overleg Wonen De Peel op 28 mei 2020. De instemming van de provincie volgde formeel tijdens het Regionaal Ruimtelijk Overleg op 17 juni 2020.

De regionale afspraken zijn op hoofdlijnen:

  • Starten vanuit de lokale behoeften, de gemeenten besluiten zelf over de eigen plannen.
  • De provinciale woningbehoefteprognose is richtinggevend.
  • Woningbouw binnen bestaand stedelijk gebied: gemeente beslist zelf.
  • Woningbouw op uitbreidingslocaties: gemeente beslist zelf, alleen als een plan volgens het regionaal ambtelijk overleg ‘buitenproportioneel’ is vindt afweging en besluitvorming plaats via het bestuurlijk overleg Wonen De Peel.

In het algemeen vervult Helmond binnen de Peelregio een centrumfunctie. Inmiddels is Helmond ook de tweede centrale stad in het Stedelijk gebied Eindhoven (SGE) en vindt een intensieve samenwerking plaats. Denk daarbij aan de Regionale Woonvisie, het Regionaal Afsprakenkader Wonen en de in 2019 gesloten Woondeal met het Rijk en de Provincie.

Woondeal

Op 7 maart 2020 heeft wethouder Torunoglu namens de gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven een Woondeal ondertekend met minister Ollongren van Binnenlandse Zaken. Deze Woondeal is gesloten tussen de gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE), het ministerie van Binnenlandse Zaken en de provincie Noord-Brabant. Met de ondertekening van de Woondeal zetten partijen zich langjarig in om de woonopgave in deze regio aan te pakken. Het biedt in de regio de mogelijkheid te gaan versnellen. In de regio moeten er de komende vijf jaar 27.000 woningen bijkomen, plus zo'n 1000 tijdelijke woningen.

Woningbehoefteonderzoeken 2021

Om zicht te krijgen op de woningbehoefte zijn voor de regio twee onderzoeken uitgevoerd:

  • Stec Groep heeft in opdracht van Stedelijk Gebied Eindhoven het ‘Regionaal Woningbehoefteonderzoek Stedelijk Gebied Eindhoven tot 2040’ uitgevoerd.
  • ABF Research heeft in opdracht van de 13 samenwerkende corporaties in de Metropoolregio Eindhoven het onderzoek ‘Woningmarktontwikkelingen MRE tot 2050: opgaven in de sociale huursector’ uitgevoerd.

Kern van de onderzoeken was het in beeld brengen van de woningbehoefte op regionaal niveau tot 2040: zowel kwantitatief als kwalitatief: naar welke woningen is vraag (en in welke woonmilieus)?

  • Beide onderzoeken – ongeacht het scenario - laten voor de woningmarkt van het SGE een robuuste vraag naar koopwoningen zien, waarvan de uitbreidingsvraag/nieuwbouw ongeveer de helft bedraagt van de totale vraag.
  • Beide onderzoeken signaleren de prominente rol van middenhuur voor het SGE. De vraag naar middenhuur zit voor het leeuwendeel in de prijsklassen tot ongeveer € 1.000 waarvan een groot deel vlak boven de liberalisatiegrens.
  • Opgave in sociale huursector beïnvloed door aanbod met middenhuur en goedkope koop.
  • De woningmarkt is gebaat bij doorstroming. Zet hier op in. Daarbij is er een duidelijke relatie tussen de segmenten sociale huur, middenhuur en goedkope koop.
  • Doorstroming kan verder bevorderd worden door oudere huishoudens in staat te stellen te verhuizen naar voor ouderen geschikte woningen. De grote vraag naar geschikte ouderenwoningen blijkt duidelijk uit beide onderzoeken.

Verantwoording

De toevoeging van 17 extra woningen sluit aan bij de toenemende vraag naar woningen in de regio. Voor de gemeente Helmond ligt een actuele vraag naar in totaal 5.400 woningen tot 2030. Met de toevoeging van 17 extra wooneenheden buiten het centrum en de vergroting van de diversiteit van de woningen voldoet het bestemmingsplan aan de eisen van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

3.1.4 Nationaal Waterprogramma 2022-2027

Het Nationaal Water Programma 2022-2027 is vastgesteld op 18 maart 2022 en geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast.

In het Nationaal Water Programma 2022-2027 worden ambities opgenomen om te werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Daarnaast worden de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en het beheer van de rijkswateren en rijksvaarwegen beschreven aan de hand van drie hoofdambities voor het waterbeleid:

  • Een veilige en klimaatbestendige delta
  • Een concurrerende, duurzame en circulaire delta
  • Een schone en gezonde delta met hoogwaardige natuur

Analyse

Met voorliggend initiatief is de waterhuishoudkundige situatie beoordeeld. De waterhuishoudkundige situatie van zowel de bestaande als de toekomstige situatie wordt in paragraaf 5.1 behandeld. Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet tot planologische belemmeringen voor het aspect 'Water' leidt.

Conclusie

Voorliggend plan past binnen het Nationaal Water Programma 2022-2027.

3.1.5 Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie

De relevante beleidsontwikkelingen op het gebied van water worden bij het Rijk opgenomen in het Deltaprogramma. Hierin is voor verschillende thema's beschreven wat het beleid is en hoe het Rijk dat in overleg met overige partners wil gaan bereiken. Het Deltaprogramma bestaat uit verschillende onderwerpen op het gebied van water. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie het meest relevant, omdat hierin de consequenties van de klimaatontwikkelingen voor Nederland zijn opgenomen, evenals de maatregelen die we moeten nemen om 'klimaatadaptief' te worden. Een deel van deze maatregelen zal ruimtelijke impact hebben.

Met 'klimaatadaptief' wordt bedoeld: het klimaatrobuust en klimaatbestendig inrichten van Nederland, gegeven de klimaatontwikkelingen die op ons afkomen. Op basis van de internationale en nationale klimaatmodellen is de verwachting dat het weer in Nederland extremer gaat worden. Dat betekent: meer hevige regenbuien (veel neerslag in korte tijd) en langere periodes met droogte en hitte. Dit heeft consequenties voor de leefbaarheid in steden en dorpen en voor bijna alle (economische) sectoren in Nederland. Met het nemen van klimaatrobuuste maatregelen wordt ingespeeld op deze veranderingen waarmee we steden en dorpen leefbaar houden en (economische) schade door wateroverlast, droogte en hitte beperken.

Analyse

Met voorliggend initiatief wordt het water op eigen terrein geborgen en wordt groen aangelegd ten behoeve van opname van stikstof en CO2 gerealiseerd. Hiermee wordt rekening gehouden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Conclusie

Voorliggend plan past binnen het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie.

3.2 Provinciaal Niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant;
  • Provinciaal Regionaal Water – en Bodem Programma (RWP 2022-2027).

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.

De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem. Met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte, biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid, knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden).

Dit is vertaald in de volgende 14 provinciale ruimtelijke belangen:

  • Regionale contrasten;
  • Een multifunctioneel landelijk gebied;
  • Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;
  • Een betere waterveiligheid door preventie;
  • Koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
  • Duurzaam gebruik van de ondergrond;
  • Ruimte voor duurzame energie;
  • Concentratie van verstedelijking;
  • Sterk stedelijk netwerk;
  • Groene geledingszones tussen steden;
  • Goed bereikbare voorzieningen;
  • Economische kennisclusters;
  • (inter)nationale bereikbaarheid;
  • Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0012.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING

Analyse nieuwe woningen binnen stedelijk concentratiegebied

Het plangebied ligt binnen Helmond dat onderdeel is van het 'stedelijk concentratiegebied'. Conform het structuurvisiebeleid wordt in het stedelijk concentratiegebied (met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking) het grootste gedeelte van de verstedelijkingsopgave opgevangen. Daarbij is zuinig ruimtegebruik aan de orde: functiemenging, herstructurering en inbreiding vóór stedelijke uitbreidingen.

Het plan omvat het toevoegen van 17 woningen ter plaatse van een tuincentrum dat niet meer als zodanig in gebruik is. De lokale behoefte is aangetoond in het gemeentelijke woningbouwprogramma, zie paragraaf 3.5.3.

Conclusie

De ontwikkeling past binnen de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010.

3.2.2 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  1. 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  2. 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  3. 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  4. 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Het plan voorziet in de realisatie van 17 woningen. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1. De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied worden aardgasvrij gebouwd en zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de wooneenheden. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.
ad 2. Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de wooneenheden kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Met voorliggend initiatief wordt het water op eigen terrein geborgen en wordt groen aangelegd ten behoeve van opname van stikstof en CO2. Met het planvoornemen is sprake van een afname van het verhard oppervlak waardoor hemelwater ter plaatse beter kan infiltreren. Hiermee is sprake van een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting.
ad 3. Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Het is zaak om bij woningbouw eerst te onderzoeken of dit kan gebeuren binnen bestaand stedelijk gebied. De 17 woningen worden gerealiseerd op de plek van een voormalig tuincentrum. Dit houdt in dat het bestaand stedelijk gebied niet wordt vergroot. Hieraan wordt voldaan binnen dit planvoornemen.
ad 4. Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

3.2.3 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.

3.2.4 Provinciaal Regionaal Water - en Bodem Programma (RWP 2022-2027)

Het Provinciaal Regionaal Water - en Bodem Programma (RWP) is de opvolger van het Provinciaal Milieu en Waterplan. Het is onderdeel van het planstelsel voor de wateropgaven in Nederland, samen met het Nationaal Water Programma en de waterbeheerprogramma's van de waterschappen.

Doel van het RWP is een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Het geeft invulling aan het op orde houden van de basis van het natuurlijk water- en bodemsysteem. Een belangrijke rode draad in het programma is het herstellen van de systeemwerking. Vele generaties lang had het waterbeleid als doel wateroverlast te voorkomen en water zo snel mogelijk af te voeren. Inmiddels is dit gewijzigd naar water zo veel mogelijk vasthouden. Verder vraagt het plan een meer systeemgerichte aanpak van een probleemgerichte aanpak.

De Brabantse Omgevingsvisie kent kernwaarden voor het handelen van de provincie. Deze kernwaarden zijn vertaald in zeven handelingsprincipes, specifiek voor het beleid en de uitvoering op het vlak van water- en bodem:

  • Watervoorraad in balans;
  • Elke druppel telt;
  • Niet alles kan overal;
  • Brabant is in staat extreme weersituaties op te vangen;
  • Bescherming van water- en bodemkwaliteit;
  • Gebruikers zijn maximaal verantwoordelijk;
  • Circulair denken en doen.

Analyse

Met voorliggend initiatief is de waterhuishoudkundige situatie beoordeeld. De waterhuishoudkundige situatie van zowel de bestaande als de toekomstige situatie wordt in paragraaf 5.1 behandeld. Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet tot planologische belemmeringen voor het aspect 'Water' leidt.

Conclusie
Het plan past binnen het Provinciaal Regionaal Water - en Bodem Programma.

3.3 Regionaal Afsprakenkader

3.3.1 Concretisering brainport principes

Op 5 maart 2020 is het regionale beleidsdocument 'Concretisering brainport principes' vastgesteld. Voor alle gemeenten die deel uitmaken van het Stedelijk Gebied Eindhoven geldt dat alle nieuwe woningbouwontwikkelingen dienen te worden ontwikkeld aan de hand van 7 Brainport Principes.

De basis voor deze principes is vastgelegd in het regionale Afsprakenkader Wonen - Stedelijk Gebied Eindhoven (februari 2022).

De Brainport Principes zijn:
1. Koesteren van Identiteit;
2. Ruimte voor Innovatie;
3. Invloed voor bewoners;
4. Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus: de wauw-factor;
5. Vraaggericht ontwikkelen;
6. Benutting regionaal schaalniveau;
7. Gezonde verstedelijking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0013.png"

  1. 1. Koesteren van Identiteit;

Het plan is gelegen in stadsdeel 't Hout in het zuidwesten van Helmond. In dit stadsdeel zijn overwegend bedrijven en woningen gelegen afgewisseld met enkele dagelijkse voorzieningen. De voorgenomen woningbouwontwikkeling ter plaatse van de Houtsestraat sluit daarom aan bij de rest van het stadsdeel. Het toevoegen van woningen aan de Houtsestraat leidt er tevens toe dat meer bewoners van stadsdeel 't Hout gebruik zullen maken van de dagelijkse voorzieningen. De identiteit van het stadsdeel 't Hout, waar wonen centraal staat, wordt met de voorgenomen ontwikkeling versterkt.

  1. 2. Ruimte voor Innovatie;

Het vooroplopen in techniek van de hele Brainportregio hoort een uitwerking te krijgen in de gebouwde omgeving. Het plan omarmt nieuwe gebouwtechnieken om te komen tot een duurzame en gezonde leefomgeving. Op het gebied van duurzaamheid worden de woningen 'aardgasvrij' gebouwd. Aanvullend wordt er groen aangelegd en bomen geplant ten behoeve van de opname van stikstof en CO2.

  1. 3. Invloed voor bewoners;

Er is afgestemd met de directe omgeving (zie paragraaf 8.2). Op basis van de verslaglegging van deze contacten blijkt dat er een zeer positieve houding is over dit plan. De toekomstige bewoners van het plan zijn nog niet bekend, dus daar is geen afstemming mee geweest.

  1. 4. Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus;

Aangezien met voorliggend initiatief zowel eengezinsrijwoningen als levensloopbestendige twee-onder-een-kapwoningen worden gerealiseerd, biedt het een aantrekkelijke woonlocatie voor diverse doelgroepen. De woningen zijn met name georiënteerd op het groene binnengebied waar gespeeld kan worden en de bewoners elkaar kunnen ontmoeten. Een blok van vijf rijwoningen is georiënteerd op de Houtsestraat (fietsstraat) en staat daarmee in contact met de huidige woningen aan de overzijde van de Houtsestraat. Deze situatie bevordert de sociale controle en brengt ontmoetingen met zich mee.

  1. 5. Vraaggericht ontwikkelen;

Met de behoefte aan zowel eengezinsrijwoningen, voor onder andere starters, als levensloopbestendige twee-onder-een-kapwoningen, zal voorliggend plan inspelen op de vraag naar deze type woningen.

  1. 6. Benutting regionaal schaalniveau;

Het plan ligt binnen het stedelijk gebied van Helmond op een goed bereikbare locatie. Het plan biedt mogelijkheden voor zowel bewoners die op Helmond gericht zijn als op de ruimere stedelijke regio.

  1. 7. Gezonde verstedelijking.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt rekening gehouden met een duurzame en gezonde leefomgeving. Het planvoornemen draagt bij aan de energietransitie, aangezien de woningen 'aardgasvrij' worden gebouwd. Daarnaast is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling, aangezien de waterberging plaatsvindt op eigen terrein, er groen aangelegd wordt en bomen geplant worden ten behoeve van de opname van stikstof en CO2.

3.4 Waterschap

3.4.1 Waterbeheerplan waterschap Aa en Maas 2022-2027

Waterschap Aa en Maas heeft zijn waterbeleid uitgewerkt in het nieuwe Waterbeheerplan 2022-2027. Om in te spelen op de maatschappelijke veranderingen (waaronder klimaatverandering, stikstofproblematiek, gezondheid, landbouwtransitie etc.) heeft het waterschap 3 programma's geformuleerd: Programma Waterveiligheid, Programma Klimaatbestendig en gezond watersysteem, en Programma Schoon water. In deze programma's hebben ze hun doelen geformuleerd, hoe zij deze doelen gaan bereiken en de kosten die daarbij horen.

Keur

De drie waterschappen in Noord-Brabant (Waterschap de Dommel, Waterschap Aa en Maas en Waterschap Brabantse Delta) hebben de Keur op elkaar afgestemd.

Het waterschap heeft tevens haar regels vastgelegd in de Keur. Het geeft aan welke plichten er zijn voor activiteiten met betrekking tot het oppervlaktewater, grondwater, en kunstwerken. De Keurregels voor afvoeren van hemelwater bevat richtlijnen voor het waterhuishoudkundig onderzoek en kan worden gebruikt voor het uitvoeren daarvan.

Plannen met een verhardingstoename tot 500 m2 worden vrijgesteld van compensatie door waterberging. Het bepalen van de compensatie wordt gedaan conform de rekenregel: benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m). Deze rekenregel is ook gebruikt voor de watertoets paragraaf 5.1.

Analyse

Met voorliggend initiatief is de waterhuishoudkundige situatie beoordeeld. De waterhuishoudkundige situatie van zowel de bestaande als de toekomstige situatie wordt in paragraaf 5.1 behandeld. Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet tot planologische belemmeringen voor het aspect 'Water' leidt.

Conclusie

Dit bestemmingsplan past binnen het beleid van het Waterschap.

3.5 Gemeentelijk Niveau

3.5.1 Structuurvisie Helmond 2030

Door de gemeente Helmond is op 4 februari 2014 de Structuurvisie 'Structuurvisie Helmond 2030' vastgesteld. Deze structuurvisie is geen blauwdrukplan met een vastomlijnde koers, maar juist een flexibel meebewegend beleidskader dat beter toegerust is op de snel veranderende (ruimtelijke) behoeften en opgaven van deze tijd. De structuurvisie gaat veel minder dan voorheen uit van een lagenbenadering. In plaats daarvan is de structuurvisie opgebouwd rond een achttal ruimtelijk relevante thema's de in samenhang het Ruimtelijk perspectief Helmond 2030 vormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0014.jpg"

UITSNEDE STRUCTUURVISIE HELMOND 2030

Na een analyse van de bevolkingsprognose, veranderingen in de woningmarkt, het woningbouwprogramma en de woningbouwcapaciteit, is de conclusie dat de aanwezige plancapaciteit in Helmond voldoende is en dat deze, rekening houdend met een aan de stand van de huidige woningmarkt aangepaste flexibiliteitsmarge van 10%, weinig aanpassing vergt. Ten aanzien van de bestaande restcapaciteit zal zowel in kwantitatieve zin als kwalitatieve zin bezien moeten worden of deze capaciteit voldoende aansluit bij de toekomstige vraag. De betaalbaarheid van het wonen speelt daarbij een zeer belangrijke rol

Voor de middeninkomens dient een alternatief te worden geboden in de vrije huursector en de koopsector. Daarnaast gaat het om kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en een verdere positionering van wijken in het kader van de veranderende woningbehoefte. De woningvoorraad kan worden aangepast door sloop, onttrekkingen, het samenvoegen van woningen, het splitsen van woningen en het aanpassen aan de gewijzigde kwalitatieve vraag.

De belangrijkste opgave in de woningvoorraad is gelegen in de transformatie van de huidige woningvoorraad naar de vraag en naar de specifieke eisen die de woonconsument van morgen aan de woning stelt. Dit betekent meer flexibiliteit en het bieden van meer verantwoordelijkheid aan de koper of huurder voor de realisatie van woonwensen. Daarvoor is het nodig dat mensen langer zelfstandig in hun woning kunnen blijven wonen. Uitgangspunt moet niet alleen zijn "kwaliteit gaat voor kwantiteit" maar ook "voeg niet toe wat in de bestaande woningvoorraad al voldoende beschikbaar is".

Analyse

Het plangebied is op de uitsnede uit de structuurvisie weergegeven en ligt binnen het stedelijk gebied van Helmond. Het stedelijk gebied van Helmond is onderdeel van een netwerk van grotere en kleinere woongebieden, werkgebieden, natuur-, landbouw- en recreatiegebieden en infrastructuur. Het plan omvat de realisatie van 17 nieuwbouwwoningen, bestaande uit 11 eengezinsrijwoningen, voor onder andere starters, en 6 levensloopbestendige twee-onder-een-kapwoningen, ter plaatse van een voormailge tuincentrum. Dit sluit aan bij het zorgen voor het invullen van de kwalitatieve vraag, waarbij de veranderende woningbehoefte een rol speelt. Het planvoornemen voorziet in verschillende type woningen voor diverse doelgroepen.

Conclusie

Het plan sluit aan bij de Structuurvisie Helmond 2030.

3.5.2 Woonvisie 2016 - 2020

Op 9 juli 2020 heeft de gemeenteraad van de gemeente Helmond de Woonvisie 2019-2021 vastgesteld. Elke 2 jaar wordt de Woonvisie geëvalueerd en elke 4 jaar geactualiseerd. In 2019 is gekozen voor het vaststellen van een Woonagenda 2019 – 2021 (gemeenteraad 2 juli 2019). Een aantal belangrijke uitgangspunten uit de Woonvisie zijn:

  • Er worden geen nieuwe woningbouwlocaties meer in uitleggebieden ontwikkeld terwijl het splitsen van bestaande percelen voor de bouw van een extra woning in beginsel niet meer wordt toegelaten. Vanuit gemeentelijk belang kan alleen bij uitzondering op basis van economische-, stedenbouwkundige-, sociaal-maatschappelijke- en/of volkshuisvestelijke gronden, door het college gemotiveerd, hierop een uitzondering worden gemaakt;
  • Voor wat betreft de koopsector is er een tekort aan het midden en dure segment en een overschot in het goedkope segment;
  • Helmond streeft ernaar de woonconsument optimaal te bedienen door een zeer gedifferentieerd planaanbod aan te bieden;
  • De plancapaciteit blijft ook voor de komende periode punt van aandacht. Nog steeds beschikt Helmond over een ruim planaanbod. De rijksoverheid heeft daarom de toepassing van de ladder voor Duurzame Verstedelijking verplicht gesteld bij nieuwe woningbouwplannen

Vanzelfsprekend leiden demografische en maatschappelijke ontwikkelingen de komende jaren voortdurend tot geleidelijke veranderingen in de kwantitatieve- en kwalitatieve vraag naar woningen. Zo neemt het aandeel één- en tweepersoonshuishoudens de komende jaren nog verder toe, met als gevolg een lagere gemiddelde woningbezetting per woning. Naast de individualisering van onze samenleving wordt deze toename ook veroorzaakt door de verdere vergrijzing. Op basis van de woonvisie is er een vraag naar midden en dure woningen in het huur- en/of koopsegment. Als gevolg van de vergrijzing zal de vraag naar gelijkvloerse (levensloopbestendige) woningen bovendien verder toenemen.

Analyse

Met voorliggend bestemmingsplan wordt op de uitgangspunten uit de woonvisie en op de maatschappelijke en demografische ontwikkelingen van de gemeente Helmond ingespeeld. Omdat het om een relatief kleinschalig inbreidingsplan gaat, zijn hiervoor (onder voorwaarden) in principe altijd mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied. Het bouwplan voorziet in de ontwikkeling van 17 nieuwbouwwoningen (koop), waarvan 6 levensloopbestendige twee-onder-een-kapwoningen en 11 eengezinsrijwoningen verdeeld over 3 rijblokken, waarvan 5 tussenwoningen voor starters en 6 hoekwoningen met een mogelijkheid deze levensloopbestendig te maken.

Conclusie

Gelet hierop is de voorliggende ontwikkeling passend binnen de kaders van de Woonvisie 2016-2020.

3.5.3 Woonagenda 2019 - 2021

De Woonagenda is geen volledige actualisatie van de Woonvisie, maar een aanpassing op onderdelen. Vanwege de gewijzigde marktomstandigheden, het coalitieakkoord 2018 – 2022, de hiervoor genoemde regionale afspraken en de geactualiseerde bevolkingsprognose is besloten de Woonvisie 2016 op onderdelen aan te passen. In de Woonagenda is onder andere opgenomen:

  • een verhoogde woningbouwtaakstelling;
  • groei naar ruim 100.000 inwoners in 2040, niet zo zeer door autonome groei maar door een positief migratiesaldo (met name vanuit het buitenland door arbeidsmigratie en asielzoekers);
  • de huidige plancapaciteit is voldoende voor de komende periode, er is dus geen noodzaak vanuit het aanbod aan plannen extra woningbouwcapaciteit aan te maken.
  • de komende 3 jaar (t/m 2021) wordt ruim baan gegeven aan inbreidingslocaties;
  • het aanbod aan meergezinswoningen moet binnen de huidige plancapaciteit niet worden verruimd, wel is sprake van een verschuiving van huur naar koop (er is gelet op het bestaande aanbod en de marktomstandigheden meer ruimte voor midden- en dure koopappartementen).

Analyse

Met voorliggend bestemmingsplan wordt op de uitgangspunten uit de woonagenda en op de maatschappelijke en demografische ontwikkelingen van de gemeente Helmond ingespeeld. Het bouwplan voorziet in de ontwikkeling van 17 nieuwbouwwoningen (koop), waarvan 6 levensloopbestendige twee-onder-een-kapwoningen en 11 eengezinsrijwoningen verdeeld over 3 rijblokken, waarvan 5 tussenwoningen voor starters en 6 hoekwoningen met een mogelijkheid deze levensloopbestendig te maken.

Conclusie

Gelet hierop is de voorliggende ontwikkeling passend binnen de kaders van de Woonagenda 2019 - 2021.

3.5.4 Duurzaamheid

De gemeente Helmond heeft een breed gedragen klimaatbeleidsvisie met een haalbare ambitie vastgesteld, waarbij in een concreet Meerjaren Uitvoeringsprogramma de uit te voeren projecten verwerkt zijn. De nota Klimaatbeleid is een paraplu van alle gemaakte afspraken, getekende convenanten en ambities op het gebied van klimaat, energie en duurzaam bouwen.

Er zal bij nieuwe ontwikkelingen altijd gestreefd moeten worden naar een zo duurzaam mogelijke energievoorziening. Naast het toepassen van duurzame materialen, worden daarbij afwegingen gemaakt op basis van de zogenaamde 'Trias Energetica'. Dit is een breed geaccepteerd model en beschrijft drie logische en opeenvolgende stappen om te komen tot een duurzame energievoorziening:

  • Energiebesparing; het reduceren van de energievraag. Dat wat niet gevraagd wordt, hoeft ook niet opgewekt te worden.
  • Duurzame energie; de resterende energiebehoefte dient zo veel mogelijk duurzaam opgewekt te worden door het gebruik van duurzame bronnen.
  • Efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen; de energievraag die niet bespaard kan worden en die niet duurzaam opgewekt kan worden, dient zo efficiënt mogelijk met behulp van fossiele brandstoffen opgewekt te worden.

In de gemeente Helmond wordt gestreefd naar duurzame (nieuw)bouw. Voor woningbouw gelden hiertoe voorwaarden waarop wordt getoetst in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.

De gemeente streeft naar nieuwbouw, waarbij het energieverbruik zoveel mogelijk wordt teruggedrongen en het benodigde energiedeel ingevuld wordt door bijvoorbeeld duurzame energie toepassingen. Tevens wordt het toepassen van duurzame materialen gestimuleerd. Vanaf 1 januari 2018 heeft het college expliciet bepaald dat bij de realisatie van nieuwbouwwoningen uitgegaan wordt van aardgasvrij bouwen. Ook voor onderwerpen als openbare verlichting en openbaar groen worden vanuit duurzaamheid eisen gesteld aan het ontwerp en de aanleg ervan.

Bij realisatie dienen in het kader van de toepassing van GPR gebouw hierover nadere afspraken te worden gemaakt. Per 1 januari 2009 is het gebruik van het programma GPR-gebouw ingevoerd. GPR Gebouw staat voor Gemeentelijke Praktijk Richtlijn en is hét hulpmiddel voor het maken van duurzaamheidkeuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, utilitaire gebouwen en scholen. GPR Gebouw® is een praktisch en gebruiksvriendelijk programma om plankwaliteit en milieubelasting van een project in samenhang te optimaliseren. Daarbij spelen 5 modules een rol:

  • Energie (EPC)
  • Milieu
  • Gezondheid
  • Toekomstwaarde
  • Gebruikskwaliteit (PKVW, Bezoek en Aanpasbaarheid)

De prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers. Hierbij behaal je een 7 als je bouwt volgens het Bouwbesluit. Het streven naar maximale duurzaamheid wordt vertaald in een score van 10. De ambities die behaald moeten worden zijn minimaal een 7 voor Energie, waarbij gestreefd moet worden naar een 8, een 8,5 voor Gebruikskwaliteit (afhankelijk van het woningtype zoals seniorenwoning een 9) en gemiddeld een 7 voor de overige modulen. Binnen dit kader bestaat voor de initiatiefnemer enige ruimte/flexibiliteit om de kwaliteitseisen in te vullen.

Analyse

Onderhavig plan voldoet aan het bouwbesluit en aan de GPR-eisen van de gemeente.

Conclusie

Het plan sluit aan bij de duurzaamheidsvisie van de gemeente Helmond.

3.5.5 Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020

Door de gemeente Helmond is op 23 januari 2020 de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020' vastgesteld. Vanwege de huidige overcapaciteit aan parkeerplaatsen in het centrum en de wenselijkheid om de positie van het centrum te versterken en een stevige impuls te geven aan de bestrijding van leegstand, is de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2007' gedeeltelijk aangepast.

Analyse

Het plan omvat de realisatie van 17 nieuwbouwwoningen ter plaatse van een voormalig tuincentrum. In de paragrafen 2.2.3.2 en 2.2.3.3 is met deze gegevens de verkeersaantrekkende werking en de benodigde parkeervoorzieningen berekend.

Conclusie

Het plan sluit aan bij de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020'.

3.5.6 Waterplan Helmond 2012 - 2015/2018

Het waterbeleid van de gemeente Helmond is vastgelegd in het Waterplan 2012-2015/2018 dat door de gemeenteraad is vastgesteld en geeft de kaders aan waarbinnen het waterbeheer in Helmond vorm moet krijgen. Het Waterplan is door de gemeenteraad verlengd voor de periode tot en met 2018 en wordt momenteel nog steeds gebruikt. Het waterplan wordt vanwege de komst van de Omgevingswet niet meer geactualiseerd.


Het gemeentelijke waterplan is een gezamenlijk product van gemeente en waterbeheerder en geeft een uitgewerkte visie op de plaats die het water nu en in de toekomst in Helmond kan innemen. Het geeft daarbij aan wat als gewenste ontwikkeling wordt gezien. De visie is richtinggevend voor het onderdeel water bij planvorming en invulling van projecten. Belangrijke onderwerpen in het Waterplan 2012-2015/2020 zijn:

  • Water en ruimtelijke ordening;
  • Water en ecologie;
  • Beleving van water;
  • Waterkwaliteit;
  • Stedelijk grondwater;
  • Waterketenbeheer (waaronder afkoppelen en de voorkeursvolgorde voor het verwerken van schoon hemelwater);
  • Beheer en onderhoud van stedelijk water

Op deze wijze wordt het mogelijk het aspect water te betrekken bij integrale beleidsafwegingen en daarbij de consequenties van keuzes voor het water aan te geven.

Het onderwerp 'klimaatadaptatie' is benoemd in het programmaplan Duurzame en Gezonde Stad. De gemeente heeft nog geen beleid vastgesteld over dit onderwerp. Naar verwachting wordt in 2021 een uitvoeringsprogramma vastgesteld. Daar waar mogelijk worden klimaatadaptieve maatregelen al wel meegenomen in projecten en plannen.

Analyse

In paragraaf 5.1 is de waterhuishoudkundige uitwerking beschreven.

3.5.7 Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap 2015

In navolging van de beleidsregels 'Kwaliteitsverbetering landschap (artikel 3.9)' uit de omgevingsverordening, heeft de gemeente Helmond de 'Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap 2015' opgesteld. Hierin zijn naast gebieden in het landelijk gebied ook gebieden binnen het stedelijk gebied aangewezen waar kwaliteitsverbetering voor het landschap vereist is.

Op de navolgende afbeelding is te zien dat het plangebied niet is aangeduid als gebied waarvoor een bijdrage geleverd zal moeten worden aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. Hiermee is toetsing aan dit aspect niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0015.jpg"

UITSNEDE BELEIDSREGELS KWALITEITSVERBETERING LANDSCHAP 2015

Conclusie

Het plan sluit aan bij het Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap 2015.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Inleiding

Ruimtelijke Ordening en Milieubeleid hebben de zorg voor de kwaliteit van de leefomgeving als gemeenschappelijke doelstelling. Alleen in een zorgvuldig afwegingsproces kan een optimale afstemming plaatsvinden tussen aan gebieden toegekende functies en het veiligstellen van een beschermingsniveau van het leefmilieu. Bestaande en nieuwe bestemmingen in een gebied zijn niet altijd op voorhand verenigbaar. Milieudoelstellingen en randvoorwaarden worden daarom integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het ruimtelijke planvormingsproces meegewogen, zodat het gebruik van de schaars beschikbare ruimte niet leidt tot conflictsituaties.

Naast een ruimtelijke invalshoek zijn er ook kwalitatieve aspecten die een rol spelen. De duurzame ontwikkeling van de stad Helmond is een belangrijk uitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen. In dit verband is duurzaamheid op te vatten als “hoe is een plangebied te beheren of te ontwikkelen, zodat het ook door latere generaties optimaal kan worden benut”.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de duurzaamheid en de kwaliteit van de leefomgeving in en rond het plan ‘Aquamarijnstraat, Helmond’. In het hiernavolgende komen de volgende milieuaspecten aan de orde die een rol spelen bij het plan:

  • Milieueffectrapportage;
  • Externe veiligheid;
  • Geluidhinder;
  • Luchtkwaliteit;
  • Geurhinder veehouderijen;
  • Bedrijven en milieuzonering;
  • Bodemkwaliteit;
  • Volksgezondheid.

4.2 Milieueffectrapportage

4.2.1 Inleiding

De m.e.r.-regelgeving is erop gericht het milieu een volwaardige plaats in besluitvormingsprocessen te geven. Besluitvorming over ruimtelijke plannen vraagt altijd om een integrale afweging. In bepaalde gevallen is de verplichting opgelegd om de milieugevolgen van een voorgenomen activiteit evenals alternatieven hiervoor en mogelijke maatregelen, te beschrijven. In deze paragraaf is getoetst of sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht.

4.2.2 Analyse

De ontwikkeling in het plangebied is aan te merken als een activiteit genoemd onder D.11.2 (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject) van de bijlage behorend bij het Besluit milieueffectrapportage, maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Het voornemen omvat de bouw van 17 woningen, waaronder 11 rijwoningen en 6 twee-onder-een-kapwoningen. Dat wil zeggen dat er een motivering moet worden gegeven, gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij een m.e.r.-beoordeling, de diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Deze m.e.r.-aanmeldnotitie is bijgevoegd in bijlage 1.

In m.e.r.-aanmeldnotitie wordt geconcludeerd dat de aard van de effecten die gekoppeld zijn aan de realisering van de voorgenomen ontwikkeling in voldoende mate in beeld zijn gebracht en dat er geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die leiden tot dermate belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu dat het maken van een milieueffectrapport een toegevoegde waarde zou hebben.

4.2.3 Conclusie

Op grond van bovenstaande is een verdere m.e.r.-procedure niet aan de orde.

4.3 Externe Veiligheid

4.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Risiconormering

In het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico:

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde (= T). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.

Bron Wanneer groepsrisicoverantwoording
Inrichtingen (Bevi) Altijd wanneer binnen invloedsgebied ruimtelijk besluit wordt genomen.
Buisleidingen (Bevb) Altijd wanneer binnen invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10%en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.
Weg, spoorweg of binnenwater (Bevt) Altijd wanneer binnen invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.

Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.

4.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes) ten opzichte van het plangebied. De ligging van het plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0016.jpg"

UITSNEDE RISICOKAART

Het algemene Rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen door bedrijven;
  • het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen);
  • het gebruik van luchthavens.

Bij de inventarisatie van voornoemde risicovolle activiteiten is gebruik gemaakt van o.a. de provinciale risicokaart en diverse gemeentelijke informatiebronnen. Uit de inventarisatie volgt dat nabij het plangebied een drietal relevante risicobronnen zijn geïdentificeerd die mogelijk van invloed kan zijn op het plan. Het betreft een 150kV hoogspanningslijn Eindhoven Oost - Helmond Zuid, een 380kV-hoogspanningslijn Maasbracht - Eindhoven van TenneT en een buisleiding van de Gasunie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0794.1300BP230009-2000_0017.png"

UITSNEDE RISICOKAART

Buisleiding

Zoals op de risicokaart van de provincie Noord-Brabant is aangegeven is evenwijdig aan de Brandevoortse Dreef een gastransportleiding (A-521) van de Gasunie aanwezig. De betreffende leiding ligt op circa 400 meter afstand van het plangebied. Het plangebied is daarmee gelegen binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgasleiding.

Door Kragten is onderzocht of deze buisleiding een belemmering vormen voor het plangebied.

Tevens is bepaald welke effecten het plan heeft op de hoogte van het groepsrisico van de betreffende buisleiding. De berekeningen hebben overeenkomstig de voorschriften plaatsgevonden met het rekenprogramma CAROLA.

De rapportage 'Externe veiligheid buisleidingen, woningbouwontwikkeling Houtsestraat Helmond' is als bijlage 2 bij de toelichting opgenomen.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat voor de buisleiding zowel in de huidige als toekomstige situatie het groepsrisico lager is dan de oriënterende waarde (OW). De planvorming leidt niet tot een rekenkundige toename van de hoogte van het groepsrisico.

In artikel 12 lid 3 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen juncto artikel 8 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen is opgenomen wanneer sprake is van het verantwoorden van het groepsrisico.

In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht. Deze verantwoording is opgenomen in paragraaf 4.3.3. Voor een verantwoording van het groepsrisico is door het bevoegd gezag advies gevraagd bij de Veiligheidsregio. Deze is opgenomen in paragraaf 4.3.4.

Hoogspanningsverbinding

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Analyse
150kV

Het plan leidt tot het toevoegen van 17 woningen waar kinderen gedurende langere tijd kunnen verblijven. In de nabijheid van het plangebied ligt op circa 40 meter een 150kV-hoogspanningslijn Eindhoven Oost - Helmond Zuid van TenneT. Om de magneetveldzone ter plaatse van het plangebied inzichtelijk te krijgen zijn door WSP de specifieke magneetveldzones voor de 150 kV-hoogspanningslijn berekend, rapport "Specifieke magneetveldzones nabij plangebied aan de Geldropseweg te Helmond, 150 kV-hoogspanningslijn Eindhoven Oost - Helmond Zuid" (10 mei 2022, projectnummer: DB222000). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 5.

De specifieke magneetveldzones op 1 meter boven maaiveld van deze 150kV-hoogspanningslijn hebben tussen masten 22 en 23, aan beide zijdes van de hoogspanningslijn, een breedte van 45 meter ten opzichte van het hart van de hoogspanningslijn. Hetzelfde geldt voor de specifieke magneetveldzones tussen mast 23 en 24, deze zijn ook 45 meter breed ten opzichte van het hart van de hoogspanningslijn aan beide zijden.

Een klein deel van het plangebied (een strook van vijf meter) is dus gelegen binnen de 45 meter brede magneetveldzone, maar binnen deze zone is geen woningbouw voorzien. Dit is ook als zodanig planologisch vastgelegd in de regels.

380kV

Op circa 400 meter zuidelijk van het plangebied en minimaal 310 zuidelijk van 150kV-hoogspanningslijn ligt de 380kV-hoogspanningslijn Maasbracht - Eindhoven. Conform de handreiking dient rekening te worden gehouden met beïnvloeding van parallelle en kruisende hoogspanningslijnen die zich op minder dan 750 m van elkaar bevinden.

Het RIVM heeft indicatieve magneetveldzones van 380kV Maasbracht-Eindhoven bepaald op 85 meter aan weerszijden. De indicatieve magneetveldzone is een zone berekend door het RIVM aan de hand van algemenere uitgangspunten en is derhalve ter indicatie. De indicatieve magneetveldzone van de 150kV-lijn is 55 meter aan weerszijden. Waarmee de indicatieve magneetveldzones van de relevante vaksegmenten van beide hoogspanningslijnen met een ruime marge (170 m) uit elkaar liggen en elkaar dus niet overlappen. Gezien de 150 kV-hoogspanningslijn dichter bij het plangebied is gesitueerd is ervoor gekozen om alleen voor deze lijn de magneetveldzone te berekenen.

4.3.3 Beperkte verantwoording

Het plangebied is gelegen buiten de 100%-letaliteitcontour maar binnen de 1%-letaliteitcontour van een hogedruk aardgastransportleiding. Geen van de hogedruk aardgastransportleidingen in Helmond heeft een groepsrisico dat de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Om deze reden wordt conform het Beleidsdocument externe veiligheid een standaardverantwoording toegepast.

Ontwikkeling groepsrisico

Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.

Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico

De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron geen item. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op het groepsrisico. Daarnaast is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000.

Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch. Dit betekent dat een maatregel als het afdekken van hogedruk aardgastransportleidingen met betonplaten niet wordt toegepast. Deze maatregel geeft geen significante verbetering van het groepsrisico terwijl de kosten in een stedelijke omgeving met de aanwezigheid van bovengrondse infrastructuur indicatief € 300.000 per 100 meter bedragen.

De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Ook het bestrijdbaarheidvraagstuk speelt op deze afstand van de risicobron niet. Bestrijding vindt plaats bij de bron.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

In geval van een calamiteit moeten personen kunnen schuilen. Bij een calamiteit worden hiervoor instructies gegeven. Bouwkundige maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.

4.3.4 Advies veiligheidsregio

Het standaard advies van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost is van toepassing.

Zij adviseren het volgende:

  • Communiceer actief met de omwonenden in het plangebied over de risico’s van de gevaarlijke stoffen. Geef daarbij aan wat omwonenden moeten doen bij een incident, namelijk vluchten van de risicobron af. Dit bevordert de zelfredzaamheid van omwonenden. Dit advies geldt ook voor bedrijfshulpverleningsorganisaties.

Voor ruimtelijk ontwikkelingen vlakbij het spoor is voor het risico op een ongeval met het vervoer van gevaarlijke stoffen een risicocommunicatielijn ontwikkeld.

Meer hierover vindt u op https://www.ophetjuistespoor.nl/. Op deze site staat onder andere uitgelegd hoe omwonenden van het spoor moeten handelen als zich een dergelijk incident voordoet.

Beide adviezen worden ter harte genomen. Bij de uitwerking zal de afdeling planvorming betrokken worden en de nieuwe bewoners zullen worden geïnformeerd over de risico's.

4.3.5 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.4 Geluidhinder

4.4.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

4.4.2 Analyse

De planlocatie is gelegen binnen de wettelijke geluidzone van de Geldropseweg. De locatie is niet gelegen binnen de zone van andere wegen, industrieterreinen of spoorwegen. Verder is de planlocatie gelegen binnen de invloedsfeer van de 30 km/uur-wegen, de Hendrik de Swaeffstraat en de Van Myerlestraat. De Houtsestraat is anno 2022 een 50 km/uur weg, maar wordt een autoluwe fietsstraat. Hier geldt een maximale snelheid van 30 km/uur. De werkzaamheden voor de herinrichting van de Houtsestraat zijn in 2022 afgerond. De Houtsestraat is daarom in de verdere beschouwing meegenomen als een 30 km/uur-weg. De 30 km/uur-wegen zijn volgens de Wet geluidhinder uitgezonderd van zonering.

Omdat het plangebied binnen de wettelijke geluidzone van de Geldropseweg ligt, is een akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai vereist.

Wegverkeerslawaai

Om de akoestische situatie inzichtelijk te maken heeft Kragten een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, Houtsestraat te Helmond" (29 augustus 2023, HEL110). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.

Kragten concludeert het volgende:

Wet Geluidhinder

  • In het kader van een de Wet geluidhinder is geluidbelasting ten gevolge van de Geldropseweg berekent. Ten gevolge van het wegverkeer op de Geldropseweg bedraagt de geluidbelasting ter plaatse van gebouw 2, 3 en 4 meer dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) en wordt dit niet gerespecteerd. De maximale ontheffingswaarde (63 dB) wordt wel gerespecteerd.
  • Het toepassen van bronmaatregelen of maatregelen bij de ontvanger stuiten op overwegende bezwaren. Het toepassen van overdrachtsmaatregelen is wel mogelijk, dit is tevens door middel van een scherm opgenomen in de beoogde plan omschrijving. Wanneer het scherm wordt toegepast moet het scherm minimaal 2,5 meter hoog zijn ter plaatse van de plangrens en door worden getrokken naar het perceel met kadastraal nummer 1967. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde ter plaatse van de begane grond van alle gebouwen en in de tuinen van de percelen.

Goede ruimtelijke ordening

  • In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting ten gevolge van de omliggende 30 km/uur-wegen en de ongecorrigeerde cumulatieve geluidbelasting berekent.
  • Ter plaatse van het gehele plangebied wordt voor de Houtsestraat, Hendrik de Swaeffstraat en de Van Myerlestraat voldaan aan de voorkeurgrenswaarde. Geconcludeerd kan worden dat ten gevolge van de 30 km/uur-wegen sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Hogere waarde en gemeentelijk geluidbeleid

Voor het verlenen van een hogere waarde dien te worden voldaan aan het gemeentelijk geluidbeleid. Aan de eisen van dit beleid wordt voldaan. Na het verlenen van een hogere waarde voor de van toepassing zijnde toetspunten, na het plaatsen van het scherm (alleen nog voor de 1e en 2e verdieping van de woningen), vormt het aspect geluid vanwege de omliggende wegen geen belemmering voor de realisatie van het plan.

4.4.3 Conclusie

In het planvoornemen wordt rekening gehouden met de aanleg van een scherm in de groenstrook tussen de Geldropseweg en het plangebied. Hiertoe is in de betreffende strook een functieaanduiding geluidscherm toegekend waarmee de realisatie van het geluidsscherm is geborgd. Met de aanleg van het scherm vormt het aspect geluid geen planologische belemmering voor het plan.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

4.5.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat de realisering van 17 nieuwe woningen (en omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning) en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.

De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Geldropseweg, Helmond; 42675'.

categorie grenswaarde 2020 2030
jaargemiddelde concentratie NO2 40 µg/m³ 15,5 11,1
jaargemiddelde concentratie PM10 40 µg/m³ 16,7 14,4
jaargemiddelde concentratie PM2.5 25 µg/m³ 9,5 7,7
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 35 6,0 6,0

Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

4.5.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.6 Geurhinder Veehouderijen

4.6.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

4.6.2 Analyse

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, zie onderstaande tabel.

Concentratiegebied Niet-concentratiegebied
Binnen bebouwde kom diercategorieën Rgv max. 3 ouE/m³ max. 2 ouE/m³
andere diercategorieën min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object
Buiten bebouwde kom diercategorieën Rgv max. 14 ouE/m³ max. 8 ouE/m³
andere diercategorieën min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object

Geurnormen Wgv

De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.

Regeling geurhinder en veehouderij

In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:

  • de geurbelasting wordt bepaald;
  • de afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object) wordt gemeten.

Activiteitenbesluit

Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).

Analyse

Gezien de ligging van het plangebied binnen de bebouwde kom van Helmond zijn er in de directe nabijheid geen veehouderijen aanwezig. De dichtstbijzijnde veehouderij is op circa 500 meter afstand gelegen.

4.6.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.7 Bedrijven En Milieuzonering

4.7.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

4.7.2 Analyse

Omgeving

De omgeving van het plangebied bestaat aan de oost- en westzijde voornamelijk uit woonbestemmingen. Aan de noordzijde van het plangebied is een kantoor en horecagelegenheid aanwezig. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan een gebied met bedrijfsbestemming, waar momenteel een tweetal garagebedrijven zijn gevestigd.

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', zijn per bedrijfsactiviteit richtafstanden aangegeven ten aanzien van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar, die in beginsel moet worden aangehouden om hinder en schade binnen aanvaardbare normen te houden. De richtafstanden in de publicatie gelden voor het gebiedstype 'rustige woonwijk'. In het geval van een 'gemengd gebied' kunnen de in de publicatie opgenomen richtafstanden met 1 afstandstap verkleind worden, met uitzondering van het aspect externe veiligheid. In het voorliggend geval is gezien de aanwezigheid van verschillende functies in de directe omgeving van het plangebied en de (drukke) Geldropseweg geen sprake van een rustige woonwijk. De omgeving kan worden getypeerd als gemengd gebied.

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving. Daarnaast is in de nabijheid van de omliggende bedrijven in de huidige situatie al woningen aanwezig. De realisatie van het plan betekent daarom voor deze bedrijven geen (verdere) belemmering van hun bedrijfsvoering.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Direct ten zuiden van het plangebied zijn momenteel garagebedrijven gevestigd. Vanwege het aspect geluid geldt voor deze bedrijven, in deze gemengde omgeving, een richtafstand van 10 meter. Het plangebied ligt deels binnen deze richtafstand. De woningen zijn echter zodanig gesitueerd ten opzichte van de garagebedrijven dat de genoemde richtafstand van 10 meter wordt gerespecteerd. De afstand tussen het plangebied en milieubelastende activiteiten is zodanig dat geen invloed op het planvoornemen te verwachten is.

4.7.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.8 Bodemkwaliteit

4.8.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

4.8.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit van het plangebied inzichtelijk te maken dient voor de gronden ter plaatse van de Geldropseweg 18-22 en de Houtsestraat 67 een bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Gezien het plangebied momenteel nog volledig bebouwd/verhard is, is het momenteel niet zinvol om een bodemonderzoek uit te voeren. Na de sloop van de bebouwing/verharding zal een verkennend landbodemonderzoek conform NEN5740 uitgevoerd worden.

Voorafgaand aan het nog uit te voeren verkennend landbodemonderzoek heeft Kragten een vooronderzoek uitgevoerd, rapport "Geldropseweg 18-22 te Helmond, Vooronderzoek conform NEN5725" (22 december 2022, HEL110). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 4.

Op basis van de in het onderzoek verzamelde gegevens, zijn wat betreft de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater op het terrein aan de Geldropseweg 18-22 en Houtsestraat 67 te Helmond, de navolgende hypotheses opgesteld:

Hypothese 1: Historisch gebruik als akkerland

Van het historisch gebruik als akkerland (tot omstreeks 1970) wordt geen noemenswaardige verontreiniging verwacht. Als gevolg van het agrarisch gebruik kunnen in de bovengrond evenwel licht verhoogde gehalten aan zware metalen worden verwacht.

Hypothese 2: Voormalige boomteelt

De voormalige, hobbymatige teelt van sierconiferen op de onderzoekslocatie, wordt vanwege de kleinschalige omvang en de beperkte duur (van omstreeks 1970 tot 1980) als onverdacht beschouwd ten aanzien van het veroorzaken van noemenswaardige bodemverontreiniging met bestrijdingsmiddelen.

Hypothese 3: Voormalig tuincentrum (vanaf 1980 tot 2005-2006)

Het gebruik van de onderzoekslocatie door het tuincentrum heeft naar verwachting niet geleid tot noemenswaardige bodemverontreiniging. Teelt van bloemen of planten heeft nauwelijks plaatsgevonden. Bestrijdingsmiddelen zijn slechts zeer beperkt gebruikt. Van het gebruik van het buitenterrein als parkeerplaats of als opslagterrein van het tuincentrum, wordt eveneens geen bodemverontreiniging verwacht.

Hypothese 4: Brand (2004)

Van de brand met houten tuinmeubelen zelf wordt geen noemenswaardige bodemverontreiniging verwacht. Het is echter onbekend of er bij de bluswerkzaamheden PFAS-houdend blusschuim is gebruikt. Blusschuim is verdacht ten aanzien van het veroorzaken van bodemverontreiniging met PFAS.

Hypothese 5: Huidig gebruik door veranda-bouwer (vanaf 2005-2006)

Van het gebruik van de onderzoekslocatie door de veranda-bouwer wordt geen bodemverontreiniging verwacht. Bodembedreigende activiteiten of -opslag vinden niet plaats.

Hypothese 6: Grondwater

In het grondwater kunnen regionaal verhoogde gehalten met zware metalen worden aangetroffen als gevolg van verzuring, de ligging in de Kempen-regio en natuurlijke afzettingen in de bodem. De gehalten aan zware metalen kunnen zowel in de tijd alsook ruimte sterk variëren en kunnen incidenteel zelfs de Interventiewaarden overschrijden. Daarnaast kunnen in het grondwater licht verhoogde gehalten aan vluchtige aromaten (zoals naftaleen en tolueen) worden verwacht. De oorzaak van deze diffuse verontreinigingen is onduidelijk.

4.8.3 Conclusie en aanbevelingen

Op basis van het vooronderzoek zijn geen aanwijzingen verkregen voor de mogelijke aanwezigheid van chemische verontreiniging of asbest in de grond in een mate welke een belemmering kan vormen voor het toekomstig gebruik voor wonen. Op basis van het vooronderzoek is het voldoende aannemelijk dat de milieukwaliteit van de bodem voldoet (of met redelijke inspanning voldoende kan worden gemaakt) aan het toekomstig gebruik voor wonen met tuin.

Ter bevestiging van deze verwachting is aanbevolen om ná de sloop van de bebouwing en de verwijdering van de verharding (en funderingen) dient een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 volgens de strategie voor onverdachte locaties (ONV) uit te voeren. Vanwege een voormalige brand moet in ieder geval onderzoek worden gedaan naar de aanwezigheid van PFAS en GenX in zowel de boven- als ondergrond en in het grondwater. Het woonperceel Houtsestraat 67 blijft gehandhaafd, waardoor hier geen verkennend bodemonderzoek benodigd is.

In verband met de bedrijfsbeëindiging dient in het kader van de Wet milieubeheer nog een onderzoek naar de eindsituatie van de bodemkwaliteit te worden uitgevoerd. Omdat met het vooronderzoek is vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn voor een chemische verontreiniging of een verontreiniging met asbest, wordt geadviseerd om het eindsituatie onderzoek te combineren met het verkennend bodemonderzoek ná sloop.

Vooralsnog wordt de locatie als onverdacht beschouwd ten aanzien van asbest in de grond. Voor onverdachte locaties is onderzoek naar asbest niet noodzakelijk. Ingeval echter tijdens het veldwerk voor het verkennend chemisch onderzoek (conform NEN 5740) onverhoopt puin in de grond of funderingslagen worden aangetroffen, dan moet bodemonderzoek naar de aanwezigheid van asbest worden uitgevoerd conform NEN5707/ NEN 5897.

Omdat de bestaande bebouwing een gedegen bodemonderzoek op dit moment nog niet toelaat, zal het aanbevolen verkennend landbodemonderzoek pas na de sloop van de bebouwing uitgevoerd worden. De financiële risico's welke verbonden zijn aan de mogelijke aanwezigheid van de bodemverontreiniging en de daarmee samenhangende saneringskosten maken onderdeel uit van de herontwikkelingskosten.

Door de opdrachtgever is aangegeven dat deze kosten gedragen kunnen worden door de verwachte revenuen van de herontwikkeling. De financiële risico's zijn hiermee verdisconteerd in de herontwikkelingskosten en derhalve als zodanig niet meer aanwezig.

Realisering van de voorgenomen activiteiten veroorzaakt (gebruik als woonlocatie) geen risico's op het ontstaan van nieuwe bodemverontreinigingen. Bestaande verontreinigingen worden niet verwacht, maar dit kan pas na sloop van de bebouwing worden onderzocht. Mocht daaruit blijken dat alsnog een verontreiniging aanwezig is, zal deze gesaneerd worden, waardoor de bodemkwaliteit verbetert. Gelet op het bovenstaande kan samenvattend worden geconcludeerd dat ten aanzien van het aspect bodem geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan als gevolg van realisering van de voorgenomen activiteiten.

4.8.4 Conclusie

Het aspect bodem vormt geen planologische belemmering voor het bestemmingsplan.

4.9 Volksgezondheid

4.9.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

4.9.2 Veehouderijen

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen.

Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode. Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 600 meter rondom het plangebied zijn geen (intensieve) veehouderijen actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.

Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geitenhouderijen.

4.9.3 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van zeventien woningen waar personen gedurende langere tijd verblijven. Binnen 50 meter rondom het plangebied zijn geen kwekerijen aanwezig en kunnen geen kwekerijen worden ontwikkeld. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.

4.9.4 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van 17 woningen waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. In de nabijheid van het plangebied ligt op circa 40 meter een 150kV-hoogspanningslijn Eindhoven Oost - Helmond Zuid van TenneT. Om de magneetveldzone ter plaatse van het plangebied inzichtelijk te krijgen is door WSP de specifieke magneetveldzones voor de 150 kV-hoogspanningslijn berekend, rapport "Specifieke magneetveldzones nabij plangebied aan de Geldropseweg te Helmond, 150 kV-hoogspanningslijn Eindhoven Oost - Helmond Zuid" (10 mei 2022, projectnummer: DB222000). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 5.

De specifieke magneetveldzones op 1 meter boven maaiveld van 150kV-hoogspanningslijn hebben tussen masten 22 en 23, aan beide zijdes van de hoogspanningslijn, een breedte van 45 meter ten opzichte van het hart van de hoogspanningslijn. Hetzelfde geldt voor de specifieke magneetveldzones tussen mast 23 en 24, deze zijn ook 45 meter breed ten opzichte van het hart van de hoogspanningslijn aan beide zijden.

Gekeken naar het planvoornemen heeft de specifieke magneetveldzone van de hoogspanningslijn Eindhoven Oost - Helmond Zuid relatief een minimale overlap met de zuidoostelijke een hoek van het beoogde plangebied. Bij het ontwerp van het planvoornemen is rekening gehouden met deze overlap in die zin dat hier geen woningbouw is voorzien. Dit is ook als zodanig planologisch vastgelegd in de regels.

4.9.5 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten

5.1 Waterhuishouding

5.1.1 Inleiding

Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

Hydrologisch neutraal ontwikkelen

  • Bepalen of het gebied vanuit oppervlaktewater inundatiegevoelig is. Evt. compensatiemaatregelen benoemen;
  • Bepalen of het gebied vanuit grondwater gevoelig is voor wateroverlast. Compenserende en mitigerende maatregelen aangeven.

Grond- en oppervlaktewaterkwaliteit
Uitgangspunt bij elke ruimtelijke ontwikkeling is, dat de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater niet mag verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. Waar mogelijk wordt een verbetering nagestreefd. De waterkwaliteit wordt beïnvloed door het (veranderende) ruimtegebruik en het gebruik van bouwmaterialen.

Het nieuwbouwplan brengt wel enige verandering van het huidige ruimtegebruik met zich mee, maar geen sprake is van een geheel andere situatie. Eerder is in de toekomstige situatie sprake van een vergelijkbare met de huidige, waarbij omdat sprake is van nieuwbouw wel rekening kan worden gehouden met de te gebruiken bouwmaterialen. Uitlogende materialen worden niet toegepast. Realisering van de voorgenomen activiteiten veroorzaakt geen risico's op aantasting van de waterkwaliteit.

Bouwmaterialen

De gemeente streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (koper, zink, lood) om de water- en bodemkwaliteit niet negatief te beïnvloeden. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen en is ook van toepassing op het onderhavige plangebied. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat deze het vrijkomende regenwater niet onnodig vervuild en daarom geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt.

Het gebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied, waardoor er geen extra eisen vanuit de Provinciale Omgevingsverordening van toepassing zijn.

Gebruik onkruidwerende middelen in groen en op verhardingen

Voor het gebruik van onkruidwerende middelen in groen en op verharding volgt de gemeente Helmond het landelijke beleid. Onkruidwerende middelen worden al sinds enkele jaren niet meer gebruikt in openbaar groen. Voor bestrijding op verhardingen vindt gebruik, voor zover toegestaan, plaats via de DOB-systematiek. Vanaf 2015 vindt bestrijding op verhardingen alleen nog mechanisch plaats, dat wil zeggen: branden, heet water en/of borstelen.

5.1.2 Watersysteem

Infiltratiecapaciteit Hoe om te gaan met afstromend hemelwater hangt grotendeels af van de infiltratiecapaciteit van de bodem en de grondwaterfluctuatie ter plaatse. Kragten heeft op locatie een infiltratieonderzoek uitgevoerd. Tijdens het onderzoek zijn infiltratiemetingen uitgevoerd op een vijftal locaties. De boorprofielen behorende bij deze locaties zijn weergegeven in Bijlage 6. De bodemopbouw, de bovenste 4 meter, bestaat uit matig fijn zand, welke matig siltig is.

Uit de resultaten van het infiltratieonderzoek valt op te maken dat de infiltratiewaarden op verschillende diepten nogal verschillen. Hoe dichter de meting bij de grondwaterstand is genomen, hoe slechter de doorlatendheid is. Dit is zoals verwacht, aangezien vlak bij de grondwaterstand de bodem al vochtiger is en lastiger water door laat. Daarnaast zorgt humeus en veenhoudend materiaal, zoals verwacht, ook voor een slechtere doorlatendheid. De gemiddelde doorlatendheid van het matig fijne en matig siltige zand tot 1 m diepte is 1,5 m/d. De gemiddelde doorlatendheid van deze grondsoort onder de grondwaterstand bedraagt 0,05 m/d. De doorlatendheid van de bodem tussen 1 m beneden maaiveld en de grondwaterstand, 1,20 m à 1,30 m beneden maaiveld, bedraagt 0,12 m/d.

Oppervlaktewater

Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.

Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

Riolering

In de huidige situatie is riolering aanwezig. Bij de herinrichtingswerkzaamheden van de Houtsestraat tot fietsstraat is ook de bestaande riolering vervangen door een nieuwe (verbeterd) gescheiden rioolstelsel. Uitgangspunt is dat de te bouwen woningen op het gemeentelijk riool aangesloten kunnen worden.

5.1.3 Beschrijving watersysteem plangebied

Kragten heeft een Watertoets opgesteld waarin de bestaande en nieuwe situatie met betrekking tot het vuil- en regenwater is opgenomen: notitie 'Watertoets Ontwikkeling Houtsestraat Helmond' (27 september 2023, HEL110). De notitie is als bijlage 6 bij deze toelichting opgenomen. Hierna is een samenvatting opgenomen.

Regenwatersysteem/omgang met hemelwater

Verhard oppervlak

Aan de hand van het voorlopig ontwerp (d.d. 31-01-2022, bijlage) is het toekomstig verhard oppervlak van de ontwikkeling vastgesteld. Er wordt van uitgegaan dat er in de nieuwe situatie circa 2.610 m² aan wegen, trottoirs, parkeerplaatsen en dakoppervlak in het plangebied komt te liggen. Daarnaast is aangenomen dat er per woning circa 30 m² aan verharding in de tuin wordt gelegd. Dit resulteert in een totaal verhard oppervlak in de toekomstige situatie van 3.120 m².

Aan de hand van luchtfoto’s en obliekfoto’s is bepaald dat in de huidige situatie vrijwel het volledige perceel verhard is. Dit houdt in dat er in de huidige situatie circa 5.730 m² aan verhard oppervlak ligt. Door de ontwikkeling is sprake van een afname van het verhard oppervlak met ca. 2.610 m².

Berging

Volgens het beleid van Waterschap Aa en Maas dient er 60 mm waterberging aangelegd te worden per m² aan toenemend verhard oppervlak. Gemeente Helmond volgt dit het beleid van het waterschap om 60 mm berging voor nieuw verhard oppervlak te realiseren.

Door de ontwikkeling is er een afname van verhard oppervlak en hoeft er volgens het beleid van Waterschap Aa en Maas geen waterberging aangelegd te worden. Echter heeft de gemeente Helmond aangegeven dat het realiseren van de waterberging noodzakelijks is.

In de toekomstige situatie komt er 3.120 m2 aan verharding te liggen. Wanneer hier 60 mm over wordt geborgen dient er 187,2 m3 aan waterberging in het plan aangelegd te worden. In het ontwerp is bij de ingang van het woongebied een groen gebied voorzien waar een verlaging in wordt aangebracht welke als hemelwaterberging kan dienen. Deze verlaging heeft inclusief taluds een oppervlak van circa 260 m2.

Wanneer deze verlaging het diepste punt op circa 0,6 m beneden maaiveld heeft liggen (rond het GHG niveau), kan hier, rekening houdend met de taluds, circa 109,2 m3 water in worden geborgen.

Hierdoor blijft er nog een wateropgave van 78 m3 over. Er is voor gekozen om deze onder de openbare verharding aan te brengen. Een systeem dat hiervoor geschikt is, is de Watertable van Trewat. Om de overige wateropgave in dit systeem te kunnen bergen dient het systeem circa 220 m2 te zijn. Hierin kan namelijk 79,2 m3 water geborgen worden. In de Watertoets in de bijlage is een voorstel voor de ligging onder rijbaan bij de parkeerplaatsen opgenomen.

Er moet een leidingsysteem aangelegd worden om het regenwater van de daken en wegverharding naar de waterbergingen af te voeren. Dit leidingsysteem verbindt ook beide bergingsvoorzieningen met elkaar, waardoor deze gelijktijdig gevuld kunnen worden en het water tussen beide bergingsvoorzieningen verdeeld wordt.

Riolering

Uitgangspunt is dat de te bouwen woningen op het gemeentelijk riool aangesloten kunnen worden. Daartoe wordt binnen het plangebied een (verbeterd) gescheiden stelsel aangelegd.

Het plangebied vraagt geen extra zorg met betrekking tot wateroverlast / water-op-straat vanuit het rioolstelsel.

5.1.4 Advies / overleg Waterschap

Het Waterschap heeft gereageerd in het kader van het vooroverleg. Zij heeft op basis van het huidig waterschapsbeleid geen opmerkingen op het plan.

Het Waterschap heeft wel 2 adviezen toegevoegd.

  • Het Waterschap adviseert in verband met de hoge GHG te bezien of de waterberging voldoende water kan bevatten. Bij de verdere uitwerking van het plan zal de GHG op basis van peilbuizen worden ingeschat en de waterberging daarop eventueel aangepast. Advies wordt toegevoegd in paragraaf 5.1.4;
  • Het Waterschap adviseert de regeling in artikel 9.2 te wijzigen zodat de waterberging voorafgaand/gelijktijdig met de aanleg van het verhard oppervlak wordt aangelegd.
    Regeling artikel 9.2 is aangepast ten opzichte van het concept-ontwerpbestemmingsplan.

5.2 Flora En Fauna

5.2.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.

5.2.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het onderzoeksgebied is niet gelegen binnen of nabij een gebied dat deel uitmaakt van het aangemerkt als Natuurnetwerk Brabant (NNB). Een NNB-toets met compensatieplicht is daarmee niet aan de orde.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000- gebied is de 'Strabrechtse Heide en Beuven' en ligt op circa 3,9 km afstand. Gezien de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en de afstand tot omliggende Natura 2000-gebieden kunnen negatieve effecten van de meeste verstoringsfactoren op voorhand worden uitgesloten. Tevens zorgen de tussen gelegen percelen, woningen en infrastructuur voor voldoende bufferwerking om deze (eventuele) effecten te ondervangen. Enkel verzuring of vermesting door stikstofdepositie zou eventueel aan de orde kunnen zijn. Daarom is een stikstofdepositieonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport (24 maart 2023, HEL110) is als bijlage 7 bijgevoegd.

Hieruit volgt dat de voorgenomen activiteiten in zowel de aanleg- als de gebruiksfase niet leidt tot een toename van stikstofdepositie groter dan 0,00 mol N/ha/jaar, waardoor significant negatieve effecten ook voor deze verstoringsfactor kunnen worden uitgesloten en het uitvoeren van een passende beoordeling niet aan de orde is.

Soortenbescherming

Quickscan natuurwetgeving
In een verkennend flora- en fauna onderzoek is door Kragten geïnventariseerd of er beschermde plant- en diersoorten binnen of in de directe omgeving van de locatie aanwezig zijn die als gevolg van de ontwikkeling van het initiatief kunnen worden beïnvloed. Het onderzoeksrapport "Geldropseweg Helmond - Verkennend flora en faunaonderzoek " 21 april 2022, HEL110) is bijgevoegd als bijlage 8.

Op basis van dit onderzoek concludeert Kragten dat:

  • Bij de het slopen van de kassen, het bouwrijp maken van het onderzoeksgebied, met uitzondering van de woning en (een deel van) de tuin, mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op broedvogels. Daarbij kan aanwezigheid van algemeen voorkomende muizensoorten en egel binnen het onderzoeksgebied niet worden uitgesloten. Op de overige soortgroepen wordt geen negatief effect op beschermde soorten (of functies) verwacht.
  • Negatieve effecten op verblijfplaatsen of essentiële foerageergebieden van vleermuizen binnen het onderzoeksgebied ten gevolge van de ingreep zijn uitgesloten. Wel is het belangrijk om de mogelijke vliegroute langs de bomen aan de Geldropseweg, en de woning met mogelijke verblijfplaatsen lichtschuw te houden tijdens de werkzaamheden. Indien nieuwe verlichting wordt gerealiseerd en niet voorkomen kan worden dat het licht uitstraalt naar de bomenrij, dient nader lichthinderonderzoek uitgevoerd te worden. Nader soortenonderzoek is echter niet noodzakelijk, gezien het feit dat zowel de bomenrij als de woning intact blijven.
  • Binnen het onderzoeksgebied zijn ten tijde van het veldonderzoek geen jaarrond beschermde nesten van vogelsoorten met vaste rust- en/of verblijfplaatsen en/of nesten van algemene broedvogels aanwezig. Hoogstwaarschijnlijk komen algemene soorten als merel, heggemus of houtduif wel voor in de omgeving van het onderzoeksgebied. Van deze soorten is niet uit te sluiten dat zij tot broeden komen in de aanwezige struikbegroeiing in de aanwezige opgaande houtige beplanting en aangrenzende tuinen. Werkzaamheden tijdens het broedseizoen leiden niet tot negatieve effecten op broedvogels, voor wat betreft het doden of verwonden van vogels (Wnb artikel 3.1.1.) of het vernielen van nesten of eieren (Wnb artikel 3.1.2.). Het is echter wel mogelijk dat als gevolg van de werkzaamheden vogels in aangrenzende tuinen verstoord worden (Wnb artikel 3.1.4.).
  • In gebruik zijnde nesten zijn beschermd en mogen daarom niet worden vernield ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen. Hiervoor is geen ontheffing van de Wet natuurbescherming mogelijk. Er dient daarom voorkomen te worden dat nesten van vogels vernield en/of verstoord worden bij de werkzaamheden binnen het onderzoeksgebied. Om verstoring te voorkomen wordt geadviseerd om zo veel mogelijk te werken buiten het broedseizoen. Het broedseizoen duurt globaal van half maart tot half juli, afhankelijk van de weersomstandigheden en de betreffende vogelsoort.
  • Voor algemeen voorkomende muizensoorten en de gewone pad bieden de bermen en de akker binnen het onderzoeksgebied mogelijk geschikt leefgebied. Tijdens de sloop van de kassen, en de realisatie van de zeventien woningen kan eventueel een egel het gebied betrekken. Algemeen voorkomende muizensoorten, gewone padden en egels zijn in de provinciale verordening van provincie Brabant vrijgesteld van ontheffing. Het doden van individuen van deze soorten blijft verboden, maar het vangen met als doel deze weer elders uit te zetten daarentegen is wel vrijgesteld van ontheffing. Door middel van zorgvuldig handelen (in het kader van de zorgplicht) tijdens de uitvoering van de werkzaamheden kan daarom een overtreding van de Wet natuurbescherming voorkomen worden. Dit houdt in dat aangetroffen individuen bij de (graaf)werkzaamheden verjaagd dienen te worden of gevangen en vrijgelaten worden in aanliggend gebied, buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden.
  • Voor de volgende soortgroepen geldt dat bij de sloop en het realiseren van de grondgebonden woningen geen negatieve effecten verwacht worden: flora, vleermuizen, overige grondgebonden zoogdieren (knaagdieren, marterachtigen, haasachtigen en overige zoogdieren), amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden.

Bescherming van houtopstanden
In het kader van de beoogde ontwikkeling is geen kap van bomen voorzien. Aangezien er geen bomen gekapt worden, is artikel 4.2 Houtopstanden van de Wet natuurbescherming niet van toepassing.

5.2.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Archeologie En Cultuurhistorie

5.3.1 Archeologie

5.3.2 Cultuurhistorie

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

6.1 Financieel

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro). In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.

De gemeente heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer waarmee de kosten 'anderszins verzekerd' zijn.

6.2 Maatschappelijk

Het ontwerpbestemmingsplan ‘'t Hout - Houtsestraat’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. De resultaten van deze procedures zullen te zijner tijd in deze toelichting in hoofdstuk 8 worden vermeld.

Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Groen (artikel 3)

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting; geluidwerende voorzieningen; speelvoorzieningen; waterpartijen, waterberging, waterlopen, wateropvang- en waterinfiltratievoorzieningen; leidingen en openbare nutsvoorzieningen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, leidingen en openbare nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 4)

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer; parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen; geluidwerende voorzieningen; waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen; leidingen en openbare nutsvoorzieningen; met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Wonen (artikel 5)

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 7) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 8) Hierin staat een verbod om te bouwen als daardoor andere bouwwerken met bijbehorend bouwperceel niet langer voldoen aan, en/of meer gaan afwijken van plan.

Algemene gebruiksregels (artikel 9) Hier is een verbod opgenomen om de gronden en/of bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming(en).

Algemene afwijkingsregels (artikel 10) Geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen.

Algemene wijzigingsregels (artikel 11)
Geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om het plan onder voorwaarden te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van de bestemmingsgrenzen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 12) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 13) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  1. 1. Kennisgeving voorbereiding bestemmingsplan
  2. 2. Omgevingsdialoog
  3. 3. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  4. 4. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  5. 5. Vaststelling door gemeenteraad
  6. 6. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Kennisgeving Voorbereiding Bestemmingsplan

Op 19 oktober 2023 is de kennisgeving als bedoeld in artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd waarin is aangegeven dat er voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is.

8.2 Inspraak / Omgevingsdialoog

Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening is op 22 mei 2023 een omgevingsdialoog gehouden. De resultaten hiervan zijn verwerkt in een verslag wat als bijlage 9 is opgenomen.

8.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. De Gasunie en Tennet hebben geen opmerkingen op het plan. De Provincie Noord-Brabant geeft aan dat het plan in overeenstemming is met de provinciale belangen.

De Veiligheidsregio adviseert rekening te houden met de minimale doorgangsbreedte van 3 meter. In het bouwplan zijn de wegen minimaal 4,80 meter breed, waarmee voldaan wordt aan deze minimale maat.

Deze vooroverlegreacties leiden niet tot aanpassing van het plan.

Waterschap Aa en Maas heeft op basis van het huidig waterschapsbeleid geen opmerkingen op het plan. Het Waterschap heeft wel 2 adviezen toegevoegd.

  • Het Waterschap adviseert in verband met de hoge GHG te bezien of de waterberging voldoende water kan bevatten. Bij de verdere uitwerking van het plan zal de GHG op basis van peilbuizen worden ingeschat en de waterberging daarop eventueel aangepast. Advies wordt toegevoegd in paragraaf 5.1.4;
  • Het Waterschap adviseert de regeling in artikel 9.2 te wijzigen zodat de waterberging voorafgaand/gelijktijdig met de aanleg van het verhard oppervlak wordt aangelegd.
    Regeling artikel 9.2 is aangepast.

8.4 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan '’t Hout – Houtsestraat' is, conform de wettelijke procedure, op 21 december 2023 gepubliceerd en heeft vanaf 22 december 2023 zes weken ter inzage gelegen. Er is binnen genoemde termijn één schriftelijke zienswijze naar voren gebracht, maar deze heeft niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan geleid.

8.5 Vaststelling Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan '’t Hout – Houtsestraat' is op 23 mei 2024 ongewijzigd vastgesteld.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 M.e.r.-aanmeldnotitie

Bijlage 1 M.E.R.-aanmeldnotitie

Bijlage 2 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 2 Onderzoek Externe veiligheid

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Verkeerslawaai

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek verkeerslawaai

Bijlage 4 Bodemonderzoek Geldropseweg 18-22, Helmond

Bijlage 4 Bodemonderzoek Geldropseweg 18-22, Helmond

Bijlage 5 Specifieke Magneetveldzoneberekening

Bijlage 5 Specifieke magneetveldzoneberekening

Bijlage 6 Watertoets

Bijlage 6 Watertoets

Bijlage 7 Stikstofdepositie-onderzoek

Bijlage 7 Stikstofdepositie-onderzoek

Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 8 Quickscan Flora en Fauna

Bijlage 9 Omgevingsdialoog

Bijlage 9 Omgevingsdialoog