Hoogeind I
Bestemmingsplan - Gemeente Helmond
Vastgesteld op 15-10-2024 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Hoogeind I' met identificatienummer NL.IMRO.0794.2900BP170156-2000 van de gemeente Helmond;
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis gebonden bedrijf
een ambachtelijk bedrijf dat, uitsluitend door de bewoner(s) van een woning, in of vanuit een (gedeelte van) een woning en/of in of vanuit een (gedeelte van) een daarbij behorend bijgebouw wordt uitgeoefend waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
1.4 aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat uitsluitend door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
1.5 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 aaneengesloten woning
woning deel uitmakend van ten minste drie middels het hoofdgebouw verbonden woningen;
1.9 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
1.10 achtergevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.11 afhaalpunt webwinkel
een locatie waar als ondergeschikte activiteit bij een bedrijf aan de consument de gelegenheid wordt geboden uitsluitend via internethandel bij dat betreffende bedrijf bestelde goederen af te halen en te retourneren en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop (showroom) en/of overige activiteiten;
1.12 ambachtelijk bedrijf
bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming;
1.13 appartement
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat dan wel een woning op een verdieping in een gebouw, waarbij de begane grond een andere functie dan een woonfunctie bevat;
1.14 archeologisch onderzoek
inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.15 archeologische begeleiding
begeleiding uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.16 archeologische opgraving
opgraving uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie waarbij de archeologische waarden worden veiliggesteld;
1.17 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.18 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.19 bebouwingspercentage
het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.20 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, verhandelen en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.21 bedrijfsvloeroppervlak
het totale oppervlak van de bouwlagen van een (horeca of dienstverlenend) bedrijf, kantoor of winkel met inbegrip van de daartoe behorende magazijnruimte en overige dienstruimten;
1.22 bedrijfswoning
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het bedrijfsgebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.23 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald waarmee rekening moet worden gehouden;
1.24 bestaand
- 1. bij bouwwerken; een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, die verleend is vóór het tijdstip van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
- 2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.25 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.26 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.27 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)
Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
1.28 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat zowel qua afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.29 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.30 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.31 bouwlaag
de begane grond of een verdieping van een gebouw; een onderhuis, een geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen parkeerlaag, zolderverdieping, vliering of kapverdieping worden hier niet onder begrepen;
1.32 bouwmarkt
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt winkelvloeroppervlak, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf-producten uit voorraad aan zowel vakman als particulier op basis van zelfbediening wordt aangeboden;
1.33 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.34 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.35 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegestaan;
1.36 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.37 consumentgebonden dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten alsmede aan detailhandel verwante bedrijfsfuncties voor de zakelijke dienstverlening ter plaatse aan particulieren zoals een kapsalon, schoonheidssalon, wasserette, videotheek, reisbureau;
1.38 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden - waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop - het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inbegrepen het daarbij behorend en daaraan ondergeschikt verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse;
detailhandel in ABC-goederen
detailhandel in transportartikelen zoals auto's, boten, caravans, campers, aanhangwagens en paardentrailers, detailhandel in autoaccessoires en -materialen.
detailhandel in tuin- en/of dierbenodigdheden
detailhandel in de vorm van een tuincentrum en/of verkoop van kleine huisdieren, dierenverblijven, verzorgingsmiddelen, accessoires en diervoeders.
detailhandel in woninginrichting en -stoffering
detailhandel in meubels en artikelen ten behoeve van de inrichting van woningen, waaronder begrepen keukens, badkamers, sanitair, wand- en vloerbekleding, tegels, zonwering en rolluiken en met daaraan ondergeschikt, daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.
detailhandel in wit- en bruingoed
detailhandel in elektrische huishoudelijke apparatuur en consumentenelektronica en met daaraan ondergeschikt, daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.
1.39 dienstverlening
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;
1.40 dierenasiel
een maatschappelijke instelling waarbinnen al dan niet op bedrijfsmatige basis tijdelijke huisvesting aan zwerfdieren en gewonde dieren wordt geboden;
1.41 ecologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden op het gebied van flora, fauna en hun leefmilieu, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen in onderlinge samenhang;
1.42 extensieve dagrecreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;
1.43 erker
een ondergeschikte toevoeging in de vorm van een op de begane grond en buiten de gevel van een hoofdgebouw uitgebouwd gedeelte van een ruimte, meestal uitgevoerd in glas, metselwerk en/of hout;
1.44 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt;
1.45 gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.46 geluidsgevoelig gebouw
een gebouw dat dient ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.47 geluidhinderlijke inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 derde lid van het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken als bedoeld in artikel 41 derde lid van de Wet geluidhinder (zgn. grote lawaaimakers);
1.48 geschakelde woning
woning waarvan het hoofdgebouw door middel van een aan- of uitbouw verbonden is met een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
1.49 groenvoorzieningen
voorzieningen in de vorm van de aanplant van struiken en heesters, plantsoenen, parken, etcetera;
1.50 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.51 halfvrijstaande woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee via de hoofdgebouwen verbonden woningen;
1.52 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.53 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals een café, restaurant, hotel, pension en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;
1.54 horeca I
een bedrijf dat zich uitsluitend of in overwegende mate richt op het verstrekken van consumpties al dan niet voor gebruik ter plaatse en dat een winkelondersteunende functie heeft, hieronder worden in elk geval begrepen een automatiek/afhaalservice alsmede een restaurant, cafetaria, lunchroom en snackbar met een daarbij behorende en daaraan ondergeschikte afhaalservice;
1.55 horeca II
een bedrijf dat zich uitsluitend of in overwegende mate richt op het bieden van gelegenheid voor spel, dans, vermaak en ontmoeting in combinatie met het verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse, met uitzondering van een speelautomatenhal. Hieronder worden in elk geval begrepen een café, discotheek, nachtclub, bioscoop, zalencentrum, kegelbaan;
1.56 kantoor
een bedrijf gericht op het verlenen van zakelijke diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, adviesbureaus, belasting-, assurantie-, advocaten-, notaris- en makelaarskantoren;
1.57 kap
afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°;
1.58 kringloopwinkel
instelling gericht op het inzamelen en eventueel herstellen van herbruikbare goederen teneinde deze bedrijfsmatig te koop aan te bieden en te verkopen;
1.59 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.60 leisure
alle vormen van commerciele vrijetijdsbesteding in speciaal of mede daarvoor ontwikkelde accommodaties zoals beurzen, tentoonstellingen, sport en recreatie alsmede attracties, waarbij ondergeschikte en ondersteunende horeca en detailhandel zijn toegestaan.
In het kader van dit bestemmingsplan worden onder leisure niet verstaan casino's, speelautomatenhallen kansspelen, sauna's en detailhandel;
1.61 maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, dienstverlening van overheidswege, godsdienstuitoefening, verenigingsleven, onderwijs, volksgezondheid, sport en cultuur;
1.62 nevenassortiment
artikelen die niet direct tot het specifieke assortiment van de ter plaatse toegestane hoofdbranche van detailhandel behoren;
1.63 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil;
1.64 patiowoning
woning met open binnenplaats, tenminste aan drie zijden met gebouwen omsloten;
1.65 peil
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan de hoofdtoegang aansluitende afgewerkte terrein;
1.66 perifere detailhandel
detailhandel in goederen die vanwege aard, omvang (volumineus), benodigde oppervlakte voor uitstalling, verkeersaantrekkende werking en/of intensieve belevering niet dan wel moeilijk inpasbaar zijn in reguliere winkelconcentraties, waaronder in het kader van dit bestemmingsplan limitatief begrepen detailhandel in ABC-goederen, woninginrichting en -stoffering, wit- en bruingoed, tuin- en dierbenodigdheden en bouwmarkten;
1.67 plaatsgebonden risico
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken;
1.68 PR 10-6/ jaar contour (plaatsgebonden risicocontour)
een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken;
1.69 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.70 Regeling provinciale risicokaart
Regeling van 1-1-2010 houdende regels over risico's met betrekking tot categorieën rampen, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
1.71 Registratiebesluit Externe veiligheid
Besluit van 28-11-2006 houdende regels over registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
1.72 risicovolle inrichting
- 1. inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
- 2. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart of onder het Registratiebesluit Externe Veiligheid;
1.73 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.74 serviceshop
een gebouw, of een gedeelte van een gebouw bij een bezinestation waar behalve autogerelateerde artikelen bij wijze van serviceverlening ook artikelen zoals lectuur, dranken, ijs, en daarmee vergelijkbare versnaperingen en artikelen worden verkocht;
1.75 sociale werkvoorziening
een werkvoorziening die mensen met een arbeidshandicap of afstand tot de arbeidsmarkt een passende werkplek biedt in een zo regulier mogelijke, aan de arbeidshandicap aangepaste, werkomgeving;
1.76 staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.77 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.78 straatmeubilair
alle zodanige gebouwde bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, verkeersborden, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;
1.79 tuincentrum
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt winkelvloeroppervlak, waar een breed aanbod aan artikelen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, waaronder niet limitatief begrepen planten, bloemen, tuingereedschappen, dierverzorgingsartikelen, tuinmeubelen en sfeerartikelen voor in en om huis, hoofdzakelijk aan particulieren worden aangeboden;
1.80 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.81 uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.82 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw welke door gevelindeling als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;
1.83 voorgevellijn
een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.84 vrijstaande woning
woning, welke niet door het hoofdgebouw noch middels een aanbouw met een andere woning of ander gebouw verbonden is;
1.85 Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
1.86 winkelvloeroppervlak
het totale oppervlak van de bouwlagen van een detailhandelsvestiging c.q. winkel dat in gebruik is voor de uitstalling en verkoop van goederen, met inbegip van etalages, vitrines, ontvangstruimten en tochtsluizen, paskamers en ruimten voor winkelwagens, kassa- en afrekenruimten en dergelijke, maar exclusief niet voor bezoekers toegankelijke ruimten als magazijnen, kantoren en dergelijke;
1.87 woning
een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.88 wonen
het bewonen van een woning of als zodanig bestemd gebouw binnen de bestemming wonen;
1.89 woningtype
het type woning, zoals vrijstaande woningen, aaneengesloten woningen, halfvrijstaande woningen, geschakelde woningen, appartementen en patiowoningen;
1.90 woonwagen
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de breedte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dan wel de harten van de scheidsmuren;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de hoogte van een bouwlaag:
tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen bouwlagen;
2.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.7 de horizontale diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een hoofdgebouw;
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 de verticale diepte van een bouwwerk:
van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergrond gelegen (deel van het) gebouw;
2.11 Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Gasdrukmeet- En Regelstation
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een gasdrukmeet- en regelstation, met de bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, water, waterlopen met bijbehorende beschermingszone, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor een zendmast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie',
met de bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, water, waterlopen met bijbehorende beschermingszone, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven van milieucategorieën 2 tot en met 3.2, zoals opgenomen in de als Bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - categorie 2 tot en met 3.2';
- b. bedrijven van milieucategorieën 3.1 tot en met 4.2, zoals opgenomen in de als Bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - categorie 3.1 tot en met 4.2';
- c. tevens bedrijven van milieucategorieën 4.1 en 4.2, zoals opgenomen in de als Bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - categorie 4.1 en 4.2';
- d. tevens bedrijven van milieucategorieën 5.1 tot en met 5.3, zoals opgenomen in de als Bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - categorie 5.1 tot en met 5.3';
- e. geluidhinderlijke inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan binnen de milieucategorieën 4 en 5;
- f. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met e zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' geen geluidhinderlijke inrichtingen toegestaan;
- g. risicovolle inrichtingen waarvan de PR 10-6/jaar contour binnen de inrichtingsgrens dan wel de bestemming Groen, Water, Verkeer is gesitueerd;
- h. tevens bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- i. tevens perifere detailhandel, waaronder limitatief wordt begrepen detailhandel in ABC-goederen, woninginrichting en -stoffering, wit- en bruingoed, tuin- en dierbenodigdheden en bouwmarkten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
- j. tevens detailhandel in ABC-goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - ABC-goederen';
- k. tevens één horecavestiging van categorie horeca I, met een maximum bruto bedrijfsvloeroppervlak van 200 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- l. tevens detailhandel in automaterialen en -onderdelen, anders dan als ondergeschikte activiteit als toegestaan bij detailhandel in ABC-goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - automaterialen en -onderdelen';
- m. tevens detailhandel in auto's, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - auto's';
- n. tevens detailhandel in scooters, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - scooters';
- o. tevens detailhandel in meubels en woninginrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - meubels en woninginrichting';
- p. tevens detailhandel in keukens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - keukens';
- q. tevens een dierenasiel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenasiel';
- r. tevens detailhandel als nevenactiviteit van groothandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - nevenactiviteit van groothandel';
- s. tevens zelfstandige kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- t. tevens een kantoor behorende bij het bedrijf aan de Zuiddijk 4, 10 en 12, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor – onzelfstandig kantoor';
- u. tevens onderschikte consumentgebonden dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - consumentgebonden dienstverlening';
- v. tevens bedrijven gericht op cultuur en ontspanning, sport en recreatie (leisure) met daarbij behorende ondergeschikte, ondersteunende horeca en detailhandel en parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - leisure'
- w. tevens maatschappelijke voorzieningen in de vorm van huisvesting met maatschappelijke grondslag, een centrum voor werk en inkomen en/of sociale werkvoorziening en/of reïntegratie- of bemiddelingsbedrijf en/of overige activiteiten zoals productie, dienstverlening en/of opleidingen, voor zover gerelateerd aan de functies van sociale werkvoorziening en/of reïntegratie- of bemiddelingsbedrijf, bestaande sociale restaurants en ondergeschikte, ondersteunende horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
- x. tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen uitgezonderd lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- y. tevens een kringloopwinkel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kringloopwinkel';
- z. tevens de opslag van consumentenvuurwerk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkopslag';
- aa. tevens afhaalpunten webwinkels;
- ab. tevens een technische op praktijkgerichte vakopleiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – vakopleiding';
- ac. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;
- ad. ontsluitings- en toegangswegen, fiets- en voetpaden en straatmeubiliair;
- ae. water, waterlopen met bijbehorende beschermingszone, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen, met dien verstande dat:
- 1. verharding ten behoeve van ruimte voor het laden en lossen aanwezig moet zijn binnen het bouwvlak;
- 2. opslag buiten uitsluitend mag plaatsvinden binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 5.2.1 onder b. ten behoeve van een bouwhoogte van maximaal 20 m, voor gebouwen aan weerszijden van de Churchilllaan, Lage Dijk, Engelseweg, Vossenbeemd dan wel Varenschut;
- b. artikel 5.2.1 onder c. ten behoeve van een verhoging van het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' toegestane maximum bebouwingspercentage, tot maximaal 80%;
- c. artikel 5.2.1 onder d. ten behoeve van het bouwen tot in één van de zijdelingse perceelsgrenzen dan wel in de achterperceelsgrens,
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. het stedenbouwkundige beeld wordt niet onevenredig aangetast;
- 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
- 3. de verkeersveiligheid en de brandveiligheid alsmede de brandbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd;
- 4. laad- en losmogelijkheden op eigen terrein zijn voldoende gewaarborgd;
- 5. op eigen terrein dan wel op gemeenschappelijk terrein blijft voldoende ruimte aanwezig om te parkeren.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- b. geluidswerende voorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'weg' bestaande wegen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie' ten behoeve van waterstaatkundige werken waaronder een deurwerkplaats en aanlegplaats voor schepen;
- e. water, waterlopen met bijbehorende beschermingszone, wateropvang- en infiltratievoorzieningen
- f. leemberging;
- g. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Recreatie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een volkstuincomplex, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'; met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, sanitaire voorzieningen, groenvoorzieningen, speeltoestellen en speelvoorzieningen, water, waterlopen met bijbehorende beschermingszone, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Sport
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'schietbaan', een schietbaan
- c. sportaccommodaties zoals kleedruimte en kantine, uitsluitend ten dienste van en ondergeschikt aan de sportactiviteiten;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, water, waterlopen met bijbehorende beschermingszone, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
- a. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. detailhandel of groothandel;
- c. horeca, behoudens de beperkte verkoop van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken in het kader van en ondergeschikt aan het functioneren van de betreffende sportvoorziening.
- d. tribunes.
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, voet- en fietspaden, met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- b. parkeer-, en groenvoorzieningen, straatmeubiliair en afvalverzamelvoorzieningen;
- c. bruggen, viaducten, tunnels en trappen;
- d. spoorwegen en spoorwegvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg';
- e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. water, waterlopen met bijbehorende beschermingszone, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
- h. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water, waterlopen met bijbehorende beschermingszone en vaarwegen ten dienste van de scheepvaart;
- b. wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
- c. een haven;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'weg' bestaande wegen;
- e. oevers en bermen;
- f. een bergbezinkbassin;
- g. extensieve dagrecreatie;
- h. waterstaatkundige werken;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder dammen, dijken, stuwen, bruggen, duikers, steigers en kademuren.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, waterlopen met bijbehorende beschermingszone, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.2 d onder 1 en 2 voor het bouwen in de zijdelingse perceelsgrens, mits:
- a. belangen van derden niet onevenredig worden aangetast;
- b. de verkeersveiligheid niet in het geding komt;
- c. er geen eigen parkeerplaats op eigen erf verloren gaat;
- d. er vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaren bestaan.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Leiding - Gas
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:
- a. de bescherming, aanleg en/of instandhouding van ondergrondse gastransportleidingen;
- b. het beheer en onderhoud van de leiding;
- c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.
12.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd bouwwerken tot een maximum bouwhoogte van 3 m ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de ondergrondse gastransportleiding.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, indien de veiligheid van de leidingen hierdoor niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten. Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de betreffende beheerder.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van bepalilngen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 13 Leiding - Hoogspanning
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:
- a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse hoogspanningsverbindingen;
- b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
- c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de verbinding.
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximale hoogte van 3 m ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de hoogspanningsverbinding;
- b. ondergrondse hoogspanningsverbindingen;
- c. op of in de in dit artikel bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
- d. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsleiding;
- b. vooraf positief schriftelijk advies is verkregen van de betreffende netbeheerder.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 14 Leiding - Hoogspanningsverbinding
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:
- a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van bovengrondse hoogspanningsverbindingen;
- b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
- c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de verbinding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximale hoogte van 3 m ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de hoogspanningsverbinding;
- b. bovengrondse hoogspanningsverbindingen met een maximale bouwhoogte van 45 m;
- c. op of in de in dit artikel bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
- d. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsleiding;
- b. vooraf positief schriftelijk advies is verkregen van de betreffende netbeheerder.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 15 Leiding - Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse waterleiding;
- b. het beheer en onderhoud van de leiding;
- c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de verbinding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden de volgende bepalingen;
- a. er mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd;
- b. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, indien de belangen van de leidingen hierdoor niet onevenredig worden geschaad en vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 16 Waarde - Archeologie Middelhoog
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden verwachte middelhoge archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.1 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in artikel 16.1 genoemde doeleinden of van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, zulks ter beoordeling door de archeoloog, mits:
- a. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
- b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
- c. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
16.6 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 17 Waarde - Ecologie
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de ontwikkeling van ecologische waarden en de aanleg en instandhouding van een natte en/of droge ecologische verbindingszone.
17.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald mag op deze gronden niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming met een maximale hoogte van 3 m.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 18 Waterstaat - Beschermingszone
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren overeenkomstig de Keur van het Waterschap Aa en Maas.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van dijken en kaden met een waterkerende functie.
19.2 Bouwregels
Op en in de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor bescherming, beheer en onderhoud van de waterkering.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, mits:
- a. hiertegen uit hoofde van de waterkerende functie geen bezwaar bestaat;
- b. vooraf positief schriftelijk advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene Bouwregels
- a. Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen, een bouwwerk of een complex van bouwwerken op te richten/bouwen, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.
- b. Voor het uitvoeren van ondergrondse bouwwerken, geen gebouw zijnde alsmede ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, gelden, uitgezonderd het bepaalde in de artikelen 9.3, 12.4, 13.4, 15.4, 16.4 en 17.3 van dit plan, geen nadere beperkingen.
- c. Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- 1. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, uitgezonderd de zichtbare delen van de ondergrondse gebouwen;
- 2. de verticale diepte mag ten hoogste 3 m bedragen.
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
22.1 Algemeen
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
22.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerkenvoor en/of als:
- a. stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. stort- en/of opslagplaats van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, waaronder begrepen consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk alsmede detailhandel in consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk, uitgezonderd de opslag van consumentenvuurwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkopslag';
- d. het beoefenen van de modelvliegtuigsport alsmede voor het racen of crossen al dan niet in wedstrijdverband met motorvoertuigen, motoren, bromfietsen, scooters en fietsen;
- e. militaire oefeningen, uitgezonderd marsoefeningen waarbij geen motorvoertuigen worden gebruikt;
- f. volkstuinen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
- g. een seksinrichting, dan wel ten behoeve van prostitutie;
- h. een coffeeshop;
- i. een amusementshal voor speel- en gokautomaten;
- j. een kienhal;
- k. een casino.
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
23.1 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van deze maten, met uitzondering van de oppervlaktematen als genoemd in artikel 5.4.2;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
23.2 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad en;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
24.1 Wijzigen van het plan
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad en;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
25.1 geluidzone - industrie
25.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
25.3 milieuzone - boringsvrije zone
25.4 veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation
25.5 vrijwaringszone - vaarweg
Artikel 26 Overige Regels
26.1 Parkeren
26.2 Waterberging
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
27.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
- a. Onder bestaand gebruik als bedoeld in artikel 27.2 sub a wordt voor wat betreft het met dit plan strijdige gebruik van het perceel(sgedeelte) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' uitsluitend verstaan het gebruik van het terrein voor wonen door bestaande gebruikers.
- b. Met betrekking tot de bewoning als bedoeld onder a wordt als bestaande gebruiker aangemerkt het gezinshoofd en diens partner die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Helmond staan ingeschreven en daar woonachtig zijn.
- c. De bestaande gebruiker wordt het recht toegekend om de als woonwagenstandplaats in gebruik zijnde gronden als zodanig in gebruik te houden, waarop ten hoogste 1 woonwagen geplaatst mag zijn.
- d. Het persoonsgebonden overgangsrecht als bedoeld onder a eindigt zodra:
- 1. de betreffende persoon verhuist;
- 2. de betreffende persoon komt te overlijden;
- 3. de betreffende persoon de bestaande woonwagen van de standplaats verwijdert, tenzij het een vervanging van de bestaande woonwagen betreft.
Artikel 28 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Hoogeind I'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
In het kader van de actualisering van oude bestemmingsplannen is het bestemmingsplan 'Hoogeind', dat geldt voor de industrieterreinen Hoogeind en De Weijer, ter hand genomen. Deze herziening wordt gemaakt ten behoeve van een goed ruimtelijk beheer van dit bedrijventerrein waarbij de bestaande situatie (feitelijk en planologisch) en de consequenties van de (deels uitgevoerde) revitalisering van het bedrijventerrein opnieuw juridisch worden vastgelegd op basis van de huidige wet- en regelgeving.
Daarnaast dienen er verschillende zaken te worden gerepareerd. Tegen het goedkeuringsbesluit dat Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant heeft afgegeven voor het geldende bestemmingsplan is beroep ingesteld bij de Raad van State. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 februari 2011 uitspraak gedaan. De Afdeling heeft in haar uitspraak het goedkeuringsbesluit vernietigd met betrekking tot de plandelen met bestemming 'Bedrijventerrein', met als nadere aanduidingen 'pdvII: Gebied perifere detailhandel toegestaan' én 'Afwijkende perifere detailhandel', zie ook art. 3.2 en 4 van de regels. Om welke plandelen het gaat is in rood aangegeven in onderstaande kaartuitsnede.
Uitsnede bestemmingsplan 'Hoogeind' na uitspraak Afdeling – Oostzijde Lage Dijk
Het doel van dit nieuwe bestemmingsplan is in de eerste plaats het creëren van een actueel planologisch-juridisch kader. Dit wordt gerealiseerd door middel van het verwerken van tussentijds verleende vergunningen en actueel beleid, waarvan het Detailhandelsbeleid uit 2023 een belangrijk onderdeel uitmaakt. In het kader van dit beleid worden de brancheringsregels voor de reeds bestaande perifere detailhandelsvestigingen (hierna pdv) aan o.a. de Engelseweg verruimd. Daarnaast is de geluidszone geactualiseerd en worden er reparaties doorgevoerd naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State. De wijzigingen worden nader toegelicht in paragraaf 1.4.
Een actueel bestemmingsplan biedt meer rechtszekerheid en rechtsgelijkheid aan de ondernemers op Hoogeind. Daarnaast is handhaving en bouwplantoetsing met een actueel bestemmingsplan beter mogelijk. Het bestemmingsplan is gebaseerd op de huidige situatie en sluit aan bij de andere bestemmingsplanregelingen binnen de gemeente Helmond. Het opstellen van het plan is uitdrukkelijk niet ingegeven door plannen voor actieve grootschalige (her)ontwikkeling, maar is voornamelijk gemaakt ten behoeve van een goed ruimtelijk beheer van dit stadsdeel. Wel zijn er, voor zover van toepassing, consequenties van de (deels) uitgevoerde revitalisering doorgevoerd in dit bestemmingsplan.
1.2 Situering Plangebied
Het plangebied bestaat uit de aaneengesloten bedrijventerreinen Hoogeind en De Weijer en maakt deel uit van het zuidelijk deel van Helmond. Het ligt ingeklemd tussen de spoorlijn Eindhoven-Venlo in het noorden, het oude kanaal in het westen en de kanaalomlegging in het oosten. De zuidgrens kent een grilliger verloop en volgt achtereenvolgens de Keersluisweg, de Aa, de Nieuwe Aa en de Rochadeweg. De Keersluisweg en de Rochadeweg behoren tot het plangebied van dit bestemmingsplan. Het gebied kent grofweg een driehoekige vorm, maar bij een exacte begrenzing zijn toch vier zijdes te onderscheiden.
Globale ligging van het plangebied in Helmond
1.3 Geldende Plannen
Sinds de ontwikkeling in de jaren '50 van de vorige eeuw zijn Hoogeind en later De Weijer telkens stapsgewijs uitgebreid. Dit leidde tot een versnippering van het planologisch kader in de vorm van kleine bestemmingsplannen. Tijdens de vorige bestemmingsplanherziening in 2008 zijn er veel kleinere plannen opgenomen in het nu geldende bestemmingsplan 'Hoogeind' om meer overzichtelijkheid en doelmatigheid in de bouwplantoetsing te creëren.
In dit nieuwe plan zijn twee andere plannen opgenomen: 'Omgeving Rooseindsestraat - Engelseweg' en 'Industrieplan Zuid 1960'. Beide betreffen kleine postzegelplannen in de noordrand van het plangebied langs de Engelseweg. Voor het gebied tussen de Beemdweg en het kanaal is in 2014 een separaat bestemmingsplan vastgesteld, 'Hoogeind - Beemdweg'. In dit bestemmingsplan wordt laatstgenoemd plan buiten beschouwing gelaten.
Dit bestemmingsplan vervangt de volgende bestemmingsplannen:
- 'Hoogeind', vastgesteld door de raad op 7 oktober 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 19 mei 2009, vervolgens volgde er een uitspraak van de Raad van State op 9 februari 2011 en trad het plan deels in werking en werd het onherroepelijk vanaf 9 februari 2011;
- 'Omgeving Rooseindsestraat – Engelseweg', vastgesteld door de raad op 20 november 1990, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 1 juli 1991, in werking en onherroepelijk vanaf 25 augustus 1991;
- 'Industrieplan Zuid 1960', vastgesteld door de raad op 9 november 1960, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 13 december 1961 en onherroepelijk en in werking vanaf 13 december 1961;
Het plangebied van Hoogeind met geel omlijnd de plannen 'Omgeving Rooseindsestraat - Engelseweg' (noord) en 'Industrieplan Zuid 1960' (zuid) die worden opgenomen in dit bestemmingsplan. Rood omlijnd is het plangebied van bestemmingsplan 'Hoogeind - Beemdweg' weergegeven, dit plan valt niet binnen deze bestemmingsplanherziening.
1.4 Wijziging Ten Opzichte Van Het Geldende Plan
Zoals reeds beschreven in paragraaf 1.1 zijn er, naast het doel tot actualiseren van het geldende bestemmingsplan, nog twee doelen, namelijk:
- het alsnog voorzien in een actueel bestemmingsplan voor die gronden aan de Engelseweg waarvoor het bestemmingsplan 'Hoogeind' is vernietigd door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State;
- het verruimen van brancheringsregels voor de reeds bestaande pdv-vestigingen, conform het actuele detailhandelsbeleid.
1.4.1 Reparatie
Met onderhavig bestemmingsplan krijgen de betreffende gronden alsnog de bestemming 'Bedrijventerrein', zoals oorspronkelijk ook beoogd met de vaststelling van bestemmingsplan 'Hoogeind'. Daarmee wordt de vestiging van bedrijven van milieucategorie 2 en 3 toegestaan. Daarnaast wordt, zoals eveneens reeds beoogd met de vaststelling van het geldende bestemmingsplan 'Hoogeind', perifere detailhandel toegestaan. Anders dan de regeling zoals die is opgenomen in bestemmingsplan 'Hoogeind' worden ruimere brancheringsregels gehanteerd, waarop hierna wordt ingegaan.
1.4.2 Detailhandelsbeleid
In de nota 'Detailhandelsbeleid gemeente Helmond 2023-2030', die op 24 januari 2023 is vastgesteld door het college, is opgenomen dat de Engelseweg dé locatie blijft waar grootschalige winkels met volumineuze artikelen zich kunnen vestigen, mits het gaat om producten behorend tot de categorie perifere detailhandel. Het streven is de sterke positie van het pdv-cluster Engelseweg en omgeving voor de inwoners van Helmond te behouden en verder te versterken voor de inwoners van omliggende gemeenten uit de Peel-regio. Om deze ambitie te realiseren is een aantal beleidskeuzes gemaakt in de nota, waaronder een verruiming van de toegestane branches op deze locatie.
Uitgangspunt blijft dat het moet gaan om winkels die vanwege de aard en/of omvang van het assortiment (volumineus), benodigde oppervlakte voor uitstalling, verkeersaantrekkende werking en/of intensieve belevering niet, dan wel moeilijk inpasbaar zijn in reguliere winkelconcentraties, waaronder in het kader van dit bestemmingsplan limitatief begrepen detailhandel in ABC-goederen, woninginrichting en -stoffering, doe-het-zelf, bruin- en witgoed en tuincentra. Het bruto bedrijfsvloeroppervlak dient per vestiging minimaal 1.000 m2 te bedragen.
De toegestane oppervlakte aan perifere detailhandel neemt met dit bestemmingsplan per saldo niet toe. Voor alle gronden waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, geldt dat reeds een bepaalde vorm van perifere detailhandel is toegestaan. Slechts het aantal toegestane branches wordt verruimd. Ook ten aanzien van de bouwmogelijkheden wordt geen verruiming toegestaan, behoudens kleine wijzigingen vanwege een uniformering c.q. standaardisering van bouwregels in bestemmingsplannen voor Helmond.
1.4.3 Verleende vergunningen
Sinds de vaststelling van het geldende bestemmingsplan 'Hoogeind' in 2008 zijn de nu volgende omgevingsvergunningen verleend. Deze zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.
Adres | Jaar | Strekking |
1e Indumaweg | 2019 | Toestaan detailhandel in auto's |
Binnendijk 3, 3A, 3B, 3C, 5A, 5B, 5C, 5D, 5F, 7, 9, 9A, 13, 15, Lage Dijk 6A, 6B, 6C, 8, 10, 10A, 12, 14, 18, 18A, 20, 20A, 20A1 (Binnendijk 9B en 11), 20B, 20C, 22, Middendijk 7 en 9 | 2016 | Toevoegen mogelijkheid van consumentgebonden dienstverlening aan de Lage Dijk-zijde. Verder heeft de locatie de status bedrijfsverzamelgebouw gekregen. |
Churchillaan 103 | 2010 | Huisvesting maximaal 9 personen met maatschappelijke grondslag (justitiabelen) in vml. dienstwoning. |
Duizeldonksestraat 18 | 2015 | Toestaan detailhandel in meubels en woninginrichting en specifiek panddeel bgg en verdieping. |
Engelseweg 127-127A | 2017 | Vestigen sociale werkplaats, sociaal restaurant max. 175m2 bedrijfsvloeroppervlak en sociale supermarkt max. 120m2 vvo / max. 200m2 bedrijfsvloeroppervlak ten dienste van een maatschappelijke instelling. Restaurant en winkel zijn alleen bedoeld voor en gerund door cliënten en personeel van de maatschappelijke instelling. |
Engelseweg 181 | 2015 | Toestaan detailhandel in meubels en woninginrichting. |
Engelseweg 218 | 2007 | Toestaan detailhandel in tapijten |
Engelseweg 220 | 2004 | Oprichten winkel |
Engelseweg 220A | 2004 | Oprichten winkel |
Engelseweg 222 | 2006 | Toestaan detailhandel in slaapbenodigdheden |
Engelseweg 224-226 | Div | Toestaan detailhandel in volumineuze bouwmaterialen met beperkt nevenassortiment van kleine en lichte artikelen die in rechtstreeks functioneel verband staan tot de volumineuze artikelen |
Engelseweg 227 | 2005 | Verbouwen winkel |
Engelseweg 230 | 1996 | Toestaan detailhandel in gordijnen |
Engelseweg 231 | 2012 | Toestaan detailhandel in tweedehands kwaliteitsgoederen |
Engelseweg 232 | 2012 | Wijziging gebruik – detailhandel t.b.v. keukenvakhandel |
Engelseweg 232A | 2012 | Wijziging gebruik – detailhandel t.b.v. verfvakhandel |
Engelseweg 234 | div | Toestaan detailhandel in volumineuze bouwmaterialen met beperkt nevenassortiment van kleine en lichte artikelen die in rechtsreeks functioneel verband staan tot de volumineuze artikelen (max 30% winkelvloeroppervlak t.b.v. nevenassortiment) |
Montgomeryplein 6 | 2012 | Toestaan sociaal restaurant max. 1200 m2 bedrijfsvloeroppervlak, onderdeel van en ondergeschikt aan de ter plaatse gevestigde maatschappelijke instelling. Restaurant is alleen bedoeld voor en wordt gerund door cliënten en personeel van de maatschappelijke instelling |
Nieuwe industrieweg / Montgomerystraat | 2014 | Vestigen leisurecomplex met inpandige parkeergarage |
Zuiddijk 23 | 2016 | Vestigen solitair kantoorgebouw, gekoppeld aan bedrijfsgronden overzijde straat - Zuiddijk 4-12 (Xycarb Ceramics). |
1.4.4 Overige wijzigingen
Naast de voorgaande wijzigingen is er tevens nog sprake van het volgende:
- De voormalige schietbaan van de politie aan de Lage Dijk is niet meer als zodanig in gebruik. Hier zit nu een amateurschietvereniging. De betreffende gronden krijgen de bestemming 'Sport', waarbij het gebruik als schietbaan wordt toegestaan middels de aanduiding 'schietbaan'.
- Aan de Vlierdensedijk was een kermis- en circusoverwinteringsterrein gelegen maar ook dit heeft zijn functie verloren. Deze gronden worden bestemd als 'Bedrijventerrein', zonder de aanduiding kermis- en circusoverwinteringsterrein. De huidige bewoning van woonwagens op uitsluitend het voormalige kermisoverwinteringsterrein wordt toegestaan op grond van persoonsgebonden overgangsrecht.
- De bestaande woningen aan de Rooseindsestraat 112-114-116, die onder het overgangsrecht vielen, krijgen de bestemming Wonen.
1.5 Leeswijzer
In Hoofdstuk 1 zijn de aanleiding en het doel van dit bestemmingsplan, de situering van het plangebied, de geldende bestemmingsplannen en de wijzigingen omschreven. Hoofdstuk 2 geeft een ruimtelijke en functionele beschrijving van het plangebied waarbij wordt ingegaan op de ligging in groter verband, de ontwikkeling en de structuur van en de functies binnen het plangebied. In Hoofdstuk 3 staat het planologische beleidskader, waarin aandacht uitgaat naar het ruimtelijk ordeningsbeleid op rijksniveau, provinciaal niveau en gemeentelijk niveau. In Hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten beschreven met o.a. geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, milieuzonering, water, flora en fauna, archeologie en cultuurhistorie.
In Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de haalbaarheid van het bestemmingsplan. De juridische opzet van het plan, waaronder de juridische methodiek en een toelichting op de bestemmingen, wordt in Hoofdstuk 6 beschreven. In Hoofdstuk 7 wordt ten slotte ingegaan op de procedure van het bestemmingsplantraject en wordt verslag gedaan van het wettelijk vooroverleg en van zienswijzen in het kader van de wettelijke terinzagelegging.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijke En Functionele Beschrijving Plangebied
2.1 Ligging In Groter Verband
Het plangebied bevat de bedrijventerreinen Hoogeind en De Weijer. Tezamen vormen zij het grootste aaneengesloten bedrijventerrein van Helmond, waardoor ze ook de belangrijkste gebieden zijn voor de werkgelegenheid binnen de gemeente. Gemakshalve wordt het plangebied in dit bestemmingsplan overal Hoogeind genoemd.
Het plangebied ligt in het zuidelijk deel van het stedelijk gebied van Helmond en wordt vrijwel geheel omsloten door grootschalige infrastructuur (spoorweg, wegen en kanalen). Hierdoor zijn de afstanden tot de woongebieden relatief groot. Hoewel het gebied door de grootschalige infrastructuur ruimtelijk sterk gescheiden ligt van de stad, is het via doorgaande weginfrastructuur verweven met de stad en de regio.
Het plangebied ten opzichte van Helmond en haar directe omgeving
2.2 Historische Ontwikkeling
Het bedrijventerrein is ontstaan als logische uitbreiding van de bestaande bedrijvigheid, die gesitueerd was aan de Zuid-Willemsvaart (voor 1940). Op de navolgende afbeelding wordt deze ontwikkeling weergegeven. Vlak na WO II vond de eerste min of meer planmatige uitbreiding plaats in het gebied tussen de Hoogeindsestraat en de Kanaaldijk ZO (het voormalige Hatéma terrein). Met de aanleg van de Annawijk, als woongebied voor de arbeiders bij Hatéma, is ook de woonfunctie ten zuiden van het spoor geïntroduceerd.
Eind jaren '50 van de vorige eeuw is een begin gemaakt met het aanleggen van een nieuwe ontsluitingsstructuur ten zuiden van het spoor. In het verlengde van de Burgemeester van Houtlaan is destijds de Churchilllaan aangelegd, die via de Engelseweg een verbinding vormt naar de Kanaaldijk. Hierdoor breidt het bedrijventerrein zich langzaam uit naar het oosten. Rond de jaren '60 van de vorige eeuw worden zowel de Churchilllaan als de Engelseweg verder doorgetrokken en wordt de Lage Dijk verder verbreed. In combinatie met de aanleg van Industriehaven heeft dit tot gevolg dat er een eerste planmatige aanleg plaatsvindt van het industriegebied Hoogeind, dat zich nu ook langzaam naar het zuiden begint uit te breiden.
De historische ontwikkeling van het plangebied
In de jaren '70 van de vorige eeuw wordt deze ontwikkeling doorgezet en wordt Hoogeind uitgebreid met de gebieden Duizeldonk en Bokhorst. In dit laatstgenoemde gebied had als gevolg van de ligging aan de route naar Brouwhuis al enige industriële ontwikkeling, zij het in zeer kleinschalige omvang, plaatsgevonden. Uiteindelijk met de aanleg van de kanaalomleiding en de ontwikkeling van het gebied De Weijer, net ten zuiden van de Nieuwe Aa, in de jaren '80 en '90 van de vorige eeuw, heeft het gebied haar huidige omvang en begrenzingen bereikt. Ontwikkeling vanaf de jaren '90 van de vorige eeuw hebben met name betrekking op inbreiding en herverkaveling binnen het bestaande gebied.
2.3 Ruimtelijke Structuur
2.3.1 Stedenbouwkundige structuur
Hoogeind heeft een introvert karakter. Aan alle zijden wordt het gebied namelijk omsloten door grootschalige infrastructuur (Deurneseweg-spoorlijn, Zuid-Willemsvaart, Kanaalomleiding). Vrijwel nergens heeft het bedrijventerrein een duidelijk gezicht naar buiten toe. Alleen het later gerealiseerde gedeelte, De Weijer heeft een representatieve uitstraling in de richting van de Rochadeweg.
Ruimtelijke structuren met een grootschalig karakter (links) en met een kleinschalig karakter (rechts), deze laatste zijn tevens onderdeel van de historische structuur binnen het plangebied
Enerzijds heeft het bedrijventerrein, als gevolg van de planmatige uitbreiding vanaf de jaren '60 van de vorige eeuw met de daarbij behorende lange en brede wegen, een grootschalig karakter. Hieronder vallen ondermeer de Engelseweg, de Lage Dijk, de Vossenbeemd en de Churchillaan. Anderzijds is het karakter op verschillende plaatsen ook heel kleinschalig als gevolg van de groei van het bedrijventerrein vanuit de overgebleven historische structuren. Dit zijn ondermeer de Rooseindsestraat, de Duizeldonksestraat, Vlierdensedijk e.o., de Zandstraat en de Kanaaldijk Z.O. Opvallend hierbij is dat deze historische overblijfselen zich met name aan de randen van het bedrijventerrein bevinden en de planmatige ontwikkeling in het midden hiervan.
Impressies van delen van Hoogeind met een grootschalig en ruim opgezet karakter. Links de Engelseweg met woonwinkels en rechts de Vossenbeemd met onder andere bedrijven gericht op de transportsector. Beide straten zijn ruim van opzet en hebben tevens een groen karakter.
Binnen het bedrijventerrein is een grote variatie aan deelgebieden te herkennen. Er zijn duidelijke deelgebieden te onderscheiden die te karakteriseren zijn aan de hand van de bebouwingsdichtheid, schaal van de bebouwing en uitstraling. Zo is het gebied rondom de industriehaven (Rietbeemd, Insteekhaven) voornamelijk als grootschalig en extensief te betitelen. Het gebied tussen de Middendijk en de Vlierdensedijk (Bokhorst) daarentegen is juist kleinschalig en zeer intensief bebouwd. De bebouwing rondom de Vossenbeemd heeft een duidelijk representatieve uitstraling. Induma-Oost heeft reeds een transformatie ondergaan in de periode 2012-2014. Voor Induma-West is vanaf 2014 gewerkt aan een revitalisering, dat heeft geleid tot een opwaardering van de openbare ruimte en parkeeroplossingen. Er is daarnaast geëxperimenteerd met 'stedelijke herverkaveling' maar dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. In combinatie met EHAD terrein, Suytkade (incl Foodtech Campus) biedt het Indumagebied ook op termijn kansen voor een stedelijk werkmilieu, maar plannen hiervoor dienen nog uitgewerkt te worden
Door deze grote diversiteit in karakters en sferen, biedt Hoogeind dan ook ontwikkelingsmogelijkheden en een grote variëteit aan bedrijvigheid.
Zowel kleine startende ondernemingen als grootschalige handels- en productiemaatschappijen kunnen binnen bedrijventerrein Hoogeind een plek vinden. Het optimaal benutten van de ruimte is vanuit het kunnen voldoen aan de ondernemersvraag en het duurzaamheidsperspectief een belangrijke opgave om dit te kunnen realiseren. Intensivering is hierbij een belangrijk item, waarbij de karakteristieken van de verschillende deelgebieden richtinggevend zijn voor de wijze waarop dit het beste kan gebeuren.
Impressies van delen van Hoogeind met een kleinschaliger karakter. Links de 1ste Tussendijk en rechts de Binnendijk. Beide straten zijn smaller van opzet en er is geen groen te vinden.
Twee zeer opvallende gebieden binnen Hoogeind zijn het gebied rond de Breedijk en het gebied tussen de Churchilllaan/Lage Dijk/Industriehaven/Engelseweg. In wezen zijn dit twee tegenpolen. Het gebied rondom de Breedijk kenmerkt zich door kleinschaligheid in combinatie met een hoge bebouwingsdichtheid. Het gebied net ten noorden van de Industriehaven kenmerkt zich juist door een zeer extensief ruimtegebruik en grootschalige bebouwing. Tijdens de planmatige uitbreiding in de jaren '60 van de vorige eeuw is hier door een aantal bedrijven veel geïnvesteerd in strategische grondaankopen. Ondanks de grote bebouwingsmogelijkheden heeft dit echter niet geleid tot een efficiënt gebruik van deze ruimte. In een later stadium heeft de gemeente zich actief bezig gehouden met verwerving en uitgifte van deze extensief of niet gebruikte gronden, om uiteindelijk te komen tot een zuiniger en meer intensief ruimtegebruik op dit deel van het bedrijventerrein. Ook is de openbare ruimte op verschillende plekken binnen dit gebied aangepakt. Dit gebeurde beide in het kader van het Masterplan Hoogeind uit 2005.
Naast intensiever bouwen is bouwhoogte ook een belangrijk thema als het gaat over efficiënt ruimtegebruik. Ook in stedenbouwkundig opzicht is dat op specifieke plekken en gebieden op het bedrijventerrein wenselijk. Hierbij gaat het dan met name om de percelen die gelegen zijn aan de hoofdontsluitingswegen, te weten de Engelseweg, Lage Dijk, Churchilllaan, Vossenbeemd en de Varenschut. Om de stedenbouwkundige structuur van het gebied extra te benadrukken is het belangrijk voor de herkenbaarheid en de continuïteit dat deze wegen een breder, ruimer en groener profiel hebben dan de overige wegen. Tevens is het dan wenselijk, dat de bebouwing die deze wegen begeleidt een grotere massa en bouwhoogte hebben, teneinde het karakter van de wegen te ondersteunen. In algemene zin is een bouwhoogte van 15 meter zeer acceptabel op een bedrijventerrein als Hoogeind. Langs de hoofdwegen is in stedenbouwkundig opzicht een bouwhoogte van maximaal 20 meter wenselijk. Een uitzondering op deze algemene regel vormen de gebieden langs de historische routes. Hier dient de bouwhoogte in relatie gebracht te worden met de kleinschaligheid, wat betekent dat hier een maximale bouwhoogte van 10 à 12 meter wenselijk is.
2.3.2 Groenstructuur
De groenstructuur binnen het plangebied is grofweg onder te verdelen in twee delen. De groenstructuren behorende bij de historisch gegroeide gebieden en de groenstructuren behorende bij de planmatig ontwikkelde gebieden. De groenstructuren in de historisch gegroeide gebieden worden gekenmerkt door boomrijen aan weerszijden van de oude routes. Doordat deze structuren zich over het algemeen langzaam maar evenwichtig hebben kunnen ontwikkelen, hebben zij een zeer robuust karakter en een kwalitatief hoogwaardige uitstraling. Hierdoor dragen zij bij aan het groene karakter van Hoogeind in het algemeen en de intieme sfeer van de kleinschalige deelgebieden in het bijzonder. Opvallend is een overgebleven bosperceel aan de Vlierdensedijk, dat in gemeentelijk eigendom is. Dit perceel maakt een parkachtige indruk en vervult een recreatieve uitloopfunctie voor het bedrijventerrein. Het perceel is ingericht en wordt actief beheerd door de gemeente.
De groenstructuren in de planmatig ontwikkelde gebieden zijn relatief jong en duidelijk hiërarchisch van opzet. De smalle erfontsluitingswegen worden begeleid door een enkele rij bomen of alleen lage bermbeplanting of grasberm. De uitstraling van deze gebieden is daardoor heel wisselend en wordt met name bepaald door het al dan niet aanwezig zijn van erfbeplanting. De hoofdontsluitingswegen worden begeleid door meervoudige boomrijen. Hierbij valt met name de Lage Dijk op, die is voorzien van een zeer brede grasberm met een laanstructuur bestaande uit minimaal vijf rijen platanen. Dit gedeelte van het bedrijventerrein heeft hierdoor een zeer hoogwaardige uitstraling. De overige hoofdontsluitingswegen, Vossenbeemd, Varenschut, Engelseweg, worden over het algemeen begeleid door vier rijen bomen, passend bij een breed profiel met vrij liggende fietspaden aan weerszijden van de weg. Een wat vreemde eend in de bijt is de Churchilllaan, die weliswaar een zelfde soort profiel heeft als de hiervoor genoemde wegen, maar echter door een zeer magere groenstructuur wordt begeleid. Slechts aan één zijde van de weg (west) is een laanstructuur aanwezig. Aan de zuidzijde van de Industriehaven bevindt zich aan de oostzijde van de weg een wat losse boomstructuur in een brede grasberm. Hierdoor krijgt dit gedeelte van de Churchilllaan toch nog enige uitstraling.
De hiervoor beschreven groenstructuren leveren een grote bijdrage aan de positieve uitstraling van het bedrijventerrein Hoogeind. Behoud, beheer en versterking van deze groenstructuren is van belang voor het behoud van het huidige niveau van de ruimtelijke kwaliteit van het bedrijventerrein. Het is dan ook niet wenselijk dat gronden die nu exclusief in gebruik zijn voor openbaar groen in de toekomst zullen worden ontwikkeld ten behoeve van bedrijvigheid, zoals in het verleden wel eens is gebeurd. Dit gaat ten koste van de kwaliteit en uitstraling van de ruimtelijke structuur. In het bestemmingsplan is dit gewaarborgd door deze gronden buiten de bedrijfsbestemming te laten.
Het groen langs het water wordt in dit bestemmingsplan beschermd middels de bestemming 'Groen'. De groene laanbeplantingen (bomenrijen en brede groenstroken) vallen binnen de bestemming 'Verkeer'. Hierbinnen zijn, voor de flexibiliteit van het gebruik van de gronden, naast verkeersfuncties, groen- en watervoorzieningen mogelijk. Gezien deze gronden in eigendom zijn van de gemeente, valt het behoud en onderhoud van deze groenstroken ook onder de verantwoordelijkheid van de gemeente.
2.3.3 Verkeersstructuur
Algemeen
Ruimtelijk gezien is de wegenstructuur van Hoogeind opgebouwd uit een drietal oost-west lopende lijnen (Engelseweg, Vossenbeemd, Achterdijk) en een drietal noord-zuid lopende lijnen Churchilllaan, Lage Dijk, Varenschut). Hierdoor ontstaat er een soort rasterstructuur dat verder is onderverdeeld door middel van kleinere verbindingsstraten en lussen. Het bedrijventerrein als totaal is hierdoor zeer helder ontsloten en ook duidelijk verankerd in de omgeving. Alleen ten noorden van de Engelseweg en in het deelgebied Bokhorst wordt van deze rasterstructuur afgeweken. Hier zorgen de historische routes voor de fijnmazige ontsluiting van het binnengebied.
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied wordt omsloten door belangrijke verkeersaders. Zo is er aan de westkant de Kanaaldijk welke zorgt voor een directe verbinding met de A67. De noordzijde van het plangebied wordt begrensd door de spoorlijn Eindhoven-Venlo. Aan de oostkant ligt de (nieuwe) Zuid-Willemsvaart en aan de zuidzijde ligt de Rochadeweg, die een verbinding maakt tussen de Kanaaldijk en de N279. In het plangebied zijn ontsluitingswegen aanwezig, die zorgen voor een goede verkeersafwikkeling van het verkeer van en naar Hoogeind maar ook een belangrijke doorgaande verbinding zijn in de verbinding van wijken onderling in Helmond. De ontsluitingswegen zijn: Churchilllaan, Engelseweg, Lage Dijk (ten noorden van Vossenbeemd), Vossenbeemd en Varenschut.
Langzaam verkeer
De langzaam verkeersstructuur volgt grotendeels de hoofdwegenstructuur. Alle ontsluitingswegen maken ook onderdeel uit van het primaire fietsnetwerk. Duurzaam Veilig eist vrij liggende fietspaden langs alle ontsluitingswegen en dit is in Hoogeind ook het geval. Hierbij vormt het dubbelzijdig fietspad van Engelseweg / Lage Dijk tot aan de brug over Zuid-Willemsvaart een belangrijke schakel naar Brouwhuis.
Openbaar vervoer
Door Hoogeind loopt een regionale busdienst welke van het station Helmond-Centrum via Asten naar Eindhoven rijdt. De buslijn maakt daarbij gebruik van de Engelseweg, Lage Dijk, Achterdijk, Varenschut. Binnen de gemeente Helmond bestaat daarnaast voor iedereen de mogelijkheid om zich met de Taxbus van deur tot deur te laten vervoeren. Dit is een vorm van collectief vraagafhankelijk vervoer.
Parkeren
In de huidige situatie vindt parkeren vrijwel overal op eigen terrein van bedrijven plaats. Dit is ook zeker nodig omdat vrachtverkeer grote hinder kan ondervinden van geparkeerde auto's op straat. Daarnaast zijn er op vele plekken parkeerhavens langs de wegen voorzien.
In met name de dichtbebouwde delen, waar straatprofielen kleiner zijn en de bebouwing dicht op elkaar staat, neemt de druk op de parkeerruimte toe. Inmiddels zijn op diverse locatie openbare stukken grond verkocht ten behoeve van parkeren bij de aanwezige bedrijven.
Indien zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, moet in de parkeerbehoefte worden voorzien door voldoende parkeerplaatsen aan te leggen op eigen terrein. Hiervoor moet worden voldaan aan de Beleidsregel Parkeernormen Helmond 2020.
Naast het parkeren dient ook het laden, lossen en manoeuvreren van (vracht-)verkeer op eigen terrein plaats te vinden. Voorkomen moet worden dat vrachtwagens vanaf de openbare weg achteruit moeten steken om op het perceel te kunnen laden en lossen. Het perceel dient zo ingericht te worden dat dit achteruitsteken vanaf openbare weg niet noodzakelijk is.
2.3.4 Beeldkwaliteit en welstand
De bebouwing van Hoogeind oriënteert zich in hoofdlijnen op de interne verkeersstructuur. De presentatiekwaliteit langs de nieuwere wegen (Vossenbeemd, Varenschut) is over het algemeen van behoorlijke kwaliteit. In de oudere delen echter is deze kwaliteit beduidend minder. Veel panden langs de Churchilllaan en de Engelseweg zouden best een facelift kunnen gebruiken. Dit zal pas gebeuren indien er vervangende nieuwbouw wordt gepleegd of een pand vanwege verandering van eigenaar en/of functie wordt verbouwd. De te hanteren beeldkwaliteit wordt geregeld via de Welstandnota.
2.4 Functionele Structuur
2.4.1 Algemeen
Bedrijventerrein Hoogeind is het grootste aaneengesloten werkgebied van Helmond, zowel qua oppervlak als aantal bedrijven en werkgelegenheid. Het hele gebied heeft een oppervlakte van zo'n 360 hectare. Dit is bijna 50% van het totale oppervlak aan bedrijventerrein in Helmond. Op 1 april 2020 waren binnen het plangebied ruim 560 bedrijven gevestigd. Dit is 5,6% % van het totale aantal in Helmond gevestigde bedrijven. Echter, in het overzicht van alle in Helmond gevestigde bedrijven zijn ook kantoren, winkels, horecabedrijven en dergelijke inbegrepen. De bedrijven op Hoogeind boden op 1 april 2020 zo'n 7050 banen.
Opvallend is dat meer dan 60% van alle bedrijven zeer klein qua omvang is (1 tot 4 werkzame personen). Qua bedrijfsactiviteiten voeren de categorieën 'Groot- en detailhandel' (43%) en 'industrie' (20%) duidelijk de boventoon.
Grootteklasse | Aantal bedrijven | Percentage |
1 werkzame persoon | 191 | 34 |
2-4 werkzame personen | 153 | 27 |
5-9 werkzame personen | 83 | 15 |
10-19 werkzame personen | 68 | 12 |
20-49 werkzame personen | 42 | 8 |
50-99 werkzame personen | 13 | 2 |
100-199 werkzame personen | 5 | 1 |
200 of meer werkzame personen | 5 | 1 |
TOTAAL | 560 | 100 |
Tabel 1 Aantal vestigingen bedrijventerrein Hoogeind naar grootteklasse per 1 april 2020
Sectie | Aantal bedrijven | Percentage |
Landbouw, bosbouw en Visserij | 1 | 0 |
Industrie | 112 | 20 |
Winning/Distr. van water/electr | 7 | 1 |
Bouwnijverheid | 60 | 11 |
Groot-/detailhandel | 240 | 43 |
Vervoer en opslag | 15 | 3 |
Logies-, maaltijd- en drankverstr | 4 | 1 |
Informatie en communicatie | 9 | 2 |
Financiële inst | 2 | 0 |
Verhuur/handel onr goed | 2 | 0 |
Adv. onderzoek/spec. dienstverl. | 54 | 10 |
Verhuur onr. goed | 25 | 4 |
Openbaar bestuur en overheid | 2 | 0 |
Onderwijs | 5 | 1 |
Gezondheids- en welzijnszorg | 6 | 1 |
Cultuur, sport en recreatie | 8 | 1 |
Overige dienstverl | 8 | 1 |
TOTAAL | 560 | 100 |
Tabel 2 Aantal vestigingen bedrijventerrein Hoogeind naar sectie per 1 april 2020
De aanwezige bedrijvigheid kan ook getypeerd worden aan de hand van de milieucategorieën van de aanwezige bedrijven. Deze categorie-indeling is ontleend aan de lijst van bedrijfsactiviteiten uit de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering”, die een overzicht bevat van de gemiddelde milieubelasting van de verschillende typen bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de woonomgeving. Binnen het plangebied komen vrijwel alle milieucategorieën voor. Er is alleen geen bedrijf uit de milieucategorie 6 aanwezig. Het merendeel van de bedrijven kan worden getypeerd als milieucategorie 2 en 3. De verschillende milieucategorieën komen zeer verspreid voor op het bedrijventerrein. Dat er nauwelijks sprake is van clustervorming, wordt voornamelijk veroorzaakt door het ontbreken van een samenhangende milieuzonering in de geldende bestemmingsplannen voor het plangebied. In de oudste bestemmingsplannen wordt zelfs geheel niet gewerkt met sturing op basis van milieucategorieën, waardoor alle bedrijfsactiviteiten planologisch gezien overal mogelijk zijn.
2.4.2 Kantoren
Op diverse locaties binnen het plangebied zijn kleine zelfstandige kantoren gesitueerd. Hier is vaak sprake van historisch gegroeide situaties op basis van de verouderde, te ruime bestemmingsplannen. Volgens de huidige inzichten horen dergelijke kantoren eigenlijk niet thuis op een bedrijventerrein, maar in een specifiek kantorengebied of een gemengd gebied. Het gemeentelijk kantorenbeleid is er op gericht om dit te verwezenlijken. Het voorliggend bestemmingsplan sluit de vestiging van nieuwe zelfstandige kantoren uit. Bestaande kantoren worden gehandhaafd.
2.4.3 Perifere detailhandel
Een tweetal gebieden binnen het plangebied zijn aangewezen als concentratiegebieden voor perifere detailhandel. Het betreft gebieden rondom de Engelseweg en langs de Varenschut, die ieder een eigen profiel hebben. De Engelseweg kenmerkt zich door met name woonwinkels en kan worden gezien als de woonboulevard van Helmond en langs de Varenschut is sprake van autodealers en aanverwante bedrijven en wordt ook wel autoboulevard genoemd.
Locatie Engelseweg
De Engelseweg en omgeving is een traditioneel gegroeid pdv-cluster. De omvang van deze locatie bedraagt circa 40.000 m2 winkelvloeroppervlak. Het aanbod bestaat grotendeels uit bouwmarkten en wooninterieurzaken in het middensegment. Het verzorgingsniveau is lokaal tot beperkt regionaal (Bron: Regionaal Koopstromenonderzoek MRE, 2017). Het gaat om doelgericht winkelen. Dit pdv-cluster kent enige leegstand; 3 van de 37 verkooppunten staat leeg (factsheet detailhandel 2020) . De laatste jaren is er geïnvesteerd in de aantrekkelijkheid van het gebied, met name door te investeren in de openbare ruimte, de ontwikkelpotentie van het vastgoed en de samenhang van de winkels binnen het gebied. Hierdoor is de omvang en daardoor de aantrekkingskracht voor de consument toegenomen.
De gewenste ontwikkelingsrichting van het gebied wordt bepaald door de wens om een 'woonboulevard' te realiseren, waardoor in het gebied een tweetal clusters wordt onderscheiden. De 'woonboulevard' dient zich te ontwikkelen in het gebied ten westen van de Lage Dijk, waar alleen ruimte wordt geboden voor de branches woninginrichting, keukens en badkamers. In het gebied ten oosten van de Lage Dijk wordt ruimte geboden voor de branches auto's, boten en/of caravans (ook motoren en aanhangers), bouwmarkten, grove bouwmaterialen, alsmede tuincentra (zonder buitenverkoop, buitenopslag of kweek) en detailhandel in dierbenodigdheden.
Het onderscheid is gebaseerd op de ruimtelijk-economische wens om een 'woonboulevard' te realiseren. Een clustering van gelijksoortige winkels is hiervoor belangrijk. De gewenste uitstraling en identiteit van het gebied kan dan worden gerealiseerd, waardoor de aantrekkingskracht op mensen wordt vergroot. Voorts kan in dit cluster een horecavoorziening worden gerealiseerd, teneinde het verblijfsklimaat te versterken. De aanwezigheid van één zelfstandige, kleinschalige horecavestiging verlengt de verblijfstijd van de consument.
Daarnaast bestaan er verschillen tussen 'woonwinkels' en andere pdv-branches, die een onderscheid rechtvaardigen. Voor de potentiële bezoeker van een woonboulevard is het van belang, dat hij/zij van winkel naar winkel kan lopen. Er is hier sprake van (recreatief) winkelen, waarbij de grote drukte op bepaalde dagen plaatsvindt. Dit winkelkarakter brengt met zich mee, dat deze winkels zich willen presenteren, bijvoorbeeld via de etalages, om bezoekers te verleiden de winkel te bezoeken. Bovendien kennen woonwinkels een regionale aantrekkingskracht. Tenslotte zijn winkels in woninginrichting, keukens en badkamers bezoekerextensievere functies in vergelijking met andere perifere detailhandelsvestigingen. Dit komt tot uiting in de verkeersaantrekkende werking en de gewenste parkeermogelijkheden.
In de autobranche is de autoverkoop, en dan vooral de dealers, vergelijkbaar met de branche woninginrichting. Om die reden is er een aparte autoboulevard ontwikkeld in het deelgebied De Weijer (zie hierna) voor de vestiging van autodealers. De overige bedrijven in de autobranche kunnen op het oostelijk deel van de Engelseweg terecht. Voor de verkoop van boten en caravans bestaan minder winkels, zodat geen sprake kan zijn van een recreatief winkelgedrag. Deze winkels kennen hoofdzakelijk geen etalages en worden heel doelgericht bezocht. Voor bouwmarkten en grove bouwmaterialen geldt dat zij voornamelijk een lokaal verzorgingsniveau hebben, waarbij sprake is van doelgericht winkelbezoek, dat elke dag gedurende de hele dag plaatsvindt. Dergelijke winkels hebben om die reden geen behoefte om zich via etalages en dergelijke te presenteren.
Het beleid is er op gericht om de ontwikkeling van de meubelboulevard in eerste instantie te laten plaatsvinden in het deel van het aangewezen concentratiegebied, dat ten noorden van de Engelseweg ligt. Later, als het noordelijk deel is ingevuld of als gronden ten zuiden van de Engelseweg beschikbaar komen, is de ontwikkeling van de zuidzijde in principe pas aan de orde.
Op dit moment zijn langs de gehele Engelseweg nog een groot aantal (industriële) bedrijven gevestigd. De gemeente heeft geen actieve houding om het pdv-beleid te realiseren en wil de bestaande bedrijven niet actief verplaatsen. De gemeente neemt wel het voortouw om in overleg met de ondernemers aan de Engelseweg met name voor de woninginrichting tot een cluster te komen, dat een sterke en regionale uitstraling krijgt. Het uiteindelijke doel is om een optimaal en wervend vestigingsmilieu voor gevestigde en nog te vestigen bedrijven in perifere detailhandel te komen. Daarnaast zal ook het totale verblijfsmilieu voor de consumenten aan de Engelseweg worden bezien om in overleg met de ondernemers tot verbetering hiervan te komen zodat er een zo hoogwaardig mogelijk en uitnodigend verblijfsmilieu voor de (regionale) consument zal ontstaan. Hierbij zullen aspecten aan de orde komen zoals onder andere de optimalisering van de bewegwijzering, het parkeren, de bereikbaarheid en de ruimtelijke inrichting. Het opstellen van dit bestemmingsplan heeft dan ook een randvoorwaardenscheppend karakter.
Locatie Autoboulevard (Varenschut)
Specifiek voor de autobranche is in het gebied De Weijer de mogelijkheid gecreëerd om een autoboulevard, uitsluitend voor autodealers, tot ontwikkeling te brengen. Het initiatief bleek goed aan te sluiten op de behoeften uit de markt, waardoor de beoogde ontwikkeling ook succesvol tot volle wasdom is gekomen. In het gebied zijn nog enkele kavels beschikbaar voor de vestiging van nieuwe autodealers. Om de autoboulevard in stand te kunnen houden is het niet gewenst, dat andere pdv-branches zich in het gebied kunnen vestigen.
2.4.4 Wonen
Het bedrijventerrein Hoogeind is een gezoneerd bedrijventerrein. Dit betekent onder meer, dat uit planologisch oogpunt slechts bedrijfswoningen toelaatbaar zijn. Binnen het plangebied zijn niettemin op verschillende plekken zowel burger- als bedrijfswoningen gesitueerd. Een aantal woningen is gesitueerd op plekken langs historische wegenstructuren en bestond al voordat er een bedrijventerrein is ontwikkeld. Dit betreft met name de woningen gelegen aan de Rooseindsestraat. Andere woningen zijn later gebouwd. Voor deze woningen geldt echter dat ze oorspronkelijk als burgerwoning zijn gebouwd en op dat moment ook als zodanig zijn bestemd.
Er zijn ook woningen, die oorspronkelijk als bedrijfswoning zijn gebouwd, maar na verloop van tijd, buiten het zicht van de gemeente, doorverkocht zijn als burgerwoning. Aangezien nieuwe burgerwoningen uit planologisch oogpunt op het bedrijventerrein ongewenst zijn, blijven deze voor het bestemmingsplan aangemerkt als bedrijfswoning. Een bijzonder woongebied betreft de woonwagenlocatie aan de Beemdweg, die bewust buiten het plangebied is gehouden. Hiervoor is reeds het bestemmingsplan 'Hoogeind - Beemdweg' opgesteld.
De aanwezigheid van burgerwoningen op een bedrijventerrein beperkt vanuit milieutechnisch oogpunt de ontwikkelingsmogelijkheden voor bedrijvigheid in de omgeving van woningen (zie ook paragraaf 4.5). Een bedrijventerrein kan daardoor niet optimaal worden benut. Om een verdere beperking voor de bedrijvigheid op Hoogeind te voorkomen is het bouwen van nieuwe woningen op Hoogeind niet toelaatbaar. De bestaande woningen worden gehandhaafd.
Bedrijfswoningen zijn verspreid aanwezig, doch het merendeel is gelegen in het noordoostelijk gedeelte van Hoogeind (omgeving Breedijk).
2.4.5 Overige functies/voorzieningen
In het plangebied komen naast enkele kantoren, woningen en (perifere) detailhandelsvestigingen in het plangebied nauwelijks nog andere functies dan bedrijvigheid voor. In het gebied zijn nauwelijks voorzieningen aanwezig die de bedrijfsactiviteiten ondersteunen. Er is een businesspoint van PostNL aan de Marshallstraat. Over het algemeen zijn de bedrijven aangewezen op de voorzieningen, die in de omgeving van het bedrijventerrein zijn gesitueerd.
Daarnaast zijn binnen het plangebied nog enkele niet-bedrijfsfuncties aanwezig. Deze functies zijn gericht op sport en recreatie. Het betreft de voormalige schietbaan van de politie aan de Lage Dijk, die nu in gebruik is door een amateurschietvereniging. Een gebied bij een voormalige laad- en loszone van de oude Zuid-Willemsvaart is ingericht voor georganiseerde kanosport. Daarnaast worden de kanaaloevers gebruikt voor de hengelsport en is het uiteinde van de insteekhaven niet meer in gebruik voor de scheepvaart, maar wel als visvijver. Tenslotte ligt onder de hoogspanningsleiding bij de Sluisdijk een volkstuincomplex.
In de toekomst dient het bedrijventerrein verder verschoond te blijven van niet-bedrijfsfuncties. Andere functies dan bedrijvigheid worden in het gebied ook voor de toekomst uitgesloten. Hierop geldt één uitzondering en dat betreft de perifere detailhandel, zoals tevens in dit hoofdstuk omschreven. Ter ondersteuning van de ontwikkeling van de woonboulevard aan de Engelseweg, kan binnen dat gebied één solitaire horecavestiging worden gerealiseerd (LKKR&ZO, Engelseweg 214) Het betreft de mogelijkheid om één zelfstandige horecavoorziening te realiseren alsmede het toelaten van horeca als ondergeschikte nevenactiviteit in (grootschalige) detailhandelsvestigingen.
Hoofdstuk 3 Planologische Hoofdlijnen Van Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Deze visie is door het rijk opgesteld in het kader van de nieuwe Omgevingswet, die op 1 januari 2024 in werking treedt. In de NOVI is een langetermijnvisie neergelegd over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. Het Rijk wil daarbij sturen en richting geven op enkele nationale belangen. Hiervoor worden de volgende vier prioriteiten onderscheiden:
- 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- 2. duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel;
- 3. sterke en gezonde steden en regio's;
- 4. toekomstigbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het Rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
- 1. combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
- 2. kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
- 3. afwentelen wordt voorkomen.
Met de NOVI wordt gebouwd aan een sterke, aantrekkelijke en gezonde fysieke leefomgeving, waarbij onder meer nadruk ligt op het verbeteren van de kwaliteit van overgangsgebieden tussen stad en land door gebruik te maken van de kansen die in deze gebieden liggen voor verbetering van landschappelijke kwaliteiten en functiemenging.
Gevolgen voor planontwikkeling
Het doel van dit nieuwe bestemmingsplan is het actualiseren van het planologisch-juridisch kader door middel van het verwerken van tussentijds verleende vrijstellingen en vergunningen en vastgesteld beleid. Er wordt niet beoogd nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Met deze actualisatie zijn derhalve geen rijksbelangen in het geding.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. De navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):
- 1. project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- 2. kustfundament en de daarbuiten gelegen primaire waterkeringen;
- 3. grote rivieren en rijksvaarwegen en de veiligheid daarom heen;
- 4. toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
- 5. Waddenzee en Waddengebied, en IJsselmeergebied;
- 6. verstedelijking in het IJsselmeer;
- 7. defensie;
- 8. erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
- 9. hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
- 10. elektriciteitsvoorziening;
- 11. ecologische hoofdstructuur.
Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
Gevolgen planontwikkeling
Voor Helmond zijn de volgende aspecten hieruit relevant, in die zin dat ze direct dienen door te werken in bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen:
- vrijwaringszones langs Rijksvaarwegen (i.c. Zuid-Willemsvaart);
- tracés van hoogspanningsverbindingen (i.c. door Brandevoort);
- radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel, enkel voor het oprichten van windturbines met een tiphoogte van de wieken van meer dan 114 meter boven de NAP-hoogte van vliegbasis Volkel;
- obstakelbeheergebied van vliegbasis De Peel (i.c. zuidelijk deel gemeente op basis van onderstaande kaart). De maximaal toelaatbare hoogte binnen dit horizontale vlak ligt op 177,1 meter boven de NAP-hoogte van vliegbasis De Peel.
De Zuid-Willemsvaart, welke de oostgrens vormt van het plangebied, is in het Barro aangewezen als rijksvaarweg met een vrijwaringszone langs een rijksvaarweg. Volgens artikel 2.12 van het Barro moet in een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een rijksvaarweg met een vrijwaringszone van een rijksvaarweg, rekening worden gehouden met het voorkómen van belemmeringen van de doorvaart, zichtlijnen en contact van de scheepvaart, de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten en beheer en onderhoud aan de rijksvaarweg. Met betrekking tot de vrijwaringszones wordt tevens opgemerkt dat de 'oude' Zuid-Willemsvaart, die grotendeels de westgrens vormt van het plangebied, geen rijksvaarweg meer is. Van een vrijwaringszone is hier daarom geen sprake.
In het voorliggende bestemmingsplan worden geen wijzigingen aangebracht in de bestaande situatie rondom de Zuid-Willemsvaart. De toegankelijkheid en overzichtelijkheid van de Zuid-Willemsvaart voor het scheepvaartverkeer wordt gehandhaafd conform de huidige situatie. Het voorliggende bestemmingsplan is daarmee in lijn met het Barro.
Voor activiteiten van derden in de rijksvaarweg en/of de vrijwaringszone is een vergunning vereist van Rijkswaterstaat. De vrijwaringszone is opgenomen in de planregels en aangeduid op de verbeelding. Deze is tevens vastgelegd in de Legger Rijkswaterstaatswerken. Voor de hierop van toepassing zijn regelgeving wordt verwezen naar de Waterwet (artikel 6.5) en het Waterbesluit (artikel 6.14).
De vrijwaringszone van hoogspanningsverbindingen is niet van toepassing op het plangebied. Het obstakelbeheersgebied (vliegbasis De Peel) en het radarverstoringsgebied (vliegbasis Volkel) wel. Hoewel gelegen binnen het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel, worden de toelaatbare hoogtes in dit bestemmingsplan niet overschreden. Er worden immers geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Enkel de gebruiksmogelijkheden van een deel van de gronden langs de Engelseweg worden verruimd voor de daar aanwezige perifere detailhandel. De bouwhoogtes veranderen hierbij echter niet. Verder voorziet de actualisatie van het bestemmingsplan in het opnieuw planologisch-juridisch vastleggen c.q. regelen van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het Rijksbeleid.
3.1.3 Ladder duurzame verstedelijking
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet bij ruimtelijke ontwikkelingen sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en overprogrammering worden voorkomen. Door middel van de 'ladder van duurzame verstedelijking' (kortweg: duurzaamheidsladder) vindt een toetsing plaats.
Uit de redactie van artikel 6.1.2, lid 2 Bro blijkt dat de duurzaamheidsladder slechts van toepassing is op ruimtelijke besluiten die een 'stedelijke ontwikkeling' mogelijk maken. Dit begrip is in artikel 1.1.1, lid 1, sub i gedefinieerd als: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Uit de jurisprudentie die is verschenen sinds de inwerkingtreding van de duurzaamheidsladder blijkt dat de Raad van State een zekere ondergrens stelt aan ontwikkelingen wanneer het gaat om de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die 'ladderplichtig' is. In dit geval is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en/of woningbouwontwikkeling.
In juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij de afzonderlijke treden zijn losgelaten. De eerste en de tweede trede werden samengevoegd en de derde trede kwam te vervallen, waardoor sprake was van een meer integraal afgewogen toets. Daarnaast werd de uitgebreide motivering beperkt tot nieuwe stedelijke ontwikkelingen buiten het bestaand stedelijk gebied. Verder werd het in de praktijk als lastig ervaren begrip 'actuele regionale behoefte' vervangen door het eenvoudiger begrip 'behoefte' en werd een nieuw onderdeel toegevoegd waarmee het mogelijk werd een dubbele laddertoets bij flexibele planvorming te voorkomen. Uiteindelijk zal de gewijzigde duurzaamheidsladder via het invoeringsbesluit van de Omgevingswet worden ingevoegd in het Besluit kwaliteit leefomgeving. De strekking van de duurzaamheidsladder blijft daarbij gelijk.
Gevolgen voor planontwikkeling
Dit bestemmingsplan legt een bestaand en planologisch reeds verankerd stedelijk gebied in het kader van een actualisatie vast, zonder dat er nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Er is dus geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Enkel de gebruiksmogelijkheden van een deel van de gronden langs de Engelseweg worden verruimd voor de daar reeds aanwezige perifere detailhandel. Derhalve hoeft er niet te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Mochten er in de toekomst stedelijke ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt dan wordt hiervoor een separate procedure doorlopen en komt waar nodig toetsing aan de ladder aan de orde.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant'
Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant' vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt na het inwerking treden van de Omgevingswet de provinciale structuurvisie. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe zij de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit wil laten zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wil daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's.
Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij ligt de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn:
- werken aan energietransitie;
- een klimaatproof Brabant;
- de slimme netwerkstad, en
- een concurrerende duurzame economie.
Deze vier hoofdopgaven staan ten dienste van de basisopgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit.
Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprogramma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.
Gevolgen voor planontwikkeling
Het doel van dit nieuwe bestemmingsplan is het actualiseren van het planologisch-juridisch kader door middel van het verwerken van tussentijds verleende vrijstellingen en vergunningen en vastgesteld beleid. Er wordt niet beoogd nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Met deze actualisatie zijn derhalve geen provinciale belangen in het geding.
3.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
De Omgevingsvisie, zoals beschreven in voorgaande paragraaf, vormt het beleidskader voor het provinciaal ruimtelijk beleid. Het juridische kader voor dit beleid is vastgelegd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV). De verordening vormt derhalve een belangrijk uitvoeringsinstrument voor de provincie om haar doelen te realiseren.
Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. In deze Interim Omgevingsverordening zijn de bestaande verordeningen samengevoegd en deze vervangt de Provinciale milieuverordening, Verordening Natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening Ruimte, Verordening Water en Verordening Wegen. De Interim Omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie. In principe zijn de huidige regels gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau.
De Interim Omgevingsverordening is de juridische vertaling van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Omgevingsvisie en bevat derhalve onderwerpen die in de visies naar voren komen. De verordening bevat algemene regels waaraan gemeenten zich dienen te houden bij het opstellen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen waarbij afgeweken wordt van bestemmingsplannen. Ook wordt geregeld op welke wijze het Regionaal Ruimtelijk Overleg, waarin afspraken worden gemaakt over verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen), wordt georganiseerd. Naast deze bindende regels voor gemeenten kent de verordening ook een aantal direct bindende regels voor burgers. Deze regels hebben betrekking op de ontwikkeling van intensieve veehouderijen in de zogenaamde extensiverings-, verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden. Door middel van deze regels wordt voorkomen dat ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden op het moment dat een bestemmingsplan van de gemeente nog niet is aangepast aan de Interim Omgevingsverordening.
Gevolgen voor planontwikkeling
Het doel van dit nieuwe bestemmingsplan is het actualiseren van het planologisch-juridisch kader door middel van het verwerken van tussentijds verleende vrijstellingen en vergunningen en vastgesteld beleid. Er wordt niet beoogd nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Wel zijn in het noord-oostelijk deel van het plangebied een grondwaterbeschermingsgebied en boringsvrije zone met bijbehorende beschermingsregels van toepassing. Deze worden gerespecteerd en voorzien van een adequate bestemmingsregeling in dit bestemmingsplan. Met deze actualisatie zijn derhalve geen provinciale belangen in het geding.
3.2.3 Ontwerp Omgevingsverordening Noord-Brabant
Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Deze wet vervangt 26 wetten en verschillende regelsystemen op nationaal niveau. Vanwege de Omgevingswet moet ook de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 23 maart 2021 het ontwerp van de Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld.
Het ontwerp van de Omgevingsverordening is vastgesteld om te voldoen aan de Omgevingswet. De huidige regels in de Interim omgevingsverordening zijn gehanteerd als uitgangspunt. De belangrijkste wijzigingen zijn:
- er is aansluiting gezocht bij de opbouw van de rijksregels. Diverse nadere regelingen zijn in de Omgevingsverordening verwerkt;
- vanwege het vervallen van de Wet bodembescherming zijn nieuwe regels opgenomen om verontreiniging van het grondwater te voorkomen. Het voorstel is om daarvoor ook voorbeschermingsregels vast te stellen;
- de aanwijzing van voor verzuring gevoelige kwetsbare gebieden (Wav-kaarten) is vervallen;
- de rechtstreeks werkende regels voor de ontwikkeling van veehouderij en mestbewerking vervallen. Het voorstel is om die te vervangen door voorbeschermingsregels;
- er is een attentiezone geluid opgenomen langs provinciale wegen waarbinnen aandacht wordt gevraagd voor het oprichten van geluidgevoelige bebouwing.
Daarnaast zijn er als gevolg van nieuwe inzichten of beleid ook enkele inhoudelijke wijzigingen aangebracht ten opzichte van de IOV
- er zijn regels opgenomen voor een maximale boordiepte voor bodemenergiesystemen;
- er zijn regels opgenomen voor grondverzet, inclusief de toepassing voor PFAS-houdende grond in grondwaterbeschermingszones;
- de regels voor het kappen van houtopstanden zijn aangepast aan de Brabantse Bossenstrategie;
- omgevingskwaliteit heeft een centrale plek gekregen bij de instructieregels voor het omgevingsplan aan gemeenten. Hierbij is een bouw-/sloopregeling vormgegeven en is een ruime maatwerkregeling opgenomen ter versterking van omgevingskwaliteit;
- de mogelijkheden voor collectieve woonvormen in het buitengebied zijn verruimd;
- er zijn wijzigingen doorgevoerd in de gebieden op de kaart die aangeven waar welke regels gelden. Naast actualisaties zijn er ook gebieden vervallen of samengevoegd.
3.2.4 Provinciaal Regionaal Water- en Bodem Programma (RWP 2022-2027) en Waterbeheerplan waterschap Aa en Maas 2022-2027
Provinciaal Regionaal Water – en Bodem Programma (RWP 2022-2027)
Het RWP is de opvolger van het Provinciaal Milieu en Waterplan. Het is onderdeel van het planstelsel voor de wateropgaven in Nederland, samen met het Nationaal Water Programma en de waterbeheerprogramma's van de waterschappen.
Doel van het RWP is een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Het geeft invulling aan het op orde houden van de basis van het natuurlijk water- en bodemsysteem. Een belangrijke rode draad in het programma is het herstellen van de systeemwerking. Vele generaties lang had het waterbeleid als doel wateroverlast te voorkomen en water zo snel mogelijk af te voeren. Inmiddels is dit gewijzigd naar water zo veel mogelijk vasthouden. Verder vraagt het plan een meer systeemgerichte aanpak van een probleemgerichte aanpak.
Deze actualisatie betreft een conserverend bestemmingsplan waarbinnen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De bestaande planologische situatie wordt opnieuw planologisch-juridisch vastgelegd. Enkel de gebruiksmogelijkheden van een deel van de gronden langs de Engelseweg worden verruimd voor de daar aanwezige perifere detailhandel. Maar dit heeft geen effect op de waterkwaliteit danwel het watersysteem in het gebied.
Ten behoeve van het Natuurnetwerk Brabant (NNB) is in de regels de bestemming 'Water' opgenomen omdat het gehele gebied dat door de provincie is aangeduid als NNB in dit geval ook uit water bestaat. Ook het 'grondwaterbeschermingsgebied' is als gebiedsaanduiding in de regels opgenomen.
Daarmee past dit bestemmingsplan binnen het provinciale beleid. Voor het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen zal een separate procedure worden doorlopen waarin toetsing aan relevant beleid plaatsvindt.
Waterbeheerplan waterschap Aa en Maas 2022-2027
Waterschap Aa en Maas heeft zijn waterbeleid uitgewerkt in het nieuwe Waterbeheerplan 2022-2027. Om in te spelen op de maatschappelijke veranderingen (waaronder klimaatverandering, stikstofproblematiek, gezondheid, landbouwtransitie etc.) heeft het waterschap 3 programma's geformuleerd: Programma Waterveiligheid, Programma Klimaatbestendig en gezond watersysteem, en Programma Schoon water. In deze programma's hebben ze hun doelen geformuleerd, hoe zij deze doelen gaan bereiken en de kosten die daarbij horen.
Gevolgen voor planontwikkeling
Deze actualisatie betreft een conserverend bestemmingsplan waarbinnen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De bestaande planologische situatie wordt opnieuw planologisch-juridisch vastgelegd. Enkel de gebruiksmogelijkheden van een deel van de gronden langs de Engelseweg worden verruimd voor de daar aanwezige perifere detailhandel. Dit heeft echter geen effect op de waterkwaliteit danwel het watersysteem in het gebied. Daarmee past dit bestemmingsplan binnen het beleid van het waterschap.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Helmond 2030
In de begin 2014 vastgestelde Structuurvisie Helmond 2030 is de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Helmond voor de periode 2014-2030 vastgelegd. Deze structuurvisie is geen blauwdrukplan met een vast omlijnde koers, maar juist een flexibel meebewegend beleidskader dat beter toegerust lijkt op de snel veranderende (ruimtelijke) behoeften en opgaven van deze tijd. De structuurvisie gaat veel minder dan voorheen uit van een lagenbenadering. In plaats daarvan is de structuurvisie opgebouwd rond een achttal ruimtelijk relevante thema's die in samenhang het 'Ruimtelijk perspectief Helmond 2030' vormen.
Algemeen bedrijventerrein
De planning van bedrijventerreinen is niet langer een aanbod gestuurde ontwikkeling vanuit de overheid. De aanleg van nieuwe terreinen dient te worden gemotiveerd aan de hand van de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking'. De veranderende behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen, het gewijzigde gebruik en inrichting van werkplekken en de toegenomen leegstand van vooral oudere werklocaties vragen om een nieuwe manier van kijken naar de ontwikkeling van nieuwe en bestaande terreinen. Dit zal in samenwerking met niet alleen de regio moeten plaatsvinden, maar vooral ook in goede afstemming met het bedrijfsleven en op basis van duidelijke praktijkvoorbeelden. Aspecten als een vraaggerichte marktbenadering, zuinig ruimtegebruik, bereikbaarheid en parkeren (verandering van het 'bereikbaarheidsprofiel'), duurzaamheid en een efficiënt grondbeleid worden hierin betrokken.
Uitsnede structuurvisiekaart met geel omlijnd het plangebied
De bedrijventerreinen in Helmond zijn op een aantal kavels na uitverkocht. In de recent vastgestelde bedrijventerreinprogrammering voor het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE) is mede om die reden meer dan een derde van de beschikbare regionale ontwikkelruimte voor Helmond gereserveerd. Concreet gaat het - bovenop de invulling van de overgebleven ruimte op de bestaande bedrijventerreinen (ruim 17 ha) – om 60 hectare voor het regionaal bedrijventerrein De Peel (25 ha lichtgroen, 35 ha oranje), 15 hectare voor Varenschut-Noord en 12,4 hectare voor Brandevoort/BSD. Deze groei aan werklocaties helpt bij het realiseren van de 'schaalsprong' op gebied van wonen en werken.
Daarnaast wordt gewerkt aan het beter en duurzamer benutten van de bestaande bedrijventerreinen. Hiervoor is in de meerjarenbegroting 2 miljoen euro gereserveerd. Het oude bedrijventerrein Hoogeind kan ook zeker profiteren van deze ingrepen die leiden tot slimmer en efficiënter ruimtegebruik.
Herstructurering binnen Hoogeind in samenwerking met bedrijfsleven uitvoeren
Een belangrijk onderdeel binnen de vraaggerichte ontwikkelingsaanpak van bedrijventerreinen is het beter benutten van verouderde en niet altijd goed functionerende terreinen. Omdat de herstructurering door het specifieke karakter van deze terreinen meestal geen extra ruimte oplevert en er ook weinig tot geen inverdienmogelijkheden zijn, hebben de beide Indumaterreinen (Oost en West) op Hoogeind een proeftuinstatus gekregen. Binnen deze proeftuinen ontwikkelt de gemeente samen met het bedrijfsleven en de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) een methode die zo concreet mogelijk inzicht biedt in de mogelijkheden op dit gebied. Het huidige beleid rondom de herstructureringsopgave Masterplan Hoogeind/Actieplan bedrijventerreinen is uitgangspunt in deze structuurvisie. Dit beleid bestaat enerzijds uit generieke maatregelen die met name gericht zijn op verbetering van de openbare ruimte en anderzijds uit een aantal gebiedsgerichte, integrale opgaven waarbij ook sloop kan plaatsvinden van verouderde bedrijfsgebouwen. Overigens kan bij deze opgave ook transformatie (functie-/bestemmingswijziging) aan de orde zijn. De herstructurering vindt per deelgebied plaats en is voor Induma Oost reeds afgerond en voor Induma West inmiddels in gang gezet. Eventuele doorzetting of uitbreiding van dit programma zal nader worden bezien in samenwerking met het bedrijfsleven.
Om in de vraag naar grootschalige bedrijfskavels tegemoet te komen wordt Varenschut Noord als een functioneel grootschalig werkmilieu ontwikkeld en wordt de haalbaarheid van een regionaal bedrijventerrein met de Peelgemeenten onderzocht. BZOB-Zuid staat voorlopig 'on hold' [collegebesluit september 2019].
pdv-locaties
Het gebied rond de Engelseweg komt in de structuurvisie eveneens kort aan bod met betrekking tot:
- de innovatie en vernieuwing van de detailhandel zal primair gezocht worden binnen het bestaande ruimtelijke patroon van stadscentrum, wijkwinkelcentra en huidige pdv-locaties en pas daarna ruimte krijgen in nieuwe locaties;
- de strikte handhaving van allerlei brancheringsregels, zoals in bestemmingsplannen, wordt versoepeld in het licht van de eerder genoemde vernieuwingsdynamiek binnen de detailhandel (schaalvergroting, thematisering).
Dit bestemmingsplan speelt in op voorgaande twee punten omdat er binnen dit plan sprake is van versoepeling van de brancheringsregels. Hierdoor wordt verdere vernieuwing en thematisering gestimuleerd.
Gevolgen voor planontwikkeling
Dit actualisatieplan heeft een conserverend karakter waarin de bestaande situatie opnieuw planologisch-juridisch wordt vastgelegd. Er is geen sprake van negatieve invloed op ontwikkelingen welke voortkomen uit de structuurvisie. Er wordt juist ingespeeld op de uitgangspunten uit de structuurvisie. Daarmee past dit bestemmingsplan binnen het ruimtelijk beleid voor het plangebied als omschreven in de Structuurvisie Helmond 2030.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
4.1.1 Algemeen
In de Wet milieubeheer (Wm) en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) zijn activiteiten genoemd waarvoor een milieueffectrapportage (m.e.r.) dient te worden opgesteld. Op basis van het Besluit m.e.r. wordt getoetst of een bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (C-lijst) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (D-lijst). In die lijst is per categorie een drempelwaarde opgenomen. Deze drempelwaarden hebben een indicatief karakter, hetgeen inhoudt dat in bepaalde gevallen – ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden – een beoordeling dient plaats te vinden of het planvoornemen kan leiden tot belangrijke nadelige gevolgen. Deze beoordeling dient te geschieden aan de hand van de onderstaande selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (2011/92/EU).
Daarnaast kan er sprake zijn van een m.e.r.-plicht indien het uitvoeren van een passende beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor een bestemmingsplan verplicht is vanwege de hierin opgenomen activiteit(en). In dat geval is het plan mogelijk m.e.r.-plichtig. Als voor de in het vast te stellen bestemmingsplan voorziene activiteit al Wnb-vergunning is verkregen en daarvoor een passende beoordeling is gemaakt, behoeft voor het bestemmingsplan geen nieuwe passende beoordeling te worden verricht voor zover de Wnb-vergunde activiteit één op één in het bestemmingsplan wordt ingepast en een nieuwe passende beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten zal opleveren. Er hoeft dan ook geen MER te worden gemaakt.
Tenslotte is het van belang dat in het Besluit m.e.r. een uitzondering is opgenomen voor de plan-m.e.r.-plicht als er een passende beoordeling moet worden gemaakt. Het gaat om plannen die het gebruik bepalen van kleine gebieden en voor kleine wijzigingen van plannen. Of er sprake is van een klein gebied moet de omvang van het (bestemmingsplan)gebied tot het totale grondgebied van de gemeente in ogenschouw worden genomen (HvJ EU 21 december 2016, C-444/15, ECLI:EU:C:2016:978). Er is daarvoor geen hard criterium vastgelegd, maar de advocaat-generaal achtte in zijn conclusie van voornoemd arrest een oppervlakte van ten hoogste 5% van het gebied dat binnen het lokale bestuursniveau valt, een richtcijfer om te kunnen spreken van een klein gebied.
4.1.2 Beoordeling planvoornemen
Het voorliggende bestemmingsplan beoogt een eenduidig, geactualiseerd planologisch-juridisch kader voor het bestaand, feitelijk gebruik in het plangebied te geven, en is in dat opzicht volledig conserverend van aard. Een (aanzet tot) een stedelijke ontwikkeling is niet voorzien. Dientengevolge hoeft er geen m.e.r.-beoordeling plaats te vinden.
4.2 Externe Veiligheid
4.2.1 Algemeen
Bij de ruimtelijke planvorming moet rekening worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en risicovol transport. Daarbij gaat het enerzijds om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het vervoer van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Het uitgangspunt van wet- en regelgeving en beleid ten aanzien van externe veiligheid is scheiding van kwetsbare functies en risicobronnen, waarmee men het volgende wil bereiken:
- bescherming van personen die zich bevinden in de nabijheid van een risicobron tegen de kans op overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen of ten gevolge van een ongeval met een vliegtuig op of nabij een luchthaven;
- bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een dergelijk ongeval met een groot aantal slachtoffers.
Dat gebeurt o.a. door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gebaseerd op twee risicovormen: een harde norm in de vorm van het plaatsgebonden risico en een oriënterende waarde in de vorm van het groepsrisico.
De norm voor het plaatsgebonden risico bedraagt één op de miljoen (10-6) per jaar, ofwel 1 op de miljoen blootgestelde personen. Voor 'kwetsbare objecten' geldt de plaatsgebonden risiconormering als grenswaarde. Binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar van een risicovolle activiteit zijn geen kwetsbare objecten toegestaan. Voor 'beperkt kwetsbare objecten' geldt de plaatsgebonden risiconormering als richtwaarde. Het hanteren van een norm voor het plaatsgebonden risico biedt een basis veiligheidsniveau voor de individuele burgers in de omgeving van een risicovolle activiteit.
Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen het groepsrisico moet worden verantwoord. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. De wet zelf legt bij de beoordeling van het groepsrisico nadrukkelijk geen belemmeringen op. De eindafweging (vertaald in een ruimtelijke onderbouwing) kan pas worden gemaakt wanneer advies bij de veiligheidsregio is ingewonnen.
4.2.2 Beoordeling planvoornemen
Met onderhavig bestemmingsplan wordt het planologisch-juridisch kader in het plangebied geactualiseerd op basis van de bestaande feitelijke, legale situatie. Er is een rapport externe veiligheid opgesteld (zie Bijlage1). In het plangebied is een aantal bestaande inrichtingen aanwezig die onder de werkingsfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen, waarvan de PR-contour de inrichtingsgrens overschrijdt. Deze zijn in het bestemmingsplan Hoogeind aangegeven met een veiligheidszone. In het bestemmingsplan Hoogeind I zijn deze niet meer op de verbeelding aangegeven met een veiligheidszone. Binnen de PR-contour van de aanwezige risicovolle inrichtingen bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten. De inrichtingen voldoen daarmee aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico. Er zijn op het bedrijventerrein Hoogeind I geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan. Nieuwe risicovolle inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan zolang de plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar binnen de inrichtingsgrens is gesitueerd. Deze mag over de bestemmingen 'groen', 'water' en 'verkeer' heen vallen.
De volgende inrichtingen vallen onder de werkingsfeer van het Bevi en hebben een PR-contour die buiten de inrichtingsgrens valt, maar waarbinnen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten liggen:
- Joico Laboratories Europe B.V., Grasbeemd 4;
- Remat Chemie B.V., Vossenbeemd 5;
- Fokker Landing Gear, Grasbeemd 28.
In het plangebied liggen daarnaast meerdere bestaande ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen en de spoorlijn Eindhoven-Venlo. Hiervoor is op basis van een risicoanalyse het groepsrisico verantwoord in het rapport externe veiligheid. In dat kader is tevens voor de ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen een QRA berekening gemaakt.
In het plangebied worden geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk gemaakt.
Dientengevolge heeft het bestemmingsplan geen relevante gevolgen voor de externe veiligheid.
4.3 Geluidhinder
4.3.1 Algemeen
Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones en bevat tevens geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus van de voorgenoemde geluidsbronnen. Indien een omgevingsvergunning een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien de ontwikkeling een nieuwe geluidsbron of wijziging van een bestaande geluidsbron (aanpassing weg) mogelijk maakt, dient volgens de Wgh bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek plaats te vinden, waaruit blijkt dat aan de hoogst toelaatbare geluidsbelasting op de gevel, als opgenomen in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder, kan worden voldaan.
4.3.2 Beoordeling planvoornemen
Het bedrijventerrein Hoogeind is een gezoneerd bedrijventerrein in de zin van de Wet geluidhinder. Dit betekent dat er bedrijven mogen worden gevestigd en gevestigd zijn, die aan te merken zijn als zogenaamde “grote lawaaimakers”. Deze “grote lawaaimakers” zijn volgens de Wet geluidhinder aangewezen in onderdeel D, Bijlage 1 Besluit omgevingsrecht.
De geluidzone is, waar van toepassing, opgenomen in dit bestemmingsplan en de omliggende bestemmingsplannen. Ontwikkelingen binnen de geluidzone (en buiten de grens van het gezoneerde bedrijventerrein) moeten worden getoetst aan het onderdeel industrielawaai uit de Wet geluidhinder.
Met onderhavig bestemmingsplan wordt een kleine correctie aangebracht met betrekking tot de ligging van het gezoneerde industrieterrein zodat de drie bestaande woningen aan de Rooseindsestraat 112-116 buiten de grens van het gezoneerde industrieterrein worden gesitueerd.
Dit betekent dat de woningen binnen de zone van het industrieterrein komt te liggen. Voor het aspect geluid betekent dit dat de woningen ten aanzien van industrielawaai een beschermde status krijgen. Aangezien woningen geluidgevoelige bestemmingen zijn, moet er een getoetst worden aan de Wet geluidhinder. Met betrekking tot het wegverkeerslawaai en spoorweglawaai verandert de situatie niet. Voor deze lawaaisoorten waren deze woningen al beschermd en is er aan de zuidzijde van de spoorweg een geluidscherm gerealiseerd.
Er is een akoestisch onderzoek naar het industriegeluid uitgevoerd voor de woningen aan de Rooseindsestraat 112 t/m 116 en voor de woningen Sluisdijk 1 en 3 (zie Bijlage 2). Uit dit onderzoek is gebleken dat er een geluidbelasting optreedt van ca. 51 dB(A) bij de woning aan de Rooseindsestraat en ca. 53 dB(A) voor de woningen aan de Sluisdijk. Bij alle woningen wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) licht overschreden. Op basis van de wetgeving is hier een maximale hogere waarde mogelijk van 60 dB(A). Om de woningen ten aanzien van industrielawaai afdoende te beschermen wordt in het kader van deze bestemmingsplanwijziging een hogere waarde van 55 dB(A) voor industrielawaai ten gevolge van Hoogeind vastgesteld. Hiermee wordt er een afdoende bescherming voor deze woningen vastgelegd en is er akoestisch ruimte op het industrieterrein voor wijzing en inpassing van bedrijven.
Doordat het onderhavige bestemmingsplan voor het overige geen (geluidgevoelige) ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de zone van dit industrieterrein en op het industrieterrein, binnen zones van wegen binnen dit plangebied, binnen de zone van het ten noorden van dit plan gelegen spoorweg Eindhoven-Venlo en geen nieuwe wegen, spoorwegen etc. worden aangelegd, is een akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder voor dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.
4.4 Luchtkwaliteit
4.4.1 Algemeen
De regelgeving omtrent de luchtkwaliteit is opgenomen in de Wet milieubeheer (Wm). De belangrijkste aspecten t.a.v. de (Europese) luchtkwaliteitseisen zijn vernoemd in de 'Wet luchtkwaliteit'. Deze wet maakt onderdeel uit van de Wm: hoofdstuk 5, titel 5.2. Rijk, provincies en gemeenten werken samen om de Europese eisen en doelstellingen voor het verbeteren van de luchtkwaliteit te realiseren. Overheidsinstanties zijn verplicht om bij (ruimtelijke) ingrepen en ontwikkelingen de mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit in beeld te brengen. Het opstellen en vaststellen van een bestemmingsplan behoort tot deze categorie, daarom is het noodzakelijk dat de eventuele gevolgen voor de luchtkwaliteit in beeld worden gebracht.
Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden, bestuursorganen bepaalde bevoegdheden mogen uitoefenen. Wanneer bij de planvorming sprake is van één van de volgende punten vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering:
- 1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- 2. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- 3. een project draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
- 4. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM-projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijnstof of CO2 met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogt, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit het NSL. Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in generieke getalsmatige grenzen.
4.4.2 Beoordeling planvoornemen
Doordat het onderhavige bestemmingsplan voor het overige geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de zone van dit industrieterrein en op het industrieterrein geen nieuwe wegen worden aangelegd, is een onderzoek naar de effecten voor de luchtkwaliteit in het kader van de Wet milieubeheer voor dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
4.5.1 Algemeen
Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies en gevoelige functies op een verantwoorde afstand van elkaar gesitueerd worden. Dit dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor gevoelige functies zoals woningen;
- het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Bij de planontwikkeling dient derhalve rekening te worden gehouden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven, om de kwaliteit van het leefmilieu te garanderen en te bevorderen. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde handreiking Bedrijven en milieuzonering. Hierin wordt per bedrijfstype aangegeven wat de milieu-invloed op de omgeving is en welke indicatieve afstand hierbij minimaal in acht moet worden genomen. Van deze indicatieve afstand kan worden afgeweken indien op basis van een onderzoek de daadwerkelijke afstand kan worden bepaald.
4.5.2 Beoordeling planvoornemen
Met onderhavig bestemmingsplan wordt het planologisch-juridisch kader in het plangebied geactualiseerd op basis van de bestaande feitelijke, legale situatie. Er worden in het plangebied geen nieuwe vormen van bedrijvigheid en/of gevoelige functies mogelijk gemaakt. Dientengevolge heeft het bestemmingsplan geen relevante gevolgen voor de bedrijven en milieuzonering.
4.6 Bodemkwaliteit
4.6.1 Algemeen
Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. In het kader van de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan dient derhalve gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Om de geschiktheid van de bodemkwaliteit voor nieuwe functies te beoordelen kan een bodemonderzoek worden uitgevoerd.
4.6.2 Beoordeling planvoornemen
Het doel van dit nieuwe bestemmingsplan is het actualiseren van het planologisch-juridisch kader door middel van het verwerken van tussentijds verleende vrijstellingen en vergunningen en vastgesteld beleid. Er wordt niet beoogd nieuwe ontwikkelingen of functiewijzigingen mogelijk te maken en er vinden geen bodemwerkzaamheden plaats. Derhalve is een nader bodemonderzoek niet noodzakelijk.
4.7 Klimaat, Energie En Duurzaamheid
4.7.1 Algemeen
In het klimaatakkoord is afgesproken dat alle 30 energieregio’s in Nederland plannen maken om de afspraken uit het klimaatakkoord waar te kunnen maken. Zo’n plan heet de Regionale Energiestrategie: de RES. De gemeente Helmond werkt voor het opstellen van de RES samen met de 21 gemeenten uit de Metropool Regio Eindhoven (MRE). In de RES van de verschillende regio’s staat hoe iedere regio meer duurzame energie en minder aardgas gaat gebruiken. De RES voor de MRE is in de zomer van 2021 vastgesteld.
De gemeente Helmond heeft een breed gedragen klimaatbeleidsvisie met een haalbare ambitie vastgesteld, waarbij in een concreet Meerjaren Uitvoeringsprogramma de uit te voeren projecten verwerkt zijn. Doel van dit alles is om uiteindelijk in 2035 klimaatneutraal te zijn. Tegelijkertijd constateren we dat de focus van de Helmondse duurzaamheidsambities steeds meer verschuift van enkel energie- en CO2-besparing naar een veel bredere insteek, zoals sociale duurzaamheid en de duidelijke link naar het thema gezondheid. We streven naar een optimaal evenwicht tussen de drie duurzaamheidskapitalen: people, planet en profit.
Blijven werken aan een aantrekkelijke, gezonde, leefbare en toekomstbestendige stad vraagt een zorgvuldige strategie, juist ook voor de korte termijn. De onderlegger om te komen tot de beoogde klimaatneutraliteit vormt de nota Klimaatbeleid. Deze nota is een paraplu van alle gemaakte afspraken, getekende convenanten en ambities op het gebied van klimaat, energie en duurzaam bouwen. Er zal bij nieuwe ontwikkelingen altijd gestreefd moeten worden naar een zo duurzaam mogelijke energievoorziening. Naast het toepassen van duurzame materialen, worden daarbij afwegingen gemaakt op basis van de zogenaamde 'Trias Energetica'. Dit is een breed geaccepteerd model en beschrijft drie logische en opeenvolgende stappen om te komen tot een duurzame energievoorziening:
- energiebesparing: het reduceren van de energievraag. Dat wat niet gevraagd wordt, hoeft ook niet opgewekt te worden;
- duurzame energie: de resterende energiebehoefte dient zo veel mogelijk duurzaam opgewekt te worden door het gebruik van duurzame bronnen;
- efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen: de energievraag die niet bespaard kan worden en die niet duurzaam opgewekt kan worden, dient zo efficiënt mogelijk met behulp van fossiele brandstoffen opgewekt te worden.
4.7.2 Beoordeling planvoornemen
Bij realisatie van eventuele toekomstige bouwplannen dienen in het kader van de toepassing van 'GPR gebouw' (zie hierna) hierover nadere afspraken te worden gemaakt. Per 1 januari 2009 is het gebruik van het programma GPR gebouw ingevoerd. GPR gebouw staat voor Gemeentelijke Praktijk Richtlijn en is het hulpmiddel voor het maken van duurzaamheidkeuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, utilitaire gebouwen en scholen. GPR gebouw is een praktisch en gebruiksvriendelijk programma om plankwaliteit en milieubelasting van een project in samenhang te optimaliseren. Daarbij spelen 5 modules een rol:
- energie, BENG;
- milieu;
- gezondheid;
- toekomstwaarde;
- gebruikskwaliteit (PKVW, Bezoek en Aanpasbaarheid).
Het betreft hier echter een bestaand bedrijventerrein met bestaande bedrijfsgebouwen. Derhalve zijn hier alleen mogelijkheden bij (vervangende) nieuwbouw en renovatie van de bestaande bedrijfsgebouwen. Dit is dan onderdeel van de aanvraag omgevingsvergunning voor deze eventuele toekomstige bouwplannen.
4.8 Waterhuishouding
4.8.1 Algemeen
Het is verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan te verantwoorden op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is bepaald in artikel 3.1.6, eerste lid, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd.
4.8.2 Beoordeling planvoornemen
Het doel van dit nieuwe bestemmingsplan is het actualiseren van het planologisch-juridisch kader door middel van het verwerken van tussentijds verleende vrijstellingen en vergunningen en vastgesteld beleid. Er wordt niet beoogd nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Met deze actualisatie zijn derhalve geen waterbelangen in het geding.
Wel zijn een aantal relevante zaken vanuit de Keur van het Waterschap Aa en Maas planologisch-juridisch doorvertaald in dit bestemmingsplan. De betreft de volgende zaken:
A-watergangen: deze zijn positief bestemd door middel van de bestemming 'Water' met bijbehorende beschermingszone van 5 meter aan weerszijden van de watergang. Dit is aan de orde bij de watergang Nieuwe Aa die het zuidelijk deel van het plangebied doorsnijdt en uiteindelijk uitmondt in de omleiding Zuid-Willemsvaart. Daarnaast loopt een aftakking zijnde de watergang De Aa parallel aan de zuidrand van het plangebied en de Keersluisweg richting de 'oude' Zuid-Willemsvaart.
Ecologische verbindingszone: dit betreft het zogenaamde 'Profiel van vrije Ruimte' uit de Keur die aan weerszijden parallel loopt aan de watergang Nieuwe Aa. Deze verbindingszone is beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'.
Legger Waterschap Aa en Maas met de A-watergangen en 'Profiel van vrije Ruimte'
Daarnaast is onderhavig bestemmingsplan een beheersmatig bestemmingsplan waarin geen ontwikkelingen zijn voorzien. De bestaande situatie is hierin opnieuw planologisch-juridisch vastgelegd. Dit heeft verder geen consequenties voor de waterhuishouding binnen het plangebied omdat de bestaande bedrijven op dezelfde wijze blijven aangesloten op het aanwezige (gemengde) rioolstelsel. Bij het oprichten van vervangende of nieuwe bedrijfsbebouwing wordt deze bebouwing voorziening van een gescheiden rioolstelsel waarbij het hemelwater volledig wordt afgekoppeld en op eigen perceel opgevangen moet worden door de aanleg van waterhuishoudkundige voorzieningen met voldoende capaciteit in de vorm van een wadi dan wel infiltratiekratten.
4.9 Natuurbescherming
4.9.1 Algemeen
De Wet natuurbescherming (Wnb) vormt het wettelijke kader voor de bescherming van plant- en diersoorten en Natura 2000-gebieden. De wet bepaalt dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of die een significant verstorend effect kunnen hebben op soorten waarvoor het gebied is aangewezen, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning.
Om kwetsbare soorten te beschermen bevat de Wnb enkele verbodsbepalingen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren, en het beschadigen van voorplantings- of rustplaatsen. Dit houdt concreet in, dat voor bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen zoals het verwijderen van bebouwing en beplanting en het bouwen dient te worden vastgesteld of daarin, of in de directe nabijheid beschermde soorten aanwezig zijn.
Een ruimtelijke ontwikkeling kan daarnaast negatieve gevolgen hebben op beschermde gebieden, zoals Natura 2000-gebieden of het Natuurnetwerk Nederland. Het plangebied is niet gelegen in een beschermd gebied, zodat er uitsluitend sprake kan zijn van externe werking in de vorm van stikstofdepositie, verdroging en/of verstoring door geluid, licht of trillingen.
4.9.2 Beoordeling planvoornemen
Binnen het plangebied liggen geen specifieke natuurgebieden. Natuurwaarden zijn gekoppeld aan de watergangen en aanwezige groenstructuren langs wegen en water. Dit zijn de waterloop de Nieuwe Aa en de oude en de omgelegde Zuid-Willemsvaart, inclusief de Industriehaven, de insteek ten zuiden van Suytkade.
Waterlopen
Het plangebied wordt zowel in het westen als in het oosten begrensd door de kanaalzone. De Zuid-Willemsvaart fungeert als ecologische verbinding op provinciaal niveau en is in de Verordening Ruimte van de provincie aangeduid als ecologische verbindingszone. Het kanaal dient als trekroute voor vogels en mogelijk als foerageergebied en trekroute van vleermuizen. Voor de functie van ecologische verbinding zijn de oevers en de bermen van betekenis. Ook de insteek, Industriehaven, maakt hier onderdeel van uit.
De waterloop Nieuwe Aa, en zijtak De Aa welke net buiten het plangebied is gelegen, maken eveneens onderdeel uit van de in de Verordening Ruimte aangewezen ecologische verbindingszone.
Onderhavig bestemmingsplan beoogt slechts de bestaande, feitelijke situatie van een eenduidig, actueel planologisch-juridisch kader te voorzien. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit actualisatieplan heeft een conserverend karakter waarin de bestaande situatie opnieuw planologisch-juridisch wordt vastgelegd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De watergangen fungeren, zoals hiervoor omschreven, als ecologische verbindingszones. Deze ecologische verbindingszones worden in dit plan in principe vastgelegd in overeenstemming met de Verordening ruimte van de provincie. Op de watergangen die binnen het plangebied vallen wordt de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' opgenomen.
Daarnaast hebben de gronden gelegen langs het water en het bosje aan de Vlierdensedijk, het 'leemdepot' bij de kanaalomleiding, de 'harsberg' en de groeninrichting aan de Vossenbeemd gezien hun inrichting en ligging bepaalde natuurwaarden. Deze maken onderdeel uit van de ecologische verbindingszone van het water of hier zijn gebouwbewonende soorten aanwezig. Voor deze gronden wordt echter geen dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' opgenomen. Dit zou een beperking van het gebruik van de gronden betekenen, ook voor gronden die niet in eigendom zijn van de gemeente.
Natuurwaarden zijn gekoppeld aan de Aa en de oude en omgelegde Zuid-Willemsvaart, en er komen algemene soorten voor die specifiek zijn voor bebouwd gebied. De regelingen in het kader van dit bestemmingsplan hebben geen gevolgen voor flora en fauna. Er is daarom geen aanleiding om nader onderzoek te doen.
Stikstofdepositie
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied bevindt zich op een afstand van 5,7 km (Stabrechtse Heide & Beuven). Overige Natura 2000-gebieden bevinden zich op een afstand van minimaal 12 km. Het doel van dit nieuwe bestemmingsplan is het actualiseren van het planologisch-juridisch kader door middel van het verwerken van tussentijds verleende vrijstellingen en vergunningen en vastgesteld beleid. Er wordt niet beoogd nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Derhalve kan redelijkerwijs worden uitgesloten dat het bestemmingsplan een significante toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg heeft.
Algemene zorgplicht
Ten aanzien van de Flora en fauna is de algemene zorgplicht altijd van toepassing. Deze houdt in dat planten en dieren niet onnodig vernield/gedood of verstoord mogen worden. Er dient, bijvoorbeeld, zo gewerkt te worden dat dieren kunnen ontsnappen. Ter bescherming van vogels moet rekening gehouden worden met de broedtijd. Voor de meeste soorten geldt de periode half maart tot half augustus. Dit is niet voor alle soorten het geval en vooral stadsvogels wijken hier nog weleens van af. Gebouwen en beplanting dienen mogelijk als broedplaats voor vogelsoorten. Kap- en sloopwerken mogen niet uitgevoerd worden indien concreet broedgevallen aanwezig zijn. Wanneer werkzaamheden buiten het broedseizoen worden ingezet, maar doorlopen tot in het broedseizoen dan kan het verstoren van vogels voorkomen worden door continu door te werken en de werkzaamheden niet langer dan enkele dagen stil te leggen. Op deze manier wordt voorkomen dat vogels tot broeden komen in het gebied waar gewerkt wordt. Indien het bovenstaande in acht wordt genomen vormt de Natuurbeschermingswet geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Groenvoorzieningen
Groenvoorzieningen komen voor in de vorm van laanbeplantingen langs wegen en langs water. Verder hebben het 'leemdepot' bij de kanaalomleiding en de 'harsberg' aan de Vossenbeemd een groeninrichting. Daarnaast is aan de Vlierdensedijk een bosperceel gelegen. Voor een uitgebreide omschrijving van de verschillende groenstructuren binnen het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 2.3.2.
4.10 Archeologie En Cultuurhistorie
4.10.1 Archeologie
Op 26 september 2017 werd de 'Archeologische beleidskaart 2017 (versie april 2017)' door de gemeenteraad vastgesteld. De beleidskaart geeft de gebieden aan waar archeologische resten in de bodem aanwezig zijn of verwacht worden. Binnen het plangebied zijn drie deelgebieden gewaardeerd als gebieden met archeologische waarden. Het betreft op de onderstaande kaart de volgende nummers/waarden:
- deelgebied 84 (gelegen aan de Branchweg): Het Geremd, als verwachting is omschreven: laatmiddeleeuwse hoeve, funderingen, waterputten e.d., genoemd vanaf 1760;
- deelgebied 86 (gelegen aan de Vossenbeemd): Duizeldonk, Aengelagh, als verwachting is omschreven: laatmiddeleeuwse hoeve, 't goed Dozeldonc, Hooghuijs Ter Dozeldonc, funderingen, waterputten, grachten e.d., genoemd vanaf 1426;
- deelgebied 102 (Langs de Aa): Dal van de Aa, als verwachting is omschreven: prehistorische vondsten in veen, veenpakket en vondsten uit prehistorie, botvondst van 'ossengewei', oerrundhorens;
- deelgebieden 85 en 87 zijn aangewezen als gebieden waar de archeologische verwachtingen zijn komen te vervallen.
Uitsnede van de archeologische beleidskaart met zwart omlijnd globaal het plangebied
Alle binnen het plan aangewezen gronden met archeologische waarden hebben in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie middelhoog'. De waardering betekent dat in geval van bodemverstorende ingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 50 cm archeologisch onderzoek is vereist volgens een door het college van burgmeester en wethouders goedgekeurd Programma van Eisen.
4.10.2 Cultuurhistorie
Elementen en patronen van cultuurhistorische waarden zijn op Hoogeind slechts beperkt bewaard gebleven. Bij de grootschalige ontwikkeling in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw is een vrijwel geheel nieuwe structuur over het gebied gelegd. Als resultaat hiervan zijn alleen aan de randen en ter plaatse van de recent in ontwikkeling genomen of nog te ontwikkelen delen cultuurhistorisch waardevolle elementen terug te vinden.
Aan de westzijde betreft dit de oude loop van de Zuid-Willemsvaart en de parallel daaraan gelegen Kanaaldijk. Ten noorden van de insteekhaven is aan de Kanaaldijk, alsmede aan de Hoogeindsestraat het oudste gedeelte van het bedrijventerrein Hoogeind gelegen. Een deel van de hier aanwezige bedrijfsbebouwing stamt nog uit de beginperiode van Hoogeind. Ook enkele woningen ten zuiden van de insteekhaven rond Sluis 8 dateren nog van voor de grootschalige bedrijfsmatige ontwikkeling van Hoogeind. In het achterliggende Rietbeemd is grootschalige bedrijfsmatige ontwikkeling tot op heden achterwege gebleven. Het oude ontsluitingspatroon van Beemdweg, Korte Beemd en Keersluisweg is hier intact gebleven. Deze structuren kunnen worden gezien als cultuurhistorische elementen.
Aan de noordzijde resteert het deel van de Rooseindsestraat ten zuiden van de spoorlijn. Aanvankelijk maakte ook dit deel van de Rooseindsestraat deel uit van de verbindingsweg naar Deurne. Na de aanleg van de spoorlijn is het betreffende gedeelte geïsoleerd komen te liggen en tot op heden blijven liggen. Een deel van de aan deze straat gelegen woonbebouwing is ook nu nog aanwezig en kan worden gezien als cultuurhistorisch lint.
De oostzijde van Hoogeind is later ontwikkeld. Daarbij is een gedeelte van het oorspronkelijke stratenpatroon bewaard gebleven: Duizeldonksestraat, Vlierdensedijk, Noorddijk en verlengde Engelseweg maken ook nu nog deel uit van het stratenpatroon. Aan de Noorddijk is een deel van de oorspronkelijke woonbebouwing eveneens bewaard gebleven.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
In de voorliggende actualisatie van dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen meegenomen, er is sprake van een conserverend plan waarin de bestaande planologische situatie opnieuw planologisch-juridisch wordt vastgelegd. Deze actualisatie is gericht op handhaving van de bestaande situatie zoals deze is opgenomen in de, momenteel voor dit gebied geldende, bestemmingsplan 'Hoogeind' en de in de inleiding genoemde postzegelplannen en verleende afwijkingen.
Op dit moment heeft dit bestemmingsplan geen financiële consequenties. Omdat, conform artikel 6.12 tweede lid Wet ruimtelijke ordening (Wro), het kostenverhaal over de in het ruimtelijk plan begrepen gronden volledig verzekerd is en ook het stellen van nadere eisen en regels over tijdvak/fasering en locatie/uitvoering niet noodzakelijk is, is het niet nodig om dit plan vergezeld te doen gaan van een in artikel 6.12. eerste lid Wro bedoeld exploitatieplan.
Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen die afwijken van dit plan zal op basis van de dan voorliggende planologische maatregel het kostenverhaal en/of het stellen van nadere eisen en regels privaatrechtelijk en/of publiekrechtelijk worden geregeld door middel van een overeenkomst met de betreffende initiatiefnemer van de ontwikkeling.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan, waarbinnen geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, worden er geen maatschappelijke bezwaren verwacht. De bestaande planologische situatie wordt opnieuw planologisch-juridisch geregeld en voorzien van een adequate, actuele regeling. Bestaande rechten worden gerespecteerd.
Hoofdstuk 6 Juridische Opzet Van Het Plan
6.1 Inleiding
6.2 Juridische Methodiek
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de wettelijk voorgeschreven Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) en het bestemmingsplan is digitaal raadpleegbaar.
6.3 Planregels
6.3.1 Algemeen
In Hoofdstuk 1 Inleidende regels worden in Artikel 1 de begrippen omschreven om interpretatieverschillen te voorkomen. In Artikel 2 wordt een omschrijving gegeven van de wijze waarop gemeten moet worden om op een eenduidige manier o.a. de inhoud, oppervlakten en hoogten te bepalen.
In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, zijn de bestemmingen opgenomen, waarbij de volgende opbouw wordt gehanteerd:
- bestemmingsomschrijving: hier is aangegeven waarvoor en hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd en welke functies toelaatbaar zijn;
- bouwregels: uiteenzetting van de bebouwingsbepalingen voor gebouwen (hoofdmassa, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen) en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- afwijken van de bouwregels: hier is geregeld dat het bevoegd gezag onder voorwaarden een omgevingsvergunning kan verlenen voor afwijking van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels: hier worden de vormen van gebruik aangegeven die strijdig zijn met de bestemming. Dit is geen uitputtende omschrijving. Het omvat de gebruiksvormen waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming;
- afwijken gebruiksregels: hier is geregeld dat het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning, onder voorwaarden, kan afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning aanlegactiviteiten: ter bescherming van de belangen wordt in dubbelbestemmingen een vergunningsplicht opgenomen, inhoudende dat bepaalde werken en werkzaamheden niet zonder omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd. In de voorrangsregeling is opgenomen dat, in geval van strijdigheid met andere bepalingen in het plan, de beschermende bepalingen voorgaan;
- wijzigingsbevoegdheid: dit betreft de bevoegdheid van burgemeesters en wethouders om een bestemming onder voorwaarden te wijzigen in een andere bestemming waardoor er voor het plangebied een op termijn meer gewenste bestemming kan worden gerealiseerd.
In geval van dubbelbestemmingen is er sprake van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. De bestemmingsomschrijving van een dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven bestemming (basisbestemming) tevens voor deze aanvullende bestemming zijn bestemd. Bij regels voor dubbelbestemmingen geldt dezelfde opbouw als bij de bestemmingsregels. Gezien de beschermende regeling hebben deze dubbelbestemmingen prioriteit boven de enkelbestemmingen.
In Hoofdstuk 3 Algemene regels staan de volgende bepalingen en regels:
- anti-dubbeltelbepaling: regelt dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
- algemene aanduidingsregels: hier worden medebestemmingen aangeduid;
- algemene bouwregels: hierin staat een verbod om te bouwen als daardoor andere bouwwerken met bijbehorend bouwperceel niet langer voldoen aan en/of meer gaan afwijken van plan;
- algemene gebruiksregels: hier is een verbod opgenomen om de gronden en/of bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming(en);
- algemene afwijkingsregels: geven het bevoegde gezag de mogelijkheid om vergunning te verlenen om van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen af te wijken. Hier is o.a. het afwijkingspercentage van 10% opgenomen;
- algemene wijzigingsregels: geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om het plan onder voorwaarden te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van de bestemmingsgrenzen.
In Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels, staan de overgangs- en slotregels:
- de overgangsregel geeft vorm en inhoud aan het overgangsrecht en is standaard overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening. Er is tevens persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen;
- de slotregel is het laatste artikel met de titel van het plan.
6.3.2 Toelichting op de bestemmingen
De in dit plan voorkomende bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen worden hieronder kort toegelicht:
Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation
Deze bestemming is specifiek bedoeld voor de gasdrukmeet- en regelstations van de gasunie binnen het plangebied. De gronden zijn hiervoor dan ook concreet bestemd. Andere bedrijfsmatige activiteiten zijn binnen deze bestemming niet toegestaan en aangemerkt als strijdig gebruik.
Bedrijf - Nutsvoorziening
Deze bestemming is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen. Dit zijn bedrijven die zijn gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen. Er is gekozen om deze voorziening specifiek als nutsvoorziening te bestemmen. Een algemene bedrijfsbestemming maakt naast een nutsvoorziening op deze locatie ook andere bestemmingen mogelijk en dat is hier niet wenselijk.
Bedrijventerrein
De bestemming 'Bedrijventerrein' is in dit plan de belangrijkste bestemming. Teneinde milieuhinder voor buiten het plangebied gelegen gevoelige functies te beperken is een milieuzonering aangebracht; een en ander met toepassing van de meest recente versie van de VNG Brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Deze milieuzonering heeft ertoe geleidt dat het plangebied grotendeels uit twee gebieden bestaat: een binnengebied waar bedrijven in de milieucategorieën 3.1 tot en met 4.2 zijn toegelaten en een buitenrand waar uitsluitend bedrijven uit milieucategorie 2 en 3.2 zijn toegestaan. Deze deelgebieden zijn middels functieaanduidingen op de verbeelding aangeduid.
Naast deze hoofdindeling wordt tevens een aantal daarvan afwijkende (bestaande) bedrijven en bedrijfsactiviteiten toegelaten. Het betreft hier gronden waar, in afwijking van bovenstaande indeling, bedrijvigheid in de milieucategorieën 4.1, 4.2 en 5.1 tot en met 5.3 voorkomt. Het gemeentelijk beleid is gericht op de vestiging van de zware bedrijven (milieucategorie 5) op het naburige bedrijventerrein BZOB. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om, na beëindiging van een categorie 5-bedrijf, deze bedrijvigheid binnen Hoogeind te verbieden middels het schrappen van de opgenomen aanduiding en zo de bedrijfsopbouw meer in overeenstemming met het beleid te brengen.
Daarnaast zijn er een aantal bestaande functies binnen de bedrijfsbestemming met een afzonderlijke aanduiding bestemd.
Het betreft hier bestaande en zeer specifieke functies op het bedrijventerrein waarvan het gezien de aard, omvang en overige ruimtelijke consequenties (zoals verkeersaantrekkende werking, parkeren e.d.) ruimtelijk aanvaardbaar en zelfs wenselijk is dat deze zich op een bedrijventerrein als Hoogeind bevinden. Door deze functies als aanduiding binnen deze bestemming te regelen, blijft ook de mogelijkheid gehandhaafd dat de primaire functie (bedrijvigheid) te allen tijde uitgeoefend kan worden.
Bouwregels
Er is voor gekozen om bedrijven ruime bebouwingsmogelijkheden te geven zonder onnodige beperkingen. Binnen ieder bestemmingsvlak worden bouwvlakken opgenomen waarmee de rooilijnen ten opzichte van de hoofdwegenstructuur worden vastgelegd. Veel bedrijfspercelen vallen als geheel binnen een bouwvlak. Er gelden beperkingen in aan te houden afstanden tot perceelsgrenzen, voornamelijk om redenen van brandveiligheid, en tot de openbare weg. Parkeren, laden en lossen moeten plaatsvinden binnen het bebouwingsvlak en niet op de openbare weg. De maximale bouwhoogte bedraagt 15 m en langs de hoofdwegen zelfs 20 m.
Bedrijfswoningen en zelfstandige kantoren
In lijn met ter zake geldend provinciaal beleid zijn nieuwe bedrijfswoningen en zelfstandige kantoren niet toegestaan. Bestaande bedrijfswoningen en kantoren worden als zodanig bestemd via een aanduiding op de plankaart. Bij beëindiging van de kantoorfunctie kan de desbetreffende aanduiding geschrapt worden middels planwijziging door burgemeester en wethouders.
Verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg
Het betreft hier een specifieke functie binnen de bedrijfsbestemming voor de bestaande tankstations. In de regels worden met name de in acht te nemen afstand van gebouwen tot de openbare weg geregeld en worden maxima gesteld aan de bouwhoogten van erfafscheidingen, vlaggenmasten en de luifel. In de regels is expliciet geregeld dat alleen het bij tankstations gangbare assortiment aan nevenproducten verkocht mag worden. Dit is noodzakelijk om branchevervaging te voorkomen.
Groen
De openbare groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en bestaande wegen bij de aanduiding 'weg' zijn binnen deze bestemming toegelaten. In dit specifieke geval zijn de kanaaloevers en gronden langs de Vlierdensedijk en de Vossenbeemd bestemd als groen.
Recreatie
Binnen deze bestemming zijn dagrecreatie in de vorm van een volkstuin toegestaan.
Sport
Binnen deze bestemming zijn sportfaciliteiten toegestaan. In het plangebied is de bestemming 'sport' opgenomen ten behoeve van de schietbaan aan de Lage Dijk 33. Het gedeelte van het bestemmingsvlak dat mag worden gebruikt als schietbaan is aangeduid met een functieaanduiding 'schietbaan'.
Verkeer
Deze bestemming geldt voor de hoofdwegen, straten, voet- en fietspaden binnen het plangebied en tevens voor parkeren, groen, bruggen en viaducten, parkeren en geluidwerende voorzieningen. Er mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering van openbare nutsvoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' zijn de gronden specifiek bestemd voor spoorwegen en spoorwegvoorzieningen ten dienste van de spoorlijn Eindhoven-Helmond-Venlo.
Water
Deze bestemming is bestemd voor de binnen het plangebied gelegen waterpartijen, waterlopen en waterberging met bijbehorende bruggen, dammen en duikers. Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
Wonen
Het bedrijventerrein Hoogeind is een gezoneerd bedrijventerrein, wat ondermeer betekent dat uit planologisch oogpunt slechts bedrijfswoningen toelaatbaar zijn. Niettemin kent het plan aan de randen enkele als zodanig opgerichte bestaande burgerwoningen, waarmee bij de zonering destijds rekening is gehouden. Deze woningen hebben de bestemming Wonen gekregen. Dit betreft met name het woningcluster aan de Rooseindsestraat en de pyramidewoning aan de insteekhaven. Nieuwbouw van burgerwoningen is niet toegestaan. Herbouw en eventueel uitbreiding wel. Voor de woningen aan de adressen Rooseindsestraat 112, 114 en 116 alsmede Sluisdijk 1 en 3 geldt dat deze onder het overgangsrecht waren gebracht in voorgaande bestemmingsplannen en in dit bestemmingsplan de bestemming Wonen hebben gekregen. Deze vallen eveneens buiten de zonering.
Dubbelbestemmingen
Leiding - Gas
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de aanleg, instandhouding, bescherming, beheer en onderhoud van ondergrondse gastransportleidingen (Ø 350 mm en 6" en 8" (40 bar)). Ter bescherming van deze leiding is een omgevingsvergunning aanlegactiviteit opgenomen.
Leiding - Hoogspanning
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de aanleg, instandhouding, bescherming, beheer en onderhoud van ondergrondse hoogspanningsleiding (150 kV). Ter bescherming van deze leiding is een omgevingsvergunning aanlegactiviteit opgenomen.
Leiding - Hoogspanningsverbinding
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de aanleg, instandhouding, bescherming, beheer en onderhoud van bovengrondse hoogspanningsverbindingen. Ter bescherming van deze leiding is een omgevingsvergunning aanlegactiviteit opgenomen.
Leiding - Water
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de aanleg, instandhouding, bescherming, beheer en onderhoud van de drinkwatertransportleiding. Ter bescherming van deze leiding is een omgevingsvergunning aanlegactiviteit opgenomen.
Waarde archeologie – Middelhoog
Voor deze dubbelbestemming geldt dat op basis van de “Archeologische Waardenkaart Helmond” een middelhoge archeologische verwachting bestaat. Binnen de aangewezen gebieden mag niet worden gebouwd. Hiervan zijn uitgezonderd vervangende nieuwbouw met dezelfde oppervlakte en bouwdiepte en het bouwen van bijgebouwen/uitbreiding bestaand hoofdgebouw en bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 2.500 m². Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een diepte tot maximaal 0,50 m geldt eveneens dat direct gebouwd mag worden. Het bevoegd gezag kan de bestemming wijzigen door het verwijderen van de dubbelbestemming indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig dan wel te behouden zijn.
Waarde - Ecologie
Op de gronden met deze dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van deze bestemming. Ter bescherming van de ecologische waarden van deze gronden is een omgevingsvergunning aanlegactiviteit opgenomen.
Waterstaat - Beschermingszone
Deze gronden zijn primair bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren overeenkomstig de Keur van het Waterschap Aa en Maas. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.
Waterstaat - Waterkering
Deze gronden zijn primair bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van dijken en kaden met een waterkerende functie. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor de bescherming van de waterkering worden opgericht.
6.3.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
In artikel 27.3 is een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen voor het voormalige kermisoverwinteringsterrein aan de Vlierdensedijk. De functie als overwinteringsterrein is inmiddels vervallen. Met het persoonsgebonden overgangsrecht mogen de huidige bewoners (gezinshoofd en diens partner) zoals ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan ter plaatse blijven wonen in hun bestaande woonwagen.
Op 16 mei 2019 heeft hierover een overleg plaatsgevonden tussen de gemeente en de bewoners, die daarbij bijgestaan zijn door een landelijk vertegenwoordiger van kermisexploitanten. De bewoners konden zich vinden in de oplossing in de vorm van een persoonsgebonden overgangsrecht. Het was voor de bewoners een opluchting dat zij niet meteen het terrein af hoefden en ter plaatse kunnen blijven wonen zolang zij dit willen. In dat kader wordt binnenkort ook een nieuwe huurovereenkomst met deze bewoners gesloten.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooraankondiging
Op 20 september 2017 is de kennisgeving als bedoeld in artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd waarin is aangegeven dat er voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is.
7.2 Resultaten Wettelijk Vooroverleg
In het kader van het wettelijk overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is dit plan voor advies gezonden naar de vaste vooroverleginstanties. De Provincie Noord-Brabant heeft per brief d.d. 26 oktober 2022 aangegeven dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met haar provinciale belangen. Het Waterschap Aa en Maas heeft ondanks dat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt toch enkele opmerkingen ten aanzien van de onderwerpen: A-watergangen, Waarde-Ecologie, vrijwaringszone-vaarweg, Stadse Aa, voorkomen versnelde afvoer van hemelwater en waterparagraaf. Waar nodig is het bestemmingsplan naar aanleiding van deze opmerkingen aangepast in de toelichting, de regels dan wel op de verbeelding.
Ook voor de Gasunie geeft het bestemmingsplan aanleiding tot het maken van opmerkingen ten aanzien van de ligging van de aardgastransportleiding (controle), de regeling en verbeelding van de gasontvangstation binnen het plangebied en de bouwhoogte van erfafscheidignen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen de bestemmingen 'Bedrijf-Nutsvoorziening' en 'Bedrijventerrein'. De opmerkingen zijn waar nodig in het bestemmingsplan aangepast in de regels en op de verbeelding.
Daarnaast is het bestemmingsplan ook besproken met het DAC (Detailhandels Advies Commissie) en SBH (Stichting Bedrijventerrein Hoogeind). Dit heeft geleid tot enkele aanpassingen in het bestemmingsplan.
7.3 Procedure Ontwerpplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van de procedure ex. artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening juncto afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van 22 december 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.
7.4 Vaststelling
Gedurende de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn vijf schriftelijke zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn in een nota van zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan aangepast. Daarnaast zijn er een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd zoals aangeven in de nota van zienswijzen.
Het bestemmingsplan is naar aanleiding hiervan gewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van 15 oktober 2024.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Rapport Externe Veiligheid Inclusief Bijlagen
Bijlage 1 Rapport externe veiligheid inclusief bijlagen
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Woningen Rooseindsestraat En Sluisdijk
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek woningen Rooseindsestraat en Sluisdijk