KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein-1
Artikel 4 Bedrijventerrein-2
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Water
Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Vigerende Bestemmingsplannen
2.2 Beschrijving Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten
4.1 Ruimtelijke En Programmatische Uitgangspunten
4.2 Verkeer
4.3 Parkeren
4.4 Groen
4.5 Landschap En Ecologie
4.6 Archeologie
4.7 Water
4.8 Milieu
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Stedenbouwkundige Structuur
5.3 Segmentering
5.4 Landschap En Ecologie
5.5 Verkeer En Parkeren
5.6 Groen En Water
5.7 Beeldkwaliteit
5.8 Duurzaamheid
Hoofdstuk 6 Omgevingsaspecten
6.1 Geluid
6.2 Luchtkwaliteit
6.3 Bodem
6.4 Externe Veiligheid
6.5 Kabels, Leidingen En Elektromagnetische Velden
6.6 Landschap En Ecologie
6.7 Cultuurhistorie En Archeologie
6.8 Duurzaamheid
6.9 Radarverstoringsgebied
Hoofdstuk 7 Waterparagraaf
7.1 Inleiding
7.2 Huidig Situatie
7.3 Beleidskader
7.4 Vertaling In Bestemmingsplan
Hoofdstuk 8 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
8.1 Inleiding
8.2 Artikelsgewijze Toelichting
Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 10 Inspraak En Vooroverleg
10.1 Inspraak
10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein 1
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein 2
Bijlage 1 Verslag Inspraak D.d. 7 Januari 2011
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek D.d. 19-04-2009
Bijlage 3 Onderzoek Luchtkwaliteit D.d. 9-04-2009
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek D.d. 19-08-2005
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek D.d. 31-01-2005
Bijlage 6 Onderzoek Externe Veiligheid D.d. 17-07-2009
Bijlage 7 Advies Brandweer Brabant Noord D.d. 7-09-2009
Bijlage 8 Brief Tennet D.d. 8-06-2009
Bijlage 9 Onderzoek Ecologie D.d. 6-06-2008
Bijlage 10 Archeologisch Onderzoek 93
Bijlage 11 Archeologisch Onderzoek 2007

Bedrijventerreinen Empel 3e fase

Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch

Onherroepelijk op 10-07-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanBedrijventerreinen Empel 3e fase van de gemeente 's-Hertogenbosch.

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.4 bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden.

1.5 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.6 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het besluit externe veiligheid inrichtingen zoals deze is vastegsteld op 27 mei 2004 en bekend gemaakt in de staatscourant nummer 2005 op 10 juni 2004.

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.8 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0796.0002008-1501 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 geluidzoneringsplichtige inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van vaststelling van het plan.

1.20 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.21 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.22 natuurwaarden

De aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.

1.23 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.

1.24 ondergronds

beneden het peil.

1.25 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.

1.26 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.27 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.28 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.

1.29 voorste perceelsgrens

de naar de weg gekeerde perceelsgrens.

1.30 voorgevelrooilijn:

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg.

1.31 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, en inlaten).

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen gebouwen tezamen.

2.5 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein-1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2': bedrijven in de categorie 2 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein 1;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3': bedrijven in de categorieën 2 tot en met 3.1 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein 1;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.2.': bedrijven in de categorieën 2 tot en met 3.2 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein 1;
  2. b. kantooractiviteiten voor zover ondergeschikt aan de bedrijven zoals vermeld onder a;
  3. c. productiegebonden detailhandel;
  4. d. zend- en ontvangstinstallaties
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. daarbij behorende verkeers-, groen- en parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan de bedrijven die zijn genoemd in lid 3.1;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken door bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten, anders dan bedoeld in 3.1 onder b;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 3.1onder c;
  7. g. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  8. h. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  9. i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  10. j. het bewaren en/of opslaan van stoffen en goederen buiten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  11. k. het gebruik van de gronden en bouwwerken strijdig met het bepaalde in lid 3.2.1.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 onder a. ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein-1, mits het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein-1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de binnen het betreffende (deel van het) bestemmingsvlak toegestane bedrijven;
  2. b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 onder f. ten behoeve van:
    1. 1. detailhandel in stoffen en goederen waarvan de verkoop in winkelcentra niet past in verband met de verstoring van het aldaar gewenste milieu, zoals de verkoop van brand- en explosiegevaarlijke of andere milieubelastende stoffen en goederen, mits:
      • in voldoende mate verzekerd is, dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;
      • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
    2. 2. detailhandel in grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen, mits:
      • in voldoende mate verzekerd is, dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;
      • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
  3. c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 onder k. ten behoeve van parkeren, mits:
    1. 1. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
    2. 2. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

Artikel 4 Bedrijventerrein-2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van
    1. 1. bedrijven in de categorieën 2 tot en met 3.2 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat vanBedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein 2;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1' zijn tevens bedrijven in categorie 1 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein 2 toegestaan;
  2. b. kantooractiviteiten voor zover ondergeschikt aan de bedrijven zoals vermeld onder a;
  3. c. productiegebonden detailhandel;
  4. d. zend-/ontvangstinstallaties;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': mede voor een gebouwde parkeervoorziening;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'groen' tevens voor groen, water, plantsoen, fiets- en voetpaden;
  7. g. daarbij behorende verkeers-, groen- en parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan de bedrijven die zijn genoemd in lid 4.1 onder a;
    2. 2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
    3. 3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
    4. 4. het gebruik van gronden en bouwwerken door bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    5. 5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten, anders dan bedoeld in 4.1 onder b;
    6. 6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 4.1 onder c;
    7. 7. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
    8. 8. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
    9. 9. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
    10. 10. het bewaren en/of opslaan van stoffen en goederen buiten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    11. 11. het gebruik van de gronden en bouwwerken strijdig met het bepaalde in 4.2.1 onder a.
  2. b. het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' bovengronds buiten de bebouwing te parkeren, tenzij het halfverdiept parkeren betreft, zoals bepaald in artikel 4.2.2 onder b.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5 onder a1 ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein-2, mits het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten -bedrijventerrein-2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de binnen het betreffende (deel van het) bestemmingsvlak toegestane bedrijven;
  2. b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5 onder a6 ten behoeve van:
    1. 1. detailhandel in stoffen en goederen waarvan de verkoop in winkelcentra niet past in verband met de verstoring van het aldaar gewenste milieu, zoals de verkoop van brand- en explosiegevaarlijke of andere milieubelastende stoffen en goederen, mits:
      • in voldoende mate verzekerd is, dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;
      • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
    2. 2. detailhandel in grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen, mits:
      • in voldoende mate verzekerd is, dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;
      • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
  3. c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5 onder a11 ten behoeve van parkeren, mits:
    1. 1. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
    2. 2. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
  4. d. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5 onder b ten behoeve van parkeren, mits de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid, de landschappelijke inpassing en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. water;
  3. c. waterberging;
  4. d. park;
  5. e. plantsoen;
  6. f. fiets- en voetpaden;
  7. g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, bijbehorende verhardingen, in- en uitritten, bruggen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook;
  2. b. straten en paden;
  3. c. wegverkeer
  4. d. verblijfsgebied;
  5. e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals openbare verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, bijbehorende verhardingen, bruggen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. waterberging;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'brug': mede een brug;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone': mede het behoud, herstel en/of versterking van de aanwezige of potentiële natuurwaarden;
  6. f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals openbare verblijfsvoorzieningen, steigers, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, voet- en fietspaden, taluds, bermen, kunstwerken, oeverbeschoeiingen, kademuren, bouwwerken ten dienste van de naastgelegen rijksweg A2 en A59 en dergelijke.

7.2 Bouwregels

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op de gronden met de aanduiding 'ecologische verbindingszone' zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    1. 1. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
    2. 2. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels, anders dan ten gevolge van een uitwerkingsplan voor natuur en landschap.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden kan slechts worden verleend indien de in de bestemmingsomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.
  3. c. Geen vergunning is vereist voor:
    1. 1. werken van geringe omvang;
    2. 2. werken het normale onderhoud betreffen;
    3. 3. werken ten behoeve van behoud, herstel en /of versterking van aanwezige of potentiële natuurwaarden;
    4. 4. werken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoofdtransportleidingen, met een strook van 25 meter ter weerszijden van de aangeduide leiding.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

8.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals hoogspanningsmasten, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de bovengrondse hoofdtransportleiding, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4 mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de bovengrondse hoofdtransportleiding en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.

8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op de tot Leiding - Hoogspanningsverbinding bestemde grond, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
    1. 1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
    2. 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
    3. 3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
    4. 4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld -en weghoogte.
  2. b. Het in lid 8.6 onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    1. 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de hoogspanningsverbinding;
    2. 2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  3. c. De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 8.6 onder a zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoogspanningsverbinding en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
  4. d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 8.6 onder a wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder / directeur van het energiebedrijf.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Vrijwaringszone - weg

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' mag, ongeacht het bepaalde in de betreffende bestemming, geen bebouwing worden opgericht anders dan met de rijkswegen A2 en A59 verband houdende bouwwerken;
  2. b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het bouwen van bouwwerken gelegen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg', mits door de bouw van dit bouwwerk de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient de betrokken wegbeheerder vooraf een verklaring van geen bezwaar af te geven;
  3. c. De in lid b. bedoelde vergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bouwwerken die bestaan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, dan wel mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, in de volgende gevallen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels:

  1. a. vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen, mits de vermeerdering of vermindering ten hoogste 10% bedraagt;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en de plankaart voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de plankaart ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan
    10 meter;
  4. d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% bedraagt;
    2. 2. de hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 4 meter mag bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanBedrijventerreinen Empel 3e fase.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 18 februari 2004 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch het bestemmingsplan Uitbreiding Empel 3e fase vastgesteld. Echter, door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant is op 21 september 2004 voor wat betreft de in het bestemmingsplan Empel 3e fase voorziene bedrijventerreinen goedkeuring onthouden. De bedrijventerreinen bestaan uit twee gedeelten. Één gedeelte betreft het bedrijventerrein Empel-Zuid. Het andere gedeelte het bedrijventerrein Rosmalense Plas.

De reden dat goedkeuring is onthouden van het gedeelte Empel-Zuid, lag in gesignaleerde gebreken in de verwerking van het raadsbesluit d.d. 18 februari 2004 op de plankaart (eerder weggevallen arceringen waren niet hersteld). Daarnaast wordt in het besluit van Gedeputeerde Staten opgemerkt, dat het bedrijventerrein ook wordt ontwikkeld voor categorie 1 en 2 bedrijven, hetgeen in zijn algemeenheid, gelet op het in het streekplan vastgelegde beleid als onjuist wordt gezien. Voorkomen dient te worden, aldus Gedeputeerde Staten, dat bedrijven, die qua omvang, verkeersaantrekkende werking en milieuhinder goed inpasbaar zijn in een woonomgeving of gemengd milieu op bedrijventerreinen worden gevestigd. Dit wil echter niet zeggen, dat deze categorieën bedrijven in zijn geheel niet voor vestiging in aanmerking komen, maar dit maakt maatwerk en nuanceringen noodzakelijk, aldus Gedeputeerde Staten. Dit speelt met name voor het bedrijventerrein Rosmalense Plas, waar de vestiging van categorie 1 vestigingen wordt beoogd.

Voor het bedrijventerrein Empel-Zuid speelt dit niet, omdat Empel- Zuid een gemengd terrein is, waarvoor ook volgens de opvatting van de provincie invulling dient te worden ingegeven, vanuit de ligging nabij de kern Empel. Empel-Zuid is gericht op een bont palet van bedrijvigheid, zoals ambachtelijke bedrijvigheid, licht industriële bedrijven, bouwinstallatie-, schoonmaakbedrijven en groothandel. Het gaat in ieder geval om bedrijvigheid die past in de nabijheid van een woonomgeving of gemengd milieu. Vestiging van categorie 1 bedrijven wordt op Empel-Zuid niet voorgestaan. Groothandel (één van de sterkst groeiende bedrijfstakken van 's-Hertogenbosch), welke bedrijfstak volgens de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering voor het grootste gedeelte in categorie 2 valt, wordt wel toegestaan. Ook de minimale kavelgrootte van 1.000 m2 (provinciaal beleid) past volledig in de beoogde opzet voor Empel-Zuid.

Samengevat kan met een aangepaste bedrijvenlijst voor Empel-Zuid en een minimum kavelgrootte aan alle door Gedeputeerde Staten gestelde eisen worden volstaan. Dit blijkt ook uit het feit, dat inmiddels een groot deel van Empel-Zuid na een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bouwrijp is gemaakt met medewerking van de provincie Noord-Brabant. Voor fase 1 van Empel-Zuid (kavel 1 tot en met 12) heeft het college van burgemeester en wethouders op 9 februari 2010 een projectbesluit genomen, op basis waarvan omgevingsvergunningen voor het bouwen kunnen worden verleend.

Voor het geprojecteerde bedrijventerrein Rosmalense Plas is de goedkeuring onthouding aanleiding geweest voor een nadere bestudering van de voorgestane segmentering en een heroriëntatie op de gewenste verkaveling. Om deze reden heeft het geruime tijd geduurd, voordat deze planherziening in procedure is gebracht. Op dit terrein wordt voor een beperkt deel van het terrein ook vestiging van categorie 1 bedrijven toegestaan, te weten in de zone langs de A2 en het deel waar het bedrijventerrein grenst aan de Rosmalense Plas. Voor het overige deel van het bedrijventerrein Rosmalense Plas geldt dat er categorie 2 en 3 bedrijven zijn toegestaan.

1.2 Doel

Doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een actueel planologisch-juridisch kader om de ontwikkeling van de bedrijventerreinen Empel-Zuid en Rosmalense Plas mogelijk te maken. Voor beide bedrijventerreinen geldt, dat diverse omgevingsaspecten zijn beoordeeld. Zo heeft er onder meer een actualisering van de verkeersprognoses en milieuonderzoeken plaatsgevonden. Inmiddels is ook de uitgave Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten vernieuwd met de daarbij behorende basiszoneringslijst voor bedrijven. De bij dit bestemmingsplan behorende bedrijvenlijsten zijn overeenkomstig deze uitgave (2009) vernieuwd.

Ook is dit bestemmingsplan vervaardigd op een digitale wijze conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de RO standaarden 2008, die per 1 januari 2010 moeten worden toegepast. Tevens voldoet het plan aan de per 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Hiermee is het plan geactualiseerd naar hedendaagse inzichten.

1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied wordt grotendeels gevormd door die gedeelten van het bestemmingsplan Empel 3e fase, waaraan in 2004 goedkeuring is onthouden door Gedeputeerde Staten. Het betreft de oorspronkelijk in het bestemmingsplan Empel 3e fase voorziene bedrijventerreinen Empel-Zuid en Rosmalense Plas. Het plangebied ligt ten noorden van de A2, direct ten zuiden van Empel, ter vervolmaking van de uitbreiding Empel en nabij de Rosmalense Plas. De (tweede) ontsluitingsweg aan de zuidkant van het terrein parallel aan de A2 is ook onderdeel van dit bestemmingsplan.

Aan de noordzijde wordt het plan begrensd door de Empelseweg. De noordwestelijke begrenzing wordt gevormd door de Diepteweg die overgaat in de Burgemeesters Godschalxstraat. Aan de zuidwestzijde is globaal de watergang langs de A2 de begrenzing. Aan de oostzijde is dat globaal de oostelijke oever van de Groote Wetering en de 2e ontsluitingsweg, die parallel aan de noordkant van de A2 is geprojecteerd.

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal weergegeven in figuur 1a.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0001.jpg"

Figuur 1a: Globale ligging en begrenzing plangebied

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Daarbij wordt kort ingegaan op de vigerende bestemmingsplannen. Bovendien wordt de huidige situatie beknopt beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft het vigerende relevante beleid van het rijk, de provincie en de gemeente. Vervolgens worden in het volgende hoofdstuk de planuitgangspunten gepresenteerd, waarna in hoofdstuk 5 de toekomstige, beoogde situatie wordt beschreven. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 7 omvat de waterparagraaf. In hoofdstuk 8 worden de juridische aspecten van het plan nader toegelicht. In hoofdstuk 9 gaan we nader in op de economische uitvoerbaarheid van het plan; in hoofdstuk 10 op de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de hand van de ingebrachte inspraakreacties en overlegreacties ex artikel 3.1.1. Bro.

Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie

2.1 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied gelden (delen van) de volgende vigerende bestemmingsplannen:

  1. 1. uitbreidingsplan in Hoofdzaak Empel c.a., vastgesteld door de gemeenteraad op 27 april 1961 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten (GS) op 21 maart 1962;
  2. 2. bestemmingsplan Landelijk Gebied, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 november 1971 en goedgekeurd door GS op 17 januari 1973;
  3. 3. bestemmingsplan Landelijk Gebied, 1e herziening (overgangsbepalingen), vastgesteld door de gemeenteraad op 20 december 1973 en goedgekeurd door GS op 6 november 1974;
  4. 4. bestemmingsplan Kom Empel, vastgesteld door de gemeenteraad op 28 november 1980 en goedgekeurd door GS op 22 september 1981;
  5. 5. bestemmingsplan Proefstation, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 mei 1987 en (gedeeltelijk) goedgekeurd door GS op 24 september 1985;
  6. 6. bestemmingsplan Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied (Noordzijde), vastgesteld door de gemeenteraad op 4 juli 1991 en goedgekeurd door GS op 26 februari 1992;
  7. 7. bestemmingsplan De Groote Wielen, vastgesteld door de gemeenteraad op 8 juli 1999 en goedgekeurd door GS op 1 februari 2000;
  8. 8. bestemmingsplan Empel 3e fase, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 februari 2004 en (gedeeltelijk) goedgekeurd door GS op 21 september 2004;
  9. 9. Bestemmingsplan Hotel Rosmalen, vastgesteld door de gemeenteraad op 11 juni 1987 en goedgekeurd door GS op 5 oktober 1987;
  10. 10. thematisch bestemmingsplan Kunstwerken, vastgesteld door de gemeenteraad op 11 oktober 1990 en goedgekeurd door GS op 16 januari 1991;
  11. 11. thematisch bestemmingsplan Erfbebouwingsregeling, vastgesteld door de gemeenteraad op 27 mei 1999 en goedgekeurd door GS op 5 augustus 1999.

De vigerende plannen betreffen bestemmingsplannen met overwegend bestemmingen ten behoeve van agrarisch gebruik. Daarnaast is een beperkt deel van de gronden bestemd voor water en groenvoorzieningen en verkeer. Tot slot geldt, dat er voor een klein gedeelte van het plangebied ten zuiden van de Diepteweg geen bestemmingsplan vigerend is; een zogenaamde witte vlek. Met de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan worden bovengenoemde bestemmingsplannen voor wat betreft de gronden in dit bestemmingsplan herzien en wordt de witte vlek van een bestemmingsplan voorzien. Zoals in de inleiding is aangegeven geldt er voor Empel-Zuid fase 1 een projectbesluit. Dit projectbesluit wordt integraal overgenomen in dit bestemmingsplan. Het plangebied van dit projectbesluit is weergegevenin figuur 1b.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0002.jpg"

Figuur 1b: Ligging plangebied projectbesluit Empel-Zuid fase 1, kavel 1-12.

2.2 Beschrijving Plangebied

Op de locatie waar de bedrijventerreinen Rosmalense Plas en Empel-zuid worden gerealiseerd is de huidige situatie als volgt.

Het terrein wordt globaal begrensd door de A2 in het zuiden en de Empelseweg in het noorden en bestaat nu uit een aantal oost-west lopende bouw-graslandpercelen, gescheiden door een slootstelsel, waar de oorspronkelijke Diepteweg dwars doorheen loopt en vanaf de Empelseweg doodloopt tegen de A2.
Op een aantal percelen is sprake van gronddepot. Aan de oostkant van het terrein loopt de circa 10 meter brede Groote Wetering, als onderdeel van de Bossche waterhuishouding. Ten oosten daarvan ligt een bosrand met wandelpad, die feitelijk het begin van de Rosmalense Plas markeert. In de zuidoosthoek van het terrein loopt een hoogspanningskabel. De infrastructurele werken die recent zijn aangelegd, dan wel in uitvoering, zijn de nieuwe Diepteweg, die beschouwd kan worden als de afbouw van het "rondwegsysteem" rondom Empel en de uitbreiding van de A2 en ombouw van het verkeersknooppunt Empel. In het gebied tussen de Diepteweg, de A2 en de Burgemeester Godschalxstraat is een kleinschalig bosje aanwezig met wat grasland. Een gedeelte van dit gebied wordt nog door de gemeente aan een particulier verpacht middels een tijdelijk gebruiksrecht. Tenslotte, ter hoogte van het Mercure hotel ligt een parkeerterrein voor zowel het hotel als de belendende McDonald's vestiging. Het parkeerterrein is in zijn geheel particulier eigendom, maar is feitelijk een openbaar toegankelijk terrein met dien verstande, dat een gedeelte van het terrein afsluitbaar is ten behoeve van deze accommodatie.

Het plangebied bestaat voornamelijk uit agrarische gronden. Het is vooral akkerland en een klein deel grasland waaronder een paardenweitje. In het zuidwestelijk deel ligt langs de A2 een bosje.

In figuur 2 is de huidige situatie van het plangebied (luchtfoto 2009) en de directe omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0003.jpg"

Figuur 2: Huidige situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het voor het plangebied relevante beleidskader beschreven.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte in werking getreden. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020 met een doorkijk naar 2030. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak, dat ons in Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.

In de nota staat 'ruimte voor ontwikkeling' centraal en gaat het kabinet uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Deze nota ondersteunt gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling, waarin alle betrokkenen participeren. 'Ruimte voor ontwikkeling' betekent ook, dat het rijk voor ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgen creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven.

De Nota Ruimte geeft aan dat ons land bedrijventerreinen nodig heeft voor een duurzame economische groei. In de Nota Ruimte zijn door de ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. Een belangrijk uitgangspunt van de Nota Ruimte is versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland. Nederland staat voor een grote opgave om ruim 21.000 hectare bedrijventerrein te herstructureren en daarnaast nog eens ongeveer 23.000 hectare nieuw bedrijventerrein te realiseren.

3.1.2 Rooilijnenbeleid

Het rooilijnenbeleid van Rijkswaterstaat houdt in dat Rijkswaterstaat langs haar autosnelwegen twee rooilijnen hanteert. In de zone van 50 meter uit de as van de dichtst bij het plangebied gelegen rijbaan geldt een bouwverbod anders dan voor verkeersdoeleinden. Tot de rijbanen worden ook gerekend toe- en afritten van en naar andere (snel)wegen. Voor de zone van 50 tot 100 meter uit de as van de dichtstbij gelegen rijbaan van een rijksweg geldt volgens het rooilijnenbeleid, dat hier slechts na toestemming van het college van burgemeester en wethouders mag worden gebouwd. Deze toestemming mag slechts worden verleend met in acht name van de belangen van het wegverkeer en de betreffende wegbeheerder, in casu Rijkswaterstaat.

Zone van 50 meter

Tussen het knooppunt Empel en de bebouwingsgrenzen van de bedrijfspercelen is een zone aangehouden met de bestemming Water. Deze zone is ter hoogte van het terrein Rosmalense Plas meer dan 50 meter breed, gerekend vanuit het hart van de dichtstbij gelegen rijstrook. Deze afstand is bij het terrein Empel-Zuid 43 tot 44 meter. De afstand tot de rand van de verharding is daar 40 meter. Deze afstand is minder dan de 50 meter die het rooilijnenbeleid voorschrijft en de 42 meter vanaf de rand van de verharding die in het verleden met RWS is afgesproken. Hierover heeft op 18 maart 2010 telefonisch overleg plaatsgevonden tussen de gemeente 's-Hertogenbosch en Rijkswaterstaat. Het belang van de 50 meter bebouwingsvrije zone is om te voorkomen, dat in de toekomst een eventuele uitbreiding van de rijksweg onmogelijk of onnodig duur wordt. Aangezien de A2 en het knooppunt Empel recentelijk zijn aangepast, acht RWS het niet aannemelijk, dat hier in de (nabije) toekomst opnieuw een uitbreiding zal plaatsvinden. RWS heeft aangegeven, dat het daarom mogelijk is hier maatwerk te leveren en dat Rijkswaterstaat akkoord gaat met de nu aangehouden afstanden, mits in het bestemmingsplan voor de zone van 43 meter een afwijkingsbevoegdheid wordt opgenomen voor bouwwerken, waarbij de de betrokken wegbeheerder vooraf een verklaring van geen bezwaar dient af te geven alvorens het college van B&W een omgevingsvergunning verleend. Op de verbeelding van het bestemmingsplan is deze zone aangegeven met de (gebied)aanduiding “vrijwaringszone - weg”, waaraan een afwijkingsbevoegdheid wordt gekoppeld voor bouwwerken. Ter hoogte van bedrijventerrein Rosmalense Plan zal de breedte van de zone 50 m zijn, conform het rooilijnenbeleid.

Zone van 50-100 meter uit de as van de snelweg

Het belang van Rijkswaterstaat van het alleen via een afwijkingsbevoegdheid laten bebouwen van deze strook van Rijkswaterstaat is gelegen in:

  • het voorkomen van voor de weggebruiker afleidende effecten;
  • het beperken van milieuhinder voor omwonenden.


In dit kader geldt, dat de bebouwing op het terrein Empel-Zuid, vanaf de rijksweg gezien, schuil gaat achter een 4 tot 6 meter hoog geluidsscherm. De afstand tussen de geprojecteerde bebouwing op de bedrijfspercelen en de rijksweg op het terrein Rosmalense Plas bedraagt minimaal 58 meter, gerekend uit het hart van de dichtstbijzijnde rijbaan. De nieuwe bebouwing op de te ontwikkelen bedrijventerreinen in Empel sluit aan weerszijden aan op bestaande bebouwing op de bedrijventerreinen Maasakkers en De Brabantpoort. De geprojecteerde bebouwing ligt bovendien in dezelfde rooilijn als de bestaande bedrijfsbebouwing.

Hierdoor is er geen sprake van voor de weggebruiker afleidende effecten. Ook heeft de bebouwing geen invloed op mogelijke maatregelen ter beperking van vermindering van milieuhinder voor omwonenden vanwege de rijksweg. De belangen van Rijkswaterstaat worden derhalve niet aangetast. Het opnemen van een afwijkingsregeling voor bebouwing in deze zone is niet zinvol en zou alleen tot langere omgevingvergunningsprocedures leiden. Ook dit is besproken met Rijkswaterstaat. Overeengekomen is voor deze gronden geen afwijkingsregeling op te nemen.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (vastgesteld op 1 oktober 2010 door Provinciale Staten, in werking getreden 1 januari 2011) geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De structuurvisie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen. De structuurvisie geeft de samenhang weer tussen het beleid op het gebied van milieu, verkeer en vervoer en water. Een uitsnede van de structurenkaart van de structuurvisie voor het onderhavige plangebied is weergegeven in figuur 3, waarbij de ligging van het plangebied met een zwarte cirkel indicatief is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0005.png"

Figuur 3: Uitsnede structurenkaart structuurvisie

De ruimtelijke belangen en keuzes van de provincie zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Binnen deze structuren worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen. Samen vormen deze structuren de provinciale ruimtelijke structuur. De structuren geven een hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies, maar ook waar functies worden uitgesloten of welke randvoorwaarden de provincie aan functies stelt. Binnen de structuren is ruimte voor regionaal maatwerk.

De vier structuren zijn:

  • de groenblauwe structuur: de provincie kiest hier voor functieontwikkeling gecombineerd met de ontwikkeling van een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit, bestaande uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Deze structuur is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.
  • landelijk gebied: de provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste het behouden van agrarische productieruimte in die delen van het buitengebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen. En ten tweede voor gebieden met een breed georiënteerde, gemengde plattelandseconomie.
  • de stedelijke structuur: de provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijk concentratiegebied, waar de groei van de verstedelijking opgevangen wordt. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden open houden. Ten tweede het 'overig stedelijk gebied', dat zo veel als mogelijk wordt ontzien van verdere verstedelijking, doordat daar alleen de opvang van de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt opgevangen.
  • de infrastructuur: de provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische kennisclusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de goederenruit (spoor en waterwegen) geleid om zo ruimte te maken voor het versterken van de (inter) nationale ontsluiting (spoor, lucht en weg) van de Brabantse steden.


Op de structurenkaart is het plangebied aangewezen als 'stedelijke structuur, stedelijk concentratiegebied'. De Groote Wetering is aangewezen als 'groenblauwe structuur, kerngebied groenblauw'.

Stedelijke structuur:

De provincie onderscheidt binnen de stedelijke structuur twee ontwikkelingsperspectieven:

  • stedelijk concentratiegebied: In het stedelijk concentratiegebied moet de groei van de verstedelijking worden opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden open houden;
  • overig stedelijk gebied: Het overig stedelijk gebied, met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, voorziet in de opvang van de lokale verstedelijkingsbehoefte (wonen, werken, voorzieningen).


Stedelijk concentratiegebied
Het stedelijk concentratiegebied heeft een bovenlokale opvangtaak voor verstedelijking. De vijf grote steden van BrabantStad, waaronder 's-Hertogenbosch, ontwikkelen zich tot (hoog)stedelijke centra voor wonen, werken en voorzieningen. Dit komt in het bijzonder tot uitdrukking in de intensivering van verstedelijking in de zones langs infrastructuurassen en in de stationsgebieden.

Ten aanzien van werken geldt voor 's-Hertogenbosch, dat het merendeel van de ruimtebehoefte aan bedrijfskavels wordt opgevangen in het stedelijk concentratiegebied. Het stedelijk concentratiegebied biedt ruimte voor de groei van de eigen bedrijvigheid, voor de vestiging van bedrijven van buiten Noord-Brabant en voor bedrijven die vanwege hun aard, schaal of functie niet (langer) passen in het 'overig stedelijk gebied'.

Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein, dat goed wordt ontsloten vanaf de rijksweg. Het onderhavige bestemmingsplan past daarmee binnen het provinciale beleid zoals vastgelegd in de structuurvisie.

Kerngebied groenblauw

De groenblauwe structuur omvat de samenhangende gebieden in Noord-Brabant waar natuur- en waterfuncties behouden en ontwikkeld worden. De structuur bestaat voornamelijk uit beken en andere waterlopen en uit bos- en natuurgebieden. Daarnaast liggen ook gebieden met andere functies (zoals agrarische) binnen de groenblauwe structuur, als die van belang zijn voor de natuur- en waterfuncties. Het kerngebied groenblauw bestaat uit natuurgebieden in de ecologische hoofdstructuur inclusief de (robuuste) ecologische verbindingszones. Ook belangrijke waterstructuren in Noord-Brabant horen tot het kerngebied. De hoofdfunctie is hier behoud en ontwikkeling van het natuur- en watersysteem. De Groote Wetering is aangeduid als kerngebied groenblauw en krijgt als (gemeentelijke) ecologische verbindingszone in dit bestemmingsplan een bestemming voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden.

Gebiedspaspoorten
De gebiedspaspoorten zijn een uitwerking van de structuurvisie en worden als apart document vastgesteld. Deze bevatten de landschapskenmerken die bepalend zijn voor de kwaliteit van een gebied of een landschapstype en hoe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het behoud en versterking daarvan. Het gaat daarbij om de landschapsbelangen op provinciaal niveau. Daarbij vraagt de provincie aan gemeenten om aan te geven hoe ontwikkelingen en de daarmee gepaard gaande landschapsinvestering bijdragen aan de versterking van het landschap. De gebiedskenmerken en ambities zoals verwoord in de paspoorten zijn daarbij een belangrijk hulpmiddel. Het is aan de gemeenten om op dit vlak afwegingen te maken.

Het plangebied is gelegen in het deelgebied Maaskant. Dit gebied maakt onderdeel uit van het jonge rivierkleilandschap van de Maas met hogere meer zandige oeverwallen en lager gelegen open komgronden. Aan de zuidzijde wordt het gebied begrensd door een brede dekzandrug die de overgang met het Brabant van het zand markeert. De ambities van het gebied Maaskant die relevant zijn voor het plangebied zijn als volgt geformuleerd:

  • ontwikkelingen zijn met name mogelijk langs noordzuid gerichte wegen van de polder Maaskant en nabij bestaande bebouwingsconcentraties;
  • versterken van de relaties tussen stad en land.


Het bedrijventerrein wordt aansluitend aan de bestaande bebouwde kom ontwikkeld. Bij de inrichting van het bedrijventerrein is zoveel mogelijk rekening gehouden met een waterrijke natuurontwikkeling in het middengebied, passend bij het karakter van de komgronden. De overgang van het terrein Rosmalense Plas naar het omliggende landschap is zorgvuldig vormgegeven, waarbij de grens van het terrein wordt gevormd door de Groote Wetering. In hoofdstuk 5 dit nader omschreven.

Op grond van bovenstaande wordt geconcludeerd, dat de ontwikkeling van de bedrijventerreinen Empel-Zuid en Rosmalense Plas past binnen het provinciale beleid.

3.2.2 Verordening ruimte Provincie Noord-Brabant 2011

De Verordening ruimte Provincie Noord-Brabant 2011 (hierna: Verordening ruimte) is op 17 december 2010 Provinciale Staten vastgesteld en per 1 maart 2011 in werking getreden. Deze verordening is in twee fasen tot stand gekomen:

  • de Verordening ruimte fase 1, die op 23 april 2010 werd vastgesteld, betrof het omzetten in regels van het toen geldende provinciaal beleid;
  • de Verordening ruimte fase 2, waarvan het ontwerp op 1 en 22 juni 2010 werd vastgesteld, betrof het omzetten in regels van nieuw beleid dat is opgenomen in de Structuurvisie ruimtelijke ordening en gedeeltelijk ook een herziening van de verordening ruimte, fase 1.


Provinciale Staten hebben in verband met de leesbaarheid op 17 december 2010 de integrale versie van de verordening vastgesteld, waarbij het ontwerp van fase 2 is geïntegreerd in fase 1 en waarbij een herschikking van de hoofdstukken en een hernummering van de artikelen heeft plaatsgevonden. De verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels, waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. In figuur 4 en 5 zijn uitsneden opgenomen van de bij de Verordening ruimte behorende kaart, voor wat betreft het stedelijk gebied en de ecologische hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0006.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0007.png"

Figuur 4: Uitsnede kaart Verordening ruimte, stedelijke ontwikkeling

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0008.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0009.png"
Figuur 5: Uitsnede kaart Verordening ruimte, Ecologische hoofdstructuur

Stedelijk gebied

In de Verordening ruimte is het plangebied op de Groote Wetering na volledig aangeduid als "bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied". Binnen het bestaand stedelijk gebied gelden de bundelingsregels en de daarvan afgeleide regels. Bundeling houdt in, dat het leeuwendeel van de woningbouw, bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur binnen de stedelijke regio's moet plaatsvinden. Binnen de grenzen van het bestaand stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. De verordening bevat wel regels die daarbij in acht moeten worden genomen, onder meer voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen. De Verordening ruimte stelt in artikel 3.2, dat bestemmingsplannen, die voorzien in een stedelijke ontwikkeling, uitsluitend zijn gelegen in het bestaand stedelijk gebied. Dat is in onderhavig plan aan de orde.

De Groote Wetering is gelegen in een gebied, dat in de provinciale verordening op de kaart stedelijke ontwikkeling is aangeduid als 'gebied integratie stad-land'. Voor een dergelijk gebied geldt, dat stedelijke ontwikkeling slechts kan plaatsvinden na ontheffing door de provincie. De Groote Wetering blijft in beginsel in de huidige vorm gehandhaafd, waarbij aan de westkant nieuwe, relatief kleinschalige bedrijfsbebouwing is geprojecteerd. Deze bebouwing is geprojecteerd op gronden gelegen in het bestaand stedelijk gebied en niet in het gebied 'integratie stad-land'. Ontheffing is derhalve niet nodig.

Artikel 3.6 van de verordening bepaalt, dat de toelichting van een bestemmingsplan, dat de ontwikkeling van een bedrijventerrein mogelijk maakt, een verantwoording bevat over:

  1. a. de afspraken die daaromtrent in het regionaal planningsoverleg (nu: regionaal ruimtelijk overleg) zijn gemaakt;
  2. b. hoe het beoogde netto ruimtebeslag zich verhoudt tot de afspraken uit het regionaal planningsoverleg en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor bedrijventerreinen en kantorenlocaties;
  3. c. op welke wijze door middel van regels zorgvuldig ruimtegebruik wordt bevorderd.


Ad a: Regionaal planningoverleg: De ontwikkeling van de bedrijventerreinen Empel-Zuid en Rosmalense Plas was reeds voorzien in het bestemmingsplan Uitbreiding Empel 3e fase, dat in 2004 door de gemeente is vastgesteld. Het deel dat voorzag in realisatie van de onderhavige bedrijventerreinen is echter nooit in werking getreden (zie paragraaf 1.1). Het plangebied is in het provinciaal beleid aangeduid als bestaand stedelijk gebied. Voor het geprojecteerde bedrijventerrein Rosmalense Plas is de onthouding van goedkeuring aanleiding geweest voor een nadere bestudering van de voorgestane segmentering en een heroriëntatie op de gewenste verkaveling. Om deze reden heeft het geruime tijd geduurd, voordat deze planherziening in procedure is gebracht. We verwijzen verder naar paragraaf 3.3.8.

Ad b: Ruimtebeslag: 's-Hertogenbosch heeft een sterke werkgelegenheidsfunctie voor de regio. Om deze positie ook in de toekomst te behouden is het noodzakelijk voldoende en kwalitatief goede werkgelegenheidslocaties beschikbaar te hebben, zowel nieuwe als bestaande. De locaties moeten passend blijven bij de ambities van de stad en de marktvraag. In paragraaf 3.3.1 en 4.1 wordt hier nader op ingegaan.

De omvang van de terreinen Empel-Zuid en Rosmalense Plas bedraagt circa 30 ha bruto. Deze omvang is gelijk aan de omvang van het terrein waarvoor in 2004 een bestemmingsplan is opgesteld, maar waaraan zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven, goedkeuring aan is onthouden. Deze omvang komt overeen met de afspraken uit het regionaal planningsoverleg. In de voortgangsrapportage 2009 van het regionaal planningsoverleg is aangegeven dat de terreinen gezamenlijk 31,1 ha bruto groot zijn (indicatief). In de voortgangsrapportage van 2010 is dit aangepast, omdat voor Empel-Zuid fase 1 een projectbesluit is genomen, waardoor de realisatie van dat deel van het terrein planologisch-juridisch mogelijk is. Bovendien werkt de voortgangsrapportage 2010 met netto-oppervlaktes. In de rapportage 2010 is de omvang van Rosmalense Plas 12,2 ha netto en van Empel-Zuid tweede fase 3,9 ha netto. Deze omvang komt overeen met het terrein, zoals in dit is bestemmingsplan voorzien.

In de regionale stuurgroep is ingestemd met de belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit het Kwaliteitsonderzoek bedrijventerreinen Waalboss-plus. Een van de conclusies is, dat tijdig toevoegen van voldoende aanbod aan bedrijventerreinen noodzakelijk is om in de verwachte vraag te kunnen voorzien. Het is randvoorwaarde, dat de geplande terreinen ontwikkeld worden. Wanneer wordt gekeken naar de ontwikkeling van aanbod, uitgifte en restcapaciteit, wordt deze conclusie in de voortgangsrapportage werken 2009 en 2010 nogmaals onderstreept. In Waalboss-plus is de restcapaciteit ten opzichte van 2008 verder gedaald, terwijl geen nieuw aanbod is gecreëerd. Het is noodzakelijk dat zachte plannen hard worden gemaakt. Naast de kwantitatieve behoefte speelt ook de kwalitatieve behoefte aan bedrijventerreinen/werklocaties een belangrijke rol. In paragraaf 3.3.8 gaan we hier nader op in, in relatie tot het regionaal ruimtelijk overleg.

Ad c: Zorgvuldig ruimtegebruik
Uit oogpunt van zuinig ruimtegebruik moet oneigenlijk gebruik van bedrijventerreinen worden voorkomen. De provincie streeft naar een verdere menging van woon- en werkfuncties in woongebieden en gemengde gebieden. Mede hierdoor kan de uitgeefbare ruimte op werklocaties gereserveerd worden voor bedrijfsactiviteiten die vanwege hun milieuhinder, hun omvang en/of hun verkeersaantrekkende werking niet in een (gemengde) woonomgeving passen. Uit oogpunt van zorgvuldig ruimtegebruik is oneigenlijk gebruik van (middel)zware bedrijventerreinen voor wonen, kantoren en detailhandelsfuncties, horeca, maatschappelijke voorzieingen en leisurevoorzieningen, tenzij direct verband houdend met op het terrein gelegen bedrijven, ongewenst. Ook bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zijn op dergelijke terreinen niet toegestaan met uitzondering van een bedrijf behorend tot de milieucategorie 2 in een bedrijfsverzamelgebouw of een bedrijf met een omvang van meer dan 5000 m2 . De bedrijventerreinen Rosmalense Plas en Empel-Zuid zijn geen zware bedrijventerreinen. Dit houdt in dat bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 1 en 2, mits gemotiveerd, kunnen worden toegestaan. Zelfstandige kantoren (bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten met de daarbij behorende voorzieningen) zijn op bedrijventerreinen niet toegestaan.De segmentering van de bedrijventerreinen Empel-Zuid en Rosmalense Plas wordt gemotiveerd in paragraaf 4.1 Ruimtelijke en programmatische uitgangspunten. Zelfstandige kantoren en bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

In het kader van zorgvuldig ruimtegebruik merken we bovendien op, dat rekening is gehouden met een minimale kavelgrootte (> 1.000 m2), het hanteren van een minimaal bebouwingspercentage van de kavel en een minimale bouwhoogte. Daarnaast is in het kader van de mogelijkheden die compacte bouwwijzen bieden uitgegaan van ondergronds parkeren (via het uitgifteprotocol) of halfverdiept parkeren in de Plaszone (via bestemmingsplan). In paragraaf 5.5.2 wordt dit nader toegelicht.

Ecologische hoofdstructuur:

De Groote Wetering ligt volgens de verordening niet binnen de ecologische hoofdstructuur (zie figuur 5). De Groote Wetering is onderdeel van het gebied, dat is aangewezen als 'gebied integratie stad-land'. De watergang heeft in het onderhavige bestemmingsplan de bestemming Water en is mede bestemd voor een (gemeentelijke) ecologische verbindingszone (behoud, herstel en/of versterking van de aanwezige of potentiele natuurwaarden). De oevers van de Rosmalense Plas zijn aangeduid als ecologische hoofdstructuur. Dit gebied maakt geen onderdeel uit van het plangebied. De Rosmalense Plas en de Grote Wetering zijn aangeduid als Groenblauwe mantel. De Rosmalense Plas is geen onderdeel van het plangebied. De bestemming van de Groote Weetering voldoet aan de eisen zoals gesteld in de verordening.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Economisch beleid

's Hertogenbosch heeft een sterke werkgelegenheidsfunctie voor de regio. Om deze positie ook in de toekomst te behouden is het noodzakelijk voldoende en kwalitatief goede werkgelegenheidslocaties beschikbaar te hebben, zowel nieuwe als bestaande. De locaties moeten passend blijven bij de ambities van de stad en de marktvraag. In de afgelopen jaren hebben zich de volgende ontwikkelingen in de regio 's-Hertogenbosch gemanifesteerd:

  • aanhoudende vraag naar bedrijventerrein vanuit de markt;
  • het inzicht, dat ruimte schaars is, groeit. De afweging om gronden voor een nieuw bedrijventerrein te bestemmen wordt steeds lastiger. Dit heeft geleid tot meer aandacht voor de mogelijkheden van inbreiding, zorgvuldig ruimtegebruik en herstructurering;
  • er is sprake van een regionalisering van het bedrijventerreinenbeleid. Het wordt voor afzonderlijke gemeenten steeds moeilijker de totale vraag van het bedrijfsleven te bedienen. Voor de regio 's-Hertogenbosch wordt binnen Waalboss-verband samengewerkt;
  • de bedrijvigheid zelf verandert: productie vindt steeds vaker elders plaats, er is voortgaande automatisering van productieprocessen en 'verkantorisering' van de bedrijvigheid. Mede door deze ontwikkelingen stellen bedrijven hogere eisen aan de nieuwe huisvesting en bedrijfsomgeving. De ruimtevraag verandert van karakter;
  • de opvattingen over de inrichting en het beheer van bedrijventerreinen zijn gewijzigd. Er worden nieuwe beleidsthema's als functiemenging, intensief ruimtegebruik, ruimtelijke kwaliteit en bedrijventerreinenmanagement geïntroduceerd. Bovendien vindt een meer integrale benadering van (her)ontwikkeling van werkgebieden plaats, waarbij rekening gehouden wordt met de ontwikkeling van de leefomgeving en de dynamiek in bedrijfstakken. Deze benadering bevordert een differentiatie van type werklandschappen en zorgt voor een grotere menging van werken met andere functies met kansen voor realisering van kwaliteit in een gebied;
  • wat betreft de invulling van segmenten zijn regionale afspraken gemaakt. Onze ontwikkelingstaak is voornamelijk gericht op het ontwikkelen van hoogwaardige locaties voor de sectoren kennis, groothandel en diensten. Daarnaast is er op kleine locaties ruimte voor vestiging van lichte industrie en ABC-goederen;
  • ook in 's-Hertogenbosch zijn diverse bedrijven gevestigd, die vanwege de onderlinge hinder met andere bedrijven, lastig te handhaven zijn op de huidige locatie en in meer of mindere mate overlast veroorzaken voor de omgeving. Een aantal van die bedrijven heeft ook serieuze uitbreidingsplannen, die op de huidige locatie niet kunnen worden verwezenlijkt. In de gemeente is gezocht naar mogelijkheden om voor deze categorie bedrijven een apart bedrijventerrein te ontwikkelen. Dit onderzoek heeft niet geleid tot het gewenste resultaat. De voornaamste redenen zijn met name de korte afstanden tot de woongebieden, de kwetsbare natuurlijke omgeving en de potentiële bedreiging van industriële waterwinning. Dit laat onverlet dat deze problematiek in regionaal verband om een oplossing vraagt.


De gemeente 's-Hertogenbosch heeft op basis van deze ontwikkelingen en het provinciale beleid haar bedrijventerreinen- en kantorenbeleid in december 2004 geactualiseerd. De gemeente heeft voor de opvang van de toekomstige behoefte voor de volgende meervoudige aanpak gekozen:

  • prioriteit heeft het beter laten functioneren van de bestaande bedrijventerreinen;
  • daarnaast worden de mogelijkheden van inbreiding in het stedelijk gebied maximaal benut;
  • de ontwikkeling van nieuwe terreinen is een sluitstuk, gezien de (zeer) beperkte mogelijkheden. Intensief ruimtegebruik en hoogwaardigheid zijn bij de invulling ervan centrale uitgangspunten;
  • een aantal bedrijven, met name de meer ruimte-extensieve bedrijven, zal voor invulling van zijn huisvestingsvraag aangewezen zijn op bedrijventerreinen in de regio;
  • bestaande mogelijkheden voor de vestiging van zware bedrijven behouden en maatwerkgerichte oplossingen zoeken (handhaven/verplaatsen/uitkoop) voor die recyclingbedrijven die een bedreiging vormen voor de industriële waterwinning op bedrijventerrein De Rietvelden.


De inzet blijft om in de stad een substantieel deel van de werkgelegenheid van de regio te huisvesten. Op dit moment heeft 's-Hertogenbosch als centrumstad een werkgelegenheidsaandeel van 46% in de regio Waalboss. Bijna een derde daarvan is gehuisvest op bedrijventerreinen. Nieuwe terreinen blijven nodig om schuifruimte te hebben bij de uitvoering van herstructureringsplannen en de groei en uitbreiding van de werkgelegenheid mogelijk te maken.

Op 25 januari 2011 is het nieuwe kantoren en bedrijventerreinenbeleid 2010-2020 vastgesteld door de gemeenteraad. In de beleidsnota is aangegeven, dat het kantoren- en bedrijventerreinenbeleid op een keerpunt staat. De behoefteprognoses gaan uit van een lagere groei van de beroepsbevolking en minder ruimtebehoefte. Mede door de economische crisis is het aanbod en de leegstand van kantoor- en bedrijfspanden toegenomen. De vraag naar bedrijfsruimte stagneert. Een ander type bedrijventerrein en gebouwen wordt gevraagd; gemengde economsiche zones naast de traditionele terreinen. Een meer vraaggerichte benadering is nodig om de werkterreinen en nieuwbouwpanden aan de eisen van het bedrijfsleven te laten voldoen. Het is verstandig met de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en kantorenlocaties pas op de plaats te maken, waarbij rekening wordt gehouden met harde en zachte plannen. Er is behoefte de ontwikkelingen uit de markt goed te volgen en goed in te spelen op de dynamiek in de economie. Dit betekent niet bij de pakken neer gaan zitten, maar bij stagnatie de zaak los te trekken en waar mogelijk kansen te benutten. Want er zijn steeds weer bedrijven die het zelfs in tijden van economische crisis goed doen. Deze bedrijven moeten de ruimte krijgen. De gemeenteraad heeft met de vaststelling van het beleid besloten:

  1. 1. voor de korte en middellange termijn rekening te houden met een lagere ruimtebehoefte voor kantoren- en bedrijventerreinen;
  2. 2. uit te gaan van het programma bedrijventerreinen en kantoorlocaties 2010-2020, zoals vastgelegd in de visie (de terreinen Empel-Zuid en Rosmalense Plas worden beide in dit programma genoemd);
  3. 3. actief in te zetten op de uitvoering van het herstructureringsprogramma;
  4. 4. het beleid om zelfstandige kantoren op bedrijventerreinen te weren, voort te zetten, met uitzondering van een aantal locaties die op onderhavig plan geen betrekking hebben;
  5. 5. vestiging van detailhandel, medische, sport- en vrije tijdsvoorzieningen op bedrijventerreinen zoveel mogelijk tegen te gaan;
  6. 6. voor milieubedrijven naar maatoplossingen te zoeken op de Rietvelden en in de de toekomst mogelijk op de Brand II en Heesch West;
  7. 7. dat duurzaamheid een belangrijk uitgangspunt is bij de (her)ontwikkeling van de werkterreinen;
  8. 8. dat gekozen wordt voor een regionale samenwerking van onderaf, gedragen door de gemeenten en bedrijfsleven.


Visie op herstructurering van bedrijventerreinen

In 's-Hertogenbosch is sprake van een omvangrijke verouderingsproblematiek van bedrijventerreinen. Driekwart van de Bossche bedrijventerreinen vertoont verouderingsverschijnselen in technische en functionele zin. Gelukkig is dit vroegtijdig onderkend. Het georganiseerde bedrijfsleven en de overheid hebben al in de negentiger jaren de handen ineengeslagen om knelpunten op de bedrijventerreinen op te lossen. Geleidelijk aan heeft de aanpak een meer integraal karakter gekregen.

Het belangrijkste herstructureringsproject is het project De Rietvelden- De Vutter (omvang 270 ha, ontwikkeld 1930 - 1970). Eind tachtiger jaren is gestart met een upgrading van het gebied. Rond 1996 is het traject van duurzame revitalisering ingezet. De Rietvelden werd een landelijk boegbeeldproject. Voor de herinrichting van de natte zone tot multimodaal logistiek centrum is StiREA-subsidie ontvangen. Het grondgebruik op De Rietvelden is, op initiatief van de markt, aanmerkelijk geïntensiveerd door onder andere vestiging van logistieke bedrijvigheid en ver- en nieuwbouwactiviteiten van gevestigde bedrijven.

Het bedrijventerrein Ertveld-Noord heeft in 2004/2005 door een integrale aanpak van de bedrijfsomgeving een aanzienlijk hoger kwaliteitsniveau gekregen, waardoor de economische functie is versterkt. De integrale aanpak bestond uit de volgende vier hoofdcomponenten: upgrading en herinrichting van de openbare ruimte, vernieuwing van riolering Ertveldweg, ontwikkeling van de Kop van het Ertveld, kwaliteitsverbetering van bedrijfspanden en omliggende kavels. De voornaamste maatregelen die zijn getroffen, betreffen: aanleg extra parkeerplaatsen in openbaar gebied, aanleg extra groenvoorziening en verbetering van het wegdek (van klinkers naar asfalt), inclusief aanbrengen keerlus noordzijde Ertveldweg, herinrichting openbaar gebied gecombineerd met vernieuwing van de riolering. Er ligt echter nog een forse herstructureringsopgave te wachten bij de doortrekking van de Parallelweg via de Zandzuigerstraat naar de A59.

In 2001 zijn de ontwikkelingsperspectieven van binnenstedelijke Bossche bedrijventerreinen onderzocht. In dit onderzoek is aangetoond, dat de bedrijventerreinen, die liggen in of grenzen aan woongebieden, sterk onder druk staan, maar tegelijkertijd een belangrijke broedplaatsfunctie hebben. Na het onderzoek zijn enkele verbeteracties gestart: herontwikkeling van Ertveld-Noord en aanpak parkeerproblematiek Empel-Maasakkers. Er is een stimuleringsregeling kwaliteitsverbetering bedrijventerreinen opgezet om ondernemers te stimuleren hun bedrijfspanden en hun inrichting van hun bedrijfsterrein te verbeteren.

Voor de periode 2008 - 2012 bestaan in 's-Hertogenbosch concrete herstructureringsplannen voor in totaal circa 41 hectare netto bedrijventerrein. Er zal in die periode echter ook bedrijventerrein aan de voorraad worden onttrokken (transformatie) ten behoeve van woningbouw en andere functies. Het betreft in totaal minimaal 23 hectare. Het saldo van extra aanbod door herstructurering en verlies van aanbod door transformatie bedraagt naar verwachting circa 18 hectare.

3.3.2 Ruimtelijke structuurvisie en Integrale structuurvisie A2/Kanaalzone

Ten tijde van de vaststelling (januari 2003) van de Ruimtelijke Structuurvisie "Stad tussen stromen" waren de uitbreidingen rond Empel reeds voorzien. In de Ruimtelijke Structuurvisie worden de ontwikkelingen rondom de stad, waaronder rondom Empel, in een ruimtelijk en functioneel kader geplaatst. Voor de totale stad is hiertoe het zogenaamde "vleugelmodel" opgesteld. In het kaartbeeld van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de bedrijventerreinen Rosmalense Plas en Empel-Zuid aangeduid als bedrijventerrein.

In de Integrale Structuurvisie A2/Kanaalzone wordt Empel-Zuid gekarakteriseerd als een terrein, primair geschikt voor lokale bedrijvigheid in tegenstelling tot Rosmalense Plas, dat wordt gekarakteriseerd als hoogwaardige zichtlocatie, primair geschikt voor kantoorachtige bedrijvigheid en bedrijven met een (boven)regionale en nationale oriëntatie.

De voorgenomen ontwikkeling zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan past uitstekend binnen dit gemeentelijk beleid.

3.3.3 Nota ruimte voor bedrijven

In de nota "Ruimte voor bedrijven, bedrijventerreinenvisie 2005-2015" is het beleid voor de bedrijventerreinen vastgelegd. De gemeente maakt meer ruimte voor bedrijven, vanwege de ambitieuze werkgelegenheidsdoelstelling (20.000 nieuwe arbeidsplaatsen vóór 2020) door een meervoudige aanpak, die bestaat uit:

  1. 1. bestaande bedrijventerreinen beter laten functioneren;
  2. 2. inbreidingsmogelijkheden maximaal benutten;
  3. 3. uitsluitend nieuwe terreinen ontwikkelen, indien dit strikt noodzakelijk is;
  4. 4. terreinen in de regio voor bedrijven, waarvan de huisvestingsplan niet in de gemeente kan worden gehonoreerd.


Nadrukkelijk wordt gekozen voor economische structuurversterking en het benutten van de potenties van de A2. Locaties langs de A2 (waaronder Rosmalense Plas) zullen worden ontwikkeld voor hoogwaardige bedrijven.

3.3.4 Nota parkeernormen

Parkeernormen geven het aantal parkeervoorzieningen aan bij een bestemming. De gemeentelijke parkeernormen zijn door de gemeenteraad in 2003 vastgelegd in de nota Parkeernormen. Deze normen worden in nieuw te ontwikkelen gebieden toegepast en bij verbouw en nieuwbouw in bestaande gebieden. Functies, waaraan parkeernormen kunnen worden gekoppeld (waaronder in relatie tot werkgelegenheid) zijn opgenomen in de nota. Bij het opstellen van het stedenbouwkundig ontwerp en het bepalen van de bebouwingsmogelijkheden is rekening gehouden met deze parkeernormen. In de planbeschrijving worden de parkeernormen in paragraaf 5.2 toegelicht.

3.3.5 Milieubeleidsplan

Op basis van het milieubeleidsplan 2000-2003 is het milieu-uitvoeringsplan 2004-2007 opgesteld. Het milieubeleid zoals geformuleerd in het milieu-uitvoeringsplan is uitgewerkt en geactualiseerd in een aantal andere documenten. Voor bedrijventerreinen is met name het "Basispakket duurzame ontwikkeling werklocaties" van belang.

3.3.6 Landschapsvisie 's-Hertogenbosch

De gemeente heeft in haar gemeentelijke groenbeleid ook natuur- en landschapsdoelen geformuleerd. Deze zijn opgenomen in de Landschapsvisie (1999). Tussen het toekomstige bedrijventerrein en de Rosmalense Plas ligt een waterloop. Deze waterloop, de Groote Wetering, verbindt de diverse groengebieden binnen en buiten de stad. De gemeente heeft de waterloop als ecologische verbindingszone (EVZ) aangewezen in het vigerende bestemmingsplan Empel-Zuid 3e fase. Deze ecologische verbindingszone heeft niet de status van een EVZ, zoals opgenomen in het provinciale beleid. Net als in het provinciale beleid is de ligging van de EVZ in het bestemmingsplan niet plaatsgebonden. Het gaat er om dat het doel wordt gerealiseerd. De invulling is daarmee flexibel qua locatie.

Rijkswaterstaat heeft onder de A2 kleinschalige faunavoorzieningen aangebracht. Kleine zoogdieren en amfibieën kunnen daarmee migreren tussen groengebieden aan beide zijde van de A2. Naar het oosten sluit de ecologische verbinding aan op het toekomstige Kanaalpark. Dit landschapspark zorgt op haar beurt voor een robuuste verbinding tussen het Aadal nabij Berlicum en het Maasdal. En daarmee wordt het gemeentelijke lokale ecologische raamwerk aangesloten op het regionale netwerk van Groene en Ecologische Hoofdstructuur. Dit landschapspark is geen onderdeel van dit plan. In het bestemmingsplan Kanaalpark (het voorontwerpbestemmingsplan heeft begin 2011 ter inzage gelegen) wordt de landschappelijke en ecologische ambitie verder uitgewerkt.

3.3.7 Waterplan

Het doel van het Waterplan "Waterstad 's-Hertogenbosch" (14 juli 2009) is het bereiken van een veilig en een duurzaam watersysteem in en om 's-Hertogenbosch, waarbij zo goed mogelijk aan de wensen van alle belanghebbenden tegemoet wordt gekomen. Het waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de afvoer van hemel- en afvalwater.

Het waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. Dit gemeenschappelijke beleid moet leiden tot een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem in de Groene Delta. De bijdrage aan energiebesparing vanuit het watersysteem zijn verkend met het oog op de doelstelling om in 2050 als stad klimaatneutraal te zijn. Ambities zijn hierbij verwoord naar beleid op hoofdlijnen. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP) is het beleid ten aanzien van afvalwater, regenwater en grondwater verder uitgewerkt.

Het waterplan bevat een uitvoeringsprogramma met concrete projecten. Dit uitvoeringsprogramma is aan de hand van de volgende tien speerpunten samengesteld:

  • per deelgebied een visie op het watersysteem (waterstructuurplan);
  • gebruik beleidsruimte nieuwe wetgeving en geef helderheid in taken partijen (NBW);
  • klimaatsadaptieve stadsontwikkeling;
  • water maakt 's-Hertogenbosch mooi;
  • visie op de ondergrond;
  • actieve participatie in regionale ontwikkelingen;
  • benutten van kansen in het watersysteem voor de energieneutrale stad;
  • uitvoeren van maatregelen uit het Stroomgebiedbeheerplan;
  • uitvoeren overige maatregelen uit de waterprogramma's van het gebiedsproces;
  • werken aan water in West (de schop in de grond).


In hoofdstuk 7 'Waterparagraaf' van dit bestemmingsplan worden de belangrijkste beleidsuitgangspunten voor het plangebied genoemd. Ook wordt hier ingegaan op de wijze waarop met water wordt omgegaan.

3.3.8 Regionale afstemming

Ten aanzien van de ontwikkeling van de bedrijventerreinen Empel-Zuid en Rosmalense Plas is door GS in het kader van het Uitwerkingsplan stedelijke regio Waalboss (2004/2005) reeds als aanvaardbaar beschouwd.

Jaarlijks wordt door de Werkgroep Werken een Voortgangsrapportage Werken opgesteld om de bestuurders te informeren over de voortgang van de bedrijventerreinenontwikkeling. Op basis van de uitkomsten wordt bezien, of nieuwe terreinen in studie en ontwikkeling moeten worden genomen. De Stuurgroep Regionaal Planningsoverleg bepaalt, of zij instemt met de conclusies en aanbevelingen uit de nota. Het Regionaal Planningsoverleg Waalboss is inmiddels opgeheven; de samenwerking wordt voortgezet binnen de regio Noordoost Brabant en heet nu Regionaal Ruimtelijk Overleg.

Voortgangsrapportage Werken 2009

In de eerste helft van 2009 heeft de werkgroep werken het Kwaliteitsonderzoek bedrijventerreinen Waalboss-plus (Stec groep, 2009) afgerond. Hierin zijn belangrijke kwantitatieve en kwalitatieve conclusies gemaakt over de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio.

Kwantitatief is een groot aandachtspunt voor de regio het tijdig en voldoende toevoegen van nieuw aanbod aan bedrijventerreinen. De locaties hiervoor zijn in beeld, echter er worden te weinig zachte plannen in aanbod opgenomen. In de Voortgangsrapportage Werken 2009 wordt de noodzaak hiertoe verder onderschreven. Per 1 januari 2009 is de restcapaciteit aan bedrijventerreinen in de regio verder gedaald, terwijl geen nieuw aanbod aan de bedrijventerreinvoorraad is toegevoegd. In de komende jaren is het daarom belangrijk dat ingezet wordt op de planvorming van de zachte plannen.

Daarbij spelen uiteraard ook kwalitatieve aspecten een rol. In het Kwaliteitsonderzoek bedrijventerreinen zijn hierover conclusies en aanbevelingen gegeven, die voor de regio leidend zijn in het opstellen van een regionale visie op werklocaties. In het najaar van 2009 is door provincie in samenwerking met gemeenten en andere belanghebbende partijen een grootschalige inventarisatie uitgevoerd om de veroudering van bedrijventerreinen in beeld te brengen en tevens een kwaliteitsmeting te doen van de bestaande bedrijventerreinen. De uitkomsten van deze inventarisatie vormen de basis om te komen tot regionale herstructureringprogramma's en afspraken over segmentering naar verschijningsvorm, waarbij tevens rekening wordt gehouden met ruimte voor bedrijven met een hinder- en risicoprofiel.

Tegelijk met het Kwaliteitsonderzoek bedrijventerreinen Waalboss-plus, heeft de stuurgroep de vertaling van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen in de vorm van een Uitvoeringsprogramma 2009-2010 voorgelegd gekregen. Met de acties en prioriteiten is door de stuurgroep van 8 juli 2009 ingestemd. Prioriteit wordt daarin gegeven aan de herstructureringsopgave, de segmentering naar verschijningsvorm en de grondprijzen. Voor de herstructureringsopgave en de segmentering naar verschijningsvorm wordt, zoals momenteel voorwerk verricht. Daarnaast is de werkgroep werken aan de slag gegaan met de grondprijzen.

Tenslotte zijn in de werkgroep dit jaar de resultaten van de Monitor ruimtegebruik op bedrijventerreinen 2008 besproken. De monitor geeft inzicht in de mate van zorgvuldig ruimtegebruik op bedrijventerreinen.

Voortgang tweede kwartaal 2009:

  • Kwantitatief en kwalitatief geeft deze Voortgangsrapportage Werken 2009 geen aanleiding tot aanpassing van de conclusies en aanbevelingen gemaakt in het Kwaliteitsonderzoek bedrijventerreinen Waalboss-plus (Stec groep, 2009), zoals vastgesteld in de stuurgroep van 8 juli 2009.
  • De werkgroep en de provincie zijn aan de slag met uitvoering geven aan de prioritair benoemde onderwerpen uit het Uitvoeringsprogramma 2009-2010 en vastgesteld in de stuurgroep van 8 juli 2009. Er vindt dit najaar een Brabantbrede inventarisatie van de verouderingsopgave van bedrijventerreinen en de kwaliteit van bestaande bedrijventerreinen plaats. De resultaten van deze inventarisatie zijn eind december bekend.
  • Uit de inventarisatie van grondprijzen blijkt, dat gemeenten de grondprijzen met de comparatieve methode berekenen. Eind 2009/begin 2010 worden de bandbreedten van de grondprijzen in beeld gebracht.


Gronduitgifteprotocol Waalboss

In januari 2009 hebben de gemeenten het gronduitgifteprotocol Waalboss ondertekend. In het uitgifteprotocol wordt beschreven welke afwegingen de gemeenten maken bij een verzoek van een bedrijf om een nieuwe bedrijfskavel. Het protocol maakt aan alle betrokken partijen inzichtelijk hoe de gemeenten omgaan met de uitgifte van grond. Het doel van het protocol is het bewust en zorgvuldig omgaan met de uitgifte van ruimte op bedrijventerreinen om het ruimtebeslag beperkt te houden. Het uitgifteprotocol kan een bijdrage kan leveren aan een efficiënte en transparante aanpak van de huisvestingsvraagstukken van in de regio gevestigde bedrijven, dan wel van bedrijven van elders die zich graag in de regio zouden willen vestigen. Tegelijkertijd kan het protocol dienen als instrument voor het verwezenlijken van economische doelstellingen en versterking van de economische structuur.

Dit protocol bestaat uit drie stappen:

  1. 1. Als een bedrijf zich meldt voor een nieuw terrein wordt eerst, via een ruimtescan, de ontwikkelingsmogelijkheden op de bestaande bedrijfskavel onderzocht. Als de huidige locatie mogelijkheden biedt krijgt het bedrijf hulp om de noodzakelijke procedures te doorlopen. Indien de huidige locatie geen mogelijkheden biedt wordt stap 2 doorlopen.
  2. 2. In deze stap wordt aan het bedrijf gevraagd haar activiteiten en huisvestigingseisen nader te specificeren. Op basis daarvan worden de mogelijkheden binnen de bestaande bedrijventerreinenmarkt gezocht. Als deze stap geen oplossing biedt wordt stap 3 gevolgd.
  3. 3. In deze laatste fase wordt onderzocht of vestiging op een nieuw bedrijventerrein mogelijk is. Centrale doelstelling in deze laatste stap is de schaarse beschikbare ruimte op nieuwe bedrijventerreinen zo goed mogelijk te verdelen.


Naar aanleiding van de ondertekenening van het protocol heeft de gemeente 's-Hertogenbosch de procedure bedrijventerreinen aangepast. De sturing op programmering en uitgifteprotocol is gebaseerd op een balans tussen het ontwikkelen van voldoende bedrijventerrein om in de vraag te voorzien en gelijktijdig met het beschikbare areaal bedrijventerrein zorgvuldig en zuinig om te gaan, zodat het beslag op het landelijke gebied voor nieuw bedrijventerrein beperkt kan blijven. Het protocol is een groei-instrument. Dat wil zeggen dat het op basis van ervaringen kan worden aangepast en aangevuld.

Voortgangsrapportage Werken 2010

In de rapportage 2010 doet de werkgroep werken haar jaarlijks verslag aan de stuurgroep over actuele onderwerpen op het vlak van bedrijventerreinen/werklocaties. In 2010 hebben centraal gestaan de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen en de nieuwe prognose voor bedrijventerreinen. Daarnaast geeft de rapportage inzicht in de uitgegeven gronden en nog beschikbare restcapaciteit aan bedrijventerreinen. Zorgvuldig ruimtegebruik is eveneens een belangrijk onderwerp. Tot slot heeft in 2010 een evaluatie plaatsgevonden van de eerste ervaringen met het werken met het regionaal gronduitgifteprotocol.

Ten aanzien van de uitgifte van bedrijventerreinen wordt aangegeven, dat wanneer het uitgiftegemiddelde over de afgelopen 10 jaar maatgevend zou zijn voor de uitgifte in de komende periode, de voorraad bedrijventerrein kwantitatief gezien nog voldoende zou moeten zijn voor de komende 10 jaar, mits in die periode ook de niet-direct uitgeefbare terreinen uitgeefbaar worden gemaakt.

Ten aanzien van de eerste ervaringen met het uitgifteprotocol wordt het volgende geconcludeerd. Het regionaal gronduitgifteprotocol wordt in Noordoost redelijk goed toegepast (71 procent van het totaal aantal verzoeken). Door toepassing van het protocol wordt er bewuster omgegaan met de uitgifte van bedrijfskavels. Het protocol heeft over het algemeen geen (negatief) effect op de gemeentelijke autonomie, de proceduretijd en de relatie met regiogemeenten en ondernemers. De meningen over het wel of niet hanteren van een uniform intakeformulier, zijn verdeeld. Uniformiteit en transparantie zijn belangrijke redenen om het wel te doen, het open houden van afwijkmogelijkheden een reden om het niet te doen. In het kader van de monitoring en periodiek uitvoeren van een effectmeting op de ruimte(winst) is het van belang, dat er meer uniformiteit en transparantie in het proces komt. Ook kunnen partijen elkaar dan beter aanspreken op de naleving van het protocol.

In de voortgangsrapportage 2010 is per gemeente de planning van nieuwe bedrijventerreinen overzichtelijk in beeld gebracht. Per gemeente en per terrein is aangegeven welk terrein het betreft, de omvang ervan en de status van de planvorming. Empel-Zuid fase 1 wordt in de voortgangsrapporte niet meer genoemd, omdat voor Empel-Zuid in 2010 een projectbesluit is genomen, waardoor de realisatie van dat deel van het terrein planologisch-juridisch mogelijk is. In de rapportage 2010 is de omvang van Rosmalense Plas 12,2 ha netto en van Empel-Zuid tweede fase 3,9 ha netto. Deze omvang komt overeen met het terrein, zoals in dit bestemmingsplan is voorzien.

Op regionaal niveau liggen de uitgifte, restcapaciteit en plannen ruimschoots binnen de prognose 2006, uitgaande van het hoogste economische groeiscenario. In dit hoogste groeiscenario is uitgegaan van een gemiddelde jaarlijkse uitgifte van circa 66 ha. Kijkend naar de prognose zou met de restcapaciteit nog circa 5,6 jaar kunnen worden toegedaan en inclusief de nieuwe plannen nog circa 10 jaar.

De provincie stelt periodiek nieuwe prognoses op. In de Verordening ruimte is aangegeven, dat eenmaal per bestuursperiode (4 jaar) een nieuwe prognose dient te worden opgesteld. De laatste prognose dateert van 2006. Najaar 2010 verschijnt de nieuwe prognose werklocaties. De prognoseresultaten zijn de basis voor regionale afspraken over planning en programmering van bedrijventerreinen en werklocaties. De prognose geeft daarbij inzicht in het te verwachten benodigde ruimtebeslag van bedrijven en is in die zin niet taakstellend. De daadwerkelijke ontwikkeling van de marktbehoefte is bepalend voor de ruimte die uiteindelijk benodigd is voor nieuwe werklocaties. Ook beleidsuitgangspunten kunnen een rol spelen in de wijze van planning van nieuwe werklocaties, bijvoorbeeld in relatie tot wijze van omgaan met bestaande bedrijventerreinen of zorgvuldig ruimtegebruik. Momenteel is de nieuwe prognose werklocaties nog geen door Gedeputeerde Staten vastgesteld kader.

Regio Noordoost gaat in 2011 (en verder) vertaling gaat geven aan een opgave. Het gaat deels om een kwantitatieve vraag, maar vooral om een kwalitatieve vraag. De vragen die voorliggen zijn:

  1. 1. welke werklocaties met welke signatuur en in welke omvang zijn de komende decennia nodig voor een goed functionerende regionale economie. De prognose is hierin zogezegd richtinggevend;
  2. 2. en op welke plekken in de regio kunnen deze werklocaties, rekening houdend met zorgvuldig ruimtegebruik (inbreiden en herstructureren voor uitbreiden), het beste gerealiseerd worden, al dan niet door economische herprofilering van de bestaande bedrijventerreinvoorraad, dan wel door benutting van mogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied.


Meer dan voorheen ligt dus het vraagstuk voor van hoe om te gaan met de bestaande voorraad en de mogelijkheden die het bestaand stedelijk gebied biedt, en in veel mindere mate het vraagstuk van de planning van nieuwe locaties. Naast een economisch vraagstuk (werkgelegenheid, economische profilering van de regio, omvang), ligt er ook een ruimtelijk vraagstuk hoe om te gaan met de bestaande bedrijventerreinvoorraad, de (traditionele) bedrijventerreinen die nog in planning zijn en de vraag welke werklocaties nodig zijn en op welke plekken. Door deze vragen gezamenlijk te beantwoorden, ontstaat in 2011 de eerste generatie Regionale visie werklocaties.

Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten

4.1 Ruimtelijke En Programmatische Uitgangspunten

Zoals reeds beschreven in het (gedeeltelijk door Gedeputeerde Staten goedgekeurde) bestemmingsplan Uitbreiding Empel 3e fase dient het planconcept voor Empel-Zuid zich te richten op het afronden van de schil van woningen en bedrijven rond de bestaande kern. Empel manifesteert zich daarbij als een zelfstandig en herkenbaar “bastion” in het landschap. Het voorziene bedrijventerrein aan de Rosmalense Plas is een zelfstandige ruimtelijke eenheid, die zich met name richt op de nabij gelegen plas en de A2.

Aandacht dient te worden besteed aan zuinig ruimtegebruik. Hierbij zijn bij het vervaardigen van het stedenbouwkundig ontwerp de volgende uitgangspunten gebruikt: het hanteren van een minimale kavelgrootte (> 1.000m²) en een minimaal bebouwingspercentage van 50% van de kavel. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die compacte bouwwijzen bieden, zoals het ondergronds en/of half verdiept bouwen ten behoeven van parkeren. De mate waarin en de wijze waarop aan aspecten van zuinig ruimtegebruik vorm en inhoud wordt gegeven, moet aansluiten op de specifieke ruimtelijke karakteristieken en kwaliteiten ter plaatse. Ruimtelijke kwaliteit en karakteristieken spelen tevens een belangrijke rol bij de invulling van de behoefte van verschillende te onderscheiden segmenten van bedrijvigheid.

Programmatisch is er zowel behoefte aan “reguliere bedrijvigheid”, als voor hoogwaardige bedrijvigheid in het imagosegment. Bedrijven die behoren tot het imagosegment hebben met name behoefte aan een locatie met een zeer representatief uiterlijk. In dit segment moet gedacht worden aan kantoorachtige bedrijven, de betere groothandel, research en development (R&D), Hightech en ICT, waarvan het verzorgingsgebied (boven)regionaal is. Dit kan in de vorm van een zichtlocatie aan de snelweg, maar ook door ligging in een parkachtige omgeving. Door zich te groeperen met bedrijven, die een gelijkwaardige uitstraling nastreven, wordt het gezamenlijke imago vergroot, maar kan ook goed worden ingespeeld op de ruimtelijke inpassingsmogelijkheden in de omgeving. In de Integrale Structuurvisie A2/Kanaalzone wordt Empel-Zuid gekarakteriseerd als een terrein, primair geschikt voor lokale bedrijvigheid in tegenstelling tot Rosmalense Plas, dat wordt gekarakteriseerd als hoogwaardige zichtlocatie, primair geschikt voor kantoorachtige bedrijvigheid en bedrijven met een (boven)regionale en nationale oriëntatie. De planuitgangspunten voor Empel-Zuid en Rosmalense Plas verschillen daarom wezenlijk van karakter.

Empel-Zuid
Empel-Zuid met een omvang van circa 8 ha wordt gezien als een opvolger van Empel-Maasakkers, het bedrijventerrein tussen Empel en de A2. Het bedrijventerrein Empel-Zuid is bedoeld voor een breed scala van bedrijvigheid, die voornamelijk de stad en aangrenzende woonwijken als werkgebied heeft en die nu verspreid in de woonwijken zit, maar daar door groei, verkeersaantrekking en dergelijke niet gehandhaafd kan blijven. Kortom, de lokale economie. Gezien de ligging nabij de kern van Empel, moet daarbij uitgegaan worden van bedrijvigheid in de milieucategorieën 2 en 3. Gezien de beoogde doelgroepen wordt in het uitgifteprotocol uitgegaan van een kavelgrootte vanaf circa 1.250 m2 tot 5.000 m2. Voor wat betreft de hoogte, minimaal 7 meter en maximaal 9 meter wordt aangesloten bij de nabije woonomgeving van Empel, met dien verstande, dat er een stedenbouwkundig accent van maximaal 12 meter wordt geïntroduceerd bij de rotonde Burgemeester Godschalxstraat / Diepteweg.

Rosmalense Plas
Op het bedrijventerrein Rosmalense Plas is ruimte voor een middelgroot hoogwaardig bedrijvenpark van circa 12 ha. Het terrein grenst in het zuidwesten aan de A2, een landschappelijk groene buffer in het noorden en de Groote Wetering in het (zuid)oosten. Het gebied heeft een markante ligging; enerzijds als zichtlocatie aan de A2 en anderzijds als groene en rustige locatie aan de plas. Vanwege de bijzondere ligging is het terrein geschikt voor 'imago'-bedrijven, die voor het functioneren sterk autoafhankelijk zijn. De doelgroep bestaat uit middelgrote hoogwaardige productie- en groothandelsbedrijven en kantoorachtige bedrijven (ICT, R&D en ontwerpen van mode en design). De bebouwing voor deze doelgroep heeft een kantoorachtige uitstraling. De kantoorachtige uitstraling vraagt ook om inrichting in de vorm van een parkachtige omgeving. Qua verkaveling en hoogte dient ingespeeld te worden op de specifieke lokale omstandigheden, zoals oriëntatie op de A2, de plasrand (Rosmalense Plas) en het nieuwe knooppunt Empel. Anderzijds moet ook ruimtelijk aansluiting gezocht worden bij de bestaande ontwikkeling op het bedrijventerrein Brabantpoort en bij bedrijvenpark de Brand. Een en ander betekent een redelijk autonome bebouwing aan de A2 en de Rosmalense Plas. Langs de A2 geldt, dat de bebouwing maximaal 4 lagen (17 meter) omvat met een hoogteaccent aan de zuidkant van de A2-zone van maximaal 20 meter. De bebouwing langs de A2 dient vanwege de beoogde stedenbouwkundige kwaliteit in een hoek van 45 graden op de A2 te worden gerealiseerd. Langs de groene rand grenzend aan het terrein Empel-Zuid geldt een maximale bouwhoogte van 12 meter en aan de Rosmalense Plas bestaat de bebouwing uit maximaal 3 lagen (13 meter, rekening houdend met halfverdiept parkeren) de minimale bouwhoogte is respectievelijk 10 en 11 meter. Op het perceel aan de rotonde bij de Empelseweg is een hoogteaccent van maximaal 16 meter mogelijk. Hier geldt een minimale hoogtemaat van 13 meter.

Het binnengebied van het bedrijventerrein Rosmalense Plas kan vervolgens qua kavelgrootte, hoogte en oriëntatie meer op zichzelf gericht zijn. Hier is met name een flexibele kavelgrootte, een hogere dichtheid en een segment van belang, dat niet zozeer afhankelijk is, of behoefte heeft aan een bijzondere ligging. Hier kunnen de productie en groothandel overwegend in bedrijfshallen met kantoor- en showroomruimte worden gehuisvest. Wel dient dit segment zich qua zwaarte (milieucategorie) en uitstraling te verdragen met de hoogwaardige bedrijven en inrichting aan de randen. De maximale bouwhoogte is hier 12 meter. De minimale bouwhoogte is 7 meter.

Qua milieucategorie komen de op dit bedrijventerrein beoogde hoogwaardige bedrijven voor in de categorieën 1 tot en met 3, waarbij de randen het meest geschikt zijn voor het imagosegment in de bedrijfscategorieën 1 en 2. Categorie 1-bedrijven (kantoorachtigen) zijn alleen toegestaan in de A2 zone en langs de Rosmalense Plas.

Aansluitend aan het vorenstaande wordt binnen het bedrijventerrein Rosmalense Plas gedifferentieerd omgegaan met de wijze, waarop inhoud wordt gegeven aan de vast te leggen eisen qua bebouwingsintensiteit. Het streven moet er op gericht zijn, dat er een zorgvuldige balans, een juiste mix wordt gecreëerd van verschillende typen bedrijven binnen één stedenbouwkundige structuur en ingebed in een landschappelijk aantrekkelijke omgeving. Het juiste bedrijf op de juiste plek dient derhalve uitgangspunt te zijn.

Uitgeefbaar terrein 's-Hertogenbosch

ETIN adviseurs houden jaarlijks in opdracht van het Ministerie VROM en de Provincie Noord-Brabant een enquête bij de gemeente om de uitgifte van kantoren en bedrijventerreinen te inventariseren. Per 1 januari 2009 beschikt 's-Hertogenbosch over een restcapaciteit van circa 27 ha netto, verdeeld over de bedrijventerreinen de Brand, de Groote Vliet, Empel Maasakkers en Treurenburg.

4.2 Verkeer

Het bedrijventerrein dient aan te sluiten op de voor Empel 3e fase ontworpen verkeersstructuur, die in het structuurmodel voor totaal Empel is vastgelegd en inmiddels is uitgevoerd.

Voor Rosmalense Plas wordt het eerder in het (gedeeltelijk goedgekeurde) bestemmingsplan Uitbreiding Empel 3e fase gekozen uitgangspunt van een tweezijdige ontsluiting gehandhaafd. Aan de noordzijde vindt ontsluiting plaats via een aansluiting op de Empelseweg; aan de zuidzijde via een koppeling aan de bestaande Burgemeester Burgerslaan, die vervolgens aansluit op de kruising met de op- en afritten van de A2 en de Rodenborchweg. Met een tweezijdige ontsluiting is het bedrijventerrein in het geval van een calamiteit altijd bereikbaar en wordt een goede verkeersafwikkeling richting A2 bevorderd. Met de zuidelijke ontsluiting kan bovendien de relatie tussen de Rosmalense Plas en het toekomstig stedelijk knooppunt A2 tot een belangrijke meerwaarde leiden.

Het bedrijventerrein Empel-Zuid wordt vanaf de rondweg (Diepteweg) op drie plaatsen ontsloten met een ventweg en een ontsluitingslus waarlangs de bedrijven zijn gesitueerd.

Voor langzaam verkeer is van belang, dat er een goede fietsverbinding vanuit Empel langs de Rosmalense Plas in de richting van de Bruistensingel (en de toekomstige knoop) gerealiseerd wordt. Het bedrijventerrein zal in de nabije toekomst bovendien via het openbaar vervoer (bus) bereikbaar zijn.

4.3 Parkeren

Voor het bedrijventerrein Empel-Zuid is grotendeels aangesloten op de nota Parkeernormen. Alle parkeervoorzieningen moeten op eigen terrein worden aangelegd. Voor bedrijven van categorie 2, 3.1 en 3.2 geldt, dat er ten minste 1,6 parkeerplaats per 100 m2 bvo moeten worden aangelegd. Voor ondergeschikte kantooractiviteiten geldt conform de Nota Parkeernormen een norm van ten minste 2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Voor opslagruimte en laboratoria geldt volgens het Uitgiftekader een afwijkende parkeernorm van respectievelijk ten minste 0,7 parkeerplaats per 100 m2 bvo en ten minste 1 parkeerplaats per 100 m2 bvo.

Voor bedrijventerrein Rosmalense Plas geldt ook, dat alle parkeren op eigen terrein is geprojecteerd. In het kader van het stedenbouwkundig ontwerp en de ambitie een hoogwaardig bedrijventerrein te realiseren geldt dat op basis van het ontwerp rekening is gehouden met een norm voor bedrijven van ten minste 1,5 parkeerplaats / 100 m2 bvo en voor (bij de bedrijven behorende kantoren 2 parkeerplaatsen / 100 m2 bvo. Voor het zuidoostelijke deel (A2-zone) en het oostelijk deel (Plaszone), waar categorie-1 bedrijven zijn toegestaan geldt een parkeernorm van 1 parkeerplaatsen / 30 m2 bvo. In de Plaszone mag niet op maaiveldniveau worden geparkeerd. Parkeren dient daar minimaal halfverdiept plaats te vinden.

4.4 Groen

Voor de groenstructuur wordt aangesloten bij de keuzes, die gemaakt zijn bij de uitbreiding van Empel, in casu met name Empel 3e fase. Uitgangspunt blijft, dat conform het bestemmingsplan Empel 3e fase het bedrijventerrein Empel-Zuid en Rosmalense Plas gescheiden wordt door een groen-blauwe buffer, die tevens dienst kan doen als een potentiële “reservestrook” voor een verkeersverbinding naar het knooppunt Empel, mocht daar in de verre toekomst behoefte aan zijn. Om deze verbinding te kunnen realiseren zal in voorkomend geval te zijner tijd een aparte planologische procedure moeten worden gevolgd. Het onderhavige plan maakt deze verkeersverbinding niet mogelijk.

4.5 Landschap En Ecologie

De in de nabijheid van het plangebied gelegen bosschages rondom de Rosmalense Plas zijn in het kader van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening tot onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur gekwalificeerd. Verder is langs de A2 nog een gedeelte van een bomenstructuur aanwezig, die na aanleg van Empel-Zuid verdwijnt. Deze bomen behoren niet (meer) tot de Ecologische Hoofdstructuur.

Door de ombouw van de A2, de geïsoleerde ligging, verstoring als gevolg van geluid/verkeer en de geringe oppervlakte is de huidige kwaliteit van de bosschages gering te noemen, alhoewel deze in het streekplan als “overig bos- en natuurgebied” in beginsel nog waren beschermd. In de Verordening ruimte Provincie Noord-Brabant 2011(zie hoofdstuk 3.2.2) is dat niet meer het geval. Wel dient er aandacht te zijn voor compensatie op grond van de Boswet (1:1) van de oppervlakte bomen, die verloren gaat.

Daarnaast heeft het bedrijventerrein invloed op het groen rond het recreatiegebied Rosmalense Plas. Het groen rond de plas is als GHS aangewezen. Hiervoor geldt dan ook het compensatiebeginsel vanuit de GHS. Het gaat niet om een fysieke aantasting, maar om een beïnvloeding door geluid. De beïnvloeding heeft betrekking op 3 ha. Voor de beïnvloeding van het groen rondom de Rosmalense Plas dient de compensatie 1/3 van de oppervlakte gecompenseerd te worden. Dat betekent dus 1 ha. Dit dient in de vorm van bos te gebeuren buiten de beïnvloedingszone.

Qua ecologie is de Groote Wetering het meest waardevolle element in het plangebied. Uitgangspunt is het respecteren van het verloop van deze wetering en daar waar mogelijk de natuurwaarden van dit water te vergroten, bijvoorbeeld door het toepassen van flauwe taluds en grote plasbermen. De Groote Wetering wordt vormgegeven als volwaardige natte ecologische verbinding. In het bestemmingsplan Empel 3e fase is voor die ecologische zone een te vrijwaren zone van 10 meter vanuit de waterlijn opgenomen. Die 10 meter vrijwaringszone is opgenomen om indicatief aan te geven, dat er een ecologische zone langs de waterloop gewenst is. In de praktijk gaat het altijd om een gemiddelde breedte, die vanuit het programma van eisen vanuit ecologie wordt ingevuld. Er is ruimte om plaatselijk smaller (bijvoorbeeld een één meter breed strookje langs een waterloop) en ergens anders weer breder (poelen, bosjes, e.d.) te gaan (stapstenenmodel). Het gaat er om dat de invulling leidt tot doelrealisatie.

4.6 Archeologie

Vanuit een oogpunt van archeologische verwachtingen behoeven in het plangebied geen bijzondere eisen te worden gesteld. Uit inmiddels verricht onderzoek (zie paragraaf 6.7) blijkt, dat er geen aanwijzingen zijn voor bewoning, of dat bijzonder gebruik anderszins (bijvoorbeeld een grafveld) van deze terreinen heeft plaatsgevonden.

4.7 Water

Het maximaal afvoeren van relatief schoon regenwater via het oppervlaktewater in het openbaar gebied is één van de belangrijkste uitgangspunten van het bestemmingsplan Empel 3e fase en dient dus ook in plan als uitgangspunt te worden aangehouden. Daartoe is in het verleden een rondgaand systeem van hoofdwaterlopen ontworpen en realisering van een uitlaat richting Groote Wetering. Het voor deze bedrijfsterreinen toe te passen systeem van afwatering dient te passen in c.q aan te sluiten bij het voor het plan Empel 3e fase opgestelde en door het Waterschap goedgekeurde systeem.

Dit is in hoofdstuk 7 verder uitgewerkt.

4.8 Milieu

Duurzaamheid
Voor bedrijventerreinen wordt het basispakket duurzame ontwikkeling werklocaties toegepast. Daarbij wordt vooral gekeken naar kansen die locaties bieden op het gebied van duurzaamheid, waarbij de accenten zijn gelegd bij de milieuthema's energie en water. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn weergegeven in paragraaf 5.8.

Milieuzonering
Het bedrijventerrein Empel-Zuid is op een relatief korte afstand gesitueerd van woningbouw en een nog onbebouwd terrein, dat in bestemmingsplan “Empel 3e fase” is gereserveerd voor woningbouw. In verband daarmee dient de toelaatbaarheid van de bedrijven op een deel van de buitenste, het meest nabij genoemd woongebied gelegen kavels, beperkt te worden tot de “lichte” bedrijven in de milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 meter, conform de selectie als aangegeven in de uitgave Bedrijven en Milieuzonering van het VNG (2009). In het noordelijke deel van Empel-Zuid is gedeeltelijk maximaal categorie 2 toegestaan, vanwege de nabijheid van de geprojecteerde woningen langs de Empelseweg. Voor de overige gronden geldt dat bedrijven zijn toegestaan tot maximaal categorie 3.2, met een minimale milieuafstand van 100 meter tot een rustige woonwijk.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In het gebied rond Empel is er zowel behoefte aan een bedrijventerrein voor de 'reguliere' bedrijvigheid als voor hoogwaardige bedrijvigheid in het imagosegment. Het is daarbij wenselijk om een diversiteit aan bedrijventerreinen te ontwikkelen, waarbij ingespeeld wordt op de identiteit van het gebied

In het vorige hoofdstuk is aangegeven, op basis van gemeentelijke- en provinciale beleidsnota's, op welke wijze de functionele en ruimtelijke uitgangspunten in zijn algemeenheid in het bestemmingsplan dienen te worden verwerkt. In dit hoofdstuk wordt onder meer beschreven wat de concrete ruimtelijke consequenties zijn van de uitgangspunten, een beschrijving dus van de stedenbouwkundige opzet. In principe is het de ruimtelijke vertaalslag van theorie naar praktijk.

5.2 Stedenbouwkundige Structuur


Bedrijventerrein Empel-Zuid
Het reguliere bedrijventerrein Empel Zuid zoekt qua architectuur en stedenbouwkundige opzet aansluiting bij de structuur, maat en schaal van het dorp Empel. Door de geluidsafscherming ter hoogte van het bestaande Empel is het bedrijventerrein beperkt zichtbaar vanaf de A2. Zelfstandige kantoren en detailhandel et cetera worden nadrukkelijk uitgesloten. De kavelgrootte van de bedrijfspercelen varieert van circa 1.250 m2 tot circa 5.000 m2.

De minimale hoogte van gebouwen bedraagt 7 meter. De maximale bouwhoogte is bepaald op 9 meter. Het bebouwingsprofiel past daarmee prima bij de rest van de bebouwing rond Empel en is vergelijkbaar met de bedrijfsbebouwing van Empel-Maasakkers. Als randvoorwaarde geldt daarnaast, dat de voorgevels van gebouwen voor tenminste 50% van de kavelbreedte worden gebouwd in de voorgevelrooilijn. Bouwpercelen dienen tenminste voor 60% te worden bebouwd. Het perceel aan de westkant van dit bedrijventerrein nabij de rotonde Burgemeester Godschalxstraat - Diepteweg staat vanwege de ligging een hoogteaccent toe. Hier geldt een maximale bouwhoogte van 12 meter en een minimale bouwhoogte van 9 meter.

Bedrijventerrein Rosmalense Plas
In het stedenbouwkundig ontwerp van bedrijventerrein Rosmalense Plas zijn de volgende vier ruimtelijke milieus te onderscheiden:

  1. 1. de A2-zone;
  2. 2. de Parkzone
  3. 3. de Plaszone;
  4. 4. de Middenzone.


De ligging van deze zones is weer gegeven in figuur 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0010.png"

Figuur 6: Zones bedrijventerrein Rosmalense Plas

Ad 1: De A2-zone: De A2-zone betreft een rand van 4 hoogwaardige bedrijfspercelen, waarop de bedrijfsgebouwen dienen te worden gesitueerd onder een hoek van circa 45° met de A2. De bedrijfsgebouwen hebben een kantoorachtige uitstraling. Door de wijze van oriëntatie op de snelweg wordt enerzijds de eigenheid en individualiteit van de gebouwen benadrukt, anderzijds maakt deze zone ook nadrukkelijk deel uit van het stedenbouwkundig grid-systeem, waardoor de ruimtelijke samenhang met het "achterland" gewaarborgd blijft. In deze zone zal de hoogste bebouwing, maximaal 4 lagen, worden gesitueerd, met dien verstande dat omwille van een stedenbouwkundige verbijzondering de bebouwing op de meest zuidelijke kavel (kavel 1 in figuur 6) met een extra 5e laag kan worden uitgebreid.

De kwaliteitseisen voor het bouwen zijn hoog. In deze zone zal de landschappelijke inpassing en daarmee het karakter van het bedrijvenpark Rosmalense Plas zichtbaar en afleesbaar worden gemaakt. Dit komt onder andere tot uiting in de wijze waarop het parkeren wordt opgelost. Op de te onderscheiden percelen dient de parkeerbehoefte in of onder de gebouwen te worden opgelost dan wel in een landschappelijk "verborgen" situatie. Dit wordt geregeld via het uitgifteprotocol.

In deze zone wordt een bebouwingspercentage gehanteerd van 40%. Vanwege door een andere, meer door specifieke omstandigheden ingegeven benadering van het begrip "intensief bouwen", is hier van het minimale bebouwingspercentage van 50%, dat op basis van het provinciale beleid geldt, afgeweken. In die zin is niet het bebouwingspercentage hier bepalend voor de mate van intensief bouwen, maar de zogenaamde Floor Space Index (FSI) in combinatie de arbeidsdichtheid van de kavels. De FSI geeft de verhouding weer tussen het aantal m2 bruto vloeroppervlak (bvo), het oppervlak van het kavel en de arbeidsdichtheid die vervolgens weer voort komt uit de aard van de bedrijven die op deze locatie wenselijk worden gevonden. Uitgangspunt hier is een FSI van 1 à 1,2.

Het komt er op neer, dat niet de "breedte", maar de "hoogte" bepalend is voor de bebouwingsdichtheid. Er is nadrukkelijk gekozen voor het topsegment in de bedrijvensector, dat door zijn representatieve aard, belang heeft bij een situering aan de snelweg en daarnaast behoefte heeft aan een relatief groot perceel in een landschappelijke omgeving. Te denken valt aan hoogwaardige productiemilieu's op het gebied van computerservice en informatietechnologie: bedrijven die hechten aan kwaliteit, eigen identiteit en naamsbekendheid.

Geconcludeerd kan worden dat de A2-zone een lager bebouwingspercentage (40%) heeft dan het provinciale beleid (50%), maar dat dit ruimschoots wordt gecompenseerd door de hogere FSI en de voor deze zone te verwachten arbeidsdichtheid (terreinquotiënt).

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0011.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0012.png"

Figuur 7: Referentiebeelden A2-zone

Ad 2: De Parkzone: In de Parkzone tussen Rosmalense Plas en Empel-Zuid worden bedrijven gesitueerd met een hoogte van maximaal 3 lagen. Door de karakteristieke, afgeronde planvorm en het daaruit voortvloeiende wisselende rooilijnbeloop is een interessante en boeiende verkaveling mogelijk, waarbij elk bedrijf zich autonoom en met allure kan presenteren naar de parkzone met relatief veel waterpartijen, maar tegelijkertijd ook onderdeel is van het gridsysteem, zodat ook hier de onderlinge samenhang blijft gewaarborgd. In tegenstelling tot de gebouwen in de A2-zone wordt hier het bebouwingspercentage van minimaal 50% gehanteerd om te voldoen aan de eis tot intensiever bouwen. Ogenschijnlijk is deze eis strijdig met de ambitie om het geheel een parkachtige, open uitstraling te geven, maar gezien de specifieke situatie met een verspringende rooilijn, ontstaat er in combinatie met de 3 groene hoofdstructuren toch een visuele openheid. Met name is dit zichtbaar vanaf de Empelseweg en vanuit Empel-Zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0013.jpg"

Figuur 8: Referentiebeeld Parkzone


Ad 3: De Plaszone: In de Plaszone aan de Rosmalense Plas hebben de kwaliteiten nadrukkelijk te maken met de aanwezigheid van veel water, i.c. de Rosmalense Plas en de Groote Wetering. Deze unieke landschappelijke gegevenheden bieden een kans om naadloos te kunnen aansluiten op een specifiek segment uit de bedrijvensector. Te denken valt aan bijvoorbeeld ICT-bedrijven die een paviljoenachtige uitstraling voor ogen staan. De zeven gebouwen zullen solitair in het landschap worden neergezet met een alzijdige oriëntatie. Daarmee wordt enerzijds een bevestiging van de landschappelijke inpassing bereikt. Anderzijds fungeert de bebouwing als een belangrijke schakel in de herkenbaarheid en karakteristiek van het totaalplan. Behalve aan de rotonde in het noordelijk plandeel versterken de "duo-gebouwen" de drie groene hoofdstructuren, die dwars door het plan lopen en ondersteunen daarmee tevens het stedenbouwkundig systeem.

Met uitzondering van het gebouw aan de rotonde, dat 4 lagen telt, is hier gekozen voor een drielaagse bebouwing. Door de verplichting de benodigde parkeerplaatsen ten minste halfverdiept te realiseren kunnen ook de landschappelijke ambities waargemaakt worden. In deze zone wordt een bebouwingspercentage van minimaal 80% gehanteerd, waarbij de bebouwing binnen het bouwvlak moet blijven, met uitzondering van de halfverdiepte parkeergarage.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0014.jpg"

Figuur 9: Referentiebeeld Plaszone


Ad 4: De Middenzone: In deze zone wordt een bebouwingspercentage van minimaal 55% gehanteerd. Juist vanwege dit hoge percentage staat het realiseren van parkeren op eigen terrein onder druk. Ten opzichte van de andere zones zullen hier bedrijven worden opgericht die weliswaar aan de kwaliteitsnorm moeten voldoen, maar in de uitstraling en presentatie een trapje lager staan dan de andere zones. De mogelijkheden om het parkeren ondergronds of half-verdiept op te lossen zijn in deze zone om die reden beperkt; het zullen met name bedrijven zijn in de traditionele productiemilieu's die minder financiële middelen hebben om een dergelijke (dure) parkeervoorziening op eigen terrein te kunnen bekostigen. Parkeren zal dus met name plaatsvinden op het bestaande maaiveld. Om toch een goede balans te houden tussen intensief bouwen, de parkeernorm en een kwaliteit die past bij dit bedrijvenpark, is gekozen voor een efficiënte en compacte verkaveling. De essentie hiervan is, dat de bedrijfshallen zoveel mogelijk worden geclusterd (tegen elkaar gebouwd) om te zorgen, dat er een maximaal benutbare ruimte overblijft voor het parkeren op eigen terrein. Door een uitgekiende situering en oriëntatie van de kantoorgedeelten op de groenstructuren en het koppelen van uitritten, ontstaat er naar verwachting vervolgens een situatie die recht doet aan de beoogde kwaliteiten van de drie groene zones.

In deze zone wordt een bebouwing voorgesteld van 2 à 3 lagen, voor wat betreft het kantoorgedeelte van het bedrijf aan de 3 groene zones, met daarachter een standaard halhoogte van minimaal 7 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0015.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0017.jpg"

Figuur 10:Referentiebeelden Middenzone

Deze vier zones vormen voor een groot gedeelte het stedenbouwkundig plan en representeren een diversiteit aan soorten bedrijven in diverse milieucategorieën (zie paragraaf 5.3), afgestemd op de plaatselijke landschappelijke gegevenheden, dan wel een belangrijke infrastructuur. Daarnaast worden de vier zones ingebed in een landschappelijk aantrekkelijke setting, waarbij de in paragraaf 5.6.1 genoemde drie groene hoofdstructuren door hun maatvoering mede bepalend zijn voor de sfeer, uitstraling en identiteit van het bedrijvenpark.

5.3 Segmentering


Bedrijventerrein Empel-Zuid
Het bedrijventerrein Empel-Zuid is geschikt voor kleinschalige en middelgrote bedrijven in de lichte milieucategorieën. De gemeentelijke bedrijventerreinenvisie spreekt hierbij over de categorie 'overige bedrijven'. Hiermee wordt bedoeld een groep bedrijven, die als belangrijkste vestigingseis een locatie in de stad heeft. Het gaat om een bont palet aan bedrijvigheid, zoals ambachtelijke en licht industriële bedrijven. Het gaat in ieder geval om bedrijvigheid die past in de nabijheid van een woonomgeving. Dat wil zeggen bedrijven tot en met de milieucategorie 3. Een selectie uit deze categorie (maximaal categorie 3.1 tot 50 m afstand van woningen in verband met potentiële milieuhinder) is slechts toegestaan op het gedeelte van het terrein dat nabij woongebied ligt. Op percelen die verder van het woongebied zijn gelegen, zijn bedrijven uit categorie 3.2 met een minimale milieuafstand van 100 meter ten opzichte van een rustige woonwijk toegestaan. Tot slot geldt aan de noordzijde voor een beperkt aantal percelen dat maximaal bedrijven uit categorie 2 zijn toegestaan, vanwege de afstand ten opzichte van een geprojecteerde woninglocatie. Er is een bedrijvenlijst (staat van bedrijfsactiviteiten) opgesteld betreffende de toegelaten bedrijven.

Bedrijventerrein Rosmalense Plas
Zoals in paragraaf 5.1 is aangegeven, is er in de gemeente programmatisch behoefte aan "reguliere bedrijvigheid" en "hoogwaardige bedrijvigheid in het imagosegment". In het imagosegment moet worden gedacht aan kantoorachtige bedrijven, de betere groothandel, research en development (R&D), Hightech en ICT, waarvan het verzorgingsgebied (boven)regionaal is. Bedrijven die behoren tot het imagosegment hebben vooral behoefte aan een locatie met een zeer representatief uiterlijk. Een locatie met een zeer representatief uiterlijk kan in de vorm van een zichtlocatie aan de snelweg en ook door ligging in een parkachtige omgeving. Qua huisvesting hebben "kennisbedrijven" behoefte aan gebouwen met een kantoorachtige uitstraling, terwijl de groothandel overwegend bedrijfshallen met kantoor- en showroomruimte vraagt. Bovendien vragen (lichte) productiebedrijven steeds meer een kantoorachtige uitstraling. Representativiteit en gebruikswaarde van gebouw en omgeving worden voor deze bedrijven belangrijker, de ruimtevraag wordt (relatief) kleinschaliger en de parkeerbehoefte neemt toe. Door bedrijven uit het imagosegment te groeperen met bedrijven, die een gelijkwaardige uitstraling nastreven, wordt het gezamenlijke imago vergroot en kan ook goed worden ingespeeld op de ruimtelijke inpassingsmogelijkheden in de omgeving. Ten aanzien van de omvang van de beoogde bedrijven gaan we uit van groothandelsbedrijven van minimaal 2.400 m² b.v.o. en minmaal 3.000 m2 b.v.o. voor de kennisbedrijven.

Op het bedrijventerrein Rosmalense Plas worden de volgende bedrijven toegestaan:

  • hoogwaardige bedrijven in het imagosegment, waarbij eisen worden gesteld aan de minimale omvang van de bedrijven;
  • bedrijven uit categorie 2 en 3, die een gelijkwaardige uitstraling nastreven.


Voor wat betreft het imagosegment gaat het om de volgende bedrijven:

  • computerservice- en informatietechnologiebureaus (SBI 72, volgens de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering milieucategorie 1);
  • bedrijven die zich bezig houden met de vervaardiging van medisch en optische apparatuur en instrumenten (SBI 33, milieucategorie 2);
  • natuurwetenschappelijk speur en ontwikkelingswerk (SBI 731, milieucategorie 2);
  • groothandel. Een groot deel van de groothandelsbedrijven valt volgens de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering in milieucategorie 2. Ook deze doelgroep wordt toegelaten.


Dit leidt tot de visie, dat op het gehele terrein Rosmalense Plas bedrijven in de categorieën 2 t/m 3 mogen worden gevestigd. Slechts in een zeer beperkt deel van het terrein, i.c. de A2-zone (4 kavels) en de Plaszone (7 kavels) worden ook bedrijven uit het imagosegment in bedrijfscategorie 1 toegestaan. De vestiging van zelfstandige kantoren, bedrijfswoningen en detailhandel is op het gehele terrein niet toegestaan.

Aansluitend hierop zal binnen het totale plangebied Rosmalense Plas gedifferentieerd worden omgegaan met de wijze, waarop inhoud wordt gegeven aan de vast te leggen eisen qua bebouwingsintensiteit. Aan de randen zullen deze zich meer richten op een regeling van de bouwhoogte (met een minimale bouwhoogte) en een inrichting van een parkachtige omgeving. In het binnengebied zullen deze zich naast een minimale bouwhoogte meer richten op eisen van een minimum bebouwingspercentage (bouwen in de breedte). Het streven moet er op gericht zijn, dat er een zorgvuldige balans, een juiste mix wordt gecreëerd van verschillende typen bedrijven binnen één stedenbouwkundige structuur en ingebed in een landschappelijk aantrekkelijke omgeving.

5.4 Landschap En Ecologie


Landschap
Het bedrijventerrein Empel-Zuid / Rosmalense Plas leidt tot aantasting van het bosje nabij de A2. Het is in het verleden aangeplant als landschappelijke inpassing van de snelweg. Een groot deel van de bosjes rondom de A2 zijn al verdwenen door de ombouw van het knooppunt Empel en de verbreding van de A2. Het gaat binnen het plangebied nog om 3 ha bos. In overleg met de provincie is bepaald dat het compensatiebeginsel niet geldt voor het bosje nabij de A2. Het bosje is zodanig versnipperd en geïsoleerd geraakt, dat het niet als GHS-waardig meer is te bestempelen. In het provinciale beleid is het bosje geen EHS-status meer toegekend. Daarmee vervalt ook de noodzaak voor natuurcompensatie vanuit de GHS. De Boswet blijft wel van toepassing. Dat betekent dat het bos in oppervlakte 1 op 1 gecompenseerd moet worden. Deze compensatie vind buiten het plangebied plaats.

Daarnaast heeft het bedrijventerrein invloed op het groen rond het recreatiegebied Rosmalense Plas dat onder de 50 dB(A)-contour komt te liggen van het bedrijventerrein. Het groen rond de plas is als GHS aangewezen. Hiervoor geldt dan ook het compensatiebeginsel vanuit de GHS. Het gaat niet om een fysieke aantasting, maar om een beïnvloeding door geluid. De beïnvloeding heeft betrekking op 3 ha.

Voor de beïnvloeding van het groen rondom de Rosmalense Plas dient derhalve 1 ha (1/3e deel) compensatie in de vorm van bos plaats te vinden buiten de beïnvloedingszone.

Voor de noodzakelijke boscompensatie van 4 ha vanwege de ontwikkeling van het bedrijventerrein Empel-Zuid/Rosmalense Plas zijn de percelen 's-Hertogenbosch, sectie T, perceelnummers 3200, 3201 en 3203 in de Ertveldpolder gereserveerd. Deze percelen hebben een oppervlakte van circa 5 ha en zijn thans in gebruik als landbouwgrond. De gemeente heeft de gronden reeds in eigendom en ter vrije beschikking. Van de 5 ha zal 4 ha worden ingericht als bos.

De percelen waar de compensatie zal plaatsvinden zijn in het bestemmingsplan Buitengebied, dat in januari 2010 door de gemeenteraad (gewijzigd) is vastgesteld, bestemd als 'Agrarisch met waarden 3', met deels een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een aanduiding 'reconstructiezone - extensiveringsgebied'. Daarnaast zijn de gronden aangeduid als leefgebied voor kwetsbare soorten en natuurontwikkelingsgebied. De gronden zijn in dat kader bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - leefgebied kwetsbare soorten´ en natuurontwikkelingsgebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied´.

Er is vanwege het bestemmingsplan op de percelen een aanlegvergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) nodig voor het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie. Er wordt alleen vergunning verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden. Op grond van een beoordeling door een gemeentelijke ecoloog concluderen we dat de vergunning voor de aanplant van bos op de betreffende percelen niet op belemmeringen stuit vanwege de aanwezige, beschermde waarden.

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' laat de aanplant van bos, waarbij grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 0,5 meter, alleen toe, nadat een aanlegvergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) is verleend. Deze dubbelbestemming geldt voor slechts een deel van de percelen. In totaal kan 3,6 ha worden aangeplant op gronden waar geen archeologische dubbelbestemming op rust. Het bos wordt aangeplant als bosplantsoen, hetgeen betekent dat er geen grondbewerking zal plaatsvinden dieper dan 0,5 m. De aanplant is derhalve niet omgevingsvergunningplichtig. Een gemeentelijk archeoloog heeft aangegeven, dat voor de aanplant van bos op deze wijze op archeologisch gebied geen bezwaren bestaan.

De kosten voor de bosaanplant en de inbreng van gronden komen ten laste van de exploitatie van het bedrijventerrein Empel-Zuid/Rosmalense Plas. Aangezien het bestemmingsplan aanplant van bos mogelijk maakt, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden kan worden verleend en de middelen voor de aanplant in de exploitatie van dit bestemmingsplan zijn opgenomen is de compensatieverplichting voldoende veilig gesteld.

Een alternatief voor een deel van de natuurcompensatie is een strook grond tussen het nieuwe kanaal en de Rosmalense Plas, die nu nog een agrarische bestemming heeft. In het nieuw op te stellen bestemmingsplan voor de A2-kanaalzone wordt hier een natuurbestemming opgelegd. Deze locatie kan worden ingezet voor de aanplant van 1,7 hectare bos. Wanneer hiervoor wordt gekozen zal de beoogde natuurcompensatie in de Ertveldpolder met een gelijke oppervlakte worden verminderd. Op grond van de bestaande bestemming kan ook die compensatie in de vorm van de aanplant van bomen reeds plaatsvinden. In het bestemmingsplan, dat in procedure is, is voor de gronden een natuurbestemming voorzien, waardoor behoud ervan wordt gegarandeerd. Een logisch moment voor het in gebruik nemen van die locatie voor de aanplant van bomen is na de aanleg van het geprojecteerde kanaal, i.c. in 2015.

Ecologie
In paragraaf 4.5 is als uitgangspunt voor de gemeentelijke ecologische verbindingszone (GEVZ) aangegeven, dat er een indicatieve vrijwaringszone geldt van 10 meter van de waterlijn. Daarbij is er ruimte is om plaatselijk smaller (bijvoorbeeld één meter breed strookje langs een waterloop) en ergens anders weer breder (poelen, bosjes e.d.) te gaan (stapstenenmodel). Daarvoor is bij het opstellen van het ontwerp van dit plan gekozen.

De GEVZ tussen A2 en de Empelseweg bestaat uit een reeks van poelen met flauwe, zonbeschenen taluds. Rond de poelen wordt bloemrijk grasland, rietmoeras en enkele wilgenstruweel ontwikkeld. Het is de ideale biotoop voor amfibieën, waaronder kamsalamander en poelkikker. Ook vele soorten libellen waaronder platbuik, metaalglanslibel en glassnijder profiteren hiervan. De wetering wordt voorzien van natuurvriendelijke oevers. Er wordt ruimte gelaten voor spontane groei van riet, natte ruigte en waterplanten. Het is de ideale biotoop voor waterspitsmuis, glassnijder en weidebeekjuffer. Het continue karakter maakt dat de groenzone een goede verbinding vormt voor allerlei watergebonden soorten. In het ontwerp voor het bedrijventerrein Rosmalense Plas is veel ruimte opgenomen voor groen en water. In figuur 11 is een ecologische kaart voor het terrein Rosmalense Plas weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0018.jpg"

Figuur 11: Ecologische kaart

De GEVZ langs de Groote Wetering is integraal onderdeel van het ontwerp. De GEVZ sluit aan op de groenstructuur op en rond het bedrijventerrein. Zo ontstaat een samenhangende groenstructuur van open water, bloemrijke graslanden, natte ruigten, rietmoeras en moerasbosjes. Door de ligging op de overgang van zand naar klei en veen treedt er relatief schoon grondwater uit. Samen met het regenwater leidt dit tot een ideale uitgangssituatie voor natuurontwikkeling.

De ecologische verbindingszone staat in contact met de groenstructuur rond en op het bedrijventerrein. De centrale waterplas kent ondiep water tot maximaal 1,5 meter. De variatie in diepte is groot. Het heldere water zal met diverse soorten fonteinkruiden, gele plomp, zwanenbloem en hopelijk drijvende waterweegbree begroeid raken. De combinatie van helder water en een rijke watervegetatie is ideaal voor vissen als snoek, rietvoorn en bittervoorn. Fuut en meerkoet broeden er. Ook veel soorten libellen, zoals vroege glazenmaker, smaragdlibel en amfibieën, zoals de kleine watersalamander en 'groene kikkers' zullen er voorkomen. Op sommige plaatsen zullen kleine geïsoleerde wateren ontstaan waar ruimte is voor verlandingsvegegaties. Deze worden zeer rijk aan waterplanten en libellen.

Langs de waterkant en andere plaatsen met ondiep water zullen moerasbosjes en rietmoeras ontwikkeld worden. Ook is hier ruimte voor bloemrijke natte ruigte met onder andere kattenstaart, watermunt, gewone wederik. Blauwborst, rietgors, matkop en mogelijk waterral zullen er broeden. Plaatselijk is er ruimte voor bloemrijke graslanden. Ook de wadi's op het bedrijventerrein kunnen deels als bloemrijk grasland ontwikkeld worden. Oranjetipje staat symbool voor de graslanden met echte pinksterbloem en koekoeksbloem. Maar ook diverse soorten zandoogjes en blauwtjes zullen gebruik maken de graslanden met lokaal struweel. Mogelijk dat ook greppelsprinkhaan en mogelijk moerassprinkhaan het gebied gaan bevolken.

Tot slot bieden de gebouwen onderdak aan vleermuizen en vogels. Groene en of grintdaken bieden broedmogelijkheden voor bijvoorbeeld visdief en scholekster. Speciale kasten bieden kansen voor diverse holenbroeders zoals uilen en zwaluwen. Ook de groene 'restruimte' rond de bedrijven biedt kansen voor planten, vlinders en sprinkhanen. Een uitwerking van deze 'stedelijke natuurambitie' moet in samenspraak plaatsvinden met de toekomstige eigenaren en gebruikers van het bedrijventerrein.

Het ontwerp van het bedrijventerrein is in figuur 12 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0019.jpg"

Figuur 12: Stedenbouwkundig plan

5.5 Verkeer En Parkeren

5.5.1 Verkeer


Ontsluiting
Tussen de westelijk gelegen rotonde aan de Burgemeesters Godschalxstraat en de Empelseweg is voor bedrijventerrein Empel-Zuid een ontsluitingsweg ontworpen, die deel uitmaakt van de 'rondweg'. Het bedrijventerrein is gelegen ten zuiden van deze nieuwe inmiddels aangelegde hoofdontsluiting. De bedrijven oriënteren zich op deze hoofdontsluiting en worden ontsloten via een ventweg die parallel loopt aan de hoofdontsluiting. In het bredere deel zorgt een ontsluitingslus voor de ontsluiting.

Voor het bedrijventerrein Rosmalense Plas wordt het eerder in het (gedeeltelijk goedgekeurde) bestemmingsplan Uitbreiding Empel 3e fase gekozen uitgangspunt van een tweezijdige ontsluiting gehandhaafd. Aan de noordzijde middels een aansluiting op de Empelseweg; aan de zuidzijde langs de A2 via een koppeling aan de bestaande Burgemeester Burgerslaan, die vervolgens aansluit op de kruising met de op- en afritten van de A2 en de Rodenborchweg. Met een tweezijdige ontsluiting is het bedrijventerrein in het geval van een calamiteit altijd bereikbaar en wordt een goede verkeersafwikkeling richting A2 bevorderd. Met de zuidelijke ontsluiting kan bovendien de relatie tussen de Rosmalense Plas en het toekomstig stedelijk knooppunt A2 tot een belangrijke meerwaarde leiden. De bedrijfspercelen op het terrein Rosmalense Plas worden ontsloten door 2 ontsluitingslussen die op 3 plaatsen aansluiten op de hoofdontsluitingsweg aan de oostkant van het terrein.

Langzaamverkeer
De bedrijventerreinen Empel-Zuid en Rosmalense Plas zijn voor langzaamverkeer verbonden via een brug over de te realiseren waterpartij in de parkzone, die de beide terreinen ruimtelijk scheidt. Voor langzaamverkeer ontstaat hiermee tevens een goede fietsverbinding vanuit Empel richting de Groote Wetering, de Rosmalense Plas en de Bruistensingel. De wetering wordt op drie plaatsen via bruggetjes oversteekbaar naar het fietspad langs de Rosmalense Plas.

Openbaar vervoer
De bedrijventerreinen zullen in de nabije toekomst vanaf een halte aan de Diepteweg uitstekend via openbaar vervoer bereikbaar te zijn.

5.5.2 Parkeren

Om het landschappelijk karakter en het benodigde oppervlak voor waterberging zoveel mogelijk te bewaken dient het totale parkeren, dus ook het bezoekersparkeren, op het eigen terrein plaats te vinden. De parkeernormen, zoals die in februari 2003 door de gemeenteraad zijn vastgesteld, zijn hier grotendeels van toepassing.

Voor het bedrijventerrein Empel-Zuid is grotendeels aangesloten op de Nota Parkeernormen. Alle parkeervoorzieningen moeten op eigen terrein worden aangelegd. Voor bedrijven van categorie 2, 3.1 en 3.2 geldt, dat er ten minste 1,6 parkeerplaats per 100 m2 bvo moeten worden aangelegd. Voor ondergeschikte kantooractiviteiten geldt conform de Nota parkeernormen een norm van ten minste 2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo; Voor opslagruimte en laboratoria geldt een afwijkende parkeernorm van respectievelijk ten minste 0,7 parkeerplaats per 100 m2 bvo en ten minste 1 parkeerplaats per 100 m2 bvo.

Voor bedrijventerrein Rosmalense Plas geldt ook, dat alle parkeren op eigen terrein is geprojecteerd. In het kader van het stedenbouwkundig ontwerp en de ambitie een hoogwaardig bedrijventerrein te realiseren geldt dat op basis van het ontwerp rekening is gehouden met een norm voor bedrijven van ten minste 1,5 parkeerplaats / 100 m2 bvo en voor bij de bedrijven behorende kantoren 2 parkeerplaatsen / 100 m2 bvo. Voor het zuidoostelijke deel (A2-zone) en het oostelijk deel (Plaszone), waar categorie-1 bedrijven zijn toegestaan geldt een parkeernorm van 1 parkeerplaatsen / 30 m2 bvo, waarbij voor de Plaszone in de regels is bepaald dat niet op het maaiveld mag worden geparkeerd. Parkeren moet tenminste halfverdiept plaatsvinden.

In de discussie over de stedenbouwkundige opzet is met name deze parkeernorm versus het minimaal te hanteren bebouwingspercentage per kavel intensief bekeken. Immers, beide randvoorwaarden die door hun aard, dichtbouwen c.q. openhouden, in wezen tegengesteld zijn aan elkaar, dienen hoe dan ook een plek te krijgen op elk kavel. Bovenstaande parkeernormen worden gehateerd bij de beoordeling van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

In een proefverkaveling is vastgesteld, dat een bebouwingspercentage van 55% voor de Middenzone haalbaar is om de daarvoor benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren, ervan uitgaande dat in deze zone op het maaiveld geparkeerd zal worden. Aan de plasrand en langs de A2 valt niet te ontkomen aan gebouwde parkeervoorzieningen in de vorm van ondergrondse parkeergarages en/of half-verdiepte / inpandige parkeeroplossingen. Aan de plasrand zal dit zeker gebeuren gezien het bebouwingspercentage van 80%, maar ook in de A2 zone zal het parkeren door een hoge Floor Space Index (FSI) niet kunnen ontkomen aan een gebouwde (ondergrondse) parkeeroplossing. Het is hier ook mogelijk om het parkeren op te lossen door bijvoorbeeld het landschap als het ware plaatselijk op te tillen, waardoor het parkeren aan het zicht wordt onttrokken en het landschappelijk karakter gehandhaafd blijft.

5.6 Groen En Water

5.6.1 Groen

De groenstructuur van het plangebied sluit aan op de groenstructuur van de kern Empel. Die structuur wordt gevormd door een raamwerk van concentrische groene en blauwe ringen, die met elkaar verbonden worden door een aantal groene wiggen. Het plangebied ligt feitelijk in een hoefijzervormige groenzone rond Empel aan de A2. De groenstructuur en waterstructuur zijn in het plangebied onlosmakelijk met elkaar verbonden. Natte natuur is in het oorspronkelijke komgrondenlandschap kenmerkend.

De belangrijkste groenstructuren voor het plangebied zijn:

  1. 1. de Rosmalense Plas;
  2. 2. de parkzone tussen de twee bedrijventerreinen;
  3. 3. de groene zones tussen de bedrijven.


Rosmalense Plas
De Rosmalense Plas is een oude zandwinplas met rondom een parkrand met een mengeling van natuurlijke en parkachtige beplanting. De nabije ligging van een dergelijk park is van toegevoegde kwaliteit voor de uitstraling en het gebruik van het bedrijventerrein. Het gesloten karakter van de beplanting rond Rosmalense Plas maakt, dat het gebied niet bij iedereen bekend is. De komst van het bedrijventerrein en een beter langzaamverkeersnetwerk vraagt om een totaalbenadering met de omgeving.

De Rosmalense Plas is ruimtelijk onderdeel van het recreatieve natte natuurgebied dat beoogd wordt rond de nieuwe Zuidwillemsvaart. Het bedrijventerrein grenst feitelijk aan de natte natuur van de Rosmalense Plas. Door het zicht naar de Rosmalense Plas open te maken ligt het bedrijventerrein aan één zijde aan de parkrand van de Rosmalense Plas. Dit is ook gunstig voor de sociale veiligheid van het langzaamverkeersnetwerk.

Het bedrijventerrein sluit aan op de Groote Wetering langs de Rosmalense Plas. Deze wetering stamt nog uit de 19e eeuw en heeft van oudsher de functie van zowel waterafvoer als wateraanvoer tussen de Delta van Den Bosch en de agrarische bestemmingen richting het oosten.

Tussen de Groote Wetering en de Rosmalense Plas komt (buiten het plangebied) een fietspad, parallel aan het voetpad door de parkzone rond de Rosmalense Plas. Deze routes zijn met bruggen over de wetering ontsloten met de bebouwde kom. Ook de ontsluitingsweg vanaf de Bruistensingel langs de A2 gaat met een brug over de wetering.

De rand langs de wetering is gemeentelijke ecologische zone en wordt ingericht met poelen, graslandjes, riet en kleine bosjes.

Voor de werking van deze ecologische zone is het belangrijk dat elke brug extra ruimte laat voor de oever ten behoeve van migrerende diersoorten via onder andere het Vlietje vanuit de Rosmalense Plas. Daarvoor is ook de ondiepere rietzone een gegeven langs de gebouwen aan de ecologische zone.

De groenblauwe zone tussen de twee bedrijventerreinen
Deze zone is onderdeel van het groene hoefijzer rond Empel. Richting het noordwesten ligt binnen dit hoefijzer de voetbalvereniging Emplina, waterstructuren tussen Empel en de toekomstige Zuidwillemsvaart en weilandjes tussen de Empelsedijk en Empel.

Binnen het plangebied wordt de zone tussen de bedrijventerreinen een groene waterbergingszone die zoveel mogelijk wordt ingericht als natte natuur. Bij de inrichting wordt variatie en soortenrijkdom nagestreefd.

De landschappelijke eenheden bestaan uit rietlandjes, bosjes, wilgengrienden of- laantjes, graslandjes en poelen. Daarbinnen zijn weer wandelverbindingen mogelijk door de natte natuur vanuit beide bedrijventerreinen. Dit kan op informele wijze door gebruik te maken van de onderhoudspaden.

De natte natuur wordt extensief onderhouden. De verwachting van strak gemaaid gazon en opgekroonde bomen op een rij is hier niet op zijn plaats. De natuur vraagt om een lossere benadering. Bedrijven die zich hier vestigen moeten zich daarvan bewust zijn. Dat geldt vooral voor de randen van het plan.

Binnen de parkzone ligt een hoofdwaterstroom die onderdeel uitmaakt van het watersysteem Empel, Noord en Maaspoort. De hoofdwaterstroom is opgenomen in een grotere waterpartij in de parkzone. Naast de hoofdwaterstroom heeft de waterpartij verschillende dieptes en (daardoor) vegetaties.

De verbredingen van het water zijn geënt op zichtlijnen naar de stedenbouwkundige accenten aan weerszijden van de parkzone. Dit zijn de representatieve zijden van de entreegebouwen en het bastion aan de rotonde van de Empelseweg. Ook hier liggen poelen in de rand van de ringzone.

De groene zones tussen de bedrijven
Gekoppeld aan de infrastructuur en de hoogspanningsleiding liggen brede groene zones tussen de uitgeefbare terreinen. Deze groene zones hebben de functie van waterberging en waterafvoer vanuit de directe omgeving. Water van verharding en van de bouwkavels wordt oppervlakkig afgevoerd via de groene zones naar de hoofdwaterstromen aan de randen van het plan.

Omdat het bedrijventerrein aan de Rosmalense Plas eigenlijk binnen de concentrische zone van groen en water ligt, wordt het terrein zoveel mogelijk als natte natuur ingericht. De brede groene bermen worden beplant met gevarieerde, maar beeldbepalende bomenstructuren als verwijzing naar de karakteristieke erfbeplanting rond boerderijen in de omgeving. Ondanks de grootschaliger verkaveling wordt gestreefd naar een beeld van bedrijven in de natte natuur (zoals boerderijen in een weidelandschap). Voorwaarde voor het slagen van dit beeld is aandacht voor groene erfafscheiding op particulier terrein aan alle zijden. De oriëntatie van de bebouwing aan de randen vraagt aan alle zijden een representatieve erfafscheiding. Daarbij moet gedacht worden aan lage, ingetogen en in de natuur opgenomen grenzen.

Langs de parkzone grenst een onderhoudsstrook aan particulier terrein. Dit vraagt een creatieve oplossing wat betreft de beveiliging van de terreinen, omdat deze rand als voorzijde bij voorkeur een lage erfafscheiding krijgt.

In het plan zit zo min mogelijk verharding. Ten behoeve hiervan en het optimaal gebruik van de bermen als waterberging worden de inritten van twee buurkavels altijd gecombineerd en krijgt elke kavel maximaal één (gezamenlijke) inrit. Voetpaden bevinden zich slechts aan één kant van de rijbaan.

In de groenstructuur mag niet geparkeerd worden. In noodgevallen is de rijbaan breed genoeg om incidenteel op te parkeren.

5.6.2 Water

Hoofdwaterstromen moeten een gemiddelde diepte hebben van 1,1 meter. Indien rietgroei gewenst is, kan hiervan worden afgeweken. Hoofdwaterstromen worden gedimensioneerd op basis van de benodigde afvoercapaciteit,.

Een waterdiepte van minder dan 1,1 meter zal steeds verder verlanden. De Rosmalense Plas, de hoofdwaterstroom in de parkzone en de Groote Wetering hebben ieder een eigen peilbeheersing en zijn (met uitzondering van afvoer in één richting) niet met elkaar verbonden. Poelen hebben een heel geleidelijk profiel op de noordoever (meeste zon) en steilere oevers aan andere zijden. De maximale diepte is daar 1,5 meter.

Met afkoppeling als uitgangspunt is de hoeveelheid ruimte die er nu is voor waterberging in bermen, poelen en waterpartijen voldoende. Een wadi vereist een breedte van 8 meter met taluds van 1:3.

5.7 Beeldkwaliteit

Een middel om de ambities ten aanzien van de beeldkwaliteit van dit bedrijvenpark verder inhoud te geven is het gebruik van een beeldkwaliteitsplan (BKP). Het BKP beschrijft de kwaliteitseisen die aan het beeld van de bebouwing op en de inrichting van de uit te geven bedrijfskavels gesteld worden en biedt een kader voor de beoordeling van de bouw- en inrichtingsplannen. Het BKP geeft zowel in het proces van gronduitgifte als in de toetsing van bouwplannen door de Welstandscommissie "spelregels" aan. Daarnaast geldt het BKP als vertrekpunt en inspiratiebron voor architecten en opdrachtgevers bij het ontwikkelen van bouw- en inrichtingsplannen.

Gezien de hoge ruimtelijk-kwalitatieve ambities voor het bedrijvenparkgedeelte gelegen aan de Rosmalense Plas kan de gemeenteraad, voor start van de uitgifte van de verschillende kavels een beeldkwaliteitsplan vaststellen.

Gemeenten zijn volgens de wet gehouden aan een toetsbaar, objectief en transparant welstandsbeleid. Dit betekent dat er duidelijkheid moet zijn over de beoordeling van bouwplannen door de welstandscommissie. De criteria waarop beoordeeld wordt dienen objectief toetsbaar te zijn.

Dit houdt niet in dat deze criteria altijd 100% meetbaar, dus absoluut van aard, dienen te zijn. De in het BKP opgenomen criteria gelden als toetsingskader voor de beoordeling door welstand van bouwplannen.

De welstandscommissie kan bouwplannen beoordelen op basis van de in de, door de gemeenteraad vastgestelde, welstandsnota opgenomen algemene toetsingscriteria of op specifiek voor gebieden geformuleerde en vastgestelde criteria. Het beeldkwaliteitsplan fungeert dan als onderbouwing van deze specifiek geformuleerde criteria.

Dit betekent dat de commissie over een plan:

  1. 1. positief moet adviseren indien deze in overeenstemming is met het gestelde in het BKP
  2. 2. negatief moet adviseren, indien deze afwijkt van het gestelde in het BKP.

De welstandscommissie kan van de geformuleerde criteria in het BKP afwijken wanneer zij van mening is dat dit leidt tot een verdere verbetering, een uitzonderlijke ruimtelijke kwaliteit. Deze afwijking dient de welstandscommissie nadrukkelijk te motiveren.

5.8 Duurzaamheid

De gemeente 's-Hertogenbosch heeft het thema duurzaamheid hoog in het vaandel staan. De 19e ambitie van de Stadsvisie verwoordt het als volgt: "duurzaamheid is de leidraad voor het handelen van bestuurders, maatschappelijke instellingen en bedrijven. Duurzaamheid in brede zin van het woord, namelijk kwaliteit op langere termijn. Op uiteenlopende terreinen wordt de besluitvorming getoetst aan het criterium van duurzaamheid: de economie (productiestructuur), de fysieke omgeving (bebouwd en onbebouwd), het milieu (natuur, grondstoffen en energie) en de lokale samenleving (sociale cohesie)".

Om het gemeentelijke beleid met betrekking tot duurzaamheid meer handen en voeten te geven is het Basispakket Duurzame Stedelijke Ontwikkeling Werkgebieden vastgesteld. In dit basispakket zijn een voor een zevental duurzaamheidsthema's drie ambitieniveaus geformuleerd, te weten:

  • basiskwaliteit: ambitieniveau dat aangeeft welk basispakket van maatregelen nodig is voor een duurzaam bedrijvenpark;
  • kwaliteitPlus: ambitieniveau waarbij de maatregelen bijdragen tot extra winst op het gebied van milieu-, ruimtelijke en economische kwaliteit. Het gaat om maatregelen die zich in de praktijk al hebben bewezen en die ook elders worden toegepast;
  • kwaliteitPlusPlus: ambitieniveau waarbij een grote sprong wordt gemaakt op het gebied van milieu, ruimtelijke en economische kwaliteit.

Voor het bedrijventerrein Empel-Zuid is de ambitie basiskwaliteit het uitgangspunt. Concreet zijn deze ambities uitgewerkt in een uitgiftekader.

Voor het bedrijventerrein Rosmalense Plas is de ambitie kwaliteitPlus tot kwaliteitPlusPlus het uitgangspunt. Voor dit bedrijventerrein zal ook een uitgiftekader worden opgesteld waarin de duurzaamheidsaspecten concreet zijn uitgewerkt. In paragraaf 6.8 wordt hier nader invulling aan gegeven.

Hoofdstuk 6 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij komen diverse milieuaspecten aan de orde, zoals geluid, luchtkwaliteit, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie en ecologie.

6.1 Geluid

Voor de beoordeling van het geluidniveau moet wettelijk gerekend worden naar de verwachte verkeersdrukte 10 jaar na planrealisatie: voor de procedure van het bestemmingsplan Empel 3e fase in 2003, waarin het bedrijventerrein ook was voorzien, is destijds (2003) derhalve gerekend voor het jaar 2015. Ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan zijn de verkeerscijfers geactualiseerd voor het jaar 2020 en is een nieuw onderzoek uitgevoerd. In het rapport "Akoestisch onderzoek bedrijventerrein Empel Zuid (fase 1 en 2) en Rosmalense Plas, bepaling geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer" door Cauberg Huygen" d.d. 19 april 2009 zijn de resultaten van dit onderzoek vastgelegd.

In onderhavige situatie hoeft formeel niet getoetst te worden wat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Diepteweg is op de omliggende woningen, omdat het al een bestaande weg is. Beoordeeld is wel of de toename van het wegverkeer vanwege de aanleg van het bedrijventerrein zodanig is, dat die van invloed is op het geluidsniveau op de woningen en het woon- en leefklimaat. Uit het onderzoek volgt, dat de geluidsbelasting op de woningen in de omgeving ongeveer gelijk blijft aan de eerder berekende belastingen: voor de meeste woningen geldt, dat wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Voor de in het bestemmingsplan 'Uitbreiding Empel 3e fase' verleende hogere waarde (voor de nieuwbouwcomplexen nabij de rotonde Diepteweg / Empelseweg) geldt, dat de gemaakte akoestische afweging nog steeds actueel is en geen herziening behoeft.

De nieuw aan te leggen ontsluitingsweg sluit op drie plaatsen aan op de Diepteweg. Als gevolg van deze nieuwe aansluitingen ontstaat op een drietal posities een reconstructie-situatie voor de Diepteweg. Conform de Wet geluidhinder dient beoordeeld te worden of dit leidt tot een significante toename van het wegverkeerslawaai (meer dan 2 dB). Dit is niet het geval. De toename bedraagt maximaal 0,8 dB (48,16 dB in 2009 wordt 48,99 dB in 2020). Een dergelijke toename is dermate beperkt, dat het geen waarneembaar verschil zal opleveren en maatregelen niet noodzakelijk zijn.

6.2 Luchtkwaliteit

Cauberg Huygen heeft onderzoek gedaan naar de gevolgen voor luchtkwaliteit. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Luchtkwaliteitonderzoek Bedrijventerrein Empel Zuid / Rosmalense Plas" (kenmerk 2009421-03, d.d. 9 april 2009).

Voor de huidige procedure is een beoordeling van de effecten op de luchtkwaliteit gemaakt, waarbij voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein een doorkijk is gemaakt naar verdere ontwikkeling van het terrein richting de A2 in de toekomst. In de verkeersgegevens is rekening gehouden met de verkeersbewegingen die naar verwachting gegenereerd worden bij een volledige ontwikkeling van het bedrijventerrein. In het onderzoek is tevens rekening gehouden met de aanpassing van knooppunt Empel (afronding in 2010).

Uit het onderzoek volgt, dat realisatie en volledige ingebruikname van alle voorziene functies uit het plan Empel-Zuid/ Rosmalense Plas niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden voor fijn stof en NO2. Op grond hiervan vormt de Wet luchtkwaliteit zelfs bij een worst-case invulling van diverse relevante uitgangspunten, geen belemmering voor de realisatie van het plan.

6.3 Bodem

Voor het gehele plangebied 'Uitbreiding Empel 3e fase' is bodemonderzoek uitgevoerd. In het plangebied van onderhavig bestemmingsplan zijn twee bodemonderzoeken uitgevoerd, te weten:

  1. 1. "Verkennend, geotechnisch en geohydrologisch (bodem) onderzoek Empel Noord (fase 3) te 's-Hertogenbosch" door CSO (d.d. 19 aug. 2005, rapportnr. 05.RB099);
  2. 2. "Verkennend bodemonderzoek Diepteweg te Rosmalen (sectie H, nummer 4220 en 4221)" van Geofox-Lexmond (d.d. 31 januari 2005, projectnr. 20044212/SROI).


Voor de bedrijventerreinen geldt, dat uit dit onderzoek voortvloeit, dat, gelet op het historische en huidige gebruik van de gronden geen belemmeringen bestaan voor het realiseren van het bedrijventerrein. In de grond en het grondwater zijn lichte verontreinigen met zware metalen en minerale olie aangetroffen, welke deels het gevolg zijn van een van nature verhoogd achtergrondgehalte. De verontreiniging is dermate gering, dat verder onderzoek niet noodzakelijk is. Er is geen sprake van risico's voor de volksgezondheid en milieu. Indien van de bouwkavel grond wordt afgevoerd, kan sprake zijn van extra kosten voor afvoer en verwerking van de grond (voor rekening van koper) vanwege de aanwezige verontreiniging.

6.4 Externe Veiligheid

In en direct rondom het gebied zijn geen inrichtingen met risicocontouren aanwezig welke een invloed hebben op het gebied. Wel heeft de rijksweg A2, ten westen van het toekomstige bedrijventerrein, risicocontouren. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing.

Voor het plaatsgebonden risico (PR) houdt dit in dat voor nieuwe kwetsbare bestemmingen niet binnen de 10-6contour gebouwd mag worden. Voor het groepsrisico geldt de verantwoordingsplicht, waarbij elke verandering van het groepsrisico gemotiveerd dient te worden.

Het PR geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met gevaarlijke stoffen, bij een onbeschermd en onafgebroken verblijf buiten de risicovolle activiteit (inrichting of verkeersroute). De grenswaarde van het PR is gesteld op 10-6 per jaar voor nieuwe situaties en kan worden aangeduid als een contour op de kaart. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare bestemmingen (bijvoorbeeld woningen) worden toegevoegd en ook nieuwe beperkt kwetsbare bestemmingen (zoals bedrijven) zijn in beginsel niet toegestaan. Als het PR 10-8 per jaar is, wordt het als verwaarloosbaar beschouwd.

Het GR wordt naast de mogelijke ongevallen en bijbehorende ongevalfrequentie bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval. Bij het aangeven van representatieve aantallen personen wordt gewerkt vanuit zowel de kwetsbare als de beperkt kwetsbare bestemmingen. Met het groepsrisico wordt aangegeven hoe groot het aantal slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de aanwezige mensen. Naarmate de groep slachtoffers groter wordt, moet de kans op een dergelijk ongeval (kwadratisch) kleiner zijn. Bij het bepalen van het groepsrisico wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico. Voor de onderhavige ontwikkeling is een studie gedaan naar de externe veiligheid .

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
In en nabij het plangebied vindt geen transport plaats van gevaarlijke stoffen over het spoor of het water. Over de wegen die het plangebied aan de westzijde begrenzen vindt (ook in de toekomst) transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de toekomstige vervoerscijfers in 2020.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0020.png"

Tabel: vervoersintensiteit A2 en A59 in aantallen tankwagens per jaar, 2020
Wegvak B18 A2 knp Empel-A59 Heusden Wegvak B60 A2 knp empel-A2 knp Hintham Wegvak B107 A2 knp Empel-A2 knp Kerkdriel
LF1
brandbare vloeistof
3337 2783 5180
LF2 brandbare vloestof 8020 8604 8734
LT1 giftige vloeistof 0 392 465
LT2 giftige vloeistof 0 347 1003
GF2 brandbaar gas 48 0 58
GF3 brandbaar gas 793 1699 2307
GT3 giftig gas 0 36 255
GT4 giftig gas 0 0 12

Tabel: vervoersintensiteit A2 en A59 in aantallen tankwagens per jaar, 2020
Bron: Externe Veiligheid bedrijventerrein Empel A2 en A59, Arcadis d.d. 17 juli 2009

Uit de berekening van Arcadis (rapport Externe Veiligheid bedrijventerrein Empel A2 en A59, kenmerk 074220837:A - D01011.000194, d.d. 17 juli 2009) inzake het plaatsgebonden risico vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, volgt dat er geen plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar buiten de weg optreedt. Het wettelijk vereiste niveau van basisbescherming wordt hiermee geboden. Vanuit het plaatsgebonden risico is er derhalve geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Het groepsrisico neemt als gevolg van de planologische ontwikkelingen toe (was 0,008 maal de oriëntatiewaarde en wordt 0,039 maal de oriëntatiewaarde). Op basis van de berekeningen met de vervoerscijfers voor 2006 en 2020 blijkt dat zowel in de huidige situatie als de toekomstige situatie het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt (factor 0,039).

Doordat het groepsrisico toeneemt dient beheersbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid extra aandacht te krijgen. Tevens dient beoordeeld te worden of extra maatregelen kunnen worden getroffen om het risico te verkleinen. De regionale brandweer heeft hierover advies uitgebracht (Advies Besluit externe veiligheid Bestemmingsplan “Empel Zuid” en “Rosmalense plas” door de brandweer Brabant Noord d.d. 7 september 2009). Uit het advies van de brandweer blijkt dat de planvorming rondom het gebied Empel Zuid - Rosmalense plas zorgt voor een toename van de potentiële hulpvraag bij een calamiteit op de weg. Door het verhogen van het aantal aanwezige personen, stijgt de potentiële hulpvraag. Hierdoor zal bovenregionale inzet noodzakelijk zijn.

De planvorming brengt een verhoging van het risico ter plaatse van het toekomstige bedrijventerrein met zich mee. Het is aan te bevelen een aantal maatregelen ten aanzien van zelfredzaamheid en ter verbetering van de bestrijdbaarheid te nemen. De belangrijksten zijn:

Maatregelen ter verbetering van de zelfredzaamheid

  • risicocommunicatie: Een vroegtijdige en voortdurende aandacht voor risicocommunicatie vergroot de zelfredzaamheid van de burgers;
  • voor de alarmering in het plangebied aanvullende maatregelen en voorzieningen treffen om de zelfredzaamheid van personen mogelijk te maken. Het aanvullend plaatsen van een WAS-paal is hiervoor een mogelijkheid;
  • toepassen preventieve maatregelen met betrekking tot het plasbrandaandachtsgebied.


Maatregelen ter verbetering van de bestrijdbaarheid

  • goede bereikbaarheid en ontsluiting van het gebied;
  • voldoende bluswatervoorzieningen.


Bovenstaande aanbevelingen worden in de verdere planvorming meegenomen.

6.5 Kabels, Leidingen En Elektromagnetische Velden

Hoogspanningsleiding
Gezondheid
In het zuidelijke deel van bedrijventerrein Rosmalense Plas bevindt zich een 150 kV hoogspanningslijn. Er gelden geen wettelijke gezondheidsnormen voor elektromagnetische velden door hoogspanningslijnen. Wel is er een advies van VROM (2005) om uit voorzorg te vermijden, dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in een gebied rondom bovengrondse hoogspanningslijnen waar het magnetisch veld sterker is dan 0,4 µT (de magneetveldzone). Op het bedrijventerrein zijn geen verblijfruimtes voor kinderen voorzien en bovenstaande is daarom niet van toepassing.

Zakelijk rechtstrook
Op basis van het privaatrecht is er aan weerszijden van een hoogspanningslijn in het algemeen sprake van een zogenaamde zakelijk rechtstrook, waarbinnen een recht van opstal geldt. Dit recht is meestal gevestigd door de beheerder van de hoogspanningslijn, het distributiebedrijf. In onderhavige situatie is dat Tennet TSO B.V.. Bij een zakelijk rechtstrook wijken de belangen van de eigenaar van het terrein voor het belang van de beheerder van de hoogspanningslijn. Naast het recht van opstal voor de elektriciteitsmast op het desbetreffende perceel geldt doorgaans, dat er een strook grond aan weerszijden van de lijn moet worden vrijgehouden van bebouwing: de zakelijk rechtstrook. Het recht van opstal bestaat onafhankelijk van de verplichtingen die voortvloeien uit de bouwverordening. De breedte van deze vrij te houden zakelijk rechtstrook is afhankelijk van de capaciteit en de uitvoering van de hoogspanningslijn. Bij deze 150 kV-lijn geldt volgens een brief van Tennet d.d. 8 juni 2009 (kenmerk TI-PG-GRZ 09-695-ALD) een zakelijk rechtstrook van 2 keer 25 meter. Buiten de zakelijk rechtstrook heeft Tennet TSO B.V. geen bezwaren om bebouwing te ontwikkelen.

Overige kabels en leidingen
Er zijn verder geen kabels en leidingen aanwezig in het betreffende gebied. Tevens zijn er geen belemmeringenzones van kabels en leidingen in de nabijheid van het gebied, welke over het gebied heen liggen. Ten oosten van het plangebied ligt tussen de Rosmalense Plas en de Groote Wetering een gasleiding. Enexis heeft aangegeven, dat de afstand tussen deze gasleiding en woningen en kantoren minimaal 2 meter moet bedragen. De bedrijfspanden zijn in het bestemmingsplan op grotere afstand dan 2 meter van de gasleiding geprojecteerd. Deze leiding vormt derhalve geen belemmering voor het plan.

6.6 Landschap En Ecologie

Het plangebied bestaat voornamelijk uit agrarische gronden. Het is vooral akkerland en een klein deel grasland waaronder een paardenweitje. De landschapswaarden zijn zeer gering.

In het kader van de Flora- en faunawet heeft Grontmij een natuurtoets in het plangebied uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport "Inventarisatie amfibieën en vissen knooppunt Empel d.d. 28-04-08" (Grontmij, kenmerk 249804-70.ehv.211 d.d. 6 juni 2008). Uit het rapport blijkt het volgende.

Tegen de A2 ligt een bosje dat bestaat uit aangeplante Essen en Zomereik. De ondergroei kent Ruwe berk, Es, Lijsterbes, Gewone vlier en Braam. In de sloot langs de A2 zijn typische kwelindicatoren zoals Waterviolier en Holpijp aanwezig. In de overige sloten in het plangebied overheersen Riet en Liesgras. Ze zijn een afspiegeling van de natte, voedselrijke omstandigheden. Op de akkers en graslanden zelf bevinden zich geen waardevolle vegetaties.

In slootjes zijn algemene soorten vissen en amfibieën aanwezig. Ze bevinden zich in lage dichtheden. Dat is ook logisch, omdat de slootjes geen ideaal biotoop zijn. Er zijn geen beschermde soorten vissen aangetroffen. Er zijn geen bijzondere beschermde soorten amfibieën (tabel 2 en 3 van de Flora- en Faunawet) aanwezig. Er bevinden zich wel enkele algemene, beschermde soorten amfibieën (tabel 1 van de Flora- en faunawet). In het bosje langs de snelweg broedt een buizerd. Op de akkers en graslanden zit een paartje Patrijzen en enkele kieviten. Er verblijven alleen algemene dagvlinders en sprinkhanen. Voor vleermuizen is het plangebied niet echt interessant als foerageergebied. Het bosje langs de snelweg is ook niet geschikt als verblijf- of overwinteringsbiotoop. Zonder dat nadrukkelijk naar broedvogels is gekeken zijn binnen het gebied twee Patrijzen en diverse Kieviten waargenomen. Van deze soorten mag worden aangenomen dat ze in het gebied broeden. Verder werden in het bos langs de A2 twee baltsende Buizerds gezien. Deze soort komt waarschijnlijk in dit bos tot broeden.

Voor de ontwikkeling van het bedrijvenpark hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd voor vissen en amfibieën vanuit de Flora- en faunawet. Voorafgaand aan de uitvoering kan bij de bredere wateren worden getracht om de amfibieën en vissen te vangen. Dit vanuit het beginsel van zorgvuldigheid. Het verwijderen van beplanting, sloten en ruigten moet buiten het broedseizoen plaatsvinden.

Grontmij geeft in het rapport aan, dat voordat het resterende bosje langs de A2 gekapt wordt er voor de Buizerd een ontheffing vanuit de Flora- en faunawet zou moeten worden aangevraagd. Op 26 juni 2009 heeft de gemeentelijke ecoloog het gebied geïnventariseerd. Bij deze inventarisatie is in het bosje langs de A2 in de kruin van zomereik het buizerdhorst aangetroffen. Daarbij zijn enkele sporen (uitwerpselen en veren) gevonden onder het nest. De ecoloog is van mening, dat het nest verlaten is. Eind juni/ begin juli is de periode dat de jongen uitvliegen. Aannemelijk is, dat het nest al eerder gepredateert is door kraaien. Dit komt vaak voor. Buizerds gebruiken nesten niet vaker dan 2 jaar.

Verder zijn er bij het veldbezoek op 26 juni 2009 alarmerende kieviten aangetroffen. Dit betekend dat ze eieren hebben of dat er pullen (jongen) lopen. Er blijft voorlopig voldoende grasland in stand voor de pullen om in op te groeien. In een verruigd stukje grasland trof de ecoloog een broedende Rietgors aan (algemene soort). Het nest is niet gezien, want dit wordt zeer goed verstopt, laag in het riet. Wel zijn foeragerende mannetjes aangetroffen. Ook dit is geen probleem als het ruige grasland tot eind juni in stand blijft.

Op 6 april 2010 is naar aanleiding van een ingebrachte zienswijze een bezoek gebracht aan het bosje langs de A2. Tijdens dat bezoek is een bewoonde vossenburcht aangetroffen (zie figuur 13).

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0021.png"

Figuur 13: Globale ligging vossenburcht.

Het feit dat de burcht bewoond is, wordt bevestigd door de aanwezigheid van sporen. Rondom de burcht zijn vele vosprenten aangetroffen en daarbij verse prooiresten zoals veren, huid en botten. Ander kenmerk van aanwezigheid van de vos is de typische lucht rondom de burcht. De vos zelf is niet waargenomen, echter de vele sporen bevestigen de aanname dat de burcht daadwerkelijk bewoond is, eventueel door meerdere individuen.

Beschermingsstatus van Vos:

  • Rode Lijst Zoogdieren 2006 (nog niet goedgekeurd): thans niet bedreigd
  • Rode Lijst Nederlandse zoogdieren (1994): thans niet bedreigd
  • Flora- en faunawet (2004): tabel 1
  • Habitatrichtlijn (1992): niet opgenomen
  • Conventie van Bern (1982): niet opgenomen

De vos is een beschermde inheemse diersoort (artikel 4, eerste lid, onder a, FFwet). De vos is vermeld in Bijlage 2 van de Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten (artikel 4, vierde lid FFwet); deze bekendmaking is gepubliceerd in de Staatscourant 2001, 2200.

Ontheffing en vrijstelling

Volgens artikel 75 van de Flora en faunawet staat de vos op de lijst met beschermende soorten en wel onder tabel 1: algemene soorten. Voor deze soorten geldt de lichtste vorm van bescherming. Daarnaast geldt voor reguliere voorkomende werkzaamheden en voor ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstellingsregeling voor de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Dit houdt in dat men geen ontheffing hoeft aan te vragen voor de werkzaamheden. Wel geldt de algemene zorgplicht. Dit houdt in, dat alle in het wild levende dieren van onvervangbare waarde zijn en dat men 'voldoende zorg' in acht moet nemen. Opzettelijke doden of onnodig lijden moet voorkomen worden.

Volgens artikel 65 van Flora en faunawet, aanwijzing landelijke vrijstellingssoorten, is het toegestaan om zonder ontheffing hinder- of schadetoebrengende dieren te weren; Op dit moment zijn aangewezen: vos, Canadese gans, konijn, houtduif, zwarte kraai en kauw. Dit houdt in het treffen van zodanige maatregelen, dat zo'n dier wegblijft (voorbeeld: plaatsen van een vossenkerend raster).

Gezien de bovenstaande vrijstellingen en werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen hoeft er geen FFwet-ontheffing aangevraagd te worden voor het verjagen, verontrusten of het vernietigen van het leefgebied van de vos. Wel geldt de algemene zorgplicht. In het kader van realisatie van het plan zal voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden, een plan van aanpak worden opgesteld om de vos op zorgvuldig wijze en met mitigerende maatregelen te verjagen. Dit kan bijvoorbeeld door het toepassen van gefaseerde kap van het leefgebied of door bouwwerkzaamheden en lichtmasten te plaatsen in het directe leefomgeving. De maatregelen die nodig zijn om de vos te verjagen moet men tijdig inzetten en in ieder geval buiten de kraamperiode. Er moet voorkomen worden, dat er jongen in de burcht achterblijven en het individuele dier moet de kans krijgen om de burcht zelfstandig te verlaten alvorens deze vernietigd wordt.

6.7 Cultuurhistorie En Archeologie

Het gebied Empel-Zuid behoort bij het "nieuwe" Empel, dat na de oorlog als wederopbouwdorp zuidwestelijk van de oorspronkelijke vroeg-middeleeuwse kern is aangelegd. Het nieuwe dorp ligt op een zandhoogte, waarschijnlijk het restant van een stroomrug. Op deze stroomrug bevond zich het buurtschap 't Slot, genoemd naar het kasteel dat daar was gelegen (aan de huidige Kasteeldreef). Het kasteel was in handen van de heren van Empel en Meerwijk en komt al voor in een charter uit 1311. Bij archeologisch onderzoek van het kasteel is vastgesteld dat er ook aanwijzingen zijn voor bewoning in de directe omgeving van het kasteel.

Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch is in het gebied Empel-Zuid / Rosmalense Plas aan de westzijde een gedeelte van bovengenoemde dekzandhoogte aangegeven. Op basis van een Aanvullende Archeologische Inventarisatie die in 1994 is uitgevoerd in het kader van de verbreding van de A2 (rapport: Raap-rapport 93, Verbreding Rijksweg A2 's-Hertogenbosch; Archeologisch onderzoek in het kader van de MER) heeft dit gebied een hoge archeologische verwachting gekregen. Inmiddels heeft een waarderend onderzoek door middel van proefsleuven plaatsgevonden. (rapport: BAAC-rapport A-07.0277, 's-Hertogenbosch Empel Zuid, industrieterrein. Inventariserend Archeologisch Onderzoek door middel van proefsleuven, 2007). Dit onderzoek heeft aangetoond dat er geen aanwijzingen zijn voor bewoning of dat anderszins gebruik (bijv. grafveld) van dit terrein heeft plaatsgevonden.

Op locatie 259 van de archeologische verwachtingskaart staat een eendenkooi aangeduid, De gegevens zijn afkomstig van de oudste kadastrale minuut van 1832. De ouderdom van deze kooi is onbekend maar vermoedelijk postmiddeleeuws. Archeologisch gezien is deze eendenkooi van relatief weinig betekenis. Het enige dat van belang zou kunnen zijn is het kooikershuisje dat hier aanwezig moet zijn geweest. Aangezien de exacte locatie van dit gebouwtje, mogelijk niet eens in baksteen uitgevoerd, niet bekend is zullen hier geen voorwaarden aan gekoppeld worden.

Op basis van bovenstaande gegevens betekent dit, dat er bij nieuwe ontwikkelingen in het gebied geen archeologisch vooronderzoek geëist wordt.

6.8 Duurzaamheid

Gemeente 's-Hertogenbosch heeft het thema duurzaamheid hoog in het vaandel staan. De 19e ambitie van de Stadsvisie verwoordt het als volgt: “duurzaamheid is de leidraad voor het handelen van bestuurders, maatschappelijke instellingen en bedrijven. De term duurzaamheid moet worden beschouwd in de brede zin van het woord, namelijk kwaliteit op langere termijn. Op uiteenlopende terreinen wordt de besluitvorming getoetst aan het criterium van duurzaamheid: de economie (productiestructuur), de fysieke omgeving (bebouwd en onbebouwd), het milieu (natuur, grondstoffen en energie) en de lokale samenleving (sociale cohesie)”.

Om het gemeentelijke beleid met betrekking tot duurzaamheid meer handen en voeten te geven is het Basispakket Duurzame Stedelijke Ontwikkeling Werkgebieden vastgesteld. In dit basispakket zijn voor een zevental duurzaamheidsthema's drie ambitieniveaus geformuleerd, te weten:

  • basiskwaliteit: ambitieniveau dat aangeeft welk basispakket van maatregelen nodig is voor een duurzaam bedrijvenpark;
  • kwaliteitPlus: ambitieniveau waarbij de maatregelen bijdragen tot extra winst op het gebied van milieu-, ruimtelijke en economische kwaliteit. Het gaat om maatregelen die zich in de praktijk al hebben bewezen en die ook elders worden toegepast;
  • kwaliteitPlusPlus: ambitieniveau waarbij een grote sprong wordt gemaakt op het gebied van milieu, ruimtelijke en economische kwaliteit.


Voor het bedrijventerrein Empel-Zuid is de ambitie basiskwaliteit het uitgangspunt. Concreet zijn deze ambities uitgewerkt in een uitgiftekader.

Voor het bedrijventerrein Rosmalense Plas is de ambitie kwaliteitPlus tot kwaliteitPlusPlus het uitgangspunt. Voor dit bedrijventerrein zal ook een uitgiftekader worden opgesteld waarin de duurzaamheidsaspecten concreet zijn uitgewerkt. Er wordt gestreefd naar verplicht lidmaatschap van een beheerorganisatie met een redelijk uitgebreid takenpakket.

Energie
De gemeente 's-Hertogenbosch geeft actief uitvoering aan klimaatbeleid. De uitgangspunten, aanpak en ambities zijn vastgelegd in het Milieubeleidsplan en het energie- en klimaat programma 2008-2015.

De beiden bedrijventerreinen bieden goede mogelijkheden om voor het thema energie het niveau Kwaliteit Plus te realiseren. Dat betekent een energiebesparing van 25 - 50% ten opzichte van de wettelijke normen. Voor kantoorachtige bebouwing is duurzame warmte, bijvoorbeeld via warmte-koude opslag, aardwarmte of bio-energie een goede oplossing. Daarnaast wordt ingezet op extra maatregelen zoals isolatie, ventilatie en verlichting.

Voor het hoogwaardige en duurzame bedrijventerrein Rosmalense Plas wordt gestreefd naar het opstellen van een energievisie om te komen tot een optimale energiebesparing.

Duurzaam bouwen
Voor het openbare gebied is het Nationale Pakket GWW van toepassing. Daarbij worden ten minste alle vaste, en kostenneutrale variabele maatregelen toegepast en ook de maatregelen waarvan de kosten binnen een redelijke termijn worden terugverdient. Op termijn zal de gemeentelijke "Standaard materialen en constructies" hiervoor in de plaats komen.

De gebouwen moeten met duurzame materialen gerealiseerd worden. Voor houttoepassingen geldt dat er alleen hout mag worden gebruikt uit duurzaam beheerde bossen, aan te tonen met het FSC keurmerk.

6.9 Radarverstoringsgebied

Het plangebied ligt net binnen het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel. Dit houdt in, dat, om het ongestoord functioneren van rader- en communicatieapparatuur op de vliegbasis te waarborgen, er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 15 nautische mijl (= 27,8 km) geldt, gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied dient voor ieder obstakel, hoger dan 65 meter boven NAP, te worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. De mate van verstoring van de radar is afhankelijk van onder andere hoogte, breedte en opstelling van objecten. Plannen tot het oprichten van hoge objecten dienen altijd individueel getoetst te worden door het Ministerie van Defensie, voor deze, de Dienst Vastgoed Defensie, Directie Zuid te Tilburg. De bestaande terreinhoogte varieert van 2 m tot maximaal 3,40 m + NAP. De vermoedelijke terreinhoogte is circa 3,30 m + NAP. Aangezien binnen het plangebied de maximale bouwhoogte 20 meter is hoeft er geen berekening te worden opgesteld of er verstoring van de radar optreedt.

Hoofdstuk 7 Waterparagraaf

7.1 Inleiding

Water is een belangrijk element in de ruimtelijke ordening, dat zowel voor bepaalde beperkingen als bepaalde kansen kan zorgen. In onderstaande tekst is beschreven hoe met de verschillende stromen van water in het plangebied wordt omgegaan en hoe de verschillende beleidsdoelen worden ingepast in deze ruimtelijke ontwikkeling.

Het plangebied maakt integraal onderdeel uit van de ontwikkelingen rond Empel, zoals destijds voorzien in het bestemmingsplan Empel 3e fase. Ten behoeve van de watertoets is toen overleg gepleegd met het waterschap De Maaskant (nu:"Waterschap Aa en Maas). Conclusie daarvan was, dat er overeenstemming bestaat met het waterschap over de aanpak met betrekking tot de waterproblematiek. Dit bestemmingsplan is opnieuw besproken met het Waterschap Aa en Maas.

7.2 Huidig Situatie

Oppervlaktewater
Het plangebied ligt in het beheergebied van Waterschap de Aa en Maas. Door het plangebied loopt onder andere de hoofdwatergang Groote Wetering, die in het beheer is van het waterschap. Het stedelijke gebied van 's-Hertogenbosch in Noord, Maaspoort en Empel watert af via de Groote Wetering en de Nieuwe Vliet naar Gewande. Hier wordt het water op de Maas geloosd.

Het streefpeil in de Groote Wetering bedraagt in de zomer- en wintersituatie respectievelijk circa 1,70 meter en 1,30 meter + NAP. Er wordt uitgegaan van een toekomstig peil in de waterlopen van 1,80 meter + NAP. Met een overschrijdingskans van eens in de tien jaar van 0,30 meter.

Grondwater
Het huidige peil van het grondwater varieert. Een peil van 2,40m +NAP kan optreden. De kwaliteit van het grondwater is niet bekend. De verwachting is dat het grondwater een verhoogd ijzergehalte heeft. Dit zal meegenomen worden in het bemalingsadvies. Ook de natuurlijke achtergrondwaarde voor Arseen kan in dit gebied hoger zijn dan de interventiewaarde. Hiervoor worden geen maatregelen genomen.

Riolering
Momenteel is er nog geen riolering aanwezig in het plangebied.

7.3 Beleidskader

Het plangebied valt binnen het beheergebied van waterschap Aa en Maas. In het waterbeheerplan beschrijft het Waterschap de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk naar 2027. Van belang zijn de beleidsuitgangspunten en -principes ten aanzien van het duurzaam omgaan met water:

  • gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
  • doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer';
  • hydrologisch neutraal bouwen;
  • water als kans;
  • meervoudig ruimtegebruik;
  • voorkomen van vervuiling;
  • wateroverlastvrij bestemmen;
  • waterschapsbelangen.

7.4 Vertaling In Bestemmingsplan

Oppervlaktewater
De huidige functie van het gebied is landbouw. De drooglegging is bepaald aan de hand van T = 25. Dit wil zeggen dat gemiddeld 1 keer in de 25 jaar wateroverlast op mag treden. Doordat het gebied een stedelijke functie krijgt, wordt dit aangepast naar een situatie waarbij gemiddeld 1 keer in de 100 jaar wateroverlast mag optreden. Om in de toekomst problemen met wateroverlast te voorkomen zullen ophoging- en ontwateringmaatregelen moeten worden genomen.

De bestaande terreinhoogte in het gebied varieert tussen 2,00 en 3,40 meter + N.A.P. De gemiddelde hoogte bedraagt circa 2,40 + N.A.P. De toekomstige terreinhoogte zal minimaal op circa 3,30+ N.A.P. komen te liggen.

Wateropgave
In het gebied neemt de verhardingsgraad toe. Om te voorkomen, dat in het gebied de afvoer van overtollig regenwater toeneemt, worden de stappen 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer' doorlopen. In het plangebied is gekozen voor het vergroten van het wateroppervlak, het aanleggen van poelen en gebruik te maken van wadi's om te kunnen infiltreren.

In het plangebied neemt de verharding toe met circa 6,7 ha. Hierdoor ontstaat een bergingsopgave van 3.204 m3. In het plangebied wordt bijna 33.250m2 wateroppervlak gerealiseerd. Met een toegestane peilstijging van 30 cm in dit water wordt een bergingscapaciteit van 9.975 m3 gecreëerd.

De versmalling van de Groote Wetering nabij de parkeergarages en bedrijfsbebouwing wordt gecompenseerd aan de overzijde van de watergang. De hoofdwaterstroom moet gedimensioneerd worden op de benodigde afvoerdebieten. Door een diepte van tenminste 1,10 meter aan te houden, wordt voorkomen dat rietgroei zal optreden. Hierdoor blijft het natte profiel gewaarborgd. De Rosmalense Plas, de hoofdwaterstroom in de parkzone en de Rompert Wetering hebben ieder een eigen peilbeheersing en zijn (met uitzondering van afvoer in 1 richting) niet met elkaar verbonden. Poelen hebben een heel geleidelijk profiel op de noordoever (meeste zon) en steilere oevers aan andere zijden. De maximale diepte is daar 1,5 meter.

Aan de zuidoostzijde van de tunnelbak Burgemeesters Godschalxstraat ligt een duiker van het waterschap, die in verbinding staat met de huidige waterschapsloot achter de weg Pottenbakker. Deze verbinding zal intact moeten blijven. Zowel bij bestaande als bij nieuw aan te leggen waterlopen moet rekening worden gehouden met 5 meter brede onderhoudsstroken. Deze stroken moeten vrij zijn van opgaande beplanting en andere obstakels, maar kunnen wel deel uitmaken van de openbare ruimte. Indien de waterloop breder is dan 7 meter, moet aan beide kanten een onderhoudsstrook aangelegd worden.

Riolering
In het plan Empel zal op duurzame wijze met hemelwater worden omgegaan. Daarvoor zal er een DWA-stelsel worden aangelegd en zal het hemelwater oppervlakkig worden afgevoerd naar het oppervlaktewatersysteem.

Voor het vuilwater en het proceswater wordt een vuilwaterriool aangelegd. Dit water komt in een pompput. Deze put pompt het water naar het eindgemaal aan de Deken Pompenstraat. Dit gemaal pompt het water naar de zuivering in Ooijen.

Het hemelwater zal hoofdzakelijk bovengronds worden afgevoerd. Waar dit niet mogelijk is, moet gekozen worden voor roostergoten. Al dit water wordt afgevoerd naar de open waterpartijen en/of de wadi's. Het regenwater, dat valt op de drukke wegen wordt afgevoerd via een bodempassage naar het oppervlaktewater. Met afkoppeling als uitgangspunt is de hoeveelheid ruimte die er nu is voor waterberging in bermen, poelen en waterpartijen voldoende. De wadi's worden hierop gedimensioneerd.

Voorts zullen voor zowel het waterlopenplan als het rioolplan de benodigde vergunningen bij waterschap aangevraagd worden. (Ontheffing op de Keur, lozingsvergunning bemalingswater, beide Waterschap en melding c.q. vergunning voor het onttrekken van grondwater bij de provincie).

Bouwmaterialen
Uit zorg voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater moet bij her- en nieuwbouw worden afgezien van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen in daken, gevels, verhardingen en regenwatervoorzieningen (goten en leidingen).

Beheer en onderhoud
Het hoofdwaterlopensysteem (ten behoeve van het waterschap) loopt aan de buitenzijde van het plan en komt in onderhoud en beheer bij het waterschap. De wadi's en poelen komen in onderhoud en beheer bij de gemeente.

Hoofdstuk 8 Juridisch Bestuurlijke Aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

8.1 Inleiding

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen de grenzen van dit bestemmingsplan. Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten en de RO standaarden 2008 die per 1 januari 2010 verplicht zijn. Gestreefd is naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels zoals aangegeven de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008), die zijn vertaald in een gemeentelijke standaard.

Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid wordt geschaad. Met het bestemmingsplan kunnen met direct recht omgevingsvergunningen voor het bouwen (voorheen: bouwvergunningen) worden verleend. De gekozen bestemmingen en aanduidingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan en welke bouwregels er gelden.

De regels zijn onderverdeeld in de volgende 4 delen:

  • Inleidende regels. Hierin wordt aangegeven wat in de overige regels verstaan wordt onder bepaalde begrippen en hoe bij toepassing van de voorschriften moet worden gemeten;
  • Bestemmingsregels. Hierin zijn steeds per bestemming de daarop van toepassing zijnde regels weergegeven. Daarbij is, al naar gelang de bestemming, onderscheid gemaakt in verschillende onderdelen;
  • Algemene regels. Dit deel geeft algemene regels, zoals algemene afwijkingsregels;
  • Overgangs- en slotregels. Herin zijn de overgangs- en slotbepalingen opgenomen.

8.2 Artikelsgewijze Toelichting

Inleidende regels

Artikel 1: Begrippen

In artikel 1 is een aantal begrippen nader uitgelegd. Door het opnemen van definities wordt inzicht gegeven in de betekenis van de gebruikte termen. Het doel is het scheppen van duidelijkheid en eenduidigheid. De begrippen zijn in alfabetische volgorde opgenomen.

Artikel 2: Wijze van meten

In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Ook hier is het doel het wegnemen van onduidelijkheden. De termen zijn in alfabetische volgorde opgenomen.

Bestemmingsregels

Artikel 3: Bedrijventerrein-1

Deze bestemming heeft betrekking op de gronden van het bedrijventerrein Empel-Zuid. De gronden die het dichtst bij de (geprojecteerde) woningen van Empel zijn gelegen, zijn deels bestemd voor bedrijven in de categorie 2 en deels voor de categorieen 2 tot en met 3.1, zoals die zijn genoemd in de bij de regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten. De minimale afstand tussen de te realiseren bedrijfspercelen en de woonomgeving is hierdoor 30 meter waar maximaal categorie 2 is toegestaan en 50 meter voor 3.1-bedrijven, waardoor de woon- en leefomgeving is beschermd. De overige gronden zijn bestemd voor bedrijven in de categorieën 2 tot en met 3.2 uit de bedrijvenlijst met een minimale aan te houden afstand tot een rustige woonwijk van 100 meter. Aan deze afstand wordt ook voldaan.

Kantooractiviteiten zijn alleen toegestaan indien deze ondergeschikt zijn aan de hiervoor genoemde bedrijven. Productiegebonden detailhandel is toegestaan voor zover ondergeschikt aan de toegestane bedrijven.

Binnen de bestemming zijn tevens nutsvoorzieningen toegestaan. Er mag maximaal 1 gebouw per bestemmingsvlak ten behoeve van deze voorzieningen worden gebouwd met een maximum oppervlakte van 35 m2 en een maximum hoogte van 3 meter. Dit maakt de bouw van een glasvezelstation binnen deze bestemming mogelijk. Overige gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen kunnen worden gebouwd binnen de ruimte die het Besluit omgevingsrecht daarvoor biedt (maximaal 15 m2 en 3 meter hoog).

De gronden zijn tevens bedoeld voor bij de bestemming behorende verkeers-, groen- en parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.

Ten aanzien van parkeren is in de regels bepaald, dat parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, waarbij voor bedrijven (inclusief bedrijfsverzamelgebouwen) en onderschikte kantooractiviteiten parkeernormen van respectievelijk 1,6 pp per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak (bvo) en 2 pp per 100 m2 bvo van toepassing zijn. In afwijking hiervan geldt voor opslagruimte een parkeernorm van 0,7 pp per 100 m2 bvo en voor laboratoria 1 pp per 100 m2 bvo. In de specifieke gebruiksregels is bepaald, dat het gebruik van gronden en/of bouwwerken strijdig met de genoemde parkeernormen als een gebruik strijdig met de bestemming worden beschouwd. Dit betekent, dat wanneer het gebruik van het bedrijfspand verandert, doordat bijvoorbeeld een nieuw bedrijf een bestaand pand betrekt, ook aan de parkeernormen moet worden voldaan en het parkeren op eigen terrein moet worden opgelost. Onder in de regels genoemde voorwaarden kan het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van de parkeernormen. Een omgevingsvergunning voor het afwijken van de parkeernormen kan worden verleend, mits de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien en de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

In het kader van zuinig ruimtegebruik is bepaald dat de oppervlakte van een bouwperceel niet minder dan
1.000 m2 mag bedragen.

Ten aanzien van het bouwen geldt, dat gebouwen binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd. Het bebouwingspercentage bedraagt minimaal 60 procent. Er gelden een minimale en maximale bouwhoogte van respectievelijk 7 en 9 meter. Het perceel aan de Burgemeester Godschalxstraat / Diepteweg staat vanwege de ligging een hoogteaccent toe. Hier is de minimale hoogte 9 meter en de maximale bouwhoogte 12 meter. Voor het terrein geldt, dat de naar de weg gerichte gevel van bedrijfsgebouwen voor ten minste 50 procent van de breedte van het bouwperceel in de naar de weg gekeerde bouwgrens moet worden gebouwd.

Binnen de bestemming mogen geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen en/of geen bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gevestigd. Ook gebruik van gronden en bouwwerken door zelfstandige kantoren en detailhandel is in strijd met de bestemming. Het college van burgemeester en wethouders kan onder voorwaarden afwijken en een omgevingsvergunning verlenen voor de vestiging van bepaalde vormen van detailhandel. Ook kunnen met een omgevingsvergunning onder voorwaarden bedrijven worden toegestaan die niet in de staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, mits deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijven die in de staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd.

Artikel 4: Bedrijventerrein-2

Deze bestemming heeft betrekking op de gronden van het bedrijventerrein Rosmalense Plas. De gronden zijn bestemd voor bedrijven in de categorieën 2 tot en met 3.2, zoals die zijn genoemd in de bij deze bestemming behorende staat van bedrijfsactiviteiten. Kantooractiviteiten zijn alleen toegestaan indien deze ondergeschikt zijn aan de hiervoor genoemde bedrijven. Voor een deel van de gronden, te weten de gronden langs de A2 en langs de Rosmalense Plas zijn een beperkt aantal categorie 1-bedrijven toegestaan, zoals in de staat van bedrijven vermeld. Dit betreffen geen sollitaire kantoren in de zakelijke dienstverlening. Deze gronden zijn aangeduid met de aanduiding "bedrijven van categorie 1". Productiegebonden detailhandel is toegestaan voor zover ondergeschikt aan de toegestane bedrijven. De gronden zijn tevens bedoeld voor de bij de bestemming behorende verkeers-, groen- en parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.

Ten aanzien van parkeren is in de bestemmingsomschrijving bepaald, dat parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, waarbij voor bedrijven en ondergeschikte kantooractiviteiten parkeernormen van respectievelijk 1,5 pp per 100 m2 bvo en 2 pp per 100 m2 bvo van toepassing zijn. Voor de gronden langs de A2 en de Plaszone (met uitzondering van het meest noordelijke bouwperceel) geldt een parkeernorm van 1 pp per 30 m2 bvo. Bij de categorie 1-bedrijven dient parkeren ondergronds, halfverdiept of in het gebouw plaats te vinden in de vorm van een gebouwde parkeergarage. Bij de percelen in de A2-zone wordt dat via het uitgifteprotocol geregeld. De percelen langs de Rosmalense Plas hebben de aanduiding parkeergarage, waarbij geldt dat deze parkeervoorzieningen minimaal halfverdiept moeten worden gerealiseerd.

Onder in de regels genoemde voorwaarden kan het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van de parkeernormen. Er kan een omgevingsvergunning worden verleend, indien de situering van de parkeervoorzieningen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid, de landschappelijke inpassing en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantasten. Vanuit landschappelijke inpassing houdt dit in, dat het maaiveld kan worden opgetild en de parkeervoorzieningen, daardoor in een landschappelijk "verborgen" situatie worden aangelegd.

In het kader van zuinig ruimtegebruik is bepaald, dat de oppervlakte van een bouwperceel niet minder dan 1.000 m2 mag bedragen, met uitzondering van de bouwpercelen in de Plaszone.

Ten aanzien van het bouwen geldt dat gebouwen binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd. Het minimale bebouwingspercentage varieert van 40 procent tot 80 procent. Er gelden minimale en maximale bouwhoogtes. Deze zijn in de bouwvlakken aangeduid.

De bouwpercelen die direct aan de A2 zijn gelegen hebben een aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwingsrichting". Voor deze gronden geldt dat de bebouwing haaks op voorste perceelsgrens moet worden gebouwd. Hierdoor staat de bebouwing in een hoek van 45 graden op de A2 hetgeen voor een hoogwaardige stedenbouwkundige kwaliteit van het terrein vereist is (zie ook paragraaf 5.2). Daarnaast moet ten minste één hoek van het bouwvolume worden opgericht in de zuidwestelijk en zuidoostelijk georiënteerde bouwgrens.

Binnen de bestemming mogen geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen en/of geen bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gevestigd. Ook gebruik van gronden en bouwwerken door zelfstandige kantoren en detailhandel is in strijd met de bestemming. Het college van burgemeester en wethouders kan onder voorwaarden met een omgevingsvergunning afwijken van de regels en de vestiging van bepaalde vormen van detailhandel toestaan. Ook kunnen via een omgevingsvergunning onder voorwaarden bedrijven worden toegestaan die niet in de staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, mits deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijven die wel in de staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd.

Artikel 5: Groen: De gronden met de bestemming Groen zijn bestemd voor groenvoorzieningen, water(berging), park, plantsoen, fiets- en voetpaden en aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals in- en uitritten voor de bedrijfspercelen en (fiets)bruggen. Binnen de bestemming mogen alleen gebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd. De totale oppervlakte aan gebouwen in deze bestemming mag 100 m2 bedragen. De oppervlakte van een gebouw mag maximaal 50 m2 bedragen. Tevens mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan.

Artikel 6: Verkeer: De voor verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, straten en paden en wegverkeer en aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals een brug. Binnen de bestemming mogen gebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd. De totale oppervlakte aan gebouwen in deze bestemming mag 100 m2 bedragen. De oppervlakte van een gebouw mag maximaal 50 m2 bedragen. Tevens mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

Artikel 7: Water: De voor water aangewezen gronden zijn bestemd voor water, waterberging, groenvoorzieningen en aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals steigers, voetpaden e.d. Ter plaatse van de aanduiding brug is een brug toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding "ecologische verbindingszone" zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, herstel en/of versterking van de aanwezige of potentiële natuurwaarden.

Op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Wel mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd. Er is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden vereist voor het uitvoeren van verschillende werken/werkzaamheden, zoals het afgraven of ophogen van gronden, op gronden met de aanduiding "ecologische verbindingszone". Voor werken ten behoeve van behoud, herstel en/of versterking van de aanwezige of potentiële natuurwaarden is een dergelijke vergunning niet nodig.

Artikel 8: Leiding - Hoogspanningsverbinding: Deze bestemming is een zogenaamde dubbelbestemming. De gronden met deze bestemming zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een bovengrondse hoofdtransportleiding, met een strook van 25 meter ter weerszijde van de hoogspanningsleiding. Binnen deze dubbelbestemming mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals hoogspanningsmasten, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd. Het college van burgemeester en wethouders kan hiervan onder voorwaarden van afwijken. Voorafgaand dient advies te worden gevraagd aan de leidingbeheer/directeur van het energiebedrijf. Het is bovendien verboden zonder vergunning bepaalde werken/werkzaamheden, zoals het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen, uit te voeren. Voorafgaand aan het besluit omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden moet advies worden gevraagd aan de leidingbeheer/directeur van het energiebedrijf.

Algemene regels

Artikel 9: Anti-dubbeltelregel: met de anti-dubbeltelbepaling wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende vergunning of een mededeling op een meldingsplichtig bouwwerk is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen.

Artikel 10: Algemene aanduidingsregels: In dit artikel is bepaald, dat op de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - weg', ongeacht het bepaalde in de betreffende bestemming, geen bebouwing mag worden opgericht anders dan met de rijkswegen A2 en A59 verband houdende bouwwerken. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde voor het bouwen van bouwwerken, mits door de bouw van dit bouwwerk de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient de betrokken wegbeheerder vooraf een verklaring van geen bezwaar af te geven.
Artikel 11: Algemene afwijkingssregel: In dit artikel is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders onder voorwaarden met een omgevingsvergunning kunnen afwijken van hetgeen in de planregels is bepaald. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen, mits de vermeerdering of vermindering ten hoogste 10% bedraagt.

Overgangs- en slotregels

Artikel 12: Overgangsrecht: In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan en mits niet strijdig met het voorheen geldende bestemmingsplan met de daaronder begrepen overgangsbepaling. Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het strijdig gebruik mag worden gecontinueerd. Hierop zijn echter twee uitzonderingen gemaakt. Gebruik dat reeds onder het hiervoor geldende bestemmingsplan illegaal is aangevangen en ook volgens het nieuwe bestemmingsplan niet kan, blijft illegaal en mag dus niet worden gecontinueerd. Zo wordt in dit artikel bepaald dat de bestaande bouwwerken en vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze van de overige bepalingen af. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel opnieuw op te bouwen. Evenmin is het geoorloofd om een bouwwerk geleidelijk aan geheel te vernieuwen. In geval een bouwwerk door een calamiteit geheel verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van twee jaren na de calamiteit is aangevraagd. De onder het overgangsrecht geplaatste bouwwerken mogen via een omgevingsvergunning voor het bouwen, eenmalig nog met maximaal 10% worden uitgebreid. Het voorgaande is niet van toepassing op bouwwerken die zijn gebouwd in strijd met het geldend bestemmingsplan (met inbegrip van de hierin opgenomen overgangsbepaling).

Artikel 13: Slotregel: deze bepaling bevat de citeertitel van de regels.

Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

Het totaal te ontwikkelen plangebied heeft betrekking op bedrijventerrein Empel Zuid eerste fase, Empel Zuid tweede fase en bedrijventerrein Rosmalense plas. Het totaal plangebied heeft een oppervlak van ca. 34 hectare, waarvan 54% uitgeefbaar is als bedrijventerrein, 33% bestemd is voor water en groen en 13% voor verkeersdoeleinden.

De gemeente heeft voor het plangebied bedrijventerrein Empel Zuid eerste fase en Empel Zuid tweede fase alle betrokken gronden in eigendom. De gronduitgifte geschiedt tegen markconforme prijzen en dekt de totale exploitatiekosten. Het bestemmingsplan is voor dit onderdeel financieel economisch uitvoerbaar.

Voor het onderdeel bedrijventerrein Rosmalense plas heeft de gemeente inmiddels alle gronden in eigendom. Daarmee is het vaststellen van het ontwerpexploitatieplan niet langer noodzakelijk.

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeente verplicht om tegelijkertijd met het bestemmingsplan één of meerdere exploitatieplan(nen) vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Aan deze laatste voorwaarde is voldaan, nu de gemeente alle gronden voor het onderdeel Rosmalense Plas in eigendom heeft.

Gesteld kan worden dat voor dit plangebied, de ruimtelijke planvorming zoals neergelegd in dit ontwerp bestemmingsplan financieel economisch uitvoerbaar is en dat alle exploitatiekosten worden gedekt door marktconforme uitgifteprijzen.

Hoofdstuk 10 Inspraak En Vooroverleg

Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan is overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot inspraak geboden. Ook heeft het overleg ex artikel 3.1.1 Bro plaatsgevonden.

10.1 Inspraak

Ingevolge de gemeentelijke Inspraakverordening is voor het voorontwerpbestemmingsplan "Bedrijventerreinen Empel 3e fase” een inspraakprocedure gevoerd. Met ingang van 7 december 2009 heeft het voorontwerp bestemmingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om binnen die periode op het plan te reageren. Daarnaast is op 7 januari 2010 een openbare inspraakavond gehouden. Tijdens deze avond is het plan toegelicht en bestond de mogelijkheid om mondeling op het plan te reageren. Er zijn 2 schriftelijke zienswijzen ontvangen. Er zijn apart van de inspraakavond geen mondelinge zienswijzen ingediend.

Hieronder zijn de ingekomen schriftelijke inspraakreacties en de inspraakreacties die tijdens de inspraakavond naar voren zijn gebracht samengevat weergegeven en voorzien van gemeentelijk commentaar. Onderdelen van de reactie, die niet expliciet zijn genoemd, zijn wel bij de beoordeling zijn betrokken. De inspraakreactie wordt in zijn geheel beoordeeld.

Reactie a, b, c ingekomen inspraakreacties

Commentaar gemeentelijk commentaar

Schriftelijke inspraakreacties:

  1. 3. Stichting Boom en Bosch, de heer H. Boons (voorzitter), Pieter Brueghelstraat 17 te 's Hertogenbosch

Stichting Boom & Bosch heeft twee reacties ingediend. Er is een mail gestuurd naar de wethouder G. Snijders op 7 januari 2010 en een schriftelijk reactie d.d. 14 januari 2010.

Reactie a

Inspreker is van mening, dat van het bestaande bosje langs de A2, dat volgens inspreker beeldbepalend is, een strook van minimaal 15 meter breed langs de A2, vanaf de Burgemeester Godschalxstraat tot aan knooppunt Empel moet worden gehandhaafd. Dit bosje is volgens inspreker in het verleden aangeplant als landschappelijke inpassing van de snelweg. Een groot deel van de bosjes langs de A2 is al verdwenen door de ombouw van knooppunt Empel.

Het bosje zorgt ervoor, dat het knooppunt Empel vanuit alle invalshoeken wordt ervaren als een groen knooppunt. Handhaven zorgt volgens inspreker voor een landschappelijke inpassing van zowel het bedrijventerrein als het knooppunt Empel in het groen. Ook voor Rijkswaterstaat moet het handhaven een aantrekkelijk alternatief zijn, omdat het al veel moeite kost het verloren gegane groen voor de ombouw van de A2 gecompenseerd te krijgen. Ruimte voor de 15 meter brede strook kan volgens inspreker gevonden worden op de plekken waar ruimte is ontstaan tussen de bestaande beplanting en de A2 door de ombouw van de A2 en het compacter aanleggen van de groenstrook.

Commentaar

Ten aanzien van de landschappelijke inpassing geldt, dat in het kader van de verbreding van de A2 en de ombouw van het knooppunt Empel door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een nieuwe situatie is ontstaan, waar Rijkswaterstaat ter hoogte van het bestemmingsplangebied een geluidscherm van 4 tot 6 meter hoog heeft gerealiseerd aan de noordkant van de A2. Dit scherm loopt ongeveer tot halverwege het knooppunt Empel. Het gaat hierbij om betonnen schermen. Bij de vormgeving van deze schermen is landschappelijke inpassing één van de uitgangspunten geweest. Uitgangspunt voor de vormgeving van de geluidsschermen aan de bewonerszijde is, dat de bewoners het scherm als statisch element ervaren. Men ziet het vanuit de woonkamer, of gaat er in vergelijking met een autosnelweg met een relatieve lage snelheid aan voorbij. Aan deze zijde van het scherm is behoefte aan een kleinschalige maatvoering, goede afwerking en afwisselend beplantingsassortiment.

Dit geluidscherm ligt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan en wordt in de bestaande situatie nog van de woonbuurt afgeschermd door het aanwezige bosje. De aanleg van het bedrijventerrein leidt ertoe, dat het bosje langs de A2 verdwijnt. Tussen de bedrijfspercelen en de grens van het plangebied aan de rijkswegkant ligt een strook grond van circa 21 meter breed, bestemd voor Water. Binnen deze strook zijn onder meer water en groenvoorzieningen toegestaan. De watergang met talud en bijbehorende onderhoudsstroken is circa 20 meter breed. De inrichting van de strook moet nog nader worden uitgewerkt.

Het aanplanten van bomen is binnen de bestemming mogelijk. We zullen in overleg treden met Rijkswaterstaat en het waterschap bij de nadere inrichting van het gebied tussen het bedrijventerrein en de rijksweg en beoordelen in hoeverre er in die zone bomen kunnen worden gehandhaafd. Uitgangspunt is dat er in eerste instantie ruimte moet zijn voor de aanleg van een watergang met bijbehorende schouwpaden.

Reactie b

De gemeente meet de betekenis van het bosje langs de A2 af aan de voorwaarden voor een status binnen de GHS. Daarin gaat zij voorbij aan de effecten van het bosje voor Empel en met name de aangrenzende woonwijk. De autosnelweg wordt door het bosje aan het zicht onttrokken en heeft ook een geluidsreducerende functie. Dit blijkt uit een publicatie van ir. H. Swaagstra, die inspreker als bijlage bij zijn zienswijze heeft gevoegd. Bovendien heeft het bosje een functie in het afvangen van fijnstof en opname van CO2 en gasvormige stoffen.

Commentaar

De geluidbelasting van het wegverkeer van de rijksweg op Empel is onderzocht in het kader van het Tracébesluit op grond waarvan de rijksweg is verbreed en het knooppunt Empel is aangepast. Ter bescherming van de woonbuurten in Empel is ter hoogte van het geprojecteerde bedrijventerrein een geluidscherm geplaatst. De dimensionering van dit scherm is bepaald op grond van akoestisch onderzoek ten behoeve van het Tracébesluit. Het Tracébesluit houdt met haar berekeningen geen rekening met het al dan niet aanwezig zijn van bos(jes). In die zin kan het bosje geluidtechnisch verdwijnen. We zullen desondanks in overleg treden met Rijkswaterstaat en het waterschap bij de nadere inrichting van het gebied tussen het bedrijventerrein en de rijksweg en beoordelen in hoeverre er in die zone bomen kunnen worden gehandhaafd. Uitgangspunt is dat er in eerste instantie ruimte moet zijn voor de aanleg van een watergang met bijbehorende schouwpaden.

Voor fijnstof en opname van CO2 geldt het volgende. Binnen 10 meter van de rand van de weg dient tijdig (voor fijnstof in 2011 en stikstofdioxide (NO2) in 2015) aan de Europese normen te worden voldaan. Op basis van de huidige inzichten is dat ook het geval. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat is bevoegd gezag als het gaat om de luchtkwaliteit langs snelwegen.

Recente onderzoeken hebben geen significante effecten kunnen vaststellen van de inzet van groen op de concentraties fijn stof en stikstofdioxide. Toch is de gemeente 's-Hertogenbosch in 2008 gestart met het stimuleren van groen voor de luchtkwaliteit, omdat groen mogelijk de luchtkwaliteit zou verbeteren. Belangrijke overweging was daarbij, dat het ging om een “no-regret maatregel”; ook zonder positieve effecten op de luchtkwaliteit blijven het zinvolle investeringen.

In tegenstelling tot fijn stof en stikstofdioxide is de uitstoot van CO2 geen lokaal, maar een mondiaal probleem. Opname van CO2 door groen kan ook op een andere locatie, bijvoorbeeld bij compensatie. Compensatie van het bosje vindt plaats in de Ertveldpolder.

Reactie c

Het bosje heeft volgens inspreker een ecologische functie. Er broeden diverse beschermde roofvogels. Ook zijn er vossenholen in het bosgebied aangetroffen.

Commentaar

Het bosje langs de A2 was volgens het vigerende provinciaal beleid ten tijde van het opstellen van het voorontwerp bestemmingsplan onderdeel van de GHS en wordt daardoor in principe tot de EHS gerekend. Het bosje was opgenomen in het streekplan en het Natuurgebiedsplan Westelijke Maasvallei. Het zijn structuurarme bosjes, waar zich algemene natuurwaarden bevinden in de vorm van bos- en struweelvogels, zoogdieren en dagvlinders. De bosjes waren in de provinciale plannen aangeduid als 'overig bos- en natuurgebied', waarmee de beperkte natuur- en landschapswaarden nog eens onderstreept worden. De bosjes liggen ook nog eens geïsoleerd. Een groot deel van de bosjes rondom de A2 is al verdwenen door de ombouw van het knooppunt Empel en de verbreding van de A2. Met de provincie is overeengekomen, dat het bosje zodanig versnipperd en geïsoleerd is geraakt, dat het niet als GHS-waardig meer is te bestempelen. De provincie heeft in haar vooroverlegreactie op het voorontwerp bestemmingsplan dan ook aangegeven, dat door de directie ECL in het kader van de Verordening Ruimte een heroverweging heeft plaatsgevonden van de EHS-status van het betreffende bosje. Aan Gedeputeerde Staten zal worden voorgesteld de EHS-aanduiding van dit bosje af te halen. Dit is inmiddels besloten. Uit onderstaand kaartbeeld van de Verordening ruimte blijkt dat het plangebied geen onderdeel (meer) is van de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002008-1501_0022.png"

Uit de natuurtoets van een extern adviesbureau en een inventarisatie van een gemeentelijk ecoloog volgt, dat er voor wat betreft ecologie geen belemmeringen zijn voor het bestemmingsplan. Wel wordt geadviseerd om in het voorjaar van 2011 opnieuw te kijken of het nest van de buizerd in gebruik is genomen. Als het nest in mei 2011 wederom niet in gebruik is genomen, is het aannemelijk,dat het nest ook niet meer gebruikt zal worden en is een Flora- en faunawet ontheffing niet nodig.

Naar aanleiding van de opmerking over de aangetroffen vossenholen is de stichting verzocht te specificeren waar deze vossenholen zich bevinden. De gemeentelijke ecoloog had deze bij zijn inventarisatie in juni 2009 namelijk niet aangetroffen. Uit telefonisch contact met de voorzitter van de stichting bleek, dat de vossenholen niet persoonlijk zijn waargenomen, maar dat de inspreker via een derde heeft begrepen, dat deze mogelijk aanwezig zijn.

Op basis van de reactie van de stichting heeft een gemeentelijke ecoloog het plangebied op 6 april 2010 nogmaals bezocht. Tijdens dat bezoek is een bewoonde vossenburcht aangetroffen. Het feit dat de burcht bewoond is, wordt bevestigd door de aanwezigheid van sporen. Rondom de burcht zijn vele vosprenten aangetroffen en daarbij verse prooiresten zoals veren, huid en botten. Ander kenmerk van aanwezigheid van vos is de typische lucht rondom de burcht. De vos zelf is niet waargenomen, echter de vele sporen bevestigen de aanname dat de burcht daadwerkelijk bewoond is. Eventueel door meerdere individuen.

De Vos is een beschermde inheemse diersoort (artikel 4, eerste lid, onder a, Flora- en faunawet (FFwet)). De Vos is vermeld in Bijlage 2 van de Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten (artikel 4, vierde lid FFwet); deze bekendmaking is gepubliceerd in de Staatscourant 2001, 2200.

Volgens artikel 75 van de Flora en faunawet staat de vos op de lijst met beschermende soorten en wel onder tabel 1: algemene soorten. Voor deze soorten geldt de lichtste vorm van bescherming. Daarnaast geldt voor reguliere voorkomende werkzaamheden en voor ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstellingsregeling voor de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Dit houdt in dat men geen ontheffing hoeft aan te vragen voor deze werkzaamheden. Wel geldt de algemene zorgplicht, dit houdt in dat alle in het wild levende dieren van onvervangbare waarde zijn en dat men 'voldoende zorg' in acht moet nemen. Men kan dit vertalen naar dat opzettelijk doden of onnodig lijden voorkomen moet worden.

Volgens artikel 65 van Flora en faunawet, aanwijzing landelijke vrijstellingssoorten, is het toegestaan om zonder ontheffing hinder- of schadetoebrengende dieren te weren; Op dit moment zijn aangewezen: vos, Canadese gans, konijn, houtduif, zwarte kraai en kauw. Dit houdt in het treffen van zodanige maatregelen dat zo'n dier wegblijft (voorbeeld: plaatsen van een vossenkerend raster).

Gezien de bovenstaande vrijstellingen en werkzaamheden in kader van ruimtelijke ontwikkelingen hoeft er geen FFwet- ontheffing aangevraagd te worden voor het verjagen, verontrusten of het vernietigen van het leefgebied van de vos. Wel geldt de algemene zorgplicht. Voorafgaand aan de realisatie van dit bestemmingsplan zal een plan van aanpak worden opgesteld om de vos op zorgvuldig wijze en met mitigerende maatregelen te verjagen. Dit kan bijvoorbeeld door het toepassen van gefaseerde kap van het leefgebied of door bouwwerkzaamheden en lichtmasten te plaatsen in directe leefomgeving.

De maatregelen die nodig zijn om de vos te verjagen moet men tijdig inzetten in ieder geval buiten de kraamperiode. Er moet voorkomen worden dat er jongen in de burcht achterblijven en het individuele dier moet de kans krijgen om de burcht zelfstandig te verlaten alvorens deze vernietigd wordt.

Reactie d

Inspreker is van mening, dat de ruimtelijke kwaliteit van het plan wordt verbeterd door het toegepaste groene concept voor het deel Rosmalense Plas ook van toepassing te laten zijn op het noordwestelijke deel van het bedrijventerrein. Volgens inspreker dienen de groenstroken verder te worden doorgetrokken door verbindingen te maken met de groenstructuur langs de Diepteweg.

Commentaar

Zowel het gedeelte Empel-Zuid als Rosmalense Plas hebben gezien hun ligging in het geheel hun eigen stedenbouwkundige karakteristieken. Het gedeelte Empel-Zuid is nadrukkelijk op een efficiënte wijze georiënteerd op de Diepteweg en de gemeenschappelijke groenzone tussen beide gebieden. Het gedeelte Rosmalense Plas daarentegen is afgeleid van de richting die de Groote Wetering volgt. De gemeenschappelijke groene zone tussen beide gebieden is enerzijds bedoeld als een maximale bevestiging van het groene concept van dit plan en anderzijds als een overgangszone tussen twee gebieden met verschillende stedenbouwkundige uitgangspunten.

Het doorzetten van de uitgangspunten van de Rosmalense Plas naar het noordwestelijke gedeelte is om die rede onwenselijk. De huidige meest optimale en efficiënte balans tussen “rood” en “groen” zou daardoor worden verstoord. Daarnaast betekent dit voor het gedeelte Empel-Zuid een te groot verlies van uit te geven grond. De groene verbinding tussen Diepteweg en de Rosmalense Plas verloopt nu indirect via de centrale groenzone en direct tussen de rotonde Diepteweg, via de groenzone aan de Empelseweg, naar de rotonde aan de Rosmalense Plas.

Reactie e

Het plan is achterhaald. We zijn inmiddels 7 jaar verder en inzichten zijn veranderd. Inspreker verwijst daarbij naar het Bomenbeleidsplan, dat volgens inspreker door de raad in januari 2010 zal worden vastgesteld. Revitalisering van bedrijventerreinen zou het toverwoord moeten zijn. Bedrijven verhuizen van verouderde bedrijventerreinen naar een nieuwe locatie, omdat dit simpelweg goedkoper is en men in dit geval direct aan de snelweg zit.

Commentaar

Bomenbeleidsplan
Het bomenbeleidsplan is door de gemeenteraad in januari 2010 vastgesteld. In het bomenbeleidsplan staat hoe de gemeente op een evenwichtige manier omgaat met groen en bomen. Onderscheid wordt gemaakt in monumentale bomen, boomstructuren en sfeerbomen. Deze boomcategorieën worden elk op een eigen manier beschermd. De bomenverordening is de juridische uitwerking van het bomenbeleid. Bij een kapvergunningaanvraag wordt beoordeeld of de belangen voor het verwijderen van de boom opwegen tegen de belangen voor het behouden van de boom.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van het Bomenbeleidsplan het boombelang integraal te worden mee gewogen. Dit geldt voor zowel kapvergunningplichtige bomen als niet kapvergunningplichtige bomen. Ten aanzien van het bestaande groen wordt als eerste prioriteit gesteld, dat bestaande waardevolle bomen behouden blijven. Als dit niet kan, dient bekeken te worden of de bomen verplantbaar zijn. Als dit niet mogelijk is wordt compensatie gevraagd voor het groen dat verloren gaat. Volgens het Bomenbeleidsplan bevinden zich in het plangebied geen waardevolle bomen. Besluitvorming over het groen in een ruimtelijk plan vindt plaats in de ruimtelijke procedure.

Bestaand groen:
Kijken we naar het plangebied, dan zien we dat het bosje dat in het noordwestelijke terreindeel ligt geheel verdwijnt ten gevolge van dit plan. De waarde van dit bosje is uitgebreid beoordeeld in het kader van de beslissing om hier de EHS status vanaf te halen. Hierbij is geoordeeld dat de natuurwaarden geen aanleiding geven om de EHS status te handhaven. Het bosje is duidelijk onderdeel van de groenvoorziening van de A2 en als zodanig ook aangeplant. Een deel van dit bosje is reeds eerder verwijderd bij de ombouw van de A2. Het resterende deel van het bosje ligt binnen de bestemmingen Bedrijventerrein -1 en Water. Daar waar de bestemming Water geldt is een nieuwe watergang geprojecteerd. Op deze gronden zijn tevens groenvoorzieningen toegestaan.

Nieuw groen:
De groene structuur van het bedrijventerrein is beschreven in hoofdstuk 4 (uitgangspunten) en 5 (planbeschrijving ) van de toelichting. Groen zal hier op een andere wijze terugkomen dan in de huidige situatie. Er is hier gekozen voor een ecologische inrichting met natte natuur en water. In het kader van de Boswet wordt het areaal bos dat hier verdwijnt gecompenseerd met nieuw bos elders in de gemeente.

Het stedenbouwkundig ontwerp van het bedrijventerrein is opgesteld voor het ingaan van het bomenbeleidsplan. Hierdoor is het boombelang in het ontwerpproces niet integraal meegewogen op de manier die het bomenbeleidsplan voorschrijft. Het bosje vormt een groene buffer tussen Empel en de A2. Het verdient met betrekking tot die bufferfunctie de voorkeur om waar mogelijk het bosje te handhaven. Mogelijkheden hiervoor zijn er binnen de bestemmingen Water. De zone grenzend aan de A2 welke de bestemming Water heeft kan binnen deze bestemming ook gebruikt worden voor de aanplant / het behoud van bomen. Het verdient vanuit de bufferfunctie van het bosje de voorkeur om hier een zo breed mogelijke strook bos te handhaven. Hierbij wordt eveneens aangesloten bij het gemeentelijk beleid ten aanzien van luchtkwaliteit. De A2 wordt in dit kader zoveel mogelijk voorzien van groene buffers die zorgen voor inpassing maar ook de luchtkwaliteit verbeteren. Bij de verdere uitwerking van het plan zal hiermee rekening worden gehouden.

Ook kunnen op de uit te geven kavels bomen behouden blijven. Vooral op de kavelgrenzen kan in overleg met de toekomstige huurders / eigenaars een groenstructuur behouden blijven. Dit is echter aan de toekomstige eigenaren van de grond.

Er is bij de planvorming uitgebreid aandacht besteed aan de groene uitwerking van het plan en in het kader van de Boswet wordt het areaal bos gecompenseerd. De stedenbouwkundige ondersteuning/versterking van de Diepteweg middels bedrijfsgebouwen was een van de uitgangspunten van het bestemmingsplan Empel 3e fase. De stedenbouwkundige opzet was destijds geen aanleiding om goedkeuring te onthouden aan de bedrijfsbestemming. Formeel is er dus geen aanleiding om de stedenbouwkundige keuze te heroverwegen. Het voor een gedeelte laten vervallen van bedrijfskavels aan de Diepteweg ten faveure van het handhaven van het bosje achter het geluidsscherm heeft een aantal negatieve consequenties:

  1. a. de continuïteit van gebouwen, te beginnen bij de Uilenwaard, langs de A2 wordt onderbroken;
  2. b. als deze zone niet bebouwd wordt, dan wordt het restant van de bedrijfskavels aan de Diepteweg te geïsoleerd en te kleinschalig om beschouwd te worden als een volwaardige stedenbouwkundige wand aan de Diepteweg;
  3. c. de opbrengsten van het totaalplan zouden fors dalen als deze zone niet zou worden uitgegeven, waardoor elders in het plan de kwaliteitsambities en de investering in landschapsontwikkeling onder druk worden gezet. Dit zou een zeer ongewenste ontwikkeling zijn.


Het pleidooi voor behoud van meer groen nabij Empel-Zuid wordt onderschreven, maar heeft wel tot gevolg dat elders in het plan met een meer publieke functie en uitstraling kwaliteit ingeleverd moet worden, en is om die rede dus niet gewenst. We zullen in overleg met Rijkswaterstaat en het waterschap er naar streven om langs de A2 een bosstrook te behouden.

Revitalisering
In de gemeente 's-Hertogenbosch wordt als gemiddelde hoeveelheid slechts circa 1 ha per jaar uitgegeven aan bedrijventerrein en dat voor een grote gemeente met een centrumfunctie die ook bedrijven uit de regio moet huisvesten. Dat doet de gemeente door goed ruimtegebruik van bestaande panden en door het bouwen van verzamelgebouwen, waar vaak meer dan 10 bedrijven gehuisvest zijn, zodat niet voor iedere activiteit apart grond uitgegeven hoeft te worden. Ter vergelijking: gemeenten als Tilburg, Oss en Waalwijk geven in beginsel meer dan zo'n tien keer zoveel uit.

In het beleid voor de bouw van kantoren heeft de gemeente een restrictief beleid, waarbij nauwkeurig is omschreven waar, wanneer en hoeveel er gebouwd mag worden in een bepaalde kwaliteit.

De gemeente heeft een doelstelling om 2.500 m2 oude kantoren per jaar uit de markt te nemen (zie ook de kantorenvisie 2004). In de Bedrijventerreinenvisie 2004 is aangegeven, dat er ook voor zuivere bedrijfsgebouwen nieuwbouwmogelijkheden zijn, maar wel onder zware voorwaarden. Dat wil zeggen, dat een ondernemer doorgaans minimaal 60% en maximaal 80% van de kavel moet bebouwen met een minimale hoogte van 8, 10 en soms 15 meter hoog.

Er zijn speciale bedrijventerreinen zoals De Groote Vliet waar de gemeente verplicht stelt dat er duurzaam, gestapeld en geschakeld gebouw moet worden met een bebouwing percentage van 75% tot 100%, waarbij dus ook voor een bebouwde parkeervoorziening gezorgd moet worden. Zie het gebouw van Gamma met Health City van 13.600 m2 gebouw op 10.000 m2 kavel.

De gemeente zorgt niet alleen voor de herontwikkeling van bedrijventerreinen zoals Wolfsdonken naar Paleiskwartier en Boschveld naar wonen, maar ook door de eisen voor nieuwbouw zeer hoog te leggen, waardoor ondernemers vaak naar bestaande panden kijken voor herontwikkeling. Het feit dat de stad zo weinig grond uitgeeft is daarvoor het juiste bewijs.

De Rosmalense Plas is een bedrijventerrein dat gepland is voor de bovenkant van de markt. De ambitie van de gemeente is om één van de laatste locaties aan de snelweg met zichtlocaties zo hoogwaardig mogelijk uit te geven. De rand aan de Rosmalense Plas wordt gevormd door 7 luxe bedrijfsgebouwen die bestemd zijn voor een exclusief segment uit het bedrijfsleven van 's-Hertogenbosch.

In januari 2011 heeft de gemeenteraad het Kantoren- en bedrijventerreinenbeleid 2010-2020 vastgesteld. Bij het vaststellen van dit beleid is rekening gehouden met de gevolgen van de economische crisis en een lagere groei van de beroepsbevolking. Op basis van een kwalitatieve en kwantitatieve behoefte en de herstructureringsopgave is het programma voor gepland aanbod van kantooruimte en bedrijventerrein voor de middellange termijn vastgesteld. Zowel het terrein Empel-Zuid en Rosmalense Plas zijn in dit programma opgenomen.

Deze zienswijze leidt niet tot aanpassingen aan het bestemmingsplan.

  1. 4. Kienhuis Hoving Advocaten en Notarissen, namens BUVAPLAN B.V. en de heer K. Wierda

Inspreker dient een reactie in namens BUVAPLAN B.V. en de heer Wierda, eigenaar van circa 2,2 hectare grond, deels gelegen binnen het plangebied.

Reactie a

Inspreker heeft bezwaar tegen de stedenbouwkundige opzet van het bedrijventerrein Rosmalense Plas. Hij maakt daarbij onderscheid in de verkavelingstructuur, de inrichting van het bedrijventerrein ten opzichte van de Rosmalense Plas en de eisen aan de parkeervoorzieningen.

a1. De verkavelingstructuur:

De verkavelingstructuur berust volgens inspreker op onjuiste uitgangspunten. De vier percelen langs de A2, die in een hoek van 45 graden op de A2 zijn gesitueerd voor een optimale zichtlocatie, zijn ten onterechte uitgangspunt geweest voor de verkavelingstructuur. De overige percelen zijn evenwijdig aan die vier percelen geprojecteerd, waardoor ze diagonaal liggen ten opzichte van de A2. Deze structuur is niet goed gerechtvaardigd en is strijdig met het algemene, ook door de Rijksbouwmeester gedicteerde uitgangspunt, dat de oorspronkelijke verkaveling zoveel mogelijk in acht moet worden genomen. Deze ligt niet diagonaal ten opzichte van de A2 en de Empelseweg, maar evenwijdig aan deze wegen. Opvallend is dat de inrichting van de gronden rondom het bedrijventerrein wel aansluit op de oorspronkelijke verkaveling. Hierdoor is er geen sprake van een ruimtelijke eenheid.

a2. De inrichting van het bedrijventerrein t.o.v. de Rosmalense Plas

Langs de Rosmalense Plas worden zeven solitaire gebouwen geprojecteerd met als doel een goede overgang naar de Rosmalense Plas te bereiken en de doorkijk vanaf de plas op het bedrijventerrein en vanaf het bedrijventerrein naar de plas te waarborgen. Volgens inspreker wordt dit met het bestemmingsplan niet bereikt. Het bestemmingsplan leidt niet tot inpassing van de gebouwen in het groen, maar tot een duidelijke scheiding door de strakke oever- en rooilijn. Bovendien belemmeren de gebouwen de gewenste doorkijk, doordat ze precies in het verlengde van de beoogde groenstroken/wegen (zichtlijnen) staan. Inspreker doet met een verkavelingstructuur een voorstel voor een alternatief.

a3. De eisen aan de parkeervoorzieningen

Parkeren op de percelen langs de Rosmalense Plas moet geheel ondergronds plaatsvinden. Door de omvang van de percelen met een bebouwingspecentage van minimaal 80% moet het gebouw geheel op de parkeergarages worden gerealiseerd. Dit is vanwege het grondwaterpeil een zeer kostbare constructie. Als één parkeergarage moet worden gerealiseerd voor twee gebouwen moeten beide gebouwen tegelijk worden gebouwd, omdat anders te grote drukverschillen ontstaan. Het tegelijk kunnen realiseren is niet aannemelijk; dit is afhankelijk van de markt. Ondergrondse parkeergarages kosten volgens inspreker € 25.000 - € 30.000 per parkeerplaats. Dit leidt tot een onacceptabele verhuur-/verkoopprijs. Gezien de toegestane bedrijfsactiviteiten (geen zakelijke dienstverlening) acht inspreker geen draagvlak voor zulke investeringen aanwezig. Dit deel van het bestemmingsplan is derhalve niet uitvoerbaar. Een oplossing is het toestaan van veel goedkopere, niet geheel ondergrondse parkeervoorzieningen (deels bovengronds/ boven grondwaterpeil).

Commentaar

a1: De verkavelingstructuur

De verkavelingstructuur berust op algemeen aanvaardbare stedenbouwkundige principes. De vier percelen aan de A2 zijn geen uitgangspunt geweest voor de verkavelingstructuur, maar een afgeleide van de gekozen stedenbouwkundige structuur, een zogenaamde gridverkaveling. Dit betekent, dat de bebouwing wordt geplaatst binnen de vorm van een raster, een rechthoekig en regelmatig, ook wel orthogonaal, stratenpatroon. De basis van dit patroon is de noordzuid lopende Groote Wetering.

Als gevolg daarvan worden inderdaad de vier A2 kavels op een diagonale wijze ten opzichte van de A2 gesitueerd, maar dat geldt ook voor de kavels die als gevolg van de gridverkaveling diagonaal gesitueerd zijn aan de gemeenschappelijke groenzone tussen Empel-Zuid en Rosmalense Plas. Overigens dient hierbij opgemerkt te worden dat het onder 45 graden plaatsen van gebouwen ten opzichte van een hoofdstructuur, in dit geval de A2, een aanvaardbaar stedenbouwkundig principe is ter versterking van het bedrijfsprofiel op een zichtlocatie. In die zin kan verwezen worden naar het eveneens aan de A2 liggende bedrijventerrein de Brand, waarbij in de regels van het bestemmingsplan voor gebouwen een hoek van 45 graden met de snelweg, is voorgeschreven.

De verkavelingstructuur is niet strijdig met de door de Rijksbouwmeester gedicteerde uitgangspunt, dat de oorspronkelijke verkavelingstructuur uitgangspunt dient te zijn, daar er geen sprake is van een historische verkaveling. De huidige verkaveling en reconstructie van het landschap is ontstaan door de ruilverkaveling van de afgelopen 30-40 jaar, waarbij de kavels, wegen en watergangen zijn aangelegd ter optimalisatie van de landbouw. Daarnaast is de Rosmalense Plas geen oorspronkelijk landschappelijk element, maar is de plas destijds gegraven ten behoeve van ophoogzand voor de realisatie van de Rosmalense wijk 't Ven.

a2: De inrichting van het bedrijventerrein t.o.v. de Rosmalense Plas

Het positioneren van de zeven solitaire gebouwen (één aan de rotonde en drie “duo-gebouwen” aan de Groote Wetering c.q. Rosmalense Plas) is een bewuste stedenbouwkundige en landschappelijke keuze.

De accenten die hiermee gelegd worden zijn medebepalend voor de kwaliteit van het stedenbouwkundig plan. Immers door hun prominente positie zijn zij in staat om de essentie van dit plan, namelijk de balans en wisselwerking tussen landschap en bebouwing, tot uitdrukking te brengen. Voor het solitaire gebouw aan de noordzijde is het duidelijk: dit gebouw, gelegen aan de Groote Wetering, representeert samen met het gebouw aan de overzijde en de rotonde, de toegang (c.q. de uitgang) van het plan in een landschappelijke setting. Dat laatste is zeker van belang geweest bij de positionering van de drie duo gebouwen. Er is nadrukkelijk gekeken naar de potenties die de Groote Wetering in stedenbouwkundige, landschappelijke en ecologische zin heeft voor de kwaliteit van het totaalplan. De wetering wordt van een utilitaire watergang getransformeerd in een ecologische watersingel met glooiende groene oevers waaraan rechtstreeks, althans aan de westkant, in beperkte mate gebouwd kan worden. Daarnaast worden op dezelfde ecologische wijze de zones tussen de duo-gebouwen ingericht. De conclusie is derhalve, dat door de diverse ruimtelijke ingrepen een hoogwaardige kwaliteit wordt geleverd op het gebied van landschappelijke inpassing van zeer specifieke gebouwen in het groen.

De drie duo-gebouwen hebben daarnaast tot doel om het einde c.q begin van de drie groenstructuren te markeren. Zij vormen tevens een verwijzing naar het gehanteerde gridsysteem en zijn als stedenbouwkundig ensemble “verbonden” met de tegenover liggende hoekbebouwing. Er is een bewuste ruimtelijke keuze gemaakt tussen enerzijds een maximale doorkijk naar de Rosmalense Plas en anderzijds de betrokkenheid van de duo-gebouwen onderling en als markering van de drie hoofd(groen)structuren. Het verder uit elkaar plaatsen van de duo-gebouwen, zoals inspreker voorstelt heeft tot gevolg, dat de samenhang tussen de duo-gebouwen onderling verloren gaat. Juist door het comprimeren van de duo-gebouwen ontstaat een maximale inpassing van gebouwen in het groen en is er daarmee geenszins sprake van een duidelijke scheiding tussen de plas en de bebouwing zoals inspreker stelt.

a3. De eisen aan de parkeervoorzieningen

Ten aanzien van de eis tot ondergronds parkeren in het voorontwerp bestemmingsplan wordt het ontwerpbestemmingsplan voor de bedrijfsgebouwen aan de Rosmalense Plas naar aanleiding van deze zienswijze aangepast. Door een aanpassing aan de bestemmingen blijven de langzaamverkeerroutes tussen de duo-gebouwen gehandhaafd waarbij minimaal halfverdiept parkeren in plaats van volledig ondergronds parkeren verplicht wordt gesteld binnen de bedrijfsbestemming. De zichtlijnen, die de ruimtes tussen de duo-gebouwen bieden, en een belangrijk onderdeel zijn van het stedenbouwkundig ontwerp, blijven hiermee gehandhaafd. Ook het bouwvlak waarbinnen de bedrijfsgebouwen moeten worden gerealiseerd blijven gehandhaafd. De eis tot volledig ondergronds parkeren komt vanwege de oplossing voor het halfverdiept parkeren te vervallen. In dat kader is de totale bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen met 1 meter verhoogd.

Reactie b

Inspreker geeft aan dat de gronden van zijn cliënten voor slechts een gedeelte onderdeel zijn van het plangebied. De bouwmogelijkheden voor zijn cliënten zijn daardoor zeer beperkt, waardoor zij onevenredig worden benadeeld. Voor de gronden van de gemeente geldt een gemiddeld bebouwingspercentage van 60%. Inspreker wenst een gelijk percentage voor de gronden van zijn cliënt.

Commentaar

Allereerst dient geconstateerd te worden, dat ook in het door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan Empel 3e fase een groot gedeelte van de “kavel Wierda” onbebouwd zou blijven. De gronden zijn daarin deels bestemd als Water en Groenvoorziening en Verkeer. Deze bestemming is destijds toegekend om de overgang tussen de nieuwe rand van Empel, conform de bastiongedachte, en het aangrenzende open landschap vorm te geven. In die zin is het open gedeelte op de kavel Wierda een voortzetting van de openheid die het sportcomplex van Emplina representeert. Door de onthouding van goedkeuring van het bedrijvengedeelte van het bestemmingsplan Empel 3e fase wordt teruggevallen op de vigerende bestemming, te weten agrarische doeleinden, op grond waarvan geen bebouwing mogelijk is.

Het bebouwingspercentage van 60% uit het onderhavige bestemmingsplan is niet gekoppeld aan eigendommen. Dit percentage is gekoppeld aan het totale stedenbouwkundige plan, inclusief de keuzes die zijn gemaakt voor een landschappelijke inpassing en liggen in het verlengde van de basisfilosofie van de uitbreidingen van de kern Empel. Het gaat bij het toekennen van bebouwingspercentages niet om de huidige percelen, maar om de te bebouwen kavels die ontstaan als gevolg van het stedenbouwkundig plan.

De provincie heeft overigens aangegeven, dat een minimaal bebouwingspercentage van 50% omwille van zuinig ruimtegebruik vereist is. Uiteraard is het aan de gemeente om aan te geven hoe zij dit doel denkt te bereiken. Op grond van bovenstaande valt niet in te zien dat Wierda/Buvaplan onevenredig wordt benadeeld. Door de nieuwe bestemming wordt de grond juist meer waard (de agrarische bestemming zonder bouwmogelijkheden wordt deels veranderd in een bestemming bedrijventerrein met bouwmogelijkheden.

Reactie c

Inspreker is van mening, dat niet een goede ruimtelijke ordening, maar de grondpositie van de gemeente leidraad is geweest voor de begrenzing van het plangebied. Dit is in strijd met artikel 3.1 Wro. Het is bovendien onduidelijk hoe de begrenzing aan de noordwest kant tot stand is gekomen. De grens van het plangebied loopt dwars door het moerasgebied.

Commentaar

Gelet op de systematiek van de Wro komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geoordeeld of anderszins in strijd is met het recht.

De begrenzing van het voorontwerp bestemmingsplan is afgestemd op het vigerende bestemmingsplan Empel 3e fase. Op 18 februari 2004 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch dat plan vastgesteld, inclusief de beoogde bedrijventerreinen Empel-Zuid en Rosmalense Plas. Echter, door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant (hierna: GS) is op 21 september 2004 voor wat betreft de in het bestemmingsplan Empel 3e fase voorziene bedrijventerreinen goedkeuring onthouden. Doel van het onderhavige bestemmingsplan is om de ontwikkeling van de betreffende bedrijventerreinen Empel-Zuid en Rosmalense Plas alsnog mogelijk te maken. De begrenzing van dit plan is afgeleid van het gedeelte van het bestemmingsplan waaraan door GS in 2004 goedkeuring is onthouden. De uitgangspunten van het bestemmingsplan Empel 3e fase worden daarbij gerespecteerd. Ten noorden van het terrein Rosmalense Plas geldt als uitgangspunt, dat aan weerszijden van de Empelseweg een ruime groene zone gevrijwaard wordt van bebouwing. Daar waar de Empelse weg het dorp binnenkomt (ten noorden van bedrijventerrein Empel-Zuid) zijn in het vigerende bestemmingsplan twee groene bolwerken gepland. Deze uitgangspunten en de begrenzing van de delen waar goedkeuring is onthouden hebben geleid tot de planbegrenzing van het onderhavige plan. De eigendomssituatie heeft daarbij geen rol gespeeld. De beoogde groenblauwe buffer tussen de beide bedrijventerreinen kan voor het noordelijke deel van het gebied worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan. Er was derhalve geen aanleiding de aanleg van dat deel van het terrein op te nemen in het plangebied. Dit verklaart de begrenzing aan de noordwestkant. De conclusie is dat de begrenzing van het plangebied niet is gebaseerd op de grondpositie van de gemeente en niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Een deel van het stedenbouwkundige ontwerp, i.c. een deel van het groenblauwe middengebied, ligt zoals aangegeven buiten het plangebied. Ter wille van de duidelijkheid van het bestemmingsplan hebben we ondanks het bovenstaande ervoor gekozen het plangebied van het bestemmingsplan aan te passen en af te stemmen op het stedenbouwkundig ontwerp. Hierdoor komt ook het deel van het perceel van de heer Wierda binnen het plangebied te liggen. Deze gronden krijgen de bestemming Water.

Reactie d

Inspreker levert namens zijn cliënten een alternatieve stedenbouwkundige opzet aan, waarbij de gemeentelijke wensen en belangen als uitgangspunt zijn genomen en aan de belangen van zijn cliënten wordt tegemoet gekomen. Deze schets is gebaseerd op de oorspronkelijke verkaveling, vormt een ruimtelijke eenheid met het moerasgebied ten westen van het terrein en geeft volgens inspreker betere mogelijkheden voor de zichtlocaties langs de A2. De inrichting langs de Rosmalense Plas biedt ruimte voor inpassing van de gebouwen in het groen en leidt tot een soepele overgang naar het landschap. Bovendien zijn de zichtlijnen gewaarborgd. Door clustering kunnen de gebruikers samen profiteren van een parkeerbak, die door zijn constructie gefaseerd kan worden gebouwd en aansluit bij vragen uit de markt. De bouwmogelijkheden van insprekers cliënten zijn tot slot meer in overeenstemming met die van de gemeente gebracht. Het moerasgebied blijft even groot.

Commentaar

De alternatieve stedenbouwkundige opzet van Buvaplan is op 7 december 2009 besproken met een ambtelijke vertegenwoordiging. Op dat moment was er sprake van een voorontwerp bestemmingsplan. Het instemmen met de alternatieve stedenbouwkundige opzet zou betekenen, gezien de impact van de verandering, dat een nieuw voorontwerp traject aan de orde zou zijn. Dit zou tot onaanvaardbare vertragingen leiden. Tijdens deze bespreking werd door de gemeente de vraag gesteld of het stedenbouwkundig plan van de gemeente ernstige tekortkomingen bevatte. Hierop werd door Buvaplan ontkennend gereageerd; alleen vanuit het belang van Wierda/Buvaplan zouden er andere stedenbouwkundige keuzes gemaakt kunnen worden. Impliciet wordt hiermee aangegeven, dat de gemeentelijke keuzes niet onterecht zijn. Inhoudelijk worden de volgende opmerkingen geplaatst.

Het gemeentelijk stedenbouwkundig plan is de resultante van zorgvuldig afgewogen belangen en vigerende beleidsuitgangspunten op gemeentelijk en provinciaal niveau. Het zijn niet alleen de ruimtelijke/landschappelijke overwegingen (verdichting, efficiëntie verkaveling en landschappelijke inpassing) die een belangrijke rol spelen in de visuele kwaliteit van het plan. Ook economische aspecten (werkgelegenheid, marktconform aanbod), financiële afwegingen en randvoorwaarden vanuit de provincie zijn in hoge mate bepalend voor het uiteindelijke resultaat. De essentie van het gemeentelijk stedenbouwkundig plan is gelegen in de omstandigheid, dat de vereiste dichtheden en gewenste openheid op een uitgebalanceerde manier hun logische plaats hebben gekregen in het stedenbouwkundig plan.

Het alternatieve plan van Buvaplan beperkt zich tot een visie op een andere structuur. Andere aspecten zijn, als gevolg van die visie, niet of nauwelijks onderbouwd. Daarnaast is het volledig baseren op een historische verkaveling als uitgangspunt voor een stedenbouwkundig plan in dit geval arbitrair, daar er geen sprake is van een historische verkaveling. Volledigheidshalve wordt hierbij verwezen naar het commentaar op de zienswijze van deze inspreker m.b.t. de oorspronkelijke verkavelingstructuur.

Op grond van bovenstaande is de conclusie gerechtvaardigd, dat er in beginsel geen overwegende bezwaren zijn tegen de stedenbouwkundige keuzes, zoals die in het bestemmingsplan staan beschreven en dat het alternatieve plan voor kennisgeving wordt aangenomen.

Deze zienswijze leidt tot aanpassing van het plan, zoals vermeld onder reactie ad a3 en c.

Mondelinge inspraakreacties:

Op 7 januari 2010 is een openbare inspraakavond gehouden over het voorontwerpbestemmingsplan in het Hotel Mercure te Rosmalen. Hierbij waren vier belangstellenden aanwezig. Tijdens deze avond zijn door de aanwezigen verschillende vragen gesteld en opmerkingen gemaakt ten aanzien van het plan. Deze vragen en opmerkingen zijn tijdens deze avond beantwoord. Hiervoor wordt verwezen naar het verslag van de inspraakavond. Er is nog één openstaande vraag. Deze wordt hieronder samengevat en van commentaar voorzien.

Reactie a (ad 1 verslag inspraakavond)

De heer Brouwers spreekt namens de Bestuursraad Empel. De Bestuursraad maakt zich zorgen over de smalle groenstrook achter de geluidmuur bij Empel-Zuid, waar nu een bosje is gelegen. Op de kaart wordt aangewezen om welke strook grond het gaat. Vanavond is toegelicht dat het bedrijventerrein Maasakkers doorgezet wordt over die strook. Op het bedrijventerrein Maasakkers gaat het echter om bedrijven met een woonhuis. De gemeente wil het bedrijventerrein doorzetten, en de strook bebouwen met bedrijven zonder woonhuizen. De Bestuursraad snapt wel dat er gebouwd moet worden. Het is financieel al moeilijk genoeg om het haalbaar te maken. Toch wil de Bestuursraad er op aandringen om te bekijken of er meer groen gehandhaafd kan blijven. Het wordt een vrij forse bebouwing en er is al sprake van acht rijbanen en een groot geluidscherm. Het wordt anders een kaal gezicht, met forse bedrijven, redelijk kort op de bebouwing in Empel. Hij pleit voor het behoud van meer groen nabij Empel-Zuid.

Commentaar

De stedenbouwkundige ondersteuning/versterking van de Diepteweg middels bedrijfsgebouwen was een van de uitgangspunten van het bestemmingsplan Empel 3e fase. De stedenbouwkundige opzet was destijds geen aanleiding om goedkeuring te onthouden aan de bedrijfsbestemming. Formeel is er dus geen aanleiding om de stedenbouwkundige keuze te heroverwegen. Het voor een gedeelte laten vervallen van bedrijfskavels aan de Diepteweg ten faveure van het handhaven van het bosje achter het geluidsscherm heeft een aantal negatieve consequenties:

  1. a. de continuïteit van gebouwen, te beginnen bij de Uilenwaard, langs de A2 wordt onderbroken;
  2. b. als deze zone niet bebouwd wordt, dan wordt het restant van de bedrijfskavels aan de Diepteweg te geïsoleerd en te kleinschalig om beschouwd te worden als een volwaardige stedenbouwkundige wand aan de Diepteweg;
  3. c. de opbrengsten van het totaalplan zouden fors dalen als deze zone niet zou worden uitgegeven, waardoor elders in het plan de kwaliteitsambities en de investering in landschapsontwikkeling onder druk worden gezet. Dit zou een zeer ongewenste ontwikkeling zijn.


Het pleidooi voor behoud van meer groen nabij Empel-Zuid wordt onderschreven, maar heeft wel tot gevolg dat elders in het plan met een meer publieke functie en uitstraling kwaliteit ingeleverd moet worden, en is om die rede dus niet gewenst.

We zullen bij het ontwerp van de inrichting van het terrein waar nu het bosje staat nader beoordelen in hoeverre bomen gehandhaafd kunnen worden langs de A2, zonder dat de opzet van het stedenbouwkundig ontwerp of de oppervlakte uitgeefbare grond worden aangetast.

10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:

  1. 1. Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving, Provincie Noord-Brabant;
  2. 2. Waterschap Aa en Maas;
  3. 3. VROM-inspectie regio Zuid;
  4. 4. Bestuursraad voor Empel en Meerwijk;
  5. 5. Rijkswaterstaat Noord-Brabant, afdeling Verkeer en Ruimte (IVR);
  6. 6. Tennet TSO B.V.


Er zijn schriftelijke reacties ontvangen van de Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving, Provincie Noord-Brabant, het Waterschap Aa en Maas, Tennet TSO B.V, de Bestuursraad voor Empel en Meerwijk en van de VROM-inspectie regio Zuid. Van Rijkswaterstaat Noord Brabant, afdeling IVR is geen aparte reactie ontvangen. Wel heeft Rijkswaterschap afdeling Planvorming en Advies gereageerd in de reactie van de VROM-Inspectie. Hieronder zal op de ontvangen reacties nader worden ingegaan.

Reactie ingebrachte opmerkingen in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

Commentaar gemeentelijk commentaar

1. Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving, Provincie Noord-Brabant

Reactie

Op 25 januari 2010 (brief kenmerk 1612611/1634895) heeft de provincie in haar reactie aangegeven, dat het voorontwerp bestemmingsplan voor het overgrote deel past binnen het provinciale ruimtelijke beleid. De directie maakt daarbij de volgende opmerkingen:

De provincie rekent het bosje langs de A2 tot de EHS. De gemeente heeft op een juiste wijze rekening gehouden met compensatie vanwege de verwijdering van dat bosje. De directie ECL heeft onlangs een heroverweging gedaan van de EHS-status van de betreffende bosjes en zal Gedeputeerde Staten voorstellen de EHS-aanduiding van het bosje af te halen. Als dit voorstel wordt overgenomen, geldt er vanuit provinciaal beleid geen compensatieplicht meer. Wel kan er een herplantplicht vanuit de Boswet gelden. De compensatieplicht vanuit de EHS voor het deel van EHS (de Rosmalense Plas) waar verstoring plaatsvindt als gevolg van het beoogde bedrijventerrein blijft staan. Voor dat deel gelden de regels, zoals vastgelegd in de Nota Natuurcompensatie 2005. In relatie tot die nota constateert de directie, dat in het voorontwerp een plan ontbreekt hoe en waar de compensatieverplichting wordt ingevuld en planologisch veilig wordt gesteld. Hierin ziet de provincie een strijdigheid met het provinciaal belang.

Commentaar

In de Verordening ruimte Provincie Noord-Brabant 2011 (hierna: Verordening ruimte)die per 1 maart 2011 in werking is getreden is aan het bosje geen EHS-status meer toegekend. Er geldt vanuit de EHS derhalve geen compensatieplicht voor dit bosje.

Voor de noodzakelijke boscompensatie van 4 ha vanwege de ontwikkeling van het bedrijventerrein Empel-Zuid/Rosmalense Plas zijn de percelen 's-Hertogenbosch, sectie T, perceelnummers 3200, 3201 en 3203 in de Ertveldpolder gereserveerd. Deze percelen hebben een oppervlakte van circa 5 ha en zijn thans in gebruik als landbouwgrond. De gemeente heeft de gronden in eigendom en ter vrije beschikking. Van de 5 ha zal 4 ha als compensatie worden ingericht als bos. De percelen waar de compensatie zal plaatsvinden zijn in het bestemmingsplan Buitengebied, dat in januari 2010 door de gemeenteraad (gewijzigd) is vastgesteld bestemd als Agrarisch met waarden 3, met deels een dubbelbestemming Waarde – Archeologie en een aanduiding reconstructiezone – extensiveringsgebied. Daarnaast zijn de gronden in het bestemmingsplan Buitengebied aangeduid als leefgebied voor kwetsbare soorten en natuurontwikkelingsgebied. De gronden zijn in dat kader bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - leefgebied kwetsbare soorten´ en natuurontwikkelingsgebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied´.

Er is vanwege het bestemmingsplan op de percelen een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunning) nodig voor het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie. Er wordt alleen vergunning verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden. Op grond van een beoordeling door een gemeentelijke ecoloog concluderen we, dat de vergunning voor de aanplant van bos op de betreffende percelen niet op belemmeringen stuit vanwege de aanwezige, beschermde waarden.

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie laat de aanplant van bos, waarbij grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 0,5 meter, alleen toe, nadat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is verleend. Deze dubbelbestemming geldt voor slechts een deel van de percelen. In totaal kan 3,6 ha worden aangeplant op gronden waar geen archeologische dubbelbestemming op rust. Het bos wordt aangeplant als bosplantsoen, hetgeen betekent, dat er geen grondbewerking zal plaatsvinden dieper dan 0,5 m. De aanplant is derhalve niet omgevingsvergunningplichtig. Een gemeentelijk archeoloog heeft aangegeven, dat voor de aanplant van bos op deze wijze op archeologisch gebied geen bezwaren bestaan.

De kosten voor de bosaanplant en de inbreng van gronden komen ten laste van de exploitatie van het bedrijventerrein Empel-Zuid/Rosmalense Plas. Aangezien het bestemmingsplan aanplant van bos mogelijk maakt, waar relevant vergunning kan worden verleend en de middelen voor de aanplant in de exploitatie van het bestemmingsplan zijn opgenomen is de compensatieverplichting voldoende veiliggesteld.

Een alternatief voor de natuurcompensatie is een strook grond tussen het nieuwe kanaal en de Rosmalense Plas, die nu nog een agrarische bestemming heeft. In het nieuw op te stellen bestemmingsplan voor de A2-kanaalzone wordt hier een natuurbestemming opgelegd. Deze locatie kan worden ingezet voor de aanplant van 1,7 hectare bos. Wanneer hiervoor wordt gekozen zal de beoogde natuurcompensatie in de Ertveldpolder met een gelijke oppervlakte worden verminderd. Op grond van de bestaande bestemming kan de compensatie in de vorm van de aanplant van bomen hier reeds plaatsvinden. In het bestemmingsplan dat in procedure is, is op de gronden een natuurbestemming voorzien, waardoor behoud ervan wordt gegarandeerd. Een logisch moment voor het in gebruik nemen van die locatie voor de aanplant van bomen is na de aanleg van het geprojecteerde kanaal, i.c. in 2015.

De overlegreactie van de provincie geeft aanleiding tot aanpassing van het plan in die zin dat dit gemeentelijk standpunt in de toelichting wordt opgenomen.

2. Waterschap Aa en Maas

Reactie a

In het reguliere overleg watertoets op 4 december 2009 heeft het waterschap het volgende opgemerkt. Het waterschap geeft aan, dat het versmallen van de Groote Wetering niet is toegestaan.

De gemeente heeft het waterschap verzocht om een reactie op de ecologische ideeën die in het plan zijn opgenomen. Specifiek met betrekking tot risico's en kansen van het ontwerp en het beheer en onderhoud van de riet- en moeraszones. Tot slot blijft de doorstroming een aandachtspunt. Een mogelijkheid hiervoor is gebruik te maken van de hoge verbinding tussen gebiedseigen water en de Groote Wetering.

Commentaar

De gemeente heeft 16 maart 2010 het bestemmingsplan met het Waterschap besproken. Hierbij is gezamenlijk vastgesteld, dat voor de bouw van de bedrijfsbebouwing en parkeergarage de versmalling van de Groote Wetering aan de overzijde van de watergang kan worden opgevangen, zodat het doorstroomprofiel hetzelfde blijft. Eventuele benodigde compensatie kan binnen de bestemming plaatsvinden.

Aanvullend wil de gemeente een rietland van 2 meter aan de oeverzijde van de Groote Wetering aanbrengen, waardoor het doorstroomprofiel minder wordt. De gemeente heeft hiervan een inrichtingstekening aan het waterschap voorgelegd, waarin duidelijk wordt gemaakt waar de versmalling plaatsvindt. Het waterschap zal deze inrichting hydrologisch doorrekenen nadat de gemeente dwarsprofielen heeft aangeleverd. De uiteindelijke resultaten kunnen nog enige weken in beslag nemen. We zullen daarom eventuele gevolgen van deze doorrekening pas kunnen opnemen in het vast te stellen bestemmingsplan. De resultaten zullen uiteraard wel tussentijds met het waterschap worden gecommuniceerd.

Bovendien is het gehele plan ter toetsing voorgelegd aan een ecoloog van het waterschap. Deze ecoloog heeft 9 april 2010 per mail gereageerd. De reactie kan gevolgen hebben voor de beoogde inrichting van de Groote Wetering. Uitgangspunt is dat eventuele aanpassingen aan de inrichting mogelijk is binnen de bestemmingsregels. Het plan hoeft daarvoor niet te worden aangepast.

Reactie b

Op 6 april 2010 is naar aanleiding van het reguliere overleg aanvullend een schriftelijke reactie van het waterschap ontvangen. Verzocht wordt de acht beleidsuitgangspunten van het waterschap (2008) voor de watertoets op te nemen.

Commentaar

De acht beleidsuitgangspunten van het waterschap worden in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.

Reactie c

Ontwikkelingen dienen hydrologisch neutraal plaats te vinden. Er moet informatie worden gegeven over de verhardingstoename, die moet worden doorvertaald naar de wateropgave, die door het waterschap wordt getoetst aan hun HNO-tool. Verzocht wordt een uitgewerkte berekening op te nemen voor de verhardingstoename en de wateropgave. Verder wordt in paragraaf 7.1 van de toelichting gesproken over een overschrijding van eens in de 10 jaar. Dimensionering van een waterbergingsvoorziening vindt tegenwoordig plaatst op basis van een T=10+10%-bui vanwege klimaatsveranderingen.

Commentaar

Het plan is doorgerekend met de norm, die tussen 2001 en 2009 werd gebruikt. Inmiddels wordt gebruik gemaakt van de HNO-tool, zoals genoemd in de reactie. We zullen daarom nogmaals een berekening maken voor het hydrologisch neutraal ontwikkelen.

De norm van T=10+10% zit inderdaad in de HNO-tool verwerkt, maar zat ook in de oude norm.

De verandering van functie mag uiteraard geen problemen opleveren gerelateerd aan de nieuwe gebruiksfunctie. De gemeente hanteert bij bouwplannen dezelfde normen als het waterschap. Niet alleen met betrekking tot de compensatie, maar ook in relatie tot drooglegging en risico-analyse met betrekking tot het optreden van schade als gevolg van wateroverlast. Dit wordt onder andere getoetst aan de in 2008 samen met het waterschap uitgevoerde stedelijke wateropgave. Op dit moment wordt samen met het waterschap eveneens gewerkt aan een verdere uitwerking van het waterplan waarbij dit één van de onderdelen is.

De huidige functie van het gebied is landbouw. De drooglegging is bepaald aan de hand van T = 25. Dit wil zeggen dat gemiddeld 1 keer in de 25 jaar wateroverlast op mag treden. Doordat het gebied nu een stedelijke functie krijgt, wordt dit aangepast naar een situatie waarbij gemiddeld 1 keer in de 100 jaar wateroverlast mag optreden. Om in de toekomst problemen met wateroverlast te voorkomen zullen ophoging- en ontwateringmaatregelen moeten worden genomen.

De bestaande terreinhoogte in het gebied varieert tussen 2,00 en 3,40 meter + N.A.P. De gemiddelde hoogte bedraagt circa 2,40 + N.A.P. De toekomstige terreinhoogte zal minimaal op circa 3,30+ N.A.P. komen te liggen.

In het plangebied neemt de verharding toe met circa 6,7 ha. Hierdoor ontstaat een bergingsopgave van 3.204 m3. In het plangebied wordt bijna 33.250m2 wateroppervlak gerealiseerd. Met een toegestane peilstijging van 30 cm in dit water wordt een bergingscapaciteit van 9.975 m3 gecreëerd.

Reactie d

Het plangebied valt voor een klein deel samen/grenst aan gebieden die zijn aangemerkt als volledig beschermd gebied in het kader van de Keur. Ontwikkelingen worden aan de Keur getoetst en de vergunbaarheid wordt door het waterschap onderzocht. Verzocht wordt contact op te nemen met het waterwetloket.

Commentaar

We zullen contact opnemen met het waterwetloket. Dit zal gedaan worden in de vergunningenfase, waarbij opgemerkt dient te worden dat de Ontheffing op de Keur zoals van kracht tot december 2009 is opgenomen in de watervergunning die met het in werking treden van de nieuwe Waterwet van kracht geworden is.

Reactie e

Grondwateronttrekkingen zijn vaak in strijd met HNO. Ook hiervoor dient een watervergunning te worden aangevraagd op basis van de Keur.

Commentaar

Deze reactie wordt voorkennisgeving aangenomen.

Reactie f

In paragraaf 7.2 “riolering” is aangegeven, dat er ook proceswater vrijkomt. Waterschap wil in dat kader de DWA-afvoer afstemmen.

Commentaar

De gemeente zal hierover contact opnemen met het waterschap. Dit wordt gedaan op het moment dat er meer duidelijkheid is over de te vestigen bedrijven. Uitgangspunt hierbij is dat de DWA- belasting past binnen de huidige lopende afspraken met het waterschap en het recent gesloten afvalwaterakkoord Oijen.

Reactie g

Voorgesteld wordt in artikel 1 “Begrippen” een beschrijving van waterhuishoudkundige voorzieningen op te nemen. Het waterschap doet een voorstel voor de definitie.

Commentaar

Het begrip “waterhuishoudkundige voorzieningen” wordt opgenomen in de regels, waarbij we de voorgestelde definitie hanteren: “voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, en inlaten).

Reactie h

De doorstroming en verversing van het te graven centrale oppervlaktewater dient te worden gewaarborgd om waterkwaliteitsproblemen tegen te gaan. De oostpoot van het centrale water raakt in het zuidoosten van het te bebouwen gebied de Groote Wetering. Onduidelijk is of deze met elkaar in verbinding staan. Afvoer dient vertraagd plaats te vinden. In het noorden van het plangebied wordt een moerasgebied ontwikkeld. Deze dient geen belemmering te vormen voor het beheer en onderhoud van de Groote Wetering ten noorden van de Rosmalense Plas. De te bouwen garages en damwanden mogen niet leiden tot aanpassingen aan de hieraan grenzende afvoersloot.

Commentaar

Over de onderhoudsaspecten is reeds contact geweest met het waterschap. Ook de afdeling Beheer Openbare Ruimte is hier bij betrokken. De ecologische aspecten die beoogd zijn met de inrichting zijn eveneens met het waterschap besproken. Beide onderdelen zullen gedurende de nadere uitwerking frequent met zowel de afdeling Beheer Openbare Ruimte alsmede het waterschap afgestemd worden.

Reactie i

Het realiseren van vertraagde hemelwaterafvoer van verhardingen op oppervlaktewater vanaf 2.000 m2 en het graven van oppervlaktewateren zijn watervergunningplichtig. Grondwateronttrekkingen en mogelijke lozingen in/nabij beschermde gebieden kunnen ook vergunningplichtig zijn. Hiervoor dient een watervergunning te worden aangevraagd.

Commentaar

We nemen deze reactie voor kennisgeving aan.

Reactie j

Er wordt door het waterschap verwezen naar een memo van 9 maart 2001 waarin destijds het waterschap De Maaskant reageerde op het voorontwerp bestemmingsplan Empel 3e fase. Opgemerkt wordt in die memo dat de gemeente bij integraal waterbeheer een 'engere' omschrijving hanteert dan het waterschap. Het waterschap verstaat onder integraal waterbeheer het waterbeheer dat kijkend naar kwalitatieve en kwantitatieve aspecten, grond- en oppervlakte water, recht doet aan de verschillende functies die een gebied heeft. Het waterschap geeft aan de term integraal waterbeheer daarom te vermijden.

Daarnaast verzoekt het waterschap in de betreffende memo binnen de doeleindenomschrijving van de bestemming “gebied met natuurwaarden” waterlopen en waterpartijen op te nemen.

Commentaar

In het voorontwerp bestemmingsplan bedrijventerreinen Empel 3e fase wordt de term integraal waterbeheer niet meer gebruikt. Wij gaan we bij ons (integraal) waterbeheer ervan uit dat de kansen en beperkingen die een locatie biedt bepalen wat maximaal haalbaar is. In onze optiek geldt overigens, dat de ecologische inrichting van de oevers en de randen van de bedrijventerreinen voldoende argumenten geven, dat er wel aan de ruime definitief van integraal waterbeheer wordt voldaan. Voor wat betreft het verzoek waterlopen en waterpartijen op te nemen in de genoemde bestemming geldt, dat de gronden met die bestemming niet in het onderhavige plan voorkomen. Die liggen buiten het plangebied.

Deze reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. We zullen in de toelichting de acht beleidsuitgangspunten van het waterschap voor de watertoets opnemen en het begrip “waterhuishoudkundige voorzieningen opnemen in artikel 1 van de planregels. Bovendien wordt de waterparagraaf conform de huidige standaard opgesteld.


3. VROM-Inspectie

De VROM-inspectie heeft 5 februari 2010 schriftelijk een reactie gegeven op het voorontwerpbestemmingsplan (kenmerk 20100007197-JOH-Z). Het plan geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Reactie a

Basiskwaliteit hoofdinfrastructuctuur:In 2003 zijn de gemeente en Rijkswaterstaat in het kader van het bestemmingsplan Empel, 3e fase overeengekomen, dat een zone van 42 meter langs de Tracéwetgrens van de omgebouwde A2 gereserveerd zou worden als vrijwaringszone. Deze zone zou de bestemming verkeer krijgen, waarbinnen gebruik voor onder meer wegen, groen en onbebouwde bedrijfspercelen mogelijk is. Deze vrijwaringszone is niet in de planregels vertaald. Tevens is afgesproken dat een watergang voor de waterberging in deze vrijwaringszone zou worden aangelegd, die de eigendomsgrens zou vormen tussen gronden van RWS en de gemeente. Ten oosten van deze watergang zou de grond bestemd worden als bedrijventerrein. RWS stelt voor de gronden ten westen van deze watergang te bestemmen als groenvoorziening met in de doeleindenomschrijving enige mogelijkheden voor aan verkeer gerelateerd gebruik. Verzocht wordt de destijds gemaakte afspraken terug te laten komen in de planregels en de verbeelding.

Gevraagd wordt wat de afstand is tussen de rand van de verharding van het knooppunt Empel en de bebouwing. Verzocht wordt om de verbeelding aan te passen naar de huidige situatie voor wat betreft de rijksweg en het knooppunt Empel.

Commentaar

Concreet betekent het rooilijnenbeleid van Rijkswaterstaat, dat Rijkswaterstaat langs haar autosnelwegen twee rooilijnen hanteert. In de zone van 50 meter uit de as van de dichtst bij het plangebied gelegen rijbaan geldt een bouwverbod anders dan voor verkeersdoeleinden. Tot de rijbanen worden ook gerekend toe- en afritten van en naar andere (snel)wegen. Voor de zone van 50 tot 100 meter uit de as van de dichtstbij gelegen rijbaan van een rijksweg geldt volgens het rooilijnenbeleid, dat hier slechts na ontheffing van het college van burgemeester en wethouders mag worden gebouwd. Deze ontheffing mag slechts worden verleend met in acht name van de belangen van het wegverkeer en de betreffende wegbeheerder, in casu Rijkswaterstaat.

Zone van 50 meter uit de as van de snelweg

Tussen de buitenste rand van de verharding van het knooppunt Empel en de bebouwingsgrenzen van de bedrijfspercelen is een zone aangehouden met de bestemming Water. Deze zone is ter hoogte van het terrein Rosmalense Plas meer dan 50 meter breed, gerekend vanuit het hart van de dichtstbij gelegen rijstrook. Deze afstand is bij het terrein Empel-Zuid 43 tot 44 meter. De afstand tot de rand van de verharding is 40 meter. Deze afstand is minder dan de 50 meter die het rooilijnenbeleid voorschrijft. Hierover heeft op 18 maart 2010 telefonisch overleg plaatsgevonden tussen de heer S. Hammink van de gemeente 's-Hertogenbosch en de heer M. Pereij van Rijkswaterstaat. Het belang van de 50 meter bebouwingsvrije zone is om te voorkomen, dat in de toekomst een eventuele uitbreiding van de weg onmogelijk of onnodig duur wordt. Aangezien de A2 en het knooppunt Empel recentelijk zijn aangepast acht RWS het niet aannemelijk dat hier in de (nabije) toekomst opnieuw een uitbreiding zal plaatsvinden. RWS heeft aangegeven, dat het daarom mogelijk is hier maatwerk te leveren en RWS akkoord gaat met de nu aangehouden afstanden, mits in het bestemmingsplan voor de zone van 43 meter een ontheffing wordt opgenomen voor bouwwerken, waarbij de wegbeheerder wordt gehoord alvorens het college van B&W omgevingsvergunning verleend. In het bestemmingsplan zal de zone worden aangegeven met de (gebieds)aanduiding “vrijwaringszone - weg”, waaraan een afwijkingsbevoegdheid wordt gekoppeld voor bouwwerken. Ter hoogte van bedrijventerrein Rosmalense Plan zal de breedte van de zone 50 meter zijn, conform het rooilijnenbeleid.

De gronden die in deze strook liggen zijn in het onderhavige plan overigens bestemd voor water, waterberging, groenvoorzieningen en aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals openbare verblijfsvoorzieningen, steigers, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, voet- en fietspaden, taluds, bermen, kunstwerken, oeverbeschoeiingen, kademuren en dergelijke. Daarnaast kan ter plaatse van de aanduiding “brug” een brug worden gerealiseerd. Ter plaatse van de aanduiding “ecologische verbindingszone” geldt, dat de gronden mede zijn bestemd voor behoud, herstel of versterking van natuurwaarden. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Gebouwen zijn binnen de bestemming Water niet toegestaan; er mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot maximaal 3 meter hoog worden gebouwd, ten dienste van de bestemming. Aan de bestemming zal worden toegevoegd, dat bouwwerken ten dienste van de naastgelegen rijksweg zijn toegestaan, zodat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de rijksweg kunnen worden gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de wens van RWS.

Zone van 50-100 meter uit de as van de snelweg

Het belang van Rijkswaterstaat van het alleen via een vrijstelling laten bebouwen van deze strook van Rijkswaterstaat is gelegen in:

  • het voorkomen van voor de weggebruiker afleidende effecten;
  • het beperken van milieuhinder voor omwonenden.


In dit kader geldt, dat de bebouwing op het terrein Empel-Zuid vanaf de autosnelweg gezien schuil gaat achter een 4 tot 6 meter hoog geluidsscherm. De afstand tussen de geprojecteerde bebouwing op de bedrijfspercelen en de rijksweg op het terrein Rosmalense Plas bedraagt minimaal 58 meter, gerekend uit het hart van de dichtstbijzijnde rijbaan. De nieuwe bebouwing op de te ontwikkelen bedrijventerreinen in Empel sluit aan weerszijden aan op bestaande bebouwing op de bedrijventerreinen Maasakkers en De Brabantpoort. De geprojecteerde bebouwing ligt bovendien in dezelfde rooilijn als de bestaande bedrijfsbebouwing.

Hierdoor is er geen sprake van voor de weggebruiker afleidende effecten. Ook heeft de bebouwing geen invloed op mogelijke maatregelen ter beperking van vermindering van milieuhinder voor omwonenden vanwege de rijksweg. De belangen van Rijkswaterstaat worden derhalve niet aangetast. Het opnemen van een afwijkingsregeling voor bebouwing in deze zone is niet zinvol en zou alleen tot langere procedures leiden. Ook dit is 18 maart 2010 telefonisch besproken met RWS. Overeengekomen is voor deze gronden geen afwijkingsbevoegdheid op te nemen.

Op de gronden met de bestemming Water wordt de afgesproken watergang gerealiseerd. De bestemming biedt hiervoor de mogelijkheid. Hiervoor is voldoende ruimte opgenomen. Uitgangspunt is een watergang van ongeveer 10 meter breed (insteek talud tot insteek talud) en aan weerszijde een onderhoudspad van 5 meter breed.

Reactie b

EHS, VHR- en NB-gebieden: De bescherming van de EHS is niet volledig. Een heldere omschrijving van het nee-tenzij regime, dat van toepassing is op de EHS ontbreekt. Verzocht wordt dit beschermingsregime alsnog op te nemen.

Commentaar

Zoals in de vooroverlegreactie van de provincie aangegeven heeft de directie ECL onlangs een heroverweging gedaan van de EHS status van de betreffende bosjes en de heeft de directie aan Gedeputeerde Staten voorgesteld de EHS-aanduiding van het bosje af te halen. Dit is inmiddels gebeurd. Het EHS beleid is derhalve niet meer van toepassing op het plangebied. Derhalve is het niet nodig een omschrijving van het nee-tenzij-regime op te nemen in het bestemmingsplan. In de Verordening ruimte die inmiddels in werking is getreden hebben de bosjes geen EHS-status meer.

Deze reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan in die zin, dat binnen de bestemming Water, “bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de nabijgelegen rijkswegen A2 en A59” worden toegestaan. Bovendien wordt de meest recente ondergrond in het plan opgenomen. Daarnaast wordt de gewenste 'vrijwaringszone - weg' via een (gebieds)aanduiding in de planregels (algemene aanduidingsregels) opgenomen, waarbij een afwijkingsbevoegdheid geldt ten aanzien van bouwwerken in die zone. Tot slot wordt in de toelichting het rooilijnenbeleid van RWS opgenomen in de paragraaf rijksbeleid en de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' toegelicht in hoofdstuk 8 van de toelichting.

4. Bestuursraad van Empel en Meerwijk

Opmerking

De Bestuursraad van Empel en Meerwijk geeft in een mailbericht van 28 december 2009 aan zich te kunnen vinden in het voorontwerp met dien verstande, dat de bestuursraad aandacht vraagt voor de beoogde bedrijven langs de Diepteweg en het daardoor verdwijnen van de groenstrook. Mogelijk heeft dit negatieve gevolgen voor het geluidsaspect.

Commentaar

De geluidbelasting van het wegverkeer van de rijksweg op Empel is onderzocht in het kader van het Tracébesluit op grond waarvan de rijksweg is verbreed en het knooppunt Empel is aangepast. Ter bescherming van de woonbuurten in Empel is ter hoogte van het geprojecteerde bedrijventerrein een geluidsscherm geplaatst. De dimensionering van dit scherm is bepaald op grond van akoestisch onderzoek ten behoeve van het Tracébesluit. Het Tracébesluit houdt met haar berekeningen geen rekening met het al dan niet aanwezig zijn van bos(jes). In die zin kan het bosje geluidtechnisch verdwijnen.

We zullen desondanks in overleg treden met RWS en het waterschap bij de nadere inrichting van het gebied tussen het bedrijventerrein en de rijksweg en beoordelen in hoeverre er in die zone bomen kunnen worden gehandhaafd. Uitgangspunt is, dat er in eerste instantie ruimte moet zijn voor de aanleg van een watergang met bijbehorende schouwpaden.

Deze reactie leidt niet tot aanpassingen aan het bestemmingsplan.

5. TenneT TSO B.V.

In de brief van 22 december 2009 (kenmerk TI-PG-GRZ 09-1793 LCR) geeft TenneT TSO B.V. aan dat zij geen inhoudelijke opmerkingen hebben op het plan met betrekking tot de zakelijk rechtstrook van 25 meter ter weerszijden van de hartlijn van de 150-kV hoogspanningslijn 's-Hertogenbosch Noord – Oss.

Commentaar

Dit reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein 1

SBI-CODE Nummer Afstanden in meters CATEGORIE
Omschrijving Geur Stof Geluid Gevaar Grootste afstand
01 - LANBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw
014 1 - algemeen (o.a. loonbedrijven(: b.o. > 500 m2 30 10 50 10 50 3.1
014 2 - algemeen (o.a. loonbedrijven(: b.o. <= 500 m2 30 10 30 10 30 2
014 3 - plantsoendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m2 30 10 50 10 50 3.1
014 4 l- pantsoendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m2 30 10 30 10 30 2
15 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 100 0 100 C 50 R 100 3.2
151 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 50 0 50 C 30 50 3.1
151 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 30 0 50 10 50 3.1
151 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50 0 50 10 50 3.1
152 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 100 10 50 30 100 3.2
152 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 10 30 10 50 3.1
1531 0 Aardappelprodukten fabrieken:
1531 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 10 50 50 R 50 3.1
1532, 1533 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1 - jam 50 10 100 C 10 100 3.2
1532, 1533 2 - groente algemeen 50 10 100 C 10 100 3.2
1532, 1533 3 - met koolsoorten 100 10 100 C 10 100 3.2
1551 0 Zuivelprodukten fabrieken:
1551 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100 C 50 R 100 3.2
1552 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 0 100 C 50 R 100 3.2
1552 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 30 2
1581 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1 - v.c. < 2500 kg meel/week 30 10 30 C 10 30 2
1581 2 - v.c. >= 2500 kg meel/week 100 30 100 C 30 100 3.2
1582 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 C 30 100 3.2
1584 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 30 50 30 100 3.2
1584 3 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <=200 m² 30 10 30 10 30 2
1584 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 30 50 30 R 100 3.2
1584 6 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <=200 m² 30 10 30 10 30 2
1585 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1
1586 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2
1589.2 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 100 3.2
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 C 0 30 2
1598 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 R 100 3.2
17 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2
172 0 Weven van textiel:
172 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2
173 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1
174, 175 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1
18 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1
182 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2
183 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1
19 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
192 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50 D 3.1
193 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1
20 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.1 Houtzagerijen 0 50 100 50 R 100 3.2
2010.2 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1
202 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2
203, 204, 205 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2
203, 204, 205 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 0 30 50 0 50 3.1
22 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2221 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 C 10 100 3.2
2222 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2
2223 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
2224 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2
2225 Overige grafische activiteiten 30 0 30 10 30 D 2
23 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
2320.2 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 0 100 30 R 100 3.2
24 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 50 3.1
2442 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2
2462 0 Lijn- en plakmiddelenfabrieken
2462 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 100 3.2
2464 Fotochemische produktenfabrieken 50 10 100 50 R 100 3.2
2466 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 50 3.1
25 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2513 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 R 100 D 3.2
252 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 30 50 30 50 3.1
26 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261 0 Glasfabrieken:
261 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 100 3.2
2615 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1
262, 263 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2
262, 263 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2
2665, 2666 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 1 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 R 100 3.2
267 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 10 30 100 0 100 D 3.2
267 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 10 30 50 0 50 3.1
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10 30 50 10 50 D 3.1
2682 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 100 D 3.2
28 - VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 0 Constructiewerkplaatsen:
281 1 - gesloten gebouw 30 30 100 30 100 3.2
281 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1
284 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 100 D 3.2
284 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 D 3.1
2851 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2
2851 11 - metaalharden 30 50 100 50 100 D 3.2
2851 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 R 100 D 3.2
2851 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 R 100 D 3.2
2851 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2
2851 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2
2851 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 100 3.2
2851 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2
2851 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2
2851 8 - emailleren 100 50 100 50 R 100 3.2
2851 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 30 30 100 50 100 3.2
2852 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 D 3.2
2852 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 10 30 50 10 50 D 3.1
287 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2
287 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 30 30 50 10 50 3.1
29 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29 0 Machine- en apparatenfabrieken:
29 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 100 30 100 D 3.2
30 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 -
30 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2
31 - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
316 Elektronische industrie n.e.g. 30 10 30 10 30 2
32 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 50 30 50 D 3.1
3210 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1
33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 30 0 30 2
34 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
343 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2
35 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
354 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2
355 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 100 D 3.2
36 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 D 3.2
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2
363 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
364 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
365 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
3661.1 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2
3661.2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 D 3.1
40 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2
40 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50 C 30 50 3.1
40 C3 - 100 - 200 MVA 0 0 100 C 50 100 3.2
40 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat A 0 0 10 C 10 10 2
40 D4 gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat B en C 0 0 50 C 50 R 50 3.1
40 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 0 0 50 C 50 R 50 3.1
41 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2
41 B2 - 1 - 15 MW 0 0 100 C 10 100 3.2
45 - BOUWNIJVERHEID
45 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 30 100 10 100 3.2
45 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10 30 50 10 50 3.1
45 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 10 30 50 10 50 3.1
45 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0 10 30 10 30 2
50 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 503 Reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2
5020.4 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2
5020.4 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 50 3.1
51 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5121 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 30 30 50 30 R 50 3.1
5122 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
5124 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1
5125, 5131 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1
5132, 5133 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 10 0 30 50 R 50 3.1
5134 Grth in dranken 0 0 30 0 30 2
5135 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 30 2
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2
5138, 5139 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2
514 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2
5148.7 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 30 2
5148.7 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 10 0 30 50 V 50 3.1
5151.1 0 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1
5151.3 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2
5152.2 /.3 Grth in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2
5153 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 0 10 50 10 50 3.1
5153 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 0 10 30 10 30 2
5154 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 0 0 50 10 50 3.1
5154 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 30 2
5155.1 Grth in chemische produkten 50 10 30 100 R 100 D 3.2
5155.2 Grth in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2
5156 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2
5162 0 Grth in machines en apparaten:
5162 1 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 100 3.2
5162 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 30 2
52 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
5261 0 Postorderbedrijven 0 0 50 0 50 3.1
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5552 Cateringbedrijven 10 0 30 C 10 30 2
60 - VERVOER OVER LAND
6022 Taxibedrijven 0 0 30 C 0 30 2
6024 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 0 0 100 C 30 100 3.2
6024 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 0 0 50 C 30 50 3.1
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 C 10 30 D 2
63 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6312 Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen 30 10 50 C 50 R 50 D 3.1
64 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2
642 BO Zendinstallaties:
642 B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 0 0 0 C 100 100 3.2
642 B2 - FM en TV 0 0 0 C 10 10 1
642 B3 - GSM en UMTS-steunzenders 0 0 0 C 10 10 1
71 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 D 2
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 30 2
74 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
747 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2
75 OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
7525 Brandweerkazernes 0 0 50 C 0 50 3.1
91 -
93 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 C 30 50 3.1
9301.1 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1
9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2
9301.3 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein 2

SBI-CODE Nummer Afstanden in meters CATEGORIE
Omschrijving Geur Stof Geluid Gevaar Grootste afstand
18 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1
182 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2
183 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1
22 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 10 1
2221 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 C 10 100 3.2
2222 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2
2223 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1
2223 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
2224 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2
2225 Overige grafische activiteiten 30 0 30 10 30 D 2
223 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1
26 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261 0 Glasfabrieken:
261 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 100 3.2
262, 263 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2
262, 263 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2
2665, 2666 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 1 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 R 100 3.2
267 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 10 30 100 0 100 D 3.2
267 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 10 30 50 0 50 3.1
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10 30 50 10 50 D 3.1
30 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 -
30 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2
32 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 50 30 50 D 3.1
3210 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1
33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 30 0 30 2
36 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 D 3.2
361 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2
363 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
364 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
365 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
3661.1 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2
3661.2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 D 3.1
40 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2
40 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50 C 30 50 3.1
40 C3 - 100 - 200 MVA 0 0 100 C 50 100 3.2
40 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat A 0 0 10 C 10 10 2
40 D4 gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat B en C 0 0 50 C 50 R 50 3.1
40 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 0 0 50 C 50 R 50 3.1
41 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2
41 B2 - 1 - 15 MW 0 0 100 C 10 100 3.2
45 - BOUWNIJVERHEID
45 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 30 100 10 100 3.2
45 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10 30 50 10 50 3.1
45 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 10 30 50 10 50 3.1
45 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0 10 30 10 30 2
51 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 10 1
5122 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
5123 Grth in levende dieren 50 10 100 C 0 100 3.2
5124 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1
5125, 5131 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1
5132, 5133 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 10 0 30 50 R 50 3.1
5134 Grth in dranken 0 0 30 0 30 2
5135 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 30 2
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2
5138, 5139 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2
514 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2
5154 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 0 0 50 10 50 3.1
5154 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 30 2
5155.1 Grth in chemische produkten 50 10 30 100 R 100 D 3.2
5155.2 Grth in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2
5156 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2
5162 0 Grth in machines en apparaten:
5162 1 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 100 3.2
5162 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 30 2
52 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
5261 0 Postorderbedrijven 0 0 50 0 50 3.1
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5552 Cateringbedrijven 10 0 30 C 10 30 2
64 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2
642 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C 0 10 1
642 BO Zendinstallaties:
642 B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 0 0 0 C 100 100 3.2
642 B2 - FM en TV 0 0 0 C 10 10 1
642 B3 - GSM en UMTS-steunzenders 0 0 0 C 10 10 1
71 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 D 2
72 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 10 10 1
72 B Switchhouses 0 0 30 C 0 30 2
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 30 2
74 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
747 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2
85 GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
853 2 Kinderopvang 0 0 30 0 30 2
92 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
921, 922 Studio's (fim, TV, radio, geluid) 0 0 30 C 10 30 2

Bijlage 1 Verslag Inspraak D.d. 7 Januari 2011

Bijlage 1 Verslag inspraak d.d. 7 januari 2011

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek D.d. 19-04-2009

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek d.d. 19-04-2009

Bijlage 3 Onderzoek Luchtkwaliteit D.d. 9-04-2009

Bijlage 3 Onderzoek luchtkwaliteit d.d. 9-04-2009

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek D.d. 19-08-2005

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek d.d. 19-08-2005

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek D.d. 31-01-2005

Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek d.d. 31-01-2005

Bijlage 6 Onderzoek Externe Veiligheid D.d. 17-07-2009

Bijlage 6 Onderzoek externe veiligheid d.d. 17-07-2009

Bijlage 7 Advies Brandweer Brabant Noord D.d. 7-09-2009

Bijlage 7 Advies brandweer Brabant Noord d.d. 7-09-2009

Bijlage 8 Brief Tennet D.d. 8-06-2009

Bijlage 8 Brief Tennet d.d. 8-06-2009

Bijlage 9 Onderzoek Ecologie D.d. 6-06-2008

Bijlage 9 Onderzoek ecologie d.d. 6-06-2008

Bijlage 10 Archeologisch Onderzoek 93

Bijlage 10 Archeologisch onderzoek 93

Bijlage 11 Archeologisch Onderzoek 2007

Bijlage 11 Archeologisch onderzoek 2007