Hoogwater 's-Hertogenbosch
Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch
Onherroepelijk op 26-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanHoogwater 's-Hertogenbosch van de gemeente 's Hertogenbosch.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0796.0002125-1501 met de bijbehorende regels.
1.3 AAB:
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
1.4 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aaneengebouwde woning:
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.
1.8 agrarisch bedrijf:
een akkerbouw-, bloementeelt-, sierteelt-, fruitteelt- of ander tuinbouwbedrijf, alsmede een pluimvee-, varkens-, mestrund- en mestkalverenhouderij danwel een uit twee of meer van genoemde bedrijfstakken samengesteld bedrijf, al dan niet met vee, met uitzondering van een paardenfokkerij, paardenhouderij, een pelsdierhouderij, volkstuinen en een mammoetbedrijf voor intensieve veehouderij.
1.9 ambachtelijke bedrijvigheid:
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht.
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage:
een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden.
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.13 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bijgebouw:
een aanbouw, uitbouw en een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.17 bijzondere woonvoorzieningen:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 dagrecreatieve voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van kleinschalige vormen van vrijetijdsbesteding met een maximale duur van een dag, waarbij geen overnachting plaatsvindt.
1.26 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.29 erf:
de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming.
1.30 extensief recreatief medegebruik:
een vorm van medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden.
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 hoekperceel:
een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied.
1.33 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.
1.34 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.
1.35 landschappelijke waarde:
waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin.
1.36 lessenaarsdak:
een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen.
1.37 nok:
het snijpunt van twee hellende vlakken.
1.38 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30 % van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.
1.39 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.
1.40 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.41 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een beroeps of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
1.42 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.43 teeltondersteundende voorziening:
(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik.
1.44 verkoopvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.45 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.
1.46 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.47 voorgevelrooilijn:
- a. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte van geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg.
1.48 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
1.49 zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.50 zijdelingse perceelsgrens:
de grens tussen twee percelen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de hoogte van een dakopbouw:
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.5 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen gebouwen tezamen.
2.9 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- b. behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
- c. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch - Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarische bedrijven;
- b. één bedrijfswoning;
- c. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 100 m²;
- d. permanente teeltondersteunende voorzieningen;
- e. recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt waarbij de totale gezamenlijke vloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 5 eenheden met in totaal een maximum oppervlakte van 250 m²;
- f. kleinschalig kamperen met 15 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;
- g. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- h. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en in de bijgebouwen bij de bedrijfswoning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden;
- 1. Maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen mag tot ten hoogte in totaal 50 m2 worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.
- 2. Degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens bewoner te zijn.
- 3. Er mag geen detailhandel plaatsvinden.
- b. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden – 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- b. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- 1. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied';
- 2. landschapsontwikkelingsgebieden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschapsontwikkelingsgebied'.
- 3. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- 4. hydrologische waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – hydrologisch waardevol gebied'.
5.2 Bouwregels
Op de gronden binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- b. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied';
- f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- 1. kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – leefgebied kwetsbare soorten'.
6.2 Bouwregels
Op de gronden binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Agrarisch Met Waarden - 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- b. Verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- c. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. Extensief recreatief medegebruik;
- e. Behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- 1. cultuurhistorische waardevolle gebieden;
- f. Behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- 1. natuurontwikkelingsgebieden, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarden uitgesloten - natuurontwikkelingsgebied;
- g. Behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- 1. hydrologische waarden;
- 2. kwetsbare soorten;
- 3. landschapsontwikkelingsgebieden, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarden uitgesloten - landschapsontwikkelingsgebied'.
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat – inlaatwerk' is tevens een inlaatwerk ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
7.2 Bouwregels
Op de gronden binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Natuur
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur / landschapselementen / bos en de bijbehorende groeiplaats;
- b. Behoud, herstel en/of ontwikkeling van de houtteelt/houtproductie;
- c. Verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- d. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. Een steiger, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
- f. Extensief recreatief medegebruik;
- g. Behoud, herstel en/of ontwikkeling van hydrologische waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hydrologisch waardevol gebied'.
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat – inlaatwerk' is tevens een inlaatwerk ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
8.2 Bouwregels
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 9 Recreatie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Dagrecreatieve voorzieningen en strand;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' voor een paviljoen;
- c. Paden en wegen en parkeervoorzieningen;
- d. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. Groenvoorzieningen;
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen, paden en parkeervoorzieningen;
- b. Groenvoorzieningen;
- c. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. Behoud van landschaps- en/of cultuurhistorische waarden in de vorm van wegbeplanting of laanbeplanting;
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;
- b. groenvoorzieningen;
- c. steigers;
- d. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
- e. recreatief medegebruik waaronder recreatievaart
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Leiding - Brandstof
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. De aanleg, instandhouding en/of bescherming van de brandstofleiding;
- b. Groenvoorzieningen
12.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de brandstofvoorziening dient te zijn gewaarborgd;
- b. Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies in te winnen bij de betreffende leidingbeheerder.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 13 Leiding - Gas
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding- Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. De aanleg, instandhouding en/of bescherming van de gasleiding;
- b. Groenvoorzieningen
13.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de gasvoorziening dient te zijn gewaarborgd;
- b. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de betreffende leidingbeheerder.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 14 Leiding - Hoogspanning
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. De aanleg, instandhouding en/of bescherming van de bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsverbinding;
- b. Groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 14.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening dient te zijn gewaarborgd;
- b. Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies in te winnen bij de betreffende leidingbeheerder;
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
Artikel 15 Leiding - Riool
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. De aanleg, instandhouding en/of bescherming van de rioolleiding;
- b. Groenvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 15.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd;
- b. Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies in te winnen bij de betreffende leidingbeheerder.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Archeologie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
16.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen, voor bouwwerken met een bodemverstorende ingreep groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm onder het huidige maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het in lid 16.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
- 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
- 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 17 Waterstaat - Waterbergingsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van het waterbergend vermogen. Tevens is een inlaatwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - inlaatwerk' toegestaan.
17.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterberging;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en het beheer van waterkeringen.
18.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterkering;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid met inachtneming van de volgende regels:
- a. afwijking kan slechts voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
- b. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, hoort het bevoegd gezag het waterschap, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt.
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
21.1 Beschermingszone natte natuurparel
Ter plaatse van de aanduiding 'Beschermingszone natte natuurparel' zijn de gronden mede bestemd voor de beschermingszone van natte natuurparels.
21.2 Geluidszone - industrie
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van:
- a. vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen, mits de vermeerdering of vermindering ten hoogste 10% bedraagt;
- b. de bestemmingsbepalingen en de verbeelding van het bestemmingsplan voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van deze verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan
10 meter; - d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% bedraagt;
- 2. de hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 4 meter mag bedragen.
Artikel 23 Overige Regels
23.1 Dubbelbestemmingen onderling
Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
- a. in de eerste plaats de regels van Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
- b. in de tweede plaats de regels vanArtikel 17 Waterstaat - Waterbergingsgebied
- c. in de derde plaats de regels van Artikel 13 Leiding - Gas
- d. in de vierde plaats de regels van Artikel 14 Leiding - Hoogspanning
- e. in de vijfde plaats de regels van Artikel 12 Leiding - Brandstof
- f. in de zesde plaats de regels van Artikel 15 Leiding - Riool
- g. in de zevende plaats de regels van Artikel 16 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
24.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 25 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanHoogwater 's-Hertogenbosch.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In 1995 had 's-Hertogenbosch te maken met wateroverlast. Het Bossche Broek overstroomde en ook een deel van de A2 stond onder water. Om wateroverlast in de toekomst tegen te gaan is besloten tot HOWABO, hetgeen staat voor Hoogwateraanpak 's-Hertogenbosch.
Het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch richt zich op het mogelijk maken van HOWABO waarmee de stad 's-Hertogenbosch wordt beschermd tegen overlast door hoogwater conform het gestelde beschermingsniveau (1:150 per jaar). Daarnaast richt het bestemmingsplan zich op het behoud en waar mogelijk de versterking van de bestaande ruimtelijke en functionele kwaliteit van het plangebied. Het gaat hierbij vooral om kwaliteit voor aan het buitengebied gebonden functies (landbouw, bos, natuur, landschap, recreatie en water), mede in relatie tot de dynamiek ervan en aanwezige waarden.
1.2 Doel
Ten behoeve van de bescherming van de stedelijke delen van 's-Hertogenbosch tegen wateroverlast worden de Vughtse Gement en het Engelermeer grotendeels ingericht als waterbergingsgebied. Hiermee wordt de kans dat stedelijke gebieden van 's Hertogenbosch overstromen als gevolg van hoogwater in de beeksystemen Dommel en Aa verminderd van eens per 100 jaar naar eens per 150 jaar.
Het waterbergingsgebied beslaat delen van de gemeenten Vught, Heusden en 's-Hertogenbosch. Om het waterbergingsgebied mogelijk te maken dient het opgenomen te zijn in de relevante bestemmingsplannen. Voor het Bossche deel van het waterbergingsgebied is besloten een bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch vast te stellen waarvan het plangebied precies aansluit bij het waterbergingsgebied en de bijbehorende kades en inlaatwerk.
1.3 Ligging En Begrenzing
Figuur 1: Ligging plangebied
Op figuur 1 is het plangebied van dit bestemmingsplan te zien. Het betreft die delen van het waterbergingsgebied die op het grondgebied van 's-Hertogenbosch liggen. Zoals op afbeelding 1 is te zien, zijn er vier plandelen. Het grootste deel ligt bij het Engelermeer. Hier loopt de begrenzing aan de noordkant langs De Haverleij. De oostzijde wordt begrensd door De Haverleij en de rijksweg A59. De zuidzijde wordt begrensd door De Gemeint en de westzijde wordt begrensd door de Engelenseweg. Ten zuiden van de rijksweg A59 ligt het tweede deel van het plangebied. Dit gebied wordt globaal begrensd door de Moerputtenweg en de weg die natuurreservaat de Moerputten in een noordelijk en zuidelijk deel opsplitst. Aan de oostzijde loopt dit deel dwars door het natuurreservaat. Het derde deel van het plangebied is het kleinst en ligt bij de Deutersestraat. Het laatste deel van het plangebied ligt langs de Randweg en nabij het Jeroen Bosch ziekenhuis. De zuidelijke begrenzing van dit gebied volgt de gemeentegrens.
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
Voor het buitengebied van de gemeente 's-Hertogenbosch geldt voor inwerkingtreding van het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch hoofdzakelijk het recente bestemmingsplan 'Buitengebied' uit 2010. Daarnaast is voor een klein deel van het plangebied, gelegen aan de noordelijke oevers van het Engelermeer, het bestemmingsplan Haverleij, van toepassing. Verder geldt nog voor een zeer klein deel gelegen aan de noordoostelijke oevers van het Engelermeer, het bestemmingsplan Engelermeer. Voor een klein deel van de oever van het Drongelens kanaal (in het oosten van de Vughtse Gement) geldt voor inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan, bestemmingsplan Randweg 's-Hertogenbosch-Vught.
Vigerende bestemmingsplannen
Naam bestemmingsplan | Vastgesteld | Goedgekeurd door GS |
Buitengebied | 26-01-2010 | n.v.t. |
Randweg 's-Hertogenbosch-Vught | 22-02-2005 | 20-09-2005 |
Engelermeer | 26-08-1982 | 02-11-1983 |
Haverleij | 25-02-1999 | 28-09-1999 |
Het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch is gebaseerd op het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied (januari 2010) van de gemeente 's Hertogenbosch. Het deel van het waterbergingsgebied HOWABO dat binnen de gemeentegrenzen van 's Hertogenbosch ligt, valt voor het overgrote deel in het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied maar is hierin nog niet vastgelegd. Het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch dat voor u ligt, voegt de voor HOWABO relevante bestemmingen toe aan de bestemmingen uit het bestemmingsplan Buitengebied. Het gebied zal het grootste deel van de tijd gebruikt worden conform de bestemmingen in het bestemmingsplan Buitengebied en slechts in uitzonderlijke situaties voor waterberging.
De planregels zijn qua inhoud en systematiek gelijk aan die van het bestemmingsplan Buitengebied. Regels ten behoeve van waterberging, waterkering en het inlaatwerk zijn vervangen of toegevoegd. Voor wat betreft de gebieden die voorheen tot het bestemmingsplan Haverleij, Randweg 's-Hertogenbosch-Vught of Engelermeer behoorde, is qua bestemmingsplansystematiek aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied.
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie. Hier komen de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke en functionele structuur en de beschrijving van het plangebied aan de orde. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleid. Hoofdstuk 4 behandelt de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 komt de planbeschrijving aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de verschillende milieuaspecten en waarden die in het plangebied aanwezig zijn. Hoofdstuk 7 bevat de waterparagraaf. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de juridisch bestuurlijke aspecten en in hoofdstuk 9 wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan besproken. Nadat het voorontwerp en het ontwerp van het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch ter inzage heeft gelegen worden de resultaten hiervan besproken in hoofdstuk 10.
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
In dit hoofdstuk worden de ontstaansgeschiedenis en kenmerken van het plangebied omschreven. De voor het bestemmingsplan ruimtelijk relevante aspecten (kwaliteiten, waarden en functies) komen bondig aan de orde.
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Sporen van de oudste bewoning in deze regio zijn schaars. Delen van het gebied zijn al vóór de jaartelling min of meer continu bewoond. De oudste bewoning in het rivierengebied werd sterk bepaald door de strijd met het water. In het gebied concentreerde zich de eerste bewoning op de dekzandrug op de hogere en droge delen ten zuiden van de Maas op de stroomruggen, enkele geïsoleerd gelegen zandopduikingen (donken) en later op kunstmatig opgeworpen huisterpen. ‘s-Hertogenbosch, Orthen, Hintham en Deuteren ontwikkelden zich op de verspoelde delen van de dekzandrug. Voorbeelden van oeverwalnederzettingen langs de Maas zijn Hedikhuizen, Engelen, Bokhoven, Empel, Gewande, Maren Kessel, Lith en Lithoijen. De bedding van de Maas is in de loop van eeuwen menigmaal gewijzigd, waardoor deze oude bewoningsplaatsen sterk zijn verspoeld. Zandruggen langs de Maas vormden ook de ontginningsbasis voor de veengebieden, waarbij de lange linten met bewoning geleidelijk opschoven en stabiliseerden op de onder het veen tevoorschijn komende langgerekte stroomruggen, de veennederzettingen van de Langstraat. Nederzettingen zoals Vlijmen, Nieuwkuijk, Drunen, Haarsteeg en Elshout liggen grotendeels in oostwestelijke richting op deze stroomwallen.
Vanaf de 11e eeuw worden langs de Maas dijken aangelegd. Op deze dijken ontwikkelde zich ook lintbebouwing.
Het cultuurlandschap van de beekdalen en van het rivierengebied rond de stad is vooral door de vele overstromingen sterk aangetast. Dit was het gevolg van hoog water door stremming van de waterafvoer en kanalisering van de bovenloop van de hier samenstromende riviertjes, maar vooral door het veelvuldig functioneren van overlaten, waardoor via de Maaspolders overtollig Maaswater werd afgevoerd. Sloten, weteringen, kaden en oude turfvaarten vormen de hoofdstructuur in dit landschap. Door herverkavelingen, uitgevoerd tussen 1948 en 1965, incidentele ontgrondingen, egalisaties en ingrepen ten behoeve van de landbouw is het open rivierlandschap praktisch geheel veranderd waarbij ook veel van de laatste bewoningssporen zijn vernietigd. Oude dijken, wielen, verdedigingswerken en eendenkooien zijn grotendeels verdwenen. Restanten liggen verspreid in het landschap.
2.2 Ruimtelijke Structuur
Het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch is een deel van het gebied dat als schil rond de stad 's-Hertogenbosch ligt. Het plangebied bestaat uit vier losliggende delen (zie figuur 2). De vier plangebieddelen zijn de Bossche delen van het waterbergingsgebied HOWABO. Het waterbergingsgebied als geheel omvat twee grote deelgebieden. Het waterbergingsgebied in de Vughtse Gement en de waterberging in en rond het Engelermeer. De A59 vormt daartussen een ruimtelijke begrenzing. De vier plangebieddelen zijn als volgt verdeeld (zie ook afbeelding 1 ligging plangebied):
Ten zuiden van de A59 (de Vughtse Gement):
- 1. Het gebied direct ten westen van de Moerputten en een smal deel langs de zuidkant.
- 2. De kruising van de Honderdmorgensedijk en de Deutersestraat
- 3. Het gebied direct ten westen van het Drongelens kanaal en ten oosten van de Deutersestraat. Dit is het meest oostelijke deel van de Vughtse Gement.
Ten noorden van de A59:
- 4. Het Engelermeer
De Vughtse Gement is een Buiten aan de westzijde van de stad. Dit buiten ligt op de overgang van de hogere zandgronden naar het rivierengebied, dat resulteert in zeer gevarieerde (potentiële) natuurwaarden uiteenlopend van kwelgebonden vegetaties tot veengebonden flora en fauna. Naast cultuurhistorische elementen als de eendenkooien en de Moerputten met de Moerputtenbrug wordt het gebied gekarakteriseerd door het zeer open agrarische landschap. Het is een waardevol weidevogelgebied en een belangrijk overwinteringgebied voor de Kleine Zwaan en Ganzen.
In de Vughtse Gement vormt de Deutersestraat als bebouwingslint de overgang van de stad naar de achterliggende Gement, dat ten zuiden en westen van de Deutersestraat gelegen is. Het lint is hoger gelegen op een donk.
Het Engelermeer dat in gebruik is als recreatieplas is waarschijnlijk een overblijfsel van een stuk oude stroomgeul van de Maas van vóór de dertiende eeuw. In de vorige eeuw is er met zandzuigers veel zand uit het Engelermeer gehaald. De zandwinning was bedoeld voor ophoging van de gronden die ontpolderd waren. De ontpolderde gebieden konden op deze manier ontwikkeld worden.
2.3 Functionele Structuur
Het plangebied staat onder directe invloed van het stedelijke gebied. Dit uit zich onder meer in recreatief medegebruik in de overgangszone tussen landelijk en stedelijk gebied. Bij recreatief medegebruik wordt vooral gedoeld op wandelen en fietsen in gebieden die primair zijn ingericht voor agrarisch gebruik of natuur.
Het Engelermeer is primair ingericht voor recreatie. In het gebied is sprake van extensieve en intensieve recreatie (zwemmen, wandelen, fietsen) in combinatie met natuur- en landschapswaarden. Het gebied bestaat zowel uit een zandwinplas als een natuurplas. Ten westen van het Engelermeer zijn twee agrarische bedrijven gevestigd.
De Vughtse Gement is een polder die is ingericht als agrarisch gebied. Het gebied heeft bijzondere natuurlijke en landschappelijke waarden. Zo komen er diverse weidevogels en bijzondere planten voor en liggen er twee eendenkooien in het gebied.
Voor de Vughtse Gement betekent HOWABO de herinrichting van een landschap waarin landbouw, natuur en waterberging in een nieuwe configuratie tot elkaar staan. Voor het gebied rondom het Engelermeer geeft dit plan juist invulling aan een goeddeels onzichtbare landschappelijke inpassing van de bergingsopgave.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Het ruimtelijk beleidskader wordt bepaald door beleid op rijksniveau, op provinciaal / regionaal niveau en op gemeentelijk niveau. De voor het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch relevante beleidskaders zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
3.1 Beleid En Wetgeving Rijksniveau
Het relevante beleid- en wetgevingskader op rijksniveau omvat de volgende elementen:
- Nota Ruimte
- Agenda Vitaal Platteland
- Revitalisering Landelijk Gebied
- Natuurbeschermingswet
- Flora- en Faunawet
- Wet op de archeologische monumentenzorg
- Het Nationaal Waterplan
- Het Nationaal Bestuursakkoord Water
In cursief is telkens aangegeven wat deze beleidskaders betekenen voor het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch
3.1.1 Nota Ruime (Ministerie van VROM, 2006)
In de Nota Ruimte zijn op Rijksniveau de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020 vastgelegd. De nota heeft vier hoofddoelen: het versterken van de economie, de ontwikkeling van krachtige steden en een vitaal platteland, het waarborgen van waardevolle (inter)nationale groengebieden en het waarborgen van de veiligheid. In de nota worden de bakens verzet in de vorm van nieuwe voorstellen met minder regels (deregulering) en meer ruimte voor ontwikkeling (van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie). Het Rijk wil hierbij meer overlaten aan lagere overheden (centraal wat moet en decentraal wat kan). Enkele belangrijke koerswijzigingen in de Nota Ruimte zijn de extra aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten, verbrede plattelandsontwikkeling en een minder streng contourenbeleid.
De hoofdlijnen van beleid zijn aangegeven in een ruimtelijke hoofdstructuur. Op de kaart met de 'Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: economie, infrastructuur, verstedelijking', ligt de gemeente 's-Hertogenbosch in een nationaal stedelijk netwerk en een economisch kerngebied (zie figuur 3).
Figuur 3: kaartuitsnede Nota Ruimte: Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: Economie, Infrastructuur, Verstedelijking
Figuur 4: Kaartuitsnede Nota Ruimte: Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: water, natuur en landschap
Op de kaart met de 'Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: Water, Natuur en Landschap' is het gebied van de gemeente 's-Hertogenbosch voor een klein deel ingevuld met de aanduiding natuurgebied: Ecologische hoofdstructuur (EHS), Vogel-en Habitatrichtlijngebieden (VHR), Natuurbeschermingswetgebieden (NB-Wet) (zie figuur 4). Aan de noordzijde wordt de gemeente begrensd door de rivier de Maas.
De Nota Ruimte biedt meer kansen om het economisch draagvlak en de vitaliteit van het landelijk gebied te vergroten. Daarom wil het Rijk de mogelijkheid voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimen. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in wonen of werken (kleinschalige bedrijvigheid). Soms kan nieuwbouw wenselijk zijn. Denk hierbij aan woningbouw in de vorm van ruimte-voor-ruimte (rood voor rood) en nieuwe landgoederen (rood voor groen). Het Rijk acht economisch vitale, grondgebonden landbouw van belang voor het beheer van het buitengebied en verwacht dat de provincies in hun ruimtelijke plannen meer mogelijkheden scheppen voor een bredere bedrijfsvoering. Het Rijk ondersteunt de veranderingen in de landbouw onder andere door ruimtelijke ontwikkelingen in de richting van duurzame productie te vergemakkelijken.
Binnen het plangebied zijn het oostelijk deel van het Engelermeergebied en de plangebieddelen ten zuiden van de A59 aangewezen als EHS. De plangebieddelen ten zuiden van de A59 maken tevens onderdeel uit van het Natura-2000 gebied (VHR en NB-Wet) Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek.
3.1.2 Agenda Vitaal Platteland (Ministerie van LNV, 2004)
De Agenda Vitaal Platteland bevat de integrale visie van het Rijk op de verdere ontwikkeling van het platteland. De Nota Ruimte bevat vooral ruimtelijk beleid. De Agenda Vitaal Platteland beschrijft een integraal perspectief op basis van economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten. De visie wordt beschreven aan de hand van de thema's verbreding van de landbouw (landbouw met een neventak en verbrede landbouw), leefbaarheid, natuur en landschap (EHS en Nationale Landschappen) en milieukwaliteit.
In de Agenda Vitaal Platteland wordt beschreven dat het watersysteem op orde moet worden gebracht. Waterberging is hier een onderdeel van. HOWABO en het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch geven concreet invulling aan deze doelstelling en sluiten aan bij de in de Agenda geuite wens om gebiedsgericht functies te combineren. HOWABO combineert waterberging met natuur, landschap en recreatie.
3.1.3 Revitalisering Landelijk Gebied (Ministerie van LNV, 2002)
De Reconstructiewet Concentratiegebieden (Rcw) is, na de varkenspestepidemie in 1997, opgesteld ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke structuur voor de intensieve veehouderij. In het Reconstructieplan Maas en Meierij is de integrale zonering van het landelijk gebied voor de intensieve veehouderij verder uitgewerkt in de vorm van landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden. De wet voorziet in een rechtstreekse doorwerking van het reconstructiebeleid naar structuurvisies en bestemmingsplannen daar waar dit aan de orde is.
Het plangebied van het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch is onderdeel van een extensiveringsgebied (zie figuur 5). Intensieve veehouderijen hebben hier geen duurzaam perspectief. In paragraaf 4.3.1 wordt hier meer uitgebreid bij stilgestaan.
Figuur 5: Kaartuitsnede Reconstructieplan Maas en Meierij
3.1.4 Natuurbeschermingswet 1998 (Ministerie van LNV, 2005)
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Hiermee is de gebiedsbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet biedt een beschermingskader voor natuurwaarden (leefgebieden en soorten) in Natura2000-gebieden en bepaalt dat projecten en andere handelingen in en nabij beschermde gebieden dienen te worden getoetst op (mogelijke) negatieve effecten op deze waarden.
Het dichtstbijzijnde Natura2000 gebied is Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek. Het plangebied ten zuiden van de A59 maakt deel uit van dit Natura2000 gebied. In paragraaf 4.3.3 en 6.2 wordt hier meer uitgebreid bij stilgestaan.
3.1.5 Flora- en Faunawet (Ministerie van LNV, 2002)
Naast de gebiedsgerichte natuurwetgeving is ook soortgerichte natuurwetgeving van belang. Sinds 1 april 2002 is in dit kader de Flora- en Faunawet van kracht. In deze wet is de bescherming van inheemse wilde planten en dieren geregeld binnen en buiten natuurgebieden en vormt daarmee de vervanging van een aantal eerdere wetten, alsmede de implementatie van de soortbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn.
Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
Sinds februari 2005 is een nieuw vrijstellingsbesluit in werking treden in de vorm van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Hierdoor is het mogelijk geworden om van de minister voor ruimtelijke ontwikkelingen vrijstelling te krijgen van bepaalde verbodsbepalingen. In deze AMvB worden de beschermde soorten in verschillende categorieën onderverdeeld. Afhankelijk van de categorie waarin een bepaalde soort valt is een ontheffing noodzakelijk of kan een vrijstelling gaan gelden. Er worden vier categorieën onderscheiden.
- 1. Algemene soorten: Vrijstelling
- 2. Overige soorten: Vrijstelling mogelijk mits gebruik gemaakt wordt van een door de minister goedgekeurde gedragscode, anders ontheffing noodzakelijk.
- 3. Soorten op bijlage 4 van de Habitatrichtlijn en soorten in bijlage I AMvB: Ontheffing noodzakelijk
- 4. Vogels: Ontheffing noodzakelijk. Voor het vernietigen van in gebruik zijnde nesten tijdens het broedseizoen kan in geen geval ontheffing worden aangevraagd.
In het plangebied van het bestemmingsplan komen onder andere de Grote Modderkruiper, de Bittervoorn en het Pimpernelblauwtje voor. Voor enkele soorten is een ontheffing noodzakelijk. Er is geen reden om aan te nemen dat deze niet zal worden verleend. In paragraaf 6.2 wordt hier meer uitgebreid bij stilgestaan.
3.1.6 Wet op de archeologische monumentenzorg (Ministerie van OCW, 2006)
Met de invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg op 1 september 2007, is het doel van het in 1992 gesloten Verdrag van Valletta (Malta) verwerkt: bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Met de wet wordt het Verdrag van Valletta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch liggen gebieden met een archeologische verwachtingswaarde. Deze gebieden zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven en worden middels de regels van het bestemmingsplan beschermd tegen verstoring. In paragraaf 6.2 wordt meer uitgebreid stilgestaan bij het onderwerp archeologie.
3.1.7 Het Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan 2009-2015 geeft als streefbeeld voor het stedelijk gebied: "In stedelijk gebied is het veilig wonen en werken, de kans op overstromingen is bijzonder klein. Bij grootschalige nieuwbouw en bij vitale functies in risicovolle gebieden zijn inrichtingsmaatregelen getroffen om schade, slachtoffers of maatschappelijke ontwrichting zo veel mogelijk te voorkomen."
Ook schrijft het Nationaal Waterplan 2009 - 2015 als volgt: "Wateroverlast komt nu eenmaal af en toe voor, maar is teruggebracht tot een maatschappelijk geaccepteerd niveau…Water, cultuurhistorie en groen leveren een duidelijke bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en bepalen mede de culturele identiteit van de stad. Bewoners hebben toegang tot… etc".
Dit nationale water- en ruimtelijke beleid is een rechtvaardiging van HOWABO en het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch dat een afdoende bescherming tegen wateroverlast combineert met een bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving én culturele identiteit van 's-Hertogenbosch. In Hoofdstuk 5 wordt uitgebreid stilgestaan bij de aanleiding en rechtvaardiging van HOWABO en het re realiseren beschermingsniveau.
3.1.8 Nationaal Bestuursakkoord Water
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) heeft tot doel om in de periode tot 2015 watersystemen in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
De totstandkoming van de waterberging HOWABO behoort tot de maatregelen die voortvloeien uit het NBW.
3.2 Beleid En Wetgeving Provinciaal / Regionaal Niveau
Het relevante beleidskader op provinciaal / regionaal niveau omvat de volgende elementen:
- Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant
- Provinciale ruimtelijke verordening
- Reconstructie Maas en Meierij
- Correctieve herziening reconstructieplan Maas en Meierij
- Natuurgebiedplannen
- Cultuurhistorische Waardenkaart Noord Brabant
- Waterplan 2010-2015
- Beheerplan Natura2000
- Verordening Water
- Beleidsnota teeltondersteunende voorzieningen
- Nota Rood voor Groen, Nieuwe Landgoederen in Brabant
In cursief is telkens aangegeven wat deze beleidskaders betekenen voor het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch
3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant (Structuurvisie RO) is op 1 januari 2011 in werking getreden. De Structuurvisie RO geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.
De provinciale Structuurvisie RO is een belangrijke schakel tussen de structuurvisies van het Rijk en de gemeenten op het vlak van ruimtelijke ordening. Met deze structuurvisie biedt de provincie helderheid aan gemeenten over de provinciale belangen en de wijze waarop de provincie daarbij haar instrumentarium inzet. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen. Het beleid uit de provinciale Structuurvisie RO is door vertaald in concrete regels zoals opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011.
In de Structuurvisie RO benoemt de provincie haar provinciale ruimtelijke belangen en de wijze waarop zij deze behartigt. De structuurvisie is opgebouwd uit een 'Deel A Visie en sturing' en een 'Deel B Structuren en beleid'. In Deel A is de ruimtelijke visie, de belangen en de sturingsfilosofie is opgenomen. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen:
- regionale contrasten;
- een multifunctioneel landelijk gebied;
- een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;
- een betere waterveiligheid door preventie;
- koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
- ruimte voor duurzame energie;
- concentratie van verstedelijking;
- sterk stedelijk netwerk: BrabantStad;
- groene geledingszones tussen steden;
- goed bereikbare recreatieve voorzieningen;
- economische kennisclusters;
- (inter)nationale bereikbaarheid;
- beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.
De provincie wil haar doelen bereiken vanuit de filosofie: 'samenwerken aan kwaliteit'. De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt, is uitgewerkt in vier manieren van sturen. Dat zijn: regionaal samenwerken, ontwikkelen, beschermen en stimuleren.
In 'Deel B Structuren en beleid' staat op welke wijze de provincie stuurt op de functies in Noord-Brabant. Daarvoor zijn vier ruimtelijke structuren opgesteld: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Binnen deze structuren worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen en kiest de provincie voor een bepaalde ordening van functies. De structuren geven een integrale hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies.
Figuur 6: Kaartuitsnede Structurenkaart Structuurvisie RO Noord-Brabant
Voor het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch is de groenblauwe structuur van belang. Het plangebied van het bestemmingsplan valt in een op de structurenkaart aangegeven waterbergingsgebied (zie figuur 6). Hiervan zegt de provincie dat deze functie is te combineren met andere gebruiksfuncties zoals grondgebonden landbouw, extensieve recreatie en natuur.
Het beleid ten aanzien van waterbergingsgebieden beschrijft de provincie als volgt:
De gebieden worden in samenhang met de omliggende waarden ontwikkeld. De inrichting van het water en de watersystemen draagt bij aan de identiteit van het landschap in het gebied. Het gaat bijvoorbeeld over de relatie met historische elementen zoals kades en inundatievlaktes, het creëren van natuur, het vormgeven van een mooie overgang stad-land of een landschapsinrichting op een eigentijdse wijze. Door de inrichting van een robuuste groenblauwe structuur waarbij natuurgebieden en waterbergingsgebieden in samenhang met het watersysteem worden ontwikkeld, kunnen de klimaateffecten op het waterbeheer beter worden opgevangen.
HOWABO en de planologische verankering in het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch sluiten volledig aan bij het provinciaal beleid.
3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening
Met de nieuwe Wro die in juli 2008 in werking is getreden is het vastleggen van het provinciale beleid en het doorvertalen daarvan naar een lager bestuursniveau, veranderd. In de provinciale structuurvisie wordt het provinciale beleid vastgelegd. Daarnaast worden in de provinciale verordening regels opgenomen waarmee de binding van de lagere overheden aan het provinciale beleid juridisch kan worden vastgelegd.
In de provinciale verordening is primair het bestaande provinciale beleid zoals dat in de Interimstructuurvisie "Brabant in Ontwikkeling" is beschreven, vastgelegd. Het hoofddoel is een zorgvuldiger gebruik van de ruimte. Dit beleid is gericht op de versterking van de stedelijke structuur en het open houden van het landelijke gebied. Daartoe zijn stedelijke en landelijke regio's aangewezen.
De Verordening ruimte bevat regels over de volgende onderwerpen:
- aanvulling op de algemene regeling: zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
- landschapsinvesteringsregeling;
- aanvulling op stedelijke ontwikkeling: regeling voor windturbines en regels voor bovenregionale detailhandel en leisure-voorzieningen;
- aanvulling op regeling EHS: regels inzake compensatie;
- diverse water onderwerpen vanuit het provinciaal Waterplan;
- aanvulling op regeling intensieve veehouderij: herbestemming van bouwblokken waar de RBV-regeling is toegepast;
- aanvulling op regeling glastuinbouw: aanwijzing van vestigingsgebied op verzoek;
- regeling agrarische gebieden;
- regeling groenblauwe mantel;
- bescherming van aardkundige en cultuurhistorische waarden en nationale landschappen.
Figuur 7: Kaartuitsnede Verordening ruimte Noord-Brabant, onderdeel waterberging
De verordening stelt dat een bestemmingsplan regels bevat ter bescherming van het waterbergingsgebied. De waterbergingsgebieden zijn op de kaart behorende bij de verordening weergegeven (zie figuur 7). Het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch heeft als doelstelling het mogelijk maken van de waterberging en heeft als zodanig regels die de functie waterberging beschermen. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan de in de provinciale verordening gestelde eisen.
3.2.3 Reconstructieplan Maas en Meierij (2005)
Het reconstructieplan Maas en Meierij is, na vaststelling door de provincie en goedkeuring door het Rijk, in 2005 in werking getreden. Onderdelen van een reconstructieplan zijn met toepassing van artikel 27 van de Reconstructiewet aangewezen voor (directe) planologische doorwerking.
Het reconstructieplan streeft er naar om de problemen in het landelijke gebied structureel en op een samenhangende manier aan te pakken. Een belangrijk onderwerp daarbij is de zonering van de conflicterende functies intensieve veehouderij en natuur, landschap, recreatie en wonen. De integrale zonering geeft inzicht in de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijbedrijven in extensiverings-, verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden. Deze zonering heeft een rechtstreekse doorwerking in het bestemmingsplan. Verder zijn er richtlijnen opgenomen voor het aangeven van duurzame locaties voor intensieve veehouderij. In het reconstructieplan zijn tevens de begrenzingen van natte natuurparels en bijbehorende beschermingszones, inundatiegebieden en in te richten waterbergingsgebieden, beekherstelgebieden en de regionale natuur- en landschapseenheden (RNLE's) opgenomen. De doorwerking in het bestemmingsplan is gewijzigd als gevolg van de uitspraak van Raad van State.
Op 2 mei 2007 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) uitspraak gedaan over het Reconstructieplan Maas en Meierij. De Raad van State laat de kern van de reconstructieplannen, zijnde de integrale zonering, nagenoeg overeind. Dat geldt ook voor de directe wettelijke planologische doorwerking (ex artikel 27 Rcw) van de integrale zonering zelf.
Naar aanleiding van de uitspraak van Raad van State over de reconstructieplannen hebben Provinciale Staten op 27 juni 2008 de correctieve herziening reconstructieplan Maas en Meierij, de Nota van zienswijze en de Nota van wijziging vastgesteld.
Motivering integrale zonering
De Raad van State heeft de uitgangspunten voor de totstandkoming van de integrale zonering niet als onredelijk beoordeeld. Om die reden is ook de planologische doorwerking van de begrenzing van de integrale zonering grotendeels in stand gebleven. De planologische doorwerking van het in het reconstructieplan opgenomen beleid voor de integrale zonering werd vernietigd. Dit betekent niet dat het beleid als zodanig ter discussie staat. Integendeel, de Raad van State heeft ook in zijn overwegingen aangegeven, dat de beleidsuitgangspunten van de integrale zonering door de gemeenten bij het aanpassen van hun bestemmingsplannen gehanteerd zouden moeten worden.
Een deel van het plangebied van het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch is aangewezen als extensiveringsgebied. Om deze aanduiding te waarborgen zijn regels opgenomen in het bestemmingsplan.
Motivering natte natuurparels en beschermingszone
In het reconstructieplan worden de doelstellingen met betrekking tot bescherming en herstel van natte natuurparels beschreven. In de provinciale Verordening Water is het beschermde gebied waterhuishouding opgenomen. Dit komt globaal overeen met de Groene hoofdstructuur Natuur (GHS-Natuur). De natte natuurparels vormen een deel van deze GHS-natuur. Om de natte natuurparels is een beschermde zone aangewezen. In de verordening waterhuishouding is deze zone alleen zichtbaar buiten de GHS-natuur en is hier attentiegebied genoemd.
In de correctieve herziening is aangegeven, dat gekozen is voor een zone van gemiddeld 500 meter rondom de natte natuurparels. Dit omdat uit eerder, in opdracht van de provincie Noord-Brabant uitgevoerde berekeningen, is gebleken dat de gezamenlijke effecten van kleine ingrepen in de waterhuishouding zich in de meeste gevallen uitstrekken over ten minste deze afstand en in veel gevallen zelfs over een grotere afstand. Afzonderlijk is het effect van dergelijke ingrepen vaak klein, maar gezamenlijk kunnen grote effecten worden veroorzaakt. Het individueel bepalen van de effecten van elk van deze kleine ingrepen is technisch niet uitvoerbaar. Noord-Brabant kent een zeer gevarieerde bodemopbouw. Uiteraard zullen verschillen in de ondergrond kunnen leiden tot verschillen in effecten en daarmee zou op de ene plaats de beschermingszone kleiner dan 500 meter kunnen zijn en op de andere plaats groter moeten zijn. Het is echter onmogelijk om dergelijke verschillen in algemene regelgeving neer te leggen. Zo hebben ingrepen in hogere delen van een gebied soms geen, maar veel vaker wel degelijk een effect op de lagere delen en vormen breuken slechts in uitzonderlijke gevallen een werkelijke hydrologische barrière tegen de effecten van ingrepen. Gezien het vaak zeer lokale karakter van de verschillen en het feit dat vrijwel nooit in algemene zin uitspraken over effecten kunnen worden gedaan is gekozen voor een zonering.
Dat de zones van - in beginsel - 500 meter in de praktijk in breedte toch variëren, is het gevolg van het feit dat bij de begrenzing zo veel mogelijk herkenbare grenzen zijn gevolgd (bv. wegen of waterlopen) óf, wanneer dat niet mogelijk bleek, de grenzen van percelen zijn gevolgd. Op die manier is voorkomen dat de zone van 500 meter dwars door percelen zou lopen waardoor het beschermingsbeleid niet of zeer lastig kan worden gehandhaafd. Omdat in sommige gevallen zeer grote percelen grenzen aan de natte natuurparels, kon niet altijd worden voorkomen dat in die gevallen de zone groter is dan 500 meter. Anderzijds is in veel gevallen de zone kleiner dan 500 meter, juist om te voorkomen dat als gevolg van de percelering een veel bredere zone zou moeten worden aangewezen.
In het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch zijn uit de correctieve herziening de motiveringen voor de integrale zonering, (de beschermingszone rondom) de natte natuurparels en waterbergingsgebieden overgenomen.
Motivering waterberging
Gelet op de opdracht met betrekking tot het thema waterberging en het feit dat ten aanzien van de omvang en ligging van de bestaande inundatiegebieden en concreet in te richten waterbergingsgebieden eerder in de streek overeenstemming is bereikt, moeten de bestaande inundatiegebieden en de in te richten waterbergingsgebieden in het bestemmingsplan worden opgenomen en worden voorzien van een adequaat beschermingsregime.
De begrenzing van de bestaande inundatiegebieden is gebaseerd op een tweetal bronnen. De eerste bron is de zogenaamde "classificatie retentie en inundatie". Eigenaren waarvan de gronden (frequent) overstromen krijgen van het waterschap een reductie op de te betalen waterschapsheffing. Daarnaast zijn middels luchtfoto's de bestaande gebieden die ongeveer eenmaal per vijf jaar overstromen vastgelegd. Een en ander is gebaseerd op luchtfoto's uit 1995 en 2002 en de begrenzing is in het veld gecontroleerd.
Het plangebied van het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch is onderdeel van een waterbergingsgebied, deels overlappend met een natte natuurparel en een extensiveringsgebied. Om deze functies te waarborgen zijn in het bestemmingsplan regels opgenomen.
3.2.4 Natuurgebiedplannen
In verschillende Natuurgebiedplannen en in het Beheers- en landschapsgebiedsplan Noord-Brabant (2007) heeft op provinciaal niveau het natuurbeleid zijn doorwerking gekregen. Zo is de EHS op provinciaal niveau nader begrensd en uitgewerkt in de vorm van natuurdoeltypen. Naast natuur zijn op provinciaal niveau ook de thema's landschap en cultuurhistorie nader uitgewerkt.
Op bijgevoegde kaart (figuur 8) zijn de EHS-gebieden in de gemeente 's-Hertogenbosch weergegeven. Opgenomen zijn: de bestaande bos- en natuurgebieden, waar versterking gepland staat, welke gebieden als natuurontwikkelingsgebied zijn aangemerkt, alsook de natuurontwikkelingsgebieden plus. Een natuurontwikkelingsgebied plus bestaat ondermeer uit bijvoorbeeld een ecologische verbindingszone. Er bevinden zich ook gebieden die aangemerkt zijn als reservaatsgebieden.
Het plangebied van het bestemmingsplan bestaat voor grote delen uit bestaande en geplande EHS-gebieden. In het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch zijn beschermende regels opgenomen ten behoeve van deze gebieden.
Figuur 8: Kaart EHS-gebieden gemeente 's-Hertogenbosch
De provincie koestert haar ruimtelijk erfgoed, zoals landgoederen, heidevelden, oude klooster- en fabriekscomplexen, vestingwerken, monumentale bomen en bodemvondsten. Ze ziet dit erfgoed als belangrijk onderdeel van haar identiteit en wil het een plaats geven in de verdere ontwikkeling van Brabant. Daarom heeft ze haar ruimtelijk erfgoed opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW).
Nieuw op de CHW 2010 (ten opzichte van de CHW 2006) is het 'provinciaal belang'. Dit belang bestaat uit 21 cultuurhistorische en 16 archeologische landschappen. In de cultuurhistorische landschappen selecteerde de provincie de meest waardevolle gebieden, de 'cultuurhistorische vlakken'. Ook selecteerde ze zo'n 160 'complexen van cultuurhistorisch belang'. Dit zijn waardevolle klooster- en fabriekscomplexen en landgoederen in het buitengebied.
De CHW biedt inzicht in cultuurhistorische waarden en archeologische verwachtingswaarden binnen gemeenten. De kaart biedt inzicht in karakteristieke en kenmerkende relicten en de historische ruimtelijke ontwikkeling van het landschap, cultuurhistorische elementen, patronen en structuren die het huidige beeld van stad en land mede bepalen. De kaart heeft tot doel de beschikbare informatie op een publieksvriendelijke manier te presenteren.
Op de CHW is de Vughtse Gement aangewezen als cultuurhistorisch vlak en cultuurhistorisch landschap. Dit houdt in dat er actief wordt ingezet op behoud en ontwikkeling van de aanwezige waarden. In en rond de Moerputten gaat het om de openheid, de spoorlijn, de Deutersestraat en de eendenkooien. In het Engelermeergebied gaat het om de eendenkooi. In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen om deze waarden te beschermen.
3.2.5 Waterplan 2010-2015 ('waar water werkt en leeft')
Het Provinciaal Waterplan heeft onder andere tot doel om te zorgen voor afdoende bescherming tegen wateroverlast. In de revitaliseringsplannen is een aantal gebieden voor regionale waterberging concreet begrensd.
De voorkeursvariant uit het MER is één van deze regionale waterbergingsgebieden. Daarmee is HOWABO en de planologische verankering in het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch in lijn met het Provinciaal beleid.
Het Provinciaal Waterplan is beleidskader voor het nog vast te stellen Beheerplan Natura2000 voor de natte natuurparel Moerputten en Vlijmens Ven.
3.2.6 (Concept) beheerplan Natura 2000
Via de processen van het KRW stroomgebiedbeheersplan Maas en de beheerplannen Natura2000 is/wordt Europese regelgeving op gebied van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Habitat- en Vogelrichtlijn (Natura2000) omgezet in regionale plannen. Al eerder startte - vanuit nationale en provinciale kaders - het proces om te komen tot een provincie dekkend Gewenst Grond- en Oppervlaktewaterregime (GGOR). Voor de Natura2000 gebieden overlappen deze processen elkaar.
Het GGOR-proces is leidend bij het ontwikkelen van de waterhuishoudkundige maatregelen voor de grondwaterafhankelijke Natura2000 gebieden. De natte natuurparel Moerputten en Vlijmens Ven is zo'n Natura2000 gebied. De maatregelen voor het beheerplan Natura2000 zullen één op één worden overgenomen uit de GGOR-gebiedsvisie. In het Projectplan HOWABO, 'Een ontwerp voor droge voeten en natte natuur' krijgen de korte termijn maatregelen uit de GGOR inrichtingsvisie hun precieze vorm en plaats.
Het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch verzorgt de planologische verankering van het projectplan HOWABO en faciliteert daarmee tevens de korte termijn maatregelen uit de GGOR inrichtingsvisie.
3.2.7 Provinciale Verordening Water
De Verordening Water stelt de normen voor wateroverlast vast. Zo ook het beschermingsniveau voor het stedelijke gebied van 's-Hertogenbosch. Met HOWABO bereikt het waterschap het gestelde beschermingsniveau waarbij de kans op wateroverlast eens per 150 jaar is.
Het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch verzorgt de planologische verankering van het projectplan HOWABO en voldoet zodanig aan de Verordening Water. In Hoofdstuk 5 wordt uitgebreid stilgestaan bij de motivatie van HOWABO.
3.3 Beleid Gemeentelijk Niveau
Het relevante beleidskader op gemeentelijk niveau omvat de volgende elementen:
- Ruimtelijke structuurvisie Stad tussen Stromen
- Landschapsvisie
- Waterplan
- Totaalvisie Gement Bossche Broek
- De Groene Delta
- Gemeentelijke archeologiebeleid
In cursief is telkens aangegeven wat deze beleidskaders betekenen voor het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch
3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie Stad tussen Stromen (2003)
In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de 'Ruimtelijke Structuurvisie' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Structuurvisie heeft als ondertitel 'Stad tussen Stromen'. In deze ruimtelijke structuurvisie is de aandacht primair gericht op twee soorten stromen, te weten: 'groene' stromen die bepalend zijn voor de identiteit en duurzaamheid van 's-Hertogenbosch, en 'rode' stromen die zorgen voor de vitaliteit van de stad. Daarbij moeten ruimtelijke knelpunten in de stad worden opgelost terwijl tegelijkertijd nieuwe kansen ontstaan. De duurzame groenblauwe stromen door de stad, die worden gevormd door Dommel, Aa en Dieze, moeten de interne samenhang en de karakteristieke stedelijke structuur gaan versterken. De 'ondergrond' van water, bodem en cultuurhistorische relicten vormen de basis voor de duurzame ruimtelijke structuur en bepalen bijgevolg het kader voor duurzame veranderingen met behoud van de eigen Bossche identiteit. De hoofdinfrastructuur, essentieel voor de economische, technologische en sociaal-economische vitaliteit van de stad, wordt optimaal benut zonder de interne samenhang van de stad te belemmeren.
Deze visie geeft de gewenste toekomstige ruimtelijke hoofdstructuur van 's Hertogenbosch weer, die is ontstaan door de duurzame structuur en de vitale structuur samen te voegen. Hieruit zijn grote projecten voor de korte en lange termijn voortgekomen. Op de overzichtskaart van deze projecten hebben de onderstaande deelgebieden de volgende aanduidingen gekregen:
HOWABO is een concrete invulling van de wens regionale waterberging te realiseren. Het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch maakt de waterberging planologisch mogelijk. Hiermee sluit het bestemmingsplan aan op de Ruimtelijke Structuurvisie.
3.3.2 Landschapsvisie (1999)
De gemeente 's-Hertogenbosch wil graag bijdragen aan de ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardig landschap. De opstelling van de Landschapsvisie is één van de initiatieven die zij daartoe heeft genomen. De planhorizon van de Landschapsvisie is gesteld op 2015. Qua abstractieniveau beweegt de Landschapsvisie zich tussen het bestemmingsplan en de Ruimtelijke Structuurvisie. Het formuleren van een visie op het toekomstige landschap van 's-Hertogenbosch kan niet los worden gezien van de stedelijke processen die zich in het gebied voltrekken.
Voor de Vughtse Gement betekent HOWABO de herinrichting van een landschap waarin landbouw, natuur en waterberging in een nieuwe configuratie tot elkaar staan. Voor het gebied rondom het Engelermeer geeft dit plan juist invulling aan een goeddeels onzichtbare landschappelijke inpassing van de bergingsopgave. Het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch faciliteert deze benadering door de herinrichting mogelijk te maken en de bestaande waarden te beschermen.
3.3.3 Waterplan
Het doel van het Waterplan "Waterstad 's-Hertogenbosch" (14 juli 2009) is het bereiken van een veilig en een duurzaam watersysteem in en om 's-Hertogenbosch, waarbij zo goed mogelijk aan de wensen van alle belanghebbenden tegemoet wordt gekomen. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater.
Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. Dit gemeenschappelijke beleid moet leiden tot een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem in de Groene Delta. De bijdrage aan energiebesparing vanuit het watersysteem zijn verkend met het oog op de doelstelling om in 2050 als stad klimaatneutraal te zijn. Ambities zijn hierbij verwoord naar beleid op hoofdlijnen. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) is het beleid ten aanzien van afvalwater, regenwater en grondwater verder uitgewerkt.
HOWABO wordt in het Waterplan specifiek genoemd als project om het gewenste beschermingsniveau van de stad te bereiken.
3.3.4 Totaalvisie Gement Bossche Broek (2004)
Tussen de gemeenten 's-Hertogenbosch en Vught bevindt zich een zeer waardevol landschap, waarin vele actuele en potentiële waarden op het gebied van natuur, landschap, cultuurhistorie en recreatie aanwezig zijn, maar waarop vanuit een veelheid aan functies ruimtelijke claims drukken. Daarnaast speelt het plangebied een cruciale rol in de afwatering van geheel Oost Noord-Brabant.
In de visie wordt gesproken van een drietal ontwikkelingen of wensen in het gebied, die als kapstok dienen voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied:
- 1. De realisatie van de Randweg 's-Hertogenbosch, met als doel de verkeersproblematiek aan de zuidwestkant van de stad op te lossen;
- 2. De noodzaak vanuit de veiligheid met betrekking tot de hoogwaterproblematiek om de Gement als waterbergingsgebied in te zetten;
- 3. De wens tot het realiseren van een robuuste ecologische verbinding tussen de gebieden Bossche Broek en de Gement.
Uitgaande van bovenstaande ontwerpprincipes is een totaalvisie op het gebied uitgewerkt, die tegemoet komt aan de eisen, wensen en daaraan verbonden ruimtelijke claims vanuit de diverse sectoren. Door het water vanuit de wens tot het oplossen van de hoogwaterproblematiek minder te beschouwen als een last en koppelkansen te verkennen met andere ruimtelijke ontwikkelingen of wensen, is het juist hier mogelijk om specifieke kwaliteiten van het plangebied te benutten.
HOWABO en de planologische verankering in het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch sluiten aan bij de laatste twee wensen zoals hierboven beschreven in de Totaalvisie Gement Bossche Broek.
3.3.5 De groene Delta
Gemeenten, provincie, waterschappen en natuur- en landbouworganisaties hebben op 16 januari 2008 de samenwerkingsovereenkomst voor 'De Groene Delta' ondertekend. De samenwerkingsovereenkomst is de formele basis voor de uitvoering van De Groene Delta-projecten uit het uitvoeringsprogramma 2008-2011.
Het doel van 'De Groene Delta' is te komen tot een samenhangend geheel van waardevolle water- en groengebieden in en rond de stad 's-Hertogenbosch. Tegelijkertijd ontstaat daarmee een aantrekkelijk recreatiegebied voor de inwoners uit 's-Hertogenbosch en omgeving (stedelijk uitloopgebied).
De maatregelen uit het projectplan HOWABO en de doorwerking hiervan in het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch zijn afgestemd op de landbouw- en natuurdoelstellingen en recreatieve ambities uit De Groene Delta.
3.3.6 Gemeentelijk archeologiebeleid
Met de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) d.d. 1 september 2007 behoren nieuwe bestemmingsplannen te omschrijven hoe omgegaan dient te worden met de bekende en de te verwachte archeologische waarden in het bestemmingsplangebied.
Om hieraan gevolg te geven is door de gemeente 's-Hertogenbosch een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Deze kaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Het beleid is opgenomen in de Nota Uitvoering wet op de archeologische monumentenzorg (2010). Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld.
Om zicht te krijgen op de (kans op) aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied is een onderzoek uitgevoerd. Hierop wordt in paragraaf 5.5 verder ingegaan.
Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten
4.1 Uitgangspunten Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch richt zich op het mogelijk maken van HOWABO waarmee de stad 's-Hertogenbosch wordt beschermd tegen overlast door hoogwater conform het gestelde beschermingsniveau (1:150 per jaar). Daarnaast richt het bestemmingsplan zich op het behoud en waar mogelijk de versterking van de bestaande ruimtelijke en functionele kwaliteit van het plangebied. Het gaat hierbij vooral om kwaliteit voor aan het buitengebied gebonden functies (landbouw, bos, natuur, landschap, recreatie en water), mede in relatie tot de dynamiek ervan en aanwezige waarden.
Het onderdeel 'behoud en mogelijke versterking van de bestaande ruimtelijke en functionele kwaliteit' is uitgewerkt in de volgende uitgangspunten:
- 1. Landbouw: behoud en waar mogelijk versterking van de agrarische bedrijvigheid. Hierbij wordt rekening gehouden met de aanwezige landbouw (agrarische bedrijfsvoering en agrarische bedrijfsontwikkeling), landbouw met een neventak, verbrede landbouw, het reconstructieplan en gemeentelijke plannen met betrekking tot wonen en werken;
- 2. Bos/Natuur: behoud en waar mogelijk versterking van de ecologische verscheidenheid. Hierbij wordt rekening gehouden met aanwezige soorten en de te realiseren en aanwezige ecologische (hoofd)structuur (water, bosgebieden, natuurgebieden, landschapselementen);
- 3. Landschap: behoud en waar mogelijk versterking van de landschappelijke identiteit en verscheidenheid, zowel visueel-ruimtelijk als cultuurhistorisch gezien. Hierbij wordt rekening gehouden met de landschappelijke onderlegger van de verschillende (deel)gebieden;
- 4. Archeologie/Cultuurhistorie: behoud en waar mogelijk versterking van archeologische gebieden en cultuurhistorische structuren, clusters en linten, waarbij ook herstel door ontwikkeling plaats moet kunnen vinden.
- 5. Recreatie: behoud en waar mogelijk versterking van de mogelijkheden voor recreatie en recreatief (mede)gebruik, mede in relatie tot de aanwezige toeristisch-recreatieve infrastructuur (paden, routes, bossen);
- 6. Water: behoud, herstel en ontwikkeling van het bestaande watersysteem, mede in relatie tot het vasthouden en bergen van gebiedseigen water.
4.2 Uitgangspunten Plansystematiek
4.2.1 Plansystematiek algemeen
Het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch is gebaseerd op het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied (januari 2010) van de gemeente 's Hertogenbosch. Het deel van het waterbergingsgebied HOWABO dat binnen de gemeentegrenzen van 's Hertogenbosch ligt, valt voor het overgrote deel in het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied maar is hierin nog niet vastgelegd. Het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch dat voor u ligt, voegt de voor HOWABO relevante bestemmingen toe aan de bestemmingen uit het bestemmingsplan Buitengebied. Het gebied zal het grootste deel van de tijd gebruikt worden conform de bestaande functies en slechts in uitzonderlijke situaties voor waterberging.
De planregels zijn qua inhoud en systematiek gelijk aan die van het bestemmingsplan Buitengebied. Regels ten behoeve van waterberging, waterkering en het inlaatwerk zijn vervangen of toegevoegd. Voor wat betreft de gebieden die voorheen tot het bestemmingsplan Haverleij, Randweg 's-Hertogenbosch-Vught of Engelermeer behoorde, is qua bestemmingsplansystematiek aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied.
In het plangebied is sprake van waarden die beschermd dienen te worden en er zijn bestaande functies (recreatie, landbouw), die een passende bestemmingsregeling moeten krijgen. Het bestemmingsplan zal de bestaande situatie waar nodig consolideren en toekomstige (kleinschalige) ontwikkelingen binnen de bestaande functies waar mogelijk faciliteren. Door diverse flexibiliteitbepalingen op te nemen kunnen ontwikkelingen gereguleerd worden.
Daar waar ontwikkelingen zijn voorzien op het gebied landbouw, vrijkomende agrarische bebouwing (VAB), natuur en landschap, recreatie, water, et cetera, worden deze in gebieden met bijzondere waarden nader afgewogen. Afhankelijk van de zwaarte van de ontwikkeling kan dit via afwijking of wijziging van het bestemmingsplan plaats vinden. Op deze wijze wordt rekening gehouden met actuele waarden in het plangebied en zijn nieuwe ontwikkelingen binnen de bestaande functies niet op voorhand uitgesloten.
4.2.2 Plansystematiek specifiek
Systematiek bestemmingen
'Gebieds'bestemmingen omvatten veelal de grote onbebouwde gebieden in een buitengebied, waarbij, natuur en agrarisch gebruik de voornaamste bestemmingen zijn. In natuurgebieden worden alle activiteiten die invloed kunnen hebben op de aanwezige (landschappelijke en natuur)waarden verboden of onder voorwaarden mogelijk gemaakt. Voor de agrarische gebieden, waar het gebruik voor de landbouw centraal staat, dient onderscheid gemaakt te worden voor enerzijds vestigings- c.q. ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven als bewerkingsmogelijkheden van de gronden. Om dit zo adequaat mogelijk toe te passen wordt onderscheid gemaakt naar (agrarische) bestemmingen, waarbij is aangesloten op het bestemmingsplan Buitengebied. Hierdoor ontstaat een onderverdeling naar agrarische gebied zonder waarden en agrarische gebieden met waarden.
Naast de toekenning van agrarische bestemmingen ten behoeve van het agrarisch vestigingsbeleid dienen waarden (landschappelijk en natuurlijk) inzichtelijk gemaakt te worden om niet alledaagse werkzaamheden (binnen gebieden met waarden) omgevingsvergunningplichtig te kunnen maken of te verbieden, toegespitst op de specifieke waarde.
Voor wat betreft de toekenning en begrenzing van de 'detail'bestemmingen gaat het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch, net als het vigerend bestemmingsplan Buitengebied, uit van getekende bouwblokken voor agrarische bedrijven. Aan het bestemmingsvlak wordt een verbale regeling gekoppeld voor de situering van hoofd- en bijgebouwen.
Aangezien het vigerend bestemmingsplan heel recent is vastgesteld worden de huidige bouwblokken overgenomen.
Systematiek integrale zonering reconstructie
Voor (intensieve) veehouderijbedrijven is de zonering van het reconstructieplan Maas en Meierij doorvertaald door het opnemen van een 'reconstructiewetzonering' op de verbeelding met bijbehorende bepalingen in de regels van het bestemmingsplan. In het plangebied van het bestemmingsplan is alleen sprake van een extensiveringsgebied.
4.3 Uitgangspunten Planthema's
4.3.1 Planthema's Landbouw/Tuinbouw
Thema toekenning agrarische bouwblokken
De werkwijze met betrekking tot de toekenning van bouwblokken sluit voor agrarische bedrijven aan bij het bestemmingsplan Buitengebied uit 2010 en voor de intensieve veehouderijbedrijven bij het Reconstructieplan Maas en Meierij.
Beide agrarische bedrijven (bedrijfsmatig agrarisch activiteit uitoefenen) groter dan 10 Nederlandse grootte-eenheid (Nge) hebben een bouwblok gekregen. De omvang is afgestemd op de aard, omvang en behoefte van de bedrijven en de aard van de omgevingskwaliteiten (ligging ten opzichte van natuur en landschap). Alle gebouwen en overige bouwwerken en voorzieningen moeten in principe binnen het bouwblok liggen.
Voor de grondgebonden agrarische bedrijven in het primair agrarisch gebied bedraagt de maximale bouwblokmaat 1,5 ha. Binnen het plangebied zijn geen vestigings- of doorgroeigebieden voor glastuinbouw gelegen.
Thema uitbreiding bouwblokken
Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten worden gerespecteerd. Hierdoor is het voor bestaande bedrijven conform het bestemmingsplan Buitengebied mogelijk om via een wijzigingsbevoegdheid uit te breiden tot 1,5 hectare. Deze regeling is in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen.
Thema omschakeling
Onder omschakeling wordt verstaan het geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm in een andere agrarische bedrijfsvorm. De regeling in het bestemmingsplan voor omschakeling richt zich met name op de omschakeling naar grondgebonden landbouw. Dit is in principe altijd mogelijk.
Vanwege de diverse afwegingsfactoren die hierbij een rol spelen is er voor gekozen dit buitenplans te gaan regelen. Het plangebied van het bestemmingsplan 's-Hertogenbosch is aangewezen als extensiveringsgebied. Omschakeling naar een intensieve veehouderij in extensiveringsgebieden is uitgesloten.
De omschakeling naar wonen is wel mogelijk. De omschakeling naar niet-agrarische bedrijvigheid wordt in het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch in beperkte mate mogelijk gemaakt (VAB beleid).
Thema paardenhouderij
Nieuwe vestigingen ten behoeve van paardenhouderij zijn niet toegestaan. Vestiging van een productiegerichte paardenhouderij (fokkerij) is in principe overal mogelijk, behalve in de bestemming Agrarisch met Waarden - 4. In de bestemming Agrarisch met Waarden - 3 moet de bestaande bouwmogelijkheid benut worden en mag er een rijhal van maximaal 1.000 m² zijn en mogen er geen publieks- en/of verkeersaantrekkende voorzieningen worden gebouwd en/of aangelegd. Uitbreiding van een paardenhouderij kan in de bestemming tot 1,5 ha. Hervestiging van een publieksgerichte paardenhouderij (manege) dient bij voorkeur plaats te vinden in kernrandzones en bebouwingsconcentraties of zones langs doorgaande wegen. Daarnaast zijn paardenhouderijen mogelijk als nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf.
Thema bedrijfswoning(en)
Bestaande bedrijfswoningen worden als zodanig bestemd. Bij een volwaardig agrarisch bedrijf (200 standaard bedrijfseenheid (SBE), 70 Nederlandse grootte-eenheid, (NGE)) is in principe één zelfstandige agrarische bedrijfswoning toegestaan van 750 m³. Het al dan niet toelaten van een nieuwe tweede agrarische bedrijfswoning hangt af van de aard en omvang van het bedrijf. Alleen tweemansbedrijven (min. 140 NGE) met een toezichthoudende tak (melkkoeien, zoogkoeien, fokzeugen en fokpaarden) komen in aanmerking voor een nieuwe tweede agrarische bedrijfswoning. Bij alle woningen is het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep/bedrijf toegestaan tot een oppervlakte van 50 m². Verder is er 80 m² aan bijgebouwen toegestaan.
Thema teeltondersteunende voorzieningen (TOV)
Het gebruik van TOV is van belang voor verlenging van het seizoen, een meer gelijkmatige arbeidsverdeling en terugdringing van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Het kan consequenties hebben voor perceelsgebonden natuur- en landschapswaarden. De toelaatbaarheid van deze voorzieningen moet worden afgewogen op basis van natuurlijke, landschappelijke en agrarische motieven.
Permanente voorzieningen (stellingen, regenkappen, containervelden) zijn enkel toegestaan op het agrarisch bouwblok. Bouwblokvergroting is mogelijk conform de regeling voor uitbreiding van bouwblokken. Tijdelijke voorzieningen (folies, wandelkappen, hagelnetten e.d.) zijn buiten het bouwblok toegestaan.
Binnen de bestemming 'Natuur' zijn tijdelijke TOV op voorhand uitgesloten. Binnen 'Agrarisch' zijn tijdelijke TOV toelaatbaar. Voor de TOV's is dus een gestaffelde regeling opgenomen afgestemd op de waarden in het gebied.
Thema Teeltondersteunende kassen (TOK)
Teeltondersteunende kassen zijn ondersteunende voorzieningen die een onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een vollegronds-kwekerij of boomkwekerij. Ze worden gebruikt om de bedrijfsvoering te optimaliseren en om in te spelen op de toename van eisen van marktpartijen en de exportgerichtheid van de tuinbouwsector. Onder een kas wordt verstaan een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (groter dan 1,5 m) worden beschouwd als een kas. TOK zijn alleen toegestaan op het bouwblok, uitgezonderd de agrarische bedrijven die gelegen zijn in de bestemming Agrarisch met Waarden 4.
Thema verbrede landbouw/ neventakken bij agrarische bedrijven
In het kader van verbrede plattelandsontwikkeling kunnen verschillende neventakken toegelaten worden in bestaande bebouwing van agrarische bedrijven tot een maximum van 400 m2. Een neventak is een vorm van agrarisch verwant of agrarisch-technisch hulpbedrijf of niet-agrarische bedrijvigheid, opslag (geen buitenopslag) of recreatie naast de agrarische hoofdfunctie.
Verbrede landbouw/ neventakken worden mogelijk gemaakt via de bestemmingsomschrijving, evenals via afwijking of wijziging (functieverandering).
4.3.2 Planthema's Werken/Wonen
Thema nieuwe economische dragers (NED)/ vrijkomende agrarische bedrijven (VAB- beleid)
Door de beëindiging van agrarische bedrijven zullen agrarische bedrijfsgebouwen leeg komen te staan of een andere functie krijgen. De sloop van overtollige bedrijfsgebouwen wordt gestimuleerd door de rood-voor-rood benadering. Bij hergebruik van VAB gaat de voorkeur uit naar hervestiging van een agrarische functie. Hergebruik voor wonen is aanvaardbaar, mits overtollige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Hergebruik ten behoeve van een andere functie zoals agrarisch verwante en agrarisch-technische hulpbedrijven, zorgvoorzieningen, recreatie en toerisme, statische opslag en kleinschalige bedrijvigheid is onder voorwaarden mogelijk. Uitgangspunt is dat:
- niet aan het buitengebied gebonden activiteiten en bebouwing dient te worden geweerd;
- bestaande waarden mogen niet worden aangetast;
- de bouwmassa mag niet toenemen;
- de verkeersafwikkeling mag niet onevenredig worden belast;
- de VAB mag geen belemmeringen opleveren voor nabijgelegen agrarische bedrijven;
- kleinschalige bedrijvigheid enkel uit milieucategorie 1 en 2;
- oppervlakte maximaal 400 m²;
- sloop overtollige gebouwen en geen buitenopslag toegestaan.
Tevens is een sloop-bonus regeling opgenomen ter bevordering van de sloop van overtollige stallen en schuren.
Voorafgaand aan het toelaten van nieuwe functies binnen VAB's dient te worden bezien of handhaving van de agrarische bestemming mogelijk is. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan kan invulling worden gegeven aan hetgeen hierboven is opgenomen. Als uitgangspunt hierbij geldt dat eventuele nieuwe ruimtelijke en functionele ontwikkelingen moeten bijdragen aan een stedenbouwkundige en/of landschappelijke verbetering van de situatie. Ten aanzien van dit thema dient afstemming plaats te vinden met de gebiedsvisies voor de bebouwingsconcentraties (geen onderdeel bestemmingsplan).
Thema Ruimte-voor-Ruimte en Rood-voor-Groen
Nieuwe economische dragers zijn mogelijk als ze bijdragen aan de vitalisering van het landelijk gebied. In het buitengebied kunnen onder bepaalde voorwaarden nieuwe economische dragers een plek krijgen, zoals ruimte-voor-ruimte woningen (Rood-voor-Rood), nieuwe landgoederen (Rood-voor-Groen) en recreatieve poorten. Specifieke ontwikkelingen vragen om een specifieke aanpak. Gekozen is om dit te regelen via een separate ruimtelijke procedure indien een dergelijke ontwikkeling zich aandient.
Thema huisvesting seizoensarbeiders
Bij landbouwbedrijven worden mogelijkheden geboden voor tijdelijke huisvesting (maximaal 6 maanden per jaar) van seizoensarbeiders. De gemeente wil deze huisvesting tijdelijk toelaten in verplaatsbare units of in stacaravans op het erf en via logies in de eigen bedrijfswoning. Het verbouwen van eigen bedrijfsgebouwen ten behoeve van bewoning acht de gemeente niet wenselijk vanuit de optiek van handhaving. Er worden maximaal 5 woonunits en/of stacaravans toegestaan. De oppervlakte van een woonunit of stacaravan mag maximaal 30 m² bedragen.
Thema inwoning/ mantelzorg
Voor mantelzorg is het mogelijk om extra woonruimte te creëren. Dit mag echter niet leiden tot extra woningen in het buitengebied. Om die reden wil de gemeente deze extra woonruimte toelaten via inwoning (binnen de bestaande woning) en via aanwoning (binnen een aangebouwd bijgebouw). Er dient sprake te zijn van een aantoonbare zorgbehoefte, tijdelijke aard, maximaal 75 m² en er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de omgeving.
Thema boerderijsplitsing
Toevoeging van burgerwoningen door splitsing van boerderijgebouwen is toegestaan, omdat dit kan bijdragen aan het behoud van de voor het buitengebied kenmerkende boerderijgebouwen. Hierbij geldt als voorwaarde dat de inhoud van de boerderij minimaal 900 m³ is, het woondeel en staldeel zichtbaar blijven, de bijbehorende bedrijfsgebouwen worden gesloopt, tenzij ze monumentale kwaliteiten bezitten, en dat rekening wordt gehouden met (wettelijk) aan te houden afstanden tot omliggende agrarische bedrijven.
Thema aan huis gebonden beroepen/ bedrijven
Bij beide bedrijfswoningen wordt via de doeleindenomschrijving een beperkte oppervlakte aan huis gebonden beroep/bedrijf direct toegestaan. Het gaat dan om een oppervlakte van 50 m².
Thema zwembaden
In de regels is een regeling opgenomen voor het oprichten van zwembaden.
4.3.3 Planthema's bos/natuur/landschap, cultuurhistorie en archeologie
Hieronder volgen de thema's op het terrein van bos, natuur, landschap (incl. cultuurhistorie en archeologie) en recreatie (recreatief medegebruik), alsmede water en milieu (incl. bodem).
Thema bos, natuur en landschap
Bestaande bos- en natuurgebieden zijn bestemd als 'Natuur'. Voor deze gebieden is voor bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist. De bestemming Natuur krijgt enkel een waarde-aanduiding indien er hydrologische waarden (natte natuurparels) aanwezig zijn. Aanwezige landschapswaarden worden primair beschermd via de lijn van de (gebieds)bestemmingen. Voor de aanleg van nieuw bos of natuur en ecologische verbindingszones (EVZ) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Thema cultuurhistorie
Aanwezige rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten kunnen als zodanig worden aangeduid (informatief), maar specifieke bescherming is niet noodzakelijk omdat dit in de Monumentenwet is geregeld. Cultuurhistorisch waardevolle gebieden worden via de (gebieds)bestemmingen en bijbehorende omgevingsvergunningen beschermd.
Thema archeologie
Gebieden met een archeologische waarde en gebieden met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde krijgen een dubbelbestemming ter bescherming van de aanwezige waarden.
4.3.4 Planthema's natte natuurparel en waterberging
Thema natte natuurparels
Het Reconstructieplan Maas en Meierij stelt een beschermingsbeleid voor, voor de bescherming van natte natuurparels inclusief de zogenaamde beschermingszone natte natuurparel (zone van 500 m). Er mogen in het gebied (de natte natuurparel) of de omgeving (de beschermingszone natte natuurparel) geen activiteiten plaatsvinden die een verslechtering van de (hydrologische) situatie in de natte natuurparel zelf tot gevolg hebben (hydrologisch standstill). Door bepaalde werken en werkzaamheden omgevingsvergunningplichtig te maken ontstaat een adequate bescherming van de hydrologie van de natte natuurparel zelf (de grens van deze natte natuurparel). Deze natte natuurparels en beschermingszones zijn op perceelsniveau begrensd op basis van de provinciale Verordening Waterhuishouding welke inmiddels is opgevolgd door de provinciale Verordening Water. Ook hierin is de begrenzing van de natte natuurparels en beschermingszones opgenomen. De natte natuurparel zelf is bestemd als Natuur, de beschermingszone met een aanduiding als hydrologisch waardevol gebied.
Thema waterbergingsgebieden
Voor inundatiegebieden en concreet begrensde waterbergingsgebieden is een hydrologische basisbescherming van toepassing. Deze gebieden, die een functie vervullen voor de wateropgave worden als zodanig beschermd. De bescherming geschiedt via een dubbelbestemming voor kades en een dubbelbestemming voor de waterbergingsgebieden.
4.3.5 Planthema recreatie
Thema kleinschalig kamperen
Kleinschalig kamperen tot 15 kampeermiddelen (tenten, tentwagens, kampeerauto's en/of caravans, dus geen stacaravans) wordt direct toegestaan bij landbouwbedrijven (kamperen bij de boer). Uitbreiding van 15 naar 25 kampeermiddelen wordt via een afwijking geregeld.
Thema kleinschalig logeren
Recreatief nachtverblijf zal worden toegestaan tot maximaal 500 m2, kleinschalig logeren tot 5 eenheden (Bed & Breakfast en/of gastenkamers) zal tot een maximum van 250 m2 5 eenheden worden toegestaan bij landbouwbedrijven.
Thema recreatieve bedrijven
Recreatiebedrijven en recreatieterreinen krijgen een recreatiebestemming, eventueel met de toevoeging verblijfsrecreatie, dagrecreatie, volkstuin, et cetera.
Thema recreatief medegebruik
Het recreatief medegebruik wordt mogelijk gemaakt binnen de verschillende (gebieds)bestemmingen via de doeleindenomschrijving.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Achtergrond En Aanleiding
In de stad 's-Hertogenbosch komen de beken Dommel en Aa samen. De stad ligt in feite in een delta tussen de beken Dommel en Aa en de rivier de Maas. Vanaf de samenkomst van beide beken stroomt het water via de Dieze en de spuisluis Crèvecoeur naar de Maas. Tevens is er de mogelijkheid om het water van de Dommel en de Aa via het Drongelenskanaal op de Maas af te voeren ter hoogte van Waalwijk.
Bij hoogwater op de Maas is de afvoercapaciteit via de Dieze en het Drongelens kanaal beperkt. De afvoeren van Dommel en Aa zijn dan niet of slechts deels af te voeren naar de Maas. Een enkele keer valt een hoge afvoer op de Maas samen met een extreme afvoer via de Dommel en de Aa. Bij het samenvallen van een piek op de Maas en op de beide beken, kan dit grote wateroverlast in en nabij 's-Hertogenbosch opleveren. Delen van de stad kunnen dan onder water komen. Om dit tegen te gaan is een aantal overheden gaan samenwerken onder de noemer HOWABO, hetgeen staat voor Hoogwateraanpak 's-Hertogenbosch (bron MER).
De essentie van HOWABO is het tijdelijk bergen van water rondom de stad 's Hertogenbosch zodat overlast in de stad zelf wordt tegengegaan. De waterberging vindt plaats in het buitengebied van de gemeenten 's-Hertogenbosch, Vught en Heusden. Bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch maakt de waterberging planologisch mogelijk op het grondgebied van de gemeente 's-Hertogenbosch.
Absolute bescherming tegen hoogwater kan niet gegarandeerd worden. Wel zijn afspraken gemaakt over het beschermingsniveau. Dit betekent dat de stedelijke gebieden van 's-Hertogenbosch beschermd zijn tot een hoogwatersituatie vanuit het regionale watersysteem die zich met een kans van eens in de 150 jaar voordoet. De wateroverlast treedt op als het waterpeil in de regionale wateren rond 's-Hertogenbosch hoger komt dan 4,90 meter boven NAP (Nieuw Amsterdams Peil). Op basis van modelberekeningen en met inachtname van reeds gerealiseerde opvangmogelijkheden voor water, is berekend dat nog 4,5 miljoen m3 water geborgen moet kunnen worden in de omgeving van 's Hertogenbosch om aan deze taakstelling te voldoen. Afgesproken is deze taakstelling voor eind 2015 te voldoen.
Op langere termijn is vanwege klimaatveranderingen, door veranderingen in het stromingspatroon in de Maas en door mogelijke tegenvallende capaciteit van bergingsgebieden stroomopwaarts in de stroomgebieden van de beken, nog extra bergingscapaciteit nodig. Dit kan oplopen van minimaal 6,5 tot maximaal 10 miljoen m3 in 2050. Dat is dus 2,0 tot 5,5 miljoen m3 extra ten opzichte van de 4,5 miljoen m3 berging die al in 2015 gerealiseerd moet zijn.
Het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch maakt de in 2015 benodigde waterberging (4,5 miljoen m3) mogelijk. De benodigde waterberging op langere termijn wordt met het bestemmingsplan niet specifiek mogelijk dan wel onmogelijk gemaakt.
5.2 Proces Tot Nu Toe
5.2.1 MER-HOWABO
In het kader van HOWABO zijn er diverse studies uitgevoerd naar de mogelijkheden om het gewenste beschermingsniveau van 's-Hertogenbosch te realiseren. Daarbij werd duidelijk dat het project m.e.r.-plichtig is. De procedure van milieueffectrapportage (m.e.r.) is doorlopen en er is een milieueffectrapport (MER) gemaakt. Doel van de m.e.r.-procedure is het milieubelang een volwaardige plaats geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu. De eerste stap in de m.e.r.-procedure was het uitbrengen van de startnotitie door de waterschappen Aa & Maas en De Dommel (initiatiefnemers). De startnotitie heeft ter visie gelegen in het voorjaar van 2007. De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft vervolgens een richtlijnenadvies voor het MER opgesteld, waarna de provincie en de betrokken gemeenten (bevoegd gezag) de richtlijnen in 2007 hebben vastgesteld.
In het MER-HOWABO zijn 15 varianten uitgewerkt waarvan er uiteindelijk 3 van zijn geselecteerd. De drie geselecteerde varianten zijn in het MER aan de hand van een groot aantal criteria beoordeeld. De m.e.r.-procedure HOWABO heeft geleid tot het Milieu Effectrapport: MER Hoogwateraanpak 's-Hertogenbosch, Waterschappen Aa en Maas en de Dommel, 2008. De in het MER beschreven voorkeursvariant is in het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch opgenomen.
Het MER heeft in 2009 ter visie gelegen waarbij de mogelijkheid bestond tot inspraak. De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft op 12 mei 2009 een positief advies gegeven over het Milieueffectrapport. Op basis daarvan heeft de provincie Noord-Brabant als bevoegd gezag per brief op 8 juni 2009 geconcludeerd dat: "het MER voldoende informatie bevat voor de verdere besluitvorming in de vorm van het aanpassen van de bestemmingsplannen 's-Hertogenbosch, Heusden en Vught ".
5.2.2 MER Projectplan HOWABO en bestemmingsplan
De overstromingscontour en de maatregelen ten behoeve van de waterberging zijn op basis van de voorkeursvariant uit het MER-HOWABO vastgelegd in het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch. De onderbouwing zoals deze is opgenomen in de toelichting, is eveneens gebaseerd op de voorkeursvariant uit het MER-HOWABO. De onderdelen van deze voorkeursvariant kregen in een Projectplan HOWABO een nadere uitwerking (conform de eisen van de Waterwet). Soms was het nodig om - op detailniveau - af te wijken van het in het MER genoemde/geschetste. In het bestemmingsplan wordt aangegeven waar dit is gebeurd.
Het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch is er op gericht de voorkeursvariant uit het MER en de uitwerking van deze variant in het Projectplan HOWABO mogelijk te maken.
5.3 Inhoud Plan
5.3.1 Achtergrond
In het MER zijn in eerste instantie 15 varianten onderzocht. In de tweede fase zijn er 3 geselecteerd. Het betreft de varianten Peilscheiding, Cultuurhistorische variant en Groene Rivier. Daarnaast is het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) geformuleerd. De vergelijking tussen deze varianten geeft het volgende beeld:
- 1. Peilscheiding scoort relatief slechter voor het aspect bodem en water dan de andere varianten.
- 2. Voor natuur valt de positieve score van Groene Rivier op, en de nog positievere score van het MMA
- 3. Voor landschap, cultuurhistorie en archeologie en voor wonen/werken zijn de verschillen tussen varianten genuanceerd en niet heel groot, met uitzondering van het MMA dat beduidend beter scoort.
- 4. De naamgeving van de Cultuurhistorische variant suggereert dat deze meerwaarde heeft ten aanzien van cultuurhistorie. Aangezien het een element betreft uit een korte historische periode die niet aansluit op het landschap en de cultuurhistorische geschiedenis in langer perspectief, komt deze meerwaarde niet uit de effectenbeoordeling naar voren. Met name voor de ruimtelijke samenhang scoort de Cultuurhistorische variant sterk negatief.
- 5. De kosten van de varianten zijn alle negatief ten opzichte van de Nulplusvariant, waarbij de Cultuurhistorische variant de goedkoopste is. Een belangrijke pm-post is echter dat kaden en funderingen in de Bossche binnenstad risico lopen bij de Nulplusvariant.
Voor een beschrijving van de varianten en een uitgebreide vergelijking wordt verwezen naar het MER dat als bijlage (Bijlage 1) bij deze toelichting is opgenomen.
Het gekozen voorkeursalternatief is gebaseerd op de variant 'Groene Rivier'. Deze variant is gekozen vanwege de positieve MER-resultaten en de integrale plankwaliteit.
Belangrijke voordelen van de beschreven voorkeursvariant zijn:
- er is natuur mee te creëren, waar de recreant van kan profiteren;
- de Groene Rivier is in de toekomst goed uit te breiden met extra waterberging;
- het landbouwgebied aan de zuidzijde van de Vughtse Gement wordt ontzien.
Ook is er op regionaal bestuurlijk niveau veel (bestuurlijk) draagvlak voor deze variant. De plannen van deze HOWABO-variant sluiten goed aan bij 'De Groene Delta´, een programma gericht op het ontwikkelen van een samenhangend geheel van waardevolle water- en groengebieden in en rond de stad 's Hertogenbosch. De voorkeursvariant sluit ook aan bij de doelstelling van de Corridorstudie om de knelpunten op en rondom de A59 op te lossen.
In deze variant wordt het water ingelaten vanuit het Drongelens Kanaal. Vervolgens wordt via een geleide structuur het water om de Moerputten door de Bossche Sloot en een passage onder de A59 door naar het Engelermeergebied geleid. Kenmerkend aan deze variant is dat het Natura2000 gebied Vlijmens Ven/Moerputten/Bossche Broek wordt ontzien, alsook het landbouwgebied in het zuidelijke deel van de Vughtse Gement.
In navolging van het MER volgt het kadetracé in de Vughtse Gement de begrenzing van de EHS. Alleen op plaatsen waar een goede ruimtelijke inpassing dat vereiste, is afgeweken van deze EHS-begrenzing.
5.3.2 Beschrijving waterbergingsgebied
Figuur 9: Watersysteem, ligging waterstaatswerken
Ruimtelijke scheiding en gebiedscompartimentering
De waterberging kent een hoog pand en een laag pand. De compartimenteringkade - over het wegtracé De Gemeint - vormt de fysieke scheiding tussen het lage en het hoge pand (zie figuur 9). Het hoge pand ligt geheel binnen bestaande en nieuwe kades. Voor het lage pand vormen de hogere gronden en wegen rondom het Engelermeer een natuurlijke kade.
Het hoge pand heeft een ontwerpwaterstand van 3,40 m+NAP en biedt ruimte voor berging van circa 2,85 miljoen m3 water. Het lage pand heeft een ontwerpwaterstand van 2,90 m+NAP. In het Engelermeer kan nog eens 1,65 miljoen m3 water worden geborgen. Daarmee is de totale bergingscapaciteit van de waterberging Vughtse Gement - Engelermeer 4,5 miljoen m3 en wordt voldaan aan de taakstelling.
Flexibel inzetbaar
Vanuit het Drongelens Kanaal zal water het waterbergingsgebied instromen. Het regelbare inlaatkunstwerk bevindt zich in de kade van dit afwateringskanaal in de uiterste oosthoek van deelgebied Vughtse Gement (zie figuur 9).
Om de maximale afvoercapaciteit van het Drongelens Kanaal (100 m3/sec) bij watersnood optimaal te kunnen benutten, laat het inlaatkunstwerk niet meer water in dan strikt nodig is. Daarom is het inlaatkunstwerk als regelbaar kunstwerk ontworpen.
Het ontwerp van de waterberging maakt het mogelijk om alleen (delen van) het hoge pand in te zetten voor waterberging. Met de compartimenteringkade en het regelbare inlaatwerk bij het Engelermeer (De Gemeint), kán het waterschap het Engelermeer geheel ontzien of slechts gedeeltelijk benutten voor waterberging. Dit in het geval een beperkte bergingscapaciteit volstaat om de hoogwatergolf op te vangen.
In de Vughtse Gement zijn de kruisende wegen Deutersestraat en Hondermorgensedijk zogenaamde 'overstromingskades' waarmee het hoge pand trapsgewijs volloopt. Bij een (zeer) beperkt aanbod zal overstromen van de Vughtse Gement zich beperken tot deze kades.
5.3.3 Het vol- en leeglopen van de waterberging
Figuur 10 Waterbergingsgebied, situatie na vier dagen
De onderstaande beschrijving geeft een verwachting aan. Al naar gelang specifieke (weers)omstandigheden kan het nodig zijn het waterbergingsgebied op een andere wijze in te zetten. Het is echter het streven van het Waterschap om het waterbergingsgebied op onderstaande wijze te gebruiken.
Duur van de inundatie
Na het in gereedheid brengen van het waterbergingsgebied (sluiten van alle doorgangen) kan het waterschap het gebied daadwerkelijk inzetten. Het volledig laten onderstromen duurt dan circa 4 dagen (zie figuur 10).
Met het vollopen van het waterbergingsgebied zal de hoogwatergolf uit de beeksystemen de Aa en de Dommel 's-Hertogenbosch passeren. Dit betekent dat er na het vollopen, gelijk begonnen kan worden met het legen van het waterbergingsgebied.
Het legen van de waterberging
Het legen van de waterberging gebeurt met een tijdelijke pomp in het inlaatkunstwerk aan De Maij én via stuw MR-02-06 in de Nieuwe Bossche Sloot aan de Engelenseweg (ter hoogte van het Engelermeer).
Uitgaande van een pompcapaciteit van 1 m3 per seconde van gemaal Groenendaal (uitlaat Engelenseweg) en 1 m3 per seconde via het inlaatkunstwerk (uitlaat De Maij), duurt het legen van het waterbergingsgebied 30 dagen:
- a. Groenendaal 30 dagen à 1 m3/sec is 2,7 miljoen m3
- b. Pomp in inlaatkunstwerk 20 dagen à 1 m3/sec is 1,8 miljoen m3
Het leegpompen van de volledig gevulde compartimenten gebeurt in drie stappen. Deze stappen zijn hieronder nader beschreven. In figuur 10 zijn de drie stappen in kleurcodes verbeeld.
Stap 1.
Bij aanvang van het leegpompen zal het gemaal Groenendaal alleen water uitslaan dat afkomstig is uit het lage pand van de waterberging (het Engelermeer). Dit kan door het inlaatkunstwerk in de compartimenteringkade 'De Gemeint' gesloten te houden.
Het gemaal Groenendaal heeft ongeveer 20 dagen nodig om al het in het Engelermeer geborgen water op de Maas te lozen. In deze periode slaat de tijdelijke pomp in het hoofdinlaatkunstwerk een zelfde hoeveelheid water uit op het Drongelens Kanaal. Dít water is afkomstig uit het hoge pand van de waterberging (vooral Vughtse Gement). Met het leegpompen van de Vughtse Gement zal al snel de overstromingskade Deutersestraat droogvallen. Het waterschap zal een mobiel noodgemaal inzetten om water over de weg te pompen van deelgebied De Ham naar Rijskampen. Zo blijft de pompcapaciteit in het hoofdinlaatkunstwerk langer inzetbaar, wat het legen van het waterbergingsgebied bespoedigt. In deze eerste twintig dagen zakt het peil in De Ham, Rijskampen en Honderd Morgen - De Maij ongeveer 0,5 meter. Er bevindt zich in het hoge pand dan nog circa 1,2 miljoen m3.
Stap 2
Na het leegpompen van het Engelermeer (lage pand) zal het waterschap de afsluiters rondom het meer openen. Daarmee zal de waterhuishouding in deelgebied Engelermeer zich volledig herstellen. Ook zal het waterschap nu de afsluiters in de Nieuwe Bossche Sloot bij de Moerputtenweg en Engelermeer-A59 openen. Water uit het hoge pand stroomt nu via de Nieuwe Bossche Sloot het gebied uit.
Met het regelbare inlaatkunstwerk in de compartimenteringkade 'De Gemeint' zal het waterschap het restant water tussen de A59 en De Gemeint (Vlijmense Gement) lozen op de Nieuwe Bossche Sloot. Het sifon onder de A59 door is dan al aan weerszijden drooggevallen en doet niet meer mee in het watertransport.
In deze situatie pompt gemaal Groenendaal water uit de deelgebieden Vlijmense Gement en De Ham. De tijdelijke pomp in het hoofdinlaatkunstwerk pompt water uit de deelgebieden Rijskampen en Honderd Morgen - De Maij. De overstromingskade Deutersestraat vormt een fysieke scheiding tussen de deelgebieden. Maar met behulp van het noodgemaal op de Deutersestraat verlaat water uit De Ham het gebied ook via het hoofdinlaatwerk.
In circa 10 dagen is het resterende volume van 1,2 miljoen m3 zo weggepompt.
Stap 3
Zodra deelgebied De Ham droog valt, zal het waterschap de afsluiter van de Nieuwe Bossche Sloot ter hoogte van de Ruidigerdreef openen. Door ook de afsluiters in de kade over de Ruidigersteeg én de afsluiters in de kade onderlangs de Rijskampen te openen, kan de lokale waterhuishouding zich volledig herstellen.
De hier uitgelegde werkwijze is uiteraard zeer afhankelijk van weersomstandigheden. Indien er veel regenwater in het stroomgebied van de Dommel en de Aa blijft vallen of indien de afvoergolf op de Maas aanhoudt, dan gelden andere perioden.
Hoofdstuk 6 Effecten Op Milieu, Bijzondere Waarden En Gebruik
Het ruimtelijk beleid en milieubeleid hebben raakvlakken. Kwaliteiten, waarden en functies hangen samen met het fysieke milieu (bodem, water, lucht). Het milieu stelt enerzijds randvoorwaarden aan de ruimtelijke ordening. De milieukwaliteit kan anderzijds verbeterd worden door ruimtelijke ordening. De functionaliteit wordt groter door een schoner milieu. In dit hoofdstuk wordt per aspect beschreven wat de effecten zijn.
Het MER en het Projectplan HOWABO bieden inzicht in de te verwachten effecten. Zij beslaan echter een groter gebied dan het plangebied van het bestemmingsplan. Voor een goed inzicht in de effecten zijn de verschillende aspecten in hun bredere en plangebiedoverschrijdende kader beschreven. Per aspect wordt duidelijk gemaakt wat de relevantie is voor het plangebied van het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch.
6.1 Bodem En Grondwater
Informatie voortkomend uit het MER:
Verontreinigingen
Door het waterschap Aa & Maas zijn waterkwaliteitsgegevens aangeleverd van de afgelopen jaren. In het Drongelenskanaal zijn twee meetpunten gelegen. De gemeten waarden zijn getoetst aan de normen van het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR-normen). Over het algemeen ligt de concentratie van stikstof en fosfaat en de metalen koper, zink en nikkel boven de MTR-norm, ook voordat de beek de Zandley uitmondt in het kanaal. Bij de effectbepaling op de waterkwaliteit is gekeken naar huidige waterkwaliteit. In de toekomst zal de waterkwaliteit van de Dommel en de Aa verbeteren en moet de waterkwaliteit gaan voldoen aan de normen van de KRW. In de toekomstige situatie zullen eventuele effecten op de waterkwaliteit daardoor afnemen.
In het waterbergingsgebied liggen verschillende meetpunten voor waterkwaliteit van het waterschap Aa en Maas. In de meeste meetpunten ligt de concentratie koper en nikkel boven de MTR-norm. Zink ligt in alle meetpunten beneden de MTR-norm. In de meeste meetpunten, vooral de doorgaande watergangen, liggen de fosfaat- en stikstofwaarden boven de MTR-norm. De gemeten waterkwaliteit in het Drongelenskanaal (meetpunt Cromvoirt, vóórdat de Zandley uitmondt in het kanaal) is over het algemeen slechter dan de waterkwaliteit in het gebied. Omdat de waarden voor stikstof, fosfaat en koper en nikkel in het gebied al relatief hoog zijn, zal de negatieve invloed van het ingelaten water vanuit het Drongelens kanaal op de waterkwaliteit in het gebied gering zijn zeker gelet op de zeer lage frequentie waarbij dit zal plaatsvinden.
De inlaat van gebiedsvreemd water met hoge sulfaatgehalten en een hoge hardheid kan leiden tot versnelde afbraak van veengronden, waarbij extra nutriënten vrijkomen. In het waterbergingsgebied zijn echter alleen zand- en kleigronden aanwezig. De veengronden zijn alleen aanwezig rondom de Moerputten.
In de uitgevoerde Voortoets HOWABO-varianten in het kader van Natura2000 (ARCADIS, 2 november 2007) is reeds gekeken naar de invloed op de waterkwaliteit bij overstroming van gebieden. Hierbij is gefocust op slibafzet, nutriënten en verontreinigingen. Hieruit is gebleken dat tijdens hoog water het zwevend stof gehalte in de Dommel toeneemt naar circa 20 mg/l. Als al het slib zou bezinken, is deze hoeveelheid (20 mg/l) theoretisch te klein, om een significante sliblaag af te zetten. Ook uit praktijkervaringen (in de uiterwaarden van de Rijn en de Waal) blijkt dat de hoeveelheid slib die achter blijft na een periode van inundatie, zeer beperkt is (maximaal enkele millimeters). Door turbulentie tijdens de stroming komt slechts een gedeelte van het slib tot bezinking (vooral de fractie groter dan 16 ?m). Een gedeelte van het slib zal bij leeglopen het gebied weer verlaten.
Geohydrologie en kwelbezwaar
De mogelijke (tijdelijke) invloed op het grondwatersysteem naar omliggend bebouwd gebied is voorspeld op grond van (bodem)technische gegevens, hoogteligging van omliggende bebouwing en waterstanden.
In het Vughtse deel van het waterbergingsgebied HOWABO zijn vier bouwblokken aanwezig die direct tegen een kade komen te liggen. Aan de buitenzijde komt bij overstroming circa 50-120 cm water te staan. Door dit hoogteverschil kan aan de binnenzijde grondwateroverlast ontstaan. Dit heeft mogelijk gevolgen voor mogelijk aanwezig zijnde gierkelders en brandstoftanks. In het Projectplan HOWABO zijn mitigerende maatregelen opgenomen.
Door de kweldruk die in het gebied aanwezig is, is de verwachting dat het geborgen water bovenop het maaiveld, weinig invloed heeft op de grondwaterstand in de omgeving. In het noordelijk deel zijn overwegend kleigronden aanwezig. De kleigronden hebben een storende werking op de verticale grondwaterstroming. Om deze reden is de verwachting dat het water op het maaiveld weinig invloed heeft op de grondwaterstand in de omgeving.
Aan de westzijde wordt het beïnvloedingsgebied begrensd door de bebouwde kom van Vlijmen. De waterstand op het maaiveld aan de buitenzijde van de kade ligt tussen de 0 cm en 100 cm. De woningen die grenzen aan het beïnvloedingsgebied, liggen op basis van het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN) circa twee meter hoger. Om deze reden is in dit deel ernstige grondwateroverlast als gevolg van de waterberging niet te verwachten.
Grondbalans
Voor het aanleggen van kades voor het waterbergingsgebied is grond nodig. Voor de totstandkoming van de natte natuurparels in en nabij het HOWABO-gebied dient de bouw voor te worden afgegraven. Het afgraven van de bouw voor gebeurt in delen van de Vughtse Gement, buiten het plangebied van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat deze grond zoveel mogelijk ingezet zal worden voor de aanleg van de kades.
Verontreinigingen uit bodem
Uit historisch bodemonderzoek1 is gebleken dat de kadetracés beschouwd kunnen worden als onverdachte locaties. Het aspect bodemverontreiniging vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van HOWABO.
Explosieven
Er is een vooronderzoek2 verricht naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven in de bodem. Uit dit onderzoek blijkt dat er een kans is, dat er conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de grond aanwezig zijn. Dit heeft gevolgen voor de wijze waarop werkzaamheden voor HOWABO worden uitgevoerd. Tijdens de uitvoering van werkzaamheden zal aandacht zijn voor de mogelijke aanwezigheid van explosieven. Dat conventionele explosieven mogelijk in de bodem aanwezig zijn, staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
6.2 Natuur
6.2.1 Algemeen
Ruimtelijke plannen moeten expliciet rekening houden met aanwezige natuurwaarden. Deze waarden zijn als zodanig vastgelegd in Europees beleid, Rijksbeleid en provinciaal beleid. Hieronder wordt aangegeven hoe er in het bestemmingsplan rekening is gehouden met ecologische structuren, belangrijke gebieden en belangrijke soorten. Het bestemmingsplan regelt alleen zaken in aanvulling op het natuurbeleid.
Bescherming ecologische structuren (Ecologische Hoofdstructuur, EHS)
Het natuurbeleid van Rijk en provincie is benut voor dit plan. Actuele natuur- en landschapswaarden worden als zodanig beschermd. De provinciale zonering van de structuurvisie en verordening vormt hiervoor de leidraad (zie systematiek (gebieds)bestemmingen). Bescherming van deze waarden geschiedt via een gerichte (gebieds)bestemming en een aanduiding van aanwezige waarden. De EHS is in de bestemmingen verwerkt.
Bescherming gebieden (Natura2000, NB Wet)
De gebiedsbescherming is primair geregeld via de Natuurbeschermingswet. De reeds beschermde natuurmonumenten en de Natura2000 gebieden worden via deze wet beschermd. De Natura2000 gebieden genieten een bijzondere bescherming. Voor nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van deze gebieden zal tevens getoetst moeten worden op (mogelijke) negatieve effecten op de natuurwaarden. Indien kans is op negatieve effecten dan is er sprake van vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet. Aanwezige Natura2000 gebieden zijn bestemd als natuurgebied dan wel als agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden.
Binnen of nabij de grenzen van het plangebied ligt Natura2000 gebied Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek. De instandhoudingsdoelen van een Natura2000 gebied bepalen wat in en om het gebied wel of niet mogelijk is. De beoordeling hiervan is aan de orde indien één of meerdere ontwikkelingen die in een plan worden voorzien, mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het gebied dat binnen het plangebied of in de omgeving van het plangebied ligt (externe werking). De soorten, die in het Natura2000 gebied voorkomen zijn gebonden aan waarden/ kenmerken. Deze worden doorvertaald in het bestemmingsplan. Ook zonering vanuit de structuurvisie/ verordening en reconstructieplan zijn opgenomen, waardoor het Natura2000 gebied adequaat is doorvertaald. Met betrekking tot Natura2000 is nog geen beheerplan opgesteld. Zodra het concept beheerplan naar het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is gestuurd, kan het ministerie het aanwijzingsbesluit definitief maken en daarna kunnen Gedeputeerde Staten en het ministerie het ontwerp beheerplan opstellen en vaststellen. Indien noodzakelijk kan het bestemmingsplan partieel worden herzien.
Bescherming soorten (Flora- en Faunawet)
De soortenbescherming is primair geregeld via de Flora- en Faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van in het wild voorkomende inheemse plant- en diersoorten. Deze wet kent een algemene zorgplicht met verbodsbepalingen, ontheffingen, gedragscodes en ontheffingen. Voor beschermde soorten is behoud van hun leefgebied van levensbelang, daarom levert dit plan door de bescherming van het leefgebied indirect ook een bijdrage aan de bescherming van de daarbinnen levende soorten.
Verder wordt bij afwijkingen en wijzigingen als nadere eis opgenomen dat er geen negatieve effecten mogen zijn op beschermde NB-wet gebieden dan wel op beschermde planten en dieren.
6.2.2 Onderzoek natuur
In het kader van de m.e.r. heeft een globale voortoets plaatsgevonden. Hieruit bleek het onderstaande. Uitgangspunten bij het bepalen van de effecten op natuur zijn:
- Waterberging vindt vrijwel alleen plaats in de winterperiode (november - februari)
- Bij maximale waterberging is de inundatieduur 30 dagen
- De frequentie van de berging is laagfrequent
- Er wordt maximaal 1 mm slib afgezet bij berging.
- Door het nemen van mitigerende maatregelen zijn negatieve effecten te verminderen. De mitigerende maatregelen zijn een voorwaarde en dienen gerealiseerd te worden voorafgaand aan de ingreep.
Natura2000
Er zijn geen effecten te verwachten op habitattype 'Laaggelegen schraalhooiland' aangezien de inundatie in de winterperiode plaatsvindt. Effecten op mierennesten, en daarmee Donker pimpernelblauwtje en Pimpernelblauwtje zijn niet te verwachten. Drijvende waterweegbree en 'Kalkhoudende wateren' komen ook voor in het waterbergingsgebied en zullen dus negatieve effecten ondervinden door gesedimenteerd voedselrijk slib. Grote en Kleine modderkruiper zullen geen negatief effect ondervinden van het slib. Het waterbergingsgebied biedt goede kansen voor een bijdrage aan herstelopgaven ten aanzien van instandhoudingsdoelen. Dit komt vooral door de mogelijkheden om schrale hooilanden met een kleine waterschijf jaarlijks te inunderen en de uitgebreide migratieroutes die voor pimpernelblauwtjes gecreëerd worden.
Effecten inundatie op bestaande natuurwaarden
De effecten van de waterberging zullen het grootst zijn op natuurdoeltypen van schrale omstandigheden.
Mogelijkheden voor nieuwe natuur
Er zijn mogelijkheden voor de uitbreiding van Grote pimpernel en het areaal Laaggelegen schraalhooiland. Er zijn mogelijkheden voor uitbreiding van potentiële natuurwaarden en het is mogelijk kwel te herstellen. De nieuw aan te leggen kades kunnen goed functioneren als geleidingselementen.
Informatie voortkomend uit het Projectplan HOWABO conform Waterwet:
In het kader van het Projectplan HOWABO is een voortoets uitgevoerd (zie Bijlage 2). Deze kent een meer gedetailleerd detailniveau dan de voortoets uit de m.e.r. Uit de Voortoets Inrichtingsplan blijkt dat in het kader van de natuurbeschermingswet geen significant negatieve, dan wel onaanvaardbare effecten voorzien zijn die duurzame instandhouding en uitbreiding van arealen en populaties in de weg staan. Voor de grote en kleine modderkruiper is wel een - zeer beperkt - effect voorzien. De totaaleffecten, HOWABO + NNP + Natura2000 zullen echter voor alle soorten ruimschoots positief zijn. Omdat er tijdelijk negatieve effecten optreden is een NB-wetvergunning nodig. Omdat er geen kans is op significant negatieve effecten, is geen passende beoordeling nodig. Er is geen reden om aan te nemen dat de NB-wetvergunning niet verleend zal worden.
Voor de grote modderkruiper en de bittervoorn is een ontheffing noodzakelijk in het kader van de flora- en faunawet. Er is geen reden om aan te nemen dat de ontheffing niet verleend zal worden.
Specifieke informatie betreffende de gemeente 's-Hertogenbosch:
Voor het grondgebied van de gemeente 's-Hertogenbosch zijn geen specifieke ecologische aspecten benoemd anders dan de algemene aspecten die hierboven zijn beschreven.
6.3 Landschappelijke Waarden
Informatie voortkomend uit het MER:
Voor HOWABO geldt dat een deel van de Vughtse Gement en het Engelermeer worden ingezet voor het bergen van het water. Er worden geen aardkundig waardevolle gebieden of overige waardevolle geomorfologische vormen aangetast.
Om het zuidelijke deel van de Gement te beschermen tegen het water, zijn kaden voorzien die het gebied doorkruisen. Deze kaden worden naast de bestaande weg geplaatst. Om natuurgebied de Moerputten te beschermen wordt langs de Deutersestraat en over het tracé van een bestaande historische kade een nieuwe kade voorzien. Om negatieve aantasting van het open landschap tegen te gaan is er in het Projectplan HOWABO voor gekozen de kades niet hoger te maken dan strikt noodzakelijk.
Informatie voortkomend uit het Projectplan HOWABO conform Waterwet:
Vughtse Gement
De nieuwe kade voegt een beeldbepalend landschapselement toe aan de Vughtse Gement. Met het oog op de bestendigheid van de kade is deze robuust uitgevoerd en goed herkenbaar als waterstaatswerk. De inpassing doet recht aan de kenmerkende hoekige verkaveling van het gebied. Door de kade niet hoger te maken dan strikt noodzakelijk, blijft de openheid van het gebied gewaarborgd.
Vanzelfsprekend voldoet de kade aan zijn primaire doelstelling om water te keren. Binnen deze harde randvoorwaarde kiest het waterschap voor landbouwkundig- en recreatief medegebruik van de kade. De kruin en taludhelling (1:6) biedt mogelijkheden voor het weiden van (jong)vee en waarborgt een goede ontsluiting van aan- en ingelegen landbouwgronden en natuurterreinen. Door de kade relatief breed vorm te geven wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke landschappelijke inpassing.
De kades worden naast de weg geplaatst. Bij een aantal wegkruisingen is vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid gekozen de weg niet strak te volgen maar een afgeronde bocht aan te houden. Hierdoor blijft het mogelijk goed overzicht over de weg te houden.
Engelermeer
Hier volgt het kadetracé - waar mogelijk - bestaande (historische) kades en bestaande en hoog (genoeg) gelegen infrastructuur. Dit in navolging van het MER HOWABO. Daarmee is er gekozen om ten noorden van de A59 voor een nagenoeg onzichtbare inpassing van de bergingsopgave in het bestaande landschap. Doormiddel van regulier wegonderhoud worden enkele delen van de weg die niet hoog genoeg liggen verhoogd tot 3,20+ NAP. De wegen rond het Engelermeer krijgen de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering.
De enige nieuwe kade in dit gebied is de compartimenteringkade tussen de Vlijmense Gemeint en het Engelermeer. Deze nieuwe kade, met een regelbaar inlaatkunstwerk, voorkomt dat het peil in het Engelermeer bij onderwaterzetting te ver stijgt en het Engelermeer overloopt. De kade en inlaatkunstwerk zullen opgaan in nieuwe infrastructuur. In de toekomst zullen taluds en wegcunet van de nieuwe afrit en rondweg voor Vlijmen Noord de dubbelfunctie waterkering krijgen.
Specifieke informatie betreffende de gemeente 's-Hertogenbosch:
Voor 's-Hertogenbosch zijn geen specifieke landschappelijke aspecten benoemd anders dan de algemene aspecten die hierboven zijn beschreven.
6.4 Belevingswaarde
Informatie voortkomend uit het MER:
Belevingswaarde is te beschrijven aan de hand van drie thema's: Kleine landschapselementen, beleving historische kenmerkendheid en beleving van horizonvervuiling
Landschapselementen
Met het realiseren van HOWABO wordt vooral de blauwe dooradering sterker. Er zullen meer natte gebieden en oevers komen. Ook de droge elementen, zoals kaden en bosschages zullen toenemen. De variatie in het landschap zal door HOWABO een impuls krijgen.
Historische kenmerkendheid
De beleving van de historische kenmerkendheid zal door het gebruik van het waterbergingsgebied toenemen. Het water van de Maas stroomde ten tijde van hoge waterstanden vrijelijk over de Vughtse Gement, om vervolgens via de Baardwijkse overlaat weer terug te stromen in de Maas. Het terugbrengen van overstromingswater brengt de geschiedenis als het ware weer tot leven. Met het waterbergingsgebied kunnen diverse verbanden weer gelegd worden en een landschap opnieuw gaan leven.
Het waterbergingsgebied werd in het verleden ook al deels gebruikt als verdedigingslinie voor 's-Hertogenbosch. Door HOWABO wordt een oeroud watersysteem met tal van cultuurhistorische aspecten feitelijk nieuw leven ingeblazen.
Horizonvervuiling
Voor het thema horizonvervuiling heeft het waterbergingsgebied geen noemenswaardige invloed.
Informatie voortkomend uit het Projectplan HOWABO conform Waterwet:
Het Projectplan HOWABO sluit aan bij de informatie uit het MER.
6.5 Archeologie
Informatie voortkomend uit het MER:
In het MER is geconcludeerd dat de invloed van HOWABO op de archeologische waarden zeer beperkt is daar er geen hoge archeologische verwachtingswaarden zijn binnen het tracé.
Informatie voortkomend uit het Projectplan HOWABO conform Waterwet:
Bureau BAAC (zie Bijlage 3) heeft begin 2010 een onderzoek gedaan, waaruit is gebleken dat voor een aantal kleine delen in en direct om het HOWABO-gebied toch een middelhoge of hoge verwachting geldt voor archeologische vondsten. In het geval hier bodemverstorende ingrepen worden uitgevoerd, dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Dit kan doormiddel van archeologische begeleiding van de werkzaamheden of een eventueel proefsleuvenonderzoek om verstoring uit te sluiten. Het bestemmingsplan maakt bodemverstorende ingrepen zonder een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden op de bewuste delen niet mogelijk.
Specifieke informatie betreffende de gemeente 's-Hertogenbosch:
In het Bossche deel van het waterbergingsgebied bevinden zich enkele kleine gebieden met een middelhoge verwachting ten aanzien van archeologische vondsten. Ook ligt een klein deel van de linie uit 1629 op het grondgebied van 's-Hertogenbosch. Voor deze gebieden geldt dat er een kans is dat dieper dan 30 cm beneden maaiveld archeologische waarden zijn te vinden. Indien hier bodemingrepen plaatsvinden, zal door het bevoegd gezag worden bepaald of aanvullend onderzoek zoals bijvoorbeeld een proefsleuvenonderzoek of een archeologische begeleiding noodzakelijk is. Het bestemmingsplan maakt bodemverstorende ingrepen zonder een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden op de bewuste delen niet mogelijk
6.6 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Bij de wijziging of vaststelling van een bestemmingsplan moet nagegaan worden of onderzoek verricht moet worden naar de omvang van deze drie geluidsbronnen. Als het bestemmingsplan mogelijkheden biedt voor het realiseren van (andere) geluidsgevoelige gebouwen in de geluidzone van een weg of spoorweg, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Bij de reconstructie van (spoor)wegen wordt eveneens een akoestisch onderzoek ingesteld.
Het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch biedt geen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. De reconstructie van een (spoor)weg is ook niet aan de orde. Derhalve is een geluidsonderzoek niet noodzakelijk. De Wet geluidhinder staat de ruimtelijke besluitvorming niet in de weg.
6.7 Externe Veiligheid
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten (inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt) en van risicovol transport (vervoer van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen personen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Deze begrippen worden hieronder toegelicht.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op (instantaan) overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip "gewichtige reden". Hierbij kan worden gedacht aan het toestaan van een extensief gebruikt terrein, zoals een sportveld, binnen de 10-6-plaatsgebonden risicocontour. Ook kan worden gedacht aan het opvullen van een open plek in bestaand stedelijk gebied.
Groepsrisico
In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, dat in één getal kan worden uitgedrukt, wordt het groepsrisico door een (grafiek)lijn weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10-5/jaar voor tien slachtoffers en 10-7/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, rail, water en buisleiding ligt de lijn op 10-4/jaar voor 10 slachtoffers en 10-6/jaar voor 100 slachtoffers. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt het 1% letaliteitsgebied; dit komt meestal overeen met de 10-8 plaatsgebonden risicocontour. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Een afwijking moet in een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging door het bevoegd gezag worden gemotiveerd. Dit wordt aangeduid als 'verantwoordingsplicht van het groepsrisico'.
Aanwezige risicobronnen3
In het gebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Er zijn geen routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en via het water. Er zijn wel buisleidingen aanwezig voor het transport van (aard)gas en brandbare vloeistoffen. Dit betreffen de volgende leidingen:
- 1. Aardgastransportleidingen (12 inch, 40 bar);
- 2. Brandstofleiding (6 inch, 80 bar).
Ad 1: Aardgastransportleidingen
In het plangebied loopt een ondergrondse hogedruk aardgas transportleiding van 12 inch 40 bar. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze leiding is door de Gasunie berekend op 0 meter. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 140 meter (1% letaliteitsafstand).
Sinds 1 januari 2011 is de AMvB Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van kracht. Conform artikel 11 en 12 van dit besluit dient bij vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan een kwetsbaar, beperkt kwetsbaar of risicoverhogend object wordt toegelaten, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico verantwoord c.q. berekend te worden.
In dit bestemmingsplan worden geen risicoverhogende objecten toegevoegd. Derhalve is een berekening van het plaatsgebonden risico niet aan de orde. Daarnaast worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegevoegd en wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.
In de huidige situatie bevindt zich één woning binnen het invloedsgebied van deze buisleiding. Het groepsrisico is in huidige situatie derhalve lager dan het wettelijke gestelde minimum van 10 slachtoffers. In toekomst wijzigt dit aantal personen niet. Het groepsrisico blijft in de huidige situatie en in planontwikkeling ver onder de oriëntatiewaarde en neemt door de planontwikkeling niet toe. Er is dus geen (beperkte) verantwoordingsplicht groepsrisico noodzakelijk.
Conform artikel 14 van het Bevb dient een belemmerende strook van 5 meter aan weerszijde van de leiding in acht te worden genomen ten behoeve van onderhoud van de buisleiding.
Ad 2: Brandstofleiding defensie
In het plangebied loopt een brandstoftransportleiding (6 inch 80 bar) van Defensie waardoor kerosine wordt getransporteerd. Deze brandstofleiding heeft een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 0 meter. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 25 meter (1% letaliteitsafstand).
In dit bestemmingsplan worden geen risicoverhogende objecten toegevoegd. Derhalve is een berekening van het plaatsgebonden risico niet aan de orde. Daarnaast worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegevoegd en wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.
In de huidige situatie bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van deze buisleiding. Het groepsrisico is in huidige situatie derhalve nul. Middels onderhavig plan is het niet mogelijk dat (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plangebied worden toegevoegd. Het groepsrisico wijzigt niet, waardoor er geen (beperkte) verantwoordingsplicht voor het groepsrisico noodzakelijk is.
Conform artikel 14 van het Bevb dient een belemmerende strook van 5 meter aan weerszijde van de leiding in acht te worden genomen ten behoeve van onderhoud van de buisleiding.
Conclusie
Vanuit het oogpunt van externe veiligheid worden geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling verwacht aangezien er geen nieuwe (beperkt) kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt.
- 3. Alle informatie omtrent ondergrondse buisleidingen is afkomstig vande landelijke risicokaart, bezocht 4 mei 2011. Dit betreft type, druk, stofinhoud, PR-contouren en 1% letaliteitsafstanden van de betreffende leidingen.
6.8 Hoogspanningsleidingen
In het plangebied zijn hoogspanningsleidingen, waarbij magnetische velden optreden waartegen bescherming geboden is. Vanuit het oogpunt van veiligheid (gezondheidsrisico's) worden geen belemmeringen voor de voorgestane ontwikkeling verwacht aangezien er geen nieuwe kwetsbare of gevoelige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
6.9 Luchtkwaliteit
De wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) is op 15 november 2007 in werking getreden. Het plan moet voldoen aan de eisen die daarin neergelegd zijn. In de op het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' gebaseerde 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen genoemd die in elk geval als 'niet in betekenende mate' (nibm) worden aangemerkt. Voor deze categorieën staat namelijk vast dat zij 'niet in betekenende mate' bijdragen, en hoeft er geen onderzoek verricht te worden.
De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden. In 2007 is het hoofdstuk Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer in werking getreden. Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit.
De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009; de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht is geworden. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen.
De ontwikkelingen die het bestemmingsplan HOWABO mogelijk maakt hebben geen invloed op de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de besluitvorming over het bestemmingsplan.
6.10 Geur
Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet komt in plaats van de brochure veehouderij en Hinderwet 1985, richtlijn veehouderij en stankhinder 1996 en de Wet stankemissie in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden. De Wgv maakt het mogelijk voor de gemeenteraad om een andere norm voor geur vast te stellen dan de wettelijke norm van 3 ouE/m3 in de bebouwde kom en 14 ouE/m3 buiten de bebouwde kom. Dit kan alleen onder bepaalde voorwaarden en binnen de marges zoals in de Wgv zijn aangegeven.
De gemeenteraad van 's-Hertogenbosch heeft op 21 mei 2008 de Verordening geurhinder en veehouderij 2008 vastgesteld. Tevens is ter onderbouwing van de verordening een gebiedsvisie vastgesteld.
In de verordening zijn de waarden opgenomen die voor de geurbelasting van een veehouder op een geurgevoelig object van toepassing zijn. Daarnaast zijn in de verordening de afstandseisen vastgesteld die gelden voor veehouderijen, waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, tot een geurgevoelig object. Daar waar noodzakelijk houdt het bestemmingsplan hiermee rekening.
Andere normen voor binnen en buiten de bebouwde kom
Om te waarborgen dat het woon- en leefklimaat qua geur in gemeente goed blijft, is in de geurverordening een norm van 1 ouE/m3 (geur uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht) opgenomen voor de gevoelige objecten binnen de bebouwde kom in plaats van de wettelijke norm van 3 ouE/m3 en is een norm opgenomen van 10 ouE/m3 opgenomen voor de gevoelige objecten buiten de bebouwde kom in plaats van de wettelijke norm van 14 ouE/m3.
Door het opleggen van deze normen zal een goed woon- en leefklimaat binnen de gemeente afdoende worden gewaarborgd. Tevens blijven de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderijen behouden.
Andere waarden voor afstanden
De Wgv stelt voor bepaalde veehouderijen zoals melkrundveehouderijen en paardenhouderijen vaste afstanden die moeten worden aangehouden tussen deze bedrijven en geurgevoelige objecten. De Wet biedt eveneens de mogelijkheid aan de Raad om hier afwijkende afstanden voor te bepalen. Voor de melkrundveehouderijen en paardenhouderijen wordt een halvering van de vaste afstandseisen wel wenselijk geacht. Melkrundveehouderijen zijn belangrijk voor het in stand houden van de "groene gebieden" in de stad.
6.11 Plan M.e.r.
Het bestemmingsplan Hoogwater 's Hertogenbosch maakt de voorkeursvariant uit het MER Hoogwateraanpak 's Hertogenbosch (HOWABO) mogelijk. In paragraaf 5.2 van deze toelichting is meer uitgebreid stilgestaan bij het MER.
6.12 Wonen, Werken En Recreëren
Informatie voortkomend uit het MER:
Landbouwstructuur
Ten aanzien van de effecten op landbouw worden de volgende drie aspecten beschreven:
- Inzet landbouwareaal voor waterberging (tijdelijk effect)
- Verlies landbouwareaal als gevolg van aanleg kaden (structureel effect)
- Afname landbouwstructuur als gevolg van aan te leggen kaden (structureel effect)
Het waterbergingsgebied van HOWABO bevat 188 hectare akkerbouwgrond, 290 hectare grasland (totaal: 478 hectare). 174 hectare hiervan ligt buiten de EHS.
De effecten op landbouw zijn het grootst in het voorjaar en gedurende de oogsttijd. Naar verwachting is het waterbergingsgebied HOWABO echter alleen nodig in de winterperiode. Wanneer de landbouwgebieden gedurende een periode in de maanden december - februari worden ingezet voor waterberging, zijn de belemmeringen voor de landbouwproductie naar verwachting beperkt tot afwezig. Wel kan sprake zijn van verslempen van de bodem. Voor schade ten gevolge van overstroming is een schadevergoedingsregeling aanwezig bij het waterschap.
De kaden zullen, daar waar ze buiten de EHS liggen, zoveel mogelijk zo worden ingericht dat ze agrarisch gebruikt kunnen worden.
De meest zuidelijke kade van het waterbergingsgebied loopt op de grens tussen EHS-gebied en landbouwgronden. Doordat de kade langs de landbouwgronden loopt, is er geen sprake van doorsnijding van landbouwgebied en zijn geen negatieve effecten op de landbouwstructuur te verwachten. De kaden die worden aangelegd ten noorden van de snelweg A59 volgen de bestaande wegstructuur. Versnippering van landbouwpercelen is hier niet aan de orde.
Recreatief medegebruik
De nieuwe kaden kunnen gebruikt worden voor recreatieve routes die aangesloten kunnen worden op de bestaande route over de Moerputtenbrug. De fijnmazigheid en structuur van de routegebonden recreatie wordt verbeterd. Er dient echter rekening te worden gehouden met de privacy van de woningen in het gebied (Dit speelt in de gemeente Vught) en het recht op afpaling bij de eendenkooien (in Vught en Heusden). De recreatieve capaciteit wordt dus vooral rond de Moerputten verbeterd.
Effecten op (zwem)water Engelermeer
Negatieve gevolgen op het zwemwater in het Engelermeer worden niet verwacht. In het MER is onderzocht of ten gevolge van waterberging vanuit de Dommel een negatieve invloed kan optreden. Hiervoor is gekeken naar de zwemwaterkwaliteit van de Zuiderplas. Deze plas is vergelijkbaar met het Engelermeer en in 1995 gebruikt voor het bergen van water vanuit de Dommel. De inundatie van 1995 van de Zuiderplas heeft geen negatieve gevolgen gehad voor de zwemwaterkwaliteit. De verwachting is dan ook dat het zwemwater in het Engelermeer geen negatieve invloed ondervind van de waterberging. Mochten toch negatieve effecten optreden, is het mogelijk het strandbad gedurende enige tijd te sluiten. Het voorkomen van wateroverlast gaat boven het recreatieve belang van het Engelermeer.
Informatie voortkomend uit het Projectplan HOWABO conform Waterwet:
In het gebied ligt een aantal bouwblokken die niet voor waterberging zijn bestemd en niet door kades worden omsloten. In het Projectplan HOWABO zijn technische maatregelen opgenomen om er voor te zorgen dat deze bouwblokken niet onder water lopen.
Specifieke informatie betreffende de gemeente 's-Hertogenbosch:
In het Bossche deel van HOWABO in het Engelermeergebied wordt een agrarisch bedrijf niet door kades beschermd. Het bouwblok ligt naar verwachting voldoende hoog om niet overstroomd te worden. Indien nodig worden tijdelijke voorzieningen getroffen.
Hoofdstuk 7 Waterparagraaf
Watertoetsproces en wateradvies
Het Rijk heeft voor ruimtelijke plannen de opstelling van een waterparagraaf verplicht gesteld. Hierin wordt verwoord hoe binnen het plan met waterbelangen rekening wordt gehouden als ruimtelijke functie. Het waterschap heeft dan ook de rol van adviseur bij het opstellen van ruimtelijke plannen, waar de gemeenten het bevoegd gezag zijn in het kader van de Wet ruimtelijke ordening.
Het waterschap is initiatiefnemer en trekker van het project HOWABO en daarnaast initiatiefnemer van het Projectplan (conform Waterwet) voor de inrichting HOWABO. Het bestemmingsplan is in nauw overleg met het waterschap Aa en Maas tot stand gekomen. Daarmee is het watertoetsproces voor dit plan doorlopen.
Waterbeleid en -regelgeving
Het waterbeleid is vastgelegd in het Provinciaal Waterplan (2010-2015), het Waterbeheerplan 2010-2015 van het waterschap en in de Brabantse Reconstructieplannen (in dit geval het Reconstructieplan Maas en Meierij). In het Provinciaal Waterplan is het waterbeleid uitgewerkt (o.a. voor wat betreft het diepere grondwaterbeheer). Ruimtelijke doorwerking van dit plan vindt plaats in de provinciale Verordening Ruimte. In het Waterbeheerplan is het waterbeleid van het waterschap binnen het betrokken stroomgebied opgenomen. Genoemd beleid is verwerkt in het bestemmingsplan. Verder vormt bestaande regelgeving van provincie en waterschap, zoals vigerende water- en milieuverordeningen, de Keur en het nog op te stellen peilbesluit een separaat toetsingskader.
Keur
De Keur van het waterschap bevat onder andere bepalingen ten behoeve van de bescherming en het beheer en onderhoud van watergangen en oppervlaktewater, maar ook van de waterkeringen. In het plan worden geen bepalingen opgenomen die dubbelop zijn, dan wel indruisen tegen deze regelgeving. Normale waterstaatskundige werkzaamheden zijn uitgesloten van een omgevingsvergunningplicht.
Peilbesluit
Voor het gebied 'Koningsvliet' is in de provinciale Waterverordening opgenomen dat er een peilbesluit (regulier peilbeheer) genomen zal moeten worden door het waterschap. HOWABO valt binnen dit gebied. De inzet van HOWABO heeft naar verwachting geen relatie met het reguliere peilbeheer. Dit is voor de natte natuur in het gebied wel het geval. De benodigde grondwaterstanden voor de natte natuur binnen het plangebied van het bestemmingsplan zullen als één van de randvoorwaarden worden meegenomen in het opstellen van het peilbesluit 'Koningsvliet'.
Uitgangspunten watertoets
Om aan het watertoetsproces inhoud te geven hanteert het waterschap de "uitgangspunten watertoets" (november 2007):
- 1. Wateroverlast vrij bestemmen
- 2. Vuil water en hemelwater scheiden
- 3. Doorlopen van de afwegingsstappen: "hergebruik - infiltratie - buffering -afvoer"
- 4. Hydrologisch neutraal ontwikkelen
- 5. Water als kans
- 6. Meervoudig ruimtegebruik
- 7. Voorkomen van vervuiling
- 8. Waterschapsbelangen
Het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch geeft invulling aan bovenstaande uitgangspunten. Ook is dit grotendeels al in het MER gebeurd en gemotiveerd. Met betrekking tot het uitgangspunt 'waterschapsbelangen' is naast de HOWABO-doelstellingen een aantal zaken in het bestemmingsplan geregeld:
- Rioolwatertransportleidingen: Hiervoor geldt een zakelijk recht strook van 3,5 m aan gemeten vanuit het hart van de leiding. Deze is opgenomen op de plankaart.
- Leggerwaterlopen: De leggerwaterlopen in het plangebied worden bestemd als 'water' op de plankaart. De zones van 5 m aan weerszijden van een leggerwatergang zijn obstakelvrije zones om het onderhoud aan de watergang te kunnen waarborgen. Het aanbrengen van obstakels in de keurzone is watervergunningplichtig. Slechts in beperkte gevallen kan een watervergunning worden verleend.
Met betrekking tot het uitgangspunt 'Hydrologisch neutraal ontwikkelen' geldt het volgende:
- Voor nieuw verhard oppervlak geldt dat als er sprake is van afvoer naar een nabijgelegen leggerwatergang / overig oppervlaktewater, deze alleen vertraagd mag plaatsvinden. Hierbij mag de afvoernorm (afvoercoëfficiënt) die voor de locatie geldt niet worden overschreden om overbelasting van het watersysteem te voorkomen. In het plangebied geldt grotendeels een afvoernorm van 0,33 l/s/ha. De waterafvoer vanuit de bergingsvoorziening mag deze norm niet overschrijden. Het water uit een bergingsvoorziening kan via een uitstroomvoorziening (bijvoorbeeld een pijp) vertraagd worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Dit betekent dat voor elke 100 m2 nieuwe verharding 7 m3 compenserende waterberging gerealiseerd dient te worden. Voor een uitstroomvoorziening (van een verhard oppervlak groter dan 2000 m2) en het graven van een oppervlaktewater (bergingsvoorziening die contact maakt met het grondwater) dient een watervergunning te worden aangevraagd bij het waterschap.
Waterberging in het kader van HOWABO
Hieronder wordt kort ingegaan op waterberging in het kader van HOWABO. In hoofdstuk 5 wordt hier uitgebreid bij stilgestaan.
De taakstelling ten behoeve van het MER is om het beschermingsniveau te verhogen. Dit betekent dat 's-Hertogenbosch beschermd is voor een hoogwatersituatie vanuit het regionale watersysteem met een kans van eens per 150 jaar. Deze taakstelling wordt gerealiseerd doordat in het totale HOWABO-gebied een bergingsvolume wordt mogelijk gemaakt van 4,5 miljoen m3.
Informatie voortkomend uit het Projectplan HOWABO conform de Waterwet
Functioneren waterberging
Bij ingebruikname van het waterbergingsgebied wordt het water vanuit het Drongelenskanaal - via een regelbaar inlaatkunstwerk - in een deel van de Vughtse Gement en - via een onderdoorgang (sifon) onder de A59 - ook in het Engelermeer geborgen. Zodra berging niet meer nodig is, wordt het water terug gepompt op het Drongelenskanaal via het inlaatkunstwerk. Ook verlaat het water het bergingsgebied via de Bossche sloot en het Engelermeer. Het gemaal Groenendaal loost het water op de Maas.
Infrastructurele veranderingen
In het waterbergingsgebied zijn doorgaande watergangen aanwezig. In deze watergangen zijn aanpassingen noodzakelijk om bij overstroming te voorkomen dat het water via deze watergangen naar andere gebieden stroomt. Deze aanpassingen bestaan vooral uit afsluitbare duikers. Daarnaast dient - tijdens een overstroming - de afwatering van de gebieden buiten de waterberging in stand te worden gehouden. Dit gebeurt met enkele mobiele noodgemalen die overtollig water over de kade in het retentiebekken pompen.
Specifieke informatie betreffende de gemeente 's-Hertogenbosch:
Via een inlaatkunstwerk wordt het water vanuit het Drongelenskanaal het waterbergingsgebied ingelaten. Het inlaatkunstwerk bevindt zich in de kade van dit afwateringskanaal in de uiterste oosthoek van deelgebied Vughtse Gement.
In het Engelermeer is ruimte voor berging van circa 1,65 miljoen m3 water. De hogere gronden rondom het meer dienen hier als waterkering. Deze 'natuurlijke' kade laat overstroming toe tot een niveau van 2,90 m+NAP. Wegen zijn zodanig bestemd dat deze niet verlaagd kunnen worden. Het agrarisch bedrijf dat in het Engelermeergebied ligt, behoort niet tot het waterbergingsgebied.
Hoofdstuk 8 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
8.1 Inleiding
Het beleid van verschillende overheden, de actuele situatie en de gewenste toekomstige situatie hebben geleid tot een indeling in bestemmingen. Op basis van het beleidskader en het gebied is gekozen voor de volgende bestemmingen, welke zijn gebaseerd op het SVBP2008. De regels zijn zo veel mogelijk afgestemd op het vigerende bestemmingsplan Buitengebied, aangezien dit nog zeer recent is.
8.2 Inleidende Regels
De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een definitie van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. Deze bepalingen gelden voor alle bestemmingen. De bepalingen, welke verplicht zijn gesteld in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008), zijn overgenomen in de regels.
8.3 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
De bestemming Agrarisch omvat het agrarisch gebied waar geen noemenswaardige landschaps- en/ of natuurwaarden aanwezig zijn.
Regeling
De bestemmingsomschrijving staat agrarische activiteiten, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen toe. Daarnaast zijn wegen en paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik toegestaan.
Daarnaast hebben burgemeester en wethouders een aantal wijzigingsbevoegdheden, bijvoorbeeld voor de wijziging naar Water of Natuur.
Artikel 4 Agrarisch - Bedrijf
Algemeen
Een agrarisch bedrijf is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee op of met gebruikmaking van de open grond daaronder niet begrepen bosbouw. Naast de agrarische functie laat deze bestemming ook productiegebonden detailhandel (100 m²), recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt en kleinschalig kamperen met 15 kampeermiddelen toe.
Regeling
De bestemmingsomschrijving staat agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van grondgebonden agrarische bedrijven toe. Het bebouwen van de gronden is uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken/ bestemmingsvlakken. De bestemmingsregeling biedt burgemeester en wethouders een aantal afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden, bijvoorbeeld voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten.
Artikel 5 Agrarisch met waarden - 2, Artikel 6 Agrarisch met waarden - 3 en Artikel 7 Agrarisch met waarden -4
De agrarische gebieden met waarden zijn grofweg te verdelen in gebieden met landschapswaarden en gebieden met landschaps- en natuurwaarden. De waarden zijn deels in de planregels en deels op de verbeelding geregeld. Bij de onderverdeling van de agrarische gebieden is aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied. Dit heeft geresulteerd in drie bestemmingen Agrarisch met waarden, te weten Agrarische met waarden 2, 3, en 4. In het bestemmingsplan Buitengebied komt ook de bestemming Agrarisch met Waarden - 1 voor. In het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch echter niet. Om goed aan te sluiten bij de systematiek van het bestemmingsplan Buitengebied is gekozen voor dezelfde naamgeving en zijn deze bestemmingen niet opnieuw genummerd.
Artikel 8 Natuur
Deze bestemming betreft de gronden die een onderdeel vormen van grotere bos- en natuurcomplexen die onderdeel zijn van de EHS en bestaan uit grasland-, heide- en moerasvegetaties. De gemeente kiest er voor ook de bossen met de hoofdfunctie natuur als multifunctionele bossen in deze bestemming te laten vallen. De gebieden zijn begrensd op basis van luchtfoto's, topografische gegevens en de EHS.
Regeling
Binnen deze bestemming worden de volgende doeleinden toegestaan: het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden, bos, paden en wegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van bos- en natuurbeheer en eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik worden gebouwd. Daarnaast is ter bescherming van de gronden en hun waarden een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde.
Artikel 9 Recreatie
Algemeen
Deze bestemming is toegekend aan gronden die een recreatieve functie hebben. Ook de hier aanwezige voorzieningen vallen binnen de bestemming 'Recreatie'. Er is een aanduiding horeca opgenomen ten behoeve van het aanwezige paviljoen.
Regeling
Naast de bouwregels voor gebouwen is op de verbeelding de maximale oppervlakte aan bebouwing opgenomen. Voorts zijn paden en wegen en parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen toegestaan.
Artikel 10 Verkeer
Algemeen
Deze bestemming betreft de in het plangebied aanwezige wegen.
Regeling
Binnen deze bestemming zijn verkeersdoeleinden toegestaan. De gronden mogen niet met gebouwen worden bebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan voor zover deze ten dienste staan van de verkeersdoeleinden.
Artikel 11 Water
Algemeen
Deze bestemming is toegekend aan de grotere wateroppervlakten binnen het plangebied. Het water is als zodanig bestemd en vervult vaak meerdere functies (waterberging, recreatie, natuur). De leggerwaterlopen, grote beken, kanalen, grote vennen en plassen binnen het plangebied zijn in deze bestemming opgenomen.
Regeling
Binnen de bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het water toegestaan.
Artikel 12 Leiding - Brandstof, Artikel 13 Leiding - Gas, Artikel 14 Leiding - Hoogspanning en Artikel 15 Leiding- Riool
Algemeen
Deze bestemmingen betreffen de binnen het plangebied aanwezige (hoofdtransport) leidingen. De (hoofdtransport) leidingen zijn overeenkomstig hun bestaande situatie bestemd en als zodanig beschermd. Binnen de grenzen van dit plangebied komen een brandstofleiding, een gasleiding, een hoogspanningsleiding/verbinding en een rioolleiding voor.
Regeling
De gronden zijn naast de overige aan de gronden gegeven bestemming mede bestemd voor leidingen. De gronden mogen uitsluitend worden bebouwd ten dienste van de leidingen. Door middel van een afwijking kunnen de gronden in overeenstemming met de onderliggende bestemming worden bebouwd. Hierbij dient de leidingbeheerder om advies te worden gevraagd. Daarnaast geldt dat voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde een omgevingsvergunning is vereist.
Artikel 16 Waarde - Archeologie
Algemeen
Het plan borduurt voort op de archeologische waarden van de archeologische verwachtingskaart , het gemeentelijk archeologiebeleid en het archeologisch onderzoek van BAAC. Deze omvat de gebieden met (actuele) archeologische waarden en die met de archeologische verwachtingswaarden. Deze waarden worden als zodanig beschermd.
Regeling
Deze waarden worden als dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen. Binnen deze (dubbel)bestemming is voor het uitvoeren van grondwerkzaamheden een omgevingsvergunning vereist
Artikel 17 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Algemeen
Deze gronden zijn mede bestemd voor tijdelijke opvang van water. Dit is de belangrijkste bestemming van dit bestemmingsplan.
Regeling
Binnen deze bestemming wordt een inlaatwerk mogelijk gemaakt. Dit inlaatwerk zorgt er bij hoogwater voor dat de achterliggende gebieden vol kunnen stromen met water. De bouwregels voor het inlaatwerk zijn in de bouwregels vastgelegd. Daarnaast is er een voorrangsregeling opgenomen die aangeeft dat de regels van deze dubbelbestemming boven de regels van andere dubbelbestemmingen gelden.
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
Algemeen
De als zodanig aangegeven gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van waterkerende functie en het waterkerende vermogen van de waterkering.
Regeling
Er mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 2 m worden gebouwd ten behoeve van de bestemming. Tevens is er een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van diverse grondwerkzaamheden. Voor deze vergunning zal er advies ingewonnen moeten worden bij het waterschap.
8.4 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Deze standaardregel geeft aan dat grond waarvoor reeds een vergunning is verleend bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.
Artikel 20 Algemene bouwregels
Hierin wordt aangegeven dat ondergeschikte bouwdelen 2 meter mogen afwijken van de in het plan gegeven maten.
Artikel 21 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel is opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'Beschermingszone natte natuurparel' de gronden mede bestemd zijn voor de beschermingszone van natte natuurparels.
Artikel 22 Algemene afwijkingsregels
Hierin zijn een aantal algemene afwijkingen opgenomen waar het bevoegd gezag over mag besluiten. Het gaat hier bijvoorbeeld om maten die in het plan opgenomen zijn waar 10 % van afgeweken mag worden.
Artikel 23 Overige regels
In lid 23.1 is aangegeven welke volgorde van dubbelbestemmingen moet worden aangehouden indien dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen.
8.5 Overgangs- En Slotregel
Artikel 24 Overgangsrecht
Het overgangsrecht is van toepassing op bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. Het opnemen van deze regel is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 25 Slotregel
In dit artikel is aangegeven hoe het plan aangehaald dient te worden.
Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.
9.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan "Hoogwater 's-Hertogenbosch" heeft als doel het planologisch mogelijk maken van waterberging als extra functie in het gebied. Het bestaande gebruik blijft gehandhaafd. Dit betekent dat de bestaande planologische situatie wordt vastgelegd en de functie waterberging wordt toegevoegd. In het bestemmingsplan zijn verder wijzigingsbevoegdheden opgenomen om agrarisch gebied om te zetten in natuur. Ook kan de bestemming recreatie omgezet worden naar natuur. Hiervoor geldt dat de economische uitvoerbaarheid daarvan zal worden beoordeeld op het moment van in behandeling nemen van de wijzigingsbevoegdheid. De wijziging kan pas plaatsvinden op aanvraag van de eigenaar of nadat de aankoop/overdracht verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.
De enige ontwikkeling die in dit plan wordt mogelijk gemaakt is de nieuwe functie van waterbergingsgebied in het kader van HOWABO. De totale voorbereiding- en uitvoeringskosten voor HOWABO zijn geraamd op ca 20 miljoen euro. Deze kosten worden gedragen door Waterschap Aa en Maas, Waterschap de Dommel, Rijkswaterstaat Maaswerken en de provincie Noord Brabant. Waterschap Aa en Maas heeft met het totaalbedrag rekening gehouden in haar begroting en regelt op basis van gemaakte afspraken de bijdragen door overige partijen.
Een deel van het hierboven genoemde budget voor de voorbereiding- en uitvoeringskosten wordt besteedt aan de aankoop van de gronden die nodig zijn voor de aanleg van de kades. Vanwege de veiligheid tegen hoogwater, dienen de kades bij één instantie in beheer en eigendom te komen. Alleen dan is het mogelijk langdurige bescherming tegen hoogwater te realiseren. Hoe het beheer (en de werking) van de kades in het waterbergingsgebied er uit komt te zien, staat uitvoerig beschreven in het projectplan HOWABO (Eindrapport Projectplan HOWABO deel1 en deel 2, Waterschap Aa en Maas, februari 2011). Het streven is om de gronden voor de kades minnelijk te verwerven. Indien dit niet mogelijk blijkt te zijn, kan het waterschap besluiten een onteigeningsprocedure te starten.
De maatregelen voor het waterbergingsgebied worden niet gezien als bouwplan in de zin van de grondexploitatiewet. Voor de gemeente zijn er geen kosten aan verbonden. Een exploitatieplan is niet nodig.
9.2 Vergoeding Van Schade Door Waterberging
Inundatieschaderegeling
Agrarisch grondgebruik
Voor agrarische gebieden die gestuurd ingezet worden als waterbergingsgebied is de schadevergoedingsregeling waterberging van toepassing. Deze schadevergoedingsregeling wordt door de drie Brabantse waterschappen toegepast en is in samenwerking met de ZLTO tot stand gekomen.
Deze regeling voorziet in een schadevergoeding voor gewassen, vegetatie en bodemstructuur. Daarnaast is voorzien in een vergoeding voor de kosten als gevolg van het opruimen van drijfvuil. De vergoedingsnormen worden jaarlijks herzien en bepaald op basis van de KWIN (regelmatig geactualiseerde kwantitatieve gegevens over verschillende agrarische bedrijfstakken).
Uitgangspunt bij de vergoeding van schades is het verbouwde gewas in 2004, uiteraard rekening houdend met de gebruikelijke teeltwisselingen.
Op basis van de schadevergoedingsregeling en de gegevens over het geïnundeerde gebied, informatie met betrekking tot geteelde gewassen, of er wel of niet geoogst is, drijfvuil en eventuele bijzonderheden wordt aan het Dagelijks Bestuur van Waterschap Aa en Maas een voorstel gedaan om tot uitkering over te gaan. Vervolgens zal het Dagelijks Bestuur hier een besluit over nemen en wordt de betrokkene hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Indien men het niet eens is met de toegekende schadevergoeding staat het men uiteraard vrij om een aanvullend, onderbouwd schadeverzoek in te dienen (zie verder onder Waterwet).
Overig specifiek grondgebruik
Voor de overige gebieden die in particulier bezit zijn en gestuurd ingezet worden als waterbergingsgebied wordt schade vergoed op grond van de Waterwet (zie verder onder Waterwet). Na inzet van het waterbergingsgebied laat het waterschap de schade door een onafhankelijke taxateur berekenen. In enkele specifieke gevallen wordt op voorhand de nulsituatie vastgelegd. Deze nulsituatie vormt in dat geval het uitgangspunt voor het bepalen van de schade die als gevolg van de waterberging is ontstaan. Op basis van de taxatie wordt aan het Dagelijkse Bestuur van Waterschap Aa en Maas een voorstel gedaan om tot uitkering over te gaan. Vervolgens zal het Dagelijks Bestuur hier een besluit over nemen en wordt men hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Indien men het niet eens is met de toegekende schadevergoeding staat het men uiteraard vrij om een aanvullend, onderbouwd schadeverzoek in te dienen (zie verder onder Waterwet).
Waterwet (algemene regeling voor schadevergoeding)
Artikel 7.14 van de Waterwet bevat een algemene regeling voor het vergoeden van schade die een gevolg is van een besluit of een handelen van het waterschap. Wie dus schade lijdt, kan zich op dit artikel beroepen. De schade wordt alleen door het waterschap vergoed als deze niet of niet geheel voor rekening van de benadeelde behoort te blijven. Het kan ook zijn dat de geleden schade op een andere wijze wordt vergoed, bij voorbeeld door aankoop of onteigening.
Verordening schadevergoeding waterschap Aa en Maas
Deze verordening schrijft voor hoe het waterschap een verzoek om schadevergoeding dient te behandelen. Hiervoor zijn de volgende mogelijkheden:
- een onafhankelijke adviescommissie wordt gevraagd advies uit te brengen;
- een onafhankelijke deskundige wordt gevraagd advies uit te brengen;
- het waterschap besluit zonder extern advies.
Als men het niet eens is met het besluit van het waterschap is het mogelijk hiertegen eerst bezwaar bij het waterschap in te dienen en vervolgens in beroep te gaan bij de rechtbank. De rechtbank oordeelt of het waterschap zorgvuldig met het verzoek is omgegaan en de van belang zijnde feiten en omstandigheden juist heeft laten meewegen voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding.
Planschade/vermogensschade
De aanwijzing van een bergingsgebied in het bestemmingsplan of op de legger van het waterschap kan tot schade leiden. De gronden kunnen in waarde dalen, omdat de eigenaar van deze gronden de berging van water tijdelijk zal moeten dulden of omdat de gebruiksmogelijkheden worden beperkt ten behoeve van een doelmatige werking van het bergingsgebied (bijvoorbeeld een beperking in uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf). Een verzoek tot vergoeding van planschade kan op grond van de Waterwet bij het waterschap worden ingediend. Er zal dan worden beoordeeld of er daadwerkelijk sprake is van waardedaling. Hierbij wordt ook de mogelijkheid tot het verkrijgen van schadevergoeding na inundatie meegewogen.
Flankerend beleid bij vernatting
Het waterschap gaat uit van het flankerend beleid zoals afgesproken in de reconstructieplannen. Dit beleid gaat in principe uit van draagvlak en samenwerking. Er is door de Brabantse waterschappen en provincie gewerkt aan instrumenten en een procedure die gevolgd kan worden bij tegengestelde belangen (vernatting in landbouwgebied).
Hierbij gaat het waterschap uit van de volgende drietrapsraket:
- compenserende technische maatregelen;
- bieden van alternatieven, kavelruil, ondersteuning bij het aanpassen bedrijfsvoering, beëindigingvergoeding;
- financiële compensatie.
Het huidige flankerende beleid gaat uit van het principe van vrijwilligheid. Dilemma daarbij is de situatie waarbij een enkele grondgebruiker niet mee wil werken, terwijl met een meerderheid van grondgebruikers wel overeenstemming is bereikt over een oplossing waarbij zoveel mogelijk van de verschillende maatschappelijke doelen bereikt worden.
Hoe het waterschap om wil gaan met vernatting als gevolg van ontwikkeling van natte natuur staat in de Leidraad herstel natte natuurparels, oktober 2010.
Leidraad
De gezamenlijke Brabantse waterschappen en de provincie Noord-Brabant hebben in 2006 een juridisch instrumentarium ontwikkeld met betrekking tot natte natuurparels. Hierbij is onderzocht, hoe moet worden omgegaan met de nadelige gevolgen van de te nemen maatregelen binnen een natte natuurparel op de (agrarische) gronden in de zogenaamde uitstralingsgebieden buiten de natte natuurparel (Juridische leidraad ontwikkeling natte natuur, juni 2006).
De huidige Leidraad herstel natte natuurparels (2010) besteedt ook aandacht aan hoe om te gaan met het optreden van schade binnen de natte natuurparel. Door nieuwe regelgeving (o.a. de Waterwet) en gewijzigde beleidsdocumenten (zoals het provinciale Waterhuishoudingsplan (WHP2+) dat is vervangen door het Provinciaal Waterplan (PWP)) is de leidraad ook geactualiseerd. De leidraad beschrijft de hoofdlijnen en aandachtspunten voor het te doorlopen juridische proces bij het realiseren c.q. hydrologisch herstellen van natte natuurparels in Noord-Brabant.
Het juridisch instrumentarium voor het vergoeden van schade die is of zal ontstaan als gevolg van het realiseren van een natte natuurparel bestaat in beginsel uit:
- een Verordening schadevergoeding en
- een privaatrechtelijke overeenkomst
Op verzoek van de gezamenlijke Brabantse waterschappen heeft het adviesbureau DLV Groen en Ruimte een vergoedingssystematiek uitgewerkt. Schade als gevolg van de te nemen vernattingsmaatregelen kan zich voordoen zowel binnen als buiten de natte natuurparel en zowel aan landbouw-, bospercelen als aan bebouwd oppervlak. Het onderscheid tussen deze verschillende soorten schade wordt in de leidraad verder uitgewerkt.
Indien niet alle grond in eigendom is zal voorafgaand aan de opstelling van het projectplan met de betrokkenen worden overlegd over de te nemen maatregelen, compenserende maatregelen en eventuele schadevergoedingen binnen en buiten de natte natuurparel. Vervolgens wordt het plan ter inzage gelegd en, afhankelijk van de inspraakreacties, (gewijzigd) vastgesteld.
In beginsel zullen geen vernattingsmaatregelen worden genomen die nadelig zijn voor woningen en gebouwen. Voor mogelijke vernattingseffecten nabij bebouwing worden technische maatregelen genomen om schade tegen te gaan of door ter plaatse minder ingrijpende maatregelen door te voeren.
9.3 Conclusie
Gezien de bovenstaande motivatie ten aanzien van kosten, kostenverhaal en schaderegelingen behorende bij deze ontwikkeling kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 10 Vooroverleg En Inspraak
10.1 Vooroverleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:
- Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving van Noord-Brabant;
- Rijkswaterstaat, directie Noord-Brabant;
- Waterschap Aa en Maas;
- VROM-inspectie regio Zuid;
- Nederlandse Gasunie NV;
- Bestuursraad voor Engelen en Bokhoven.
Er zijn schriftelijke reacties ontvangen van Nederlandse Gasunie NV, Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving van Noord-Brabant en de VROM-inspectie regio Zuid ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan “Hoogwater 's-Hertogenbosch”. Het Waterschap Aa en Maas heeft aangegeven af te zien van het indienen van een vooroverlegreactie, omdat zij opdrachtgever is van het plan. Het plan is in goed overleg tot stand gekomen.
Hieronder wordt op deze reacties nader ingegaan. Met het Waterschap is, als opdrachtgever van het bestemmingsplan, in ruime mate overleg gevoerd. De overige vooroverleginstanties hebben niet gereageerd.
Opmerking ingebrachte opmerkingen in het kader van het vooroverleg
Commentaar gemeentelijk commentaar
10.1.1 Nederlandse Gasunie NV
Opmerking 1
Binnen het plangebied ligt een tweetal aardgastransportleidingen (Z-515-01 en Z-517-12) van de Gasunie. Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor goederen en personen in de directe omgeving, is wettelijk bepaald dat een belemmeringenstrook dient te gelden. Voor een 40 bar aardgastrasportleiding bedraagt deze 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. De Gasunie heeft geconstateerd dat deze strook niet overal de juiste breedte heeft. Daarom verzoekt zij om de belemmeringenstrook te verbreden/terug te brengen tot de een breedte van 4 meter aan weerzijden van de hartlijn van de leiding.
Commentaar
Overeenkomstig de reactie is de belemmeringenstrook op de verbeelding aangepast naar 4 meter aan weerzijden van de hartlijn van de leiding.
Opmerking 2
Binnen de bestemming “Leiding-Gas” ligt ter hoogte van de Moerputtenweg een afsluiterschema, weergegeven als een envelop. Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van het afsluiterschema, dient de belemmeringenstrook ter hoogte van het afsluiterschema 4 meter ter weerzijden van het schema te zijn. Doel hiervan is te voorkomen dat er te dicht gebouwd wordt op allerlei ondergrondse omloopleidingen van het afsluiterschema.
Voorbeeld:
Commentaar
Overeenkomstig de reactie is het afsluiterschema aan de Moerputtenweg opgenomen op de verbeelding. Aan weerzijden daarvan is een belemmeringenstrook van 4 meter opgenomen.
Opmerking 3
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (of Bevb) is bepaald dat een bestemmingsplan de ligging van de leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook weergeeft. Een adequaat artikel “Leiding-Gas” maakt hier onderdeel van uit. De Gasunie verzoekt daarom om het artikel “Leiding-Gas” zodanig aan te passen dat de dubbelbestemming “Leiding-Gas” bij het geheel of gedeeltelijk samenvallen met (een) andere dubbelbestemming(en) voorrang krijgt. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van het volgende voorbeeld:
“In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming “Leiding – Gas” voorrang krijgt.”
Commentaar
Met het Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt beoogd de veiligheid, de betrouwbaarheid en de grote transportcapaciteit van buisleidingen te beschermen. Een vorm daarvan is het planologisch beschermen van buisleidingen door het vastleggen van bijbehorende belemmeringenzones in bestemmingsplannen.
Met het opnemen van de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' (artikel 13) wordt de gasleiding voldoende beschermd. In artikel 13.2 is opgenomen dat in afwijking van hetgeen elders in de regels is bepaald, op de gronden waar de dubbelbestemming Leiding-Gas is gelegen, alleen mag worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding. Met deze regel wordt al geregeld dat de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' voorrang krijgt boven andere bestemmingen.
Alleen ter plaatse waar de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' samenvalt met andere dubbelbestemmingen kan strijdigheid tussen de verschillende dubbelbestemmingen optreden. Daartoe is artikel 23, Overige regels opgenomen. In lid 23.1 is aangegeven welke volgorde moet worden aangehouden indien dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen.
Vanuit het algemeen belang en het doel van dit bestemmingsplan is boven de belangen van de Leiding-Gas voorrang gegeven aan de dubbelbestemmingen Waterstaat-Waterkering en Waterstaat-Waterbergingsgebied. Desondanks is de bescherming van de gasleiding voldoende gewaarborgd.
10.1.2 Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving van Noord-Brabant
Opmerking 1
De Verordening ruimte (Vr) kent twee hoofduitgangspunten ten aanzien van ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied:
- zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit
- kwaliteitsverbetering van het landschap
De reactie van de provincie heeft betrekking op het uitgangspunt “kwaliteitsverbetering van het landschap”. Dit uitgangspunt betekent onder meer dat elke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied dient bij te dragen aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij dient de wijze verantwoord te worden waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten.
Een dergelijke voorwaarde ontbreekt bij de relevante wijzigingsbepalingen, zoals die in de artikelen 3.3.2, 4.6.4, 4.6.5 en 4.6.6. Het ontbreken van deze voorwaarde is in strijd met artikel 2.2. van de Vr.
Commentaar
Pas bij het opstellen van een wijzigingsplan is aan te geven hoe de ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten. Daarom worden de voorwaarden van de verschillende wijzigingsbevoegdheden in de artikelen 3.3.2, 4.6.4, 4.6.5 en 4.6.6 aangevuld met de volgende twee voorwaarden:
- Er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, met dien verstande dat in de toelichting bij het wijzigingsplan wordt verantwoord hoe financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het betreffende gebied
- Indien in afwijking van het bepaalde onder [eerste gedachtenstreepje] een kwaliteitsverbetering niet is verzekerd, wordt het wijzigingsplan slechts vastgesteld mits een financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd. Daarbij is van toepassing de Landschapsinvesteringsregeling als bedoeld in artikel 2.2 van de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011.
Opmerking 2
De provincie dringt er op aan in artikel 4.6.5 als voorwaarde op te nemen dat buiten de bebouwing die voor opslag wordt aangewend verder alle voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt.
Commentaar
Overeenkomstig de reactie van de provincie is in artikel 4.6.5 opgenomen dat de overtollige bebouwing gesloopt dient te worden. Cultuurhistorische waardevolle gebouwen dienen wel gehandhaafd te blijven.
Opmerking 3
In de Vr is de “groenblauwe mantel” begrensd en worden regels gegeven ter bescherming en ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van deze gebieden (artikel 6.3. Vr). De provincie dringt er op aan de groenblauwe mantel in het bestemmingsplan op te nemen in de bestemming “Agrarisch met waarden” (-2, -3 of -4).
In de Vr worden regels gesteld voor de ontwikkeling binnen de groenblauwe maten van grondgebonden agrarische bedrijven (artikel 6.4) en voor niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen (o.a artikel 11.6 lid 2, 11.7 en 11.10). De provincie constateert dat specifieke regelgeving voor de groenblauwe mantel in onderhavig bestemmingsplan ontbreekt en dat daardoor strijdigheid bestaat met de Vr. Het betreft met name de volgende planonderdelen:
- Conform artikel 6.4 Vr zijn in de groenblauwe mantel geen teeltondersteunende kassen toegestaan. Artikel 4.2.5 is hiermee in strijd. Het verdient overigens aanbeveling om begrippen als (teeltondersteunende) kassen, permanente teeltondersteunende voorzieningen in artikel 1 nader te definiëren.
- Conform de Vr is in de groenblauwe mantel “VAB-vestiging” van een bedrijf t.b.v. opslag, van een agrarisch-technisch hulpbedrijf en van een agrarisch verwant bedrijf slechts mogelijk als het bestemmingsvlak maximaal 5000 m2 groot wordt en het bedrijf niet behoort tot een milieucategorie 3 of hoger; bovendien geldt voor een dergelijke ontwikkeling dat deze gepaard moet gaan met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de erkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken; de artikelen 4.5.2, 4.6.5 en 4.6.6 voorzien niet in dergelijke voorwaarden.
- Ook voor een aantal andere ontwikkelingen die in de groenblauwe mantel worden gerealiseerd, wordt in de Vr als voorwaarde gesteld dat de ontwikkeling gepaard moet gaan met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken. Deze voorwaarde ontbreekt onder meer in artikel 4.6.4 van het plan.
De provincie dringt er op aan de specifieke regels voor de groenblauwe mantel in het plan te vertalen. Om dit te realiseren verdient het aanbeveling de groenblauwe mantel op de plankaart van een specifieke gebiedsaanduiding te voorzien.
Commentaar
De provinciale verordening maakt, waar het gaat om de groenblauwe mantel, onderscheid tussen regels over grondgebonden agrarische bedrijven en niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen. Voor grondgeboden agrarische bedrijven zijn regels opgenomen in artikel 6.4 van de verordening. Voor niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen zijn regels opgenomen in de artikelen 11.6, 11.7 en 11.10
Grondgebonden agrarische bedrijven
De bestemming Agrarisch-Bedrijf (artikel 4) is alleen opgenomen voor de agrarische bedrijven aan de Engelenseweg 2 en 4. Deze bedrijven waren op het moment van de tervisielegging van het voorontwerpbestemmingsplan niet gelegen in een gebied dat op de kaart 2, onderwerp Natuur en Landschap uit de Verordening Ruimte is aangewezen als groenblauwe mantel (zie de hierna volgende kaart)
Figuur 1: Uitsnede kaart 2, onderwerp Natuur en Landschap uit de Verordening ruimte. De groenblauwe mantel is groen/blauw aangegeven. In de rode cirkel zijn de gronden met de bestemming Agrarisch-Bedrijf aangegeven. Bron: www.brabant.nl, 19 oktober 2011
Volgens de kaartgegevens op de website was dat op 19 oktober 2011 nog steeds niet het geval. Na contact met de provincie blijkt de kaart die op de website van de provincie staat, niet de juiste te zijn. Alleen op de website www.ruimtelijkeplannen.nl staat volgens de provincie de juiste versie.
Tijdens de terinzagelegging van het voorontwerpwijzigingsplan is op 13 september 2011 een wijziging van de provinciale Verordening ruimte vastgesteld. Met deze wijziging is een deel van het bestemmingsplangebied aangewezen als groenblauwe mantel.
Artikel 6.4 Verordening Ruimte: geen teeltondersteunende kassen toegestaan
Artikel 6.4, lid 2 van de Verordening ruimte bepaalt:
“Een bestemmingsplan, als bedoeld in het eerste lid, kan binnen het bouwblok voorzien in:
- a. de bouw of de uitvoering van permanente teeltondersteunende voorzieningen;
- b. de bouw van een voorziening ten behoeve van het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting ten behoeve van een agrarisch bedrijf.”
In tegenstelling van wat de provincie aangeef zijn conform artikel 6.4 Vr in de groenblauwe mantel wel teeltondersteunende voorzieningen toegestaan.
VAB-vestiging in groenblauwe mantel
Artikel 6.4 van de Verordening ruimte bepaalt:
“Een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel of agrarisch gebied, niet zijnde een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw, kan voorzien in een VAB-vestiging of een uitbreiding van een niet-agrarische ruimtelijke ontwikkeling.”
Volgens artikel 1.1 sub 70 van de Verordening ruimte is een VAB-vestiging:
“vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwblok waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m2 toestaat”
Het gaat hierbij om Vrijkomende agrarische bebouwing (VAB). Artikel 4.5.2 van het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch heeft betrekking op verbrede landbouw en nevenactiviteiten. Het gaat hierbij dus niet om een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, maar een nevenactiviteit bij een bestaand agrarisch bedrijf. Van strijd met de Verordening Ruimte is dan ook geen sprake.
De artikelen 4.6.5 en 4.6.6 hebben betrekking op wijzigingsbevoegdheden. Aan de regels wordt toegevoegd:
- de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5.000 m2;
- de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger, zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering, Den Haag 2009;
De voorwaarde dat een dergelijke ontwikkeling gepaard moet gaan met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de erkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken moet worden opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan, zo bepaalt artikel 11.6, lid 2 van de Verordening ruimte. In diezelfde verordening is in artikel 1.2 lid 1 onder a bepaalt dat onder de term bestemmingsplan ook een wijzigingsplan moet worden verstaan. De motivering dat een dergelijke ontwikkeling gepaard moet gaan met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de erkende ecologische en landschappelijke waarden moet dus worden opgenomen in de toelichting op het wijzigingsplan. Het stellen van een dergelijke voorwaarde in de wijzigingsbevoegdheid heeft geen toegevoegde waarde. Een wijzigingsplan moet immers ook voldoen aan de regels van de Verordening ruimte.
Niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen
De gebieden die door de provincie wel zijn aangewezen als groenblauwe mantel zijn bestemd als Natuur, Water of Agrarisch met waarden - 2, - 3 of – 4. Gronden die vallen binnen de bestemming Agrarisch met waarden – 2, - 3, of – 4 mogen niet worden bebouwd. Hetzelfde geldt voor gronden die zijn bestemd als Water. De bestemming Natuur staat alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe. Op gronden binnen het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch die zijn aangewezen als groenblauwe mantel, mogen dus geen gebouwen worden gebouwd. De afwijkingsmogelijkheden in de artikelen 5.2.1 en 6.3 wordt uit het bestemmingsplan gehaald.
De artikelen 11.6 en 11.7 van de Verordening ruimte hebben betrekking op het bouwen van gebouwen. Omdat dit, zoals hierboven aangegeven, binnen de relevante bestemmingen niet mogelijk is, kan er geen strijd bestaan met de Verordening ruimte.
Artikel 11.10 heeft betrekking op een VAB-vestiging of een uitbreiding van een dagrecreatief terrein. Een VAB-vestiging betreft opnieuw gebouwen, die niet zijn toegestaan in de relevante bestemmingen. Een dagrecreatief terrein is eveneens niet toegestaan. Slechts extensief recreatief medegebruik is toegestaan binnen de artikelen Natuur en Agrarisch met waarden – 4.
Om die redenen is het opnemen van regels over de groenblauwe mantel, alsmede het opnemen van de groenblauwe mantel op de verbeelding niet noodzakelijk. Er bestaat geen strijd met de Verordening ruimte.
Ook hier geldt dat de motivering dat een dergelijke ontwikkeling gepaard moet gaan met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de erkende ecologische en landschappelijke waarden moet worden opgenomen in de toelichting op het wijzigingsplan. Het stellen van een dergelijke voorwaarde in de wijzigingsbevoegdheid heeft geen toegevoegde waarde.
Opmerking 4
Artikel 11.1 Vr stelt regels voor het wonen buiten bestaand stedelijk gebied. Artikel 4.3.2., die de bouw van een tweede bedrijfswoning mogelijk maakt, is strijdig met artikel 11.1, lid 2 van de Vr.
Commentaar
Conform artikel 11.1 van de Verordening ruimte wordt artikel 4.3.2 verwijderd.
10.1.3 VROM-inspectie regio Zuid
Gelet op de nationale belangen zoals deze zijn verwoord in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB), heeft Vrom-inspectie opmerkingen over het nationaal belang 'Verbetering Basiskwaliteit gehele hoofdinfrastructuur'.
Opmerking 1
In de toelichting wordt aangegeven dat de voorkeursvariant “Groene Rivier” aansluit bij de doelstelling van de Corridorstudie om de knelpunten op en rondom rijksweg A59 op te lossen. Vervolgens wordt gesproken over een passage onder rijksweg A59 door (weg op palen) naar het Engelermeer. De Vrom-inspectie wil graag opmerken dat dit ook geldt voor andere varianten, bijvoorbeeld een sifon, en dit daarom geen uitsluitend argument betreft.
Rijkswaterstaat heeft op dit moment een uitvoeringsopdracht van het Provinciaal Platform Ontsnippering om een ecoduct over rijksweg A59 te realiseren. Het voorliggende bestemmingsplan dient deze opdracht niet onmogelijk te maken. De Vrom-Inspectie verwacht dat de ontsnipperingsmaatregel in de regels en op de verbeelding op een zodanige wijze wordt opgenomen dat het planologisch niet onmogelijk wordt gemaakt een ecoduct te realiseren. Voorgesteld wordt om een zone op te nemen waarin de oprichting van een ontsnipperingsmaatregel mogelijk wordt gemaakt, zonder te specificeren of dit onder dan wel boven de weg zal plaatsvinden.
Een ontsnipperingsmaatregel onder rijksweg A59 dient zowel technisch als financieel haalbaar te zijn. Ook dienen de door het provinciaal platform geformuleerde ecologische doelstellingen hierbij aan te sluiten. Indien de wens van de regio een wens op palen is, zal de financiering hiervoor uit de regio moeten komen, omdat de A59 volgens de Nota Mobiliteit voor het rijk geen prioriteit kent.
Commentaar
De passage in de toelichting waar wordt aangegeven dat de voorkeursvariant “Groene Rivier” aansluit bij de doelstelling van de Corridorstudie om de knelpunten op en rondom rijksweg A59 op te lossen, heeft betrekking op de MER en het project HOWABO. Beiden hebben een grotere reikwijdte dan dit bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch. In dit bestemmingsplan wordt alleen het deel van het project HOWABO juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.
De locatie voor een ontsnipperingsmaatregel vormt de A59 tussen afslag Vlijmen en afslag 's-Hertogenbosch-west. Deze locatie maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan. Daarom is ook geen zone opgenomen om een ontsnipperingsmaatregel mogelijk te maken.
Opmerking 2
De Vrom-Inspectie wijst op de wens van de gemeente Heusden voor de aanleg van een oostelijke randweg voor de kern Vlijmen, vanaf rijksweg A59 ter hoogte van aansluiting 45 's-Hertogenbosch West. Deze randweg zal het plangebied van het bestemmingsplan Hoogwater 's-Hertogenbosch. Mocht deze oostelijke randweg worden gerealiseerd, dan betekent dit dat ten aanzien van deze randweg eenzelfde constructie zal moeten worden toegepast om de beoogde doelstellingen te behalen. De Vrom-Inspectie wijst op de noodzaak van afgestemde planvormen en verneemt graag hoe de gemeente hiermee wil omgaan en welke gevolgen dat heeft voor het onderhavige plan.
Commentaar
Het bestemmingsplan 'Hoogwater 's-Hertogenbosch' maakt de oostelijke randweg voor de kern Vlijmen niet mogelijk. Op het moment dat de planvorming van de oostelijke randweg voldoende concreet is zal een aparte bestemmingsplanprocedure worden gestart. Deze aanpak is met de gemeente Heusden afgestemd.
10.2 Inspraak
Ingevolge de gemeentelijke Inspraakverordening is voor het voorontwerpbestemmingsplan " Hoogwater 's-Hertogenbosch " een inspraakprocedure gevoerd. Met ingang van 29 augustus 2011 heeft het voorontwerp gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om binnen die periode (tot en met 10 oktober 2011) op het plan te reageren. Er is één inspraakreactie ingediend door het bestuur van HSV De Meer, Van der Hoopstraat 5 te 's-Hertogenbosch.
Daarnaast is op 19 september vanaf 19.30 uur een inspraakavond georganiseerd. Het verslag van deze avond is op pagina 13 opgenomen.
Hieronder is de schriftelijk ingekomen inspraakreactie samengevat weergegeven en is deze voorzien van gemeentelijk commentaar.
Reactie a, b, c ingekomen inspraakreacties
Commentaar gemeentelijk commentaar
10.2.1 Het bestuur van HSV De Meer, Van der Hoopstraat 5 te 's-Hertogenbosch
Visvereniging HSV De Meer vist al bijna 50 jaar op het Engelermeer. De vereniging heeft aan het Engeler visserspad een drijvende steiger. Deze steiger is onegeveer 63 meter lang met 52 bootligplaatsen. Daarvan zijn er nu 45 bezet. De steiger en bootligplaatsen zijn gebouwd om verschillen in de waterstand op te vangen tot een peil van 1.80 meter boven NAP. Het normale peil is ongeveer 1.55 meter boven NAP.
Reactie a
Met hoogwateraanpak 's-Hertogenbosch wordt het peil naar 2.90 meter boven NAP gebracht. Dit betekent een ramp voor de gehele infrastructuur van de visvereniging en voor de eigenaren van de boten. Ook zal het toegangspad onderlopen en niet meer begaanbaar zijn. De eigenaren kunnen niet meer bij de boten komen om water uit de boten te scheppen. De boten drijven weg of zinken. Dit geldt ook voor de steiger. De nieuwe vissteiger kan volgens de mening van het bestuur een waterpeil van 2.90 meter boven NAP niet aan.
Commentaar
Met het projectplan van het Waterschap en het voorontwerpbestemmingsplan is invulling gegeven aan de voorkeursvariant uit het Milieu Effect Rapport (MER Hoogwateraanpak 's-Hertogenbosch, Waterschappen Aa en Maas en de Dommel, 2008). In het MER zijn verschillende varianten voor waterberging beoordeeld aan de hand van een groot aantal criteria.
Bij de inzet van het waterbergingsgebied kan inderdaad schade optreden. Het waterschap kan ruim van te voren inschatten of het waterbergingsgebied volledig zal overstromen. Belanghebbenden zullen een signaal krijgen waardoor er nog acties en maatregelen genomen kunnen worden om schade te beperken/voorkomen, zoals bijvoorbeeld het weghalen van boten. Na inzet van het waterbergingsgebied wordt op initiatief van het waterschap de daadwerkelijk ontstane schade door de waterberging vastgesteld en uitgekeerd (zie verder onder f)
Reactie b
Ook de Moerputten zou ingericht kunnen worden als waterbergingsgebied omdat het risico erg klein is. Het waterbergingsgebied gaat hooguit een keer in de 100 of 150 ingezet worden en dat scheelt bij het Engelermeer aanzienlijk in het peil.
Eens was het 'Meer van Engelen en de Meerkooi' van nationale betekenis en stond het op de lijst van natuurgebieden in Noord-Brabant (31 mei 1968). Voorheen was het een stiltegebied. Nu 40 jaar later, is het een wandel- en speelgebied. Mag je dat onder laten lopen met vervuild water? Ook nu heeft het gebied nog belangrijke natuurwaarden. Op 19 juni 2011 is Dwergviltkruid aangetroffen en er zijn soorten aanwezig die op de rode lijst staan, zoals de zomertortel en roerdomp.
Commentaar
Het Engelermeer is inderdaad een natuurgebied van nationale waarde, daarom is het gebied ook deels aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur. Ook de Moerputten is aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur. Daarnaast is de Moerputten ook aangewezen als internationaal belangrijk gebied (Natura2000) o.a. vanwege de aanwezigheid van blauwgraslanden. Dit laatste punt is de belangrijkste reden om de Moerputten vooralsnog te ontzien bij de inrichting als waterbergingsgebied. Deze graslanden zijn erg slecht bestand tegen water met veel nutriënten (voedingsstoffen als stikstof en nitraat).
De Moerputten, Gement en Engelermeer zijn in het verleden ontstaan dankzij de natte omstandigheden: veel opborrelend grondwater (kwel) in combinatie met overstromingen van de Dommel en Zandley. Deze natuurgebieden zijn dus nog steeds gebaat bij natte omstandigheden en zijn van nature bestand tegen overstromingen. Omdat het overstromingswater (grotendeels Dommelwater) nu echter voedselrijker is dan vroeger en met name blauwgraslanden daar niet tegen kunnen worden deze vooralsnog ontzien. Overige moerasvegetaties, zoals langs het Engelermeer, kunnen prima tegen overstromingen met voedselrijk water. Voor vogels zal de inzet van de waterberging in principe geen negatieve gevolgen hebben aangezien dit in principe buiten het broedseizoen plaatsvindt. De roerdomp is zelfs een typische bewoner van moerassige gebieden die overstroomd worden. Het genoemde Dwergviltkruid is een soort die op droge kalkrijke grond voorkomt. Waarschijnlijk groeit deze plant op een plek die momenteel niet onder invloed staat van water. Wellicht overstroomt zij wel als de waterberging wordt ingezet, maar verwacht wordt dat dit geen negatief effect heeft op de plant, omdat het een zeer incidentele overstroming betreft en de standplaats gewoon droog en kalkrijk zal blijven.
Reactie c
Vervuild water inlaten met zware metalen of synthetische Musk-verbindingen is slecht voor het ecosysteem, maar vooral voor vissen en amfibieën. Op waternavel (met zware metalen) zitten insprekers ook niet te wachten. De visstand krijgt een flinke tik door het wegpompen van het water richting de Groenendaal. In de ondergelopen weilanden gaan de vissen eten zoeken en komen niet op tijd terug of blijven hangen in de poelen.
Commentaar
Grote waternavel is nu al aanwezig in onder andere de Nieuwe Bossche sloot, direct ten zuiden van het Engelermeer. Bij overstroming is de kans aanwezig dat dit zich verspreidt naar het Engelermeer. Deze kans is klein aangezien de waterberging in de winter – en slechts zeer incidenteel- zal worden ingezet. In deze periode is de plant afgestorven. Daarnaast is de kans van verspreiding via andere verspreidingsfactoren, zoals via vogels, waarschijnlijk groter. Grote waternavel is momenteel in het algemeen een groot probleem voor de waterschappen. In het beheer en onderhoud wordt er alles aan gedaan om de voorkomende waternavel te verwijderen en de verspreiding naar andere wateren te voorkomen.
De afweging om het Engelermeer in ter zetten voor waterberging wordt ingegeven vanuit een groot maatschappelijk belang, namelijk het voorkomen van wateroverlast in de stad 's-Hertogenbosch.
Een groot deel van de vissen zal met het terugstromen van het bergingswater weer terecht komen in het meer en het slotenstelsel. Het is niet te vermijden dat er vissen op sommige plaatsen zullen achterblijven. Het waterschap zal, mocht de inzet van de waterberging zich voordoen, zich inzetten om zoveel mogelijk vissen te redden en terug te zetten, wellicht met behulp van lokale hengelsportverenigingen. Hierbij moet ook gezegd worden dat overstromingen een natuurlijk proces zijn, waardoor vissen zich juist ook beter kunnen verspreiden naar andere wateren.
Reactie d
Er moet een echte sloot richting Moerputten worden gegraven die gebruikt kan worden als toevoer. Boeren hoeven niet uitgekocht te worden. Op die manier blijft misschien wel 10 miljoen over dat gebruikt kan worden om het ecosysteem in het Engelermeer te herstellen dat is vernietigd door de zandzuiging.
Commentaar
Niet geheel duidelijk is wat hier voorgesteld wordt. Onder b zijn reeds de ecologische overwegingen uitgelegd waarom de Moerputten vooralsnog niet wordt ingezet als waterberging.
Reactie e
De dam tussen het zwembad en het noordelijk deel kan ook blijven liggen. Deze fungeert nu als wildwissel en als dam voor de zandzuiger. Deze dam kan dan ook het vervuilde water tegenhouden.
Commentaar
Op pagina 48 van de MER is het effect van inundatie op de zwemwaterkwaliteit onderzocht, aan de hand van gegevens van de Zuiderplas (geïnundeerd in 1995 bij berging in Bossche Broek). In dat onderzoek is geconcludeerd dat zwemwaterkwaliteit geen reden is om waterberging in het Engelermeer uit te sluiten. Een variant zonder Engelermeer is na aanleiding van die conclusie niet verder uitgewerkt in de MER.
Reactie f
Insprekers willen van het college de garantie ontvangen dat de materiële en immateriële schade te allen tijde zal worden vergoed.
Commentaar
Na inzet van het waterbergingsgebied wordt op initiatief van het waterschap de daadwerkelijk ontstane schade door de waterberging vastgesteld en uitgekeerd. Indien insprekers het niet eens is met het besluit van het waterschap kunnen zij hiertegen eerst bezwaar bij het waterschap indienen en vervolgens in beroep gaan bij de rechtbank.
Daarnaast geldt dat belanghebbenden altijd een onderbouwd verzoek tot (plan-) schadevergoeding kunnen indienen op grond van artikel 7.14 van de Waterwet in het geval men meent niet of niet voldoende schadeloos te zijn gesteld.
Het waterschap zal een nulopname uitvoeren om goed inzicht te krijgen in het aantal en soort objecten waaraan schade is te verwachten bij inzet van de waterberging en om inzicht te krijgen in de aard en omvang van deze schade. Het waterschap gebruikt de informatie van de nulopname om bij inzet van de waterberging gerichte acties te plegen om mogelijke schade te minimaliseren.
Het waterschap kan ruim van te voren inschatten of het waterbergingsgebied volledig zal overstromen. Belanghebbenden zullen een signaal krijgen waardoor er nog acties en maatregelen genomen kunnen worden om schade te beperken/voorkomen.
De vergoeding van eventuele materiële en immateriële schade verloopt buiten het college en de gemeente om.
Reactie g
Insprekers verzoeken de natuurwaarden nog eens onder de loep te nemen
Commentaar
Met het projectplan van het Waterschap en het voorontwerpbestemmingsplan is invulling gegeven aan de voorkeursvariant uit het Milieu Effect Rapport (MER Hoogwateraanpak 's-Hertogenbosch, Waterschappen Aa en Maas en de Dommel, 2008). In het MER zijn verschillende varianten voor waterberging beoordeeld aan de hand van een groot aantal criteria, waaronder het effect van inundatie op bestaande natuurwaarden.
In het MER is de voorkeursvariant als geheel als licht positief beoordeeld op het criterium 'effecten inundatie op bestaande natuur', terwijl de bijdrage aan nieuwe natuur als sterk positief is beoordeeld. Daarbij is de voorkeursvariant op het criterium 'verontreinigingen a.g.v. water en slib' beoordeeld als neutraal tot licht positief ten opzichte van de andere varianten. Grosso modo scoort de voorkeursvariant het beste voor natuur en landschap.
Bij het projectplan is een voortoets i.h.k.v. de natuurwetgeving opgesteld, waarin de effecten van het plan op de natuurwaarden verder zijn onderzocht (bijlage 7 bij projectplan HoWaBo). In deze voortoets wordt geconcludeerd dat een zeer incidentele inundatie (minder dan eens in de 100 jaar) een zeer geringe en tijdelijke invloed op de natuurwaarden zal hebben.
Daarbij mag worden aangenomen dat de waterkwaliteit van de Dommel en de Aa door beleid in de komende jaren alleen nog maar zal verbeteren.
In het voorontwerpbestemmingsplan is de voorkeursvariant uit het projectplan en MER overgenomen.
Reactie h
Insprekers verzoeken een waterkundig onderzoek en onderzoek naar vervuiling van vissen en mosselen uit te voeren voordat het Engelermeer als waterbergingsgebied wordt ingericht
Commentaar
De onderzoeken van de waterkwaliteit worden uitgevoerd door het waterschap. De waterkwaliteit van het Engelermeer wordt momenteel elk jaar in de periode april - september tweewekelijks gemonsterd in verband met de zwemwaterfunctie. Daarnaast wordt om de vier jaar gedurende een jaar maandelijks bemonsterd op nutriënten en veldparameters. Er is dus al veel bekend over de huidige waterkwaliteit. Momenteel wordt in het kader van de zwemwaterfunctie geen onderzoek gedaan naar zware metalen. Het waterschap gaat een monitoringsplan opstellen, waarin onder andere het effect van inundatie en slibafzetting op de bodem en de aanwezige vegetatie een belangrijke onderzoeksvraag is. Hiertoe zullen meetgegevens van voor inzet van de waterberging en metingen na inzet, worden gebruikt. Ten behoeve van deze monitoring zal het bestaande meetnet van het waterschap worden uitgebreid met extra meetpunten. Voor het Engelermeer zal het waterschap de zware metalen als parameter meenemen in de vierjaarlijkse monstername.
Reactie i
Insprekers verzoeken het gebied zo in te richten dat het gebied zich weer kan herstellen nadat het als waterbergingsgebied is ingezet. Dat kan bijvoorbeeld door helofytenfilters op verschillende plekken langs het meer aan te leggen.
Commentaar
Helofytenfilters bestaan uit moerasplanten die doordat zij stoffen opnemen uit het water een filterende werking hebben, met name als het grote oppervlakken moerasvegetatie betreft. De oeverzones langs het Engelermeer zijn deels al begroeid met grote velden van riet en andere oever/moerasplanten. Deze hebben, nu al en in de toekomst, een positieve werking op de waterkwaliteit.
Het voorontwerpbestemmingsplan is niet het instrument om de inrichting van het waterbergingsgebied te regelen, maar staat de aanleg van bijvoorbeeld helofytenfilters ook niet in de weg.
Reactie j
Insprekers stellen het op prijs als de waterpeilschalen weer worden teruggeplaatst.
Commentaar
De peilschaal van Staatsbosbeheer zat vast op een damwand die de toegang over land tot het gebied voor voetgangers regelde. De damwand is in het kader van het groene deltaproject Recreatieve herinrichting Engelermeer weggehaald. Staatsbosbeheer heeft aangegeven dat de peilschaal zal worden herplaatst.
10.3 Verslag Inspraakavond
Datum: maandag 19 september 2011
Opening: 19.30 uur
Sluiting: 21.30 uur
Locatie: ZLTO te 's-Hertogenbosch
Aanwezig: De heer G. Snijders (wethouder), mevrouw M. Borst (projectleider HoWaBo bij het Waterschap Aa en Maas), heer M. Stam (juridisch beleidsmedewerker gemeente 's-Hertogenbosch), mevrouw M. Beuker (programmamanager water gemeente 's-Hertogenbosch)
Wethouder Snijders heet ieder van harte welkom op deze formele inspraakavond 'Hoogwater 's-Hertogenbosch'. Tijdens deze avond worden aanwezigen in de gelegenheid gesteld tot het stellen van vragen of mondelinge inspraak. Ook na deze avond is inspraak mogelijk tot en met 10 oktober 2011: schriftelijk aan het college van burgemeester en wethouders of mondeling na afspraak met de heer Stam. Het definitieve bestemmingsplan zal naar verwachting medio 2012 door de gemeenteraad worden vastgesteld.
Wethouder Snijders geeft aan dat, naar aanleiding van overlast door hoogwater in 1995 in
's-Hertogenbosch, de noodzaak zichtbaar werd dat er maatregelen genomen moeten worden. Wateroverlast, zoals in 1995 kan opnieuw ontstaan. Om overlast in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen worden de Vughtse Gement en de omgeving van het Engelermeer ingericht als waterbergingsgebied. Ook krijgt de natuur een impuls zodat (zeldzame) planten en dieren zich goed kunnen ontwikkelen. Dit project heeft de naam HoWaBo gekregen, wat staat voor Hoogwateraanpak 's-Hertogenbosch.
De wethouder geeft het woord aan Mevrouw M. Borst, projectleider bij het Waterschap Aa en Maas.
Mevrouw M. Borst laat aan de hand van een presentatie zien welke mogelijkheden 's-Hertogenbosch heeft om overtollig water van de Maas kwijt te kunnen. In 1995 stronden het Bossche Broek en delen van de A2 onder water. Deze situatie is uitgangspunt geweest voor een plan van aanpak. Om wateroverlast in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen wordt een gebied van 750 hectare geschikt gemaakt als waterbergingsgebied. Waar nodig worden kades gerealiseerd en bij het Drongelens Kanaal komt een inlaatwerk, waarmee het waterschap bij hoog water het waterbergingsgebied gecontroleerd kan laten vollopen. Uitgegaan wordt van een situatie die gemiddeld één keer in de 100 tot 150 jaar voorkomt. Dit betekent dat eigenaren van de gronden ter plaatse, één keer in de 100 tot 150 jaar te maken kunnen krijgen met gronden die onder water komen te staan. Bij de aanpak van dit plan wordt tevens gekeken naar het mooier en aantrekkelijker maken van het gebied. Op Europees niveau zijn de Moerputten, het Vlijmens Ven en het Bossche Broek beschermd; ze maken deel uit van Natura 2000, een Europees netwerk van natuurgebieden.
Eén van de aanwezigen informeert, namens de visvereniging Engelermeer, waarom het gebied de Eendenkooi bij het Engelermeer geen natuurwaarde meer heeft nu het aangewezen wordt als gebied voor waterberging. Naar zijn mening heeft dit net zo'n hoge natuurwaarde als de Moerputten en het Vlijmens Ven die niet als waterbergingsgebied aangewezen worden.
De wethouder geeft aan dat de Eendenkooi nog altijd een waardevol gebied is, maar het maakt geen deel uit van Natura 2000.
Meneer geeft aan dat hij niet snapt dat hij een visvergunning moet aanvragen voor het Engelermeer en geen vergunning afgegeven wordt voor een klein bootje op het Engelermeer terwijl je zo de Moerputten in kan lopen, zonder enige vergunning. Hij vervolgt dat hij op het Stadskantoor e.e.a. heeft uitgezocht. De Eendenkooi was een stiltegebied van nationale betekenis en dat is het al ruim 40 jaar.
Mevrouw M. Borstgeeft aan dat zij meneer de contactgegevens zal geven van een ambtenaar van de Provincie die op de hoogte is van hoe het traject gelopen is.
Meneer geeft aan dat hij al een gesprek heeft gehad bij de Provincie maar dat niemand wist hoe het zat.
De wethouder herhaalt dat op basis van Europese richtlijnen de Provincie waarden heeft toegekend. Voor dit moment vraagt hij meneer dan ook begrip te hebben voor de feiten die zijn vastgelegd. Noch hij als wethouder, noch de gemeente kunnen daar iets aan veranderen.
Mevrouw M. Borst vervolgt haar presentatie. Zij benadrukt dat het Bossche Broek als waterbergingsgebied voldoende bergingscapaciteit biedt voor de situatie die gemiddeld eens per 100 jaar voorkomt.
Een aanwezige informeert of de dijk bij de A2 naast het Bossche Broek op 5.40 ligt sinds de overstroming van de A2 in 1995. Hij benadrukt dat het hoge water van 1995 niet gestuurd is en dat toen van nature het Bossche Broek volliep. Gezien de verwachtingen lijkt het reëel dat vaker dan eens per 100 jaar hoog water voor zal komen. Hij informeert dan ook in hoeverre hiermee rekening is gehouden.
Mevrouw M. Borstgeeft aan dat in 's-Hertogenbosch een peil van 4.90 m+ NAP wordt aangehouden. In 1995 is het Bossche Broek 'ongestuurd' ingezet. Inmiddels zijn de dijken bij de A2 door RWS opgehoogd tot 6.15 m+NAP en zijn er twee regelbare inlaatconstructies aangelegd. Het Bossche Broek met een capaciteit van 6 tot 8 mln m3 wordt ingezet voor de situaties tot eens per 100 jaar. Komt er nog meer water dan wordt Howabo ingezet. Dit is voor situaties van gemiddeld 100 tot 150 jaar. Het peil in het Bossche Broek zal bij hoogwater 4.90 m+ NAP zijn en in het Howabo gebied 3.40 m+ NAP in het Vughts Gement en 2.90 m+ NAP in Engelermeer.
De wethouder voegt daaraan toe dat, wanneer zich een extreem hoge waterstand voordoet - zoals sommige aanwezigen suggereren – de burgemeester besluit op welke wijze met deze hoge waterstand wordt omgegaan. De wethouder benadrukt dat het plan dat vanavond ter inspraak voorligt voldoende opvangcapaciteit biedt om de stad en omringende plaatsen bij hoogwater voldoende te beschermen.
Mevrouw M. Borst: de bestaande situatie is uitgangspunt geweest. Uiterlijk in 2015 moet er een goede oplossing zijn. De klimatologische ontwikkelingen tot 2050 worden wel gevolgd, maar zijn geen uitgangspunt in deze.
Een andere aanwezige merkt op dat overal maar gebouwd wordt en wegen worden aangelegd. 's-Hertogenbosch moet maar zien hoe we extra water bergen, mede om te voorkomen dat Rotterdam onderloopt.
Mevrouw M. Borstbenadrukt dat het project “HoWaBo” gericht is op 's-Hertogenbosch en directe omgeving en dus losstaat van andere steden. We hebben hier te maken met een unieke situatie waar Dommel, Aa en Maas samenkomen. Daardoor kan niet alles al bovenstrooms opgevangen worden.
Meneer geeft aan dat in Nijmegen elk jaar weer op de kade zichtbaar wordt dat het water steeds hoger komt.
Wethouder Snijders vult aan dat wanneer nieuwe wegen aangelegd worden altijd gekeken wordt naar opvang van water. De aanleg van verharding moet elders gecompenseerd worden.
Mevrouw M. Borst vervolgt dat na 1995 een m.e.r-procedure is doorlopen waarin 15 varianten zijn bekeken. Dit is teruggebracht tot 3. Bij een situatie als in 1995 loopt het gebied in circa 4 dagen vol en duurt het circa 4 weken om het gebied leeg te pompen. Als de piek van het hoogwater voorbij is kan een pomp het terugkeren en afvoeren naar de Maas bespoedigen.
Rond de Moerputten en de Vughtse Gement komen nieuwe kades. Een kade komt gemiddeld 1 meter boven de weg en 1.70 meter boven het maaiveld uit. Alle bestaande wegen die als een dijk fungeren zijn doorgemeten en stabiel genoeg. Daar waar nieuwe kades komen krijgt het een mooie landschappelijke inpassing die tevens ingericht kan worden voor Natura 2000.
Een aanwezige informeert of de begrenzingslijn voorkomt dat het water van het Engelermeer de wijk Engelen in komt. Hij voorziet wateroverlast voor de bewoners van Engelen wanneer het Engelermeer onderdeel is van de waterberging, met name omdat Engelen lager gelegen is. Hij informeert of het vergroten van het Engelermeer een optie is. De visvereniging geeft de voorkeur aan een lagere waterstand.
Aangegeven wordt dat met een mobiele pomp in het gebied eventuele wateroverlast zal voorkomen.
Een inwoonster van Vlijmen informeert waarom dwars door het prachtige stuk natuur tussen 's-Hertogenbosch en Vlijmen een nieuwe ontsluitingsweg komt. Volgens haar liggen er toch voldoende wegen en is het erg jammer daarvoor dit stukje natuur aan te tasten.
Mevrouw M. Borstmerkt op dat het Waterschap vooral kijkt naar de in- en uitlaat van het water en dat de aanleg van wegen via – in dit geval – de gemeente Heusden loopt. Ook daarvoor geldt dat het bestemmingsplan aangepast zal moeten worden en een inspraakavond door de gemeente Heusden gehouden zal worden.
Mevrouw stelt voor de A59 ter hoogte van Vlijmen op palen te zetten zodat het water er onderdoor kan.
Wethouder Snijders geeft aan dat in een eerder plan de A59 ter hoogte van Vlijmen op palen ingetekend stond. Bij de doorrekening bleek echter dat dit zeer kostbaar zou worden. Ook waren er tegenstanders voor deze variant door de verwachte geluidstoename voor omwonenden. Daarbij is het maar de vraag of het verhogen van de snelweg tot een aantrekkelijker gebied leidt. Gedacht wordt aan een ecosifon onder de A59 afhankelijk van de kosten en de huidige economische situatie.
Een aanwezige vraagt of de blauwgraslanden wel onder water gezet mogen worden gezien hun natuurwaarde.
Mevrouw M. Borstgeeft aan dat blauwgrasland als overstromingsgebied aangewezen mag worden.
Een aanwezige van de visvereniging reageert hierop dat blauwgrasland wel tegen water kan maar niet tegen de zware metalen die in het water van de Dommel zitten. Hij informeert of de Dommel niet eerst schoner moet worden. Hij geeft aan dat er muskverbindingen en zware metalen in het water van de Dommel zitten. Deze zijn onder andere afkomstig van stoffen uit de anticonceptiepil en paracetamol die via de urine in het water terechtkomen omdat deze stoffen niet voldoende afgebroken worden. Ook aan de vissen is te zien dat hun geslachtsorganen in de jaren veranderd zijn.
Mevrouw M. Borstgeeft aan dat na de overstroming in 1995 grondmetingen gedaan zijn in het Bossche Broek en dat er vrijwel geen effecten zichtbaar waren; de metingen waren verwaarloosbaar; met name omdat het bij hoogwater het water enorm vermengd wordt. Dit is meegenomen in de MER studie.
Meneer vervolgt dat na de wateroverlast in 1995 het zwembad in het Bossche Broek wel gesloten is. Hij vermoedt dat dit daar toch mee te maken heeft.
De wethouder geeft aan dat het sluiten van het sluiten van het zwembad niet met de waterkwaliteit te maken heeft. Het bad is vanwege bezuinigingen gesloten.
Een aanwezige van de Wijkraad Zuid bevestigt dat het inderdaad puur om financiële redenen gesloten is.
Mevrouw M. Borstherhaalt dat juist omdat hoogwater maar zeer zelden voorkomt. Bovendien wordt het water van de Dommel in dat geval zo vermengd, dat de effecten verwaarloosbaar zullen blijven. Dit is aan de orde geweest bij de beoordeling van de effecten in de MER procedure.
Een aanwezige informeert naar de resultaten van de watermetingen die elke 2 weken door een bureau in Boxtel in het Engelermeer worden verricht. Hij zou graag cijfers willen zien zodat dit als een 0-meting gebruikt kan worden.
Mevrouw M. Borstmeldt dat deze metingen door het Waterschap ook als 0-meting gebruikt worden.
De wethouder bevestigt dat alles wat de gemeente aan onderzoek doet, is in te zien of opvraagbaar is.Meneer geeft aan dat hij het bestemmingsplan afgraven Gement bestudeerd heeft maar dat daar niet over de Gement als waterbergingsgebied gesproken is.
Wethouder geeft aan dat het inderdaad later is aangepast. Het afgraven wordt in het kader van natuurontwikkeling uitgevoerd en niet ten behoeve van waterberging. Hij voegt toe dat voor de 2e fase van de afgraving wel een MER procedure nodig is.
De heer Stam geeft een presentatie over de functie en procedure van het bestemmingsplan
Een aanwezige van de visvereniging wil weten of het onder water zetten van gebieden rond het Engelermeer van invloed is op het opnemen van het Engelermeer als zwemwater in het bestemmingsplan. Hij benadrukt dat wanneer je de kwaliteit niet kunt waarborgen je op voorhand zwemwater moet uitsluiten.
De wethouder benadrukt dat het Engelermeer de bestemming water behoudt. De provincie en het waterschap bewaken de kwaliteit.
Mevrouw M. Borstvult aan dat er regels zijn vastgesteld waaraan zwemwater moet voldoen.
Een aanwezige geeft aan dat hij het niet eens is met het voorstel van een andere aanwezige om de A59 ter hoogte van Vlijmen op palen te zetten. Dit vanwege de angst voor extra overlast door straling en geluid.
Een vertegenwoordiger van het watersportverbond in 's-Hertogenbosch benadrukt dat de 3 watersportverenigingen in 's-Hertogenbosch geheel afhankelijk zijn van de waterstand voor hun voortbestaan. Hij meldt dat er metingen verricht zijn waarop zij als watersportverbond niets meer teruggehoord hebben. Hij verzoekt om een gesprek.
In het kader van Natura2000 geeft een andere aanwezige aan dat er vanuit de provincie geen terugkoppeling is geweest n.a.v. de verordening Ruimte die in 2011 in werking is getreden.
De heer Stam geeft aan dat in de toelichting van de het bestemmingsplan een overzicht is opgenomen van de geldende beleidsnota's en verordeningen. Ook is bekeken of het bestemmingsplan in overeenstemming is met deze beleidsnota's.
Er is een relatie tussen de groene delta en de sluis bij Crèvecoeur. Er is een noodzaak ontstaan na de wateroverlast in 1995 maar ook in de winter 2010-2011 om sluis Crèvecoeur te sluiten. Later is er ook relatie gekomen met Natura2000. Het natuurontwikkelingsproject Henriëttewaard staat los van het project Howabo.
De kern van het watersysteem is dat het water niet hoger komt dan 4.90; komt het wel hoger dan ontstaat er een groot probleem en moet er water geborgen worden.
Een aanwezige geeft aan dat ze toch wel verwacht dat niet iedere stad naar de eigen situatie kijkt, maar dat er 1 totaal plan voor Nederland is.
Mevrouw M. Borstgeeft aan dat er een landelijk project is rond hoogwater van de Maas, Rijn en Waal.
Een aanwezige informeert naar de kosten van het project HoWaBo
Mevrouw M. Borstmeldt dat de totale kosten uitkomen op circa 19 miljoen euro.
De wethouder geeft aan dat van de 15 varianten die onderzocht zijn dit verruit de beste is. Hij sluit de bijeenkomst onder dankzegging voor ieders aanwezigheid en inbreng. Indien aanwezigen het verslag willen ontvangen kunnen zij hun adresgegevens bij de notuliste achterlaten.
Bijlage 1 Mer Hoogwateraanpak 'S-hertogenbosch (Howabo)
Bijlage 1 MER Hoogwateraanpak 's-Hertogenbosch (HOWABO)
Bijlage 2 Voortoets Projectplan Howabo
Bijlage 2 Voortoets projectplan HOWABO
Bijlage 3 Plangebied Inundatiegebied Howabo, Natuurparel, Moerputen-vlijmens Ven Te 'S-hertogenbosch
Bijlage 3 Plangebied inundatiegebied HoWaBo, natuurparel, Moerputen-Vlijmens ven te 's-Hertogenbosch