KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Horeca
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Natuur
Artikel 10 Recreatie
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Waarde - Archeologie 1
Artikel 15 Waarde - Archeologie 2
Artikel 16 Waarde - Archeologie 3
Artikel 17 Waarde - Archeologie 4
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
Artikel 19 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Plan
1.2 Doel Van Het Plan
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Maaspoort
2.2 Noorderplas
2.3 Oud Empel
2.4 Empelse Schans 2
2.5 Cultuurhistorie
2.6 Archeologie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
4.2 Geluid
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Bodemkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Energie En Duurzaamheid
4.7 Flora En Fauna
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Waterstad 'S-hertogenbosch
5.2 Waterbeheerplan Aa En Maas
5.3 Watertoets
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving; Juridisch-bestuurlijke Aspecten
6.1 Systematiek Bouwregels
6.2 Bestemmingsregels
6.3 Algemene Regels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg
8.1 Vooroverleg
8.2 Inspraak
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Herziening delen Maaspoort-Oud Empel

Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch

Vastgesteld op 09-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanHerziening delen Maaspoort-Oud Empel van de gemeente 's Hertogenbosch.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0796.0002143-1301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtererfgebied:

een erf aan de achterkant en de niet naar een openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.8 agrarisch bedrijf:

bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.9 agrarisch bedrijf, grondgebonden:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.

1.10 agrarisch technisch hulpbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveelklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.

1.11 agrarisch verwant bedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet agrarische bedrijven door middel van telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, paardenpension, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden.

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.15 Beleidsregels grote rivieren:

Besluit van 4 juli 2006, nr. HDJZ/I&O/2006-948, inwerking getreden op 14 juli 2006.

1.16 beperkt kwetsbaar object:

een object als bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' zoals deze is vastgesteld op 27 mei 2004 en bekendgemaakt in de staatscourant nummer 250 op 10 juni 2004.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw.

1.20 bijzondere woonvoorzieningen:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.31 eenheden:

een verblijfsruimte binnen een complex of gebouw bedoeld voor recreactief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.

1.32 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.33 extensief recreatief / agrarisch / educatief medegebruik:

een vorm van recreatief / agrarisch / educatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden.

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.

1.36 hoekperceel:

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied.

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.38 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.39 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.40 kas:

een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal dienend tot het kweken van onder andere vruchten, bloemen, groente of planten.

1.41 kwetsbaar object:

een object als bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' zoals deze is vastgesteld op 27 mei 2004 en bekendgemaakt in de staatscourant nummer 250 op 10 juni 2004.

1.42 landschappelijke waarde:

waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin.

1.43 nevenactiviteit:

activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel.

1.44 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken.

1.45 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.

1.46 opgetilde kap:

een kap waarbij tussen het hoogste punt van de bovenste bouwlaag en de punten waar de kap op het gebouw rust, nog bebouwing in verticale zin aanwezig is; er is slechts sprake van een opgetilde kap als het aantal bouwlagen zoals aangeduid reeds aanwezig is.

1.47 opslag:

(binnen) opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke.

1.48 permanente teeltondersteunende voorziening:

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd worden gebruikt.

1.49 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.

1.50 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.51 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een beroeps of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.52 recreatief / agrarisch / educatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.53 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.54 teeltondersteunende voorziening:

(teelt) ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van ) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of - verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik.

1.55 teeltondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter).

1.56 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten en tunnel en boogkassen < 1,5 meter.

1.57 verbrede landbouwactiviteiten:

activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ondergeschikt zijn aan het agrarische bedrijf zoals agro-toerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten en zorgboerderijen.

1.58 verkoopvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.59 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.

1.60 voorerfgebied:

erf dat geen deel uitmaakt van het achtererfgebied.

1.61 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.62 voorgevelrooilijn

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg.

1.63 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.64 zorgboerderij:

een zorgboerderij is een agrarisch bedrijf waar mensen met een zorg en of hulpvraag een passende dagbesteding vinden en/of meewerken.

1.65 zijgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen gebouwen tezamen.

2.8 peil:

  1. a. voor een hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de kruin van de aan het bouw perceel grenzende weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitoefenen van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. wonen in één bedrijfswoning;
  3. c. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  4. d. productiegebonden detailhandel;
  5. e. permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  6. f. recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt;
  7. g. tuinen, erven en terreinen;
  8. h. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden;
  9. i. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden;
  10. j. behoud van archeologische waarden;
  11. k. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf, groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder b voor een tweede bedrijfswoning in de bestaande bebouwing, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. er mag alleen worden afgeweken bij een volwaardig agrarisch bedrijf dat zonder tweede bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is;
  2. b. de tweede bedrijfswoning mag de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig beperken;
  3. c. het bevoegd gezag wint vooraf advies in van de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen ten aanzien van het bepaalde onder 1 en 2.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. uitoefenen van een grondgebonden agrarisch bedrijf als bedoeld in lid 3.1 onder a is uitsluitend toegestaan als dit agrarisch bedrijf, gelet op zijn ligging, bedrijfsvoering en omvang ten opzichte van de woonfunctie in de naaste omgeving, geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard oproept.
  2. b. gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en in de bijgebouwen bij de bedrijfswoning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    3. 3. vergunningplichtige of meldingplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    4. 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden;
  3. c. de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte van productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 3.1onder d mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  4. d. het aantal eenheden voor recreatief nachtverblijf als bedoeld in lid 3.1 onder f mag niet meer bedragen dan 5;
  5. e. de vloeroppervlakte voor recreatief nachtverblijf als bedoeld in lid 3.1 onder f mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  6. f. het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels.
    1. 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    3. 3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    4. 4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
    5. 5. de activiteit mag niet vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
    6. 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
  2. b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a voor verbrede landbouwactiviteiten met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de agrarische functie moet op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijven;
    2. 2. als verbrede landbouwactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan:
      • agrarische technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven tot een gezamenlijke oppervlakte van 400 m2;
      • zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m2;
    3. 3. buitenopslag ten behoeve van de verbrede landbouwactiviteit is niet toegestaan;
    4. 4. de waarden als bedoeld in lid 3.1 onder h en i en in lid 4.1 onder b mogen niet onevenredig worden aangetast;
    5. 5. de verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
    6. 6. de parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd op eigen terrein;
    7. 7. de verbrede landbouwactiviteit mag de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig beperken.
  3. c. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 3.5 onder f indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;
  3. c. behoud van archeologische waarden;
  4. d. voorzieningen voor verkeer en verblijf waaronder fiets- en wandelpaden;
  5. e. extensief recreatief en educatief medegebruik;
  6. f. groen en groenvoorzieningen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, uitgezonderd teeltondersteunende kassen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  2. b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2,5 hectare;
  1. a. de waarden als bedoeld in lid 4.1 onder b mogen niet onevenredig worden aangetast.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

4.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'pad' moet een doorgaand fiets- en wandelpad in stand blijven;
  2. b. het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 4.5 onder b indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. opslag van motorbrandstoffen inclusief LPG;
  2. b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte terreinen en voorzieningen voor verkeer, groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. a. het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 5.3 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen en groenvoorzieningen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. sport- en speelvoorzieningen;
  4. d. fiets- en wandelpaden;
  5. e. verblijfsvoorzieningen;
  6. f. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden;
  7. g. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden;
  8. h. behoud van archeologische waarden;
  9. i. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals nutsvoorzieningen en verkeersvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - structureel randgroen' staan de gronden ten dienste van behoud, herstel en ontwikkeling van het overgangsgebied tussen woongebieden enerzijds en de natuurwaarden als bedoeld in artikel 9 anderzijds, met een landschappelijk open karakter, door middel van groenvoorzieningen, waterpartijen, extensief agrarisch gebruik zoals weiland of hooiland en extensieve recreatie zoals wandelpaden;
  2. b. het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 6.4 onder b indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca tot en met categorie 3 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden;
  3. c. behoud van archeologische waarden;
  4. d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, verkeersvoorzieningen en verblijfsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. a. het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 7.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. begraafplaats;
  2. b. groen en groenvoorzieningen;
  3. c. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden;
  4. d. behoud van archeologische waarden;
  5. e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen verblijfsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. a. het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 8.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 9 Natuur

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ecologische hoofdstructuur;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden;
  3. c. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden;
  4. d. behoud van archeologische waarden;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi' tevens een eendenkooi;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'jongerenontmoetingsplek' tevens een jongerenontmoetingsplek;
  7. g. extensief agrarisch, recreatief en educatief medegebruik;
  8. h. groen en groenvoorzieningen;
  9. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. j. aan de hoofdfunctie ondergeschikte fiets- en wandelpaden en verblijfsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op de voor Natuur aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    1. 1. het aanplanten van bomen en/of houtgewassen, anders dan ten gevolge van een inrichtingsplan voor natuur, landschap en cultuurhistorie;
    2. 2. het vellen en/of rooien van houtgewassen en/of waardevolle houtopstanden of het verrichten van werkzaamheden die de dood of ernstige beschadiging van houtgewassen en/of waardevolle houtopstanden tot gevolg kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
    3. 3. het scheuren van grasland en/of het omzetten van grasland in bouwland voor veevoedergewassen;
    4. 4. het ontgronden, afgraven, diepploegen, egaliseren, aanvullen en/of ophogen van gronden;
    5. 5. het aanleggen en/of verharden van (bedrijfs)wegen, paden of het aanbrengen van andere verhardingen met een oppervlakte groter dan 200 m2;
    6. 6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. 7. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door bijvoorbeeld afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, draineren van gronden, graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels, anders dan ten gevolge van een inrichtingsplan voor natuur, landschap en cultuurhistorie;
    8. 8. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van extensief agrarisch, recreatief en educatief medegebruik;
    9. 9. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen.
  2. b. Het verbod als bedoeld onder a geldt niet voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen of die van ondergeschikte betekenis zijn.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar als de natuurwaarden, landschappelijke en cultuurhistorische waarden als bedoeld in lid 9.1 niet onevenredig worden aangetast.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. a. het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 9.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatie;
  2. b. groen en groenvoorzieningen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. sport- en speelvoorzieningen;
  5. e. verblijfsgebied;
  6. f. verblijfsvoorzieningen;
  7. g. fiets- en wandelpaden;
  8. h. het behoud en het herstel van het landschappelijk open karakter;
  9. i. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen nutsvoorzieningen en verkeersvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Afwijking van de bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied' kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 10.2.1 voor gebouwen voor maatschappelijke en/of recreatieve voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de oppervlakte van de gebouwen mag in totaal niet meer bedragen dan 165 m²;
  2. b. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  3. c. het bevoegd gezag pleegt overleg met de beheerder van de rijksweg A59.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. a. het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 10.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegverkeer;
  2. b. verblijfsgebied;
  3. c. verblijfsvoorzieningen;
  4. d. fiets- en wandelpaden;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden;
  7. g. behoud van archeologische waarden;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en groenvoorzieningen, sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. a. het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 11.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. groen en groenvoorzieningen;
  3. c. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden;
  4. d. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden;
  5. e. behoud van archeologische waarden;
  6. f. (bruggen ten behoeve van) fiets- en wandelpaden;
  7. g. extensief recreatief medegebruik;
  8. h. steigers en vlonders;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'vaarweg' tevens beroepsvaart en recreatievaart;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi' tevens een eendenkooi;
  11. k. aan de hoofdfunctie ondergeschikte sport- en speelvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'pad' moet een doorgaand fiets- en wandelpad in stand blijven.
  2. b. het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 12.4 onder b indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in de vorm van woningen en bijzondere woonvoorzieningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten en daarbij behorende tuinen, erven en terreinen;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden;
  3. c. behoud van archeologische waarden;
  4. d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen, groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden;
  6. f. de kapvorm en -richting van woningen in Oud Empel.

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
  2. b. gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen bij de woning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als bedoeld in lid 13.1 wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    1. 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    3. 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    4. 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
  3. c. onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
  4. d. het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels.
    1. 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    3. 3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    4. 4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
    5. 5. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    6. 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
  2. b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 13.5 onder d indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.

14.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 1 m² of meer dan 0,50 meter onder maaiveld.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 14.2 en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:

  1. a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
  2. b. indien uit het onder lid 14.3 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;
  3. c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder lid 14.3 onder b bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder lid 14.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk

14.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.

15.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 100 m² en meer dan 0,50 meter onder maaiveld.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:

  1. a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
  2. b. indien uit het in lid 15.3 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;
  3. c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in lid 15.3 onder b bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 15.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk

15.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 3

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.

16.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 100 m² en meer dan 0,40 meter onder maaiveld.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:

  1. a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
  2. b. indien uit het in lid 16.3 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;
  3. c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in lid 16.3 onder b bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

16.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 16.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk

16.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 4

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.

17.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 100 m² en meer dan 1,40 meter onder maaiveld.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:

  1. a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
  2. b. indien uit het in lid 17.3 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;
  3. c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in lid 17.3 onder b bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 17.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 18 Waterstaat - Waterkering

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering, met dien verstande dat het belang van waterkering prevaleert boven de andere daar voorkomende bestemmingen.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van waterkering;
  2. b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan ten behoeve van andere bestemmingen voor zover deze met de bestemming Waterstaat - Waterkering samenvallen.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 onder c voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn slechts toelaatbaar als de waterkerende functie en/of het waterkerende vermogen van de waterkering niet onevenredig worden aangetast, rekening houdend met de Beleidsregels grote rivieren;
  2. b. het bevoegd gezag wint vooraf schriftelijk advies in van de beheerder van de waterkering.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. a. het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 18.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 19 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de afvoer en berging van rivierwater, ijs en sediment, met dien verstande dat het belang van de afvoer en berging van rivierwater, ijs en sediment prevaleert boven de andere daar voorkomende bestemmingen.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de afvoer en berging van rivierwater, ijs en sediment;
  2. b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan ten behoeve van andere bestemmingen voor zover deze met de bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie samenvallen.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder c voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn slechts toelaatbaar als ze niet leiden tot een mogelijke verhoging van de waterstand en/of feitelijke belemmering voor toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit en/of de potentiële schade bij hoog water, rekening houdend met de Beleidsregels grote rivieren;
  2. b. het bevoegd gezag wint vooraf schriftelijk advies in van de beheerder van de rivier.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. a. het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 19.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

  1. a. Bij de toepassing van de bouwregels in dit plan worden ondergeschikte bouwdelen zoals als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 meter.
  2. b. Bebouwing, die op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig/opgericht is, dan wel mag worden opgericht, maar in strijd is met dit bestemmingsplan, wordt geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.

Artikel 22 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen in dit plan wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen, al dan niet in afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden opgericht in verband met de bescherming van het woon- en leefklimaat vanwege een lpg-installatie.

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels en/of verbeelding van het plan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. een afwijking is toegestaan voor vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen met niet meer dan 10%;
  2. b. een afwijking is toegestaan voor een geringe afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van het bestemmingsplan ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waarin een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  3. c. een afwijking is toegestaan voor vergroting van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer tot een bouwhoogte van niet meer dan 10 meter;
  4. d. een afwijking is toegestaan voor vergroting van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de oppervlakte van de plaatselijke verhoging mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van het gebouw;
    2. 2. de hoogte van de plaatselijke verhogingen mag niet meer bedragen dan 4 meter.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanHerziening delen Maaspoort-Oud Empel.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Plan

Op 27 juni 2006 is door gedeputeerde staten van Noord-Brabant goedkeuring onthouden aan delen van bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel, vastgesteld op 22 februari 2006 door de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch. Delen van Oud Empel zijn niet goedgekeurd omdat de archeologisch waarden aldaar onvoldoende werden beschermd. Aan delen van de Noorderplas is goedkeuring onthouden omdat de natuurwaarden niet adequaat werden beschermd en de bebouwingsmogelijkheden er onvoldoende waren begrensd. Voor die delen van Oud Empel waaraan goedkeuring is onthouden geldt nu geen bestemmingsplan, voor de betreffende delen rond de Noorderplas geldt nu het globaal uit te werken bestemmingsplan Maaspoort uit 1975 (zie paragraaf 1.3). Onthouding van goedkeuring door gedeputeerde staten aan delen van bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel en het vereiste herstel van de omissies die daartoe aanleiding gaven, zijn dan ook de directe aanleiding voor bestemmingsplan 'Herziening delen Maaspoort Oud Empel'. Bovendien bepaalt de Wet ruimtelijke ordening dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen moet vaststellen en dat de bestemming van de gronden binnen tien jaar telkens opnieuw moet worden vastgesteld.

Het herstel wordt aangegrepen om ook de bestemming van het perceel Empelse Schans 2 te herzien. Oorspronkelijk was dit perceel onderdeel van een boerenerf. Op het grootste deel van dit erf wordt conform bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel een complex van zorgappartementen gebouwd. De boerderij op het perceel Empelse Schans 2 krijgt nu, conform het huidige gebruik, een zelfstandige woonbestemming.

1.2 Doel Van Het Plan

Uit de aanleiding volgen de doelen van dit bestemmingsplan. In de eerste plaats legt dit bestemmingsplan in het kader van het gemeentelijk actualisatieprogramma de situatie vast die feitelijk of juridisch-planologisch bestaat en stelt het regels ten behoeve van de rechtszekerheid van de burger en een goede ruimtelijke ordening. Onderhavig bestemmingsplan is dan ook een beheerbestemmingsplan. Omwille van een eenduidige juridisch-planologische regeling is ervoor gekozen om dit bestemmingsplan niet strikt te beperken tot die delen van Oud Empel en de omgeving van Noorderplas waaraan goedkeuring is onthouden maar om de volledige plandelen te herzien, dat wil zeggen kaartdeel 9 (Oud Empel) en kaartdeel 8 (Noorderplas) van bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel. Omdat ook het perceel Empelse Schans 2 een adequate juridisch-planologische regeling vergt, is dit gebied toegevoegd.

Het tweede doel van dit plan is het herstel van de omissies die voor gedeputeerde staten aanleiding waren gedeeltelijk goedkeuring te onthouden aan bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel.

Bij gelegenheid van de Wet ruimtelijk ordening is een standaard voor bestemmingsplannen geïntroduceerd: SVBP 2008. De systematiek van dit bestemmingsplan, in het bijzonder de regels en de verbeelding, voldoet aan deze landelijk voorgeschreven standaard. Niet alleen schrijft de standaard bestemmingen en aanduidingen voor maar verplicht ze de gemeente ook het bestemmingsplan digitaal op te stellen en schikbaar te maken. Dit bestemmingsplan is zo inzichtelijk en eenvoudig raadpleegbaar voor de burger.

1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied bestaat uit drie delen waarvan er twee samenvallen met de oorspronkelijke kaartdelen 9 (Oud Empel) en 8 (Noorderplas) van bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel. Voor het plandeel Empelse Schans 2 is een aparte kaart gemaakt.

Het plandeel Oud Empel wordt aan de noordzijde begrensd door de gemeentegrens, ruwweg in het midden van de Maas, aan de westzijde door de denkbeeldige lijn in het verlengde van de Meester De Groetlaan, aan de oostzijde door de A2 en aan de zuidzijde door de bebouwing van de Maaspoort. Het oorspronkelijke kaartdeel 9 is uitgebreid met het water aan de Weidepolder zodat het plangebied het provinciaal archeologisch monument volledig omvat (zie paragraaf 1.4.2). Op afbeelding 1 is dit deel van het plangebied het meest noordelijke rood omlijnde gebied.

Het plandeel Noorderplas wordt begrensd door de Maaspoortweg aan de westzijde, de bebouwing van de 'Italiaanse buurt' aan de noordzijde, het fietspad Polsbroek aan de oostzijde en de A59 aan de zuidzijde. Dit deel van het plangebied is op afbeelding 1 het meest zuidelijke rood omlijnde gebied.

Het derde deel van het plangebied betreft het perceel Empelse Schans 2, kadastraal bekend gemeente 's-Hertogenbosch sectie T nummer 6700. Het perceel ligt ten zuiden van het plandeel Oud Empel en wordt begrensd door de Meester van Merwicklaan aan de zuidzijde, de Empelse Schans aan de oostzijde en het perceel van een nieuw te realiseren complex van zorgappartementen direct aan de west- en noordzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002143-1401_0001.jpg"

afbeelding 1: ligging en begrenzing plangebied

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

1.4.1 Geldende bestemmingsplannen

Onderhavig bestemmingsplan vervangt voor de betreffende gronden de volgende bestemmingsplannen:

  1. a. Bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel, vastgesteld op 22 februari 2006 en gedeeltelijk goedgekeurd op 27 juni 2006;
  2. b. Bestemmingsplan Maaspoort - Uitwerkingsplan 'Plasgebied', vastgesteld op 26 november 1980 en goedgekeurd op 27 januari 1981;
  3. c. Bestemmingsplan Maaspoort, vastgesteld op 18 juni 1976 en goedgekeurd op 3 augustus 1977;
  4. d. Uitbreidingsplan in hoofdzaak Empel c.a., vastgesteld op 27 april 1961 en goedgekeurd op 21 maart 1962.

1.4.2 Onthouding goedkeuring Oud Empel

De gronden in en om Oud Empel zijn op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart aangeduid als archeologisch monument. Bij archeologische monumenten was in het Streekplan 2002 uitgangspunt, conform het Verdrag van Malta, dat het archeologische erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen, dat het hele gebied moet worden vrijgehouden van bodemverstorende ingrepen en dat bebouwing alleen aanvaardbaar is als uit archeologisch onderzoek blijkt dat ze niet zal leiden tot aantasting van het archeologische erfgoed.

Op de plankaart van bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel is het archeologisch monument als zodanig aangeduid. De bescherming van het archeologisch monument gebeurt door een aanlegvergunningstelsel dat is opgenomen in de bestemmingen die op de betreffende gronden van toepassing zijn. Het aanlegvergunning- stelsel beoogt een verbod voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op of in gronden die zijn aangeduid als archeologisch monument, zonder of in afwijking van een aanlegvergunning. Echter, gedeputeerde staten zagen op een drietal punten aanleiding tot het maken van opmerkingen.

1. Foutieve verwijzing in de planvoorschriften

In het aanlegvergunningstelsel wordt verwezen naar gronden die zijn aangeduid als 'archeologisch waardevol terrein' of 'agrarisch waardevol terrein', terwijl op de plankaart alleen 'archeologisch monument' is aangeduid. Door deze foutieve verwijzingen heeft het aanlegvergunningstelsel formeel betrekking op gronden die niet bestaan. De archeologische waarden binnen het als archeologische monument aangeduide gebied werden daardoor onvoldoende beschermd. Het gebrek kon niet worden opgeheven door onthouding van goedkeuring. Daarom gaven gedeputeerde staten met gebruikmaking van het bepaalde in artikel 28 lid 4 WRO zelf voorschriften als bedoeld in artikel 14 WRO, ter vervanging van voornoemde voorschriften.

2. Gebrekkig aanlegvergunningstelsel

De regeling van de bestemmingen Woondoeleinden, Horecadoeleinden, Maatschappelijke Dienstverlening en Agrarisch bedrijf biedt voor de gronden in het als archeologisch monument aangeduide gebied mogelijkheden voor het oprichten of uitbreiden van bebouwing zonder dat op afdoende wijze is aangetoond dat daardoor geen onevenredige aantasting van de in deze gronden aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan. Gedeputeerde staten waren van oordeel dat het aanlegvergunningstelsel niet van toepassing is op werkzaamheden die worden uitgevoerd ten behoeve van het realiseren van een vergunningplichtige bebouwing, zodat de archeologische waarden onvoldoende worden beschermd. Op het moment van goedkeuring waren woningen in aanbouw ten aanzien waarvan de gemeente 's-Hertogenbosch al archeologisch onderzoek had uitgevoerd. Omdat het onderzoek niet het hele archeologische monument omvatte, kon op basis van dit onderzoek niet worden gewogen of de bouwmogelijkheden bij bestaande woningen (bijvoorbeeld aanbouwen en bijgebouwen) aanvaardbaar zouden zijn. Gedeputeerde staten onthielden daarom goedkeuring aan de bouwvlakken van de genoemde bestemmingen, gelegen binnen het als archeologisch monument aangeduide gebied. Op grond van de resultaten van het genoemde onderzoek zagen gedeputeerde staten geen aanleiding om goedkeuring te onthouden aan de nieuwbouwmogelijkheden binnen het onderzochte gebied.

3. Archeologisch monument niet opgenomen in de doeleindenomschrijving

In de doeleindenomschrijving van de bestemmingen Horecadoeleinden, Maatschappelijke dienstverlening, Agrarisch bedrijf, Groenvoorzieningen, Agrarisch gebied met landschappelijke waarde, Uiterwaarden en Verkeers- en verblijfsdoeleinden is niet aangegeven dat de op de plankaart als zodanig aangeduide gronden tevens zijn bestemd voor archeologische waarden voor zover gelegen binnen het op de plankaart als 'archeologisch monument' aangeduide gebied. Hoewel dit voor gedeputeerde staten geen aanleiding was om goedkeuring te onthouden aan de genoemde bestemmingen, gaan zij er in hun besluit niettemin van uit dat deze tekortkoming in de herziening van het bestemmingsplan wordt meegenomen.

1.4.3 Onthouding goedkeuring Noorderplas

Geen adequate bescherming natuurwaarden

De (voormalige) eendenkooi en de strook bos tussen de eendenkooi en de rijksweg A59 zijn gebieden met natuur- en landschapswaarden. Deze gebieden zijn op basis van hun omvang niet op de plankaart van het Streekplan 2002 als Groene Hoofdstructuur (GHS) aangegeven maar zijn wel GHS-waardig. Op detailkaarten die aan deze plankaart ten grondslag lagen, hebben deze gebieden de aanduiding GHS, subzone natuurparel (de eendenkooi) respectievelijk subzone overig bos- en natuurgebied (de strook bos). In bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel hebben de gronden van de (voormalige) eendenkooi de aanduiding 'Na' die als bestemming noch als aanduiding in de planvoorschriften is geregeld. Ook op de legenda bij de plankaart komt deze aanduiding niet voor. Volgens gedeputeerde staten is niet aangetoond dat bescherming van de natuurwaarden in het gebied in dit gebied niet nodig is en is het plan daarom in strijd met het provinciaal beleid en met een goede ruimtelijke ordening. Omdat volgens gedeputeerde staten een adequate bescherming van de natuurwaarden in dit gedeelte van het plangebied niet is geregeld, hebben zij goedkeuring onthouden aan de bestemmingsregeling voor dit gebied. Gedeputeerde staten zijn voor de begrenzing ervan uitgegaan van de aanwezige wegen en paden en gaan er in hun besluit van uit dat de gemeente 's-Hertogenbosch in haar herzieningsbesluit tot een meer gedetailleerde begrenzing zou komen.

Bebouwingsmogelijkheden niet objectief bepaald

De aanduiding 'Na' maakt op de plankaart deel uit van het gebied rond de Noorderplas waaraan in bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel de bestemming Recreatiegebied is toegekend. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Wel kunnen burgemeester en wethouders, onder voorwaarden, vrijstelling verlenen en toestaan dat gebouwen worden gebouwd ten behoeve van maatschappelijke en/of recreatieve voorzieningen. Eén van de voorwaarden is dat de bebouwing moet worden gesitueerd op de gronden in het zuidoostelijk gelegen deel van de bestemming. Gedeputeerde staten oordeelden dat deze voorwaarde te algemeen en te ruim is geformuleerd en daardoor onvoldoende objectief bepaald. Een andere voorwaarde is dat de oppervlakte van de bebouwing niet meer mag bedragen dan 165 m². Niet is aangegeven of de oppervlaktemaat geldt voor het totaal aan gebouwen of per gebouw. Gedeputeerde staten oordeelden daarom dat de bouwmogelijkheden binnen deze bestemming onvoldoende zijn begrensd en onthielden goedkeuring aan deze ontheffingsmogelijkheid.

Veiligheidszone LPG

Op de plankaart is een veiligheidszone LPG aangegeven voor het aan de Maaspoortweg gelegen verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG. De veiligheidszone heeft een straal van 80 meter. Deze contour is ook opgenomen in de milieuvergunning die gold op het moment van het goedkeuringsbesluit en is afkomstig uit de nota LPG uit 1984. Op hetzelfde moment was reeds het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) van kracht. Met de inwerkingtreding van het Bevi verviel de nota LPG als toetsingskader. De genoemde milieuvergunning bevatte geen limitering door middel van een maximaal toegestane doorzet van LPG. Het Bevi bepaalt dat in dat geval de contour voor het plaatsgebonden risico minimaal 110 meter bedraagt en de contour voor het groepsrisico 150 meter, tenzij een Quantitative Risk Analysis (QRA) is uitgevoerd waaruit andere veiligheidscontouren blijken. Zo'n QRA is voor bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel niet uitgevoerd.

De gemeente 's-Hertogenbosch gaf bij gedeputeerde staten aan dat ze de milieuvergunning zou aanpassen waarbij de doorzet beperkt zou worden tot 1000 m³ LPG per jaar. In dat geval stelt het Bevi de contour voor het plaatsgebonden risico op 45 meter en de contour voor het groepsrisico op 150 meter. Gedeputeerde staten constateerden dat de straal van de veiligheidszone in bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel niet overeenkomt met de omvang van de veiligheidszone(s) conform het Bevi. Toch keurden Gedeputeerde Staten dit planonderdeel goed, aangezien binnen de veiligheidszone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn of kunnen worden opgericht.

Wel werd door hen goedkeuring onthouden aan de vrijstellingbevoegdheden in de dubbelbestemming Veiligheidszone LPG. De dubbelbestemming beoogt dat op de gronden binnen de veiligheidszone geen bebouwing mag worden opgericht of gebruikt als kwetsbaar object. Op grond van de vrijstellingsbepalingen in de bestemmingsregeling kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bouw- en gebruiksverbod. In de vrijstellingsbepalingen wordt echter niet verwezen naar een uit te voeren toetsing aan het bepaalde in het Bevi, zodat de veiligheid volgens Gedeputeerde Staten onvoldoende is gegarandeerd. Gedeputeerde staten hebben daarom goedkeuring onthouden aan deze vrijstellingsbepalingen. Tegelijkertijd constateerden ze dat op grond van de basisbestemmingen (Recreatief gebied en Verkeer- en verblijfsdoeleinden) geen bebouwing is toegestaan dat de genoemde vrijstellingsbepalingen geen toegevoegde waarde hebben.

1.4.4 Woning Empelse Schans 2

De woning aan de Empelse Schans 2 was vanaf de jaren '50 als woning in gebruik bij de boerderij. In 1977 werden de landerijen verkocht om de bouw van de Maaspoort mogelijk te maken. Met deze verkoop kwam een einde aan het toenmalige boerenbedrijf, zij het dat nog tot halverwege de jaren '80 op kleine schaal melkkoeien werden gehouden. Daarna zijn de agrarische activiteiten geheel gestopt en is de woning als burgerwoning in gebruik gebleven. In het oude bestemmingsplan 'Maaspoort, 4e fase, deelgebieden MPT' uit 1990 kreeg het perceel de bestemming 'Dienstverlenende Functie (DF)', met een bij de functie behorende woning. Dit gebeurde om de boer na zijn gedwongen beëindiging van het boerenbedrijf de mogelijkheid te bieden om ter plaatse een nieuw bedrijf te starten. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Het gebruik van de woning als burgerwoning, vanaf halverwege de jaren '80, was op grond van het overgangsrecht toegestaan en dus niet in strijd met het bestemmingsplan. In 2000 is het perceel Empelse Schans 2 gesplitst: het perceel met de woning is verkocht aan de huidige bewoners, familie van de boer; het perceel met de landbouwschuur en het daaromheen liggende erf bleef in eigendom van de boer zelf. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel zijn beide percelen bestemd voor 'Bijzondere doeleinden', dat wil zeggen voor commerciële dienstverlenende bedrijven als afgeleide van agrarische functies zoals een tuincentrum of een vakantieboerderij, voor (niet)commerciële dienstverlenende functies van sportieve c.q. recreatieve aard zoals een (milieu)educatief centrum, een creatief centrum, een meditatiecentrum, voor een bijzondere woonvoorziening en voor één dienstwoning. Hiermee is de bestaande woning wederom als dienstwoning bestemd en niet, overeenkomstig het al jaren voortdurende en ononderbroken gebruik, als burgerwoning. Bij de vaststelling van bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel is dan ook geen rekening gehouden met het feit dat de woning al jarenlang niet als dienstwoning gebruikt werd. Omdat er geen concreet vooruitzicht was op een gebruik conform de bestemming, binnen de planperiode van tien jaar, had de woning conform vaste jurisprudentie positief bestemd moeten worden. In dit bestemmingsplan wordt het perceel c.q. woning Empelse Schans 2 dan ook als zodanig positief bestemd.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie beschreven. Eerst komt de ontwikkeling van Maaspoort als uitbreidingswijk van 's-Hertogenbosch aan bod, daarna wordt specifiek ingegaan op Oud Empel en de omgeving van de Noorderplas. In paragraaf 2.5 worden de cultuurhistorische waarden beschreven, in het bijzonder het beschermd dorpsgezicht van Oud Empel, in paragraaf 2.6 de archeologische waarden. In de laatstgenoemde paragraaf worden eerst de landschappelijke en archeologische achtergronden en kenmerken van het plangebied toegelicht en wordt daarna een overzicht gegeven van de randvoorwaarden die het gemeentelijke archeologische monumentenzorgbeleid stelt aan bodemingrepen in het plangebied.

In hoofdstuk 3 wordt relevant rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid beschreven. In hoofdstuk 4 komen de milieuaspecten aan bod, in hoofdstuk 5 de waterparagraaf. In hoofdstuk 6 wordt aan de hand van de afzonderlijke bestemmingen beschreven hoe beleid en onderzoek zijn vertaald in voorliggend bestemmingsplan, in het bijzonder hoe in voorliggend bestemmingsplan omissies in bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel zijn hersteld.

Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie

2.1 Maaspoort

Maaspoort ligt in een zone waar het rivierenlandschap en het dekzandlandschap samenkomen (zie afbeelding 2 en 3). In dit gebied werd in 1976 begonnen met de aanleg van de grootste uitbreidingswijk van 's-Hertogenbosch. Met Maaspoort wilde gemeente 's-Hertogenbosch hogeropgeleiden en middenkader aan zich binden die toen veel verhuisden naar Rosmalen, Vught en Sint-Michielsgestel. De wijk is organisch opgezet, met een natuurlijke bloemstructuur: de groene lobben maken de verschillende woonbuurten duidelijk herkenbaar. Werd in de jaren '70 nog vaak het beproefd stedenbouwkundig principe toegepast waarbij voor- en achterkanten naar elkaar toe waren gekeerd en openbaar en privé in elkaar overliepen, in de jaren '90 moesten wijken en buurten herkenbaar zijn waarbij voor- en achterkanten zo min mogelijk op elkaar werden georiënteerd, openbaar en privé duidelijk werden gescheiden en openbaar groen zoveel mogelijk werd geconcentreerd en wel aan de voorkant van de woningen.

Uitgangspunten en programma van eisen

Belangrijke stedenbouwkundige en ruimtelijke uitgangspunten in de ontwerpfilosofie voor de aanleg van Maaspoort waren compensatie van de geïsoleerde ligging van Maaspoort door goede verbindingswegen met Noord en het stadscentrum, behoud van bestaande beplanting langs de Sluisweg en de Maasdijk en van bestaande bebouwing in het gebied. Bovendien moesten de eendenkooi, het buitendijks gebied en de kern Oud Empel als belangrijke landschappelijke elementen worden gehandhaafd en moest rekening worden gehouden met de plas die ten behoeve van de zandwinning werd gegraven.

Er werd een programma van eisen opgesteld rond drie stedenbouwkundige thema's:

  1. 1. herkenbaarheid. De stedenbouwkundige structuur van de woonwijk als geheel en de samenstellende delen moesten duidelijk herkenbaar zijn, onder meer door een duidelijke ruimtelijke relatie met Noord en de rest van 's-Hertogenbosch en door een eigen identiteit van de verschillende woonbuurten, door natuurlijke begrenzingen.
  2. 2. integratie. Voor zover functies elkaar niet zouden hinderen, moesten ze zoveel mogelijk worden gemengd. Denk aan de menging van woningen, woningtypen, bedrijven en voorzieningen.
  3. 3. differentiatie. Er moesten duidelijke verschillen ontstaan in plekken en sferen. Denk aan verscheidenheid in woonklimaat (stedelijk wonen versus wonen in het groen), zoveel mogelijk verscheidenheid in werkgelegenheid, variatie in groenvoorzieningen

Daarnaast werd een programma van eisen opgesteld rond vijf functionele thema's:

  1. 1. wonen. Er werden ruim 6.000 woningen gepland, variërend in dichtheid, grootte, type en vormgeving;
  2. 2. voorzieningen. Er werden recreatieve voorzieningen voorzien centraal tussen de wijken Maaspoort en Noord, aan De Harendonkweg of in de geluidzone van de A2 en de Linkermaasoeverweg (de A59);
  3. 3. openluchtrecreatie. Binnen niet meer dan 400 meter van woningen moest buurtgroen worden aangelegd, wijkgroen werd vooral voorzien in de niet te bebouwen randen. De eendenkooi en de plas werden als onderdeel van het wijkgroen aangewezen. In verband met de bodemgesteldheid kwam een locatie aan de Linkermaasoeverweg het meest in aanmerking voor de aanleg van een plas;
  4. 4. werkgelegenheid. Bedrijventerreinen werden langs de spoorlijn voorzien, grootschalige kantoren langs de Hambakenweg en verspreide kantoren nabij buurtcentra en aan wijkontsluitingswegen;
  5. 5. verkeer en vervoer. Hoofdwegen mochten de wijk niet doorsnijden en moesten ondergeschikt zijn aan (een dicht net van) langzaamverkeersroutes.

Beoogde ruimtelijke structuur

Het oorspronkelijk programma van eisen, stedenbouwkundig en functioneel, werd vertaald in een hoofdopzet van Maaspoort: het ruimtelijk beeld. Maaspoort moest overwegend uit laagbouw bestaan en stedelijk wonen zou met bestaande landschappelijke elementen (uiterwaarden, eendenkooi) worden vervlochten alsook met nieuwe landschappelijke elementen (plas en park eromheen). Dit leidde vervolgens tot ruimtelijke uitgangspunten voor de randen van de wijk, de structuur van binnenuit en de interne geleding. Voor de oostrand betekende dit een bebouwingsvrije zone van 200 meter als agrarische overgangszone naar Oud Empel, met inpassing van recreatieve groenvoorzieningen. Aan de zuidrand werd nabij de voet- en fietstunnel onder de Linkermaasoeverweg een overgangszone tussen de wijken Maaspoort en Noord voorzien. Wat betreft de structuur van binnenuit gingen buurtcentra de zwaartepunten vormen in geconcentreerde woongebieden. Wat betreft de interne geleding zouden woongebieden herkenbaar worden begrensd en opgedeeld in woonbuurten met een eigen identiteit.

Heroverweging uitgangspunten en programma van eisen

Na realisatie van fase 1 en 2 (de eerste 1.500 woningen, een sporthal en een buurtcentrum) werd de uitvoering van Maaspoort geëvalueerd. Dit leidde tot (nieuwe) uitgangspunten. De oriëntatie in de wijk moest eenvoudiger, bewoners moesten zich meer in hun eigen omgeving thuis voelen, de beeldkwaliteit moest bewoners blijven boeien en de plek van voorzieningen in de opzet van Maaspoort moest voor bewoners duidelijk zijn. Ook de toentertijd nieuwe Wet geluidhinder, gewijzigde bevolkings- en behoefteprognoses, nieuw contingenteringsbeleid van de rijksoverheid en een nieuw gemeentelijk volkshuisvestingsplan leidden tot wijzigingen in de hoofdopzet van Maaspoort: de hoofdwegenstructuur en de situering van geluidgevoelige functies werden aangepast, een deel van de Maaspoortweg werd verdiept aangelegd en er kwamen geluidwerend voorzieningen. In plaats van de oorspronkelijke 6.000 woningen zouden er 10.000 woningen worden gebouwd met een gemiddelde dichtheid van 35 in plaats van 32 woningen per hectare. De uitvoering van woongebieden ten noorden van de Sluisweg schoof op de lange baan.

Gerealiseerde ruimtelijke structuur

Nu de ontwikkeling van de Maaspoort is afgerond, kan worden gesteld dat aan de meeste uitgangspunten is voldaan: er is een duidelijke relatie met Noord en het stadscentrum, er is een duidelijke ruimtelijke hoofdstructuur, oorspronkelijke herkenbare landschappelijke elementen zijn behouden en verweven in de structuur van de wijk, de verschillende woonbuurten hebben een eigen identiteit door natuurlijke begrenzingen: de groene lobben. Voor bewoners zijn hoofdroutes voor langzaam en gemotoriseerd verkeer duidelijk, voor bezoekers echter niet altijd. Voorzieningen als winkels en scholen zijn gesitueerd op knooppunten van deze routes. Ten aanzien van integratie moet worden opgemerkt dat op wijkniveau weliswaar menging van woonsoorten heeft plaatsgevonden maar dat het gezicht van de woonbuurten sterk wordt bepaald door één woningtype of prijsklasse. Wat betreft differentiatie is een grote variatie in groenvoorzieningen tot stand gekomen, in aansluiting op de variatie in woonbuurten. Er is echter niet onderscheiden in stedelijk en groen wonen: vrijwel alle woningen zijn met hun achterkant en/of zijkant naar de groenvoorzieningen georiënteerd. In de laatste fase van de ontwikkeling van Maaspoort is dit onderscheid wel gemaakt.

2.2 Noorderplas

Noorderplas als onderdeel van Maaspoort

De ontwikkeling van Maaspoort gebeurde in deelgebieden. De Noorderplas wordt omsloten door deelgebied B, C en F en deelgebied K. Karakteristiek voor deelgebied B, C en F, onderdeel van fase 2 van de ontwikkeling van Maaspoort, is de ligging tussen de Noorderplas en de Maaspoortweg. De organisch vormgegeven watergang die begint bij het Bollenveld, loopt tussen de deelgebieden B en C en mondt uit in de Noorderplas. Tussen de deelgebieden C en F ligt de langzaamverkeersroute Durendael die het winkelcentrum verbindt met de Noorderplas. Langs de Noorderplas en de langzaamverkeersroute Durendael is de bebouwingsdichtheid aanmerkelijk hoger dan in de rest van deze deelgebieden. Deelgebied B, C en F zijn niet onderdeel van het plangebied van dit bestemmingsplan.

Deelgebied K is tot stand gekomen in fase 3. Het is een bijzondere woonbuurt met veel ruimte voor water en groen. Een prijsvraag leidde tot het ontwerp van de waterwijk Aqua Ducis. In dit deel zijn vooral dure woningen gebouwd. Er is veel differentiatie in woningtype en vormgeving: woningen in één bouwlaag met een kap, woningen in twee bouwlagen met een kap maar ook vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen. Op de kop van de Zwartbroekweg is, in een boog, een hoog appartementengebouw gerealiseerd: Pisastaete. Dit gebouw maakt deel uit van dit bestemmingsplan, in het bijzonder van het plandeel Noorderplas. Aan de Noorderplas zijn twee eilanden aangelegd waarop vrijstaande woningen zijn gebouwd, over een derde onbebouwd eiland wordt de langzaamverkeersroute voortgezet. Ook dit onbebouwde eiland maakt deel uit van het plandeel Noorderplas, de rest van deelgebied K niet.

Landschapsgeschiedenis

Ten zuiden van de Noorderplas liggen smalle dekzandruggen die de noordelijke uitlopers vormen van een reeks grote dekzandruggen onder het centrum van 's-Hertogenbosch en Rosmalen. Het dekzandlandschap is ontstaan tijdens de laatste fase van de laatste ijstijd, toen er nauwelijks begroeiing was om het zand vast te houden. Het losse zand kon door de wind worden meegevoerd en er ontstond een reliëfrijk dekzandlandschap. Door de invloed van rivieren als de Maas zijn delen van het dekzandlandschap opgeruimd of afgedekt met rivierafzettingen. Het resultaat is een afwisselend maar plaatselijk complexe opeenvolging van landschappen en bijbehorende sedimenten.

Door menselijk ingrijpen zijn veel elementen van het oorspronkelijke landschap intussen grotendeels verdwenen of aangetast. Hoge zandkoppen werden vaak gebruikt als zandwinningslocaties of zijn tijdens de naoorlogse ruilverkaveling geëgaliseerd. Archeologische vindplaatsen op de hoogste delen van het dekzand zijn hierdoor vaak sterk aangetast. Vaak zijn hier alleen nog diep ingegraven sporen bewaard gebleven. Op de lagergelegen flanken van de dekzandkoppen kunnen nog wel intacte vindplaatsen aanwezig zijn (zie paragraaf 2.6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002143-1401_0002.jpg"

afbeelding 2: landschapskaart gemeente 's-Hertogenbosch, plandeel Noorderplas: 1. komgebied; 2. kom op oeverwal; 3. fossiele geulen

Bewoningsgeschiedenis

Tijdens diepe ontgravingen en ontzandingen in de omgeving van 's-Hertogenbosch en Rosmalen zijn herhaaldelijk werktuigen aangetroffen die er op wijzen dat in dit gebied al ruim 35.000 jaar geleden mensen en dieren leefden. Met name uit de zandput van De Groote Wielen en de Noorderplas zijn zulke oude resten aangetroffen. De kampjes van de jagers-verzamelaars uit deze periode liggen echter verstopt onder vele meters zand en klei en komen daarom alleen bij diepe bodemingrepen aan het licht. Vanwege de diepe ligging (10 tot 13 meter onder het maaiveld) en de geringe omvang van de kampementen zijn de resten van deze oudste bewoningsfasen vrijwel niet op te sporen met archeologisch onderzoek. De vindplaatsen uit latere perioden liggen minder diep onder het maaiveld, zodat deze makkelijker worden ontdekt. Voorbeelden hiervan zijn aangetroffen ten zuidoosten en ten zuiden van de Noorderplas. In het zuidoostelijk deel ('t Geerke) werden bij het graven van een sloot grote hoeveelheden vuursteen uit het Vroeg Mesolithicum gevonden, in de top van het dekzand. Ook bleek er op een hoger niveau aardewerk uit de IJzertijd aanwezig te zijn. Aanvullend archeologisch onderzoek bracht vervolgens nog meer vuursteen, een bronzen bijl en aardewerk uit het Neolithicum aan het licht. Ten zuiden van de Noorderplas zijn resten van een rendiergewei uit het Laat-Paleolithicum, versierde botten en stukken gewei uit het Mesolithicum en vuursteen en enkele fragmenten aardewerk uit het Neolithicum gevonden. Archeologisch onderzoek in 1989 en 1990 leverde aanwijzingen op voor bewoning in het Mesolithicum en Neolithicum. De bewoning vond plaats in de top van het dekzand. Dit dekzand is later overgroeid met een dikke laag veen. In de top van het veen werden tot slot aardewerkscherven uit de IJzertijd aangetroffen. Het is vooralsnog onduidelijk of in het gebied rond de Noorderplas ook na de IJzertijd nog bewoning plaatsvond. Het is aannemelijk dat het gebied na deze tijd te nat werd voor bewoning. Archeologische aanwijzingen voor bewoning na de IJzertijd ontbreken.

Eendenkooi

In het Burgemeester Van Zwietenpark ligt een historische eendenkooi, voorheen de 'Empelse eendenkooi'. De Empelse eendenkooi werd tussen 1665 en 1739 aangelegd. Vroeger lag de kooi in de gemeente Empel en Meerwijk, in het uitgestrekte poldergebied van het vlakke Maasland. Het poldergebied overstroomde regelmatig. Daardoor waren de omstandigheden voor de eendenkooi ideaal. Mede door cultuurtechnische maatregelen, normalisatie van de Maas, ontginning voor bouwland en het onder controle brengen van de waterhuishouding, werd het kooikerbedrijf onrendabel en verwaarloosd. Sinds de Tweede Wereldoorlog is de eendenkooi niet meer gebruikt als vangkooi. Tegenwoordig heet de eendenkooi 'Eendenkooi Maaspoort'. Dit deel van het plangebied bleef tot 1976 een open poldergebied. Ten behoeve van de ontwikkeling van de uitbreidingswijk Maaspoort eind jaren '70 werd er zand gewonnen waardoor de Noorderplas is ontstaan. De plas en de omgeving ervan, de eendenkooi en de natuur eromheen, zijn onderdeel gaan vormen van het wijkgroen aan de zuidrand van Maaspoort.

2.3 Oud Empel

Landschapsgeschiedenis

In het plandeel Oud Empel bevinden zich de resten van een dynamisch rivierenlandschap waar restgeulen, oeverwallen en komgebieden door elkaar liggen. Door de (aanvankelijk plaatselijke) bedijking van de Maas rond 1300 is deze dynamiek grotendeels verdwenen, maar nadien vonden nog regelmatig overstromingen en/of dijkdoorbraken plaats waarbij opnieuw riviersedimenten (overslaggronden) werden afgezet. De oudste vermeldingen van de dijken bij Empel dateren uit het begin van de 14e eeuw. Vermoedelijk bestond de dijk toen reeds enige tijd.

De overstromingen hielden feitelijk aan omdat stroomopwaarts, ter hoogte van Beers, een deel van de Maas onbedijkt was gelaten. Op deze manier kon bij zeer hoge waterstanden in de Maas water worden ingelaten in het voormalige komgebied. Dit komgebied fungeerde hiermee dus als tijdelijke bedding. Het overtollige rivierwater werd vervolgens weer ter hoogte van 's-Hertogenbosch in de Maas teruggeleid. Deze bedding, de zogenaamde Beerse Maas, vormde dus een zeer brede tijdelijke Maasgeul waardoor permanente bewoning in dit gebied sterk werd bemoeilijkt. Lokaal probeerde men door de aanleg van terpen de periodieke wateroverlast enigszins het hoofd te bieden. Na 1942 werden waterstaatkundige werken uitgevoerd waardoor de functie van de Beerse Maas verdween.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002143-1401_0003.jpg"

afbeelding 3: landschapskaart gemeente 's-Hertogenbosch, plandelen Oud-Empel en Empelse Schans 2: 1. overslag op oeverwal, 2. dekzandrug (donk), 3. oeverwal, 4. uiterwaarden, 5. Maas

Bewoningsgeschiedenis

Oud Empel is al sinds de IJzertijd bewoond. De eerste bewoning vond plaats op de oeverwal van de Maas maar het bewoonbare gebied omvatte ook een aantal dekzandkoppen of donken die zuidelijk van de oeverwal lagen. Op een van deze donken, aangeduid met het toponiem 'De Werf', gelegen buiten het plangebied, is een Keltische cultusplaats uit de Late IJzertijd aangetroffen. In de Romeinse Tijd werd er een stenen tempel op dezelfde locatie gebouwd die tot aan het begin van de 3e eeuw in gebruik bleef: de 'Tempel van Empel'. Verondersteld wordt dat de tempel in de 3e eeuw is verwoest en dat de laatste restanten in de 4e eeuw zijn afgebroken.

De oudste vermelding van Oud Empel dateert uit 815 en vermeldt dat een zekere Alfger bezittingen te 'Empele' aan de abdij van Lorsch schenkt. Volgens die beschrijving had Oud Empel een kerk, een hoeve en weiden. Uit een bisschoppelijke akte blijkt dat de kerk van Oud Empel kort voor 969 verwoest is door een rivier. De kerk is vervolgens in 969 herbouwd. Bij de overstroming moet de oeverwal met daarop de nederzetting zijn doorbroken. Het is onbekend of de kerk en de nederzetting op dezelfde locatie zijn herbouwd en in hoeverre de nederzetting heeft geleden. Hoewel de historische bronnen veel gegevens hebben verschaft over het Oud Empel uit de 8e tot en met de 10e eeuw, is onbekend gebleven of deze nederzetting op dezelfde plek lag als het huidige Oud Empel. Vooral de overstromingsramp uit 969 kan reden zijn geweest om de nederzetting te verplaatsen.

Tussen 969 en 1142 wordt de abdij van Crispin in Henegouwen eigenaar van Oud Empel. In de 12e eeuw proberen lokale vertegenwoordigers van de abdij zich het bezit van Oud Empel toe te eigenen. Door het verzet de abdij hiertegen en vanwege de juridische documenten hierover, is bekend dat Oud Empel bestond uit een domein met horige boeren, een brouwerij, een graanschuur, pachters en een kerk. In 1201 koopt de hertog van Brabant Oud Empel. De nederzetting wordt, net als de dorpen Orthen en 's-Hertogenbosch, onderdeel van het hertogdom Brabant .

Net als de andere dorpen in de omgeving heeft Oud Empel regelmatig te lijden gehad van overstromingen, plunderingen en andere rampspoed. Vooral in de periode 1568-1648 (de Tachtigjarige Oorlog) heeft het veel geleden door oorlogshandelingen. In 1585 was van het dorp alleen de kerk nog over. Bij Oud Empel hebben in de loop der eeuwen diverse schansen gelegen. De oudste werd opgeworpen in de jaren 1529-1530, iets westelijk van het dorp. Tussen 1580 en 1586 werd het driemaal veroverd door staatse troepen maar steeds weer verlaten. Na de bouw van het fort Crèvecoeur in 1587 verloor de schans aan betekenis. In 1622 werd oostelijk van de oude schans, ter plaatse van het dorp, een nieuwe schans aangelegd. Hiervoor moest een aantal huizen wijken. De kerk kwam binnen de versterking te liggen. De schans werd in 1648 geslecht maar daarna toch nog af en toe gebruikt. In 1815 werd de oude schans als vierkante redoute herbouwd maar enkele jaren later al weer gesloopt.

Op 19e eeuwse kaarten bestaat Oud Empel uit verspreide lintbebouwing langs de dijk. Ook enkele gebouwen verder van de dijk, gelegen op de oeverwal, behoorden tot de historische kern van Oud Empel. Er zijn overstromingen en dijkdoorbraken bekend uit 1809, 1876 en 1880. Het dorp kreeg aan het begin van de 20e eeuw een nieuw raadhuis en een nieuwe, neogothische, kerk. Deze kerk werd verwoest tijdens de Tweede Wereldoorlog waarna in het nieuwe Empel een andere kerk is gebouwd. Tussen 1920 en 1940 zijn in Oud Empel veel burgerwoningen gebouwd. In november 1944 werd het dijkdorp opnieuw voor een groot deel verwoest als gevolg van beschietingen gericht op de Maasbruggen. Kerk, parochiehuis en veel woningen gingen daarbij verloren. Van de kerk zijn nu alleen de situering en het kerkhof met zijn ommuring en beplanting nog herkenbaar.

Omdat men na de oorlog om waterstaatkundige redenen afzag van herbouw aan de dijk, verrees na 1944 een nieuwe planmatige nederzetting op de plek van het meer zuidelijk en hoger gelegen voormalige kasteel, nu aan de andere kant van de rijksweg A2 gelegen. Na 1950 is het dijklint gesplitst door de aanleg van de rijksweg A2. Ten oosten van de rijksweg, buiten het plangebied, ligt een aantal huizen en boerderijen die tot de oudste resten van het dijklint horen: Empelseweg 24, 35 en 37 dateren van de tweede helft van de 19e eeuw.

Het huidige dijkdorp Oud Empel is dan ook slechts een restant van het oude dijkdorp waarvan na de bombardementen van 1944 alleen nog enige woonhuizen en boerderijen en de situering van de kerk bewaard zijn gebleven. Het hoofdelement van het dijkdorp - de langgerekte dijkbebouwing met het groene kerkhof - is nog herkenbaar in het gefragmenteerde bebouwingslint aan de Maasdijk. De achterstraat aan de dijkvoet is weliswaar verdwenen maar kan nog worden afgelezen aan de perceelsgrenzen. De bebouwing is voor een klein deel haaks op, maar grotendeels evenwijdig aan de dijk gebouwd.

De bebouwing in Oud Empel vertoont een zekere verscheidenheid: kleine dijkwoningen, enkele statige boerderijwoningen, oud en nieuw naast elkaar. Ook is hier en daar grootschalige bebouwing aanwezig met een agrarische functie. Door de grote afstand tot de weg doet deze bebouwing weinig afbreuk aan de karakteristiek van het dorp. Op plaatsen waar de woningen voor een deel op het talud van de huidige dijk zijn gebouwd ligt de eerste bouwlaag gedeeltelijk in het dijklichaam. Aan de achterzijde is de goothoogte daarom hoger dan aan de wegzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002143-1401_0004.jpg"

afbeelding 4: (Oud) Empel in 1946 (Empelsedijk 1)

Dijkverbetering

Omdat de Empelsedijk niet voldeed aan de veiligheidseisen van Rijkswaterstaat is het dijktraject bij Oud Empel enige jaren geleden verbeterd. De dijk was tot circa 0,5 meter te laag, het buitentalud was onvoldoende waterdicht en niet erosiebestendig. Bovendien waren oneigenlijke elementen bij de dijk aanwezig, wat niet alleen tot aantasting van de waterkerende functie leidde maar ook een adequaat beheer bemoeilijkte.

Bij Oud Empel zijn aan de bestaande waterkering waterkerende constructies toegevoegd: erosieschermen beneden maaiveld en muurtjes (van geringe hoogte) met coupures boven maaiveld. Hierdoor was slopen van woningen niet nodig en bleven de woningen goed bereikbaar. Ter plaatse van de woningen Empelsedijk 2 tot en met 14 is het dijktracé achter de percelen gelegd. De wijze waarop de bescherming van de waterkering in dit bestemmingsplan juridisch-planologisch is geregeld, is beschreven in paragraaf 6.2.

Omdat het dijktracé achter de percelen van de woningen Empelsedijk 2 tot en met 14 is gelegd, is de relatie tussen de straat, de bebouwing en de Maas hier sterk verminderd. Toch geeft een aantal open plekken dat door de bombardementen is ontstaan nog zicht op de uiterwaarden en de Maas, bijvoorbeeld tegenover de herenboerderij van Godschalx, Empelsedijk 15. Deze open plek tussen Empelsedijk 14 en 16 werd lang gebruikt als lig- en losplaats voor schepen en als opstappunt voor een voetveer naar de overzijde van de Maas. Resten van kaden, dammen en een weegbrug herinneren hieraan.

Uiterwaarden

Het huidige beloop van de Maas bij Oud Empel is ontstaan aan het eind van de 19e eeuw. Bij de voltooiing van de spoorbrug en de aanleg van het spoor werd een rivierbocht afgesneden. Ook werd een strekdam aangelegd. Hierdoor is het beeld van de uiterwaarden drastisch gewijzigd. De verkaveling daarentegen bleef binnendijks en buitendijks loodrecht op de Maas gericht. In de 20e eeuw is de kanalisatie van de Maas verder ter hand genomen. De strekdam werd uitgebreid waardoor de Maas versmalde en er ontstond een smalle strook uiterwaarden ter hoogte van de huidige Maaspoort.

Als gevolg van de kanalisatie van de Maas vinden nog nauwelijks overstromingen plaats. Van de oude rivierarmen zijn alleen relicten over. Door verlanding zijn de plassen in de uiterwaarden steeds kleiner geworden en staan ze niet meer in open verbinding met de Maas. Ook het wiel bij Oud Empel is gedempt. Een nieuw element in het beeld van de uiterwaarden vormen de ontgrondingen die opvallen door hun vorm en omvang.

In de uiterwaarden zijn veel cultuurhistorisch waardevolle aspecten bewaard gebleven. Zo is een deel van het oude dijktracé ter hoogte van Oud Empel ongewijzigd gebleven. De dijk, die in bochten vlak langs verschillende wielen ligt, brengt iets van de vroegere activiteit van het overstromingswater tot uitdrukking. De oude loop van de rivier is in de vorm van oude plassen en geulen terug te vinden. Er moet worden voorkomen dat deze wateren zodanig worden vergraven of gedempt dat ze als cultuurhistorisch element geen betekenis meer hebben.

De wijze waarop de gemeente 's-Hertogenbosch invulling wil geven aan de beleving van de uiterwaarden is beschreven in paragraaf 3.3.4, de juridisch-planologisch bescherming van de ecologische hoofdstructuur, de landschappelijke waarden en natuurwaarden, de cultuurhistorische waarden en het waterbergend vermogen is beschreven in paragraaf 6.2.

2.4 Empelse Schans 2

De Empelse Schans 2 ligt ook deels op een dekzandkop/donk en bij het winnen van zand rond 1930 zijn resten uit de IJzertijd en de Romeinse tijd aangetroffen. Omstreeks 1950 is aan de Empelse Schans een boerderij gebouwd naar ontwerp van Jan de Jong, een aanhanger van de Bossche School-architectuur. In die tijd was het gebruikelijk de woon- en bedrijfsgedeelten van boerderijen te koppelen. Dit ontwerp daarentegen bestaat uit een ruime vrijstaande woning, een markante bedrijfsruimte en daaromheen lagere bedrijfsruimten, zoals stallen. Het bedrijfsconcept en de vormgeving waren destijds uniek en een voorbode voor een nieuwe tijd van meer efficiënte bedrijfsvoering.

Dit bestemmingsplan heeft alleen betrekking op de, inmiddels voormalige, boerderijwoning. Deze is uitgevoerd in traditioneel metselwerk, oorspronkelijk geschilderd in een zachte grijstint. De woning heeft een dak met een flauwe helling. Bij de ontwikkeling van de wijk Maaspoort is de boerderij behouden, maar de landerijen eromheen zijn verkocht om de bouw van de Maaspoort mogelijk te maken. De boerderij ligt nu in één van de kenmerkende groene lobben van Maaspoort tussen de buurten Het Zilverpark en de Staatsliedenbuurt. In deze groene lob loopt een fietspad richting de Maasuiterwaarden en Oud Empel.

Op het aangrenzende deel van het erf dat in 2000 van dit perceel is afgesplitst wordt een woonzorgcomplex gerealiseerd. Op 22 april 2008 is door het college besloten de Empelse Schans 2 niet aan te merken als gemeentelijk monument.

2.5 Cultuurhistorie

2.5.1 Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht Oud Empel

Tegelijk met de herziening van de gemeentelijke monumentenverordening merkte de gemeenteraad op 22 februari 1990 Oud Empel aan als gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. De herziening van gemeentelijke monumentenverordening maakte zo'n aanwijzing mogelijk. De aanwijzing gebeurde op basis van de bouwhistorische inventarisatierapporten 'Kerkdorpen en noordelijke buitengebieden'.

Bij de voorbereiding van bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel van 2006 is toegezien op de bescherming van de cultuurhistorische waarden van het dorp (zie paragraaf 2.3) en op een zorgvuldige inpassing van nieuwbouw in het gemeentelijk beschermd dorpsgezicht Oud Empel. Uitgangspunt was een voorzichtig herstel van het oude dijkdorp met mogelijkheden voor bescheiden ontwikkelingen, passend en verankerd in de historische ontwikkeling van het dijkdorp. De ontwikkelingen mochten geen relatie leggen met de uitbreidingswijk Maaspoort.

De situering van de nieuwe gebouwen en de keuze van architectuur, bouwmassa en materialen moesten zorgvuldig gebeuren. Uitgangspunt was de relatie met de vormgeving van het oude dijkdorp. In de stedenbouwkundige structuur van Oud Empel kunnen drie gebieden met een eigen karakteristiek worden onderscheiden, met eigen stedenbouwkundige uitgangspunten dientengevolge:

  1. 1. het zicht op (het talud en de brug van) de A2 domineert het oostelijke deel van het dijkdorp nabij de begraafplaats. De begraafplaats met geknotte bomen en leilinden en een voetmuur bepalen het beeld in dit deel van het dorp samen met een grote boom voor de parkeerplaats van café 'De Lachende Vis' . Door de bouw van keermuren in het kader van de dijkverbetering heeft dit deel een kleinschalig en gesloten karakter gekregen dat moet worden beschermd. De woningen en het café hebben veranderingen ondergaan en zijn uitgebreid maar het beeld in dit deel van het dorp verdient nu bestendiging en moet in zijn huidige staat worden behouden.
  2. 2. de herenboerderij van Godschalx (zie paragraaf 2.5.2) en de open plek tussen Empelsedijk 14 en 16 daartegenover bepalen het beeld in het middendeel van het dorp. Om de beleving van de Maas en de uiterwaarden en die van de herenboerderij met haar erf en moestuin te behouden mag de bebouwing in dit deel van dorp niet intensiveren.
  3. 3. Het westelijk deel van het dijkdorp kenmerkt zich door veel relatief kleine dijkwoningen en twee grote woningen, Empelsedijk 9 en 11 aan de zuidzijde van de klinkerweg op de kruin van de dijk. In dit deel van het dorp zijn recent nieuwe woningen gebouwd. Op het terrein van een voormalig transport- en loonwerkersbedrijf achter Empelsedijk 9 zijn, geïnspireerd op de bestaande bebouwing en het erf van de herenboerderij van Godschalx, vier woningen gebouwd. Drie woningen zijn aan de Empelsedijk gebouwd in de vorm van een herenboerderij met twee schuren rond een carré. Achter dit nieuwe boerenerf, tegen het tracé van de oude achterstraat, is een woning gebouwd in de vorm van een samengestelde schuur. Naast de realisatie van dit nieuwe boerenerf zijn herstel en ontwikkeling van het oude dijkdorp bevorderd door kleinschalige nieuwbouw op plekken waar tijdens het bombardement van november 1944 gaten in het dijklint waren geslagen of op plekken waar tot na de Tweede Wereldoorlog bebouwing aanwezig was: naast Empelsedijk 7 waar in elk geval tot 1944 een woning stond, tussen Empelsedijk 12 en 14 waar voorheen twee eenvoudige dijkwoningen stonden en naast Empelsedijk 11 waar vroeger een sigarenfabriek en een slachthuis waren gevestigd. Alleen op het perceel naast Empelsedijk 11b, ter plaatse van het vroegere slachthuis, is nog één bouwmogelijkheid niet ingevuld. Met de nieuwbouw is het oorspronkelijk dijklint hersteld met behoud van de beleving van de Maas en de uiterwaarden.

2.5.2 Monumenten en beeldbepalende gebouwen

Oud Empel telt één rijksmonument: Empelsedijk 15. Het is een goed voorbeeld van een grote herenboerderij: een tweelaags, neogotisch aandoend woonhuis onder een mansardekap met wolfseinden uit 1906, met de nokrichting haaks op de weg. De aangebouwde schuren onder zadeldaken (vanaf de late 19e eeuw tot circa 1950) en het erf met erfbeplanting en houtwal als erfafscheiding, omringd door een smeedijzeren hek, bepalen mede het beeld.

Naast dit rijksmonument is in Oud Empel nog een aantal karakteristieke gebouwen aanwezig, zoals:

  • Empelsedijk 9 (1918): een boerderij opgetrokken uit machinale steen met in plaats van de in die tijd veel toegepaste wolfsdaken, een zadeldak met kruispannen of tuile-du-nord-pannen.
  • Empelsedijk 23: een gepleisterde woning met rolluikkasten met zinken decoraties die typerend zijn voor de periode rond 1900.
  • Empelsedijk 13 en 20: twee woningen waarin opvallend laat motieven van de Nieuwe Kunst zijn toegepast.
  • Empelsedijk 4 en 6 (circa 1920): kubusvormige zakelijk aandoende woningen met brede lijstgoten. Empelsedijk 4 heeft zijn beeldbepalende waarde behouden ondanks een ingrijpende verbouwing;
  • Empelsedijk 19 (circa 1935): een voorbeeld van een kubusvormige zakelijk aandoende woning met een asymmetrische villa-achtige gevelvorm.

Bij de wederopbouw van 1945 zijn vrijwel alle woningen in traditionele vormen gebouwd. Daarna is een deel van de beeldbepalende panden aan de Empelsedijk sterk verbouwd. In geval van Empelsedijk 1, 3, 7, 21, 25, 12, 16 en 18 rest slechts een herinnering aan de oude situatie.

2.6 Archeologie

2.6.1 Archeologische waarden en verwachtingen

In 2008 is een archeologische verwachtingskaart opgesteld voor het deel van de gemeente buiten de middeleeuwse stadskern van 's-Hertogenbosch (zie afbeelding 5 en 6). De archeologische verwachtingskaart bevat niet alleen de reeds bekende archeologische vindplaatsen maar geeft ook een overzicht van de gebieden waar archeologische vindplaatsen verwacht kunnen worden: verwachtingsgebieden. Gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologie hoog is, worden aangeduid als gebieden met een hoge archeologische verwachting. Verder wordt onderscheid gemaakt in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting en gebieden met een lage archeologische verwachting. Of er ook daadwerkelijk archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, moet archeologisch onderzoek uitwijzen. De verwachtingsgebieden geven echter wel aan in welke mate men met mogelijke archeologische resten rekening moet houden.

Voor de archeologische verwachtingskaart is gebruik gemaakt van de meest gedetailleerde, beschikbare bodemkundige en geo(morfo)logische gegevens, zodat de archeologische verwachtingszones zo gedetailleerd mogelijk kunnen worden begrensd. De oeverwallen, al dan niet afgedekt door overslaggronden, hebben een hoge archeologische verwachting. De oeverwallen die worden afgedekt door komkleien hebben een middelhoge archeologische verwachting. De komgebieden en de fossiele waterlopen tot slot hebben een lage archeologische verwachting.

Een groot deel van Oud Empel - de gele zone in afbeelding 5 - is aangewezen als een terrein van archeologische waarde. In deze zone kunnen bewoningssporen vanaf de IJzertijd worden aangetroffen. Op basis van verschillende archeologische onderzoeken kunnen archeologische vindplaatsen op verschillende dieptes onder het maaiveld worden verwacht. Het hoogste niveau waar archeologische resten verwacht worden, ligt gemiddeld circa 0,5 meter beneden maaiveld.

Het plangebied Empelse Schans 2 heeft een hoge archeologische verwachting omdat zich in de ondergrond oeverwalafzettingen en een dekzandkop bevinden. Op basis van archeologisch onderzoek dat direct ten westen van het plangebied is uitgevoerd, is duidelijk geworden dat een groot deel van de dekzandkop is vergraven en verstoord. De top van het dekzand bevond zich tussen 30 en 100 cm beneden het maaiveld. Uit het onderzoek kwam echter ook naar voren dat aan de oostkant van de dekzandkop een restgeul ligt en een zone met een begraven bodem. Hoewel de uitkomsten van het onderzoek op hoofdlijnen kunnen worden doorgetrokken naar het plangebied, zal voor een preciezer beeld van de ondergrond van het plangebied archeologisch onderzoek nodig zijn.

Bij de aanleg van de Noorderplas zijn verschillende archeologische vondsten gedaan die wijzen op bewoning vanaf het Mesolithicum op de top van het dekzand maar er zijn ook aanwijzingen voor oudere bewoningssporen op circa 10 meter diepte. Uit opgravingen is gebleken dat vindplaatsen al op circa 40 cm onder het maaiveld kunnen worden aangetroffen. Hoewel ter plaatse van de Noorderplas de archeologische resten zijn verdwenen, is de kans groot dat binnen het plandeel Noorderplas, langs de oevers van de plas, nog archeologische resten aanwezig zijn. Op basis van hoogtegegevens lijkt het er op dat de zone rond de plas waar woningen zijn gebouwd circa 1 tot 1,5 meter is opgehoogd. Archeologische resten bevinden zich in dit opgehoogde gebied dus op circa 1,4 meter beneden het huidige maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002143-1401_0005.jpg"

afbeelding 5: archeologische verwachtingskaart gemeente 's-Hertogenbosch, plandelen Oud Empel en Empelse Schans 2: 1. zone met een hoge verwachting, 2. zone met een lage verwachting, 3. terrein van archeologische waarde, 4. historische kern van Oud Empel

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002143-1401_0006.jpg"

afbeelding 6: archeologische verwachtingskaart gemeente 's-Hertogenbosch, plandeel Noorderplas: 1. zone met een hoge verwachting; 2. zone met een middelhoge verwachting; 3. zone met een lage verwachting. Bij nummers 132 en 163 heeft een archeologische opgraving plaatsgevonden

2.6.2 Archeologiebeleid

De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch. Ten aanzien van archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen zijn specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart. Deze kaart werd op 15 juni 2010 door de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch vastgesteld (zie afbeelding 7 en 8). De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn, al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket. Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen. Wel wordt nader onderzoek verlangd bij m.e.r.-plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen.

Conform het gemeentelijk archeologiebeleid wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan afgewogen in hoeverre de zones met een hoge en middelhoge verwachting nader kunnen worden uitgewerkt door het uitvoeren van aanvullend archeologisch onderzoek. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is bekeken in hoeverre de bestaande archeologische verwachting nader kan worden gespecificeerd. Voor de drie gebieden geldt dat op basis van archeologisch onderzoek uit de afgelopen jaren voldoende informatie is verkregen over de archeologische verwachtingswaarden en dat de verwachtingswaarden voldoende onderbouwd zijn. Als in de toekomst blijkt dat de archeologische verwachting voor (delen van) beide gebieden niet aansluit bij de huidige verwachting, dan zal worden bekeken hoe ze kan worden bijgesteld zodat een meer realistisch verwachtingsbeeld ontstaat.

Uitgaande van de archeologische beleidskaart geldt voor het plandeel Oud Empel het volgende (zie afbeelding 7):

  • Voor van plandeel Oud Empel in categorie 3B geldt dat een omgevingsvergunning vereist is bij ingrepen met een oppervlakte groter dan 1 m² of dieper dan 0,50 meter beneden maaiveld.
  • Voor die zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (categorie 5A) is bij ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 meter beneden maaiveld een omgevingsvergunning vereist.
  • Voor de zones met een lage verwachting (categorie 6) zijn geen nadere eisen opgenomen. Wel zal bij m.e.r.-plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd.

Uitgaande van de archeologische beleidskaart geldt voor het plandeel Empelse Schans 2 het volgende (zie afbeelding 7):

  • Voor die zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (categorie 5A) is bij ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 meter beneden huidig maaiveld een omgevingsvergunning vereist.

Uitgaande van de archeologische beleidskaart geldt voor het plandeel Noorderplas het volgende (zie afbeelding 8):

  • Voor die zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (categorie 5A) is bij ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 0,40 meter beneden maaiveld een omgevingsvergunning vereist.
  • Voor die zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen in recent opgehoogde gebieden aanwezig zijn (categorie 5B) is bij ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 1,40 meter beneden maaiveld een omgevingsvergunning vereist.
  • Voor de zones met een lage verwachting (categorie 6) zijn geen nadere eisen opgenomen. Wel zal bij m.e.r.-plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd.

Wanneer in het bestemmingsplan archeologische verwachtingen in de zones met categorie 5A en 5B mogelijk strijden met bestaande bouwrechten, zal de gemeente op eigen kosten het waarderend onderzoek door middel van proefsleuven betalen. Dit laatste geldt alleen voor kleinschalige ingrepen (plangebieden kleiner dan 250m²) en indien de oppervlakte van het te bebouwen oppervlak niet groter is dan in het oude bestemmingsplan was toegestaan.

De gebrekkige bescherming van de archeologische waarden bij Oud Empel was voor gedeputeerde staten van Noord-Brabant in 2006 aanleiding om aan delen van het bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel goedkeuring te onthouden (zie paragraaf 1.4.2). De wijze waarop de archeologische waarden in dit bestemmingsplan worden beschermd is beschreven in paragraaf 6.2.

In zijn algemeenheid geldt dat, indien tijdens werkzaamheden geïsoleerde zogenaamde 'losse' archeologische vondsten worden gedaan, men wettelijk verplicht is zulke vondsten te melden aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Ook de gemeentelijk archeoloog wordt in dit geval op de hoogte gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002143-1401_0007.jpg"

afbeelding 7: archeologische beleidskaart gemeente 's-Hertogenbosch, plandelen Oud Empel en Empelse Schans 2 (zie legenda)

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002143-1401_0008.jpg"

afbeelding 8: archeologische beleidskaart gemeente 's-Hertogenbosch plandeel Noorderplas (zie legenda)

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002143-1401_0009.jpg"

legenda bij afbeelding 7 en 8

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 22 november 2011 is door de Tweede Kamer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte aangenomen. Met de Structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid:

  1. 1. een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren;
  2. 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  3. 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  4. 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  5. 5. een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen;
  6. 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  7. 7. het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  8. 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s;
  9. 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  10. 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  11. 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  12. 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  13. 13. zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

3.1.2 Nationaal Waterplan

Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op de hoofdlijnen aan welk beleid het rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon drinkwater en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet en heeft op basis van de Wet ruimtelijke ordening de status van 'structuurvisie'.

3.1.3 Beleidsregels grote rivieren

Op 14 juli 2006 traden de Beleidsregels grote rivieren (Bgr) in werking die de veiligheid van het rivierengebied waarborgen en die kansen bieden voor innovatieve ruimtelijke ontwikkelingen. Op 17 december 2009 zijn de kaarten bij deze regels herzien. De beleidsregels gelden voor alle grote rivieren en zijn bedoeld om plannen en projecten in de uiterwaarden te beoordelen. Met de inwerkingtreding ervan verviel de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier. De nieuwe beleidslijn biedt onder strikte voorwaarden meer mogelijkheden voor wonen, werken en recreëren in het rivierbed. De voorwaarden hebben betrekking op de afvoercapaciteit van de rivier ter plaatse: nieuwe activiteiten mogen de afvoer niet hinderen en geen belemmering vormen voor toekomstige verruiming van het rivierbed. Voor burgers en bedrijven die zich in het rivierbed vestigen geldt dat schade als gevolg van hoogwater voor eigen rekening is. Conform de beleidsregels mag aan bestaande bebouwing in het rivierbed een nieuwe bestemming worden toegekend, zodat leegstand kan worden voorkomen. Daarnaast blijven delen van het rivierbed voorbehouden aan riviergebonden activiteiten, zoals overslagbedrijven, scheepswerven en jachthavens. Ander gebruik is alleen mogelijk als elders meer ruimte voor de rivier wordt gecreëerd.

De Maas en de uiterwaarden in het plandeel Oud Empel liggen helemaal in het stroomvoerend regime. Hier geldt dat uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van riviergebonden activiteiten via het zogenaamde 'ja, mits'-regime. Verder zijn enkele niet-riviergebonden activiteiten onder voorwaarden toegestaan onder een zogenaamd 'nee, tenzij'-regime. Voor zowel de riviergebonden als de niet-riviergebonden activiteiten geldt dat bepaalde ingrepen alleen zijn toegestaan mits daar duurzame compensatie tegenover staat. Voor het buitendijkse deel van het plangebied zijn regels opgenomen in aansluiting op de Beleidsregels grote rivieren (zie paragraaf 6.2), in het bijzonder het stroomvoerend regime. Werken (bouwwerken en werkzaamheden) in het rivierbed van de Maas zijn bovendien vergunningplichtig op grond van de Waterwet.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 1 januari 2011 trad de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking. Hierin geeft provincie Noord-Brabant de hoofdlijnen aan van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch, mobiliteits-, sociaal, cultureel, milieu- en natuurbeleid.

De provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is een belangrijke schakel tussen de structuurvisies van het Rijk en de gemeenten op het vlak van ruimtelijke ordening. Met deze structuurvisie biedt de provincie helderheid aan gemeenten over de provinciale belangen en de wijze waarop de provincie daarbij haar instrumentarium inzet. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen, zoals de concentratie van verstedelijking. De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen:

  1. 1. regionaal samenwerken;
  2. 2. ontwikkelen, zowel gebiedsgericht als thematisch (bijvoorbeeld de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen);
  3. 3. beschermen van provinciale belangen zoals zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, door middel van de Verordening ruimte (zie paragraaf 3.2.2);
  4. 4. stimuleren, door middel van subsidies en door het beschikbaar stellen van kennis en informatie.

In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Wat betreft het plandeel Oud Empel zijn uiterwaarden aangeduid als 'kerngebied groenblauw' en 'waterbergingsgebied' en de strook tussen de Maaspoort en de uiterwaarden als 'gemengd landelijk gebied'. Ten zuiden daarvan ligt het 'stedelijk concentratiegebied' van 's-Hertogenbosch waarvan het plandeel Noorderplas deel uitmaakt.

3.2.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011

De Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011 is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant hebben op 17 december 2010 de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 vastgesteld. Deze verordening is in twee fasen tot stand gekomen: de Verordening ruimte fase 1 betrof het omzetten in regels van het toen geldende provinciaal beleid, de Verordening ruimte fase 2 het omzetten in regels van nieuw beleid dat is opgenomen in de Structuurvisie ruimtelijke ordening en gedeeltelijk ook een herziening van de Verordening ruimte fase 1.

Met uitzondering van de eendenkooi, de omgeving ervan en het bos tussen de plas en de A59 is het plandeel Noorderplas op de kaart bij de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011 als 'stedelijk concentratiegebied' aangewezen. De eendenkooi, de omgeving ervan en het bos tussen de plas en de A59 zijn als Ecologische Hoofdstructuur aangewezen. In het plandeel Oud Empel is de strook tussen de Maaspoort en de uiterwaarden aangewezen als een gebied voor 'integratie stad-land', agrarisch (extensiverings)gebied en als cultuurhistorisch vlak. De uiterwaarden ten noorden ervan zijn als primaire waterkering en winterbed aangewezen alsook voor de Ecologische Hoofdstructuur en als cultuurhistorisch vlak.

  1. a. Stedelijk concentratiegebied en gebied integratie stad-land. Ten aanzien van stedelijke ontwikkeling bepaalt de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011 dat bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling uitsluitend gelegen zijn in bestaand stedelijk gebied. In afwijking daarvan kan een bestemmingsplan ook in een 'gebied integratie stad-land' voorzien in een stedelijke ontwikkeling, mits deze stedelijke ontwikkeling in samenhang en in evenredigheid geschiedt met een groene en blauwe landschapsontwikkeling en ze geen betrekking heeft op een te ontwikkelen of een uit te breiden bedrijventerrein of kantorenlocatie. In geval van een stedelijke ontwikkeling in een 'gebied integratie stad-land' moet de toelichting bij een bestemmingsplan verantwoorden dat de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gesitueerd, dat de ontwikkeling een uitwerking is van de voorgenomen ontwikkeling van het 'gebied integratie stad-land' en het te voeren ruimtelijk beleid voor dat gebied en tevens bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit als bedoeld in de Verordening Ruimte.
  2. b. Ecologische Hoofdstructuur. Voor de gebieden die als Ecologische Hoofdstructuur zijn aangewezen gelden als ecologische waarden en kenmerken de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan. Een bestemmingsplan dat is gelegen in de ecologische hoofdstructuur strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Het stelt regels ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en houdt daarbij rekening met de overige aanwezige waarden en kenmerken, waaronder de cultuurhistorische waarden en kenmerken.
  3. c. (Beschermingszone van een) primaire waterkering. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een primaire waterkering en beschermingszone strekt mede tot onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van de primaire waterkering en beschermingszone.
  4. d. Winterbed. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een winterbed strekt mede tot behoud van het stroomvoerend en bergend vermogen van de rivier. Een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied is er niet toegestaan. In afwijking daarvan kan het bestemmingsplan wel voorzien in zo'n ontwikkeling mits de toelichting verantwoordt dat ze een voorzetting is van een bestaande planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van stedelijke ontwikkeling, niet kwetsbaar is ten aanzien van de waterdiepte en de frequentie van overstromen, dat is verzekerd dat mensen en dieren op doelmatige wijze geëvacueerd kunnen worden en dat de permanente aanwezigheid van mensen hoogwatervrij kan plaatsvinden.
  5. e. Cultuurhistorisch vlak. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een gebied met cultuurhistorische vlakken strekt mede tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en stelt regels ter bescherming van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Gedeputeerde staten stellen een beschrijving vast van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de als cultuurhistorische vlakken aangewezen gebieden als onderdeel van de Cultuurhistorische Waardenkaart.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Ruimtelijke StructuurVisie

In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. Ze bestrijkt de periode tot 2010 en geeft een doorkijk naar 2020. De Ruimtelijke StructuurVisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Het is een integratiekader voor sectoraal beleid en is een toetsingskader en leidraad voor ruimtelijke plannen van de gemeente, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

’s-Hertogenbosch staat bij de totstandkoming van de Ruimtelijke StructuurVisie voor een schaal- en kwaliteitssprong. De stad loopt echter tegen haar natuurlijke grenzen aan. Nieuwe ruimtevragers vragen om een slimme schaalsprong omdat de ruimte in de stad schaars is. Deze moet daarom gevonden worden in de bestaande ruimte, waarbij ook de ruimtelijke kwaliteit van de stad verhoogd moet worden. Uitgangspunt bij verdere in- en uitbreidingen van de stad blijft het maken van een helder onderscheid tussen het altijd nog schaars bebouwd buitengebied en het verstedelijkt gebied. Het buitengebied wordt beschouwd als een groene mal waarbinnen de stad ligt ‘opgesloten’ en zo de rode contramal vormt. De groene mal is in belangrijke mate richtinggevend voor de contouren van de stad. Uitbreiding van stedelijke functies dient daarom zo veel mogelijk binnen de rode contramal te gebeuren, waarbij het accent ligt op compact bouwen. De bestaande ruimte wordt waar mogelijk zorgvuldig en intensief gebruikt.

Naast het streven naar een compacte stad, wil ’s-Hertogenbosch ook de bestaande kwaliteit en identiteit van de stad verder uitwerken. Eén van die kenmerkende kwaliteiten is de ruimtelijke veelzijdigheid van de stad. Het streven is gericht op het maken van ruimtelijke contrasten op verschillende niveaus: in de stad, in het buitengebied en tússen de stad en het buitengebied. Ook in dit kader biedt het beeld van de stad als stedelijke contramal binnen de groene mal goede aanknopingspunten voor de ontwikkeling van een contrastrijke stad.

Groen in en om de stad verhoogt de leefbaarheid van ’s-Hertogenbosch en heeft een belangrijke recreatieve functie voor haar bewoners. Daarnaast biedt een goede groenstructuur kansen voor verdere compacte verstedelijking zonder dat meteen een te ‘vol’ gevoel ontstaat. De stedeling wordt dichter bij de natuur gebracht. Bovendien moet de groenstructuur de barrières verminderen of wegnemen die door infrastructuur gevormd worden. Het landschappelijk raamwerk, ofwel de groene mal, wordt verder ontwikkeld op basis van de al aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Het beleid voor het groen in en om de stad is gericht op verhoging van de landschappelijke, ecologische en recreatieve kwaliteiten. Het toekomstige raamwerk bestaat uit de volgende elementen:

  • Groen om de stad: de stad wordt grotendeels omringd door grote open groengebieden, de ‘Bossche Buitens’;
  • Groen in de stad: de Buitens zijn niet alleen onderling met elkaar verbonden, maar ook met de stad via de groenblauwe slingers die het stadslichaam doorspoelen. Daarnaast zijn parken en zandwinplassen onderdeel van de groenstructuur in de stad.
  • Een netwerk van wandel- en fietspaden tussen de zandwinplassen, de Bossche Buitens en de (binnen)stad. De toeristisch-recreatieve hoofdstructuur wordt nadrukkelijk gekoppeld aan de kwaliteiten van water en groen in en om de stad.

Met uitzondering van de bebouwde kom van Oud Empel zijn het plandeel Noorderplas en het plandeel Oud Empel onderdeel van de groene mal. In het plandeel Oud Empel maken de Empelsedijk en, in het verlengde van de Hengmeng, het Achterpad deel uit van de toeristisch-recreatieve hoofdstructuur (zie ook paragraaf 3.3.11). Hetzelfde geldt voor het fietspad rond de Noorderplas (de Polsbroek).

3.3.2 Landschapsvisie 's-Hertogenbosch

Op 22 april 1999 stelde de gemeenteraad de Landschapsvisie 's-Hertogenbosch vast. Met de opstelling van de Landschapsvisie, met een planhorizon tot 2015, wil de gemeente 's-Hertogenbosch bijdragen aan de ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardig landschap. De Landschapsvisie biedt een raamwerk voor het Bossche landschap dat bestaat uit een samenhangend patroon van natuur- en bosgebieden als onderdeel van een groen en blauw netwerk dat verbanden legt met de omgeving.

De ruimtelijke kwaliteit van 's-Hertogenbosch wordt aan de zijde van Maaspoort en het dijkdorp Oud Empel bepaald door de Maas in een relatief open, lager gelegen landschap. Door de ontwikkeling van Maaspoort is het contrast tussen het dichte dekzandlandschap en het relatief open landschap van de Maas minder duidelijk geworden. Bovendien is het oude landschap gefragmenteerd geraakt door grote infrastructurele werken als de spoorlijn van 's-Hertogenbosch naar Utrecht en de rijksweg A2. Waar de stad vroeger in een uitgestrekt open landschap lag, zijn nu binnen de stad, ook binnen Maaspoort, slechts landschappelijke elementen herkenbaar. Bij de ontwikkeling van Maaspoort zijn zulke landschappelijke elementen (Groene Steeg, eendenkooi, schaapskooi, Sluisweg en Empelsedijk) gespaard en zijn ze als wijkgroen en/of recreatiegebied gaan fungeren.

Het gemeentelijk natuurbeleid is gericht op de ontwikkeling van een ruimtelijk stabiele en duurzaam te onderhouden Ecologische Hoofdstructuur (zie paragraaf 3.2.1), enerzijds door middel van behoud van bestaande natuurterreinen, anderzijds door verwerving en inrichting van toekomstige natuurterreinen. Een deel van de Ecologische Hoofdstructuur is in het raamwerk van de Landschapsvisie aangewezen als Bossche Buitens die voorzien in natuurgerichte recreatie dichtbij huis.

Maaspoort is op enige afstand van de Empelsedijk gerealiseerd waardoor de karakteristiek en sfeer van deze dijk is bewaard. Het gebied ten noorden van de Empelsedijk is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Aan de zuidkant van Maaspoort heeft de Noorderplas een recreatieve functie gekregen; zandwinplassen in 's-Hertogenbosch zijn mooie groene eenheden die lucht en ruimte geven in de stad en die als recreatiegebied worden aangewend. Dit bestemmingsplan beschermt de onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur in het plangebied: het gebied ten noorden van de Empelsedijk en de eendenkooi en het bos nabij Noorderplas. Ook kent het bestemmingsplan een recreatieve functie toe aan het gebied rondom de Noorderplas.

3.3.3 De Groene Delta

Gemeente 's-Hertogenbosch, buurgemeenten, provincie, waterschappen en natuur- en landbouworganisaties hebben op 16 januari 2008 de samenwerkingsovereenkomst voor De Groene Delta ondertekend. Met de ondertekening werd aan de hand van een concreet uitvoeringsprogramma gedurende drie jaar € 9 miljoen geïnvesteerd in groene projecten in en rondom 's-Hertogenbosch. Het doel van De Groene Delta is een samenhangend geheel van waardevolle water- en groengebieden in en rond de stad. Daarmee ontstaat tegelijkertijd een aantrekkelijk recreatiegebied voor de inwoners uit 's-Hertogenbosch en omgeving. De Groene Delta rust daarbij op vijf pijlers: natuur, water, landschap en cultuurhistorie, recreatie en landbouw. De realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur is één van de hoofddoelen van De Groene Delta. Binnen De Groene Delta ligt de prioriteit bij het Bossche Broek, de Gement en de Moerputten. Tevens worden er diverse wandelroutes, ecologische verbindingszones en kleine landschapselementen aangelegd.

3.3.4 De Maasuiterwaarden; Meerwaarde aan de Maas

Het uitvoeringsprogramma 'De Groene Delta' vraagt aandacht voor een meer duurzame ontwikkeling, inrichting en beheer van de Maasuiterwaarden in relatie tot de groengebieden ('groene vingers') bij Maaspoort en Empel. De verschillende belangen in het gebied (ecologie, recreatie et cetera) vragen om een integrale afweging. In opdracht van gemeente 's-Hertogenbosch en Natuurmonumenten heeft de Dienst Landelijk Gebied van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit de integrale visie 'De Maasuiterwaarden; Meerwaarde aan de Maas' opgesteld die op 8 december 2009 door burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch is aangenomen.

De Maasuiterwaarden in de gemeente 's-Hertogenbosch strekken zich uit van Bokhoven tot Gewande. Hoewel de visie focust op de zuidzijde van de Maas benadrukt ze dat ook de overzijde moet worden bezien. Vanuit dit totaalperspectief is het gebied, van noord naar zuid, ingedeeld in drie zones: a) robuuste natuur, b) riviernatuur en c) uitloopnatuur.

  1. a. Robuuste natuur. Mogelijkheden voor robuuste natuurontwikkeling bevinden zich vooral aan de overzijde van de rivier, op Gelders grondgebied. In de visie is een fysieke verbinding met de overzijde voorzien door middel van een (voet)veerpont, ten behoeve van regionaal en recreatief fiets- en wandelverkeer.
  2. b. Riviernatuur. Buitendijks langs de Maas bevinden zich de uiterwaarden met waardevolle stroomdalgraslanden, wielen en maasheggen. Het gebied is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Natuurmonumenten realiseert er provinciale natuurdoelstellingen (zie paragraaf 3.2.1); Rijkswaterstaat herstelt er het dynamische riviersysteem door de aanleg van natuurvriendelijke oevers en meestromende nevengeulen. De beleidsdoelen van Rijkswaterstaat en Natuurmonumenten zijn beide geïntegreerd in de visie en bieden tevens ruimte voor nieuwe recreatiemogelijkheden. Als gronden in de uiterwaarden in bezit zijn van particulieren, wordt gekozen voor verwerving of particulier natuurbeheer, al dan niet in een publiek-private samenwerking. De bescherming van karakteristieke en gebiedsgebonden flora en fauna zoals de steenuil, de oeverzwaluw en de ooievaar wordt samen met bewoners opgepakt. Naast bescherming van soorten wordt hierdoor de betrokkenheid van bewoners bij het gebied vergroot. De riviernatuur biedt bovendien ruimte aan extensieve vormen van recreatie zoals zwemmen, struinen en vissen.
  3. c. Uitloopnatuur. Het gebied tussen de stad en de dijk, de zogenaamde groene vingers, en de dijk zelf zijn belangrijke uitloopgebieden voor de wijken Maaspoort, Empel en Groote Wielen en daarbuiten. Buiten bestaande horeca is er in dit gebied geen ruimte voor intensieve recreatieve functies: rust en beleving van het landschap staan voorop. De dijk is belangrijk voor recreatief fiets- en wandelverkeer. Om de veiligheid en rust op de dijk te garanderen wordt geadviseerd om het doorgaande autoverkeer van de dijk te weren (zie paragraaf 6.2). Om aan de belangen van de horeca op de dijk tegemoet te komen, worden vier café-restaurants ontwikkeld tot recreatiepoorten. Hier kunnen bezoekers parkeren, informatie inwinnen en hun fietstocht of wandeling beginnen. Voor een goede ontwikkeling van deze recreatiepoorten moeten ze sterker met het natuurgebied en de Maas worden verbonden door de aanleg van wandelpaden, een terrasje aan de Maas, een passantensteiger of een natuurspeelplek. Een goede bereikbaarheid vanuit de woonwijken naar de recreatiepoorten is belangrijk voor het functioneren van de poorten.

De groene vingers zijn een onderdeel van de uitloopnatuur bij de uiterwaarden. Voor een gebied ter grootte van circa 10 hectare is een schetsontwerp gemaakt. Met het schetsontwerp beoogt de gemeente de samenhang tussen stad en land te vergroten, de biodiversiteit te vergroten, de openheid te behouden en extensieve recreatie mogelijk te maken. Ze wil dit realiseren door agrarisch natuurbeheer en door bloemrijke weilanden aan te leggen en landschapselemementen, zoals kikkerpoelen, heggen en bomen, in het bijzonder notenbomen en hoogstamfruitbomen, en natuurvriendelijke oevers en slootkanten.

Naast het waterhuishoudkundig belang van de Maas en de dijk, is in dit bestemmingsplan het ecologisch belang van riviernatuur, buitendijks langs de Maas, beschermd (zie paragraaf 6.2). De bestemming 'Natuur' staat ook extensief recreatief en educatief medegebruik toe. Hetzelfde geldt voor het groen in het plangebied dat deel uitmaakt van de groene vingers (zie paragraaf 6.2). De bouw- en gebruiksregels zijn afgestemd op de visie en het schetsontwerp.

3.3.5 Welstandsnota

Het bestemmingsplan vormt de basis voor de stedenbouwkundige opzet van de wijk. De architectonische verschijningsvorm wordt gewaarborgd door middel van een welstandsnota. In de welstandsnota van de gemeente 's-Hertogenbosch worden op verschillende schaalniveaus beschrijvingen en welstandscriteria geformuleerd. Naast algemene welstandscriteria die altijd en overal van toepassing zijn, zijn ook bijzondere welstandscriteria geformuleerd.

Voor Oud Empel gelden bijzonder welstandscriteria ter bescherming van de historische structuur van de dijken en oevers en de bebouwing die daarmee samenhangt (zie paragraaf 2.5.1). De bebouwing aan de dijk heeft over het algemeen een individueel karakter met als structuurdragend element de dijk. De bebouwing is vaak historisch en nieuwbouw binnen dit bebouwingstype voegt zich over het algemeen naar dit karakter of vormt een bijzonder accent. Hierdoor krijgen de gebieden met dit bebouwingstype een unieke sfeer. De belevingswaarde van de oude dijknederzetting Oud Empel is hoog. Door het historische karakter en de landschappelijke ligging aan de dijk, met de weidse uitzichten, heeft deze oude kern een unieke sfeer. Het karakter van de oude kern moet dan ook worden behouden en versterkt en eenvormigheid moet er worden voorkomen. De dijken vormen belangrijke cultuurhistorische elementen van de stad 's-Hertogenbosch en zijn bepalend voor de sfeer en structuur in dit gedeelte van de stad.

Het grootste deel van het dijklint is van het bebouwingstype 'H5 Dijkbebouwing'. Het gebied waar recentelijk vier woningen zijn gebouwd en het erf van de herenboerderij van Godschalx zijn van bebouwingstype 'G3 Boerenerven - agrarisch buitengebied'. Voor het gebied rondom de Noorderplas gelden geen bijzondere welstandscriteria.

3.3.6 Bomenbeleidsplan

Op 26 januari 2010 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch het Bomenbeleidsplan vast. Met het Bomenbeleidsplan wil de gemeente haar eigen bomenbestand en dat van derden duurzaam ontwikkelen. In het Bomenbeleidsplan is een belangrijke rol weggelegd voor structurerend groen: waardevol groen dat op stadsniveau functioneert. Gemeente 's-Hertogenbosch wil deze structuren behouden, ontwikkelen en nieuw aanleggen. Het functioneel groen is het groen van de wijken, kantorenparken en bedrijventerreinen. Dit groen is in elke wijk weer anders van opzet. Gemeente 's-Hertogenbosch ziet die differentiatie als een pluspunt en speelt per plek in op de aanwezige kwaliteiten.

Gemeente 's-Hertogenbosch streeft naar een evenwichtige leeftijdsopbouw in haar bomenbestand waarbij kwaliteit belangrijker is dan kwantiteit. Ze onderscheidt bomen in drie categorieën:

  • Monumentale bomen. Monumentale bomen zijn de meest bijzondere bomen van de stad. Ze moeten daarom zo lang mogelijk worden behouden. Voor monumentale bomen geldt een strikt kapverbod, tenzij aantoonbaar sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid of een zwaarwegend maatschappelijk belang.
  • Boomstructuren. De verzameling van groene elementen die een bovenlokale bijdrage leveren aan de identiteit én de groene kwaliteit van de stad of een wijk vormen tezamen de bomenstructuur. Er is een kapvergunning nodig voor alle bomen in een boomstructuur.
  • Sfeerbomen. Alle bomen die niet behoren tot monumentale bomen of boomstructuren zijn sfeerbomen. Gemeentelijke en particuliere sfeerbomen zijn kapvergunnigplichtig vanaf een omtrek van meer dan 100 cm.

Ten behoeve van het boombelang worden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een bomeninventarisatie en een bomendeskundige ingezet. De bomeninventarisatie brengt aan het begin van een planproces de bomen in beeld en leidt tot afspraken hierover.

Oud Empel en Noorderplas kennen geen boomstructuren in de zin van het Bomenbeleidsplan. Wel staan aan de Empelsedijk vier monumentale bomen die in particulier bezit zijn: twee witte paardekastanjes, een rode paardekastanje en een gewone linde. Samen met andere lindebomen, paardekastanjes en populieren markeren deze oude bomen het dorp. De monumentale lindeboom en andere grote linden staan als een relict op de plek van de voormalige kerk. De muur langs het kerkhof wordt begeleid door een rij leilinden. Verder is in en om het dorp de typische beplanting van uiterwaarden te vinden: wilgenstruwelen, meidoornhagen en solitaire wilgen. In veel gevallen markeert de beplanting perceelsgrenzen. De bescherming van de (monumentale) bomen gebeurt via de Bomenverordening.

3.3.7 Nota Spelen

De Nota Spelen (januari 2004) biedt het beleidskader voor buitenspelen in de gemeente 's-Hertogenbosch op de daarvoor formeel bestemde plekken in de openbare ruimte. Per wijk is/wordt hiervoor een wijkspeelplan opgesteld, dat inzicht geeft in de verschillende speelplekken die in een wijk voor de verschillende leeftijdsgroepen gerealiseerd moeten worden. Daarbij wordt onder andere rekening gehouden met bevolkingssamenstelling naar leeftijd en met de reeds aanwezige speelplekken in de wijk.

Voor wat betreft de speelplekken wordt onderscheid gemaakt in verschillende leeftijdscategorieën, aangezien elke categorie haar eigen behoeften en beperkingen heeft. Er wordt rekening gehouden met jonge kinderen van 0-6 jaar (spelen tot 100 meter van de eigen woning), met schoolkinderen van 6-12 jaar (spelen tot 400 meter van de eigen woning), en jongeren van 12-18 jaar (spelen tot circa 1000 meter van de eigen woning). Bij de uitgevoerde inventarisatie is een speelplek ingedeeld in één van de bovengenoemde leeftijdscategorieën, indien zich daar een speeltoestel bevindt dat geschikt is voor de overeenkomende leeftijdscategorie. Iedere speelplek is vervolgens voorzien van een cirkel, behorende bij de leeftijdscategorie, zodat een duidelijk beeld ontstaat van de spreiding van de speelplekken in de wijk.

Op 13 april 2004 is door burgemeester en wethouders het Wijkspeelplan Maaspoort vastgesteld. In het plandeel Noorderplas liggen twee speelplaatsen: aan de Florencestraat een speelplaats van 0- tot 6-jarigen; in het Burgemeester Van Zwietenpark een wijkspeelplaats voor alle leeftijden. Sport- en speelvoorzieningen zijn toegestaan binnen de bestemmingen Recreatie (Burgemeester Van Zwietenpark), Groen (Florencestraat) maar ook binnen de bestemming Verkeer.

3.3.8 Nota Wonen

Ten tijde van de aanbieding van dit bestemmingsplan ter vaststelling door de gemeenteraad in haar vergadering van 9 oktober 2012 lag in de raadsvergadering van 11 september 2012 de vaststelling van de Nota Wonen 2012 voor. Conform deze nota streeft de gemeente naar een evenwichtige woningmarkt met voldoende, goede, betaalbare en passende woningen, nu en in de toekomst, en naar sterke en leefbare buurten waar mensen zich thuis voelen. In het licht van de economische omstandigheden ten tijde van de vaststelling en de verwachte groei van het inwonertal is de ambitie geformuleerd om de positie van 's-Hertogenbosch als een van de aantrekkelijkste woonsteden te behouden. Tot 2030 moeten nog zo'n 9.800 woningen worden toegevoegd.

De problemen op de woningmarkt ten tijde van de vaststelling van de nota kunnen alleen gezamenlijk worden aangepakt, samen met bouwbedrijven, woningcorporaties, maatschappelijke organisaties en met inwoners en bedrijven uit de stad: het belangrijkste uitgangspunt van de Nota Wonen 2012. In de nota zijn vier speerpunten geformuleerd: voldoende woningen bouwen, inzetten op betaalbaar wonen én op passend wonen en het maken van sterke en leefbare buurten. De vier speerpunten zijn vertaald in een aantal concrete doelen, waaronder:

  • een woningproductie van gemiddeld 700 woningen per jaar voor de periode tot 2030, met een bandbreedte van 500 tot 800 woningen per jaar;
  • minimaal 25% woningen in de sociale sector (huur en koop);
  • stimulering van het particulier opdrachtgeverschap (C)PO;
  • herintroductie van de starterslening voor bestaande koopwoningen;
  • nieuwbouw, omzetting van bestaande verzorgingsplaatsen en ambulante zorgverlening ten behoeve van de groeiende behoefte aan woonzorgarrangementen voor ouderen en mensen met een beperking;
  • verbetering van de woningkwaliteit in buurten door onder meer renovatie, groot onderhoud en energiebesparende maatregelen.

Het aantal woningen in het plangebied, zowel Oud Empel als Noorderplas, is beperkt. Alleen op het perceel naast Empelsedijk 11b, ter plaatse van het vroegere slachthuis, is nog één bouwmogelijkheid niet ingevuld. Met de recente woningbouw in Oud Empel (zie paragraaf 2.5.1) wordt het oorspronkelijk dijklint hersteld met behoud van de beleving van de Maas en de uiterwaarden. Met deze woningbouw is vooral invulling gegeven aan een stedenbouwkundige doelstelling en niet zozeer aan de doelstellingen van gemeentelijk woonbeleid. Voorliggend bestemmingsplan maakt in Oud Empel noch rondom de Noorderplas verder nieuwe woningbouwontwikkelingen mogelijk.

3.3.9 Beleidsplan Horeca

Op het gebied van horeca vigeert voor de gemeente 's-Hertogenbosch het Beleidsplan Horeca uit maart 1994. Hierin is aangegeven dat de mogelijkheden voor uitbreiding van het horeca-aanbod in de wijken buiten de binnenstad beperkt zijn. In dit verband is ook de integrale visie 'De Maasuiterwaarden; Meerwaarde aan de Maas' (zie paragraaf 3.3.4) van belang, in het bijzonder de onderdelen ten aanzien van recreatie en de dijk. In de visie zet de gemeente 's-Hertogenbosch in het kader van de zogenaamde 'poorten aan de Maas' in op:

  • het ontwikkelen van een recreatiedijk als doorgaande recreatieve hoofdverbinding voor wandelaars en fietsers langs de Maas en haar uiterwaarden;
  • het doorgaand verkeer duurzaam van de dijk afhalen door permanente 'knippen', startend met een pilot tussen Treurenburg en Oud Empel (zie paragraaf 3.3.10);
  • het verbinden van groene vingers en uiterwaarden door het aanbrengen van wildroosters;
  • het ontwikkelen van de bestaande horecagelegenheden aan de dijk tot recreatieve poorten met een duidelijke relatie naar de Maas en haar uiterwaarden;
  • de dijk en directe omgeving ontsluiten voor bestemmingsverkeer via haakse wegen.

De Lachende Vis aan de Empelsedijk ligt in het plangebied en is één van de vier bestaande horecagelegenheden aan de dijk die als recreatieve poorten moeten gaan functioneren en die een duidelijke relatie naar de Maas en haar uiterwaarden hebben.

3.3.10 Koersnota Infrastructuur

In het verlengde van de Nota ‘s-Hertogenbosch Bereikbaar uit maart 2000 sprak de gemeenteraad zich op 21 mei 2008 uit over ambities en wensen ter bevordering van de bereikbaarheid van stad, wijken en regio. Op 13 mei 2009 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch het uitwerkingsplan Koersnota Hoofdinfrastructuur vast met daarin een analyse van en oplossingsrichtingen voor bestaande en toekomstige knelpunten. De ambitie van de Koersnota Hoofdinfrastructuur is om het autogebruik terug te dringen ten gunste van het openbaar vervoer en de fiets. Het doel is om het aandeel van de auto in de verplaatsingen terug te brengen van 70% naar 60%, ten gunste van het aandeel van het openbaar vervoer en van de fiets die van 7% naar 10% respectievelijk van 23% naar 30% toenemen in 2015.

De insteek van de Koersnota Hoofdinfrastructuur is als volgt:

  • ontvlechten van hoofdinfrastructuur voor auto en openbaar vervoer/fiets;
  • bundelen van verkeer op doorstroomassen met daartussen verkeersluwe verblijfsgebieden;
  • het optimaal benutten van de ruit van 's-Hertogenbosch;
  • verkeer zonder herkomst of bestemming in de binnenstad ontmoedigen op de binnenstadsring;
  • het versterken van het verblijfsklimaat in de kom Rosmalen.

De Koersnota Hoofdinfrastructuur is inmiddels uitgewerkt in:

  • uitwerkingsplan 'Lekker Fietsen' (2009; zie paragraaf 3.3.11)
  • uitwerkingsplan 'Verkeersmanagement' (2010). Hierin wordt aangegeven hoe de doorstroming voor het autoverkeer naar de belangrijkste werk- en bezoeklocaties in 's-Hertogenbosch op de korte termijn kan worden verbeterd.
  • uitwerkingsplan openbaar vervoer. Hierin zijn meerdere assen aangewezen binnen 's-Hertogenbosch als doorstroomassen openbaar vervoer waarop het openbaar vervoer beter gefaciliteerd moet worden.

Naast bovenstaande uitwerkingsplannen wordt gewerkt aan uitwerkingsplannen op het gebied van parkeren en transferia. Daarnaast worden twee gebiedsgerichte studies uitgewerkt: oost-west ('s-Hertogenbosch-Rosmalen) en de binnenstad.

Op grond van de Koersnota Hoofdinfrastructuur zijn in de verschillende uitwerkingsplannen de volgende hoofdstructuren voor auto, openbaar vervoer en fiets aangewezen. Deze assen vormen het geraamte van de stad in verkeerskundig opzicht:

  • sternetroutes en hoofdfietsroutes (zie paragraaf 3.3.11);
  • doorstroomassen openbaar vervoer;
  • doorstroomassen gemotoriseerd verkeer.

Naast deze doorstroomassen voor het gemotoriseerd verkeer is in de gemeentelijke wegencategorisering een aantal andere wegen aangewezen die ook een gebiedsontsluitende functie hebben. Alle overige wegen zijn verblijfsgebieden. De gemeente probeert die verblijfsgebieden verkeersluw te houden.

In het plandeel Noorderplas is de Maaspoortweg een belangrijke stadsdeelweg. De Empelsedijk heeft geen ontsluitende functie: de Empelsedijk werd met ingang van 1 mei 2010 ter hoogte van het Waterschapsmonument, gelegen buiten het plangebied, voor het doorgaand verkeer afgesloten, door middel van een verkeersbesluit.

3.3.11 Lekker fietsen!

Tijdens de behandeling van de Koersnota Hoofdinfrastructuur in de gemeenteraad op 21 mei 2008 werd, vanwege het hoofddoel om het aantal autoritten met 10% te laten afnemen, voor het fietsverkeer een doel toegevoegd: het aandeel intern fietsverkeer moet tot 2015 groeien van 33% naar 44% en het extern fietsverkeer van 7% naar 9%. Daartoe zijn maatregelen nodig ter verbetering van de hoofdinfrastructuur voor auto en fiets. Voor het autoverkeer is gekozen voor de uitwerking van een doorstroomassenmodel: bundeling van het autoverkeer op een beperkt aantal wegen. De nota Lekker fietsen! is een uitwerking van het fietsbeleid in de Koersnota Hoofdinfrastructuur. In haar fietsbeleid zet de gemeenteraad in op vier pijlers:

  1. 1. infrastructuur rijdende fiets: verbetering hoofdfietsnetwerk en andere fietsroutes;
  2. 2. infrastructuur stilstaande fiets: uitbreiding stallingvoorzieningen en gratis maken bewaakte stallingen;
  3. 3. communicatie: promotie van fietsgebruik, informatie over fietsvoorzieningen, participatie in fietsbeleid, voorlichting over fietsbeleid;
  4. 4. innovatie.

In afbeelding 9 is het hoofdfietsnetwerk weergeven dat bestaat uit sternetroutes (rood) en overige hoofdfietsroutes (blauw). De sternetroutes kennen een intensiteit van meer dan 2.000 fietsers per etmaal en zijn in het hoofdfietsnetwerk de belangrijkste routes. Sternetroute 1, van de Maaspoort naar de binnenstad, kent het hoogste aantal fietsers. Bij de tunnel onder de A59 gaat het om meer dan 3.000 fietsers per etmaal, op de Rompertsebaan om meer dan 5.000 en nabij de binnenstad (Van Berckelstraat en Van Kasterenbrug) om meer dan 7.000. Naast het utilitaire fietsverkeer richt het gemeentelijk fietsbeleid zich ook op het toeristisch-recreatieve fietsverkeer.

Sternetroute 1 loopt aan de oostzijde van de Noorderplas: de Polsbroek. Ten aanzien van deze hoofdfietsroute constateert 'Lekker fietsen!' geen probleem: de route valt niet samen met een drukke autoroute en ligt volledig solitair. Ook aan de west- en zuidzijde van de Noorderplas loopt een hoofdfietsroute. In dit bestemmingsplan is ten behoeve van het toeristisch-recreatieve fietsverkeer, in de bestemming Agrarisch met waarden, de toeristisch-recreatieve fietsroute richting de Empelsedijk aangeduid als doorgaand fiets- en wandelpad (zie paragraaf 3.3.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002143-1401_0010.jpg"

afbeelding 9: het hoofdfietsnetwerk

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Bedrijven En Milieuzonering

Bij de bestemming van bedrijfsactiviteiten moet rekening worden gehouden met de milieuzonering van bestaande en toekomstige bedrijven: hoe kunnen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten ten opzichte van elkaar worden gesitueerd? Enerzijds wordt met milieuzonering beoogd hinder en gevaar bij woningen zoveel mogelijk te beperken, anderzijds wil men met milieuzonering bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare normen kunnen uitoefenen.

Bij milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, 2009) die per bedrijfssoort aangeeft van welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) kan worden uitgegaan en met welke indicatieve (richt)afstand tussen een bedrijf en een rustige woonwijk rekening moet worden gehouden. In haar algemene richtafstandenlijst vermeldt de brochure de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en de omgevingstypen 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' of 'gemengd gebied'.

Bestemmingsplan Herziening delen Maaspoort-Oud Empel maakt geen nieuwe milieubelastende of milieugevoelige activiteiten mogelijk. In het plandeel Oud Empel bevindt zich een aantal bestaande bedrijven in de nabijheid van woningen. Omdat sprake is van bestaande situaties is milieuzonering niet mogelijk. De bestaande bedrijven moeten voldoen aan de normen die ingevolge de Wet milieubeheer aan de activiteiten worden gesteld.

4.2 Geluid

In een ruimtelijk plan moet rekening worden gehouden met geluidbronnen en de mogelijke hinder ervan voor mensen, zowel ingevolge de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer als, vanwege een goede ruimtelijke ordening, de Wet ruimtelijke ordening. In de Wet geluidhinder zijn voor geluidgevoelige gebouwen en terreinen grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai. Daarnaast is in het algemeen een ruimtelijke afweging met betrekking tot geluidhinder nodig in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening'.

Bestemmingsplan Herziening delen Maaspoort-Oud Empel maakt geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk. Evenmin maakt het bestemmingsplan nieuwe geluidproducerende functies mogelijk. Geluid(hinder) is voor dit bestemmingsplan dan ook niet relevant.

4.3 Luchtkwaliteit

Aan de ene kant moet als gevolg van een ruimtelijk plan de toename van luchtverontreiniging worden beschouwd in het kader van de luchtkwaliteitseisen in titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Aan de andere kant moet de realisatie van gevoelige functies in een gebied met reeds hoge concentraties luchtverontreinigende stoffen worden verantwoord in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Kleine projecten en ruimtelijke plannen waarvan duidelijk is dat ze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven op grond van het 'Besluit niet in betekenende mate (NIBM)' niet te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide) geldt sinds 1 augustus 2009 de waarde 1,2 µg/m³ als 'niet in betekende mate'. Een ruimtelijke ontwikkeling geldt als 'in betekenende mate' als ze leidt tot een verkeerstoename van niet meer dan 1.000 autobewegingen per etmaal.

Bestemmingsplan Herziening delen Maaspoort-Oud Empel is een beheerbestemmingsplan dat geen nieuwe gevoelige functies bestemt of nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt die een bijdrage kunnen leveren aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit bestemmingsplan draagt dan ook 'niet in betekende mate' bij. Toetsing aan de luchtkwaliteitseisen conform de Wet milieubeheer is niet aan de orde.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt opgemerkt dat binnen het plangebied de wettelijke grenswaarden voor PM10 (fijn stof) en NO2 (stikstofdioxide) niet worden overschreden. In de huidige situatie (jaar 2011) ligt de jaargemiddelde concentratie, binnen het plangebied ter plaatse van de woningen aan de Pisastraat (plandeel Noorderplas) en aan de Empelsedijk (plandeel Oud Empel), tegen 25 µg/m3 voor PM10 en 30 µg/m3 voor NO2. Naar verwachting zal de luchtkwaliteit in de toekomst verder verbeteren door gemeentelijke en landelijke maatregelen.

4.4 Bodemkwaliteit

Bij het bouwrijp maken van het gebied rond de Noorderplas in de jaren '80 heeft bodemonderzoek plaatsgevonden waarbij geen noemenswaardige verontreinigingen zijn vastgesteld. Er zijn in dit gebied geen bodembedreigende activiteiten en voor zover bekend hebben zich geen bodembedreigende calamiteiten voorgedaan. In het plandeel Oud Empel hebben in het verleden wel bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden die inmiddels voor zover noodzakelijk zijn onderzocht en waarbij geen risico's zijn vastgesteld.

Bestemmingsplan Herziening delen Maaspoort-Oud Empel is een beheerbestemmingsplan dat geen nieuwe kwetsbare functies bestemt, zoals woningen, of nieuwe functies mogelijk maakt die van invloed kunnen zijn op de bodemkwaliteit, zoals bedrijven. Bodemonderzoek is niet noodzakelijk. In het kader van het Besluit Bodemkwaliteit wordt wel opgemerkt dat als werkzaamheden worden uitgevoerd, waarbij grond wordt afgevoerd voor hergebruik elders, de regels van dit besluit van toepassing zijn.

4.5 Externe Veiligheid

Beleid inzake externe veiligheid is gericht op beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege het gebruik, de opslag, de productie of het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen met betrekking tot (beperkt) kwetsbare objecten in te gaan op de risico's van handelingen met gevaarlijke stoffen. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn onder andere woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels en restaurants.

Op grond van het Bevi moet voldoende afstand worden gehouden tussen kwetsbare objecten en een risicovolle inrichting. Het plaatsgebonden risico (PR) is 'het risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is'. De norm voor het PR is een kans van 1 op 1.000.000 per jaar (10-6). Deze norm is een grenswaarde en moet daarom in acht worden genomen. Het PR wordt vertaald naar aan te houden afstanden tot kwetsbare objecten: de PR-contour

Ook buiten de PR-contour kunnen groepen mensen slachtoffer worden van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Daarom moet op grond van het Bevi in de directe omgeving (het invloedsgebied) van een risicovolle activiteit het aantal aanwezige personen worden beperkt: de oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Het GR betreft de 'cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is'. Het GR is gekoppeld aan een personendichtheid binnen het invloedsgebied van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. In tegenstelling tot het PR is het GR geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag moet het GR verantwoorden en mag er gemotiveerd van afwijken.

Aan de Maaspoortweg ligt - buiten het plangebied - een tankstation dat vanwege de opslag en de verkoop van LPG onder de regelgeving van het Bevi valt. Het tankstation heeft een milieuvergunning met een gelimiteerde doorzet tot 1000 m³ aan LPG per jaar. Volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) moet ingeval van een nieuw besluit rond het vulpunt van het bedrijf een PR-contour worden aangehouden van 45 meter. Voor bestaande situaties moet tenminste een afstand van 35 meter worden aangehouden. Daarnaast geldt een PR-contour van 25 meter rondom de ondergrondse LPG-tank en van 15 meter rond de afleverinstallatie met LPG. Deze contouren zijn weergegeven op de verbeelding bij dit bestemmingsplan. Er zijn binnen deze contouren geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. Evenmin is in dit bestemmingsplan binnen deze contouren de bouw van (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan. Bestemmingsplan Herziening delen Maaspoort-Oud Empel voldoet dan ook aan de norm voor het plaatsgebonden risico.

Wat betreft het groepsrisico is het invloedsgebied van het LPG-tankstation 150 meter vanaf het vulpunt. Bestemmingsplan Herziening delen Maaspoort-Oud Empel maakt binnen dit invloedsgebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij dit tankstation aan de Maaspoortweg blijft dan ook ongewijzigd en beschouwing ervan is niet aan de orde.

Plandeel Noorderplas grenst aan de zuidzijde aan de rijksweg A59 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Volgens de 'Circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen' moet bij ontwikkelingen binnen 200 meter van een route of tracé het groepsrisico worden beschouwd. Binnen deze afstand bevinden zich binnen het plangebied in het geheel geen woningen, zodat zonder meer aan de waarden voor het groepsrisico en plaatsgebonden risico wordt voldaan. Verder bevinden zich binnen dit plangebied geen risicovolle bedrijven, ondergrondse drukleidingen of andere zaken met invloed op de externe veiligheid.

Over de Maas in het plandeel Oud Empel vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De Maas is een belangrijke binnenvaarweg en opgenomen in het Basisnet Water. Het ontwerp Basisnet Water is in 2008 aan de Tweede kamer aangeboden. Het Basisnet Water moet de bereikbaarheid van de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het aangrenzende buitenland garanderen. Daarnaast moet ook de ruimtelijke ontwikkeling langs het water op verantwoorde wijze mogelijk blijven. Dit alles binnen de normen van externe veiligheid. De Maas wordt in het Basisnet Water aangeduid als een belangrijke binnenvaarweg, aangegeven als een zwarte vaarroute op de overzichtskaart van Nederland. Een zwarte vaarroute duidt op binnenvaart met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen: dit zijn alle verbindingen tussen chemische clusters, met achterland en noord-zuidverbindingen. Dit zijn vaarwegen waar regelmatig vervoer van brandbare vloeistoffen plaatsvindt. Gebleken is dat bij een zwarte vaarroute als de Maas de plaatsgebonden risicocontour niet buiten de waterlijn komt. Hiermee wordt ter plaatse van (beperkt) kwetsbare objecten voldaan aan het wettelijk vereiste basisbeschermingsniveau. Overigens is het zo dat, indien de plaatsgebonden risicocontour langs deze zwarte vaarroute binnen 10 jaar op de oever dreigt te komen, de rijksoverheid het initiatief neemt om dit met maatregelen te voorkomen.

Voor wat betreft het groepsrisico is het invloedsgebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Maas 175 meter. Nog binnen het invloedsgebied - op een afstand van circa 150 meter van de oever van de Maas - bevinden zich ten hoogste twintig woningen. Het groepsrisico binnen het plangebied is zeer laag, omdat het aantal woningen en daarmee de personendichtheid in dit deel van het buitengebied nabij de Maas ook zeer laag is. Het groepsrisico is om deze redenen niet berekend. Het groepsrisico neemt bovendien als gevolg van dit bestemmingsplan niet toe: de functies en de bestemmingen van de objecten binnen het invloedsgebied wijzigen niet en nemen niet in aantal toe. Omdat het groepsrisico ter plaatse van het plangebied beperkt is tot ruim onder de oriëntatiewaarde en omdat binnen het plangebied evenmin ontwikkelingen van kwetsbare objecten (zoals woningen) mogelijk worden gemaakt, levert de Maas op het gebied van externe veiligheid geen beperkingen op voor onderhavig plan.

In de rest van plandeel Oud Empel of in de directe omgeving ervan bevinden geen andere risicovolle bedrijven, ondergrondse gasdrukleidingen of andere zaken die invloed hebben op de externe veiligheid. Binnen het plangebied worden geen Bevi-inrichtingen toegestaan.

4.6 Energie En Duurzaamheid

Energiebesparing is een speerpunt van het gemeentelijke milieubeleid. In het kader van een klimaatneutrale stad wordt bij nieuwbouw van woningen, kantoren en winkels gestreefd naar minimaal 25% minder energiegebruik dan het energieverbruik dat ontstaat conform de normen in het Bouwbesluit, op het moment van de aanvraag om omgevingsvergunning. Voor gemeentelijke gebouwen, zoals scholen, is het beleid gericht op 50% energiebesparing. Op grond van de Wet milieubeheer moeten bestaande bedrijven en instellingen alle mogelijke en rendabele energiebesparende maatregelen nemen, als het energiegebruik groter is dan 50.000 kWh of 25.000 m3 aardgas. Bij nieuwbouw en/of verbouw conform dit bestemmingsplan moet - naast dit wettelijk vereiste - bovendien invulling worden gegeven aan de gemeentelijk energieambities. Voor wat betreft opwekking van duurzame energie wordt aangesloten bij het landelijke beleid, dat wil zeggen dat in 2010 5% van alle energie uit duurzame bronnen afkomstig moet zijn en in 2020 10%.

In het kader van duurzame stedelijke ontwikkeling wordt bij de planontwikkeling, de bouw en de inrichting en het beheer van de openbare ruimte rekening gehouden met milieu- en duurzaamheidaspecten. Belangrijke thema's daarbij zijn energie, water, afval, verkeer, materiaalgebruik, bodem, geluid en natuur. Als het gaat om bouw van woningen is het 'Convenant Duurzaam Bouwen 's-Hertogenbosch' van belang. In dit convenant tussen ontwikkelaars, architecten, woningcorporaties en gemeente ligt het accent op energiebesparing, het toepassen van niet-uitlogende materialen en het toepassen van duurzaam geproduceerd hout (FSC). Ingeval van nieuwbouw passend binnen de bestaande ruimtelijke en functionele structuur zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan wordt niet alleen aangesloten bij de afspraken uit het convenant maar ook bij het 'Nationaal pakket duurzaam bouwen'.

4.7 Flora En Fauna

De Flora- en faunawet beschermt een groot aantal planten- en diersoorten. Bouwplannen kunnen soms strijdig zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. In andere gevallen kan het plan zo worden uitgevoerd dat overtreding van de verbodsbepalingen niet aan de orde is. Als dit niet mogelijk is, moet een ontheffing worden aangevraagd die alleen onder bepaalde voorwaarden kan worden verstrekt. Er zijn ten aanzien van het beheerbestemmingsplan geen beperkingen ingevolge de Flora- en faunawet te verwachten en er is geen onderzoek naar flora en fauna noodzakelijk.

In het plandeel Noorderplas zijn in de Structuurvisie Noord-Brabant en de Verordening Ruimte (zie paragraaf 3.2.1 en 3.2.2) de eendenkooi, de omgeving ervan en het bos tussen de plas en de A59 aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur. Hetzelfde geldt voor de uiterwaarden in het plandeel Oud Empel.

Voor de gebieden die als Ecologische Hoofdstructuur zijn aangewezen gelden als ecologische waarden en kenmerken de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan. Een bestemmingsplan dat is gelegen in de ecologische hoofdstructuur strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Het stelt regels ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en houdt daarbij rekening met de overige aanwezige waarden en kenmerken, waaronder de cultuurhistorische waarden en kenmerken. In dit bestemmingsplan is op de gronden in de Ecologische Hoofdstructuur de bestemming Natuur van toepassing, waarin regels zijn opgenomen die strekken ter behoud, herstel en ontwikkeling van aldaar voorkomende of daaraan eigen natuurwaarden en landschappelijke waarden alsook het behoud van cultuurhistorische en archeologische waarden.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Waterstad 'S-hertogenbosch

Integraal waterbeheer beoogt een duurzaam en veerkrachtig watersysteem waarbij kansen worden benut en functies zoveel mogelijk worden gecombineerd. De beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeenteraad op 14 juli 2009 vastgesteld in de nota Waterstad 's-Hertogenbosch. Het is een visiedocument dat is onderschreven door de verschillende actoren op het gebied van water in en rondom de stad. De nota beschrijft de wijze waarop 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem zal houden, nu en in de toekomst.

5.2 Waterbeheerplan Aa En Maas

Het waterbeheerplan van het Waterschap Aa en Maas uit 2010 beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk naar 2027. Het waterschap hanteert in haar beleid acht uitgangspunten:

  1. 1. Wateroverlastvrij bestemmen. Bij de locatiekeuze van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de norm uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). In eerste instantie moet bij deze locatiekeuze worden gezocht naar een plek 'die hoog en droog genoeg' is. Als dit niet mogelijk of wenselijk is, dan moet in de compenserende of mitigerende sfeer moeten worden gezocht naar maatregelen die het gewenste beschermingsniveau tegen wateroverlast helpen realiseren. Liever nog dan mitigeren of compenseren wordt bij voorkeur gebouwd op locaties die als gevolg van hun ligging nú al voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige functie.
  2. 2. Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater. Het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse is een compromis mogelijk waarbij (in bestaand bebouwd gebied) de inzet minimaal is gericht op het gescheiden aanbieden van vuil en schoon water aan het (reeds aanwezige) gemengde rioolstelsel. Het waterschap gaat niet akkoord met de aanleg van nieuwe gemengde rioolstelsels
  3. 3. Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer”. In aansluiting op het landelijk beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd moet worden onderzocht hoe met schoon hemelwater kan worden omgegaan. Hierbij hanteert ze de afwegingsstappen 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer', afgeleid van de trits 'vasthouden - bergen - afvoeren'. Hergebruik van hemelwater wordt voornamelijk overwogen bij grootschalige voorzieningen als scholen en kantoren. Bij (particuliere) woningen stimuleert het waterschap dit niet. Binnen grondwaterbeschermingsgebieden kunnen door de grondwaterbeheerder (provincie) aanvullende kwalitatieve eisen gesteld worden in de Provinciale Milieuverordening. Ook kan een vergunning nodig zijn van de grondwaterbeheerder.
  4. 4. Hydrologisch neutraal ontwikkelen. Nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de natuurlijke GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) niet worden verlaagd en mag, bijvoorbeeld bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied, de oorspronkelijke landelijke afvoer in de normale situatie niet worden overschreden. Het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden en in poldergebieden worden seizoensfluctuaties toegestaan.
  5. 5. Water als kans. Water wordt vaak benaderd als een probleem ('er moet ook ruimte voor water gecreëerd worden en m² zijn duur'). Water kan echter meerwaarde geven aan het plan, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water. Zo is 'wonen aan het water' erg gewild. Een mooie waterpartij met bijbehorend groen wordt door veel inwoners gewaardeerd.
  6. 6. Meervoudig ruimtegebruik. Door bij de inrichting van een projectgebied ruimte voor twee of meer functies te gebruiken is het verlies van m² als gevolg van de toegenomen ruimtevraag vanuit water te beperken. Zo is het in bepaalde gevallen mogelijk om een flauw talud ook te gebruiken als onderhoudsstrook. Flauwe taluds geven veel ruimte voor buffering van water maar zijn ook te gebruiken voor recreatieve doeleinden, bijvoorbeeld als een fietspad dat alleen bij een hoge waterstand niet bruikbaar is.
  7. 7. Voorkomen van vervuiling. Bij de inrichting, de bebouwing en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Vanuit zijn wettelijke taak ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer streeft het waterschap ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Deze bronaanpak is verwoord in het Emissiebeheersplan. Het waterschap besteedt hier al in de fase van de watertoets aandacht aan, zodat dit aspect als randvoorwaarde kan worden meegenomen in het verdere ontwerpproces.
  8. 8. Waterschapsbelangen. Waterschapsbelangen met een ruimtelijke component zijn de ruimteclaims voor waterberging en voor de aanleg van natte EVZ's en beekherstel en de aanwezigheid en ligging van het watersysteem, waterkeringen, infrastructuur en de ruimteclaims ten behoeve van de afvalwaterketen in beheer van het waterschap. Indien deze belangen een rol spelen in het ruimtelijk plan, moet hieraan in het bestemmingsplan aandacht worden besteed.

5.3 Watertoets

Het plangebied bestaat uit twee hydrologisch interessante gebieden. Plandeel Oud Empel betreft de omgeving rondom de Empelsedijk die de waterkering van de Maas vormt. Plandeel Noorderplas betreft de plas, omringende groenzones en enige bebouwing.

Plandeel Oud Empel bevat enkele smalle watergangen die in in het afwateringsgebied Maaspoort op een peil van 2,20 meter +NAP liggen. Hiervan is het Waterschap Aa en Maas de beheerder. Daarnaast omvat het plangebied een deel van de uiterwaarden en de Maas. Hiervan is Rijkswaterstaat de beheerder.

De Noorderplas ligt op een peil van 2,40 meter NAP en is grotendeels kwelgevoed. Afvoer van de plas bij te grote peilstijgingen vindt plaats over een stuw aan de oostkant van de plas, onder de weg Polsbroek. Het peil ligt doorgaans 20 centimeter hoger dan het omringende watersysteem van Maaspoort. Bij heftige neerslag stroomt er eens in de 10 tot 25 jaar water uit Maaspoort de plas in, waarmee de extra bergingscapaciteit wordt benut.

Dit bestemmingsplan is een conserverend plan. Bij toekomstige ontwikkelingen die binnen dit bestemmingsplan passen, is het van belang om eerdergenoemde uitgangspunten (zie paragraaf 5.2) op het gebied van water mee te nemen in de planvorming:

  • Waterkering. In het plandeel Oud Empel ligt de primaire waterkering van de Maas. Voor de bescherming ervan zijn in dit bestemmingsplan regels opgenomen (zie paragraaf 6.2). Daarnaast is voor als activiteiten met betrekking tot hemelwater en grondverzet een watervergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk.
  • Afkoppelen op oppervlaktewater. Voor alle nieuwbouwplannen, renovatie en sloop- en nieuwbouwplannen moet het hemelwater door de initiatiefnemer gescheiden worden aangeboden op de perceelsgrens. Vanuit het verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (2009) en het Waterstructuurplan (in ontwerp) bestaat de wens om bij ruimtelijke plannen of bij werken aan de weg een regenwaterstelsel aan te leggen en de geschikte oppervlakken die hieraan grenzen hierop af te koppelen.
  • Bergingsopgave. In het plandeel moet bij nieuwbouwplannen, renovatie en sloop- en nieuwbouwplannen waarbij een verhardingstoename plaatsvindt hydrologisch neutraal worden ontwikkeld. De bergingsopgave moet worden berekend met behulp van de zogenaamde HNO-tool van Waterschap Aa en Maas. De meeste ontwikkelingen zullen sloop- en nieuwbouwplannen betreffen. Hierbij geldt dat het afkoppelen van deze oppervlakken van het gemengde stelsel een verlies aan berging in het rioolstelsel veroorzaakt. Dit verlies moet worden gecompenseerd binnen het plangebied, waarbij ook moet worden geanticipeerd op klimaatsverandering. Dit levert een bergingsopgave van 15 mm op voor nieuw in te richten, verharde terreinen. Mogelijke manieren om deze opgave te realiseren zijn groene daken, greppels, vijvers, poelen, infiltratievoorzieningen en het aanleggen van open water. Alleen infiltratievoorzieningen zijn in Oud Empel niet mogelijk.
  • Grondwater. Ten aanzien van de bescherming van grondwater is de provincie het bevoegde gezag. In het kader van het provinciaal Waterplan wordt door de provincie een onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van bescherming van de industriële grondwaterwinning. Onder andere zal hierbij een afweging worden gemaakt ten aanzien van de toepassing van warmte- en koudeopslag (WKO) binnen een mogelijke beschermingszone.
  • Afvalwater. De weinige bebouwing in beide plandelen is aangesloten op het gemeentelijk gemengd rioolstelsel. Bij nieuwe ontwikkelingen kan afvalwater worden aangeboden op de perceelsgrens, waar kan worden aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.
  • Bouwmaterialen. Uit zorg voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater moet bij nieuwbouwplannen, renovatie en sloop- en nieuwbouwplannen worden afgezien van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen in daken, gevels, verhardingen en regenwatervoorzieningen (goten en leidingen).
  • Toekomstige tweede waterverbinding van Maaspoort met Noord. De afwateringsgebieden van Noord en Maaspoort kennen verschillende waterkwaliteitsproblemen. Het is daarom gewenst om de doorstroming in deze gebieden te verbeteren. Een mogelijke maatregel is het realiseren van een tweede verbinding tussen beide gebieden, onder de A59, ten zuiden van de Noorderplas. Deze tweede verbinding is niet in dit bestemmingsplan opgenomen, omdat nog niet voldoende middelen beschikbaar zijn voor deze ingreep en de precieze ligging ervan nog niet bekend is.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving; Juridisch-bestuurlijke Aspecten

6.1 Systematiek Bouwregels

De hoogte van de meeste gebouwen is in dit bestemmingsplan beperkt door de bepaling van een maximaal aantal bouwlagen. Dit bestemmingsplan sluit daarmee aan op de systematiek van bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel. Zo blijft de systematiek in Maaspoort eenduidig. Als in een bestemming slechts één maximale goot- en/of bouwhoogte is toegestaan, is deze in de regels opgenomen en wel in meters.

6.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

De bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf heeft betrekking op het agrarische bedrijf aan de Empelsedijk 15. Gelet op het bouwhistorisch waardevolle karakter van de bebouwing en kwetsbaarheid van de omgeving (historisch dijklint, landschappelijk waardevol gebied) zijn de uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf beperkt. Er is één bedrijfswoning toegestaan met daarin - onder voorwaarden - de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit. Bestaande bedrijfsgebouwen die in bestemmingsplan 'Maaspoort-Oud Empel' onder overgangsrecht waren gebracht, zijn in dit bestemmingsplan positief bestemd.

Hoewel bestemmingsplan 'Herziening delen Maaspoort-Oud Empel' zo dicht mogelijk bij de regeling in bestemmingsplan 'Maaspoort-Oud Empel' blijft, zijn de agrarische bestemmingen in het ontwerpbestemmingsplan, voor meer uniformiteit, afgestemd op de agrarische bestemmingen in andere bestemmingsplannen van de gemeente 's-Hertogenbosch. Voor het agrarische bedrijf aan de Empelsedijk 15 betekent dit dat doeleinden en afwijkingsbevoegdheden zijn toegevoegd. Er zijn alleen doeleinden en afwijkingsbevoegdheden toegevoegd die zich verdragen met het monumentaal karakter van boerderij en erf, het gemeentelijk beschermd dorpsgezicht en het waardevolle landschap rondom. In de bestemmingsomschrijving zijn productiegebonden detailhandel, permanente teeltondersteunende voorzieningen en recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt toegevoegd. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor een tweede bedrijfswoning in de bestaande bebouwing als deze voor de voortzetting van het agrarisch bedrijf nodig is. Ook is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor verbrede landbouwactiviteiten.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

Het gebied tussen Maaspoort en Oud Empel, aan de oostzijde van de Empelse Schans, heeft een agrarische functie. Omdat het tevens landschappelijk en cultuurhistorisch waardevol is, is het gebied door de bestemming Agrarisch met waarden als zodanig beschermd: naast agrarische doeleinden is behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en cultuurhistorische waardevolle gebieden in het bijzondere een specifieke bestemming van de gronden. De gronden zijn dan ook aangeduid als ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´. Deze landschappelijke en cultuurhistorische waarden zijn beschermd door de verplichting om voor bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of voor bepaalde werkzaamheden een omgevingsvergunning aan te vragen. Zo'n vergunning wordt alleen verleend als de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig afbreuk wordt gedaan.

Al in het bestemmingsplan 'Maaspoort-Oud Empel' waren deze gronden bestemd voor 'agrarische doeleinden met behoud van het visueel open karakter van het landschap'. De bestemming in voorliggend bestemmingsplan maakt de implementatie van de integrale visie 'De Maasuiterwaarden; Meerwaarde aan de Maas' en het schetsontwerp voor de groene vingers (zie paragraaf 3.3.4) mogelijk. Het visueel open karakter van het landschap is daarin belangrijk. De bestemmingsomschrijving sluit aan op het agrarische natuurbeheer, de extensieve recreatie en de aanleg van landschapselementen die in de visie en het schetsontwerp zijn beoogd. Omdat ook de bereikbaarheid van de recreatiepoort vanuit de woonwijken belangrijk is en de dijk van belang is voor recreatief fiets- en wandelverkeer, is het Achterpad aangeduid voor het behoud ervan als fiets- en wandelpad (zie paragraaf 3.3.11).

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

De opslag van motorbrandstoffen inclusief LPG, nabij de Noorderplas aan de Maaspoortweg, is als Bedrijf -Nutsvoorziening bestemd (zie paragraaf 4.5). De veiligheidszones rond de opslag en het (ondergrondse) vulpunt zijn geregeld in de algemene aanduidingsregels.

Artikel 6 Groen

Relatief grote groengebieden zijn bestemd als Groen. Kleinere groengebieden (bermen, plantsoenen) zijn onderdeel van de bestemming Verkeer. De bestemming Groen is toegekend aan de groengebieden rond de Noorderplas die niet primair een recreatieve functie hebben of waar natuurwaarden en/of landschappelijke waarden niet van primair belang zijn.

Ook het gebied tussen Maaspoort en Oud Empel, aan de westzijde van de Empelse Schans en direct aan aangrenzend aan de Empelsedijk, is bestemd als Groen. Het is een overgangsgebied tussen Maaspoort en de uiterwaarden van de Maas. Het is dan ook aangeduid als 'specifieke vorm van groen - structureel randgroen'. De gronden staan er ten dienste van behoud, herstel en ontwikkeling van het overgangsgebied tussen woongebieden enerzijds en de natuurwaarden als bedoeld in artikel 9 anderzijds, met een landschappelijk open karakter, door middel van groenvoorzieningen, waterpartijen, extensief agrarisch gebruik zoals weiland of hooiland en extensieve recreatie zoals wandelpaden. Evenals de bestemming Agrarisch met waarden ten oosten van de Empelse Schans sluit deze bestemming aan op de doelstelling van de integrale visie 'De Maasuiterwaarden; Meerwaarde aan de Maas' en het schetsontwerp voor de groene vingers.

Artikel 7 Horeca

Café-restaurant De Lachende Vis is één van de vier recreatiepoorten uit de integrale visie 'De Maasuiterwaarden; Meerwaarde aan de Maas'. Het café-restaurant is als Horeca bestemd. De maximaal toegestane horeca-categorie is 3. Wat binnen deze categorie is toegestaan, is geregeld in de Staat van Horeca-activiteiten die als bijlage bij de regels hoort. Binnen deze categorie is naast het bieden van logies en hotels (categorie 1) en het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (categorie 2) ook het ter plaatse verstrekken van dranken toegestaan (categorie 3). Daartoe horen ook, zoals in geval van De Lachende Vis, feestzalen.

Artikel 8 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk heeft betrekking op de begraafplaats aan de Empelsedijk. Gelet op het bouwhistorisch waardevolle karakter van de bebouwing in het beschermd dorpsgezicht is alleen de bestaande bebouwing toegestaan: het kapelletje. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot slechts 2 meter hoog.

Artikel 9 Natuur

De uiterwaarden van de Maas en de eendenkooi en het bos bij de Noorderplas zijn bestemd als Natuur. De gronden zijn er bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van aldaar voorkomende of daaraan eigen natuurwaarden en landschappelijke waarden, voor een ecologische verbindingszone maar ook voor extensief agrarisch, recreatief en educatief medegebruik.

De eendenkooi zelf is nader als zodanig aangeduid. Alleen bij de eendenkooi is een gebouwtje toegestaan: het kooihuisje. Ten behoeve van de eendenkooi zijn verder bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan voor het gebruik van de eendenkooi. Ook het bouwwerk van de jongerenontmoetingsplek is nader aangeduid. Elders zijn binnen de bestemming Natuur geen bouwwerken toegestaan.

Evenals de bestemmingen Agrarisch met waarden en Groen sluit de omschrijving van deze bestemming voor wat betreft de uiterwaarden aan op de doelstelling van de integrale visie 'De Maasuiterwaarden; Meerwaarde aan de Maas'. Ook is de bestemming in overeenstemming met de eisen die met betrekking tot de ecologische hoofdstructuur uit provinciaal beleid voortvloeien (zie paragraaf 3.2.1 en 3.2.2) en met de eisen van rijkswege ten aanzien van de grote rivieren (zie paragraaf 3.1.3).

Artikel 10 Recreatie

Het recreatiegebied rondom de Noorderplas is als Recreatie bestemd. In het verlengde van de bestemming Natuur zijn de gronden ook bestemd voor het behoud en het herstel van het landschappelijk open karakter. In het recreatiegebied is een zone aangeduid waarbinnen - na een afzonderlijk besluit daartoe van het bevoegd gezag, i.c. veelal burgemeester en wethouders, en na overleg met de beheerder van de rijksweg A59 - gebouwen voor maatschappelijke en/of recreatieve voorzieningen zijn toegestaan met een oppervlakte van in totaal niet meer dan 165 m² en een hoogte van niet meer dan 5 meter. Daarnaast zijn in alle bestemmingsvlakken bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een hoogte van 3 meter.

Artikel 11 Verkeer

Alle wegen zijn bestemd als Verkeer. In beginsel zijn op deze wegen zowel doorgaand verkeer als bestemmingsverkeer toegestaan en zowel gemotoriseerd verkeer als langzaam verkeer. Maatwerk vindt plaats door middel van verkeersbesluiten. Zoals de integrale visie 'De Maasuiterwaarden; Meerwaarde aan de Maas' voorstelt (zie paragraaf 3.3.4) is de Empelsedijk, met ingang van 1 mei 2010, aan de start van het recreatieseizoen, ter hoogte van het Waterschapsmonument voor het doorgaand verkeer afgesloten, door middel van een verkeersbesluit. Via de haakse wegen blijft de dijk wel voor gemotoriseerd bestemmingsverkeer (bewoners, vissers, agrariërs, recreanten) bereikbaar. De bestemming Verkeer staat ook parkeervoorzieningen toe, bijvoorbeeld tegenover De Lachende Vis in Oud Empel en aan de Pisastraat bij de Noorderplas.

Artikel 12 Water

Het water van de Noorderplas, de watergangen en -partijen eromheen en de watergangen tussen Maaspoort en Oud Empel zijn als Water bestemd. Het water van de Maas is ook als Water bestemd maar met de aanduiding 'vaarweg': dit water is tevens bestemd voor beroepsvaart en recreatievaart. Het stroomvoerend regime conform de Beleidslijn grote rivieren is beschermd in artikel 19: de dubbelbestemming Waterstaat -Waterstaatkundige functie.

Artikel 13 Wonen

Hoofdgebouwen

Deze bestemming ziet op de woningen en de bijbehorende erven in het plangebied. Bij de Noorderplas gaat het alleen om de Pisastaete, een groot appartementencomplex. Dit gebouw is specifiek bestemd voor gestapelde woningen. Bij Oud Empel gaat het om vrijstaande woningen aan de Empelsedijk. Het derde plandeel, met betrekking tot het perceel Empelse Schans 2, is in zijn geheel bestemd als Wonen.

De hoofdgebouwen zijn toegestaan in de bouwvlakken. De bouwvlakken in bestemmingsplan 'Maaspoort-Oud Empel' waaraan geen goedkeuring is onthouden, zijn overgenomen. De buitendijkse woningen zijn kleinschaliger dan de binnendijkse woningen. Daarom is het bouwvlak van de hoofdbebouwing buitendijks maximaal 12 meter diep en binnendijks maximaal 15 meter. Hoewel de oorspronkelijke stedenbouwkundige visie uitgaat van een open-dichtstructuur wil gemeente 's-Hertogenbosch voldoende openheid waarborgen in het beschermd dorpsgezicht van Oud-Empel, ook daar waar in 2006 bouwstroken zijn ingetekend. Vanwege de kleinschaligheid van de buitendijkse woningen en het behoud van de beleving van de Maas en de uiterwaarden zijn de bouwvlakken hier strak om de bestaande hoofdgebouwen gelegd. Omdat de binnendijkse woningen een grootschaliger karakter hebben is er meer ruimte voor uitbreiding van het hoofdgebouw. Bij de bepaling van het bouwvlak rond de binnendijkse woningen is ervan uitgegaan dat afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 meter en dat als de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens kleiner is, dan deze afstand geldt.

De hoogte is bepaald aan de hand van het aantal bouwlagen. Bovenop het bepaalde aantal bouwlagen is een kap toegestaan. Een opgetilde kap daarentegen telt als bouwlaag en niet als kap. Bijvoorbeeld, de meeste woningen in Oud Empel bestaan uit één bouwlaag met daarbovenop een mansardekap. In de verbeelding zijn deze woningen aangeduid met één bouwlaag, in de regels is vervolgens bepaald dat daarbovenop een kap is toegestaan. Enkele woningen bestaan uit twee bouwlagen, zonder kap. Deze woningen zijn met twee bouwlagen en een plat dak aangeduid. Er is bij deze woningen geen sprake van een 'volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling', zoals bepaald in de definitie van een kap (zie lid 1.39).

Erfbebouwingsregeling

Binnen de bestemming 'Wonen' is de gemeentelijke erfbebouwingsregeling opgenomen. De erfbebouwingsregeling regelt alle bouwmogelijkheden op een woonperceel met uitzondering van de bouwmogelijkheden in het bouwvlak. Om misverstanden te voorkomen met het oprichten van bouwwerken die 'omgevingsvergunningvrij voor de activiteit bouwen' zijn, is in de erfbebouwingsregeling aansluiting gezocht bij de inhoud en terminologie van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De belangrijkste kenmerken van de erfbebouwingsregeling zijn:

  1. 1. bebouwing op het achtererfgebied en buiten het bouwvlak. Dit betekent dat de regeling van toepassing is op het gebied op 1 meter achter de voorgevel van de woning, met uitzondering van hoekpercelen.
  2. 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen, tenzij wordt gebouwd met hellende dakvlakken: de goothoogte mag dan niet meer dan 3 meter bedragen, de nokhoogte niet meer dan 4,50 meter.
  3. 3. er mag niet meer dan 75 m² aan erfbebouwing worden opgericht, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd.

De bovengenoemde punten vormen de belangrijkste onderdelen van de erfbebouwingsregeling. Er zijn echter diverse beperkingen en afwijkingsmogelijkheden in de regels opgenomen, waardoor deze onderdelen kunnen worden beperkt of uitgebreid.

In Oud Empel is in de bestaande situatie een aantal bijgebouwen die niet in de gemeentelijke erfbebouwingsregeling passen. Ze zijn te groot of te hoog en zijn dan ook afzonderlijk aangeduid als bijgebouwen. Ze mogen bestaan uit één bouwlaag met een kap van maximaal 3 meter hoog. Deze bijgebouwen tellen wel mee in de berekening van het bebouwingspercentage.

Afwijkingsbevoegdheid voor hoekpercelen

Voor hoekpercelen is ten behoeve van bebouwing naast het hoofdgebouw in de bestemming 'Wonen' om twee redenen een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. In de eerste plaats heeft de bebouwing op hoekpercelen vaak een speciaal stedenbouwkundig karakter: er is aanzicht vanaf zowel de voorkant als de zijkant en hoekpercelen vormen de afronding van een rij woningen. In de tweede plaats heeft de bebouwing op hoekpercelen een verkeerskundig aspect: er is inkijk in de zijstraat nodig om aanrijdingen te voorkomen.

Een hoekperceel is een perceel aan een hoek van twee wegen en/of het openbaar gebied. Het oranje-bruine gebied in de onderstaande afbeelding is het gebied waarop de afwijkingsbevoegdheid betrekking heeft. De voorwaarden voor erfbebouwing op hoekpercelen zijn:

  1. 1. de oppervlakte van de bebouwing mag niet meer dan 25 m² bedragen;
  2. 2. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven mogen niet onevenredig worden aangetast;
  3. 3. de bebouwing moet worden opgericht achter de denkbeeldige (verlengde) lijn die het snijpunt van de voorgevellijn en de zijgevellijn raakt en die onder een hoek van 45° ten opzichte van de voorgevellijn ligt maar die niet door het bouwvlak van het betreffende hoofdgebouw heen gaat. Dit is de rode onderbroken lijn in de afbeelding.
  4. 4. de voorgevel van een aangebouwd bijgebouw moet evenwijdig zijn aan de voorgevel van de hoofdbebouwing;
  5. 5. de breedte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen.

Naast deze voorwaarden kunnen nadere eisen worden gesteld aan de minimale afstand van het bijgebouw tot de naar de openbare weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld ten behoeve van de stedenbouwkundige opzet van de omgeving, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002143-1401_0011.jpg"

Afwijkingsbevoegdheid voor bouwen voor de voorgevelrooilijn

Voor woningen op hoekpercelen is, net als voor woningen die niet op een hoekperceel zijn gelegen, een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden een bijgebouw, bijvoorbeeld een erker, voor de voorgevellijn te kunnen bouwen. De voorwaarden voor deze afwijkingsbevoegdheid zijn:

  1. 1. de oppervlakte van de bebouwing in het voorerfgebied mag niet meer dan 25 m² bedragen. Het voorerfgebied bestaat bij hoekpercelen uit alle gebied voor de voorgevellijn én alle gebied naast de zijgevellijn, dat immers grenst aan openbaar gebied.
  2. 2. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven mogen niet onevenredig worden aangetast;
  3. 3. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast.

Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

De bestemmingsomschrijving staat ook de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps of bedrijfsactiviteit in een woning toe (zie lid 1.3 van de begrippenlijst), mits deze ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Aan de uitoefening zijn in de specifieke gebruiksregels dan ook nadere voorwaarden verbonden. Hooguit 35% van de oppervlakte van de begane grond van de opstallen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit. Detailhandel en vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan. Tot slot moet degene die de beroeps- of bedrijfsactiviteit uitvoert tevens de bewoner van de woning te zijn. Van deze regels kan worden afgeweken voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis (zie lid 1.51 van de begrippenlijst), waaronder een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit, en wel in verband met de activiteit. De voorwaarden voor afwijking zijn voor een groot deel dezelfde als die voor een reguliere aan huis verbonden bedrijfs- of beroepsactiviteit. Daarnaast moet worden getoetst of het gebruik niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en of de activiteit qua aard, omvang en uitstraling in een woonomgeving past.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 1 tot en met Artikel 17 Waarde - Archeologie 4

Ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische of te verwachten archeologische waarden is (zie paragraaf 2.6) aan een deel van de gronden in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde - Archeologie toegekend. Conform deze dubbelbestemmingen is het verboden beneden een bepaalde diepte te bouwen en/of werken, geen bouwwerken, zijnde of werkzaamheden uit te voeren. Na een verplicht onderzoeksrapport waarin de archeologische waarden zijn vastgelegd, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bouwverbod en/of kan een omgevingsvergunning voor uitvoering van werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden zijnde of slopen worden verleend. Hieraan kunnen voorwaarden worden verbonden ten behoeve van behoud van archeologische waarden in de bodem of , indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, verplichtingen worden opgelegd als het doen van opgravingen of een verplichting de uitvoering van werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkend archeoloog. Een rapport is niet nodig, als - naar het oordeel van burgemeester en wethouders - de archeologische waarde in andere beschikbare informatie afdoende is vastgelegd.

Artikel 18 Waterstaat - Waterkering

Het dijktraject bij Oud Empel dat enige jaren geleden is verbeterd (zie paragraaf 2.3), is beschermd door middel van de dubbelstemming Waterstaat - Waterkering. Er zijn in beginsel alleen bouwwerken ten behoeve van de waterkering toegestaan. Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, bijvoorbeeld Wonen, afwijken van deze regel, mits door zo'n bouwwerk de waterkerende functie en/of het waterkerende vermogen van de waterkering niet onevenredig worden aangetast. Daarbij moet rekening worden gehouden met de Beleidsregels grote rivieren (zie paragraaf 3.1.3) en moet de beheerder van de waterkering om advies worden gevraagd.

Artikel 19 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Aan de Maas en de uiterwaarden is behalve de bestemmingen Water en Natuur ook de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie toegekend om het belang van de afvoer en berging van rivierwater, ijs en sediment te beschermen. Er geldt een vergelijkbare bebouwingsregeling als bij de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering, met dien verstande dat bouwwerken ten behoeve van de bestemmingen Water en Natuur kunnen worden toegestaan als ze niet leiden tot een mogelijke verhoging van de waterstand en/of feitelijke belemmering voor toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit en/of de potentiële schade bij hoog water.

6.3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene bouwregels

Naast de bouwregels in de bestemmingen geldt als algemene bouwregel dat ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing worden gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 2 meter. Als voorbeelden van ondergeschikte bouwdelen worden genoemd: plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

Voor het geval dat uit een bestemmingsomschrijving de bestemming van een seksinrichting zou kunnen worden begrepen is als algemene gebruiksregel expliciet bepaald dat het gebruik ten behoeve van een seksinrichting in elk geval in strijd is met de bestemmingsomschrijving van alle bestemmingen in dit bestemmingsplan. Een seksinrichting wordt in lid 1.53 nader gedefinieerd.

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

Aan de Maaspoortweg liggen - binnen het plandeel Noorderplas - een vulpunt en een opslagtank voor lpg en - buiten het plangebied - een lpg-verkooppunt. Rond deze drie BEVI-inrichtingen (zie paragraaf 4.5) is een veiligheidszone aangeduid waarbinnen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan, al dan niet in afwijking van de bestemmingen die op deze gronden gelden. Een kwetsbaar object is in de begripsbepalingen gedefinieerd als 'een object als bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' zoals vastgesteld op 27 mei 2004 en bekendgemaakt in de Staatscourant nummer 250 op 10 juni 2004'.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

Voor alle bouwregels geldt dat het bevoegd gezag er conform de algemene afwijkingsregels van af kan wijken. Deze regels betreffen onder meer vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen met niet meer dan 10% en vergroting van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen. Steeds geldt dat hiervoor alleen toestemming kan worden verleend als de afwijking het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Bestemmingsplan Herziening delen Maaspoort-Oud Empel heeft een conserverend karakter. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt met voor de gemeente financiële gevolgen. Er worden evenmin bouwplannen in de zin van artikel 6.12 Wro in samenhang met artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt, zodat kostenverhaal als bedoeld in artikel 6.12 Wro niet aan de orde is. Het plan is voorbereid in het kader van het gemeentelijk actualisatieprogramma. Dekking hiervan is voorzien binnen de beschikbare middelen van het programma Woon- en Werkomgeving van de begroting 2012.

Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg

8.1 Vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan 'Herziening delen Maaspoort-Oud Empel' toegezonden aan:

  1. 1. Provincie Noord-Brabant, Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving;
  2. 2. VROM-Inspectie, Regio Zuid;
  3. 3. Rijkswaterstaat Noord-Brabant;
  4. 4. Waterschap Aa en Maas.
  1. 1. Provincie Noord-Brabant, Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving
  1. a. Delen van het plangebied zijn onderdeel van het cultuurhistorisch vlak 'Koornwaard'. In strijd met artikel 7.4 van de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant zijn de cultuurhistorische waarden niet in de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Groen' opgenomen.

Aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Groen' is toegevoegd dat de als zodanig bestemde gronden zijn bestemd voor 'behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden'. In de omschrijving van de andere bestemmingen die onderdeel zijn van het cultuurhistorisch vlak is 'behoud van cultuurhistorische waarden' gewijzigd in 'behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden'.

  1. b. De provincie is van mening dat verschillende kenmerken zoals beschreven in CHW2010 maar deels of onvoldoende zijn beschermd via de omgevingsvergunning. In het afwegingskader van de omgevingsvergunning is sprake van het inrichtingsplan natuur en landschap maar niet van cultuurhistorische waarden.

De bestemming 'Agrarisch met waarden' is in het ontwerpbestemmingsplan afgestemd op de overeenkomstige bestemming in andere bestemmingsplannen van de gemeente 's-Hertogenbosch. De gronden met deze bestemming zijn aangeduid als 'cultuurhistorisch waardevol gebied', dat wil zeggen bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en voor cultuurhistorisch waardevolle gebieden in het bijzonder. In het omgevingsvergunningenstelsel van de bestemming Natuur is opgenomen dat sprake moet zijn van een inrichtingsplan voor natuur, landschap en cultuurhistorie en dat de omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden slechts toelaatbaar zijn als de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.

  1. 2. Vrom-Inspectie, Regio Zuid / 3. Rijkswaterstaat Noord-Brabant
  1. a. In de externe-veiligheidsparagraaf geeft de gemeente 's-Hertogenbosch aan dat de Maas als gevolg van beperkte transportintensiteiten ter hoogte van 's-Hertogenbosch geen PR-contour kent. Dit is onjuist. De VROM-Inspectie verwijst naar het ontwerp Basisnet Water dat eind 2008 aan de Tweede Kamer is aangeboden. De VROM-Inspectie verzoekt om het bestemmingsplan op grond van het bovenstaande te actualiseren.

In de paragraaf over externe veiligheid in het ontwerpbestemmingsplan wordt verwezen naar het ontwerp Basisnet Water. De Maas wordt hierin aangeduid als een belangrijke vaarweg waarover frequent vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Gebleken is dat bij de Maas de plaatsgebonden risicocontour niet buiten de waterlijn komt. Hiermee wordt ter plaatse van (beperkt) kwetsbare objecten voldaan aan het wettelijk vereiste basisbeschermingsniveau.

  1. b. Rijksweg A59 loopt door het plangebied. Op dit moment zijn er geen plannen voor verbreding van deze rijksweg maar dat kan in de toekomst veranderen. Namens de wegbeheerder wijst de VROM-Inspectie er op dat investeringen in de rijksweg naar verwachting een (nog) lagere prioriteit krijgen als, door bouwplannen dicht langs deze weg, de ruimte voor wegverbredingen beperkt is en daardoor de kosten van toekomstige wegverbredingen hoger worden. Daarom verzoekt de VROM-Inspectie, met verwijzing naar de Structuurvisie Ruimte, om een vrijwaringszone van 35 meter vanuit de kant van de huidige weg aan te houden. Dit, om toekomstige wegverbredingen niet onmogelijk dan wel onmogelijk duur te maken. De VROM-Inspectie verzoekt om deze vrijwaringszone aan te geven op de verbeelding en om in de regels op te nemen dat:
    1. 1. binnen deze zone geen bouwwerken zijn toegestaan die een toekomstige uitbreiding van de rijkswegen kunnen belemmeren;
    2. 2. voor de vrijwaringszone geldt dat nieuwe ontwikkelingen slechts kunnen plaatsvinden na een verklaring van geen bezwaar van de wegbeheerder.

Aan de vrijwaringszone kan bijvoorbeeld wel de bestemming 'Groen' of 'Natuur' worden toegekend. De VROM-Inspectie verzoekt ook om een overlegzone van 75 meter vanuit de kant van de weg op te nemen. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen deze zone moet in dat geval overleg worden gevoerd met Rijkswaterstaat om ook toekomstige ontwikkelingen op het gebied van ruimte en mobiliteit goed elkaar te blijven afstemmen.

Rijksweg A59 ligt niet in het plangebied. In de strook van 35 meter vanuit de kant van de A59 zijn de gronden bestemd voor Natuur en Water. In de bestemming Natuur zijn - buiten het bouwvlak bij de eendenkooi - geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. In de bestemming Water zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding toegestaan. Omdat in de strook van 35 meter vanuit de kant van de A59 sowieso niet of nauwelijks bouwmogelijkheden zijn, is (de aanduiding van) een vrijwaringszone niet nodig. In de strook van 75 meter vanuit de kant van de A59 zijn de gronden bestemd voor Natuur, Water en Recreatie. In de bestemming Recreatie zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 3 meter hoog toegestaan. Vanwege de beperkte bouwmogelijkheden is ook (de aanduiding van) een overlegzone niet nodig. In de bestemming Recreatie is echter ook een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor een gebouw voor maatschappelijke en/of recreatieve voorzieningen. De afwijkingsbevoegdheid ligt voor een klein deel in de strook van 75 meter vanuit de kant van de A59. Daarom is aan de afwijkingsbevoegdheid de voorwaarde verbonden dat het bevoegd gezag overleg pleegt met de beheerder van de rijksweg A59.

  1. a. Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft in hoofdlijnen aan welk beleid het rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon drinkwater en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet en heeft op basis van de Wet ruimtelijke ordening de status van 'structuurvisie'. De VROM-Inspectie verzoekt om de toelichting hierop aan te passen.

Aan de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan is de paragraaf 'Nationaal Waterplan' toegevoegd met een korte beschrijving van dat plan.

  1. b. De begrenzing van het waterbed komt niet overeen met de begrenzing op de kaarten behorende bij de Beleidsregels grote rivieren (Bgr). Op 17 december 2009 zijn de meest recente kaarten in werking getreden. Ik verzoek u dan ook de begrenzing aan te passen.

In het ontwerpbestemmingsplan is de begrenzing van de dubbelbestemming 'Waterstaat- Waterstaatkundige functie' aangepast aan de meeste recente kaarten bij de Beleidsregels grote rivieren. Ook de toelichting op de Beleidsregels grote rivieren is hierop aangepast.

  1. c. In de toelichting op de Beleidsregels grote rivieren wordt een relatie gelegd met de Wet beheer rijkswaterstaatwerken. Het 'natte' deel van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken is opgegaan in de Waterwet. De inspectie verzoekt om de toelichting hierop aan te passen.

In het ontwerpbestemmingsplan is de toelichting op de Beleidsregels grote rivieren ook hierop aangepast: 'Wet beheer rijkswaterstaatwerken' is gewijzigd in 'Waterwet'.

  1. d. De Maas maakt deel uit van het basisrecreatietoervaarnet. De VROM-Inspectie verzoekt om aan de betekenis van de aanduiding 'vaarweg' binnen de bestemming 'Water' recreatievaart toe te voegen.

Aan de regels met betrekking tot de aanduiding 'vaarweg' is 'recreatievaart' toegevoegd.

3. Waterschap Aa en Maas

  1. a. Een deel van het plangebied is volledig (als beschermingsgebied natte natuurparel) of beperkt hydrologisch beschermd op de basis van de Keur van Waterschap Aa en Maas. Deze gebieden zijn op de verbeelding aangeduid als 'Natuur' met uitzondering van een gebiedje ten zuiden van de Noorderplas dat is bestemd als 'Recreatie' in plaats van 'Natuur'. Het waterschap verzoekt dit ook te wijzigen in 'Natuur'.

Het bestemmingsvlak van de bestemming Natuur is met het bedoelde gebied uitgebreid.

  1. b. Vanwege de directe relatie met de Keur verzoekt het waterschap ook aan te geven dat voor een omgevingsvergunning advies bij het waterschap moet worden ingewonnen.

Het omgevingsvergunningenstelsel in de bestemming 'Natuur' dient ter bescherming van het behoud, herstel en ontwikkeling van aldaar voorkomende of daaraan eigen natuurwaarden en landschappelijke waarden. De belangen van het waterschap in het kader van de Keur worden met een watervergunning gewaarborgd.

  1. c. Het waterschap adviseert ten aanzien van de leggerwatergangen voor keurzones een (signalerings)aanduiding in de verbeelding op te nemen. Hiermee kan het onderhoud door het waterschap aan de watergangen beter worden gewaarborgd.

In het plangebied liggen geen (keurzones rond) leggerwatergangen.

  1. d. Voor de meeste bestemmingen zijn in de bestemmingsomschrijving 'water en waterhuishoudkundige voorzieningen' opgenomen. Voor een aantal bestemmingen is dit niet het geval. Het waterschap gaat ervan uit dat hierin een bewuste keuze is gemaakt. Voor zover dit niet het geval is, adviseert zij dit te controleren voor de bestemmingen 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' (artikel 3), 'Horeca' (artikel 7) en 'Maatschappelijk' (artikel 8).

Hoewel de aanleg van water of waterhuishoudkundige voorzieningen in de bestemmingen 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' (artikel 3), 'Horeca' (artikel 7) en 'Maatschappelijk' (artikel 8) onwaarschijnlijk is, zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen in de omschrijving van deze bestemmingen als aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen opgenomen.

  1. e. In het kader van beheer en onderhoud verzoekt het waterschap om bij de bouw- en inrichtingswerkzaamheden op het perceel Empelse Schans 2 erop toe te zien dat het onderhoud van de leggerwatergang ongehinderd door het waterschap kan worden voortgezet.

Op het perceel Empelse Schans 2 zijn geen bouw- en inrichtingswerkzaamheden voorgenomen.

8.2 Inspraak

Voorontwerpbestemmingsplan 'Herziening delen Maaspoort-Oud Empel' lag voor iedereen ter inzage van 24 oktober 2011 tot en met 5 december 2011. Gedurende deze termijn kon iedereen schriftelijk of mondeling een inspraakreactie bij het college van burgemeester en wethouders naar voren brengen. Hieronder worden de ingekomen inspraakreacties samengevat weergegeven. Ze worden cursief voorzien van gemeentelijk commentaar. Dit betekent niet dat die onderdelen van de reactie die niet expliciet worden genoemd niet bij de beoordeling zouden zijn betrokken. Elke inspraakreactie wordt in zijn geheel beoordeeld.

Er zijn drie inspraakreacties ingediend:

  1. 1. De heer R.A.M. Stokman, Bouvigne 17, 5235 GA 's-Hertogenbosch, namens Stichting Werkgroep Eendenkooi Maaspoort;
  2. 2. De heer R. Giebels, Nienoordstede 27, 5235 HH 's-Hertogenbosch;
  3. 3. ZLTO, mevrouw F.C.J.L. Klomp-Pullens, Postbus 100, 5201 AC 's-Hertogenbosch, namens de heer A.A.A.J. Godschalx en mevrouw J.W.Th. Godschalx, Empelsedijk 15, 5235 AD 's-Hertogenbosch.
  1. 1. De heer R.A.M. Stokman namens Stichting Werkgroep Eendenkooi Maaspoort
  1. a. De gemeente 's-Hertogenbosch spreekt over een 'kooikershuisje'. De heer Stokman merkt op dat de naam 'kooihuisje' meer gebruikelijk is.

De gemeente spreekt in het ontwerpbestemmingsplan over een 'kooihuisje'.

  1. b. Met betrekking tot de paragraaf over flora en fauna merkt de heer Stokman op dat in het natuurgebied rond de Noorderplas recent een vos en een hert zijn aangetroffen . Ook verwijst de heer Stokman naar een rapport over zeldzame mossen in het gebied.

Voor kennisgeving aangenomen. De bestemming van het natuurgebied is mede gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van aldaar voorkomende of daaraan eigen natuurwaarden en landschappelijke waarden, ook die van de vos, het hert en aldaar voorkomende zeldzame mossen.

  1. c. Rond de watergang om de eendenkooi is een buffer met de bestemming 'Natuur' gelegd. Aan de noordkant echter is deze buffer niet doorgetrokken maar wordt-ie onderbroken door de bestemming 'Recreatie', met de bouwmogelijkheden van dien. De heer Stokman verzoekt om hier de buffer met de bestemming 'Natuur' door te trekken.

In het ontwerpbestemmingsplan is het bestemmingsvlak van de bestemming 'Natuur' ten noorden van de eendenkooi uitgebreid.

  1. d. Aan de oostkant van de eendenkooi is op de verbeelding een watergang niet aangesloten op de watergang om de eendenkooi. In werkelijkheid zijn beide watergangen op elkaar aangesloten. De heer Stokman verzoekt om deze watergangen ook op de verbeelding op elkaar te laten aansluiten.

In het ontwerpbestemmingsplan zijn beide watergangen op elkaar aangesloten.

  1. e. De heer Stokman merkt op dat de kleine vijverpartij die aan de oostkant van het recreatiegebied als 'Water' is bestemd, op dit moment is verland. Hij verzoekt om beter onderhoud van deze waterpartij.

Voor kennisgeving aangenomen. Deze opmerking is doorgegeven aan de verantwoordelijke afdeling van de gemeente 's-Hertogenbosch.

  1. f. De heer Stokman verzoekt om een aanduiding 'eendenkooi (ek)' binnen de bestemming 'Natuur', vergelijkbaar met bestemmingsplan Eendenkooi Kooijburgh van de gemeente Midden-Delfland. Met de komst van de nieuwe Natuurwet ziet hij mogelijkheden voor een formele registratie van de eendenkooi. Met zo'n registratie kan de stichting de eendenkooi in bedrijf stellen, voor educatieve doeleinden (excursies, open dagen et cetera) en voor wetenschappelijke doeleinden (ringen en studie op het gebied van de vogelgriep).

In het ontwerpbestemmingsplan is de eendenkooi nader aangeduid als 'eendenkooi (ek)'. Aan de bouwregels is toegevoegd dat binnen de bestemming geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'jongerenontmoetingsplek' en ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi'. Ter plaatse van de eendenkooi mogen zulke bouwwerken niet hoger zijn dan 3 meter.

2. De heer R. Giebels, Nienoordstede 27

  1. a. De heer R. Giebels verzoekt om uitbreiding van het bestemmingsvlak van de bestemming 'Natuur' tot aan de waterkant. Deze waterkant is recent natuurlijker gemaakt waarmee mogelijkheden zijn geschapen voor bijzondere vegetatie en beschutting voor waterbroedvogels. De bestemming 'Recreatie' is hier niet op zijn plaats. Voor niemand is duidelijk dat aan de ene kant van het voetpad gerecreëerd mag worden en aan de andere kant niet. De wildroosters met afzetting zijn een betere en goed herkenbare grens.

In het ontwerpbestemmingsplan is het bestemmingsvlak van de bestemming 'Natuur' ten noorden van de eendenkooi uitgebreid. Het gebied tussen het voetpad en het water van de Noorderplas blijft bestemd voor recreatie, conform het geldende bestemmingsplan Maaspoort-Oud Empel: de Noorderplas vervult voor de Maaspoort een belangrijke recreatieve functie die ook moet worden geaccommodeerd. De natuurlijke inrichting van de oever staat dit niet in de weg. Omgekeerd staat recreatie evenmin in de weg aan natuurontwikkeling ter plaatse.

3. ZLTO namens de heer A.A.A.J. Godschalx en mevrouw J.W.Th. Godschalx, Empelsedijk 15

  1. a. Het agrarisch bedrijf aan de Empelsedijk 15 te 's-Hertogenbosch heeft een agrarisch bouwvlak met een omvang van circa 0,9 hectare. Alle bedrijfsgebouwen zijn echter niet geheel binnen het bouwvlak gepositioneerd. ZLTO verzoekt namens de heer en mevrouw Godschalx om het bouwvlak zodanig te vergroten dat alle bebouwing binnen het bouwvlak ligt.

De bestemming van de boerderij is overgenomen uit bestemmingsplan 'Maaspoort-Oud Empel'. In dat bestemmingsplan zijn drie bedrijfsgebouwen niet met een bouwvlak op de plankaart aangeduid. Deze gebouwen zijn daarmee onder het overgangsrecht gebracht. In het ontwerpbestemmingsplan 'Herziening delen Maaspoort-Oud Empel' is dit hersteld: de schuur uit 1994 is, binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden', met een bouwvlak aangeduid. De bouwhoogte en goothoogte zijn in de regels gemaximeerd. Ook de loods aan de oostkant van het perceel, haaks op de grote schuur, is met een bouwvlak aangeduid. Verder is voor kleinschalige erfbebouwing (50 m2 met een maximum bouw- en goothoogte van respectievelijk 4 en 2 meter) een aanduiding 'bijgebouw' op het perceel aangegeven, zodanig dat deze bebouwing het monumentaal karakter van boerderij en erf niet kan aantasten.

Hoewel bestemmingsplan 'Herziening delen Maaspoort-Oud Empel' zo dicht mogelijk bij de regeling in bestemmingsplan 'Maaspoort-Oud Empel' blijft, zijn de agrarische bestemmingen in het ontwerpbestemmingsplan, voor meer uniformiteit, afgestemd op de agrarische bestemmingen in andere bestemmingsplannen van de gemeente 's-Hertogenbosch. Voor het agrarische bedrijf aan de Empelsedijk 15 betekent dit dat doeleinden en afwijkingsbevoegdheden zijn toegevoegd. Er zijn alleen doeleinden en afwijkingsbevoegdheden toegevoegd die zich verdragen met het monumentaal karakter van boerderij en erf, het gemeentelijk beschermd dorpsgezicht en het waardevolle landschap rondom. In de bestemmingsomschrijving zijn productiegebonden detailhandel, permanente teeltondersteunende voorzieningen en recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt toegevoegd. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor een tweede bedrijfswoning in de bestaande bebouwing als deze voor de voortzetting van het agrarisch bedrijf nodig is. Ook is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor verbrede landbouwactiviteiten. De bouw- en gebruiksregels blijven hetzelfde vanwege het monumentaal karakter van boerderij en erf, het gemeentelijk beschermd dorpsgezicht en het waardevolle landschap rondom.

  1. b. De heer en mevrouw Godschalx kunnen de gebiedsaanduiding 'Archeologische waarden 1' op het bouwvlak plaatsen, aangezien bij de huidige boerderij fundamenten uit de 16e en de 17e eeuw zijn aangetroffen. Ze zijn echter van mening dat ter plaatse van de lager gelegen binnendijkse gronden geen archeologische bodemschatten in de grond aanwezig kunnen zijn: in de eerste helft van de 20e eeuw was ter plaatse nog sprake van een overstromingsgebied. De gebiedsaanduiding heeft tot gevolg dat voor het uitvoeren van grondbewerkingen met een diepte van meer dan 50 cm een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. Dit maakt regulier agrarisch gebruik onmogelijk en staat niet in verhouding tot de lage verwachtingswaarde overeenkomstig de Archeologische beleidskaart van de provincie Noord-Brabant. De heer en mevrouw Godschalx verzoeken om het beleid ten aanzien van archeologie te bezien en de aanduiding 'Archeologische waarden 1' te verwijderen van hun binnendijks gelegen gronden. Tevens verzoeken zij het omgevingsvergunningenstelsel te herzien zodat agrarisch gebruik zonder het aanvragen van een omgevingsvergunning mogelijk is.

Oud Empel is al sinds de IJzertijd bewoond. De eerste bewoning vond plaats op de oeverwal van de Maas maar het bewoonbare gebied omvatte ook een aantal dekzandkoppen of donken die zuidelijk van de oeverwal lagen. De sporen van deze bewoning kunnen dan ook worden aangetroffen in heel het gebied dat op de Archeologische beleidskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met een rode kleur is aangeduid (zie afbeelding 7 van de toelichting). Deze archeologische beleidskaart is op 15 juni 2010 door de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch vastgesteld. In de rode zone met een vastgestelde archeologische waarde kunnen op basis van verschillende archeologische onderzoeken archeologische vindplaatsen op verschillende dieptes onder het maaiveld worden verwacht. Het hoogste niveau waar archeologische resten verwacht worden, ligt gemiddeld circa 0,5 meter beneden maaiveld. Nota bene: doorgaans wordt voor een gebied met zo'n hoge archeologische verwachting een ingreepdiepte van 30 cm aangehouden. Een ingreepdiepte van 50 cm is voor regulier agrarisch gebruik voldoende.

De gebiedsaanduidingen 'archeologische waarden 1 tot en met 4' zijn in het ontwerpbestemmingsplan omgezet in de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie 1 tot en met 4'. Inhoudelijk blijven de regelingen hetzelfde.

  1. c. Het huiskavel van het agrarisch bedrijf aan de Empelsedijk 15 heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Conform de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant zijn de betreffende percelen gezoneerd als 'Agrarisch gebied'. In tegenstelling tot de gemeente 's-Hertogenbosch hebben provinciale staten gemeend dat deze gebieden geen extra bescherming behoeven. Het is de heer en mevrouw Godschalx niet duidelijk waarom de gemeente 's-Hertogenbosch niet het provinciale beleid heeft gevolgd en beperkingen heeft opgelegd ten aanzien van het grondgebied binnen deze gebieden. Zij zijn van mening dat dit onterecht en onredelijk is en verzoeken om de betreffende percelen te bestemmen met de bestemming 'Agrarisch'.

De betreffende gronden zijn in bestemmingsplan 'Maaspoort-Oud Empel' reeds nader beschermd: het gebied tussen de stad en de dijk, de zogenaamde groene vingers, en de dijk zelf zijn belangrijke uitloopgebieden voor de wijken Maaspoort, Empel, De Groote Wielen en daarbuiten. In bestemmingsplan 'Maaspoort-Oud Empel zijn de gronden bestemd voor 'agrarische doeleinden met behoud van het visueel open karakter van het landschap'. Na inwerkingtreding van dat bestemmingsplan is de visie 'Maasuiterwaarden; meerwaarde aan de Maas' opgesteld. Ook is een schetsontwerp voor de groene vingers gemaakt. De bouw- en gebruiksregels in bestemmingsplan 'Herziening delen Maaspoort-Oud Empel' zijn vervolgens toegesneden op de doelstelling van de visie en het schetsontwerp. Hoewel de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant de gronden niet nader beschermt in het kader van 'natuur en landschap', doet ze dit wel in het kader van 'cultuurhistorie': het gebied maakt deel uit van het cultuurhistorisch vlak Koornwaard. Niettemin is ook de landschappelijke waarde voor de gemeente 's-Hertogenbosch van groot belang en verdient deze nadere bescherming. De gemeente 's-Hertogenbosch is van mening dat de eigenaren van de betreffende gronden niet in onevenredige mate in het gebruik ervan worden beperkt.

Hoewel bestemmingsplan 'Herziening delen Maaspoort-Oud Empel' zo dicht mogelijk bij de regeling in bestemmingsplan 'Maaspoort-Oud Empel' blijft, zijn de agrarische bestemmingen in het ontwerpbestemmingsplan, voor meer uniformiteit, afgestemd op de agrarische bestemmingen in andere bestemmingsplannen van de gemeente 's-Hertogenbosch. Voor de bestemming van het huiskavel van het agrarisch bedrijf aan de Empelsedijk 15 betekent dit dat de omschrijving ervan is veranderd, dat - onder voorwaarden - tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen worden toegestaan en dat het omgevingsvergunningenstelsel is aangepast (zie onder d).

  1. d. De heer en mevrouw Godschalx zijn van mening dat de beperkingen ten aanzien van met name het vruchtgebruik van de gronden ontoelaatbaar zijn, aangezien dit de bedrijfsvoering beïnvloedt. Het is immers voor de vruchtbaarheid van de gronden noodzakelijk om vruchtwisseling toe te passen. Het heeft dan ook een directe relatie met de rentabiliteit van de gronden. Eveneens zal de waarde van de gronden dalen, omdat gronden met dergelijke beperkingen niet zonder meer voor een ieder geschikt zijn en de markt voor deze gronden beperkter zal zijn dan voor gronden zonder een dergelijk omgevingsvergunningenstelsel. De heer en mevrouw Godschalx verzoeken om het omgevingsvergunningenstelsel voor het omzetten van grasland in bouwland voor veevoedergewassen te laten vervallen.

Voor meer uniformiteit is met het omgevingsvergunningenstelstel aangesloten op het omgevingsvergunningenstelsel van de overeenkomstige bestemming in andere bestemmingsplannen van de gemeente 's-Hertogenbosch. Met deze regeling worden de gebruiksmogelijkheden van de gronden niet in onevenredige mate beperkt. Het omzetten van grasland in bouwland voor veevoedergewassen is in dat omgevingsvergunningenstelsel niet omgevingsvergunningplichtig.

  1. e. De sloot aan de zuidzijde van het agrarisch bedrijf aan de Empelsedijk 15 is bestemd als 'Water'. Er is hier echter sprake van een kavelslootje met een beperkte omvang voor het ontwateren van de percelen van de heer en mevrouw Godschalx. Dit slootje komt ook niet terug op de Wateratlas Noord-Brabant en de Keurkaart van Waterschap Aa en Maas. De betekenis van het slootje voor de waterhuishoudkundige situatie is dan ook minimaal. De heer en mevrouw Godschalx zijn dan ook van mening dat de bestemming 'Water' veel te zwaar is voor dit slootje en verzoeken om de bestemming ervan te wijzigen in 'Agrarisch'.

De betreffende gronden zijn in het geldende bestemmingsplan 'Maaspoort-Oud Empel' reeds als Water bestemd. Dit water vormt de grens tussen het agrarisch gebied (met landschappelijke en cultuurhistorische waarden) en het woongebied van Maaspoort en is daarom ruimtelijke relevant.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Horeca van categorie 1:

een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies en hotels;

Horeca van categorie 2:

het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke);

Horeca van categorie 3:

een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, waaronder feestzalen;

Horeca van categorie 4:

  1. 1. elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
  2. 2. inrichtingen waarin een speelautomatenhal zoals bedoeld in de wet op de kansspelen wordt uitgeoefend, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.