Noord
Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch
Vastgesteld op 19-02-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Noord van de gemeente 's Hertogenbosch.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0796.0002150-1401 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.4 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aaneengebouwde woning:
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer woningen, niet zijnde gestapelde woningen.
1.8 achtererfgebied:
een erf aan de achterkant en de niet naar een openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage:
een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden.
1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.12 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw.
1.16 bijzondere woonvoorzieningen:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.24 dakopbouw:
een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel.
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.26 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.27 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.28 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.29 gestapelde woning:
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.
1.30 halfvrijstaande woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee woningen, niet zijnde gestapelde woningen.
1.31 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.
1.32 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.33 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.
1.34 landschappelijke waarde:
waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin.
1.35 lessenaarsdak:
een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen.
1.36 nok:
het snijpunt van twee hellende vlakken.
1.37 opslag
(binnen) opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke.
1.38 prostitutie:
het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.
1.39 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een beroeps of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
1.40 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.41 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.42 tweezijdig lessenaarsdak:
kapconstructie bestaande uit twee tegen elkaar gelegen lessenaarsdaken.
1.43 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.
1.44 voorgevelrooilijn:
- langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg.
1.45 voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied.
1.46 volkstuin:
een perceel waarop siergewassen en/of groente mag worden geteeld en waarop een gebouw mag worden geplaatst. Overnachten en permanente bewoning is niet toegestaan. Onder deze definitie vallen niet (gevel/dak/drijf)tuinen bij woningen, schoolwerktuinen, heemtuinen, gronden van agrarische bedrijven en schoffeltuinen in parken, plantsoenen en binnenterreinen zonder verenigingsstructuur.
1.47 volkstuinencomplex:
een verzameling tuinpercelen (volkstuinen genaamd) aangevuld met openbare ruimte in de vorm van (semi) openbare beplanting, voorzieningen en paden.
1.48 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.
1.49 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
1.50 zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat:
- a. de goothoogte van een lessenaarsdak of tweezijdig lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap.
2.4 de hoogte van een dakopbouw:
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.5 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen gebouwen tezamen.
2.9 peil:
a. voor een hoofdgebouw inclusief aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de kruin van de aan het bouw perceel grenzende weg;
b. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven in de categorieën A en B zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Staat vanbedrijfsactiviteiten - functiemenging, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. bedrijven als bedoeld in lid 3.1 onder a zijn uitsluitend toegestaan in de categorieën A en B zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- b. bedrijven als bedoeld onder a in dit lid zijn uitsluitend toegestaan indien:
- 1. het gaat om een kleinschalig, meest ambachtelijk bedrijf, voor zover in de staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging niet reeds een maximale grootte is aangegeven;
- 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvinden;
- 3. de activiteiten hoofdzakelijk inpandig plaatsvinden, voor zover dit niet reeds in de staat is aangegeven;
3.5 Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 ten behoeve van bedrijven die naar hun aard en hun invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging, mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen, bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen of zelfstandige kantoren betreft.
Artikel 4 Bedrijf - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven categorieën 1 en 2 zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Staat vanbedrijfsactiviteiten - bedrijventerreinen
- b. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens openbare en maatschappelijke dienstverlening;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn tevens de volgende functies toegestaan:
- 1. onderwijs;
- 2. buurtcentrum;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kas' tevens een kas voor plantenexpo en - verkoop;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg uitgesloten' is een verkooppunt voor motorbrandstoffen niet toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' tevens voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen (benzineservicestation) inclusief lpg met bijbehorende voorzieningen, zoals benoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, het daarmee samenhangend gebruik van de grond en bouwwerken en de met deze activiteiten samenhangende verkoop van weggebonden assortiment goederen alsmede rookartikelen en kleine etens- en drinkwaren;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg uitgesloten' tevens voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen (benzineservicestation) zoals benoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij de verkoop van lpg niet is toegestaan, met bijbehorende voorzieningen, het daarmee samenhangend gebruik van de grond en bouwwerken en de met deze activiteiten samenhangende verkoop van weggebonden assortiment goederen alsmede rookartikelen en kleine etens- en drinkwaren;
- h. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de situering van het laden en lossen op het perceel.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. bedrijven als bedoeld in lid 4.1 onder a zijn uitsluitend toegestaan in de categorieën 1 en 2 zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerreinen, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van de functies als genoemd in artikel 4.1 sub c onder 1 en 2 mag niet meer dan 10% van de totale oppervlak van het bestemmingsvlak bedragen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5 ten behoeve van bedrijven die naar hun aard en hun invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerreinen, mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen, bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen of zelfstandige kantoren betreft.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
- b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en terreinen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
Artikel 6 Centrum
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, niet zijnde volumineuze detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. kantoren;
- d. bibliotheken, (para)medische voorzieningen en praktijkruimtes;
- e. horecabedrijven tot en met categorie 3 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat vanHoreca-activiteiten;
- f. kleinschalige maatschappelijke voorzieningen, zoals medische en (para)medische praktijkruimten;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' zijn horecabedrijven niet toegestaan;
- h. wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens, en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- i. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen;
met dien verstande dat de functies als genoemd onder a tot en met f uitsluitend zijn toegelaten op de begane grond.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de situering van het laden en lossen op het perceel.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 6.2.1, mits:
- a. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
6.5 Specifieke gebruiksregels
- a. het gezamenlijke oppervlak van het gebruik ten behoeve van horeca mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak
- b. gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bepaalde in sub c.
- 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
- 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, niet zijnde volumineuze detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. kantoren;
- d. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van openbare dienstverlening (bijvoorbeeld een politiebureau), onderwijs, kinderdagverblijven, naschoolse opvang, bibliotheken, (para)medische voorzieningen, wijk- en buurtcentrum, praktijkruimtes en verenigingsleven met uitzondering van verenigingen/clubs waarvan redelijkerwijs (geluids)overlast te verwachten is zoals: auto- en motorclubs, schietverenigingen, carnavalsverenigingen en sportverenigingen niet zijnde denksportverenigingen en ondergeschikte horeca;
- e. wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens, en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' tevens voor horecabedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Horeca-activiteiten;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' tevens voor horecabedrijven tot en met categorie 3 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Horeca-activiteiten;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' zijn woningen en bijzondere woonvoorzieningen niet toegestaan;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is detailhandel niet toegestaan;
- j. speelvoorzieningen;
- k. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen;
met dien verstande dat de functies als genoemd onder a tot en met d, f en g uitsluitend zijn toegelaten op de begane grond.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de situering van het laden en lossen op het perceel.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
- a. ter plaatse van de aanduiding 'oppervlakte (m2) 350' mag de gezamenlijke vloeroppervlakte van detailhandel en dienstverlening niet meer bedragen dan 350 m2, met dien verstande dat:
- 1. het vloeroppervlak van detailhandel mag niet meer bedragen dan 200 m2
- b. gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bepaalde in sub c.
- 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
- 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen(voorzieningen);
- b. park;
- c. plantsoen;
- d. fiets- en voetpaden;
- e. speelvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. bruggen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens een brug;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' tevens een geluidscherm;
- j. ter plaats van de aanduiding 'kinderboerderij' tevens een kinderboerderij;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-bergbezinkbassin' tevens een bergbezinkbassin;
- l. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals openbare verblijfsvoorzieningen, ontmoetingsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen en dergelijke.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven tot en met categorie 3 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Horeca-activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' uitsluitend horecabedrijven in categorie 1 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Horeca-activiteiten;
- c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 10 Kantoor
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens voor maatschappelijke voorzieningen in de vorm van openbare dienstverlening, onderwijs, kinderdagverblijven, naschoolse opvang, bibliotheken, (para)medische voorzieningen, praktijkruimtes en verenigingsleven met uitzondering van verenigingen/clubs waarvan redelijkerwijs (geluids)overlast te verwachten is zoals: auto- en motorclubs, schietverenigingen, carnavalsverenigingen en sportverenigingen niet zijnde denksportverenigingen;
- c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
10.4 Afwijking van de bouwregels
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheken;
- b. kinderdagverblijven;
- c. voor- en naschoolse opvang;
- d. openbare dienstverlening;
- e. (para)medische voorzieningen;
- f. praktijkruimtes;
- g. religieuze voorzieningen;
- h. culturele voorzieningen;
- i. sociale voorzieningen;
- j. uitvaartcentrum;
- k. verenigingsleven met uitzondering van verenigingen/clubs waarvan redelijkerwijs (geluids)overlast te verwachten is zoals: auto- en motorclubs, schietverenigingen, carnavalsverenigingen en sportverenigingen niet zijnde denksportverenigingen;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', tevens voor een begraafplaats, waaronder begrepen gebouwen ten dienste van de begraafplaats zoals een ingangsgebouw, een kapel, aula en/of mortuarium en grafmonumenten;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'sport' tevens voor sportvoorzieningen;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens voor gestapelde of aaneengebouwde woningen;
- o. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 12 Natuur
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden;
- b. ecologische verbindingszone met waterlopen;
- c. natuurgebied;
- d. onverharde paden;
- e. fiets- en voetpaden;
- f. extensief recreatief medegebruik;
- g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.
12.2 Bouwregels
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 per perceel of met meer dan 0.40 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
- 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.40 m onder maaiveld, voorzover gronden;
- 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- 4. het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage m.u.v. grondwateronttrekkingen;
- 5. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
- 6. het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
- 7. het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;
- 8. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.
- b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- c. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.
Artikel 13 Recreatie-volkstuinen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie-volkstuinen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen;
- b. volkstuinencomplex;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondensport' tevens een hondenoefenterrein;
- d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 14 Sport
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvelden;
- b. sportzalen;
- c. tribunes;
- d. kantines;
- e. al of niet overdekte zwembaden;
- f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 15 Verkeer - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, op- en afritten;
- b. gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen;
- c. kunstwerken;
- d. fiets- en voetpaden;
- e. bermen en taluds;
- f. voorzieningen voor de verkeersgeleiding en signalering;
- g. amfibietunnels;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens een brug;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens een tunnel ten behoeve van langzaam verkeer;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' tevens geluidwerende voorzieningen;
- k. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, abri's, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 16 Verkeer - 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegverkeer;
- b. gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen;
- c. kunstwerken;
- d. fiets- en voetpaden;
- e. bermen en taluds;
- a. ongebouwde parkeervoorzieningen;
- b. voorzieningen voor de verkeersgeleiding en signalering;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens een brug;
- d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen, abri's, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 17 Verkeer - 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ongebouwde parkeervoorzieningen;
- b. wegverkeer;
- c. bermen en taluds
- d. fiets- en voetpaden;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens een brug;
- f. speelvoorzieningen
- g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen, abri's, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 18 Verkeer - Railverkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. rail- en spoorverkeer;
- b. bermen en taluds;
- c. station en perron;
- d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
Artikel 19 Water
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. waterberging;
- c. bruggen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens een brug
- e. oever;
- f. steiger;
- g. vijver;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals openbare verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, taluds, bermen, kunstwerken, oeverbeschoeiingen, kademuren.
19.2 Bouwregels
Artikel 20 Wonen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens, en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- b. tuinen en erven;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch' tevens voor het hobbymatig houden van vee;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' op de begane grondlaag en de daaronder gelegen laag tevens voor een kinderdagverblijf en kantoor;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens voor maatschappelijke voorzieningen in de vorm van onderwijs, kinderdagverblijven naschoolse opvang, (para)medische voorzieningen en praktijkruimtes;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor detailhandel, niet zijnde volumineuze detailhandel;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor kantoren;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor een ondergrondse parkeervoorziening;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend stalling van motorvoertuigen en fietsen, berging en opslag;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens een onderdoorgang;
- k. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming;
- b. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bepaalde in sub c.
- 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
- 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
- c. in afwijking van het gestelde in sub b onder 1 mag ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' het gehele aanduidingsvlak worden gebruikt ten behoeve van de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- d. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- e. Als met het plan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een supermarkt, detailhandel in volumineuze goederen, waaronder meubels, auto's, tenten, caravans, boten en dergelijke en de verkoop aan grootverbruikers.
20.6 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder lid 20.5 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden.
- 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- 3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- 5. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
- 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
- b. Met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bepaalde in lid 20.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 21 Wonen - Woonwagenstandplaats
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Woonwagenstandplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen en andere woonvoorzieningen (zoals woonwagens), al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
21.2 Bouwregels
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.
21.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 21.2.1 onder d, mits:
- a. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
Artikel 22 Leiding - Gas
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen.
- b. in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
22.2 Bouwregels
- a. in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 meter worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
- b. het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de leidingbeheerder.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en of van werkzaamheden
Artikel 23 Leiding - Hoogspanningsverbinding
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoofdtransportleidingen, met een strook van 25 meter ter weerszijden van de aangeduide leiding.
- b. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
- c. het gestelde onder a is niet van toepassing op hoofdgebouwen en functies die reeds ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig waren. Deze hoofdgebouwen mogen worden herbouwd.
23.2 Bouwregels
- a. binnen deze dubbelbestemming mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals hoogspanningsmasten, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd. Voor de hoogspanningsmasten geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 45 meter mag bedragen.
- b. het gestelde onder a is niet van toepassing op hoofdgebouwen en functies die reeds ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig waren. Deze hoofdgebouwen mogen worden herbouwd.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de bovengrondse hoofdtransportleiding, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.
23.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
23.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 23.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 23.4 mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de bovengrondse hoofdtransportleiding en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.
23.6 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op de tot Leiding - Hoogspanningsverbinding bestemde grond, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
- 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
- 3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
- 4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld -en weghoogte;
- b. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
- welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de hoogspanningsverbinding;
- die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
- De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoogspanningsverbinding en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
- c. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a wordt het advies ingewonnen van de leiding beheerder / directeur van het energiebedrijf;
Artikel 24 Waarde-archeologie 1
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde-archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.
24.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 25 m2 en meer dan 50 cm beneden maaiveld.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 24.2, en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:
- a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
- b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog.
- c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b. bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk
24.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 25 Waarde-archeologie 2
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde-archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.
25.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 50 m2 en meer dan 50 cm beneden maaiveld.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 25.2, en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:
- a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
- b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog
- c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b. bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk
25.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 26 Waarde-archeologie 3
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde-archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.
26.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 100 m2 en meer dan 50 cm beneden maaiveld.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 26.2, en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:
- a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
- b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog
- c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b. bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 27 Waarde-archeologie 4
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde-archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.
27.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 100 m2 en meer dan 100 cm beneden maaiveld.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 27.2, en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:
- a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
- b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog
- c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b. bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk
27.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 29 Algemene Bouwregels
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt.
- b. De overschrijding van de maximale bouwhoogte ten behoeve van liftschachten mag niet meer bedragen dan 3 meter
- c. Hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig/opgericht zijn maar in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.
Artikel 30 Algemene Gebruiksregels
- a. parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
- b. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan;
- c. als met het plan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen, waaronder meubels, auto's, tenten, caravans, boten en dergelijke en de verkoop aan grootverbruikers, het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting;
- d. met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bepaalde onder b, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels
31.1 Geluidszone - industrie
31.2 Veiligheidszone-lpg
Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:
- a. vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen, mits de vermeerdering of vermindering ten hoogste 10% bedraagt;
- b. de bestemmingsregels en de verbeelding van het bestemmingsplan voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van deze verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan
10 meter; - d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
- e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% bedraagt;
- 2. de hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 4 meter mag bedragen.
Artikel 33 Overige Regels
33.1 Dubbelbestemmingen onderling
Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
- a. in de eerste plaats de regels van Leiding - Hoogspanningsverbinding
- b. in de tweede plaats de regels van Leiding - Gas
- c. in de derde plaats de regels van Waarde-archeologie 1, Waarde-archeologie 2, Waarde-archeologie 3 en Waarde-archeologie 4
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 34 Overgangsrecht
34.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
34.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 35 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Noord.
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplanherziening, het doel van het plan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van een kaartfragment.
1.1 Aanleiding Voor Het Plan
Dit bestemmingsplan is voorbereid in het kader van het actualisatieprogramma van de gemeente 's-Hertogenbosch. Omdat sinds het uitbreidingsplan Plan in hoofdzaken 1945 tal van bestemmingsplannen en vrijstellingen zijn vastgesteld respectievelijk verleend, is geen eenduidige, actuele juridisch-planologische regeling beschikbaar voor de wijk Noord. Voor een groot deel van het plangebied gelden bestemmingsplannen uit de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw. De bestemmingsregelingen verschillen onderling en zijn verouderd. Een eenduidige, actuele regeling is zowel voor de rechtszekerheid van de burger, de sturingsmogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen als de beheersbaarheid van in het geding zijnde milieuaspecten van belang.
Met het opstellen van het bestemmingsplan Noord voldoet de gemeente 's-Hertogenbosch aan de regels van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Met de vaststelling van bestemmingsplan Noord wordt aan deze verplichting voldaan.
Onderhavig bestemmingsplan is een beheersplan waarin geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Om nu een eigentijds flexibel en adequaat ruimtelijk ordeningsinstrument te kunnen bieden voor de ontwikkeling en het beheer van deze wijk op zowel korte als lange termijn, is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. De gekozen plansystematiek is voor zowel de toetsers als burgers helder en eenduidig, en is makkelijk toepasbaar.
1.2 Doel Van Het Plan
Onderhavig bestemmingsplan is een beheerbestemmingsplan. Bestemmingsplan Noord legt de bestaande situatie vast en stelt regels ten behoeve van de rechtszekerheid van de burger en een goede ruimtelijke ordening.
Bij de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijk ordening is een standaard voor bestemmingsplannen geïntroduceerd: SVBP 2008. De systematiek van het bestemmingsplan, in het bijzonder de regels en de verbeelding (plankaart), voldoet aan deze landelijk voorgeschreven standaard (zie hoofdstuk 7). Niet alleen schrijft de standaard bestemmingen en aanduidingen voor maar verplicht ze de gemeente ook het bestemmingsplan digitaal op te stellen en beschikbaar te maken. Het bestemmingsplan is zo inzichtelijk en eenvoudig raadpleegbaar voor de burger.
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het totale plangebied, zoals dat in dit bestemmingsplan 'Noord' is opgenomen, wordt begrensd door:
- in het noorden: de grens van het bestemmingsplan 'Maaspoort Oud Empel / Noorderplas' en de A59;
- in het oosten: de grens van het bestemmingsplan A2 zone en de Reitscheweg
- in het zuiden: de grens van het Tracébesluit 'Sporen in Den Bosch' en bedrijventerreinen De Herven;
- in het westen: de grens van het Tracébesluit 'Sporen in Den Bosch', de weg Orthen en de Hambakenweg
Afbeelding 1: begrenzing plangebied
1.4 Vigerende Plannen
Voor het bestemmingsplan Noord is een groot aantal plannen van kracht dat voor wat betreft het plangebied door bestemmingsplan Noord wordt vervangen. Een volledig overzicht is opgenomen in Bijlage 1 Lijstvigerende bestemmingsplannen.
1.5 Leeswijzer
In dit hoofdstuk is de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan Noord aangegeven. Verder werden de doeleinden, die met het bestemmingsplan worden nagestreefd, omschreven.
Om deze in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds de bestaande situatie beschreven in hoofdstuk 2 anderzijds wordt voor de verduidelijking van een deel van de doeleinden in hoofdstuk 3 een selectie gemaakt van de relevante beleidsnota's en regelingen, die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. In hoofdstuk 4 worden de planuitgangspunten met betrekking tot Orthen Links beschreven. Ontwikkelingen ten aanzien van deze wijk zijn niet in dit bestemmingsplan opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt een beeld gegeven van het op het milieu toegespitste beleid en de in regelgeving gestelde milieukwaliteitseisen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 de waterparagraaf behandeld. In de juridische paragraaf in hoofdstuk 7 is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit de beleidsuitspraken afgeleid zijn, dit mede tegen de achtergrond van de bestaande situatie en de nieuwe ontwikkelingen. De daarbij van toepassing zijnde milieukwaliteitseisen zijn bij het afwegingsproces betrokken. Tevens wordt een toelichting op de bestemmingen en de opzet van de bestemmingsregels gegeven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 8 ingegaan. Tot slot wordt in hoofdstuk 9 het resultaat van overleg en inspraak weergegeven.
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven, opgebouwd uit de volgende onderdelen. Eerst komt de ontstaansgeschiedenis van Noord aan bod, gevolgd door de ruimtelijke en functionele structuur. De ruimtelijke structuur gaat kort in op de bebouwingsstructuur, de groen- en waterstructuur en de wegenstructuur. Daarna komt de functionele structuur van Noord per onderdeel aan de orde.
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Het plangebied ligt landschappelijk gezien in een zone waar het rivierenlandschap en het dekzandlandschap samenkomen. Langs de Maas werden terpen opgeworpen in verband met periodieke overstromingen van de Maas in het verleden. Ter plaatse van de huidige buurt 'De Morgen' was een dergelijke terp gelegen waarop de 'Empelse Hut' of de 'Hut' gebouwd was. Deze terp was al aangegeven op een kaart van 1776, indertijd gelegen langs de weg van 's-Hertogenbosch naar Meerwijk (meer hierover in paragraaf 5.9). Door menselijk ingrijpen zijn veel elementen van het oorspronkelijke landschap intussen grotendeels verdwenen of aangetast. Hoge zandkoppen werden vaak gebruikt als zandwinningslocaties of zijn tijdens de naoorlogse ruilverkaveling geëgaliseerd. Ten behoeve van de aanleg van de verschillende woonwijken in het plangebied heeft vermoedelijk geen grootschalige ophoging plaatsgevonden. Dit betekent dat destijds bij de bouw van woningen en infrastructuur mogelijk al veel archeologische resten verloren zijn gegaan.
Orthen
De oudste bebouwing van de wijk Noord is de bebouwing in Orthen. Orthen, nu een wijk van ‘s-Hertogenbosch, was tot de Tweede Wereldoorlog een dijkdorp. Het dijkdorp was gelegen ten noorden van de omvangrijke begraafplaats. Gedurende de geschiedenis is het dorp meerdere malen verwoest. De belangrijkste oude bebouwing ligt als lintbebouwing langs het oude dijktracé Heinis, Herven, Schaarhuispad, Orthen en Engelsedijk (Kerkhoek), waarlangs ook het voormalige fort Orthen is gelegen. De aanpassing van de oude rijksweg door Orthen heeft een scherpe scheiding veroorzaakt, waardoor ook de continuïteit van het dijktracé is doorbroken. Tussen de Ketsheuvel, de begraafplaats en de Orthenseweg werd in de jaren ‘30 van de vorige eeuw het Schaarhuisplein aangelegd. In de wederopbouwperiode werd Orthen bescheiden uitgebreid en werd ten westen van de Orthenseweg een nieuwe woonbuurt gerealiseerd, die nu officieus bekend staat als 'Orthen-links'. De beschadigde parochiekerk in de Kerkhoek werd vervangen door de San Salvatorkerk. Deze kerk is van bijzondere betekenis, omdat het de moederkerk van de Bossche Sint Jan is. Eind jaren ‘50, begin jaren ‘60 vond er een verhoudingsgewijs grote uitbreiding plaats in noordoostelijke richting. Het dorp Orthen werd in de jaren ‘60 van de vorige eeuw onderdeel van de nieuwe wijk Noord.
Uitbreidingsplan: globaal plan
In 1966 werd het globaal plan voor Noord ontworpen. Het uitbreidingsplan kenmerkte zich door de grote aandacht die gegeven is aan de planologische aspecten. Het verkeer speelde een belangrijke rol: het plan werd bepaald door het idee dat iedereen zo snel mogelijk met de auto bij de woonbuurt moest kunnen komen. Daarnaast was er ook aandacht voor de mogelijke veranderingen in de woningbehoefte gedurende de bouw. Men probeerde minder dan bij voorgaande uitbreidingen een definitief plan te maken. In een vlekkenplan werden de belangrijkste uitgangspunten voor de hele wijk vastgelegd. De stedenbouwkundige structuur werd bepaald door de ruimtelijke begrenzingen en de begeleidende wegen waaronder de Rompertsebaan. Later werden, afhankelijk van het bouwtempo, de in het globaal plan opengelaten deelgebieden (bijvoorbeeld de Hambaken, de Rompert, en de Haren) ingevuld. Bij de ontwikkeling van de woningbouwplannen zijn de ontwerpers op basis van een zogenaamd vlekkenplan en een vooraf vastgesteld programma aan het werk gegaan. Architecten hebben samen met landschapsarchitecten naar eigen inzicht aan de verschillende woonbuurten gewerkt. Dit verklaart ook het verschillende uiterlijk van de diverse deelplannen waaruit Noord bestaat. Een andere kenmerkende eigenschap is dat de verschillende buurten - door het gebrek aan onderlinge samenhang - een nogal introvert karakter kennen. De bouw van de eerste wijken startte in 1970. Tussen de bouw van de eerste wijk (de Slagen) en de laatste (De Morgen) zit een tijdsverschil van meer dan tien jaar.
Aanpassing globale plan
Ondanks de flexibiliteit van het plan uit 1966, blijkt dat in de jaren '70 het inzicht in de ruimtelijk-stedenbouwkundige opgave voor Noord, dusdanig is gewijzigd dat het oorspronkelijke globale plan in 1972 wordt bijgesteld. Hierbij is de strategische keuze gemaakt om de structuur van het plan 1966 overeind te houden, maar het programma waar nodig bij te stellen en op een andere manier in te vullen. Een gevolg was dat een belangrijk deel van de hoogbouw werd vervangen door laagbouw. Voorzieningen die in het oorspronkelijke plan waren verdeeld over de verschillende woonbuurten, werden geclusterd. Tot slot werden de wijken onderling nog duidelijker gescheiden door er wegen, waterlopen en groenstroken tussen aan te leggen. Het natuurgebied De Heinis werd uitgebreid. De bebouwing langs de Heinisdijk en de reeds aanwezige San Salvatorkerk in Orthen met de omringende bebouwing bleef gehandhaafd.
Door de bijstelling van het plan zijn vaak abrupte, onlogische overgangen in het plan ontstaan. Deze zijn nu nog steeds herkenbaar in het stedelijk weefsel en de verkeersstructuur. Bestaande hoofdverkeerswegen en kruispunten veranderen soms abrupt van karakter. Een goed voorbeeld hiervan is de ruimtelijke overgang van de Rompertsebaan naar de Klokkenlaan. Ook de aanwezigheid van hoogbouw die 'toevallig' tussen laagbouw staat, zoals dat in de Hambaken voorkomt, kan worden gezien als een fysieke erfenis van deze ommezwaai in het stedenbouwkundig denken in de genoemde periode.
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.2.1 Ruimtelijke structuur buurten
2.2.2 Verkeersstructuur
De Bruistensingel, Hambakenweg en Orthen hebben een wijkoverstijgende functie en zijn een aantal van de entrees van de stad. Ook de Zandzuigerstraat heeft een wijkoverstijgende functie. In de 'Koersnota Hoofdinfrastructuur' van de gemeente 's-Hertogenbosch zijn deze wegen aangewezen als 'doorstroomas'. Een doorstroomas vangt als eerste het verkeer van de “Ruit” (snelwegen en randweg rondom de stad) op en zorgt er vervolgens voor dat het verkeer zich verdeelt over de verschillende wegen in de Bossche wijken.
Ter hoogte van het viaduct Bruistensingel, op de grens tussen de stadsdelen Oost en Noord is het NS-station 's-Hertogenbosch Oost gelegen. Dit station is in de jaren tachtig van de vorige eeuw gebouwd. Met name mensen met herkomst uit of bestemming in de stadsdelen Noord, Maaspoort, Oost en delen van Rosmalen maken gebruik van dit station. Daarnaast vervult het station een belangrijke rol van omliggende scholen, kantoren en het sportpark De Vliert. De Rompertsebaan, de Bruistensingel, de Hambakenweg en de weg Orthen hebben een belangrijke functie voor het openbaar vervoer.
De Bruistensingel, Hambakenweg en Orthen zijn niet alleen belangrijke autoroutes, maar vormen ook belangrijke fietsroutes. Deze fietsroutes maken deel uit van het hoofdfietsroutenetwerk. Andere belangrijke fietsroutes lopen via de Romperstebaan en de Klokkenlaan, over de Harendonkweg en Balkweg en over de Zevenhontseweg en de Sint Teunislaan.
2.2.3 Groen- en waterstructuur
Het groen in en om Noord verhoogt de leefbaarheid en heeft een recreatieve functie voor de bewoners van Noord. De wijk Noord wordt gekenmerkt door relatief veel groen. Binnen de wijk is een aantal groenelementen aanwezig met een grote betekenis voor de wijk of zelfs de stad.
De Heinis
Tussen de bebouwde kommen van 's-Hertogenbosch en Rosmalen ligt aan de Bruistensingel het natuurgebied de Heinis. De Heinis ligt midden in het overgangsgebied tussen het zand- en rivierkleilandschap. De Heinis is een gebied van vijftig hectare, dat als een groene slurf de stad binnenkomt. Het natuurgebied is gespaard gebleven tijdens de grootschalige woningbouw en bouw van bedrijven in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Voorkomende landschapselementen zijn dijken, bosjes, struwelen en houtwallen. Het belangrijkste element hierin vormt de Oude Maasdijk met zijn wielen aan weerszijden, die duiden op dijkdoorbraken en dijkverleggingen in het verleden.
De Heinis maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur
Ploossche Park
Het belangrijkste groen en water in het noordoostelijke deel van wijk wordt gevormd door het Ploossche Park met de centraal gelegen Ploossche Plas, een voormalige zandwinput die zand heeft geleverd voor het bouwrijp maken van de wijk. Rondom de plas ligt een parkgebied. Vanuit De Donk is het parkgebied nauwelijks beleefbaar doordat het verstopt ligt achter de woningen van De Donk en de bebouwing van De Ploosche Hof.
Het parkgebied kent groene uitlopers naar de omringende woongebieden, zoals de Ploossche Strip, die de scheiding vormt tussen De Haren en De Reit. Door zijn breedte, ligging tussen twee woonbuurten en de aanwezigheid van een grote basketbalkooi als speelvoorziening vervult deze groenzone een centrale functie voor de wijk.
Groenzone langs De Donksdreef onder hoogspanningslijn
In deze groenzone is de belemmerde strook van de hoogspanningslijn 's-Hertogenbosch-noord - Oss gecombineerd met de waterberging voor de wijk. De zone loopt door De Donk tussen De Harendonkweg en het park. Ten westen van De Donk zet de groenzone zich voort.
Rompertpark
Het Rompertpark is een buurtpark van circa 2 hectaren met diverse rondgaande wandelpaden, dat vanaf drie kanten toegankelijk is: vanuit het noorden (de wijk De Morgen), het oosten (Zesde Rompert) en het zuiden (woongebied Rompertpark). Met name voor de dichtbebouwde woongebieden Rompertcentrum en Rompertpark heeft het park een belangrijke functie als uitloopgebied.
Andere belangrijke groenstructuren worden gevormd door het fort Orthen en begraafplaats en de groenzone langs Rijksweg A59.
2.3 Functionele Structuur
2.3.1 Wonen
Noord is een typische jaren '70-woonwijk; alleen de buurt Orthen dateert uit de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw. De belangrijkste uitgangspunten bij het ontwikkelen van Noord waren dat de sociaal gedifferentieerde bevolkingsopbouw tot uitdrukking moest komen in de ruimtelijke opbouw en het soort woningen en dat iedereen zo snel mogelijk met de auto bij de woonbuurt moest kunnen komen. De stedenbouwkundige situatie en de sociale structuur van de buurten hebben ertoe geleid dat in Noord drie GSB-aandachtsgebieden zijn aangewezen: Hambaken, Haren/Donk/Reit en Orthen-Links. In Haren/Donk/Reit heeft de afgelopen jaren een herstructureringsproces plaatsgevonden met als resultaat dat de tevredenheid onder bewoners voor deze buurten duidelijk is gestegen en de populariteit onder woningzoekenden gestegen is.
Bevolking
Noord is één van de grotere wijken van 's-Hertogenbosch. Op 1 januari 2011 woonden er hier ruim 19.500 personen. Na meer dan 30 jaar is sprake van een stabiele bevolkingsopbouw waarbij alle leeftijdsgroepen goed vertegenwoordigd zijn. De percentages jongeren (0 tot 20 jaar) en ouderen (65+) zijn nagenoeg gelijk aan het stedelijke gemiddelde. De leeftijdsgroep 20-45 jaar komt lager uit dan het stedelijke gemiddelde; daarentegen is de leeftijdsgroep van 45 tot 65 jaar flink oververtegenwoordigd in Noord. Deze laatste groep is de generatie die destijds als eerste bewoners in de wijk is komen wonen.
Noord | Gemeente | ||
Totaal inwoners [Aantal] | 19.564 | 140.821 | |
Mannen [Aantal] | 9.413 | 69.227 | |
Vrouwen [Aantal] | 10.151 | 71.594 | |
0 t/m 19 jarigen (rel) [%] | 22 | 22,2 | |
20 t/m 44 jarigen (rel) [%] | 32,7 | 36,1 | |
45 t/m 64 jarigen (rel) [%] | 30,5 | 27,4 | |
65 jarigen en ouder (rel) [%] | 14,8 | 14,3 |
Bron: GBA, 2011
Noord heeft het hoogste aandeel eenoudergezinnen, personen met een WWB-uitkering, niet werkende werkzoekenden en huishoudens met een laag inkomen van 's-Hertogenbosch.
Wat verder nog opvalt, is het hoge aandeel eenoudergezinnen, personen met een WWB-uitkering en niet werkende werkzoekenden in De Haren. Ook zijn er relatief veel 75-plussers in De Herven en De Rompert. Dit komt mede door de bejaardenhuizen De Herven en het Erasmushuis.
Prognose bevolking
De gemiddelde woningbezetting loopt al sinds twee decennia terug, waardoor de bevolking van de wijk Noord aan het krimpen is. Maar de komende 20 jaar zal het inwonertal fluctueren rond de 19.000. Dat komt omdat er in de komende periode per saldo ca. 850 woningen bijkomen, waaronder 450 op het terrein van het Carolusziekenhuis. Dat is meer dan voldoende om de teruglopende woningbezetting op te vangen.
De vergrijzing laat zich goed voelen in Noord: in 2030 zijn er 70% meer 65-plussers dan in 2009 en hun aandeel stijgt tot 22% van de bevolking. Dat zijn cijfers die boven het gemiddelde liggen. Daarentegen worden de meeste leeftijdsgroepen onder de 65 jaar kleiner.
Woningvoorraad
In Noord staan ruim 8.370 woningen. Hier staan in verhouding de minste koopwoningen van de gemeente: slechts 39% van de woningen is een koopwoning. Bovendien hebben de koopwoningen in deze wijk een relatief lagere WOZ-waarde dan het stedelijk gemiddelde. Er zijn echter ook buurten met meer koopwoningen dan gemiddeld, zoals Orthen en de Rompert. De Herven bestaat zelfs uit alleen maar koopwoningen. Opvallend in Noord is het hoge aandeel sociale eengezinshuurwoningen. Het corporatiebezit is met 58% hoger dan gemiddeld. De meeste woningen zijn in het bezit van Zayaz, maar ook BrabantWonen en Kleine Meierij zijn actief in Noord.
Noord | Gemeente | ||
Woningvoorraad [Aantal] | 8.377 | 62.558 | |
Koopwoningen (rel) [%] | 39,3 | 54,9 | |
Huurwoningen (rel) [%] | 60,7 | 45,1 | |
Corporatiewoningen (rel) [%] | 57,8 | 38,5 | |
t/m 1944 (rel) [%] | 1 | 10,8 | |
1945 t/m 1959 (rel) [%] | 4,9 | 11,5 | |
1960 t/m 1969 (rel) [%] | 5,8 | 16,3 | |
1980 t/m 1984 (rel) [%] | 2,3 | 7,2 | |
1970 t/m 1979 (rel) [%] | 74,1 | 18,4 | |
1985 t/m 1999 (rel) [%] | 4,9 | 22,3 | |
2000 t/m 2009 (rel) [%] | 7,1 | 13,4 | |
Eengezinswoningen vrijstaand (rel) [%] | 4,6 | 8,7 | |
Eengezinshoekwoningen (rel) [%] | 24,8 | 22,6 | |
Eengezinstussenwoningen (rel) [%] | 48,1 | 31 | |
Meergezinswoningen (rel) [%] | 22,4 | 37,5 |
Bron: Woningcartotheek, 2010
2.3.2 Maatschappelijke voorzieningen
In het plangebied zijn diverse maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Zo zijn er 8 basisscholen gevestigd, waarvan 1 voor speciaal onderwijs:
- De Springplank, Hambakendreef 21
- De Cirkel Noord, Eerste Rompert 7
- De Haren, Ploossche Hof 85
- De Duizendpoot, 't Wielsem 1
- Het Palet, Eekbrouwersweg 1
- Noorderlicht, Vijfde Rompert 35
- Noorderlicht, Eerste Rompert 11
- Gabriëlschool, Klokkenlaan 2 (speciaal onderwijs)
Bij De Spingplank, Het Palet, De Cirkel Noord en De Duizendpoot zijn ook gymzalen aanwezig.
Er zijn twee scholen voor voortgezet onderwijs: het Hervion College aan de Hervensebaan 5 en het Jeroen Bosch College aan de Rompertsebaan 95.
Aan de Rompertsebaan is Bibliotheek de Rompert gevestigd. Een tweede bibliotheek in de wijk is gevestigd in de Brede Bossche School De Hambaken.
Er zijn buurt/wijkcentra aan Het Wielsem 21 en Ketsheuvel 52.
2.3.3 Sport
Noord telt verschillende sportvoorzieningen. Vooral de gymzalen bij de basisscholen vervullen een belangrijke sportieve functie. Daarnaast zijn er de volgende voorzieningen/verenigingen aanwezig:
- Sportpark De Hambaken
- Handboogvereniging Prins Bernhard (Ketsheuvel 52)
- Zaal Schutters Welvaren (Ketsheuvel 7)
- Gymzaal Eerste Rompert (Eerste Rompert 9)
- Sportcomplex De Donken (De Diepte 10)
- Sportacademie van Gent (Donkse Dreef 222-224)
2.3.4 Bedrijven en werkgelegenheid
Binnen het plangebied zijn hoofdzakelijk binnen Orthen op diverse plaatsen bedrijven gevestigd. Het meest in het oog springend is het complex van de Weenergroep. Kleinere bedrijven zijn onder andere gevestigd aan de Fort Orthenlaan en het Schaarhuispad. Daarnaast zijn er binnen het plangebied ook vijf tankstations gevestigd:
- BP De Rompert (St Teunislaan 84)
- Total Selfservice-station Hambaken (Hambakenweg 3)
- Shell (Bruistensingel 10)
- Total de Herven (Bruistensingel 21)
- Argos Tankstation (Zandzuigerstraat 100)
2.3.5 Detailhandel
Binnen het plangebied bevindt zich één groot wijkwinkelcentrum en meerdere kleine winkelcentra of winkelstrips die een beperkter verzorgingsgebied kennen.
Het wijkwinkelcentrum De Rompert is gesitueerd op een centrale en goed bereikbare locatie binnen stadsdeel Noord. Het centrum heeft een belangrijke betekenis als locatie voor wijkverzorgende functies. Het centrum bestaat uit ongeveer 50 vestigingen, waarvan het grootste deel een detailhandelsfunctie heeft. De winkelpassage heeft drie entrees die elk aansluiten op één van de drie omliggende parkeerterreinen.
Een klein detailhandelscentrum wordt gevormd door Winkelcentrum Het Wielsem. Daarnaast bevinden zich binnen het plangebied enkele separate detailhandelsvestigingen.
2.3.6 Horeca
Op een aantal plaatsen in het plangebied zijn horeca-vestigingen aanwezig. In winkelcentrum De Rompert zijn onder andere een cafetaria, brasserie en pizzeria gevestigd. Aan de Schanswetering zijn eveneens een aantal horecavestigingen aanwezig. Het gaat hier onder andere om een café en een pizzeria.
Daarnaast is restaurant d'n Boerderij gevestigd aan Herven 52/54 en bevindt zich een hotel naast station 's-Hertogenbosch-Oost.
2.3.7 Kantoren
Op meerdere plaatsen in het plangebied zijn kantoren aanwezig. Onder andere aan de Eekbrouwersweg, Rompertsebaan, Het Wielsem, Rompertsstaete en kantorenpark Soetelieve aan de Bruistensingel.
2.3.8 Overige voorzieningen
Binnen het plangebied bevinden zich drie volkstuinencomplexen: Volkstuinen Pastoor Barten, Volkstuinvereniging Noord en Volkstuinenvereniging Orthen, locatie Herpenseweide.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur beschreven.
Voor verschillende onderwerpen, die betrekking hebben op ruimtelijke ordening, is door de gemeente 's-Hertogenbosch beleid geformuleerd. Een gedeelte van dit beleid krijgt rechtstreeks een juridische vertaling in de regels van het nieuwe bestemmingsplan. Een groot deel van het beleid kan echter niet rechtstreeks vertaald worden in de regels van het bestemmingsplan. Dit beleid heeft echter wel invloed op de opzet en inhoud van het bestemmingsplan. De bestemmingen dienen dermate flexibel te zijn, dat de mogelijkheid bestaat om beleid ook daadwerkelijk uit te voeren.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 22 november 2011 is door de Tweede Kamer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte aangenomen. Met de Structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid:
- 1. een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren;
- 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
- 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
- 5. een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen;
- 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
- 7. het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
- 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s;
- 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
- 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
- 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
- 13. zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Het bestemmingsplan 'Noord' is in overeenstemming met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
De Interimstructuurvisie Brabant in ontwikkeling, Paraplunota ruimtelijke ordening en het uitwerkingsplan Waalboss zijn vervangen door de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (Structuurvisie RO).
3.2.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant
Met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening die in juli 2008 in werking is getreden is het vastleggen van het provinciale beleid en het doorvertalen daarvan naar een lager bestuursniveau, veranderd. In de provinciale structuurvisie wordt het provinciale beleid vastgelegd. Daarnaast worden in de provinciale verordening instructieregels opgenomen waarmee de binding van de lagere overheden aan het provinciale beleid juridisch kan worden vastgelegd.
In de provinciale verordening is primair het bestaande provinciale beleid zoals dat in de Interimstructuurvisie "Brabant in Ontwikkeling" is beschreven, vastgelegd. Het hoofddoel is een zorgvuldiger gebruik van de ruimte. Dit beleid is gericht op de versterking van de stedelijke structuur en het open houden van het landelijke gebied. Daartoe zijn stedelijke en landelijke regio's aangewezen.
In de verordening is het plangebied, met uitzondering van De Heinis aangemerkt als bestaand stedelijk gebied. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij – binnen de grenzen van andere wetgeving – om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. Wel bevat de Verordening Ruimte specifieke regels voor nieuwbouw van woningen en aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen en kantorenlocaties, regels voor bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties en regels voor bestaande en nieuw te vestigen bedrijven in kernen in landelijke regio's.
De Heinis is aangewezen als 'gebied integratie stad-land'. In deze gebieden kan stedelijke ontwikkeling plaatsvinden, mits deze stedelijke ontwikkeling in samenhang en in evenredigheid geschiedt met een groene en blauwe landschapsontwikkeling en geen betrekking heeft op een te ontwikkelen of een uit te breiden bedrijventerrein of kantorenlocatie. De Heinis is in de verordening echter tevens aangewezen als ecologische hoofdstructuur. In deze gebieden dienen onder andere behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden centraal te staan. Ten slotte is het gebied ook aangewezen als 'cultuurhistorisch vlak'. Voor deze gebieden staat mede behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden centraal.
In het bestemmingsplan Noord is De Heinis bestemd als 'Natuur'. Daarmee heeft het bestemmingsplan een beschermend karakter en zijn ontwikkelingen in dit gebied niet mogelijk.
Het volkstuinencomplex van Volkstuinvereniging Pastoor Barten is in de verordening aangewezen als agrarisch gebied. Het complex is met de bestemming Recreatie-volkstuinen als zodanig bestemd.
Het voorliggende bestemmingsplan houdt rekening met eventuele archeologische en/of cultuurhistorische waarden. In paragraaf 5.9 van de toelichting wordt ingegaan op het onderwerp "archeologie" en op de verbeelding, in combinatie met de planregels, is voor een deel van het plangebied een vergunningstelsel opgenomen.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Ruimtelijk beleid
3.3.2 Woonbeleid
3.3.3 Economisch beleid
3.3.4 Verkeersbeleid
3.3.5 Openbare ruimte en groen
3.3.6 Jeugd, onderwijs en maatschappelijke voorzieningen
3.3.7 Welstandsnota
In het bestemmingsplan voor Noord worden de functie en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing geregeld. Het bestemmingsplan vormt de basis voor de stedenbouwkundige opzet van de wijk. De architectonische verschijningsvorm wordt gewaarborgd door middel van een welstandsnota. In de welstandsnota die voor de gemeente 's-Hertogenbosch is opgesteld, zijn per bebouwingstype architectonische en bouwtechnische welstandscriteria opgenomen.
Het toekomstige beleid zal er op gericht moeten zijn om met behoud van de structuur van de wijk en de bijzondere samenhang tussen architectuur en openbare ruimte, eigentijdse architectonische kwaliteiten toe te voegen met een eigenzinnige uitstraling die de (architectonische) kwaliteit van de gehele wijk versterken.
Met de twee genoemde beleidsstukken, het bestemmingsplan en de welstandsnota, wordt zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (omgevingsvergunningsplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.
3.3.8 Prostitutiebeleid
In deze toelichting wordt voor zover nodig ingegaan op de artikelen, die zijn opgenomen in het prostitutiebeleid. In het nieuwe hoofdstuk 3 van de A.P.V. is het gemeentelijk prostitutiebeleid verwoord, voor zover dat in het kader van de algemene plaatselijke verordening van toepassing is.
Op diverse maatschappelijke voorzieningen en nog enkele andere verspreide niet-woonfuncties (zoals detailhandel, horeca en bedrijven) na, hebben we uitsluitend te maken met een woongebied, waarin de vestiging van een seksinrichting niet gewenst is.
In de regels van het bestemmingsplan Noord is de vestiging van een seksrichting uitgesloten. In combinatie met artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het niet toegestaan de gronden in het bestemmingsplan te gebruiken voor een seksinrichting.
3.3.9 Beschermd stadsgezicht
In 1990 is een deel van het plangebied aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Het betreft de Heinis. Doordat onderhavig plan een conserverend plan is, wordt met dit bestemmingsplan het beschermd stadsgezicht niet aangetast.
Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten
4.1 Herstructurering Orthen-links
De woonbuurt Orthen-Links is één van de aandachtsgebieden die in het verleden in het kader van het Grotestedenbeleid (GSB) zijn aangewezen. Het idee is om met een integrale en doelgerichte aanpak de wijken leefbaar te houden. Zowel de bebouwde omgeving als de sociaal-economische structuur in de wijk moeten op het gewenste niveau worden gebracht. Voor Orthen-Links betekent dit dat de komende jaren een grondige wijkvernieuwing zal plaatsvinden. Hiermee wordt een definitieve invulling gegeven aan de (ruimtelijke) ambities, zoals die zich in de afgelopen jaren rondom de wijk hebben gevormd.
Nota van Uitgangspunten
Eind 2009 heeft de gemeenteraad de Nota van Uitgangspunten Nieuw Orthen-Links vastgesteld. In de nota zijn de ambities en de beleidsmatige en wettelijke uitgangspunten beschreven die van toepassing zijn voor de fysieke herstructurering van Orthen-Links. De uitgangspunten zijn richtinggevend voor de verdere planvorming.
Afbeelding 4: plangebied Orthen Links
In de nota wordt onderscheid gemaakt tussen de algemene uitgangspunten die van toepassing zijn op de hele stad en uitgangspunten die specifiek van toepassing zijn voor Orthen-Links. Uitgangspunten die gelden voor de hele stad zijn alle wettelijke kaders en richtlijnen en het reeds vastgestelde provinciale en gemeentelijke beleid. De specifieke ambities voor Orthen-Links zijn beschreven in hoofdstuk 6. 'Ruimtelijke en functionele uitgangspunten'. Dit is gebeurd aan de hand van vijf thema's: Ontwikkelingsconcept, Wonen, Groen en Openbare ruimte, Verkeer en Parkeren, Werken en Voorzieningen.
Uit de stedenbouwkundige visie zal blijken of alle ambities uit Nota van Uitgangspunten Nieuw Orthen-Links ook realiseerbaar zijn. De (milieutechnische, financiële en maatschappelijke) haalbaarheid van het plan dient immers gegarandeerd te zijn. Als niet alle ambities haalbaar blijken te zijn, zal in de stedenbouwkundige visie een onderbouwing van de afwijkingen worden gegeven. Leidend in de afweging is de kwaliteit van wonen in een gedifferentieerde woonomgeving en een hoge kwaliteit van de openbare ruimte.
Stedenbouwkundige Visie en ruimtelijke planvorming
De stedenbouwkundige visie voor Nieuw Orthen-Links wordt een plan dat sterk gefaseerd moet kunnen worden uitgevoerd. Daarbij geldt het basisprincipe dat in Orthen-Links wordt gehanteerd, namelijk eerst bouwen en dan pas slopen. Ook geldt dat er tijdens of na de realisering van iedere afzonderlijke fase prettig moet kunnen worden gewoond in de wijk.
Marktconsultatie
In 2010 is er een concept-Stedenbouwkundige Visie voor het nieuwe Orthen-Links gemaakt. Voordat de vervolgstap, het maken van een definitieve Stedenbouwkundige Visie is gezet, heeft een marktconsultatie plaatsgevonden. Doel was te komen tot een financieel en markttechnisch haalbaar plan voor Orthen-Links.
Uit de Marktconsultatie (raadsinformatiebrief van 8 juni 2011) blijkt dat er voor de herstructurering van Orthen-Links een andere aanpak nodig is. Deze aanpak leidt tot een ander type Stedenbouwkundige Visie, namelijk een plan dat sterk faseerbaar is en flexibel kan worden uitgewerkt. Er wordt uitgegaan van relatief lage verkoopprijzen en het beperken van de kosten.
De eerste prioriteit in de ruimtelijke planvorming is gelegd bij het maken van een stedenbouwkundig plan en bouwplan voor de eerste fase ter plekke van het buurthuis. Parallel met de werkzaamheden voor de eerste fase wordt de hoofdstructuur van het nieuwe Orthen-Links vastgelegd. Er moet duidelijk zijn dat de eerste fase goed aansluit op de rest van het woongebied. Als het plan van de eerste fase (ruimtelijk, milieutechnisch en financieel) haalbaar is, wordt er een planologische procedure opgestart. Er is gestart met het maken van een stedenbouwkundig plan voor de eerste fase van Orthen-Links en het vastleggen van de hoofdstructuur.
De aanpak van het bestaande woongebied volgt zo snel mogelijk daarna. Dat gebeurt per deelgebied aan de hand van het Herstructureringsplan. Vooruitlopend op het Herstructureringsplan wordt de Stedenbouwkundige Visie geoptimaliseerd. De Marktconsultatie dient daarbij als leidraad.
Bewoners Verhuisregeling
De woon- en bouwtechnische kwaliteit van de woningen is dermate slecht dat het onwenselijk was om de Bewoners Verhuisregeling nog langer uit te stellen. Dit in combinatie met de lange periode dat de bewoners van Orthen-Links al in onzekerheid verkeren over de toekomst van hun wijk en de nadrukkelijke wens om de bewoners vóór de winter (2011-2012) de mogelijkheid te bieden om te verhuizen, heeft de gemeenteraad afgeweken van de procedure zoals afgesproken in de Stedelijke Verhuisregeling. Alle betrokken huishoudens in Orthen-Links zijn in de gelegenheid gesteld om vóór de winter van 2011-2012 te verhuizen met de Bewoners Verhuisregeling. De regeling is vanaf 1 november 2011 van kracht.
Orthen Links in bestemmingsplan Noord
De nieuwe plannen voor Orthen-Links zullen niet planologisch vertaald worden in dit bestemmingsplan. De planvorming is nog niet voldoende duidelijk om deze ontwikkelingen te kunnen vertalen in het voorontwerpbestemmingsplan Noord.
Op basis van concreet uitgewerkte ruimtelijk en financieel haalbare plannen worden afzonderlijke planologische procedures gevoerd binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders. In onderhavig bestemmingsplan wordt de bestaande planologische situatie van Orthen-Links vastgelegd. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van een bepaalde standaard om voor vergelijkbare gebieden te komen tot een uniforme regeling en een zelfde rechtspositie voor belanghebbenden.
Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten En Waarden
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
5.1 Geluid
5.1.1 Railverkeerslawaai
In de directe omgeving van het plangebied lopen de spoorlijnen Den Bosch – Nijmegen en Den Bosch – Utrecht. De geluidszone is bepaald met Aswin (jaar 2010-2015) en bedraagt 225 meter. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen deze zone dient een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden om te bekijken of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden. Er zijn geen ontwikkelingen of functiewijzingen voorzien binnen dit plan.
5.1.2 Wegverkeerslawaai
Aangezien in plangebied geen ontwikkelingen of functiewijzigingen plaatsvinden, hoeft voor dit deel geen akoestisch onderzoek plaats te vinden.
5.1.3 Industrielawaai
Het plangebied ligt in de nabijheid van industrieterrein De Rietvelden. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) moet een geluidzone worden vastgesteld rondom een industrieterrein waarop bepaalde soorten lawaaiproducerende bedrijven zijn gevestigd of kunnen worden gevestigd. Zo'n geluidzone vormt een buffer tussen de bedrijven op het industrieterrein en de geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving. Ze beschermt enerzijds de woningen en beperkt anderzijds de geluidruimte van de bedrijven op het industrieterrein. Buiten de aangewezen zone mag de geluidbelasting vanwege alle bedrijven op het industrieterrein tezamen niet hoger zijn dan 50 dB(A). Binnen de zone gelden beperkingen voor geluidgevoelige bestemmingen. Rond industrieterrein De Rietvelden en industrieterrein Het Ertveld is op 14 mei 1990, bij KB nr. 90.011653, een geluidzone aangewezen. Een deel van Noord ligt binnen deze geluidzone.
Omdat de geluidzone rond industrieterrein De Rietvelden nu op een aantal plaatsen wordt overschreden en om aan deze bestaande situatie recht te doen, moet de zonegrens worden verruimd. In het nieuwe thematische bestemmingsplan 'Geluidzone bedrijventerrein De Rietvelden-Ertveld' wordt de nieuwe ligging van de geluidszone vastgesteld. Ook deze verruimde geluidzone ligt over een deel van Noord. De regeling met betrekking tot de geluidzone is in voorliggend bestemmingsplan overgenomen en neemt te zijner tijd de werking ervan over.
5.2 Bedrijvigheid
De bedrijvigheid in het plangebied betreft met name activiteiten in de lagere milieucategorieën. Daarnaast zijn er 5 tankstation in het gebied aanwezig, waarvan bij twee tankstations LPG wordt verkocht. Door regulering van de situaties op grond van milieuwetgeving geldt voor het bestemmingsplan dat er afstemming is tussen de bedrijvigheid en de omliggende gevoelige functies. Ook hier geldt dat nieuwe ontwikkelingen op hun (onderlinge) hinderaspecten zullen moeten worden afgewogen. Momenteel is er geen nieuwe bedrijvigheid bestemd binnen het plangebied. De (LPG)-tankstations worden bij externe veiligheid apart besproken.
5.3 Bodem
Geologisch behoren de gronden grotendeels tot de jongere holocene rivierafzettingen. De bovengrond in dit gebied is zeer divers. Ophogingen hebben plaatsgevonden met zand uit de Ertveldplas, het Engelermeer en de Rosmalenseplas.
Langs de A2 en A59 bevinden zich vijf afzonderlijke geluidwallen. Deze geluidwallen bestaan uit grond en puin afkomstig uit diverse werken binnen de Gemeente. De milieuhygiënische kwaliteit van deze stortplaatsen is beschreven in de eindrapportage NAVOS-onderzoek “de Bokkelaren”, 's-Hertogenbosch. Bij de geluidwal “de Reit” worden beheersmaatregelen aanbevolen. Deze beheersmaatregelen zijn nog niet in uitvoering.
Bodemkwaliteit
Ter plaatse van het tankstation aan de Sint Teunislaan heeft in het verleden een bodem-, en grondwatersanering plaatsgevonden waar een restverontreiniging is achtergebleven. Jaarlijks vindt monitoring van deze verontreiniging plaats.
Verder zijn in het gebied diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Tot op heden hebben geen 'verdachte' activiteiten plaats gevonden welke van invloed zijn op de bodemkwaliteit. Uit de bodemonderzoeken komt naar voren dat licht verhoogde concentraties aanwezig zijn in de grond. In het grondwater is sprake van licht verhoogde gehalten aan enkele zware metalen. Dit sluit aan bij andere resultaten uit 's-Hertogenbosch en directe omgeving waar vaker op onverdachte plaatsen licht verhoogde concentraties van zware metalen worden geconstateerd. We spreken van verhoogde achtergrondconcentraties. Samenvattend kan worden gesteld dat de aangetroffen gehalten in grond en grondwater dusdanig laag zijn dat de bodem, milieuhygienisch gezien, geen belemmering vormt voor het huidige en toekomstige gebruik.
Binnen het plangebied komen meerdere bodemfunctieklasses voor, zoals bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.
Vrijstelling bodemonderzoek
Op 16 februari 1998 is de gewijzigde Woningwet in werking getreden. Voor het bodembeleid geldt dat het bouwen op verontreinigde grond moet worden tegengegaan. In de Woningwet staat dat er voor elke bouwlocatie een historische toets volgens de NVN 5725 moet worden uitgevoerd. Daarnaast moet de aanvrager bij een omgevingsvergunning voor een bouwwerk voor het verblijf van mensen een bodemonderzoek volgens de NEN 5740 overleggen.
Ingevolge de Nota uitvoeringsbeleid bodem 2011 is het voor de bodembeheerzones “Wonen 1970-1995” en “Wonen na 1995 / Buitengebied Klei en Zand” (waarbinnen dit plan valt) mogelijk om vrijstelling te krijgen van bodemonderzoek. Bij het indienen van de vergunning dient de aanvrager de resultaten van het historisch onderzoek in te dienen. Op basis hiervan beoordeelt de gemeente of vrijstelling van het bodemonderzoek verleend kan worden.
5.4 Luchtkwaliteit
Aangezien in het plangebied geen functiewijzigingen plaatsvinden, hoeft voor dit deel geen onderzoek plaats te vinden.
5.5 Externe Veiligheid
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving voor het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals opslag en transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden.
Middels een scan is onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid als gevolg van gevaarlijk transport over de weg, het spoor, over het water en door ondergrondse transportleidingen. Daarnaast is in het onderzoek ook gekeken naar externe veiligheid als gevolg van inrichtingen. Doel van het onderzoek is zorg te dragen voor het feit dat bewoners geen onnodig hoge risico's lopen. Het gebied ligt buiten het onderzoeksgebied voor risico's die verbonden zijn aan het vervoer van gevaarlijke stoffen over waterwegen.
5.5.1 Bedrijven/activiteiten Hambakenweg 3 en Bruistensingel 10
Externe veiligheid als gevolg van inrichtingen is relevant vanuit de tankstations die zijn gelegen aan de Hambakenweg 3 en Bruistensingel 10. De tankstations bestaan uit afleverzuilen waar verschillende producten LPG, diesel en benzine verkocht worden. Externe veiligheid als gevolg van tankstations is volledig gericht op LPG daar deze explosies (BLEVE) kunnen veroorzaken. Deze twee LPG-tankstations vallen vanwege de opslag en het afleveren van LPG onder de regelgeving van het “Besluit Externe Veiligheid inrichtingen” (BEVI). Het BEVI verplicht de bevoegd gezagen WABO (wet algemene bepalingen omgevingsrecht) afstand te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het BEVI het toegestane totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving (invloedsgebied) van een risicovol bedrijf. Het bevoegd gezag moet de normen uit het BEVI naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen. In de “Regeling Externe Veiligheid inrichtingen” (REVI) is een aantal zaken geregeld met betrekking tot de uitvoering van het BEVI.
Plaatsgebonden risico (PR)
In de eerste plaats is er in het BEVI een norm opgenomen voor het plaatsgebonden risico (PR). De norm voor het PR is een kans van 1 op 1.000.000 per jaar (10-6). Deze norm is een grenswaarde en moet daarom in acht worden genomen. Het PR wordt vertaald naar aan te houden afstanden van het de LPG-stations tot kwetsbare objecten (zoals woningen).
De twee LPG-tankstations wordt in het BEVI aangemerkt als een “categoriale inrichting” omdat de doorzet aan LPG via een omgevingsvergunning (voorheen beschikking Wet milieubeheer) is beperkt tot maximaal 1000 m3 LPG/jaar. Hiervoor zijn in de Revi vaste veiligheidsafstanden opgenomen. Met het voldoen aan deze vaste veiligheidsafstanden wordt voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico van 10-6.
Bij het nemen van besluiten op grond van de Wet Ruimtelijke Ordening, zoals bij het vaststellen van een bestemmingsplan, dienen de afstanden in acht te worden genomen die gelden voor een nieuwe situatie. Bij het nemen van en dergelijk besluit is blijkens het BEVI sprake van een nieuwe situatie ook al wordt een feitelijk reeds bestaande situatie opnieuw vastgelegd in een (conserverend) bestemmingsplan. Naast nieuwe situaties zijn er bestaande situaties, waarin geen ruimtelijk ordenings- of milieubesluit wordt genomen. Het onderscheid tussen nieuwe en bestaande situaties speelt bij LPG-tankstation aan de Bruistensingel 10 een rol.
LPG-tankstation Hambakenweg 3
De in acht te nemen afstanden vanaf het LPG-vulpunt tot nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten bedraagt 45 meter voor LPG-tankstations met een gelimiteerde doorzet tot maximaal 1000 m3 LPG/jaar. Voor de ondergrondse LPG-tank is deze afstand 25 meter en voor de LPG-afleverzuil 15 meter. Er wordt aan deze afstanden voldaan in de bestaande en vergunde situatie. Hiermee wordt voldaan aan de norm voor het PR uit het BEVI. Het vulpunt en de ondergrondse tank zijn buiten de grenzen van dit bestemmingsplan gelegen en dus niet op de verbeelding vastgelegd.
LPG-tankstation Bruistensingel 10
In dit geval is er onderscheid te maken in bestaande kwetsbare objecten en nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. De in acht te nemen afstanden vanaf het LPG-vulpunt tot nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten bedraagt 45 meter voor LPG-tankstations met een gelimiteerde doorzet tot maximaal 1000 m3 LPG/jaar. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toe. Bijhet vaststellen van een conserverend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie positief bestemd. Het positief bestemmen kan alleen als de afstand tussen LPG-vulpunt en een bestaand kwetsbaar object groter is dan 35 meter, voor de ondergrondse LPG-tank groter is dan 25 meter en voor de LPG-afleverzuil groter is dan 15 meter. Deze afstanden volgen uit het Revi. Aan de genoemde afstanden wordt voldaan.
Groepsrisico (GR)
Buiten de veiligheidsafstanden (contouren PR) kunnen groepen personen slachtoffer worden van een calamiteit met LPG. Het risico dat groepen mensen slachtoffer kunnen worden van een ongeval met LPG wordt vertaald in het Groepsrisico (GR). Het GR is gekoppeld aan een personendichtheid binnen het invloedsgebied van een ongeval met gevaarlijke stoffen (zoals LPG). Het resultaat van een groepsrisicoberekening is een grafiek (Fn-curve). Op de y-as wordt de cumulatieve frequentie f (per jaar) uitgezet en op de x-as het aantal te verwachten slachtoffers N. In het BEVI is geen harde norm (grenswaarde) voor het GR vastgelegd. De toetsingswaarde voor het groepsrisico heeft het karakter van een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag dient de waarde voor het GR te verantwoorden en mag er gemotiveerd van afwijken.
Voor de LPG-tankstations aan de Hambakenweg 3 en Bruistensingel 10 is het Groepsrisico berekend waarbij gebruik is gemaakt van de laatste rekenmethode Revi2007. Het resultaat van de groepsrisicoberekening (Fn-curve) van onderhavige LPG-tankstations staan hieronder afgebeeld. Hierin is het resultaat van de vergunde situaties weergegeven.
Afbeelding 5 (links): Resultaten groepsrisicoberekening (Fn-curve) van LPG-tankstation Hambakenweg 3. Afbeelding 6 (rechts): Resultaten groepsrisicoberekening (Fn-curve) van LPG-tankstation Bruistensingel 10
Uit de fN-curves blijkt dat het Groepsrisico in de vergunde situaties onder de oriënterende waarde ligt zoals gesteld in het BEVI.
De fN-curve (berekening Groepsrisico) is één van de beoordelingscriteria om het GR te verantwoorden. De totale verantwoordingsplicht omvat méér criteria. De verplichte aspecten vanuit het BEVI zijn:
- A. ligging GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde
- B. toename van het GR ten opzichte van nulsituatie
- C. de mogelijkheden van zelfredzaamheid van de bevolking
- D. de mogelijkheden van de hulpverlening
Onderdeel A is in het voorgaande beschreven en gemotiveerd. De berekeningsresultaten en de daarbij gebruikte invoergegevens zijn bij het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Onderdeel B is in deze procedure geen aspect, aangezien het hier gaat om een bestaande (reeds vergunde en/of geplande en/of gebouwde) situatie. De bestaande en beschouwde situatie kan worden opgevat als nulsituatie.
Voor de onderdelen C en D zal de Regionale brandweer nog om advies worden gevraagd. De zelfredzaamheid wordt als goed beoordeeld. Binnen het plangebied zijn twee WAS palen aanwezig. Hierdoor is het waarschuwings- en alarmeringssysteem in de buurt van beide risicobronnen hoorbaar. Daarnaast zijn er voldoende vluchtroutes van de bronnen af gericht. De bluswatervoorzieningen in de directe omgeving van de bronnen voldoet aan de eisen. De bereikbaarheid van de directe omgeving van de risico bronnen is goed. Beide tankstations liggen aan hoofdontsluitingen en zijn voldoende snel en 2-zijdig te bereiken.
Het groepsrisico voor beide tankstations ligt onder de oriëntatie waarde. Te samen met de bovenstaande punten op het gebied van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid is het restrisico aanvaardbaar.
5.5.2 Overige inrichtingen
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ook gekeken naar overig gevaar bij de in totaal vijf tankstations (Hambakenweg 3, Bruistensingel 10 en 21, Zandzuigerstraat 100 en Sint Teunislaan 84). Gevaar kan ontstaan tijdens plasbranden. De hittestraling van een plasbrand kan dermate heet zijn dat deze na verloop van tijd objecten in de omgeving kan “aansteken”. Het oppervlak van een potentiële plasbrand is bepaald op 100 m2. Vanuit de publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS 28) wordt gesteld dat bij een warmtestralingsintensiteit van 10 kw/m2 een plasbrand na verloop van tijd andere objecten kan gaan aansteken. Als veilige afstand voor dergelijke situaties wordt 30 meter geadviseerd. Daar gevoelige bestemmingen buiten deze contouren zijn gelegen, kan geconcludeerd worden dat dit geen belemmeringen oplevert.
5.5.3 Externe veiligheid als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen over de weg
Over de rijksweg A2 en A59 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Uit een inventarisatie naar het vervoer van gevaarlijke stoffen in de gemeente 's-Hertogenbosch en berekeningen ten behoeve van het Basisnet Weg is gebleken dat er geen knelpunten met betrekking tot het plaatsgebonden risico zijn rond de genoemde wegen in 's-Hertogenbosch. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico van de A2 en de A59 wordt ter hoogte van 's-Hertogenbosch nergens overschreden. Voor de A59 en de A2 is in het kader van het Basisnet geen veiligheidszone vastgesteld, wat inhoudt dat geen beperkingen worden opgelegd aan ruimtelijke ontwikkelingen in de directe nabijheid van deze wegen. Van een plasbrandaandachtsgebied is bij beide wegen ter hoogte van 's-Hertogenbosch ook geen sprake.
Conform de Circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen moet bij ontwikkelingen binnen 200 meter van een route of tracé het groepsrisico beschouwd worden. Het plangebied valt binnen het invloedsgebied (950 meter) van de A2 en A59. Binnen het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats. Het groepsrisico wordt dus niet beïnvloed. Er hoeft geen onderzoek of verantwoording plaats te vinden. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen waarbij sprake is van een significante toename van het aantal personen, dient aandacht besteed te worden aan het groepsrisico.
Op basis van de aanwezige bedrijvigheid in de gemeente zijn schattingen gemaakt van de lokale transportstromen, zie ook het document Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen van de gemeente 's-Hertogenbosch uit 2008. Uit dit document blijkt dat over de lokale wegen enkel transport van brandbare vloeistoffen en LPG plaatsvindt. Het gaat hierbij om incidenteel vervoer van- en naar LPG-tankstations. Voor dit lokale vervoer is geen lokale routering ingesteld. Informeel zijn afspraken gemaakt met de vervoerders om de meest veilige weg te nemen. Door de lokalisering van de LPG-tankstations nabij de ringwegen is automatisch al sprake van korte en goede verbindingswegen van- en naar de LPG-tankstations. De gereden routes binnen de gemeente lopen veelal ook niet door zeer dichtgebouwde gebieden. Op grond van de VNG handreiking voor het toetsen van externe veiligheid transport is deze aan- en afvoerroute getoetst. Zowel voor het PR alsook het GR is er geen overschrijding van de norm (bron: Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen 2008).
5.5.4 Externe veiligheid als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen over het spoor
De spoorlijn 's-Hertogenbosch – Nijmegen ligt deels binnen het plangebied. Daarnaast is de spoorlijn 's-Hertogenbosch – Utrecht in de directe omgeving gelegen. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van beide spoorlijnen. Uit berekeningen van het plaatsgebonden risico vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor, volgt dat er geen plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar buiten het spoortracé optreedt.
Het wettelijke vereiste niveau van basisbescherming wordt hiermee geboden. Vanuit het plaatsgebonden risico is er derhalve geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Er vinden geen nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied plaats. Er is dus geen toename van de personendichtheid. Op basis van deze gegevens wordt vastgesteld dat er geen toename van het groepsrisico zal optreden. Een nadere invulling van de verantwoordingsplicht is derhalve niet aan de orde.
5.5.5 Externe veiligheid als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen door ondergrondse gastransportleidingen
Op 1 januari 2011 is het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb) in werking getreden, dit ter vervanging van de Circulaire voor aardgasleidingen uit 1984. Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van hogedrukaardgasleidingen met een externe veiligheidscontour is het Bevb van toepassing. Het Bevb bevat een verplichting om bij aardgasleidingen met druk van 16 tot 40 bar de ligging van de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook van ten minste 4 m aan weerszijden van de leiding vast te leggen in bestemmingsplannen. Binnen het gebied ligt een ondergrondse hogedruk gastransportleiding van de Gasunie, met een maximale druk van 40 bar.
Voor de leiding die in het plangebied ligt, wordt een belemmeringenstrook bestemd ten behoeve van de bescherming en het beheer van de leiding. De breedte van deze strook is 4 meter aan weerszijden van de leiding. Deze zone dient gevrijwaard te blijven van obstakels (dus geen gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en andere objecten die een belemmering opleveren voor de bereikbaarheid van de gasleiding). Deze zone is opgenomen op de plankaart en vertaald in de regels bij het bestemmingsplan.
In het Bevb is geregeld wanneer de risico's van de hogedruk-aardgastransportleiding moet worden beschouwd. Hiervoor is een risicobeschouwing opgesteld (QRA). Hierbij wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico (PR)
Voor wat betreft het PR bezitten de aardgasleidingen geen 10-6contour (PR contour = 0 meter). Er liggen dus geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour, het plaatsgebonden risico levert geen belemmeringen op.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico ligt onder de oriënterende waarde. Omdat er ook geen nieuwe ontwikkelingen zijn, is er ook geen sprake van toename van het groepsrisico. Het groepsrisico is 0,1 keer de oriënterende waarde. Hierdoor kan volstaan worden met een beperkte verantwoording. Hiervoor worden de kwalitatieve elementen als zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd.
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid is de mate waarin personen zich in veiligheid kunnen brengen (schuilen of vluchten) zonder hulp door hulpdiensten. De mogelijkheden tot zelfredzaamheid zijn afhankelijk van de kwetsbaarheid van personen en de mogelijkheden het gebied te ontvluchten.
Binnen het invloedsgebied van de hogedruk-aardgastransportleiding in het plangebied bevindt zich één object dat bestemd is voor het verblijf van groepen beperkt zelfredzame personen. Het betreft een kinderdagverblijf aan de Schaarmeesterstraat.
Naast het kinderdagverblijf bevinden zich binnen het invloedsgebied van de hogedruk-aardgastransportleiding voornamelijk woningen, kantoren, bedrijventerreinen en een middelbare school. De zelfredzaamheid van personen in deze objecten is doorgaans hoog. In genoemde objecten zijn geen groepen minder valide mensen te verwachten die in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf in veiligheid te brengen.
Bestrijdbaarheid
Om effectief en efficiënt hulp te kunnen bieden in geval van een incident, zijn de opkomsttijd, de bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid van belang. De gemeente heeft hiervoor bij de veiligheidsregio om advies gevraagd. De lokale brandweer kan overdag binnen 7 minuten objecten binnen het invloedgebied van de gasleiding bereiken en starten met de bestrijding van het incident. Voor de post Rosmalen geldt tijdens de nacht en in het weekend een opkomsttijd van 10 minuten. Op deze manier kan effectief en efficiënt hulp geboden worden bij incidenten. De bluswatervoorzieningen in de directe omgeving van de bron voldoet aan de eisen. Daarnaast is de bereikbaarheid van de directe omgeving van de risico bron is goed.
5.6 Hoogspanningsleidingen
In het plangebied lopen twee bovengrondse hoogspanningslijnen, namelijk de lijn “Den Bosch-Eerde-Eindhoven" en de lijn "Den Bosch-Oss-Helmond”. De spanning op deze beide lijnen is 150 kVolt. Uit voorzorg voor mogelijke gezondheidsrisico's heeft het Rijk (het toenmalige Ministerie van VROM) een advies vastgesteld dat geldt voor nieuwe ontwikkelingen in de buurt van bovengrondse hoogspanningslijnen. Volgens het rijksadvies moeten nieuwe situaties waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waar het magnetisch veld sterker is dan 0,4 microTesla (de zogeheten 'magneetveldzone') zoveel mogelijk worden vermeden. Het gaat hierbij om nieuwe bestemmingsplannen die de bouw van nieuwe woningen, scholen en kinderdagverblijven mogelijk maken.
De magneetveldzone binnen het plangebied voor het deel van de lijn “Den Bosch-Eerde-Eindhoven" is gemiddeld 100 meter aan weerszijden van het hart van de lijn en voor de lijn "Den Bosch-Oss-Helmond” bedraagt de magneetveldzone gemiddeld 70 meter aan weerszijden van het hart van de lijn.
Voor bestaande woningen, scholen en kinderdagverblijven binnen de magneetveldzone heeft het Rijksadvies overigens geen gevolgen. Voor alle bestaande situaties geldt een referentiewaarde van 100 microTesla. Deze waarde wordt in 's-Hertogenbosch op voor het publiek toegankelijke plaatsen niet overschreden, ook niet in de buurt van of direct onder hoogspanningslijnen. In onderhavig plan worden geen ontwikkelingen, danwel nieuwe gevoelige bestemmingen (woningen, scholen, kinderdagverblijven) mogelijk gemaakt binnen de magneetveldzones van de aanwezige hoogspanningslijnen. Het rijksbeleid en de aanwezige hoogspanningslijnen vormen geen belemmering voor onderhavig plan.
5.7 Energie En Duurzaamheid
Het waarborgen van de kwaliteit van de leefomgeving is een belangrijke opgave van de gemeente. Van ontwerp, aanleg, inrichting tot beheer wordt de stedelijke ontwikkeling steeds duurzamer vormgegeven. De gemeente 's-Hertogenbosch wil een voortrekkersrol blijven spelen op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling.
Onder duurzame stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: het rekening houden met milieuaspecten gedurende planontwikkeling, bouw, inrichting en beheer van de nieuwe wijk. Belangrijke onderwerpen zijn: energie, water, afval, verkeer, materiaalgebruik, bodem, geluid en natuur.
'Voor duurzaam bouwen is door de gemeente besloten om drie speerpunten te hanteren: 25% CO2-besparing, afkoppelen van hemelwater en toepassing van hout uit goed beheerde bossen (FSC-hout).
Energie
Energie is één van de speerpunten van het gemeentelijke milieubeleid. Voor nieuwbouw wordt minimaal 25% energiebesparing gerealiseerd ten opzichte van de wettelijke normen uit het bouwbesluit op het moment van de bouwaanvraag.
Integraal waterbeheer
Hemelwaterafvoer dient te gebeuren middels infiltratie naar de bodem of oppervlakkige afvoering naar het oppervlaktewater, of via een gescheiden rioolstelsel. Voor het bepalen van de mogelijkheden op de betreffende locatie is de watertoets het uitgangspunt.
Als infiltratie of afvoer naar het oppervlaktewater gezien de locatie niet mogelijk is en er geen gescheiden rioolstelsel is, wordt er een dubbel rioolstelsel tot aan de controleput aangelegd worden, zodat bij aanleg van een gescheiden rioolstelsel er eenvoudig alsnog hierop aangesloten kan worden.
Om verontreiniging van het oppervlakte water en/of het grondwater te voorkomen, worden alleen materialen toegepast die geen schadelijke emissie naar het regenwater hebben. De richtlijnen hiervoor zijn opgenomen in het Informatieblad uitlogende materialen.
Hout uit duurzaam beheerde bossen
Om duurzaam bosbeheer te waarborgen en roofbouw en illegale kap te voorkomen wordt hout uit duurzaam beheerde bossen toegepast. Dit wordt gewaarborgd met het FSC-certificaat. Dat betekent dat materialen wordt betrokken bij FSC-gecertificeerde toeleveranciers.
Openbare ruimte
Voor het openbare gebied is het Nationale Pakket GWW van toepassing. Daarbij worden ten minste alle vaste, en kostenneutrale variabele maatregelen en variabele maatregelen toegepast alsmede de maatregelen waarvan de kosten binnen een redelijke termijn worden terugverdiend.
5.8 Radarverstoringsgebied, Kabels En Leidingen
Het plangebied is gelegen in het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel. Dit houdt in dat, teneinde het ongestoord functioneren van radar- en communicatieapparatuur op de vliegbasis te waarborgen, er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 15 nautische mijl (=27,8 km) geldt, gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied dient voor ieder obstakel, hoger dan 65 meter boven N.A.P., te worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. De mate van verstoring is afhankelijk van o.a. de hoogte, breedte en opstelling van objecten. Plannen tot het oprichten van hoge bebouwing dienen altijd individueel getoetst te worden door het Ministerie van Defensie (Dienst Vastgoed Defensie, Directie Zuid te Tilburg). Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die de radarzone beïnvloeden. Aanvullende toetsing is niet noodzakelijk.
Binnen het plangebied zijn diverse kabels en leidingen aanwezig, waarbij bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden rekening moet worden gehouden. De aanwezige kabels en leidingen hebben geen ruimtelijke effecten of beperkingen.
5.9 Archeologische Waarden
5.9.1 Landschappelijk
Het plangebied ligt landschappelijk gezien in een zone waar het rivierenlandschap en het dekzandlandschap samenkomen (afbeelding 7). De bodemopbouw van het plangebied is in het kader van de ruilverkaveling in 1950 gedetailleerd in kaart gebracht waardoor ook een vrij nauwkeurig beeld van het voormalige landschap beschikbaar is.
Het plangebied wordt in het noorden en in het zuiden begrensd door langwerpige dekzandruggen. De dekzandrug in het zuiden is relatief breed en vormt een aaneengesloten gebied. De dekzandruggen in het noorden zijn smaller en zijn vermoedelijk hogere toppen waarvan de flanken door latere rivierafzettingen zijn afgedekt. Tussen de dekzandruggen bevinden zich nog de lagere dekzandwelvingen en tot slot de relatief laaggelegen dekzandvlaktes. Het dekzandlandschap is ontstaan tijdens de laatste fase van de laatste ijstijd toen er nauwelijks begroeiing was om het zand vast te houden. Het losse zand kon door de wind worden meegevoerd en er ontstond een reliëfrijk dekzandlandschap.
Na de laatste ijstijd kon in de laagste delen van het dekzand onder invloed van stijgend grondwater veen groeien. Door de invloed van de rivieren zoals de Maas zijn delen van het dekzandlandschap opgeruimd of afgedekt met rivierafzettingen. Ook na de bedijking van de Maas vanaf de twaalfde en dertiende eeuw vonden nog regelmatig overstromingen plaats. Bij hoge waterstanden braken af en toe de dijken door waardoor het rivierwater ook in de achterliggende gebieden stroomde en klei en zand achterliet.
Om dijkdoorbraken te voorkomen werd al vroeg gebruik gemaakt van een overlaat waarbij rivierwater via een verlaging in het dijklichaam in de lagergelegen komgebieden werd ingelaten en verder stroomafwaarts weer naar de bedijkte rivier werd teruggeleid. Op deze manier ontstond een tijdelijke rivierbedding, de Beerse Maas genoemd, waardoor de dreiging van dijkdoorbraken werd voorkomen maar wel grote delen van het landschap periodiek onder water stonden en niet bruikbaar waren voor landbouw. Het plangebied ligt midden in het overlaatgebied van de Beerse Maas.
Om de hoger gelegen gronden in het zuiden van het plangebied tegen het wassende water te beschermen werd in de 15e eeuw een dijk aangelegd. Deze dijk is nu nog zichtbaar in het natuurgebied De Heinis (afbeelding 7). Dat deze dijk geen overbodige luxe was, wordt duidelijk wanneer men naar het kronkelende verloop van de dijk kijkt. De kronkels zijn namelijk veroorzaakt door dijkdoorbraken waarbij ronde spoelgaten (zgn. wielen) werden gevormd. Door deze wielen binnen of buiten te dijken kreeg de dijk haar kronkelende uiterlijk. De overlaat van de Beerse Maas werd in 1942 gesloten.
De landschappelijke ontwikkeling van het plangebied heeft er voor gezorgd dat er sprake is van een afwisselend maar plaatselijk complexe opeenvolging van ruggen, geulen en kommen en bijbehorende sedimenten. Door menselijk ingrijpen zijn veel elementen van het oorspronkelijke landschap intussen grotendeels verdwenen of aangetast. Hoge zandkoppen werden vaak gebruikt als zandwinningslocaties of zijn tijdens de naoorlogse ruilverkaveling geëgaliseerd. Ten behoeve van de aanleg van de verschillende woonwijken in het plangebied heeft vermoedelijk geen grootschalige ophoging plaatsgevonden. Dit betekent dat destijds bij de bouw van woningen en infrastructuur mogelijk al veel archeologische resten verloren zijn gegaan.
Afbeelding 7. De landschapskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in blauw de globale grens van het bestemmingsplangebied Noord
1. Dekzandrug, 2. Dekzandwelving, 3. Dekzandvlakte, 4. Laagte met veen, 5. Komgebied, 6. Kom op dekzandwelving, 7. Kom op oeverwal, 8. Fossiele geul, 9. Fossiele geul van de Dieze.
5.9.2 Bewoning
Tijdens diepe ontgravingen en ontzandingen in de omgeving van 's-Hertogenbosch en Rosmalen zijn herhaaldelijk werktuigen aangetroffen die er op wijzen dat in dit gebied al ruim 35.000 jaar geleden mensen en dieren leefden. Met name uit de zandput van De Groote Wielen (Rosmalen) en de Noorderplas zijn dergelijke oude resten aangetroffen. De kampjes van de jagers-verzamelaars uit deze periode liggen echter verstopt onder vele meters zand en klei en komen daarom alleen bij diepe bodemingrepen aan het licht. Vanwege de diepe ligging (10 tot 13 meter onder het maaiveld) en de geringe omvang van de kampementen zijn de resten van deze oudste bewoningsfasen vrijwel niet op te sporen met archeologisch onderzoek.
De vindplaatsen uit latere perioden liggen minder diep onder het maaiveld zodat deze makkelijker worden ontdekt. Voorbeelden hiervan zijn aangetroffen direct ten noorden van het plangebied waar bij het graven van een sloot grote hoeveelheden vuursteen uit het Vroeg Mesolithicum werd gevonden in de top van het dekzand (afbeelding 8; nr. 163, 171, 172 en 174). Ook bleek er op een hoger niveau aardewerk uit de IJzertijd aanwezig te zijn. Aanvullend archeologisch onderzoek bracht vervolgens nog meer vuursteen, een bronzen bijl, en aardewerk uit het Neolithicum aan het licht. Ten zuiden van de Noorderplas zijn bovendien resten van een rendiergewei uit het Laat-Paleolithicum, versierde botten en stukken gewei uit het Mesolithicum en vuursteen en enkele fragmenten aardewerk uit het Neolithicum gevonden (afbeelding 8; nr. 132).
Om te kunnen bepalen of er in deze zone wellicht sprake is van archeologische vindplaatsen, is in 1989 en 1990 een archeologisch onderzoek uitgevoerd (Verhart & Wansleeben, 1991). Het onderzoek heeft aanwijzingen voor bewoning uit het Mesolithicum en Neolithicum opgeleverd. De bewoning vond plaats in de top van het dekzand. Dit dekzand is later overgroeid met een dikke laag veen. In de top van het veen werden tot slot aardewerkscherven uit IJzertijd aangetroffen.
Uit het plangebied zelf ontbreken concrete aanwijzingen voor bewoning uit Laat-Paleolithicum, Mesolithicum en het Neolithicum. Een uitzondering hierop vormt wellicht de vondst van een vuurstenen kling die in de 19e eeuw werd aangetroffen bij het maken van een grindweg bij Orthen (afbeelding 8: nr.153). De precieze herkomst van het artefact is echter onbekend zodat men terughoudend moet zijn in het trekken van conclusies. Niettemin lijken het landschap en de bodemopbouw in bestemmingsplangebied Noord sterk op dat uit het gebied rond de Noorderplas zodat een vergelijkbare archeologische verwachting voor de Steentijd mag worden aangenomen.
De hogere dekzandruggen aan de noord- en zuidkant van het plangebied zullen ook na de Steentijd vrijwel continue bewoond zijn geweest. Op deze plaatsen zijn aanwijzingen voor bewoning uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen bekend. Op een van de dekzandkoppen in het noordelijke deel van het plangebied ligt de Empelse Hut (zie afbeelding 8 nr. 4). Dit betreft een terp-achtige ophoging waarvan de oudste voorloper mogelijk al teruggaat tot in de Vroege Middeleeuwen. De ophoging kan wijzen op (periodieke) wateroverlast door de Maas. Vermoedelijk hebben de dekzandkoppen aan de noordkant van het plangebied iets lager gelegen en dus ook sneller last gehad van het water.
Langs de kronkelige dijk in het westen en zuiden van het plangebied zijn in het begin van de 19e eeuw duidelijk drie clusters van bewoning te onderscheiden: Een deel van Orthen, Orthen Ketsheuvel en de Herven (afbeelding 8, nrs. 7, 8 en 9). Direct ten oosten van het plangebied ligt nog een vierde cluster: de Heinis (afbeelding 8; nr. 277 en 278). De bebouwing binnen de kernen gaat mogelijk terug tot de 15e eeuw.
Verdedigingswerken.
De brede zandrug in het zuidelijke deel van het plangebied en de daarlangs lopende dijk vormden een belangrijk onderdeel van de belegeringslinie van 1629. Bij Orthen bevond zich het Kwartier van Willem van Nassau waardoor hier een omvangrijk stelsel van wallen en grachten heeft gelegen (afbeelding 8). Ook na het beleg bleef dit gebied strategisch van belang want tot 1886 werden herhaaldelijk schansen met grachten en omwallingen aangelegd en weer afgebroken. Die laatste fase is nu nog zichtbaar ter hoogte van de Ketsheuvel omdat de omgrachting bewaard is gebleven. Ten noorden van de Hervensedijk werd in 1860 ook een vestingwerk aangelegd maar dit heeft niet lang dienst gedaan. In 1886 verloor het haar defensieve functie maar het werk is nog grotendeels aanwezig, zij het deels overgroeit.
5.9.3 Archeologische waarden en verwachting
In 2008 is een archeologische verwachtingskaart opgesteld voor het deel van de gemeente buiten de middeleeuwse stadskern van 's-Hertogenbosch (afbeelding 8). De archeologische verwachtingskaart bevat niet alleen de reeds bekende archeologische vindplaatsen maar geeft ook een overzicht van de gebieden waar archeologische vindplaatsen verwacht kunnen worden, de zogenaamde verwachtingsgebieden. Gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologie hoog is, worden aangeduid als gebieden met een hoge archeologische verwachting. Verder wordt nog een onderscheid gemaakt in gebieden met een middelhoge en gebieden met een lage archeologische verwachting. Of er ook daadwerkelijk archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, moet archeologisch onderzoek uitwijzen maar de verwachtingsgebieden geven al wel aan in welke mate men met mogelijke archeologische resten rekening moet houden. Voor deze kaart is gebruik gemaakt van meest gedetailleerde en beschikbare bodemkundige en geo(morfo)logische gegevens zodat de archeologische verwachtingszones zo gedetailleerd mogelijk kunnen worden begrensd.
Binnen het bestemmingsplangebied Noord hebben de dekzandruggen een hoge archeologische verwachting. De archeologische resten tot en met de Middeleeuwen kunnen in deze gebieden worden aangetroffen in de top van het dekzand. De top van het dekzand kan, afhankelijk van de mate van ophoging, op circa 50 cm onder het maaiveld worden aangetroffen. Vindplaatsen uit latere perioden kunnen mogelijk al direct onder de bouwvoor of onder een eventueel aanwezig ophogingspakket verwacht worden.
De lager gelegen dekzandwelvingen (al dan niet afgedekt door komklei) en de flanken van de dekzandruggen hebben een middelhoge verwachting. Ook voor deze gebieden geldt dat eventuele vindplaatsen tot en met de Middeleeuwen zich in de top van het dekzand bevinden. Omdat deze gebieden van oorsprong lager liggen en er vaak sprake is van een latere bedekking met klei zal de top van het dekzand tussen circa 0,5 en 1,0 meter beneden het maaiveld liggen. Vindplaatsen uit latere perioden kunnen mogelijk in een afdekkende kleilaag of direct onder de bouwvoor verwacht worden.
De dekzandvlakte, komgebieden en fossiele waterlopen tot slot hebben een lage verwachting. De kans op het aantreffen van archeologische resten is laag maar dit neemt niet weg dat wel vindplaatsen aanwezig kunnen zijn.
In het bestemmingsplangebied ligt één archeologisch rijksmonument. Het is een terrein in het noordelijke deel van het plangebied en staat bekend onder de naam: de Empelse Hut (zie afbeelding 8, nummer 4)
Afbeelding 8. De archeologische verwachtingskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in blauw de globale grens van het bestemmingsplangebied Noord. 1. Zone met een hoge verwachting, 2. Zone met een middelhoge verwachting, 3. Zone met een lage verwachting, 4. De Empelse Hut: een wettelijk beschermd archeologisch rijksmonument, 5. Verdedigingswerken 1629, 6. Verdedigingswerken 1832, 7. Historische kern van Orthen, 8. Historische kern van Orthen (Ketsheuvel), 9. Historische kern van De Herven.
5.9.4 Algemeen archeologiebeleid gemeente 's-Hertogenbosch
De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is in juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart (afbeelding 9). De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen. Wel zal bij m.e.r.-plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd.
Afbeelding 9. De archeologische beleidskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in blauw de globale grens van het bestemmingsplangebied Noord. Zie paragraaf 5 en tabel 1 voor legenda.
Tabel 1. Legenda van de archeologische beleidskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch ten behoeve van bestemmingsplangebied Noord.
5.9.5 Archeologiebeleid bestemmingsplan Noord
In de archeologische beleidsnota van de gemeente is aangegeven, dat bij het opstellen van elk bestemmingsplan zal worden bekeken in hoeverre de zones met een hoge en middelhoge verwachting nader kunnen worden uitgewerkt door het uitvoeren van aanvullend archeologisch onderzoek.
Voor een deel van Orthen-Links is in 2007 een bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat archeologisch relevante lagen sterk zijn verstoord door (oudtijdse) graafwerkzaamheden zodat de kans op het aantreffen van intacte archeologische vindplaatsen laag is. De hoge en middelhoge verwachting op de verwachtingskaart van de gemeente kan voor deze zone dus worden bijgesteld naar laag. Een uitzondering geldt voor de ligging van de verdedigingslinie van 1629.
Omdat voor het overige deel van bestemmingsplan Noord weinig informatie beschikbaar is over de intactheid van het landschap en de dikte van eventuele ophogingslagen is voor het plangebied een aanvullend archeologisch bureau- en veldonderzoek uitgevoerd. Tijdens het onderzoek zijn verspreid over het gebied 6 boorraaien geplaatst met in totaal 49 boringen. Doel van het booronderzoek was vooral het in kaart brengen van de bodemkundige opbouw en de intactheid van de bodem. Hierbij is met name gekeken naar de dekzandruggen en -flanken omdat voor deze zones de archeologische verwachting het hoogst is.
Uit het onderzoek is gebleken dat de hogere dekzandkoppen in het noordelijke deel van het plangebied direct onder het maaiveld liggen. De flanken zijn afgedekt met rivierklei en -zand en lijken intact. Lokaal is wel sprake van verspoeling of recente verstoring.
De zuidelijke dekzandrug heeft vermoedelijk een veel grilliger verloop dan werd aangenomen. Er lijkt geen sprake van een aaneengesloten dekzandrug maar vermoedelijk is er sprake van enkele hoger gelegen koppen met daartussen lagergelegen zones. In een aantal boringen zijn aanwijzingen voor dijkdoorbraken gevonden waarbij waarschijnlijk delen van de dekzandrug zijn verspoeld. Ook recente ingrepen hebben mogelijk de hogere dekzandkoppen aangetast hoewel er ook aanwijzingen zijn dat delen van de dekzandrug redelijk intact zijn.
Concluderend kan men stellen dat het aanvullend archeologisch onderzoek op hoofdlijnen de landschappelijke indeling van het plangebied heeft bevestigd maar in de praktijk zal het landschappelijke beeld veel complexer zijn. Het lijkt erop dat de hogere dekzandkoppen niet zijn afgedekt door latere afzettingen en dat de toppen plaatselijk door recente activiteiten zijn vergraven. De lagere delen zoals de flanken zijn echter nog wel intact maar liggen verborgen onder een laag komklei en een later aangebracht ophogingspakket.
Op plaatsen waar tijdens het booronderzoek geen dekzandruggen zijn aangetroffen, wordt het beeld van het landschap aangepast. Het booronderzoek geeft echter te weinig houvast om structurele aanpassingen in het landschapsbeeld door te voeren. Hoewel het booronderzoek inzicht heeft gegeven in de dikte van verstoorde lagen, is het lastig om deze gegevens te vertalen naar algemeen hanteerbare richtlijnen. De diepte tot waarop verstoringen hebben plaatsgevonden kan lokaal sterk verschillen waardoor extrapolatie naar grotere gebieden niet altijd betrouwbaar is.
Indien in de toekomst blijkt, dat de archeologische verwachting voor (delen van) dit plangebied niet aansluit bij de bestaande verwachting dan zal worden bekeken hoe deze verwachting kan worden bijgesteld zodat een meer realistisch verwachtingsbeeld ontstaat.
Uitgaande van de archeologische beleidskaart geldt voor het plangebied het volgende (zie afbeelding 8 en tabel 1):
- Voor het deel van plangebied dat behoord tot categorie 1 geldt dat een monumentenvergunning vereist is bij alle werkzaamheden dieper dan 30cm beneden het huidige maaiveld.
- Voor die delen van het plangebied die behoren tot categorie 4D is bij ingrepen groter dan of gelijk aan 25 m² en dieper dan 50 cm beneden het huidige maaiveld een omgevingsvergunning vereist. Onderzoeken kleiner dan 25 m² worden door de gemeente uitgevoerd en betaald.
- Voor die delen van het plangebied die behoren tot categorie 4E is bij ingrepen groter dan 50 m² en dieper dan 50 cm beneden huidig maaiveld een omgevingsvergunning vereist. Onderzoeken ondieper dan 1 m onder het huidige maaiveld in het kader van de realisering van een bijgebouw (bouwplan kleiner dan 100m²) worden door de gemeente uitgevoerd en betaald.
- Voor die delen van het plangebied die behoren tot categorie 4F is bij ingrepen groter dan 50 m² en dieper dan 50 cm beneden het huidige maaiveld een omgevingsvergunning vereist.
- Voor die zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (categorie 5A) is bij ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm beneden huidig maaiveld een omgevingsvergunning vereist. Wanneer in het vigerende bestemmingsplan archeologische verwachtingen mogelijk strijden met bestaande bouwrechten, zal de gemeente op eigen kosten het waarderend onderzoek door middel van proefsleuven betalen. Dit laatste geldt alleen voor kleinschalige ingrepen (plangebieden kleiner dan 250m²) en indien de oppervlakte van het te bebouwen oppervlak niet groter is dan in het oude bestemmingsplan was toegestaan.
- Voor die zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen in recent opgehoogde gebieden aanwezig zijn (categorie 5B) is bij ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 1,0 m beneden het huidige maaiveld een omgevingsvergunning vereist. Wanneer in het vigerende bestemmingsplan archeologische verwachtingen mogelijk strijden met bestaande bouwrechten, zal de gemeente op eigen kosten het waarderend onderzoek door middel van proefsleuven betalen. Dit laatste geldt alleen voor kleinschalige ingrepen (plangebieden kleiner dan 250m²) en indien de oppervlakte van het te bebouwen oppervlak niet groter is dan in het oude bestemmingsplan was toegestaan.
- Voor de zones met een lage verwachting (categorie 6) zijn geen nadere eisen opgenomen. Wel zal bij m.e.r. plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd.
- In zijn algemeenheid geldt dat, indien tijdens werkzaamheden geïsoleerde, zogenaamde 'losse' archeologische vondsten worden gedaan, men wettelijk verplicht is dergelijke vondsten te melden aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Ook de gemeentelijk archeoloog wordt in dit geval op de hoogte gebracht.
In paragraaf 7.3 is opgenomen hoe dit beleid in het bestemmingsplan is vertaald.
Literatuur:
Boshoven, E.H. en R.J.M. van Genabeek 2008: 's-Hertogenbosch Archeologische verwachtingskaart, BAAC-rapport 05.080, 's-Hertogenbosch.
Ruijters, M.H.P.M., 2011. Bestemmingsplannen Noord en Soetelieve, gemeente 's-Hertogenbosch. Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase). RAAP-rapport.
Verhart, L.B.M. & M. Wansleeben, 1991.Kort voorlopig verslag van de opgraving te 's-Hertogenbosch – Maaspoort. Intern Rapport Gemeentelijke Oudheidkundig Bodemonderzoek nr. 23.
Verwers, W.J.H., 1990. Archeologische Kroniek van Noord-Brabant 1985-1987. Stichting Brabants Heem, Waalre.
5.10 Cultuurhistorie
5.10.1 De ordenkaart
De inventarisatie van de wijk Noord beperkt zich tot de bebouwing van na 1965. In concreto tot de gebiedsdelen Orthen en Orthen-links. Hierbij is in grote lijnen gebruik gemaakt van een ordeningsmethode die in Amsterdam is opgezet voor een aantal laat negentiende en twintigste eeuwse wijken in die stad. In het kort houdt deze methode in dat alle panden in een wijk worden geordend op basis van hun architectuur. Onderscheiden worden vijf orden:
- vijfde orde: panden met een architectuur die ingrijpend is verstoord danwel geen specifieke waarde vertegenwoordigd;
- vierde orde: panden met een architectuur die kenmerkend is voor de betreffende periode;
- derde orde: panden met een architectonische meerwaarde;
- tweede orde: panden met een nadrukkelijke architectonische verbijzondering;
- eerste orde: beschermde monumenten en panden met monumentale architectuur.
Deze inventarisatiemethode is meer gericht op een zo objectief mogelijke vaststelling van de bestaande architectonische kwaliteit dan op het in kaart brengen van eventueel bestaande monumentale waarden. Expliciet betekent dit, dat bouwhistorische, sociaal- en cultuurhistorische aspecten geen rol spelen in het ordeningsproces. Stedenbouwkundige kwaliteiten zijn wel een criterium, vooral met het oog op het uiteindelijke doel van de ordening: het inzichtelijk maken van stedenbouwkundige patronen. De architectonische kwaliteit van individuele panden kan worden versterkt door een stedenbouwkundig ensemble waarvan zij deel uitmaken. De stedenbouwkundige kwaliteiten binnen een wijk zijn geordend in zones.
- vijfde orde: stedenbouwkundige structuur of ruimte zonder kwaliteit;
- vierde orde: stedenbouwkundige structuur of ruimte met voor de betreffende periode kenmerkende kwaliteit;
- derde orde: stedenbouwkundige structuur of ruimte met een kwalitatieve meerwaarde;
- tweede orde: stedenbouwkundige structuur of ruimte met een bijzondere kwaliteit;
- eerste orde: hoogwaardige stedenbouwkundige structuur of ruimte die de status heeft van beschermd stadsgezicht, of deze status zou moeten krijgen.
De inventarisatiemethode leidt tot een kaartbeeld waarin de stedenbouwkundige samenhang van de gebouwen in de verschillende categorieën goed tot uiting komt. Zo vormt de ordenkaart een welstandskaart die verder gaat dan de kwaliteit van afzonderlijke panden. Om de werkbaarheid van de kaart ten behoeve van toekomstige bestemmingsplannen te vergroten is tevens een kaartbeeld vervaardigd waarin de panden uit de eerste en de tweede orde zijn samengevoegd. De panden uit de overige orden zijn eveneens in één categorie ondergebracht waardoor de monumenten en de panden met een bijzondere architectuur sterker afsteken tegen de overige bebouwing. De ordenkaart is opgenomen in bijlage 2.
De ordenkaart heeft een signalerende functie. Op het moment dat het voornemen ontstaat om ingrepen in de bebouwde omgeving van de wijk te doen plaatsvinden, is er inzicht in de aanwezigheid van panden met een bijzondere of monumentale architectuur.
De ordenkaart is samengesteld na een verkenning van de wijk. Naast het in het veld categoriseren van de architectuur, is ook het daktype van de panden in de wijk geïnventariseerd. De nokrichting en de kapvorm van panden die ondergebracht zijn in de eerste vier orden, is op de kaarten weergegeven. Voor zover bekend zijn bouwjaren en de namen van de architecten van de verschillende panden bijeen gezocht. Deze informatie is in het kaartbeeld verwerkt.
5.10.2 Beknopte geschiedenis van Orthen
Orthen, thans een wijk van 's-Hertogenbosch, was in het verleden een zelfstandig dorp. Uit historische bronnen blijkt zelfs dat Orthen ouder is dan de stad 's-Hertogenbosch.
In de IJzertijd en de Romeinse Tijd moet het gebied rond Orthen al bewoond zijn geweest. Waar de naam Orthen vandaan komt, is niet geheel duidelijk. Eén van de theorieën is dat Orthen is afgeleid van 'Orduynen'. Dat komt dan van oord-duinen, een oord wat op een uitloper van de duinen zou zijn gesticht. Om geen last van het rivierwater te hebben, werden in het verleden nederzettingen op hoge en dus droge zandruggen gesticht.
De eerste schriftelijke vermelding van Orthen dateert uit 815. In een oorkonde schonk ene Alfer zijn bezittingen aan de abdij in het Duitse Lorsch. Deze bezittingen bestonden uit gronden liggende onder meer in Empel, Orthen, Rosmalen en Engelen. Orthen werd nogmaals genoemd in 850 toen ene Runfridus bezittingen, onder meer visvijvers te Orthen, wederom aan de abdij van Lorsch schonk.
Na verloop van tijd kwam Orthen in het bezit van Hendrik III, die tussen 1063 en 1079 graaf van Leuven was. Orthen werd toen als volgt omschreven: 'het landgoed Orthen met het daaraan verbonden personeel, erven, gebouwen en weiden, in kultuur gebrachte en woest gronden en de daarbij behorende jachtrechten, wateren en viswaters; alsmede de opbrengsten van dit alles'.
De toenmalige bevolking van Orthen hield zich dus voornamelijk bezig met landbouw en veeteelt, daarnaast zal ook de visserij een belangrijke rol in haar bestaan hebben gespeeld.
De oudste kaart waarop Orthen voor komt is van de hand van Jacob van Deventer en dateert uit 1545. Orthen is hierop afgebeeld als een dorp bestaande uit verspreide bebouwing waarin twee bewoningskernen zijn te onderscheiden. In het noorden ligt het eigenlijke Orthen met de kerk aan een dijk (later Orthense Maasdijk genaamd).
Hoe oud deze dijk is, die op kaarten ook wel werd aangeduid als 'Zeedijk', is niet duidelijk. Vermoedelijk bestond ze al grotendeels in de veertiende eeuw. De dijk vindt zijn aanvang nabij Orthen en loopt in oostelijke richting naar Rosmalen. Ter hoogte van Bruggen zet de dijk zich voort richting Kruisstraat en Nuland.
Het is niet bekend wanneer er voor het eerst een kerk in Orthen heeft gestaan, in ieder geval stond er een kerk in 1185, bij de stichting van 's-Hertogenbosch. Deze oudste kerk, tot 1413 de moederkerk van 's-Hertogenbosch, stond in de buurt van de huidige San Salvatorkerk. Tijdens de verschillende belegeringen van de stad 's-Hertogenbosch werd de kerk regelmatig verwoest.
De geschiedenis van het dorp Orthen is altijd nauw verweven geweest met de vestingstad 's-Hertogenbosch. Het dorp lag niet alleen in het schootsveld van 's-Hertogenbosch, maar ook in het inundatiegebied van de vesting. Kortom, Orthen had het in oorlogstijd zwaar te verduren.
Zo werd het dorp in 1505, 1512 en 1524 geheel door de Geldersen verwoest. Er moet daarna flink gebouwd zijn, want in 1526 telde Orthen alweer 61 huizen. Ook de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) bracht de Orthenaren veel ellende. In 1583 vluchtten alle inwoners van Orthen, op een paar hutbewoners na, naar 's-Hertogenbosch waar ze 25 jaar zouden verblijven. Na het beleg van 's-Hertogenbosch in 1629, waarbij de stad werd ingenomen, stonden er in Orthen alleen nog maar de kerk en vier huizen overeind. Maar het kon nog erger. Bij de inval in Nederland van de Fransen onder Lodewijk XIV werden in 1672 alle dijken in Orthen afgegraven, terwijl in 1673 de kerk en alle huizen werden afgebroken. De afgegraven grond werd naar de stad 's-Hertogenbosch vervoerd om daar de versterkingen mee op te hogen. Nadien waren de Orthenaren genoodzaakt hun huizen weer op te bouwen op de Dorpsdijk (Herven, Ketsheuvel en Orthen). Het aanzicht van Orthen veranderde hiermee: het dorp kreeg het karakter van een lintbebouwing langs de Orthense dijk en Engelse dijk naar het noorden (Hedel en Engelen), en langs de Ketsheuvel en Herven naar het oosten (Rosmalen).
Naast oorlogsgeweld werd het dorp ook een aantal maal getroffen door branden. In 1857 werden 17 woningen door brand verwoest. In 1886 brak er wederom brand uit waaraan de Sint Lambertuskerk, pastorie en 10 woningen ten prooi vielen. In de jaren daarna steeg het aantal inwoners en huizen langzaam. Tot 1945 is Orthen een klein dorp gebleven.
Bij de plannen voor de aanleg van de spoorlijn 's-Hertogenbosch naar Utrecht besloot men het tracé dwars door Orthen te laten lopen. De spoorlijn werd in 1867 aangelegd waarvoor er dertien woningen werden gesloopt. De eigenaars van deze woningen kregen een flinke vergoeding, hiermee bouwden zij nieuwe woningen. Een boerderij met het jaartal 1867 op de voorgevel herinnert daar nog aan.
Na de Tweede Wereldoorlog gaat Orthen een nieuwe fase in waarbij planmatige hele buurten werden bijgebouwd. In eerste instantie wordt vlak na de oorlog ten noorden van de begraafplaats een aantal noodwoningen gebouwd. Eind jaren veertig wordt vervolgens een terrein opgehoogd waarop in de loop van de vijftiger jaren woningen en winkels verrezen. Op datzelfde terrein wordt in de jaren 1955-1956 de San Salvatorkerk gebouwd.
Vrijwel direct na het gereedkomen van voornoemde uitbreiding werden plannen gemaakt voor een verdere uitbreiding, eveneens in noordelijke richting. Het betrof de bouw van een nieuwe wijk bestaande uit 300 tot 325 woningen waarvan 10 woningen met winkels. De wijk zou uit twee delen bestaan. In het zuidelijke deel zouden (rijtjes)huizen worden gebouwd voor arbeiders en middenstanders, terwijl in het noordelijke deel (vrijstaande) woningen voor de betere gesitueerden zouden verrijzen. De bebouwing in dit noordelijk deel werd verwezenlijkt in 1965 en later. Omdat het tijdens het veldonderzoek niet duidelijk werd welke panden vóór en ná 1966 waren gebouwd, zijn alle panden van deze uitbreiding in het onderzoek meegenomen.
Opvallend is dat beide buurten van elkaar worden gescheiden door een brede groenstrook. Dit terrein mocht niet bebouwd worden daar hier hoogspanningsleidingen lopen.
5.10.3 Orthen links
Orthen-links betreft een herstructureringswijk. In het voortraject tot het besluit om deze wijk op termijn te slopen en te herontwikkelen is de vraag aan de orde geweest of de cultuurhistorische waarden van deze wijk van zodanige omvang is dat behoud nagestreefd zou moeten worden. Dit is niet het geval. Die waarden zijn er wel degelijk omdat een tijdsbeeld is neergeslagen in de architectuur en de stedenbouwkundige vormgeving die sterk bepaald werd door de aanwezige infrastructuur van wegen en spoorlijn. Maar die waarden zijn beperkt en rechtvaardigen niet dat de wijk behouden zou moeten blijven.
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
Water is een belangrijk element in de ruimtelijke ordening. Het zorgt niet alleen voor bepaalde beperkingen maar biedt ook kansen binnen en buiten het plangebied. Voorliggend bestemmingsplan legt de huidige situatie vast, waarbij geen nieuwe ontwikkelingen zijn gepland. In onderstaande tekst is beschreven wat de beleidsdoelen zijn op het gebied van water bij huidige en toekomstige ruimtelijke plannen.
6.1 Beleid Voor Integraal Waterbeheer
Integraal waterbeheer beoogt een duurzaam en veerkrachtig watersysteem, waarbij kansen worden benut en functies zoveel mogelijk worden gecombineerd. Beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan 2 (2009). Het is een visiedocument dat is onderschreven door de verschillende actoren op het gebied van water in en rondom de stad. Het Waterplan 2 beschrijft de wijze waarop 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem zal houden, nu en in de toekomst.
Het plangebied is gelegen in het beheergebied van waterschap Aa en Maas. Het waterbeheerplan van Waterschap Aa en Maas uit 2010 beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk naar 2027. Hierin zijn 8 uitgangspunten geformuleerd:
Wateroverlastvrij bestemmen
Bij de locatiekeuze voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de norm uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). In eerste instantie zal bij de locatiekeuze van een ontwikkeling gezocht moeten worden naar een plek 'die hoog en droog genoeg' is. Mocht dit echter niet mogelijk of wenselijk zijn, dan zal in de compenserende of mitigerende sfeer gezocht moeten worden naar maatregelen die het gewenste beschermingsniveau tegen wateroverlast helpen realiseren. Liever nog dan mitigeren of compenseren, wordt bij voorkeur gebouwd op locaties die als gevolg van hun ligging nú al voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige functie.
Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater
Het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse kan een compromis gesloten worden, waarbij de minimale inzet (in bestaand bebouwd gebied) is om het vuile en het schone water gescheiden aan te bieden op het (reeds aanwezige) gemengde rioolstelsel. Het waterschap zal echter niet akkoord gaan met de aanleg van nieuwe gemengde rioolstelsels.
Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik - infiltratie - buffering -afvoer”
In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen “hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer” (afgeleid van de trits “vasthouden - bergen - afvoeren”) doorlopen. Hergebruik van hemelwater wordt voornamelijk overwogen bij grootschalige voorzieningen als scholen, kantoorgebouwen ed. Voor particuliere woningen wordt dit niet gestimuleerd.
Binnen grondwaterbeschermingsgebieden kunnen door de grondwaterbeheerder (provincie) aanvullende kwalitatieve eisen gesteld worden in de Provinciale Milieu Verordening. Ook kan een vergunning nodig zijn van de grondwaterbeheerder.
Hydrologisch neutraal ontwikkelen
Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de natuurlijke GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) niet verlaagd worden en mag bijvoorbeeld bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied de oorspronkelijke landelijke afvoer in de normale situatie niet overschreden worden. Het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden en in poldergebieden worden seizoensfluctuaties toegestaan.
Water als kans
"Water” wordt door stedenbouwkundigen bij inrichtingsvraagstukken vaak benaderd als een probleem (“er moet ook ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur”). Dat is erg jammer, want “water” kan ook een meerwaarde geven aan het plan, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water. Zo is 'wonen aan het water' erg gewild, een mooie waterpartij met bijbehorend groen wordt door vele inwoners gewaardeerd.
Meervoudig ruimtegebruik
“Er moet ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur”. Maar door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor twee of meer doeleinden te gebruiken, is het “verlies” van m2 als gevolg van de toegenomen ruimtevraag vanuit water te beperken. Zo is het in bepaalde gevallen mogelijk om het flauwe talud ook te gebruiken als onderhoudsstrook. Flauwe taluds geven veel ruimte voor buffering van water, maar zijn ook te gebruiken voor recreatieve doeleinden (een fietspad dat af en toe niet te gebruiken is).
Voorkomen van vervuiling
Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Vanuit zijn wettelijke taak ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer streeft het waterschap ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Deze bronaanpak is ook verwoord in het Emissiebeheersplan. Het waterschap besteedt hier reeds aandacht aan in de fase van de watertoets, zodat dit aspect als randvoorwaarde kan worden meegenomen in het verdere ontwerpproces.
Waterschapsbelangen
Er zijn 'waterschapsbelangen' met een ruimtelijke component. Dit betreft het volgende:
- ruimteclaims voor waterberging
- ruimteclaims voor de aanleg van natte EVZ's en beekherstel
- aanwezigheid en ligging watersysteem
- aanwezigheid en ligging waterkeringen
- aanwezigheid en ligging van infrastructuur en ruimteclaims tbv de afvalwaterketen in beheer van het waterschap.
Indien deze belangen een rol spelen in het ruimtelijke plan dan zou hieraan in de toelichting, de voorschriften en de plankaart aandacht besteed moeten worden.
6.2 Huidige Situatie
Het plangebied van Noord is oorspronkelijk een poldergebied, dat is opgehoogd met zand tot ruim 3,3 m +NAP. Nabij Orthen is het maaiveld een stuk verder opgehoogd. Geologisch behoren deze gronden tot de jongere holocene rivierafzettingen van de rivieren de Dommel, de Dieze en de Maas. Het plangebied is opgehoogd met zand uit de Ertveldsplas en Engelse Gat.
Oppervlaktewater
Het plangebied bevat een groot aantal watergangen en niet verbonden wielen. De watergangen hebben een peil dat op 1,80 m +NAP ligt. Het peil kan oplopen tot ruim 2,16 m +NAP bij een herhalingstijd van eens per 100 jaar. Bij Orthen ligt een onderbemaling, welke op peil wordt gehouden door een gemaaltje.
Vanuit Maaspoort wordt water aangevoerd. De afwatering van Noord vindt plaats via een beweegbare stuw op de Groote Wetering/Nieuwe Vliet ten noordwesten van de Rosmalense Plas. De Ploossche plas en de Noorderplas staan onder invloed van het grondwaterregime van zowel de Maas als vanaf het Brabants plateau.
Afbeelding 10: Afwateringsgebieden met streefpeilen en bijbehorende kunstwerken in het plangebied.
Het grondwater van zowel de deklaag (freatisch grondwater) als het eerste watervoerend pakket stroomt globaal in noordwestelijke richting. Het freatische grondwater kan door lokale omstandigheden (tijdelijk) een andere stromingsrichting hebben. Zo wordt het grondwater beïnvloed door lokale kwel (vanaf de Maas en de Aa bij hoge waterstanden). De grondwaterstand varieert sterk en loopt af van zuid naar noord. Aan de zuidkant van het plangebied ligt de GHG rond 2,6 m NAP, terwijl aan de noordkant de GHG rond de 2 m NAP ligt. Precieze gegevens zijn hier echter niet voorhanden.
Riolering
Het plangebied heeft in zijn geheel een gemengd stelsel.
6.3 Ruimtelijke Vertaling Van Beleid
Dit bestemmingsplan betreft een conserverend plan. Bij toekomstige ontwikkelingen welke binnen dit bestemmingsplan passen, is het van belang om eerdergenoemde uitgangspunten op het gebied van water mee te nemen in de planvorming. Hieronder staat verwoord hoe dit in onderhavig plan wordt uitgewerkt.
Afkoppelen op oppervlaktewater
Voor alle nieuwbouwplannen, renovaties en sloop- en nieuwbouwplannen dient het hemelwater door de initiatiefnemer gescheiden aangeboden te worden op de perceelsgrens. Vanuit het verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (2009) en het Waterstructuurplan (in ontwerp) bestaat de wens om bij ruimtelijke plannen of bij werken aan de weg een regenwaterstelsel aan te leggen en de geschikte oppervlakken die hieraan grenzen hierop af te koppelen. Dit geldt in eerste instantie voor alle oppervlakken die tot 100 m van een watergang af liggen, maar in veel gevallen is het mogelijk om over grotere afstanden af te koppelen. Op deze regenwaterstelsels moeten in de toekomst alle schone oppervlakken van gebouwen aangesloten worden.
Bergingsopgave
In het plangebied zal bij ruimtelijke plannen waarbij een verhardingstoename plaatsvindt hydrologisch neutraal ontwikkeld moeten worden. De bergingsopgave dient berekend te worden met de zogenaamde HNO-tool van Waterschap Aa en Maas.
De meeste ontwikkelingen zullen echter sloop-nieuwbouwprojecten betreffen. Hierbij geldt dat het afkoppelen van deze oppervlakken van het gemengde stelsel een verlies aan berging in het rioolstelsel veroorzaakt. Dit verlies moet worden gecompenseerd binnen het plangebied, waarbij ook geanticipeerd moet worden op klimaatsverandering. Dit levert een bergingsopgave van 15mm op voor nieuw in te richten verharde terreinen. Mogelijke manieren om deze opgave te realiseren zijn groene daken, greppels, vijvers, poelen, infiltratievoorzieningen en het aanleggen van open water.
Grondwater
Voor de bescherming van grondwater is de provincie het bevoegde gezag. In het kader van het provinciaal Waterplan wordt door de provincie een onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van bescherming van de industriële grondwaterwinning. Onder andere zal hierbij een afweging worden gemaakt ten aanzien van de toepassing van warmte- en koudeopslag (WKO) binnen een mogelijke beschermingszone. Indien de provincie tijdig met beschermingsmaatregelen komt zullen deze zonodig vertaling kunnen vinden naar het te herziene bestemmingsplan. Voor dit moment is geen beschermingszone in Noord vastgelegd.
Afvalwater
Bij nieuwe ontwikkelingen kan afvalwater worden aangeboden op de perceelsgrens, waar het wordt aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.
Bouwmaterialen
Uit zorg voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater moet bij her- en nieuwbouw worden afgezien van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen in daken, gevels, verhardingen en regenwatervoorzieningen (goten en leidingen).
Hoofdstuk 7 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
7.1 Inleiding
Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart, regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de plankaart en de regels.
De regels zijn als volgt ingedeeld:
- Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2 lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 5 tot en met 21) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de doeleinden en bouwregels.
- Algemene regels. De algemene regels (artikel 28 tot en met 32 bevatten algemene – voor alle bestemmingen geldende – regels zoals algemene bouwregels en gebruiksregels.
- Overgangs- en slotregels. De laatste twee artikelen (artikel 34 en 35 betreffen achtereenvolgens het overgangsrecht en de slotregel.
7.2 Inleidende Regels
In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd. In artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.
7.3 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 1
Diverse bedrijven in onder andere Orthen zijn bestemd als Bedrijf - 1. Het gaat hier om bedrijven die voorkomen in gemengde gebieden. Binnen deze bestemming zijn bedrijven in de categorieën A en B van de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging toegestaan. Gebouwen mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak dat op de verbeelding is aangegeven. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij een maximum bebouwingspercentage is opgenomen op de verbeelding. In dat geval mag het bouwvlak worden bebouwd tot het percentage dat op de verbeelding is opgenomen.
Artikel 4 Bedrijf - 2
De bestemming Bedrijf - 2 is onder andere toegekend aan de vijf tankstations in het plangebied, waarvan er twee lpg verkopen. Dit zijn de bestaande tankstations aan de Hambakenweg 3 en Bruistensingel 10. Om kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in de omgeving van deze tankstations te beschermen, is op de verbeelding een aanduiding voor het lpg-vulpunt, de afleverzuil en de lpg-opslagtank opgenomen.
Ook de gronden van de Weenergroep zijn bestemd als Bedrijf - 2. Binnen dit bestemmingsvlak zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerreinen die is opgenomen als bijlage bij de regels. Binnen dit bestemmingsvlak zijn tankstations niet toegestaan.
Ook onderwijs, een buurtcentrum en een kas voor plantenexpo en -verkoop zijn op deze gronden (met functieaanduidingen op de verbeelding) toegestaan. Hieraan is wel een beperking gesteld: maximaal 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag worden gebruikt ten behoeve van onderwijs en een buurtcentrum. De oppervlakte van de kas is beperkt tot de huidige omvang door het opnemen van aanduidingszone op de verbeelding die overeenkomst met de huidige omvang.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Binnen deze bestemming zijn diverse nutsvoorzieningen in het plangebied ondergebracht. Het betreft de zogenaamde 'grotere' bouwwerken. Gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter. Kleinere bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut zijn (ook) binnen de andere bestemmingen toegestaan.
Artikel 6 Centrum
Winkelcentra de Rompert en Het Wielsem zijn bestemd als Centrum. Binnen deze bestemming zijn detailhandel,, kantoren, dienstverlening, bibliotheken, horecabedrijven in categorie 2 en 3, (para)medische voorzieningen en praktijkruimtes en wonen, in de vorm van woningen toegestaan. Gebouwen mogen worden opgericht binnen het bouwvlak dat op de verbeelding is aangegeven. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd tot de maximale bouwhoogte die eveneens op de verbeelding is aangegeven.
Artikel 7 Gemengd
De bestemming Gemengd is de meest ruimte bestemming. Hierbinnen zijn detailhandel, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en wonen toegestaan. Horeca is alleen toegestaan als een aanduiding op de verbeelding is opgenomen. Gebouwen mogen worden opgericht binnen de bouwvlakken die op de verbeelding zijn aangegeven. De bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een bebouwingspercentage is opgenomen. In dat geval mag het bouwvlak worden bebouwd tot het percentage dat op de verbeelding is opgenomen. De maximale bouw- en eventueel goothoogte zijn op de verbeelding in de bouwvlakken opgenomen.
Artikel 8 Groen
Relatief grote groenvoorzieningen (grote perken en plantsoenen, parken) zijn bestemd als Groen, kleinere groenvoorzieningen (bermen, kleine perken en plantsoenen) zijn onderdeel van de verkeersbestemmingen. Omdat de grens tussen water en groen soms diffuus is, zijn binnen deze bestemming naast groenvoorziening ook water en waterberging toegestaan. Ook fiets- en voetpaden maken deel uit van de bestemming en verder ondergeschikte voorzieningen, zoals speel- en sportvoorzieningen waaronder wijkspeelplaatsen. Er zjin binnen de bestemming Groen kleine gebouwtjes toegestaan van maximaal 30 m2 en maximaal 3 meter hoog, ten behoeve van groenvoorzieningen maar ook daaraan ondergeschikte functies zoals speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
Artikel 9 Horeca
D'n Boerderij (Herven 50-54), het horecabedrijf aan de Ketsheuvel in Orthen en het hotel bij station Oost zijn bestemd als Horeca. Voor d'n Boerderij en de vestiging aan de Ketsheuvel is horeca in catergorie 2 en 3 toegestaan, voor het hotel uitsluitend horeca in categorie 1.
Artikel 10 Kantoor
De kantoren aan onder andere aan de Eekbrouwersweg, Rompertsebaan, Het Wielsem, Rompertsstaete en kantorenpark Soetelieve aan de Bruistensingel zijn bestemd als Kantoor. Voor kantoren die gelegen zijn op kantorenparken of grotere kantoorlocaties is gekozen voor ruime bouwvlakken met een bebouwingspercentage. Hierdoor is flexibiliteit mogelijk. Voor kantoren die zijn gelegen temidden van woonbebouwing zijn bouwvlakken rondom de huidige bebouwing opgenomen. Hierdoor kunnen beide functies goed naast elkaar bestaan.
Artikel 11 Maatschappelijk
Binnen deze bestemming zijn naschoolseopvang, onderwijs, religie, en uitvaartcentra toegestaan. Gebouwen mogen gebouwd worden binnen het bouwvlak dat op de verbeelding is aangegeven. Dit bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een bebouwingspercentage binnen het bouwvlak is opgenomen. In dat geval mag het bouwvlak worden bebouwd tot het betreffende percentage dat is aangegeven.
Daarnaast is ook de begraafplaats Orthen bestemd als Maatschappelijk. De begraafplaats is aangeduid met de aanduiding 'begraafplaats' op de verbeelding. Ter plaatse van deze aanduiding zijn gebouwen ten dienste van de begraafplaats toegestaan. Hierbij kan gedacht worden aan een ingangsgebouw, een kapel, aula mortuarium en grafmonumenten. Van het bestemmingsvlak met de aanduiding 'begraafplaats' mag 1% worden bebouwd. De maximale bouwhoogte van deze gebouwen is op de verbeelding aangegeven. Onder deze regeling is de bouw van grafmonumenten niet opgenomen. Grafmonumenten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De grondoppervlak van grafmonumenten mag niet groter zijn dan 10 m2, de hoogte niet meer dan 3,5 meter.
Artikel 12 Natuur
Groengebieden zijn bestemd als Groen, met uitzondering van De Heinis. Dit gebied is bestemd als Natuur, omdat het gebied is aangewezen als ecologische hoofdstructuur. Binnen deze bestemming is het niet toegestaan om gebouwen op te richten. Bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan tot een hoogte van 3 meter en een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2. Terrein- en erfafscheidingen mogen maximaal 2 meter hoog zijn.
Artikel 13 Recreatie-volkstuinen
De drie volkstuinencomplexen in het plangebied, Volkstuinen Pastoor Barten, Volkstuinvereniging Noord en Volkstuinenvereniging Orthen, locatie Herpenseweide zijn bestemd als Recreatie-volkstuinen.
In deze complexen mag per individuele tuin maximaal één gebouw worden gebouwd. Hierbij kan gedacht worden aan een tuinhuisje of tuinkas. De oppervlakte hiervan mag niet meer dan 10 meter zijn en de hoogte niet meer dan 2,5 meter. Daarnaast mag per complex één verenigingsgebouw worden gebouwd. Dit gebouw mag niet groter zijn dan 120 m2 en niet hoger dan 6 meter. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,2 meter. De hondensportvereniging naast de A59 is eveneens binnen deze bestemming toegelaten.
Artikel 14 Sport
Sportpark De Hambaken en Sportcomplex De Donken zijn bestemd als Sport. Binnen deze bestemming zijn sportvelden, sportzalen, tribunes, kantines en zwembaden toegestaan.
Artikel 15 Verkeer - 1
De bestemming Verkeer - 1 is opgenomen voor Rijksweg A59. Het verschil met de andere verkeersbestemmingen is vooral gelegen in de maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die bij deze bestemming hoger mogen zijn. Bovendien zijn binnen deze bestemming geen parkeervoorzieningen toegestaan.
Artikel 16 Verkeer - 2
Onder deze bestemming vallen de straten met doorgaande rijbanen. Het gaat om doorgaande rijbanen voor verkeer, in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten: de gebiedsontsluitingswegen. Parkeervoorzieningen, mits ongebouwd, zijn binnen deze bestemming wel toegestaan.
Artikel 17 Verkeer - 3
Deze gronden zijn primair bestemd voor voorzieningen van verkeer en verblijf. Het gaat grotendeels om openbare ruimte die niet voor doorgaand verkeer is aangewezen. Deze straten bestaan uit rijbanen voor het lokale gebiedsgebonden verkeer, ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen. Ook binnen deze bestemming zijn ongebouwde parkeervoorzieningen toegestaan. Gebouwde parkeervoorzieningen vallen onder de bestemming Wonen.
Artikel 18 Verkeer - Railverkeer
Voor het spoor en het naastgelegen gebied is de afzonderlijke bestemming Verkeer - Railverkeer opgenomen ten behoeve van het rail- en spoorverkeer.
Artikel 19 Water
De grotere waterpartijen zijn bestemd als Water. Omdat de grens tussen water en groen soms diffuus is, zijn binnen deze bestemming naast water en waterberging ook groenvoorzieningen toegestaan, zoals oevers, en daaraan ondergeschikte voorzieningen, zoals oeverbeschoeiingen.
Artikel 20 Wonen
Deze bestemming omvat het grootste gedeelte van het plangebied. Binnen deze bestemming is wonen de hoofdfunctie. Er is voor gekozen de bestaande woonfuncties als zodanig vast te leggen. Dat houdt in dat in beginsel geen andere functies dan de woonfunctie binnen deze bestemming zijn toegestaan. Binnen de woonbestemming is wel de uitoefening van een aan huis verbonden beroepsactiviteit toegestaan, mits deze ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent onder meer dat maximaal 35% van de oppervlakte van de begane grond van de opstallen, tot ten hoogste 50m², mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroepsactiviteit.
Woningtypologieën
Het bestemmingsplan maakt in de bestemming 'Wonen' onderscheid tussen verschillende woningtypologieën. Hiermee kan sturing worden gegeven aan de ruimtelijke impact van verschillende woningtypologieën op de omgeving. Deze ruimtelijke impact komt tot uiting in de bouwmassa (hoogte en situering), maar ook in het aantal woningen. De woningdichtheid is van invloed op de parkeerbehoefte en daarmee op de parkeerdruk en de leefbaarheid in de omgeving.
Om te voorkomen dat de woningdichtheid in een wijk te groot wordt, maakt het bestemmingsplan onderscheid tussen grondgebonden en gestapelde woningen. Grondgebonden woningen zijn rechtstreeks toegankelijk op straatniveau en één van de bouwlagen sluit aan op het maaiveld. Deze zijn onderverdeeld in verschillende typen: vrijstaand, halfvrijstaand (twee-aaneen), geschakeld of aaneengebouwd.
Gestapelde woningen zijn geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning gelegen. Gestapelde woningen zijn uitsluitend togestaan, indien dit middels een aanduiding op de verbeelding is aangegeven. Hiermee wordt voorkomen dat grondgebonden woningen kunnen worden verbouwd tot gestapelde woningen.
Bijzondere bebouwingsregelingen
Voor (half)vrijstaande bebouwing met 'grove' bouwstroken, waarbij geen sprake is van seriematige bouw, geldt een apart regime. Hiervoor zijn de bouwregels uit de vigerende bestemmingsplannen overgenomen (specifieke bouwaanduiding - bijzondere bebouwingsregeling 1 tot en met 11) . De flexibiliteit blijft gewaarborgd binnen bepaalde, gestelde kaders. Deze regelingen zijn onder andere opgenomen in De Morgen en De Herven.
Bijgebouwen
Binnen de woonbestemming is de binnen de gemeente gebruikelijke erfbebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bijgebouwen (hieronder worden aanbouwen, uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen verstaan.
De belangrijkste kenmerken van de erfbebouwingsregeling zijn:
- Bebouwing op het achtererfgebied en buiten het bouwvlak: dit betekent dat de regeling van toepassing is op het gebied op 1 meter achter de voorgevel van de woning, met uitzondering van hoekpercelen.
- De hoogte bedraagt maximaal 3 meter, tenzij wordt gebouwd met hellende dakvlakken: de goothoogte bedraagt dan maximaal 3 meter en de nokhoogte bedraagt dan maximaal 4,5 meter.
- Er mag maximaal 75 m² aan erfbebouwing worden opgericht, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het achterfgebied mag worden bebouwd.
De bovengenoemde punten vormen de belangrijkste onderdelen van de erfbebouwingsregeling. Er zijn echter diverse beperkingen en afwijkingsmogelijkheden in de regels opgenomen, waardoor de genoemde onderdelen kunnen worden beperkt of uitgebreid.
Daarnaast komen op grote schaal bergingen in het voorerf voor. Deze zijn op twee verschillende manieren op de verbeelding aangegeven:
- met de aanduiding 'bijgebouw' indien er sprake is van vrijstaande bijgebouwen
- met een hoogtemaat, indien er sprake is van bijgebouwen die aangebouwd zijn aan het hoofdgebouw.
Bijgebouwen op hoekpercelen
Bestaande bebouwing van hoekpercelen is aangeduid met een hoogtemaat op de verbeelding overeenkomstig de bestaande situatie. Voor bijgebouwen met een plat dak is een maat van 3 meter aangehouden. Voor bijgebouwen met kap is een goothoote van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 4,5 meter opgenomen.
Voor nieuw op te richten bebouwing van hoekpercelen is een aparte afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen. Dit is gedaan omdat bebouwing op hoekpercelen vaak een speciaal stedenbouwkundig karakter heeft (aanzicht vanaf zowel de voorkant als de zijkant en hoekpercelen vormen de afronding van een rij woningen) en vanuit verkeersoogpunt (inkijk in de zijstraat om aanrijdingen te voorkomen).
Onder een hoekperceel wordt verstaan een gedeelte van een perceel gelegen naast een woning en aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied. In het onderstaande figuur wordt met de oranje/bruine kleur het te bebouwen hoekperceel aangegeven in een standaard situatie.
Voorwaarden:
- de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing mag maximaal 25 m² bedragen;
- de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven mogen niet onevenredig worden geschaad;
- de bebouwing dient te worden opgericht achter de denkbeeldige (verlengde) lijn die het snijpunt van de voorgevellijn en de zijgevellijn raakt en ligt onder een hoek van 45° ten opzichte van de voorgevellijn, maar niet door het bouwvlak van het betreffende hoofdgebouw heen gaat;
- de voorgevel van een aangebouwd bijgebouw dient evenwijdig te zijn aan de voorgevel van de hoofdbebouwing;
- de breedte van een aangebouwd bijgebouw bedraagt maximaal 3 meter.
Naast de bovenstaande voorwaarden kunnen er nadere eisen worden gesteld aan de minimale afstand van het bijgebouw tot de naar de openbare weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens vanuit stedenbouwkundige opzet van de omgeving, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.
Op een hoekperceel is, net als voor woningen die niet op een hoekperceel zijn gelegen, een afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen om onder voorwaarden voor de voorgevellijn te kunnen bouwen (bijvoorbeeld een erker).
Voorwaarden:
- de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing mag maximaal 25 m² bedragen;
- de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven mogen niet onevenredig worden geschaad;
- de stedenbouwkundige opzet van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast.
De maximale oppervlakte van de bebouwing van 25 m² geldt voor het gehele voorerfgebied. Dit betekent dat de oppervlakte van alle bebouwing naast het hoofdgebouw (naast de zijgevellijn) en alle bebouwing voor de voorgevellijn tezamen niet meer dan 25 m² mag bedragen.
Artikel 21 Wonen - Woonwagenstandplaats
De woonwagenstandplaatsen van de drie woonwagencentra in Noord zijn bestemd als Wonen -Woonwagenstandplaats. Binnen deze bestemming zijn zowel woningen als woonwagens toegestaan. Op de verbeelding zijn bouwvlakken ingetekend. Per bouwvlak mag één woning worden gebouwd of één woonwagen worden geplaatst. Tussen de bouwvlakken is een zone van minimaal 2,5 meter aan één zijde (bij brede percelen aan twee zijden) opgenomen. Hiermee kan het losstaande karakter van de woonwagens op de woonwagencentra behouden blijven alsmede het parkeren op eigen terrein opgelost worden. De maximale bouwhoogte is afhankelijk van de perceelsbreedte. Tezamen met een goothoogte van 3,5m en een hellingspercentage van 45% is de maximale bouwhoogte bepaald.
Artikel 22 Leiding - Gas
De dubbelbestemming Leiding - Gas is opgenomen ten behoeve van een gastransportleiding. De bouwregels beschermen de gastransportleiding. Indien het functioneren van de leiding niet wordt ondermijnd, dan kan, onder voorwaarden, worden afgeweken van het bestemmingsplan om de in de basisbestemming toegestane gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te realiseren.
Artikel 23 Leiding - Hoogspanningsverbinding
In het plangebied lopen twee bovengrondse hoogspanningslijnen, namelijk de lijn “Den Bosch-Eerde-Eindhoven" en de lijn "Den Bosch-Oss-Helmond”. Deze zijn bestemd als Leiding -Hoogspanningsverbinding. Daar waar de dubbelbestemming samenvalt met andere bestemming prevaleren de regels van de dubbelbestemming boven de regels van de andere bestemmingen. Een uitzondering is gemaakt voor de reeds bestaande gebouwen. Deze mogen worden herbouwd.
Artikel 24 Waarde-archeologie 1, Artikel 25 Waarde-archeologie 2, Artikel 26 Waarde-archeologie 3 en Artikel 27 Waarde-archeologie 4
Ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische of te verwachten archeologische waarden is - zoals nader toegelicht in paragraaf 5.9 van deze toelichting - aan gronden in dit bestemmingsplan een aantal dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie toegekend. Opgenomen is een verbod tot bouwen beneden maaiveld, een verbod tot slopen zonder omgevingsvergunnning en een vereiste van een omgevingsvergunning voor uitvoering van werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden zijnde. Na een verplichte rapportage, waarin de archeologische waarden zijn vastgelegd kan afgeweken worden van het bouwverbod, respectievelijk een omgevingsvergunning voor uitvoering van werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden zijnde of slopen worden verleend. Hieraan kunnen voorwaarden worden verbonden ten behoeve van behoud van archeologische waarden in de bodem of , indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, verplichtingen worden opgelegd als het doen van opgravingen of een verplichting de uitvoering van werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkend archeoloog. Het overleggen van een rapportage ter vastlegging van de archeologische waarden is niet nodig, indien - naar het oordeel van burgemeester en wethouders - de archeologische waarde in andere beschikbare informatie afdoende is vastgelegd.
Voor het wettelijk beschermd rijksmonument de Empelse Hut is geen dubbelbestemming opgenomen. Dit rijksmonument is op grond van de Monumentenwet afdoende beschermd: voor alle ingrepen die dieper reiken dan 30 cm onder het huidige maaiveld is een Monumentenvergunning vereist.
7.4 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing
Artikel 29 Algemene bouwregels
Naast de bouwregels in de bestemmingen geldt als algemene bouwregel dat ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing worden gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 2 meter. Als voorbeelden van ondergeschikte bouwdelen worden genoemd: plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken
Artikel 30 Algemene gebruiksregels
Voor zover onder een bestemmingsomschrijving de bestemming van een seksinrichting zou kunnen worden verstaan is als algemene gebruiksregel expliciet bepaald dat het gebruik ten behoeve van een seksinrichting in elk geval in strijd is met de bestemmingsomschrijving van alle bestemmingen in dit bestemmingsplan. Een seksinrichting wordt in lid 1.41 nader gedefinieerd.
Ook is in dit artikel geregeld dat parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein dienen te worden gehandhaafd.
Artikel 31 Algemene aanduidingsregels
In de Algemene aanduidingsregels zijn twee bepalingen opgenomen. Allereerst zijn regels opgenomen voor de aanduiding 'geluidszone - industrie' opgenomen. Op de gronden die zijn aangeduid als "geluidzone - industrie", mag een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welk aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van dit gebouw niet hoger is, dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Daarnaast zijn regels voor de aanduiding 'veiligheidszone-lpg' opgenomen. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen ter plaatse van deze zone geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en functies worden opgericht om het woon- en leefklimaat te beschermen tegen de LPG-installatie van de tankstations aan de Hambakenweg en de Bruistensingel. Bestaande woningen zijn hiermee positief bestemd en mogen ook worden herbouwd. Bovendien mag bij deze woningen ook erfbebouwing worden opgericht. Ter illustratie: met 'nieuwe' wordt dus niet de vervanging van een bijgebouwd bedoeld.
Artikel 32 Algemene afwijkingsregels
Voor alle bouwregels geldt dat burgemeester en wethouders er conform de algemene afwijkingsregels van af kunnen wijken. Deze regels betreffen onder meer vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen met niet meer dan 10% en vergroting van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen. Steeds geldt dat hiervoor alleen toestemming kan worden verleend als de afwijking het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
7.5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 34 Overgangsrecht
De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden – dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning, dan wel een omgevingsvergunning is verleend of nog te verlenen is – en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
Artikel 35 Slotregel
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: Regels van het bestemmingsplan Noord.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe planologisch-juridische regeling voor een bestaande situatie. Deze regeling gaat uit van consolidering van deze situatie, er zijn geen ontwikkelingen. Er is geen sprake van een plan dat nog dient te worden verwezenlijkt, zodat het aspect van de economische uitvoerbaarheid in die zin niet van toepassing is.
Artikel 6.12 Wro verplicht de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het bestemmingsplan maakt geen bouwplannen in de zin van de Grondexploitatiewet mogelijk. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig.
Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg
9.1 Vooroverleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:
- Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving van Noord-Brabant;
- Rijkswaterstaat, directie Noord-Brabant;
- Waterschap Aa en Maas;
- VROM-inspectie regio Zuid;
- N.V. Nederlandse Gasunie;
- Stichting Wijkraad Noord;
- Brandweer Brabant-Noord;
- Stichting Orthen-Links;
- Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed;
- BrabantWonen;
- Zayaz.
Er zijn schriftelijke reacties ontvangen van het Waterschap Aa en Maas en de Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving van Noord-Brabant. Hieronder wordt op deze reacties nader ingegaan. De overige vooroverleginstanties hebben niet gereageerd.
Opmerking ingebrachte opmerkingen in het kader van het vooroverleg
Commentaar gemeentelijk commentaar
9.1.1 Waterschap Aa en Maas
Opmerking 1
Delen van de leggerwatergangen van Aa en Maas zijn op de verbeeldingen 4 en 6 niet als 'Water' bestemd. Het waterschap verzoekt deze verbeeldingen op dit punt te complementeren.
Commentaar
Per email heeft het Waterschap op 6 april 2012 aangegeven dat het alleen gaat om verbeelding 4. De watergang rondom sportpark De Hambaken is in het ontwerpbestemmingsplan 'Noord' op de verbeelding opgenomen.
9.1.2 Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving van Noord-Brabant
Opmerking 1
De provincie heeft zich beperkt tot de vraag hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijke beleid relevant zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan 'Noord' geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Commentaar
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
9.2 Inspraak
Ingevolge de gemeentelijke Inspraakverordening is voor het voorontwerpbestemmingsplan 'Noord' een inspraakprocedure gevoerd. Met ingang van 13 februari 2012 heeft het voorontwerp gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om binnen die periode (tot en met 26 maart 2012) op het plan te reageren. Daarnaast is op maandag 27 februari 2012 een inloopavond georganiseerd. Tijdens deze avond hebben ongeveer 25 belangstellenden hun vragen kunnen stellen aan wethouder Snijders en medewerkers van de gemeente.
Hieronder worden de ingekomen inspraakreacties samengevat weergegeven en worden deze voorzien van gemeentelijk commentaar.
Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn de volgende inspraakreactie ontvangen:
- 1. Buurtcomité Fort Orthen, Werkgroep Orthense Zaken
- 2. Mevrouw S.B.M. Rozemeijer, Ketsheuvel 18 te 's-Hertogenbosch
- 3. Mevrouw E.H. Oosterberg, Tweede Morgen 2 te 's-Hertogenbosch
- 4. Mevrouw H.P.J van Kol-Willems en de heer J.F.A. Kol, Tweede Morgen 4 te 's-Hertogenbosch
- 5. De heer H.W. Vugts, Tweede Morgen 6 te 's-Hertogenbosch
- 6. Mevrouw H.M.G. Verhoeven-Wouters en de heer J.G.W.M. Verhoeven, Tweede Morgen 7 te 's-Hertogenbosch
- 7. De heer P. van der Heijden, Tweede Morgen 8 te 's-Hertogenbosch
- 8. Mevrouw D.M.M. Koenen, Tweede Morgen 9, te 's-Hertogenbosch
- 9. De heer G.M. Römer, Tweede Morgen 9 te 's-Hertogenbosch
- 10. De heer J.H.M . Jansen, Tweede Morgen 10 te 's-Hertogenbosch
- 11. De heer D.J. Bakker, Tweede Morgen 15 te 's-Hertogenbosch
- 12. Mevrouw A.M.G van den Elst en de heer A. Bouman, Tweede Morgen 16 te 's-Hertogenbosch
- 13. De heer A.W.H. Kemp, Tweede Morgen 18 te 's-Hertogenbosch
- 14. De heer A.P.L. Sabel, Tweede Morgen 22 te 's-Hertogenbosch
- 15. Mevrouw A.M. Haans, Tweede Morgen 23 te 's-Hertogenbosch
- 16. Mevrouw G.J.A. Reus-Derksen en de heer P.J. Reus, Tweede Morgen 44 te 's-Hertogenbosch
- 17. De heer G.J. van Geffen, Tweede Morgen 24 te 's-Hertogenbosch
- 18. De heer G.P. Mees ten Oever, Tweede Morgen 56 te 's-Hertogenbosch
- 19. De heer J.C.M. van Weert, Tweede Rompert 41 te 's-Hertogenbosch
- 20. Mevrouw G.J.E. Maas, Tweede Morgen 1 te 's-Hertogenbosch
- 21. Avalar Advies, de heer J.L.B Vogelzang, namens de heer en mevrouw Brusselers
- 22. De heer P.M. Hermans, Jekerstraat 30 te 's-Hertogenbosch
- 23. De heer P.M.H. Oostveen, Tweede Morgen 34 te 's-Hertogenbosch
- 24. De heer R.J.M. Sikking, De Waternimf 6 te 's-Hertogenbosch
Door de onder 3 tot en met 16 genoemde insprekers zijn identieke inspraakreacties gegeven. Deze worden gezamenlijk behandeld onder het kopje 'bewoners Tweede Morgen'
Reactie a, b, c ingekomen inspraakreacties
Commentaar gemeentelijk commentaar
1. Buurtcomité Fort Orthen, Werkgroep Orthense Zaken
Reactie a
Voor de winkelpanden en woningen aan de Schanswetering die bestemd zijn als 'Gemengd', nemen insprekers aan dat hierdoor nieuwe horeca uitgesloten wordt, tenzij dit vooraf bepaald is.
Commentaar
De winkelpanden en woningen aan de Schanswetering zijn bestemd als 'Gemengd'. Binnen deze bestemming is horeca niet toegestaan, met uitzondering van bestaande horecavestigingen. De bestaande horecavestigingen zijn op de verbeelding aangegeven door het opnemen van de aanduiding 'horeca' en de maximaal toegestane horecacategorie. Nieuwe, extra horecavestigingen zijn niet toegestaan. Indien een bestaand horecabedrijf verhuist of zijn bedrijfsvoering beëindigt, kan het betreffende pand wel opnieuw voor horeca worden gebruikt.
Reactie b
Insprekers hebben vernomen dat terrasvergunningen alleen op naam worden afgegeven. Zij gaan er vanuit dat dit in de toekomst zo blijft.
Commentaar
Een terrasvergunning heeft in 's-Hertogenbosch zakelijke werking. Dat betekent dat de vergunning op het pand rust en daarmee ook een economische waarde vertegenwoordigt. Dit is bij café André (nog) niet het geval. Dit café heeft een voorlopige toestemming voor een terras om in de vorm van een pilot te bekijken in hoeverre er overlast wordt veroorzaakt. Dit zal vooral tijdens de komende zomer moeten blijken. De pilot loopt eind 2012 af. Wordt de terrasvergunning definitief verleend, dan gaat de zakelijke werking in en kan ervan uit worden gegaan dat de volgende exploitant ook van dit terras gebruik kan maken.
Reactie c
Het pand waar de pizzeria is gevestigd, is kort geleden gesplitst in een kapsalon en pizzeria. De horecabestemming komt niet op het gedeelte van het kapsalon.
Commentaar
In het pand aan de Schanswetering 8 is Shoarma Pizzeria Orthen gevestigd. Daarachter, aan de Orthense Hoven 3 was MexicoFM gevestigd. Dit pand was dus al gesplitst. Op 12 oktober 2011 is er een vergunning verleend voor het verbouwen van een kantoor tot kapsalon, dat inmiddels is gerealiseerd.
In het voorontwerpbestemmingsplan 'Noord' zijn beide panden bestemd als 'Gemengd', maar is alleen voor het pand aan de Schanswetering 8 een horeca-bestemming opgenomen.
2. Mevrouw S.B.M. Rozemeijer, Ketsheuvel 18 te 's-Hertogenbosch
Reactie a
De woning van inspreekster is gelegen tegenover een groengebied. Op de plankaart is dit gebied opgesplitst in drie functies: 'groen', 'wonen' en 'maatschappelijk'. Inspreekster maakt bezwaar tegen het opsplitsen van het groengebied omdat er sprake is van een beheersbestemmingsplan. Het totale gebied zou de functie groen moeten krijgen.
Commentaar
De begrenzingen van de verschillende bestemmingen zijn tot stand gekomen op basis van kadastrale grenzen. De bestemming 'Groen' is gegeven aan gronden die eigendom zijn van de gemeente en deel uitmaken van het structurele, beeldbepalende groen. Een deel van de gronden ten westen van Ketsheuvel 15 is eigendom van Stichting Zayaz. De gronden ten westen en noorden van de San Salvatorkerk zijn eigendom van de Rooms-katholieke parochie van San Salvator. Deze gronden zijn privaat eigendom.
Eigenaren zijn vrij om, binnen de regels van het bestemmingsplan, hun gronden te gebruiken. Binnen het (voor)ontwerpbestemmingsplan 'Noord' zijn de bouwmogelijkheden op de door inspreker gedoelde bestemmingen 'Wonen' en 'Maatschappelijk' beperkt. Binnen de woonbestemming is aan de oostzijde van de bestaande bebouwing (op het zijerf) alleen met een afwijking van de bestemmingsplanregels bebouwing mogelijk. Hiervoor moet nog een procedure worden gevoerd. Dit is opgenomen in artikel 20.4.2 van het voorontwerpbestemmingsplan. Met deze regeling is het mogelijk om maximaal 25 vierkante meter aan bebouwing op te richten. De hoogte van deze bebouwing mag niet meer bedragen dan 3 meter.
Voor de bestemming Maatschappelijk geldt, dat alleen gebouwen van ondergeschikte aard buiten het bouwvlak zijn toegestaan. Dit is bijvoorbeeld een fietsenstalling. Van grootschalige bouwontwikkelingen in dit gebied is dus geen sprake.
Reactie b
Op de hoek Ketsheuvel/Orthen bevindt zich een horecagelegenheid. Deze is op de plankaart aangegeven met de functie 'horeca'. Er is geen categorie bij opgenomen, zoals bij de overige horecafuncties in het plangebied. Als dit betekent dat alle categorieën mogelijk zijn, maakt inspreekster hier bezwaar tegen. Dit is in strijd met de huidige activiteiten.
Commentaar
Voor de horecagelegenheid aan de Ketsheuvel 7 is de bestemming 'Horeca' opgenomen. Binnen de regels in artikel 9 van het voorontwerpbestemmingsplan is bepaald dat horecabedrijven in categorie 2 en 3 van de Staat van Horeca-activiteiten zijn toegestaan. Dit zijn onder andere een café, restaurant en bistro. Categorie 3 komt overeen met het huidige gebruik. Discotheken, dancings en speelautomatenhallen zijn nadrukkelijk niet toegestaan.
Bij de overige horecafuncties in het plangebied gaat het om horeca die is toegestaan binnen de woonbestemming. In dat geval is op de verbeelding exact aangegeven welke horecafunctie is toegestaan.
Reactie c
Aan de achterzijde van de woning van inspreekster liggen woningen aan het Schaarshuispad. Deze zijn op de verbeelding opgenomen met de functie 'maatschappelijk'. Inspreekster vraagt zich af waarom hiervoor niet de huidige woonfunctie is opgenomen.
Commentaar
In het geldende bestemmingsplan 'Uitbreidingsplan in onderdelen Orthen Noord 1964' is voor deze gronden de bestemming 'Openbare en bijzondere gebouwen' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn onder andere scholen, kerken, wijk- en verenigingsgebouwen toegestaan.
In nieuwe bestemmingsplannen kan de bestemming 'Openbare en bijzondere gebouwen' niet meer worden opgenomen. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 is ook een aantal standaarden geïntroduceerd om binnen de ruimtelijke ordening goed en efficiënt digitaal te kunnen werken.
Eén daarvan is SVBP 2008 (Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008). Deze SVBP heeft tot gevolg dat gemeenten niet zelf elke willekeurige bestemming kunnen gebruiken, maar met een aantal hoofdbestemmingen moeten werken. Voorzieningen als scholen, kerken, wijk en verenigingsgebouwen die in oude bestemmingsplannen bestemd waren als 'Openbare en bijzondere gebouwen' moeten nu bestemd worden als 'Maatschappelijk'.
In 1988 zijn op de betreffende locatie ouderenwoningen vergund. Daarom wordt ook een aanduiding 'wonen' op de verbeelding opgenomen. Daarmee zijn zowel de bestaande rechten als het bestaand gebruik bestemd.
3 tot en met 16. Bewoners Tweede Morgen
Reactie a
Insprekers menen dat in het bestemmingsplan ruimte moet worden gereserveerd voor het aanbrengen van geluidsschermen aan de zuidkant van de A59 ter hoogte van de Tweede Morgen, Bokkelaren en de Baken. Dit is volgens insprekers één van de laatste dichtbevolkte woongebieden in Nederland langs een snelweg, dat niet beschermd wordt door een geluidswal. Er zijn rapporten waaruit blijkt dat de geluidsoverlast ter plaatste circa 12 dB hoger ligt dan de norm.
Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat er ter plaatse geen geluidswal wordt gebouwd omdat daartoe geen juridische verplichting is. Deze reactie van Rijkswaterstaat is krom, aangezien ter hoogte van de Vijfde Morgen een scherm van circa 5 tot 6 meter hoog is geplaatst. Deze situatie is aan niemand uit te leggen.
Volgens insprekers is het gepast als de gemeente 's-Hertogenbosch zijn verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van enkele duizenden inwoners die de dupe zijn van het ontbreken van een geluidswal. Daartoe zal in eerste instantie in het bestemmingsplan een voorziening moeten worden opgenomen voor de betreffende geluidsschermen.
Commentaar
Het college wil allereerst benadrukken dat zij de verwarring en frustratie van insprekers begrijpt. Zij streeft ernaar om voor haar burgers een zo goed mogelijk woon- en leefklimaat te bewerkstelligen en te waarborgen. Daarom heeft het college haar verantwoordelijkheden genomen door deze problematiek met Rijkswaterstaat te bespreken. Ook de verantwoordelijk minister is door ons aangeschreven over deze problematiek. Beide zijn echter niet bereid om verder te gaan dan de wettelijk verplichte maatregelen. Met dit bestemmingsplan, maar ook met andere middelen kan het college een geluidsscherm niet afdwingen.
Helaas is het voor de gemeente niet mogelijk om zelf maatregelen te nemen. De gemeente 's-Hertogenbosch is wegbeheerder van alle gemeentelijke wegen. De A59 is een rijksweg, waarvoor Rijkswaterstaat beheerder is.
Ook als gevolg van gemeentelijke wegen wordt op vele duizenden woningen de voorkeurswaarde voor geluid overschreden. Het zou aan burgers niet uit te leggen zijn dat beschikbaar budget niet ingezet wordt om geluidsoverschrijding door gemeentelijke wegen aan te pakken, maar aan rijkswegen wordt besteed, waarvoor de gemeente geen bevoegd gezag is.
In het hierna volgende geven wij aan, waarom wetgeving het nemen van maatregelen niet noodzakelijk maakt en waarom er ter hoogte van de Vijfde Morgen wel geluidsschermen zijn gerealiseerd.
Regels over geluidshinder en geluidsnormen zijn opgenomen in de Wet geluidhinder. Op basis van deze wet moet bij de bouw van een nieuwe weg of nieuwe woning en bij een reconstructie van een bestaande weg getoetst worden aan een norm. Indien de norm overschreden wordt moeten maatregelen genomen worden.
Zowel van de bouw van een nieuwe weg of woning als van reconstructie van een bestaande weg is hier geen sprake. Het bestemmingsplan maakt dit niet mogelijk.
In de Wet geluidhinder zijn geen normen opgenomen voor de handhaving van geluidsaspecten.
Na het toetsen aan normen bij de bouw van een nieuwe woning of weg of reconstructie van een bestaande weg is er juridisch geen toetsmoment (lees norm) meer opgenomen in de wet. Omdat er in onderhavig geval geen norm geldt, kan er dus ook geen sprake zijn van het overschrijden van de norm.
De geluidsschermen aan de Vijfde Morgen zijn tot stand gekomen in het kader van de verbreding van rijksweg A2. De reconstructie van de A2 heeft ook fysieke gevolgen gehad voor het laatste deel van de A59 nabij knooppunt Empel. Daar waar de A59 fysiek gewijzigd is, is gekeken of er sprake was van reconstructie. Vanuit de wet Geluidhinder was er een verplichting tot het aanbrengen van geluidschermen langs de A59 tussen knooppunt Empel en de A59 ter hoogte van de Vijfde Morgen. Meer richting de Hambaken is de A59 niet gewijzigd, waarmee voor de wegbeheerder (Rijkswaterstaat) geen verplichting bestaat om dit gedeelte van de rijksweg van geluidwerende maatregelen te voorzien.
Samengevat kan worden gesteld dat het college de situatie begrijpt en Rijkswaterstaat en de Minister hiervan op de hoogte heeft gesteld, maar geen gehoor heeft gevonden. Wel nemen wij in het ontwerpbestemmingsplan een mogelijkheid op om geluidsschermen te kunnen realiseren. Indien Rijkswaterstaat deze toch wil realiseren, vormt het bestemmingsplan hierin geen beletsel.
Reactie b
Insprekers vragen het college om de belangen van de Bossche burgers te behartigen door Rijkswaterstaat te wijzen op deze situatie en erop aan te dringen dat er binnen drie jaar geluidsschermen aanwezig zijn.
Commentaar
Zoals onder a al aangegeven, heeft het college al in een eerder stadium de belangen van de Bossche burgers behartigd door zowel Rijkswaterstaat als de minister op deze situatie te wijzen. Zowel Rijkswaterstaat als de minister willen geen maatregelen nemen. Rijkswaterstaat beroept zich op de wettelijke plicht voor het nemen van maatregelen, die in onderhavig geval niet geldt. Indien Rijkswaterstaat zonder wettelijke verplichting geluidsschermen zou plaatsen, zou hiervan een precedentwerking voor vergelijkbare situaties in geheel Nederland ontstaan.
De minister heeft aangegeven dat zeer spoedig (medio 2012) de normen voor rijkswegen worden aangepast. Dit betekent een versoepeling van de geluidsnorm ten opzichte van de huidige geluidbelasting. Het verkeer mag met circa 40% toenemen alvorens geluidmaatregelen genomen hoeven te worden die het geluid terugbrengen tot het huidige geluidniveau.
Een nieuw overleg met Rijkswaterstaat of de minister zal dus geen geluidscherm tot gevolg hebben. Indien zich in de toekomst een mogelijkheid aandient, om alsnog een geluidsscherm af te dwingen zal het college zich hier vanzelfsprekend hard voor maken.
17. De heer van Geffen, Tweede Morgen 24 te 's-Hertogenbosch
Reactie a
Inspreker vraagt om de plaatsing van geluidschermen aan de zuidzijde van de A59 op te nemen in het bestemmingsplan 'Noord'. Zowel het geluidsniveau als de toename van het verkeer zijn voor inspreker belangrijke factoren om eindelijk tot maatregelen te komen. Het uitblijven hiervan zorgt al jaren voor forse geluidshinder ondanks het feit dat het geluidsniveau volgens de wegbeheerder binnen de wettelijke kaders schijnt te liggen. Ook de vorig jaar uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden hebben niet bijgedragen aan een merkbare verbetering.
Commentaar
Voor een reactie wordt verwezen naar het commentaar op de reacties 3 tot en met 16.
Reactie b
De plaatsing is al vele jaren in diverse overleggen, ook met wethouders, aan de orde geweest. In buurgemeente Heusden is dezelfde problematiek aan de orde geweest, maar daar is het kennelijk wel gelukt om de wegbeheerder een geluidscherm te laten plaatsen.
De door Heusden bedongen maximumsnelheid van 100 km/uur is onlangs weer verhoogd naar 120 km/uur op het traject langs de woning van inspreker, omdat daar de maatregelen zijn voltooid en de verbreding van de A2 gereed is. Naast geluidoverlast levert dit ook een forse toename van fijn stof op. Als de wegbeheerder de snelheidsverhoging zo belangrijk vindt, zou men toch minstens uit coulance de geluidsoverlast moeten aanpakken.
Commentaar
Voor de schermen langs de A59 bij de gemeente Heusden gold, in tegenstelling tot de situatie in 's-Hertogenbosch een juridische verplichting. Bij de totstandkoming van de Wet geluidhinder in 1988, is bepaald welke woningen alsnog geïsoleerd moesten worden tegen wegverkeerslawaai (saneren). Woningen die mogelijkerwijs in aanmerking komen voor sanering, zijn woningen die op de peildatum van 1 maart 1986 een geluidbelasting van meer dan 60 dB(A) op de gevel ondervonden, ten gevolge van wegverkeerslawaai. Deze woningen worden ook wel saneringswoningen genoemd.
Voor de woningen in Vlijmen langs de A59 was sprake van sanering. Voor de woningen aan de Tweede Morgen was dat niet het geval. De gevelbelasting op de woningen aan de Tweede Morgen was in 1986 niet dusdanig hoog dat deze woningen in aanmerking kwamen voor sanering.
Het snelheidsregime op de A59 is altijd 120 kilometer per uur geweest. Wel is de maximumsnelheid tussen Vlijmen en knooppunt Empel tijdelijk verlaagd. Deze snelheid was nodig voor de woningen in Vlijmen waarvoor het saneringsregime gold. De rechter heeft bepaald dat Rijkswaterstaat met de sanering niet langer mocht wachten op de bouw van de geluidsschermen, maar al eerder maatregelen genomen moesten worden. Dit is gedaan door een tijdelijke verlaging van de maximumsnelheid naar 100 kilometer per uur. Nu de geluidschermen bij Vlijmen gerealiseerd zijn, is er geen sprake meer van een saneringssituatie en is de tijdelijke verlaging van de maximumsnelheid weer afgeschaft.
Reactie c
Van een gemeentebestuur dat voor de veiligheid en gezondheid voor haar burgers moet opkomen, verwacht inspreker dat het in onderhandelingen met Rijkswaterstaat voor andere projecten, het onderste uit de kan haalt en eventueel als wisselgeld resultaten boekt voor haar inwoners.
Commentaar
Het college streeft ernaar om voor haar burgers een zo goed mogelijk woon- en leefklimaat te bewerkstelligen en te waarborgen. Daarom heeft het college haar verantwoordelijkheden genomen door deze problematiek met Rijkswaterstaat te bespreken. Ook de verantwoordelijk minister is door ons aangeschreven op de problematiek. Beide zijn echter niet bereid om verder te gaan dan de wettelijk verplichte maatregelen. Met dit bestemmingsplan, maar ook met andere middelen kan het college een geluidsscherm niet afdwingen.
Indien zich in de toekomst een mogelijkheid aandient, om alsnog een geluidsscherm af te dwingen zal het college zich hier vanzelfsprekend hard voor maken.
Voor het overige wordt verwezen naar het commentaar op de reacties 3 tot en met 16.
18. De heer Mees ten Oever, Tweede Morgen 56 te 's-Hertogenbosch
Naast onderstaande reactie heeft de inspreker ook dezelfde reactie gegeven als de onder 3 tot en met 16 genoemde insprekers. Voor de beantwoording wordt verwezen naar het commentaar onder 3 tot en met 16.
Reactie a
Voorgaande colleges hebben een groot deel van de stad tegen en over de A59 laten groeien. Daarbij is de groei van de verkeersoverlast genegeerd. Tegelijkertijd zijn er grote percelen grond voor bedrijfsterreinen gekocht, wat laat zien dat men een groei van de economie voorzag. Goed voor de inkomsten en werkgelegenheid, maar de gevolgen die dat heeft voor de benodigde voorzieningen worden niet aangepakt. Bijna alle aandacht en geld gaan naar verbeteringen of wijzigingen in het centrum.
Commentaar
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Reactie b
Het is al geruime tijd bekend dat het zeer ongezond is om woningen bij rijkswegen en hoogspanningskabels te bouwen zonder voldoende afstand te houden. Inspreker vraagt wat de inzet van het college is voor de gevolgen.
Inspreker mist in het voorontwerpbestemmingsplan 'Noord' de overlast van de A59. Er is niets te vinden over overlast door CO2 uitstoot en de geluidsoverlast, die een verhoogde kans op hartritmestoringen geeft door de constante onrust.
Commentaar
Het is inderdaad zo dat een slechte luchtkwaliteit niet goed is voor de volksgezondheid. Om de luchtkwaliteit te bepalen, meet de gemeente 's-Hertogenbosch sinds februari 2009 op 59 locaties de luchtkwaliteit. Met het meetnet luchtkwaliteit wordt het aandeel stikstofdioxide ( NO2) en fijn stof (PM10) in beeld gebracht. Op 54 locaties wordt NO2 gemeten en op 5 locaties zowel PM10 als NO2
Het meetnet luchtkwaliteit geeft inzicht in de kwaliteit van de lucht op 'straatniveau'. Zo worden huidige knelpunten inzichtelijk gemaakt en waar mogelijk wordt actie ondernomen. Dit is een aanvulling op de luchtberekeningen die gebruikt worden om het toekomstige effect van maatregelen op de luchtkwaliteit te bepalen.
Stikstofoxiden (NOx) zijn gassen die ontstaan bij verbrandingsprocessen. Stikstofdioxide (NO2) en stikstofmonoxide (NO) zijn daar voorbeelden van. Stikstofdioxide wordt grotendeels door autoverkeer geproduceerd. Het is daarom vooral een belangrijke indicator voor de luchtverontreiniging die met dat autoverkeer samenhangt. De huidige niveaus van NO2 hebben waarschijnlijk geen negatieve gevolgen voor de gezondheid van inwoners. Maar omdat NO2 zo sterk gekoppeld is aan het mengsel van verontreiniging als gevolg van het verkeer, en omdat verkeersuitstoot slecht is voor de gezondheid, zijn er voor NO2normen gesteld. De luchtkwaliteit in Nederland moet uiteindelijk in 2015 voldoen aan de Europese normen. Dan mag het maximum van 40 microgram stikstofdioxide per kubieke meter lucht niet overschreden worden.
Langs de A59, ter hoogte van de Tweede Morgen is op 1,5 meter van de wegrand een meetpunt geplaatst. Sinds 2009 wordt op deze locatie de concentratie stikstofdioxide gemeten. De meetresultaten tonen aan dat de norm, die vanaf 2015 zal gelden, sinds 2009 niet is overschreden. Het grootste deel van het jaar ligt de waarde onder de 30 microgram stikstofdioxide per kubieke meter lucht. De meetgegevens zijn op de gemeentelijke website in te zien (http://www.s-hertogenbosch.nl/inwoner/milieu/luchtkwaliteit/meetnet-luchtkwaliteit/)
Fijn stof (PM10) is een mengsel van kleine stofdeeltjes. Fijn stof wordt ook PM10 genoemd, omdat de deeltjes kleiner zijn dan 10 micrometer (= 1 duizendste millimeter). Naast verkeer (uitstoot van motoren, bandenslijtage) zijn industrie en landbouw (met name de intensieve pluimveehouderij) belangrijke bronnen van fijn stof. Het kan ook een natuurlijke oorsprong hebben, bijvoorbeeld zeezout of fijne zanddeeltjes.
Fijn stof wordt door de gemeente 's-Hertogenbosch op vijf plaatsen in de stad gemeten. Dit zijn locaties waar de concentraties van PM10 het hoogste zijn. Dit zijn enerzijds de meest belaste posities en anderzijds bij zeer gevoelige bestemmingen. Op geen van de vijf plaatsen wordt een overschrijding van de norm waargenomen. De gemeten concentratie van fijn stof ligt ruim onder de jaargemiddelde grenswaarde van 40 ug/m3. Tevens is voor fijn stof gekeken naar het aantal overschrijdingen van de 24-uurs gemiddelde waarde. Ook het aantal berekende “overschrijdingsdagen kritische waarde” wordt op geen enkele meetlocatie overschreden. Hieruit kan worden afgeleid dat op ander plaatsen in de stad ook geen overschrijdingen zullen zijn. Dit wordt bevestigd door het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is een samenwerkingsprogramma van de Rijksoverheid en lokale overheden om de luchtkwaliteit te verbeteren ten behoeve van de volksgezondheid. Het NSL is te raadplegen via http://www.nsl-monitoring.nl/monitoring-nsl/kaart-nsl/.
Sinds 2010 vindt jaarlijks een monitoring plaats van het NSL. Daarin wordt de ontwikkeling van de luchtkwaliteit gevolgd en wordt de uitvoering van de maatregelen en projecten, die zijn opgenomen in het NSL, bijgehouden. Ten behoeve van deze monitoring worden berekeningen uitgevoerd met de Monitoringstool. Indien uit de monitoring blijkt dat de doelstellingen van het NSL niet worden gehaald, kunnen extra maatregelen worden getroffen.
Uit het NSL blijkt dat er in 2010, 2011, de huidge situatie (2012) en in de toekomstige situaties 2015 en 2020 geen overschrijdingen waren dan wel zijn voor PM10 in de gemeente 's-Hertogenbosch.
Ook met eventuele overlast en gezondheidsrisico's ten aanzien van geluid en hoogspanningsverbindingen houdt de gemeente rekening. Dit doet zij door zich te houden aan de daarvoor bestaande wet- en regelgeving en richtlijnen. Voor nieuwbouw nabij snelwegen stelt de Wet Geluidhinder strenge regels. Voor bouwen nabij hoogspanningsverbindingen bestaan richtlijnen, die door de Raad van State, maar ook door de gemeente strikt worden toegepast. Het voorontwerpbestemmingsplan 'Noord' maakt dan ook geen nieuwe woningen mogelijk nabij snelwegen of hoogspanningsverbindingen.
Voor een reactie op het ontbreken van onderzoeksgegevens wordt verwezen naar het commentaar op reactie 20
Reactie c
Het college had de geluidswal, toen Rijkswaterstaat daar toch mee bezig was, voor minder dan een half miljoen tot het fietspad naar Maaspoort kunnen laten aanleggen en voor wat meer ook tot de Hambaken. Een parkeergarage van ongeveer 80 miljoen voor de ambtenaren had volgens inspreker voorrang. Die hadden prima op de transferia kunnen parkeren. Alleen voor het college en een paar afdelingshoofden is dichtbij het werk parkeren belangrijk.
Commentaar
De geluidsproblematiek die inspreker ervaart, is groter dan alleen de directe woonomgeving van inspreker. Een geluidscherm tot aan het fietspad naar Maaspoort zou dit probleem niet oplossen.
Voor het overige wordt de reactie voor kennisgeving aangenomen.
Reactie d
Het college doet ieder jaar zijn best om tot beste stad van Nederland of Europa gekozen te worden. Nu wordt er veel geld uitgegeven voor een Jeroen Bosch jaar en Brabant Culturele Hoofdstad. Na die investeringen gaat het onderhoud op oudere thema's snel achteruit. Fietspaden worden niet hersteld, stoepen blijven maanden vol onkruid, wandelpaden worden steeds slechter en parkonderhoud wordt met steeds grotere en bredere machines gedaan, wat veel schade berokkent, zowel financieel als qua uiterlijk
Sinds de aanleg van de straten in de Tweede Morgen rond 1978 zijn de stenen niet gekeerd. Dat hoorde toen binnen 20 jaar te gebeuren. Dientengevolge is er ook niet geëgaliseerd, met als gevolg veel kuilen en riooldeksels die gevaarlijk uitsteken. De Markt en Parade zijn of worden voor de zoveelste keer opnieuw aangelegd.
Alles wordt gedaan om toeristen in het centrum te krijgen, wat grotendeels alleen de middenstand helpt. Eigenaren van woningen betalen, ondanks de forse waardeverlagingen van hun huis, toch bijna dezelfde gemeentelijke belastingen als vorig jaar. In de buurt van inspreker zien bewoners alles achteruitgaan.
Inspreker vraagt zich af of de prioriteiten van het college niet bij alle burgers moeten liggen en niet steeds bij nieuwe luxe projecten.
Commentaar
Het keren van stenen wordt landelijk niet of nauwelijks meer toegepast voor bestaande woonwijken. Het keren is een zeer arbeidsintensieve bezigheid waarvan de winst zeer beperkt is. De stenen hebben 40 jaar in de grond gelegen en geleden door verkeersbelasting, vorst en vocht. De levensduur van de stenen wordt door het keren niet significant verlengd.
Voor het bepalen van een meerjarig onderhoudsprogramma voor groot onderhoud en de jaarlijkse onderhoudsplanning worden jaarlijks inspecties uitgevoerd. Op basis van de resultaten wordt bekeken welke straten in aanmerking komen voor grootschalig onderhoud. Het budget hiervoor is vanzelfsprekend niet onuitputtelijk, waardoor dit een beperkende factor is. De Tweede Morgen heeft nog geen prioriteit om in zijn geheel opnieuw bestraat te worden. Gaten in de weg of omhoog gekomen riooldeksels worden wel separaat van grootschalig onderhoud aangepakt.
19. De heer J.C.M. van Weert, Tweede Rompert 41 te 's-Hertogenbosch
Reactie
De reactie van inspreker richt zich op de toelichting op artikel 20. Hierin is opgenomen:
'de bebouwing dient te worden opgericht achter de denkbeeldige (verlengde) lijn die het snijpunt van de voorgevellijn en de zijgevellijn raakt en ligt onder een hoek van 45° ten opzichte van de voorgevellijn, maar niet door het bouwvlak van het betreffende hoofdgebouw heen gaat;'
Deze regel heeft als effect dat een eventuele aanbouw aan de zijkant van de woning van inspreker enkele meters naar achteren dient te worden geplaatst ten opzichte van de voorgevel. Inspreker vindt dit zowel praktisch als esthetisch onwenselijk.
Praktisch gezien is er een kleinere aanbouw mogelijk en deze aanbouw komt dan ook op een onlogische plaats. Inspreker kan zijn garage niet logisch uitbreiden. Esthetisch gezien komt de voorgevellijn van zijn woning op drie verschillende dieptes te liggen (zie de hierna volgende schetsen)
Aangrenzend aan het huis van inspreker is slechts een voetpad, dus een uitbouw heeft geen enkel negatief effect op de verkeersveiligheid. De voortuin is ruim vijf meter diep, waardoor het zicht vanaf en op dit fietspad niet wordt belemmerd.
Het huidige bestemmingsplan staat wel toe om evenwijdig aan de voorgevel uit te bouwen, waardoor deze wijziging een verslechtering van de rechten van inspreker is. Ook zijn er in de buurt verscheidende woningen met een dergelijke aanbouw (bijvoorbeeld Zesde Rompert 57 en Vierde Rompert 51). Dit geeft aan dat een dergelijke aanbouw prima mogelijk is en conform het aanzicht van de buurt is. Het lijkt inspreker niet meer dan redelijk om gelijk behandeld te worden.
De 45-graden regel is te algemeen. In de regel wordt geen rekening gehouden met de omgevingsomstandigheden, zoals de diepte van de voortuin, het aanzicht van de woning en het feit dat niet elke uitbouw van een hoekwoning een belemmering vormt voor de verkeersveiligheid.
Commentaar
Voor het realiseren van erfbebouwing op zijerven van hoekpercelen is in het voorontwerpbestemmingsplan 'Noord' een aparte afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Dit is gedaan omdat hoekpercelen, met de daarop aanwezige bebouwing zeer (beeld)bepalend kunnen zijn voor de bebouwingskarakteristiek van de aanwezige stedenbouwkundige opzet. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat de percelen van twee zijden waarneembaar zijn. Daarnaast speelt inderdaad zoals inspreker aangeeft, verkeersveiligheid een rol. Door het opnemen van een afwijkingsmogelijkheid is maatwerk mogelijk.
In deze afwijkingsmogelijkheid is de 45-graden regel opgenomen om, in combinatie met de beperkte hoogte en breedte, het onderscheid tussen hoofdbouwmassa en de aanbouw veilig te stellen. Door het vrijhouden van de hoek blijft de volume van de hoofdbebouwing duidelijk afleesbaar.
Inspreker geeft aan dat er een beperking van zijn rechten is. Hiervan is echter geen sprake.
De regeling voor erfbebouwing is opgenomen in het bestemmingsplan 'Erfbebouwingsregeling'. Hierin is opgenomen dat bijgebouwen uitsluitend achter het hoofdgebouw en naast het hoofgebouw worden gebouwd op ten minste 3 meter achter de voorgevel. Deze gronden mogen voor niet meer dan 50% worden bebouwd tot een maximale oppervlakte van 50 m2. Tenminste 25 m2 van het erf dient onbebouwd te blijven.
De in het voorontwerpbestemmingsplan 'Noord' opgenomen erfbebouwingsregeling maakt op het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak bebouwing tot 50% van het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak en maximaal 75 m2 mogelijk. Van het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, dient tenminste 25 m2 aaneengesloten onbebouwd te blijven. Op basis van het voorontwerpbestemmingsplan 'Noord' zou inspreker dus meer erfbebouwing kunnen oprichten dan in het vigerende bestemmingsplan het geval is.
Indien wordt afgeweken van het bestemmingsplan voor het bouwen van een bijgebouw in het voorerfgebied, dus bijvoorbeeld aansluitend aan de bestaande garage, kan inspreker nog maximaal 25 m2 aan bijgebouwen oprichten. In dat geval is er dus sprake van een toename van 50 naar 100 m2. Van een beperking van de rechten van inspreker is dan ook geen sprake.
20. Mevrouw G.J.E. Maas, Tweede Morgen 1 te 's-Hertogenbosch
Reactie
Inspreekster mist in het voorontwerpbestemmingsplan akoestisch en fijn stofonderzoek en het aanbrengen van geluidsschermen aan de zuidkant van de A 59 ter hoogte van de Tweede Morgen, de Bokkelaren en de Baken.
Het college schrijft in het voorontwerpbestemmingsplan in de paragraven 5.1.2 en 5.4 dat 'aangezien er geen ontwikkelingen of functiewijzigingen plaatsvinden er voor dit deel geen onderzoek hoeft plaats te vinden'. Hierbij gaat het college voorbij aan het feit dat er reeds ontwikkelingen hebben plaatsgevonden en dat die ongunstige effecten hebben teweeggebracht op zowel het verkeerslawaai als de luchtkwaliteit.
De directe oorzaak is de verhoging van de maximumsnelheid van 100 km per uur naar 120 km per uur. Daardoor is zowel het lawaai van het verkeer op de snelweg (en vooral het gebonk van de fietserstunnel) als de hoeveelheid fijns tof toegenomen. Deze verhoging van de maximumsnelheid is in tegenspraak met de voorlichting die inspreker van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft gekregen. Het gehele tracé van de randweg zou 100 km/uur blijven.
Daarnaast is het opmerkelijk dat bij de gemeente Heusden en in Rosmalen er wel een limiet geldt van 100 km/uur. Bovendien was het blijkbaar nodig dat er ook nog geluidsschermen gekomen zijn. Ook opmerkelijk is dat er wel een metershoog geluidscherm is gebouwd is aan de zuidkant van de A59 die stopt ter hoogte van de Vijfde Morgen. Dit suggereert dat er tot en met de Baken geen lawaai of luchtvervuiling meer zou zijn.
Commentaar
De Wet Geluidhinder stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van gevoelige objecten, zoals woningen, door verschillende geluidsbronnen, waaronder wegverkeer. Bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan moet worden nagegaan of onderzoek moet worden gedaan naar de omvang van deze geluidsbronnen.
Onderzoek moet worden gedaan als het bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk maakt. In het voorontwerpbestemmingsplan zijn geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Ook hebben er geen ontwikkelingen plaatsgevonden, waarvoor nu in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan onderzoek moet worden gedaan naar geluidseffecten.
Ook is onderzoek naar geluidsbronnen nodig als er sprake is van reconstructie van wegen. Van reconstructie is bijvoorbeeld sprake als in het bestemmingsplan nieuwe rijbanen of rijstroken mogelijk worden gemaakt of bij het verhogen van de maximumsnelheid. Ook hiervan is geen sprake. Het bestemmingsplan legt de bestaande snelweg vast.
Van een verhoging van de snelheid is geen sprake, omdat het snelheidsregime nooit verlaagd is van 120 naar 100 kilometer per uur. Wel is de maximumsnelheid tussen de brug over het Drongelens Kanaal bij Drunen en knooppunt Empel tijdelijk verlaagd. Deze snelheid was nodig voor de woningen in Vlijmen waarvoor een saneringsregime gold. De rechter heeft bepaald dat Rijkswaterstaat met de sanering niet langer mocht wachten op de bouw van de geluidsschermen, maar al eerder maatregelen genomen moesten worden. Dit is gedaan door een tijdelijke verlaging van de maximale snelheid naar 100 kilometer per uur. Nu de geluidschermen bij Vlijmen gerealiseerd zijn, is er geen sprake meer van een saneringssituatie en kan de tijdelijke verlaging van de maximumsnelheid weer worden afgeschaft. Tussen het Drongelens Kanaal bij Waalwijk en knooppunt Empel bedraagt de maximumsnelheid weer 120 kilometer per uur.
Voor een reactie op de geluidsschermen die bij Vlijmen gerealiseerd dienden te worden, wordt verwezen naar de beantwoording op reactie 17 b.
Voor een reactie op de geluidsschermen tussen knooppunt Empel en de Vijfde Morgen wordt verwezen naar de beantwoording op reactie 3 tot en met 16 a.
Wel maken wij de bouw van geluidsschermen door Rijkswaterstaat juridisch-planologisch mogelijk in het ontwerpbestemmingsplan 'Noord'.
21. Avalar Advies, de heer J.L.B Vogelzang, namens de heer en mevrouw Brusselers
Reactie
Inspreker verzoekt planologisch medewerking te verlenen aan de bouw van een vrijstaande woning naast de bestaande woning Herven 20 te 's-Hertogenbosch.
Het betreffende perceelsgedeelte is in gebruik als tuin behorende bij de woning Herven 20. De heer en mevrouw Brusselers willen het woonperceel splitsen in twee woonpercelen, waarbij het woonkavel Herven 20 een gewijzigde oppervlakte zal hebben van 741 m2 en het nieuwe woonkavel een oppervlakte van 800 m2.
In zowel het geldende bestemmingsplan 'Fort Orthen' als het voorontwerpbestemmingsplan 'Noord' is de bouw van een vrijstaande woning niet toegestaan. Inspreker verzoekt het woningbouwverzoek tevens aan te merken als inspraakreactie, waarbij hij de raad verzoekt om de bouw van een woning op de betreffende locatie planologisch-juridisch te regelen in het bestemmingsplan 'Noord'.
Commentaar
Het bestemmingsplan 'Noord' wordt opgesteld in het kader van het actualiseringsprogramma. Het actualiseren van bestemmingsplannen is een wettelijke verplichting. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden die verplicht dat alle bestemmingsplannen in Nederland geactualiseerd worden. De gemeente 's-Hertogenbosch is daarmee gestart en nu is dit deel van de stad aan de beurt. Bestemmingsplannen mogen op 1 juli 2013 niet ouder dan 10 jaar zijn.
Het beoordelen of het initiatief van insprekers wenselijk en mogelijk is, kost tijd. Voordat het initiatief, indien wenselijk, opgenomen kan worden in een bestemmingsplan, moeten onder andere milieuonderzoeken gedaan worden en moet het kostenverhaal verzekerd zijn.
Gezien de beperkte tijd die er nog beschikbaar is voor het actualiseren van bestemmingsplannen, is het niet mogelijk om de wenselijkheid en juridische en planologische mogelijkheid van het initiatief te onderzoeken voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Om die reden kan helaas niet tegemoet worden gekomen aan het verzoek van insprekers om de bouw van een tweede woning op het betreffende perceel in het ontwerpbestemmingsplan 'Noord' op te nemen.
Een ambtelijke vertegenwoordiging van de gemeente zal contact opnemen met insprekers om het initiatief nader te bespreken.
22. De heer Hermans, Jekerstraat 30 te 's-Hertogenbosch
Reactie
Inspreker bezit een perceel aan de Harenweg, ter plaatse van de kruising met de Burgemeester Burgerslaan. In onderhandeling met de afdeling Wonen en Grondzaken is een grondruil voorgesteld in de nabijheid van het kanaal (Empelse plas). Inspreker verzoekt om het betreffende perceel in het ontwerpbestemmingsplan op te nemen als particulier bezit.
Commentaar
Het betreffende perceel valt buiten het plangebied van het voorontwerpbestemmingsplan 'Noord'. De gronden zijn gelegen ten oosten van Rijksweg A2, dat de oostelijke grens vormt van het plangebied.
23. De heer Oostveen, Tweede Morgen 34 te 's-Hertogenbosch
Reactie
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Noord' beoogt mede de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid te laten toenemen. Inspreker heeft grote bezwaren tegen het voorontwerpbestemmingsplan 'Noord'.
Al vele jaren pogen de bewoners van De Morgen het rijk en de gemeente zover te krijgen dat er een geluidsscherm ten noorden van De Morgen wordt geplaatst. Er zijn hierover al diverse gesprekken geweest met wethouders en vertegenwoordigers van Rijkswaterstaat.
De overlast van het wegverkeer en de risico's voor de gezondheid van inspreker zijn erg groot door de geluidsoverlast en het fijn stof. Vrijwel alle inwoners van 's-Hertogenbosch zijn afgeschermd door de vele geluidsschermen langs de A2 en A59. Alleen in Noord is nog een klein stukje waar bescherming ontbreekt, waardoor een paar duizend inwoners onnodige gezondheidsrisico's lopen en overlast ervaren. Het zes meter hoge geluidsscherm houdt in de wijk De Morgen plotseling op.
Burgers zijn de dupe van het onvermogen van het rijk en de gemeente 's-Hertogenbosch om hier een oplossing voor te realiseren. Andere gemeentes langs de A59 hebben wel hun verantwoordelijkheid genomen en zijn er met het rijk uitgekomen. Dit blijkt uit de geluidsschermen die nu bij Drunen en Heusden zijn gerealiseerd.
Het nu vastleggen van deze situatie in een bestemmingsplan vindt inspreker niet acceptabel. Hij constateert dat hiermee de rechtsongelijkheid wordt voortgezet. De gemeente blijft in gebreke bij het realiseren van een gezonde woonomgeving. Een adequate geluidswal of –muur dient in het bestemmingsplan te worden opgenomen en te worden gerealiseerd.
Commentaar
Het college streeft ernaar om voor haar burgers een zo goed mogelijk woon- en leefklimaat te bewerkstelligen en te waarborgen. Daarom heeft het college haar verantwoordelijkheden genomen door deze problematiek met Rijkswaterstaat te bespreken. Ook de verantwoordelijk minister is door ons aangeschreven op de problematiek. Beide zijn echter niet bereid om verder te gaan dan de wettelijk verplichte maatregelen.
In de huidige situatie wordt voldaan aan de wet- en regelgeving. Op basis van de Wet geluidhinder dienen eventueel maatregelen genomen te worden indien geluidsgevoelige functies, zoals woningen, mogelijk worden gemaakt of bij reconstructie van wegen. Hiervan is geen sprake (zie ook de beantwoording op reacties 3 tot en met 16 en 20). De wegbeheerder van de A59, Rijkswaterstaat, is op basis van de regelgeving niet verplicht om maatregelen te treffen. Zij heeft ook meerdere malen aangegeven geen extra maatregelen te willen treffen.
Met dit bestemmingsplan, maar ook met andere middelen kan het college een geluidsscherm niet afdwingen. Bij bestemmingsplannen, en breder gezien in het ruimtelijk bestuursrecht, is sprake van toelatingsplanologie, zo heeft ook de Raad van State meerdere malen geoordeeld. Met bestemmingsplannen kan de komst van een geluidsscherm dus niet worden afgedwongen.
Wel nemen wij in het ontwerpbestemmingsplan een mogelijkheid op om geluidsschermen te kunnen realiseren. Indien Rijkswaterstaat deze toch wil realiseren, vormt het bestemmingsplan hierin geen beletsel.
Van rechtsongelijkheid is geen sprake, omdat er sprake is van verschillende situaties, waaraan verschillende regelgeving aan ten grondslag ligt:
- De geluidsschermen aan de Vijfde Morgen zijn tot stand gekomen in het kader van de verbreding van de A2. De reconstructie van de rijksweg A2 heeft ook fysieke gevolgen gehad voor het laatste deel van de A59 nabij knooppunt Empel. Daar waar de A59 fysiek gewijzigd is, is gekeken of er sprake was van een reconstructie. Vanuit de wet Geluidhinder was er een verplichting tot het aanbrengen van geluidschermen langs de A59. Meer richting de Hambaken is de A59 niet gewijzigd, waarmee voor de wegbeheerder (Rijkswaterstaat) geen verplichting bestaat om dit gedeelte van de rijksweg van geluidwerende maatregelen te voorzien.
- Voor de schermen langs de A59 bij de gemeente Heusden gold, in tegenstelling tot de situatie in 's-Hertogenbosch een juridische verplichting. Bij de totstandkoming van de Wet geluidhinder in 1988, is bepaald welke woningen alsnog geïsoleerd moesten worden tegen wegverkeerslawaai (saneren). Woningen die mogelijkerwijs in aanmerking komen voor sanering, zijn woningen die op de peildatum van 1 maart 1986 een geluidbelasting van meer dan 60 dB(A) op de gevel ondervonden, ten gevolge van wegverkeerslawaai. Deze woningen worden ook wel saneringswoningen genoemd.
Voor de woningen in Vlijmen langs de A59 was sprake van sanering. Voor de woningen aan de Tweede Morgen was dat niet het geval. De gevelbelasting op de woningen aan de Tweede Morgen was in 1986 niet dusdanig hoog dat deze woningen in aanmerking kwamen voor sanering.
Voor een reactie op de door inspreker genoemde overlast door fijn stof wordt verwezen naar het commentaar op reactie 18b.
Helaas is het voor de gemeente niet mogelijk om zelf maatregelen te nemen. De gemeente 's-Hertogenbosch is wegbeheerder van alle gemeentelijke wegen. De A59 is een rijksweg waarvoor, zoals hiervoor aangegeven, Rijkswaterstaat beheerder is.
Ook als gevolg van gemeentelijke wegen worden voor vele duizenden woningen de geluidsnormen overschreden. Het zou aan burgers niet uit te leggen zijn dat beschikbaar budget niet ingezet wordt om geluidsoverschrijding door gemeentelijke wegen aan te pakken, maar aan rijkswegen wordt besteed.
24. De heer R.J.M. Sikking, De Waternimf 6 te 's-Hertogenbosch
Reactie a
Inspreker heeft een plan ontwikkeld voor het omzetten van het gebouw Noorderpoort bij winkelcentrum Het Wielsem tot horeca en de verhuur van ruimten.
In 2003 trok de welzijnsonderneming Divers in het buurthuis en noemde het Noorderpoort. Door de bezuinigingen van de gemeente krijgt Divers 30% minder budget en moet daardoor ook bezuinigingsmaatregelen nemen. In april 2012 verhuist de welzijnsonderneming Divers van Noorderpoort naar de Vliert. De gemeente wilt daar het nieuwe wijkteam vestigen. Het is de vraag of de instanties, die al elders kantoren hebben , het gebouwtje echt nodig hebben. Het zou beter zijn als het gebouwtje, dat ooit ons buurthuis was, teruggegeven wordt aan de wijkbewoners om daar een BewonersBedrijf te vestigen.
Het gebouw Noorderpoort zou eigendom moeten worden van het BewonersBedrijf. Dit is een zakelijke onderneming in eigendom van wijkbewoners waarin zoveel mogelijk wijkbewoners samenwerken aan betere leefomstandigheden in hun wijk. De wijkbewoners en niet de instanties voeren het beheer en starten projecten. Een belangrijk kenmerk van een BewonersBedrijf is dat het zich, met name in de startfase, richt op het economisch aspect. Subsidies zijn welkom, maar om te blijven bestaan zijn eigen stabiele inkomstenbronnen belangrijk.
Een teruggave van het voormalige buurthuis betekent niet dat het opnieuw als voorheen eenzelfde buurthuis of jeugdhonk wordt. Omwonenden herinneren zich nog goed de problemen en onrust die dat toentertijd gaf. Het voorstel is te komen tot een goed en duurzaam geleid BewonersBedrijf naar voorbeeld van de Engelse Community Enterprises en Development Trusts.
Enkele jaren geleden is het winkelcentrum de Hambaken gerenoveerd. Daarbij verdwenen een cafetaria en een pizzeria, wat door inspreker wordt ervaren als een groot gemis. Noorderpoort ligt door de centrale ligging op een ideale plaats voor de vestiging van een horecagelegenheid. Door de aanwezigheid van de publiekstrekkers Lidl en Action en het ontbreken van een gelegenheid tot het drinken van een kopje koffie, e.d. heeft inspreker de verwachting dat een lunchroom op die plek op veel publiek kan rekenen. Door de ligging van het pand aan de noordzijde van het parkeerterrein is een zonnig terras ook mogelijk.
Afhankelijk van de ontwikkelingen, is het niet uitgesloten dat in een latere fase er een keuken kan komen voor warme maaltijden
Het gebouw Noorderpoort is momenteel een kantoorgebouw. Het leent zich daarom goed voor een ondernemerscentrum, zonder al teveel inrichtingskosten. Het ondernemerscentrum biedt zakelijke diensten, voorzieningen en kantoor- en vergaderruimte voor ondernemers in de wijk en andere geïnteresseerden, op basis van gebruik. Met name de kleine en startende ondernemers kunnen daardoor een complete werkplek reserveren, vergaderen, cursussen en workshops houden, klanten in een representatieve omgeving ontvangen, etc. Zij hoeven geen eigen kantoorruimte te kopen of te huren met langlopende contracten, voorschotten en vaste lasten. Belangrijk is ook dat zij andere ondernemers kunnen ontmoeten, adviseren en bijstaan. De geplande lunchroom past daar mooi bij.
Daarnaast denkt inspreker onder andere aan een feestgelegenheid in de centrale ruimte Filmvoorstellingen, een bibliotheek servicepunt, ruimtes voor cursussen, muziekschool, een wijkwinkel op zaterdag en een verzamelpunt voor post en reclamebladen.
Inspreker verzoekt om in het bestemmingsplan 'Noord' voor het gebouw Noorderpoort de bestemmingen horeca 2 en 3 op te nemen.
Commentaar
Het college waardeert de inspanningen van inspreker zeer om zich in te zetten voor De Hambaken.
In het voorontwerpbestemmingsplan is voor het gebouw Noorderpoort een maatschappelijke bestemming opgenomen conform het huidige gebruik. In het vigerende bestemmingsplan 'De Hambaken 1973' is' deze bestemming ruimer. De gronden zijn bestemd voor wijk en buurtvoorzieningen, zoals winkels, horecabedrijven, praktijkruimten, kantoren, wijkgebouwen en vergaderruimten.
Zoals inspreker zelf ook al aangeeft, is het plan nog in ontwikkeling. Zo zijn onder andere de functies die volgens inspreker in het gebouw zouden moeten komen nog niet duidelijk. Om niet op de uitkomsten van dit onderzoek vooruit te lopen, worden in het ontwerpbestemmingsplan 'Noord' de bestaande rechten uit het vigerende bestemmingsplan 'De Hambaken 1973' overgenomen.
De gronden en opstallen zijn eigendom van de gemeente. Alvorens over eventuele overdracht van gronden en/of opstallen gepraat kan worden, dient inspreker een uitgewerkt ondernemingsplan te kunnen overleggen. Op dat moment kan bekeken worden of gronden en/of opstallen kunnen worden overgedragen of in gebruik worden gegeven aan het op te zetten BewonersBedrijf en onder welke condities dat zou kunnen.
Omdat de gronden gemeentelijk eigendom zijn, behoudt de gemeente ook de mogelijkheid om te sturen ten aanzien van het gebruik. Met name horeca is een functie die De Hambaken al snel tot overlast kan leiden. Het college zal ervoor zorgdragen dat een eventuele horecavestiging zo veel mogelijk aansluit bij de wensen van de wijk.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Horeca van categorie 1:
een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies en hotels;
Horeca van categorie 2:
het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke);
Horeca van categorie 3:
een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, waaronder feestzalen;
Horeca van categorie 4:
- 1. elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
- 2. inrichtingen waarin een speelautomatenhal zoals bedoeld in de wet op de kansspelen wordt uitgeoefend, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerreinen
Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerreinen
Bijlage 1 Lijst Vigerende Bestemmingsplannen
Bijlage 1 Lijst vigerende bestemmingsplannen