Buitengebied noord en Kloosterstraat
Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch
Vastgesteld op 25-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied noord en Kloosterstraat van de gemeente 's Hertogenbosch.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0796.0002152-1401 met de bijbehorende regels (en bijlagen).
1.3 AAB:
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
1.4 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.5 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 achtererfgebied:
een erf aan de achterkant en de niet naar een openbaar toegankelijk gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.9 afhankelijke woonruimte:
Een aan- of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.10 agrarisch bedrijf:
bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren.
1.11 agrarisch technisch hulpbedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
1.12 agrarisch verwantbedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
1.13 attentiegebied ehs
gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bebouwingspercentage:
een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden.
1.16 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.17 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming en bedrijfsvoering van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw.
1.21 bijzondere woonvoorzieningen:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwblok:
aaneengesloten terrein, waarbinnen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen ten behoeve van eenzelfde bestemming worden geconcentreerd;
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 cultuurhistorische waarden en kenmerken
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;
1.30 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.31 dakopbouw:
een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel.
1.32 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.33 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.34 duurzame locatie intensieve veehouderij:
gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu oogpunt, in het bijzonder voor wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid van mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en cultuurhistorie) verantwoord is om het ter plaatse uit te breiden;
1.35 ecologische hoofdstructuur
samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;
1.36 ecologische verbindingszone
langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd;
1.37 ecologische waarden en kenmerken
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;
1.38 eenheden:
een verblijfsruimte binnen een complex of gebouw bedoeld voor recreactief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.
1.39 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.40 extensief recreatief medegebruik:
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden.
1.41 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 glastuinbouwbedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;
1.43 groenblauwe mantel
gebieden die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water;
1.44 grondgebonden agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt
1.45 hoekperceel:
een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen en / of het openbaar gebied.
1.46 hervestiging
verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwblok naar het andere agrarisch bouwblok, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt;
1.47 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.
1.48 hoveniersbedrijf:
bedrijf gericht op het aanleggen van en onderhouden van tuinen, parken, platsoenen, bossen etc..
1.49 intensieve veehouderij:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwiwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij,, varkems-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkveehouderij;
1.50 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voorzover geen bouwwerk zijnde,
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.51 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.52 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.
1.53 kas:
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;
1.54 landschappelijke waarde:
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;
1.55 lessenaarsdak:
een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen.
1.56 manege:
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer e.d.), logies- en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.57 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.58 nertsensheds:
overkappingen en gebouwen ten behoeve van de huisvesting van nertsen;
1.59 nevenactiviteit:
activiteiten die in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.60 niet - grondgebonden agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt;
1.61 nieuwvestiging
projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwblok op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een zelfstandig bouwblok;
1.62 nok:
het snijpunt van twee hellende vlakken.
1.63 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.
1.64 omschakeling
projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwblok op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een zelfstandig bouwblok;
1.65 overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf
1.66 opslag:
(binnen) opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke.
1.67 permanente teelt ondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas.
1.68 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.
1.69 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een beroeps of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
1.70 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.71 reëel agrarisch bedrijf:
bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;
1.72 rijbak:
een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.
1.73 Ruimte voor Ruimteregeling:
dit is de provinciale ruimte voor ruimteregeling gebaseerd op de Beleidsregel ruimte - voor - ruimte 2006.
1.74 regionaal waterbergingsgebied
gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan;
1.75 reserveringsgebied voor waterberging
gebied dat mogelijk in de toekomst noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan;
1.76 seksinrichting:
een ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.77 teeltondersteunende voorziening:
ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondsbedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij.
1.78 tijdelijke teeltondersteunende voorziening
teeltondersteunende voorziening die zo lang de teelt het vereist aanwezig is, met een maximum van acht maanden per jaar.
1.79 teeltondersteunde kas
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter).
1.80 verblijfsrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.
1.81 verbrede landbouw:
activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ondergeschikt zijn aan het agrarische bedrijf zoals agro-toerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten en zorgboerderijen.
1.82 verkoopvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.83 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.
1.84 voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied.
1.85 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.86 voorgevelrooilijn:
- 4. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- 5. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg.
1.87 vormverandering van een bouwblok
wijziging van de begrenzing van een bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;
1.88 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
1.89 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, poelen, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn tenb behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.90 zijgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
- a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- b. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap.
2.4 de hoogte van een dakopbouw:
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.5 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn, de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.10 peil:
- a. voor een hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de kruin van de aan het bouw perceel grenzende weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische doeleinden in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- b. groen(voorzieningen);
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'groen' een groenstrook ten behoeve van de landschappelijke inpassing van een agrarisch bedrijf;
- e. extensief recreatief medegebruik;
- f. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en archeologische waarden en kenmerken van deze gronden;
- g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies/voorzieningen zoals verharde en onverharde paden/wegen, parkeervoorzieningen en extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- a. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing;
- b. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.6 Afwijken van de bouwregels
3.7 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Van strijdig gebruik is in ieder geval sprake indien de gronden die zijn aangeduid als 'groen' niet worden aangelegd of gebruikt conform de bij dit bestemmingsplan als bijlage gevoegde ruimtelijke onderbouwing of landinrichtingsplan.
3.8 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 3.7 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een agrarisch bedrijf niet zijnde intensieve veehouderijen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is tevens een intensieve veehouderij toegestaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grond gebonden melkveehouderij' is tevens een niet grondgebonden melkveehouderij toegestaan.
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nertsen' is tevens een nertsenfokkerij toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten en schapenhouderij' is tevens een geiten of schapenhouderij toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'al' is tevens een agrarisch loonbedrijf toegestaan;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'gt' is tevens een glastuinbouwbedrijf toegestaan;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'hv' is tevens een hoveniersbedrijf toegestaan;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sleufsilo's' zijn alleen voerplaten en sleufsilo's voor eigen gebruik van ruwvoer afkomstig van eigen bedrijf toegestaan;
- j. maximaal één bedrijfswoning per bouwperceel, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
- k. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 100 m²;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' is tevens een kinderopvang van max 250 m2 toegestaan;
- m. teeltondersteunende voorzieningen;
- n. recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt waarbij de totale gezamenlijke vloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 5 eenheden met in totaal een maximum oppervlakte van 250 m²;
- o. kleinschalig kamperen met maximaal 15 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;
- p. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- q. mestbe- en verwerking op en voor eigen bedrijf;
- r. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en archeologische waarden en kenmerken van de gronden;
- s. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals paden, wegen, parkeervoorzieningen verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
met dien verstande dat per bestemmingsvlak maximaal één agrarisch bedrijf is toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.6 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
- c. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- 2. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
- 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
- d. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
- e. Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, als de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg kan verslechteren of er een significant effect kan zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000 gebieden
4.7 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
- c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte paden, wegen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief medegebruik.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 5.2.2. met betrekking tot het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. De hoogte bedraagt niet meer dan 3 meter;
- b. De landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden worden niet aangetast.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.6 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
5.7 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 5.6, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel' uitsluitend een groothandel in natuursteen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' uitsluitend een hoveniersbedrijf;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch technisch hulpbedrijf' uitsluitend een agrarisch technisch hulpbedrijf;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoherstelinrichting' uitsluitend een bedrijf gericht op de reparatie/herstel van auto's;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - contructiewerkplaats' uitsluitend een constructiewerkplaats;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel en reparatie bedrijfswagenonderdelen' uitsluitend een bedrijf gericht op reparatie van bedrijfswagens en groothandel in bedrijfswagenonderdelen;
- g. maximaal één bedrijfswoning per bouwperceel, behalve ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' waar het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
- h. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen, terreinen en dergelijke.
met dien verstande dat per bestemmingsvlak maximaal één bedrijf is toegestaan.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 6.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuincentrum;
- b. maximaal één bedrijfswoning;
- c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals (model)tuinen, verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, kantoorruimten, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen, terreinen en dergelijke.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 7.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 8 Dienstverlening
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dierenarts;
- b. dierenkliniek;
- c. maximaal één bedrijfswoning per bouwperceel;
- d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen, terreinen en dergelijke.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 8.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- c. groen(voorziening);
- d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, standplaatsen, terrassen en dergelijke.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Van strijdig gebruik is in ieder geval sprake indien de gronden die zijn bestemd als 'Groen' niet worden aangelegd of gebruikt conform de bij dit bestemmingsplan in bijlagen 2, 3 en 4 gevoegde landschapsinvesteringsplannen.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 9.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur / landschapselementen / bos en de bijbehorende groeiplaats;
- b. Behoud, herstel en/of ontwikkeling van de houtteelt/houtproductie;
- c. Verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- d. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. Extensief recreatief medegebruik;
- f. Behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden;
10.2 Bouwregels
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 10.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'manege': maneges met bijbehorende voorzieningen zoals stallen, schuren en binnenrijbanen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens maximaal één bedrijfswoning met bijgebouwen. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegstaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein': een motorcrossterrein;
- d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen, terreinen en dergelijke.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 11.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bermen;
- b. fietspaden;
- c. parkeerplaatsen;
- d. wegen;
- e. wegverkeer;
- f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, fietsenstallingen, groenvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, antenne-installaties, bijbehorende verhardingen, picknickplaatsen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 12.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, wateraanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;
- b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals taluds, bijbehorende verhardingen, bruggen, verkeersvoorzieningen, bermen, groenvoorzieningen, kunstwerken, oevers, oeverbeschoeiingen, kademuren en dergelijke.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 13.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens, en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en daarbij behorende tuinen, erven, water; e.d.;
- b. groenvoorzieningen/tuinen;
- c. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- d. recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt waarbij de totale gezamenlijke vloeroppervlakte per woning niet meer mag bedragen dan 2 eenheden met in totaal een maximum oppervlakte van 100 m²;
- e. kleinschalig kamperen met maximaal 15 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans.
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' tevens een bedrijf gericht op reparatie van bedrijfswagens en groothandel in bedrijfswagenonderdelen ten behoeve van het naastgelegen bedrijf;
- g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeersvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven en terreinen.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming;
- b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
- c. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
- 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
- d. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.5 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- 3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- 5. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
- 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
- b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 14.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
14.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 15 Leiding - Gas
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen.
15.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd. Voor de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de gasleiding, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 15.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 15.4 mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de gasleiding en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.
15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op de tot 'Leiding - Gas' bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
- 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- 3. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- 4. diepploegen;
- 5. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- 7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- 8. het aanleggen van waterlopen of het afgraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- 9. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- b. Het onder 15.6 sub a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
- 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de gasleiding;
- 2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 15.6 sub a zijn slechts toelaatbaar indien:
- 1. door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de gasleidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan;
- 2. de veiligheid niet wordt geschaad.
- d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 15.6 sub a wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.
Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoofdtransportleidingen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
16.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals hoogspanningsmasten, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd. Voor de hoogspanningsmasten geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 43 meter mag bedragen.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de bovengrondse hoofdtransportleiding, met een omgevingsvergunningafwijken van het bepaalde in lid 16.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 16.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.4 mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de bovengrondse hoofdtransportleiding en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.
16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op de tot Leiding - Hoogspanningsverbinding bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
- 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
- 3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
- 4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld -en weghoogte;
- b. Het onder 16.6.a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
- 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de hoogspanningsverbinding;
- 2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 16.6.a zijn slechts toelaatbaar indien:
- 1. door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoogspanningsverbinding en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan;
- 2. de veiligheid niet wordt geschaad.
- d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 16.6.a wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.
Artikel 17 Leiding - Riool
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van hoofdtransportleidingen, met een strook van 3,5 meter ter weerszijden van de aangeduide leiding.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
17.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd. Voor de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoofdtransportleiding, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 17.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 17.4 mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoofdtransportleiding en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de basisbestemming.
17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en of werkzaamheden
- a. Het is verboden op de tot Leiding - Riool bestemde grond, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden:
- 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
- 3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
- 4. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en of bomen;
- 5. het vellen of rooien van houtgewas.
- b. Het onder 17.6.a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
- 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de hoofdtransportleiding;
- 2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 17.6.a zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoofdtransportleidingen ontstaat of kan ontstaan.
- d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 17.6.a wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
Artikel 18 Leiding - Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van hoofdtransportleidingen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
18.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd. Voor de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoofdtransportleiding, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 18.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 18.4 mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoofdtransportleiding en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.
18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
- a. Het is verboden op de tot Leiding - Water bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
- 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
- 3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
- 4. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en of bomen;
- 5. het vellen of rooien van houtgewas.
- b. Het onder 18.6.a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
- 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de hoofdtransportleiding;
- 2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 18.6.a zijn slechts toelaatbaar indien:
- 1. door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoofdtransportleidingen ontstaat of kan ontstaan;
- 2. de veiligheid niet wordt geschaad.
- d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 18.6.a wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het waterbedrijf.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.
19.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 1 m2 en meer dan 50 cm beneden maaiveld.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 19.2 Bouwregels, en toestaan dat onder maaiveld wordt gebouwd, mits:
- a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
- b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;
- c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b. bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 19.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
19.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.
20.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 50 m2 en meer dan 50 cm beneden maaiveld.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 20.2 Bouwregels, en toestaan dat onder maaiveld wordt gebouwd, mits:
- a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
- b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;
- c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b. bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 20.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
20.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 3
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.
21.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 100 m2 en meer dan 50 cm beneden maaiveld.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 21.2 Bouwregels, en toestaan dat onder maaiveld wordt gebouwd, mits:
- c. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;
- d. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b. bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 21.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 22 Waarde - Attentiegebied Ehs
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Attentiegebied EHS aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).
22.2 Specifieke gebruiksregels
- 1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- 2. Bij toename van het verhard oppervlak is "hydrologisch neutraal bouwen" het uitgangspunt. Voor een toename van het verharde oppervlak van 250 m2 is een advies van de waterbeheerder vereist.
22.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 22.2 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van cultuurhistorische waarden.
23.2 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
23.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 23.2 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Ecologische Verbindingszone
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Ecologische verbindingszone aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de verwezenlijking, behoud en beheer van een ecologische verbindingszone.
24.2 Specifieke gebruiksregels
- 1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
24.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 24.2 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Waarde - Groen Blauwe Mantel
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Groen blauwe mantel aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de gronden.
25.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Waterstaat - Waterbergingsgebied
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat – Waterbergingsgebied aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.
26.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. De bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.
- b. Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies in te winnen bij het waterschap.
26.4 Aanlegvergunning
Artikel 27 Waterstaat - Waterkering
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
27.2 Bouwregels
- a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
- b. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 3 meter.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het waterschap.
27.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
27.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 27.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 27.4 mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het waterschap. *
* Opnemen indien de functies uit de basisbestemming dienen te worden uitgesloten, maar mogelijk wel met afwijking mogelijk zijn
Artikel 28 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. behoud en ontwikkeling van de waterhuishoudkundige functie en de scheepsvaartfunctie;
- b. wateraan- en -afvoer en waterberging, alsmede voor beroeps- en recreatievaart.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
28.2 Bouwregels
28.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoofdtransportleiding, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd.
28.5 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
28.6 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 28.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 28.5 mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de bestemming en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de basisbestemming.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 30 Algemene Bouwregels
30.1 Bouwregels
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en overstekken/uitstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 meter bedraagt.
- b. Hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig/opgericht zijn of mogen worden, maar in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.
- c. Zwembaden zijn niet toegestaan.
Artikel 31 Algemene Gebruiksregels
31.1 Strijdig gebruik
- a. Als met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting.
- b. Als met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.
- c. Als met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen als zelfstandige woning.
- d. Als met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het (laten) gebruiken van onbebouwde gronden/water:
- 1. als opslagplaats voor bagger, grond en specie;
- 2. als opslagplaats voor vaten kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
- 3. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
- 4. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen;
- 5. als plaats voor het (laten) landen of opstijgen van (model)vliegtuigen;
- 6. voor groeps- en natuurkamperen.
31.2 Afwijken van het gebruiksverbod
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.1 sub c en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
- a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt mantelzorg;
- b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 75 m²;
- d. het bijgebouw is gelegen op maximale afstand van 15 meter van het hoofdgebouw.
Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen, mits de vermeerdering of vermindering ten hoogste 10% bedraagt;
- b. de bestemmingsbepalingen en de verbeelding van het bestemmingsplan voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van deze verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan
10 meter; - d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het dakoppervlak bedraagt;
- 2. de hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 4 meter mag bedragen.
Artikel 33 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een uitwerking of wijziging is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 34 Overgangsrecht
34.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid met een omgevingsvergunning afwijken voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
34.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 35 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied noord en Kloosterstraat.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voor het noordoostelijke buitengebied van Rosmalen geldt momenteel nog het bestemmingsplan Buitengebied uit 2001. Voor het gedeelte Kloosterstraat gelden nog het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente St Michielsgestel en het bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Den Dungen.
Er zijn verschillende redenen om te komen tot een actualisatie van deze bestemmingsplannen. Allereerst is er de wettelijke verplichting om voor 1 juli 2013 te beschikken over een volledig geactualiseerd bestemmingsplan. In dat kader is in januari 2010 het bestemmingsplan voor grote gedeelten van het buitengebied al geactualiseerd. Voor het buitengebied noord en de Kloosterstraat liep op dat moment nog de discussie voor mogelijke uitbreiding voor toekomstige woon- en werklocaties. Ook bestond er nog onduidelijkheid over het provinciale beleid inzake het landbouwontwikkelingsgebied zoals dat door de provincie is aangewezen in het reconstructieplan voor de Maas en Meierij. Inmiddels bestaat er voldoende duidelijkheid over deze onderwerpen om ook voor deze gebieden een nieuw bestemmingsplan op te stellen.
Een andere aanleiding is de Verordening ruimte Noord Brabant die de provincie heeft vastgesteld. Deze verordening legt de gemeenten de verplichting op om bepaalde onderdelen van het provinciale beleid te vertalen in bestemmingsplannen.
Mede naar aanleiding van het reconstructieplan Maas en Meierij heeft de gemeenteraad in 2007 een nota van uitgangspunten voor het buitengebied vastgesteld. In deze nota zijn uitgangspunten geformuleerd om voor de verschillende onderdelen van het buitengebied te komen tot een ontwikkeling waarbij ecologie, agrarisch grondgebruik, wonen, milieu en recreatie met elkaar in evenwicht worden gebracht. Deze nota is opgevolgd door de nota's Hooge Heide Zuid, Midden en Noord. In deze nota's wordt een meer uitgewerkt beeld gegeven voor de toekomstige ontwikkeling voor deze deelgebieden. De nota Hooge Heide Noord, welke uiteenvalt in de deel gebieden Kattenbosch, Sprokkelbosch, Kruisstraat - west en Kruisstraat - oost is verwerkt in de toelichting van dit bestemmingsplan.
Het gebied Kloosterstraat heeft geen directe relatie met het Buitengebied Noord. Omdat ook voor dit gebied een discussie liep over de toekomstige ontwikkeling van woon- werklocaties, is dit gebied niet meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied dat in januari 2010 is vastgesteld. Kloosterstraat wordt nu wel in dit bestemmingsplan meegenomen.
Plangebied
Hoofdstuk 2 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het Buitengebied Noord geldt het bestemmingsplan Buitengebied uit 2001. Daarna zijn een aantal postzegelplannetjes ex art 10 en art 11 WRO vastgesteld binnen dit plangebied: Eerste Hoefsteeg 6, Eerste Hoefsteeg 7, Empelsehoefweg 8, Grintweg 19, Empelsehoefweg 12, Eerste Hoefsteeg 9 en de herziening Kattenbosch 137b. Voor het gebied Kloosterstraat geldt het bestemmingsplan Buitengebied St. Michielsgestel.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nota Ruimte (Ministerie van VROM, 2006)
In de Nota Ruimte zijn op Rijksniveau de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020 vastgelegd. De nota heeft 4 hoofddoelen: versterken economie, krachtige steden en een vitaal platteland, waarborging van waardevolle (inter)nationale groengebieden en waarborging van de veiligheid. In de nota worden de bakens verzet in de vorm van nieuwe voorstellen met minder regels (deregulering) en meer ruimte voor ontwikkeling (van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie). Het rijk wil hierbij meer overlaten aan lagere overheden (centraal wat moet en decentraal wat kan). Enkele belangrijke koerswijzigingen in de Nota Ruimte zijn de extra aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten, verbrede plattelandsontwikkeling en een minder streng contourenbeleid.
De hoofdlijnen van beleid zijn aangegeven in een ruimtelijke hoofdstructuur. Op de kaart met de 'Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: economie, infrastructuur, verstedelijking', ligt de gemeente 's-Hertogenbosch in een nationaal stedelijk netwerk en een economisch kerngebied.
Op de kaart met de 'Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: Water, Natuur en Landschap' is het gebied van de gemeente 's Hertogenbosch voor een klein deel ingevuld met de aanduiding natuurgebied (EHS, VHR, NBW-gebieden). Aan de noordzijde wordt de gemeente begrensd door de rivier de Maas.
De Nota Ruimte biedt meer kansen om het economisch draagvlak en de vitaliteit van het landelijk gebied te vergroten. Daarom wil het rijk de mogelijkheid voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimen. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in wonen of werken (kleinschalige bedrijvigheid). Soms kan nieuwbouw wenselijk zijn. Denk hierbij aan woningbouw in de vorm van ruimte-voor-ruimte (rood voor rood) en nieuwe landgoederen (rood voor groen). Het kabinet acht economisch vitale, grondgebonden landbouw van belang voor het beheer van het buitengebied en verwacht dat de provincies in hun ruimtelijke plannen meer mogelijkheden scheppen voor een bredere bedrijfsvoering. Het rijk ondersteunt de veranderingen in de landbouw onder andere door ruimtelijke ontwikkelingen in de richting van duurzame productie te vergemakkelijken.
3.1.2 Agenda Vitaal Platteland (Ministerie van LNV, 2004)
De Agenda Vitaal Platteland bevat de integrale visie van het rijk op de verdere ontwikkeling van het platteland. De Nota Ruimte bevat vooral ruimtelijk beleid. De Agenda Vitaal Platteland beschrijft een integraal perspectief op basis van economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten. De visie wordt beschreven aan de hand van de thema's verbreding van de landbouw (landbouw met een neventak en verbrede landbouw), leefbaarheid, natuur en landschap (EHS en Nationale Landschappen) en milieu-kwaliteit.
3.1.3 Revitalisering Landelijk Gebied ( Ministerie van LNV, 2002)
De Reconstructiewet Concentratiegebieden is, na de varkenspestepidemie in 1997, opgesteld ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke structuur voor de intensieve veehouderij. In het Reconstructieplan Maas en Meierij en de provinciale verordening Ruimte is de integrale zonering van het landelijk gebied voor de intensieve veehouderij verder uitgewerkt in de vorm van landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden.
3.2 Provinciaal Beleid: Structuurvisie En Verordening Ruimte Noord Brabant
3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord Brabant
Op de structurenkaart van de structuurvisie is het Buitengebied Noord aangeduid als Gemengd Landelijk Gebied. Gedeeltelijk is het gebied daarbij aangeduid als accentgebied agrarische ontwikkeling en gedeeltelijk als zoekgebied verstedelijking. Op de visiekaart is het gebied aangeduid als rivierkleigebied en gedeeltelijk als geledingszone. In de gebiedspaspoortenkaarten is het gebied ten noorden van Kruisstraat aangeduid als Maasterrasvlakte en overlaat gebied. Het gebied ten zuiden van Kruisstraat is aangeduid als oude zandontginning. Het gebied Kloosterstraat is eveneens aangeduid als oude zandontginning met aan de noord oostzijde een aanduiding overlaat of voormalige inundatievlakte.
3.2.2 Provinciale verordening Noord Brabant
In de provinciale verordening is het provinciale beleid vastgelegd in juridisch bindende regels. Bij de vaststelling van bestemmingsplannen dient de gemeente rekening te houden met deze verordening. De regels van de verordening hebben met name betrekking op het buitengebied en zijn voor een belangrijk gedeelte een vertaling van het beleid zoals dat al is vastgelegd in de provinciale reconstructieplannen en het andere provinciale beleid met betrekking tot het buitengebied (bijvoorbeeld de ruimte voor ruimte regeling). Overigens zijn de provinciale reconstructieplannen inmiddels ingetrokken.
Hieronder wordt per beleidsonderdeel zoals dat in de verordening is geregeld, ingegaan op de gevolgen voor het plangebied:
1. Stedelijke ontwikkeling
Buitengebied Noord: voor delen van het buitengebied zijn ook de regels voor stedelijke ontwikkeling van toepassing: gebieden ten oosten van de Overlaet en ter weerszijden van Kruisstraat hebben de aanduiding zoekgebied verstedelijking. Gebieden in de Hondsberg en ten oosten van Kruisstraat hebben de aanduiding Integratie stad / land.
Kloosterstraat. Het gebied rondom de Meerse Plas heeft de aanduiding zoekgebied verstedelijking.
2. Ontwikkeling intensieve veehouderij.
Buitengebied Noord. Een belangrijke aanduiding in dit plangebied is het Landbouw Ontwikkelingsgebied (LOG). In de provinciale verordening is geregeld dat de gemeente in een bestemmingsplan voor een LOG kan bepalen dat vormverandering van een bouwblok en hervestiging en omschakeling naar intensieve veehouderij zijn toegestaan. Naar aanleiding van het rapport van de commissie Van Doorn vindt bij de provincie momenteel nog een herbezinning plaats over de nut en noodzaak van de LOG's.
Voor de verwevingsgebieden geldt dat hervestiging en omschakeling naar intensieve veehouderij is toegestaan op duurzame locaties (dwz een bouwblok met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu oogpunt als vanuit ruimtelijk oogpunt verantwoord is om ter plaatse door te groeien). Ook is doorgoei naar 1,5 ha mogelijk op een duurzame locatie.
Wat betreft de extensiveringsgebieden geldt ten aanzien van intensieve veehouderij dat tot 1 okober 2010 nog gebruik kon worden gemaakt van bestaande rechten. Vanaf 1 oktober 2010 geldt als omvang van de bebouwing voor intensieve veehouderij de op dat moment bestaande bebouwing, de in aanbouw zijnde of de op basis van een volledig ontvankelijke bouwaanvrage te vergunnen bebouwing.
Voor intensieve geiten- en schapenhouderijen geldt tot 1 juni 2013 de regel dat uitbreiding, hervestiging en omschakeling naar een intensieve geiten- of schapenhouderij niet is toegestaan en dat vergroting van de bebouwing ten behoeve van een intensieve geiten- of schapenhouderij welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning, niet is toegestaan. De provincie beraadt zich momenteel over het laten voortduren van dit verbod.
3. Water.
Een klein gebiedje in het noord oostelijke gedeelte van de Kloosterstraat is aangewezen als Regionaal waterbergingsgebied. Voor een strook langs de Hoefgraaf en voor de Kloosterstraat geldt dat deze gebieden zijn aangewezen als reserveringsgebied waterberging. Een gebied ten zuid oosten van Kruisstraat ligt in de 25 jaars zone van het waterwingebied.
4. Natuur en landschap.
De Hoefgraaf heeft de aanduiding zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen. Grote delen van de Kloosterstraat zijn aangeduid als groen blauwe mantel, waarbij het westelijke gedeelte van de Kloosterstraat een attentiegebied ehs is.
5. Cultuurhistorie.
Zowel het buitengebied noord (met uitzondering van een gebied rondom Kruisstraat) als Kloosterstraat hebben de aanduiding cultuurhistorisch vlak.
6. Niet - agrarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied.
Uitgangspunt is dat nieuwe woningen zijn uitgesloten. Uitzonderingen gelden voor bedrijfswoningen, woningsplitsing van historisch waardevolle gebouwen en ruimte voor ruimtewoningen. Tevens is het mogelijk gemaakt om één of meer woningen te bouwen binnen bebouwingsconcentraties, binnen zoekgebieden stedelijke ontwikkeling of gebieden voor integratie stad land.
Regels voor niet - agrarische ruimtelijke ontwikkelingen:
- Regels voor hergebruik bestaande vestiging (VAB beleid). Bedrijven dienen te behoren tot de categoriën 1 en 2. Bouwblok grootte ten hoogste 5000 m2. Geen zelfstandige kantoorvestiging, geen zelfstandige detailhandels voorziening groter dan 200 m2 vvo. Deze mogelijkheden gelden niet voor een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw.
- Regels voor agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven op een VAB vestiging. Deze regeling voorziet ook in de vestiging van bedrijven voor biomassavergisting
- Vestiging van horeca bedrijven of maatschappelijke voorzieningen op VAB locaties.
- Regels voor dagrecreatie en kleinschalige vrije - tijds - voorzieningen (in de kernrandzone).
- Regels voor windturbines buiten bestaand stedelijk gebied.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie
3.3.2 Nota van uitgangspunten buitengebied 2007
In de nota van uitgangspunten voor het Buitengebied van december 2007 zijn voor de verschillende deelgebieden strategische doelen geformuleerd. Voor de Rosmalense polder (komgebied) luidt het doel: vertaling van de doorwerking van het reconstructieplan Maas en Meierij ten aanzien van de ontwikkeling van de intensieve veehouderij op duurzame locaties in het verwevingsgebied en agrarische bedrijven in het landbouwontwikkelingsgebied, behalve de gebieden Maasoevers en de Blokken die zoekgebieden zijn in het kader van de Discussienota Werk- en Woonlocaties. Ruimte bieden voor de ontwikkeling van nevenactiviteiten en verbrede landbouw, behalve in het landbouwontwikkelingsgebied en de zoekgebieden Maasoevers en de Blokken.
Voor het Sprokkelbosch, dat onderdeel uitmaakt van het deelgebied De Hooge Heide, is als strategisch doel geformuleerd: op basis van de gemeentelijke visie Hooge Heide de integratie tussen stad en land en het gebied als stedelijk uitloopgebied verder ontwikkelen met specifieke uitgangspunten voor de ontwikkeling in Sprokkelbosch, de Boszone Hooge Heide en de Landgoederenzone.
In de nota worden verder nog als bebouwingsconcentratie aangewezen de gebieden Hondsberg en Kruisstraat west en oost. Binnen deze bebouwingsconcentraties zijn verruimde ontwikkelingen mogelijk.
Hondsberg. Het streefbeeld voor de Hondsberg is dat de besloten zones in het bebouwingscluster verder kunnen worden verdicht of voor sanering/herbouw in aanmerking komen. Verdichting kan worden toegelaten daar waar de karakteristiek niet wordt aangetast. Bij verdichting van bebouwing hoeft niet alleen aan woningbouw te worden gedacht. Mogelijk kan ook (kleinschalige) bedrijvigheid ontwikkeld worden. De locatie is hiervoor aantrekkelijk gelegen nabij de kern en bosgebieden. Storende elementen of harde confrontaties als bedrijvigheid op de grens met het landschap dienen landschappelijk ingepast te worden door opgaande beplanting. Hierdoor wordt het contrast met de open akker versterkt. Oorspronkelijk in het gebied aanwezige houtwallen kunnen worden versterkt danwel teruggebracht.
Kruisstraat. Het streven is de open lintbebouwing tussen de kernen te handhaven. Karakteristieke elementen als bebouwingsterpen dienen gehandhaafd te blijven en de bijbehorende voorruimtes vrijwaren van ontwikkeling. Ook is het wenselijk de bestaande karakteristieke doorzichten naar het open landschap te handhaven en te vrijwaren van ontwikkeling. Storende elementen, zoals grote loodsen, dienen landschappelijk ingepast te worden met beplanting. Op voormalige agrarische bedrijfslocaties kunnen agrarische of argrarisch verwante functies overwogen worden. Dit past bij de bestaande menging van functies in het gebied. Het lint is daarbij tevens gunstig gelegen als ontsluitingsweg in het gebied.
Gelet op de discussie rondom de woon- werklocaties is het gebied Kloosterstraat niet opgenomen in de nota van uitgangspunten.
3.3.3 Groene Delta
Gemeenten (waaronder 's-Hertogenbosch), provincie, waterschappen en natuur- en landbouworganisaties hebben op 16 januari 2008 de samenwerkingsovereenkomst voor De Groene Delta ondertekend. Met de ondertekening wordt aan de hand van een concreet uitvoeringsprogramma de komende drie jaar 9 miljoen euro geïnvesteerd in groene projecten in en rondom 's-Hertogenbosch.
Het doel van De Groene Delta is te komen tot een samenhangend geheel van waardevolle water- en groengebieden in en rond de stad. Tegelijkertijd ontstaat daarmee een aantrekkelijk recreatiegebied voor de inwoners uit 's-Hertogenbosch en omgeving. De Groene Delta rust daarbij op vijf pijlers: natuur, water, landschap & cultuurhistorie, recreatie & landbouw. De realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is één van de hoofddoelen van De Groene Delta. Binnen De Groene Delta ligt de prioriteit bij het Bossche Broek, de Gement en de Moerputten. Tevens worden er diverse wandelroutes, ecologische verbindingszones en kleine landschapselementen aangelegd. Een aantal initiatieven kunnen mogelijk worden gemaakt op basis van het nieuwe bestemmingsplan, voor het overige zal een aparte planologische procedure worden gevolgd indien noodzakelijk.
3.3.4 Discussienota woon- en werklocaties
In de discussienota woon- en werklocaties (2007) zijn de deelgebieden De Blokken en Sprokkelbosch-oost (onderdeel van het plangebied Noord) benoemd als zoeklocaties voor grondgebonden woningbouw. Ook is in deze nota een heroverweging voor het bedrijventerrein Kloosterstraat beschreven. De aanduiding van dit gebied als toekomstig bedrijventerrein was al in een groot aantal nota's en studies opgenomen, zoals het uitwerkingsplan van het streekplan in 2002. De gemeenteraad heeft in januari 2009 een aantal moties aangenomen, waarin de gemeenteraad zich heeft uitgesproken over de discussienota. De locatie Sprokkelbosch - oost wordt vanwege de landschappelijke waarde afgewezen als nieuwbouwlocatie voor woningen. De raad heeft aangegeven dat nieuwbouw van 400 woningen (vanaf 2015) in de locatie noord-oosthoek (4e kwadrant) van De Groote Wielen wenselijk is. De raad heeft ook het gebied De Blokken als mogelijke locatie voor de bouw van nieuwe woningen genoemd. Over werklocaties spreekt de raad uit dat het gebied van Kloosterstraat niet meer in aanmerking komt voor te ontwikkelen bedrijventerrein.
3.3.5 Waterplan
Het doel van het Waterplan "Waterstad 's-Hertogenbosch" (14 juli 2009) is het bereiken van een veilig en een duurzaam watersysteem in en om 's-Hertogenbosch, waarbij zo goed mogelijk aan de wensen van alle belanghebbenden tegemoet wordt gekomen. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater.
Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. Dit gemeenschappelijke beleid moet leiden tot een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem in de Groene Delta. De bijdragen aan energiebesparing vanuit het watersysteem zijn verkend met het oog op de doelstelling om in 2050 als stad klimaatneutraal te zijn. Ambities zijn hierbij verwoord naar beleid op hoofdlijnen. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGrp) is het beleid ten aanzien van afvalwater, regenwater en grondwater verder uitgewerkt.
Het waterplan bevat een uitvoeringsprogramma met concrete projecten. Dit uitvoeringsprogramma is aan de hand van de volgende tien speerpunten samengesteld:
- per deelgebied een visie op het watersysteem (waterstructuurplan);
- gebruik beleidsruimte nieuwe wetgeving en geef helderheid in taken partijen (NBW);
- klimaatsadaptieve stadsontwikkeling;
- water maakt 's-Hertogenbosch mooi;
- visie op de ondergrond;
- actieve participatie in regionale ontwikkelingen;
- benutten van kansen in het watersysteem voor de energieneutrale stad;
- uitvoeren van maatregelen uit het Stroomgebiedbeheerplan;
- uitvoeren overige maatregelen uit de waterprogramma's van het gebiedsproces;
- werken aan water in West (de schop in de grond).
In hoofdstuk 7 'Waterparagraaf' worden de belangrijkste beleidsuitgangspunten voor het plangebied genoemd. Ook wordt hier ingegaan op de wijze waarop met water wordt omgegaan op de ontwikkelingslocaties.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Bestaande Situatie
Het plangebied is door de verscheidenheid aan karakter op te delen in verschillende deelgebieden. In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie aan de hand van de ontstaansgeschiedenis, aanwezige activiteiten en de bestaande structuren voor de afzonderlijke deelgebieden beschreven. Voor de hieronder beschreven gebieden Hondsberg, Kattenbosch, Kruisstraat west, Kruisstraat oost, Sprokkelbosch en Sprokkelboschstraat is een afzonderlijke structuurvisie opgesteld. Dit hoofdstuk bevat een samenvatting van de visies.
4.1 Kloosterstraat
Het in het bestemmingsplan gelegen deelgebied Kloosterstraat heeft een functionele agrarische inrichting. Het is zeer open van opzet. In het gebied zijn 6 agrarische bedrijven gelegen.
Het gebied wordt in ruimtelijk functionele zin als volgt begrensd:
In het noordwesten door de A2 met het daarachter gelegen kantorenpark en bedrijventerrein. In het zuidoosten door de sterk begroeide Keerdijk. In het zuidwesten door de Bosschebaan met het daarachter gelegen robuuste groen van het landgoed Pettelaar. In het noordwesten door de Meerseplas met bijbehorende beplanting en de Zuid Willemsvaart met het daarachter gelegen bedrijventerrein de Brand.
Het westelijke deel van het gebied (dit is het gebied waar dit bestemmingsplan voor wordt opgesteld) heeft een open karakter. Gaande in oostelijke richting wordt het landschap kleinschaliger en meer besloten van karakter.
In het gebied zijn lange en vrije zichtrelaties aanwezig. Deze zijn ook gericht naar buiten het gebied gelegen objecten.
De ligging van de vestingstad 's-Hertogenbosch in een nat en open gebied was van grote strategische betekenis. Door dit gebied onder water te zetten kon de stad goed worden verdedigd. De in de 17e eeuw aangelegde Keerdijk/Poeldonkse dijk is vanwege zijn gaafheid en zeldzaamheid tezamen met de aanliggende historische bebouwing cultuur historisch waardevol. Van noord naar zuid liggen er nog restanten van de vesting van 1629 in het plangebied.
De historie van het gebied komt tot uiting in de naam 'Kloosterstraat'. Deze naam verwijst naar het voormalige klooster, dat vroeger op de twee donken Eikendonk en Meerendonk (nu aan weerzijden van de A2 ) was gelegen. Op deze plaats resteert nog alleen een oude lindeboom.
Het gebied Kloosterstraat is gelegen in een typisch beekdalenlanschap. In het verleden grotendeels in gebruik als wei- en hooiland. Na meerdere ruilverkavelingen wordt het gebied nu gekenmerkt door een rationele verkavelingstructuur, rechtlijnig, grootschalig en open van karakter.
Actuele natuur- en landschapswaarden:
De Kloosterstraat is een open polderlandschap. De landschappelijke openheid is waardevol. Het gebied ligt tussen de besloten wereld van de landgoederen, de stad/A2, de Keerdijk en de Zuid-Willemsvaart. Het gebied kent een moderne blokvormige verkaveling en is sterk ontwaterd. Daarmee is de oorspronkelijke karakteristiek van een meer onregelmatige verkaveling met slingerende oude 'beekjes' en donken verdwenen of moeilijk nog te herkennen. De westzijde van de Kloosterstraat behoorde vroeger tot de landgoederenzone. Het kende een 'strepenverkaveling' met opgaande bomen, waarschijnlijk populieren en essen. Dit deel aan de oostzijde van de Bosschebaan is volledig verdwenen. Het is toegevoegd aan de grootschaligheid van de polder. De vestiging van diverse boerderijen heeft ook duidelijk invloed op de schaal van het landschap gehad. Tegenwoordig zijn het vooral de boomteelt die de openheid verder aantasten.
In de Kloosterstraat bevinden zich lokaal kwelvegetaties. Vooral in de zone tussen A2 en de Kloosterstraat (naam van de lokale oost-westverbinding) zijn holpijp, gewone dotterbloem en tweerijige zegge aanwezig. In het recente verleden (rond 1990) zijn er ook veldrus en waterviolier aangetroffen. Deze zijn nu verdwenen. De aanwezige kwelvegetatie indiceert een duidelijke invloed van (kalkrijk) grond- en of oppervlaktewater. Het zijn relicten van een in het verre verleden soortenrijke vegetatie van blauwgraslanden, dotterbloemhooilanden en kleine zeggenmoeras. Precies zoals we nu aantreffen in Het Bossche Broek. Overige actuele soorten als echte koekoeksbloem en grote pimpernel passen ook prima bij dit beeld. Deze treft men ook in de bermen en slootkanten verspreid in de Kloosterstraat aan.
De (voormalige) natte omstandigheden maakte dat de Kloosterstraat tot voor kort een waardevol weidevogelgebied was. Daar is in de afgelopen tien jaar niet veel meer van over. Grutto is nog slechts met een à twee paar aanwezig. In 2012 heeft er geen gebroed. In het verre verleden was er nog sprake van Tureluur en incidenteel Watersnip. Kievit en Scholekster zijn nog wel in redelijke aantallen aanwezig, mede door de bescherming van nesten door boeren en vrijwilligers.
De Kloosterstraat is beperkt waardevol voor zoogdieren m.u.v. de das. Die er foerageert voornamelijk in het zuidelijk deel rondom de dassenburchten in en rond de Keerdijk en de landgoederen Sterrenbosch, Haanwijk en Pettelaer. De zone rondom de Keerdijk en in de aansluiting op de landgoederen is om deze reden aangewezen als groenblauwe mantel. Recentelijk zijn de eerste maatregelen uitgevoerd om de verbindingszone te versterken (Uitvoeringsprogramma De Groene Delta I 2008-2010). Dit wordt mogelijk doorgezet in de komende jaren (Uitvoeringsprogramma De Groene Delta II 2012-2014 en of in het kader van Landschap van Allure).
Voor amfibieën zijn de poelen op het crossterrein bij de Meerse Plas waardevol. Daar bevindt zich een populatie van de Kamsalamander. Daar tref je ook de meer algemene soorten aan zoals Kleine watersalamander, gewone pad en bruine kikker. Voor vlinders en sprinkhanen is het gebied weinig interessant. De aanwezigheid van kamsalamander maakt de status van EHS voor de
Ambitie natuur en landschap
In landschap in landschapsecologisch opzicht vormt de Kloosterstraat de schakel tussen Aa en Dommeldal, inclusief Landgoederenzone. Het gebied is kansrijk voor natuurontwikkeling gelet op de aanwezige kwelvegetaties en de hoge grondwaterstanden. De beste kansen voor grondwaterafhankelijke vegetaties liggen aan de noordzijde; tussen A2 en de Kloosterstraat (lokale weg). Om deze reden is de noordelijke zone in de Kloosterstraat (gebied) van Bossche Baan tot aan de Dungense Brug aangemerkt als groenblauwe mantel.
Voor de das is de Keerdijk als zoekgebied EVZ aangewezen (Verordening Ruimte). Voor de aansluiting van de das op de landgoederenzone is de zone ten oosten van de Bosschebaan aangewezen als groenblauwe mantel. Voor dassen zijn faunavoorzieningen onder de Bosschebaan aangelegd zodat de migratie tussen Keerdijk en Landgoed Pettelaer en Haanwijk veilig kan plaatvinden.
Een deel van deze zone is tevens aangewezen als attentiegebied rond de EHS. Gezien de ligging heeft dit vooral betrekking op de relatie via het grondwater (noord-noordwestelijke stromingsrichting). Maatregelen die de kwaliteit of kwantiteit van inzijging van het grondwater verslechteren zijn niet wenselijk.
De aanduiding waterberging kan komen te vervallen. In het kader van Howabo wordt de Gement als bergingsgebied ingericht (Groene Rivier). De Kloosterstraat kan als zoekgebied daarmee vervallen.
4.2 Hondsberg
Het lint Hondsberg grenst aan de kern Rosmalen. Aan de noord-, zuid- en westzijde grenst het cluster aan de open akker van het gebied Sprokkelbosch. In de loop der jaren is de kernbebouwing van Rosmalen uitgebreid in oostelijke richting tot nabij de bebouwingsconcentratie Hondsberg.
Het gebied ter plaatse van en rondom de bebouwingscluster Hondsberg heeft nog een aantal kenmerken van het oorspronkelijke Kampenlandschap. Er is sprake van een afwisseling tussen de bebouwing met ruime en vaak beplante erven langs het oude wegenpatroon, de openheid aan de noord-oostzijde ter plaatse van het akkercomplex en de beslotenheid aan de zuid-oostzijde ter plaatse van de aangrenzende kleine laagte met waterloop.
Na de Tweede Wereldoorlog heeft rondom het plangebied een geleidelijke verdichting plaats- gevonden. De snelle groei van Rosmalen heeft geleid tot verandering van het karakter van het gebied. De stedelijke druk op het landelijk gebied is toegenomen. Dit uit zich met name in de organische groei van het lint en de realisatie van individuele initiatieven zonder rekening te houden met de gebiedskwaliteit. Desondanks heeft het gebied in het algemeen een open karakter en een landelijke uitstraling en kenmerkt zich door de afwisseling van openheid en beslotenheid. Het open karakter van het gebied versterkt de relatie van Hondsberg met de rest van het plangebied en zorgt voor de continuïteit van het landschap in Hooge heide Noord.
4.3 Kattenbosch
Het Kattenbosch vormt een kleinschalig gedeelte in het zuidwesten van het Sprokkelbosch. Het gebied is aangewezen als terrein van hoge archeologische waarde en deels als gemeentelijk archeologisch monument. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat in dit gebied sporen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en de Middeleeuwen verwacht kunnen worden. De archeologische sporen bevinden zich onder een zogenaamd esdek of plaggendek. Dit is een door mensen aangebracht mengsel van plaggen en dierlijke mest dat vooral tot doel had de grond vruchtbaar te maken en te houden. De landschapsstructuur in het Kattenbosch wordt gevormd door de oorspronkelijke gemeenschappelijke kamp welke nog het meest oorspronkelijk bewaard is gebleven. Dit komt vooral door een zorgvuldige omgang met de aanwezige houtwallen en het uitblijven van intensivering van de landbouw.
4.4 Sprokkelbosch En Sprokkelbosschstraat
Het Sprokkelbosch is van oorsprong een agrarisch kampenlandschap dat zich door verspreid staande boerderijen met er omheen de bijbehorende gronden kenmerkt. Het Sprokkelbosch ligt centraal in het plangebied tussen de linten Kruisstraat en Sprokkelboschstraat. Het gebied is volledig particulier eigendom en niet toegankelijk. Het landschappelijke karakter en de oorspronkelijke structuur van het gebied is, als gevolg van een schaalvergroting van de agrarische sector, deels aangetast en minder beleefbaar. Dit is een ontwikkeling geweest die zich de afgelopen decennia op veel plekken heeft voorgedaan.
Het lint Sprokkelboschstraat heeft in beginsel een hoge kwaliteit. Vooral de plekken waar de oudere boerderijen nog staan, geven een goede indruk van de vroegere situatie. Op veel plekken is zicht op het landschap. Dit is nog de oorspronkelijke situatie en het meest aantrekkelijk. Kenmerkend voor het lint is dat er enige regelmaat zit in bebouwing en landschappelijke doorzichten. Dit omdat de oorspronkelijke agrarische bebouwing gekoppeld was aan agrarische grond. Hierdoor is in dit landschap een beeld van een paar perceeltjes met agrarische grond en dan weer een woning / boerderij kenmerkend. Gekoppeld aan de Sprokkelboschstraat liggen enkele secundaire wegen of paden. Soms zijn deze ook als ontginningsweg gebruikt.
Ondanks dat er veel van de oorspronkelijke kampenlandschap bewaard is gebleven is het gebied landschappelijk gezien niet overal even aantrekkelijk en de karakteristieke ruimtelijke kenmerken zijn niet meer overal prominent aanwezig. De aanwezigheid van gebiedsvreemde functies zoals grote opslagruimten, oud ijzer inzamelpunten etc. leveren een negatieve bijdrage aan het landschapsbeeld en de cultuurhistorische waarde van het Sprokkelbosch. Ook zijn er bedrijven in het gebied gevestigd die niet passen in het kleinschalige landschap. Anderzijds is door schaalvergroting in de landbouw veel van de zichtbaarheid van het landschap verloren gegaan. Houtwallen zijn gekapt, percelen zijn vergroot en de bewerking is intensiever geworden. Enkele van de karakteristieken van het kampenlandschap zijn hierdoor verdwenen. Ook is het agrarische gebied eentoniger geworden. De verschillen tussen weidepercelen en akkers zijn willekeuriger geworden. Ook is het aantal gewassen dat wordt verbouwd afgenomen en zijn bepaalde teelten geheel verdwenen. Het verbouwen van graan is in het Sprokkelbosch bijna niet meer aan de orde.
Actuele landschaps en natuurwaarden
Het Sprokkelbosch is een kampenlandschap. Dit is een kleinschalig agrarisch landschap op de zandgronden. Het is ontstaan door geleidelijke ontginning van woeste gronden. De ontginning gebeurde vanuit de ontginningslinten waar de boerderijen werden gevestigd. Vanuit de boerderijen werken percelen geschikt gemaakt en afgezet met een houtwal. Kenmerkend voor het Sprokkelbosch is het natte karakter van het centrale deel. Dit centrale deel is als laatst ontgonnen en daarom grootschaliger van opzet.
De natuurwaarden van het sprokkelbosch hangen vooral samen met de kleinschaligheid, de oude groenstucturen en de natte delen. Doel is om de natuurwaarden verder te ontwikkelen door het terugbrengen van houtwallen en bosjes en het ontwikkelen van natte delen.
Typische soorten voor het Sprokkelbosch zijn soorten van een kleinschalig landschap zoals de steenuil en de kerkuil. Ook soorten als de groene specht, vleermuizen maken gebruik van de combinatie van agrarische bedrijven en percelen, houtwallen en ruige overhoekjes. Kleine zoogdieren als marterachtigen, egels houden zich op in de houtwalen. In de toekomst kan de das zich hier mogelijk ook vestigen. Vooral de oudere houtwallen hebben nog oorspronkelijke structuur en bestaan uit oude bomen. Ook zijn er op enkele plekken nog autochtone soorten aanwezig.
Centraal in het gebied komen enkele algemene weidevogels voor. Het belang van het Sprokkelbosch voor weidevogels is echter beperkt.
Het Sprokkelbosch was vroeger een nat gebied. Dit natte karakter is grotendeels verdwenen. Wel is het oude slotenpatroon nog gedeeltelijk in tact gebleven. De waterkwaliteit is echter verslechterd door afvoer van overstorten door het watersysteem en de belasting met nutriënten uit de landbouw. De potentiele natuurwaarden zijn hier echter groot. Soorten als de waterviolier zijn hier nog tot tien jaar geleden waargenomen. Ook zijn er verhalen over het voorkomen van de knoflookpad bekend maar het is niet zeker of dit echt waar is.
Door de aanleg van houtwallen en het verbeteren van de waterkwaliteit kunnen de natuurwaarden verder worden ontwikkeld.
4.5 Kruisstraat West
Het lint Kruisstraat op het dijklichaam is de oudste route in het plangebied dat van oudsher 's-Hertogenbosch en Rosmalen met Kruisstraat, Nuland en Geffen verbond. Het is van oorsprong een agrarisch lint maar in de loop der tijd heeft in dit lint een verschuiving plaatsgevonden. Het lint nu wordt, naast de nog aanwezige agrarische bedrijven, ook gekarakteriseerd door een menging van allerlei functies zoals wonen en kleinschalige niet agrarische bedrijvigheid. Langs het dijklichaam zijn diverse woningen opgericht. Ondanks dat het lint nu op verschillende plekken verdicht is, biedt de nog aanwezige openheid tussen de bebouwing waardevolle doorkijken naar het achterliggend landschap.
Van oudsher is hier sprake van een dijk die de begrenzing vormde van de Beerse Overlaat. Deze dijk heeft nu geen functie meer maar is wel plaatselijk nog zichtbaar. Ook zien we hier nog oude terpen die van oorsprong ten noorden van de dijk lagen. Toch komen er dus aan de Kruisstraat nog diverse waardevolle elementen voor zoals restanten van het oude dijklichaam en terpen. De situering en oriëntatie de oorspronkelijke bebouwing ten noorden van de Kruisstraat verwijzen naar de geschiedenis van het gebied en het bestaan van de historische dijk. De relatie van dit deelgebied met het Sprokkelbosch is via de aanwezige doorzichten naar het landschap aanwezig.
4.6 Kruisstraat Oost
Het plangebied ‘Kruisstraat-Oost’ ligt ingeklemd tussen het buurtschap Kruisstraat en Heeseind, het historisch dijklint van de gemeente Maasdonk. Dit gebied bevat een relatief grote en markante verzameling van beeldbepalende panden (oorspronkelijke langgevelboerderijen met bijbehorende schuren en in mindere mate de later toegevoegde burgerwoningen). Deze zijn gelegen op een geomorfologische zeer verklaarbare locatie, namelijk op de overgang van hoog naar lager gelegen gebied. De weg en de daaraan gelegen bebouwing markeren de overgang van het noordelijk gelegen polderlandschap naar het zuidelijk gelegen kampenlandschap. Dit is een uniek en waardevol gegeven. De lintbebouwing langs de weg kent een aantal doorzichten naar het achterliggende landschap. Aan de bebouwingsstructuur langs Kruisstraat is de historie van het gebied af te lezen. De eerste bebouwing is langs de historische dijk ontstaan. Deze (langgevel)boerderijen zijn evenwijdig op diverse afstanden van de dijk gepositioneerd. Aan de geveloriëntatie van deze historische boerderijen is de voormalige dijk herkenbaar. Deze is namelijk gericht naar de dijk in plaats van naar de Kruisstraat. Met de jaren is de dijk langzamerhand verdwenen en heeft de Kruisstraat de ontsluitingsrol overgenomen. Er heeft hier in de loop der jaren meer bebouwing in de vorm van boerderijen en burgerwoningen langs de weg (Kruisstraat) plaatsgevonden.
4.7 Rosmalense Polder
Het komgebied is een grootschalig agrarisch productiegebied. In het gebied zijn, gezien de overige deelgebieden, relatief veel agrarische bedrijven aanwezig. In het gebied zijn in het verleden veel agrarische bedrijven ingeplaatst (verplaatst t.b.v. stedelijke uitbreiding). Het gebied grenst aan woongebied de Groote Wielen. Beide gebieden staan, zeker bij toekomstige uitbreidingen, op gespannen voet met elkaar. In de Rosmalense polder is de oorspronkelijke slagenverkaveling, hoewel minder fijnmazig, nog altijd herkenbaar. Opvallend is de duidelijk in het gebied te herkennen hoofdrichting: oostwestgerichte ontginningsassen met loodrecht daarop de verkaveling en verbindingswegen.
Actuale natuur en landschapswaarden
De Rosmalense polder maakt onderdeel uit van de Beerse Overlaat en bestaat uit zogenaamde komgronden. Kenmerkend is de openheid van de polder. Het landgebruik is vooral agrarisch en relatief intensief. Door het gebied lopen watergangen en een wetering. De agrarische bedrijven liggen verspreid door de polder en zijn indien van toepassing landschappelijk ingepast met streekeigen beplanting zoals es, populier, noot, els etc. De wegen zijn recht en soms voorzien van een laanbeplanting. De Rosmalense polder vormt samen met de aanliggend polders langs de Maas een groot poldergebied met zijn eigen kenmerkende eigenschappen.
In een landbouwgebied als de Rosmalense Polder zien we vooral weidevogels. Soorten als de Wulp, grutto, kievit, gele kwikstaart. Deze soorten maken gebruik van de agrarische percelen maar ook van de ruigere delen in de polder en de omgeving.
Floristische waarden vinden we vooral in de sloten en in de bermen en andere ruigere stukken. Door het intensieve gebruik van de agrarische percelen komen waardevolle flora hier zeer beperkt voor.
In de sloten is het voorkomen van planten vooral afhankelijk van de waterkwaliteit. De waterkwaliteit wordt vooral gekenmerkt door een voedselrijke situatie ten gevolge van de landbouwactiviteiten in de polder. Toch zijn er op enkele plekken ook kwelindicatoren als holpijp en dotterbloem te vinden. De natuurwaarde van bermen en ruigere stukken zijn relatief groot. Dit komt vooral omdat de rest van de polder intensief bewerkt wordt. De ruigere stukken worden daarom dankbaar gebruikt door insectensoorten, broedvogels etc. De gemeente houdt hier bewust rekening met deze waarde door uitgesteld te maaien.
Nabij de boerderijen zullen soorten als de steenuil, vleermuizensoorten en boerenzwaluwen voorkomen. Deze zijn gebonden aan bomen en gebouwen en maken gebruik van het omliggende cultuurlandschap.
De Hoefgraaf is een wetering die ook een functie als ecologische verbindingszone (EVZ) heeft. Deze is voor een groot deel al aangelegd door middel van een strook langs de wetering die is inrgericht als natuur. Ook zijn er twee stapstenen aanwezig, als kleine natuurgebiedjes langs de Hoefgraaf. De EVZ is gericht op soorten die afhankelijk zijn van moeras en water. Er zijn poelen aangelegd welke dienen als voortplantingsplaats voor amfibieen als de kamsalamander. Onbekend is of deze al in de poelen zitten. Wel zijn er soorten als de rietgors, blauwborst en rietzanger in de rietkragen aanwezig. De sloten en de wetering bevatten vis en vormen in het cultuurland een belangrijke broedplek voor moerasvogels.
Ten slotte heeft de Rosmalense polder een belangrijke functie als overwinterings en foerageergebied voor moerasvogels en roofvogels. Hoewel dit geen beschermde waarden zijn is dit toch van belang voor deze soortgroepen.
Hoofdstuk 5 Milieu Effect Rapportage
In dit bestemmingsplan worden o.a. keuzen vastgelegd ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen. Vanwege mogelijk gevolgen voor Natura 2000 gebieden (de depositie van stikstof door emissies van veehouderijen) en omdat het bestemmingsplan kaderstellend is voor toekomstige m.e.r.-(beoordelings)plichtige besluiten (zoals omgevingsvergunningen voor grote veehouderijen), wordt een plan-m.e.r. procedure doorlopen en is er een Milieueffectrapportage (MER) en Passende beoordeling als bedoeld in de Natuurbeschermingswet opgesteld.
De conceptversie van het MER (inclusief Passende Beoordeling) is samen met het voorontwerp bestemmingsplan vanaf 5 maart tot en met 16 april 2012 ter inzage gelegd. Tijdens deze ter inzage legging is de Commissie m.e.r. (de Commissie) gevraagd een advies uit te brengen op de concept MER. De Commissie heeft op 21 augustus 2012 haar voorlopig toetsingsadvies uitgebracht (rapportnummer 2648-38). De Commissie adviseert het concept MER op een aantal onderdelen aan te vullen. Op basis van het advies van de Commissie is deze aanvulling opgesteld. Deze aanvulling wordt samen met het MER en de Passende Beoordeling ter inzage gelegd, samen met het ontwerp bestemmingsplan.
Het toetsingsadvies van de Commissie is als bijlage van deze aanvulling opgenomen.
In het concept MER ontbreekt volgens de Commissie afdoende inzicht in:
- mogelijke mitigerende maatregelen of een alternatief waarin verdere aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden kan worden voorkomen (zie paragraaf 2.1 voorlopig advies);
- de samenhang met andere ruimtelijke plannen; haalbaarheid van de milieunormen zal deels afhangen van de ontwikkelingen in de gemeente Maasdonk (zie paragraaf 2.2. voorlopig advies);
- de gehanteerde uitgangspunten bij de berekeningen (ammoniak en geur) in het MER en de Passende beoordeling (zie paragraaf 2.3 voorlopig advies);
- de wijze waarop de effecten voor landschap en cultuurhistorie zijn getoetst en hoe eventuele effecten mitigeerbaar zijn (zie paragraaf 2.4 voorlopig advies);
- de aanwezige natuurwaarden in het gebied, de effecten van het plan daarop en de mogelijke belemmeringen van het plan voor de nog te realiseren 'natte verbindingszone' (zie paragraaf 2.5. voorlopig advies).
Beste case alternatief.
Naar aanleiding van dit advies is een Aanvulling MER Buitengebied noord en Kloosterstraat opgesteld. In deze aanvulling is een zgn. Best case alternatief ontwikkeld. De mate van stikstof uitstoot wordt in belangrijke mate bepaald door landelijk en provinciaal beleid, met name de Natuurbeschermingswet en de provinciale verordening stikstof en Natura 2000. In de Passende beoordeling is aangegeven dat de huidige vergunde emissie (98,7 kton) kan worden teruggebracht met ruim 40% (tot 58,1 kton) door het emissiearmer uitvoeren van bestaande stallen (emissie eisen provinciale verordening). Bij toepassing van systemen die de emissie nog verder reduceren (dus extra reductie ten opzichte opzichte van de emissiegrenswaarden uit de provinciale verordening) kan de emissie nog verder worden teruggebracht. Het best case alternatief gaat uit van de inzet van extra emissie reducerende maatregelen zowel voor nieuwe als bestaande stallen.
De stikstofdepositie berekening van een best case alternatief laat zien dat, met toepassing van de beste staltechnieken en benutting van de planologische mogelijkheden conform de uitgangspunten van het voorkeursalternatief, de stikstofdepositie niet toeneemt en er dan geen sprake is van aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000 gebieden. Dit toont aan dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is binnen de randvoorwaarden van de Natuurbeschermingswet.
Verder zijn in het bestemmingsplan regelingen opgenomen die het mogelijk maken om te toetsen of bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen strijdigheid opleveren met de Natuurbeschermingswet.
- de wijzigingsbevoegdheid die betrekking heeft op het vergroten of vervormen van bouwblokken ten behoeve van intensieve veehouderij is niet toegestaan tenzij is aangetoond dat de emissie van stikstof niet toeneemt, er sprake is van saldering (per saldo geen toename van de stikstofdepositie op de Natura 2000 gebieden) of er concreet uitzicht bestaat op het verkrijgen van een Natuurbeschermingswet vergunning. Omschakeling van grondgebonden bedrijven naar intensieve veehouderij is in dit bestemmingsplan niet toegestaan.
- de bouwmogelijkheden binnen de bestaande bouwblokken van veehouderij zijn gekoppeld aan een ontheffing waarbij wordt getoetst aan de bovengenoemde voorwaarden: geen toename van emissie, of saldering of concreet zicht op Nbw vergunning.
Samenhang met andere ruimtelijke plannen.
Structuurvisie
De commissie acht het van belang dat er een goede afstemming is tussen de keuze voor de toekomstige woonlocaties en de milieuruimte die geboden wordt in het bestemmingsplan buitengebied. Daarom adviseert de commissie aan te geven welke informatie heeft geleid tot de keuze van de toekomstige woonlocaties in 's-Hertogenbosch.
Primair wordt daarbij opgemerkt dat het bestemmingsplan Buitengebied niets regelt over de ontwikkeling van toekomstige woongebieden. Die keuze wordt gemaakt binnen de structuurvisie voor de stad. Uit het MER blijkt wel dat het zoekgebied voor woningbouw De Blokken, niet wordt verslechterd door het vaststellen van dit bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied Lith gemeente Oss.
Uit analyses die zijn uitgevoerd in het kader van de geurgebiedsvisie blijkt dat er geen knelpunten zijn op het grondgebied van de gemeente 's-Hertogenbosch door ontwikkelingen van veehouderij in het buitengebied van de gemeente Oss.
Landschap en Cultuurhistorie
De commissie adviseert voor landschap en cultuurhistorie per deelgebied aan te geven:
- welke criteria worden gehanteerd om concrete ontwikkelingen te toetsen;
- met welke maatregelen landschappelijke en cultuurhistorische waarden kunnen worden versterkt.
De gemeente heeft een cultuurhistorische inventarisatie laten opstellen. Op grond van deze inventarisatie is een keuze gemaakt welke elementen beschermenswaardig zijn. Vervolgens is in het bestemmingsplan via specifieke bestemmingen, aanduidingen en/of een aanlegvergunningstelsel de bescherming geregeld. In hoofdstuk 8 Cultuurhistorische paragraaf, is hierop nader in gegaan.
Natuur
De commissie adviseert op hoofdlijnen aandacht te besteden aan te behouden of te ontwikkelen natuurwaarden in het plangebied zelf.
In de toelichting van het bestemmingsplan is per deelgebied een nadere beschrijving van de aanwezige natuurwaarden. Vervolgens is op de verbeelding en in de regels een beschermingsregime opgenomen middels specifieke bestemmingen, aanduidingen en/of een aanlegvergunningstelsel.
Hoofdstuk 6 Milieu-aspecten
6.1 Milieu En Ruimtelijke Ordening
Hoewel de ruimtelijke ordening en het milieubeleid zich met dezelfde omgeving bezig houden, is de wettelijke basis verschillend. Het belangrijkste kader voor het milieubeleid is de Wet milieubeheer. Voor de ruimtelijke ordening is dat de Wet op de ruimtelijke ordening. Tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening bestaat een duidelijke relatie. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Het uitgangspunt is dat milieubelastende, hinderlijke en ongezonde situaties voorkomen moeten worden.
6.2 Algemeen
Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk anders dan de voortzetting van het reeds bestemde, huidige en/of vergunde gebruik. Deze milieuparagraaf heeft daarom deels een beschouwend karakter, wat inhoudt dat er geen grootschalige onderzoeken – behalve een Milieu Effect Rapportage (MER) - zijn verricht en dat de benoemde milieuthema's algemeen beschreven, maar wel gemotiveerd zijn. De weinig opgenomen wijzigingen zijn specifiek gemotiveerd. Daar waar binnen dit bestemmingplan geen intensieve veehouderij is bestemd, is nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding van en omschakeling naar een intensieve veehouderij niet gereguleerd. Eventueel kan via een afzonderlijke ruimtelijke procedure (buitenplanse ontheffing) worden meegewerkt aan het toelaten van nieuwe (agrarische) bedrijvigheid in een meer belastende categorie dan ter plaatse is bestemd. De afwegingen die ten grondslag liggen aan het al dan niet verlenen van de ontheffing hangt voor een belangrijk deel af van de feitelijke, ruimtelijke en milieutechnische situatie ter plaatse. Dit geldt eveneens voor eventuele bouwblokvergrotingen of andere wijzigingen binnen het plangebied.
6.3 Bedrijvigheid & Milieuzonering
Om bij bestemmingsplannen nieuwe bedrijfsmatige functies op milieuhygiënische aspecten te beschouwen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten richtafstandenlijst, omgevingstypen en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd. Tenslotte geeft de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor een functiemenging een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In het algemeen wordt in een nieuwe situatie door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de eventuele overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG is derhalve enkel bedoeld als hulpmiddel voor milieuzonering bij nieuwe ontwikkelingen. Hierbij dienen nieuwe bedrijven een passende locatie te krijgen in de nabijheid van woningen of nieuwe woningen worden op een verantwoorde afstand gesitueerd van bedrijven. De VNG-publicatie is niet bedoeld om bestaande situaties te beoordelen. Als op een bepaalde locatie bestaande woningen in de nabijheid van bestaande bedrijven liggen, dan is het niet de bedoeling om met genoemde VNG-publicatie de aanvaardbaarheid te toetsen.
Onderhavige plangebied – de Rosmalense polder en Kloosterstraat - wordt gekenmerkt door met name agrarische bedrijvigheid. Verspreid over het buitengebied bevinden zich tevens een aantal agrarisch ondersteunende en niet-agrarische bedrijven. Het onderhavige bestemmingsplan buitengebied is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk anders dan de voortzetting van het reeds bestemde, huidige en/of vergunde gebruik. Een lijst van de aanwezige bedrijven/inrichtingen is opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan. In relatie tot de reeds bestaande/vergunde situatie en rechten wordt ter plaatse van de Blokkenweg 4a, Kerkdijk 8 en 12 een “intensieve” agrarische bedrijfsbestemming opgenomen. Het agrarisch bedrijf aan de Blokkenweg 4a houdt sinds tientallen jaren in hoofdzaak varkens. De beide agrarische bedrijven aan de Kerkdijk houden sinds jaren geiten. Zowel het houden van varkens als geiten zijn “intensieve” agrarische activiteiten. De drie genoemde bedrijven zijn in werking volgens de daarvoor afgegeven bouw- en milieuvergunningen. Voor de geitenhouderijen gelden specifieke beperkende maatregelen die voortvloeien uit de Provinciale verordening ruimte. Overigens is het hanteren van de VNG-publicatie om de aanvaardbaarheid van deze situaties te toetsen hier niet aan de orde omdat het hier gaat om reeds bestaande en vergunde situaties. Voor dit soort agrarische bedrijvigheid geldt specifieke milieuregelgeving. Deze regels zijn onder meer geformuleerd in de Wet ammoniak en veehouderij, de Wet geurhinder en veehouderij en de Wet milieubeheer. In het kader van milieuvergunningverlening is aan deze regels getoetst. Ook voor overige bedrijven binnen het voorliggende conserverende plan geldt een milieuvergunning of melding Wet milieubeheer die is afgestemd op de huidige bestaande situatie waarbij toetsing aan de VNG-publicatie niet aan de orde is. Bij eventuele nieuwe gevoelige bestemmingen (woningen) en nieuwe bedrijfsmatige activiteiten zal worden getoetst aan de zoneringsafstanden uit de VNG-publicatie. Hiervoor dient dan een afzonderlijke ruimtelijke procedure (buitenplanse ontheffing) te worden doorlopen.
6.4 Geur
Veehouderijen veroorzaken in het algemeen geur vanwege de dierenverblijven, mestbassins en de productie en opslag van voer. Gezien de typering van het plangebied, namelijk buitengebied met voornamelijk agrarische bedrijvigheid is geur een relevant aspect. Geur kan in de leefomgeving in meer of minder mate hinder veroorzaken en kan om die reden ook gezondheidsrisico's met zich meebrengen. De geuremissie verspreidt zich via de lucht en op de woon- en leefomgeving wordt een geurbelasting veroorzaakt. Onder geurbelasting verstaan we de hoeveelheid geur, uitgedrukt in odourunits per kubieke meter lucht, die op een geurgevoelig object zoals een woning 'terecht' komt. Deze hoeveelheid kan in situaties worden berekend. De afstand tussen geuremitterende bedrijven en geurgevoelige bestemmingen is daarbij van grote invloed. De geurbelasting op een gebied is relevant voor een beoordeling van het woon- en leefklimaat en dient beschouwd te worden om bijvoorbeeld woningbouw te realiseren. Geur van veehouderijen heeft dus gevolgen voor het woon- en leefklimaat van mensen en voor het gebruik van de ruimte.
Vergunningplichtige veehouderijen moeten voor wat betreft geur van dierenverblijven voldoen aan de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Verder dienen op grond van de Wet milieubeheer beste beschikbare technieken te worden toegepast. Veehouderijen die onder het Besluit landbouw milieubeheer vallen, moeten voldoen aan de in dat besluit genoemde minimaal aan te houden afstand tot geurgevoelige objecten. Het Besluit landbouw milieubeheer geeft ook minimaal aan te houden afstanden tot geurgevoelige objecten voor opslagen van veevoeder en mest. Mestbassins dienen te voldoen aan het Besluit mestbassins milieubeheer. Voldoen aan de gestelde afstanden of aan het regime van de Wgv dient ter voorkoming van geurhinder.
In de huidige situatie wordt geur geëmitteerd door de thans aanwezige veehouderijen, in de Rosmalense polder - zowel binnen als buiten het LOG - als ook in het gebied Kloosterstraat. Geurgevoelige objecten binnen het plangebied zijn woningen behorende bij andere veehouderijen en een klein aantal bestaande burgerwoningen in het buitengebied. De dichtstbijzijnde woonkernen liggen buiten het plangebied en betreffen woningen in de Watertuinen (Groote Wielen), Hondsberg, Sparrenburg, het oostelijk deel van De Overlaet en de lintbebouwing aan de Kruisstraat. Nabij de Kloosterstraat bevinden zich op het Pettelaarpark en De Brand diverse kantoren en werklocaties als geurgevoelige objecten. In het kader van de MER is de bestaande achtergrondgeurbelasting beschouwd. Hieruit blijkt dat de milieuruimte qua geur dichter naar de genoemde woonkernen toe beperkt is. Dit gegeven kan relevant zijn bij eventuele vestiging van nieuwe bedrijven of activiteiten die niet als zodanig bestemd zijn. In geval van dit conserverend plan worden uitbreidingen en wijzigingen gereguleerd door de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt en de milieu- en geurregelgeving ze toelaat. Toepassing van reducerende maatregelen zoals luchtwassers bij de reeds bestaande bedrijven kunnen uitbreidingsmogelijkheden daarin wel vergroten. Overigens worden er met onderhavig bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt anders dan reeds zijn bestemd, bestaand en reeds vergund.
Ter plaatse van de meest oostelijk gelegen woningen in woonwijk “De Watertuinen” (Groote Wielen) is sprake van een overbelaste geursituatie als gevolg van een varkensbedrijf aan de Blokkenweg 4a. Het betreft hier echter een lang bestaande en vergunde bedrijfssituatie voor het houden van varkens. De opgenomen “intensieve” bestemming binnen het onderhavige verwevingsgebied laat echter ten opzichte van de reeds vergunde situatie geen extra mogelijkheden toe die een verdere nadelige invloed kan hebben voor de reeds bestaande geurbelasting. Hiervoor biedt het strakke wettelijk regiem rondom geur namelijk geen ruimte, maar eerder verdere inperkingen. Het maatgevende aspect geur mag en zal ter plaatse van de Watertuinen als gevolg van het varkensbedrijf aan de Blokkenweg 4a nooit verder toenemen dan de thans huidige vergunde geursituatie.
Overigens geldt binnen de gemeente 's-Hertogenbosch de “Verordening geurhinder en veehouderij gemeente 's Hertogenbosch 2008” welke is vastgesteld door de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch op 21 mei 2008. In deze Verordening zijn andere (strengere) waarden voor de geurbelasting opgenomen dan de wettelijke normen. Het vast gestelde geurbeleid en normering geldt echter bij vestiging van nieuwe agrarische bedrijven en bij nieuwe ontwikkelingen op het gebied van woningbouw. Onderhavig bestemmingsplan is echter van een conserverend karakter en maakt géén nieuwe ontwikkelingen mogelijk anders dan de voortzetting van het huidig bestemde en vergunde gebruik. Hierbij gaat de reeds vergunde (bestaande) geursituatie van een bedrijf boven een vastgesteld geurbeleid. Het regime van de Wet milieubeheer en de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) en Wet ammoniak en veehouderij vormen hiermee de restricties voor eventuele wijzigingen en uitbreidingen van agrarische bedrijven binnen het plangebied. Daarbij worden er binnen het plangebied met onderhavig bestemmingsplan geen nieuwe geurgevoelige functies (zoals woningen) bestemd die beschermd dienen te worden. Tevens worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die meer geur kunnen veroorzaken en daarmee een bijdrage kunnen leveren aan een verslechtering van het bestaande woon- en leefklimaat ter plaatse van woningen of andere te beschermen geurgevoelige objecten. Het aspect geur vormt geen belemmering voor onderhavig conserverend bestemmingsplan.
6.5 Ammoniak
6.5.1 Stikstofdepositie
De emissie van ammoniak (NH3) in gebieden met veel agrarische veehouderijen, zorgt in het algemeen voor een verhoging van de stikstofdepositie in deze gebieden. Depositie van stikstof (uit o.a. ammoniak) en zuur beïnvloedt de bodemkwaliteit en daarmee op termijn de grondwater- en oppervlaktewaterkwaliteit en kan leiden tot aantasting van de samenstelling van flora en fauna (achteruitgang biodiversiteit), de boomgroei en de vitaliteit van ecosystemen (grotere gevoeligheid voor stressfactoren als vorst en insectenplagen). De agrarische sector draagt als gevolg van ammoniakemissies voor een groot deel (zo'n 52%) bij aan de totale stikstofdepositie in Nederland. Logischerwijs zorgt de emissie van ammoniak (NH3) in gebieden met veel veehouderijen over het algemeen voor een verhoging van de stikstofdepositie in deze gebieden. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 30% van de vrijkomende ammoniak in de eerste vijf kilometer neerslaat. De depositie van het overige deel vindt in de vorm van NH4 plaats verspreid over een gebied tussen de vijf en duizend kilometer van de bron. Omdat de ammoniakdepositie dus sterk samenhangt met de afstand tot de bronnen (i.c. de veehouderijen, zowel intensieve veehouderijen als rundveebedrijven) is er een duidelijke relatie met de ruimtelijke ordening. De ligging van veehouderijen ten opzichte van voor verzuring gevoelige natuur is dus van groot belang voor het behoud van die natuur.
6.5.2 Ammoniakbeleid
Het Rijk volgt bij de bescherming tegen de natuur door ammoniakdepositie een 2-sporenbeleid, te weten:
- Een gebiedsgericht beleid, waarin beperkingen worden opgelegd rondom voor verzuring gevoelige natuurgebieden.
- Een generiek emissiebeleid waarbij eisen worden gesteld ten aanzien van emissiearme stallen, bemesting en mestopslagen
Het eerste spoor, het gebiedsgerichte spoor houdt onder andere in dat maatregelen rond ammoniakgevoelige natuurgebieden moeten worden genomen. Een belangrijke maatregel is de zonering van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Op grond van die wet moeten de provincies de meest kwetsbare natuurgebieden binnen de Ecologische Hoofd Structuur (de zogenaamde zeer kwetsbare gebieden) aanwijzen. In deze zeer kwetsbare gebieden, die gelegen zijn binnen de EHS, en een zone van 250 meter daaromheen gelden beperkingen voor de milieuvergunningverlening aan bedrijven. In de Nota Ruimte is vastgelegd dat met deze uitgangspunten ook bij ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden.
Uit de Atlas Wet ammoniak en veehouderij Noord-Brabant (Besluit 3 oktober 2008) blijkt dat nabij het plangebied kwetsbare gebieden liggen in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij. De zonering van de verschillende gebieden vanuit de Reconstructiewet is afgestemd op de ligging van deze kwetsbare gebieden. Onderstaande kaarten geven de ligging van de zeer kwetsbare gebieden in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij weer, zoals die is vastgesteld door Provinciale Staten op 3 oktober 2008. Ook is de 250 meter beschermingszone rond deze zeer kwetsbare gebieden weergegeven.
Uit Atlas Wet ammoniak en veehouderij Noord-Brabant, gebied Rosmalense polder en Kruisstraat.
Uit Atlas Wet ammoniak en veehouderij Noord-Brabant, gebied Kloosterstraat.
In aanvulling op het generieke ammoniakemissiebeleid worden de meest kwetsbare natuurgebieden door middel van zonering extra beschermd. Daarbij is nieuw-vestiging van veehouderijen niet toegestaan en is uitbreiding van veehouderijen alleen onder strikte voorwaarden mogelijk (binnen het emissieplafond van de veehouderij). In de Wav is ook bepaald dat onder bepaalde omstandigheden verdergaande technieken dan de best beschikbare techniek moeten worden toegepast. Dit zal vooral van toepassing zijn op grote intensieve veehouderijen.
Naast de Wav is ook de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Voor activiteiten (waar veehouderijen ook onder vallen) rond beschermde natuurmonumenten en aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden geldt namelijk een vergunningplicht op grond van de Natuurbeschermingswet, om schade aan de betreffende gebieden te voorkomen. Ook de Reconstructiewet biedt een kader voor een gebiedsgerichte aanpak van ammoniak. Tot slot is in de provincie Noord-Brabant de 'Verordening stikstof en natura 2000 Noord-Brabant' van toepassing. De verordening is bedoeld om de uitbreidingsmogelijkheden van veehouderijen te reguleren in relatie tot de bescherming van waardevolle natuur. De verordening stelt (extra) technische eisen aan stallen. Ook gelden er voorwaarden aan het salderen van de uitstoot van ammoniak, via een provinciale depositiebank. Uitvoering van de verordening leidt tot een daling van de uitstoot van ammoniak vanuit de veehouderij en geeft duidelijkheid over mogelijkheden voor agrarische bedrijfsontwikkeling. Toetsing van de ammoniakdepositie is in het MER beschouwd. Verwezen wordt naar hetgeen hieromtrent in Hoofdstuk 5 is gesteld.
Het tweede spoor is het generieke spoor. Door middel van het besluit Huisvesting gelden emissie-eisen voor alle stallen. Op den duur zullen alle stallen emissie-arm moeten worden uitgevoerd, voor zover de techniek daarvoor beschikbaar is. Daarnaast zijn er regels voor het emissiearm uitrijden van mest en voor het afdekken van mestbassins. Dit generieke spoor is gericht op het terugdringen van de achtergronddepositie van ammoniak en is voor ruimtelijke ordening minder relevant.
6.6 Geluid
Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beschouwing van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet milieubeheer en in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op grond van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinatie met een aantal typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai. Voor andere geluidsbronnen al dan niet in combinatie met andere bestemmingen bestaan geen specifieke wettelijke kaders. Toch zal ook dan, afhankelijk van de specifieke situatie en ontwikkelingen, soms een akoestische afweging nodig zijn, dit in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening'.
Het heersende (achtergrond)geluidniveau verschilt binnen de twee afzonderlijke plangebieden. Binnen het plangebied “Kloosterstraat”, nabij de drukke Rijksweg A2 is een duidelijk waarneembare (continue) achtergrondruis van wegverkeer aanwezig die afneemt richting Den Dungen. In de meer afgelegen Rosmalense polder - daar waar het LOG binnen ligt - is het over het algemeen rustig tot zeer rustig. In het gebied nabij de Kruisstraat en het spoor ligt het heersend achtergrondniveau wat hoger als gevolg van het weg- en treinverkeer. Toch kan het gebied als redelijk rustig betiteld worden. Daarnaast zijn ook de aanwezige agrarische en aanverwante bedrijven alsook het bedrijventerrein Kruisstraat bronnen van geluid voor het gebied. Echter, bevinden deze bedrijfsmatige activiteiten zich op een dusdanige ruime afstand van de weinig aanwezige geluidsgevoelige objecten zoals woningen dat hinder als gevolg van deze reeds bestaande en bestemde activiteiten niet aannemelijk is.
Beschouwing van het aspect geluid vindt met name plaats bij het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen zoals het toelaten van nieuwe bedrijvigheid of nieuwe woningen. Dit is met onderhavig plan niet het geval. Toename van geluidsemissies in onderhavig plan is mogelijk door uitbreiding van bedrijven binnen het bestaande en vigerende bouwblok. Hierdoor kan de directe geluidsemissie mogelijk toenemen en indirect via een toename van het verkeer. De geluidsbelastingen van zowel agrarische als niet-agrarische bedrijven worden gereguleerd via het regime van de Wet milieubeheer, via de algemene milieuregels van het Activiteitenbesluit of een omgevingsvergunning (Wabo). Hiermee wordt in beginsel voorkomen dat nabij de aanwezige gevoelige objecten (zoals woningen) geluidhinder optreedt. Overigens liggen in en nabij het LOG en Kloosterstraat nagenoeg geen burgerwoningen en een beperkt aantal agrarische bedrijfswoningen. De dichtstbijzijnde woonkernen betreffen de woningen in de “Watertuinen” (Grootte Wielen), Hondsberg, Sparrenburg, het oostelijk deel van De Overlaet en de lintbebouwing aan de Kruisstraat. De huidige bestaande bedrijvigheid is op ruime afstand van woonkernen gelegen, waardoor geluidhinder in woonkernen niet aan de orde is. Daarbij is onderhavig bestemmingsplan van een conserverend karakter en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk anders dan de voortzetting van het huidige gebruik en binnen het bestemde bouwblok. Daarbij worden er binnen het plangebied met onderhavig bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies bestemd die beschermd dienen te worden of nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die meer geluid kunnen veroorzaken en daarmee een bijdrage kunnen leveren aan een verslechtering van het bestaande woon- en leefklimaat ter plaatse van woningen of andere te beschermen objecten. Geluid is geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
6.7 Luchtkwaliteit
Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen en ontwikkelingen – waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn - en om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.
De Wet luchtkwaliteit richt zich op het behalen van de Europese grenswaarden. De afweging of er sprake is van een goede luchtkwaliteit moet bij nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen in de afweging of sprake is van een goede ruimtelijke ordening, waarbij een goede motivering belangrijk is. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is om mensen te beschermen tegen de risico's van luchtverontreiniging en – daar waar nodig - het verbeteren van de luchtkwaliteit zodat aan de Europese eisen wordt voldaan. Binnen het plangebied “Rosmalense polder” is thans geen overschrijding of dreigende overschrijding van de normen voor stikstofdioxide en fijn stof. Ter plaatse van het plangebied “Kloosterstraat” bevinden zich wel verhoogde concentraties aan NO2 als gevolg van de Rijksweg A2. Voor fijnstof is binnen het plangebied Kloosterstraat nabij de A2 geen overschrijding of dreigende overschrijding. Verhoogde concentraties van NO2 als gevolg van Rijkswegen worden aangepakt via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een plan om de luchtkwaliteit in Nederland te verbeteren met als doel te voldoen aan de huidige Europese grenswaarden voor fijn stof (PM10) en de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) die in 2015 gaan gelden.
Onderhavig bestemmingsplan is echter conserverend en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk anders dan de voortzetting van de huidige bestemming dan wel het bestaand en vergund gebruik. Er worden binnen het plangebied geen nieuwe gevoelige functies bestemd die bescherming behoeven of nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die (in betekenende mate) een bijdrage kunnen leveren aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Toename van luchtverontreinigende stoffen is eventueel mogelijk door een wijziging of uitbreiding van bedrijven binnen de bestaande bestemming en vigerende bouwblok. Daarbij kan een toename van het verkeer en dieren plaatsvinden. Bedrijven zullen dan, los van de achtergrondconcentratie, zelf aan de normen met betrekking tot de maximale concentratie voor luchtverontreinigende stoffen moeten voldoen. Toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen van zowel agrarische als niet-agrarische bedrijven worden gereguleerd via het regime van de Wet milieubeheer, via de algemene milieuregels van het Activiteitenbesluit of een omgevingsvergunning (Wabo). Een eventuele toename van stikstofdioxide via extra verkeer zal binnen de beide plangebieden naar verwachting niet leiden tot overschrijding van normen. Eventuele extra emissies van fijn stof, veroorzaakt door toename van verkeer en/of van dieren in stallen zal naar verwachting eveneens niet leiden tot overschrijding van de normen.
Geconcludeerd kan worden dat het onderhavige bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt en niet (in een betekenende mate) zal bijdragen in een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan hoeft daarom wettelijk niet te worden getoetst aan de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Ten aanzien van luchtkwaliteit zijn er voor dit plan geen beperkingen.
6.8 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag, de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Het externe veiligheidbeleid voor inrichtingen is vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). In de circulaire risiconorming vervoer gevaarlijke stoffen (en de wijziging van 15 december 2009) is het beleid beschreven over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast is sinds 24 juli 2010 het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB) van kracht. Dit besluit regelt de milieukwaliteitseisen voor vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Uit de diverse externe veiligheidswetgeving vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van activiteiten met gevaarlijke stoffen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn gebouwen waarin mensen verblijven zoals woningen, scholen en bedrijven. In het kader van dit plan is daartoe bekeken of er in of in de nabijheid van het plangebied sprake is van dergelijke risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen.
De normering van risico's is tweeledig. Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het risico op een locatie in de omgeving van een risicobron. Dit risico wordt weer gegeven door een PR-contour (afstand). In de diverse externe veiligheidwetgeving is vastgelegd buiten welke contour (afstand) het risico acceptabel is: deze contour is de zogenaamde 'PR-contour', waarbinnen geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen toegelaten zijn. Met het voldoen aan deze PR-contour wordt voldaan aan een wettelijk basisveiligheidsniveau.
De tweede vorm van risiconormering wordt uitgedrukt in het groepsrisico (GR). Het GR is het resultaat van een statistische berekening, waarin de mate van maatschappelijke ontwrichting inzichtelijk wordt gemaakt voor de situatie dat zich een ongeval met gevaarlijke stoffen voltrekt.
Voor het plangebied en de omgeving is beoordeeld of er relevante bronnen van risico aanwezig zijn.
6.8.1 Bedrijven
Uit de risicokaart van de provincie Noord-Brabant blijkt dat er zich binnen het plangebied geen bedrijven bevinden die onder het BEVI of BRZO (Besluit Risico Zware Ongevallen) vallen. Wel bevinden zich in het plangebied diverse agrarische bedrijven met een bovengrondse opslag van propaan. De PR-contour behorend bij dergelijke propaanopslagen is afhankelijk van de inhoud van de tank en de frequentie van bevoorrading door een tankwagen. De PR-contouren (veiligheidsafstanden) daarvan variëren binnen het plangebied daarbij van 10 tot 25 meter. Het aanhouden en voldoen aan deze veiligheidsafstanden is direct geregeld via het Besluit Algemene Regels voor Inrichtingen Milieubeheer. Aan deze veiligheidsafstanden wordt op iedere locatie voldaan. Ook eventuele toekomstige propaantanks zullen ten minste moeten voldoen aan deze afstanden om het veiligheidsniveau ten opzichte van derden te waarborgen. Overige risicovolle opslagen of activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven zijn niet aanwezig binnen het plangebied.
6.8.2 Buisleidingen
Door het plangebied in de Rosmalense polder loopt een hogedruk aardgasleiding met een werkdruk van maximaal 66 bar en een (uitwendige) diameter van 45,7 cm. Deze aardgasleiding heeft een PR-contour welke op de leidingen is gelegen (0 meter). Het invloedsgebied van deze leidingen bedraagt 240 meter waarbinnen het groepsrisico dient te worden beschouwd. Voor deze buisleiding geldt het “Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen” (BEVB) en de bijbehorende Regeling. De normstelling is hierbij in lijn met het BEVI. Het BEVB bevat een verplichting om in bestemmingsplannen bij aardgasleidingen ruimte te reserveren voor onderhoud aan de leiding door een belemmerende strook van minimaal 5 meter aan weerszijden van de leiding met een bouwverbod en een aanlegvergunningenstelsel. Voor zover de leiding in het plangebied ligt, wordt een belemmeringenstrook bestemd ten behoeve van de bescherming en het beheer van de leiding. De breedte van deze strook is 5 m aan weerszijden van de leiding. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan. Voor wat betreft het PR bezit de aardgasleiding geen 10-6 contour (0 meter). Voor wat betreft het GR zijn in de vastgestelde “Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch” de bestaande buisleidingen in 's-Hertogenbosch beschouwd. Hierbij is ingespeeld op het BEVB. Voor de bestaande buisleidingen worden geen knelpunten verwacht binnen 's-Hertogenbosch. Over het geheel ligt het groepsrisico van de buisleidingen in 's-Hertogenbosch onder de oriëntatiewaarde en de beheersbaarheidssituatie is bij deze risicobronnen over het algemeen in orde. Gezien het plangebied bevinden er zich slechts circa tien woningen binnen het invloedsgebied van de buisleiding, waardoor het GR royaal onder de daarvoor geldende oriëntatiewaarde zal liggen. Binnen het plangebied worden in het geheel geen nieuwe kwetsbare, beperkt kwetsbare bestemmingen of ontwikkelingen mogelijk gemaakt, zo ook niet binnen de genoemde belemmeringstrook van 5 meter. Aangezien het hier gaat om een conserverend plan, wijzigt de waarde van het GR niet en blijft daarmee royaal onder de daarvoor geldende oriëntatiewaarde. Overige leidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen bevinden zich niet in de directe nabijheid van het plangebied waarvan de PR-contour relevant zou kunnen zijn. In de belemmerende strook liggen geen objecten.
6.8.3 Vervoer over spoor
Tegen het plangebied aan, ten zuiden de Kruisstraat bevindt zich het spoor. Uit een berekening van het plaatsgebonden risico vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor, uitgevoerd ten behoeve van een andere ruimtelijke ontwikkeling (planontwikkeling voor de inbreidingslocatie De Hoef te Rosmalen) volgt dat er geen plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar buiten het spoortracé optreedt. Het wettelijk vereiste niveau van basisbescherming wordt hiermee geboden. Vanuit het plaatsgebonden risico is er derhalve geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Daarbij wordt binnen het plangebied in het geheel geen nieuwe kwetsbare, beperkt kwetsbare bestemmingen of nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die kunnen resulteren in een wijziging van het GR. Het GR dat zich onder de oriënterende waarde bevindt, blijft hiermee ongewijzigd.
6.8.4 Vervoer over de weg
Relevante wegen in dit kader betreffen de Rijkswegen A2 en A59 waarover vervoer plaats vindt van gevaarlijke stoffen. Het plangebied Rosmalense polder en omgeving Kruisstraat bevindt zich op circa 1 en 2 km van respectievelijk de A59 en A2. Voor dit deel van het plangebied zijn deze wegen niet relevant. Het deel Kloostersterstaat grenst echter aan de Rijksweg A2. Het plaatsgebonden risico (PR) van de A2 treedt niet buiten de weg. Hiermee wordt ter plaatse van het plangebied voldaan aan de wettelijk vereiste grenswaarde voor het PR. Tevens blijkt uit onderzoek “Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch, Oranjewoud, juni 2010” dat de oriënterende waarde voor het GR in 's-Hertogenbosch voor de A2 nergens wordt overschreden. Aangezien er binnen het plangebied in het geheel geen nieuwe kwetsbare, beperkt kwetsbare bestemmingen of ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, blijft het huidige GR (dat zich onder de oriënterende waarde bevindt) hiermee ongewijzigd.
6.8.5 Vervoer over water
De Rosmalense polder binnen het plangebied ligt op circa 300 meter ten zuiden van de Maas waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De Maas is een belangrijke binnenvaarweg en opgenomen in het “Basisnet Water”. Het ontwerp “Basisnet Water” is in 2008 aan de Tweede kamer aangeboden. Het Basisnet Water moet de bereikbaarheid van de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het aangrenzende buitenland garanderen. Daarnaast moet ook de ruimtelijke ontwikkeling langs het water op verantwoorde wijze mogelijk blijven. Dit alles binnen de normen van externe veiligheid. De Maas wordt in het “Basisnet Water” aangeduid als een belangrijke binnenvaarweg, aangegeven als een zwarte vaarroute op de overzichtskaart van Nederland. Een zwarte vaarroute houdt een binnenvaart in met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen: dit zijn alle verbindingen tussen chemische clusters, met achterland en Noord-zuid verbindingen. Dit zijn vaarwegen waar regelmatig vervoer van brandbare vloeistoffen plaatsvindt. Gebleken is dat bij een zwarte vaarweg, zoals de Maas, de PR 10-6 contour niet buiten de waterlijn komt. Hiermee wordt ter plaatse van (beperkt) kwetsbare objecten voldaan aan het wettelijk vereiste basisbeschermingsniveau. Overigens is het zo dat indien de PR risicocontour langs deze zwarte vaarweg binnen 10 jaar op de oever dreigt te komen, de Rijksoverheid het initiatief neemt om dit met maatregelen te voorkomen.
Voor wat betreft het GR is het invloedsgebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Maas 175 meter. Hiermee valt het plangebied buiten het invloedsgebied voor het GR. Het (in dit buitengebied toch al lage) GR neemt niet toe als gevolg van dit bestemmingsplan. Aangezien de Maas ter hoogte van de gemeente 's-Hertogenbosch geen PR 10-6 contour kent, het plangebied niet binnen het invloedsgebied voor GR ligt, levert de Maas op het gebied van externe veiligheid geen beperkingen op voor onderhavig plan.
De toekomstige om te leggen Zuid-Willemvaart komt op circa 700 meter afstand te liggen tussen de gebieden Rosmalense polder en Kloosterstraat in. In de huidige situatie vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen over de Zuid-Willemsvaart plaats. Niet uitgesloten wordt dat het in de toekomst toch zal plaatsvinden. Voor het Tracébesluit voor de omlegging van de Zuid-Willemsvaart heeft afdoende onderzoek naar externe veiligheid plaatsgevonden. De waarden voor plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) zijn berekend en getoetst aan de geldende normering. Vastgesteld is dat zowel de PR-grenswaarde als de oriënterende waarde van het GR niet worden overschreden. Op dit moment wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een zogeheten Basisnet, dat zal worden vastgelegd in regelgeving. Het Basisnet heeft tot doel een duurzaam evenwicht te creëren tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid. Volgens de huidige stand van zaken heeft het Basisnet voor de Zuid-Willemsvaart geen nadere consequenties. De Zuid-Willemsvaart wordt een zogenaamde groene corridor genoemd. Dit betekent dat hierlangs geen veiligheidszone komt en dat in principe uit externe veiligheidsoogpunt gebouwd kan worden tot aan de kant van de vaarweg. Deze vaart is voor wat betreft de externe veiligheid niet relevant voor onderhavige plangebieden.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor onderhavig plan.
6.9 Gezondheid
Het gezondheidsaspect heeft de laatste tijd steeds meer aandacht als het gaat om veehouderijen in de nabijheid van woningen of woonkernen. Met name komst of de aanwezigheid van intensieve veehouderijen kan onrust veroorzaken over de gezondheid bij omwonenden. Mogelijke risico's voor de gezondheid kunnen worden veroorzaakt door fijnstof, stank, endotoxinen en zoönosen. Endotoxinen zijn deeltjes van bacteriën of schimmels die zitten in agrarisch stof. Zoönosen zijn infectieziekten die van dieren op mensen overdraagbaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn de vogelgriep, MRSA, BSE en Q-koorts. De huidige onderzoeken – bekend gemaakt vanuit Ministeries, Rivm, Gezondheidsraad of GGD - maken duidelijk dat er nog veel onbekend is en dat daarom nauwkeurige uitspraken over een eventuele directe relatie tussen nabijheid van veehouderij en effecten op de gezondheid van omwonenden nog niet mogelijk zijn. Voor zover echte verbanden tussen gezondheidseffecten en veehouderij worden gevonden, hebben deze betrekking op de afstand tussen veehouderij en bewoning en op het aantal bedrijven binnen een zekere straal rond bewoonde gebieden. Uit de resultaten van huidige onderzoeken kan echter niet simpelweg worden geconcludeerd om welke afstand het gaat en bij welke concentraties gezondheidseffecten optreden. Lokale overheden die belast zijn met het maken van bestemmingsplannen en het verlenen van vergunningen hebben behoefte aan een helder toetsingskader op dit gebied. Met name afstandscriteria die gehanteerd kunnen worden bij het maken van plannen voor nieuwe woningen of veehouderijen zijn gewenst. De Rijksoverheid is echter bij uitstek de partij die er voor moet zorgen dat de gezondheid van mensen wordt gewaarborgd. Aangezien er nog te veel onduidelijkheid is op dit gebied en harde cijfers over de 'veilige' afstand tot een (intensieve) veehouderij niet zijn te geven, heeft de verantwoordelijk Minister onderzoeken uitstaan die hiervoor een helder toetsingskader moet leveren. Op basis van de reeds gedane onderzoeken doet de GGD een aanbeveling om een gezonde afstand te realiseren tussen bedrijven en woonkernen. Bij nieuwbouw in relatie tot ruimtelijke plannen adviseert GGD een minimale afstandsnorm van 250 meter tot aan agrarische bedrijven en bij een afstand tot 1000 meter dient er een gezondheidsadvies te worden meegenomen.
Onderhavig bestemmingsplan laat overigens geen nieuwe ontwikkelingen toe in de vorm van meer of ander type veehouderijen dan reeds bestemd die eventueel zouden kunnen bijdragen aan een verslechtering van het bestaande gezondheidsklimaat ter plaatse van woonkernen. Daarbij worden er binnen het plangebied met onderhavig bestemmingsplan ook geen nieuwe woningen of andere functies bestemd die bescherming behoeven op dit gebied. Bij eventuele wijzigingen die niet overeenkomen met onderhavig bestemmingsplan, zoals bouwblokvergroting of omschakeling naar ander type dieren of soort veehouderij (intensief) zal – naast andere aspecten – ook het gezondheidsaspect worden meegewogen in de toelaatbaarheid daarvan. Voor een eventuele planwijziging/ontheffing binnen de genoemde GGD-afstanden zal een advies worden gevraagd aan de GGD. Indien er een toetsingskader voor de gezondheid voorhanden is, zal deze worden gehanteerd. Gelet op het bovenstaande is er geen noodzaak om in het bestemmingsplan aanvullende eisen op te nemen uit gezondheidskundige overwegingen.
6.10 Bodem
Het plangebied is gelegen in de buurten Rosmalense Polder, Kruisstraat en Maliskamp West. Gegevens over de diffuse bodemkwaliteit worden vermeld in de bodemkwaliteitskaart (2006). In de onderstaande tabel staat een overzicht van de betrokken bodembeheers- en kwaliteitszones en de diffuse verontreinigingen die hier aan de orde zijn.
Bovenstaande gegevens zijn gebaseerd op de bodemkwaliteitskaart van 2006. Deze wordt momenteel geactualiseerd. Er wordt niet verwacht dat er een significante wijziging zal zijn in de diffuse bodemkwaliteit van het gebied naar aanleiding van deze actualisatie.
De buurt Kruisstraat is deels gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Voor grondverzet brengt dit de beperking met zich mee dat er alleen schone grond mag worden toegepast.
6.10.1 Actuele bodemonderzoeken
6.10.2 Algemene conclusie en aanbevelingen
In de betreffende gebieden is de diffuse bodemkwaliteit goed. Dit wil zeggen dat in de buurten Kruisstraat en het deel Rosmalense Polder dat valt binnen de kwaliteitszone Buitengebied Zand, een lichte verontreiniging met minerale olie in de boven- en ondergrond aanwezig is. Bij eventueel grondverzet is sprake van beperkte hertoepassingsmogelijkheden conform de bepalingen van het Besluit bodemkwaliteit. Het deel Rosmalense Polder dat valt binnen de kwaliteitszone Buitengebied klei valt is schoon.
Bij eventuele grondwateronttrekking in de buurt van het verontreinigingsgeval Slagkampweg 4 dient rekening gehouden te worden met de invloed op de nog aanwezige grondwatersanering. Geadviseerd wordt in dat geval contact op te nemen met het team bodem Bodem van gemeente 's-Hertogenbosch.
Verder is op enkele plaatsen in het verleden puin gestort. Formeel betreft dit geen bodem maar afval. Hierop is daarom de Wbb niet van toepassing.
Op grond van de milieuhygiënische bodemkwaliteit (grond en grondwater) zijn geen belemmeringen voor eventuele toekomstige (plan)ontwikkelingen te verwachten.
Bij bronneringswerkzaamheden zullen voor zover relevant ingevolge de Grondwaterwet, de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren en de Lozingsregeling riolering meldingen c.q. aanvragen voor vergunningen moeten worden ingediend.
6.11 Duurzaam Bouwen En Energie
Voor het onderhavige buitengebied geldt in het algemeen dat zo min mogelijk verstening dient plaats te vinden. Onderhavig bestemmingsplan is van een conserverend karakter en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk anders dan de voortzetting van het huidige gebruik en binnen het bestemde bouwblok. Eventuele nieuwe ontwikkelingen kunnen uitsluitend worden opgericht na het doorlopen van een afzonderlijke ruimtelijke procedure waarbij een zorgvuldige afweging van alle betrokken belangen en waarden zal plaatsvinden. Indien nieuwe bebouwing wordt opgericht of bestaande bebouwing wordt vervangen dient aandacht besteed te worden aan de aspecten duurzaam bouwen en energiezuinigheid. Onderdelen hiervan zijn het gebruik van milieuvriendelijke materialen, het gebruik van goed isolerende materialen, het clusteren van bebouwing e.d.
6.11.1 Duurzaam bouwen
Tussen gemeente, woningcorporaties en ondernemers in de bouw is in 1994 het convenant “Duurzaam bouwen Stadsgewest 's-Hertogenbosch” afgesloten. Dit bevat maatregelen op het gebied van materiaalgebruik, afval, water- en energiebesparing. Later is door het toenmalige Ministerie van VROM een uitgebreider “Nationaal pakket duurzaam bouwen” uitgebracht. De gemeente 's-Hertogenbosch streeft naar toepassing door bouwpartijen van het basispakket van het convenant, uitgebreid met maatregelen uit het Nationaal pakket.
6.11.2 Energie
In 2008 is het “Energie- en klimaatprogramma 2008-2015” door het college van 's-Hertogenbosch vastgesteld. De ambitie van het college is om heel 's-Hertogenbosch klimaatneutraal te laten zijn in 2050. Dit is een forse ambitie, die inspanning vraagt van alle partijen in de samenleving. Om deze ambitie waar te maken ligt de nadruk enerzijds op het zoveel mogelijk besparen van energie en anderzijds op het opwekken van duurzame energie. Hiertoe wordt voor nieuwbouw van woningen uitgegaan van een energieverbruik dat tenminste 25% lager is dan bij het energieverbruik dat ontstaat bij toepassing van de wettelijke normen uit het Bouwbesluit op het moment van de bouwaanvraag. Op dit moment beschrijft onderhavig conserverend bestemmingsplan de reeds bestaande objecten en bedrijvigheid. Bestaande bedrijven en instellingen zijn conform de Wet milieubeheer verplicht alle rendabele energiebesparende maatregelen te nemen indien het energiegebruik groter is dan 50.000 kWh of 25.000 m3 aardgas. Bij nieuw- en verbouw van woningen, kantoren of andere objecten die passen binnen dit conserverend bestemmingsplan dient - naast het wettelijk vereiste - invulling te worden gegeven aan de gemeentelijke energieambities. Bij het aspect duurzame energie in een buitengebied valt met name te denken aan mestvergisting en de opwekking van wind- en zonne-energie. Concrete initiatieven hiervoor zijn er (nog) niet in onderhavig plangebied. Dergelijke mogelijkheden worden via onderhavig bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. In het algemeen staat gemeente 's-Hertogenbosch positief tegenover dergelijke initiatieven die een bijdrage kunnen leveren aan de verduurzaming van onze gemeente en samenleving. Eventuele concrete initiatieven worden afgewogen en kunnen via een afzonderlijke ruimtelijke procedure (buitenplanse ontheffing) worden toegelaten. De afwegingen die ten grondslag liggen aan het al dan niet verlenen van de ontheffing hangt voor een belangrijk deel af van de feitelijke, ruimtelijke en milieutechnische situatie ter plaatse.
Hoofdstuk 7 Waterparagraaf
Water is een belangrijk element in de ruimtelijke ordening. Water levert daarmee bepaalde beperkingen maar ook kansen bij ruimtelijke ontwikkelingen. In onderstaande tekst is beschreven wat de beleidsdoelen zijn bij nieuwe ontwikkelingen en hoe deze vertaald worden in onderhavig plan. Deze waterparagraaf is geschreven in samenspraak met het Waterschap Aa en Maas en waterschap De Dommel, in het kader van het watertoetsproces. In het consoliderende bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen beschreven. Daarom wordt in deze bijbehorende waterparagraaf volstaan met een beschrijving van de huidige situatie en van het relevante beleid.
7.1 Huidige Situatie
Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden:
- Buitengebied Noord: Ten noorden van de kern Kruisstraat en ten oosten van (woningbouwlocatie) de Groote Wielen. D.w.z. Polder van den Eigen en Empel en een deel van de Rosmalensche polder. Daarnaast ook het Sprokkelbosch (tussen de kernen van Romalen en Kruisstraat, ten noorden van de spoorlijn).
- Kloosterstraat: Ten zuidoosten van de A2 en tussen N617 en de Zuid-Willemsvaart/N279.
Beide deelgebieden liggen in de gemeente 's-Hertogenbosch. Het Buitengebied Noord ligt binnen het beheersgebied van waterschap Aa en Maas. De Kloosterstraat ligt in het beheersgebied van waterschap De Dommel. Voor beide gebieden geldt het beleid van dat betreffende waterschap. Het beleid van beide waterschappen verschilt op enkele punten. Zij werken voor het hemelwaterbeleid beide volgens de principes van 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk' (Waterschap De Dommel & Waterschap Aa en Maas, 11 juli 2006).
7.2 Beleid Voor Integraal Waterbeheer
Integraal waterbeheer beoogt een duurzaam en veerkrachtig watersysteem, waarbij kansen worden benut en functies zoveel mogelijk worden gecombineerd. Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn de Europese Kaderrichtlijn Water, Nationaal Waterplan 2009-2015, Nationaal Bestuursakkoord Water Actueel, Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015 “Waar water werkt en leeft” en de waterbeheerplannen van de betreffende waterschappen. De beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan 2 (2009). Het is een visiedocument dat is onderschreven door de verschillende actoren op het gebied van water in en rondom de stad. Het Waterplan 2 beschrijft de wijze waarop 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem zal houden, nu en in de toekomst.
Het waterbeheerplan van Waterschap Aa en Maas (2010) beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk naar 2027. Dit beleid is van toepassing op Buitengebied Noord. In het waterbeheerplan zijn 8 uitgangspunten geformuleerd:
1. Wateroverlastvrij bestemmen
Bij de locatiekeuze voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de norm uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). In eerste instantie zal bij de locatiekeuze van een ontwikkeling gezocht moeten worden naar een plek 'die hoog en droog genoeg' is. Mocht dit echter niet mogelijk of wenselijk zijn, dan zal in de compenserende of mitigerende sfeer gezocht moeten worden naar maatregelen die het gewenste beschermingsniveau tegen wateroverlast helpen realiseren. Liever nog dan mitigeren of compenseren, wordt bij voorkeur gebouwd op locaties die als gevolg van hun ligging nú al voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige functie.
2. Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater
Het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse kan een compromis gesloten worden, waarbij de minimale inzet (in bestaand bebouwd gebied) is om het vuile en het schone water gescheiden aan te bieden op het (reeds aanwezige) gemengde rioolstelsel. Het waterschap zal echter niet akkoord gaan met de aanleg van nieuwe gemengde rioolstelsels.
3. Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik - infiltratie - buffering -afvoer”
In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen “hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer” (afgeleid van de trits “vasthouden - bergen - afvoeren”) doorlopen. Hergebruik van hemelwater wordt voornamelijk overwogen bij grootschalige voorzieningen als scholen, kantoorgebouwen ed. Voor particuliere woningen wordt dit, ook gezien de landelijke ervaringen met grijswatersystemen, niet gestimuleerd.
Binnen grondwaterbeschermingsgebieden kunnen door de grondwaterbeheerder (provincie) aanvullende kwalitatieve eisen gesteld worden in de Provinciale Milieu Verordening. Ook kan een vergunning nodig zijn van de grondwaterbeheerder.
4. Hydrologisch neutraal ontwikkelen
Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de natuurlijke GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) niet verlaagd worden en mag bijvoorbeeld bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied de oorspronkelijke landelijke afvoer in de normale situatie niet overschreden worden. Het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden en in poldergebieden worden seizoensfluctuaties toegestaan.
5. Water als kans
”Water” wordt door stedenbouwkundigen bij inrichtingsvraagstukken vaak benaderd als een probleem (“er moet ook ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur”). Dat is erg jammer, want “water” kan ook een meerwaarde geven aan het plan, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water. Zo is 'wonen aan het water' erg gewild, een mooie waterpartij met bijbehorend groen wordt door vele inwoners gewaardeerd.
6. Meervoudig ruimtegebruik
“Er moet ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur”. Maar door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor twee of meer doeleinden te gebruiken, is het “verlies” van m2 als gevolg van de toegenomen ruimtevraag vanuit water te beperken. Zo is het in bepaalde gevallen mogelijk om het flauwe talud ook te gebruiken als onderhoudsstrook. Flauwe taluds geven veel ruimte voor buffering van water, maar zijn ook te gebruiken voor recreatieve doeleinden (een fietspad dat af en toe niet te gebruiken is).
7. Voorkomen van vervuiling
Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Vanuit zijn wettelijke taak ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer streeft het waterschap ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Deze bronaanpak is ook verwoord in het Emissiebeheersplan. Het waterschap besteedt hier reeds aandacht aan in de fase van de watertoets, zodat dit aspect als randvoorwaarde kan worden meegenomen in het verdere ontwerpproces.
8. Waterschapsbelangen
Er zijn 'waterschapsbelangen' met een ruimtelijke component. Dit betreft het volgende:
- a. ruimteclaims voor waterberging;
- b. ruimteclaims voor de aanleg van natte EVZ's en beekherstel;
- c. aanwezigheid en ligging watersysteem;
- d. aanwezigheid en ligging waterkeringen;
- e. aanwezigheid en ligging van infrastructuur en ruimteclaims tbv de afvalwaterketen in beheer van het waterschap.
Indien deze belangen een rol spelen in het ruimtelijke plan dan zou hieraan in de toelichting, de voorschriften en de plankaart aandacht besteed moeten worden.
Het huidige Waterbeheerplan van waterschap De Dommel "Krachtig water" beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid van Waterschap De Dommel voor de periode 2010-2015. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Binnen het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen zes thema's:
• Droge voeten:
Binnen dit thema legt het waterschap waterbergingsgebieden aan, zodat de kans op regionale wateroverlast in 2015 in bebouwd gebied en een deel van de kwetsbare natuurgebieden acceptabel is. In beekdalen die in zeer natte perioden van oudsher overstromen, wordt geen overstromingsnorm toegepast;
• Voldoende water:
Hiervoor worden de plannen voor het gewenste grond- en oppervlakteregime (GGOR) in zowel landbouw- als natuurgebieden uiterlijk in 2015 door het waterschap vastgesteld. Met de realisatie van maatregelen in de belangrijkste verdroogde natuurgebieden (Topgebieden) gaat het waterschap stevig aan de slag;
• Natuurlijk water:
Hierbij wordt de inrichting en het beheer van de watergangen van het waterschap afgestemd op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de functies 'waternatuur' en 'verweven' uit het Provinciaal Waterplan. Om deze doelen te halen gaat het waterschap verder met beekherstel, de aanleg van ecologische verbindingszones en het opheffen van barrières voor vismigratie. Deze maatregelen worden zoveel mogelijk per gebied uitgevoerd, in één samenhangend maatregelenpakket met herstel van Topgebieden en verbetering van de water(bodem)kwaliteit;
• Schoon water:
Hiervoor wordt het proces van samenwerking met de gemeenten in de waterketen doorgezet. Het waterschap en gemeenten voeren gezamenlijke optimalisatiestudies uit en leggen afspraken vast in afvalwaterakkoorden. Verder wordt een deel van de rioolwaterzuiveringen vergaand verbeterd om te voldoen aan de Kaderrichtlijn Water. Tevens neemt het waterschap bron- en effectgerichte maatregelen om kwetsbare gebieden te beschermen;
• Schone waterbodems:
Hierbij pakt het waterschap de vervuilde waterbodems aan in samenhang met beekherstel. Afhankelijk van de soort verontreiniging gaat het waterschap saneren, beheren of accepteren;
• Mooi water:
Bij inrichtingsprojecten van het waterschap wordt de waarde van water voor de mens vergroot. Dit doet het waterschap door ruimte te bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder verbouw- en nieuwbouwplannen, hanteert het waterschap een aantal uitgangspunten ten aanzien van het duurzaam omgaan met water, die van belang zijn als vertrekpunt voor de opzet van de waterhuishouding en het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. Deze uitgangsprincipes zijn opgenomen in de beleidsnotitie "Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk” (Waterschap De Dommel en Waterschap Aa en Maas, juli 2006, bestuurlijk vastgesteld 14 november 2007).
In hoofdlijnen betekenen de uitgangspunten dat de bestaande grondwater- en oppervlaktewaterregime intact dient te blijven, oftewel er dient hydrologisch neutraal gebouwd te worden. Hemelwater wat valt ter plaatse van daken en verhardingen mag niet versneld worden afgevoerd naar het regionale afwateringsstelsel. Voor de verwerking van hemelwater dienen de afwegingsstappen hergebruik-vasthouden-bergen-afvoeren als uitgangspunt te worden gehanteerd. De afvoer mag niet meer bedragen dan de afvoer in de oorspronkelijke situatie. Hiervoor hanteert het waterschap een bergingsnorm en een maximale toegestane landbouwkundige afvoer.
Ten aanzien van de waterkwaliteit geldt de voorkeursvolgorde schoon houden, scheiden en tenslotte zuiveren. Afvoer van schoon water naar het gemengd stelsel wordt in principe niet meer toegestaan. Afvalwater en hemelwater dienen gescheiden te worden aangeboden bij de perceelsgrens. Verder dienen bij inrichting, bouwen en beheer zo min mogelijk vervuilende stoffen te worden toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Conform de voorkeursvolgorde dienen in alle gevallen de mogelijkheden voor bronmaatregelen (schoon houden) te worden onderzocht.
Binnen de keur van beide waterschappen wordt onderscheid gemaakt tussen vergunningsplichtige- en de meldingsplichtige handelingen die binnen de algemene regels van het waterschap vallen. Voor onder andere grondwateronttrekkingen, het aanbrengen van duikers in B-wateren (schouwsloten) en het vervangen en verwijderen van dammen (met duikers) in waterlopen bestaan algemene regels.
7.3 Buitengebied Noord
7.3.1 Beleid Buitengebied Noord
In het noordoosten van het gebied ligt een beschermingsgebied van de drinkwaterwinning Nuland (blauw gearceerd op de Waterkansenkaart). Hier geldt een bescherming van de grondwaterkwaliteit en – kwantiteit. Nabij Rosmalen is een gebied dat in de huidige situatie kans heeft op inundatie met een statistische kans van voorkomen van eens per 100 jaar (rode stippen op de Waterkansenkaart).
Enkele waterlopen zijn aangemerkt als hoofdwaterloop (op de Waterkansenkaart). De Hertogswetering, op de noordgrens van het plangebied, is aangewezen als EVZ (groene bolletjes op de Waterkansenkaart) en als reserveringsgebied waterberging 2050.
7.3.2 Huidige situatie Buitengebied Noord
De Rosmalense polder bestaat uit kleigronden. Meer zuidelijk, naar de Kruisstraat gaat dit over in hogere zandgronden. Er komen bij Kruisstraat ijzeroerbanken in de ondergrond voor en veel ijzerinfiltratie in het freatische grondwater. De Rosmalense Polder helt licht naar het noorden. Het maaiveld is hier circa 2,0 tot 3,0 m +NAP. De Kruisstraat ligt hoger, met een maaiveld op circa 3,0 tot 4,5 m+NAP.
In de hoog gelegen Kruisstraat is relatief weinig oppervlaktewater aanwezig. In voorgaande figuur is te zien dat er een handvormig patroon van afwateringsroutes door het plangebied loopt, die in het noorden via een stuw uitkomen bij het afwateringsgebied van de Groote Wielen. De stuwhoogte is 2,25m +NAP, maar het waterpeil in de watergangen kan sterk stijgen bij heftige neerslag: tot ca. 2,8m +NAP bij een neerslaggebeurtenis met herhalingstijd van 2 jaar. Richting de Vliertwijksestraat staat nog een stuw, met een kruinhoogte van 2,85m +NAP, maar deze watergang valt zomers vaak droog.
De Kruisstraat is vrij afwaterend. Het Sprokkelbosch in het noordoosten van peilvak Rosmalen ligt tot 2,5 m NAP diep. Vanwege de droogvallende sloten hebben de boeren waterputten in gebruik om het land met grondwater te besproeien.
In de Rosmalense polder zijn afwateringssloten in loodrechte patronen. De sloten die aansluiten op de oude dijk van de Rompertweg aangetakt. Deze sloten vallen veelal droog, doordat de zandige bodem goed infiltreert en het gebied afloopt vanaf de oude dijk naar het noorden.
Noordelijker loopt de oost-west waterloop Hoefgraaf. Deze watert naar het noorden af op de Maas.
De noordelijke plangrens wordt gevormd door de waterloop de Hertogswetering.
Figuur: Watersysteemkaart Buitengebied Noord
De Rosmalense polder heeft grondwatertrap III (noord) tot IV en IV* (zuid). De Kruisstraat is droger, met een grondwatertrap IV tot VI. Delen van het gebied hebben een GHG (Gemiddeld HoogsteGrondwaterStand) van meer dan 70 cm onder maaiveld (lichtgroen op de Waterkansenkaart), over grote delen is de situatie natter, met een GHG van minder dan 50 cm onder maaiveld (lichtblauw op de Waterkansenkaart). In de Rosmalense polder treedt regionale kwel uit. Naar het zuiden toe neemt de kwel af en de Kruisstraat is een infitratiegebied. Het centrale deel van de Rosmalense polder is aangesloten op een verbeterd gescheiden rioolstelsel met afkoppeling. De panden in de Kruisstraat hebben een drukriolering aangesloten op de buurt Kruisstraat. In de Vliertwijksestraat nabij perceel nr. 33b bevindt zich een overstort van de riolering in een waterloop. Momenteel wordt het afvalwater van Kruisstraat-oost afgevoerd via een gemengd rioolstelsel.
7.3.3 Kloosterstraat
Figuur: Watersysteemkaart omgeving Kloosterstraat
De Kloosterstraat helt sterk van zuid naar noord van circa 4,0 m+NAP naar 2,5 m+NAP. Ook de waterlopen volgen voornamelijk deze helling. Het gebied heeft grotendeels zand in de ondergrond, met in het noordwesten veen. Dit gebied heeft grotendeels grondwatertrap III, met in het zuiden lokaal trap VI .In het gehele gebied vind kwel plaats, in het lager gelegen noorden is dit regionale kwel. Die komt vermoedelijk uit het Lommel-Neerpelt-systeem.
7.4 Toekomstige Situatie In Buitengebied Noord En Kloosterstraat
Aangezien dit een consoliderend bestemmingsplan betreft, zijn er geen ingrepen voorzien in het watersysteem van het plangebied. Indien in de toekomst ingrepen worden voorzien, dient daarvoor het watertoetsproces doorlopen te worden.
Hoofdstuk 8 Cultuurhistorische Paragraaf
8.1 Inleiding
Met de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) d.d. 1 september 2007 en de voorgenomen modernisering van de monumentenzorg (MoMo) behoren nieuwe bestemmingsplannen te omschrijven hoe omgegaan dient te worden met cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied. Ten behoeve van het bestemmingsplan Buitengebied Noord en Kloosterstraat is onderstaande cultuurhistorische paragraaf opgesteld waarin de cultuurhistorische achtergronden en kenmerken van dit plangebied worden toegelicht.
8.2 Landschappelijke Informatie
Het bestemmingsplangebied Buitengebied Noord ligt landschappelijk gezien in een zone waar het rivierenlandschap en het dekzandlandschap samenkomen (afbeelding 1). Voor een groot deel van het plangebied is de bodem in het kader van de ruilverkaveling van 1950 gedetailleerd in kaart gebracht waardoor ook een vrij nauwkeurig beeld van het voormalige landschap beschikbaar is. In het zuidelijke deel van het plangebied bevindt zich een dekzandrug. Deze dekzandrug, die vanaf 's-Hertogenbosch met onderbrekingen doorloopt via Rosmalen naar Oss, is in feite een soort zandduin dat is gevormd in de laatste ijstijd. In deze periode was er nauwelijks begroeiing aanwezig om het zand vast te houden. Het losse zand kon door de wind worden meegevoerd en er ontstond een reliëfrijk dekzandlandschap. Richting het noorden loopt de dekzandrug geleidelijk af naar een zone met dekzandwelvingen en tenslotte een dekzandvlakte. De dekzandwelvingen en dekzandvlakte zijn in de loop van de tijd afgedekt door veen en later door klei en zand van de Maas. Direct langs de geul van de Maas zijn oeverwallen aanwezig. Deze zijn opgebouwd uit zand en klei en vormen de hogere, bewoonbare, gronden. Verder weg van de actieve geul worden de komgronden aangetroffen. Hier is voornamelijk klei afgezet en vindt veenvorming plaats. Bij dijkdoorbraken werd door de rivier in de zone achter de oeverwallen vaak een dik pakket zand afgezet. Deze zogenaamde overslaggronden treft men ook in het uiterste noordwesten van het plangebied aan.
Hoewel de Maas al in de 14e eeuw werd bedijkt, stond het gebied nog tot 1942 regelmatig onder water. Tot die tijd kon bij zeer hoge waterstanden in de Maas water worden ingelaten in het voormalige komgebied dat hiermee dus als tijdelijke bedding fungeerde, de zogenaamde Beerse Maas. Om te voorkomen dat overstromingswater van de Maas de bewoning op de dekzandrug bedreigde werd al in de Middeleeuwen (vermoedelijk al in de 14e eeuw) een dijk aangelegd op de overgang van de dekzandrug naar het komgebied. Langs deze dijk vond na verloop van tijd ook bewoning plaats zodat een langwerpig bewoningslint ontstond: de Kruisstraat. Ondanks de aanwezigheid van de dijk werden huizen en erven vaak nog wel op een verhoging aangelegd zodat men bij overstromingen en dijkdoorbraken droge voeten hield. De directe dreiging van de Maas verdween toen in 1942 het overlaat-systeem van de Beerse Maas werd gesloten.
Op basis van de bodemkundige informatie kan worden afgeleid dat in het deel van het plangebied ten zuiden van de Kruisstraat sprake is (of is geweest) van hoge zwarte enkeerdgronden. Dit houdt in dat in het gebied een door mensen opgebracht cultuurdek van minstens 50 cm dikte aanwezig is. Deze ophoging is geleidelijk ontstaan door de bemesting van de akkers met een mengsel van dierenmest en heideplaggen. Deze vorm van bemesting zorgde niet alleen voor een verhoging van de vruchtbaarheid maar ook voor een verhoging van het maaiveld. Door menselijk ingrijpen zijn veel elementen van het oorspronkelijke landschap intussen grotendeels verdwenen of aangetast. Hoge zandkoppen werden vaak gebruikt als zandwinningslocaties of zijn tijdens de na-oorlogse ruilverkaveling geëgaliseerd.
Het plangebied Kloosterstraat bestaat landschappelijk gezien uit een aantal dekzandruggen die zijn gelegen in een dekzandvlakte (afbeelding 2). Het dekzand is afgedekt door veen en klei maar de hoogste toppen van het dekzand steken nog boven het maaiveld uit. Vermoedelijk zijn tijdens de Vroege Middeleeuwen grote delen van het dekzand afgedekt geweest door veen waardoor het gebied onbewoonbaar was geworden. Door de lage ligging stond het gebied bij hoge waterstanden snel onderwater. Van dit gegeven werd dankbaar gebruik gemaakt bij de verdediging van de stad door het gebied als inundatiegebied in te richten.
8.3 Bewoningsgeschiedenis
Tijdens diepe ontgravingen en ontzandingen in de omgeving van 's-Hertogenbosch en Rosmalen zijn herhaaldelijk werktuigen aangetroffen die er op wijzen dat in dit gebied al ruim 35.000 jaar geleden mensen en dieren leefden. Met name uit de zandput van De Groote Wielen (Rosmalen) en de Noorderplas zijn dergelijke oude resten aangetroffen. De kampjes van de jagers-verzamelaars uit deze periode liggen echter verstopt onder vele meters zand en klei en komen daarom alleen bij diepe bodemingrepen aan het licht. Vanwege de diepe ligging (10 tot 13 meter onder het maaiveld) en de geringe omvang van de kampementen zijn de resten van deze oudste bewoningsfasen vrijwel niet op te sporen met archeologisch onderzoek. De dekzandruggen zijn door hun relatief hogere ligging altijd een aantrekkelijke locatie voor bewoning geweest. Gezien de ouderdom van de dekzandruggen kan deze bewoning teruggaan tot het Laat-Paleolithicum (vanaf circa 15.000 jaar geleden) maar sporen uit deze periode zijn nog maar weinig bekend in de gemeente 's-Hertogenbosch. In het bestemmingsplangebied zijn geen concrete aanwijzingen voor bewoning uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum. De oudste bewoningssporen zijn aangetroffen in plangebied Kloosterstraat. Op verschillende locaties ten zuidoosten van de huidige A2 zijn stenen bijlen en pijlspitsen gevonden die wijzen op bewoning in het Neolithicum. Ook in plangebied Buitengebied Noord zijn aanwijzingen voor bewoning uit deze periode maar omdat de vondsten niet eenduidig zijn te dateren is die toeschrijving onzeker. Plangebied Kloosterstraat en Buitengebied Noord zijn in de Bronstijd zeker bewoond geweest. In Buitengebied Noord zijn op verschillende locaties scherven en vuurstenen artefacten uit deze periode gevonden. In plangebied Kloosterstraat zijn tijdens archeologische opgravingen zelfs een grafmonument en een huisplattegrond uit de Bronstijd aangetroffen. Ook uit de IJzertijd zijn talloze aanwijzingen voor bewoning in de plangebieden. Het plangebied Kloosterstraat lijkt zelfs redelijk intensief bewoond te zijn geweest want hier zijn verschillende huisplattegronden en erven opgegraven. In plangebied Buitengebied Noord is een terrein met sporen van bewoning uit de IJzertijd aangewezen als een terrein van hoge archeologische waarde. Op basis van losse vondsten kan voor plangebied Buitengebied Noord worden aangenomen dat de bewoning vrijwel continu heeft doorgelopen in de Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen. Voor plangebied Kloosterstraat lijkt dit beeld toch iets genuanceerder. Bewoning uit de Romeinse tijd is aangetoond maar voor bewoning uit de Vroege Middeleeuwen zijn maar weinig aanwijzingen. Mogelijk was het gebied door toenemende vernatting en veengroei niet aantrekkelijk en is men uitgeweken naar de hogere en drogere delen van het dekzandlandschap. Vanaf de Late Middeleeuwen zijn er zowel voor plangebied Kloosterstraat als Buitengebied-Noord voldoende aanwijzingen voor bewoning. Op de dekzandrug bij Rosmalen is in de Late Middeleeuwen intensief gewoond en geboerd. In deze periode is vermoedelijk ook het plaggendek ontstaan waardoor het oorspronkelijke maaiveld flink werd opgehoogd. In het gebied Sprokkelbosch is nog een aantal percelen aanwezig waar het plaggendek redelijk intact gebleven is (afbeelding 3). Dit gebied is daarom deels aangewezen als gemeentelijk archeologisch monument en deels als een terrein van hoge archeologische waarde.
In plangebied Kloosterstraat wordt rond 1467 op een van de hoge dekzandkoppen (Eikendonk), een klooster gesticht. Aan het einde van de 16e eeuw had het klooster te lijden onder een tekort aan nieuwe intredingen en vonden geregeld plunderingen plaats. Rond 1650, kort nadat de laatste bewoonsters waren overleden, is het klooster gesloopt. Bij de aanleg van de A2 kwamen de resten van het klooster weer tevoorschijn maar afgezien van enkele kleine onderzoeken van de lokale heemkundevereniging heeft er geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Ter plaatse van het voormalige klooster zijn percelen (aan weerszijden van de A2) aangemerkt als terreinen van hoge archeologische waarde.
Tijdens de belegering van de stad 's-Hertogenbosch maakten de hogere delen binnen het Plangebied Kloosterstraat deel uit van de verdedigingswerken van het Staatse leger. Op de hoge dekzandkoppen lagen schansen die via een systeem van wallen en grachten met elkaar waren verbonden. Hoewel veel van de verdedigingswerken na de inname van de stad zijn geslecht, kunnen in de ondergrond nog wel restanten worden aangetroffen.
Op historische kaarten uit het begin van de 19e eeuw is de bewoning in plangebied Buitengebied-Noord hoofdzakelijk beperkt tot de bewoningsas van de Kruisstraat. In plangebied Kloosterstraat zijn geen kernen van bebouwing te zien. Verspreid liggen wel enkele boerderijen waaronder eentje ter hoogte van het voormalige klooster Eikendonk.
8.4 Archeologische Waarden En Verwachtingen
In 2008 is een archeologische verwachtingskaart opgesteld voor het deel van de gemeente buiten de middeleeuwse stadskern van 's-Hertogenbosch (afbeelding 3). De archeologische verwachtingskaart bevat niet alleen de reeds bekende archeologische vindplaatsen maar geeft ook een overzicht van de gebieden waar archeologische vindplaatsen verwacht kunnen worden, de zogenaamde verwachtingsgebieden. Gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologie hoog is, worden aangeduid als gebieden met een hoge archeologische verwachting. Verder wordt nog een onderscheid gemaakt in gebieden met een middelhoge en gebieden met een lage archeologische verwachting. Of er ook daadwerkelijk archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, moet archeologisch onderzoek uitwijzen maar de verwachtingsgebieden geven al wel aan in welke mate men met mogelijke archeologische resten rekening moet houden. Voor deze kaart is gebruik gemaakt van meest gedetailleerde en beschikbare bodemkundige en geo(morfo)logische gegevens zodat de archeologische verwachtingszones zo gedetailleerd mogelijk zijn begrensd.
De hoge oeverwallen van de Maas (al dan niet afgedekt door overslaggronden) en de dekzandruggen en -welvingen hebben een hoge archeologische verwachting. De lage oeverwallen (al dan niet afgedekt door overslaggronden) en de lagere delen van het dekzandgebied hebben een middelhoge archeologische verwachting. De komgebieden en de laagste delen van het dekzandgebied tot slot hebben een lage archeologische verwachting. De belangrijkste waarden in het plangebied zijn de gemeentelijk archeologische monumenten Sprokkelbosch en het voormalige klooster aan de Bosschestraat. Vervolgens zijn er nog de terreinen van hoge archeologische waarde ter hoogte van Sprokkelbosch en Kruisstraat 22b.
Op de dekzandruggen, -flanken en –welvingen kunnen in theorie vindplaatsen vanaf het Laat-Paleolithicum worden aangetroffen. Voor plangebied Buitengebied-Noord betekent dit dat er vrijwel continue bewoning heeft plaatsgevonden. Voor plangebied Kloosterstraat is vermoedelijk sprake van een hiaat in de bewoning tussen de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen. Mogelijk houdt dit verband met het natter worden van de leefomgeving en de hiermee samenhangende groei van veen.
De archeologische vindplaatsen uit de periode Laat-Paleolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen bevinden zich in het dekzandgebied in de top van het dekzand. Deze top bevindt zich naar verwachting, afhankelijk van het dekzandrelief en de dikte van een plaggendek of bouwvoor, tussen 0,3 en 1,0 m beneden het maaiveld. In de lager gelegen delen van het dekzandgebied kunnen oude bewoningsniveaus zijn afgedekt door veen en/of kleilagen. Sporen uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd kunnen aan of direct onder het maaiveld voorkomen of op enige diepte in het plaggendek.
Op de oeverwallen van de Maas en de overslaggronden kunnen vindplaatsen vanaf de IJzertijd verwacht worden. De bewoonbaarheid van deze landschappen is overigens sterk afhankelijk van de hoogteligging. De hogere delen zullen beter geschikt zijn geweest voor bewoning dan de lagere delen. De lager gelegen delen kunnen wel gebruikt zijn voor het aanleggen van akkers. Vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen kunnen naar verwachting tot enkele meters onder het huidige maaiveld verwacht worden. Met name de hoge oeverwallen zijn intensief bewoond en herhaaldelijk opgehoogd zodat soms dikke afval- en ophogingslagen zijn ontstaan. De lagere oeverwallen en overslaggronden zullen veel minder intensief bewoond en opgehoogd zijn geweest en eventuele vindplaatsen zullen dan ook naar verwachting binnen 1 meter beneden het maaiveld aangetroffen kunnen worden.
Voor het hele plangebied geldt dat door (oudtijdse) ontzandingen, regulier grondgebruik en grootschalige ruilverkavelingen sterke verstoringen van de ondergrond zullen hebben plaatsgevonden. Met name hogere dekzandkoppen zijn hierbij vaak sterk aangetast waardoor van archeologische vindplaatsen alleen nog dieper ingegraven grondsporen bewaard zijn gebleven. Op de flanken van de dekzandkoppen kunnen echter nog wel intacte vindplaatsen aanwezig zijn. In gebieden die zijn afgedekt door een plaggendek kunnen vindplaatsen in de top van het dekzand verstoord zijn geraakt door de eerste aanleg van de akkers. De geleidelijke ophoging zal echter na verloop van tijd tevens als een beschermende buffer voor bodemingrepen zoals ploegen hebben gefungeerd zodat onder het plaggendek nog relatief intacte bewoningssporen zijn te verwachten.
In 2004 is in plangebied Kloosterstraat een uitgebreid archeologisch onderzoek uitgevoerd. In vrijwel het hele plangebied zijn boringen gezet en hieruit kwam naar voren dat als gevolg van de ruilverkaveling de archeologische verwachting flink moest worden bijgesteld (afbeelding 4). Gebieden met een hoge archeologische verwachting kwamen vrijwel te vervallen. Wat overbleef was een klein aantal zones met een middelhoge archeologische verwachting.
8.5 Algemeen Archeologiebeleid Gemeente 'S-hertogenbosch
De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is in juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart (afbeelding 5). De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen. Wel zal bij m.e.r.-plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd.
8.5.1 Archeologiebeleid bestemmingsplan Buitengebied-Noord en Kloosterstraat
In de archeologische beleidsnota van de gemeente is aangegeven, dat bij het opstellen van elk bestemmingsplan zal worden bekeken in hoeverre de zones met een hoge en middelhoge verwachting nader kunnen worden uitgewerkt door het uitvoeren van aanvullend archeologisch onderzoek. Ten behoeve van het bestemmingsplan Buitengebied-Noord en Kloosterstraat is ook bekeken in hoeverre de bestaande verwachting nader is te specificeren. Voor plangebied Kloosterstraat geldt dat op basis van archeologisch onderzoek uit de afgelopen jaren voldoende informatie is verkregen over de archeologische verwachtingswaarden en dat de verwachtingswaarden voldoende onderbouwd zijn (afbeelding 4). Op basis hiervan is ook de beleidskaart voor dit bestemmingsplangebied aangepast (afbeelding 6). Voor plangebied Buitengebied-Noord is wel aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek was vooral om de (intactheid van de) bodemopbouw te bepalen. Op basis hiervan kon mogelijk beter worden geschat wat de verstorende werking van de ruilverkaveling is geweest op eventueel aanwezige archeologische niveaus.
Tijdens het onderzoek zijn 5 noord-zuid georiënteerde boorraaien gezet waarbij zowel de dekzandrug als de dekzandwelvingen en dekzandvlakte zijn meegenomen. In totaal zijn 47 boringen gezet. Uit het onderzoek is gebleken dat de geomorfologie en de bodemopbouw op hoofdlijnen goed aansluiten bij wat op de gemeentelijke landschapskaart is aangegeven. Niettemin is gebleken dat de zone waar komafzettingen op dekzandwelvingen liggen een relatief laag en nat gebied is geweest. Met uitzonderingen van de kleine dekzandkopjes en ruggetjes die her en der boven de komklei uitsteken, zal het gebied niet aantrekkelijk zijn geweest voor bewoning. De middelhoge verwachting voor deze zone kan daarom worden bijgesteld naar een lage verwachting. Uit het onderzoek is ook naar voren gekomen dat op de dekzandgronden het plaggendek (inclusief bouwvoor) tussen de 40 en 70 cm dik is. Hoewel het dus lastig is om voor deze gronden een algemene toegestane verstoringsdiepte in te stellen is, omwille van de eenduidigheid, uitgegaan van een diepte van 50 cm. De archeologische beleidskaart voor bestemmingsplangebied Buitengebied Noord is aangepast op basis van de resultaten van het archeologische onderzoek (tabel 1).
Indien in de toekomst blijkt, dat de archeologische verwachting voor (delen van) het plangebied niet aansluit bij de bestaande verwachting dan zal worden bekeken hoe deze verwachting kan worden bijgesteld zodat een meer realistisch verwachtingsbeeld ontstaat.
Uitgaande van de archeologische beleidskaart geldt voor het plangebied het volgende (zie afbeelding 5 en 6 en tabel 1).
In zijn algemeenheid geldt dat, indien tijdens werkzaamheden geïsoleerde, zogenaamde 'losse' archeologische vondsten worden gedaan, men wettelijk verplicht is dergelijke vondsten te melden aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Ook de gemeentelijk archeoloog wordt in dit geval op de hoogte gebracht.
Afbeelding 1. De landschapskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in rood de globale grens van het bestemmingsplangebied Buitengebied Noord. 1. Dekzandrug, 2. Dekzandwelving, 3. kom op dekzandwelving, 4. Dekzandvlakte, 5. Oeverwal, 6. Lage oeverwal, 7. Overslag op oeverwal, 8. Overslag op lage oeverwal, 9. Komgebied.
Afbeelding 2. De landschapskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in rood de globale grens van het bestemmingsplangebied Noorderplas. 1. Dekzandrug, 2. Dekzandvlakte, 3. Laagte met veen.
Afbeelding 3. De archeologische verwachtingskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in rood de globale grens van het bestemmingsplangebied Buitengebied Noord. 1. Zone met een hoge verwachting, 2. Zone met een middelhoge verwachting, 3. Zone met een lage verwachting, 4. Terrein van hoge archeologische waarde (Kruisstraat), 5. Terrein van hoge archeologische waarde (Sprokkelbosch), 6. Gemeentelijk archeologisch monument (Sprokkelbosch), 7. Historische kern van Kruisstraat.
Afbeelding 4. De aangepaste archeologische verwachtingskaart van plangebied Kloosterstraat op basis van archeologisch onderzoek. 1. Zone met een hoge verwachting, 2. Zone met een middelhoge verwachting, 3. Zone met een lage verwachting, 4. terrein van hoge archeologische waarde (voormalig klooster Eikendonk), 5. De verdedigingswerken 1629 (met buffer).
Afbeelding 5. De archeologische beleidskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in rood de globale grens van het bestemmingsplangebied Buitengebied Noord. De aanpassingen op basis van het archeologisch onderzoek zijn hierin nog niet verwerkt. Zie paragraaf 5 en tabel 1 voor legenda.
Afbeelding 6. De archeologische beleidskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in rood de globale grens van het bestemmingsplangebied Kloosterstraat. Zie paragraaf 5 en tabel 1 voor legenda.
Tabel 1. Legenda van de archeologische beleidskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch ten behoeve van bestemmingsplangebied Buitengebied-Noord en Kloosterstraat.
Afbeelding 7. De cultuurhistorische inventarisatiekaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in rood de globale grens van het bestemmingsplangebied Buitengebied Noord. 1. Bebouwing voor 1832, 2. Percelering voor 1832, 3. Geheel nieuwe rationele verkaveling, 4. Water voor 1832, 5. Opstaand groen 1832-1944, 6. Weg, voor 1832, 7. Dijk, voor 1832, 8. Weg na 1832, 9. Esdek.
Afbeelding 8. De cultuurhistorische inventarisatiekaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in rood de globale grens van het bestemmingsplangebied Kloosterstraat. 1. Geheel nieuwe rationele verkaveling, 2. Water voor 1832, 3. Dijk, voor 1832, 4. Relict 1629.
8.6 Overige Cultuurhistorische Elementen
Behalve de archeologische kenmerken van het bestemmingsplangebied moeten ook de overige cultuurhistorische elementen zoals bouwhistorische en historisch geografische elementen in het bestemmingsplan worden betrokken. De gemeente 's-Hertogenbosch heeft hiertoe voor de hele gemeente een inventarisatie van zichtbare cultuurhistorische elementen/relicten laten uitvoeren. Op basis van de inventarisatie is een aantal belangrijke cultuurhistorische gebieden en structuren onderscheiden. Deze vormen samen de cultuurhistorische hoofdstructuur van de gemeente en zullen bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moeten worden meegenomen en meegewogen. De gemeente is ook voornemens om de cultuurhistorische inventarisatie uit te werken in een cultuurhistorisch beleid. Vooruitlopend hierop is voor bestemmingsplan Buitengebied Noord – Kloosterstraat bekeken welke cultuurhistorische elementen van belang zijn. Hieronder volgt een korte toelichting per onderdeel van de cultuurhistorische hoofdstructuur. In tabel 2 is bovendien aangegeven welke waardering voor de verschillende gebieden geldt en welke mate van planologische bescherming van toepassing is.
8.6.1 Buitengebied Noord
Binnen het plangebied Buitengebied Noord zijn drie onderdelen van de cultuurhistorische hoofdstructuur aanwezig:
- 1. Overlaatgebied Beerse Maas
- 2. Kruisstraat
- 3. Essencomplex Sprokkelbosch e.o.
8.6.2 Kloosterstraat
Het plangebied Kloosterstraat maakt binnen de cultuurhistorische hoofdstructuur onderdeel uit van het laag gelegen gebied Bossche Broek-Gement/Moerputten-Kloosterstraat (afbeelding 8). In het plangebied is een moderne, rationele verkaveling aanwezig en bevinden zich relatief weinig cultuurhistorische elementen. Het betreft de Zuid-Willemsvaart met bijbehorende dijk en een relict van de Stelling van 1629 ter hoogte van Nieuwedijk 1 en 2a.
Relatie met aangrenzende gebieden. Het gebied is van oorsprong een open landschap dat relatief nat was en regelmatig onder liep. Het is een voortzetting van de Bossche Broek. Bewoning vond alleen plaats in verspreide boerderijen op enkel hogere koppen (Nieuwedijk 1 en 2a) Deze laatste kop is ook in 1629 gebruikt voor de aanleg van de schans en vertoont nog relicten van de oorspronkelijke verkaveling. Karakteristiek is het contrast van het gebied (open en onbebouwd) met de Ringdijk rond Den Dungen ten zuiden waarvan de bebouwing is geconcentreerd.
Tabel 2
Cultuurhistorische Hoofdstructuur | Cultuurhistorische kenmerken | Onderbouwing | Bescherming |
Overlaatgebied Beerse Maas | Globaal noord-zuid gerichte verkaveling die grotendeels teruggaat tot 1832. Tot de ruilverkaveling waren de percelen over het algemeen kleiner en smaller maar de richting is bij de ruilverkaveling hetzelfde gebleven. | De verkavelingsrichting is waardevol omdat deze een relict is van de wijze van ontginnen. Deze heeft plaats gevonden vanaf de Kruisstraat in noordelijke richting en mogelijk vanaf de Hertogswetering in zuidelijke richting tot aan de Hoefgraaf. De Hoefgraaf is de enige oorspronkelijke oost-west lopende as. Deze structuur gaat mogelijk terug tot de 13de eeuw | Om de verkavelingsstructuur te behouden is het (afgezien van reeds afwijkende percelen langs de Grintweg en Kerkdijk) niet wenselijk sloten en andere watergangen aan te leggen die afwijken van de noord-zuid gerichte verkaveling. |
Het ontbreken van opgaande beplanting in het gebied | Tot aan WO II behoorde het gebied tot het tracé van de Beerse Maas. De Beerse Maas was erg belangrijk voor de waterhuishouding en daarmee een belangrijk cultuurhistorisch element. Bij hoge rivierstanden werd het Maaswater hierlangs afgeleid. Om die reden waren er zo min mogelijk obstakels aanwezig, Het aanplanten van bomen was niet toegestaan. Verder naar het westen (ter plaatse van huidige nieuwbouwwijken) waren enkele eendenkooien aanwezig. | Afgezien van erfbeplanting rond bouwblokken is het aanplanten van opgaande beplanting niet wenselijk. | |
Het is een open, laag gelegen en reliëfarm gebied. | Tot aan WO II behoorde het gebied tot het tracé van de Beerse Maas. De Beerse Maas was erg belangrijk voor de waterhuishouding en daarmee een belangrijk cultuurhistorisch element. Bij hoge rivierstanden kon het Maaswater dankzij dit relatief laag gelegen gebied makkelijk worden afgeleid. Om die reden waren er zo min mogelijk obstakels aanwezig, Het gebied was om dezelfde reden ongeschikt voor bewoning en bestond vrijwel geheel uit grasland | Afgezien van de bestaande bouwblokken (uit de tijd van de ruilverkaveling) zijn gebouwen, bouwwerken en andere activiteiten die de openheid aan kunnen tasten niet toegestaan. | |
De ontwatering vindt plaats via noord zuid gerichte sloten die afwateren op de oost-west lopende rechte Hoefgraaf | Het afwateringssysteem hangt samen met de ontginningsgeschiedenis waarbij de percelen werden ontwaterd op de Hoefgraaf. De Hoefgraaf is gegraven in het kader van de ontginning van het gebied en vormde de achterkade van de percelen | Het afwateringssysteem en het rechte karakter van de Hoefgraaf dienen gehandhaafd te blijven. |
Cultuurhistorische Hoofdstructuur | Cultuurhistorische kenmerken | Onderbouwing | Bescherming |
Kruisstraat | Lokale verhogingen ten noorden van de weg Kruisstraat. | Vermoedelijk zijn dit overblijfselen van de dijk Orthen-Bruggen-Kruisstraat. Deze dijk vormt de zuidelijke dijk van de Beerse Maas en is vermoedelijk vanaf de 14e eeuw aangelegd. Na 1956 is het dijklichaam vrijwel helemaal geslecht. Na 1967 is het dijklichaam niet meer zichtbaar op topografische kaarten. Lokaal zijn nog wel verhogingen zichtbaar. Het slechten van de dijk zal vermoedelijk samenhangen met de ruilverkaveling. De verhogingen kunnen ook wijzen op de aanwezigheid van terpen die zijn opgeworpen nog voordat de dijk is aangelegd en later zijn binnengedijkt. In relatie met de ontginningsgeschiedenis en de waterstaatkundige ontwikkeling zijn deze verhogingen zeer waardevol. | Ingrepen die de verhogingen ten noorden van de weg Kruisstraat aantasten zijn niet toegestaan. |
Verdichte bebouwing binnen historische kern (bebouwingscontour 1832) en de verspreide lintbebouwing buiten de historische kern | De historische kern van de Kruisstraat bestaat uit een lint met verdichte bebouwing en een dorps karakter. De verdichting is het grootst ter hoogte van de kruising van de Kruisstraat met de huidige Grintweg. Hier bevinden zich ook de resten van een kapel. Verder weg van de kruising is de bebouwing lintvormig maar wel dichter dan buiten de historische kern. Historisch gezien is de bebouwing gericht op voormalige dijk ten noorden van de Kruisstraat en op de Kruisstraat zelf. Buiten de historische kern van de Kruisstraat wordt de bebouwing gekenmerkt door een verspreide bebouwing die hoofdzakelijk agrarisch van karakter is. Historisch gezien is de bebouwing hoofdzakelijk gericht geweest op de voormalige dijk en bevond deze zich dus ten noorden en op enige afstand van de weg de Kruisstraat. Het onderscheid tussen de verdichte en verspreide bewoning langs de weg Kruisstraat hangt samen met de bewoningsgeschiedenis van dit gebied en is derhalve zeer waardevol | Het verschil in dichtheid van de bebouwing binnen en buiten de historische kern moet worden gehandhaafd. Wat betreft de bebouwing buiten de historische kern geldt dat deze bij voorkeur ten noorden van de weg Kruisstraat plaatsvindt. |
Cultuurhistorische Hoofdstructuur | Cultuurhistorische kenmerken | Onderbouwing | Bescherming |
Essencomplex Sprokkelbosch | Bebouwing aan de rand van de essen | In de Late Middeleeuwen verschoof de bewoning naar de randen van de essen. In 1832 is dit beeld nog herkenbaar De weinige bebouwing bevindt zich langs de Sprokkelbosschestraat (zuidrand), de Kruisstraat (noordrand), de Bruggensestraat (de westrand) en de Vliertschestraat (oostrand). In het noordwestelijke deel van het Sprokkelbosch bevindt zich een huisplaats op een verhoging die meer naar het midden ligt. De bebouwing op deze locatie zou in de Tweede Wereldoorlog zijn verwoest. | Om de historische bebouwingsstructuur te handhaven is alleen bebouwing langs de rand van het essencomplex toegestaan.(Bij voorkeur dus ontwikkelingsmogelijkheden beperken tot bestaande erven/bouwblokken conform gebiedsvisie) |
Onregelmatige verkaveling die grotendeels teruggaat tot 1832. | De richting van de verkaveling en de grootte van de kavels verschilt sterk maar komt goed overeen met de situatie in 1832. De grote, onregelmatige kavels liggen vooral in het laaggelegen centrale en zuidwestelijke deel van het gebied terwijl de iets regelmatige, langwerpige kavels meer langs de randen liggen. De grote onregelmatige kavels zijn begroeid met bomen en worden in 1832 aangeduid als hakhout. De naam Sprokkelbosch is hierop terug te voeren. De verkaveling vormt een weerspiegeling van historisch landgebruik en is derhalve zeer waardevol. | De huidige perceelsbegrenzingen in de vorm van sloten, houtwallen, bomenrijen of heggen moeten gehandhaafd blijven. (Relevante zones worden op verbeelding aangegeven; Aanleggen van nieuwe perceelsbegrenzingen in de vorm van sloten, houtwallen, bomenrijen en heggen mogen alleen worden uitgevoerd indien ze het cultuurhistorische karakter van het gebied versterken. | |
Reliëfrijk maaiveld. | De randen van het complex liggen relatief hoog terwijl het centrale deel relatief laag ligt. In de lage delen bevinden zich ook de weilanden en bospercelen terwijl de randen in gebruik zijn als akker | Er mogen in het gebied geen ingrepen plaatsvinden die het bestaande reliëf aantasten. | |
Wegenpatroon dat teruggaat tot 1832 | Een deel van het huidige wegenpatroon is terug te voeren op de situatie in 1832. De aanwezigheid van een onverharde weg direct ten westen van het gebied is hiervan een goed voorbeeld. Het wegenpatroon vormt een weerspiegeling van historisch landgebruik en is derhalve zeer waardevol. | Het bestaande historische wegenpatroon moet gehandhaafd blijven. Hierbij geldt ook dat thans onverharde wegen niet verhard mogen worden. | |
Historisch groen | Op verschillende plaatsen binnen het essencomplex van Sprokkelbosch is nog opstaand groen aanwezig dat dateert uit de periode 1832-1944. De aanwezigheid van het opstaand groen past in het beeld van het landschap rond 1900 en is vanuit dit oogpunt waardevol. | Het bestaande opstaand groen verwijst op een aantal plaatsen naar de landschappelijke situatie rond 1900. Kap of verwijdering van dit groen moet vergunningsplichtig worden. (relevante zones worden op verbeelding aangegeven; aanplanten van nieuwe groenstructuren is toegestaan mits ze het cultuurhistorische karakter van het gebied versterken) |
Cultuurhistorische Hoofdstructuur | Cultuurhistorische kenmerken | Onderbouwing | Bescherming |
Kloosterstraat | Relicten beleg van 1629 | Ter hoogte van de boerderij aan de Nieuwedijk 1 en 2a nummer heeft tijdens het beleg van 1629 een schans gelegen. De contouren van de huidige boerderij met erf sluiten goed aan op de contouren van de schans. Hoogteverschillen in het maaiveld ter plaatse kunnen vermoedelijk ook tot 1629 herleid worden. Er zijn weinig relicten van het beleg van 1629 dus de nog bestaande zijn zeer waardevol. | Ingrepen die de contouren en hoogteverschillen kunnen aantasten zijn niet toegestaan. |
Het is een open, laag gelegen gebied. | Dit gebied werd gebruikt als inundatiegebied (zowel natuurlijk als militair) en was dus vrijwel onbebouwd en in gebruik als weidegebied. Na de ruilverkaveling is de historische verkaveling volledig verdwenen en vervangen door een rationele verkaveling. | Gebouwen, bouwwerken en andere activiteiten die de openheid aan kunnen tasten zijn niet wenselijk. |
Hoofdstuk 9 Planuitgangspunten + Planbeschrijving
9.1 Algemeen
Het bestemmingsplan is primair een beheersplan. Dat wil zeggen dat de bestaande situatie en de bestaande rechten het uitgangspunt zijn. Verder heeft de gemeenteraad in 2007 een nota van Uitgangspunten voor het bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld.
Voor het gebied van de Rosmalense Polder is daarbij als strategisch doel geformuleerd: "Vertaling van de doorwerking van het Reconstructieplan Maas en Meierij ten aanzien van de ontwikkeling van intensieve veehouderij op duurzame locaties in het verwevingsgebied en agararische bedrijven in het Landbouw ontwikkelings gebied, behalve de gebieden Maasoevers en De Blokken die zoekgebied zijn in het kader van de discussienota Werk- en woonlocaties. Ruimte bieden voor de ontwikkeling van nevenactiviteiten en verbrede landbouw behalve in het LOG en de zoekgebieden Maasoever en Blokken".
Voor het gebied Hooge Heide waarin ook het Sprokkelbosch en Kruisstraat Oost vallen, is als strategische visie geformuleerd: "Op basis van de gemeentelijke visie Hooge Heide de integratie tussen Stad en Land en het gebied als stedelijk uitloopgebied verder ontwikkelen met specifieke uitgangspunten voor ontwikkelingen in Sprokkelbosch, De Bossche Hooge Heide en de Landgoederenzone".
Het gebied Kloosterstraat is niet in de nota van Uitgangspunten beschreven.
Verder is het provinciale beleid zoals dat is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de provinciale Verordening ruimte een belangrijk uitgangspunt. Daarbij dient de aantekening te worden gemaakt dat met name het provinciale beleid met betrekking tot de intensieve veehouderij nog in beweging en onzeker is. Met name de beleidsvorming rondom het rapport van de commissie Van Doorn is hier leidend. De provincie kiest er momenteel voor om de bouwblokken voor intensieve veehouderij te begrenzen op maximaal 1,5 ha. Op het moment dat er juridisch houdbare criteria zijn ontwikkeld voor dierenwelzijn en publieke gezondheid kan overwogen worden een verdere doorgroei toe te staan. Dat neemt niet weg dat in de provinciale verordening aan de gemeente de nodige vrijheid is gegeven om het beleid op het lokale niveau vorm te geven.
Vanwege de onduidelijkheid met betrekking tot het toekomstige beleid is het op dit moment moeilijk om een bestemmingsplan vast te stellen dat een consistent beeld geeft van het beleid voor een planperiode van 10 jaar.
Daarnaast is het niet gewenst om extra uitbreidingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij te creëren omdat daardoor het toekomstige beleid ten aanzien nieuwe woongebieden kan worden gefrustreerd. Een mogelijke verslechtering van het woon- en leefklimaat in te ontwikkelen woongebieden moet worden voorkomen.
Verder speelt een rol dat er tot nu toe niet of nauwelijks behoefte is aan locaties voor omschakeling in dit plangebied, waardoor de behoefte aan extra bouwblokken voor intensieve veehouderij niet aantoonbaar is. Vanwege de onzekerheden omtrent de toekomst van de intensieve veehouderij en de consequenties die dat heeft, wordt er in dit plan voor gekozen om de bestaande situatie en rechten zoveel mogelijk als uitgangspunt te nemen. Nieuwe ontwikkelingen die hiervan afwijken zullen afzonderlijk beoordeeld worden aan de hand van het nieuwe beleid. Op voorhand wordt daarom geen extra ontwikkelruimte gecreëerd.
Een ander belangrijk aspect voor dit bestemmingsplan is de stikstofdepositie vanwege veehouderijen in relatie tot de bescherming van Natura 2000 gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet. Zoals in het MER beschreven dient het bestemmingsplan waarborgen te bevatten waardoor er geen verdere aantasting plaatsvindt van de natuurlijke kenmerken van de relevante Natura 2000 gebieden. Zoals aangegeven onder Hoofdstuk 5 Milieueffectrapportage is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen dat bij nieuwbouw een toetsing plaatsvindt aan de uitgangspunten van de Natuurbeschermingswet en dat gewaarborgd wordt dat stikstofdepositie niet toeneemt.
Voor bestaande agrarische bedrijven bestaan reeds beperkingen voor zoverre deze gelegen zijn in extensiveringsgebieden. Op grond van de provinciale Verordening ruimte is nieuwbouw ten behoeve van intensieve veehouderij in deze gebieden niet meer mogelijk ("slot op de deur").
In het verwevings- en landbouwontwikkelingsgebied ten oosten van de bebouwde kom van Rosmalen liggen een aantal bouwblokken die een aanduiding intensieve veehouderij hebben in het geldende bestemmingsplan. Voor een aantal van deze bouwblokken is uitbreiding niet meer reëel omdat de (omliggende) gronden zijn aangekocht door woningbouw corporaties. Deze bouwblokken zijn daarom verkleind.
Omschakeling van grondgebonden bedrijven naar intensieve veehouderijen zijn in dit bestemmingsplan niet mogelijk.
9.2 Doelen En Uitgangspunten Bestemmingsplan
Voor het nieuwe bestemmingsplan geldt de volgende hoofddoelstelling:
Het bestemmingsplan Buitengebied 's Hertogenbosch richt zich op het behoud en waar mogelijk de versterking van de ruimtelijke en functionele kwaliteit van het plangebied. Het gaat hierbij met name om kwaliteit voor aan het buitengebied gebonden functies (landbouw, bos, natuur, landschap, recreatie en water), mede in relatie tot de dynamiek ervan en aanwezige waarden.
De ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. De aanwezige landschappelijke waarden (inclusief cultuurhistorie) en natuurwaarden spelen hierbij een belangrijke rol. Verder wordt er rekening gehouden met ruimtelijk relevante water- en milieuaspecten. Daarnaast wordt er in het plan ingegaan op de overige functies in het plangebied.
De hoofddoelstelling is uitgewerkt in de volgende subdoelen:
- a. Landbouw: behoud en waar mogelijk doorontwikkeling van de agrarische bedrijvigheid. Hierbij wordt rekening gehouden met de aanwezige landbouw (agrarische bedrijfsvoering en agrarische bedrijfsontwikkeling), landbouw met een neventak, verbrede landbouw, het beleid zoals dat is vastgelegd in de provinciale Verordening ruimte en gemeentelijke plannen;
- b. Bos/Natuur: behoud en waar mogelijk versterking van de ecologische verscheidenheid. Hierbij wordt rekening gehouden met aanwezige soorten en de te realiseren en aanwezige ecologische (hoofd)structuur (water, bosgebieden, natuurgebieden, landschapselementen);
- c. Landschap: behoud en waar mogelijk versterking van de landschappelijke identiteit en verscheidenheid, zowel visueel-ruimtelijk als cultuurhistorisch gezien. Hierbij wordt rekening gehouden met de landschappelijke onderlegger van de verschillende (deel)gebieden;
- d. Archeologie/Cultuurhistorie: behoud en waar mogelijk versterking van archeologische gebieden en cultuurhistorische structuren, clusters en linten, waarbij ook herstel door ontwikkeling plaats moet kunnen vinden.
- e. Recreatie: behoud en waar mogelijk versterking van de mogelijkheden voor recreatie en recreatief (mede)gebruik, mede in relatie tot de aanwezige toeristisch-recreatieve infrastructuur (paden, routes, bossen);
- f. Water: behoud, herstel en ontwikkeling van het bestaande watersysteem, mede in relatie tot het vasthouden en bergen van gebiedseigen water.
Voor het bereiken van de subdoelen gelden de volgende uitgangspunten:
- a. Het scheiden (waar nodig) dan wel het verweven (waar mogelijk) van de verschillende functies in het buitengebied (landbouw, bos, natuur en landschap, alsmede recreatie en toerisme);
- b. Het behouden en waar mogelijk versterken van het landelijke karakter van het buitengebied, mede in relatie tot de functie als uitloopgebied voor extensieve recreatie;
- c. Het behouden en waar mogelijk versterken van aanwezige landschappelijke - en natuurwaarden binnen het plangebied, met name binnen de ecologische hoofdstructuur;
- d. Het behouden en waar mogelijk versterken van archeologische danwel cultuurhistorische waarden;
- e. Het zoveel mogelijk vasthouden van gebiedseigen water, het terugdringen van verdroging en het bereiken van de algemene waterkwaliteit;
- f. Het zoveel mogelijk rekening houden met milieuzoneringen en milieuzones en het bereiken van de algemene milieukwaliteit.
In onderstaande paragrafen zijn de uitgangspunten verder uitgewerkt. Allereerst worden de belangrijkste functionele planthema's besproken: landbouw / tuinbouw, werken / wonen etc. Vervolgens wordt ingegaan op de diverse te onderscheiden gebieden.
9.3 Uitgangspunten Planthema's
9.3.1 Planthema's Landbouw/Tuinbouw
Thema toekenning agrarische bouwblokken
De werkwijze met betrekking tot de toekenning van bouwblokken sluit voor de meeste agrarische bedrijven aan bij de regeling zoals die is opgenomen in de geactualiseerde Verordening ruimte Noord Brabant 2011.
Elk agrarisch bedrijf (bedrijfsmatig agrarisch activiteit uitoefenen) krijgt een bouwblok. De omvang wordt afgestemd op de aard, omvang en behoefte van het bedrijf en de aard van de omgevingskwaliteiten (ligging ten opzichte van natuur en landschap). Alle gebouwen en overige bouwwerken en voorzieningen moeten in principe binnen het bouwblok komen te liggen. Ten opzichte van het bestemmingsplan van 2001 zijn bouwblokken, waar nodig, uitgebreid met reeds aanwezige mest- en voersilo's en andere aanwezige bouwwerken voor permanente voorzieningen.
Voor de meeste grondgebonden agrarische bedrijven in het primair agrarisch gebied bedraagt de maximale bouwblokmaat 1,5 ha.
Voor de begrenzing van de bouwblokken kan de begrenzing van de vigerende bouwblokken als uitgangspunt genomen worden. De bestaande bouwblokken worden waar nodig aangepast aan de actuele situatie waarbij verleende ontheffingen, wijzigingen en eventuele bedrijfsbeëindigingen worden meegenomen. Het resultaat is een bouwblok op maat conform het provinciaal beleid, afgestemd op de huidige bedrijfssituatie met enige uitbreidingsruimte voor de korte termijn en rekening houdend met de omgevingswaarden.
Thema uitbreiding bouwblokken
Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten worden gerespecteerd. Hierdoor is het voor de meeste bestaande bedrijven conform het geldend bestemmingsplan mogelijk om via een wijzigingsbevoegdheid uit te breiden tot 1,5 hectare.
De ruimte voor uitbreiding van toegekende bouwblokken hangt voor grondgebonden bedrijven met name af van de aard en de ligging van het bedrijf. Voor intensieve veehouderij gelden de kaders van het provinciale beleid zoals dat in de provinciale Verordening Ruimte is vertaald. Een ander belangrijk aspect bij de mogelijke vergroting van de bouwblokken is, dat eerst moet worden aangetoond dat er geen verdere belasting van de Natura 2000 gebieden zal plaatsvinden.
Voor intensieve veehouderijbedrijven is het geldende bestemmingsplan het vertrekpunt. Op basis van de geactualiseerde provinciale Verordening Ruimte kan voor een levensvatbare intensieve veehouderij worden uitgegaan van een maximale omvang van 1,5 ha. Waar de bestaande omvang van het bouwblok kleiner is dan 1, 5 ha, kan de maximale omvang in het landbouwontwikkelingsgebied, worden bereikt met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Op deze wijze wordt een optimale milieuhygiënische en landschappelijke inpassing gewaarborgd. In het bestemmingsplan is ook rekening gehouden met de ontwerp - wijziging Verordening ruimte 2012, zorgvuldige veehouderij zoals deze vanaf 28 maart 2013 ter visie is gelegd. Als gevolg daarvan wordt in dit bestemmingsplan een onderscheid gemaakt in intensieve veehouderijen, waarvoor de regels van Hoofdstuk 9 van de provinciale Verordening ruimte gelden (omvang max 1,5 + 10% landschappelijke inpassing op bouwblok). Niet grondgebonden melkveehouderij, daarvoor gelden eveneens de regels van Hoofdstuk 9, maar hier kunnen zich geen andere intensieve veehouderijen vestigen. Grondgebonden veehouderijen, hiervoor gelden de regels van de voorgenomen wijziging van de verordening: bouwblok maximaal 1,5 ha, maar landschappelijke inpassing en voerplaten mogen buiten bouwblok. Grondgebonden bedrijven waar geen vee wordt gehouden, hiervoor geldt niet het maximum van 1,5 ha omvang van het bouwblok.
Voor duurzame locaties (DIV) in verwevinggebieden is vanwege de diverse complexe afwegingsfactoren die bij uitbreiding een rol spelen er voor gekozen dit buitenplans te regelen.
Een duurzame locatie is een bestaand bouwblok met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu oogpunt als vanuit ruimtelijk oogpunt verantwoord is om ter plaatse door te groeien.
Voor extensiveringsgebieden geldt voor bedrijfsactiviteiten voor intensieve veehouderij het zogenaamde "slot op de deur", zoals dat is vastgelegd in de provinciale verordening. Hetzelfde geldt ook voor geiten en schapenhouderijen.
Thema omschakeling
De omschakeling naar glastuinbouw is niet mogelijk, dit kan enkel in een vestigingsgebied glastuinbouw.
In de provinciale Verordening ruimte is bepaald dat in landbouwontwikkelingsgebieden de gemeente kan bepalen dat hervestiging van en omschakeling naar intensieve veehouderij zijn toegestaan. Deze regeling biedt de gemeenten de mogelijkheid om te bepalen of ruimte aanwezig is om hervestiging of omschakeling toe te staan. Zoals onder 9.1. aangegeven kiest de gemeente voor een terughoudend beleid ten aanzien van de intensieve veehouderij. Daarom wordt omschakeling naar intensieve veehouderij in dit bestemmingsplan niet toegestaan. Omschakeling in het oostelijke gedeelte van het landbouwontwikkelingsgebied kan overwogen worden als onderdeel van de afwaartse beweging. Er wordt voor gekozen om dit buitenplans te regelen.
De omschakeling naar niet-agrarische bedrijvigheid wordt in dit bestemmingsplan in beperkte mate mogelijk gemaakt (VAB beleid) conform het provinciale beleid.
Thema nieuwvestiging.
Onder nieuwvestiging wordt verstaan de projectie van een agrarisch bouwblok op een locatie, die niet is voorzien van een bouwblok. Hervestiging is het verplaatsen van een agrarisch bedrijf van het ene naar het andere agrarisch bouwblok. In het bestemmingsplan wordt geen regeling voor nieuwvestiging opgenomen. Toepassing wordt beperkt tot de verplaatsing van (volwaardige) bedrijven die nu vlak tegen de natuur of vlak tegen de bebouwde kom zitten en zich willen hervestigen in een landbouwontwikkelingsgebied op een bestaande locatie.
Thema teeltondersteunende voorzieningen (TOV)
Het gebruik van TOV geldt alleen voor een bedrijfsvoering van een vollegronds tuinbouwbedrijf of boomkwekerij is van belang voor verlenging van het seizoen, een meer gelijkmatige arbeidsverdeling en terugdringing van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Het kan consequenties hebben voor perceels-gebonden natuur- en landschapswaarden. De toelaatbaarheid van deze voorzieningen moet worden afgewogen op basis van natuurlijke, landschappelijke en agrarische motieven. De regeling is gebaseerd op de provinciale beleidsnota Teeltondersteunende Voorzieningen. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen permanente en tijdelijke voorzieningen.
Permanente voorzieningen (stellingen, regenkappen, containervelden) zijn enkel toegestaan op het agrarisch bouwblok. Bouwblokvergroting is mogelijk conform de regeling voor uitbreiding van bouwblokken. Tijdelijke voorzieningen (folies, wandelkappen, hagelnetten e.d.) zijn buiten het bouwblok toegestaan.
Het gebied van de Rosmalense Polder wordt gekenmerkt door haar openheid. Het gebied van het Sprokkelbosch heeft een cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteit. Het gebied van Kloosterstraat heeft eveneens een landschappelijk open kwaliteit, terwijl het voor een gedeelte is aangemerkt als groenblauwe mantel en attentiegebied EHS. Zoals in de planbeschrijving onder 9.4.7. Kloosterstraat is aangegeven concentreren de ecologische en landschappelijke waarden in de Kloosterstraat vooral in het westelijke gedeelte en het gebied ten noorden van de weg Kloosterstraat. Mede gelet op de gevestigde agrarische belangen is er voor gekozen om voor het hoger gelegen middelste gedeelte van de Kloosterstraat geen regeling op te nemen voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
Thema verbrede landbouw/ neventakken bij agrarische bedrijven
In het kader van verbrede plattelandsontwikkeling kunnen verschillende neventakken toegelaten worden in bestaande bebouwing van agrarische bedrijven tot een maximum van 400 m2. Een neventak is een vorm van agrarisch verwant of agrarisch-technisch hulpbedrijf of niet-agrarische bedrijvigheid, opslag (geen buitenopslag) of recreatie naast de agrarische hoofdfunctie.
Verbrede landbouw/ neventakken worden mogelijk gemaakt via de doeleindenomschrijving, alsmede via ontheffing of wijziging (functieverandering).
9.3.2 Planthema's Werken/ Wonen
De gemeente sluit hier aan bij het beleid zoals dat in de provinciale Verordening ruimte is geformuleerd. Als regel geldt daarbij dat "voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en de kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing is. Daarbij is van belang dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen alleen zijn toegelaten op locaties waar op grond van de geldende planologische regeling het bouwen van gebouwen is toegelaten (het zogenaamde VAB beleid)."
Thema semi- agrarische en niet-agrarische bedrijven
Binnen dit thema wordt onderscheid gemaakt tussen agrarisch verwante bedrijven, agrarisch technische hulpbedrijven, recreatiebedrijven en overige niet-agrarische bedrijven. Bij bestaande agrarisch verwante bedrijven, agrarisch technische hulpbedrijven en recreatiebedrijven wordt het vigerend bouwblok overgenomen, aangepast aan eventuele ontwikkelingen.
Thema nieuwe economische dragers (NED)/ vrijkomende agrarische bedrijven (VAB- beleid) en niet agrarische ruimtelijke ontwikkelingen.
Door de beëindiging van agrarische bedrijven zullen agrarische bedrijfsgebouwen leeg komen te staan of een andere functie krijgen. De sloop van overtollige bedrijfsgebouwen wordt gestimuleerd. Bij hergebruik van VAB gaat de voorkeur uit naar hervestiging van een agrarische functie. Hergebruik voor wonen is aanvaardbaar, mits overtollige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Hergebruik ten behoeve van een andere functie zoals agrarisch verwante en agrarisch-technische hulpbedrijven, zorgvoorzieningen, recreatie en toerisme, statische opslag en kleinschalige bedrijvigheid is onder voorwaarden mogelijk. Bestaande waarden mogen niet worden aangetast, de bouwmassa mag niet toenemen, de verkeersafwikkeling mag niet onevenredig worden belast. De VAB mag geen belemmeringen opleveren voor nabijgelegen agrarische bedrijven. Kleinschalige bedrijvigheid enkel uit milieucategorie 1 en 2 en sloop van overtollige gebouwen en geen buitenopslag zijn toegestaan.
Als uitgangspunt geldt dat eventuele nieuwe ruimtelijke en functionele ontwikkelingen moeten bijdragen aan een stedenbouwkundige en/of landschappelijke verbetering van de situatie. In de bij dit bestemmingsplan behorende gebiedsvisies is aangegeven waar en op welke wijze mogelijk nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Tevens gelden hier ook de uitgangspunten van de landschapsinvesteringsregeling zoals die in de provinciale verordening ruimte is vastgelegd.
In de provinciale verordening ruimte zijn in hoofdstuk 11 regels gesteld voor niet-agarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied. Het bestemmingsplan gaat primair uit van het vastleggen van de bestaande situatie en bestaande rechten. De verordening biedt mogelijkheden om hier van af te wijken. In dit bestemmingsplan is er voor gekozen om de mogelijkheden die de verordening biedt niet direct over te nemen, maar dit buitenplans te regelen. Zodra zich een initiatief aandient dat afwijkt van het bestemmingsplan, maar past binnen de regels van de verordening, zal per geval bezien worden of het bestemmingsplan zal worden herzien. Voor deze werkwijze is gekozen omdat het moeilijk is om op voorhand te bepalen of en in welke mate een bepaald bouwblok in de toekomst voor een nieuwe ontwikkeling in aanmerking komt. Immers eerst per geval kan worden beoordeeld of de ontwikkeling bijdraagt, aan de kwaliteitsverbetering van het landschap, de gemengde landschapseconomie etc.
Thema inwoning/ mantelzorg
Voor mantelzorg is het mogelijk om extra woonruimte te creëren. Dit mag echter niet leiden tot extra woningen in het buitengebied. Om die reden wil de gemeente deze extra woonruimte toelaten via inwoning (binnen de bestaande woning) en via aanwoning (binnen een aangebouwd bijgebouw). Er dient sprake te zijn van een aantoonbare zorgbehoefte, tijdelijke aard, maximaal 75 m² en er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de omgeving. Overigens is ook de landelijke wetgeving aangepast om de regeling voor mantelzorg te versoepelen.
Thema boerderijsplitsing
Toevoeging van burgerwoningen door splitsing van boerderijgebouwen is toegestaan, omdat dit kan bijdragen aan het behoud van de voor het buitengebied kenmerkende boerderijgebouwen. Hierbij geldt als voorwaarde dat het een cultuurhistorisch waardevol object dient te zijn.
Thema aan huis gebonden beroepen/ bedrijven
Bij alle bedrijfswoningen en burgerwoningen wordt via de doeleindenomschrijving een beperkte oppervlakte aan huis gebonden beroep/bedrijf direct toegestaan. Het gaat dan om een oppervlakte van 75 m².
9.3.3 Planthema's Bos/Natuur/Landschap
Bestaande bos- en natuurgebieden worden bestemd als natuur. Voor deze gebieden wordt een uitgebreid aanlegvergunningenstelsel aangehouden. Aanwezige landschapswaarden worden primair beschermd via de lijn van de (gebieds)bestemmingen. Voor de aanleg van nieuwe natuur is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Voor de gebieden die in de verordening ruimte zijn aangeduid als ecologische hoofdstructuur, attentiegebied ecologische hoofdstructuur en groenblauwe mantel geldt dat naast de primaire bestemming er een aanlegvergunningstelsel geldt waarbij de ecologische en landschappelijke waarde en het watersysteem nader beschermd worden.
Voor de Hoefgraaf geldt in de provinciale Verordening ruimte de aanduiding zoekgebied voor ecologische verbindingszone. In het bestemmingsplan gelden voor dit gebied beperkingen aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen voor zover deze het gebied minder geschikt kunnen maken als ecologische verbindingszone. Oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 zijn hier niet mogelijk noch zijn deze te verwachten.
9.3.4 Planthema waterberging
Een klein gebied in het noord oosten van de Kloosterstraat is aangewezen als regionaal waterbergingsgebied. In het gebied geldt een agrarische bestemming waar geen bebouwing is toegestaan die mogelijk het waterbergend vermogen zou kunnen beperken. Verder is voor dit gebied middels een dubbelbestemming een aanlegvergunningstelsel opgenomen dat beperkingen stelt aan het mogelijk ophogen van gronden.
9.3.5 Planthema beschermingszone grondwaterwining
Een gebied ten zuid oosten van Kruisstraat is gelegen in de 25 jaars beschermingszone voor de grondwaterwinning. Het gebied heeft een argarische bestemming laat verder geen bebouwing toe of gebruik dat risico's kan opleveren voor de grondwaterwinning.
9.3.6 Planthema recreatie
Thema kleinschalig kamperen
Kleinschalig kamperen tot 15 kampeermiddelen (tenten, tentwagens, kampeerauto's en/of caravans, dus geen stacaravans) wordt direct toegestaan bij landbouwbedrijven (kamperen bij de boer). Uitbreiding van 15 naar 25 kampeermiddelen wordt via een ontheffing geregeld. Tevens zijn 15 kampeermiddelen toegestaan bij burgerwoningen.
Thema kleinschalig logeren
Recreatief nachtverblijf zal worden toegestaan tot maximaal 500 m2, kleinschalig logeren tot 5 eenheden (Bed & Breakfast en/of gastenkamers) zal tot een maximum van 250 m2/ 5 eenheden worden toegestaan bij landbouwbedrijven en via ontheffing bij burgerwoningen.
Thema recreatieve bedrijven
Recreatiebedrijven en recreatieterreinen krijgen een recreatiebestemming, eventueel met de toevoeging verblijfsrecreatie, dagrecreatie, volkstuin, etcetera.
9.3.7 Planthema cultuurhistorie
In hoofdstuk 8 zijn de cultuurhistorische waarden wat betreft, archeologie, bouwhistorie en landschap beschreven. Archeologische waarden zijn beschermd middels een dubbelbestemming en een aanlegvergunningstelsel. Bouwhistorische waarden worden beschermd middels een aangescherpte bebouwingsregeling. Cultuurhistorische landschapswaarden zijn beschermd middels een gebiedsaanduising en een aanlegvergunning stelsel.
9.4 Gebiedsbeschrijvingen
9.4.1 Rosmalense polder
De Rosmalense Polder bestaat vooral uit het landbouwontwikkelingsgebied zoals dat is vastgelegd in het reconstructieplan. Het beleid voor dit gebied is op provinciaal niveau vastgelegd in de Provinciale verordening Ruimte. De gemeente heeft ruimte om een eigen invulling te geven aan het beleid zoals dat in de verordening staat beschreven. Bij de vaststelling van de provinciale verordening ruimte en de provinciale structuurvisie heeft de gemeente aangegeven grote problemen te hebben met de ruimte die wordt gegeven aan de ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij in het landbouwontwikkelingsgebied. Immers, de ontwikkeling van de intensieve veehouderij, zal een belemmering vormen voor de stedelijke ontwikkeling aan de oostzijde van de stad. De gemeente gaat er daarom van uit de bij de provinciale herbegrenzing van het LOG het LOG in de Rosmalense polder geheel of gedeeltelijk zal komen te vervallen.
In de milieu effectrapportage voor dit bestemmingsplan is een nader onderzoek gedaan naar de milieueffecten van de mogelijke ontwikkeling van de intensieve veehouderij. Voor de beschrijving van dit onderzoek wordt verwezen naar hoofdstuk 6 van deze toelichting. Mede op basis van dit rapport is de conclusie getrokken dat verdere ontwikkeling van de intensieve veehouderij op de bouwblokken aan en ten westen van de Grintweg niet gewenst is. Ontwikkeling, uitsluitend ten behoeve van verplaatsers, is slechts verantwoord op één of twee bouwblokken in het oostelijke gedeelte van het LOG. Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken is er voor gekozen om niet op voorhand, in dit bestemmingplan een aantal bouwblokken aan te wijzen die voor vergroting ten behoeve van intensieve veehouderij in aanmerking komen. Er is voor gekozen om het bestaande gebruik en de bestaande rechten zoveel mogelijk vast te leggen in het nieuwe bestemmingsplan. Afhankelijk van concrete initiatieven kan bezien worden waar en onder welke voorwaarden in het door de provincie aangewezen landbouw ontwikkelingsgebied, het bestemmingsplan kan worden herzien ten behoeve van een intensieve veehouderij.
De Rosmalense Polder is het gebied waar de agrarische bedrijfsvoering het primaat heeft. Onder 6.3 is reeds aangegeven dat voor wat betreft de ontwikkeling van de intensieve veehouderij er een beperking ligt op bouwblokken van 1,5 ha (na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid). Nieuwe bouwblokken zijn niet toegelaten. Van belang is tevens dat het gebied in de provinciale Verordening ruimte is aangewezen als cultuurhistorische gebied vanwege de historische functie als overlaat gebied. In de cultuurhistorische paragraaf is dit aspect nader beschreven. Met name zijn hier van belang de openheid van het voormalige overlaat gebied en de oost west gerichte hoofdwaterstromen in de noordzuid gerichte verkaveling. Vandaar dat terughoudend dient te worden omgegaan met het toelaten van nieuwe bebouwing. Bestaande bouwrechten worden daarbij gerespecteerd. Waar nodig worden de waardevolle elementen middels een aanlegvergunningstelsel beschermd.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen gelden hoe dan ook de provinciale vereisten van de landschapsinvesteringsregeling en de vereisten van de landschappelijke inpassing binnen het bouwblok.
9.4.2 Hondsberg
Een organische groei van het bebouwingscluster Hondsberg heeft geleid tot het ontstaan van diverse ontwikkelingen (wonen/bedrijvigheid). In de loop van de tijd is de bebouwingsstructuur geleidelijk verdicht. Er is een kleine bebouwingsconcentratie dicht bij de kern Rosmalen ontstaan. Karakteristiek aan deze bebouwingsconcentratie is de afwisseling van openheid en beslotenheid in het cluster. Deze dient op basis van de visie gehandhaafd te worden. Belangrijk zijn de bestaande doorzichten naar de omgeving. Diverse (rode)ontwikkelingen zijn mogelijk op de bestaande erven. Het uitgangspunt voor de toekomstige ontwikkeling in zowel dit deelgebied als het gehele visiegebied is het versterken van het landschappelijke kwaliteiten. Elk rood initiatief geeft de groene component een zichtbare impuls. Het streven is om een sterke landschappelijke eenheid op termijn te gaan realiseren. Tenslotte zet de gemeente met het opstellen van de visie in op de kwaliteitsverbetering van deze bebouwingscluster. De gewenste ruimtelijke kwaliteit kan worden behaald door het versterken van het landschap, het herstellen van de lintstructuur en het creëren van een interessant leefmilieu waarin wonen, werken, recreatie, natuur elkaar versterken.
9.4.3 Kattenbosch
Het Kattenbosch is al van hoge kwaliteit. Dit komt door de oorspronkelijke kampen structuur welke nog bewaard is gebleven. Deze landschapsstructuur in het Kattenbosch moet behouden worden en waar mogelijk versterkt worden. Functieverandering/ transformatie van het bestaande bedrijf in het Kattenbosch is op basis van de visie mogelijk. Specifiek voor Kattenbosch betekent dat, dat elke ontwikkeling zich optimaal in de landschapsstructuur moet voegen en direct aan de kwaliteitsverbetering van het gebeid bijdragen. Het toevoegen van nieuwe rode ontwikkelingen buiten het erf wordt niet toegestaan. Transformatie, sloop + nieuwbouw, kan alleen op het bestaande erf en moet optimaal in het landschap ingepast worden.
In de huidige situatie bestaat er een ruimtelijke relatie tussen de twee landschappelijke gebieden, het Sprokkelbosch en het Kattenbosch. Deze relatie komt tot uiting door de aanwezige openheid in de lintbebouwing van Hondsberg. Om een aaneengesloten landschappelijke raamwerk te kunnen realiseren dient deze openheid in de toekomst behouden te blijven en waar mogelijk sterker te worden. Bij verdere ontwikkeling van Hondsberg is het belangrijk dat deze openheid versterkt wordt en de bestaande doorzichten naar zowel het zuiden als het noorden behouden blijven.
9.4.4 Kruisstraat west
De Kruisstraat is te typeren als een historisch dijklint. Aan de toenmalige dijk vestigden zich enkele boeren die vervolgens het hoger gelegen land om zich heen ontgonnen. Het behoud van Kruisstraat als lint (met kenmerkende bebouwing) en tegelijk als overgangszone van hoog naar laag gebied is het uitgangspunt van de visie voor dit deelgebied.
De visie biedt mogelijkheden voor nieuwe functies op bestaande erven, bij voorkeur in bestaande bebouwing. Nieuwbouw op bestaande erven is toegestaan in ruil voor sloop van storende grootschalige stallen en (bij)gebouwen welke in de sfeer en de schaal van het gebied niet passen.
Het versterken van de relatie met het Sprokkelbosch behoort tot de ambities voor dit deelgebied. Bij verdere ontwikkeling van dit bebouwingslint wordt extra aandacht besteed aan de achterkant situatie van de bestaande (bij)gebouwen behorende bij de (agrarische) percelen ten zuiden van de Kruisstraat die direct aan Sprokkelbosch grenzen. Nu is er nog sprake van een achterkantsituatie: gebouwen die zich aan de Kruisstraat oriënteren, staan met de rug naar het Sprokkelbosch. Daardoor wordt het landschap van het Sprokkelbosch veel minder beleefbaar en wordt de ruimtelijke eenheid van het gebied aangetast. In deze overgangszone tussen het lint Kruisstraat en het landschap van het Sprokkelbosch is er dus sprake van ruimtelijke verrommeling. De ambitie om deze achterkanten aan het Sprokkelbosch een landschappelijke metamorfose te geven, is een uitgangspunt van de visie. Daarbij zijn zowel de optimale integratie met de Kruisstraat, de éénheid in het landschappelijke raamwerk, het versterken van het kampenlandschap, als het creëren van een nieuwe oriëntatie op het Sprokkelbosch, cruciaal.
Daarmee krijgt ook het Sprokkelbosch zelf een nieuwe betekenis, namelijk een gebied, dat - ondersteund door kleinschalige gebouwde voorzieningen - een belangrijke landschappelijke en recreatieve functie invult in het plangebied.
9.4.5 Kruisstraat Oost
Geomorfologie, bebouwingsstructuur en landschap zijn in Kruisstraat oost sterk met elkaar verbonden. Dit zijn allen weinig dynamische thema's; de huidige situatie is een resultaat van een gestage ontwikkeling van honderden jaren. Het zou geen recht doen aan het plangebied deze verhouding ineens te verstoren met nieuwe bouwmogelijkheden. Vandaar dat de analyse leidt tot een visie met een conservatief karakter. Deze behoudende visie is dus gebaseerd op het feit dat de huidige waardevolle cultuur-historische, stedenbouwkundige situatie een rechtstreeks en logisch gevolg is van de unieke geomorfologische eigenschappen van het plangebied. De verhouding tussen bebouwd en onbebouwd gebied inclusief de hoogteverschillen is een stedenbouwkundige (zichtbare) vertaling van de (onzichtbare) ondergrond (welke een veel langere (vormings)geschiedenis kent).
Gezien de inventarisatie en de analyse is Kruisstraat-Oost vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt voltooid. Doordat de lintbebouwing niet aaneengesloten is, is de druk groot om in de openingen te bouwen. Het is wenselijk hier niet aan toe te geven. De conclusie is dat de visie geen extra rode ontwikkelingen mogelijk maakt. Als gevolg van de milieubelemmeringen binnen en buiten het plangebied (inclusief van de gemeente Maasdonk) zal het überhaupt moeilijk zijn daadwerkelijk eventuele mogelijkheden in bouwactiviteiten in de vorm van woningbouw om te zetten.
Hoewel deze visie een conservatief karakter heeft, kent het bestaande provinciale en gemeentelijke beleid voldoende ontwikkelingsmogelijkheden; het gebied zit dus niet op slot. Op de percelen is bijvoorbeeld met de Verordening Ruimte en met behulp van de gemeente mogelijk het een en ander te realiseren. Sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen kan leiden tot beperkte woningbouwontwikkeling en natuurontwikkeling. Voor percelen met veel bebouwing of met een groot oppervlak aan gebouwen zijn er dus wel degelijk mogelijkheden. Verder maakt het bestemmingsplan het mogelijk om een extra woning in een grote woning te realiseren (splitsing). Ook is het mogelijk om – onder voorwaarden – mantelzorgwoningen te realiseren. De mogelijkheden voor functieveranderingen (meerdere agrarische activiteiten, wonen, bedrijvigheid, recreatie, opslag) mogen op basis van de visie worden toegepast. De benoemde mogelijkheden moeten leiden tot de kwaliteitsverbetering en het creëren van een aangenaam woon- werk milieu in het gebied.
9.4.6 Sprokkelbosch en Sprokkelboschstraat
Het herstellen van het kenmerkende kampenlandschap in het Sprokkelbosch is een van de belangrijkste uitgangspunten van de visie op het Landschap. De visie streeft ernaar het oorspronkelijke karakter van het gebied te behouden. Hierbij grijpen wij terug naar het oorspronkelijke karkater van het gebied. We willen de oude kenmerkende elementen ( laanstructuren langs de wegen, singels en houtwallen) behouden en terugbrengen. Meer natuur en landschap, het investeren in de houtwallen langs de kavelgrenzen, het beter zichtbaar maken van verschillen in het landschap van natte naar droge delen en het ontwikkelen van een (natte) natuur in het gebied zullen bijdragen aan de visiedoelstelling voor het gebied.
Tussen de houtwallen zijn in principe allerlei ontwikkelingen mogelijk (zoals; wonen, werken, landbouw, natuur, extensieve recreatie) mits deze bijdragen aan het realiseren van een hoogwaardig landschap met meer gebruiksmogelijkheden. Hiermee bieden wij een gebiedsinrichting waar passende functies profijt van hebben en uiteindelijk een meerwaarde oplevert voor zowel de eigenaren als voor de gebruikers van het gebied.
De open onbebouwde gronden tussen de bebouwing langs de historische linten ( Kruisstraat, Hondsberg, Sprokkelboschstraat) bieden doorzichten naar het achterliggend landschap en versterken daarmee de relatie met het landschappelijke raamwerk van het hele gebied. Het behouden van deze openheid draagt bij aan het versterken van het landschapplijke raamwerk.
De landschappelijke kwaliteit (zowel op perceelsniveau als op gebiedsniveau) staat centraal in deze visie. Om de gewenste kwaliteit in het gebied op termijn te kunnen realiseren moet er flink geïnvesteerd worden in het landschap. Deze investeringen worden grotendeels gefinancierd door de ruimtelijke (her)ontwikkelingen op her erf. Voor het realiseren van een nieuwe woning op een bestaand erf zal een financiële bijdrage moeten worden geleverd die vergelijkbaar is met de kosten van Ruimte voor ruimte kavel € 155.00. Het bedrag wat resteert, zal worden geïnvesteerd in landschapsversterking.
Het herstel van het landschap mag uiteraard niet geheel ten koste gaan van de agrarische functie van het gebied. Het gebied behoudt zijn agrarisch karakter. Het gebied moet zich ontwikkelen tot een mooi en aangenaam landschap waarin de agrariër genoeg kansen heeft zijn bedrijf en/of een aantal nevenactiviteiten uit te voeren.
De Sprokkelboschstraat welke de zuidelijke begrenzing van het Sprokkelbosch vormt heeft minder binding met de geomorfologische eigenschappen van het gebied. Niettemin is het een waardevol lint binnen het plangebied. De straat kenmerkt zich als een open lint met doorzichten naar het landschap. De huidige relatie met het landschap van Sprokkelbosch is typerend en daarmee waardevol, de visie zal dit daarom in stand houden. Bij de toekomstige ontwikkeling van de percelen die direct aan het landschap van Sprokkelbosch grenzen wordt er uitgegaan van het versterken van de relatie met het Sprokkelbosch. Het nu relatief geïsoleerde Sprokkelbosch moet toegankelijker worden en meer onderdeel zijn het hele gebied.
9.4.7 Kloosterstraat
De Kloosterstraat is in de jaren zestig herverkaveld tot een modern landbouwgebied. Veel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zijn hierdoor verloren gegaan. De ont- en afwatering is verbeterd. De landbouw heeft een intensief karakter gekregen. Naast een enkele melkveehouderij en een nertsenfarm bepalen in toenemende mate de vollegrondsgroenteteelt het grondgebruik. Tot slot is het belangrijk om te vermelden dat een vijftal agrarische bedrijven en enkele tientallen hectare grond in bezit zijn bij de gemeente 's-Hertogenbosch en projectontwikkelaars.
Van de historische verkaveling is vrijwel niets meer over gebleven. Op enkele plaatsen verraden hoogtes in het landschap de ligging van een voormalig klooster of 'donken of ruggetjes' in een voormalig vochtig weidelandschap. Niet voor iets hoorde het grootste deel van de polder in het verleden tot het 'Groot Bossche Broek'. Het vochtige karakter is nog het best zichtbaar in het gebied tussen de A2 en de landbouwweg de Kloosterstraat.
De verstedelijkingsdruk op dit gebied is groot door de strategische ligging kort bij de binnenstad van 's-Hertogenbosch en de ligging direct aan de A2.
De relatie met de stad blijft bestaan, maar wordt anders. De Kloosterstraat en Den Dungen e.o. worden gezien als de 'moestuin en het groen theater voor 's-Hertogenbosch'. Een kwalificatie die sommige boeren aan het gebied gegeven hebben. Van oudsher vervult het gebied een functie vanuit voedselvoorziening. De laatste jaren wordt de oude relatie weer nieuw leven ingeblazen mede door de initiatieven van de Hertogboeren.
De stedeling weet het gebied de laatste jaren steeds beter te vinden. Vooral de Keerdijk en omgeving zijn voor wandelaars en fietsers aantrekkelijk. De Keerdijk is een van de best bewaarde delen van de linie van 1629. De Keerdijk is in recreatief opzicht de schakel tussen de landgoederenzone van Haanwijk, Sterrenbosch en Pettelaer enerzijds en het Aadal en Hooge Heide anderzijds. In het gebied is de laatste jaren geïnvesteerd in de kwaliteit van natuur, landschap en cultuurhistorie. Er zijn vele kleinschalige projecten uitgevoerd vanuit De Groene Delta. De gemeente Sint-Michielsgestel heeft in een visie op de Keerdijk en Meerse Plas de ambities nog eens beschreven.
Natuur en landschap
Het open, agrarische gebied tussen 's-Hertogenbosch en Den Dungen herbergt actuele en potentiële landschappelijke en ecologische waarden. De bestaande natuurwaarden zijn beperkt. De natuurwaarden in de Kloosterstraat zijn vooral de weidevogels en de kwelvegetaties. De kwelvegetaties bevinden zich vooral in de noordoost- en noordwesthoek. Ze zijn het resultaat van het grondwater dat in de sloten tegen de A2 naar boven komt. Het is hetzelfde watersysteem waar Het Bossche Broek van afhankelijk is. De kwelvegetatie met onder andere holpijp, gewone dotterbloem, glanzend en gekroesd fonteinkruid en veldrus. In de noordoosthoek is het mogelijk ook het resultaat van kanaalkwel uit de Zuid-Willemsvaart. (gegevens flora en faunadatabank)
Naast kwelvegetaties is het gebied belangrijk voor weidevogels. Tot enkele jaren geleden kwamen er nog grutto's voor. Deze waren een restant van ooit een rijkere weidevogelpopulatie met watersnip en tureluur. Deze vogels zijn verbonden aan vochtige graslanden slootkanten. Nu bevinden zich er enkel nog kievieten en een paartje wulp. Naast deze primaire weidvogels kent het gebied secundaire weidvogels zoals gele kwikstaart en patrijs. De achteruitgang van de weidevogels is te verklaren door een combinatie van intensivering van het grondgebruik en predatie. Daarnaast spelen koude en of natte voorjaren en recent de verstorende werkzaamheden rond de A2 een rol in de aan- of afwezigheid van weidevogels. De achteruitgang van weidevogels is een landelijke en zorgwekkende trend.
De Kloosterstraat is samen met de Keerdijk ook onderdeel van een landschapsecologische verbinding tussen Aa- en Dommeldal. De Keerdijk is daarbij de 'droge' verbinding met de das als ambassadeur. In de Kloosterstraat ligt het accent op een 'natte' verbinding. Er is nog niet gekozen voor de wijze van invulling. Het moet vooral dienen voor kwelvegetaties, zoogdieren, amfibieën, libellen en sprinkhanen. Deze ambitie is terug te vinden in onder andere De Groene Delta (gemeente 's-Hertogenbosch; 2008) en Landschap van Allure (Investeringsprogramma in voorbereiding).
Groenblauwe mantel
De Kloosterstraat is door de provincie Noord-Brabant in de Verordening Ruimte aangemerkt als groenblauwe mantel. Deze aanduiding is gebaseerd op actuele en potentiele natuur- en landschapswaarden. In het westen valt de aanduiding samen met een attentiegebied vanuit water. Deze is gerelateerd aan de aanwezige natte natuurparel Bossche Broek zuid. Drainage is uitgesloten. De groenblauwe mantel is daarnaast aangewezen vanuit de beoogde ecologische verbindingszone; de natte as tussen Dommel en Aadal.
De gemeente is verantwoordelijk om de groenblauwe mantel door te vertalen in het bestemmingsplan. Op basis van de actuele en potentiele natuurwaarden is de gemeente van oordeel dat de groenblauwe kwaliteiten zich ook uitstrekken over gronden tussen de A2 en de weg Kloosterstraat tot aan de Zuid-Willemsvaart. Dit valt samen met het belangrijkste deel van het weidevogelgebied. Hier bevindt zich de vochtige graslanden, vele slootjes en hier bevindt zich een concentratie van primaire en secundaire weidevogels. Daarnaast bevinden zich in slootjes de kwelvegetaties. Daarnaast is de wens om in deze zone te komen tot de landschapsecologische verbinding oftewel de natte as. In het centrale deel ten zuiden van de Kloosterstraat zijn ook enkele percelen aangewezen als groenblauwe mantel. Dit gebied onderscheidt zich qua actuale of potentiële natuurwaarden niet van de overige gronden in de polder die buiten de groenblauwe mantel liggen. Het gaat hier om hoger gelegen gronden.
Landbouw
De centrale gelegen gronden zijn op dit moment hoofdzakelijk in gebruik voor de vollegrondsgroenteteelt. Voor een deel is het als grasland in gebruik. De ontwikkelingen binnen de landbouw zet zich de komende jaren voort. De vollegrondsgroenteteelt wil een deel van de gronden in gebruik nemen voor wisselteelt. Dat betekent dat eens in de drie a vier jaar bouwland wordt omgezet in grasland. De verwachting van de agrariërs is dat maar een beperkt deel van het bouwland wordt gebruikt voor teeltondersteunende voorzieningen. De plastic 'afdekking' wordt 6 a 9 weken gebruikt om de gewassen te beschermen tegen vorst, hagel en schadelijke insecten en om ze sneller op te laten warmen in het voorjaar. Daarna worden de plastics weer verwijderd. Daarnaast wil de landbouw peilgestuurde drainage toepassen om in het vroege voorjaar het land op te kunnen, om daarna het peil hoger op te kunnen zetten t.b.v. vochtvoorziening aan de gewassen. Er is geen sprake van een wezenlijke verandering in de grondwatersituatie. Een deel van de grond is in gebruik bij de melkveehouderij. Vanwege de derogatieregeling (boetes op het meer dan 15% bouwland hebben binnen een bedrijf) is het aandeel grasland in de afgelopen jaren gegroeid. Bouwland is omgezet in grasland.
De Groene Delta en Landschap van Allure Het Groene Woud
De Kloosterstraat is niet meer in beeld als bedrijventerrein. Daarmee is de situatie niet zoals daarvoor. De eigendoms- en beheersituatie is veranderd. Naast agrariërs zijn ook de gemeente en projectontwikkelaar eigenaar van het gebied. Dat heeft tot beëindiging van vijf agrarische bedrijven geleid. Daarnaast is de verworven grond als pachtgrond ingezet.
De gemeente Sint-Michielsgestel, gemeente 's-Hertogenbosch, ZLTO/Hertogboeren, Brabants Landschap en de Brabantse Milieufederatie hebben afgesproken om een gebiedsproces voor de Kloosterstraat op te starten. Daarbij is het centrale thema het versterken van de relatie stad – land vanuit de thema's voedsel, recreatie en natuur. Doel is komen tot een duurzame inrichting en beheer van de Kloosterstraat en Den Dungen e.o. Belangrijk in de aanpak is komen tot samenwerking en (kennis)uitwisseling tussen bijvoorbeeld agrarische ondernemers, bedrijfsleven, dienstverlening en overheden vanuit De Brand, Pettelaerpark), burgers, natuurbeschermers, onderwijs en zorg.
Een bijzonder onderdeel is de vraag wat te doen met de bedrijven en agrarische gronden in eigendom van gemeente en projectontwikkelaars. Het idee is om deze onder te brengen in het gebiedsproces. De raad van de gemeente 's-Hertogenbosch heeft in het kader van de Ruimtelijke Structuurvisie verzocht om een verkenning naar de mogelijkheden van 'boerenhofstedes'. In de visie op de Gestelse Vleugel is al eens het idee geopperd van het bouwen op donken en/of bestaande bouwblokken. De aanpak is nu om de verkenning integraal onderdeel te laten zijn van de opgave om te komen tot een duurzame inrichting en beheer van de Kloosterstraat. De verkenning voor 'boerenhofstedes' wordt dus ook in het licht van de functies landbouw, natuur en recreatie geplaatst. De aanpak past binnen het 'Koersdocument Transitie stad en platteland' van de provincie Noord-Brabant.
De gemeente Sint-Michielsgestel en gemeente 's-Hertogenbosch hebben begin 2013 middelen vrijgemaakt voor het opstarten van het gebiedsproces. Dit vloeit voort uit de afspraken vanuit De Groene Delta en is ingebracht voor een bijdrage vanuit Landschap van Allure Het Groene Woud (Investeringsaanvraag Harba Lorifa; april 2013). De integrale verkenning moet uiteindelijk leiden tot een inrichtingsvisie en uitvoeringsprogramma voor het gebied.
Bouwsteen 'boeren met natuur'
De gemeente 's-Hertogenbosch wil komen tot concrete afspraken over inrichting en beheer van de Kloosterstraat over behoud en ontwikkeling van weidevogels, de kwelvegetaties en de landschapsecologische verbinding tussen Aadal en Dommeldal. Daarvoor start zij een proces op met agrariërs en natuurbeschermers. Het resultaat wordt meegenomen binnen het planproces voor de Kloosterstraat en Den Dungen e.o. als geheel. Het proces begint met kennisuitwisseling vanuit natuur en landbouw om te komen tot wederzijds inzicht in de knelpunten en wensen vanuit beide sectoren. Daarna wordt een beheer- en inrichtingsplan opgesteld met concrete maatregelen over bijvoorbeeld randenbeheer, kavelruil en vrijwillig weidevogelbeheer. De vrijwillige weidevogelbeschermers en de agrariërs hebben deze intentie naar elkaar uitgesproken. Het uiteindelijke resultaat is een bouwsteen voor de overkoepelende gebiedsvisie voor Kloosterstraat en Den Dungen e.o.
9.5 Planwijzigingen
In de afgelopen periode zijn diverse (bouwplan) initiatieven binnengekomen die afwijken van het geldende bestemmingsplan.
9.5.1 Van Hoek, Blokkenweg 4 - 4a
Op ca 325 m ten oosten van De Groote Wielen ligt de varkenshouderij van R. Van Hoek. Op basis van de laatste vergunning kunnen op het bedrijf ca 3181 varkens en 45 stuks rundvee aanwezig zijn. Om te kunnen voldoen aan de Welzijnswet voor dieren en het Besluit ammoniakemissie veehouderij is door de heer Van Hoek een principe verzoek ingediend om het bouwblok zoals dat is geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied 2001 te wijzigen. Om te kunnen voldoen aan de nieuwe milieueisen moeten de stallen worden aangepast en moeten er nieuwe luchtwassers worden geplaatst. Om deze investering te kunnen bekostigen en om tot een meer efficiënte bedrijfsvoering te komen wil de heer Van Hoek de de bestaande stal vergroten zodat hij ca 720 varkens meer kan houden.
Voor het plan is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Op basis van deze onderbouwing is de gemeente bereid om medewerking te verlenen aan het bouwplan.
Milieuaspecten:
Geur.
Ter plaatse van het oostelijk deel van woonwijk “De Watertuinen” in “De Groote Wielen” is sprake van een overbelaste geursituatie als gevolg van dit bedrijf. Geur leidt in de huidige situatie tot hinder en klachten. De geurbelasting van 34 nabij gelegen woningen (klagers) is onderzocht. Bij de helft van de meest belaste woningen kan het leefklimaat (met een geurbelasting van 5 tot 6,6 odourunits/m3) omschreven worden als “tamelijk slecht” tot “slecht”. De andere helft van de onderzochte woningen bevindt zich (met een geurbelasting van 3 tot 5 odourunits/m3) in een leefklimaat dat omschreven kan worden als “matig” tot “tamelijk slecht”. In het gemeentelijk geurbeleid is de norm voor de woningen in De Groote Wielen gesteld op 1,0 odourunits/m3 (de wettelijke norm voor een dergelijk woongebied ligt op 3,0 odourunits/m3).
Met de beoogde wijzigingen neemt de geurbelasting gemiddeld met 25% af, waardoor nog een derde van de onderzochte woningen zich bevinden in een “tamelijk slecht” leefklimaat. Twee derde van de onderzochte woningen bevinden zich dan in een leefklimaat van “redelijk goed” tot “matig”. Op verdere afstand van de 34 onderzochte woningen is de geurbelasting niet inzichtelijk gemaakt. In het algemeen leiden de voorgenomen wijzigingen tot een verbetering ten aanzien van het geuraspect, echter blijft het woon en leefklimaat ter plaatse van de onderzochte woningen nog onder de maat.
Volksgezondheid
Voor wat betreft het aspect volksgezondheid is er op landelijk en provinciaal veel discussie in hoeverre intensieve veehouderij bij woongebieden verantwoord is. Er zijn nog geen concrete afstandsnormen die geadviseerd worden.
Voor dit principe verzoek is advies gevraagd aan de GGD. De GGD heeft nauwkeurig naar het verzoek gekeken. De GGD adviseert, vanwege de verspreiding van entodoxinen, om nieuwbouw te voorkomen binnen een afstand van 250 meter van het bedrijf. De GGD kan instemmen met de uitbreiding omdat de geuroverlast naar verwachting zal afnemen vanwege de nieuwe luchtwassers.
Ammoniak
Vanwege de voorzienigen die worden getroffen zal per saldo de ammoniak uitstoot afnemen. Daardoor wordt voldaan aan de uitgangspunten van de Natuurbeschermingswet.
Ruimtelijke ordening.
In de ruimtelijk onderbouwing wordt het bedrijf omschreven als een gemengd bedrijf dat bestaat uit het houden van varkens en rundvee. In de loop van de jaren is het bedrijf geëvolueerd naar een intensieve varkenshouderij.
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied uit 2001 is het bedrijf nog aangeduid als een grondgebonden bedrijf, waarbij intensieve veehouderij als neventak is toegelaten. Voor de doorgroei naar intensieve varkenshouderij zijn bouw en milieuvergunningen verleend. Gelet op deze bestaande situatie dient in het nieuwe bestemmingsplan buitengebied deze locatie als intensieve veehouderij te worden bestemd. In het geldende bestemmingsplan is het blok waar bebouwing mag worden gerealiseerd strak begrensd. Het bouwblok heeft een omvang van 1.43 ha. Met het nieuwe bouwplan wil de heer Van Hoek een gedeelte buiten het bouwblok bouwen. Daar tegenover staat dat hij enkele sleufsilo's wil slopen en op die plek het bouwblok wil verkleinen. Per saldo wordt het bouwblok dus vervormd, maar niet groter gemaakt. Op basis van de momenteel geldende provinciale verordening ruimte is bouwblok vervorming in een verwevingsgebied (waarvan hier sprake is) toegelaten op een duurzame locatie. Deze regeling is opgenomen omdat bouwblokvervorming, zoals ook in het geval van de heer Van Hoek, vaak een uitbreiding van de veestapel betekent.
In de ruimtelijke onderbouwing is voldoende aangetoond dat het hier een duurzame locatie betreft.
9.5.2 J.A.A. Hangeraaf Holding B.V., Grintweg 18
Het verzoek betreft het vergroten van het bouwvlak van 1 naar 1,5 ha. Het verzoek is op 2 februari 2012 voorgelegd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen. Op 15 maart 2012 heeft de commissie haar advies uitgebracht. De commissie is van mening dat een uitbreiding van het bouwvlak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.
Op het moment van het vaststellen van het ontwerp van het bestemmingsplan bestaat er echter nog onduidelijkheid over enkele aspecten:
- niet aangetoond is dat er geen sprake is van toename van de ammoniak uitstoot vanwege de voorgenomen uitbreiding. Op basis van de Natuurbeschermingswet dient namelijk in het bestemmingsplan geborgd te zijn dat er geen extra aantasting plaatsvindt van de Natura 2000 gebieden.
- niet is aangetoond dat bij de uitbreiding voldaan wordt aan het uitgangspunt van de landschapsinvesteringregeling. Met name dient een beter inzicht te worden gegeven in de 'groene'inpassing van het bouwblok. Daartoe zijn in overleg met de initiatiefnemers een aantal richtlijnen meegegeven die nog nader moeten worden uitgewerkt.
- In het kader van de grondexploitatiewet is het noodzakelijk om teneinde aan de uitbreiding medewerking te kunnen verlenen, er een anterieure overeenkomst wordt gesloten of een exploitatieplan wordt opgesteld. In dit geval wordt er voor gekozen om een anterieure overeenkomst af te sluiten. Met de initiatiefnemers is echter nog geen overeenstemming bereikt over de inhoud van de overeenkomst. Met name zijn de initiatiefnemers niet eens met de hoogte over de te vergoeden plankosten en de bijdrage in het fonds grote werken.
Inmiddels is een aangepaste ruimtelijke onderbouwing ingediend waarin de onduidelijkheid op de genoemde aspecten is weggenomen. Tevens is een anterieure overeenkomst afgesloten. Daarom kan het bouwinitiatief in dit bestemmingsplan worden meegenomen en is het bestemmingsplan daarop aangepast.
9.5.3 M.v.d.Wetering, Kerkdijk 12
Het verzoek betreft het vergroten van het bouwvlak tot 1,5 ha. Bij brief van 2 februari 2012 is dit verzoek voor advies voorgelegd aan de Adviescommissie agrarische bouwaanvragen. Op 15 maart heeft de commissie haar advies uitgebracht. De commissie komt daarbij tot het oordeel dat het bedrijf, ten opzichte van de huidige omvang van de veestapel, beschikt over een overcapaciteit aan bebouwing. De plannen voor de ontwikkeling van het bedrijf zijn indicatief van aard. De noodzaak en de consequenties van de geschetste ontwikkeling zijn niet in beeld gebracht.
De gemeente stemt in met dit advies.
Het verzoek is tevens in strijd met het bepaalde in artikel 9.6 van de provinciale Verordening ruimte. In dit artikel is bepaald dat uitbreiding van geiten- en schapenhouderijen niet is toegestaan. Deze bepaling wordt ook overgenomen in dit bestemmingsplan.
9.5.4 F. van Nistelrooij, Paddegraafweg 2
Het verzoek betreft het vergroten van het bouwvlak tot 1,5 ha. Bij brief van 2 februari 2012 is dit verzoek voor advies voorgelegd aan de Adviescommissie agrarische bouwaanvragen. Op 15 maart heeft de commissie haar advies uitgebracht. De commissie komt daarbij tot het oordeel dat uitbreiding van het bedrijf met een varkensstal noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering. De noodzaak voor de gevraagde loods is onvoldoende onderbouwd. Omdat de bedrijfsvoering aan de Heeseind 2 zal worden beëindigd is een vergroting van het bouwvlak naar 1,5 ha voor de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf aanvaardbaar.
De locatie is gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied. Uit dat oogpunt is uitbreiding van een intensieve veehouderij aanvaardbaar, zeker als dat gekoppeld is aan beëindiging van een bedrijf op een minder gunstige locatie, zoals in dit geval.
Inmiddels is een aangepaste ruimtelijke onderbouwing ingediend. De belangrijkste onderdelen daaruit zijn dat zeker is gesteld dat de veehouderij aan Heeseind 2 zal worden beëindigd. Tevens is de realisering van de landschappelijke inpassing zekergesteld en zal mede vanwege de beëindiging van het bedrijf aan Heeseind 2, geen toename van de ammoniak emissie plaatsvinden. Een en ander is in een anterieure overeenkomst vastgelegd. Daarom kan het bouwinitiatief in dit bestemmingsplan worden meegenomen en is het bestemmingsplan daarop aangepast.
9.5.5 H. de Kinderen, Paddegraafweg 6
Het verzoek betreft het vergroten van het bouwvlak tot 1,2 ha voor een varkenshouderij. Bij brief van 2 februari 2012 is dit verzoek voor advies voorgelegd aan de Adviescommissie agrarische bouwaanvragen. Op 15 maart heeft de commissie haar advies uitgebracht. De commissie komt daarbij tot de conclusie dat het plan een globale duiding geeft van de voorgestane bedrijfsontwikkeling, maar dat de voorgestane ontwikkeling qua aard en omvang passend en reëel is voor dit bedrijf. Wat betreft de aanvrage voor de nieuwe loods is de commissie eveneens van mening dat uitvoering en gebruik ervan een nadere uitwerking vraagt. Samenvattend is de commissie van mening dat vergroting van het bouwvlak van 0,7 naar 1,2 ha verantwoord is.
Inmiddels heeft de adviseur kenbaar gemaakt dat er geen concreet plan van initiatiefnemer ligt en dat dat op korte termijn ook niet zal worden opgesteld. Daarom kan aan het verzoek niet worden voldaan.
9.5.6 P. van Asseldonk. Empelsehoefweg 5.
Het oorspronkelijke verzoek betrof het uitbreiden van het bouwvlak voor een melkveehouderij bedrijf tot 1,92 ha en het uitbreiden van de bebouwing met een kinderdagverblijf. Inmiddels ziet de fam Van Asseldonk af van het uitbreiden van de veestapel en de stallen. De plannen voor het kinderdagverblijf zijn wel nader geconcretiseerd.
Het kinderdagverblijf betreft een gebouw van ca 250 m2 en zal een uitbreiding vormen van de bestaande melkveestal, waardoor de ruimtelijke impact van de uitbreiding beperkt zal zijn. Tevens zullen aan de voorzijde van de bebouwing speelweiden en een parkeervoorziening worden gerealiseerd. De inrichting is zodanig vormgegeven dat voldaan wordt aan de landschapsinvesteringsregeling.
Overigens zal het bouwblok aan de achterzijde worden uitgebreid omdat de bestaande sleufsilo's in het bouwblok dienen te worden opgenomen.
9.5.7 H. van Asseldonk, Empelsehoefweg 8
Door H. van Asseldonk is een verzoek ingediend voor de uitbreiding van het bouwvlak voor de melkveehouderij van 1 ha naar 1,5 ha, inclusief 10% landschappelijke inpassing. Het verzoek gaat uit van dat de vergroting nagenoeg geheel zal worden benut voor de bouw van sleufsilo's. Verder zal aan de voorzijde van de bebouwing een werktuigenberging worden gebouwd. Verder zal de ligboxenstal worden verbreed met 5 meter. Deze laatste uitbreidingen zijn al mogelijk binnen het bestaande bouwblok. Er wordt vanuit gegaan dat het aantal dieren niet wordt uitgebreid. voor de motivering van het verzoek is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Op 13 september 2012 heeft de agrarische adviescommissie ingestemd met het verzoek.
Het huidige bouwblok (bestemmingsplan buitengebied 2001) is ca 1 ha groot. Buiten dit bouwwblok zijn een aantal sleufsilo's gelegen. Op grond van het geldende bestemmingsplan was het toegestaan om sleufsilo's buiten het bouwblok aan te leggen. Op basis van de provinciale Verordening ruimte dienen sleufsilo's en overige verharding binnen het bouwblok te liggen. Reeds hierom dient het bouwblok te worden aangepast aan de bestaande feitelijke situatie en dient het te worden vergroot.
De agrarische adviescommissie heeft aangegeven dat de uitbreiding met de sleufsilo's uit bedrijfsmatige overwegingen noodzakelijk is. Met dit advies kan worden ingestemd. Conform dit advies is de locatie waar de sleufsilo's kunnen worden gebouwd aangeduid als een bestemmingsvlak waarop geen bedrijfsgebouwen kunnen worden opgericht.
Voor dit initiatief is een anterieure overeenkomst als bedoeld in de grondexploitatiewet afgesloten. Deze overeenkomst is tevens als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Tevens kan worden ingestemd met de ruimtelijke onderbouwing die als bijlage bij deze toelichting is gevoegd.
9.5.8 Kruisstraat 64 M. Ondersteijn
Het initiatief betreft het verbouwen van een bestaande woonboerderij naar 2 woningen. Het betreft een cultuurhistorisch waardevol pand. Het splitsen van een dergelijk pand naar 2 woningen is op basis van de provinciale Verordening ruimte toegestaan, mits overtollige bebouwing wordt gesloopt en wordt voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling. Voor het plan is een inrichtingsplan ingediend waaruit blijkt dat tegelijk met de verbouwing van het pand de landschappelijke inrichting van het erf aanmerkelijk wordt verbeterd. Een en ander is in een overeenkomst vastgelegd.
9.5.9 R. Timmermans, Eerste polderweg 4
Door de heer en mevrouw Timmermans is een verzoek ingediend voor het vergroten van het agrarisch bouwblok voor een grondgebonden agrarisch bedrijf van 0,8 naar 1,3 ha. Dan kan een extra loods van 21 x 34 m, een mestsilo en een sleufsilo van 12 x 56 m worden gebouwd. Voor de inhoudelijke beoordeling van het verzoek is een advies gevraagd van de agrarische adviescommissie. Op 7 september 2011 is door de adviescommissie een negatief advies uitgebracht. Timmermans kon niet instemmen met dit advies. Daarom heeft de adviescommissie op 16 augustus 2012 een nieuw advies uitgebracht. Samengevat constateert de commissie dat binnen het bedrijf van Timmermans diverse agrarische of aan een agrarisch bedrijf gerelateerde bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend. Om daar een beter inzicht in te krijgen heeft de adviescommissie aan Timmermans verzocht om een inzicht te krijgen in de bedrijfsbescheiden. Inzicht in de bescheiden is echter niet gegeven. Timmermans heeft op diverse locaties grond in gebruik. een gedeelte van dat grondgebruik is ook samen om een maatschap met zijn broer. 72 ha van de gronden is gelegen in Oud Vossemeer, 15 ha te Haarsteeg en ca 21 ha in 's-Hertogenbosch (waarvan 3,8 ha aan de Eerste polderweg). De adviescommissie constateert dat op het bedrijf een groot aantal landbouwwerktuigen aanwezig is die geen afspiegeling zijn van de exploitatie van een akkerbouwbedrijf. Niet duidelijk is of deze behoren tot het loonbedrijf dat Timmermans samen met zijn broer exploiteert.
De commissie constateert dat met de beschikbare bedrijfsruimte aan de Eerste Polderweg 4 redelijkerwijze kan worden voorzien in de behoefte van het aan deze locatie toe te rekenen gedeelte van het akkerbouwbedrijf. Verder wordt geconstateerd dat binnen het huidige bouwblok nog ruimte voor ontwikkelingen is.
Samengevat komt de commissie tot het oordeel dat de noodzaak voor de vergroting van het bouwblok niet is aangetoond.
Met dit advies kan worden ingestemd zodat het verzoek tot uitbreiding wordt afgewezen.
Hoofdstuk 10 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
Het beleid van verschillende overheden en de actuele situatie hebben geleid tot een nadere indeling in bestemmingen. Op basis van het beleidskader en het gebied is gekozen voor de volgende bestemmingen, welke zijn gebaseerd op het SVBP. De regels zijn zo veel mogelijk afgestemd op het vigerende bestemmingsplan. Aangezien dit nog zeer recent is, is hier zo veel mogelijk op aangesloten.
Hieronder volgt een toelichting op de meest relevante bestemmingen:
Agrarisch gebied
De bestemming Agrarisch is het onbebouwde agrarisch gebied. Binnen dit gebied zijn verschillende gedeeltes met een cultuurhistorische, landschappelijke, hydrologische en ecologische waarde aanwezig. Met een aanlegvergunningstelsel of met gebiedsaanduidingen zijn deze waarden beschermd.
Regeling
De doeleindenomschrijving staat agrarische activiteiten, in de vorm van agrarische bodemexploitatie toe. Daarnaast zijn wegen en paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik toegestaan.
Daarnaast hebben burgemeester en wethouders een aantal wijzigingsbevoegdheden, bijvoorbeeld voor de wijziging naar Water of Natuur.
Agrarisch – Bedrijf
Algemeen
Een agrarische bedrijf is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee op of met gebruikmaking van de open grond daaronder niet begrepen bosbouw. Naast de agrarische functie laat deze bestemming ook productiegebonden detailhandel (100 m²), recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt en kleinschalig kamperen met 15 kampeermiddelen toe.
Regeling
De doeleindenomschrijving staat agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van grondgebonden agrarische bedrijven toe. Glastuinbouwbedrijven, intensieve veehouderijen en overige niet-grondgebonden bedrijven (intensieve kwekerij) zijn specifiek aangeduid. De bestemmingsregeling biedt burgemeester en wethouders een aantal ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden.
Met de invoering van de provinciale Verordening ruimte, worden niet grondgebonden melkveehouderijen ook als intensieve veehouderij aangemerkt. Het al dan niet grondgebonden karakter van een melkveehouderij wordt beoordeeld aan de hand van het feit of op de huiskavel en in de directe omgeving voldoende areaal grond ter beschikking is voor ruwvoerproductie en of weidegang. Verder wordt in de toelichting van de Verordening ruimte op dit onderdeel aangegeven dat bij het aanvragen voor uitbreiding de ondernemer het al dan niet grondgebonden karakter moet onderbouwen. Om tot een goed oordeel te komen is een specifieke deskundigheid van de materie en een goede kennis van het bedrijf noodzakelijk. Daarom wordt daarvoor vaak de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen ingeschakeld. De commissie maakt daarbij onder meer gebruik van de Handreiking “Verordening Ruimte en Grondgebonden Melkveehouderij” zoals die door de IGO adviescommissie landbouw en milieu op 9 juni 2011 is opgesteld.
Agrarisch met waarden
Algemeen
Gebieden met een hoge, algemene landschappelijke en cultuurhistorische waarde dienen beschermd te worden. Deze algemene bescherming geldt naast de specifieke bescherming voor wat betreft archeologie, groenblauwe mantel en attentiegebied ehs.
Regeling
In de doeleindenomschrijving zijn met name de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden genoemd als waardevolle elementen die behouden en beschermd dienen te worden. In de toelichting van het bestemmingsplan zijn de waarden nader beschreven. De bescherming wordt geregeld middels een aanlegvergunningstelsel. Het betreft met name het Sprokkelbosch gebied en de Kloosterstraat.
In de regels van het bestemmingsplan is aangegeven dat voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen geen omgevingsvergunning is vereist. Onder normaal onderhoud moet in ieder geval worden verstaan ploegen, eggen en het uitbaggeren van sloten en greppels. Daaronder moeten tevens worden verstaan werkzaamheden die periodiek moeten worden uitgevoerd ter instandhouding van de met de bestemming beoogde doeleinden.
Bedrijf
Algemeen
Deze bestemming is toegekend vanwege de bestaande bedrijvigheid op deze gronden. Het betreft hier niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan agrarische bedrijvigheid.
Regeling
Binnen deze bestemming zijn de bedrijven als genoemd in de regels toegestaan. Voorts zijn paden en wegen en parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak/ bestemmingsvlak. Op de verbeelding zijn tevens de maximale oppervlakte aan bebouwing opgenomen en toegestane hoogtes opgenomen.
Detailhandel
Detailhandel is in dit bestemmingsplan als nevenfunctie bij (agrarische) bedrijven. Daarnaast is een specifieke bestemming detailhandel opgenomen voor een hoveniersbedijf in het Sprokkelbosch. Het perceel is specifiek bestemd als tuincentrum.
Sport
Algemeen
Deze bestemming is toegekend aan gronden die een functie hebben ten behoeve van een 3 tal maneges in het Sprokkelbosch gebied. Het terrein is voorzien van een voor dat type terrein passende aanduiding. Middels deze bestemming blijft de huidige situatie gehandhaafd met op de functie en omgeving afgestemde ontwikkelingsmogelijkheden. Ook het motorcrossterrein aan de Meerse Plas is bestemd als sport.
Regeling
Binnen deze bestemming zijn de voorzieningen als genoemd in de regels toegestaan. Voorts zijn paden en wegen en parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen toegestaan. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak/ bestemmingsvlak. Op de verbeelding is tevens de maximale oppervlakte aan bebouwing opgenomen.
Verkeer
Algemeen
Deze bestemming betreft de in het plangebied aanwezige interlokale, lokale verharde wegen. Er zal in principe geen onderverdeling worden gemaakt. De bescherming van de cultuurhistorische waarden van de onverharde wegen wordt in de betreffende (gebieds)bestemming geregeld. De spoorwegen vallen onder de bestemming Verkeer-Railverkeer.
Regeling
Binnen deze bestemming zijn verkeersdoeleinden toegestaan. De gronden mogen niet met gebouwen worden bebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan voor zover deze ten dienste staan van de verkeersdoeleinden.
Water
Algemeen
Deze bestemming is toegekend aan al het binnen het plangebied aanwezige open water. Het water is als zodanig bestemd en vervult vaak meerdere functies (waterberging, recreatie, natuur). De leggerwaterlopen, grote beken, kanalen, grote vennen en plassen binnen het plangebied worden bijvoorbeeld opgenomen in de bestemming 'water'.
Regeling
Binnen deze bestemming is water, ten behoeve van aanvoer en afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, oevers en taluds toegestaan. Daarnaast is de bestemming gericht op het behoud van bijzondere waarden van de oevers en oeverbeplanting. Tot slot zijn groenvoorzieningen, voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals bruggen en steigers en dergelijke en recreatief medegebruik toegestaan. Binnen de bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het water toegestaan.
Wonen
Algemeen
Deze bestemming betreft de verschillende burgerwoningen binnen het plangebied, niet zijnde (agrarische) bedrijfswoningen. Het betreft hier het hoofdgebouw en eventueel aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen.
Regeling
Binnen deze bestemming zijn woondoeleinden toegestaan, alsmede aan huis verbonden beroepen of bedrijven. In de bebouwingsregeling is aangegeven op welke wijze de gronden mogen worden bebouwd.
Leidingen (dubbelbestemmingen)
Algemeen
Deze bestemmingen betreffen de binnen het plangebied aanwezige (hoofdtransport) leidingen. De (hoofdtransport) leidingen zijn overeenkomstig hun bestaande situatie bestemd en als zodanig beschermd. Binnen de gemeente is één rioolwaterpersleiding aanwezig. Verder zijn er onder andere waterleidingen, gastransportleidingen en rioolleidingen aanwezig.
Regeling
De gronden zijn naast de overige aan de gronden gegeven bestemming bestemd voor leidingen. De gronden mogen uitsluitend worden bebouwd ten dienste van de leidingen. Door middel van ontheffing kunnen de gronden overeenkomstig de onderliggende bestemming worden bebouwd, hierbij dient de leidingbeheerder te worden gehoord. Daarnaast geldt dat voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde een aanlegvergunning is vereist. Voor ieder type leiding is een bestemming opgenomen.
Natuur
Het betreft hier met name de gebieden die als ecologische hoofdstructuur zijn aangeduid.
Waarde- Archeologie (dubbelbestemmingen)
Algemeen
Het plan borduurt voort op de archeologische waarden van de cultuurhistorische waardenkaart en het gemeentelijk archeologiebeleid. Deze omvat de gebieden met (actuele) archeologische waarden en die met de archeologische verwachtingswaarden. Deze waarden worden als zodanig beschermd.
Regeling
Deze waarden worden als dubbelbestemmingen op de verbeelding opgenomen. Aan deze (dubbel)bestemmingen zal een passend aanlegvergunningenstelsel worden gekoppeld.
Waarde groenblauwe mantel, waarde attentiegebied EHS en waarde Evz
Het betreft hier de gebieden die als zodanig in de provinciale Verordening ruimte zijn aangeduid. Deze gebieden hebben het beschermingsregime gekregen zoals bedoeld in de provinciale Verordening.
Waterstaat – waterberging
Algemeen
Deze gronden zijn mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.
Regeling
Er mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de bestemming. Er is tevens een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Waterstaat - Waterwingebied
Algemeen
Deze gronden zijn mede bestemd voor de exploitatie en de bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
Regeling
Er mogen binnen het Waterwingebied uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de bestemming.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
Hoofdstuk 11 Economische Uitvoerbaarheid
Voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Het bestemmingsplan bevat geen nieuwe ontwikkelingen en er zijn geen kosten aan het plan verbonden. Vanuit de gemeente 's-Hertogenbosch kan derhalve worden gesteld dat het voorliggende plan in financieel-economisch opzicht haalbaar c.q. uitvoerbaar is.
Er worden echter, ten opzichte van het vorig bestemmingsplan, wel nieuwe ontwikkelingen voorzien voor enkele specifieke kavels. Kostenverhaal als bedoeld in artikel 6.12 Wro is hierbij aan de orde. Voor zover deze ontwikkelingen haalbaar zijn en in dit bestemmingsplan worden meegenomen, worden tenminste voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan afzonderlijke anterieure overeenkomsten afgesloten. In dat geval zijn deze ontwikkelingen voor de gemeente kosten neutraal. Vanuit de gemeente 's-Hertogenbosch kan ook dan worden gesteld dat het voorliggende plan in financieel-economisch opzicht haalbaar c.q. uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 12 Inspraak En Vooroverleg
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan wordt, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraak verordening, gelegenheid tot inspraak geboden.
Ook zal in deze fase het overleg ex artikel 3.1.1. Bro met diensten van het Rijk en de Provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties plaatsvinden.
De resultaten van zowel het Overleg als de Inspraak zullen in het bestemmingsplan worden verwerkt.
12.1 Overleg
12.1.1 Provincie Noord Brabant
Bij brief van 4 juli 2012 heeft de provincie een een reactie gegeven.
- Bevordering van de ruimtelijke kwaliteit.
Het bouwen van een zwembad buiten het bouwvlak of bestemmingsvlak is in strijd met artikel 2.1. van de VR.
Commentaar:
Artikel 24.2 is komen te vervallen.
In de flexibiliteitsbepalingen is de kwaliteitsverbetering van het landschap als vereiste opgenomen. Verzocht wordt om in de toelichting aan te vullen met een nadere verantwoording van de verbetering van het landschap.
Commentaar:
Met name in de gebiedsbeschrijvingen van paragraaf 9.4. van de toelichting van het bestemmingsplan is een beschrijving gegeven van de kwaliteiten van de diverse deelgebieden van dit bestemmingsplan. Deze beschrijvingen bieden een goed handvat om ontwikkelingen te toetsen en te begeleiden. Voor het Sprokkelbosch gebied is een afzonderlijke structuurvisie opgesteld deze biedt een nog meer uitgewerkt toetsingskader. Voor het gebied Kloosterstraat wordt momenteel in samenwerking met de gemeente St Michielsgestel een plan voorbereid om de ecologische verbindingszone in het kader van de Groene Delta nader gestalte te geven.
Het ontwerp bestemmingsplan is verder aangevuld met een cultuurhistorische paragraaf en een daaraan gekoppeld toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
- Ecologische hoofdstructuur
Aangedrongen wordt om alle gerealiseerde EHS/natuur als Natuur te bestemmen. Voor onderdelen van de EHS die zijn bestemd als Agrarisch, Water en Sport is geen adequate wijzigingsregeling naar de bestemming Natuur. Ook beschermingsregeling noodzakelijk middels en opname in de doeleindenomschrijving en een omgevingsvergunningstelsel.
In art 20 dient te worden opgenomen dat het zoekgebied voor de ecologische verbindingszone een breedte heeft van 25 m.
Commentaar:
De EHS in het plangebied betreft een perceel in de Rosmalense Polder en een poel in het midden van het motorcrossterrein aan de Meerse Plas. Beide terreinen moeten worden beschouwd als gerealiseerde EHS. In het ontwerp bestemmingsplan is hieraan de bestemming Natuur gegeven. Door de toevoeging van de bestemming Natuur is ook de in overige bestemmingen opgenomen wijzigingsregeling naar Natuur, mogelijk geworden.
Het zoekgebied voor ecologische verbindingszone is gelegen langs de Hoefgraaf en de Hertogswetering. Voor beide stroken is in het ontwerpbestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde EVZ opgenomen. Bebouwing is binnen deze bestemming niet mogelijk terwijl middels een omgevingsvergunningstelsel het aanbrengen van verhardingen groter dan 100 m2 aan regels is gebonden.
- Groenblauwe Mantel
Ten aanzien van de flexibilteitsbepalingen betreffende de groenblauwemantel is de voorwaarde opgenomen voor een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschapswaarde. Een nadere verantwoording ontbreekt echter in de toelichting.
Wijziging van Agrarisch Bedrijf naar een agrarisch-technisch en/of gerelateerd bedrijf binnen de GBM is strijdig met artt 11.6 en 11.7 van de VR voor zover het bestemmingsvlak groter is dan 5.000 m2 en hogere milieucategorie dan 2 bevat.
Commentaar:
In de toelichting van het bestemmingsplan is onder Hoofdstuk 9 een planbeschrijving gegeven per deelgebied. De toelichting is aangepast voorzover het betreft de GBM.
De regeling betreffende de agarisch-technische en/of gerelateerde bedrijven is aangepast conform de Verordening ruimte.
- Cultuurhistorie
In het deelgebied Kloosterstraat en het deelgebied Noord zijn de cultuurhistorische waarden zoals die in de Verordening ruimte zijn opgenomen als cultuurhistorische vlakken, niet opgenomen en niet beschermd.
Bovendien wordt de gebiedsaanduiding cultuurhistorisch-landschappelijke waarde van art 3 op de verbeelding gemist.
Commentaar:
Met de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) d.d. 1 september 2007 en de voorgenomen modernisering van de monumentenzorg (MoMo) behoren nieuwe bestemmingsplannen te omschrijven hoe omgegaan dient te worden met cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied. Ten behoeve van het bestemmingsplan Buitengebied Noord en Kloosterstraat is door de gemeente opdracht gegeven aan BAAC om een nader onderzoek naar deze aspecten te doen. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in het aangepaste hoofdstuk 8 van de toelichting.
In de toelichting is een nadere inventarisatie van de in de verordening algemeen aangeduide cultuurhistorische waarden gedaan en is een specifieke afweging gemaakt naar de te beschermen waarden. Daarbij is er niet voor gekozen om voor het betreffende gebied een algemene aanduiding cultuurhistorisch vlak op de verbeelding op te nemen.
- Voor de Rosmalense Polder is vooral van belang de openheid omdat het een voormalig overlaat gebied is geweest. Bebouwingsmogelijkheden in het gebied zijn beperkt tot de bouwblokken. Dit is op de verbeelding en in de regels vastgelegd. Voor overige cultuurhistorische kwaliteiten zoals bestaande sloten, verkaveling en wegen bestaat geen aanleiding om te veronderstellen dat deze zullen worden aangetast. Mede gelet op het belang om de regelgeving tot het noodzakelijke te beperken is er daarom niet voor gekozen om hier beschermende regels voor op te nemen.
- Er is een bestemming agrarisch met waarden opgenomen op grond waarvan met name in Sprokkelbosch en Kloosterstraat, cultuurhistorisch waardevolle elementen middels een omgevingsvergunning worden beschermd;
- Enkele specifieke cultuurhistorische elementen zijn middels een specifieke aanduiding of bestemming nader beschermd.
- Intensieve veehouderij
De in het plangebied aanwezige nertsenfokkerij dient als intensieve veehouderij te worden aangeduid.
In art. 3.4.1. dient de voorwaarde te worden opgenomen dat binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren, met uitzondering van een voliére voor scharrelkippen en legkippen.
In art 3.4.1 dient ten aanzien van een duurzame locatie een verantwoording met betrekking tot zuinig ruimtegebruik te worden opgenomen.
Commentaar:
De betreffende locatie is aangeduid met de specifieke aanduiding intensieve veehouderij nertsenfokkerij.
Art 4.2.1.is conform de Verordening ruimte aangepast.
- Geiten en schapenhouderijen
In het bestemmingsplan dient een bijzondere vorm van veehouderij, zijnde geiten- en schapenhouderijen te worden opgenomen met een regeling die tegemoet komt aan de Verordening ruimte art 9.6. Hervestiging of omschakeling dient daarbij te worden uitgesloten.
In art 4.2.1.d dient de term intensief te worden geschrapt en de peildatum dient te worden aangepast aan art 9.6. VR.
Het verzoek tot uitbreiding van de geitenhouderij aan de Kerkdijk 12 is in strijd met de VR.
Commentaar:
De regeling betreffende de schapen- en geitenhouderijen is aangepast conform de provinciale reactie. Zoals aangegeven in de inspraak paragraaf is het verzoek tot uitbreiding van de geitenhouderij aan de Kerkdijk 12 afgewezen.
- Niet-agrarische activiteiten buiten bestaand stedelijk gebied
Conform art 11.1.2 dient in art. 4.4.1. een voorwaarde te worden opgenomen betreffende de noodzaak van bedrijfswoningen.
Commentaar:
Art. 4.4.1. is conform de verordening aangevuld.
Conform art 11.1.3 a stelt de voorwaarde dat bij de bouw van een vervangende woning, de overtollige bebouwing dient te worden gesloopt. Art 12.4.2. van het bestemmingsplan dient daarop te worden aangepast.
Commentaar:
Art. 12.4.2. van het bestemmingsplan is conform de verordening aangevuld.
Art 1.63 van de begripsbepaling (ruimte voor ruimte regels) dient te verwijzen naar de Beleidsregel ruimte voor ruimte 2006 in plaats van het streekplan 2002.
Commentaar:
Art 1.63 is aangepast.
- Retrospectieve toets
Voor het toepassen van het principe van zorgvuldig ruimtegebruik is het nodig om inzicht te hebben in welke ontwikkelingen het plan mogelijk maakt ten opzichte van vigerende planologische regelingen. Gevraagd wordt om inzicht te geven in de planologische aanvaardbaarheid van alle relevante (functie) veranderingen. Bij streekproefsgewijze controle viel op:
- bij de opgenomen woonbestemmingen ontbreekt het aantal toegestane woningen;
- voor een aantal percelen is de planologische situatie gewijzigd. Gevraagd wordt om daar inzicht in te geven. Het betreft de volgende percelen: Heeseindseweg 10, Eerste Hoefsteeg 5, Grintweg 19, Rosmalensedijk 10, Rosmalensedijk 4, Sprokkelboschstraat 2a.
Commentaar:
In het geldende bestemmingsplan buitengebied is geregeld dat per bouwperceel één woning is toegestaan. Deze regeling is in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen.
Heeseindseweg 10. Dit bouwblok is vergroot doordat de reeds aanwezige mestsilo binnen het bouwvlak is gebracht. Dit sluit aan bij de nieuwe definitie van bouwvlak zoals die door de provincie in de provinciale Verordening ruimte is geïntroduceerd en zoals die ook in dit bestemmingsplan is overgenomen. Overigens is om deze reden voor meerdere percelen het bouwvlak uitgebreid.
Eerste Hoefsteeg 5. Het huisnummer Eerste Hoefsteeg 5 is niet bekend. Wel zijn voor de percelen Eerste Hoefsteeg 7 (vastgesteld 16 maart 2010), 6 (vastgesteld 22 januari 2008) en 9 (vastgesteld 22 januari 2008) met afzonderlijke procedures tot wijziging van het bestemmingsplan de bouwvlakken vergroot.
Grintweg 19. Ook voor het perceel Grintweg 19 is met een wijziging van het bestemmingsplan het bouwvlak vergroot (vastgesteld 6 april 2010).
Rosmalensedijk 10. Voor dit perceel is op 25 januari 2000 met toepassing van art 19 WRO jo 50 lid 8 WW een bouwvergunning verleend voor een woning met 2 bedrijfsgebouwen. Deze bouwvergunning is niet verwerkt in het geldende bestemmingsplan Buitengebied. Het nieuwe bestemmingsplan wordt aangepast op de bestaande bouwvergunning en de bestaande situatie.
Rosmalensedijk 4. Het betreft hier een agrarische bedrijfsbeëindiging. De eigenaar heeft verzocht de mogelijkheid te bieden om hier een bedrijfsbestemming te leggen conform art 11.6 lid 1 van de provinciale Verordening ruimte. Wijzigingsbevoegdheid opnemen dat wijziging naar Bedrijf eerst zal worden toegepast als aan voorwaarden van PV is voldaan.
Sprokkelboschstraat 2a. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied zijn aan de oostzijde van de Sprokkelboschstraat 3 bouwpercelen opgenomen, waar op elk bouwperceel één woning kan worden gerealiseerd. Ten aanzien van de percelen Sprokkelboschstraat 2 en 2a zijn deze bestaande rechten overgenomen. Op de locatie Sprokkelboschstraat 2b is een woning met een manege aanwezig. Voor deze manege is met toepassing van art 19 WRO een bouwvergunning verleend. Deze situatie is in dit bestemmingsplan vastgelegd.
12.1.2 Waterschap De Dommel
Reactie: Aanwezige bebouwing in Kloosterstraat is niet aangesloten op verbeterd gescheiden rioolstelsel.
Commentaar: de betreffende passage uit de toelichting is geschrapt.
Reactie: In de waterparagraaf graag een korte toelichting op de aanwezigheid van het waterbergingsgebied en de beschermingszone natte natuurparel.
Commentaar: Voor het gebied zoals dat in de provinciale verordening Ruimte is aangeduid als waterbergingsgebied is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming waterberging opgenomen. op deze wijze is het bergingsgebied voldoende beschermd.
In de toelichting van het bestemmingsplan is onder 4.1 nader ingegaan op de "natte" kwaliteiten van Kloosterstraat. Overigens bestaat de aanduiding natte natuurparel niet in de provinciale verordening Ruimte, maar is een groot gedeelte van het gebied aangeduid als groenblauwe mantel.
Reactie: graag de voorgestelde definitie voor water- en waterhuishoudkundige voorzieningen overnemen.
Commentaar: de definitie is overgenomen.
Reactie: Verzocht wordt om voor het reserveringsgebied waterberging, een beschermingsregime waterstaat- waterbergingsgebied op te nemen.
Commentaar: Artikel 5.3 van de provinciale Verordening ruimte voorziet in een regeling voor de bescherming van reserveringsgebieden voor waterberging. Dit bestemmingsplan is een conserverend plan waarin geen nieuwe ontwikkelingen of bebouwing is toegestaan. Op deze wijze wordt een reservering voor een eventuele waterberging niet in gevaar gebracht. Verder voorziet het bestemmingsplan niet in één van de onder art 5.3 lid 2 van de verordening genoemde ontwikkelingen in het reserveringsgebied. Een beschermingsregime voor een waterbergingsgebied, is voor een reserveringsgebied daarom niet noodzakelijk.
Reactie: Leggerwatergang DO 264 volledig als water bestemmen.
Commentaar: verzoek wordt overgenomen.
Reactie:Bosschebaan (N617) heeft een waterkerende functie, verzocht wordt dit als dubbelbestemming over te nemen.
Commentaar: verzoek wordt overgenomen.
Reactie: Verzocht wordt om de kade langs de A2 als dubbelbestemming meenemen, als bescherming van het Bossche Broek.
Commentaar: De bedoelde kade ligt buiten het bestemmingsplan gebied.
12.1.3 Waterschap Aa en Maas
Reactie: Verzocht wordt om de riooltransportleiding in het bestemmingsplan mee te nemen.
Commentaar: het verzoek wordt overgenomen.
Reactie: Verzocht wordt om in het bestemmingsplan het reserveringsgebied waterberging aan te geven.
Reactie: Artikel 5.3 van de provinciale Verordening ruimte voorziet in een regeling voor de bescherming van reserveringsgebieden voor waterberging. Dit bestemmingsplan is een conserverend plan waarin geen nieuwe ontwikkelingen of bebouwing is toegestaan. Op deze wijze wordt een reservering voor een eventuele waterberging niet in gevaar gebracht. Verder voorziet het bestemmingsplan niet in één van de onder art 5.3 lid 2 van de verordening genoemde ontwikkelingen in het reserveringsgebied. Een beschermingsregime voor een waterbergingsgebied, is voor een reserveringsgebied daarom niet noodzakelijk.
Reactie: Leggerwaterlopen. Verzocht wordt om in het bestemmingsplan, naast de leggerwaterlopen, een vrijwaringsstrook van 5 meter op te nemen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de waterlopen.
Commentaar: De vrijwaringsstroken zijn al voldoende beschermd middels de keur van het waterschap. De gemeente probeert de regeldichtheid in bestemmingsplannen zoveel mogelijk te beperken en dubbele regelingen tegen te gaan. In het bestemmingsplan wordt daarom geen regeling voor de vrijwaringsstroken opgenomen.
12.2 Inspraak
Inspraakverslag bestemmingsplan Buitengebied Noord en Kloosterstraat.
Het voor ontwerp bestemmingsplan heeft van 5 maart tot 16 april 2012 ter inzage gelegen. Op 29 maart is er een inloop avond gehouden.
Naar aanleiding hiervan zijn de volgende reacties binnengekomen.
1. G.W.J. van den Eng, Rosmalensedijk 4, 5236 BD.
Reactie: Hr. Van den Eng wenst een bestemmingsvlak van ca 5.000m2 als bedrijfsbestemming.
Commentaar: Hierover heeft nader overleg plaatsgevonden met dhr Van den Eng. De heer Van den Eng weet momenteel nog niet wat de toekomstige bestemming van zij bouwvlak moet worden. Hij wil daarover het liefst zoveel mogelijk vrijheid hebben. Afgesproken is dat de huidige bestemming agrarisch bouwblok wordt gehandhaafd in het bestemmingsplan. De mogelijkheden om deze bestemming te wijzigen naar bedrijven, wonen en recreatie bieden vooralsnog voldoende mogelijkheden.
2. Dhr Heijmans, Vliertwijksestraat 41 5243 RG.
Reactie: Intensieve veehouderij is niet op de kaart aangegeven.
Commentaar: het bedrijf is gelegen in een extensiveringsgebied. In het geldende bestemmingsplan is het bedrijf opgenomen als een grondgebonden bedrijf, omdat het bedrijf in een extensiveringsgebied ligt, is omschakeling naar een intensief bedrijf niet mogelijk.
Op grond van de provinciale verordening, mag de bebouwing voor intensieve veehouderij in een extensiveringsgebied niet vergroot worden. Deze regeling is overgenomen in artikel 4.2.1. sub c van dit bestemmingsplan.
3. Gemeente Sint Michielsgestel:
Reactie: ten behoeve van het creëren van een groene mal rondom 's-Hertogenbosch wordt verzocht om het perceel S602 en het relevante gedeelte van het perceel S603 te bestemmen voor Natuur.
Commentaar: het verzoek is overgenomen.
4. Kapteijns bv, Donksestraat 35 5216 VX.
De inspraakreactie is ingediend op 12 april 2012 en besproken op 19 september 2012. De inspraakreactie is aangevuld bij brieven van 9 oktober 2012, zowel wat betreft het pand Donksestraat 35 als het pand Donksestraat 12.
Reactie: de aangegeven goothoogte bedraagt 6 meter, voor moderne glastuinbouwbedrijven dient echter 7 meter te worden aangehouden. Geldt alleen voor glasopstanden.
Commentaar:
Ingestemd kan worden met de zienswijze. De regels van het bestemmingsplan zijn hierop aangepast.
Reactie:
Teeltondersteunende voorzieningen dienen mogelijk te worden gemaakt op het hele perceel. Het gebruik van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen moet worden opgenomen in het bestemmingsplan. Het deelgebied Kloosterstraat is primair agrarisch gebied. Op diverse percelen worden gebruikt voor vollegronds teelt en wordt gebruik gemaakt van tijdelijke voorzieningen.
Commentaar:
Op dit onderdeel sluit de gemeente aan bij het provinciale beleid zoals dat is vastgelegd in de provinciale Verordening ruimte artikel 8.3 Grondgebonden agrarische bedrijven in de agrarische gebieden. Op grond van deze regeling zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen alleen toegestaan binnen het bouwblok.
In de toelichting van de verordening is vermeld dat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen kunnen worden opgericht buiten het bouwblok. Onder tijdelijke voorzieningen worden verstaan: o.a. folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten. Deze voorzieningen kunnen worden gebruikt zolang de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden. Het ligt aan het soort van het gebied of voor een tijdelijke teeltondersteunende voorziening een omgevingsvergunning is vereist. Op lokaal niveau moet een afweging plaatsvinden of de aanwezige waarden niet in het gedrang komen bij een tijdelijke voorziening. Dit kan het beste afgewogen worden door de gemeente.
In de provinciale verordening zijn gronden in de Kloosterstraat aangewezen als attentiegebied EHS en als groen blauwe mantel.
Ten aanzien van een attentiegebied EHS schrijft de provinciale Verordening voor dat een bestemmingsplan voor een dergelijk gebied geen regels vaststelt die fysieke ingrepen mogelijk maken met een negatief effect op de waterhuishouding van de hierbinnen gelegen ecologische hoofdstructuur.
Het beleid in de groenblauwe mantel is gericht op behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel biedt geen ruimte voor de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal) intensieve vormen van landbouw.
In paragraaf 4. en 9.4.7 van deze toelichting is een beschrijving gegeven van het plangebied daarin zijn de huidige natuur en landschapswaarden van het gebied zijn beschreven. Op grond van deze beschrijving is het gebied dat in de provinciale verordening is aangeduid als groenblauwe mantel, tevens aangeduid als Agrarisch met waarden.
Verder is in paragraaf 8.6.2. van de cultuurhistorische beschrijving Kloosterstraat beschreven als een voormalig inundatiegbied met weidegronden en een open laag karakter. Activiteiten die de openheid aantasten worden daarbij als niet wenselijk beoordeeld.
De gemeente is van mening dat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen een negatieve invloed hebben op het landschapsbeeld en niet passen bij de doelstellingen van de groenblauwe mantel die juist een ontwikkeling van natuur en landschap en een open en laaggelegen weidegebied beogen. Daarom is in het bestemmingsplan een verbod opgenomen voor tijdelijke teeltondersteunende gebieden in de groenblauwe mantel.
Daarbij is niet aangetoond dat gronden die zijn gelegen in de groenblauwe mantel onmisbaar zijn voor een bedrijfsvoering met teeltondersteunende voorzieningen. Voor gronden die niet zijn aangeduid als groenblauwe mantel gelden geen beperkingen ten aanzien van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
Reactie:
Binnen en buiten het bouwvlak dient de mogelijkheid te worden opgenomen voor de aanleg van een waterbassin met een inhoud van 5000 m3 en oppervlakte van 2500 m2 en een hoogte van 3m.
Commentaar:
Waterbassins dienen binnen het bouwblok te worden gerealiseerd. Binnen het bouwblok is reeds een waterbassin aanwezig. Het bouwblok biedt de mogelijkheid om nog een extra waterbassin te maken. De noodzaak voor uitbreiding van het bouwblok voor een waterbassin is niet aangetoond. Overigens is de aanleg van waterbassins in de vorm van natuurvriendelijk ingerichte poelen buiten het bouwblok voor de gemeente bespreekbaar. Daarvoor zijn evenwel geen concrete voorstellen gedaan.
5. F.J.M. van Grinsven, Donksestraat 19, 5271 TN St - Michielsgestel
Reactie: Appelanten hebben gronden in eigendom aan de Donksestraat, die worden gebruikt voor het agrarisch melkvee bedrijf. In het vo bestemmingsplan worden deze gronden aangeduid als WRA 3. Verzocht wordt om dit te wijzigen in agrarisch zonder beperkingen omdat deze grond volwaardig onderdeel uitmaakt van het bedrijf.
Commentaar: Op het bedoelde perceel ligt naast de agrarische bestemming een dubbelbestemming groenblauwe mantel. deze dubbelbestemming is gebaseerd op de provinciale Verordening ruimte waarin aan deze gronden de aanduiding groenblauwe mantel is gegeven. Deze aanduiding ziet op de bescherming van de hydrologische, landschappelijke en ecologische kwaliteiten van deze gronden. De gemeente is verplicht om deze bescherming over te nemen in het bestemmingsplan.
6. Fam vd Biezen, Kruisstraat 7, 5243 RD
Reactie: Op de locatie is sprake van een intensieve en grondgebonden veehouderij. Bovendien is voor de locatie een milieuvergunning en bouwvergunning ingediend voor een nieuwe varkensstal.
Commentaar: In het geldende bestemmingsplan is de locatie aangeduid als een grondgebonden agrarisch bedrijf. Binnen deze bestemming is in beperkte mate intensieve veehouderij als nevenbestemming toegestaan. Door het bedrijf is een vergunning aangevraagd voor de bouw van een nieuwe varkensstal. Het gemeentebestuur heeft deze aanvrage geweigerd omdat deze in strijd is met het bestemmingsplan. De beroepen tegen de weigering van de milieuvergunning en de bouwvergunning zijn door de Afdeling rechtspraak van de Raad van State en de rechtbank verworpen.
Het bedrijf is gelegen in een extensiveringsgebied. In het geldende bestemmingsplan is het bedrijf opgenomen als een grondgebonden bedrijf. Omdat het bedrijf in een extensiveringsgebied ligt, is omschakeling naar een intensief bedrijf niet mogelijk.
Op grond van de provinciale verordening, mag de bebouwing voor intensieve veehouderij in een extensiveringsgebied niet vergroot worden. Deze regeling is overgenomen in artikel 4.2.1. sub c van dit bestemmingsplan.
Reactie:
De dubbelbestemming archeologische waarden 3 is zonder enige onderbouwing of archeologisch (voor)onderzoek opgenomen. De bestemming belemmert de bedrijfsvoering. Op het bedrijf is in het verleden diverse keren dusdanig gegraven dat het aantreffen van archeologische resten zeer onwaarschijnlijk is.
Commentaar:
De opmerking dat de archeologische dubbelbestemming zonder enige onderbouwing of archeologisch (voor) onderzoek is opgenomen is niet juist.
Aan de basis van de onderbouwing ligt de archeologische verwachtingskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch die in 2008 is opgesteld (Boshoven & Van Genabeek, 2008). Op basis van de meest gedetailleerde (en beschikbare) aardkundige en archeologische informatie is destijds voor de gehele gemeente een verwachtingskaart opgesteld waarin een onderscheid is gemaakt in zones met een hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting. Op deze kaart staat het plangebied aangeduid als een gebied met een hoge archeologische verwachting. Archeologisch gezien kunnen in dit gebied sporen van bewoning vanaf de prehistorie verwacht worden. De bewoningsporen bevinden zich naar verwachting in de top van het dekzand of dichter onder het maaiveld. Tijdens archeologisch onderzoek direct ten westen van het perceel zijn ook aardwerkscherven uit de IJzertijd en de Middeleeuwen aangetroffen maar het is niet duidelijk of dit losse vondsten zijn of dat er sprake is van nederzettingen uit deze perioden.
Ten behoeve van het actualiseren van het bestemmingsplan is aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd om de archeologische verwachting op hoofdlijnen te toetsen (Ruijters, 2011). De nadruk lag hierbij op het in beeld brengen van de landschappelijke opbouw op basis waarvan (mede) de archeologische verwachting kan worden bepaald. Dit onderzoek, uitgevoerd in 2011, is weliswaar niet op het betreffende perceel uitgevoerd maar wel in de directe nabijheid. Op basis van dit onderzoek is vastgesteld dat ter hoogte van het perceel de landschappelijke opbouw goed aansloot bij hetgeen op de verwachtingskaart was aangegeven zodat de archeologische verwachting is gehandhaafd.
Het archeologisch onderzoek is niet specifiek gericht geweest op het opsporen van archeologische waarden op alle percelen binnen het bestemmingsplan. Een dergelijk onderzoek is gezien de omvang van het bestemmingsplan te omvangrijk en kostbaar. Bovendien gaat de Monumentenwet uit van het principe dat de 'verstoorder betaalt'. Dit betekent in de praktijk dat (gedetailleerd) archeologisch onderzoek pas noodzakelijk is op het moment dat er sprake is van een bodemverstorende activiteit waarbij archeologische waarden in het geding kunnen zijn. De kosten van een dergelijk onderzoek zijn voor de verstoorder. Het idee achter het hanteren van dit principe is dat er een prikkel blijft bestaan om archeologische resten zoveel mogelijk te ontzien en bijvoorbeeld archeologie-sparend te bouwen.
In principe is de archeologische verwachting niet strijdig met regulier grondgebruik. Zolang de ingrepen namelijk niet dieper gaan dan 50 cm beneden het maaiveld gelden geen beperkingen. Bodemingrepen dieper dan 50 cm beneden het maaiveld behoren niet tot het regulier grondgebruik.
Het is natuurlijk mogelijk dat bodemverstoringen in het verleden al dermate veel schade hebben toegebracht dat geen intacte archeologische resten meer te verwachten zijn. De praktijk leert echter dat dit vaak alleen geldt bij grootschalige onderkeldering, ontzandingen of saneringen. Archeologische resten liggen soms goed beschermd onder een dik plaggendek waardoor oppervlakkige bodemingrepen vrijwel geen impact hebben gehad op archeologische waarden. Bij toekomstige ingrepen is het dus van belang dat betrouwbare informatie kan worden overlegd over de mate van bodemverstoring zodat vervolgens kan worden bekeken of er nog archeologische waarden verwacht kunnen worden en archeologisch onderzoek zinvol is.
7. Van Hoek – Van den Berg VOF, Blokkenweg 4a, 5247 NE.
Reactie: Vormverandering van het bouwvlak is niet conform afspraak in het voorontwerp bestemmingsplan overgenomen.
Commentaar: Het bouwblok is aangepast zoals vermeld in par 9.5.1.
8. H. van Asseldonk, Empelsehoefweg 8
Reactie:
Verzocht wordt om het bouwvlak uit te breiden tot 1,5 ha.
Commentaar:
Het principe verzoek tot uitbreiding van het bouwvlak is reeds ingediend voordat het voorontwerp bestemmingsplan ter visie is gelegd. In de toelichting van het bestemmingsplan is onder 9.5.7. specifiek ingegaan op dit verzoek.
Reactie:
Omschakeling naar intensieve veehouderij. Op basis van de provinciale Verordening ruimte is in een Landbouwontwikkelingsgebied omschakeling van een grondgebonden bedrijf naar een intensieve veehouderij mogelijk. In dit bestemmingsplan is die mogelijkheid niet geboden. Dat is in strijd met de provinciale verordening.
Commentaar:
Artikel 9.4 lid 1 sub e van de provinciale Verordening ruimte bepaalt dat een bestemmingsplan dat is gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied kan bepalen dat hervestiging en omschakeling naar intensieve veehouderij is toegestaan. Het betreft geen verplichting, maar een bevoegdheid waarbij de gemeente een eigen afweging kan maken of zij daar gebruik van wil maken. Zoals in de toelichting van het bestemmingsplan is aangegeven is de gemeente van mening dat de toekomstige stedelijke uitbreiding ten oosten van Rosmalen conflicteert met uitbreiding van de intensieve veehouderij. De gemeente kiest er daarom voor om ten westen van de Grintweg geen uitbreiding van intensieve veehouderij toe te staan. In het oostelijke gedeelte van het landbouwontwikkelingsgebied is een beperkte mogelijkheid voor omschakeling naar intensieve veehouderij. Het betreft dan maximaal 2 vestigingen waarbij ook zeker moet worden gesteld dat het verplaatsers betreft. Ook de milieueffectrapportage geeft hieromtrent een nadere onderbouwing.
8. J.H.M. van den Bosch, Eerste Hoefsteeg 9, 5249 PS Rosmalen
Reactie: verzocht wordt om het bouwvlak van vorm te veranderen, waardoor het mogelijk wordt om het varkensbedrijf uit te breiden en de stal te voorzien van een chemische luchtwasser.
Commentaar:
Naar aanleiding van de zienswijze is de agrarische adviescommissie om advies gevraagd. Op 16 augustus 2012 heeft de commissie een advies uitgebracht. Samengevat constateert de commissie dat voor het bouwblok aan de Eerste Hoefsteeg 9 enkele jaren geleden een wijzigingsprocedure is doorlopen waarbij het bouwblok de huidige vorm heeft verkregen. Het bouwplan waarvoor destijds het bouwblok is vergroot is nog niet gerealiseerd. Voor deze te bouwen vleesvarkensstal dient de omgevingsvergunning nog te worden aangevraagd. Voorts constateert de Adviescommissie dat aan het huidige verzoek tot wijziging van het bouwblok geen concreet bouwplan ten grondslag is gelegd. Op grond hiervan komt de commissie tot het oordeel dat er geen noodzaak is tot wijziging van het bouwblok. De gemeente kan met dit advies instemmen en wijst het verzoek af.
Reactie:
In toelichting van het bestemmingsplan wordt gesuggereerd alsof een LOG nog gerealiseerd zou moeten worden. Echter de provincie heeft het LOG reeds vastgesteld en is dus gerealiseerd.
Commentaar:
De Landbouwontwikkelingsgebieden zijn oorspronkelijk aangewezen in de reconstructieplannen. Inmiddels heeft de provincie deze reconstructieplannen ingetrokken. Dit gedeelte van het plangebied heeft in de provinciale Verordening ruimte wel de aanduiding landbouwontwikkelingsgebied. Dat betekent dat de gemeente voor een dergelijk gebied verruimde mogelijkheden kan opnemen voor agrarische ontwikkelingen. In de toelichting van het bestemmingsplan is gemotiveerd aangegeven welke ontwikkelingen de gemeente in het landbouwontwikkelingsgebied verantwoord acht.
9. Jan Coppens, Grintweg 10, 5247 NL Rosmalen
Reactie:
het bedrijf is een intensieve veehouderij. Verzocht wordt om bestemming aan te duiden als intensief. Het betreft hier niet een stoppend bedrijf.
Commentaar: De definitie bepalingen voor intensieve veehouderijen en grondgebonden bedrijven zijn in belangrijke mate bepalend welke de aard van het bedrijf is. Een intensieve veehouderij is een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-,vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen,alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij. Blijkens de milieuvergunning van 20 juni 2008 en op basis van een inventarisatie die onlangs van het bedrijf is gemaakt, is het bedrijf in overwegende mate een grondgebonden melkveehouderij en kan daarom niet aangemerkt worden als een intensieve veehouderij. Tevens zijn geen concrete plannen overlegd voor de uitoefening van een intensieve veehouderij.
Reactie:
In MER staat dat vooralsnog rekening moet worden gehouden met waterberging en een compartimenteringsdijk. Hiervoor bestaan momenteel geen plannen.
Commentaar:
In de provinciale Verordening ruimte is een zone ter weerszijden van de Hoefgraaf aangeduid als reserveringsgebied waterberging. In dit bestemmingsplan is dit zodanig vertaald dat geen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk zijn die de reservering voor de waterberging in gevaar kunnen brengen.
10. MC Lidu, Postbus 44, 5257 ZG Den Dungen
Reactie:
Vanaf het vroege begin is er bebouwing op het circuit aanwezig geweest ten behoeve van de exploitatie van dit circuit. Verzocht wordt om te voorzien in een bebouwing van 250 m2.
Commentaar: De gemeente onderkent de noodzaak voor een bescheiden gebouw op het crossterrein. Gelet op de landschappelijke en ecologische kwaliteiten van het gebied, dient dit zorgvuldig te worden ingepast. Inmiddels is overeenstemming bereikt over de situering van de bebouwing. In dit ontwerp plan zijn de bouwmogelijkheden verwerkt. Een voorwaarde is wel dat tegelijk met de nieuwe bebouwing er een investering in het landschap plaats vindt. Op het moment van de ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan vindt nog overleg plaats met MC Lidu over de landschappelijke inpassing. Afhankelijk van dit overleg zal bezien worden of bij de vaststelling van het bestemmingsplan de nieuwbouw mogelijkheden zullen worden vastgelegd.
11. Zayaz en Brabant Wonen (2 gelijkluidende zienswijzen)
Reactie: om te kunnen voldoen aan de noodzakelijke uitbreiding van de woningvoorraad van de gemeente 's-Hertogenbosch met in het bijzonder grondgebonden woningen, hebben Zayaz en BrabantWonen tezamen met AM in het gebied ten (zuid)oosten van De Groote Wielen aanzienlijke grondposities ingenomen. Zayaz en BrabantWonen zijn van mening dat het gebied ten(zuid)oosten van De Groote Wielen een zeer geschikte locatie is waar de gemeente 's-Hertogenbosch de komende jaren de toenemende vraag naar woningen kan opvangen. Het is daarom van belang dat het gebied niet gefrustreerd wordt door het planologisch mogelijk maken van een toenmende belasting van het leefklimaat door uitbreiding / wijziging van agrarische bedrijven (met name de intensieve veehouderij). Het gaat dan met name om enkele bedrijven aan de Rompertweg, Blokkenweg en Grintweg.
Sayaz en BrabantWonen worden ook graag betrokken bij de planvorming rondom de oostelijke ontsluitingsweg.
Commentaar: De gemeente heeft een structuurvisie in voorbereiding waarin de ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende 10 jaren beschreven worden. Bij de planvorming zal uiteraard ook de inbreng van de woningbouwverenigingen betrokken worden. De structuurvisie zal in 2013 worden vastgesteld.
Daarbij wordt opgemerkt dat de gemeenteraad bij motie op 8 mei 2012 heeft besloten dat de woningbouwontwikkeling in de Bunders niet eerder gestart wordt dan nadat het 4e kwadrant van De Groote Wielen is gerealiseerd.
De besluitvorming rondom de toekomstige woningbouwlocaties is momenteel nog niet zo concreet en afgewogen dat de bestaande rechten op basis van het nog geldende bestemmingsplan Buitengebied kunnen worden beperkt. Daarbij dient een evenwichtige afweging tussen alle betrokken belangen te worden gemaakt en dienen ook de eventuele financiële consequenties in beeld te worden gebracht.
Vanwege de verstedelijking in het oostelijke stadsdeel is de gemeente terughoudend wat betreft de intensieve veehouderij. Daarbij spelen tevens algemene overwegingen met betrekking tot milieubeleid zoals verzuring en volksgezondheid. Het provinciale beleid op dit punt is voor de gemeente tevens richtinggevend. In het bestemmingsplan en in de gemeentelijke geurverordening zijn regels opgenomen tot beperking van de milieuhinder en de mogelijke uitbreiding van agrarische bedrijven. De gemeente is van mening dat daarin een goed evenwicht is gevonden tussen de behoefte aan toekomstige woningbouwlocaties en de ontwikkeling van agrarische bedrijven.
12. I.M.H. van Dinther, Grintweg 19 5249 RK Rosmalen
Reactie:
De maximale oppervlakte van een bouwvlak, na wijziging, is 1,5 ha. Binnen dat vlak moeten ook mestsilo's erfverharding, landschappelijke inpassing en ruimte voor mestbewerking worden ingepast. Deze ruimte is zeer krap.
Commentaar:
De maximale ruimte voor bouwvlakken voor intensieve veehouderij is door de provincie in de provinciale Verordening ruimte vastgelegd op 1,5 ha. Van dit maximum kan niet worden afgeweken.
Reactie:
In de gemeentelijke structuurvisie wordt gesproken van volledig afzien of verkleining van het landbouwontwikkelingsgebied. Dit lijkt voorbarig omdat de provincie dit nog moet beoordelen.
Commentaar:
Het provinciale beleid rondom de landbouwontwikkelingsgebieden is momenteel nog in ontwikkeling. De gemeente heeft de vrijheid om binnen de marges die de provincie biedt, invulling te geven aan het beleid betreffende de intensieve veehouderij. Gelet op de verstedelijking in het oostelijke stadsdeel en de algemene milieuproblematiek is de gemeente terughoudend wat betreft de ontwikkeling van de intensieve veehouderij.
Reactie:
Verzocht wordt om vormverandering van het bouwvlak, omdat het bouwvlak op het perceel K 162 geen eigendom is.
Commentaar:
Ingestemd kan worden met een vormverandering van het bouwblok. Daarbij komt het bouwvlak op het perceel K 162 te vervallen en wordt het gecompenseerd aan de noord west zijde ter plaatse van de nieuwe inrit. Op 25 juni is dit met de heer Van Dinther besproken.
13. Het groene hart.
Commentaar: Het betreft een beheersplan, het bestemmingsplan dient ook een goede ruimtelijke ontwikkeling ten gevolge te hebben. Het bestemmingsplan moet ontwikkelingen stimuleren die positieve effecten hebben voor het milieu: extensief agrarische gebiedsgebruik, natuur- en landschapsherstel, extensief recreatief medegebruik als stedelijk uitloopgebied. Aan het plan dienen deze doelstellingen te worden toegevoegd en middelen voor de uitvoering te worden gereserveerd. Mogelijkheden om bestaand agrarisch gebruik om te zetten in even rendabel extensief gebruik door neveninkomsten van direct aan de verbruiker te verhandelen eigen producten.
Intensieve lawaaisport bij Meerse Plas past niet in visie van Groene Delta en dient verplaatst te worden naar een daarvoor wel geschikte locatie.
Reactie:
Het bestemmingsplan is weliswaar in eerste instantie een beheersplan, maar dat neemt niet weg dat een aantal ontwikkelingen die Het groene hart voorstaat binnen dit plan gerealiseerd kunnen worden. Het bestemmingsplan valt globaal uiteen in een 3 tal soorten gebieden met een verschillend karakter. Kloosterstraat en Sprokkelbosch zijn gebieden waar natuur en recreatie de belangrijke factor zijn. De gebieden ten oosten van De Groote Wielen en ten noorden van het lint Kruisstraat zijn verwevingsgebieden waar agrarische ontwikkelingen nadrukkelijk rekening moeten houden met de aanliggende woongebieden. Het noord oostelijke gedeelte van het plangebied is het gebied waar agrarische ontwikkelingen de voorrang hebben.
Voor het gebied Kloosterstraat is in het bestemmingsplan rekening gehouden met de aanwijzingen die daarvoor vanuit de provinciale Verordening ruimte zijn gegeven. Voor grote gedeelten van de Kloosterstraat gelden de aanduidingen attentie zone EHS en groenblauwe mantel. Daarmee worden ecologische en landschappelijke waarden in belangrijke mate beschermd. Ook zijn in het bestemmingsplan de aanwezige cultuurhistorische waarden beschermd.
De gemeenten Sint Michielsgestel en 's-Hertogenbosch stellen samen belanghebbenden een nieuwe gebiedsvisie op voor Kloosterstraat. De kwaliteit van natuur, landschap en cultuurhistorie vormt het uitgangspunt voor de visie. De opgave is om deze kwaliteiten te integreren met (verbrede) landbouw, duurzame vormen van recreatie en toerisme en andere economische dragers zoals woningbouw op beperkte schaal. De partijen willen samenwerken aan een aantrekkelijk toekomstperspectief voor het gebied.
14. ZLTO Midden - Maasland
Commentaar:
Bouwblokken: Een bouwblok van 1,5 ha voor grondgebonden bedrijven is erg krap. De Verordening ruimte stelt geen bovenmaat aan deze bouwblokken. Vanwege een maximale geurcontour van 100 meter zijn er geen mogelijke belemmeringen voor stedelijke uitbreidingen. Gemeente Oss staat ruimere uitbreidingen toe.
Reactie: Het is niet altijd duidelijk om te bepalen of een melkveehouderij grondgebonden of intensief is. Daarom geeft de gemeente er de voorkeur aan om per geval te bepalen of een vergroting van een bouwblok verantwoord is. Dat kan gebeuren door middel van de herziening van een bestemmingsplan. Een algemene regeling waarbij bouwblokken middels een wijzigingsregeling kunnen worden vergroot, biedt onvoldoende waarborgen tegen ongewenste ontwikkelingen.
De Rosmalense polder heeft een ruimtelijke kwaliteit vanwege de openheid. Ook in de provinciale Verordening ruimte wordt deze openheid als een cultuurhistorische kwaliteit genoemd omdat het gebied in het verleden onderdeel uitmaakte van de Beerse Overlaet. Vergroting van bouwblokken moet daarom zorgvuldig worden getoetst. De procedure van een eventuele herziening van een bestemmingsplan biedt daartoe de meeste waarborgen.
Overigens behoeft een procedure tot herziening niet veel langer te duren dan een wijzigingsprocedure.
Commentaar: Omschakeling naar intensieve veehouderij. De provinciale Verordening ruimte biedt de mogelijkheid van omschakeling van grondgebonden bedrijven naar intensieve veehouderij. Verzuimd is om dit in het bestemmingsplan mogelijk te maken. Dit is in strijd met de provinciale Verordening.
Reactie: In de provinciale Verordening ruimte is opgenomen dat een bestemmingsplan kan bepalen dat een grondgebonden bedrijf omschakelt naar een intensieve veehouderij. In een verwevingsgebied dient dan aangetoond te worden dat het een duurzame locatie betreft. Het betreft hier dus een bevoegdheid van de gemeente en geen verplichting. De gemeente handelt dus niet in strijd met de verordening door het niet opnemen van de omschakelings mogelijkheid.
De gemeente heeft bewust afgezien van deze omschakelingsmogelijkheid. Zoals nader onderbouwd in het Milieu effect rapport is het uit milieuoverwegingen in relatie tot de verstedelijking in het oostelijke gedeelte van Rosmalen, niet gewenst als er ten westen van de Grintweg nog uitbreiding van intensieve veehouderijen mogelijk wordt gemaakt. Omschakeling naar intensieve veehouderij kan verantwoord zijn in het oostelijke gedeelte van de Rosmalense Polder voor maximaal 2 locaties en als het de verplaatsing van een bestaand bedrijf betreft. Om tot een verantwoorde keuze te komen kan dat mogelijk worden gemaakt middels een planherziening.
Commentaar: Landschappelijke inpassing. ZLTO gaat er van uit dat de regeling voor landschappelijke inpassing zoals bedoeld onder art 3.4.1. onder f en art 3.4.2. onder f niet cumulatief is bedoeld, aangezien met de landschappelijke inpassing op het bouwblok (10%) al ruimschoots voldaan wordt aan de eis van kwaliteitsverbetering.
Reactie: Als voldaan wordt aan de 10% eis op het bouwblok, zullen inderdaad geen aanvullende eisen gesteld worden aan de kwaliteitsverbetering.
Commentaar: LOG. ZLTO ziet geen noodzaak tot verkleining van het LOG. Het huiidge LOG is al meer dan voldoende beperkt.
Reactie: In dit bestemmingsplan heeft de gemeente invulling gegeven aan het landbouwontwikkelingsgebied op een wijze zoals de provinciale Verordening ruimte dat mogelijk maakt. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de mogelijkheden voor een LOG zoals deze oorspronkelijk in de reconstructieplannen was geregeld, in de provinciale Verordening zijn beperkt.
Commentaar: Wijziging naar Natuur. Bij de wijziging naar natuur ontbreekt de zinsnede dat de wijziging pas plaats kan vinden indien er overeenstemming is met de eigenaar over verkoop of inrichting.
reactie: In de wijzigingsregels is opgenomen dat de wijziging pas plaatsvindt als er sprake is van concrete inrichting en zicht op uitvoering. Deze regelt impliceert dat er dan ook overeenstemming moet zijn met een eventuele eigenaar over verkoop of inrichting.
Reactie: Teeltondersteunende voorzieningen. Gevraagd wordt om het gebruik van tijdelijke voorzieningen op te nemen in het bestemmingsplan.
commentaar: Het bestemmingsplan is op dit onderdeel aangepast. Binnen 'Agrarisch Gebied' zijn
tijdelijke TOV toelaatbaar. Binnen 'Agrarisch gebied met waarden' is een nadere afweging via
ontheffing opgenomen voor de bouw van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (wandelkappen,
schaduwhallen en hagelnetten) en overige (teelt)ondersteunende voorzieningen (boomteelthekken). Als
voorwaarde is opgenomen dat er geen sprake mag zijn van onevenredig nadelige effecten op de aanwezige landschaps- en natuurwaarden ingevolge de bestemming. Voor de TOV's is dus een gestaffelde regeling opgenomen afgestemd op de waarden in het gebied.
15. Hr Savelkouls, Hustenweg 8
Commentaar: Hr. Savelkouls vraagt of hij boerderijwinkel mag voortzetten en eventueel andere activiteiten mag gaan ontplooien.
Reactie: Zoals opgenomen in de regels mag op een agrarisch bedrijf voor 100 m2 aan productiegebonden detailhandel plaatsvinden. Verder biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om om te schakelen naar een bedrijf in de bedrijfscategoriën 1 en 2.
16. Hr Van Creij, Sprokkelboschstraat 2b
Commentaar: De zienswijze van inspreker heeft betrekking op de grootte van de bestaande kantine op zijn terrein. Hij is van mening dat de kantine op de voorontwerp bestemmingsplankaart kleiner ingetekend dan hoe deze in werkelijkheid is. De bestaande kantine volgens zijn zeggen is circa 5*10 m2.
Reactie: voor de volledigheid wordt de inspreker er op gewezen dat de bedoelde kantine zonder bouwaanvraagvergunning is gerealiseerd. Het betreft dus een illegaal gebouw. Op de bouwplanaanvraag d.d. 24 dec 1999, welke begin 2000 door de gemeente is goedgekeurd, is er geen sprake van een kantinegebouw. Hierover zijn diverse gesprekken geweest tussen de inspreker en de gemeente. De inspreker heeft toen aangegeven deze ruimte nodig te hebben ten behoeve van een goed functioneren van zijn (manage)bedrijf. Ten slotte, mede naar aanleiding van de gesprekken met inspreker, heeft de gemeente besloten om deze kantine met de rest vergunde bebouwing, namelijk de rijbak, de bestaande paardenstallen en het woongebouw, in de bij het voorontwerp bestemmingsplan behorende verbeelding op te nemen. De grootte van de kantine, zoals deze aan de had van de recente luchtfoto's aangetoond en met behulp van het gemeentelijke digitale Geonet systeem is gemeten, bedraagt feitelijk slechts (6.3*5 m2). Deze afmeting is dus ook opgenomen en vastgelegd in het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein
SBI-CODE | Nummer | Afstanden in meters | CATEGORIE | |||||||||
Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | |||||||
15 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||||||||||
151 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||||||||||
151 | 1 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 100 | 0 | 100 | C | 50 | R | 100 | D | 3.2 | |
151 | 3 | - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval | 300 | 0 | 100 | C | 50 | R | 300 | 4.2 | ||
151 | 4 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² | 100 | 0 | 100 | C | 50 | R | 100 | 3.2 | ||
151 | 5 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² | 50 | 0 | 50 | C | 30 | 50 | 3.1 | |||
151 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² | 30 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
151 | 7 | - loonslachterijen | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
151 | 8 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
152 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | ||||||||||
152 | 2 | - conserveren | 200 | 0 | 100 | C | 30 | 200 | 4.1 | |||
152 | 3 | - roken | 300 | 0 | 50 | C | 0 | 300 | 4.2 | |||
152 | 4 | - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² | 300 | 10 | 50 | C | 30 | 300 | D | 4.2 | ||
152 | 5 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² | 100 | 10 | 50 | 30 | 100 | 3.2 | ||||
152 | 6 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
1531 | 0 | Aardappelprodukten fabrieken: | ||||||||||
1531 | 1 | - vervaardiging van aardappelproducten | 300 | 30 | 200 | C | 50 | R | 300 | 4.2 | ||
1531 | 2 | - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 50 | 3.1 | |||
1532, 1533 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | ||||||||||
1532, 1533 | 1 | - jam | 50 | 10 | 100 | C | 10 | 100 | 3.2 | |||
1532, 1533 | 2 | - groente algemeen | 50 | 10 | 100 | C | 10 | 100 | 3.2 | |||
1532, 1533 | 3 | - met koolsoorten | 100 | 10 | 100 | C | 10 | 100 | 3.2 | |||
1532, 1533 | 4 | - met drogerijen | 300 | 10 | 200 | C | 30 | 300 | 4.2 | |||
1532, 1533 | 5 | - met uienconservering (zoutinleggerij) | 300 | 10 | 100 | C | 10 | 300 | 4.2 | |||
1541 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||||||||||
1541 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 30 | 100 | C | 30 | R | 200 | 4.1 | ||
1541 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 50 | 300 | C | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | |
1542 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||||||||||
1542 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 10 | 100 | C | 100 | R | 200 | 4.1 | ||
1542 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 10 | 300 | C | Z | 200 | R | 300 | 4.2 | |
1543 | 0 | Margarinefabrieken: | ||||||||||
1543 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 100 | 10 | 200 | C | 30 | R | 200 | 4.1 | ||
1543 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 200 | 10 | 300 | C | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | |
1551 | 0 | Zuivelprodukten fabrieken: | ||||||||||
1551 | 3 | - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j | 50 | 0 | 100 | C | 50 | R | 100 | 3.2 | ||
1551 | 4 | - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j | 100 | 0 | 300 | C | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | |
1551 | 5 | - overige zuivelprodukten fabrieken | 50 | 50 | 300 | C | 50 | R | 300 | 4.2 | ||
1552 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² | 50 | 0 | 100 | C | 50 | R | 100 | 3.2 | ||
1552 | 2 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||
1561 | 0 | Meelfabrieken: | ||||||||||
1561 | 1 | - p.c. >= 500 t/u | 200 | 100 | 300 | C | Z | 100 | R | 300 | 4.2 | |
1561 | 2 | - p.c. < 500 t/u | 100 | 50 | 200 | C | 50 | R | 200 | 4.1 | ||
1561 | Grutterswarenfabrieken | 50 | 100 | 200 | C | 50 | 200 | D | 4.1 | |||
1562 | 0 | Zetmeelfabrieken: | ||||||||||
1562 | 1 | - p.c. < 10 t/u | 200 | 50 | 200 | C | 30 | R | 200 | 4.1 | ||
1562 | 2 | - p.c. >= 10 t/u | 300 | 100 | 300 | C | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | |
1571 | 0 | Veevoerfabrieken: | ||||||||||
1571 | 3 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water | 300 | 100 | 200 | C | 30 | 300 | 4.2 | |||
1571 | 5 | - mengvoeder, p.c. < 100 t/u | 200 | 50 | 200 | C | 30 | 200 | 4.1 | |||
1571 | 6 | - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | 300 | 100 | 300 | C | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | |
1572 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 200 | 100 | 200 | C | 30 | 200 | 4.1 | ||||
1581 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | ||||||||||
1581 | 1 | - v.c. < 2500 kg meel/week | 30 | 10 | 30 | C | 10 | 30 | 2 | |||
1581 | 2 | - v.c. >= 2500 kg meel/week | 100 | 30 | 100 | C | 30 | 100 | 3.2 | |||
1582 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 10 | 100 | C | 30 | 100 | 3.2 | ||||
1583 | 0 | Suikerfabrieken: | ||||||||||
1584 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||||||||||
1584 | 2 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² | 100 | 30 | 50 | 30 | 100 | 3.2 | ||||
1584 | 4 | - Suikerwerkfabrieken met suiker branden | 300 | 30 | 50 | 30 | R | 300 | 4.2 | |||
1584 | 5 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² | 100 | 30 | 50 | 30 | R | 100 | 3.2 | |||
1585 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | |||||
1586 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | ||||||||||
1586 | 2 | - theepakkerijen | 100 | 10 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | ||||
1587 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 200 | 30 | 50 | 10 | 200 | 4.1 | |||||
1589 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 200 | 30 | 50 | 30 | 200 | D | 4.1 | ||||
1589.1 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 200 | 50 | 50 | 50 | R | 200 | 4.1 | ||||
1589.2 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | ||||||||||
1589.2 | 1 | - zonder poederdrogen | 100 | 10 | 50 | 10 | 100 | 3.2 | ||||
1589.2 | 2 | - met poederdrogen | 300 | 50 | 50 | 50 | R | 300 | 4.2 | |||
1589.2 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 200 | 50 | 50 | 30 | 200 | 4.1 | |||||
1591 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 300 | 30 | 200 | C | 30 | 300 | 4.2 | ||||
1592 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | ||||||||||
1592 | 1 | - p.c. < 5.000 t/j | 200 | 30 | 200 | C | 30 | R | 200 | 4.1 | ||
1592 | 2 | - p.c. >= 5.000 t/j | 300 | 50 | 300 | C | 50 | R | 300 | 4.2 | ||
1596 | Bierbrouwerijen | 300 | 30 | 100 | C | 50 | R | 300 | 4.2 | |||
1597 | Mouterijen | 300 | 50 | 100 | C | 30 | 300 | 4.2 | ||||
1598 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 10 | 0 | 100 | 50 | R | 100 | 3.2 | ||||
16 | - | |||||||||||
16 | - | VERWERKING VAN TABAK | ||||||||||
160 | Tabakverwerkende industrie | 200 | 30 | 50 | C | 30 | 200 | 4.1 | ||||
17 | - | |||||||||||
17 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||||||||||
171 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |||||
172 | 0 | Weven van textiel: | ||||||||||
172 | 1 | - aantal weefgetouwen < 50 | 10 | 10 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | ||||
172 | 2 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 10 | 30 | 300 | Z | 50 | 300 | 4.2 | |||
173 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |||||
174, 175 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |||||
1751 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 100 | 30 | 200 | 10 | 200 | 4.1 | |||||
176, 177 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |||||
18 | - | |||||||||||
18 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||||||||||
181 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |||||
183 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | |||||
19 | - | |||||||||||
19 | - | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | ||||||||||
191 | Lederfabrieken | 300 | 30 | 100 | 10 | 300 | 4.2 | |||||
192 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | D | 3.1 | ||||
193 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |||||
20 | - | |||||||||||
20 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||||||||||
2010.1 | Houtzagerijen | 0 | 50 | 100 | 50 | R | 100 | 3.2 | ||||
2010.2 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | ||||||||||
2010.2 | 1 | - met creosootolie | 200 | 30 | 50 | 10 | 200 | 4.1 | ||||
2010.2 | 2 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
202 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |||||
203, 204, 205 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | ||||
203, 204, 205 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 0 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||||
21 | - | |||||||||||
21 | - | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | ||||||||||
2111 | Vervaardiging van pulp | 200 | 100 | 200 | C | 50 | R | 200 | 4.1 | |||
2112 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | ||||||||||
2112 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 | C | 30 | R | 50 | 3.1 | ||
2112 | 2 | - p.c. 3 - 15 t/u | 100 | 50 | 200 | C | Z | 50 | R | 200 | 4.1 | |
2112 | 3 | - p.c. >= 15 t/u | 200 | 100 | 300 | C | Z | 100 | R | 300 | 4.2 | |
212 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 30 | 30 | 100 | C | 30 | R | 100 | 3.2 | |||
2121.2 | 0 | Golfkartonfabrieken: | ||||||||||
2121.2 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 30 | 30 | 100 | C | 30 | R | 100 | 3.2 | ||
2121.2 | 2 | - p.c. >= 3 t/u | 50 | 30 | 200 | C | Z | 30 | R | 200 | 4.1 | |
22 | - | |||||||||||
22 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||||||||||
2221 | Drukkerijen van dagbladen | 30 | 0 | 100 | C | 10 | 100 | 3.2 | ||||
2222 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 30 | 0 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |||||
23 | - | |||||||||||
23 | - | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | ||||||||||
2320.1 | Aardolieraffinaderijen | 1500 | 100 | 1500 | C | Z | 1500 | R | 1500 | 6 | ||
2320.2 | A | Smeeroliën- en vettenfabrieken | 50 | 0 | 100 | 30 | R | 100 | 3.2 | |||
2320.2 | B | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 300 | 0 | 100 | 50 | R | 300 | 4.2 | |||
2320.2 | C | Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. | 300 | 0 | 200 | 50 | R | 300 | D | 4.2 | ||
233 | Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven | 10 | 10 | 100 | 1500 | 1500 | D | 6 | ||||
24 | - | |||||||||||
24 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | ||||||||||
2411 | 0 | Vervaardiging van industriële gassen: | ||||||||||
2412 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 200 | 0 | 200 | C | 200 | R | 200 | D | 4.1 | ||
2413 | 0 | Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: | ||||||||||
2413 | 1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 100 | 30 | 300 | C | 300 | R | 300 | D | 4.2 | |
2414.1 | A0 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | ||||||||||
2414.1 | A1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 300 | 10 | 200 | C | 300 | R | 300 | D | 4.2 | |
2414.1 | B0 | Methanolfabrieken: | ||||||||||
2414.1 | B1 | - p.c. < 100.000 t/j | 100 | 0 | 200 | C | 100 | R | 200 | 4.1 | ||
2414.1 | B2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 200 | 0 | 300 | C | Z | 200 | R | 300 | 4.2 | |
2414.2 | 0 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | ||||||||||
2414.2 | 1 | - p.c. < 50.000 t/j | 300 | 0 | 200 | C | 100 | R | 300 | 4.2 | ||
242 | 0 | Landbouwchemicaliënfabrieken: | ||||||||||
243 | Verf, lak en vernisfabrieken | 300 | 30 | 200 | C | 300 | R | 300 | D | 4.2 | ||
2441 | 0 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | ||||||||||
2441 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | 200 | 10 | 200 | C | 300 | R | 300 | 4.2 | ||
2442 | 0 | Farmaceutische produktenfabrieken: | ||||||||||
2442 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 50 | 3.1 | |||
2451 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 300 | 100 | 200 | C | 100 | R | 300 | 4.2 | |||
2452 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 300 | 30 | 50 | C | 50 | R | 300 | 4.2 | |||
2462 | 0 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | ||||||||||
2462 | 1 | - zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 10 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||||
2464 | Fotochemische produktenfabrieken | 50 | 10 | 100 | 50 | R | 100 | 3.2 | ||||
2466 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 50 | 3.1 | |||
2466 | B | Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. | 200 | 30 | 100 | C | 200 | R | 200 | D | 4.1 | |
247 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 300 | 30 | 300 | C | 200 | R | 300 | 4.2 | |||
25 | - | |||||||||||
25 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | ||||||||||
2511 | Rubberbandenfabrieken | 300 | 50 | 300 | C | 100 | R | 300 | 4.2 | |||
2512 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | ||||||||||
2512 | 1 | - vloeropp. < 100 m2 | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 | 3.1 | ||||
2512 | 2 | - vloeropp. >= 100 m2 | 200 | 50 | 100 | 50 | R | 200 | 4.1 | |||
2513 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 10 | 50 | 50 | R | 100 | D | 3.2 | |||
252 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | ||||||||||
252 | 1 | - zonder fenolharsen | 200 | 50 | 100 | 100 | R | 200 | 4.1 | |||
252 | 2 | - met fenolharsen | 300 | 50 | 100 | 200 | R | 300 | 4.2 | |||
252 | 3 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||||
26 | - | |||||||||||
26 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | ||||||||||
261 | 0 | Glasfabrieken: | ||||||||||
261 | 1 | - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||
261 | 2 | - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j | 30 | 100 | 300 | C | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | |
261 | 3 | - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j | 300 | 100 | 100 | 30 | 300 | 4.2 | ||||
2615 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |||||
262, 263 | 0 | Aardewerkfabrieken: | ||||||||||
262, 263 | 2 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||
264 | A | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 30 | 200 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||
264 | B | Dakpannenfabrieken | 50 | 200 | 200 | 100 | R | 200 | 4.1 | |||
2651 | 0 | Cementfabrieken: | ||||||||||
2652 | 0 | Kalkfabrieken: | ||||||||||
2652 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 | R | 200 | 4.1 | |||
2653 | 0 | Gipsfabrieken: | ||||||||||
2653 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 | R | 200 | 4.1 | |||
2661.1 | 0 | Betonwarenfabrieken: | ||||||||||
2661.1 | 1 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrille | 10 | 100 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||
2661.1 | 2 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d | 10 | 100 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | ||||
2661.2 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | ||||||||||
2661.2 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||
2661.2 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 300 | Z | 30 | 300 | 4.2 | |||
2662 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |||||
2663, 2664 | 0 | Betonmortelcentrales: | ||||||||||
2663, 2664 | 1 | - p.c. < 100 t/u | 10 | 50 | 100 | 100 | R | 100 | 3.2 | |||
2663, 2664 | 2 | - p.c. >= 100 t/u | 30 | 200 | 300 | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | ||
2665, 2666 | 0 | Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: | ||||||||||
2665, 2666 | 1 | - p.c. < 100 t/d | 10 | 50 | 100 | 50 | R | 100 | 3.2 | |||
2665, 2666 | 2 | - p.c. >= 100 t/d | 30 | 200 | 300 | Z | 200 | R | 300 | 4.2 | ||
267 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||||||||||
267 | 1 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² | 10 | 30 | 100 | 0 | 100 | D | 3.2 | |||
267 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||||
267 | 3 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | 10 | 100 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | ||||
2681 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | D | 3.1 | ||||
2682 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | ||||||||||
2682 | A1 | - p.c. < 100 t/u | 300 | 100 | 100 | 30 | 300 | 4.2 | ||||
2682 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | ||||||||||
2682 | B1 | - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | 100 | 200 | 300 | C | Z | 30 | 300 | 4.2 | ||
2682 | B2 | - overige isolatiematerialen | 200 | 100 | 100 | C | 50 | 200 | 4.1 | |||
2682 | C | Minerale produktenfabrieken n.e.g. | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 | D | 3.2 | |||
2682 | D0 | Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur | 100 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||
2682 | D1 | - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur | 200 | 100 | 300 | Z | 50 | 300 | 4.2 | |||
27 | - | |||||||||||
27 | - | VERVAARDIGING VAN METALEN | ||||||||||
271 | 0 | Ruwijzer- en staalfabrieken: | ||||||||||
271 | 2 | - p.c. >= 1.000 t/j | 1500 | 1000 | 1500 | C | Z | 300 | R | 1500 | 6 | |
272 | 0 | IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: | ||||||||||
273 | 0 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | ||||||||||
273 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | ||||
274 | A0 | Non-ferro-metaalfabrieken: | ||||||||||
274 | A1 | - p.c. < 1.000 t/j | 100 | 100 | 300 | 30 | R | 300 | 4.2 | |||
274 | B0 | Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: | ||||||||||
2751, 2752 | 0 | IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: | ||||||||||
2751, 2752 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 | C | 30 | R | 300 | 4.2 | ||
2753, 2754 | 0 | Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: | ||||||||||
2753, 2754 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 | C | 30 | R | 300 | 4.2 | ||
28 | - | |||||||||||
28 | - | VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | ||||||||||
281 | 0 | Constructiewerkplaatsen: | ||||||||||
281 | 1 | - gesloten gebouw | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||
281 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
281 | 2 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||
281 | 3 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 200 | 300 | Z | 30 | 300 | 4.2 | |||
2821 | 0 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | ||||||||||
2821 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 300 | 30 | R | 300 | 4.2 | |||
2822, 2830 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 30 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |||||
284 | A | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 10 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||
284 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 | D | 3.2 | |||
284 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | D | 3.1 | |||
2851 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | ||||||||||
2851 | 1 | - algemeen | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||||
2851 | 10 | - stralen | 30 | 200 | 200 | 30 | 200 | D | 4.1 | |||
2851 | 11 | - metaalharden | 30 | 50 | 100 | 50 | 100 | D | 3.2 | |||
2851 | 12 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 30 | 100 | 50 | R | 100 | D | 3.2 | ||
2851 | 2 | - scoperen (opspuiten van zink) | 50 | 50 | 100 | 30 | R | 100 | D | 3.2 | ||
2851 | 3 | - thermisch verzinken | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||||
2851 | 4 | - thermisch vertinnen | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||||
2851 | 5 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||
2851 | 6 | - anodiseren, eloxeren | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||
2851 | 7 | - chemische oppervlaktebehandeling | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||
2851 | 8 | - emailleren | 100 | 50 | 100 | 50 | R | 100 | 3.2 | |||
2851 | 9 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) | 30 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||||
2852 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 | D | 3.2 | |||
2852 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | D | 3.1 | |||
287 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | ||||||||||
287 | A1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||
287 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||
287 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
29 | - | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | ||||||||||
29 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken: | ||||||||||
29 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | D | 3.2 | |||
29 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 30 | 200 | 30 | 200 | D | 4.1 | |||
29 | 3 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 | Z | 30 | 300 | D | 4.2 | ||
30 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||||||||||
30 | - | |||||||||||
30 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||
31 | - | |||||||||||
31 | - | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | ||||||||||
311 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 50 | 200 | 4.1 | |||||
312 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 200 | 10 | 30 | 50 | 200 | 4.1 | |||||
313 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 100 | 10 | 200 | 100 | R | 200 | D | 4.1 | |||
314 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |||||
315 | Lampenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 300 | R | 300 | 4.2 | ||||
3162 | Koolelektrodenfabrieken | 1500 | 300 | 1000 | C | Z | 200 | R | 1500 | 6 | ||
32 | - | |||||||||||
32 | - | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. | ||||||||||
321 t/m 323 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 | D | 3.1 | ||||
3210 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |||||
33 | - | |||||||||||
33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||||||||||
33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||
34 | - | |||||||||||
34 | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | |||||||||||
341 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven | ||||||||||
341 | 1 | - p.o. < 10.000 m2 | 100 | 10 | 200 | C | 30 | R | 200 | D | 4.1 | |
341 | 2 | - p.o. >= 10.000 m2 | 200 | 30 | 300 | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | ||
3420.1 | Carrosseriefabrieken | 100 | 10 | 200 | 30 | R | 200 | 4.1 | ||||
3420.2 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 30 | 10 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |||||
343 | Auto-onderdelenfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 | R | 100 | 3.2 | ||||
35 | - | |||||||||||
35 | - | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | ||||||||||
351 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | ||||||||||
351 | 1 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
351 | 2 | - kunststof schepen | 100 | 50 | 100 | 50 | R | 100 | 3.2 | |||
351 | 3 | - metalen schepen < 25 m | 50 | 100 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||
352 | 0 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | ||||||||||
352 | 1 | - algemeen | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||
352 | 2 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 | Z | 30 | R | 300 | 4.2 | ||
353 | 0 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | ||||||||||
353 | 1 | - zonder proefdraaien motoren | 50 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||
354 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 | R | 100 | 3.2 | ||||
355 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | D | 3.2 | ||||
36 | - | |||||||||||
36 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||||||||||
361 | 1 | Meubelfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 | D | 3.2 | |||
361 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 0 | 10 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 30 | 2 | |||||
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||
364 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |||||
365 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |||||
3661.1 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||
3661.2 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | D | 3.1 | ||||
37 | - | |||||||||||
37 | - | VOORBEREIDING TOT RECYCLING | ||||||||||
372 | A0 | Puinbrekerijen en -malerijen: | ||||||||||
372 | A1 | - v.c. < 100.000 t/j | 30 | 100 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | ||||
372 | B | Rubberregeneratiebedrijven | 300 | 50 | 100 | 50 | R | 300 | 4.2 | |||
372 | C | Afvalscheidingsinstallaties | 200 | 200 | 300 | C | 50 | 300 | 4.2 | |||
40 | - | |||||||||||
40 | - | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||||||||||
40 | A0 | Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe) | ||||||||||
40 | A4 | - kerncentrales met koeltorens | 10 | 10 | 500 | C | 1500 | 1500 | D | 6 | ||
40 | B0 | bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: | ||||||||||
40 | B1 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 100 | 50 | 100 | 30 | R | 100 | 3.2 | |||
40 | B2 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 50 | 50 | 100 | 30 | R | 100 | 3.2 | |||
40 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||||||||||
40 | C1 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 | C | 10 | 30 | 2 | |||
40 | C2 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 | C | 30 | 50 | 3.1 | |||
40 | C3 | - 100 - 200 MVA | 0 | 0 | 100 | C | 50 | 100 | 3.2 | |||
40 | C4 | - 200 - 1000 MVA | 0 | 0 | 300 | C | Z | 50 | 300 | 4.2 | ||
40 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | ||||||||||
40 | D1 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | 0 | 0 | 300 | C | 100 | 300 | 4.2 | |||
40 | D5 | - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50 | C | 50 | R | 50 | 3.1 | ||
40 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||||||||||
40 | E1 | - stadsverwarming | 30 | 10 | 100 | C | 50 | 100 | 3.2 | |||
41 | - | |||||||||||
41 | - | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | ||||||||||
41 | A0 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | ||||||||||
41 | A2 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 | C | 30 | 50 | 3.1 | |||
41 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||||||||||
41 | B1 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 | C | 10 | 30 | 2 | |||
41 | B2 | - 1 - 15 MW | 0 | 0 | 100 | C | 10 | 100 | 3.2 | |||
41 | B3 | - >= 15 MW | 0 | 0 | 300 | C | 10 | 300 | 4.2 | |||
45 | - | |||||||||||
45 | - | BOUWNIJVERHEID | ||||||||||
45 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||||
45 | 1 | - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
45 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
45 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||
50 | - | |||||||||||
50 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||||||||||
502 | Groothandel in vrachtauto's (incl. import) | 10 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |||||
5020.4 | A | Autoplaatwerkerijen | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||||
5020.4 | C | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 | R | 50 | 3.1 | |||
51 | - | |||||||||||
51 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||||||||||
5121 | 0 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 50 | 3.1 | |||
5121 | 1 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 100 | 100 | 300 | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | ||
5122 | Grth in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||
5123 | Grth in levende dieren | 50 | 10 | 100 | C | 0 | 100 | 3.2 | ||||
5124 | Grth in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 50 | 3.1 | |||||
5125, 5131 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 | R | 50 | 3.1 | ||||
5132, 5133 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 10 | 0 | 30 | 50 | R | 50 | 3.1 | ||||
5134 | Grth in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||
5135 | Grth in tabaksprodukten | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||
5136 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||
5137 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||
5138, 5139 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||
514 | Grth in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||
5148.7 | 0 | Grth in vuurwerk en munitie: | ||||||||||
5148.7 | 2 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 10 | 0 | 30 | 50 | V | 50 | 3.1 | |||
5148.7 | ||||||||||||
5151.1 | 0 | Grth in vaste brandstoffen: | ||||||||||
5151.1 | 1 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||||
5151.2 | 0 | Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | ||||||||||
5151.2 | 1 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 | 50 | 0 | 50 | 200 | R | 200 | D | 4.1 | ||
5151.2 | 3 | - tot vloeistof verdichte gassen | 50 | 0 | 50 | 300 | R | 300 | D | 4.2 | ||
5151.3 | Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) | 100 | 0 | 30 | 50 | 100 | 3.2 | |||||
5152.1 | 0 | Grth in metaalertsen: | ||||||||||
5152.1 | 1 | - opslag opp. < 2.000 m2 | 30 | 300 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | ||||
5152.2 /.3 | Grth in metalen en -halffabrikaten | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |||||
5153 | 0 | Grth in hout en bouwmaterialen: | ||||||||||
5153 | 1 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
5153 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||
5153.4 | 4 | zand en grind: | ||||||||||
5153.4 | 5 | - algemeen: b.o. > 200 m² | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | ||||
5153.4 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 0 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||
5154 | 0 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||||||||||
5154 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 0 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
5154 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||
5155.1 | Grth in chemische produkten | 50 | 10 | 30 | 100 | R | 100 | D | 3.2 | |||
5155.2 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 | R | 30 | 2 | ||||
5156 | Grth in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||
5157 | 0 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||
5157 | 1 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
5157.2/3 | 0 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | D | 3.2 | |||
5157.2/3 | 1 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
5162 | 0 | Grth in machines en apparaten: | ||||||||||
5162 | 1 | - machines voor de bouwnijverheid | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||||
5162 | 2 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||||
517 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||
60 | - | |||||||||||
60 | - | VERVOER OVER LAND | ||||||||||
6021.1 | Bus-, tram- en metrostations en -remises | 0 | 10 | 100 | C | 0 | 100 | D | 3.2 | |||
6023 | Touringcarbedrijven | 10 | 0 | 100 | C | 0 | 100 | 3.2 | ||||
6024 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² | 0 | 0 | 100 | C | 30 | 100 | 3.2 | |||
6024 | 1 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² | 0 | 0 | 50 | C | 30 | 50 | 3.1 | |||
603 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 | C | 10 | 30 | D | 2 | |||
63 | - | |||||||||||
63 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||||||||||
6311.1 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: | ||||||||||
6311.1 | 2 | - stukgoederen | 0 | 30 | 300 | C | 100 | R | 300 | D | 4.2 | |
6311.1 | 7 | - tankercleaning | 300 | 10 | 100 | C | 200 | R | 300 | 4.2 | ||
6311.2 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | ||||||||||
6311.2 | 1 | - containers | 0 | 10 | 300 | 50 | R | 300 | 4.2 | |||
6311.2 | 10 | - tankercleaning | 300 | 10 | 100 | 200 | R | 300 | 4.2 | |||
6311.2 | 2 | - stukgoederen | 0 | 10 | 100 | 50 | R | 100 | D | 3.2 | ||
6311.2 | 3 | - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² | 30 | 200 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | ||||
6311.2 | 5 | - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u | 50 | 300 | 200 | 50 | R | 300 | 4.2 | |||
6311.2 | 7 | - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 | 50 | 300 | 300 | 50 | 300 | 4.2 | ||||
6312 | Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen | 30 | 10 | 50 | C | 50 | R | 50 | D | 3.1 | ||
6321 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 10 | 0 | 100 | C | 30 | 100 | 3.2 | |||
64 | - | |||||||||||
64 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||||||||||
641 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 | C | 0 | 30 | 2 | ||||
642 | A | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | C | 0 | 10 | 1 | |||
71 | - | |||||||||||
71 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||||||||||
712 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | D | 3.1 | ||||
713 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | D | 3.1 | ||||
714 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | D | 2 | ||||
72 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||||||||||
72 | B | Switchhouses | 0 | 0 | 30 | C | 0 | 30 | 2 | |||
74 | - | |||||||||||
74 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||||||||||
747 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 | D | 3.1 | ||||
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 | C | 10 | 30 | 2 | ||||
7484.3 | Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten | 50 | 30 | 200 | C | 50 | R | 200 | 4.1 | |||
75 | - | |||||||||||
90 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | ||||||||||
9001 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | ||||||||||
9001 | A1 | - < 100.000 i.e. | 200 | 10 | 100 | C | 10 | 200 | 4.1 | |||
9001 | A2 | - 100.000 - 300.000 i.e. | 300 | 10 | 200 | C | Z | 10 | 300 | 4.2 | ||
9001 | B | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 | C | 0 | 30 | 2 | |||
9002.1 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
9002.1 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 50 | 3.1 | |||
9002.1 | C | Vuiloverslagstations | 200 | 200 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | ||||
9002.2 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | ||||||||||
9002.2 | A2 | - kabelbranderijen | 100 | 50 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | ||||
9002.2 | A3 | - verwerking radio-actief afval | 0 | 10 | 200 | C | 1500 | 1500 | 6 | |||
9002.2 | A4 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 | ||||
9002.2 | A5 | - oplosmiddelterugwinning | 100 | 0 | 10 | 30 | R | 100 | D | 3.2 | ||
9002.2 | A6 | - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW | 300 | 200 | 300 | C | Z | 50 | 300 | D | 4.2 | |
9002.2 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 | R | 30 | 2 | |||
9002.2 | B | Vuilstortplaatsen | 300 | 200 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | ||||
9002.2 | C0 | Composteerbedrijven: | ||||||||||
9002.2 | C3 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 100 | 100 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||||
9002.2 | C4 | - belucht v.c. > 20.000 ton/jr | 200 | 200 | 100 | 30 | 200 | 4.1 | ||||
9002.2 | C5 | - GFT in gesloten gebouw | 200 | 50 | 100 | 100 | R | 200 | 4.1 | |||
91 | - | |||||||||||
93 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||||||||||
9301.1 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 | C | 30 | 50 | 3.1 | |||
9301.1 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||||
9301.2 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 | R | 30 | 2 | ||||
9301.3 | A | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Bijlage 2 Landschapsinvesteringsplan Empelsehoefweg 8
Bijlage 2 Landschapsinvesteringsplan Empelsehoefweg 8
Bijlage 3 Lansschapsinvesteringsplan Paddegraafweg 2
Bijlage 3 Lansschapsinvesteringsplan Paddegraafweg 2
Bijlage 4 Landschapsinvesteringsplan Grintweg 18
Bijlage 4 Landschapsinvesteringsplan Grintweg 18
Bijlage 1 Milieueffectrapportage
Bijlage 1 milieueffectrapportage
Bijlage 2 Adviescommissie Mer
Bijlage 3 Aanvulling Milieueffectrapportage
Bijlage 3 aanvulling milieueffectrapportage
Bijlage 4 Ruimtelijke Onderbouwing Paddegraafweg 2
Bijlage 4 Ruimtelijke onderbouwing Paddegraafweg 2
Bijlage 5 Ruimtelijke Onderbouwing Grintweg 18
Bijlage 5 ruimtelijke onderbouwing Grintweg 18
Bijlage 6 Ruimtelijke Onderbouwing Empelsehoefweg 5
Bijlage 6 ruimtelijke onderbouwing Empelsehoefweg 5
Bijlage 7 Ruimtelijke Onderbouwing Empelsehoefweg 8
Bijlage 7 ruimtelijke onderbouwing Empelsehoefweg 8
Bijlage 8 Ruimtelijke Onderbouwing Blokkenweg 4 -4 A
Bijlage 8 ruimtelijke onderbouwing Blokkenweg 4 -4 a