Bedrijventerreinen (Treurenburg, Maaspoort, Hambakenwetering, Brabantpoort, De Brand, De Herven)
Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch
Vastgesteld op 25-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bedrijventerreinen (Treurenburg, Maaspoort, Hambakenwetering, Brabantpoort, De Brand, De Herven) van de gemeente 's Hertogenbosch.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0796.0002178-1401 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn, en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.4 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is of wordt gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtererfgebied:
een erf aan de achterkant en de niet naar een openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.8 ambachtelijke bedrijvigheid:
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht.
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden, tenzij in de regels uitdrukkelijk is aangegeven dat het op de verbeelding aangegeven percentage gekoppeld is aan het bouwvlak.
1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.12 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.13 beperkt kwetsbare objecten:
- a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen en woonwagens per hectare;
- b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- c. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- d. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten (artikel 1.45, onder c), vallen;
- e. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten (artikel 1.45, onder d), vallen;
- f. objecten die met de onder a tot en met d genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- g. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bevi-inrichting:
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van vaststelling van het plan.
1.17 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw.
1.18 bijzondere woonvoorzieningen:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.22 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 bruto vloeroppervlak:
de som van de oppervlaktes van alle bouwlagen van een gebouw, gemeten op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.
1.27 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.28 dakopbouw:
een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel.
1.29 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; een internetwinkel / postorderbedrijf wordt hier niet onder begrepen.
1.30 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.31 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.32 fitnesscentrum:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw bestemd of gebruikt voor het beoefenen van lichamelijke krachtsport/krachttraining en/of vecht/verdedingingsport alsmede oefen- en lesruimten ten behoeve van lichamelijke oefening.
1.33 functie-ondersteunende detailhandel
bij een andere hoofdfunctie dan detailhandel behorende, daaraan ondergeschikte detailhandel, waarbij de openingstijden gekoppeld zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie, zonder aparte toegang en niet fysiek gescheiden van de hoofdfunctie.
1.34 functie-ondersteunende horeca
bij een andere hoofdfunctie dan horeca behorende, daaraan ondergeschikte (maximaal 15% van de bruto-vloeroppervlakte) en niet-zelfstandig horecabedrijf categorie 2 en 3 en waarbij de openingstijden gekoppeld zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie, zonder aparte toegang en niet fysiek gescheiden van de hoofdfunctie.
1.35 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 geluidzoneringsplichtige inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van vaststelling van het plan.
1.37 grenswaarde:
de grenswaarde als bedoeld in artikel 6, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van vaststelling van het plan.
1.38 hoekperceel:
een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied.
1.39 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.
1.40 internetwinkel / postorderbedrijf
een bedrijf dat zich toelegt op het (doen) leveren van goederen op schriftelijke, telefonische of elektronische order van klanten en dat op de bedrijfslocatie geen directe contactmogelijkheden (balie, showroom, afhaalcentrum) met klanten biedt.
1.41 horeca:
horecabedrijf categorie 1:
een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies en hotels.
horecabedrijf categorie 2:
het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, broodjeszaken en dergelijke)
horecabedrijf categorie 3:
een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, waaronder feestzalen.
horecabedrijf categorie 4:
- a. elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
- b. inrichtingen, waarin een speelautomatenhal (conform de Wet op de Kansspelen) wordt geëxploiteerd.
1.42 invloedsgebied:
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), zoals deze luidt op het moment van vaststelling van het plan, personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.
1.43 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.44 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.
1.45 kwetsbare objecten:
- a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen en woonwagens als bedoeld in de definitie voor beperkt kwetsbare objecten (artikel 1.13 onder a);
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.46 maatschappelijke dienstverlening
het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en daarmee vergelijkbare vormen van dienstverlening, met uitzondering van een seksinrichting;
1.47 nevenactiviteit
activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.48 nok:
het snijpunt van twee hellende vlakken.
1.49 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.
1.50 prostitutie:
het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.
1.51 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een beroeps of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
1.52 richtwaarde:
de richtwaarde als bedoeld in artikel 6, lid 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen,zoals deze luidt op het moment van vaststelling van het plan.
1.53 seksinrichting:
een al dan niet voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.54 verkoopvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.55 voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied.
1.56 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.57 voorgevelrooilijn
- a. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg.
1.58 Wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.59 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.60 zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de hoogte van een dakopbouw:
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.5 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn, de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 de tiphoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan het hoogste punt, dat door de rotor van een windturbine wordt bereikt.
2.10 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen gebouwen tezamen.
2.11 maaiveld
de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse.
2.12 peil:
- a. voor een hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de kruin van de aan het bouwperceel grenzende weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
- c. bij de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' wordt onder peil verstaan de bovenkant van de spoorstaaf.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
- b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in artikel 3.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 4 Bedrijf - Windturbine
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Windturbine aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. één windturbine;
- b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
- a. de windturbine dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. de hoogte van de windturbine mag niet meer bedragen dan 100 meter;
- c. de tiphoogte van de windturbine mag niet meer bedragen dan 140 meter;
- d. buiten het bouwvlak mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30m2;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in artikel 4.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1': bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.2': bedrijven in de categorieën 2 tot en met 3.2 van de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.1': bedrijven in de categorieën 2 tot en met 4.1 van de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.2': bedrijven in de categorieën 2 tot en met 4.2 van de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - codering a': tevens de met de codering corresponderende bedrijfsactiviteiten in de bijbehorende categorie, zoals opgenomen in de bij deze regels als Bijlage 2 behorende "Staat van positief bestemde bedrijfsactiviteiten”;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - codering b': tevens de met de codering corresponderende bedrijfsactiviteiten in de bijbehorende categorie, zoals opgenomen in de bij deze regels als Bijlage 2 behorende "Staat van positief bestemde bedrijfsactiviteiten”;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - codering c': tevens de met de codering corresponderende bedrijfsactiviteiten in de bijbehorende categorie, zoals opgenomen in de bij deze regels als Bijlage 2 behorende "Staat van positief bestemde bedrijfsactiviteiten”;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - codering d': tevens de met de codering corresponderende bedrijfsactiviteiten in de bijbehorende categorie, zoals opgenomen in de bij deze regels als Bijlage 2 behorende "Staat van positief bestemde bedrijfsactiviteiten”;
- i. internetwinkels /postorderbedrijven;
- j. productiegebonden detailhandel;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - abc': tevens detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, banden, (landbouw)werktuigen en machines;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - meubels': tevens detailhandel in meubelen;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': horecabedrijven in de categorie 2 en tevens bedrijfsondersteunende activiteiten, zoals o.a. het organiseren van congressen, meetings, vergaderingen, seminars, presentaties e.d.;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met aan huis verbonden bedrijfs- en beroepsactiviteiten;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'water': tevens de aanleg en instandhouding van water, waterberging, ontwateringssloten en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer': tevens voor wegverkeer en verkeers- en verblijfsvoorzieningen met daaraan ondergeschikte voorzieningen zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, standplaatsen en terrassen en dergelijke.
- r. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
met inachtneming van het volgende:
- s. inrichtingen als bedoeld in de bijlage onderdelen C en D van het Besluit milieueffectrapportage, zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan, zijn niet toegestaan;
- t. geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
- u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi-inrichtingen' zijn bevi-inrichtingen toegestaan, mits de contour van het plaatsgebonden risico van de inrichting van 10–6 per jaar binnen het eigen bedrijfsperceel en/of binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'veiligheidszone - bevi' blijft;
- v. in aanvulling op sub t is de nieuwvestiging van een bevi-inrichting slechts direct toelaatbaar binnen de gebiedsaanduiding 'De Brand', mits de contour van het plaatsgebonden risico van de inrichting van 10–6 per jaar, binnen het eigen bedrijfsperceel blijft én de grens van het invloedsgebied binnen de gebiedsaanduiding 'De Brand' blijft.
- w. binnen de contour van het plaatsgebonden risico van bevi-inrichtingen van 10–6 per jaar mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten van derden worden gevestigd.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de situering van het laden en lossen op het perceel.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van:
- 1. bedrijven, anders dan de bedrijven die zijn genoemd in artikel 5.1;
- 2. een seksinrichting;
- 3. horeca, anders dan bedoeld in artikel 5.1;
- 4. detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 5.1;
- 5. kantoren, anders dan bedoeld in artikel 5.1;
- 6. bewoning, anders dan bedoeld in artikel 5.1.
- c. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
- d. Gebruik van ruimten binnen een bedrijfswoning en in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- 3. vergunningplichtige activiteiten ingevolge de wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
- 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5 ten behoeve van:
- 1. detailhandel in stoffen en goederen waarvan de verkoop in winkelcentra niet past in verband met de verstoring van het aldaar gewenste milieu, zoals de verkoop van brand- en explosiegevaarlijke of andere milieubelastende stoffen en goederen;
- 2. een bedrijf dat niet is genoemd in de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein, maar die naar aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met de op grond van de artikel 5.1 toegelaten categorieën bedrijven, mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen en inrichtingen als bedoeld in de bijlage onderdelen C en D van het Besluit milieueffectrapportage betreffen;
- 3. een bevi-inrichting buiten de gebiedsaanduiding 'De Brand', mits de contour van het plaatsgebonden risico van de inrichting van 10-6 per jaar en het invloedsgebied van de inrichting binnen het eigen bedrijfsperceel of binnen de aan het bedrijfsperceel grenzende bestemmingen 'groen' en 'verkeer' blijft; daarnaast mogen binnen de contour van het plaatsgebonden risico van de inrichting geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn;
- 4. een bevi-inrichting binnen de gebiedsaanduiding 'De Brand', waarbij de contour van het plaatsgebonden risico van de inrichting van 10–6 per jaar buiten het eigen bedrijfsperceel en/of buiten de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' ligt, maar binnen deze contour geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten van derden aanwezig zijn en de grens van het invloedsgebied van de inrichting binnen de gebiedsaanduiding 'De Brand' blijft;
- 5. een bevi-inrichting binnen de gebiedsaanduiding 'De Brand', waarbij de grens van het invloedsgebied van de inrichting buiten de gebiedsaanduiding 'De Brand' komt te liggen, mits de aanvaardbaarheid van het groepsrisico middels een goede verantwoording wordt aangetoond.
- 6. bedrijfsactiviteiten in de categorie 3.2 van de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'afwijkingsbevoegdheid milieucategorie', onder de voorwaarde dat gegarandeerd kan worden dat deze bedrijfsactiviteiten fysiek gesitueerd blijven binnen de begrenzing van de gebiedsaanduiding, zodat het woon- en leefklimaat van de (woon)omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
- b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in artikel 5.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1', wijzigen in de bestemming 'bedrijventerrein' met de aanduiding 'kantoor' met in achtneming van de volgende regels:
- a. het bebouwingspercentage, zoals aangeduid op de verbeelding, mag niet worden overschreden;
- b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
- c. er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden gerealiseerd.
Artikel 6 Gemengd - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel in abc-goederen (auto’s boten, caravans, motoren, banden, (landbouw)werktuigen en machines), keukens, sanitair, meubels en woninginrichting en bouwmarkten, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte van een winkel niet minder mag bedragen 1.000m2 en de verkoopvloeroppervlakte van een bouwmarkt niet meer mag bedragen dan 6.500m2.
- b. bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein;
- c. horecabedrijven categorie 2 ter ondersteuning van de detailhandelsfunctie als bedoeld onder punt a, met dien verstande dat de totale brutovloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 500m² en de openingstijden van deze horecabedrijven zijn gekoppeld aan de openingstijden van de detailhandelsfunctie als bedoeld onder punt a.;
- d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen;
met inachtneming van het volgende:
- e. inrichtingen als bedoeld in de bijlage onderdelen C en D van het Besluit milieueffectrapportage, zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan, zijn niet toegestaan;
- f. geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
- g. bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de situering van het laden en lossen op het perceel.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Als met het plan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van:
- 1. detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 6.1;
- 2. bewoning.
- 3. een seksinrichting;
- c. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in artikel 6.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 7 Gemengd - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. maatschappelijke en culturele voorzieningen in de vorm van onderwijs, kinderdagverblijven, naschoolse opvang, (para)medische voorzieningen, praktijkruimtes, verenigingsleven, welzijnsinstellingen, religie, uitvaartcentra, creativiteitscentrum, dansschool en openbare dienstverlening.
- c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de situering van het laden en lossen op het perceel.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Als met het plan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van:
- 1. detailhandel;
- 2. horeca;
- 3. bewoning;
- 4. een seksinrichting.
- c. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in artikel 7.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen(voorziening);
- b. fiets- en voetpaden;
- c. sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt LPG': tevens een ondergronds vulpunt voor LPG;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onderhoudspad': tevens voor een verhard (onderhouds)pad voor gemotoriseerd verkeer;
- f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeersvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, standplaatsen, terrassen en dergelijke.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Als met het plan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van parkeervoorzieningen.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in artikel 8.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1': horecabedrijven in de categorie 1 en 2 en de hierbij behorende activiteiten, zoals het organiseren van congressen, meetings, vergaderingen, seminars, presentaties e.d.;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': horecabedrijven in de categorie 2;
- c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Als met het plan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
- c. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in artikel 9.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 10 Sport
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvelden, met de daarbijbehorende voorzieningen, zoals een kantine, kleedruimte, tribune en opslagruimte.
- b. ter plaatse van de aanduiding 'stadion':
- 1. een sportstadion met daarbij behorende voorzieningen, zoals tribunes, kleedruimtes, trainingsfaciliteiten, ontvangstruimtes, persruimtes, supportershome, businessclub en opslagruimtes;
- 2. functie-ondersteunende horeca;
- 3. functie-ondersteunende detailhandel tot maximaal 100m2;
- 4. maatschappelijke voorzieningen.
- c. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum':
- 1. sportvoorzieningen, zoals een zwembad,sporthal en schaatsbaan, met daarbij behorende voorzieningen zoals tribunes, kleedruimtes, trainingsfaciliteiten ontvangstruimtes en opslagruimtes;
- 2. dagrecreatieve voorzieningen;
- 3. wellness-voorzieningen;
- 4. functie-ondersteunende horeca;
- 5. functie-ondersteunende detailhandel tot maximaal 100m2;
- 6. maatschappelijke voorzieningen.
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': tevens bedrijven in de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein en sportvoorzieningen, waaronder fitnesscentra;
- f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, verkeers- en parkeervoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Als met het plan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van:
- 1. detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 10.1;
- 2. horeca, anders dan bedoeld in artikel 10.1;
- 3. bewoning;
- 4. een seksinrichting.
- c. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in artikel 10.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegverkeer;
- b. verkeersvoorzieningen;
- c. parkeerterrein;
- d. transferium;
- e. kunstwerken, zoals o.a. bruggen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens voor bedrijfsactiviteiten (waaronder opslag van materialen) ten behoeve van onderhoud en beheer van rijkswegen;
- g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, standplaatsen en terrassen en dergelijke.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 11.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 12 Verkeer - Railverkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. rail- en spoorverkeer, bovenleidingen, spoorwegovergangen en -onderdoorgangen en daarmee verband houdende voorzieningen (o.a. voor de verkeersveiligheid);
- b. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation', tevens voor voorzieningen ten behoeve van een stationshalte en overig openbaar vervoer, zoals perrons, bebouwing voor kaartverkoop e.d. en het daarmee samenhangend gebruik van de grond en bouwwerken, waaronder parkeervoorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'water': de aanleg en instandhouding van water, waterberging, ontwateringssloten en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, fietsenstallingen, groenvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, bermen, taluds, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.1 onder a. en b., mits:
- a. een grotere oppervlakte en/of bouwhoogte van de gebouwen noodzakelijk is voor het goed functioneren van een stationshalte c.a.;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 250m2;
- c. de bouwhoogte niet eer bedraagt dan 10 meter;
- d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de milieusituatie;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 12.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. waterberging;
- c. groen(voorzieningen);
- d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens instandhouding en bescherming van cultuurhistorische waarden;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onderhoudspad': tevens voor een verhard (onderhouds)pad voor gemotoriseerd verkeer;
- f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals, speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, taluds, bermen, kunstwerken, oeverbeschoeiingen, kademuren en dergelijke.
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 13.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
13.5 Omgevingvergunning voor werken en werkzaamheden
Artikel 14 Leiding - Gas
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen, die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
14.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de medebestemming Leiding- Gas worden gebouwd, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de overige bestemmingen (basisbestemmingen) van deze gronden, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding mag niet worden geschaad en er mogen geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
- b. het onderhoud en beheer van de gasleiding mag niet worden belemmerd;
- c. het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de leidingbeheerder;
- d. de bouwwerken dienen te voldoen aan de bouwregels opgenomen binnen de basisbestemming.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in 14.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
14.6 Omgevingvergunning voor werken en werkzaamheden
Artikel 15 Leiding - Hoogspanningsverbinding
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoofdtransportleidingen, met een strook van 25 meter ter weerszijden van de aangeduide leiding.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
15.2 Bouwregels
- a. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de medebestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding worden gebouwd, zoals hoogspanningsmasten;
- b. De bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
- c. In afwijking van het bepaalde onder b. mag de bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer bedragen dan 45 meter.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2 onder a. en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. het doelmatig functioneren van de bovengrondse hoofdtransportleiding mag niet onevenredig worden aangetast;
- b. de veiligheid met betrekking tot de hoogspanningsverbinding mag niet worden geschaad;
- c. het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de leidingbeheerder;
- d. de bouwwerken dienen te voldoen aan de bouwregels opgenomen binnen de basisbestemming.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 15.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
15.6 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Artikel 16 Waarde-archeologie 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde-archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.
16.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 25m2 en meer dan 0,5 meter beneden maaiveld.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.2, en toestaan dat onder maaiveld wordt gebouwd, mits:
- a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
- b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog.
- c. het overleggen van een rapport is niet nodig, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b. bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk
Artikel 17 Waarde-archeologie 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde-archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.
17.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 50m2 en meer dan 0,5 meter beneden maaiveld.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 17.2, en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:
- a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
- b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog.
- c. het overleggen van een rapport is niet nodig, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b. bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk
Artikel 18 Waarde-archeologie 3
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde-archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.
18.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 100m2 en meer dan 0,5 meter beneden maaiveld.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 18.2, en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:
- a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
- b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog.
- c. het overleggen van een rapport is niet nodig, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b. bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk
Artikel 19 Waarde-archeologie 4
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde-archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.
19.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 100m2 en meer dan 1 meter beneden maaiveld.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 19.2, en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:
- a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
- b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog.
- c. het overleggen van een rapport is niet nodig, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b. bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
20.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de medebestemming Waterstaat - Waterkering worden gebouwd, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de overige bestemmingen (basisbestemmingen) van deze gronden, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. het doelmatig functioneren van de primaire waterkering mag niet onevenredig worden aangetast;
- b. het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het waterschap;
- c. de bouwwerken dienen te voldoen aan de bouwregels opgenomen binnen de basisbestemming.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in artikel 20.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene Bouwregels
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
- b. Hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig/opgericht zijn of kunnen worden maar in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
23.1 Veiligheidszone-LPG
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een lpg-installatie.
23.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' dat geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd, geplaatst en/of aangebracht.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
23.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
- a. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - lpg' in verband met het verplaatsen van het lpg-vulpunt c.q. het verkleinen van de lpg-doorzet, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
- b. het verwijderen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - lpg', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de lpg-installatie wordt beëindigd.
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van de regels en de verbeelding van dit plan voor:
- a. een vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen met niet meer dan 10%;
- b. een geringe afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waarin een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- c. een vergroting van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer tot niet meer dan 10 meter;
- d. een vergroting van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de oppervlakte van de plaatselijke verhoging niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het gebouw;
- 2. de hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer bedraagt dan 4 meter.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 26 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen (Treurenburg, Maaspoort, Hambakenwetering, Brabantpoort, De Brand en De Herven).
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding en het doel voor dit bestemmingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven.
1.1 Aanleiding
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening heeft de gemeente de plicht om voor het hele grondgebied actuele bestemmingsplannen vast te stellen. In dat kader is een actualisatieprogramma opgesteld om oude bestemmingsplannen te herzien. Tot op heden zijn reeds voor veel gebieden, voornamelijk woonwijken, actuele bestemmingsplannen opgesteld.
Ook voor verschillende bedrijventerreinen dient een actualisatieslag te worden gemaakt. In dat kader wordt nu ook één nieuw bestemmingsplan gemaakt voor meerdere bedrijventerreinen. Dit zijn de bedrijventerreinen Treurenburg (incl. de windturbine), Maaspoort, Hambakenwetering, de Herven (incl. sportpark De Vliert), Brabantpoort en de Brand.
1.2 Doel Bestemmingsplan
Het nieuwe bestemmingsplan voor bovengenoemde bedrijventerreinen betreft in hoofdzaak een beheersplan. Het plan heeft niet tot doel grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken, maar biedt voor de betreffende bedrijventerreinen een actueel juridisch toetsingskader, op basis van de bestaande situatie (qua bebouwing en gebruik) en recente provinciale en gemeentelijke beleidsuitgangspunten.
Een nieuwe eenduidige, actuele regeling is zowel voor de rechtszekerheid van bedrijven/burgers, de sturingsmogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen als de beheersbaarheid van in het geding zijnde milieuaspecten van belang. Ten gunste van de toepasbaarheid is getracht de plansystematiek helder en eenduidig te maken.
1.3 Ligging En Begrenzing
Het bestemmingsplan omvat meerdere bedrijventerreinen, die verspreid over de stad liggen. Het feit dat deze verschillende bedrijventerreinen in één bestemmingsplan zijn opgenomen, betekent niet dat de betreffende bedrijventerreinen qua aard en opzet allemaal hetzelfde zijn. Elk bedrijventerrein heeft een eigen bebouwingsopzet en ook de zwaarte van de aanwezige bedrijvigheid verschilt per terrein. Daarnaast zijn er tussen de verschillende bedrijventerreinen op dat gebied uiteraard ook de nodige overeenkomsten. In Hoofdstuk 2 zal nader worden ingegaan op de ruimtelijke en functionele structuur van de verschillende bedrijventerreinen.
De keuze om meerdere bedrijventerreinen in één bestemmingsplan op te nemen, is enerzijds gebaseerd op de vergelijkbare thematiek en problematiek die op bedrijventerreinen speelt, maar anderzijds vanwege een grotere effiëncy. Er hoeft slechts één bestemmingsplanprocedure te worden gevoerd voor meerdere bedrijventerreinen.
Hieronder staan de verschillende bedrijventerreinen vermeld, die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. Daarbij is de begrenzing per gebied globaal aangegeven:
- a. Bedrijventerrein Treurenburg (incl. de windturbine), bedrijventerrein Maaspoort en bedrijventerrein Hambakenwetering (Hightechpark).
Globale begrenzing:- in het zuiden en in het westen door de weg Treurenburg;
- in het noorden door de Sluisweg;
- in het oosten door de Larenweg, de Maaspoortweg en de Hambakenweg.
- b. Bedrijventerrein De Herven en sportpark De Vliert.
Globale begrenzing:- in het zuiden door de spoorlijn richting Nijmegen, de Vliertsesteeg en de Aartshertogenlaan;
- in het westen door de Bruistensingel;
- in het noorden door de Hervensebaan, natuurgebied De Heinis en de oprit naar de A2;
- in het oosten door de A2.
- c. Bedrijventerrein Brabantpoort.
Globale begrenzing:- in het zuiden door de Bruistensingel;
- in het westen door de A2;
- in het noorden door de Rosmalense Plas;
- in het oosten door het parkeerterrein van de bedrijvigheid aan Burgemeester Burgerslaan 40a /40b.
- d. Bedrijventerrein De Brand.
Globale begrenzing:- in het zuiden door de N279 / Maastrichtseweg;
- in het oosten door de A2;
- in het noorden door de Stenenkamerplas / de Zandvang en rivier de Aa;
- in het oosten door de Beusingsedijk.
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
In dit hoofdstuk wordt in de eerste plaats ingegaan op de vigerende bestemmingsplannen binnen het plangebied. Verder zal de ruimtelijke en functionele structuur van het gebied worden beschreven. Voor wat betreft de ruimtelijke structuur zal aandacht worden geschonken aan de wegenstructuur (verschillende typen en/of categorieën wegen), groen- en waterstructuur en bebouwingsstructuren. Tot slot zal worden ingegaan op de archeologische en cultuurhistorische waarden binnen het plangebied.
2.1 Vigerende Bestemmingsplannnen
Binnen het plangebied wordt het planologisch kader gevormd door een veelvoud van bestemmingsplannen. Hieronder is per gebied aangegeven welke bestemmingsplannen er op dit moment gelden.
Bedrijventerrein Treurenburg
- Bestemmingsplan Treurenburg, vastgesteld 17 september 2002;
- Bestemmingsplan Treurenburg Windturbinelocatie, vastgesteld 4 oktober 2005;
- Bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld 25 maart 1983.
Bedrijventerrein Maaspoort
- Bestemmingsplan Maaspoort, vastgesteld 18 juni 1976;
- Uitwerkingsplan Bedrijfsterrein bestemmingsplan Maaspoort, vastgesteld 12 juli 1983;
- Herziening voorschriften van “Uitwerkingsplan Bedrijfsterrein bestemmingsplan Maaspoort, vastgesteld op 7 maart 1994.
Bedrijventerrein Hambakenwetering
- Bestemmingsplan Bedrijfsterrein De Hambaken, vastgesteld 18 mei 1982;
- Herziening voorschriften van Bestemmingsplan Bedrijfsterrein De Hambaken, vastgesteld op 17 maart 1994;
- Bestemmingsplan Hambakenwetering 8, vastgesteld op 13 mei 2009;
- Bestemmingsplan 1972 's-Hertogenbosch Noord I, vastgesteld 12 april 1973.
Brabantpoort
- Bestemmingsplan Hotel Rosmalen, vastgesteld 11 juni 1987;
- Bestemmingsplan Brabant-Poort, vastgesteld 16 mei 1991.
De Brand
- Bestemmingsplan De Brand, vastgesteld 3 september 1991;
- Bestemmingsplan De Brand, 1e Herziening, vastgesteld op 15 februari 1996.
De Herven
- Bestemmingsplan Herziening Bedrijfsterrein De Herven, vastgesteld 13 mei 1993;
- Bestemmingsplan 1972 's-Hertogenbosch Noord-I, vastgesteld 12 april 1973;
- Uitwerkingsplan VAB-terrein Hervensebaan, vastgesteld 15 augustus 1979;
- Bestemmingsplan Woongebied De Herven, vastgesteld 21 december 1977.
De Vliert
- Uitbreidingsplan 's-Hertogenbosch Oost 1945, vastgesteld 1 maart 1945;
- Plan in Hoofdzaak 1945, vastgesteld 5 augustus 1944;
- Partiële wijziging Oost 1945 / Gordelweg - Ophoviuslaan, vastgesteld 16 december 1952.
2.2 Algemene Beschrijving Bedrijventerreinen
Dit bestemmingsplan omvat meerdere bedrijventerreinen, met ieder de eigen specifieke kenmerken. De bedrijventerreinen verschillen qua grootte en segmentering. Hieronder wordt daar per terrein in het kort op ingegaan.
Bedrijventerrein Treurenburg
Bedrijvenpark Treurenburg is een modern gemengd bedrijventerrein van hoge kwaliteit aan de noordzijde van ’s-Hertogenbosch. Het park heeft een langgerekte vorm en ligt tussen de spoorlijn naar Utrecht en het groene buitengebied. Het bedrijventerrein, dat nog voor een groot gedeelte uitgeefbaar is, krijgt een campusachtige uitstraling van een groen park, waarin hoogwaardige vrijstaande bedrijfsgebouwen staan.
Bedrijvenpark Treurenburg heeft aan de noordzijde 12 uitgeefbare kavels variërend van 3000 tot 6600m2, waarvan drie kavels zijn verkocht. Twee kavels zijn gereserveerd voor kantoorachtige bedrijven. De overige tien bedrijvenkavels zijn bedoeld voor de doelgroepen: bouwnijverheid, groothandel, lichte industrie, bedrijfsmatige diensten en bedrijvenverzamelgebouw.
Aan de zuidzijde van Treurenburg is het nieuwe complex van de gemeentelijke Afvalstoffendienst ontwikkeld (5 ha.) in een buitengewoon moderne en innovatieve vorm. In een nieuwe biomassacentrale wordt afval op duurzame wijze omgezet in goedkope energie, waarvan de gevestigde bedrijven ook gebruik kunnen maken.
Bedrijventerrein Treurenburg heeft ongeveer een totale bruto-oppervlakte van 12ha. Daarvan is ongeveer de helft nog uitgeefbaar.
Afbeelding 1 Hightechpark met op de achtergrond Treurenburg en Maaspoort
Bedrijventerrein Maaspoort
Maaspoort is een modern gemengd bedrijventerrein aan de noordzijde van ’s- Hertogenbosch. Het bedrijventerrein Maaspoort ligt tussen de gelijknamige woonwijk en de spoorlijn naar Utrecht, ten noorden van de A59. Op het terrein komen bedrijven in verschillende sectoren voor: groothandel, bouwnijverheid, transport, garagebedrijven en metaalbedrijven. Aan de Larenweg zitten enkele zefstandige kantoren. Op het terrein zijn ook enkele bedrijfswoningen gebouwd.
Op het bedrijventerrein zijn alle kavels reeds uitgegeven aan particulieren. Wel is er op een aantal plekken nog ruimte voor verdere verdichting.
Bedrijventerrein Maaspoort heeft een bruto-oppervlakte van circa 45ha (circa 39ha netto). Er zijn ongeveer 120 bedrijven gehuisvest op Maaspoort en die genereren ruim 3.000 arbeidsplaatsen.
Bedrijventerrein Hambakenwetering
Op bedrijventerrein Hambakenwetering (Hightechpark) is met name bedrijvigheid in de lichtere milieucategorieën gevestigd. In het noorden van het terrein, langs de A59, zitten kantoren. In de strook aan de Hambakenwetering zijn enkele bedrijven omgezet naar zelfstandige kantoren. Dit past binnen het gemeentelijk beleid (zie hiervoor verderop in de toelichting, paragraaf 3.3.2).
Het Hightech Park is geheel uitgegeven.
Het bedrijventerrein heeft een bruto-oppervlakte van circa 26ha (circa 21 ha netto). Op het Hightech Park zijn 23 bedrijven gehuisvest. Er werken ongeveer 880 mensen.
Bedrijventerrein De Herven incl. sportpark de Vliert
Bedrijventerrein De Herven is een gemengd bedrijventerrein aan de snelweg A2 met een grote verscheidenheid in functies en uitstraling. De zichtlocatie aan de A2 bestaat gedeeltelijk uit grote moderne kantoorgebouwen, bijvoorbeeld het Bolduc-gebouw en het nieuwe SAP-gebouw. In zuidelijke richting langs de A2 staat de gemeente onder voorwaarden een geleidelijke herontwikkeling naar kantoren toe (zie hiervoor verderop in de toelichting, paragraaf 3.3.2).
Een groot gedeelte van het bedrijventerrein is in gebruik door productie, groothandel en logistiek. Kenmerkend is de omvangrijke woonboulevard met grootschalige winkels voor wooninrichting, bouwmarkt en horeca. Daarnaast is er een autoboulevard.
De Herven is nagenoeg geheel uitgegeven.
Bedrijventerrein De Herven heeft een bruto-oppervlakte van circa 73 ha (circa 58 ha. netto). Er zijn ongeveer 165 bedrijven gevestigd en er werken ruim 4.400 mensen.
Op sportpark De Vliert zitten enkele stedelijke voorzieningen: tranferium, Sportiom en Stadion van FC Den Bosch. Het Sportiom wordt gebruikt voor sport- en vrijetijdsbesteding. In het voetbalstadion zit, naast de sportactiviteiten, ook bedrijvigheid. Op de hoeken zijn zelfstandige kantoren gevestigd, terwijl op de kopse kanten van het stadion kleinschalige bedrijven zitten.
Afbeelding 2 Bedrijventerrein de Herven gezien vanaf de A2
Bedrijventerrein Brabantpoort
Het bedrijventerrein Brabantpoort is kleinschalig van opzet. Eind jaren '80 is medewerking verleend aan de vestiging van een hotel aan de A2 (noordzijde van het terrein). Vervolgens is begin jaren '90 op de aangrenzende percelen aan de zuidzijde een kleinschalig terrein voor kantoren en kantoorachtige bedrijvigheid opgezet. Dit is gebeurd door de toenmalige gemeente Rosmalen.
In 1997 is ten zuiden van het hotel een Mc Donald's vestiging gerealiseerd.
Bedrijventerrein Brabantpoort heeft in totaal een bruto-oppervlakte van circa 9ha.
Bedrijventerrein De Brand
De Brand is de moderne zichtlocatie voor bedrijven die zich willen presenteren aan de rijksweg A2. De Brand is het voorbeeld van een modern gemengd bedrijventerrein met een hoge gebiedskwaliteit: een krachtige stedenbouwkundige structuur, hoogwaardige architectuur en een aantrekkelijke openbare ruimte.
Belangrijke doelgroepen voor De Brand zijn ICT-bedrijven, groothandel, productie en distributie.
Bedrijventerrein De Brand is grotendeels reeds uitgegeven. Aan het Zuiderkruis zijn nog drie grootschalige zichtkavels beschikbaar: twee bij de entree en een zichtlocatie aan de A2. Deze hebben een oppervlakte van circa 7 ha.
Bedrijventerrein De Brand heeft in totaal een bruto-oppervlakte van circa 54 ha. Er zijn ongeveer 150 bedrijven gevestigd die ongeveer voor 4.200 arbeidsplaatsen zorgen.
Over een paar jaar zal De Brand worden uitgebreid met een nat bedrijventerrein tussen het huidige bedrijventerrein en het nieuwe trace van de Zuid-Willemsvaart. De Brand II is bedoeld voor watergebonden bedrijven (productie, handel, recycling) en heeft een totale uitgeefbare oppervlakte van circa 8 ha.
Afbeelding 3 Bedrijventerrein de Brand
2.3 Ruimtelijke Opzet Bedrijventerreinen
Hieronder zal per bedrijventerrein in het kort de ruimtelijke opzet qua bebouwing en ontsluiting uiteengezet worden.
Bedrijventerrein Treurenburg
Het lange en smalle bedrijventerrein Treurenburg ligt ingeklemd tussen het spoor (richting Utrecht) en de weg Treurenburg. In het noorden wordt het terrein begrensd door de Sluisweg en in het zuiden door de A59. Op deze plek staat de enige Bossche windturbine. De structuurbepalende ruimtelijke elementen op dit terrein zijn de op dijken gelegen oostelijke en westelijke begrenzing, respectievelijk het spoor en de weg Treurenburg. Ook het mogelijk toekomstig, centraal gelegen treinstation is een structuurbepalend ruimtelijk element.
Het terrein is in het zuiden voor een zeer groot gedeelte in gebruik genomen door de gemeentelijke afvalstoffendienst. Het noordelijk gedeelte is grotendeels nog uitgeefbaar, niet ingevuld terrein.
Op het noordelijk deel van het bedrijventerrein worden de bedrijfspercelen aan de oostzijde ontsloten vanaf de daar gelegen weg. Deze weg sluit aan op de weg Treurenburg.
Op de percelen kan bloksgewijs, alzijdig georiënteerde bebouwing worden opgericht bestaande uit een integratie van hallen en de daarbij behorende kantoren in drie bouwlagen, van elkaar gescheiden door parkeerhoven. Op de kop in het noorden en bij het mogelijk in de toekomst te realiseren station kan hogere bebouwing worden opgericht. Door het onderling sterk samenhangende materiaalgebruik van de bebouwing ontstaat een zeer hoogwaardig stedenbouwkundig beeld.
Bedrijventerrein Maaspoort
Dit bedrijventerrein ligt tussen het spoor (richting Utrecht) en de woonwijk Maaspoort. Het terrein wordt eveneens in het noorden begrensd door de Sluisweg en in het zuiden door de A59. Structuurbepalend is ook hier het mogelijk, in de toekomst te realiseren, centraal gelegen station en de naar deze locatie toe afnemende grootte van de bouwblokken en de binnen deze bouwblokken gelegen percelen.
De bouwblokken op het terrein worden alzijdig ontsloten met uitzondering van de in het zuiden gelegen bouwblokken. De bebouwing op de percelen bestaat uit hallen met daarvoor geplaatste, bij deze hallen behorende, kantoorbebouwing. De bouwhoogte bedraagt overwegend twee bouwlagen. Aan de Larenweg kent de kantoorbebouwing incidenteel een groter aantal bouwlagen.
Door de alzijdige ontsluiting van de bouwblokken en de voor de hallen geplaatste kantoorbebouwing met bijbehorend parkeren ontstaat, gezien vanuit de openbare ruimte, een afwisselend en representatief bebouwingsbeeld.
Afbeelding 4 Ruimtelijke opzet Treurenburg en Maaspoort
Bedrijventerrein Hambakenwetering
Dit kleine bedrijventerrein wordt begrensd door de A59, de weg Hambaken, de weg Treurenburg en het spoor (richting Utrecht). Kenmerkend voor dit terrein is dat het slechts één aansluiting heeft op de stedelijke weg Hambaken. Aan deze aansluiting zijn twee doodlopende, op het bedrijventerrein gelegen, wegen gekoppeld. De ene weg is als parallelweg aan de weg Hambaken uitgevoerd, waardoor de bedrijfspercelen hier slechts aan één zijde van de weg zijn gelegen. De andere weg is centraal op het terrein gelegen en ontsluit zo de aan beide zijde van deze weg gelegen bedrijfspercelen. De bebouwing op de percelen bestaat uit hallen met daarvoor geplaatste, bij deze hallen behorende, kantoorbebouwing. De bouwhoogte bedraagt overwegend twee bouwlagen. Op de percelen aan de zijde van de A59 heeft de bebouwing een grotere hoogte, van circa 7 bouwlagen.
De bebouwing op het bedrijventerrein is representatief naar de A59, de weg Hambaken en naar de op het terrein gelegen ontsluitende wegen. Naar de weg Treurenburg en het spoor is de bebouwing wat informeler van karakter.
Afbeelding 5 Ruimtelijke opzet Hambakenwetering
Bedrijventerrein De Herven
Dit terrein wordt begrensd door natuurgebied de Heinis in het noorden, de A2 in het oosten, het spoor in het zuiden (richting Nijmegen) en de woonbuurt de Herven in het westen. Belangrijke structuurbepalende elementen zijn de over het terrein gelegen hoogspanningsleiding met de daaronder gelegen watergang en de deels daarmee samenvallende ontsluitende wegen (Balkweg, Reitscheweg en Aziëlaan). Daarnaast is nog een zichtlijn structuurbepalend. Deze zichtlijn, vanaf kruispunt Balkweg/Aziëlaan naar kantoorlocatie Bolduc, is gebaseerd op een oude, noord-zuid gelegen verkavelingslijn in het onderliggende landschap.
Vanaf de ontsluitende wegen worden lussen gemaakt om bouwblokken te vormen. De bebouwing op de binnen dergelijke bouwblokken gelegen percelen bestaat uit hallen met daarvoor geplaatste, bij deze hallen behorende, kantoorbebouwing. Ook hier is de hoogte overwegend twee bouwlagen. Deze bebouwing is naar de openbare ruimte representatief.
In de nabijheid van station Oost verandert de bebouwing qua functie en neemt de bebouwing in hoogte toe tot maximaal 7 bouwlagen (25 meter). Dit geldt ook voor de bebouwing op de kantoorlocatie aan de buitenzijde van de bocht, daar waar de Balkweg overgaat in de Reitscheweg (bouwhoogte 45 meter) en op het eind van de zichtlijn op de kantoorlocatie Bolduc (bouwhoogte 60 meter). Bolduc kan als een naar voren, in het natuurgebied de Heinis, geschoven locatie gezien worden. Samen met de bouwhoogte en de ruimtelijke opzet van de bebouwing wordt hier de entree van de stad, komende uit het noorden, benadrukt. De kantoorbebouwing gelegen tussen Europalaan en de A2 heeft een gemiddelde hoogte van 3 bouwlagen.
Aan de binnenzijde van de bocht waar de Balkweg overgaat in de Reitscheweg, ligt woonboulevard De Herven. De grote luifel aan het centrum is sterk beeldbepalend. Gezien de alzijdigheid van de bouwblokken wordt het bebouwingsbeeld bepaald door de aan de weg opgerichte gebouwen.
Aan de zijde van het spoor en aan de zijde van het Natuurgebied de Heinis is het bebouwingsbeeld informeler van karakter.
Afbeelding 6 Ruimtelijke opzet De Herven en De Vliert e.o.
Sportpark de Vliert e.o.
In de overwegend groene omgeving liggen drie stedelijke voorzieningen, het voetbalstadion, het Sportiom en een transferium. Daarnaast is hier voetbalvereniging B.V.V. gehuisvest.
Het gebied kenmerkt zich door een open en parkachtige uitstraling. Niet in de laatste plaats door de voor gemotoriseerd verkeer afgesloten Aartshertogenlaan en de aan weerszijden van deze laan aanwezige beeldbepalende bomen.
Bedrijventerrein Brabantpoort
Dit kleine bedrijventerrein ligt in de oksel van de A2 en de Bruistensingel en grenst aan de Rosmalense plas met het om deze plas gelegen park. Ook dit terrein kent net als het terrein Hambakenwetering slechts één aansluiting op een stedelijke weg, namelijk de Bruistensingel. De weg op het terrein zelf loopt dood.
Vier percelen zijn aan één zijde van deze ontsluitende weg gelegen, min of meer rondom een centraal gelegen waterpartij. Het vijfde perceel vormt de beëindiging van deze ontsluitende weg. Op dit perceel is een hotel in vier bouwlagen en een restaurant in één bouwlaag gebouwd. De overige bebouwing bestaat uit kantoren in 4 à 5 bouwlagen en een grote bedrijfshal.
In de toekomst zal de doodlopende weg worden doorgetrokken over het nieuwe bedrijventerrein De Rosmalense Plas en aansluiten op de Empelseweg.
Afbeelding 7 Ruimtelijke opzet Brabantpoort
Bedrijventerrein De Brand
Het bedrijventerrein De Brand wordt in het noorden begrensd door de rivier de Aa, in het oosten door de hoogspanningsleiding met het daaronder gelegen groen en water, in het zuiden door de N279 en de Zuid-Willemsvaart en in het westen door het parallel aan de A2 gelegen verbindingskanaal tussen de Zuid-Willemsvaart en de Aa.
Ook dit terrein kent slechts één aansluiting op een grotere ontsluitingsweg, in dit geval de provinciale weg de N279. Kenmerkend is de centrale as die midden op het terrein afbuigt naar het noordwesten. De entree wordt verbijzonderd door twee aan weerszijden gelegen percelen, waar hogere bebouwing kan worden opgericht. Ook op het einde van de omgebogen centrale as kan nog hogere bebouwing worden gerealiseerd. Deze percelen zijn op dit moment nog niet ingevuld.
Na de entree zijn aan weerszijden van het eerste gedeelte van de centrale as twee super-bouwblokken gesitueerd, die door interne wegen verder worden ontsloten. Zo zijn er percelen in verschillende groottes ontstaan, waarop eveneens bebouwing in verschillende groottes is gerealiseerd. Aan de noordoostzijde van het terrein, parallel aan de hoogspanningsleiding, zijn de grotere bedrijfspercelen gelegen.
De bebouwing op de percelen bestaat uit hallen met daarvoor geplaatste, bij deze hallen behorende, kantoorbebouwing. De bebouwing bestaat overwegend uit twee bouwlagen. De bouwhoogte loopt van het noordoosten naar het zuidwesten op. De grotere bouwhoogtes op de percelen bij de entree en op het eind van centrale as daargelaten. Bebouwing op de percelen gelegen aan de oostrand van de twee super-bouwblokken kent een grotere bouwhoogte (overwegend 4 bouwlagen) en is representatief van karakter. Door de stedenbouwkundige opzet, de bebouwing en inrichting van de individuele percelen en de inrichting van de openbare ruimte ontstaat een kwalitatief hoogwaardig bebouwingsbeeld van het totale terrein.
Afbeelding 8 Ruimtelijke opzet De Brand
2.4 Archeologische Waarden
In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de bekende en te verwachten archeologische waarden in het plangebied. De landschappelijke en archeologische achtergronden en kenmerken van het gebied worden toegelicht. Vervolgens wordt een overzicht geboden van de randvoorwaarden die het gemeentelijke archeologische monumentenzorgbeleid stelt aan bodemingrepen. Deze zullen een vertaling krijgen in het bestemmingsplan.
2.4.1 Landschappelijke informatie
Het bestemmingsplangebied bestaat uit vier deelgebieden te weten: Maaspoort-Hambaken Wetering – Treurenburg, De Herven, Brabantpoort en De Brand (afbeelding 6).
Afbeelding 9
De landschapskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in zwarte stippellijn de globale grens van het bestemmingsplangebied Bedrijventerrein Midden. 1. Dekzandrug, 2. Dekzandwelving, 3. Dekzandvlakte, 4. Laagte met veen, 5. Oeverwal, 6. Oeverwal op dekzandwelving, 7. Overslag op oeverwal, 8. Kom op oeverwal, 9. Fossiele geul, 10. Kom op dekzandwelving, 11. Kom
Op basis van archeologisch onderzoek is ter plaatse van de rode cirkel de landschappelijke ondergrond aangepast.
Het plangebied omvat vrijwel alle landschappelijke zones die de gemeente 's-Hertogenbosch rijk is. In het noorden bevindt zich het rivierenlandschap met de oeverwallen, overslaggronden en komgebieden van de Maas. Dit landschap gaat naar het zuiden toe geleidelijk over in het dekzandlandschap met ruggen, welvingen en vlaktes. Met name op de overgang van het rivierenlandschap naar het dekzandlandschap is een complex geheel ontstaan waar geulen, oeverwallen, dekzandkoppen en komgebieden door elkaar heen liggen.
Sinds de (aanvankelijk plaatselijke) bedijking van de Maas rond 1300 is de dynamiek grotendeels verdwenen maar bij overstromingen en/of dijkdoorbraken vond ook nog na die tijd geregeld afzetting van riviersedimenten (overslaggronden) plaats. De oudste vermeldingen van de dijken bij Empel dateren uit het begin van de 14de eeuw (1309 en 1315). Vermoedelijk bestond de dijk toen reeds enige tijd. Om dijkdoorbraken te voorkomen werd al vroeg gebruik gemaakt van een overlaat, waarbij rivierwater via een verlaging in het dijklichaam in de lagergelegen komgebieden werd ingelaten en verder stroomafwaarts weer naar de bedijkte rivier werd teruggeleid. Op deze manier ontstond een tijdelijke rivierbedding waardoor de dreiging van dijkdoorbraken werd voorkomen maar wel grote delen van het landschap periodiek niet bruikbaar waren voor landbouw. Het noordelijke deel van het plangebied (Maaspoort-Hambakenwetering-Treurenburg) ligt midden in het overlaatgebied van de Beerse Maas. Om de hoger gelegen gronden in het zuiden van het plangebied tegen het wassende water te beschermen werd in de 15e eeuw een dijk aangelegd (Boshoven & Van Genabeek, 2008). Deze dijk is nu nog zichtbaar ten noorden van De Herven (afbeelding 9). Dat deze dijk geen overbodige luxe was, wordt duidelijk wanneer men naar het kronkelende verloop van de dijk kijkt. De kronkels zijn namelijk veroorzaakt door dijkdoorbraken waarbij ronde spoelgaten (zgn. wielen) werden gevormd. Door deze wielen binnen of buiten te dijken kreeg de dijk haar kronkelende uiterlijk. De overlaat van de Beerse Maas werd in 1942 gesloten waardoor de directe dreiging van het water verdween. Zijn in het noorden de dekzandkoppen en welvingen nog (deels) overdekt met rivierafzettingen, ter hoogte van De Herven heeft de Maas geen invloed gehad op het dekzandlandschap. In deze zone is voornamelijk sprake van een laaggelegen dekzandvlakte met af en toe een hogere dekzandwelving. Het plangebied wordt aan de noord- en zuidkant begrensd door een smalle dekzandrug. Vermoedelijk is de dekzandvlakte door haar lage ligging relatief nat geweest en zal er al snel veenvorming hebben plaatsgevonden. Ter hoogte van bedrijventerrein De Brand is sprake van een vergelijkbare situatie. Dit gebied bestaat voornamelijk uit een met veen afgedekte dekzandvlakte.
Door menselijk ingrijpen zijn veel elementen van het oorspronkelijke landschap intussen grotendeels verdwenen of aangetast. Hoge zandkoppen werden vaak gebruikt als zandwinningslocaties of zijn tijdens de na-oorlogse ruilverkaveling geëgaliseerd. Archeologische vindplaatsen op de hoogste delen van het dekzand zijn hierdoor vaak sterk aangetast. In sommige gevallen zijn hier alleen nog diep ingegraven sporen bewaard gebleven. Op de lagergelegen flanken van de dekzandkoppen kunnen nog wel intacte vindplaatsen aanwezig zijn.
Ten behoeve van de aanleg van de verschillende bedrijventerreinen in het plangebied heeft vermoedelijk veel grondverzet plaatsgevonden. Dit kan betekenen dat mogelijk al veel archeologische resten verloren zijn gegaan maar anderzijds kunnen archeologische resten door het aanbrengen van een ophogingspakket juist zijn afgedekt waardoor ze min of meer beschermd zijn tegen latere bodemingrepen.
2.4.2 Bewoningsgeschiedenis
Tijdens diepe ontgravingen en ontzandingen in de omgeving van 's-Hertogenbosch en Rosmalen zijn herhaaldelijk werktuigen aangetroffen die er op wijzen dat in dit gebied al ruim 35.000 jaar geleden mensen en dieren leefden. Met name uit de zandput van De Groote Wielen (Rosmalen) en de Noorderplas zijn dergelijke oude resten aangetroffen. De kampjes van de jagers-verzamelaars uit deze periode liggen echter verstopt onder vele meters zand en klei en komen daarom alleen bij diepe bodemingrepen aan het licht. Vanwege de diepe ligging (10 tot 13 meter onder het maaiveld) en de geringe omvang van de kampementen zijn de resten van deze oudste bewoningsfasen vrijwel niet op te sporen met archeologisch onderzoek. De vindplaatsen uit latere perioden liggen minder diep onder het maaiveld zodat deze makkelijker worden ontdekt. Voorbeelden hiervan zijn aangetroffen ten zuiden van de Noorderplas. Op deze locatie zijn resten van een rendiergewei uit het Laat-Paleolithicum, versierde botten en stukken gewei uit het Mesolithicum en vuursteen en enkele fragmenten aardewerk uit het Neolithicum gevonden. Om te kunnen bepalen of er in deze zone wellicht sprake is van archeologische vindplaatsen, is in 1989 en 1990 een archeologisch onderzoek uitgevoerd (Verhart & Wansleeben, 1991). Het onderzoek heeft aanwijzingen voor bewoning uit het Mesolithicum en Neolithicum opgeleverd. De bewoning vond plaats in de top van het dekzand. Dit dekzand is later overgroeid met een dikke laag veen. In deelgebied Maaspoort-Hambakenwetering-Treurenburg ter hoogte van de Goudenheuvel en de Larenweg, zijn tijdens een opgraving sporen van bewoning uit de Bronstijd en de IJzertijd aangetroffen (Verwers, 1990). Vermoedelijk was er in de Bronstijd sprake van aardewerkproductie, want tijdens het onderzoek werd afval aangetroffen dat hiermee verband houdt. De sporen bevonden zich op de flank van een dekzandkop die later door stuifzand is afgedekt. De top van de dekzandkop is al in de Bronstijd grotendeels geërodeerd, maar vervolgens in de IJzertijd opnieuw bewoond. Op basis van losse vondsten en verschillende opgravingen is duidelijk geworden dat in het gebied ook in de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen bewoning heeft plaatsgevonden.
In het gebied van De Brand zal de bewoning na de Romeinse tijd vermoedelijk zijn gestopt. Door de relatief lage ligging zullen grote delen van deze gebieden door veen bedekt zijn geraakt waardoor de bewoning zich waarschijnlijk naar de hogere en drogere dekzandruggen verplaatste.
Het lijkt er op dat in het hele plangebied geen structurele bewoning heeft plaatsgevonden in de Late Middeleeuwen. Een uitzondering vormt echter een kleine cluster van bewoning in het uiterste noordoosten van het gebied van De Herven. Hier zijn tijdens de aanleg van de A2 sporen uit de Vroege en Late Middeleeuwen aangetroffen. Tijdens opgravingen in 1990 werden nog meer sporen uit de Late Middeleeuwen gevonden. Dit deel van het plangebied ligt op een dekzandrug en achter de dijk en zal dus langere tijd bewoonbaar zijn geweest.
In Hintham, ter hoogte van de Vliertsesteeg, stond in 1273 een melaatsen- of leprozenhuis. Uit historische bronnen weten we dat het in de 15e eeuw was uitgegroeid tot een omvangrijk complex met een kapel, een brouwhuis en een bakhuis. In verband met oorlogsdreiging moest het complex in 1542 worden afgebroken, maar vermoedelijk is het kort daarop toch weer opgebouwd want op kaarten van 1629 staat het afgebeeld. In de loop van de 17e eeuw moet het complex zijn verdwenen. De exacte locatie van het leprozenhuis is lastig te achterhalen, omdat de historische kaarten moeilijk aan de huidige topografie zijn te koppelen.
In het noorden van het plangebied, ter hoogte van de Sluisweg, wordt rond 1500 een sluis (de Grote Sluis) aangelegd. Deze sluis blijft in gebruik tot het midden van de 19e eeuw. Tijdens een opgraving in 2003 zijn hiervan resten teruggevonden.
Van het beleg van 1629 zijn in het plangebied maar beperkte resten te verwachten. Slechts langs de randen zijn verdedigingswerken uit 1629 aanwezig geweest en dit betreft dan voornamelijk langwerpige wallen met af en toe een klein schansje. Op historische kaarten uit 1832 is in het plangebied geen bebouwing zichtbaar. Een uitzondering is een gebouw dat zichtbaar is langs de doorgaande weg naar Hintham.
2.4.3 Archeologische waarden en verwachtingen
In 2008 is een archeologische verwachtingskaart opgesteld voor het deel van de gemeente buiten de middeleeuwse stadskern van 's-Hertogenbosch (afbeelding 10). De archeologische verwachtingskaart bevat niet alleen de reeds bekende archeologische vindplaatsen maar geeft ook een overzicht van de gebieden waar archeologische vindplaatsen verwacht kunnen worden, de zogenaamde verwachtingsgebieden. Gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologie hoog is, worden aangeduid als gebieden met een hoge archeologische verwachting. Verder wordt nog een onderscheid gemaakt in gebieden met een middelhoge en gebieden met een lage archeologische verwachting. Of er ook daadwerkelijk archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, moet archeologisch onderzoek uitwijzen, maar de verwachtingsgebieden geven al wel aan in welke mate men met mogelijke archeologische resten rekening moet houden. Voor deze kaart is gebruik gemaakt van meest gedetailleerde en beschikbare bodemkundige en geo(morfo)logische gegevens, zodat de archeologische verwachtingszones zo gedetailleerd mogelijk kunnen worden begrensd.
Afbeelding 10
De archeologische verwachtingskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in zwarte stippellijn de globale grens van het bestemmingsplangebied Bedrijventerrein Midden. 1. Zone met een hoge verwachting, 2. Zone met een middelhoge verwachting, 3. Zone met een lage verwachting, 4. Verdedigingswerken 1629 (met buffer), 5. Locatie Melaatsenhuis (exacte locatie onbekend).
Op basis van archeologisch onderzoek is ter plaatse van de rode cirkel de archeologische verwachting aangepast.
De oeverwallen van de Maas (al dan niet afgedekt door overslaggronden), de dekzandkoppen en de contouren van de verdedigingswerken van 1629 hebben een hoge archeologische verwachting. De oeverwallen afgedekt door komkleien en de lagere delen van het dekzand (al dan niet afgedekt door oeverwallen) hebben een middelhoge archeologische verwachting. De laagste delen van het dekzandgebied tot slot hebben een lage archeologische verwachting.
Op de dekzandruggen, -flanken en -welvingen kunnen in theorie vindplaatsen vanaf het Laat-Paleolithicum worden aangetroffen. Het lijkt er op dat in het plangebied over het algemeen geen sprake is van continue bewoning tot heden, maar dat er sprake is van een hiaat in de bewoning tussen de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen. Mogelijk houdt dit verband met het natter worden van de leefomgeving en de hiermee samenhangende groei van veen.
De archeologische vindplaatsen uit de periode Laat-Paleolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen bevinden zich in de top van het dekzand. Deze top bevindt zich naar verwachting, afhankelijk van het dekzandrelief en de dikte van een bouwvoor of afdekkende laag, tussen 0,5 en 1,5 meter beneden het maaiveld. In de lager gelegen delen van het dekzandgebied kunnen oude bewoningsniveaus zijn afgedekt door veen en/of kleilagen. De diepte van dergelijke lagen kan onder invloed van recente ophogingspakketten tussen 1,5 en 2,5 meter beneden het maaiveld liggen. Sporen uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd kunnen aan of direct onder het maaiveld voorkomen of direct onder de bouwvoor of, indien aanwezig, het (recente) ophogingspakket.
Op de oeverwallen van de Maas en de overslaggronden kunnen vindplaatsen vanaf de IJzertijd verwacht worden. De bewoonbaarheid van deze landschappen is overigens sterk afhankelijk van de hoogteligging. De hogere delen zullen beter geschikt zijn geweest voor bewoning dan de lagere delen. De lager gelegen delen kunnen wel gebruikt zijn voor het aanleggen van akkers. Vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen kunnen naar verwachting tussen 0,5 tot 1,5 meter onder het huidige maaiveld verwacht worden.
Voor het hele plangebied geldt dat door (oudtijdse) ontzandingen, regulier grondgebruik en grootschalige ruilverkavelingen sterke verstoringen van de ondergrond zullen hebben plaatsgevonden. Met name hogere dekzandkoppen zijn hierbij vaak sterk aangetast, waardoor van archeologische vindplaatsen alleen nog dieper ingegraven grondsporen bewaard zijn gebleven. Op de flanken van de dekzandkoppen kunnen echter nog wel intacte vindplaatsen aanwezig zijn.
2.4.4 Archeologiebeleid
De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is in juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart (afbeelding 11). De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket).
Afbeelding 11
De archeologische beleidskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in zwarte stippellijn de globale grens van het bestemmingsplangebied Bedrijventerrein Midden (voor legenda zie afbeelding 12).
Op basis van archeologisch onderzoek is ter plaatse van de rode cirkel het archeologische regime aangepast.
Op basis van het algemeen archeologisch beleid van de gemeente is ten behoeve van dit bestemmingsplan bekeken in hoeverre de bestaande verwachting nader is te specificeren.
Voor De Brand is geen onderzoek uitgevoerd, omdat de geologische situatie relatief uniform is en grotendeels uit een met veen bedekte dekzandvlakte bestaat. Bovendien wordt in het uiterste zuidoostelijke deel onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de omlegging van de Zuid-Willemsvaart. In dit deel van het plangebied zijn tijdens archeologisch vooronderzoek de resten van de stelling van 1629 aangetroffen. Door middel van een opgraving zullen deze resten worden behouden.
Aan weerszijden van plangebied Brabantpoort hebben in het kader van de verbreding van de A2, Vinexlocatie Rosmalen Noord en de omlegging van de Zuid-Willemsvaart verschillende archeologische onderzoeken plaatsgevonden. Vanwege de sterke bebouwing van dit plangebied is geen aanvullend onderzoek uitgevoerd.
Voor het noordelijke deel van het plangebied (Maaspoort - Hambakenwetering - Treurenburg) geldt dat op basis van archeologisch onderzoek uit de afgelopen jaren voldoende informatie is verkregen over de archeologische verwachtingswaarden en dat de verwachtingswaarden voldoende onderbouwd zijn.
Voor plangebied De Herven is wel aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek was vooral om (de intactheid van) de bodemopbouw te bepalen. Tijdens het onderzoek is 1 oost-west georiënteerde boorraai gezet, waarbij met name de dekzandrug in de noord-oosthoek is meegenomen. In totaal zijn 6 boringen gezet. Uit het onderzoek is gebleken dat de te verwachten dekzandrug slechts gedeeltelijk aanwezig is. Er lijkt eerder sprake van een dekzandkop, terwijl de directe omgeving bestaat uit verspoeld dekzand. Uit het onderzoek is gebleken dat in het plangebied een ophogingslaag ligt met een dikte tussen 0,6 en 1,15 m beneden het huidige maaiveld.
Uitgaande van de archeologische beleidskaart is in afbeelding 12 het specifieke beleid voor het plangebied uitgewerkt.
Afbeelding 12
Legenda van de archeologische beleidskaart + beleid voor dit bestemmingsplan
2.5 Cultuur- En Bouwhistorische Waarden
2.5.1 Cultuurhistorie
De gemeente 's-Hertogenbosch heeft voor de hele gemeente een inventarisatie van zichtbare cultuurhistorische elementen/relicten laten uitvoeren. Op basis van deze inventarisatie is een aantal belangrijke cultuurhistorische gebieden en structuren onderscheiden. Deze vormen samen de cultuurhistorische hoofdstructuur van de gemeente en zullen bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen worden betrokken en meegewogen. De gemeente is ook voornemens om de cultuurhistorische inventarisatie uit te werken in een cultuurhistorisch beleid. Vooruitlopend hierop is voor bestemmingsplan Bedrijventerreinen bekeken welke cultuurhistorische elementen van belang zijn.
Het aantal cultuurhistorische elementen binnen het plangebied is zeer gering. Binnen de bedrijventerreinen Maaspoort, Hambakenwetering, Treurenburg, De Herven en De Brand bevinden zich dijken die dateren van na 1832 (zie afbeelding 13). De dijklichamen op Maaspoort, Hambakenwetering, Treurenburg en De Herven zijn nog goed herkenbaar mede door hun functie als spoordijk, maar behoeven niet specifiek als cultuurhistorische elementen te worden beschermd. Ten westen van bedrijventerein Treurenbrug kan de weg Treurenburg ook na 1832 worden gedateerd.
De naamloze dijk op bedrijventerrein De Brand is ook nog goed als dijk herkenbaar en door sloten van het omliggende gebied gescheiden. De dijk is bovendien niet open voor fietsers of auto's. Vanwege haar goede zichtbaarheid zal deze dijk als waardevol cultuurhistorisch element in het bestemmingsplan bescherming worden gegeven.
Afbeelding 13
De cultuurhistorische inventarisatiekaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in rood de globale grens van het bestemmingsplangebied Bedrijventerreinen. 1. Weg, na 1832, 2. Dijk, na 1832.
2.5.2 Bouwhistorie
Binnen het plangebied liggen geen bouwhistorische waarden.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte in werking getreden. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken, die spelen tussen nu en 2020 met een doorkijk naar 2030. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak, dat ons in Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.
In de nota staat 'ruimte voor ontwikkeling' centraal en gaat het kabinet uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Deze nota ondersteunt gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling, waarin alle betrokkenen participeren. 'Ruimte voor ontwikkeling' betekent ook, dat het rijk voor ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgen creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven.
De Nota Ruimte geeft aan, dat ons land bedrijventerreinen nodig heeft voor een duurzame economische groei. In de Nota Ruimte heeft het Rijk de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. Een belangrijk uitgangspunt van de Nota Ruimte is versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland. Nederland staat voor een grote opgave om ruim 21.000 hectare bedrijventerrein te herstructureren en daarnaast nog eens ongeveer 23.000 hectare nieuw bedrijventerrein te realiseren.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, die 1 oktober 2010 door Provinciale Staten is vastgesteld, geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is na inwerkingtreding bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen. De structuurvisie geeft de samenhang weer tussen het beleid op het gebied van milieu, verkeer en vervoer en water.
De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied. Om zo bij te dragen aan een onderscheidend leef- en vestigingsklimaat ter versterking van de kenniseconomie in Brabant. De fysieke leefomgeving levert een bijdrage aan de gezondheid, bijvoorbeeld door goede toegankelijke voorzieningen, een groene leefomgeving, water, een veilige infrastructuur en biedt ruimte voor vrijetijdsbesteding. Bij de opgave voor wonen en werken wordt het accent sterker verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied.
De ruimtelijke belangen en keuzes van de provincie zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Binnen deze structuren worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen. Samen vormen deze structuren de provinciale ruimtelijke structuur. De structuren geven een hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies, maar ook waar functies worden uitgesloten of welke randvoorwaarden de provincie aan functies stelt. Binnen de structuren is er ruimte voor regionaal maatwerk.
De vier structuren zijn:
- de groenblauwe structuur: de provincie kiest hier voor functieontwikkeling gecombineerd met de ontwikkeling van een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit, bestaande uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Deze structuur is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering;
- het landelijk gebied: De provincie kiest hier voor het perspectief van een multifunctionele gebruiksruimte (een breed georiënteerde, gemengde plattelandseconomie). Met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.
- de stedelijke structuur: de provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijk concentratiegebied, waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden open houden. Ten tweede het overig stedelijk gebied, dat zo veel als mogelijk wordt ontzien van verdere verstedelijking, doordat daar alleen de opvang van de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt opgevangen;
- de infrastructuur: de provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische kennisclusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de goederenruit (spoor en waterwegen) geleid om zo ruimte te maken voor het versterken van de (inter) nationale ontsluiting (spoor, lucht en weg) van de Brabantse steden.
Afbeelding 14 Uitsnede Structurenkaart met begrenzing plangebied
Op de structurenkaart liggen de bedrijventerreinen De Herven (incl. de Vliert), Brabantpoort en De Brand in de 'stedelijke structuur, hoogstedelijke zone'. Maaspoort, Hambakenwetering en Treurenburg liggen in de 'stedelijke structuur, stedelijk concentratiegebied'.
Stedelijke structuur: De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De verschillen tussen de (middel)grote steden, suburbane kernen, dorpen en plattelandskernen, zowel in ruimtelijk, sociaal als economisch opzicht, zijn een belangrijke kwaliteit van Brabant. In de stedelijke structuur wil de provincie het volgende bereiken:
- 1. Concentratie van verstedelijking
- 2. Inspelen op demografische ontwikkelingen
- 3. Zorgvuldig ruimtegebruik
- 4. Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit
- 5. Betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur
- 6. Versterking van de economische kennisclusters
Stedelijk concentratiegebied
Het stedelijk concentratiegebied heeft een bovenlokale opvangtaak voor verstedelijking. Het stedelijk concentratiegebied bestaat uit:
- het “kralensnoer” van steden en kernen afgewisseld door groene geledingszones op de overgang van zand- naar kleigebied van Bergen op Zoom, via Roosendaal, Etten-Leur, Breda, Oosterhout, Waalwijk, ´s-Hertogenbosch tot Oss;
- twee stedelijke agglomeraties op het zand: Tilburg en Eindhoven-Helmond. De groene geledingszones tussen de steden hebben een belangrijke functie in het verbinden van de stedelijke gebieden met Het Groene Woud en het overige landelijke gebied;
- Uden-Veghel: Deze steden met omliggende kernen liggen “los” van het overige stedelijke concentratiegebied.
Het stedelijk netwerk BrabantStad, bestaande uit de steden Eindhoven, Helmond, ´s-Hertogenbosch, Tilburg en Breda, vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Het biedt een (hoogwaardige) stedelijke omgeving voor wonen, werken en voorzieningen
Ten aanzien van werken geldt voor 's-Hertogenbosch, dat het merendeel van de ruimtebehoefte aan bedrijfskavels wordt opgevangen in het stedelijk concentratiegebied. Het stedelijk concentratiegebied biedt ruimte voor de groei van de eigen bedrijvigheid, voor de vestiging van bedrijven van buiten Noord-Brabant en voor bedrijven die vanwege hun aard, schaal of functie niet (langer) passen in het overig stedelijk gebied.
Hoogstedelijke zones
De vijf grote steden van BrabantStad (Eindhoven, Helmond, Den Bosch, Tilburg en Breda) ontwikkelen zich tot (hoog)stedelijke centra voor wonen, werken en voorzieningen. Dit komt in het bijzonder tot uitdrukking in de intensivering van verstedelijking in de zones langs infrastructuurassen en in de stationsgebieden. De gemeenten pakken de ontwikkeling van deze hoogstedelijke zones op als integrale opgaven waarbij de provincie extra aandacht vraagt voor:
- de vormgeving van de entree van de stad;
- het versterken van de identiteit van de stad ten opzichte van de andere Brabantse steden;
- de positionering van de stedelijke functies ten opzichte van de infrastructuur.
De provincie wil grootschalige stedelijke ontwikkelingen met een bovenregionaal karakter concentreren in de vijf grote Brabantse steden. Daarom wordt de zoekruimte voor nieuwe grootschalige, bezoekersintensieve voorzieningen met een bovenregionaal en stedelijk karakter, beperkt tot de hoogstedelijke zones.
De provincie stimuleert de herontwikkeling van een aantal gebieden langs spoor- en snelwegen en kanaalzones in de hoogstedelijke zones. De inzet richt zich met name op het versnellen van de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving.
Het plangebied bestaat uit de bestaande bedrijventerreinen Maaspoort, Hambakenwetering, Treurenburg, De Herven (incl. de Vliert), Brabantpoort en De Brand. Het bestemmingsplan voorziet niet in de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein. Het onderhavige bestemmingsplan past daarmee binnen het provinciale beleid zoals vastgelegd in de structuurvisie.
3.2.2 Verordening Ruimte 2012
De Verordening ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. De verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels, waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
De Verordening Ruimte 2012 betreft een actualisatie van de verordening uit 2011 en is 11 mei 2012 door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 juni 2012 in werking getreden.
De bedrijventerreinen waarvoor dit bestemmingplan wordt opgesteld, zijn in de Verordening Ruimte grotendeels aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied' (stedelijk concentratiegebied).
Binnen het bestaand stedelijk gebied gelden de bundelingsregels en de daarvan afgeleide regels. Bundeling houdt in dat het leeuwendeel van de woningbouw, bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur binnen de stedelijke regio's moet plaatsvinden. Binnen de grenzen van het bestaand stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. De Verordening bevat wel regels, onder meer voor bestaande bedrijventerreinen.
De Verordening Ruimte stelt, dat de toelichting van een bestemmingsplan gelegen in het bestaand stedelijk gebied waarbij een bestemming voor een bedrijventerrein is aangewezen een verantwoording bevat over:
- de reële mogelijkheden voor herstructurering alsmede voor zorgvuldig ruimtegebruik;
- de vraag in hoeverre het al dan niet in stand houden van de geldende bestemming, met inbegrip van de regels inzake het tegengaan van oneigenlijk ruimtegebruik, zich verhoudt tot de afspraken die in het regionale planningsoverleg zijn gemaakt over de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en kantorenlocaties of de uitbreiding van bestaande zodanige terreinen en locaties.
Er wordt een sterk accent gelegd op een meer duurzame inrichting van bedrijventerreinen en kantorenlocaties. Duurzaam ingerichte bedrijventerreinen en kantorenlocaties zijn een onlosmakelijk onderdeel van het provinciaal beleid dat zorgvuldig ruimtegebruik centraal stelt. Onder duurzaamheid wordt in dit verband verstaan dat zuinig met de ruimte wordt omgegaan, dat de inrichting van het bedrijventerrein bijdraagt aan onze milieudoelstellingen, dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan het aanzien (beeldkwaliteit) en dat de economische kwaliteit van het terrein optimaal is. Zuinig ruimtegebruik betekent ruimtelijk gezien dat de ruimte op bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties beter wordt benut, in het bijzonder door intensief en meervoudig ruimtegebruik. Mede daarom zet de provincie sterk in op de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen en kantorenlocaties.
Daarnaast is het van belang dat de geldende bestemming in stand wordt gehouden met inbegrip van het tegengaan van oneigenlijk ruimtegebruik. Als zodanig gebruik wordt op middelzware en zware bedrijventerreinen aangemerkt:
- a. bedrijfswoningen;
- b. bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en leisurevoorzieningen, tenzij deze direct verband houden met een of meer op het desbetreffende terrein gelegen bedrijven en zoveel mogelijk geclusterd zijn gesitueerd;
- c. andere bedrijven dan bedoeld onder b en behorend tot de milieucategorie 1 en 2, met uitzondering van een bedrijf gelegen op een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5000 m2.
In paragraaf 3.3.2 zal hier nader op worden ingegaan.
3.2.3 Provinciaal Inpassingplan N279
De provincie Noord-Brabant is voornemens om de N279-noord 's-Hertogenbosch-Veghel op te waarderen. Deze opwaardering is nodig omdat de huidige capaciteit onvoldoende is en leidt tot sluipverkeer en verkeersonveiligheid. Er is vooralsnog voor gekozen om van de weg een weg met 2x2 rijstroken te maken waar maximaal 80 km/u mag worden gereden. In een later stadium kan dit eventueel uitgebreid worden naar 100 km/uur. Bij de A2, de Brand en de A50 blijven de aansluitingen gelijkvloers. Er komen extra in- en uitvoegstroken om de capaciteit van de kruisingen te verhogen. Alle overige kruisingen op het tracé worden ongelijkvloers.
De N279 is belangrijk voor de bereikbaarheid van de Bossche binnenstad, het oostelijk stadsdeel, bedrijventerrein de Brand en de toekomstige ontwikkelingen De Brand II en Meerendonk.
In maart 2013 heeft de provincie voor dit plan een ontwerp Provinciaal Inpassingsplan ter visie gelegd.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Ruimtelijke StructuurVisie ’s-Hertogenbosch 2003 'Stad tussen stromen'
De gemeente 's-Hertogenbosch heeft in 2003 de ambities in beeld gebracht in de vorm van een Ruimtelijke StructuurVisie (RSV). Deze RSV is een raamwerk en een gids voor de ruimtelijke activiteiten en investeringen van burgers, bedrijven, instellingen en overheid in de komende jaren. De visie bestrijkt de periode tot 2010 en geeft een doorkijk naar 2020.
In de RSV is de lagenbenadering van het destijds geldende provinciale streekplan nader uitgewerkt. Nieuwe ontwikkelingen zullen worden afgestemd en getoetst op de specifieke onderlagen van een gebied en de laag van infrastructuur.
De RSV is bedoeld om richting te geven aan de eigen stedelijke ambities, voorzover ruimtelijk relevant. Daarmee is het een paraplunota en een integratiekader voor de ruimtelijke gevolgen van deze ambities van de verschillende sectorale nota's. De RSV is ook toetsingskader en leidraad voor ruimtelijke plannen van de gemeente, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.
De belangrijkste aandachtspunten/onderdelen uit de StructuurVisie zijn:
- een kwaliteitsslag voor de bestaande ruimte door middel van een actief voorraadbeheer in wijken en buurten, herstructurering en herinrichting en meer menging van functies;
- de kwaliteit van het leefmilieu kan worden verbeterd door de realisering van een duurzaam landschappelijk raamwerk waarin het water een prominente rol speelt. Hierdoor wordt de afwisseling tussen stad en land contrastrijker en de ligging van de stad in een delta herkenbaarder. De stad gaat door met een duurzame stedenbouwkundige ontwikkeling van nieuwe gebieden en van bestaande buurten en wijken;
- ruimte wordt geboden aan een grotere variatie van woon- en werkmilieus, gebaseerd op diverse leefstijlen en inkomens, segmentering van bedrijven, menging van functies en een goede spreiding van voorzieningen.
- het streven naar verdichting en intensivering via efficiënt en meervoudig ruimtegebruik.
In de RSV wordt er, naast de wens om te komen tot uitbreiding van bedrijventerreinen (o.a. uitbreiding De Brand, Rosmalense Plas), naar gestreefd om de bestaande voorraad bedrijventerreinen op peil te houden. Om ook op middellange en lange termijn over voldoende bedrijventerrein te beschikken wordt het volgende voorgestaan:
- 1. Het uitgiftebeleid van bedrijventerreinen wordt afgestemd met Waalwijk en Oss.
- 2. Qua segmentering wordt gekozen voor groothandel en dienstverlening.
- 3. Er wordt gestreefd naar intensiever grondgebruik.
- 4. Via herstructurering streven naar ruimtewinst en kwaliteitsverbetering.
- 5. Aanwijzen van regionale bedrijventerreinen.
3.3.2 Nota Kantoren-en bedrijventerreinenbeleid
Begin 2011 heeft de gemeenteraad de nota Kantoren- en Bedrijventerreinenbeleid vastgesteld. In deze nota is het gemeentelijke beleid voor bedrijventerreinen en kantoorlocaties tot 2020 vastgelegd. Als gevolg van o.a. ontwikkelingen in de kantoren- en bedrijventerreinenmarkt (krimpende beroepsbevolking, verplaatsing van productie bedrijven naar lage lonenlanden, opkomst van het flex- en thuiswerken en verdienstelijking van de werkgelegenheid), de economische crisis en een bredere benadering van de duurzaamheid is het bestaande beleid aangescherpt en herzien.
Bedrijventerreinen
De verwachting is dat de stad op de middellange termijn voldoende ruimte heeft om de bedrijven te kunnen huisvesten. Een groot deel van de bedrijven zal kunnen worden gehuisvest op de bestaande bedrijventerreinen. De laatste jaren zijn het aanbod en de leegstand, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk, sterk toegenomen. De gemeente zet daarom zwaar in op herstructurering en verbetering van bestaande terreinen. Ook landelijk en provinciaal wordt meer ingezet op herstructurering. De provincie Noord-Brabant heeft een herstructureringsprogramma 2010-2013 opgesteld, waarin men ernaar streeft om circa 1.000 ha bedrijventerrein te herstructureren. Voor ’s-Hertogenbosch is in dit programma de Rietvelden, de Vutter en Ertveld opgenomen. De herstructurering van dit bedrijventerrein loopt momenteel. Daarnaast worden de komende jaren nog andere bedrijventerreinen aangepakt, waarbij de aandacht ligt op revitalisering, herprofilering of transformatie. Dit zijn:
- In de spoorzone Boschveld, de Kop van ’t Zand en op langere termijn Orthenpoort. Voor een deel van deze terreinen zal de focus liggen op transformatie naar woningen. Voor de Kop van ’t Zand bestaat het plan het gebied te transformeren naar een woon- en cultuurcluster met vestigingsmogelijkheden voor creatieve bedrijvigheid.
- Een ingrijpende herstructurering speelt op korte termijn in de Meerendonk. De Milieustraat zal verdwijnen en een groot deel van de Kruithoorn (voormalig munitiefabriek), thans in gebruik als bedrijfsverzamelgebouw van de Bossche Investerings Maatschappij zal op de schop worden genomen. De verwachting is dat het bedrijventerrein Zuid’66 (Zuid Willemsvaart) hierdoor van kleur zal verschieten. Door ook de sportvelden te verplaatsen ontstaat een middelgroot bedrijventerrein. Mede vanwege de ligging nabij het provinciehuis en aan de A2 kan hier een hoogwaardig bedrijventerrein ontstaan voor kantoorachtige en gemengde bedrijven.
- Op bedrijventerrein De Herven speelt een herstructureringsproblematiek op de locatie de Ploegweg/ Balkweg (voormalig Xenos en Hoogenbosch) en Goudsmid- en Tinnegieterstraat. Hier is o.a. sprake van leegstand.
Herstructurering tempert de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen. Met de voorraadontwikkeling wordt pas op de plaats gemaakt omdat anders een overaanbod aan bedrijventerreinen ontstaat. Wel blijft er tegelijkertijd behoefte aan nieuwe terreinen en bedrijfspanden. Voor een deel is dit noodzakelijk vanwege de transformatie van bedrijventerreinen, waarbij bedrijven moeten worden uitgeplaatst. Daarnaast moet er ruimte blijven voor bedrijven die in het kader van de verbetering van hun concurrentiepositie nieuwe moderne huisvesting vragen. Ook zijn er bedrijven die door hun groei in woongebieden niet zijn te handhaven. In dat kader is de planontwikkeling voor bedrijventerreinen Empel Zuid en Rosmalense Plas afgerond. Daarnaast zal ook worden gestart met de planontwikkeling voor de Brand II. Het gaat hierbij om een zogenaamd ‘nat’ bedrijventerrein, dat tegelijkertijd met de omlegging van de Zuid Willemsvaart wordt gerealiseerd.
Ook voor de langere termijn blijft het noodzakelijk ruimte voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen te reserveren. De autonome groei van de bedrijvigheid en de transformatie van bedrijventerreinen vragen om voldoende ruimte. Bovendien is de vraag naar bedrijfsruimte zeer gedifferentieerd en moet in de verschillende segmenten voldoende aanbod worden geboden.
Kantoren
Op de kantorenmarkt is de laatste jaren door verschillende oorzaken (vraaguitval ICT, stagnerende groei en inkrimping bedrijven door kredietcrisis, overaanbod, flexplekken en thuiswerken) de animo tot nieuwbouw afgenomen. De invulling van de grote kantoorlocaties duurt hierdoor wat langer. Zo werd er in 2003 nog van uit gegaan dat de bouw van het Paleiskwartier rond 2010 zou kunnen worden afgerond. Nu wordt rekening gehouden met een doorlooptijd tot zeker 2015. Eerst daarna zal een overstap moeten worden gemaakt naar Station Oost en/of Avenue2. Afhankelijk van de marktontwikkeling zal in de toekomst worden bezien of al de geplande kantoorlocaties gereserveerd moeten blijven.
Naast de vraag naar grootschalige kantoorruimte bestaat een substantiële vraag naar kleinschalige kantoorruimte. Een groeiend aantal ondernemers, ZZP-ers en starters zoekt kantoorruimte van 50 à 500 m2. De gemeente wil voor de kleine kantoorgebruikers een gedifferentieerd aanbod bieden, zodat iedere ondernemer de ruimte kan kiezen die past bij de fase van ontwikkeling, waarin het bedrijf zich bevindt. Deze kantoorgebruikers kunnen terecht in kantoorpanden in de binnenstad, de Kom Rosmalen, aan de stedelijke verbindingsassen, in de plinten van woningbouwcomplexen en verzamelkantoorgebouwen, of desgewenst tijdelijk in de kantorenmarktformules als Regus en Seats to Meet.
Overigens wordt, naar aanleiding van de huidige crisis in de kantorenmarkt, opgemerkt dat de gemeente al jaren een restrictief kantorenbeleid hanteert. De gemeente opereert proactief bij het uit de markt nemen van incourante kantoorruimte. Dit beleid heeft in het verleden zijn vruchten afgeworpen, waardoor het aanbod van kantoorruimte was gedaald. Onder invloed van de economische crisis is dit aanbod weer gestegen.
Speciale aandacht in het beleid gaat uit naar kantoren op bedrijventerreinen. Het bestaande beleid zal worden voortgezet. In hoofdlijn houdt dit in dat zelfstandige kantoren op bedrijventerreinen worden geweerd, vanwege de schaarste aan bedrijventerrein en vanwege de stagnerende kantorenmarkt. Op bepaalde plekken op bestaande bedrijventerreinen wordt echter een geleidelijke verkantorisering toegestaan. Dit is het geval op bedrijventerrein De Herven en langs de A2 en aan de voorzijde van het Hightech park Den Bosch (invalsweg naar binnenstad). Op de lange termijn zal ook op de zichtlocatie op bedrijventerrein de Brand langs de A2 (Het Zuiderkruis) een geleidelijke verkantorisering worden toegestaan.
Voorzieningen op bedrijventerreinen
Er is een voortdurende druk vanuit allerlei voorzieningen, zoals detailhandel, medische, sport- en vrije tijdsvoorzieningen, om zich op bedrijventerreinen te vestigen. Het bestaande beleid, om deze voorzieningen op bedrijventerreinen te weren, blijft in beginsel gehandhaafd.
Voor wat betreft detailhandel zijn er uitzonderingen op dit uitgangspunt. Op een aantal bedrijventerreinen worden volumineuze detailhandel (de zogenaamde ABC-goederen, inclusief keuken, sanitair- en tegelverkoopzaken) en bouwmarkten toegelaten. Op woonboulevard De Herven kunnen grootschalige winkels passend in het thema wonen een plaats krijgen. Een verruiming voor de grootschalige detailhandelvestigingen (de zogenaamde megastores) op deze locatie wordt overwogen. In de volgende paragraaf zal nader worden ingegaan op het gemeentelijk detailhandelsbeleid.
Medische, sport- en vrijetijdsvoorzieningen zullen zoveel mogelijk in de woonwijken, en dus niet op bedrijventerreinen, gevestigd moeten worden. Belangrijkste argumenten hiervoor zijn de bijdrage tot de levendigheid van de woongebieden, de korte afstand tot de gebruikers en de goede bereikbaarheid.
Onder de sportvoorzieningen hebben de fitnesscentra de laatste tien jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt. De meeste fitnesscentra zijn te vinden in de woonwijken. Een aantal kleinere fitnesscentra is gevestigd op de binnenstedelijke bedrijventerreinen. Gelet op de ligging dicht bij woongebieden is hieraan medewerking verleend. Buiten de reeds gerealiseerde fitnesscentra worden geen nieuwe fitnesscentra op bedrijventerreinen toegestaan. Een uitzondering geldt voor grootschalige fitnesscentra (minimum oppervlak 1.500m2) voor de locaties stadion de Vliert en omgeving en de Bossche WoonBoulevard.
Bedrijfswoningen
Bedrijfwoningen worden gezien als oneigenlijk gebruik van bedrijventerrein. Nieuwvestiging van bedrijfswoningen op bedrijventerreinen is daarom niet meer gewenst.
In dit bestemmingsplan zal het bovenstaande bedrijfs- en kantorenbeleid zoveel als mogelijk worden vertaald op de verbeelding en in de regels.
3.3.3 Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011
Op 11 oktober 2011 heeft de gemeenteraad de nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011 vastgesteld. Het betreft een actualisatie van de detailhandelsnota uit 2006. De doelstelling van het eerdere beleid is niet wezenlijk gewijzigd. Behoud en versterking van een vitale, fijnmazige winkelstructuur voor zowel burgers als bedrijven, van binnenstad tot buurtsteunpunt is nog steeds uitgangspunt.
Er wordt veel waarde gehecht aan behoud van de sterke positie van de binnenstad en van de winkelconcentraties aan de basis van de winkelpiramide: buurtwinkelcentra en buurtsteunpunten. Die laatsten zijn van groot belang voor de leefbaarheid in de wijken.
Het Bossche detailhandelsbeleid is in bepaalde opzichten restrictief en blijft dat ook in de komende jaren, echter zonder vernieuwing en kwaliteitsverbetering in de weg te staan. Dat is nodig voor het behoud van buurtwinkelgebieden en om overaanbod op perifere locaties te voorkomen. Dat laatste is van belang voor een goed functionerend winkelapparaat in de binnenstad.
De in 2006 door de gemeenteraad vastgelegde drie hoofduitgangspunten voor het detailhandelsbeleid blijven voor de komende periode van kracht. Wij spreken dan ook niet van nieuw, maar van geactualiseerd detailhandelsbeleid.
- a. Binnenstad: het primaat voor vestiging van grootschalige non-food winkelformules met niet-volumineuze artikelen (megastores) ligt bij de binnenstad.
- b. Periferie: streven naar clustering in winkelgebieden. Solitaire winkelvestiging en verspreide bewinkeling doen daaraan afbreuk.
- c. Winkelcentra in wijken: de fijnmazige, hiërarchische winkelstructuur voor de dagelijkse boodschappen moet in stand blijven; megasupermarkten verstoren die structuur.
Deze indeling volgt de lijnen van het drieslagmodel, gebaseerd op koopgedrag en koopmotief van de consument: recreatief winkelen (binnenstad), doelgericht winkelen (periferie), boodschappen doen (woonwijken).
Woonboulevard
Voor dit bestemmingsplan is met name het detailhandelsbeleid voor de periferie, zoals op bedrijventerreinen, van belang. Met het restrictieve detailhandelsbeleid in de periferie is bewust een rem gezet op vestiging van grootschalige winkels (megastores) aan de rand van de stad. Alleen op de woonboulevard op bedrijventerrein De Herven voorziet het huidige beleid, naast woonwinkels in volumineuze producten als meubels en tapijten, in vestiging van grootschalige winkels binnen het thema wonen (verlichting en andere niet-volumineuze woninginrichtingartikelen).
Het nieuwe beleid geeft woonboulevard De Herven ruimte tot uitbreiding. De woonboulevard heeft op dit moment vanwege zijn beperkte omvang amper bovenregionale aantrekkingskracht. De huidige grootte is op den duur niet goed levensvatbaar. Voorts mist ’s-Hertogenbosch als centrumstad kansen bij afwezigheid van megastores op zo’n perifere locatie. Dat zijn redenen om tot een tweeledige uitbreiding van de woonboulevard te komen:
- vergroting van het winkeloppervlak door het gebied tussen Goudsmidstraat en Ploegweg bij de woonboulevard te betrekken. Er kan hier ruim 20.000m² winkelruimte gecreëerd worden.
- toestaan van megastores in de branches consumentenelektronica, auto- en motoraccessoires, fietsaccessoires en fietsen en kamperen. De minimale grootte per winkel dient 1.000m² winkelvloeroppervlak (wvo) te bedragen. Megastores in deze branches worden op de woonboulevard gelimiteerd tot maximaal 20.000m² wvo.
Het betreft hier doelgericht bezochte winkels, waarin forse schaalvergroting plaatsvindt. Reguliere centra kunnen niet voorzien in die ruimtevraag. Omdat deze winkels minder frequent, want doelgericht bezocht worden, vormen ze op een perifere locatie geen substantiële bedreiging voor de positie van de binnenstad en van de winkelconcentraties in de woonwijken.
Andere dan de genoemde branches worden niet toegestaan. Branches als sport, spel, modisch, persoonlijke verzorging, warenhuizen, huishoudelijk en media behoren primair tot het domein van de binnenstad en deels tot dat van stadsdeel- en wijkwinkelcentra. De bezoekfrequentie ligt een stuk hoger en daarmee de parkeer- en verkeersdruk.
In dit bestemmingsplan, dat een beheersplan betreft, zal het beleid tot uitbreiding van de woonboulevard echter niet worden opgenomen. Aan uitbreiding van de woonboulevard qua oppervlakte en/of branchering, zal pas planologisch medewerking worden verleend, indien zich daarvoor een concreet initiatief aandient.
Bouwmarkten
Een bijzondere vorm van perifere detailhandel zijn bouwmarkten en tuincentra. Gezien hun aard en omvang kunnen ze niet terecht in reguliere winkelcentra. Ze zijn aangewezen op de rand van de stad en zijn veelal solitair gevestigd. Door de schaalvergroting van de afgelopen decennia zijn ze nagenoeg verdwenen uit woonwijken en terecht gekomen aan de rand van de stad en op bedrijventerreinen.
Voorzover deze op een dergelijke locatie zijn gevestigd, worden ze nu ook positief bestemd. In het plangebied zit er een grote bouwmarkt op woonboulevard De Herven.
Verspreide bewinkeling
Op verspreid liggende locaties in de stad, zoals sommige bedrijventerreinen, vindt verkoop van zogenaamde ABC-goederen (auto’s, boten, caravans en motoren, banden, (landbouw) werktuigen, machines) plaats. Goede bereikbaarheid, zichtbaarheid, een hoogwaardige uitstraling en sterke profilering spelen een belangrijke rol.
Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan vindt verkoop van ABC-goederen plaats op bedrijventerrein De Herven en bedrijventerrein Maaspoort. Het vigerende bestemmingsplan laat deze verkoop ook toe. In het nieuwe bestemmingsplan zal dit gebruik op deze bedrijventerreinen ook weer worden toegelaten.
3.3.4 Beleidsplan Horeca
In het Beleidsplan Horeca is aangegeven dat de mogelijkheden voor uitbreiding van het horeca-aanbod in de wijken buiten de binnenstad beperkt zijn. De bestaande horecabedrijven moeten in staat worden geacht aan de potentiële vraag te kunnen voldoen.
In het plangebied zijn enkele horecabedrijven gevestigd. Deze zullen positief bestemd worden.
3.3.5 Uitwerkingsplan Koersnota
In het beleidsplan verkeer en vervoer "'s-Hertogenbosch Bereikbaar" van 2000 zijn voor alle vervoersmodaliteiten (openbaar vervoer, fiets en auto) de lijnen uitgezet die moeten leiden tot een goede interne en externe bereikbaarheid van de stad. Deze nota meldt tevens, dat bij nieuwe ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening verkeer een steeds nadrukkelijker rol gaat spelen. Bereikbaarheid is van essentieel belang voor de stad. Zeker waar het gaat om (nieuwe) locaties voor wonen en/of werken.
Een aantal jaren geleden is gestart met de herijking van de hoofdinfrastructuur. Hierbij gaat het om de vraag in hoeverre de hoofdinfrastructuur van de stad binnen het totale integrale kader de noodzakelijke autobereikbaarheid kan (blijven) garanderen. Concreet luidt de doelstelling: "Het verder verbeteren van de autobereikbaarheid en luchtkwaliteit van de stad door het ontwikkelen en realiseren van een stedelijk verkeersnetwerk voor de auto dat een antwoord geeft op de mobiliteitsstromen (relaties), de ruimtelijke ontwikkelingen en de eisen ten aanzien van de luchtkwaliteit".
Op 21 mei 2008 heeft de gemeenteraad een aantal ambities en wensen uitgesproken die moeten leiden tot een bereikbare, leefbare en economisch sterk functionerende stad. Deze ambities zijn verder uitgewerkt in het door de gemeenteraad in 2009 vastgestelde Uitwerkingsplan Koersnota.
De gemeentelijke ambities en wensen, die fors inzetten op de fiets, het openbaar vervoer en transferia, zullen moeten leiden tot een afname van 15,8 miljoen autoritten per jaar, wat overeen komt met 10 procent van het huidige aantal autoritten. Voor de autostructuur wordt hierbij uitgegaan van het doorstroomassenmodel. De toekomstige verkeersstructuur wordt hierin gevormd door de ruit rondom de stad (A2, A59 en nieuwe Randweg) en de zogenaamde doorstroomassen. Doorstroomassen zijn de belangrijkste hoofdroutes voor het autoverkeer en zorgen voor de verbinding van de stadsdelen en bundelen het verkeer. Daarnaast hebben deze wegen een belangrijke functie voor het ontsluiten van de stad op het hoofdwegennet en de ruit om de stad heen. Door deze concentratie van verkeer op doorstroomassen ontstaat er ruimte op het onderliggende wegennet. De ruimte in deze contra-mal is bedoeld voor het openbaar vervoer en fietsverkeer. Het stelsel van doorstroomassen bestaat uit een drietal routes:
- de Oost-Westverbinding via de route Bruistensingel - Zandzuigerstraat-Rietveldenweg.
- de Westelijke Noord-Zuidverbinding via de (doorgetrokken) Parallelweg.
- de Oostelijke Noord-Zuidverbinding via de route Maastrichtseweg - Gestelseweg – LageLandstraat – Van Grobbendoncklaan.
Deze geambieerde wijzigingen in de hoofdinfrastructuur zullen op termijn tot uitvoering worden gebracht. Deze wijzigingen hebben geen directe gevolgen voor het plangebied.
3.3.6 Nota Parkeernormen
In de Nota parkeernormen (vastgesteld door de gemeenteraad in 2003) zijn de parkeernormen voor verschillende functies vastgelegd. Uitgangspunt hierbij is het voorzien in de eigen parkeerbehoefte op eigen terrein. De nota geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per functie gerealiseerd dienen te worden bij nieuwbouw. Daarbij kan, indien mogelijk, rekening worden gehouden met onderlinge uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen voor verschillende functies. Hierdoor is het niet noodzakelijk de som van het aantal parkeerplaatsen van de functies in een gebied aan te leggen, maar slechts een deel ervan. De mogelijkheden voor uitwisselbaarheid in een gebied hangen af van de locatiekeuze van de parkeerplaatsen en de mate waarin de maximale parkeerbehoefte van verschillende functies in de tijd samenvalt.
In het bestemmingsplan zijn in de regels bepalingen opgenomen om ervoor te zorgen dat er bij nieuwbouw of functiewijziging voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd. In een dergelijk geval zal getoetst worden aan de gemeentelijke parkeernormen.
3.3.7 Bomenbeleidsplan
Op 26 januari 2010 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch het Bomenbeleidsplan vastgesteld. Met het Bomenbeleidsplan wil de gemeente haar eigen bomenbestand en dat van derden duurzaam behouden en ontwikkelen. In het Bomenbeleidsplan is een belangrijke rol weggelegd voor het structurerende groen: waardevol groen dat op stadsniveau functioneert. Deze structuren moeten worden behouden, worden ontwikkeld en nieuw worden aangelegd. Het functioneel groen is het groen van de wijken, kantorenparken en bedrijventerreinen. Dit groen is in elke wijk weer anders van opzet. Deze differentiatie wordt gezien als een pluspunt en speelt per plek in op de aanwezige kwaliteiten.
Er wordt gestreefd naar een evenwichtige leeftijdsopbouw in het bomenbestand, waarbij kwaliteit belangrijker is dan kwantiteit. In de nota worden bomen in drie categorieën onderscheiden:
- Monumentale bomen. Monumentale bomen zijn de meest bijzondere bomen van de stad die daarom zo lang mogelijk moeten worden behouden. Voor monumentale bomen geldt een strikt kapverbod, tenzij aantoonbaar sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid of een zwaarwegend maatschappelijk belang.
- Boomstructuren. De verzameling van groene elementen die een bovenlokale bijdrage leveren aan de identiteit én de groene kwaliteit van de stad of een wijk vormen tezamen de bomenstructuur. Er is een kapvergunning nodig voor alle bomen in een boomstructuur.
- Sfeerbomen. Alle bomen die niet behoren tot monumentale bomen of structuren zijn sfeerbomen. Gemeentelijke en particuliere sfeerbomen zijn kapvergunningplichtig vanaf een omtrek van meer dan 100 cm.
In het plangebied staan twee monumentale bomen. Deze staan in het (voormalig) sportpark De Vliert, ten zuid-westen van het transferium. Het betreffen twee eiken.
Afbeelding 15 Situering monumentale bomen binnen het plangebied (zie groene stippen)
Verder komen er in het plangebied en direct aansluitend aan het plangebied meerdere boomstructuren voor. Deze structuren, die zijn opgenomen op onderstaande structurenkaart, zijn gelegen langs hoofdwegen en hoofdontsluitingen. Het betreffen de volgende boomstructuren:
- Balkweg - Aziëlaan, Hervensebaan en Reitscheweg op bedrijventerrein De Herven;
- De spoorlijn tussen bedrijventerrein De Herven en sportpark De Vliert;
- Voormalige Aartshertogenlaan (ten zuiden van sportpark De Vliert);
- De wegen Treurenburg, Sluisweg, Larenweg, Maaspoortweg en Hambakenweg langs bedrijventerreinen Treurenburg, Maaspoort en Hambakenwetering;
- Fietspad ten zuiden van bedrijventerrein Maaspoort.
De opname op de structurenkaart zegt niets over de werkelijke situatie buiten. Hier kunnen bomen staan die al aan het streefbeeld voldoen, maar het kan ook voorkomen dat geen bomen aanwezig zijn en het streefbeeld nog gerealiseerd moet worden.
Afbeelding 16 Structurenkaart Bomenbeleidsplan
Het bestemmingsplan betreft een beheersplan en maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Het plan heeft derhalve geen gevolgen voor de in het plangebied voorkomende (en direct aan het plangebied grenzende) monumentale bomen en boomstructuren.
3.3.8 Waterplan
Het doel van het Waterplan "Waterstad 's-Hertogenbosch" (14 juli 2009) is het bereiken van een veilig en een duurzaam watersysteem in en om 's-Hertogenbosch, waarbij zo goed mogelijk aan de wensen van alle belanghebbenden tegemoet wordt gekomen. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater.
Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. Dit gemeenschappelijke beleid moet leiden tot een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem in de Groene Delta. De bijdrage aan energiebesparing vanuit het watersysteem zijn verkend met het oog op de doelstelling om in 2050 als stad klimaatneutraal te zijn. Ambities zijn hierbij verwoord naar beleid op hoofdlijnen. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGrp) is het beleid ten aanzien van afvalwater, regenwater en grondwater verder uitgewerkt.
Het bestemmingsplan betreft een beheersplan en maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Bij toekomstige ontwikkelingen (buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan) is het van belang om eerdergenoemde uitgangspunten op het gebied van water mee te nemen in de planvorming.
Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten
In dit hoofdstuk komen de relevante milieu-aspecten bij dit bestemmingsplan aan de orde. Er wordt aandacht besteed aan externe veiligheid, geluid, bodem en luchtkwaliteit, de flora en de veiligheid.
4.1 Geluid
4.1.1 Industrielawaai
De in dit bestemmingsplan opgenomen bedrijventerreinen zijn geen geluidsgezoneerde terreinen. Nieuwbouw van geluidgevoelige objecten of zoneringsplichtige inrichtingen binnen het plangebied is niet toegestaan. Akoestisch onderzoek vanwege industrielawaai is dan ook niet noodzakelijk.
4.1.2 Wegverkeer
Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, waarbij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen of geluidsbronnen worden geprojecteerd een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. De Wet geluidhinder maakt voor de normering en de te volgen procedure onderscheid in nieuwe en bestaande situaties. In principe hebben alle voor het openbaar rijverkeer toegankelijke wegen een onderzoekszone. Deze zone is een gebied aan beide zijden van de weg waar onderzoek naar eventuele geluidshinder moet plaatsvinden.
Aantal rijstroken | Stedelijk gebied | Buitenstedelijk gebied |
1 of 2 rijstroken | 200 m¹ | 250 m¹ |
3 of 4 rijstroken | 350 m¹ | 400 m¹ |
5 of meer rijstroken | 350 m¹ | 600 m¹ |
Voor bestaande (bedrijfs)woningen (en andere bestaande geluidsgevoelige functies) hebben de onderzoekszones geen consequenties. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe (geluidsgevoelige) ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.
4.1.3 Railverkeer
Sinds 1 juli 2012 zijn de geluidproduktieplafonds (GPP) in werking getreden. De onderzoekzones rondom spoorwegen zijn hiermee veranderd, afhankelijk van de hoogte van het GPP (artikel 1.4a Besluit geluidhinder). De onderzoekszone bij spoorlijn 731 (Den Bosch Utrecht) bedraagt 600 meter aan weerszijden van het spoor. Spoorlijn 740 (Den Bosch Oss) kent een zone van 200 meter aan weerszijden van het spoor. Voor bestaande (bedrijfs)woningen (en andere bestaande geluidsgevoelige functies) hebben de onderzoekszones geen consequenties. In het plan worden geen nieuwe (geluidsgevoelige) ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.
4.2 Bodem
Uit de gegevens van de bodemkwaliteitskaart en de resultaten van de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat over het algemeen de bodem in het plangebied licht verontreinigd tot schoon is. De bodem in Brabantpoort is over het algemeen schoon.
De bedrijventerreinen in het plangebied zijn niet gelegen in een grondwaterbeschermings- of grondwaterwingebied.
Op of in de directe omgeving van de bedrijventerreinen De Brand en De Herven zijn enkele ernstige verontreinigingen aanwezig die mogelijk een belemmering kunnen zijn voor grondwaterontrekkingen voor bedrijfsprocessen, warmte/koude opslag of bronneringen bij sloop of nieuwbouw. Hieronder zijn deze verontreinigingen beschreven:
De Brand
Ten west-zuidwesten van bedrijventerrein De Brand is de verontreinigingslocatie Poeldonkweg 5 (voormalige munitiefabriek "De Kruithoorn") gelegen. Hier is sprake van een omvangrijke sterke grondwaterverontreiniging met vluchtige gechlooreerde koolwaterstoffen. Deze stoffen hebben de eigenschap zich naar de diepte te verspreiden; het grondwater is daardoor tot een diepte van meer dan 25 meter sterk verontreinigd. Op het ogenblik vindt er op deze locatie onderzoek plaats naar de verschillende mogelijkheden tot sanering.
Eventuele grondwateronttrekkingen ten behoeve van bedrijfsprocessen en/of warmte/koude-opslag (WKO) ter plaatse van bedrijventerrein De Brand, kunnen mogelijk tot gevolg hebben dat er verontreinigd grondwater vanaf de locatie Poeldonkweg 5 wordt aangetrokken. Bij plannen op het gebied van onttrekking en/of WKO dient dan ook eerst onderzocht te worden wat het effect van deze onttrekkingen op de verontreiniging ter plaatse van Poeldonkweg 5 zal zijn.
De Herven
Op de locatie Balkweg 1 wordt een sanering uitgevoerd van een minerale olieverontreiniging. Deze verontreiniging vormt alleen een belemmering voor eventuele ontwikkeling wanneer er hier herontwikkeling plaats zou vinden (sloop en nieuwbouw) of wanneer er in de directe omgeving van de verontreiniging grondwater (bronnering) onttrokken wordt. Bij bronneringswerkzaamheden zullen voor zover relevant ingevolge de Waterwet meldingen c.q. aanvragen voor vergunningen moeten worden ingediend.
4.3 Externe Veiligheid
Externe veiligheid betreft het risico, dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Daarbij kan het gaan om de risico's die verbonden zijn aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt, en om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Het is een beleidsterrein, dat zich richt op rampenbestrijding, maar meer nog op voorkoming van calamiteiten, en daarbij ook randvoorwaarden stelt aan ruimtelijke ordeningsplannen. Om risico's te beperken worden afstandseisen gesteld tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten). Daarbij kan zowel sprake zijn van voorgeschreven vaste afstanden tussen risicobron en (beperkt) kwetsbare objecten, als van risicocontouren - afstandseisen gerelateerd aan de kans op een calamiteit en de gevolgen daarvan - die in acht genomen moeten worden.
De risico's dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen het jaarlijkse risico op een ongewoon voorval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Door de gemeente 's-Hertogenbosch is een Uitvoeringskader Externe veiligheid (verder te noemen uitvoeringskader) vastgesteld. Er zijn drie hoofdambities benoemd:
- Bedrijven met opslag van gevaarlijke stoffen op de juiste plaats. 's-Hertogenbosch wil dat de vestiging van nieuwe inrichtingen waar gevaarlijke stoffen opgeslagen of verwerkt worden mogelijk blijft, maar bestaande inrichtingen die geen belemmering vormen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of hoge risico's opleveren in de bestaande situatie kunnen blijven bestaan op de huidige plaats. Nieuwe inrichtingen moeten gesitueerd worden op een geschikte locatie met name op De Rietvelden of De Brand.
- Verantwoord ontwikkelen nabij risicobronnen door de aanpak van externe veiligheid te stroomlijnen en te uniformeren.
- Optimalisatie van de beheersbaarheid creëert meer ruimte
In het kader van dit plan wordt met name gekeken naar de aanwezige risicovolle activiteiten (Bevi-bedrijven) en de mogelijke nieuwvestiging van Bevi-bedrijven in het plangebied. Ook wordt rekening gehouden met het vervoer van gevaarlijke stoffen in de directe omgeving van het plangebied en binnen het plangebied aanwezige gastransportleidingen.
Bij de toets aan het plaatsgebonden en het groepsrisico wordt rekening gehouden met kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Voor deze objecten, zoals o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants, kantoren, dienen de veiligheidsrisico's binnen aanvaardbare normen te blijven.
4.3.1 Bevi-bedrijven
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat op 27 oktober 2004 in werking is getreden, worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten de inrichting. Een gemeente mag uitsluitend een terrein voor een risicovolle activiteit in een inrichting als bedoeld in het Bevi bestemmen, indien het plaatsgebonden risico daarvan voor de omgeving voldoet aan de grenswaarden van het Besluit. Daarnaast moet de gemeente beoordelen of de groepsrisico's maatschappelijk aanvaardbaar zijn.
Het Bevi maakt voor wat betreft de 'ontvangers' van het risico onderscheid in twee soorten objecten: kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Het onderscheid kwetsbare/beperkt kwetsbare objecten is alleen van belang voor het plaatsgebonden risico, niet voor het groepsrisico.
Bij nieuwvestiging van een Bevi-inrichting geldt inzake het plaatsgebonden risico, dat voldaan moet worden aan de grenswaarde 10-6. Dit geldt als harde norm. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare objecten voorkomen. Wanneer dat wel het geval is, kan aan het bedrijf geen omgevingsvergunning worden verleend en kan het bedrijf zich niet vestigen. Ook moet voorkomen worden, dat kwetsbare objecten na de vestiging van een Bevi-bedrijf binnen de 10-6 contour van dat bedrijf kunnen worden gevestigd.
Voor beperkt kwetsbare objecten geldt in beginsel ook het uitgangspunt dat deze buiten de 10-6 contour van een risicovolle inrichting moeten liggen.
Voor wat betreft het groepsrisico zal bij de vaststelling van een bestemmingsplan verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop het groepsrisico in de besluitvorming is meegewogen. Het gebied waarvoor bij een Bevi-bedrijf het groepsrisico moet worden bepaald, wordt gevormd door het zogenaamde invloedsgebied van de betreffende Bevi-inrichting, die door een contour rondom het bedrijf kan worden weergeven. Personen binnen dit gebied worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.
Op dit moment zijn binnen het plangebied de volgende Bevi-bedrijven aanwezig:
Bedrijventerrein De Brand:
Bostik, De Voerman 8
In dit bedrijf vindt opslag van klein poly-urethaan schuim (spuitbussen) plaats. De plaatsgebonden risicocontour is 20 meter van het magazijn Binnen deze afstand bevinden zich geen kwetsbare objecten, maar wel beperkt kwetsbare objecten. In tegenstelling tot kwetsbare objecten geldt in bestaande situaties (conserverend bestemmingsplan) voor beperkt kwetsbare objecten voor het plaatsgebonden risico geen norm en geen saneringsverplichting.
Het invloedsgebied voor het groepsrisico is 90 m. Het groepsrisico is laag.
Afbeelding 17 Plaatsgebonden risicocontour Bostik (in rood)
Würth, Het Sterrenbeeld 35
Hier vindt opslag van K1 en K2 vloeistoffen, inclusief spuitbussen plaats. De richtlijn PGS15 is van toepassing (meer dan 10 ton gevaarlijke stoffen).
De plaatsgebonden risicocontour is 50 meter van het magazijn. Binnen deze afstand bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is 300 meter. Het groepsrisico is laag.
Afbeelding 18 Plaatsgebonden risicocontour Würth (in rood)
Emgas, De Steenbok 20
Bij dit bedrijf is een gasflessenvulstation en vindt opslag van propaan en butaan plaats in gasflessen en een ondergrondse tank.
De plaatsgebonden risicocontour is 20 à 25 meter. Binnen deze afstand bevinden zich geen kwetsbare objecten, maar wel beperkt kwetsbare objecten. In tegenstelling tot kwetsbare objecten geldt in bestaande situaties (conserverend bestemmingsplan) voor beperkt kwetsbare objecten voor het plaatsgebonden risico geen norm en geen saneringsverplichting.
Het invloedsgebied voor het groepsrisico is 310 m. Het groepsrisico bedraagt maximaal 0,76 keer de oriënterende waarde (en blijft dus onder de orënterende waarde van 1).
Afbeelding 19 Plaatsgebonden risicocontour Emgas (in rood)
Bedrijventerrein Maaspoort:
SPS, Zilverenberg 16
Verffabriek en opslag verf (brandbare stoffen).
Voor dit bedrijf geldt er geen plaatsgebonden risicocontour.
Het invloedsgebied voor het groepsrisico is 800 meter. Het groepsrisico is berekend als nihil, uitgaande van een werknemersdichtheid en personendichtheid van 100 per hectare.
Baril Coatings, Zilverenberg 9
Verffabriek en opslag verf (brandbare stoffen).
Voor dit bedrijf geldt er geen plaatsgebonden risicocontour.
Het invloedsgebied voor het groepsrisico is 420 meter. Het groepsrisico blijft ruim onder de oriënterende waarde.
Buiten het plangebied liggen nog twee LPG-tankstations. Dit zijn de tankstations aan de Maaspoortweg 401 en aan de Hambakenweg 3. De plaatsgebonden risicocontouren van deze tankstations liggen gedeeltelijk binnen het plangebied. Dit heeft te maken met de ligging van de vulpunten van de LPG-tanks. Binnen het plaatsgebonden risicocontour liggen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Verder is het groepsrisico laag.
De gemeente 's-Hertogenbosch wil de vestiging van nieuwe inrichtingen met opslag gevaarlijke stoffen mogelijk blijven maken. De nieuwe inrichtingen moeten dan wel op een geschikte locatie gesitueerd worden. In 's-Hertogenbosch zijn dit in beginsel de bedrijventerreinen De Rietvelden (maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan) en De Brand. Op de andere bedrijventerreinen zijn Bevi-inrichtingen onder voorwaarden mogelijk. De wijze waarop dit is vertaald in dit bestemmingplan is beschreven in paragraaf 5.3.
4.3.2 Vervoer gevaarlijke stoffen
Vervoer over de weg Binnen de gemeente vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de rijkswegen A59 en de A2, de provinciale weg N279 en incidenteel over enkele lokale wegen. Bedrijventerrein De Brand, De Herven en Brabantpoort liggen langs de A2. Bedrijventerreinen Maaspoort, Treurenburg en Hambakenwetering liggen in de directe omgeving van de A59. Verder ligt bedrijventerrein De Brand binnen het invloedsgebied van de N279.
Voor de A2, A59 en de N279 zijn er geen knelpunten met betrekking tot het plaatsgebonden risico.
De oriëntatiewaarde van het groepsrisico van de A2, de A59 en de N279 wordt ter hoogte van 's-Hertogenbosch nergens overschreden. Voor de A2 en A59 is in het kader van het Basisnet geen veiligheidszone vastgesteld, wat inhoudt dat geen beperkingen worden opgelegd aan ruimtelijke ontwikkelingen in de directe nabijheid van deze wegen. Van een plasbrandaandachtsgebied is bij deze wegen ter hoogte van 's-Hertogenbosch ook geen sprake.
Vervoer gevaarlijke stoffen over spoor
Binnen de gemeente vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de spoorwegtrajecten Eindhoven - 's-Hertogenbosch, 's-Hertogenbosch - Utrecht en 's-Hertogenbosch - Nijmegen. Bedrijventerreinen Maaspoort, Treurenburg, Hambakenwetering liggen binnen het invloedsgebied van het traject 's-Hertogenbosch - Utrecht. Bedrijventerrein de Herven ligt binnen het invloedsgebied van het traject 's-Hertogenbosch - Nijmegen.
Ten aanzien van het plaatsgebonden risico zijn er rond het spoor in 's-Hertogenbosch geen knelpunten. Ook zijn er geen overschrijdingen van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico voor het traject 's-Hertogenbosch (aansl. Diezebrug) - Utrecht. Wel is er sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het traject 's-Hertogenbosch (aansl. Diezebrug) - Nijmegen (rapport Gemeente 's-Hertogenbosch, Sporen in Den Bosch, Onderzoek Externe Veiligheid, augustus 2009). Het betreft hier echter een reeds bestaande situatie. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetbare objecten mogelijk.
Vervoer gevaarlijke stoffen over water: Zuid-Willemsvaart
De transportintensiteiten op de Zuid-Willemsvaart zijn beperkt. Ter hoogte van 's-Hertogenbosch is er geen plaatsgebonden risicocontour. Het groepsrisico beperkt zich tot ver onder de oriënterende waarde. In het definitief ontwerp Basisnet Water is de Zuid-Willemsvaart ter hoogte van 's-Hertogenbosch aangemerkt als zogenaamde groene vaarweg, wat inhoudt dat hierover weinig tot geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Voor groene vaarwegen gelden geen beperkingen vanuit het plaatsgebonden risico. Ook is er geen plasbrandaandachtsgebied. Ten aanzien van het groepsrisico is geen verantwoording benodigd vanwege nauwelijks merkbare effecten op het groepsrisico.
Aanvullend op wat er al is gezegd over het basisnet water is in het kader van het tracébesluit van de nieuwe Zuid Willemsvaart uitgebreid gekeken naar de risico's van de nieuwe Zuid Willemsvaart. Uit dat onderzoek blijkt dat de normen van het PR en de oriënterende waarde van het GR niet worden overschreden.
Conclusie
De bedrijventerreinen liggen binnen het invloedsgebied van één of meerdere transportassen voor gevaarlijke stoffen. Echter, het betreft hier het actualiseren van de bestaande situatie, nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Er is dus geen sprake van een toename of afname van het groepsrisico en verantwoording is niet aan de orde.
4.3.3 Gastransportleidingen
Op 1 januari 2011 is het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb) in werking getreden. Het Bevb bevat een verplichting om bij aardgasleidingen met druk van 16 tot 40 bar de ligging van de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook van ten minste 4 m aan weerszijden van de leiding vast te leggen in nieuwe bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan wordt daaraan voldaan en is voor de belemmeringenstrook aanvullend een verbodsbepaling opgenomen om zonder omgevingsvergunning werken of werkzaamheden uit te (laten) voeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen.
In het plangebied loopt een regionale aardgastransportleiding van 12 inch 40 bar. Het plaatsgebonden risico 10-6 bedraagt 0 meter. Er zijn op of binnen 4 meter van de leiding geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig of geprojecteerd. Het plaatsgebonden risico levert dus geen knelpunten op.
Het groepsrisico 1% lethaal is 140 m. Voor de meubelboulevard op bedrijventerrein De Herven in uitgegaan van 100 personen per hectare. De overschrijdingskans is 0,02.
Omdat de aardgasleiding geen plaatsgebonden risicocontour kent en het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde blijft, worden behoudens de belemmeringenstrook verder geen ruimtelijke beperkingen gesteld aan de omgeving.
4.4 Luchtkwaliteit
Om de kwaliteit van lucht te verbeteren en te waarborgen heeft de Europese Unie regels vastgesteld. De Nederlandse regels voor luchtkwaliteit vloeien direct voort uit de richtlijnen die de Europese Unie heeft vastgesteld. Deze richtlijnen bestaan uit de in 1996 vastgestelde Kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de daarop gebaseerde uitvoeringsrichtlijnen, veelal dochterrichtlijnen genoemd. In deze dochterrichtlijnen is achtereenvolgens vastgelegd welke normen voor specifieke luchtvervuilende stoffen gelden. Vanaf 15 november 2007 is een wijziging van de 'Wet milieubeheer' in werking getreden, welke gericht is op luchtkwaliteitseisen. De wijziging betreft met name hoofdstuk 5 titel 2 uit de 'Wet Milieubeheer' en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wetswijziging is de Nederlandse implementatie van EU-regelgeving ten aanzien van de luchtkwaliteit. In de voorschriften uit de bijlagen komen grenswaarden en plandrempels naar voren van luchtvervuilende stoffen, waaraan plannen getoetst moeten worden. Plannen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit hoeven niet meer afzonderlijk te worden getoetst aan de Wet luchtkwaliteit. Dat staat in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer.
Dit bestemmingsplan is een conserverend plan. Er worden geen nieuwe woningen of bedrijfsbestemmingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat er geen nieuwe bronnen voor luchtverontreiniging zoals extra verkeer of uitstoot van bedrijven gerealiseerd worden. Onderzoek naar de luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk. Vanuit luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor het plangebied.
4.5 Water
Water is een belangrijk element in de ruimtelijke ordening. Het zorgt niet alleen voor bepaalde beperkingen maar biedt ook kansen binnen en buiten het plangebied. Voorliggend bestemmingsplan legt de huidige situatie vast, waarbij geen nieuwe ontwikkelingen zijn gepland. In onderstaande tekst is beschreven wat de beleidsdoelen zijn op het gebied van water bij huidige en toekomstige ruimtelijke plannen.
4.5.1 Beleid voor integraal waterbeheer
Integraal waterbeheer beoogt een duurzaam en veerkrachtig watersysteem, waarbij kansen worden benut en functies zoveel mogelijk worden gecombineerd. Beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan (2009). Het is een visiedocument dat is onderschreven door de verschillende actoren op het gebied van water in en rondom de stad. Het Waterplan beschrijft de wijze waarop 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem zal houden, nu en in de toekomst.
Het plangebied is gelegen in het beheergebied van waterschap Aa en Maas. Het waterbeheerplan van Waterschap Aa en Maas uit 2010 beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk naar 2027. Hierin zijn 8 uitgangspunten geformuleerd:
- 1. Wateroverlastvrij bestemmen
Bij de locatiekeuze voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de norm uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). In eerste instantie zal bij de locatiekeuze van een ontwikkeling gezocht moeten worden naar een plek 'die hoog en droog genoeg' is. Mocht dit echter niet mogelijk of wenselijk zijn, dan zal in de compenserende of mitigerende sfeer gezocht moeten worden naar maatregelen die het gewenste beschermingsniveau tegen wateroverlast helpen realiseren. Liever nog dan mitigeren of compenseren, wordt bij voorkeur gebouwd op locaties die als gevolg van hun ligging nú al voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige functie. - 2. Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater
Het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse kan een compromis gesloten worden, waarbij de minimale inzet (in bestaand bebouwd gebied) is om het vuile en het schone water gescheiden aan te bieden op het (reeds aanwezige) gemengde rioolstelsel. Het waterschap zal echter niet akkoord gaan met de aanleg van nieuwe gemengde rioolstelsels. - 3. Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik - infiltratie - buffering -afvoer”
In aansluiting op het landelijke beleid hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen “hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer” (afgeleid van de trits “vasthouden - bergen - afvoeren”) doorlopen. Hergebruik van hemelwater wordt voornamelijk overwogen bij grootschalige voorzieningen als scholen, kantoorgebouwen e.d.. Voor particuliere woningen wordt dit niet gestimuleerd. Binnen grondwaterbeschermingsgebieden kunnen door de grondwaterbeheerder (provincie) aanvullende kwalitatieve eisen gesteld worden in de Provinciale Milieu Verordening. Ook kan een vergunning nodig zijn van de grondwaterbeheerder. - 4. Hydrologisch neutraal ontwikkelen
Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de natuurlijke GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) niet verlaagd worden en mag bijvoorbeeld bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied de oorspronkelijke landelijke afvoer in de normale situatie niet overschreden worden. Het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden en in poldergebieden worden seizoensfluctuaties toegestaan. - 5. Water als kans
”Water” wordt door stedenbouwkundigen bij inrichtingsvraagstukken vaak benaderd als een probleem (“er moet ook ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur”). Dat is erg jammer, want “water” kan ook een meerwaarde geven aan het plan, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water. Zo is 'wonen aan het water' erg gewild, een mooie waterpartij met bijbehorend groen wordt door vele inwoners gewaardeerd. - 6. Meervoudig ruimtegebruik
“Er moet ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur”. Maar door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor twee of meer doeleinden te gebruiken, is het “verlies” van m2 als gevolg van de toegenomen ruimtevraag vanuit water te beperken. Zo is het in bepaalde gevallen mogelijk om het flauwe talud ook te gebruiken als onderhoudsstrook. Flauwe taluds geven veel ruimte voor buffering van water, maar zijn ook te gebruiken voor recreatieve doeleinden (een fietspad dat af en toe niet te gebruiken is). - 7. Voorkomen van vervuiling
Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Vanuit zijn wettelijke taak ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer streeft het waterschap ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Deze bronaanpak is ook verwoord in het Emissiebeheersplan. Het waterschap besteedt hier reeds aandacht aan in de fase van de watertoets, zodat dit aspect als randvoorwaarde kan worden meegenomen in het verdere ontwerpproces. - 8. Waterschapsbelangen
Er zijn 'waterschapsbelangen' met een ruimtelijke component. Dit betreft het volgende:
- ruimteclaims voor waterberging
- ruimteclaims voor de aanleg van natte EVZ's en beekherstel
- aanwezigheid en ligging watersysteem
- aanwezigheid en ligging waterkeringen
- aanwezigheid en ligging van infrastructuur en ruimteclaims t.b.v. de afvalwaterketen in beheer van het waterschap.
Indien deze belangen een rol spelen in het ruimtelijke plan dan zou hieraan in de toelichting, de voorschriften en de plankaart aandacht besteed moeten worden.
4.5.2 Huidige situatie
Maaspoort, Hambakenwetering en Treurenburg
De bedrijventerreinen Maaspoort, Hambakenwetering en Treurenburg liggen in een oorspronkelijk poldergebied. De bodem is deels opgehoogd met zand en andere grondtypen. Aan de zuidkant is het gebied (Hambakenwetering) opgehoogd tot 3,0 – 3,3 m NAP, aan de noordkant (Maaspoort) tot 3,8 – 4,4 m NAP. Op de kavels van Treurenburg moeten de bedrijven zelf hun ophoging en ontwatering realiseren. De wegen liggen hier op 4 m NAP.
In het plangebied lopen twee watergangen parallel aan het spoor. De oostelijke dient als afvoerroute van afwateringsgebied Maaspoort. Daarnaast liggen er enkele vijvers/plassen binnen het plangebied. Tussen de opritten van de snelweg A59 liggen enkele geïsoleerde vijvers, welke niet gevoed worden. De oostelijke spoorsloot wordt gevoed door hemelwater en door water dat vanaf Empel en de Maaspoort wordt ingelaten. Overtollig water wordt afgevoerd in zuidelijke richting naar het afwateringsgebied Noord. Het plangebied ligt voor het grootste deel in het afwateringsgebied 'Maaspoort', dat een vast peil heeft van 2,20 m NAP. Dit peil kan zo'n 25 cm stijgen tijdens heftige neerslag welke eens per circa 100 jaar voorkomt. Alleen het gedeelte Hambakenwetering ligt binnen het afwateringsgebied van Noord, met een peil van 1,80 m NAP. Dit peil kan ruim 30 cm stijgen tijdens heftige neerslag welke eens per circa 100 jaar voorkomt.
Het grondwater van zowel de deklaag (freatisch grondwater) als het eerste watervoerend pakket stroomt globaal in noordwestelijke richting. De grondwaterstand is niet in detail bekend, maar ligt rond 2,4 – 2,6 m NAP. Tijdens hoogwater op de Maas kan de grondwaterstand oplopen tot 2,80 m NAP.
Afbeelding 20 Watersysteem Maaspoort, Hambakenwetering en Treurenburg
De Herven / de Vliert
Het plangebied van de Herven de Vliert is oorspronkelijk een poldergebied. De bodem is deels opgehoogd met zand uit de rioleringssleuven, tot 3,0 – 3,25 m NAP.
In het plangebied lopen een aantal watergangen, welke zorgen voor de afvoer van hemelwater richting het noorden. De watergangen worden gevoed door hemelwater en door water dat vanaf de Maaspoort wordt ingelaten. Het plangebied ligt in het afwateringsgebied 'Noord', met een vast peil van 1,80 m NAP. Dit peil kan ruim 30 cm stijgen tijdens heftige neerslag welke eens per circa 100 jaar voorkomt. Het watersysteem staat niet in contact met het regionale systeem van de Dommel en Aa.
Het grondwater van zowel de deklaag (freatisch grondwater) als het eerste watervoerend pakket stroomt globaal in noordwestelijke richting. De grondwaterstand is niet in detail bekend, maar ligt rond 2,1 – 2,4 m NAP.
Afbeelding 21 Watersysteem De Herven / De Vliert
Het plangebied is bijna geheel verbeterd gescheiden gerioleerd. Alleen in de uiterste zuidwesthoek ligt de stadionweg, welke is aangesloten op het gemengde rioolstelsel. Het pompregime van het Verbeterd Gescheiden Stelsel zal op korte termijn anders worden afgesteld, met als doel om meer hemelwater naar het oppervlaktewater te brengen in plaats van naar de RWZI. Hiermee vind extra aanvulling en doorstroming van de watergangen plaats.
Brabantpoort
De bodem in het gebied Brabantpoort is niet opgehoogd en heeft een hoogte van circa 2,8 m NAP. De wegen liggen hier op ongeveer dezelfde hoogte.
Aan de randen van het bedrijventerrein, langs de Bruistensingel en langs de A2, lopen enkele waterlopen. Deze liggen echter buiten het plangebied. Het water van het bedrijventerrein wordt verzameld in de op het terrein gelegen plas. Vandaaruit stroomt het naar de randsloot, langs de A2. Vervolgens stroomt het water naar de Rosmalense plas. Via een stuw kan overtollig water van de plas naar de sloot in het noord-westen. Deze voert het water via gemaal Gewande naar de Maas. Het watersysteem van Brabantpoort is momenteel krap gedimensioneerd.
In het gebied ligt een rioolpersleiding. Het gebied heeft een verbeterd gescheiden rioolstelsel.
Het grondwater van zowel de deklaag (freatisch grondwater) als het eerste watervoerend pakket stroomt globaal in noordwestelijke richting. De grondwaterstand is niet in detail bekend, maar ligt rond 2,2 m NAP.
De Brand
Het plangebied van de Brand is oorspronkelijk een poldergebied. Het grenst aan de A2, de Zuid-Willemsvaart, de gemeentegrens en de Aa.
Het plangebied wordt nagenoeg omringd door oppervlaktewater. Alleen het zuid-westelijke deel ligt aan de overkant van twee watergangen. De ring aan water rondom de bestaande bebouwing watert af via een stuw met een vast peil van 2,2 m NAP. Uit de lager gelegen watergang wordt overtollig water uitgemalen op het regionale systeem van de Aa. Aan de westkant van het plangebied is een parallelsloot aanwezig, een extra aanvoer voor de Stads Aa. Het peil in de Aa ligt doorgaans enkele centimeters boven de 2,2 m NAP, maar kan oplopen tot boven de 4 m NAP bij hoogwater op de Maas of in Dommel en Aa.
Het grondwater van zowel de deklaag (freatisch grondwater) als het eerste watervoerend pakket stroomt globaal in noordwestelijke richting. Het grondwater wordt beïnvloed door lokale kwel vanaf de Zuid-Willemsvaart, dat alhier een peil heeft van 4,75 m NAP. De grondwaterstand is niet in detail bekend, maar kan ver van de watergangen dicht aan het maaiveld komen in zeer natte perioden.
Het plangebied heeft in zijn geheel een verbeterd gescheiden stelsel. Het pompregime van het Verbeterd Gescheiden Stelsel zal op korte termijn anders worden afgesteld, met als doel om meer hemelwater naar het oppervlaktewater te brengen in plaats van naar de RWZI Vinkel. Hiermee vind extra aanvulling en doorstroming van de watergangen plaats.
De waterpartij aan de noordoostzijde van het bedrijventerrein valt binnen het regionaal waterbergingsgebied en heeft derhalve een specifieke waterbergingsfunctie.
Afbeelding 22 Watersysteem De Brand
4.5.3 Legger Regionale Waterkeringen
Voor de waterkeringen langs het Drongelenskanaal, langs de Dieze, langs de Aa, langs de Groote Wetering en langs het Afleidingskanaal (zogenaamde regionale waterkeringen), heeft het Waterschap Aa en Maas de Legger Regionale Waterkeringen in procedure gebracht. Via het vaststellen van de legger voldoet het waterschap aan de verplichting uit de nieuwe Waterwet van 2009. Men verwacht dat de Legger begin 2013 zal zijn vastgesteld.
De functie van deze waterkeringen is om het achterliggende gebied te beschermen tegen overstromingen. Voor deze waterkeringen geldt een norm van 1/150 jaar. Dit betekent dat de waterkeringen een waterstand moeten kunnen keren die gemiddeld eens in de 150 jaar voorkomt.
In de Legger zijn langs de waterkeringen beschermingszones van 10 tot 30 meter opgenomen, ter bescherming van de stabiliteit van de waterkeringen. De breedte van de beschermingszone is afhankelijk van de grondsamenstelling en de bijbehorende manier waarop een dijk kan bezwijken. Voor graafwerkzaamheden in of op de waterkering en binnen de beschermingszone is een verguning van het waterschap nodig op grond van de Keur.
Hieronder zijn voor dit plan de regionale waterkeringen en de beschermingszones aangegeven, zoals deze in de ontwerp-Legger Regionale Waterkeringen zijn opgenomen. Het gaat om de waterkeringen bij Treurenburg en De Brand.
Afbeelding 23 Regionale waterkeringen Treurenburg en De Brand
4.5.4 Vertaling beleid
Dit bestemmingsplan betreft een conserverend plan, dat geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Bij toekomstige ontwikkelingen (buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan) is het van belang om eerdergenoemde uitgangspunten op het gebied van water mee te nemen in de planvorming.
Ruimtelijke plannen met een toename van de oppervlakte aan verharding dienen hydrologisch neutraal ontwikkeld te worden. Deze bergingsopgave dient berekend te worden met de zogenaamde HNO-tool van Waterschap Aa en Maas en komt ruwweg overeen met 40 liter per m2 verharding. Wanneer vervuilende activiteiten plaatsvinden op het perceel of erf dient dit hemelwater eerst te worden gezuiverd.
Uit zorg voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater moet bij her- en nieuwbouw worden afgezien van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen in daken, gevels, verhardingen en regenwatervoorzieningen (goten en leidingen).
4.6 Flora En Fauna
Aansluitend aan het plangebied ligt het natuurgebied De Heinis. Dit gebied valt onder de Ecologische Hoofdstructuur. Het natuurgebied De Heinis ligt echter niet binnen de begrenzing van dit plangebied.
Dit bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op reeds bestaande bedrijventerreinen, Het plan heeft een conserverend karakter en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit bestemmingsplan voorziet ook niet in een uitbreiding van deze bestaande bedrijventerreinen. Het bestemmingsplan heeft dan ook geen gevolgen voor de flora en fauna in en in de directe omgeving van het plangebied.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening heeft de gemeente de plicht om voor het hele grondgebied actuele bestemmingsplannen vast te stellen. In dat kader wordt nu ook één nieuw bestemmingsplan gemaakt voor meerdere bedrijventerreinen. Dit zijn de bedrijventerreinen Treurenburg (incl. de windturbine), Maaspoort, Hambakenwetering, De Herven (incl. sportpark De Vliert), Brabantpoort en de Brand. Het nieuwe bestemmingsplan voor deze bedrijventerreinen betreft in hoofdzaak een beheersplan. Dat betekent dat het plan geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, maar dat een actueel juridisch toetsingskader wordt opgesteld, op basis van de bestaande situatie (qua bebouwing en gebruik) en recente provinciale en gemeentelijke beleidsuitgangspunten.
5.1 Herstructurering En Zorgvuldig Ruimtegebruik
Beleidsmatig wordt ook voor bestaande bedrijventerreinen, zowel provinciaal als gemeentelijk, het accent gelegd op een meer duurzame inrichting en zorgvuldig / zuinig ruimtegebruik. Dit is sterk gerelateerd aan de omvang van nieuw aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen.
Op regionaal niveau hebben verschillende gemeenten, waterschappen en provincie afspraken gemaakt over hoe om te gaan met de bedrijventerreinontwikkeling. Op 4 april 2012 is de Regionale Agenda Bedrijventerreinen voor Noordoost Brabant vastgesteld. Eén van de speerpunten blijft de upgrading en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Door bestaande terreinen bij de tijd te houden, wordt het gevestigd bedrijfsleven gestimuleerd haar vraagstukken op het gebied van bedrijfshuisvesting waar mogelijk op te lossen op de huidige locatie. Door het zoveel mogelijk benutten van de mogelijkheden van zuinig ruimtegebruik op bestaande bedrijventerreinen wordt voorkomen dat onnodig tot de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsterreinen wordt overgegaan.
In het regionaal overleg is ook afgesproken dat bij het bepalen van de ruimtebehoefte aan nieuw bedrijventerrein rekening wordt gehouden met de omvang en de kwaliteit van de beschikbare restcapaciteit op bestaande bedrijventerreinen. Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat in sommige gevallen er toch een specifieke behoefte aan nieuwe bedrijfsterreinen kan zijn, waarbij een directe koppeling aan bestaande bedrijventerreinen niet opportuun is. Deze terreinen bieden een specifieke en complementaire kwaliteit op de bestaande bedrijventerreinenvoorraad (en de beschikbare restcapaciteit). Voor 's-Hertogenbosch zijn dit o.a. De Brand II (biedt ruimte voor watergebonden bedrijvigheid in hogere milieucategorieën), Rosmalense Plas (hoogwaardig profiel) en Empel-Zuid 2e fase (kleinschalig 'lokaal' bedrijventerrein). Voor de bedrijventerreinen Empel Zuid 2e fase en Rosmalense Plas is een planologische procedure afgerond en voor de Brand II zal binnenkort worden gestart met de planontwikkeling.
Deze nieuwe bedrijventerreinen kunnen ook een oplossing bieden in verband met de transformatie van bestaande bedrijventerreinen, waarbij bedrijven moeten worden uitgeplaatst. Daarnaast bieden ze ruimte voor bedrijven die in het kader van de verbetering van hun concurrentiepositie nieuwe, moderne huisvesting vragen of voor bedrijven die door hun groei in woongebieden niet zijn te handhaven.
Herstructurering van bestaande bedrijventerreinen maakt integraal deel uit van de ontwikkeling van de stad. We kennen verschillende vormen van herstructurering:
- Revitalisering:
bij revitalisering blijft de bestaande economische functie (bedrijventerrein) gehandhaafd en is sprake van het opknappen van infrastructuur, openbare en private ruimte, vanwege (dreigende) leegstand en achteruitgang van het terrein. - Herprofilering:
bij herprofilering is sprake van een zware vorm van revitalisering die leidt tot functiewijziging waarbij echter wel sprake is van behoud van de werkfunctie. De locatie kan daarbij een nieuwe werkfunctie krijgen, bijvoorbeeld kantorenlocatie of detailhandel. Dit vraagt veelal om (gedeeltelijke) sloop van panden en een aanpassing van de infrastructuur. - Transformatie:
in tegenstelling tot herprofilering wordt bij transformatie het terrein aan de voorraad onttrokken
en worden nieuwe, niet economische functies op de locatie gevestigd. Er is sprake van een totale herinrichting van het terrein, waarbij het terrein (of een deel daarvan) wordt onttrokken aan de voorraad bedrijventerreinen.
Indien we kijken naar de verschillende bedrijventerreinen in het plangebied, dan concluderen we dat de herstructeringsmogelijkheden binnen de mogelijkheden van dit bestemmingsplan beperkt zijn.
Op bedrijventerrein De Herven speelt een herstructureringsproblematiek op de locatie Ploegweg/Balkweg, Goudsmidstraat en Tinnegieterstraat. Er bestaan daar o.a. particuliere plannen om de bestaande woonboulevard uit te breiden en gedeeltelijk te herontwikkelen. Aangezien deze plannen op dit moment nog onvoldoende helder zijn, zullen deze niet in dit bestemmingplan worden opgenomen. Daarmee wordt bovendien voorkomen dat de totstandkoming van dit bestemmingsplan wordt vertraagd. Voor de herontwikkeling van de woonboulevard zal een afzonderlijke planologische procedure worden gevoerd.
Op bedrijventerrein De Brand is in het kader van zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik in dit bestemmingsplan bekeken of de beschikbare ruimte op het bestaande bedrijventerreinen beter kan worden benut. Om intensiever gebruik van de ruimte mogelijk te maken, zal hier het toegestane bebouwingspercentage worden verhoogd van 60% naar 70% per kavel. Daarmee wordt voor de verschillende bedrijventerreinen een zelfde bebouwingspercentage gehanteerd. De parkeerbehoefte moet men wel op eigen terrein kunnen blijven opvangen.
Daarnaast is in het zuidoostelijk deel van bedrijventerrein de Brand de toegestane bouwhoogte wat verruimd. Deze verruiming is gewenst vanuit een moderne bedrijfsvoering voor met name grootschalige opslag. De logistiek van opslag wordt meer en meer geautomatiseerd. Deze automatisering vraagt om een grotere bouwhoogte van de bedrijfshallen. De verruiming van de bouwhoogte is verantwoord, aangezien op dit deel van het terrein de percelen groot zijn, waardoor het effect op de belendende percelen beperkt zal zijn. Grote percelen verdragen grotere en hogere bebouwing. Daarbij komt ook dat de omringende open(bare) ruimte voldoende maat heeft. Dit deel van het bedrijventerrein is immers gelegen aan de zone waar de hoogspanningsleiding loopt. Verder zal in de nabije toekomst aan de oostzijde van dit terrein het nieuwe bedrijventerrein De Brand II worden ontwikkeld, waardoor vrij zicht vanuit het landelijk gebied op het bestaande bedrijventerrein De Brand I niet meer mogelijk zal zijn. Het oorspronkelijke, bij de ontwikkeling van de Brand I, ruimtelijke argument om te kiezen voor een vanuit het landschap bezien getrapte opbouw qua bouwhoogte van het bedrijventerrein, gaat daardoor niet meer op.
Bedrijventerreinen Maaspoort en Hambakenwetering zijn nagenoeg volledig uitgegeven. Op Maaspoort liggen nog enkele percelen braak, terwijl de Hambakenwetering volledig in gebruik is. Op deze bedrijventerreinen is er geen noodzaak tot herstructurering. Wel zal het bebouwingspercentage op bedrijventerrein Maaspoort iets worden vergroot (van 65% tot 70%), zodat de bebouwingspercentages op de verschillende bedrijventerreinen gelijk zijn. Uitzondering daarop betreft het bedrijventerrein Treurenburg, waarbij is ingezet op een intensief bebouwd bedrijventerrein. Hier geldt een bebouwingspercentage van 75%.
Bedrijventerrein Treurenburg is een relatief nieuw bedrijventerrein dat nog slechts gedeeltelijk is ingevuld. Hier zijn nog veel percelen uit te geven. Op dit moment is ook hier geen reden om tot herstructurering over te gaan.
Voor het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein Rosmalense Plas zal een tweede ontsluiting worden gemaakt via bedrijventerrein Brabantpoort. Hiervoor zal een deel van de openbare ruimte op bedrijventerrein Brabantpoort moeten worden aangepast. Deze ontsluiting is echter al meegenomen in het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Empel, 3e fase".
Tot slot zal in dit bestemmingsplan in het kader van zorgvuldig ruimtegebruik ook aandacht worden besteed aan het zoveel mogelijk voorkomen van oneigenlijk gebruik van (middelzware en zware) bedrijventerreinen. Daarbij valt te denken aan andere functies dan (industriële) bedrijvigheid, zoals bedrijfswoningen en de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en leisurevoorzieningen, tenzij deze direct verband houden met op het desbetreffende terrein gelegen bedrijven. Hiervoor wordt verwezen naar de paragrafen 5.4, 5.5 en 5.6.
5.2 Milieuzonering Bedrijven
Bij de opzet van dit bestemmingsplan is gekozen voor een milieuzonering (scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies). Deze zonering zorgt ervoor dat hinder en gevaar voor milieugevoelige functies voorkomen of zoveel mogelijk beperkt worden. Tegelijkertijd biedt het bedrijven voldoende zekerheid dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Als hulpmiddel voor het opstellen van de milieuzonering is de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gebruikt.
Richtafstanden
In de VNG publicatie zijn voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) richtafstanden opgenomen ten opzichte van milieugevoelige functies. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Omgevingstypen
De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen hier vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden uit de VNG-publicatie gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De afstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied (m) | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied (m) |
2 | 30 | 10 |
3.1 | 50 | 30 |
3.2 | 100 | 50 |
4.1 | 200 | 100 |
4.2 | 300 | 200 |
5.1 | 500 | 300 |
5.2 | 700 | 500 |
5.3 | 1.000 | 700 |
6 | 1.500 | 1.000 |
Richtafstanden uit VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'
Vertaling in bestemmingsplan
Zoals hierboven al is aangegeven is de VNG publicatie gebruikt als hulpmiddel om voor de verschillende bedrijventerreinen in het bestemmingsplan een milieuzonering op te nemen. Op de bij het bestemmingsplan behorende verbeelding is de toegestane zwaarte van bedrijvigheid aangegeven. Bij het toekennen van de toe te laten milieucategorieën is rekening gehouden met de volgende aspecten:
- de (zwaarte van) bestaande bedrijvigheid;
- de op basis van het geldend planologisch regime toegestane bedrijvigheid;
- de werkelijke afstanden van bestaande bedrijvigheid ten opzichte van milieugevoelige functies (woningen);
- de richtafstanden van bedrijvigheid ten opzichte van milieugevoelige functies, zoals opgenomen in de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.
In de regels van het bestemmingsplan is een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen. Hierin zijn verschillende bedrijfsactiviteiten gerangschikt naar SBI-codes. Per bedrijfsactiviteit is aangegeven onder welke milieucategorie het wordt gerekend.
Aangezien het hier gaat om reeds bestaande bedrijventerreinen zal de in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen milieuzonering niet sterk afwijken van de bestaande (planologische) situatie. De milieubelasting vanuit de bestaande bedrijvigheid op milieugevoelige functies leidt in de praktijk nergens tot probleemsituaties. In grote lijnen betekent dit dat voor de verschillende bedrijventerreinen de volgende zonering wordt opgenomen.
Treurenburg
Toegestaan worden bedrijven t/m categorie 4.1. Dit is conform het in 2002 vastgestelde bestemmingsplan Treurenburg. Op het terrein liggen nog meerdere kavels braak, die binnen deze categorieën kunnen worden ingevuld. In 2009 is op Treurenburg de vestiging van de afvalstoffendienst mogelijk gemaakt via een vrijstelling van het bestemmingsplan. Hier is categorie 4.2 toegestaan.
Maaspoort
Aan de Larenweg zijn in verband met de ligging nabij de woonwijk Maaspoort uitsluitend bedrijven in de lichtere milieucategorieën, tot en met categorie 3.1 toegestaan. In westelijke richting wordt zwaardere bedrijvigheid toegelaten, omdat de afstand tot de woonomgeving groter is. Daar mag zich ook categorie 3.2 bedrijvigheid vestigen. Aan de zuidzijde van het bedrijventerrein, op de hoek van de Larenweg - Maaspoortweg, is ook bedrijvigheid tot en met categorie 3.2 toegestaan. Dit is mogelijk, aangezien tegenover deze locatie, aan de noordzijde van de Larenweg, niet woonfuncties zijn gevestigd en deze locatie aan de zuidzijde grenst aan de A59. Ten westen van deze locatie, parallel aan het spoor, wordt, gelet op de ruime afstand tot de woonwijk Maaspoort, hier bedrijvigheid tot en met categorie 4.1 toegestaan.
Op basis van de inventarisatie blijkt dat een aantal bedrijven op het bedrijventerrein gevestigd is die, gelet op de aard van hun activiteiten en de categorisering op grond van de VNG publicatie, niet passen binnen de hierboven beschreven zonering. Omdat dit reeds een bestaande situatie betreft en er feitelijk geen sprake is van een onaanvaardbare milieusituatie, krijgen de desbetreffende bedrijven voor hun activiteiten een positieve aanduiding op de verbeelding. Dit zijn de volgende bedrijven:
- SPS - Zilverenberg 16 en Baril Coatings - Zilverenberg 9
Het betreffen categorie 4.2 bedrijven die zich bezig houden met de productie van verf, lak vernis e.d.. - Bouwgroep Moonen - Sluisweg 198
Het betreft een bouwbedrijf in de categorie 3.2.
Via een aanduiding op de verbeelding worden deze bestaande bedrijfsactiviteiten in de betreffende categorieën positief bestemd. Andere bedrijfsactiviteiten in de desbetreffende bedrijfscategorieën worden niet toegestaan.
Hambakenwetering
Op bedrijventerrein de Hambakenwetering komt hoofdzakelijk bedrijvigheid in de lichtere milieucategorieën voor. Aan de oostzijde van dit terrein wordt bedrijvigheid tot en met categorie 3.1 toegestaan. Aan de westzijde van het bedrijventerrein worden bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan, omdat de afstand tot gevoelige functies voldoende groot is. Dit komt ook de flexibiliteit van dit terrein ten goede.
Daarnaast zullen aan de noordzijde van het terrein en aan de zijde van de Hambakenwetering ook kantoren worden toegestaan conform het huidige gebruik.
De Herven (incl. sportpark De Vliert)
Aan de oostzijde van bedrijventerrein De Herven, langs de A2, worden bedrijven tot en met categorie 3.1 toegestaan. In deze strook zijn daarnaast ook kantoren mogelijk, voorzover deze er nu reeds zitten.
Ook op de locatie gelegen tussen de Reitscheweg en de Ploegstraat is bedrijvigheid tot en met categorie 3.1 toegestaan. Ter plekke van de woonboulevard De Herven is ook (volumineuze) detailhandel mogelijk (zie paragraaf 5.6).
In de noord-west hoek en in de zuid-oost hoek van het bedrijventerrein mag zich bedrijvigheid tot en met categorie 3.2 vestigen. Op de kavels aan de Hervensebaan, is gelet op de ligging nabij woonwijk de Herven, wat lichtere bedrijvigheid toegestaan (tot en met categorie 3.1).
Tot slot zijn de eerste kavels aan de Hervensebaan (gezien vanaf de Bruistensingel) al langer bestemd tot en in gebruik voor kantoren en (maatschappelijke) dienstverlening (zoals bv. onderwijs). In dit bestemmingsplan zal de bestemming van deze kavels daarop worden afgestemd.
Ook op bedrijventerrein De Herven zitten een aantal bedrijven die qua milieucategorie afwijken van bovenstaande zonering. Ook deze bedrijven krijgen voor hun activiteiten een positieve aanduiding op de verbeelding. Dit zijn de volgende bedrijven:
- Peters Elektromotoren - Ploegweg 11/15a
Het betreft een metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf (incl. stralen) dat wordt gerekend onder milieucategorie 4.1. - Van der Heijden Machinale Timmerfabriek - Speldenmakerstraat 2
Het betreft een timmerwerkfabriek van groter dan 200m2. Deze valt in de milieucategorie 3.2.
Via een aanduiding op de verbeelding worden deze bestaande bedrijfsactiviteiten in de betreffende categorieën positief bestemd. Andere bedrijfsactiviteiten in de desbetreffende bedrijfscategorieën worden niet toegestaan.
In voetbalstadion De Vliert zijn op de hoeken kantoren en onder de tribunes lichte bedrijvigheid (tot en met categorie 2) gevestigd. Deze worden middels een aanduiding op de verbeelding toegestaan.
Brabantpoort
Aan de westzijde van Brabantpoort zit horeca (hotel Mercure en McDonald's), dat overeenkomstig dit gebruik zal worden bestemd. Op het overig deel zitten kantoren en lichte bedrijvigheid. Qua milieubelasting worden hier bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1 toegestaan.
De Brand
Op bedrijventerrein de Brand neemt (in grote lijnen) vanaf de zuidwestzijde de zwaarte van de bedrijvigheid toe naar de noordoostzijde. Een dergelijke opzet zit ook reeds in het vigerende bestemmingsplan. Vanwege de separate ligging van het bedrijventerrein ten opzichte van woonbebouwing worden aan de zuid- en westzijde bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.2 toegestaan en aan de noord- en oostzijde bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4.2.
5.3 Bevi-bedrijven
Zoals in paragraaf 4.3 beschreven wil de gemeente 's-Hertogenbosch de vestiging van nieuwe bevi-inrichtingen met opslag gevaarlijke stoffen mogelijk blijven maken. De nieuwe inrichtingen moeten dan wel op een geschikte locatie gesitueerd worden. In 's-Hertogenbosch zijn dit in beginsel de bedrijventerreinen De Rietvelden (maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan) en De Brand. Op de andere bedrijventerreinen zijn bevi-inrichtingen onder voorwaarden mogelijk.
Hieronder wordt aangegeven hoe dit beleid in dit bestemmingplan is vertaald.
Bestaande bevi-bedrijven
In paragraaf 4.3.1 is aangegeven dat binnen het plangebied op dit moment 5 bevi-bedrijven aanwezig zijn. Op de verbeelding van het bestemmingsplan is de aanwezigheid van deze bevi-bedrijven middels een aanduiding aangegeven ('specifieke vorm van bedrijf - bevi-inrichtingen'). Voor bestaande bevi-bedrijven, waarbij de contour van het plaatsgebonden risico gedeeltelijk buiten de bedrijfskavel ligt, wordt voor dat gedeelte de gebiedsaanduiding “veiligheidszone bevi” opgenomen.
Door het opnemen van de bestaande bevi-inrichtingen op de verbeelding worden de bestaande situatie en de bestaande rechten van deze bedrijven vastgelegd.
Nieuwe bevi-bedrijven
Bedrijventerrein De Brand wordt (net als De Rietvelden) het meest geschikt geacht voor de vestiging van nieuwe bevi-bedrijven. In het bestemmingsplan wordt daarom de nieuwvestiging van bevi-bedrijven op de Brand rechtstreeks mogelijk gemaakt, mits de contour van het plaatsgebonden risico van de inrichting van 10-6 per jaar binnen het eigen bedrijfsperceel blijft. Daarnaast moet de grens van het invloedsgebied groepsrisico binnen de op de verbeelding opgenomen gebiedsaanduiding 'De Brand' blijven. Deze gebiedsaanduiding beslaat het hele bedrijventerrein De Brand met uitzondering van de bedrijvenstrook aan Het Zuiderkruis. Vanwege de arbeidsintensieve bedrijven in deze strook wordt het op voorhand niet wenselijk geacht dat het invloedsgebied groepsrisico zich over deze strook uitstrekt.
Nieuwe bevi-bedrijven op de overige bedrijventerreinen zijn uitsluitend via een binnenplanse afwijking toegestaan. Voorwaarde daarbij is dat de contour van het plaatsgebonden risico van de inrichting van 10–6 per jaar én het invloedsgebied groepsrisico van de inrichting binnen het eigen bedrijfsperceel liggen. Daarmee wordt voorkomen dat deze bedrijven onaanvaardbare risico's opleveren voor de omgeving.
(Beperkt) kwetsbare objecten
Om recht te doen aan de landelijke regelgeving van het bevi en ter bescherming van de bedrijfvoering van bevi-inrichtingen, mogen binnen de contour van het plaatsgebonden risico van bevi-inrichtingen van 10–6 per jaar geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten van derden worden gevestigd.
Daarnaast mogen bevi-bedrijven niet met hun plaatsgebonden risicocontour over (beperkt) kwetsbare objecten van derden komen te liggen. Om die reden dient de plaatsgebonden risicocontour van bevi-bedrijven binnen de grenzen van de bedrijfskavel te blijven. Uitzondering daarop zijn uiteraard de bestaande bevi-bedrijven, waarbij deze contour reeds buiten de bedrijfskavel ligt.
Daarnaast wordt nog wat extra flexibiliteit voor de bevi-bedrijven ingebouwd met het doel de gebruiksmogelijkheden binnen de mogelijkheden van de milieuwetgeving te optimaliseren. Dit gebeurt via binnenplanse afwijkingbevoegdheden, zodat in de afweging rekening kan worden gehouden met de risicoaspecten.
Via een binnenplanse afwijking kan worden toegestaan dat de contour van het plaatsgebonden risico buiten het eigen bedrijfsperceel komt te liggen. De contour moet dan wel binnen het aangrenzende openbaar gebied (bestemmingen 'groen' en 'verkeer') liggen en binnen deze contour mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten van derden aanwezig zijn.
Ook kan worden toegelaten dat het invloedsgebied groepsrisico van bevi-bedrijven op bedrijventerrein De Brand buiten de gebiedsaanduiding 'De Brand' komt te liggen. De aanvaardbaarheid van het groepsrisico dient dan wel middels een goede verantwoording te worden aangetoond.
Bovenstaande planregeling zorgt voor voldoende vestigingsmogelijkheden van nieuwe bevi-bedrijven op de verschillende bedrijventerreinen. Daarbij wordt binnen dit bestemmingsplan primair wel aangestuurd op de vestiging op bedrijventerrein De Brand, aangezien dit bedrijventerrein daarvoor het meest gunstigst is gelegen.
5.4 Bedrijfswoningen
Zoals in hoofdstuk 3 al is opgenomen, is het provinciaal en het gemeentelijk beleid erop gericht om oneigenlijk gebruik van bedrijfsterrein te voorkomen. De ruimte op bedrijventerreinen dient in het algemeen beschikbaar te zijn voor bedrijfsactiviteiten die vanwege hun milieuhinder, hun omvang en/of hun verkeersaantrekkende werking niet in een (gemengde) woonomgeving of op een woon-werklocatie passen. Onder oneigenlijk gebruik worden verstaan activiteiten die goed inpasbaar zijn in een (gemengde) woonomgeving of op een woon-werklocatie. Bedrijfswoningen vallen hier ook onder en worden niet passend geacht op een bedrijventerrein.
Om die reden worden er in dit bestemmingsplan geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan. Ook is hiervoor geen afwijkingbevoegdheid in het plan opgenomen. Wel worden reeds bestaande bedrijfswoningen positief bestemd.
5.5 Kantoren
Ook voor zelfstandige kantoren op bedrijventerrein geldt in beginsel dat deze als oneigenlijk gebruik worden gezien. Het bestaande beleid zal worden voortgezet, hetgeen op hoofdlijnen inhoudt dat kantoren op bedrijventerreinen worden geweerd, vanwege de schaarste aan bedrijventerrein en vanwege de stagnerende kantorenmarkt. Mede in die context voert de gemeente ook al jaren een proactief beleid ten aanzien van het uit de markt nemen van incourante kantoorruimte.
Op bepaalde plekken op bedrijventerreinen De Herven en het Hightech Park is echter reeds een geleidelijke verkantorisering in gang gezet. Dit betreffen zichtlocaties, waar kantoorvestiging in afwijking van bovengenoemde hoofdlijn van beleid, wel aanvaardbaar wordt geacht. Dit is ook opgenomen in het gemeentelijk kantorenbeleid, zoals beschreven in paragraaf 3.3.2. Voorzover hier reeds kantoren zijn gerealieerd, worden deze rechtstreeks in het bestemmingsplan toegestaan. Voor kavels binnen deze locaties, die nog geen kantoorinvulling hebben, wordt in het bestemmingplan een wijzigingbevoegdheid opgenomen.
Het gaat hier om de volgende zichtlocaties:
- De strook langs de A2 op bedrijventerrein De Herven.
- De strook aan de voorzijde van het Hightech Park Den Bosch (langs de Hambakenweg).
Afbeelding 24 Kantorenstroken
Voor de zichtlocatie op bedrijventerrein de Brand langs de A2 (Het Zuiderkruis) wordt pas op de langere termijn een geleidelijke verkantorisering toegestaan. In dit bestemmingsplan wordt deze functieomzetting nog niet meegenomen.
Daarnaast liggen er in het plangebied van dit bestemmingsplan, nog een aantal specifieke locaties die reeds langer bestemd zijn tot en/of in gebruik zijn voor zelfstandige kantoren. Het ligt voor de hand om dit gebruik positief te bestemmen Het betreft de volgende locaties:
- De percelen Hervensebaan 1 t/m 7 (ten zuiden van de Hervensebaan).
Hier zijn kantoren en scholen gevestigd. - De hoeken van stadion De Vliert.
- Bedrijventerrein Brabantpoort.
Dit betreft geen traditioneel bedrijventerrein t.b.v. (industriële) bedrijvigheid. Het vigerende bestemmingsplan laat hier 3 zelfstandige kantoren en lichte bedrijvigheid toe.
Tot slot komen er verspreid op bedrijventerreinen reeds vergunde en (lange tijd) bestaande zelfstandige kantoren voor (bv. op bedrijventerrein Maaspoort). Deze zelfstandige kantoren krijgen daarom een positieve bestemming.
5.6 Overige Voorzieningen
Ook voor overige voorzieningen, zoals detailhandel, horeca, maatschappelijke dienstverlening, fitness en leisure is in beginsel het beleidsuitgangspunt dat deze niet thuishoren op een bedrijventerrein. Dit wordt gezien als oneigenlijk gebruik van het bedrijfsterrein. De ruimte op bedrijventerreinen dient in het algemeen beschikbaar te zijnen te blijven voor bedrijfsactiviteiten i.v.m. het zorgvuldig omgaan met de ruimte. Algemeen uitgangspunt blijft in principe geen voorzieningen op bedrijventerreinen.
Detailhandel
Op het terrein van de detailhandel zal het huidige beleid worden voortgezet. Dit betekent dat detailhandel op bedrijventerreinen in beginsel niet is toegestaan. Een uitzondering daarop betreft woonboulevard De Herven. Hier is grootschalige (volumineuze) detailhandel binnen het thema 'wonen' (o.a. meubels, keukeninrichtingen e.d.) rechtstreeks toegestaan. Het moet gaan om winkels met een minimale grootte van 1.000m² winkelvloeroppervlak. Bovendien is plaats ingeruimd voor een grote bouwmarkt (maximaal 6.500m² winkelvloeroppervlak). Deze vormen van detailhandel zijn doorgaans bezoekersextensief en zijn doelgericht bezochte winkels.
Het in paragraaf 3.3.3 beschreven beleid met betrekking tot de uitbreiding en opwaardering van de woonboulevard is in dit bestemmingplan nog niet verwerkt. Het betreft het vergroten van het winkeloppervlak door het gebied tussen Goudsmidstraat en Ploegweg bij de woonboulevard te betrekken en het toestaan van megastores in de branches consumentenelektronica, auto- en motoraccessoires, fietsaccessoires en fietsen en kamperen (tot maximaal 20.000m² winkelvloeroppervlakte). Aan uitbreiding van de woonboulevard qua oppervlakte en/of branchering, zal pas planologisch medewerking worden verleend, indien zich daarvoor een concreet initiatief aandient.
Daarnaast vindt er in de huidige situatie verspreid op bedrijventerreinen Maaspoort en De Herven volumineuze detailhandel plaats. Dit betreft detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, banden, (landbouw)werktuigen en machines. Op deze bedrijventerreinen worden deze vormen van detailhandel rechtstreeks toegestaan. Op bedrijventerreinen Treurenburg, Hambakenwetering, De Brand en Brabantpoort wordt deze vorm van detailhandel niet toegestaan.
Internetbedrijven die gespecialiseerd zijn in verkoop aan particulieren via internet (webwinkels) mogen op een bedrijventerrein gevestigd zijn, voorzover de activieiten zich hier beperken tot het opslaan van de bedrijfsvoorraad en het van daaruit distribueren aan de klanten. Op de bedrijfslokatie mag er geen direct contact met de klanten plaatsvinden. Er mag derhalve geen balie, showroom, verkoop- of afhaalcentrum aanwezig zijn.
Tot slot is in stadion De Vliert en in het Sportiom ruimte voor sport-ondersteunende detailhandel. Deze dient ondergeschikt te blijven aan de sportfunctie en wordt in beperkte tot 100m2.
Horeca
Binnen het plangebied komt op een aantal bedrijventerreinen horeca voor. Op Brabantpoort zitten twee grote horecaondernemeningen: Hotel Mercure en McDonalds. Beide ondernemingen krijgen de bestemming 'horeca'.
Op bedrijventerrein De Brand zit het Quality Centre. Dit is een zogenaamd Facility Point, met een restaurant en ondersteunende voorzieningen voor de op het bedrijventerein aanwezige bedrijven. Hier kan o.a. gebruik worden gemaakt van vergaderruimtes, werkplekken en een kinderdagverblijf.
Op woonboulevard De Herven zit op dit moment een zelfstandige horecaonderneming, die ondersteunend is aan de winkelfunctie. Een dergelijke horecafunctie speelt in op de toenemende behoefte tot recreatief winkelen, waarbij consumenten het winkelbezoek kunnen combineren met een bezoek aan een horecagelegenheid. In het bestemmingplan zal daarom op de woonboulevard de vestiging van horeca ten behoeve van het winkelend publiek mogelijk worden gemaakt. Aangezien dit ondersteunend moet blijven aan de winkelfunctie, wordt dit beperkt tot in totaal maximaal 500m2 bruto-vloeroppervlakte .
Tot slot zit in stadion De Vliert en in het Sportiom ondersteunende horeca voor de sportfunctie. Het gaat hier om niet zelfstandige horeca, die ondergeschikt is aan de sportfunctie (maximaal 15% van de bruto-vloeroppervlakte). De openingstijden dienen gekoppeld te zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie. Dat betekent dat de ondergeschikte horecafunctie maximaal tot een half uur na sluiting van de hoofdfunctie open mag zijn.
Overige voorzieningen
Het Sportiom en stadion De Vliert nemen binnen dit bestemmingsplan voor verschillende bedrijventerreinen een bijzondere positie in. Het gaat hier immers in hoofdzaak niet om een bedrijfsfunctie, maar om sportfuncties. Aangezien het hier primair geen bedrijventerrein betreft, terwijl bv. op de kopse kanten van het stadion wel bedrijvigheid is toegestaan, kunnen sportfuncties, zoals fitness, zich hier prima vestigen.
Hoofdstuk 6 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
6.1 Inleiding
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen de grenzen van dit bestemmingsplan. Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008). Gestreefd is naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels. Bij het opstellen van de regels is rekening gehouden met de consequenties van de Wet algemene bepalingen omgevingrecht (Wabo), die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Op basis van het bestemmingsplan kunnen omgevingsvergunningen voor het bouwen (voorheen: bouwvergunningen) worden verleend. De gekozen bestemmingen en aanduidingen en de daarbij behorende regels geven aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan en welke bouwregels er gelden.
De regels zijn onderverdeeld in de volgende 4 hoofdstukken:
- hoofdstuk 1: Inleidende regels. In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat in de overige regels verstaan wordt onder bepaalde begrippen en hoe bij toepassing van de voorschriften moet worden gemeten;
- hoofdstuk 2: Bestemmingsregels. In dit hoofdstuk zijn steeds per bestemming de daarop van toepassing zijnde regels weergegeven.
- hoofdstuk 3: Algemene regels. Dit hoofdstuk geeft algemene regels, zoals algemene afwijkingsregels en regels voor gebieden waarvoor binnen verschillende bestemmingen op basis van aanduidingen op de verbeelding bijzondere eisen gesteld (moeten) worden.
- hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels. In dit hoofdstuk zijn de overgangs- en slotbepalingen opgenomen.
6.2 Artikelsgewijze Toelichting
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Artikel 1: Begrippen:
In artikel 1 is een aantal begrippen nader uitgelegd. Door het opnemen van definities wordt inzicht gegeven in de betekenis van de gebruikte termen. Het doel is het scheppen van duidelijkheid en eenduidigheid. De begrippen zijn in alfabetische volgorde opgenomen.
Artikel 2: Wijze van meten:
In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Ook hier is het doel het wegnemen van onduidelijkheden. De termen zijn in alfabetische volgorde opgenomen.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening:
De in het plangebied aanwezige electriciteits- en schakelkasten e.d. zijn bestemd tot 'Bedrijf-Nutsvoorziening'.
Artikel 4 Bedrijf - Windturbine:
Aan de zuidzijde van bedrijventerrein Treurenburg is een aantal jaren geleden een windturbine gebouwd. Voor deze windturbine is een aparte bestemming opgenomen, waarin de hoogte van de bestaande windturbine is opgenomen.
Artikel 5 Bedrijventerrein:
In artikel 5 worden de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' bestemd voor bedrijvigheid in de op de verbeelding als toelaatbaar aangegeven milieucategorieën. Tussen de diverse bedrijventerreinen bestaan er verschillen in de toegelaten zwaarte van de bedrijvigheid. Zo worden er op De Brand zwaardere bedrijven toegestaan dan op Maaspoort en De Herven. Ook wordt op de bedrijventerreinen zelf een milieuzonering toegepast. Dit heeft onder andere te maken met de ligging ten opzichte van de woonomgeving. De milieucategorieën zijn gekoppeld aan een bedrijvenlijst, die is opgenomen als bijlage 1 in de regels van het bestemmingsplan.
Uit de inventarisatie is gebleken dat er binnen het plangebied enkele bedrijven aanwezig zijn met zwaardere bedrijfactiviteiten dan volgens de gekozen milieuzonering wordt beoogd. Aangezien het hier reeds langere tijd bestaande bedrijven betreft, worden deze specifieke bedrijfactiviteiten positief bestemd middels een aanduiding op de verbeelding.
Binnen deze bestemming wordt, overeenkomstig het provinciaal en gemeentelijk beleid, het oneigenlijk gebruik van bedrijfsterreinen zoveel mogelijk tegengegaan, om deze gronden zoveel mogelijk beschikbaar te houden voor bedrijvigheid. In dit kader worden nieuwe bedrijfswoningen binnen het plangebied niet meer toegestaan. Bestaande bedrijfswoningen worden positief bestemd via een aanduiding ('bedrijfswoning').
Ook zelfstandige kantoren op een bedrijventerrein worden in beginsel aangemerkt als oneigenlijk gebruik en worden niet toegestaan. Uitzondering daarop zijn reeds bestaande zelfstandige kantoren binnen het plangebied en twee locaties waar op basis van vastgesteld beleid een transformatie naar kantoren mogelijk is. Dit zijn de strook langs de Hambakenweg op het Hightechpark en de strook langs de A2 op bedrijventerrein De Herven. Waar in deze stroken nog geen kantoren zijn gevestigd, is in het plan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze transformatie in de toekomst alsnog door te kunnen voeren.
In het op bedrijventerrein De Brand gevestigde Quality Centre zit een horecapunt. Daarnaast biedt dit centrum allerlei andere bedrijfsondersteunende voorzieningen (zoals o.a. vergader- en werkruimte). Deze voorziening wordt positief bestemd middels een aanduiding 'horeca van categorie 2' op de verbeelding.
Vestiging van geluidzoneringsplichtige bedrijven en inrichtingen als genoemd in bijlage C en D van het Besluit MER 1994, welke m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn, zijn voor het gehele plangebied uitgesloten.
Nieuwe Bevi-bedrijven zijn alleen rechtsteeks (onder voorwaarden) toegelaten op bedrijventerrein De Brand. Gelet op de ligging van dit bedrijventerrein wordt De Brand (samen met de Rietvelden) het meest geschikt geacht voor de vestiging van Bevi-bedrijven. Niet het volledige bedrijventerrein De Brand wordt voor vestiging van deze bedrijven geschikt geacht. Aangezien de bedrijven in de strook langs de A2 veelal een hoge bezettingsgraad kennen (kantoorachtige bedrijven) worden Bevi-inrichtingen in deze strook niet rechtstreeks toegestaan. Op de verbeelding is via een aanduiding ('De Brand') aangegeven waar Bevi-bedrijven zich rechtstreeks kunnen vestigen.
Bevi-inrichtingen kunnen zich op de andere bedrijventerreinen binnen het plangebied wel (via een binnenplanse afwijking) vestigen, maar daar worden strengere eisen gesteld aan de veiligheidsrisico's. De vestiging mag geen veiligheidsrisico's opleveren voor de directe omgeving.
De bestaande Bevi-inrichtingen binnen het plangebied worden volledig gerespecteerd in hun vergunde bedrijfsvoering en in de planregels beschermd tegen vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten van derden binnen de plaatsgebonden risicocontour (van 10-6 ) van de vergunde bedrijfsvoering.
Noodzakelijke parkeer- en stallingsvoorzieningen voor de bedrijven moeten in beginsel op eigen terrein worden gerealiseerd. Bij de beoordeling wordt uitgegaan van de gemeentelijke normstelling (zoals thans vervat in de Nota Parkeernormen).
Het bebouwingspercentage is primair gesteld op 70 procent van de omvang van de bouwpercelen (inclusief de gronden buiten het bouwvlak). Bedrijventerrein Treurenburg, beoogd als intensief bebouwd terrein, kent een bebouwingpercentage van 75. Gebouwen dienen in beginsel binnen de aangegeven bouwvlakken te worden gebouwd. De toegelaten bouwhoogten voor de bouwvlakken zijn vastgelegd op de verbeelding en zijn sterk gerelateerd aan de ligging van de bouwpercelen ten opzichte van de omgeving. De planregels kennen diverse afwijkingsmogelijkheden die ruimte bieden voor maatwerkoplossingen.
Artikel 6 Gemengd - 1:
Woonboulevard De Herven op bedrijventerrein De Herven heeft vanwege de specifieke functie (perifere detailhandel) een aparte bestemming gekregen. Binnen deze bestemming mag detailhandel plaatsvinden in keukens, sanitair en meubels en woninginrichting. Ook bouwmarkten zijn toegestaan. Aangezien het gaat om een perifere locatie en voorkomen moet worden dat deze locatie de bestaande winkelstructuur van binnenstad en overige winkelcentra aantast, mag de verkoopvloeroppervlakte van een winkel niet minder bedragen dan 1.000m2. Bij een bouwmarkt wordt als extra eis gesteld dat deze geen grotere omvang mag hebben dan 6.500m2.
Artikel 7 Gemengd - 2:
In de strook ten zuiden van de Hervensebaan, aansluitend aan bedrijventerrein De Herven, zijn zelfstandige kantoren en scholen gevestigd. Gelet op deze afwijkende functie ten opzichte van het bedrijventerrein is aan deze strook een aparte bestemming toegekend (Gemengd - 2). Binnen deze bestemming zijn kantoren en maatschappelijke functies, zoals scholen, toegestaan.
De toegestane bouwhoogte is wat hoger dan op het bedrijventerrein, nl. 25 meter. Op de kruising met de Bruistensingel, nabij station Oost, is stedenbouwkundig een hogere bouwhoogte wenselijk. Hier is een hoogte tot 30 meter toegestaan. Het bebouwingspercentage van deze percelen bedraagt 50%.
Artikel 8 Groen:
De gronden met de bestemming 'Groen' zijn primair bestemd voor groenvoorzieningen. Binnen deze bestemming is ook ruimte gemaakt voor fiets -en voetpaden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, speel- en verblijfsvoorzieningen, nutsvoorzieningen, alsmede (ondergeschikte) verkeersvoorzieningen. Het aanleggen van parkeerplaatsen binnen deze bestemming is niet toegestaan. De bestemming 'Groen' kent daarmee een duidelijke overlap met de bestemmingen 'Verkeer' en 'Water'.
Artikel 9 Horeca:
Op bedrijventerrein Brabantpoort ziijn langs de A2 een hotel en een restaurant gevestigd. Deze zaken krijgen de bestemming 'Horeca' op basis van het huidige gebruik. Hiervoor is voor beide zaken tevens een aanduiding opgenomen, respectievelijk 'horeca van categorie 1' en 'horeca van categorie 2'.
Voor de hoofdbebouwing is een bouwvlak opgenomen. Het bebouwingspercentage bedraagt 50%
Artikel 10 Sport:
Aan de locatie De Vliert is de bestemming 'Sport' toegekend. Hier liggen de velden van voetbalvereniging B.V.V.. Daarnaast zijn hier twee grote stedelijke sportvoorzieningen gevestigd, nl. het stadion van FC Den Bosch en het Sportiom. De hoeken van het Stadion zijn ingevuld met kantoren en op de kopse kanten zitten kleine bedrijfjes en een fitnesscentrum. Via aanduidingen worden deze functies positief bestemd.
Verder mag er in het Sportiom en in het stadion functieondersteunde detailhandel en horeca plaatsvinden, voorzover deze niet zelfstandig zijn en op zichzelf staan (geen aparte toegang en openingstijden gekoppeld aan de hoofdfunctie). De functieondersteunende detailhandel en horeca zal ook ondergeschikt moeten blijven aan de hoofdfunctie.
Voor de gebouwen zijn ook hier bouwvlakken opgenomen met bebouwingspercentages.
Artikel 11 Verkeer:
Deze gronden zijn primair bestemd voor wegverkeer en bijbehorende voorzieningen. Ook parkeervoorzieningen en een transferium passen binnen deze bestemming. Verder is er binnen deze bestemming ook ruimte voor groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede nutsvoorzieningen.
Artikel 12 Verkeer - Railverkeer:
Deze bestemming is primair bedoeld voor de binnen het plangebied gelegen spoorlijnen. Tussen de bedrijventerreinen Treurenburg en Maaspoort is de aanduiding 'openbaar vervoersstation'. Hier kan t.z.t. een voorstadshalte gerealiseerd worden.
Artikel 13 Water:
De voor water aangewezen gronden zijn bestemd voor water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen. Verder is de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' opgenomen voor een cultuurhistorisch waardevolle dijk op De Brand. Aan deze aanduiding is in de regels een vergunningstelsel gekoppeld ter bescherming van deze dijk.
Verder is er binnen deze bestemming ook ruimte voor o.a. groenvoorzieningen, oeverbeschoeiingen, taluds en bermen.
Artikel 14 t/m artikel 20:
In deze artikelen zijn zogenaamde dubbelbestemmingen opgenomen voor de instandhouding en de bescherming van leidingen, een waterkering en verwachte archeologische waarden. Door het plangebied lopen een gastransportleiding en een hoogspanningsleiding. Een belangrijke waterkering betreft de weg Treurenburg. Tot slot zijn er voor wat betreft de archelogische waarden binnen het plangebied verschillende gebieden met archeologische verwachtingswaarde. Tussen deze gebieden bestaat er bovendien een verschil in verwachtingswaarde. Waar de verwachtingswaarde hoger is, worden strengere eisen gesteld aan het uitvoeren van werkzaamheden onder maaiveld.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel:
Met de anti-dubbeltelbepaling wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een bouwplan is meegenomen niet nog eens bij een ander bouwplan mag worden meegenomen.
Artikel 22 Algemene bouwregels:
In de algemene bouwregels is bepaald dat ten aanzien van bouwen ondergeschikte bouwonderdelen (bv. liftschachten, luifels) buiten beschouwing kunnen worden gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels:
In de algemene aanduidingsregels is, middels de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', een regeling opgenomen voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met twee lpg-installaties aan de rand van het plangebied.
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels:
Met dit artikel wordt ruimte gegeven om in bepaalde mate af te wijken van de planregels. Daarbij gaat het onder meer om flexibiliteit in maatvoering en afstandsnormen, kleine afwijking ten opzichte van bestemmingsgrenzen en bouwvlakken, ruimere bouwhoogten voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, en plaatselijke verhogingen van gebouwen.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht:
Dit artikel regelt het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden.
Artikel 26 Slotregel:
Deze bepaling bevat de citeertitel van de regels.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe planologisch-juridische regeling voor een bestaande situatie. Deze regeling gaat uit van consolidering van de planologische situatie. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Op bedrijventerrein Treurenburg en De Brand zijn nog niet alle bouwkavels uitgegeven. De bestaande bouwmogelijkheden op deze kavels worden gerespecteerd.
Artikel 6.12 Wro verplicht de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het bestemmingsplan maakt geen bouwplannen in de zin van de Grondexploitatiewet mogelijk.
Strikt genomen is dit anders wanneer wordt gekeken naar het plandeel voor bedrijventerrein De Brand. Hier wordt het bebouwingspercentage verhoogd, waardoor er in theorie bouwplannen ontwikkeld kunnen worden die als bouwplan gekwalificeerd kunnen worden.
In artikel 6.12 lid 2 onder a van de Wro is echter vastgelegd, dat de gemeenteraad kan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen indien “ het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is”. In casu is deze uitzondering van toepassing. De grondexploitatie voor De Brand voorziet in een systeem van uitgifte waarbij de m2-prijs bepalend is voor de hoogte van de koopsom.
Ook voor de reeds uitgegeven gronden geldt, dat de grondprijs niet is gebaseerd op m2 bvo. Dat de bebouwingsmogelijkheden worden verruimd laat dan ook onverlet, dat het kostenverhaal reeds is verzekerd middels de reeds ontvangen koopsommen. Voor de nog uit te geven kavels geldt, dat het kostenverhaal is verzekerd middels de nog te realiseren verkoopprijzen. Ook voor het plandeel De Brand is het vaststellen van een exploitatieplan dan ook niet nodig.
Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg
Hieronder zijn de ingekomen reacties uit het wettelijk vooroverleg en de inspraakreacties samengevat weergegeven en voorzien van commentaar. De ingediende reacties zijn samengevat en voorzien van een beoordeling. Dat een reactie samengevat is weergegeven, betekent niet dat die onderdelen van de reactie die niet expliciet worden genoemd, niet bij de beoordeling zouden zijn betrokken. De reacties zijn in het geheel beoordeeld.
8.1 Vooroverleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:
- Provincie Noord-Brabant
- Waterschap Aa en Maas
- Rijkswaterstaat
- N.V. Nederlandse Gasunie
- TenneT
- Prorail
Er zijn schriftelijke reacties ontvangen van de Provincie Noord Brabant, waterschap Aa en Maas, N.V. Nederlandse Gasunie en TenneT. Hieronder zullen we daar nader op ingaan.
Reactie a, b, c: ingekomen reacties vooroverleg
Commentaar: gemeentelijk commentaar
- 1. Provincie Noord Brabant (brief d.d.18 oktober 2012)
Reactie a:
De provincie is van mening dat het bij deze actualisering van de vigerende bestemmingsplannen gaat om bedrijventerreinen met middelzware en zware bedrijvigheid. Men ziet in het opgestelde bestemmingsplan een strijdigheid met de provinciale Verordening Ruimte, aangezien categorie 1 en 2 bedrijven zijn toegelaten. Men verzoekt om uitsluitend de bestaande categorie 1 en 2 bedrijven specifiek te bestemmen en in het plan een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, waarin wordt geregeld dat bij de beëindiging van de bedrijfsvoering van deze bedrijven uitsluitend hogere milieucategorieën zijn toegestaan.
Daarnaast constateert men strijdigheid vanwege het in stand laten van de mogelijkheid om nieuwe bedrijfswoningen te realiseren.
Commentaar:
In de Verordening Ruimte zijn in artikel 3.6 regels geformuleerd voor aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen. Daarin staat dat voor middelzware en zware bedrijventerreinen oneigenlijk gebruik van deze terreinen moet worden tegengegaan. Onder oneigenlijk gebruik wordt verstaan bedrijfswoningen, bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, leisure voorzieningen en bedrijven behorend tot milieucategorie 1 en 2 (m.u.v. van bedrijven op een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5.000m2).
In artikel 3.7 van de Verordening staan regels voor bestaande bedrijventerreinen. Daarin staat dat de toelichting van het plan een verantwoording bevat over de mogelijkheden voor herstructurering en zorgvuldig ruimtegebruik en over de vraag in hoeverre het in stand houden van de geldende bestemming, rekening houdende met de regels inzake het tegengaan van oneigenlijk ruimtegebruik als bedoeld in artikel 3.6 van de Verordening, zich verhoudt tot de afspraken die in het regionaal ruimtelijk overleg zijn gemaakt over de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen.
Wij hebben begrip voor het provinciaal beleid om zorgvuldig ruimtegebruik op bedrijventerreinen te bevorderen. In dit bestemmingsplan wordt daarom in beginsel ook de nieuwvestiging van andere dan bedrijfsfuncties, zoals kantoren, detailhandel, bedrijfswoningen e.d., onmogelijk gemaakt. Uitsluitend reeds bestaande niet-bedrijfsfuncties worden positief bestemd. Dit is ook conform het door onze gemeenteraad vastgestelde beleid. Met betrekking tot de bedrijfswoningen kan, naar aanleiding van de opmerking van de provincie, daarbij nog worden opgemerkt, dat ook uitsluitend reeds bestaande bedrijfswoningen positief bestemd worden. De mogelijkheden die de vigerende bestemmingsplannen thans nog bieden om nieuwe bedrijfswoningen te realiseren, zijn in dit bestemmingsplan niet overgenomen. Wellicht heeft de opmerking in paragraaf 5.4 van de toelichting, dat ook bestaande rechten voor bedrijfswoningen positief worden bestemd, voor verwarring op dit onderdeel gezorgd. In de toelichting is deze betreffende passage verwijderd.
Daarnaast zijn wij echter van mening dat de in het kader van dit bestemmingsplan gemaakte opmerking om uitsluitend de reeds bestaande categorie 1 en 2 bedrijven positief te bestemmen te ver gaat en niet leidt tot een zorgvuldiger gebruik van de ruimte. Het gaat bij dit bestemmingsplan om bestaande bedrijventerreinen. Deze bedrijventerreinen zijn allemaal opgezet als gemengde bedrijventerreinen. Dat betekent dat zich bedrijven in diverse milieucategorieën mogen vestigen (daarbij uiteraard rekening houdende met de milieuzonering) en dat gekozen is voor een grote diversiteit in kavelgrootte. Met name bij kleinere kavels ligt een invulling met bedrijfsactiviteiten in de lagere milieucategorieën voor de hand, hetgeen in de praktijk terug te zien is. Gelet op deze reeds bestaande opzet van de bedrijventerreinen is er ook geen sprake van terreinen waar geheel of in overwegende mate de bedrijfsmatige uitoefening van middelzware en zware industriële activiteiten en grootschalige logistieke activiteiten plaatsvinden. Daarbij speelt uiteraard ook nog de ligging van de betreffende bedrijventerreinen een rol. Zo zijn bedrijventerreinen Maaspoort, De Hambakenwetering en De Herven gelegen in de directe nabijheid van een woonomgeving.
Het uitsluiten van de lagere bedrijfscategorieën op de in dit bestemmingsplan opgenomen bedrijventerreinen draagt naar onze mening dan ook niet bij aan het bereiken van de provinciale beleidsdoelstelling. Dit zou er eerder voor zorgen dat met name de kleinere bedrijfskavels en de bedrijfskavels in de directe nabijheid van een woonomgeving moeilijker invulbaar worden. Dit doet afbreuk aan de destijds gekozen planopzet en beperkt ook onnodig bestaande rechten van eigenaren van bedrijven op deze gronden.
Tot slot merken wij nog op dat in het regionaal ruimtelijk overleg, waarover artikel 3.7 van de Verordening Ruimte spreekt, te weten de op 4 april 2012 vastgestelde 'Agenda Bedrijventerreinen Noordoost Brabant', ook geen afspraken zijn gemaakt over het uitsluiten van de lagere milieucategorieën op bestaande bedrijventerreinen.
Gelet op het bovenstaande hebben wij er in de belangenafweging bij dit bestemmingsplan dan ook niet voor gekozen om de lagere milieucategorieën die nu reeds zijn toegestaan, uit te sluiten. Artikel 3.7 van de Verordening Ruimte biedt ook ruimte voor een dergelijke afweging, zodat er van strijdigheid met deze verordening ook geen sprake kan zijn.
- 2. Waterschap Aa en Maas (brief d.d. 15 oktober 2012)
Reactie a:
Op verbeelding 9 is een waterpartij aan de rand van bedrijventerrein De Brand, opgenomen binnen de bestemming 'water', waarbij in de bestemmingsomschrijving 'waterberging' bevat. Desondanks spreekt men de voorkeur uit om ter plekke de dubbelbestemming 'waterstaat - waterbergingsgebied' op te nemen, om de bijzondere status van het gebied te benadrukken.
Commentaar:
Zoals het waterschap ook constateert is de betreffende waterpartij bestemd tot 'water'. In de doeleindenomschrijving is aangegeven dat de functie waterberging hier onder valt. Op inhoudelijke gronden is er dan ook geen reden om hier een dubbelbestemming op te nemen. Dat zullen wij dan ook niet doen. Wel zal in paragraaf 4.5.2. van de toelichting bij bedrijventerrein De Brand worden aangevuld dat de betreffende waterpartij valt onder het regionaal waterbergingsgebied.
Reactie b:
Op verbeelding 9 en 10 ontbreken de regionale waterkeringen.
Commentaar:
De betreffende waterkeringen zullen als dubbelbestemming (Waterstaat - waterkering) alsnog op de verbeelding worden opgenomen.
Reactie c:
Op verbeelding 1 en 2 is een deel van de leggerwatergangen niet als bestemming 'water' opgenomen. Het is opgenomen binnen de bestemming 'Verkeer'. Verzocht wordt dit water te bestemmen tot 'water', zoals ook elders in het plangebied is gebeurd.
Commentaar:
Het betreft hier een deel van de waterlopen langs beide zijden van de spoorlijn 's-Hertogenbosch - Utrecht, tussen bedrijventerreinen Treurenburg en Maaspoort. Een deel van de waterlopen is opgenomen binnen de bestemming 'Verkeer - railverkeer'. Dit heeft te maken met de mogelijkheid om hier te zijner tijd een station te kunnen realiseren (deze mogelijkheid is ook reeds opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Treurenburg). Op de verbeelding is hiervoor de aanduiding 'openbaar vervoersstation' opgenomen.
Aangezien een te realiseren station zowel vanuit Maaspoort als vanuit Treurenburg te bereiken moet zijn, zijn delen van de waterlopen opgenomen binnen de bestemming 'Verkeer - railverkeer' en de aanduiding 'openbaar vervoersstation'. Wel is vanwege het belang van de waterlopen, voor het deel dat is gelegen binnen de bestemming 'Verkeer - railverkeer', de aanduiding 'water' opgenomen. Daarmee wordt de aanleg en instandhouding van water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen veilig gesteld.
Reactie d: (aanvulling bij brief d.d. 25 oktober 2012)
Aangegeven is dat in het eerder advies nog geen rekening is gehouden met de door het dagelijks bestuur vastgestelde Legger Regionale Waterkeringen. Er wordt verzocht om de waterkering inclusief de in de legger opgenomen beschermingszones op te nemen op de verbeelding (kaart 1, 2, 9 en 10). Deze zouden moeten worden bestemd tot 'Waterstaat - waterkering'.
Commentaar:
Op 15 november 2012 is dit onderdeel met het waterschap besproken. Daarbij is afgesproken om uitsluitend de waterkering zelf als dubbelbestemming op de verbeelding op te nemen, als een signaleringsfunctie. De beschermingszones worden niet onder de gemeentelijke regeling (bestemmingsplan) gebracht.
Het betreft hier een waterschapsbevoegdheid. Voor de belangen die het waterschap hier nastreeft, staan hen eigen instrumenten (Keur en Legger) ter beschikking. De gemeente acht een dubbele regeling op dit gebied niet wenselijk.
Daarbij speelt ook nog een rol dat de betreffende Legger Regionale Waterkeringen, in tegenstelling tot hetgeen het waterschap aangeeft, nog niet is vastgesteld. De procedure hiervoor loopt nog.
In de toelichting van het bestemmingsplan zal wel expliciet aandacht worden besteed aan de in procedure zijnde Legger Regionale Waterkeringen. Daarbij zal er worden gewezen dat voor graafwerkzaamheden in en op de waterkering en binnen de beschermingszones een vergunning bij het waterschap moet worden aangevraagd.
- 3. N.V. Nederlandse Gasunie (brief d.d. 4 oktober 2012)
Reactie a:
De in het plangebied gelegen aardgastransportleidingen en de bijbehorende belemmeringenstroken zijn correct opgenomen op de verbeelding
Commentaar:
De reactie is voor kennisgeving aangenomen.
Reactie b:
De Gasunie verzoekt om het gasontvangststation, dat in het voorontwerpbestemmingsplan is bestemd tot 'Bedrijf - nutsvoorziening' te bestemmen tot 'Bedrijf - Gasontvangststation'. Dit vanwege hun beleid om de gasontvangststations op een eenduidige en uniforme wijze te bestemmen.
Commentaar:
Voor alle in het plangebied voorkomende nutsvoorzieningen is de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' opgenomen. Een gasontvangststation past binnen deze bestemming, zodat er inhoudelijk geen reden is om hiervoor een afzonderlijke bestemming op te nemen.
- 4. TenneT (brief d.d. 26 september 2012)
Reactie a:
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan zijn meerdere hoogspanningsverbindingen opgenomen. Verzocht wordt om de in artikel 15.6.1 opgenomen vergunningplicht aan te vullen met de volgende leden:
'5. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.'
Commentaar:
Binnen de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' is een vergunningplicht opgenomen voor werkzaamheden, die de veiligheid kunnen schaden en de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen (artikel 15.6.1). Hieronder valt:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen.
- 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter.
- 3. het opslaan van materialen of stoffen, die gevaar van brand of explosie kunnen opleveren.
- 4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen van maaiveld -en weghoogte.
Uit telefonisch contact met TenneT op 21 november 2012 (dhr. Crauwels) is gebleken dat de door hen gewenste aanvulling verband houd met de mogelijke wijziging van het verschil in hoogte tussen de ondergrond en de hoogte van de geleiders. Feitelijk valt deze aanvulling derhalve al onder punt 4, zodat het betreffende artikel geen aanpassing behoeft.
8.2 Inspraak
Ingevolge de gemeentelijke Inspraakverordening is voor het voorontwerpbestemmingsplan 'Bedrijventerreinen (Treurenburg, Maaspoort, Hambakenwetering, Brabantpoort, De Brand en De Herven)' een inspraakprocedure gevoerd. Met ingang van 17 september 2012 heeft het voorontwerp gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om binnen die periode op het plan te reageren. Daarnaast zijn op 2, 8 en 9 oktober 2012 (van 17.00 tot 18.30 uur) inloopmiddagen gehouden. Tijdens deze middagen was er de mogelijkheid om het plan in te zien, vragen te stellen en mondeling op het plan te reageren.
Naar aanleiding van het voorontwerpbestemmingsplan zijn 5 inspraakreacties ontvangen:
- 1. WIL Research
- 2. Rockspring Pan European Property Bossche Boulevard
- 3. Ploum Lodder Princen namens Exploitatiemaatschappij Sportiom B.V.
- 4. Het Groene Hart Brabant
- 5. Stichting Adviescentrum Metaal namens Welvaarts Weegsystemen
Hieronder zullen we daar nader op ingaan.
Reactie a, b, c: ingekomen inspraakreacties
Commentaar: gemeentelijk commentaar
- 1. WIL Reseach, Hambakenwetering 7
Reactie a:
Inspreker wijst erop dat in het voorontwerpbestemmingsplan aan zijn perceel de bestemming 'bedrijventerrein' is toegekend, waarbinnen categorie 3.1. en 3.2 zijn toegestaan. Op de milieuvergunning die het bedrijf al jaren heeft, staat echter dat het bedrijf is ingeschaald in categorie 4.1. Inspreker wil graag weten of dit verschil tussen bestemmingsplan en milieuvergunning een probleem is en zo ja wat men kan doen om dit op te lossen.
Commentaar:
In het bestemmingsplan is binnen de bestemming 'bedrijventerreinen' een milieuzonering opgenomen, om ervoor te zorgen dat tussen gevoelige functies (o.a. woningen) en bedrijfsfuncties voldoende afstand blijft bestaan. Dit zorgt ervoor dat hinder en gevaar voor gevoelige functies wordt voorkomen. Daarnaast biedt het bedrijven voldoende zekerheid dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Voor deze milieuzonering is gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie "Bedrijven en Milieuzonering". Via deze publicatie kunnen bedrijven worden ingedeeld in de categorie 1 t/m 6. Indien de bedrijfsactiviteiten zwaarder zijn, wordt een bedrijf ingedeeld in een hogere categorie en is de richtafstand tot gevoelige functies groter.
Het bedrijf van inspreker wordt volgens de VNG bedrijvenlijst (die als bijlage in de regels van het plan is opgenomen) ingedeeld in categorie 3.1. Volgens het voorontwerpbestemmingsplan zijn op een deel van het perceel van inspreker bedrijfsactiviteiten tot categorie 3.1 en op een deel bedrijfsactiviteiten tot milieucategorie 3.2 toegestaan. Dat betekent de bedrijfsactiviteiten van inspreker passen binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan.
De categorie 4.1 die in de aan inspreker verleende milieuvergunning wordt genoemd, is gebaseerd op Bijlage 1 van het Inrichtingen - en vergunningenbesluit (per 1 oktober 2010 vervallen) en heeft geen enkele relatie met de categorie-aanduiding volgens de VNG bedrijvenlijst. Het feit dat de bedrijfsactiviteiten van inspreker behoren tot de betreffende categorie 4.1 van het Inrichtingen - en vergunningenbesluit betekent dat deze activiteiten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en daarom milieuvergunningplichtig zijn. Per 1 oktober 2010 is deze regeling opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bijbehorende Besluit omgevingsrecht.
- 2. Rockspring Pan European Property Bossche Boulevard
Reactie a:
Inspreker is van mening dat het gestelde minimum van 1.000m2 winkelvloeroppervlakte nadelige gevolgen kan hebben voor de toekomst van de Bossche Woonboulevard (op de Herven). In het huidige perifere detailhandellandschap is deze minimale omvang achterhaald. Inspreker wijst op de slechte economische situatie waarin de meubelbranche verkeert. Om die reden komen meubel-, keuken-, sanitair- en slaapspeciaalzaken terug op grootschalige winkels.
Er is ook sprake van een structureel overaanbod van woonboulevards, waardoor eigenaren/beleggers op zoek gaan naar een andere invulling van leegstaande winkelpanden. Gemeentes kunnen functieverandering en transformatie mogelijk maken via het bestemmingsplan.
Daarnaast zijn er in de loop der jaren vele ontwikkelingen geweest. Woonboulevards hebben in loop der tijd een steeds breder aanbod qua assortiment gekregen, ook in combinatie met horeca. Ook de ontwikkeling op het gebied van internet speelt daarbij een rol, waardoor het steeds belangrijker wordt dat boulevards zich gaan ontwikkelen op 'sfeer' en 'beleving'. Dat betekent dat woonboulevards zich meer moeten kunnen differentiëren qua aanbod (branchering) en vloeroppervlak.
Tot slot wijst inspreker op de concurrerende perifere retail in de omgeving van de Bossche Woonboulevard en de verwachting/vrees dat winkels uitwijken naar locaties elders, indien er geen flexibelere normen komen qua branchering en oppervlaktes.
Samengevat verzoekt inspreker om de minimale winkelvloeroppervlakte per winkel in de Bossche Woonboulevard terug te brengen van 1.000m2 naar 500m2.
Commentaar:
’s-Hertogenbosch kent slechts één planmatig ontwikkeld, perifeer winkelgebied. Dit betreft de Bossche Woonboulevard op bedrijventerrein De Herven. Hier zijn op dit moment alleen winkels toegestaan binnen het thema wonen met een minimale grootte van 1.000m² winkelvloeroppervlak (voor zowel volumineuze als niet-volumineuze artikelen binnen dit thema). Dit heeft te maken met het feit dat winkels met een dergelijk ruimtebeslag en grote verkeersaantrekkende werking zich niet lenen voor vestiging in bestaande winkelcentra, zoals de binnenstad.
In het gemeentelijk detailhandelsbeleid wordt wel degelijk rekening gehouden met omstandigheden en ontwikkelingen in de markt, met het doel de levensvatbaarheid van de Bossche Woonboulevard te behouden. Bij het vaststellen van de Nota Detailhandel 2011 is de minimale omvang van de winkels op de Bossche Woonboulevard teruggebracht van 1.500m2 naar 1.000m2 winkelvloeroppervlak. Daarmee is al ingespeeld op de door inspreker geconstateerde tendens naar kleinere winkeloppervlakten van bepaalde woonwinkels. Het is echter niet wenselijk om de minimale grootte verder te verlagen. Dit past niet bij het oorspronkelijke karakter van de woonboulevard, nl. het doelgericht winkelen. Bovendien zou ook afbreuk kunnen worden gedaan aan het functioneren van de binnenstad, waar juist het funshoppen en het recreatief winkelen plaatsvindt. Hier ligt het primaat voor grootschalige non food winkelformules, die voornamelijk niet volumineuze artikelen verkopen. Een belangrijk onderscheidend element tussen winkels in de binnenstad en die op de woonboulevard is de mix van groot- en kleinschalige winkels die funshoppen bevorderen en de grootschaligheid waarmee doelmatig (perifeer) winkelen gediend is.
Ook speelt de Nota Detailhandel 2011 in op de door inspreker genoemde (economische) ontwikkelingen op het gebied van woonboulevards. De nota biedt mogelijkheden voor functionele uitbreiding met branches buiten het huidige woonthema. Er wordt ruimte geboden aan de consumentenelektronica (wit-, bruin-, grijsgoed), auto- en motoraccessoires, fietsaccessoires/fietsen en kampeerartikelen (megastores). Deze artikelen worden veelal ook doelgericht gekocht en de bezoekfrequentie en –intensiteit ligt daarmee minder hoog. Ze vormen op een perifere locatie dan ook geen substantiële bedreiging voor de positie van de binnenstad en van de winkelconcentraties in de woonwijken. Aan de uitbreiding van de woonboulevard met genoemde branches zijn wel grenzen gesteld. Zo bedraagt het minimale winkelvloeroppervlak per winkel ook 1.000m² en is het totale winkelvloeroppervlak van megastores in deze branches op de woonboulevard gelimiteerd tot maximaal 20.000m².
Tot slot biedt de Nota Detailhandel 2011 ook mogelijkheden om op de woonboulevard enige vorm van beleving en comfort toe te voegen in de vorm van enkele horecazaken, gekoppeld aan de (openingstijden van de) winkelfunctie. Ze werken bezoekduurverlengend en zijn ook in perifere winkelcentra vaste elementen geworden, die de consumenten waarderen.
Bovengenoemde functionele uitbreidingsmogelijkheden (toevoeging megastores en horeca) zijn echter niet rechtstreeks in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Dit heeft op de eerste plaats te maken met het feit dat het hier in hoofdzaak een beheerbestemmingsplan betreft. Daarnaast is het pas op het moment dat zich hiervoor concrete initiatieven aandienen, mogelijk de ruimtelijke consequenties en haalbaarheid daarvan goed in beeld te brengen. Overigens is de gemeente momenteel met inspreker in gesprek over een initiatief om de bestaande woonboulevard uit te breiden binnen de ruimte die de Nota Detailhandel 2011 biedt. Daarvoor zal een afzonderlijke planologische procedure worden doorlopen.
- 3. Ploum Lodder Princen namens Exploitatiemaatschappij Sportiom B.V.
Reactie a: Inspreker geeft aan dat het Sportiom blijvend innovatief in de markt wil opereren. In dat verband worden met de gemeente gesprekken gevoerd over uitbreiding en vervanging van functies. Verzocht wordt om in het bestemmingsplan ruimte voor uitbreiding en vervanging van functies op te nemen. Commentaar:
Het nieuwe bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een beheerplan in het kader van de actualisatieverplichting op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In beginsel worden nieuwe planologische ontwikkelingen niet meegenomen. Voor wat betreft het Sportiom komt daarbij dat de plannen voor uitbreiding en vervanging van functies op dit moment nog niet voldoende concreet zijn en er dus ook geen inzicht bestaat in mogelijk daarmee samenhangende ruimtelijke, planologische en financiële consequenties. Daarmee is er ook geen duidelijkheid over de haalbaarheid van de plannen. Om die reden is het ook niet opportuun om nu de mogelijkheden in het bestemmingsplan te verruimen.
Daarmee wordt overigens nog geen uitspraak gedaan over het wel of niet mee willen mee werken aan plannen voor uitbreiding en vervanging van functies. Verdere planuitwerking in overleg met de gemeente zal daar uitsluitsel over kunnen geven. Dat kan separaat van dit bestemmingsplan plaatsvinden en zonodig zal daarvoor een afzonderlijke planologische procedure worden gevoerd.
- 4. Het Groene Hart Brabant
Reactie a:
Inspreker geeft aan dat de gebruikelijke plantoelichtingen ontbreken, waardoor een beoordeling van de plannen op hun ruimtelijke aanvaardbaarheid feitelijk onmogelijk is. Daar waar legalisering van bestaande bedrijvigheid en zelfs toekomstige intensivering van meer milieubelastende bedrijvigheid en gebruiksmogelijkheden in algemene zin in het vooruitzicht wordt gesteld, stoelen deze niet op een aantoonbare feitelijke afweging van belangen. Dit kan ook niet verantwoord plaatsvinden zonder de plantoelichtingen. Inspreker dringt erop aan om onderzoek en rapportering van de uitkomsten alsnog te doen plaatsvinden, voordat tot toekomstige ontwikkelingen wordt overgegaan.
Commentaar:
Het voorontwerpbestemmingsplan is voorzien van een uitgebreide plantoelichting en heeft ook ter visie gelegen. De reactie van inspreker dat deze toelichting ontbreekt, is dan ook onjuist. Verder wordt opgemerkt dat het hier in hoofdzaak een beheersplan betreft. Het plan heeft niet tot doel grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken, maar biedt voor de betreffende bedrijventerreinen een actueel juridisch toetsingskader, op basis van de bestaande situatie (qua bebouwing en gebruik) en recent vastgestelde provinciale en gemeentelijke beleidsuitgangspunten.
- 5. Stichting Adviescentrum Metaal namens Welvaarts Weegsystemen
Reactie a:
Inspreker wijst erop dat zijn bedrijf in het voorontwerpbestemmingsplan is opgenomen binnen de zone waar bedrijven in de categorie 2 t/m 3.2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein zijn toegestaan. Dit is voor het betreffende bedrijf niet toereikend, aangezien de huidige bedrijfsactiviteiten (vervaardigen metaalprodukten incl. straalwerkzaamheden) reeds binnen de categorie 4.1 vallen.
Daarnaast zijn op grond van het geldende bestemmingsplan ter plaatse ook reeds bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 2 t/m 4 toegestaan. De huidige bedrijfsactiviteiten passen derhalve binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan. Verzocht wordt om de toegestane milieucategorie te wijzigen in 4.2.
Commentaar:
Met de inspraakreactie kunnen wij instemmen. Nu op basis van het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het bedrijf van inspreker reeds bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 4 zijn toegestaan en er ook daadwerkelijk bedrijfsactiviteiten in deze milieucategorie worden uitgevoerd, zullen wij het ontwerpbestemmingsplan daarop aanpassen. De bestaande rechten op basis van het vigerende bestemmingsplan zullen worden gerespecteerd.
Reactie b:
Inspreker wijst erop dat hij door het voorontwerpbestemmingsplan beperkt wordt in de bouwmogelijkheden, doordat is opgenomen dat de oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak maximaal 50m2 mag bedragen. Op dit moment ligt hier reeds een weegbrug met een oppervlakte van 70m2. Verzocht wordt om deze bepaling niet op te nemen of om de maximaal toegestane oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak te vergroten tot 70m2.
Commentaar:
Op dit moment is er op het bedrijfsperceel van inspreker reeds sprake van een bouwwerk geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak van ruim 60m2, te weten een weegbrug. Om dit bouwwerk juridisch te verankeren is op de verbeelding op het bedrijfsperceel van inspreker een specifieke bouwaanduiding opgenomen, die regelt dat de bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak maximaal 70m2mogen bedragen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein
Gebruikte afkortingen
< kleiner dan
> groter dan
= gelijk aan
n.e.g. niet elders genoemd
o.c. opslagcapaciteit
p.c. productiecapaciteit
p.o. productieoppervlak
b.o. bedrijfsoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit
u uur
d dag
w week
j jaar
t ton
C continu (Bij de betreffende milieubelastende activiteiten zijn de voor geluid bepalende activiteiten meestal continu (dag en nacht) in bedrijf
D divers (Bij deze bedrijven is sprake van grote variatie in productieprocessen en derhalve milieubelasting).
Z zonering op basis Wet geluidhinder
R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing)
SBI- CODE | OMSCHRIJVING | AFSTANDEN IN METERS | CATEGO | |||||||||||
Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | RIE | |||||||||
15 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||||||||||||
151 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||||||||||||
151 | 1 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 100 | 0 | 100 | C | 50 | R | 100 | D | 3.2 | |||
151 | 2 | - vetsmelterijen | 700 | 0 | 100 | C | 30 | 700 | 5.2 | |||||
151 | 3 | - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval | 300 | 0 | 100 | C | 50 | R | 300 | 4.2 | ||||
151 | 4 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² | 100 | 0 | 100 | C | 50 | R | 100 | 3.2 | ||||
151 | 5 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² | 50 | 0 | 50 | C | 30 | 50 | 3.1 | |||||
151 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² | 30 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
151 | 7 | - loonslachterijen | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
151 | 8 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
152 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | ||||||||||||
152 | 1 | - drogen | 700 | 100 | 200 | C | 30 | 700 | 5.2 | |||||
152 | 2 | - conserveren | 200 | 0 | 100 | C | 30 | 200 | 4.1 | |||||
152 | 3 | - roken | 300 | 0 | 50 | C | 0 | 300 | 4.2 | |||||
152 | 4 | - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² | 300 | 10 | 50 | C | 30 | 300 | D | 4.2 | ||||
152 | 5 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² | 100 | 10 | 50 | 30 | 100 | 3.2 | ||||||
152 | 6 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
1531 | 0 | Aardappelprodukten fabrieken: | ||||||||||||
1531 | 1 | - vervaardiging van aardappelproducten | 300 | 30 | 200 | C | 50 | R | 300 | 4.2 | ||||
1531 | 2 | - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 50 | 3.1 | |||||
1532, 1533 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | ||||||||||||
1532, 1533 | 1 | - jam | 50 | 10 | 100 | C | 10 | 100 | 3.2 | |||||
1532, 1533 | 2 | - groente algemeen | 50 | 10 | 100 | C | 10 | 100 | 3.2 | |||||
1532, 1533 | 3 | - met koolsoorten | 100 | 10 | 100 | C | 10 | 100 | 3.2 | |||||
1532, 1533 | 4 | - met drogerijen | 300 | 10 | 200 | C | 30 | 300 | 4.2 | |||||
1532, 1533 | 5 | - met uienconservering (zoutinleggerij) | 300 | 10 | 100 | C | 10 | 300 | 4.2 | |||||
1541 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||||||||||||
1541 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 30 | 100 | C | 30 | R | 200 | 4.1 | ||||
1541 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 50 | 300 | C | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | |||
1542 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||||||||||||
1542 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 10 | 100 | C | 100 | R | 200 | 4.1 | ||||
1542 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 10 | 300 | C | Z | 200 | R | 300 | 4.2 | |||
1543 | 0 | Margarinefabrieken: | ||||||||||||
1543 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 100 | 10 | 200 | C | 30 | R | 200 | 4.1 | ||||
1543 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 200 | 10 | 300 | C | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | |||
1551 | 0 | Zuivelprodukten fabrieken: | ||||||||||||
1551 | 1 | - gedroogde produkten, p.c. >= 1,5 t/u | 200 | 100 | 500 | C | Z | 50 | R | 500 | 5.1 | |||
1551 | 2 | - geconcentreerde produkten, verdamp. cap. >=20 t/u | 200 | 30 | 500 | C | Z | 50 | R | 500 | 5.1 | |||
1551 | 3 | - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j | 50 | 0 | 100 | C | 50 | R | 100 | 3.2 | ||||
1551 | 4 | - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j | 100 | 0 | 300 | C | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | |||
1551 | 5 | - overige zuivelprodukten fabrieken | 50 | 50 | 300 | C | 50 | R | 300 | 4.2 | ||||
1552 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² | 50 | 0 | 100 | C | 50 | R | 100 | 3.2 | ||||
1552 | 2 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
1561 | 0 | Meelfabrieken: | ||||||||||||
1561 | 1 | - p.c. >= 500 t/u | 200 | 100 | 300 | C | Z | 100 | R | 300 | 4.2 | |||
1561 | 2 | - p.c. < 500 t/u | 100 | 50 | 200 | C | 50 | R | 200 | 4.1 | ||||
1561 | Grutterswarenfabrieken | 50 | 100 | 200 | C | 50 | 200 | D | 4.1 | |||||
1562 | 0 | Zetmeelfabrieken: | ||||||||||||
1562 | 1 | - p.c. < 10 t/u | 200 | 50 | 200 | C | 30 | R | 200 | 4.1 | ||||
1562 | 2 | - p.c. >= 10 t/u | 300 | 100 | 300 | C | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | |||
1571 | 0 | Veevoerfabrieken: | ||||||||||||
1571 | 1 | - destructiebedrijven | 700 | 30 | 200 | C | 50 | 700 | D | 5.2 | ||||
1571 | 2 | - beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek | 700 | 100 | 100 | C | 30 | R | 700 | D | 5.2 | |||
1571 | 3 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water | 300 | 100 | 200 | C | 30 | 300 | 4.2 | |||||
1571 | 4 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. >= 10 t/u water | 700 | 200 | 300 | C | Z | 50 | 700 | 5.2 | ||||
1571 | 5 | - mengvoeder, p.c. < 100 t/u | 200 | 50 | 200 | C | 30 | 200 | 4.1 | |||||
1571 | 6 | - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | 300 | 100 | 300 | C | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | |||
1572 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 200 | 100 | 200 | C | 30 | 200 | 4.1 | ||||||
1581 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | ||||||||||||
1581 | 1 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 30 | 10 | 30 | C | 10 | 30 | 2 | |||||
1581 | 2 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 100 | 30 | 100 | C | 30 | 100 | 3.2 | |||||
1582 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 10 | 100 | C | 30 | 100 | 3.2 | ||||||
1583 | 0 | Suikerfabrieken: | ||||||||||||
1583 | 1 | - v.c. < 2.500 t/j | 500 | 100 | 300 | C | 100 | R | 500 | 5.1 | ||||
1583 | 2 | - v.c. >= 2.500 t/j | 1000 | 200 | 700 | C | Z | 200 | R | 1000 | 5.3 | |||
1584 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||||||||||||
1584 | 1 | - Cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² | 500 | 50 | 100 | 50 | R | 500 | 5.1 | |||||
1584 | 2 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² | 100 | 30 | 50 | 30 | 100 | 3.2 | ||||||
1584 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||
1584 | 4 | - Suikerwerkfabrieken met suiker branden | 300 | 30 | 50 | 30 | R | 300 | 4.2 | |||||
1584 | 5 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² | 100 | 30 | 50 | 30 | R | 100 | 3.2 | |||||
1584 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||
1585 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | |||||||
1586 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | ||||||||||||
1586 | 1 | - koffiebranderijen | 500 | 30 | 200 | C | 10 | 500 | D | 5.1 | ||||
1586 | 2 | - theepakkerijen | 100 | 10 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | ||||||
1587 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 200 | 30 | 50 | 10 | 200 | 4.1 | |||||||
1589 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 200 | 30 | 50 | 30 | 200 | D | 4.1 | ||||||
1589.1 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 200 | 50 | 50 | 50 | R | 200 | 4.1 | ||||||
1589.2 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | ||||||||||||
1589.2 | 1 | - zonder poederdrogen | 100 | 10 | 50 | 10 | 100 | 3.2 | ||||||
1589.2 | 2 | - met poederdrogen | 300 | 50 | 50 | 50 | R | 300 | 4.2 | |||||
1589.2 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 200 | 50 | 50 | 30 | 200 | 4.1 | |||||||
1591 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 300 | 30 | 200 | C | 30 | 300 | 4.2 | ||||||
1592 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | ||||||||||||
1592 | 1 | - p.c. < 5.000 t/j | 200 | 30 | 200 | C | 30 | R | 200 | 4.1 | ||||
1592 | 2 | - p.c. >= 5.000 t/j | 300 | 50 | 300 | C | 50 | R | 300 | 4.2 | ||||
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 | C | 0 | 30 | 2 | ||||||
1596 | Bierbrouwerijen | 300 | 30 | 100 | C | 50 | R | 300 | 4.2 | |||||
1597 | Mouterijen | 300 | 50 | 100 | C | 30 | 300 | 4.2 | ||||||
1598 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 10 | 0 | 100 | 50 | R | 100 | 3.2 | ||||||
16 | - | |||||||||||||
16 | - | VERWERKING VAN TABAK | ||||||||||||
160 | Tabakverwerkende industrie | 200 | 30 | 50 | C | 30 | 200 | 4.1 | ||||||
17 | - | |||||||||||||
17 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||||||||||||
171 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |||||||
172 | 0 | Weven van textiel: | ||||||||||||
172 | 1 | - aantal weefgetouwen < 50 | 10 | 10 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | ||||||
172 | 2 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 10 | 30 | 300 | Z | 50 | 300 | 4.2 | |||||
173 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |||||||
174, 175 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |||||||
1751 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 100 | 30 | 200 | 10 | 200 | 4.1 | |||||||
176, 177 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |||||||
18 | - | |||||||||||||
18 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||||||||||||
181 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |||||||
182 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||||
183 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | |||||||
19 | - | |||||||||||||
19 | - | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | ||||||||||||
191 | Lederfabrieken | 300 | 30 | 100 | 10 | 300 | 4.2 | |||||||
192 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | D | 3.1 | ||||||
193 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |||||||
20 | - | |||||||||||||
20 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||||||||||||
2010.1 | Houtzagerijen | 0 | 50 | 100 | 50 | R | 100 | 3.2 | ||||||
2010.2 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | ||||||||||||
2010.2 | 1 | - met creosootolie | 200 | 30 | 50 | 10 | 200 | 4.1 | ||||||
2010.2 | 2 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
202 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |||||||
203, 204, 205 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | ||||||
203, 204, 205 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 0 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||||
21 | - | |||||||||||||
21 | - | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | ||||||||||||
2111 | Vervaardiging van pulp | 200 | 100 | 200 | C | 50 | R | 200 | 4.1 | |||||
2112 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | ||||||||||||
2112 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 | C | 30 | R | 50 | 3.1 | ||||
2112 | 2 | - p.c. 3 - 15 t/u | 100 | 50 | 200 | C | Z | 50 | R | 200 | 4.1 | |||
2112 | 3 | - p.c. >= 15 t/u | 200 | 100 | 300 | C | Z | 100 | R | 300 | 4.2 | |||
212 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 30 | 30 | 100 | C | 30 | R | 100 | 3.2 | |||||
2121.2 | 0 | Golfkartonfabrieken: | ||||||||||||
2121.2 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 30 | 30 | 100 | C | 30 | R | 100 | 3.2 | ||||
2121.2 | 2 | - p.c. >= 3 t/u | 50 | 30 | 200 | C | Z | 30 | R | 200 | 4.1 | |||
22 | - | |||||||||||||
22 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||||||||||||
2221 | Drukkerijen van dagbladen | 30 | 0 | 100 | C | 10 | 100 | 3.2 | ||||||
2222 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 30 | 0 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |||||||
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||||
2223 | A | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
2223 | B | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
2224 | Grafische reproduktie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 30 | 2 | |||||||
2225 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 30 | D | 2 | ||||||
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |||||||
23 | - | |||||||||||||
23 | - | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | ||||||||||||
2320.2 | A | Smeeroliën- en vettenfabrieken | 50 | 0 | 100 | 30 | R | 100 | 3.2 | |||||
2320.2 | B | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 300 | 0 | 100 | 50 | R | 300 | 4.2 | |||||
2320.2 | C | Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. | 300 | 0 | 200 | 50 | R | 300 | D | 4.2 | ||||
24 | - | |||||||||||||
24 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | ||||||||||||
2411 | 0 | Vervaardiging van industriële gassen: | ||||||||||||
2411 | 1 | - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 t/d lucht | 10 | 0 | 700 | C | Z | 100 | R | 700 | 5.2 | |||
2411 | 2 | - overige gassenfabrieken, niet explosief | 100 | 0 | 500 | C | 100 | R | 500 | 5.1 | ||||
2411 | 3 | - overige gassenfabrieken, explosief | 100 | 0 | 500 | C | 300 | R | 500 | 5.1 | ||||
2412 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 200 | 0 | 200 | C | 200 | R | 200 | D | 4.1 | ||||
2413 | 0 | Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: | ||||||||||||
2413 | 1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 100 | 30 | 300 | C | 300 | R | 300 | D | 4.2 | |||
2413 | 2 | - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 300 | 50 | 500 | C | 700 | R | 700 | D | 5.2 | |||
2414.1 | A0 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | ||||||||||||
2414.1 | A1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 300 | 10 | 200 | C | 300 | R | 300 | D | 4.2 | |||
2414.1 | A2 | - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 1000 | 30 | 500 | C | 700 | R | 1000 | D | 5.3 | |||
2414.1 | B0 | Methanolfabrieken: | ||||||||||||
2414.1 | B1 | - p.c. < 100.000 t/j | 100 | 0 | 200 | C | 100 | R | 200 | 4.1 | ||||
2414.1 | B2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 200 | 0 | 300 | C | Z | 200 | R | 300 | 4.2 | |||
2414.2 | 0 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | ||||||||||||
2414.2 | 1 | - p.c. < 50.000 t/j | 300 | 0 | 200 | C | 100 | R | 300 | 4.2 | ||||
2414.2 | 2 | - p.c. >= 50.000 t/j | 500 | 0 | 300 | C | Z | 200 | R | 500 | 5.1 | |||
2415 | Kunstmeststoffenfabrieken | 500 | 300 | 500 | C | 500 | R | 500 | 5.1 | |||||
2416 | Kunstharsenfabrieken e.d. | 700 | 30 | 300 | C | 500 | R | 700 | 5.2 | |||||
242 | 0 | Landbouwchemicaliënfabrieken: | ||||||||||||
242 | 1 | - fabricage | 300 | 50 | 100 | C | 1000 | R | 1000 | 5.3 | ||||
242 | 2 | - formulering en afvullen | 100 | 10 | 30 | C | 500 | R | 500 | D | 5.1 | |||
243 | Verf, lak en vernisfabrieken | 300 | 30 | 200 | C | 300 | R | 300 | D | 4.2 | ||||
2441 | 0 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | ||||||||||||
2441 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | 200 | 10 | 200 | C | 300 | R | 300 | 4.2 | ||||
2441 | 2 | - p.c. >= 1.000 t/j | 300 | 10 | 300 | C | 500 | R | 500 | 5.1 | ||||
2442 | 0 | Farmaceutische produktenfabrieken: | ||||||||||||
2442 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 50 | 3.1 | |||||
2442 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||
2451 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 300 | 100 | 200 | C | 100 | R | 300 | 4.2 | |||||
2452 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 300 | 30 | 50 | C | 50 | R | 300 | 4.2 | |||||
2461 | Kruit-, vuurwerk-, en springstoffenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 1000 | V | 1000 | 5.3 | ||||||
2462 | 0 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | ||||||||||||
2462 | 1 | - zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 10 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||||||
2462 | 2 | - met dierlijke grondstoffen | 500 | 30 | 100 | 50 | 500 | 5.1 | ||||||
2464 | Fotochemische produktenfabrieken | 50 | 10 | 100 | 50 | R | 100 | 3.2 | ||||||
2466 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 50 | 3.1 | |||||
2466 | B | Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. | 200 | 30 | 100 | C | 200 | R | 200 | D | 4.1 | |||
247 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 300 | 30 | 300 | C | 200 | R | 300 | 4.2 | |||||
25 | - | |||||||||||||
25 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | ||||||||||||
2511 | Rubberbandenfabrieken | 300 | 50 | 300 | C | 100 | R | 300 | 4.2 | |||||
2512 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | ||||||||||||
2512 | 1 | - vloeropp. < 100 m2 | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 | 3.1 | ||||||
2512 | 2 | - vloeropp. >= 100 m2 | 200 | 50 | 100 | 50 | R | 200 | 4.1 | |||||
2513 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 10 | 50 | 50 | R | 100 | D | 3.2 | |||||
252 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | ||||||||||||
252 | 1 | - zonder fenolharsen | 200 | 50 | 100 | 100 | R | 200 | 4.1 | |||||
252 | 2 | - met fenolharsen | 300 | 50 | 100 | 200 | R | 300 | 4.2 | |||||
252 | 3 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||||||
26 | - | |||||||||||||
26 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | ||||||||||||
261 | 0 | Glasfabrieken: | ||||||||||||
261 | 1 | - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||||
261 | 2 | - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j | 30 | 100 | 300 | C | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | |||
261 | 3 | - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j | 300 | 100 | 100 | 30 | 300 | 4.2 | ||||||
261 | 4 | - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j | 500 | 200 | 300 | C | Z | 50 | R | 500 | 5.1 | |||
2615 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |||||||
262, 263 | 0 | Aardewerkfabrieken: | ||||||||||||
262, 263 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||
262, 263 | 2 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||||
264 | A | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 30 | 200 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||||
264 | B | Dakpannenfabrieken | 50 | 200 | 200 | 100 | R | 200 | 4.1 | |||||
2651 | 0 | Cementfabrieken: | ||||||||||||
2651 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 300 | 500 | C | 30 | R | 500 | 5.1 | ||||
2651 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 30 | 500 | 1000 | C | Z | 50 | R | 1000 | 5.3 | |||
2652 | 0 | Kalkfabrieken: | ||||||||||||
2652 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 | R | 200 | 4.1 | |||||
2652 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 50 | 500 | 300 | Z | 50 | R | 500 | 5.1 | ||||
2653 | 0 | Gipsfabrieken: | ||||||||||||
2653 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 | R | 200 | 4.1 | |||||
2653 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 50 | 500 | 300 | Z | 50 | R | 500 | 5.1 | ||||
2661.1 | 0 | Betonwarenfabrieken: | ||||||||||||
2661.1 | 1 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrille | 10 | 100 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||||
2661.1 | 2 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d | 10 | 100 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | ||||||
2661.1 | 3 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 t/d | 30 | 200 | 700 | Z | 30 | 700 | 5.2 | |||||
2661.2 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | ||||||||||||
2661.2 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||||
2661.2 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 300 | Z | 30 | 300 | 4.2 | |||||
2662 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |||||||
2663, 2664 | 0 | Betonmortelcentrales: | ||||||||||||
2663, 2664 | 1 | - p.c. < 100 t/u | 10 | 50 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||||||
2663, 2664 | 2 | - p.c. >= 100 t/u | 30 | 200 | 300 | Z | 10 | 300 | 4.2 | |||||
2665, 2666 | 0 | Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: | ||||||||||||
2665, 2666 | 1 | - p.c. < 100 t/d | 10 | 50 | 100 | 50 | R | 100 | 3.2 | |||||
2665, 2666 | 2 | - p.c. >= 100 t/d | 30 | 200 | 300 | Z | 200 | R | 300 | 4.2 | ||||
267 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||||||||||||
267 | 1 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² | 10 | 30 | 100 | 0 | 100 | D | 3.2 | |||||
267 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
267 | 3 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | 10 | 100 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | ||||||
267 | 4 | - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 700 | Z | 10 | 700 | 5.2 | |||||
2681 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | D | 3.1 | ||||||
2682 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | ||||||||||||
2682 | A1 | - p.c. < 100 t/u | 300 | 100 | 100 | 30 | 300 | 4.2 | ||||||
2682 | A2 | - p.c. >= 100 t/u | 500 | 200 | 200 | Z | 50 | 500 | 5.1 | |||||
2682 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | ||||||||||||
2682 | B1 | - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | 100 | 200 | 300 | C | Z | 30 | 300 | 4.2 | ||||
2682 | B2 | - overige isolatiematerialen | 200 | 100 | 100 | C | 50 | 200 | 4.1 | |||||
2682 | C | Minerale produktenfabrieken n.e.g. | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 | D | 3.2 | |||||
2682 | D0 | Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur | 100 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||||
2682 | D1 | - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur | 200 | 100 | 300 | Z | 50 | 300 | 4.2 | |||||
27 | - | |||||||||||||
27 | - | VERVAARDIGING VAN METALEN | ||||||||||||
271 | 0 | Ruwijzer- en staalfabrieken: | ||||||||||||
271 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | 700 | 500 | 700 | 200 | R | 700 | 5.2 | |||||
272 | 0 | IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: | ||||||||||||
272 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 500 | 30 | 500 | 5.1 | ||||||
272 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 100 | 1000 | Z | 50 | R | 1000 | 5.3 | ||||
273 | 0 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | ||||||||||||
273 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | ||||||
273 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 50 | 700 | Z | 50 | R | 700 | 5.2 | ||||
274 | A0 | Non-ferro-metaalfabrieken: | ||||||||||||
274 | A1 | - p.c. < 1.000 t/j | 100 | 100 | 300 | 30 | R | 300 | 4.2 | |||||
274 | A2 | - p.c. >= 1.000 t/j | 200 | 300 | 700 | Z | 50 | R | 700 | 5.2 | ||||
274 | B0 | Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: | ||||||||||||
274 | B1 | - p.o. < 2.000 m2 | 50 | 50 | 500 | 50 | R | 500 | 5.1 | |||||
274 | B2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 200 | 100 | 1000 | Z | 100 | R | 1000 | 5.3 | ||||
2751, 2752 | 0 | IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: | ||||||||||||
2751, 2752 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 | C | 30 | R | 300 | 4.2 | ||||
2751, 2752 | 2 | - p.c. >= 4.000 t/j | 200 | 100 | 500 | C | Z | 50 | R | 500 | 5.1 | |||
2753, 2754 | 0 | Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: | ||||||||||||
2753, 2754 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 | C | 30 | R | 300 | 4.2 | ||||
2753, 2754 | 2 | - p.c. >= 4.000 t/j | 200 | 100 | 500 | C | Z | 50 | R | 500 | 5.1 | |||
28 | - | |||||||||||||
28 | - | VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | ||||||||||||
281 | 0 | Constructiewerkplaatsen | ||||||||||||
281 | 1 | - gesloten gebouw | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||||
281 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
281 | 2 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||||
281 | 3 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 200 | 300 | Z | 30 | 300 | 4.2 | |||||
2821 | 0 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | ||||||||||||
2821 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 300 | 30 | R | 300 | 4.2 | |||||
2821 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 100 | 500 | Z | 50 | R | 500 | 5.1 | ||||
2822, 2830 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 30 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |||||||
284 | A | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 10 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||||
284 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 | D | 3.2 | |||||
284 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | D | 3.1 | |||||
2851 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | ||||||||||||
2851 | 1 | - algemeen | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||||||
2851 | 10 | - stralen | 30 | 200 | 200 | 30 | 200 | D | 4.1 | |||||
2851 | 11 | - metaalharden | 30 | 50 | 100 | 50 | 100 | D | 3.2 | |||||
2851 | 12 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 30 | 100 | 50 | R | 100 | D | 3.2 | ||||
2851 | 2 | - scoperen (opspuiten van zink) | 50 | 50 | 100 | 30 | R | 100 | D | 3.2 | ||||
2851 | 3 | - thermisch verzinken | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||||||
2851 | 4 | - thermisch vertinnen | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||||||
2851 | 5 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||||
2851 | 6 | - anodiseren, eloxeren | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||||
2851 | 7 | - chemische oppervlaktebehandeling | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||||
2851 | 8 | - emailleren | 100 | 50 | 100 | 50 | R | 100 | 3.2 | |||||
2851 | 9 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) | 30 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||||||
2852 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 | D | 3.2 | |||||
2852 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | D | 3.1 | |||||
287 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | ||||||||||||
287 | A1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||||
287 | A2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 100 | 500 | Z | 30 | 500 | 5.1 | |||||
287 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||||
287 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
29 | - | |||||||||||||
29 | - | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | ||||||||||||
29 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | ||||||||||||
29 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | D | 3.2 | |||||
29 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 30 | 200 | 30 | 200 | D | 4.1 | |||||
29 | 3 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 | Z | 30 | 300 | D | 4.2 | ||||
30 | - | |||||||||||||
30 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||||||||||||
30 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||
31 | - | |||||||||||||
31 | - | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | ||||||||||||
311 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie | 200 | 30 | 30 | 50 | 200 | 4.1 | |||||||
312 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 200 | 10 | 30 | 50 | 200 | 4.1 | |||||||
313 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 100 | 10 | 200 | 100 | R | 200 | D | 4.1 | |||||
314 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |||||||
315 | Lampenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 300 | R | 300 | 4.2 | ||||||
316 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||||
32 | - | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. | ||||||||||||
321 t/m 323 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 | D | 3.1 | ||||||
3210 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |||||||
33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||||||||||||
33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
34 | - | |||||||||||||
34 | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | |||||||||||||
341 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven | ||||||||||||
341 | 1 | - p.o. < 10.000 m2 | 100 | 10 | 200 | C | 30 | R | 200 | D | 4.1 | |||
341 | 2 | - p.o. >= 10.000 m2 | 200 | 30 | 300 | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | ||||
3420.1 | Carrosseriefabrieken | 100 | 10 | 200 | 30 | R | 200 | 4.1 | ||||||
3420.2 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 30 | 10 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |||||||
343 | Auto-onderdelenfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 | R | 100 | 3.2 | ||||||
35 | - | |||||||||||||
35 | - | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | ||||||||||||
351 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | ||||||||||||
351 | 1 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
351 | 2 | - kunststof schepen | 100 | 50 | 100 | 50 | R | 100 | 3.2 | |||||
351 | 3 | - metalen schepen < 25 m | 50 | 100 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||||
351 | 4 | - metalen schepen >= 25m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW | 100 | 100 | 500 | C | Z | 50 | 500 | 5.1 | ||||
3511 | Scheepssloperijen | 100 | 200 | 700 | 100 | R | 700 | 5.2 | ||||||
352 | 0 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | ||||||||||||
352 | 1 | - algemeen | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||||
352 | 2 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 | Z | 30 | R | 300 | 4.2 | ||||
353 | 0 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | ||||||||||||
353 | 1 | - zonder proefdraaien motoren | 50 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||||||
353 | 2 | - met proefdraaien motoren | 100 | 30 | 1000 | Z | 100 | R | 1000 | 5.3 | ||||
354 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 | R | 100 | 3.2 | ||||||
355 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | D | 3.2 | ||||||
36 | - | |||||||||||||
36 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||||||||||||
361 | 1 | Meubelfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 | D | 3.2 | |||||
361 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 0 | 10 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 30 | 2 | |||||||
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||||
364 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |||||||
365 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |||||||
3663.1 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||||
3663.2 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | D | 3.1 | ||||||
37 | - | |||||||||||||
37 | - | VOORBEREIDING TOT RECYCLING | ||||||||||||
371 | Metaal- en autoschredders | 30 | 100 | 500 | Z | 30 | 500 | 5.1 | ||||||
372 | A0 | Puinbrekerijen en -malerijen: | ||||||||||||
372 | A1 | - v.c. < 100.000 t/j | 30 | 100 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | ||||||
372 | A2 | - v.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 700 | 10 | 700 | 5.2 | ||||||
372 | B | Rubberregeneratiebedrijven | 300 | 50 | 100 | 50 | R | 300 | 4.2 | |||||
372 | C | Afvalscheidingsinstallaties | 200 | 200 | 300 | C | 50 | 300 | 4.2 | |||||
40 | - | |||||||||||||
40 | - | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||||||||||||
40 | A0 | Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe) | ||||||||||||
40 | A1 | - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth | 100 | 700 | 700 | C | Z | 200 | 700 | 5.2 | ||||
40 | A2 | - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth | 100 | 100 | 500 | C | Z | 100 | 500 | 5.1 | ||||
40 | A3 | - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in | 100 | 100 | 500 | C | Z | 100 | R | 500 | 5.1 | |||
40 | A5 | - warmte-kracht-installaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth | 30 | 30 | 500 | C | Z | 100 | R | 500 | 5.1 | |||
40 | B0 | bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: | ||||||||||||
40 | B1 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 100 | 50 | 100 | 30 | R | 100 | 3.2 | |||||
40 | B2 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 50 | 50 | 100 | 30 | R | 100 | 3.2 | |||||
40 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||||||||||||
40 | C1 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 | C | 10 | 30 | 2 | |||||
40 | C2 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 | C | 30 | 50 | 3.1 | |||||
40 | C3 | - 100 - 200 MVA | 0 | 0 | 100 | C | 50 | 100 | 3.2 | |||||
40 | C4 | - 200 - 1000 MVA | 0 | 0 | 300 | C | Z | 50 | 300 | 4.2 | ||||
40 | C5 | - >= 1000 MVA | 0 | 0 | 500 | C | Z | 50 | 500 | 5.1 | ||||
40 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | ||||||||||||
40 | D1 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | 0 | 0 | 300 | C | 100 | 300 | 4.2 | |||||
40 | D2 | - gascompressorstations vermogen >= 100 MW | 0 | 0 | 500 | C | 200 | R | 500 | 5.1 | ||||
40 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 0 | 0 | 10 | C | 10 | 10 | 1 | |||||
40 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 | C | 10 | 30 | 2 | |||||
40 | D5 | - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50 | C | 50 | R | 50 | 3.1 | ||||
40 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||||||||||||
40 | E1 | - stadsverwarming | 30 | 10 | 100 | C | 50 | 100 | 3.2 | |||||
40 | E2 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 | C | 10 | 30 | 2 | |||||
41 | - | |||||||||||||
41 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | ||||||||||||
41 | A0 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | ||||||||||||
41 | A1 | - met chloorgas | 50 | 0 | 50 | C | 1000 | R | 1000 | D | 5.3 | |||
41 | A2 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 | C | 30 | 50 | 3.1 | |||||
41 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||||||||||||
41 | B1 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 | C | 10 | 30 | 2 | |||||
41 | B2 | - 1 - 15 MW | 0 | 0 | 100 | C | 10 | 100 | 3.2 | |||||
41 | B3 | - >= 15 MW | 0 | 0 | 300 | C | 10 | 300 | 4.2 | |||||
45 | - | |||||||||||||
45 | - | BOUWNIJVERHEID | ||||||||||||
45 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||||||
45 | 1 | - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
45 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
45 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||
50 | - | |||||||||||||
50 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||||||||||||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||||
501 | Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 10 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |||||||
5020.4 | A | Autoplaatwerkerijen | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||||||
5020.4 | B | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||||||
5020.4 | C | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 | R | 50 | 3.1 | |||||
5020.5 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||||
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||||
51 | - | |||||||||||||
51 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||||||||||||
5121 | 0 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 50 | 3.1 | |||||
5121 | 1 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 100 | 100 | 300 | Z | 50 | R | 300 | 4.2 | ||||
5122 | Grth in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||||
5123 | Grth in levende dieren | 50 | 10 | 100 | C | 0 | 100 | 3.2 | ||||||
5124 | Grth in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 50 | 3.1 | |||||||
5125, 5131 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 | R | 50 | 3.1 | ||||||
5132, 5133 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 10 | 0 | 30 | 50 | R | 50 | 3.1 | ||||||
5134 | Grth in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||||
5135 | Grth in tabaksprodukten | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||||
5136 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||||
5137 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||||
5138, 5139 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||||
514 | Grth in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||||
5148.7 | 0 | Grth in vuurwerk en munitie: | ||||||||||||
5148.7 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 10 | 0 | 30 | 10 | V | 30 | 2 | |||||
5148.7 | 2 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 10 | 0 | 30 | 50 | V | 50 | 3.1 | |||||
5148.7 | 5 | - munitie | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 | ||||||
5151.1 | 0 | Grth in vaste brandstoffen: | ||||||||||||
5151.1 | 1 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||||||
5151.1 | 2 | - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2 | 50 | 500 | 500 | Z | 100 | 500 | 5.1 | |||||
5151.2 | 0 | Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | ||||||||||||
5151.2 | 1 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 | 50 | 0 | 50 | 200 | R | 200 | D | 4.1 | ||||
5151.2 | 2 | - vloeistoffen, o.c. >= 100.000 m3 | 100 | 0 | 50 | 500 | R | 500 | D | 5.1 | ||||
5151.2 | 3 | - tot vloeistof verdichte gassen | 50 | 0 | 50 | 300 | R | 300 | D | 4.2 | ||||
5151.3 | Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) | 100 | 0 | 30 | 50 | 100 | 3.2 | |||||||
5152.1 | 0 | Grth in metaalertsen: | ||||||||||||
5152.1 | 1 | - opslag opp. < 2.000 m2 | 30 | 300 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | ||||||
5152.1 | 2 | - opslag opp. >= 2.000 m2 | 50 | 500 | 700 | Z | 10 | 700 | 5.2 | |||||
5152.2 /.3 | Grth in metalen en -halffabrikaten | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |||||||
5153 | 0 | Grth in hout en bouwmaterialen: | ||||||||||||
5153 | 1 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
5153 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||
5153.4 | 4 | zand en grind: | ||||||||||||
5153.4 | 5 | - algemeen: b.o. > 200 m² | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | ||||||
5153.4 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 0 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
5154 | 0 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||||||||||||
5154 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 0 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
5154 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
5155.1 | Grth in chemische produkten | 50 | 10 | 30 | 100 | R | 100 | D | 3.2 | |||||
5155.2 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 | R | 30 | 2 | ||||||
5156 | Grth in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||||
5157 | 0 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||||||
5157 | 1 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
5157.2/3 | 0 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | D | 3.2 | |||||
5157.2/3 | 1 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
518 | 0 | Grth in machines en apparaten: | ||||||||||||
518 | 1 | - machines voor de bouwnijverheid | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||||||
518 | 2 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
519 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |||||||
60 | - | |||||||||||||
60 | - | VERVOER OVER LAND | ||||||||||||
6021.1 | Bus-, tram- en metrostations en -remises | 0 | 10 | 100 | C | 0 | 100 | D | 3.2 | |||||
6022 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 | C | 0 | 30 | 2 | ||||||
6023 | Touringcarbedrijven | 10 | 0 | 100 | C | 0 | 100 | 3.2 | ||||||
6024 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² | 0 | 0 | 100 | C | 30 | 100 | 3.2 | |||||
6024 | 1 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² | 0 | 0 | 50 | C | 30 | 50 | 3.1 | |||||
603 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 | C | 10 | 30 | D | 2 | |||||
63 | - | |||||||||||||
63 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||||||||||||
6311.2 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | ||||||||||||
6311.2 | 1 | - containers | 0 | 10 | 300 | 50 | R | 300 | 4.2 | |||||
6311.2 | 10 | - tankercleaning | 300 | 10 | 100 | 200 | R | 300 | 4.2 | |||||
6311.2 | 2 | - stukgoederen | 0 | 10 | 100 | 50 | R | 100 | D | 3.2 | ||||
6311.2 | 3 | - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² | 30 | 200 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | ||||||
6311.2 | 4 | - ersten, mineralen, e.d., opslagopp. >= 2.000 m² | 50 | 500 | 700 | Z | 50 | 700 | 5.2 | |||||
6311.2 | 5 | - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u | 50 | 300 | 200 | 50 | R | 300 | 4.2 | |||||
6311.2 | 6 | - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u | 100 | 500 | 300 | Z | 100 | R | 500 | 5.1 | ||||
6311.2 | 7 | - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 | 50 | 300 | 300 | 50 | 300 | 4.2 | ||||||
6311.2 | 8 | - steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2 | 50 | 500 | 500 | Z | 100 | 500 | 5.1 | |||||
6311.2 | 9 | - olie, LPG, e.d. | 100 | 0 | 50 | 700 | R | 700 | 5.2 | |||||
6312 | A | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 30 | 10 | 50 | C | 50 | R | 50 | D | 3.1 | |||
6312 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 | C | 10 | 30 | 2 | |||||
6321 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 | C | 0 | 30 | 2 | |||||
6321 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 10 | 0 | 100 | C | 30 | 100 | 3.2 | |||||
64 | - | |||||||||||||
64 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||||||||||||
641 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 | C | 0 | 30 | 2 | ||||||
642 | A | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | C | 0 | 10 | 1 | |||||
642 | B0 | zendinstallaties: | ||||||||||||
642 | B1 | - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) | 0 | 0 | 0 | C | 100 | 100 | 3.2 | |||||
642 | B2 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 | C | 10 | 10 | 1 | |||||
642 | B3 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) | 0 | 0 | 0 | C | 10 | 10 | 1 | |||||
71 | - | |||||||||||||
71 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||||||||||||
711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | |||||||
712 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | D | 3.1 | ||||||
713 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | D | 3.1 | ||||||
714 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | D | 2 | ||||||
74 | - | |||||||||||||
74 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||||||||||||
747 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 | D | 3.1 | ||||||
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 | C | 10 | 30 | 2 | ||||||
7484.3 | Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten | 50 | 30 | 200 | C | 50 | R | 200 | 4.1 | |||||
75 | - | |||||||||||||
75 | - | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | ||||||||||||
7522 | Defensie-inrichtingen | 30 | 30 | 200 | C | 100 | 200 | D | 4.1 | |||||
7525 | Brandweerkazernes | 0 | 0 | 50 | C | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
90 | - | |||||||||||||
90 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | ||||||||||||
9001 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | ||||||||||||
9001 | A1 | - < 100.000 i.e. | 200 | 10 | 100 | C | 10 | 200 | 4.1 | |||||
9001 | A2 | - 100.000 - 300.000 i.e. | 300 | 10 | 200 | C | Z | 10 | 300 | 4.2 | ||||
9001 | A3 | - >= 300.000 i.e. | 500 | 10 | 300 | C | Z | 10 | 500 | 5.1 | ||||
9001 | B | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 | C | 0 | 30 | 2 | |||||
9002.1 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
9002.1 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 50 | 3.1 | |||||
9002.1 | C | Vuiloverslagstations | 200 | 200 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | ||||||
9002.2 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | ||||||||||||
9002.2 | A1 | - mestverwerking/korrelfabrieken | 500 | 10 | 100 | C | 10 | 500 | 5.1 | |||||
9002.2 | A2 | - kabelbranderijen | 100 | 50 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | ||||||
9002.2 | A4 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
9002.2 | A5 | - oplosmiddelterugwinning | 100 | 0 | 10 | 30 | R | 100 | D | 3.2 | ||||
9002.2 | A6 | - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW | 300 | 200 | 300 | C | Z | 50 | 300 | D | 4.2 | |||
9002.2 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 | R | 30 | 2 | |||||
9002.2 | B | Vuilstortplaatsen | 300 | 200 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | ||||||
9002.2 | C0 | Composteerbedrijven: | ||||||||||||
9002.2 | C1 | - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr | 300 | 100 | 50 | 10 | 300 | 4.2 | ||||||
9002.2 | C2 | - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr | 700 | 300 | 100 | 30 | 700 | 5.2 | ||||||
9002.2 | C3 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 100 | 100 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||||||
9002.2 | C4 | - belucht v.c. > 20.000 ton/jr | 200 | 200 | 100 | 30 | 200 | 4.1 | ||||||
9002.2 | C5 | - GFT in gesloten gebouw | 200 | 50 | 100 | 100 | R | 200 | 4.1 | |||||
93 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||||||||||||
9301.1 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 | C | 30 | 50 | 3.1 | |||||
9301.1 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||||||
9301.2 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 | R | 30 | 2 | ||||||
9301.3 | A | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Bijlage 2 Staat Van Positief Bestemde Bedrijfsactiviteiten
Codering | Adres | Bedrijfsactiviteit | Milieu-categorie | |
a | Zilverenberg 16 | Verf-, lak- en vernisfabriek | 4.2 | |
a | Zilverenberg 9 | Verf-, lak- en vernisfabriek | 4.2 | |
b | Sluisweg 198 | Bouwbedrijf met bruto oppervlakte > 2.000m2 | 3.2 | |
c | Ploegweg 11/15a | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf (incl. stralen) | 4.1 | |
d | Speldenmakerstraat 2 | Timmerwerkfabriek met productieoppervlak > 200m2 | 3.2 |