Tuincentrum
Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch
Vastgesteld op 08-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Tuincentrum van de gemeente 's Hertogenbosch.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0796.0002179-1401 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingspercentage:
een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden.
1.7 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.8 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw.
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.15 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.19 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.20 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.21 functie-ondersteunende horeca:
bij een andere functie dan horeca behorende, daaraan ondergeschikte (maximaal 600 m² van het bedrijfsvloeroppervlak) en niet-zelfstandige horeca, waarbij producten al dan niet onder het genot van niet-alcoholische drank worden aangeboden voor consumptie ter plaatse en waarbij de openingstijden gekoppeld zijn aan de openingstijden van de detailhandel, zonder aparte toegang en niet fysiek gescheiden van de hoofdfunctie.
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.
1.24 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.
1.25 kas:
een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal dienend tot het kweken van onder andere vruchten, bloemen, groente of planten.
1.26 nok:
het snijpunt van twee hellende vlakken.
1.27 tuincentrum:
bedrijf, geheel of in overwegende mate gericht op:
- a. detailhandel in boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, kamerplanten, artikelen voor de aanleg en het onderhoud van de tuinen alsmede tuininrichtingsartikelen en aanverwante artikelen zoals bloempotten, vazen en plantenbakken;
- b. detailhandel in woonaccessoires, cadeau- en sfeerartikelen voor binnens- en buitenshuis, tuin- en doe het zelf gerelateerde (werk)kleding met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte voor de onder b genoemde producten niet meer dan 2.000 m² mag bedragen;
- c. detailhandel in feestdagen gerelateerde artikelen, detailhandel in streekproducten (op het gebied van food, agro en natuurbeleving) met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte voor streekproducten niet meer dan 250 m² mag bedragen, dienstverlening gerelateerd aan de onder a en b genoemde producten en functie-ondersteunende horeca.
1.28 verkoopvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.29 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.
1.30 volumineuze detailhandel
detailhandel in meubelen, keukens, sanitair, grove bouwmaterialen, auto's, motoren, boten, grootschalige sport- en kampeerartikelen zoals caravans en tenten, bouwmarkten.
1.31 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.32 voorgevelrooilijn:
- a. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg.
1.33 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.34 zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de hoogte van een dakopbouw:
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.5 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn, de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.9 peil:
- a. voor een hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een tuincentrum;
- b. erven en terreinen;
- c. parkeerterrein;
- d. verkeersvoorzieningen;
- e. aan het tuincentrum ondergeschikte voorzieningen zoals standplaatsen, groen(voorziening), water, waterhuishoudkundige voorzieningen en functie-ondersteunende horeca.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de situering van het laden en lossen op het perceel.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen(voorziening);
- b. plantsoen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn tevens parkeervoorzieningen toegestaan;
- d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals openbare verblijfsvoorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegverkeer;
- b. wegen, fiets- en voetpaden;
- c. verblijfsgebied;
- d. groen(voorziening);
- e. water;
- f. onverharde parkeervoorzieningen;
- g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals standpaatsen, speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, abri's, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoofdtransportleidingen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen, die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
6.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals hoogspanningsmasten ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten mag niet meer dan 65 meter mag bedragen;
- b. de afstand van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de fundatie van een hoogspanningsmast dient ten minste 15 meter te bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de bovengrondse hoofdtransportleiding, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. vooraf dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de leidingbeheerder;
- b. de afstand van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de fundatie van een hoogspanningsmast dient ten minste 15 meter te bedragen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op de tot 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
- 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,50 meter;
- 3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
- 4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld -en weghoogte;
- 5. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover de oppervlakte meer dan 10 m² bedraagt;
- 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren voor zover de oppervlakte meer dan 10 m² bedraagt.
- b. Het in lid 6.4, sub a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
- 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de hoogspanningsverbinding;
- 2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4, sub a zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoogspanningsverbinding en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
- d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 6.4, sub a wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig/opgericht zijn of kunnen worden maar in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
- a. Het is verboden de in een bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met de bestemming.
- b. Als met het plan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:
- 1. detailhandel niet zijnde een tuincentrum;
- 2. de verkoop van dieren, dierbenodigdheden en -voeders voorzover niet gerelateerd aan vijvers;
- 3. volumineuze detailhandel.
- c. Het bevoegd gezag kan afwijken met een omgevingsvergunning van het bepaalde in lid a indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen, mits de vermeerdering of vermindering ten hoogste 10% bedraagt;
- b. de bestemmingsbepalingen en de verbeelding van het bestemmingsplan voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van deze verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 1% van het dakoppervlak bedraagt;
- 2. de hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 4 meter mag bedragen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Tuincentrum.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor En Doel Van Het Plan
Dit bestemmingsplan is opgesteld in het kader van het 'actualisatieprogramma bestemmingsplannen' van de gemeente 's-Hertogenbosch. Het actualisatieprogramma vloeit voort uit de wettelijke verplichting dat bestemmingsplannen vóór 1 juli 2013 dienen te zijn herzien.
Het bestemmingsplan 'Tuincentrum' is een beheerplan. Dit bestemmingsplan legt de geldende planologische rechten, het huidige gebruik en de bestaande legale functies vast.
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan 'Tuincentrum' heeft alleen betrekking op het bedrijf Intratuin Rosmalen aan de Empelseweg 9 in Rosmalen. Het bedrijf heeft ook een filiaal in Rosmalen, namelijk aan Torenstraat 2A. Het plan heeft geen betrekking op dat filiaal.
Het plangebied ligt tussen 's-Hertogenbosch en Rosmalen en ten oosten van de Bruistensingel. De begrenzing van het plangebied is op het hierna volgende kaartje aangegeven en wordt globaal gevormd door:
- agrarische percelen in het noorden;
- de Blauwe Sluisweg in het oosten;
- de Annenburgweg in het zuiden;
- de nieuwe Zuid-Willemsvaart en Rosmalense Aa in het westen.
Afbeelding 1.1: Ligging en begrenzing plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied, dat overeenkomt met het perceel Empelseweg 9 in Rosmalen waar het tuincentrum is gevestigd, gelden de volgende bestemmingsplannen:
- bestemmingsplan 'Tuincentrum' (vastgesteld op 31 maart 1992 en goedgekeurd op 4 november 1992);
- bestemmingsplan 'De Groote Wielen' / 1e herziening (vastgesteld op 25 maart 2003 en goedgekeurd op 8 juni 2003).
Afbeelding 1.2: Fragment plankaart 'Tuincentrum'
Afbeelding 1.3: Fragment plankaart 'De Groote Wielen' / 1e herziening
De situatie, waarbij het perceel Empelseweg 9 is gelegen in twee bestemmingsplannen, wordt -zij het andere wijze- bestendigd. Het grootste deel van het perceel ligt in het voorliggende bestemmingsplan. Het resterende deel, dat wil zeggen het noordwestelijke perceelsgedeelte, is opgenomen in het eveneens nieuwe bestemmingsplan 'Kanaalpark'. De reden om het tuincentrum voor een gedeelte op te nemen in het bestemmingsplan 'Kanaalpark' is dat een gedeelte van het tuincentrum heringericht moet worden vanwege de aanleg van de Rosmalense Aa. De consequentie hiervan is dat een gedeelte van het perceel van het tuincentrum aan de noordwestzijde moet wijken ten behoeve van de aanleg van deze beek. Dit zal gecompenseerd worden aan de noordoostzijde van het tuincentrum. Vanwege de directe relatie met de aanleg van het Rosmalense Aa, welke samen met de te verleggen Zuid-Willemsvaart onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan 'Kanaalpark', is ervoor gekozen de compensatie ten behoeve van de Rosmalense Aa in het bestemmingsplan 'Kanaalpark' op te nemen.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie beschreven. Het planologisch kader is opgenomen in hoofdstuk 3. In hoofdstukken 4 en 5 worden respectievelijk de toekomstige situatie van de omgeving en de milieuaspecten behandeld. Hierna wordt in hoofdstuk 6 de waterparagraaf beschreven. De juridisch-bestuurlijk aspecten worden in hoofdstuk 7 toegelicht. Hoofdstuk 8 gaat in op de economische uitvoerbaarheid en tot slot worden in hoofdstuk 9 de resultaten uit de inspraak en het vooroverleg beschreven.
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Archeologie
In 2006 is op het oostelijke deel van het plangebied een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek zijn geen archeologische resten aangetroffen. Vermoedelijk hangt het ontbreken van sporen samen met de verspoeling van de top van het dekzand. In 2010 is direct ten westen van het plangebied, ten behoeve van de omlegging van de Zuid-Willemsvaart, een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek bleek dat er sprake was van een verstoord bodemprofiel. Op basis van deze informatie wordt aan het bestemmingsplangebied 'Tuincentrum' een lage archeologische verwachting toegekend.
Bouwhistorie
In het zuidelijke deel van het plangebied bevindt zich een waardevolle boerderij (nr. 3 op afbeelding 2.1). Deze boerderij is echter niet aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument.
Historische geografie
Langs de noordkant van het plangebied bevindt zich een waterloop die al vóór 1832 bekend is (zie afbeelding 2.1). De waterloop kan als een waardevol historisch-geografische element worden beschouwd en dient in de huidige vorm behouden te blijven.
Afbeelding 2.1. Topografische ligging van het bestemmingsplangebied met in zwart de globale bestemmingsplangrens
1. Gebied dat in 2006 archeologisch is onderzocht; 2. Gebied dat in 2010 archeologisch is onderzocht, 3. Locatie waardevolle boerderij, 4. Waterloop daterend van vóór 1832.
Conclusie
Voor het bestemmingsplan geldt een lage archeologische verwachting. Hierdoor worden binnen het bestemmingsplan ten aanzien van archeologie geen nadere eisen opgenomen. Wel zal bij m.e.r. plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd. Indien tijdens werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen is men wettelijk verplicht dit te melden bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De gemeentelijk-archeoloog van 's- Hertogenbosch wordt in dit geval ook op de hoogte gebracht. De boerderij binnen het plangebied is bouwhistorisch gezien waardevol maar heeft geen formele monumentale status. De waterloop ten noorden van het plangebied is historisch geografisch gezien waardevol en zal in de huidige vorm behouden moeten blijven.
2.2 Bestaande Situatie
Een groot deel van de bebouwing rondom het plangebied tussen 's-Hertogenbosch en Rosmalen ligt verspreid in het landschap op enige afstand van de stadsranden van 's -Hertogenbosch en Rosmalen. Deze bebouwing kan stedenbouwkundig getypeerd worden als 'bebouwingsclusters' of 'erven' in het landschap. Ook het tuincentrum bevindt zich als een bebouwingscluster in het lager gelegen poldergebied ten noorden van de Bruistensingel. Het tuincentrum is te beschouwen als een zelfstandig object. Door de erfbeplanting rondom het terrein ligt het als een groene enclave in het vlakke landschap.
Het tuincentrum ligt op een terrein ten oosten van de Blauwe Sluisweg. Het terrein bestaat uit vier delen:
- het oostelijke deel: het voorterrein met hoofdontsluiting;
- het noordelijke deel: de buitenopslag en de laad- en losplaats;
- het middelste deel: het gebouw van het tuincentrum;
- het zuidelijke deel: het parkeerterrein en een bedrijfswoning.
Afbeelding 2.2: Luchtfoto huidige situatie
Voorterrein met hoofdontsluiting
Het tuincentrum heeft haar hoofdontsluiting voor bezoekers liggen aan de Blauwe Sluisweg. Deze hoofdontsluiting bestaat uit een weg en een vrijliggend fietspad. Daarnaast fungeert de Empelseweg als ontsluitingsweg. De Empelseweg dient voornamelijk als toegangsweg voor de leveranciers van het tuincentrum, die aan de noordzijde van het perceel laden en lossen.
Ter hoogte van de aansluiting met de Blauwe Sluisweg is de hoofdontsluiting voorzien van een poort. In het verlengde van de poort is het voorterrein van een hekwerk met een hoogte van circa 2 meter.
Afbeelding 2.3 Voorterrein met hoofdontsluiting
Buitenopslag / laad- en losplaats:
Aan de noordzijde van het perceel en ten noorden van het gebouw van het tuincentrum bevindt zich de buitenopslag en de laad- en losplaats voor de vrachtwagens van de leveranciers. De buitenopslag heeft betrekking op de uitstalling van tuinplanten, bomen en artikelen in tuininrichting (onder andere beelden, tuinhuisjes, schuttingen, sierbestrating, tuinverlichting en waterornamenten). De buitenopslag is voorzien van een hekwerk met een hoogte van circa 3 meter. De laad- en losplaats bevindt zich aan de oostzijde van het noordelijk deel. Ook de laad- en losplaats is voorzien van een hekwerk met een hoogte van circa 2 meter. Op dit noordelijke perceelsgedeelte zijn enkele lichtmasten aanwezig. De bouwhoogte van deze masten varieert van 10 tot 12,50 meter.
De buitenopslag wordt aan het zicht onttrokken door de aanwezige beplanting op de perceelsgrens. Aan de westzijde van het noordelijke deel bevindt zich een in- en uitrit, die aansluit op de Empelseweg.
Afbeelding 2.4: Buitenopslag en laad- en losruimte
Gebouw tuincentrum:
Het gebouw van het tuincentrumis nagenoeg rechthoekig van vorm en heeft een oppervlakte van circa 12.000 m². Het gebouw is voorzien van kappen, die noord zuid georiënteerd zijn. De goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 4,50 meter en 7 meter. Ter plaatse van de entree van het gebouw is de goot- en bouwhoogte 11,50 meter en 13 meter. Deze grotere hoogte accentueert de entree, wat mede versterkt wordt door de open en transparante uitstraling. De entree bevindt zich aan de zuidzijde van het gebouw. Hierdoor manifesteert het gebouw zich in zuidelijke richting naar het parkeerterrein.
De buitenopslag ten noorden van het gebouw loopt door tot aan de westzijde van het gebouw. Ook daar is de buitenopslag voorzien van een hekwerk.
Afbeelding 2.5: Gebouw
Parkeerterrein en bedrijfswoning:
Op het zuidelijke deel ligt het parkeerterrein voor bezoekers (capaciteit circa 500 parkeerplaatsen). Op het parkeerterrein staat een reclamemast met een hoogte van circa 37 meter. Aan de zuidwestelijke zijde bevindt zich de bedrijfswoning. Deze woning staat op een terp en heeft een goot- en bouwhoogte van 3 meter en 6 meter. Aan de zuidoostzijde bevindt zich een groenvoorziening met een waterpartij. Het parkeerterrein wordt ontsloten via de hoofdontsluiting op de Blauwe Sluisweg en heeft nog een tweede entree aan de Harenweg (ten zuiden van het parkeerterrein).
Afbeelding 2.6: parkeerterrein en bedrijfswoning
2.3 Bestaand Assortiment
Intratuin Rosmalen heeft het onderstaande assortiment aan producten en diensten (peildatum: september 2012):
- Het tuincentrum heeft een uitgebreid assortiment aan producten voor de tuin (tuinplanten, tuininrichting, tuinmeubelen, vijver, terras & balkon, koken en wellness & whirlpools ) en voor woninginrichting (bloemen, kaarsen, kamerplanten, kussen & plaids, spiegels & schilderijen, potten en vazen, tafeldecoratie, verlichting, zijdebloemen en koken).
- In het assortiment van Intratuin Rosmalen aan de Empelseweg 9 ontbreken dieren, dierbenodigdheden en diervoeders (met uitzondering van vissen en bijbehorende producten voor zover gerelateerd aan vijvers voor in de tuin). Dieren, dierbenodigdheden en diervoeders (dibevo) worden verkocht vanuit het filiaal Intratuin Dier Rosmalen aan de Torenstraat 2A in Rosmalen.
- Het 'Tuintejater' omvat activiteiten zoals workshops, lezingen en demonstraties. De activiteiten van het Tuintejater worden voornamelijk in het gebouw gehouden en soms buiten op het terrein. De activiteiten richten zich zowel op (potentiële) klanten als op doelgroepen (o.a. scholieren).
- In het gebouw van het tuincentrum bevindt zich het 'Tuincafé Intratuin', een horeca-inrichting van ondergeschikte aard (zie ook 3.3.5). Voor de exploitatie ervan is op 17 december 2009 een exploitatievergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening verleend. Op basis van deze exploitatievergunning mag geen alcohol worden geschonken. Tijdens het winkelen kunnen bezoekers / klanten deze horeca-inrichting bezoeken. Het 'Tuincafé Intratuin' is geopend tijdens de openingstijden van het tuincentrum.
- Naast de bovenstaande diensten / activiteiten, die een regulier karakter hebben, worden ook activiteiten met een incidenteel karakter georganiseerd. Hierbij kan worden gedacht aan activiteiten specifiek gericht op kinderen (o.a. luchtkussen) en een oliebollenkraam.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Tracébesluit Omlegging Zuid-Willemsvaart
Rijkswaterstaat legt een nieuw kanaal aan van circa 8 kilometer. Het is een omleiding van de huidige Zuid-Willemsvaart. Het nieuwe kanaalvak begint bij bedrijventerrein De Brand in 's-Hertogenbosch en loopt via Rosmalen en het natuurgebied de Koornwaard naar de Maas.
Op 7 juli 2008 is het Tracébesluit voor de omlegging en de verbetering van de Zuid-Willemsvaart vastgesteld. Bij uitspraak van 24 maart 2010 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het besluit onherroepelijk geworden.
De aanleg van het nieuwe kanaalgedeelte tussen 's-Hertogenbosch en Rosmalen heeft gevolgen voor bestaande kruisende infrastructurele werken en aangrenzende percelen. Één van die percelen betreft Empelseweg 9 in Rosmalen, waar het tuincentrum is gevestigd. Dit perceel ligt tegen c.q. buiten het Tracébesluit voor het nieuwe kanaal maar gedeeltelijk in de aan te leggen Rosmalense Aa. De Rosmalense Aa is een ecologische verbindingszone en vormt samen met de nieuwe Zuid-Willemsvaart het Kanaalpark. Voor het Kanaalpark is een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding.
Van het perceel Empelseweg 9 is het noordwestelijke deel noodzakelijk voor de aanleg van de Rosmalense Aa. Op dit noordwestelijke deel is thans gedeeltelijk de buitenopslag is gesitueerd. In verband hiermee moet dat deel van de buitenopslag verplaatst worden naar een andere plek. De beoogde plek ligt ten noordoosten van en buiten het plangebied 'Tuincentrum'.
Conclusie
Het bestemmingsplan 'Tuincentrum' heeft geen gevolgen voor het Tracébesluit Omlegging Zuid-Willemsvaart. Het plan houdt rekening met (de aanleg van) de Rosmalense Aa.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening
Algemeen
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld.
De Structuurvisie RO geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-,cultureel-, milieu- en natuurbeleid.
De provinciale Structuurvisie RO is een belangrijke schakel tussen de structuurvisies van het Rijk en de gemeenten op het vlak van ruimtelijke ordening. Met deze structuurvisie biedt de provincie helderheid aan gemeenten over de provinciale belangen en de wijze waarop de provincie daarbij haar instrumentarium inzet. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.
In de structuurvisie RO benoemt de provincie haar provinciale ruimtelijke belangen en de wijze waarop zij deze behartigt. De structuurvisie is opgebouwd uit een ‘Deel A Visie en sturing’, waarin de ruimtelijke visie, de belangen en de sturingsfilosofie is opgenomen. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen:
- 1. regionale contrasten;
- 2. een multifunctioneel landelijk gebied;
- 3. een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;
- 4. een betere waterveiligheid door preventie;
- 5. koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
- 6. ruimte voor duurzame energie;
- 7. concentratie van verstedelijking;
- 8. sterk stedelijk netwerk: BrabantStad;
- 9. groene geledingszones tussen steden;
- 10. goed bereikbare recreatieve voorzieningen;
- 11. economische kennisclusters;
- 12. (inter)nationale bereikbaarheid;
- 13. beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.
De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen, namelijk:
- 1. Regionaal samenwerken: in vier regio’s West, Midden, Noordoost en Zuidoost stelt de provincie samen met de gemeenten regionale agenda’s op voor wonen en werken.
- 2. Ontwikkelen: in negen gebiedsontwikkelingen (Brabantse Wal, Oostelijk Langstraat, Groene Woud,Levende Beerze, Brainport Oost, Grenscorridor, Waterpoort, Peelhorst en de As N65) neemt de provincie het initiatief en is zij bereid ontwikkelingsgerichte instrumenten in te zetten. Daarnaast onderscheidt de provincie een aantal thematische ontwikkelopgaven, zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen.
- 3. Beschermen: De provincie zet de Verordening ruimte in voor het veiligstellen van een aantal provinciale belangen. De kern is de zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit. Die omvat dat er zorgvuldig wordt omgegaan met het ruimtegebruik, er rekening wordt gehouden met de omgeving en dat de ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of de versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
- 4. Stimuleren: De provincie ondersteunt andere partijen door middel van subsidies en stelt kennis en informatie beschikbaar. De provincie zet actief in op cultuurhistorische landschappen en heeft zogenaamde gebiedspaspoorten opgesteld.
In 'Deel B Structuren en beleid' staat op welke wijze de provincie stuurt op de functies in Noord-Brabant. Daarvoor zijn vier ruimtelijke structuren opgesteld: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Binnen deze structuren worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen en kiest de provincie voor een bepaalde ordening van functies. De structuren geven een integrale hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies.
De manier waarop dit perspectief wordt gerealiseerd is opgenomen in de uitvoeringsparagrafen van de structuren. Daarin komen de vier manieren van sturen terug en is af te lezen voor welke wijze van sturen de provincie kiest bij de realisatie van haar doelen. De ruimtelijke structuren zijn opgenomen in Deel B van deze structuurvisie. Samen vormen ze de provinciale ruimtelijke structuur.
Het laatste onderdeel van de structuurvisie is de uitwerking gebiedspaspoorten. De gebiedspaspoorten geven aan wat het provinciale belang van landschap is.
Structurenkaart en visiekaart
Voor het bestemmingsplan zijn de 'structurenkaart' en de 'visiekaart' uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening relevant.
Afbeelding 3.1: Structurenkaart
Op de Structurenkaart is het plangebied aangeduid als 'Zoekgebied verstedelijking' en 'Groenblauwe mantel'. De verklaring voor de aanduiding 'Zoekgebied verstedelijking' is dat 's-Hertogenbosch samen met Breda, Tilburg, Eindhoven en Helmond 'Brabantstad' vormt. De verstedelijkingsopgave voor Noord-Brabant dient in deze vijf steden plaats te vinden c.q. geconcentreerd te worden. De verklaring voor de aanduiding 'Groenblauwe mantel' is dat het (overgangs)gebied tussen 's-Hertogenbosch en de wijk De Groote Wielen (Rosmalen) zich goed leent voor 'groene' en 'blauwe' ontwikkelingen.
Afbeelding 3.2: Visiekaart
Op de Visiekaart is het plangebied aangeduid als 'Stedelijk concentratiegebied'. Het plangebied maakt deel uit van een gebied, dat beschouwd kan worden als een overgangsgebied tussen 's-Hertogenbosch en de wijk De Groote Wielen (Rosmalen). Vanwege deze ligging ligt een stedelijke ontwikkeling voor de hand.
Conclusie
Het bestemmingsplan 'Tuincentrum' regelt het bestaande tuincentrum en de vigerende planologische rechten. Het plan maakt geen nieuwe (stedelijke en groenblauwe) ontwikkelingen mogelijk.
Het perceelsgedeelte van het tuincentrum, dat buiten het plangebied 'Tuincentrum' ligt, maakt onderdeel uit van de ecologische verbindingszone Rosmalense Aa en zal daarom 'groenblauw' worden ingericht zoals is aangegeven op de kaart 'natuur en landschap'.
3.2.2 Verordening Ruimte
Algemeen
De Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011 is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.
De Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011 bevat in grote lijnen de volgende onderwerpen:
- bevordering van ruimtelijke kwaliteit;
- stedelijke ontwikkeling;
- ecologische hoofdstructuur;
- water;
- groenblauwe mantel;
- aardkunde en cultuurhistorie;
- agrarisch gebied;
- intensieve veehouderij;
- glastuinbouw;
- niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied;
- regionaal ruimtelijk overleg;
- bevoegdheden van Gedeputeerde Staten.
Kaarten 'stedelijke ontwikkeling' en 'natuur en landschap'
Voor het bestemmingsplan zijn de kaarten 'stedelijke ontwikkeling' en 'natuur en landschap' uit de Verordening Ruimte relevant.
Afbeelding 3.3: Kaart stedelijke ontwikkeling
Op de kaart 'stedelijke ontwikkeling' ligt het plangebied in een gebied dat aangeduid is als 'gebiedintegratie stad land'. Deze aanduiding houdt in dat onder voorwaarden een stedelijke ontwikkeling in beginsel mogelijk is. De stedelijke ontwikkeling dient gepaard te gaan met een groene en blauwe landschapsontwikkeling en mag geen betrekking hebben op een te ontwikkelen of uit te breiden bedrijventerrein of kantorenlocatie.
Afbeelding 3.4: Kaart natuur en landschap
Op de kaart 'natuur en landschap' ligt het plangebied in een gebied dat aangeduid is als 'groenblauwe mantel' en als 'ecologische verbindingszone'. De aanduiding 'groenblauwe mantel' houdt in dat gestreefd wordt naar het behoud en versterking van de groenblauwe structuur, gekoppeld aan het water- en natuursysteem. Ook tussen grote stedelijke kernen streeft de provincie naar behoud en ontwikkeling van gebieden met waarden op het vlak van natuur en water. Ook hier is het recreatieve medegebruik en de landschappelijke kwaliteit van groot belang. De aanduiding 'ecologische verbindingszone' heeft betrekking op de aan te leggen ecologische verbindingszone Rosmalense Aa.
Begrip 'tuincentrum'
In de Verordening Ruimte is een begripsomschrijving van 'tuincentrum' opgenomen. Deze luidt als volgt:
'bedrijf, geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel van boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, kamerplanten, artikelen voor de aanleg en het onderhoud van de tuinen alsmede tuininrichtingsartikelen en aanverwante artikelen zoals bloempotten, vazen, plantenbakken en dergelijke'.
Met deze begripsomschrijving in combinatie regels voor tuincentra buiten bestaand stedelijk gebied beoogt de provincie oneigenlijke vormen van detailhandel binnen de branche van tuincentra (lees: de verkoop van branchevreemde producten) te voorkomen (zie ook paragraaf 3.3.4.2 Tuincentra).
Conclusie
Het bestemmingsplan 'Tuincentrum' regelt het bestaande tuincentrum en de vigerende planologische rechten. Het plan maakt geen nieuwe (stedelijke) ontwikkelingen mogelijk.
Het perceelsgedeelte van het tuincentrum, dat buiten het plangebied 'Tuincentrum' ligt, maakt onderdeel uit van de ecologische verbindingszone Rosmalense Aa en zal daarom 'groenblauw' worden ingericht zoals is aangegeven op de kaart 'natuur en landschap'.
Ter voorkoming van verdere branchevervaging c.q. assortimentsverbreding en in het bijzonder de verkoop van dieren, dierbenodigdheden en voeders sluit de regeling in het bestemmingsplan zoveel mogelijk aan bij de Verordening Ruimte.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Ruimtelijke structuurvisie 's-Hertogenbosch 2003
De gemeente 's-Hertogenbosch heeft zijn ambities voor de komende jaren in beeld gebracht in de vorm van een Ruimtelijke Structuurvisie (vastgesteld op 17 december 2002). Deze Ruimtelijke Structuurvisie is een raamwerk en een gids voor de ruimtelijke activiteiten en investeringen van burgers, bedrijven, instellingen en overheid in de komende jaren. De visie bestrijkt de periode tot 2010 en geeft een doorkijk naar 2020.
De onderdelen uit de Structuurvisie, die relevant zijn voor het plangebied, zijn:
- de kwaliteit van het leefmilieu kan worden verbeterd door de realisering van een duurzaam landschappelijk raamwerk waarin het water een prominente rol speelt. Hierdoor wordt de afwisseling tussen stad en land contrastrijker en de ligging van de stad in een delta herkenbaarder.
- ruimte wordt geboden aan een grotere variatie van woon- en werkmilieus, gebaseerd op diverse leefstijlen en inkomens, segmentering van bedrijven, menging van functies en een goede spreiding van voorzieningen.
- het open gebied tussen 's-Hertogenbosch en Rosmalen wordt ontwikkeld tot het stedelijke knooppunt Avenue2, gecombineerd met een natte verbindingszone tussen het Aadal en de Maas, de verbreding van de A2 en de omlegging van de Zuid Willemsvaart.
Conclusie
In het voorliggende bestemmingsplan 'Tuincentrum' wordt rekening gehouden met de relevante uitgangspunten uit de Ruimtelijke Structuurvisie.
3.3.2 Bestemmingsplan Tuincentrum (Intratuin)
In 1985 heeft de Intratuin Margriet, gevestigd in Vught, een verzoek ingediend om binnen de gemeente Rosmalen op een geschikte locatie een nieuw tuincentrum te mogen oprichten. Het bestemmingsplan 'Tuincentrum' (Intratuin), dat vastgesteld is op 31 maart 1992 en gedeeltelijk goedgekeurd is op 6 november 1992, maakte de vestiging van Intratuin Margriet aan de Empelseweg 9 in Rosmalen mogelijk.
In hoofdstuk II van de plantoelichting, dat deels ontleend is aan het ondernemersplan, wordt ingegaan op ontwikkelingen in de branche van de tuincentra. Één van die ontwikkelingen is de verbreding van het assortiment aan producten en diensten. Tot die assortimentsverbreding wordt ook gerekend de verkoop van dieren, dierbenodigdheden en dierverzorgingsartikelen (dibevo) gerekend.
Hoofdstuk V van de plantoelichting bevat de toetsing van het onderhavige verzoek aan het (boven)lokale detailhandelsbeleid. Volgens het bovenlokale beleid zijn bepaalde detailhandelsactiviteiten onder voorwaarden buiten de winkelgebieden toegestaan. Hiertoe wordt ook een tuincentrum gerekend. Het lokale beleid en in het bijzonder over tuincentra luidt als volgt:
'Daarbij moet als centraal uitgangspunt gehanteerd worden dat nieuwe detailhandelsvestigingen in principe gevestigd dienen te worden in de bestaande en eventueel nog te realiseren winkelgebieden. Vestiging van detailhandel buiten die aangewezen winkelgebieden is in principe alleen mogelijk voor detailhandel welke qua activiteit geen bijdrage levert aan het functioneren van die winkelgebieden. Voor alle andere detailhandelaktiviteiten, welke wel een bijdrage leveren aan het funktioneren van de reguliere winkelgebieden, kan toelating daarbuiten alleen overwogen worden voor grootschalige vestigingen, die niet op een planologisch verantwoorde wijze in een der 'bestaande winkelgebieden ingepast kunnen worden.
Een tuincentrum in traditionele zin is gericht op het voortbrengen door middel van het telen en kweken van gewassen en vervolgens het verkopen van deze produkten ten behoeve van het inrichten van tuinen. Van origine zijn deze bedrijven in de periferie gevestigd, hetgeen in overeenstemming met vermeld rijksbeleid is (volumineuze verkoop van goederen). In de loop van de tijd is hieraan toegevoegd het verkopen van kamerplanten en -bloemen alsmede de verkoop van attributen van de verfraaiing en het onderhoud van tuinen en alle daarbij benodigde hulpmaterialen.
Behalve de zogenaamde kwekerijproducten hebben tuincentra zich ook toegelegd op de verkoop van artikelen in verwante groepen zoals tuingereedschap, tuinmeubelen, bepaalde bouwmaterialen en sfeerartikelen. De verkoop van artikelen in deze aanverwante groepen kan in beginsel ook in het primaire winkelcentrum plaatsvinden. De verkoop van deze artikelen op beperkte schaal (tot 150 m²) zal echter niet leiden tot het aantasten van de distributie-planologische ruimte, die in het winkelgebied aanwezig is en kan om die reden zonder meer worden toegestaan. Een uitzondering moet evenwel gemaakt worden voor de verkoop van tuinmeubelen,, waarvan de verkoop overeenkomstig het rijks- en provinciaal beleid alleen via een vrijstellingsprocedure mogelijk wordt gemaakt.
Intratuin Margriet behoort tot de groep tuincentra die vooruitstrevend zijn in hun produktbenadering en produktaanbod. Ten aanzien van de in hoofdstuk II onder vermelde produktlijnen/dienstenpakket wordt opgemerkt dat van belang is dat deze niet mag/mogen leiden tot een verstoring van het vestigingsbeleid van de bestaande winkelcentra. Op grond van de bovenstaande overwegingen wordt de navolgende produkt- en branchessamenstelling aanvaardbaar geacht:
- 1. tuinplanten in de ruimste zin van het woord;
- 2. tuingereedschappen en -meststoffen;
- 3. kamerplanten in de ruimste zin van het woord;
- 4. snijbloemen in de ruimste zin van het woord;
- 5. bouwmaterialen voor de tuin waaronder tuinhuisjes, serres en hobbyschuren
- 6. tuinmeubelen (via vrijstellingsprocedure);
- 7. bloempotten en vazen, plantenbakken en soortgelijke hulpmiddelen ter verfraaiing van de kamer en tuin alsmede tuininrichtingsartikelen waaronder tuinverlichting en barbecues.
In verband met de gemeentelijke plannen tot het verbeteren van het kernwinkelapparaat van Rosmalen wordt het wenselijk geacht, dat beperkingen in kwantitatieve zin worden gesteld aan de omvang van de verkoopmogelijkheden van de produktgroepen vermeld onder 6 en 7'.
Vervolgens zijn in de planvoorschriften voorwaarden opgenomen ten aanzien van het assortiment en de bedrijfsvloeroppervlakte voor de verkoop van tuinmeubelen, horeca en de verkoop van sfeerartikelen, cadeau-artikelen en verlichtingsartikelen binnenshuis. Volgens de planvoorschriften maken dieren, dierbenodigdheden en diervoeders (dibevo) geen deel uit van het toegestane assortiment. Dit betekent dat verkoop ervan niet is toegestaan.
In het besluit omtrent goedkeuring hebben Gedeputeerde Staten (ter bevestiging) aangegeven dat er geen verkoop van artikelen in het kader van een dierenspeciaalzaak met uitzondering van vijverartikelen mag plaatshebben.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan houdt rekening met het bestemmingsplan 'Tuincentrum' (Intratuin) uit 1992. Het bestemmingsplan sluit de verkoop van dieren, dierbenodigdheden en voeders (dibevo) uit.
3.3.3 Raadsbesluit van 17 maart 2009
Op 17 maart 2009 is aan de raad het voorstel 'voorbereidingsbesluit Intratuin' ter besluitvorming voorgelegd. In het raadsvoorstel is de raad gevraagd een voorbereidingsbesluit te nemen ten behoeve van het verlenen van een vrijstelling ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Met de te verlenen vrijstelling werd beoogd de legalisering van de verkoop van 350 m² voor dierbenodigdheden en 50 m² aan tuinkleding in de vestiging van Intratuin aan de Empelseweg 9 in Rosmalen. De raad heeft toen het voorstel verworpen (inhoudende het niet vaststellen van het voorbereidingsbesluit). Met het verwerpen van het voorstel heeft de raad het ingezette beleid zoals vastgelegd in het bestemmingsplan 'Tuincentrum' (Intratuin) uit 1992 bestendigd.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan houdt rekening met het raadsbesluit van 17 maart 2009 (inhoudende het niet vaststellen van het voorbereidingsbesluit).Het voorliggende bestemmingsplan sluit de verkoop van dieren, dierbenodigdheden en voeders (dibevo) uit.
3.3.4 Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011
3.3.5 Beleidsplan Horeca
Het horecabeleid is vastgelegd in het Beleidsplan Horeca van maart 1994. Dit beleidsplan richt zich hoofdzakelijk op beleid voor horecavestigingen. In het beleidsplan wordt kort ingegaan op horeca in/bij detailhandelsbedrijven. Om niet (mede) als horecavestiging aangemerkt te worden, dient een detailhandelsvestiging aan de volgende criteria te voldoen:
- het aantal m² vloeroppervlak dat gebruik is voor horecadoeleinden mag maximaal 30% van het netto vloeroppervlak bedragen;
- het aangeboden assortiment moet samenhangen met de aard van de detailhandel;
- er mogen geen activiteiten worden verricht waarvoor een horecavergunning is vereist;
- het bedrijf mag niet geopend zijn buiten de winkelopeningstijden.
Aangezien het Beleidsplan Horeca van maart 1994 dateert, wordt in 2013 gestart met het opstellen van een nieuwe Horecanota.
Conclusie
In het voorliggende bestemmingsplan is een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 600 m² opgenomen voor het 'Tuincafé Intratuin'. Het bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met het Beleidsplan Horeca.
Hoofdstuk 4 Toekomstige Situatie Tuincentrum En Omgeving
Het bestemmingsplan 'Tuincentrum' is een beheerplan en voorziet dan ook niet in nieuwe ontwikkelingen. In het bestemmingsplan zijn de bestaande bouwrechten uit het bestemmingsplan 'Tuincentrum' van 1992 zoveel mogelijk overgenomen.
In tegenstelling tot het plangebied zelf, verandert de omgeving ervan ingrijpend als gevolg van de omlegging van de Zuid-Willemsvaart en de aanleg van de Rosmalense Aa. De Rosmalense Aa is een ecologische verbindingszone, die ten oosten van het tracé van de omgelegde Zuid-Willemsvaart ligt. De projecten Zuid-Willemsvaart en Rosmalense Aa zijn onderdeel van het bestemmingsplan 'Kanaalpark'.
Het noordwestelijke deel van het terrein van het tuincentrum, dat nu nog feitelijk deel uitmaakt van het bedrijf, is in de toekomst nodig voor de aanleg van de Rosmalense Aa. Dit betekent dat dit gedeelte wegvalt als laad-en losterrein voor het tuincentrum. Dit wordt gecompenseerd aan de oostzijde, waar een nieuwe laad-en losplek wordt gerealiseerd. Deze is in samenhang ontworpen met het aangrenzende terrein tot aan de Blauwe Sluisweg: vanwege de veranderende ligging aan de Zuid-Willemsvaart is er een inrichtingsplan gemaakt voor het terrein rondom het tuincentrum met als doel deze landschappelijk in te passen in het Kanaalpark. Dit betreft het gedeelte van de Intratuin tussen de Blauwe Sluisweg en de oostelijke bestemmingsplangrens van het voorliggende bestemmingsplan. De landschappelijk inpassing gaat uit van een nieuwe waterpartij met rietkragen langs de Blauwe Sluisweg als overgang naar het terrein van het tuincentrum. Daarnaast worden er op het terrein houtwallen en lanen geplant en zal er op het terrein een proeftuin worden gerealiseerd.
Over het inrichtingsplan en de verwerving van de gronden dient nog overeenstemming te worden bereikt tussen de betrokken partijen.
Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten
5.1 Algemeen
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. In het gebied zullen geen ontwikkelingen plaatsvinden en is alleen de huidige situatie vastgelegd.
5.2 Geluid
Aangezien de huidige situatie wordt vastgelegd en er geen ontwikkelingen of functiewijzigingen plaatsvinden, hoeft geen akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Het tuincentrum is niet gelegen binnen een wettelijk vastgestelde geluidszone.
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieu hygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken verstaan. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. Ten aanzien van een tuincentrum geldt een in acht te nemen afstand van 30 meter tot een milieugevoelige functie, zoals wonen. De situatie voldoet hieraan voldaan.
Het tuincentrum zelf valt onder het Activiteitenbesluit en moet dus voldoen aan de milieuregels uit het Activiteitenbesluit.
5.4 Bodem
Uit bodemonderzoeken blijkt dat op de locatie in de grond enkele lichte verhogingen ten opzichte van de achtergrondwaarden zijn. Verder is het grondwater licht verontreinigd met koper. Het betreft hier regionaal verhoogde achtergrondwaarden. Op grond van de milieu hygiënische bodemkwaliteit (grond en grondwater) zijn er geen belemmeringen. Bij eventueel grondverzet valt vrijkomende grond onder de bepalingen van het besluit Bodemkwaliteit.
Bij bronneringswerkzaamheden zullen voor zover relevant ingevolge de Grondwaterwet, de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren en de Lozingsregeling riolering meldingen c.q. aanvragen voor vergunningen moeten worden ingediend.
5.5 Luchtkwaliteit
In het onderliggende plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De functie van het tuincentrum verandert niet in onderhavig plan. Aangezien er geen functiewijzigingen plaatsvinden, hoeft voor dit deel geen luchtkwaliteit onderzoek plaats te vinden.
5.6 Externe Veiligheid
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving voor het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden.
Transport over weg, spoor en water:
De gemeente heeft onderzoek uitgevoerd naar de risico's als gevolg van gevaarlijk transport over de weg, het spoor en over het water. Doel is zorg te dragen voor het feit dat geen onnodig hoge risico's worden gelopen. Naar voren is gekomen dat gevaarlijk transport over de weg en het spoor niet relevant is.
Over het water:
Over de huidige Zuid-Willemsvaart vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Ook over de toekomstige 'nieuwe' Zuid-Willemsvaart zal vervoer van gevaarlijke stoffen plaats gaan vinden. Voor dit bestemmingsplan is de toekomstige 'nieuwe' Zuid-Willemsvaart relevant. In het kader van het tracébesluit voor het omleggen van de Zuid-Willemsvaart is uitgebreid gekeken naar de risico's van de nieuwe Zuid Willemsvaart. Uit het onderzoek is gebleken dat de normen van het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde van het groepsrisico niet worden overschreden en dat maakt dat geen maatregelen zijn vereist.
Inrichtingen:
Daarnaast is ook gekeken naar externe veiligheid als gevolg van inrichtingen. Op een afstand van 350 meter ligt de dichtstbij gelegen Bevi-inrichting, namelijk het LPG-tankstation aan het Westeind 2. Het invloedsgebied van deze Bevi-inrichting bedraagt 150 meter vanaf het vulpunt. Het tuincentrum ligt dus op voldoende afstand. Het plaatsgebonden risico (10-6) en het groepsrisico heeft geen invloed. Externe veiligheid als gevolg van inrichtingen is niet relevant.
Ondergrondse transportleiding:
Op en in de directe omgeving van het tuincentrum is geen ondergrondse leiding aanwezig, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Externe veiligheid als gevolg van ondergrondse transportleidingen is niet relevant.
Conclusie:
Op basis van gegevens van de gemeente en de risicokaart van de provincie Noord-Brabant kan worden vastgesteld dat er op en in de omgeving van het tuincentrum geen belastende bedrijven/activiteiten aanwezig zijn. Geconcludeerd kan worden dat externe veiligheid geen belemmeringen oplevert.
5.7 Energie En Duurzaamheid
Het waarborgen van de kwaliteit van de leefomgeving is een belangrijke opgave van de gemeente. Van ontwerp, aanleg, inrichting tot beheer wordt de stedelijke ontwikkeling steeds duurzamer vormgegeven.
Voor duurzaam bouwen is door de gemeente besloten om drie speerpunten te hanteren: 25% CO2-besparing, afkoppelen van hemelwater en toepassing van hout uit goed beheerde bossen (FSC-hout).
Energie:
Energie is één van de speerpunten van het gemeentelijke milieubeleid. Voor nieuwbouw wordt minimaal 25% energiebesparing gerealiseerd ten opzichte van de wettelijke normen uit het bouwbesluit op het moment van de bouwaanvraag.
Integraal waterbeheer:
Hemelwaterafvoer dient te gebeuren middels infiltratie naar de bodem of oppervlakkige afvoering naar het oppervlaktewater, of via een gescheiden rioolstelsel. Als infiltratie of afvoer naar het oppervlaktewater gezien de locatie niet mogelijk is en er geen gescheiden rioolstelsel is, wordt er een dubbel rioolstelsel tot aan de controleput aangelegd worden, zodat bij aanleg van een gescheiden rioolstelsel er eenvoudig alsnog hierop aangesloten kan worden.
Om verontreiniging van het oppervlakte water en/of het grondwater te voorkomen, worden alleen materialen toegepast die geen schadelijke emissie naar het regenwater hebben.
Hout uit duurzaam beheerde bossen:
Om duurzaam bosbeheer te waarborgen en roofbouw en illegale kap te voorkomen wordt hout uit duurzaam beheerde bossen toegepast. Dit wordt gewaarborgd met het FSC-certificaat. Dat betekent dat materialen wordt betrokken bij FSC-gecertificeerde toeleveranciers.
5.8 Hoogspanningsleidingen
In het gebied loopt een bovengrondse hoogspanningslijn, namelijk de lijn 'Den Bosch-Oss-Helmond'. De spanning op deze lijn is 150 kVolt. Uit voorzorg voor mogelijke gezondheidsrisico's heeft het Rijk (het toenmalige Ministerie van VROM) een advies vastgesteld dat geldt voor nieuwe ontwikkelingen in de buurt van bovengrondse hoogspanningslijnen. Volgens het Rijksadvies moeten nieuwe situaties waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waar het magnetisch veld sterker is dan 0,4 microTesla (de zogeheten 'magneetveldzone') zoveel mogelijk worden vermeden.
De magneetveldzone voor de lijn 'Den Bosch-Oss-Helmond' bedraagt gemiddeld 70 meter aan weerszijden van het hart van de lijn.
Voor alle bestaande situaties geldt een referentiewaarde van 100 microTesla. Deze waarde wordt in 's-Hertogenbosch op voor het publiek toegankelijke plaatsen niet overschreden, ook niet in de buurt van of direct onder hoogspanningslijnen. In onderhavig plan worden geen ontwikkelingen, dan wel nieuwe gevoelige bestemmingen (o.a. woningen) mogelijk gemaakt binnen de magneetveldzones van de aanwezige hoogspanningslijnen. Het Rijksbeleid en de aanwezige hoogspanningslijn vormen geen belemmeringen voor het tuincentrum met de bestaande dienstwoning.
5.9 Kabels En Leidingen
Binnen het gebied zijn diverse kabels en leidingen aanwezig, waarbij bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden rekening moet worden gehouden. De aanwezige kabels en leidingen hebben geen ruimtelijke effecten of beperkingen.
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
6.1 Algemeen
Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de Startovereenkomst Waterbeheer op 14 februari 2001 door rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, werd de watertoets van toepassing verklaard op ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Provincie Noord-Brabant heeft de watertoets opgenomen in haar Structuurvisie ruimtelijke ordening en Verordening Ruimte.
De watertoets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk.
Het plan is in het kader van de watertoets digitaal getoetst door de gemeente en resulteerde in een korte procedure. In deze waterparagraaf is het plan en de relatie met water verwoord. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.
6.2 Beleidskader
Waterplan 'Waterstad 's-Hertogenbosch'
Integraal waterbeheer beoogt een duurzaam en veerkrachtig watersysteem, waarbij kansen worden benut en functies zoveel mogelijk worden gecombineerd. Beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan 2 (2009). Het is een visiedocument dat is onderschreven door de verschillende actoren op het gebied van water in en rondom de stad. Het Waterplan 2 beschrijft de wijze waarop 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem zal houden, nu en in de toekomst.
Waterbeheerplan 2010:
Het plangebied is gelegen in het beheergebied van waterschap Aa en Maas. Het waterbeheerplan van waterschap Aa en Maas uit 2010 beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk naar 2027. Voor ruimtelijke ontwikkelingen hanteert het waterschap acht uitgangspunten:
- 1. wateroverlastvrij bestemmen;
- 2. gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
- 3. doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer';
- 4. hydrologisch neutraal ontwikkelen;
- 5. water als kans;
- 6. meervoudig ruimtegebruik;
- 7. voorkomen van vervuiling;
- 8. waterschapsbelangen.
6.3 Huidige Situatie
Het terrein is momenteel voor een groot deel verhard. Deze verharding wordt gevormd door het gebouw van het tuincentrum zelf met het buitenterrein, de parkeervoorzieningen en de huidige dienstwoning. Op het zuidoostelijke deel van het terrein is een watervoorziening aanwezig met een omvang van ongeveer 1.300 m².
Dit bestemmingsplan is een actualisatie van de geldende bestemmingsplannen 'Tuincentrum' en 'De Groote Wielen' / 1e herziening. In het kader van deze actualisatie is de waterparagraaf opgesteld. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de nog niet benutte bouwmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan 'Tuincentrum' uit 1992 overgenomen. Het betreft een oppervlakte van maximaal 660 m².
Het plangebied watert af naar het noorden. Op de noord- en oostgrens van het terrein van Intratuin liggen waterlopen die de afwatering verzorgen.
Het gebied is gemengd gerioleerd. Direct ten noorden van het terrein van Intratuin bevind zich de leiding van het drukriool. Het rioolstelsel voldoet aan de eisen behorend bij de Leidraad Riolering. Bij een bui 8 treedt er geen water op straat op. Het oppervlaktewater systeem voldoet aan de inundatienormen.
Meervoudig ruimtegebruik: 'Er moet ruimte voor water gecreëerd worden, en vierkante meters zijn duur'. Door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor twee of meer doeleinden te gebruiken, is het 'verlies van oppervlakte' als gevolg van de toegenomen ruimtevraag vanuit water te beperken. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Meervoudig ruimtegebruik is dan ook niet aan de orde.
Voorkomen van vervuiling: Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Vanuit zijn wettelijke taak ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer streeft het waterschap ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Deze bronaanpak is ook verwoord in het Emissiebeheersplan. Het waterschap besteedt hier reeds aandacht aan in de fase van de watertoets, zodat dit aspect als randvoorwaarde kan worden meegenomen in het verdere ontwerpproces. Bij de bouw en het beheer en onderhoud van de nieuwe bebouwing dient daarom gewerkt te worden met methoden en materialen conform Duurzaam Bouwen. Het gebruik van uitloogbare materialen (zoals zink) dient daarbij vermeden te worden.
Wateroverlastvrij bestemmen: Het doel is hierbij om locaties aan te wijzen waarbij met een nieuwe functie het gebied nog blijft voldoen aan de NBW-normen. Gezien de locatie is dit voor de Empelseweg 9 geen aandachtspunt.
Waterschapsbelangen: Overige waterschapsbelangen zoals ecologische verbindingszones, tegengaan van verdroging en de Keur. Gezien de locatie is dit voor de Empelseweg 9 geen aandachtspunt.
De gemeente 's-Hertogenbosch heeft samen met waterbedrijf Brabant Water, waterschap De Dommel en de voormalige waterschappen De Aa en De Maaskant het waterplan 2 opgesteld. In het waterplan worden oppervlaktewater, grondwater en riolering in hun samenhang bekeken. Één van de aspecten die hierbij wordt nagestreefd, is om er voor te zorgen dat regenwater niet meer direct via het riool wordt afgevoerd (afkoppeling verhard oppervlak). Onderhavig plan wordt ook getoetst aan het Waterplan.
6.4 Ruimtelijke Vertaling Van Beleid
Het bestemmingsplan maakt via een afwijkingsbevoegdheid het realiseren van nieuwe bebouwing met een oppervlakte van maximaal 660 m² mogelijk. Gezien de feitelijke situatie is het logisch de eventuele nieuwe bebouwing in de nabijheid van het bestaande bedrijfs-/hoofdgebouw te realiseren.
Voor de invulling van verwerking van het hemelwater wordt de initiatiefnemer vrij gelaten, als daarmee wordt voldaan aan onderstaande uitgangspunten.
Hydrologisch neutraal ontwikkelen:
Het hemelwater en afvalwater van de eventueel tweede te realiseren dienstwoning moet gescheiden worden aangeleverd. Dit veroorzaakt een bergingsopgave voor het hemelwater. In het plangebied moet 15 mm water per m² verhard oppervlak worden geborgen. Dit kan bijvoorbeeld worden ingevuld door het dakoppervlak af te laten wateren op de groenzones of mogelijk enkele daken in 'groen' uit te voeren.
Doorlopen van de afwegingsstappen: hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer
De gemeente heeft op onderdelen een stringenter waterbeleid dan het waterschap. Zij geeft aan dat bij nieuwe ontwikkelingen hemelwater en afvalwater altijd gescheiden aangeleverd dient te worden. Het streven is zoveel mogelijk hemelwater vast te houden binnen het plangebied, waar mogelijk door infiltratie in de bodem.
Het afstromende of afgekoppelde hemelwater moet worden afgevoerd naar een waterberging (bijvoorbeeld verlaging in het maaiveld of de vijver) of worden geïnfiltreerd in de bodem. Daarbij dient een noodvoorziening gerealiseerd te worden voor de afvoer van overtollig water tijdens extreme neerslag (T=100 en groter). Deze extreme afvoer kan bijvoorbeeld naar de sloot ten noorden van terrein geleid worden.
Waterkwaliteit en duurzaam bouwen:
Bij de bouw en het beheer en onderhoud van de nieuwe bebouwing dient daarom gewerkt te worden met methoden en materialen conform Duurzaam Bouwen. Het gebruik van uitloogbare materialen (zoals zink) dient daarbij vermeden te worden.
Aansluiting op de riolering:
De eventuele nieuwe bebouwing zal worden aangesloten op het bestaande rioolstelsel.
Hoofdstuk 7 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
7.1 Planmethode
Het bestemmingsplan 'Tuincentrum' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde binnen het plangebied. Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten (RO standaarden 2008), het Handboek digitale bestemmingsplannen van de gemeente 's-Hertogenbosch, het vigerende bestemmingsplan 'Tuincentrum' (vastgesteld op 31 maart 1992) en het nieuwe bestemmingsplan 'Kanaalpark'. Hierbij is gestreefd naar uniformering en standaardisering van de bestemmingen en bestemmingsregels.
7.2 Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen en de aanduidingen met kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken aangegeven. De kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken dienen in samenhang met de bestemmingsplanregels te worden gelezen.
Een onderdeel van de in het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde eisen betreft de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van een bestemmingsplan. Door de uniformering en standaardisering zijn de vormgeving en inrichting van een digitale verbeelding verschillend van een 'traditionele' analoge plankaart. Met de vormgeving en inrichting van een digitale verbeelding wordt beoogd een bestemmingsplan als een interactief plan raadpleegbaar te maken (op internet). Deze wijze van beschikbaarstelling is per 1 januari 2010 wettelijk verplicht.
7.3 Regels
De bestemmingsplanregels zijn gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008) en het Handboek digitale bestemmingsplannen van de gemeente 's-Hertogenbosch. De bestemmingsplanregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken, te weten:
- hoofdstuk 1: inleidende regels;
- hoofdstuk 2: bestemmingsregels;
- hoofdstuk 3: algemene regels;
- hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.
7.3.1 Inleidende regels
De artikelen in hoofdstuk 1 van de bestemmingsplanregels hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels.
In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Het centrale begrip in dit bestemmingsplan is wat verstaan moet worden onder een tuincentrum en in het bijzonder welke producten deel uitmaken van het assortiment, mede in het licht tegen de ontwikkeling van assortimentsverbreding en branchevervaging (zie 3.3.4 Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011).
Voor de begripsomschrijving 'tuincentrum' is gebruik gemaakt van de begripsomschrijving uit de Verordening Ruimte en aangevuld met detailhandel in woonaccessoires, cadeau- en sfeerartikelen voor binnens- en buitenshuis, tuin- en doe het zelf gerelateerde (werk)kleding, detailhandel in aan feestdagen gerelateerde artikelen, dienstverlening gerelateerd aan de genoemde producten en functie-ondersteunende horeca. Overeenkomstig de Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011 is de maximale verkoopvloeroppervlakte aan detailhandel in woonaccessoires, cadeau- en sfeerartikelen voor binnens- en buitenshuis, tuin- en doe het zelf gerelateerde (werk)kleding begrensd op basis van de bestaande verkoopvloeroppervlakte aan deze artikelen (.2000 m²; op basis van een inventarisatie van april 2013). Daarnaast is de verkoop van streekproducten op het gebied van food, agro en natuurbeleving mogelijk gemaakt. De verkoopvloeroppervlakte voor streekproducten mag niet meer dan 250 m² bedragen.
Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. Deze bepalingen gelden voor alle bestemmingen.
7.3.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels omvat een toelichting op de in het plangebied voorkomende bestemmingen. In het plangebied komen drie bestemmingen en één dubbelbestemming voor.
Artikel 3 Detailhandel
De bestemming 'Detailhandel' is gelegd op het westelijke deel van het plangebied. Op gronden met deze bestemming is onder meer een tuincentrum toegestaan. Andere toegestane functies zijn erven en terreinen, een parkeerterrein en verkeersvoorzieningen. Vanwege hun ruimtebeslag zijn deze functies opgenomen als hoofdfunctie en niet als ondergeschikte functie.
Binnen de bestemming 'Detailhandel' is ook horeca als ondergeschikte functie toegestaan. De horeca moet functie-ondersteunend zijn aan het tuincentrum en de bedrijfsvloeroppervlakte van de horeca mag niet meer dan 600 m² bedragen.
Op de verbeelding is een groot bouwvlak voor het bestaande bedrijfsgebouw / hoofdgebouw opgenomen. Dit bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Middels aanduidingen in het bouwvlak is de maximale goot- en bouwhoogte geregeld.
Tevens zijn op de verbeelding twee kleinere bouwvlakken voor de twee bestaande (romney)loodsen opgenomen. De beide bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd. Middels aanduidingen in deze bouwvlakken is de maximale goot- en bouwhoogte geregeld.
Ten behoeve van het tuincentrum is één bedrijfswoning toegestaan. De bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning' te worden gebouwd. De maximale inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen. Bij deze bedrijfswoning is maximaal één vrijstaand bijgebouw met een maximale goot- en bouwhoogte van 3 en 4,50 meter en een maximale inhoud van 150 m³ toegestaan.
Buiten het bouwvlak zijn met een afwijkingsbevoegdheid gebouwen en overkappingen onder voorwaarden toegestaan.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 5 meter. Uitzonderingen daarop zijn een reclamemast, vlaggenmasten en lichtmasten. Er is één reclamemast toegestaan. De maximale bouwhoogte van deze reclamemast bedraagt 37 meter. Voor vlaggenmasten en lichtmasten bedraagt de maximale bouwhoogte respectievelijk 10 en 12,50 meter.
Artikel 4 Groen
De gronden met de bestemming 'Groen' liggen aan de west-, noord- en oostzijde van het plangebied. Deze gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en plantsoen en bedoeld ter afscherming van het tuincentrum. Onder voorwaarden zijn één gebouw en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
In de westelijke groenstrook is de aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding zijn tevens parkeervoorzieningen toegestaan.
Artikel 5 Verkeer
De bestemming 'Verkeer' heeft betrekking op het oostelijke deel van het plangebied. Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn onder andere onverharde parkeervoorzieningen als (overloop bij incidentele activiteiten) en standplaatsen toegestaan. Als ondergeschikte voorzieningen mogen standplaatsen worden gebruikt voor incidentele (detailhandels)activiteiten ten behoeve van het tuincentrum gebruikt. Een voorbeeld is de plaatsing van een oliebollenkraam.
Onder voorwaarden zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Deze dubbelbestemming is gegeven aan de bovengrondse hoogspanningsleiding aan de noordzijde van het plangebied. Ter bescherming van de hoogspanningsverbinding prevaleren de regels van deze dubbelbestemming boven de regels van de bestemming 'Detailhandel'. Alleen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming. Verder mogen onder voorwaarden bepaalde werken en werkzaamheden worden uitgevoerd. Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming 'Detailhandel' is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
7.3.3 Algemene regels
In de algemene regels zijn de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze algemene regels gelden voor het gehele bestemmingsplan.
7.3.4 Overgangs- en slotregels
Dit vierde en laatste hoofdstuk bevat het overgangsrecht en de slotregel.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan 'Tuincentrum' betreft een actualisatie en heeft voornamelijk een conserverend karakter.
Ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen is er sprake van aanpassing. Dit zijn aanpassingen zonder dat er voor de gemeente financiële gevolgen zijn. Het betreft het opnemen van de wijzigings- c.q. afwijkingsbevoegdheden op het perceel. Dit is deels als gevolg van de aangrenzende ontwikkeling Kanaalpark. Er worden hiermee geen extra bouwplannen in de zin van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) mogelijk gemaakt, zodat kostenverhaal als bedoeld in afdeling 6.4 Wro - in de vorm van een anterieure overeenkomst of een exploitatieplan - niet aan de orde is. Vanuit de gemeente 's-Hertogenbosch kan derhalve worden gesteld dat het voorliggende plan in financieel-economisch opzicht haalbaar c.q. uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg
9.1 Inspraak
9.1.1 Algemeen
Ter uitvoering van de inspraakverordening is gelegenheid geboden voor inspraak. In dat kader heeft het voorontwerp bestemmingsplan 'Tuincentrum' met ingang van 14 januari 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft iedereen de mogelijkheid gekregen om schriftelijk of mondeling een zienswijze kenbaar te maken. Van het vorenstaande is melding gemaakt in een publicatie in De Bossche Omroep van 13 januari 2013. De publicatie is tevens op 13 januari 2013 op de gemeentelijke website geplaatst.
9.1.2 Zienswijzen
Naar aanleiding van de terinzagelegging is één zienswijze op het voorontwerp bestemmingsplan ingediend. De zienswijze d.d. 25 februari 2013 is van de heer mr. M. de Jong van Van de Wouw Advocaten (Postbus 3445, 5203 DK 's-Hertogenbosch) namens Empelse Polder B.V. h.o.d.n. Intratuin Rosmalen (Empelseweg 9, 5241 NA Rosmalen).
Samenvatting zienswijze:
- 1. Reclamant merkt op dat de stelling dat het 'verlies' van de noordwestelijke hoek van het terrein van Intratuin gecompenseerd is met een strook aan de oostzijde niet juist is, Weliswaar blijkt het ontwerp bestemmingsplan 'Kanaalpark' dat er voornemen bestaat om deze compensatie te doen plaatsvinden, maar dit voornemen vooralsnog niet is uitgevoerd.
- 2. Uit de plantoelichting blijkt dat het plan een beheersplan is, waarin de bestaande legale functies worden vastgelegd. Deze vastlegging is echter niet in alle gevallen juist tot stand gekomen. Reclamant verzoekt daarom het plan op de volgende punten in overeenstemming te brengen met de feitelijk aanwezige toestand:
- a. Het bedrijfsgebouw is aan de achterzijde groter dan het bouwvlak.
- b. De luifel aan de voorzijde van het bedrijfsgebouw valt binnen het vlak van de wijzigingsbevoegdheid. De luifel dient positief te worden bestemd en in het bouwvlak te worden opgenomen.
- c. De groenstrook langs de westzijde van het plangebied is in werkelijkheid veel smaller dan op de verbeelding is aangegeven. In werkelijkheid zijn binnen die strook parkeerplaatsen aanwezig.
- d. Op het terrein staan lichtmasten met een hoogte van 10 meter. Op grond van artikel 3.2.4, sub c van de planregels mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, slechts 5 meter hoog zijn.
- e. De aanwezige reclamemast is bijna 30 meter hoog, terwijl artikel 3.2.4, sub b slechts een hoogte van 20 meter toestaat.
- f. Rondom het terrein zijn erfafscheidingen aanwezig, die gedeeltelijk in de bestemming 'Groen' zijn gelegen. Binnen die bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, slechts 2 meter hoog zijn, terwijl de aanwezige erfafscheidingen om veiligheidsredenen ten minste 4 meter hoog zijn.
- g. De hoogspanningsmast, die voorheen binnen het plangebied aanwezig was, is in 2012 verplaatst naar het oostelijk gelegen terrein.
- h. Aan de westzijde van het terrein is een omheinde traforuimte met een oppervlakte van 10 bij 4 meter.
- i. Aan de westzijde van het terrein is een overdekte fietsenstalling gelegen met een oppervlakte van 48 m² en een hoogte van 2,50 meter.
- j. In de noordrand is een gebouw aanwezig voor bronnering en waterbehandeling met een oppervlakte van ca. 25 m², een goothoogte van 3 meter en een bouwhoogte van 5 meter.
- k. De aanwezige en positief bestemde bedrijfswoning is gelegen op een terp. Uitgangspunt is dat het peil gemeten wordt direct aansluitend aan het gebouw, dus bovenop de terp. Als dat het geval is, voldoet de bedrijfswoning aan de opgenomen bedrijfsvoering. Toch wenst reclamant daarover een expliciete stellingname opdat discussie in de toekomst bij eventuele verbouwplannen voorkomen wordt.
- 3. Het plangebied is vrijwel geheel ingekapseld door het bestemmingsplan 'Kanaalpark' dat ook nog in procedure is. In dat bestemmingsplan wordt aan de gronden rondom het tuincentrum in belangrijke mate een recreatief karakter gegeven. In dat kader is het reclamant niet duidelijk waarom de in het tuincentrum aanwezige horeca een ondersteunende functie moet hebben. Naar de mening van reclamant zou ook zelfstandige horecafunctie binnen het gebied passen. Doordat op grond van artikel 1.21 van de planregels de openingstijden van de horeca gekoppeld moeten zijn aan de openingstijden van de detailhandel, kan in het recreatief gebruikte park rondom het tuincentrum bijvoorbeeld op zondag geen consumptie worden genuttigd. Voor reclamant is niet duidelijk welk ruimtelijk argument zich tegen zelfstandige horeca op deze locatie verzet. Reclamant meent derhalve dat een zelfstandige horecafunctie geenszins strijdig zou zijn met een goede ruimtelijke ordening. Een beperking in oppervlakte is daarbij naar de mening van reclamant overbodig, een beperking naar de aard van de horeca-inrichting acht hij wel aanbevelenswaardig.
- 4. Ten aanzien van de bestemming 'Detailhandel' is reclamant in de eerste plaats verheugd dat de brancheverbreding die al jaren niet meer te stoppen is in tuincentra van Nederland, nu een positieve bestemming heeft verkregen in dit plan. Toch mist reclamant nog een aantal artikelgroepen:
- a. Tuinmeubelen, barbecues en whirlpools zijn in artikel 1.27 van de planregels niet expliciet benoemd. Reclamant legt de vraag voor of deze artikelen wellicht bedoeld zijn te vallen onder de 'tuininrichtingsartikelen', die wel in de planregel vernoemd zijn.
- b. Zowel in de entreehal als buiten staan met een zekere regelmaat marktkramen of verkoopwagens waar bijvoorbeeld seizoens- of streekgebonden artikelen worden verkocht. Deze standplaatsen, waar ambulante handel wordt gedreven, ziet reclamant niet terug in de bestemming 'Detailhandel'. In de bestemming 'Verkeer' daarentegen zijn wel standplaatsen opgenomen.
- c. Intratuin verkoopt eveneens al sinds jaar en dag net als ieder ander tuincentrum in Nederland boeken, die betrekking hebben op branches, waarin zij actief is. Het betreft derhalve boeken op het gebied van tuin- en interieurinrichting, -architectuur, -onderhoud, buitenbeleving, gezondheid en voedsel. Reclamant zou, om daarover discussie in de toekomst te voorkomen, graag een positieve bestemming van deze activiteit in het plan zien.
- d. Binnen Intratuin is het zogenaamde tuintheater gelegen (ter plaatse aangeduid als 'Tuintejater'). Deze ruimte wordt gebruikt voor educatieve doeleinden voor kinderen en volwassenen in de zin dat er workshops, en voor consumenten vakgerelateerde bijeenkomsten -waaronder demonstraties, lezingen en praktijksessies bloemsierkunst e.d.- worden georganiseerd met als onderwerpen natuur, milieu en tuininrichting. Ook het tuintheater valt naar de mening van reclamant niet onder de thans opgenomen bestemming.
- 5. Binnen de gronden met de bestemming 'Detailhandel' is een strook grond als ontheffingsgebied aangeduid, waarbinnen een tweede bedrijfswoning is toegestaan. Reclamant is niet duidelijk waarom de mogelijkheid om een tweede bedrijfswoning te bouwen, is beperkt tot die strook.
- 6. In de planregels is opgenomen dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning een maximale bouwhoogte van 3 meter mogen hebben. Dat betekent in feite dat deze bijgebouwen een plat dak zullen moeten hebben, omdat een normale dakhelling binnen die bouwhoogte niet gerealiseerd kan worden. Reclamant acht een verplichting om bijgebouwen met een plat dak uit te voeren niet bevorderlijk voor de ruimtelijke uitstraling van het gebied en verzoekt daarom zodanige goot- en bouwhoogten op te nemen dat bijgebouwen met schuine dakvlakken mogelijk zijn.
- 7. In paragraaf 6.3 van de plantoelichting staat dat een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor een uitbreiding van het hoofdgebouw met een oppervlakte van 1.1.20 m². Om onduidelijkheid te voorkomen verzoekt reclamant dat getal te corrigeren in de 1120 m², die het zou moeten zijn.
- 8. Intratuin heeft de ambitie om aan de oostzijde van het terrein, in het kader van het stadsbreed evenement 'Bosch Paradijs' een modeltuinenproject aan te leggen. In dat kader is het gewenst om één of enkele werkruimten in de vorm van bijvoorbeeld blokhutten, te plaatsen. De oppervlakte daarvan is per blokhut maximaal 25 m², de goothoogte ca. 2,50 meter en de bouwhoogte 4 meter. Deze modules worden landschappelijk ingepast c.q. maken onderdeel uit van het landschap. Vooruitlopend op de concrete planvorming verzoekt reclamant in het bestemmingsplan mogelijkheden te scheppen voor dit project en de toegestane oppervlakte aan bebouwing op het buitenterrein dienovereenkomstig te vergroten.
- 9. Intratuin verzoekt u haar op de hoogte te houden van de verdere procedure en behoudt zich het recht voor haar bezwaren tegen het plan in een later stadium aan te vullen.
Beoordeling zienswijze:
- 1. Voordat ons college nader ingaat op dit bezwaar, willen wij benadrukken dat de compensatie betrekking heeft op het bestemmingsplan 'Kanaalpark' en niet op het voorliggende plan 'Tuincentrum'. De reden om de compensatie in de plantoelichting 'Tuincentrum' te beschrijven, is inzicht te bieden in ontwikkelingen in directe omgeving van Intratuin. Aan de compensatie als gevolg van de aanleg van de Zuid-Willemsvaart en de Rosmalense Aa is een publiekrechtelijke en een privaatrechtelijke aspect te onderscheiden. Publiekrechtelijk is de mogelijkheid tot compensatie vastgelegd in het (ontwerp) bestemmingsplan 'Kanaalpark'. Het privaatrechtelijke aspect is nog niet afgerond. Daar doelt reclamant op. Met de eigenaar van het perceel, dat ten oosten van het perceel van Intratuin ligt, wordt onderhandeld over de aankoop ervan, zodat fysieke compensatie mogelijk is. Overleg met Intratuin aangaande de invulling van deze compensatie is lopende.
- 2. Bij het opstellen van het voorontwerp bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de bij de gemeente beschikbare informatie. Voorbeelden hiervan zijn het geldende bestemmingsplan 'Tuincentrum' uit 1992, (lucht-, panorama- en oubliek)foto's, de Grootschalige Basiskaart 's-Hertogenbosch en verleende vergunningen. Naar aanleiding van de zienswijze is geconstateerd dat de feitelijke situatie op het terrein van Intratuin gedeeltelijk niet overeenkwam met de bij gemeente beschikbare informatie. Om die reden is op 9 april en 17 april 2013 een nieuw bezoek gebracht aan Intratuin. Tijdens dat tweede bezoek is een aantal gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ingemeten. De beide bezoeken hebben mede geleid tot onderstaande beoordeling.
- a. De achterzijde van het bedrijfsgebouw, waarvoor in 2002 een bouwvergunning is verleend. lag inderdaad buiten het bouwvlak. Het bouwvlak is aan de noordzijde zodanig vergroot dat ook de achterzijde van het bedrijfsgebouw in het bouwvlak ligt. De vergroting van het bouwvlak heeft geen gevolgen voor de bouwmogelijkheden voor gebouwen buiten het bouwvlak. Bij de berekening van de bouwmogelijkheden op basis van de vigerende planologische rechten en de feitelijke situatie was daarmee reeds rekening gehouden. Dit was echter niet goed 'vertaald' in het voorontwerp bestemmingsplan.
- b. De luifel, waarvoor in 2001 bouwvergunning is verleend, aan de voorzijde van het bedrijfsgebouw lag inderdaad buiten het bouwvlak. Het bouwvlak is aan de zuidzijde zodanig vergroot dat ook de luifel aan de voorzijde van het bedrijfsgebouw in het bouwvlak ligt. De vergroting van het bouwvlak heeft tot gevolg dat de bouwmogelijkheden voor gebouwen buiten het bouwvlak zijn afgenomen. Omwille van de bedrijfsvoering zijn de bouwmogelijkheden voor gebouwen en overkappingen -met uitzondering van de bestaande boogkassen (2x) en bedrijfswoning- flexibeler gemaakt. Dit houdt in dat de wijzigingsbevoegdheid voor een eventuele uitbreiding van het bedrijfsgebouw in zuidelijke richting is komen te vervallen in de bestemming 'Detailhandel'. Daarvoor in de plaats is gekomen een regeling (in de bouwregels) voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak. De regeling houdt in dat met een afwijkingsbevoegdheid een oppervlakte van 660 m² aan gebouwen en overkappingen is toegestaan. Door een afwijkingsbevoegdheid op te nemen in plaats van een directe bouwtitel heeft ons college de bevoegdheid om onder andere de situering van nieuwe gebouwen en overkappingen te kunnen afwegen.
- c. De westelijke groenstrook met de bestemming 'Groen' is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'Tuincentrum' (aanduiding 'Groen') uit 1992. In het vigerende bestemmingsplan is vermeld dat 'in verband met een acceptabele inpassing in het landschap het wenselijk is dat de bestemming zoveel mogelijk wordt omringd door een groenbeplanting zoals door middel van een aanduiding op de plankaart is aangegeven'. De in de westelijke groenstrook gerealiseerde parkeerplaatsen zijn niet in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan. Ons college hecht nog steeds waarde aan deze landschappelijke inpassing. Wij vinden het dan ook niet wenselijk deze groenstrook met de bestemming 'Groen' te versmallen zodat de parkeerplaatsen binnen de bestemming 'Detailhandel' komen te liggen.
- d. Het voorontwerp bestemmingsplan 'Tuincentrum' maakt binnen de bestemming 'Detailhandel' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 5 meter mogelijk. Onder dergelijke bouwwerken worden mede lichtmasten verstaan. Volgens reclamant staan op het terrein lichtmasten met een hoogte van tot 10 meter. De lichtmasten zijn geplaatst ten behoeve van de beveiliging van het bedrijf. Bij de inmeting is gebleken dat de bouwhoogte van de lichtmasten varieert tussen de 10 en 12,50 meter. Artikel 3.2.4 van de planregels is zodanig aangepast dat lichtmasten met een bouwhoogte van maximaal 12,50 meter mogelijk zijn.
- e. Het vigerende bestemmingsplan 'Tuincentrum' uit 1992 maakt een reclamemast met een bouwhoogte van maximaal 20 meter mogelijk. Volgens reclamant is de lichtmast bijna 30 meter hoog. De mast wordt niet alleen gebruikt voor reclamedoeleinden maar ook voor outdoor-activiteiten (bijvoorbeeld abseilen vanaf het laagste platform). Bij de inmeting is gebleken dat de mast een bouwhoogte van 37 meter heeft. Ons college vindt dat een reclamemast, die hoger is dan 20 meter, ruimtelijk en commercieel geen meerwaarde heeft. Om die reden blijft de maximale bouwhoogte voor een reclamemast op 20 meter gehandhaafd.
- f. De bedoelde erfafscheiding ligt in de groenstrook -met de bestemming 'Groen'- aan de noordzijde van het terrein van Intratuin. Binnen die bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter hoog zijn. Om veiligheidsredenen zijn de aanwezige erfafscheidingen ten minste 4 meter hoog. Bij de inmeting van deze erfafscheiding is gebleken dat een klein deel ervan 3 meter hoog is en het grootste deel ervan 1,50 tot 1,55 meter hoog is. Verder is gebleken dat het gedeelte met een bouwhoogte van 3 meter buiten het plangebied ligt. Vanwege dit laatste blijft de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de bestemming 'Groen' gehandhaafd op 2 meter.
- g. De aanwezige hoogspanningsmast is in 2012 vanwege de aanleg van de Zuid-Willemsvaart inderdaad verplaatst naar het oostelijk gelegen terrein.
- h. De omheining en de daarbinnen gelegen traforuimte liggen in de westelijke groenstrook met de bestemming 'Groen'. De oppervlakte van de strook grond met de omheining, waarbinnen de traforuimte is gelegen, bedraagt 40 m² (10 x 4 meter). De oppervlakte van de traforuimte is beduidend kleiner. Het is niet de bedoeling dat een bebouwd oppervlak van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van maximaal 40 m² wordt opgenomen conform de ruimte / oppervlakte binnen de omheining. Voor de traforuimte zijn de bouwregels van de bestemming 'Groen' aangepast. De aanwezige omheining is in overeenstemming met het (voor)ontwerp bestemmingsplan 'Tuincentrum'.
- i. De overdekte fietsenstalling is in de loop van 2012 gerealiseerd in de westelijke groenstrook met de bestemming 'Groen'. De fietsenstalling is niet in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan 'Tuincentrum' uit 1992. Zoals ons college onder 2c reeds heeft aangegeven, vinden wij een landschappelijke inpassing van het bedrijf belangrijk. De plaatsing van deze fietsenstalling in de westelijke groenstrook doet daaraan afbreuk. Bovendien is elders op het terrein voldoende ruimte voor deze fietsenstalling en kan het daar in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan worden gebouwd. Gelet op het voorgaande heeft ons college het ontwerp bestemmingsplan niet aangepast om de fietsenstalling mogelijk te maken.
- j. In de bestemming 'Groen' van het (voor)ontwerp bestemmingsplan zijn bouwregels voor één gebouw opgenomen (maximale oppervlakte 30 m² en maximale bouwhoogte 5 meter). Deze maatvoering is toereikend voor het bestaande gebouwtje voor bronnering en waterbehandeling, die ligt in de noordelijke groenstrook met de bestemming 'Groen'.
- k. In artikel 2.9 peil is beschreven wat moet worden verstaan onder peil. De redenering van reclamant met betrekking tot de bedrijfswoning op de terp dat 'het peil wordt gemeten direct aansluitend aan het gebouw, dus bovenop de terp', is juist.
- 3. In het bedrijfsgebouw bevindt zich een horecagelegenheid van ondersteunende aard. De aanwezigheid van deze horecagelegenheid vloeit voort uit de aanwezigheid (van de detailhandel) van het tuincentrum. De horecagelegenheid is ter ondersteuning (van de detailhandel) van het tuincentrum. Vanwege deze functionele relatie zijn de openingstijden van de horecagelegenheid gekoppeld aan de openingstijden van de detailhandel. Gelet hierop zien wij geen noodzaak voor zelfstandige horeca.
- 4. Voordat ons college ingaat op de vier elementen van dit bezwaar willen wij eerst de omschrijving van het begrip 'tuincentrum' uit de planregels toelichten. De begripsomschrijving, bestaande uit drie delen, is cruciaal omdat het bepaalt welk assortiment aan producten en diensten is toegestaan. Het eerste deel (sub a) van de begripsomschrijving is ontleend aan de Verordening Ruimte 2012. Voor het tweede en derde deel (sub b en c) van de begripsomschrijving is gekeken naar de Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011, een inventarisatie uit het voorjaar van 2009 en het huidige assortiment (op basis van de website van Intratuin Rosmalen). De begripsomschrijving is bewust globaal gehouden. Indien er sprake zou zijn van een (zeer) gedetailleerde begripsomschrijving -dat wil zeggen het toegestane assortiment aan producten en diensten wordt tot in detail beschreven- dan bestaat het risico dat een product of dienst dat niet expliciet is benoemd, niet is toegestaan. Dit risico zal zich voordoen wanneer derden een handhavingsverzoek bij de gemeente indienen.
- a. Tuinmeubelen, barbecues en whirlpools vallen inderdaad onder tuininrichtingsartikelen als bedoeld in artikel 1.27.a van de planregels.
- b. Het is ruimtelijk aanvaardbaar om standplaatsen voor ambulante handel in de bestemming 'Detailhandel' op te nemen. De planregels zijn hierop aangepast.
- c. De opsomming van de soorten boeken door reclamant is gedetailleerd. Die detaillering kan voor bepaalde soorten boeken leiden tot discussie, wat wij niet gewenst vinden. De door reclamant genoemde boeken vindt ons college passen binnen de begripsomschrijving (artikel 1.27 van de planregels).
- d. Het tuintheater / 'Tuintejater' heeft ons college aangemerkt als dienstverlening bedoeld in artikel 1.27.c van de planregels.
- 5. De Verordening ruimte 2012 laat de bouw van een tweede bedrijfswoning niet toe. Daarnaast is er ruimtelijk en bedrijfsmatig geen aanleiding om een tweede bedrijfswoning toe te staan. Gelet op het voorgaande schrapt ons college de afwijkingsbevoegdheid voor de bouw van een tweede bedrijfswoning.
- 6. Het voorzien van vrijstaande gebouwen met kappen -bij de bedrijfswoning- vindt ons college ruimtelijk aanvaardbaar. Om die reden is een maximale bouwhoogte van 4,50 meter opgenomen in de bouwregels van de bestemming 'Detailhandel'. Omdat wij een verdere verruiming van de bouwmogelijkheden voor vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning niet acceptabel vinden, blijft de maximale inhoud van een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning gehandhaafd op 150 m³.
- 7. In 2b heeft ons college uiteengezet op welke wijze de bouwmogelijkheden zijn herschikt. Een onderdeel van die herschikking is het vervallen van de wijzigingsbevoegdheid voor de eventuele uitbreiding van het hoofd-/bedrijfsgebouw.
- 8. De blokhutten maken onderdeel uit van een groter toekomstplan van Intratuin. Dit grotere plan voorziet in de herinrichting van het oostelijk gelegen perceel én de buitenruimte op het huidige perceel / terrein van Intratuin. De kracht van dit grotere plan is het integrale karakter. Om die reden willen wij het grotere plan integraal kunnen afwegen. Het is dan ook niet logisch onderdelen uit het grotere plan te halen en die op te nemen in het actualisatieplan 'Tuincentrum'.
- 9. Nadat ons college een besluit heeft genomen over de resultaten van het vooroverleg en de inspraak, wordt reclamant daarover schriftelijk geïnformeerd. In het verlengde daarvan is en blijft het de verantwoordelijkheid van reclamant om de officiële bekendmakingen in de Bossche Omroep en de Staatscourant nauwlettend in de gaten te houden. Reclamant stelt zich op het standpunt 'zich het recht voor te behouden zijn bezwaren tegen het plan in een later stadium aan te vullen'. Wij veronderstellen dat reclamant daarmee bedoelt dat zijn eventuele zienswijze op het ontwerp bestemmingsplan aanvullende bezwaren bevat. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat reclamant zijn zienswijze op het voorontwerp bestemmingsplan (in het kader van de inspraak) aanvult met (nieuwe) bezwaren en verwacht dat ons college daarover een nieuw c.q. aanvullend besluit neemt (een soort 'verlengde' inspraak).
Na de termijn van terinzagelegging heeft op verzoek van de heer Berkelmans van Intratuin Rosmalen een overleg op 5 april 2013 plaatsgevonden. Tijdens dat overleg heeft de heer Berkelmans het onderwerp 'assortimentsverbreding' aan de orde gesteld. De door de heer Berkelmans gewenste assortimentsverbreding heeft betrekking op:
- a. de verkoop van dieren, dierbenodigdheden en diervoeders (dibevo);
- b. de verkoop van woonaccessoires, cadeau- en sfeerartikelen;
- c. de verkoop van streekproducten op het gebied van food, agro en natuurbeleving.
In vervolg op het overleg van 5 april 2013 heeft de heer Berkelmans op 26 april 2013 een brief gezonden. Deze brief is ter verduidelijking en bevestiging van de zienswijze van 25 februari 2013 en het overleg van 5 april 2013. De brief van 26 april 2013 is betrokken bij de beantwoording van de zienswijze van de heer Berkelmans.
Onze beoordeling van de wens van de heer Berkelmans inzake de assortimentsverbreding ter aanvulling op de zienswijze is als volgt:
- a. Ten aanzien van de verkoop van dibevo volgt ons college de besluitvorming van de raad (onder andere de Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011). Dit betekent dat de verkoop van dibevo niet wordt toegestaan behoudens dibevo gerelateerd aan vijvers.
- b. In de Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch (blz. 29) is vermeld dat het huidige branchevreemde assortiment op het gebied van sfeer-, cadeau- en wooninrichtingsartikelen zal worden gelegaliseerd. Tijdens het bezoek op 9 april 2013 is geconstateerd dat ongeveer 1.500 m² verkoopvloeroppervlak in gebruik is voor de verkoop van woonaccessoires, cadeau- en sfeerartikelen. Gelet op deze oppervlakte en de snelle ontwikkelingen binnen de branche van tuincentra heeft ons college het maximale verkoopvloeroppervlak voor woonaccessoires, cadeau- en sfeerartikelen verruimd naar 2.000 m². Deze beperkte verruiming biedt Intratuin voor de komende jaren voldoende mogelijkheden. Door het opnemen van een maximaal verkoopvloeroppervlak voor het branchevreemde assortiment op het gebied van sfeer-, cadeau- en wooninrichtingsartikelen blijft het ondergeschikt aan het assortiment 'plant en tuin' zoals bepaald in de Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011 (blz. 29).
- c. De verkoop van streekproducten op het gebied van food, agro en natuurbeleving past naar de mening van ons college in de algemene duurzaamheidstrend. Daarom is de verkoop van streekproducten op het gebied van food, agro en natuurbeleving als mogelijkheid opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan. Aan de verkoop is een maximum verkoopvloeroppervlak van 250 m² verbonden zodat het een ondergeschikt element blijft.
9.2 Vooroverleg
Het voorontwerp bestemmingsplan 'Tuincentrum' is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de volgende instanties:
- 1. Provincie Noord-Brabant;
- 2. Waterschap Aa en Maas;
- 3. TenneT TSO B.V..
Er zijn vier schriftelijke reacties van deze instanties ontvangen. Naar aanleiding van de overlegreactie van TenneT TSO B.V. is contact opgenomen met dit bedrijf. Dit heeft geresulteerd in een tweede reactie van TenneT TSO B.V..
Provincie Noord-Brabant
Voorafgaand aan het uitbrengen van een reactie is overleg gevoerd tussen de provincie en de gemeente. Tijdens het overleg van 19 maart 2013 heeft ons college het voorontwerp bestemmingsplan 'Tuincentrum' toegelicht, mede in relatie tot het bestemmingsplan 'Kanaalpark en het plan van de heer Berkelmans van Intratuin.
Samenvatting overlegreactie:
- 1. In het vigerende bestemmingsplan is aan de oostzijde van het plan een groenstrook opgenomen. Als gevolg van de ontwikkelingen aan de oostzijde van het tuincentrum is deze groenstrook in het voorontwerp bestemmingsplan niet meer bestemd. Hierbij merkt de provincie op dat in de toelichting van het voorontwerp plan is aangegeven dat over de landschappelijke inpassing c.q. inrichtingsplan nog geen overeenstemming is bereikt. De provincie gaat er vanuit, mede gezien de ligging van het tuincentrum in de groenblauwe mantel (ingevolge de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening ruimte), dat het ontwerp bestemmingsplan voorziet in een goede landschappelijke inpassing.
- 2. Ingevolge artikel 11.1, lid 2 van de Verordening ruimte kan een bestemmingsplan onder voorwaarden voorzien in de nieuwbouw van ten hoogste één bedrijfswoning. In het voorontwerp bestemmingsplan wordt in artikel 3.4.1 middels een omgevingsvergunning de bouw van een tweede bedrijfswoning mogelijk gemaakt.
Beoordeling overlegreactie:
- 1. De oostelijke groenstrook, die in het geldende bestemmingsplan als 'Groen' is bestemd, is in het ontwerp bestemmingsplan 'Tuincentrum' gecompenseerd. Aan de oostzijde van het plangebied zijn twee nieuwe bestemmingsvlakken 'Groen' opgenomen. Met die bestemmingsvlakken kan verder invulling worden gegeven aan een landschappelijke inpassing.
- 2. De Verordening ruimte 2012 laat de bouw van een tweede bedrijfswoning niet toe. Daarnaast is er ruimtelijk en bedrijfsmatig geen aanleiding om een tweede bedrijfswoning toe te staan. Gelet op het voorgaande schrappen wij de afwijkingsbevoegdheid voor de bouw van een tweede bedrijfswoning.
Waterschap Aa en Maas
Samenvatting overlegreactie:
Indien een initiatiefnemer het hemelwater vanuit een waterbergingsvoorziening wil laten afvoeren op een leggerwatergang dan dient dit vertraagd plaats te vinden. Hierbij dient de afvoercoëfficiënt van 0,87l/s/ha niet te worden overschreden. Voor het aanbrengen van een uitstroomvoorziening in het talud dient een watervergunning te worden aangevraagd via het Waterwetloket.
Beoordeling overlegreactie:
Indien er sprake is van een dergelijk initiatief zal de initiatiefnemer worden geïnformeerd over de eisen van het waterschap.
TenneT TSO B.V.
Samenvatting overlegreactie 1:
De strook grond voor de 150 kV - hoogspanningsverbinding 's-Hertogenbosch - Oss, is belemmerd met een zakelijk recht. De 'belemmerde strook' wordt begrensd door zones met een breedte van 25 meter ter weerszijden van de hartlijn van de hoogspanningsverbinding (totale breedte 50 meter). TenneT heeft voorlopig geen bezwaar tegen het bouwen van opstellen op het perceel van Intratuin mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. De voorwaarden vallen uiteen in twee soorten: voorwaarden, die in acht genomen moeten worden bij het uitvoeren van werkzaamheden, en voorwaarden van ruimtelijke aard. Laatstgenoemde soort voorwaarden is relevant voor het bestemmingsplan. De voorwaarden van ruimtelijke aard zijn:
- 1. De gemeente en bij voorkeur ook de eigenaar c.q. aanvrager dienen bouw- en inrichtingstekeningen in een zo vroeg mogelijk stadium ter toetsing aan TenneT TSO B.V., Afdeling Grondzaken, Regio Zuid te worden voorgelegd.
- 2. De afstand van bouwwerken tot de fundatie van de hoogspanningsmast dient minimaal 15 meter te bedragen.
- 3. De hoogspanningsmast dient altijd bereikbaar te zijn en te blijven voor voertuigen vanaf de openbare weg.
Beoordeling overlegreactie 1:
- 1. Ons college zal met het verzoek zoveel mogelijk rekening proberen te houden.
- 2. In regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zal een bepaling worden opgenomen dat de afstand van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de fundatie van een hoogspanningsmast minimaal 15 meter dient te bedragen. Ons college wijst erop dat in de huidige situatie de afstand tussen bouwwerken en de fundatie van de dichtstbijzijnde hoogspanningsmast minder dan 15 meter bedraagt. Deze mast is in 2012 verplaatst naar het perceel dat ten oosten van het plangebied is gelegen. Verder wijzen wij erop dat onder voorwaarden vergunningvrije bouwwerken als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gebouwd kunnen worden. Vergunningvrije bouwwerken hoeven in beginsel niet te worden getoetst aan het bestemmingsplan.
- 3. Het waarborgen van de bereikbaarheid van een hoogspanningsmast is een verantwoordelijkheid van de eigenaar c.q. eigenaren van de gronden. Desalniettemin zal ons college in geval van een eventuele herinrichting van de omgeving van Intratuin de bereikbaarheid van de hoogspanningsmast daarbij betrekken.
Samenvatting overlegreactie 2:
- 1. TenneT TSO B.V. verzoekt uit oogpunt van veiligheid artikel 6.4, lid a aan te vullen met de volgende twee regels:
- het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
of aan te vullen met de volgende tekst:
- in verband met het aanleggen van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen en het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
- 2. TenneT TSO B.V. geeft aan dat de tekst van artikel 6.1 Bouwregels kan worden gehandhaafd.
Beoordeling overlegreactie 2:
- 1. Ons college heeft begrip voor het verzoek maar vindt de formulering van de aanpassingen voor de planregels te stringent. Het betekent dat voor iedere werk -ongeacht de grootte- een vergunning moet worden aangevraagd. Wij zijn van mening dat bij werken met een (zeer) klein oppervlak de veiligheid niet of nauwelijks in het geding is. Verder menen wij dat de door TenneT TSO B.V. voorgestelde aanvulling niet of nauwelijks in de praktijk handhaafbaar is en dat de kosten voor het opstellen en behandelen van een vergunningaanvraag voor een werk met een (zeer) klein oppervlak niet in verhouding staan tot de kosten voor het uitvoeren van het werk. Derhalve gaan wij akkoord met de voorgestelde regels met de toevoeging van een oppervlakte groter dan 10 m². Voor werken, die een oppervlakte beslaan van minder dan 10 m², is dan geen vergunning nodig.
- 2. De mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.